THEMA DE FINANCIËLE CONSUMENT
ROOD STAAN OF LENEN?
GELD? JA, GRAAG! MINDER UITGEVEN? OOK!
OP NAAR DE CASHLESS SOCIETY
HET GROTE GRAAIEN: BEDRIJVEN EN BELONINGEN
WAT KOST BELEGGEN?
8
12
30
Adverteerdersindex
Blauw Research 7 | Inview 27 | Isiz 29 | KPN 45 | Mailstreet 43 | MOA 33 | Mobiel Centre 47 | MWM2 15 | OP&P 2 | PanelClix 19 | Passageway 41 | Smart Agents 35 | SSI 24, 25
Team Vier 21 | TNS NIPO 48 | Toluna 11
INHOUD
JONGEREN EN GELD | EEN PAAR APART. Steeds meer jongeren komen in financiële
problemen. Zijn het de verlokkingen van de reclame of is het gewoonweg een gemis in de
opvoeding? Zeker nu je al op jonge leeftijd financiële keuzes moet maken zou wat kennis
niet weg zijn. Rood staan of lenen?
HOE MEER BIJSLUITERS, HOE MEER OVERZICHTEN, HOE MEER ADVIES, HOE MINDER ZINVOL
vindt hoogleraar en WRR-lid Henriëtte Prast: ‘Minder makkelijk geld uitgeven, dat is wat de
consument wil’
JOURNALIST XANDER VAN UFFELEN DOOK IN DE EXORBITANTE BELONINGEN IN HET
BEDRIJFSLEVEN. ‘Vroeger verdiende een topman tien procent op zijn basissalaris.
Daar kocht-ie een nieuwe auto voor.’ Nu kun je tot 2666 keer Jan Modaal meenemen.
THEMA DE FINANCIËLE CONSUMENT
14 AFM wil zestien miljoen toezichthouders
16 Betaalinnovaties | zit de cashless society al in de knip?
20 Beleggen | iedere hobby kost geld
22 Verzekeringen voor de kleine zelfstandige
23 Allochtone trendsetter geniet van luxe
26 Zelfstandig wonen | wat moet je regelen?
27 Hypotheekaftrek grootste zorg van Nederlander
28 DSB Bank krijgt rechtstreeks feedback
34 MOA-panel | optimisme over Nederland
4 Redactioneel
6 Feiten & Omstandigheden
21 De estafette-columnist: Mario van Hamersveld
36 In de Steekproef | De toekomst van het internetpanel
37 Lidwien van de Ven | Hoe internet het de financiële consument niet gemakkelijker maakt
38 Opmerkelijk!
39 Bert de Vries | Ist en Soll
40 Onderzoek in het nieuws | Gijs Beets over de tweede leg
42 Methoden & technieken | de vragenlijst
44 MOA Nieuws
CLOU 37 SEPTEMBER 2008
COLOFON REDACTIONEEL
e-mail redactie: [email protected]
website: www.moaweb.nl
Adreswijzigingen, abonnementen: [email protected]
REDACTIERAAD
Judith van Male, Peter Offermans, Robert van Ossenbruggen, Lucien Vermeer
en Wicher van Vreden
HOOFD | EN EINDREDACTIE
Jan Roekens ([email protected])
MEDEWERKERS
Rob van Bodegom, Vittorio Busato, Mirjam Broekhoff,
Marieke C. Elsenga, Robert Heeg, Else de Jonge, Bert de Vries en Lidwien van de Ven.
Fotobijdragen: Rob van Bodegom
ADVERTENTIES
MOA
Ellen Luttikhuis
e-mail: [email protected]
telefoon: 020-6869328
Zevende jaargang, nummer 37 SEPTEMBER 2008
oplage: 8.500 exemplaren
VORMGEVING | OPMAAK
outoforder, Amsterdam
DRUK
Giethoorn ten Brink, Meppel
Gehele of gedeeltelijke overname of reproductie van artikelen is uitsluitend
toegestaan na schriftelijke toestemming van de uitgever en met bronvermelding
ISSN: 1383-5904
Clou verschijnt zes maal per jaar. Het volgende nummer komt 15 oktober uit.
Deadline voor redactionele bijdragen is 17 september.
Thema: De irrationele consument
CLOU is een uitgave van de CLOU B.V.
Reacties en bijdragen kunnen worden gezonden
naar MarktOnderzoekAssociatie | redactie Clou
Arlandaweg 92 | 1043 EX Amsterdam
telefoon 020-6869328 fax 020-4750285
Peter Offermans
CLOU PAGINA 4
Fascinerend
“Heeft u een spaarkaart?” Schoorvoetend tover ik het kartonnetje
tevoorschijn dat me uitzicht biedt op een gratis reiniging van een pantalon
of blouse naar keuze. Nog maar vijf stempels te gaan, maar ik maak me
weinig illusies. Het is me nog nooit gelukt een kaart vol te krijgen.
Mijn portemonnee is een onoverzichtelijke vergaarbak van zegeltjes en
klantenkaarten, sommige van winkels die niet meer bestaan, andere
van winkels waar ik aan meerdere acties tegelijk meedoe. Ja, ik laat
mijn customer-life-time-value graag maximaliseren door een stukje
klantenbinding.
Je zou dus verwachten dat ik Albert Heijn, BP, Douglas, de plaatselijke
videotheek en al die anderen een warm hart toedraag. Helaas. Ik ben
te lui om verder te lopen dan de dichtstbijzijnde winkel en te gierig om
voordeeltjes te laten liggen die aan anderen worden gegund.
Geld confronteert me met mijn zwaktes. Ik ben niet zo vrijgevig, snel
tevreden, slim of rationeel als ik wel zou willen. En vooral dat laatste is
heel frustrerend. Want het is mijn vak om consumenten te begrijpen,
marketingcampagnes te doorgronden en daar heel verstandelijk mee om te
gaan.
Waarom rij ik 30 kilometer om voor een paar cent goedkopere benzine en
neem ik na het tanken een blikje Cola en een Mars? Waarom besteed ik
meer tijd aan het kiezen van een mobiele telefoon dan aan het afsluiten
van een levensverzekering? Waarom vind ik dat gouden handdrukken voor
topbestuurders verboden moeten worden of dat we moeten weten hoeveel
geld de koningin uitgeeft? Waarom ben ik blij met mijn salarisverhoging
maar niet met die van mijn vrienden?
Geld objectiveert het subjectieve: het maakt zichtbaar en meetbaar hoe
schijnbaar irrationeel consumenten zich gedragen. Het is een hulpmiddel
om gedrag in kaart te brengen en te doorgronden: geld is fascinerend!
FFEITEN & OMSTANDIGHEDEN
Marokkaanse jongeren Merkbewust
Marokkaanse jongeren zijn merkbewuste consumenten. Of het nu gaat om de supermarkt waar men de dagelijkse boodschappen doet, de kleding die men koopt of om de elektronische apparatuur die men in huis heeft - Marokkaanse jongeren gaan voor kwaliteit en merkproducten. Dit blijkt uit onderzoek van bureau Motivaction in samenwerking met Marokko Media. 40% van de Marokkaanse jongeren (15 tot 25 jaar)
doet de boodschappen doorgaans bij de Albert Heijn.
Op de tweede plaats worden vaak boodschappen ge-
daan bij een Marokkaanse kruidenierswinkel (33%).
De Duitse supermarktketens Lidl (26%) en Aldi (21%)
doen het ook heel goed bij de Marokkanen
Als men uit een reeks fastfoodketens een keuze
moet maken voor een menu van 6 euro dan geeft
19% de voorkeur aan McDonald’s. 17% gaat voor dit
bedrag echter liever naar een dönerrestaurant.
De meerderheid van de Marokkaanse jongeren
draagt merkkleding. Men gaat met de modetrend
mee, maar er modern uitzien moet wel betaalbaar
zijn. Men shopt bij voorkeur bij de modeketens
H&M (70%), Zara (43% ) en WE (26%). Naast casual
kleding draagt 63% van de Marokkaanse jongeren
regelmatig sportkleding. Vooral het merk Nike (60%)
scoort zeer goed bij de jongeren.
nederlanders spelen goed vals
Maar liefst 40% van de Nederlanders heeft wel eens vals gespeeld in sportwedstrijden. Dit wordt alleen geëvenaard door Colombia. Dit blijkt uit een onderzoek dat GfK heeft gehouden onder 22.800 respondenten in 23 landen.
Op de vraag welke Europese nationaliteit zich het
vaakst inlaat met leugen en bedrog als het gaat
om sportieve evenementen, staat Italië met stip
op nummer één. Opvallend hierbij is dat vooral de
Italianen zelf de mening zijn toegedaan dat ze niet te
vertrouwen zijn op dit gebied.
De Colombianen geven het vaakst toe dat ze de boel
wel eens bedrogen hebben. Op alle fronten scoren
ze bovengemiddeld hoog en als het gaat om het
bedriegen van hun geliefde, van de belasting, van
collega’s en van business-partners is Colombia de
onbetwiste nummer 1. Opvallend is dat Colombianen
bovengemiddeld vaak van mening zijn dat oplichten
nooit goed te praten is. Als het gaat om liegen en
bedriegen op school en op de universiteit spant Polen
echter de kroon.
CLOU PAGINA �
leven zonder auto ondenkbaar voor britten
Bijna 80% van de Britten kan niet leven zonder auto, zelfs niet als de brandstofprijzen zo hoog blijven. Dat blijkt uit een onderzoek van de Britse automobilistenbond AA, dat onlangs naar buiten is gebracht.
Van de mannelijke ondervraagden gaf 3% aan nog eerder hun partner uit huis te zetten om kosten te besparen,
dan de auto weg te doen. De brandstofprijzen zijn in Groot-Brittannië in een jaar tijd met 20% gestegen.
De onderzoekers vroegen ook naar irritaties op de weg. De meeste Britten ergeren zich aan bumperkleven
(30%), gevolgd door bellen tijdens het rijden (26%).
nederlanders overtuigd van zin van sparen
In de afgelopen dertig jaar zijn steeds meer Nederlandse consumenten positief gaan oordelen over sparen. Inmiddels behoort Nederland samen met Denemarken en Luxemburg tot de EU-landen met de meest positieve houding tegenover sparen. Dat blijkt uit onderzoek van het CBS.
In het tweede kwartaal van 2008 vond 81% van de
Nederlandse consumenten het zinvol om te sparen
(15% gaf juist aan dat sparen niet zinvol was.
In de periode januari 2002 tot en met mei 2008 wa-
ren consumenten in de leeftijd van 18 tot 35 jaar het
vaakst positief over de zin van sparen. Dit positieve
oordeel daalt, naarmate de leeftijd toeneemt.
In vergelijking met andere Europese landen zijn
Nederlanders zeer positief over de zin van sparen.
Over de periode van begin 2002 tot en met mei 2008
waren alleen de Denen positiever.
FEITEN & OMSTANDIGHEDEN
vrouwen hebben geen verstand van voetbal
Vrouwen hebben geen verstand van voetbal. Dat komt doordat ze het voetbal te weinig volgen in de media. En wie veel voetbal kijkt heeft meer kans de toto te winnen. Dat concludeert Blauw Research op basis van zo’n 800 EK poule-voor-spellingen rondom Euro 2008. Verder bleek dat toch ook de voetbalexperts nog wel eens ten prooi vallen aan de waan van de dag. Ook zij dachten massaal dat Hiddink Europees kampioen zou worden na de uitschakeling van Nederland.
Voorafgaand aan het EK vroeg Blauw de Nederlander
zich te wagen aan het doen van voorspellingen door
het speelschema in te vullen. Via dit initiatief wilde
Blauw in samenwerking met Isiz de ‘Wisdom of
Crowds’ theorie testen (de manier om vanuit voor-
spellingen van een mensenmassa goede resultaten
te boeken). Met de EK-voorspellingen konden punten
verdiend worden (voor het aanwijzen van de win-
naars van de wedstrijden en de Europees kampioen).
Daarnaast werden punten verdeeld op basis van
elk goed voorspeld aantal doelpunten per land per
wedstrijd.
In totaal waren 297 punten te verdienen. Dit bleek
voor geen enkele Nederlander een haalbare kaart.
De beste voorspeller kwam uit op 162 punten.
CLOU PAGINA 6
saMenvattingen eredivisievoetbal horen thuis bij de nos
De samenvattingen van het Eredivisievoetbal horen thuis bij de NOS. Maar liefst 68% van de ondervraagde Eredivisiekijkers vindt de terugkeer van de samenvattingen naar de NOS logisch. Dit blijkt uit online onderzoek, uitgevoerd door TNS NIPO in opdracht van Ster.
De Nederlandse voetballiefhebber kijkt uit naar
het oude, vertrouwde ‘zondagavondgevoel’ (63%).
Eredivisiekijkers spreken hun waardering uit voor het
tijdstip van uitzenden (19.00 uur) en voor het feit dat
de NOS de uitzendingen start met de belangrijkste
wedstrijden. Respectievelijk 76% en 73% is blij met
de hierin door de NOS gemaakte keuzes.
Ongeveer een derde verwacht dit jaar naar meer
zondaguitzendingen te gaan kijken dan vorig jaar. De
terugkeer naar de NOS is de meest genoemde, en
soms zelfs de enige, reden hiervoor. Daarnaast speelt
kwaliteit een grote rol. Veel Eredivisiekijkers vinden
dat de NOS prettigere presentatoren, betere analyses
en commentaar biedt dan RTL in voorgaande jaren
deed.
shoppen wordt vooral gedaan uit gezelligheid
Niet het consumeren maar de gezelligheid is de belangrijkste reden waarom een funshopper gaat winkelen. Die conclusie trekt marktonderzoeker GfK na eigen onderzoek onder 1.840 representa-tieve Nederlanders. Ook is de funshopper uit op ontspanning en plezier.
De grootste groep funshoppers bestaat uit jonge
alleenstaanden tot 30 jaar, tweeverdieners zonder
kinderen en gezinnen met kinderen en een laag
inkomen. Stadskernen zijn veruit de populairste
locaties om te winkelen (89%), gevolgd door win-
kelcentra, woonboulevards en andere inkoopcentra
(23%). Oudere funshoppers gaan liever doordeweeks
de winkels langs en gaan dan langer dan vier uur op
pad, terwijl jonge funshoppers het na een of twee
uur gehad hebben. Ook kwam uit het onderzoek
naar voren dat hoe minder vaak iemand gaat
funshoppen, des te meer geld hij of zij besteedt.
Nederlandse werknemers laten zich niet gemakkelijk overhalen om mee te gaan met een verandering. In vergelijking met andere Westerse landen heeft de Nederlandse topmanager de meeste moeite om de steun van zijn mensen te winnen voor een verandering. Dat blijkt uit het onderzoek ‘Managing Change Successfully’ van de Economist Intelligence Unit (EIU), in opdracht van Celerant Consulting.
Het onderzoek is gehouden onder meer dan 600 senior executives in Europa en Noord-Amerika. Gevraagd naar
de grootste barrière voor het doorvoeren van een succesvolle verandering, antwoordt 71% van de Nederlandse
leidinggevenden het krijgen van steun van werknemers. Dat is fors meer dan de internationale collega’s:
gemiddeld noemde slechts 51% van de ondervraagden in het onderzoek deze factor als grootste barrière.
Nederlandse werknemers zien veranderingsprocessen vaak als excuus van het management om mensen te
ontslaan.
Tegelijkertijd blijken Nederlandse managers het minste moeite te hebben met binnen het budget blijven (7%),
tegenover een internationaal gemiddelde van 16%. Geld blijkt amper een rol te spelen: slechts 8% van de
ondervraagden geeft aan dat veranderingsprojecten het afgelopen jaar stuk zijn gelopen omdat er te weinig
geld voor is uitgetrokken. Gemiddeld spenderen bedrijven 0,1% van de jaarlijkse omzet aan veranderings-
programma’s.
Bron: Kluwer Financieel Management.nl
nederlandse werkneMer verzet zich Meest tegen verandering
ILLUSTRATIE RICKY BOOMSCLOU PAGINA 8 THEMA DE FINANCIËLE CONSUMENT
CLOU PAGINA 9THEMA DE FINANCIËLE CONSUMENT
Schuldhulpverleners zien het aantal jongeren met financiële problemen
toenemen. Volgens onderzoekers van het Nibud missen veel jongeren
kennis en vaardigheden om controle op hun financiën te houden. ‘Het
beheren van je eigen financiën is complexer geworden. Ouders en scholen
moeten jongeren beter voorbereiden op een zelfstandig financieel bestaan.’
Alice is 22. Tweeënhalf jaar geleden klopte ze aan bij de schuldhulpverlening met een schuld van 13.000 euro. Hoe die ontstond? “Ik woonde toen samen. Mijn vriend en ik hadden een gezamenlijke uitkering. We betaalden onze rekeningen gewoon niet.” Hun geld gaven Alice en haar partner uit aan ‘leuke dingen’: kleren, uitgaan. Ook namen ze regelmatig een nieuw telefoonabonnement. “Daar belden we dan drie maanden mee. Als de aanbieder het abonnement opzegde omdat we de rekening niet betaalden, namen we een abonnement bij een andere aanbieder. Omdat je meestal tekent voor een jaar werd de niet betaalde rekening van drie maanden vermenigvuldigd met vier. Zo kregen we een keer een telefoonrekening van 1500 euro. Dan gaat het hard.” Toen er deurwaarders bij haar aan de deur kwamen – Alice woonde inmiddels weer alleen - en haar huis dreigde te worden leeggehaald kwam ze in actie. “Voor ze je spullen meenemen krijg je nog een laatste waarschuwing. Ik ben afspraken gaan maken met de deurwaarders en heb hulp gezocht.” Een lokale instelling voor maatschappelijke dienstverlening verwees haar door naar de schuldhulpverlening van Stadsbank Oost Nederland (SON). Net als de Volkskredietbank is SON een bank zonder winstoogmerk, die producten en diensten aanbiedt ter ondersteuning bij het wegwerken van schulden en de verbetering van het financieel beheer. Via de rechtbank kwam Alice in een schuldsaneringstraject terecht. SON beheerde tijdelijk haar geld en bood haar een cursus aan waarin ze leerde meer controle op haar financiën te krijgen. “Ik kreeg de eerste periode 30 euro leefgeld per week. Daar moest ik ook luiers voor mijn dochter van betalen. Ik heb veel hulp van mijn ouders gehad, maar dat was een moeilijke periode.” Alice heeft inmiddels een baan in de ouderenzorg en een groot deel van haar schulden afbetaald. “Arm zijn maakt alleen. Ik wil een toekomst hebben. Zo diep in de schulden raken zal mij nooit meer overkomen.”
BeschermbewindAlice is niet de enige jongere in Nederland met geldzorgen. Harde cijfers zijn moeilijk te krijgen - het Bureau Kredietregistratie verzamelt bijvoorbeeld geen demografische gegevens - maar hulpverleners delen de indruk dat een groeiend aantal jongeren financiële problemen heeft. “In 2004 maakten in onze regio 180 jongeren gebruik van onze diensten en nu zijn het er meer dan 350,” vertelt Marloes Zandvoort, afdelingshoofd schuldhulpverlening bij SON. “Ze variëren in leeftijd van 18 tot 23 jaar en hebben gemiddeld een schuld van 12.000 euro.” Over die jongeren voert SON een ‘beschermbewind’, vertelt Zandvoort. “Wie voor hulp in aanmerking wil komen is verplicht als onderdeel daarvan bij ons een budgetbeheerrekening te openen. Wij nemen tijdelijk het beheer over de financiën. We treffen een afbetaal- of saneringsregeling en verstrekken de
Jongeren en geld - rood staan of lenen?
TEKST ELSE DE JONGE
jongere eerst weekgeld om van te leven. Later krijgen ze een bedrag per maand. Ondertussen leren we ze hoe ze moeten budgetteren en een administratie moeten voeren. De meesten hebben hun ouders dat thuis niet zien doen, laat staan dat ze het hebben geleerd.” En dat terwijl de voorbeeldfunctie van ouders aantoonbaar belangrijk is. “Het komt bij ons voor dat families generaties lang van schuldhulpverlening gebruik maken,” vertelt Jorien Mulder, preventiemedewerker bij de Volkskredietbank (VKB) in Appingedam. Om die negatieve spiraal te doorbreken is preventie op scholen belangrijk, meent ze. “Door groeiende invloeden van buitenaf is het voor ouders tegenwoordig moeilijker om kinderen financieel op te voeden.” VKB en SON plegen, net als diverse instellingen voor maatschappelijke dienstverlening, binnen het onderwijs veel op preventie gerichte actie. “Wij geven cursussen in groep 7 en 8 en gastlessen op het VMBO. In de laatste klassen van HAVO en VWO bieden we workshops aan. Mensen staan daar op de drempel naar een zelfstandig bestaan.” Ook spreekuren van een preventiemedewerker behoren tot het aanbod. Mulder heeft de indruk dat jongeren tegenwoordig gemakkelijker in de financiële problemen komen dan vroeger. “Het is heel gemakkelijk geld te gebruiken dat je nog niet hebt. Je kunt zonder vooraf betalen een telefoonabonnement afsluiten, kleren bestellen via internet, een scooter kopen op afbetaling. Studenten die een rekening openen krijgen er bij veel banken ongevraagd een kredietlimiet bij van 500 of 1000 euro. Ze moeten moeite doen om daar weer vanaf te komen. Het is natuurlijk aantrekkelijker om het geld op te maken en later maar eens te bekijken hoe je het terugbetaalt.”
CompetentiesDat financiële opvoeding sterk bepalend is voor de manier waarop jongeren met geld omgaan, onderschrijven Sanne Lamers en Dorian Kreetz, beiden als wetenschappelijk medewerker verbonden aan het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud). Recent deden de twee een onderzoek naar financieel gedrag bij jongeren. Via de MSN-website en de website van het Nibud verspreidden ze een vragenlijst die door een kleine 2800 jongeren van 15 tot 25 jaar volledig werd ingevuld. “Jongeren zijn, waar het gaat om financieel beheer, een kwetsbare groep,” stelt Lamers. “De geldwereld is de afgelopen decennia erg veranderd. Je kunt betalingen contant doen, maar ook met een pinpas, creditcard of chipkaart of via internet. Het betaalgemak is over het algemeen vergroot, maar het is complexer geworden om overzicht te houden.” Verder wijst Lamers erop dat financiële keuzes en risico’s steeds meer bij de burger terechtkomen. “Ook jongeren moeten tegenwoordig vanaf hun achttiende veel financiële zaken zelf regelen: een zorgverzekering afsluiten, zorgtoeslag aanvragen, enzovoort. Het is belangrijk dat zij daarin zelfstandigheid krijgen bijgebracht. En daar ontbreekt het nog wel eens aan.” Het Nibud heeft geen adviestaak, maar ontwikkelt op basis van onderzoek onder meer voorlichtingsmateriaal om opvoeders ouders, professionals uit het onderwijs en de hulpverlening te ondersteunen bij de financiële opvoeding van jongeren. “Om daar iets verstandigs over te kunnen zeggen moet je wel weten wat het financiële gedrag van jongeren is en door welke factoren het beïnvloed wordt,” betoogt Lamers. “Vandaar dit onderzoek.” Lamers en Kreetz brachten het financieel gedrag van jongeren in kaart aan de hand van vier competenties: evenwicht bewaren tussen inkomsten en uitgaven, een administratie voeren, bewust sparen en lenen en, ten slotte, op
maat verzekeren. Kreetz: “Die competenties hebben we vertaald in vragen over gedrag. Hoe vaak bekijk je wat je saldo is? Ga je rood staan? Leen je geld? En als dat zo is, weet je dan hoeveel rente je daarover moet betalen?” Naast financieel gedrag hebben de onderzoekers gekeken naar factoren die op dat gedrag van invloed zijn, zoals kennis van financiële zaken als het aangaan van een studieschuld of afsluiten van een hypotheek. Die relateerden ze aan de financiële verantwoordelijkheden die jongeren hebben. “Het is opvallend,” volgens Kreetz, “dat juist uitwonende en oudere jongeren moeite hebben met rondkomen. Ze staan vaker rood en lenen gemakkelijk geld. Vaak hebben ze geen enkele notie van de rente die ze over zo’n lening moeten betalen. Van de jongeren uit ons onderzoek die studiegeld lenen bij de IBG blijkt 41 procent niet te weten hoe hoog het rentepercentage bij hun lening is.”
OnwetendheidEen belangrijke conclusie die Lamers en Kreetz trekken is dat de balans tussen de financiële kennis van jongeren en de financiële verantwoordelijkheden die zij moeten dragen onevenwichtig is. Kreetz: “Vijftig procent van de uitwonende jongeren zegt geen aansprakelijkheidsverzekering te hebben. Vier van de tien ondervraagden weten niet hoe ze zorgtoeslag moeten aanvragen. Een grote groep heeft moeite grip op de financiën te houden. Dat is geen onwil, maar onwetendheid, gebrek aan kennis en vaardigheden. Jongeren zijn er onvoldoende voor uitgerust. Dat leidt bij velen tot problemen. Wij denken dat ouders en scholen jongeren beter moeten voorbereiden op een zelfstandig financieel bestaan.” En wat behelst financiële opvoeding? Lamers: “Het is meer dan een kind af en toe wat geld in de hand stoppen. Het gaat er uiteindelijk om dat een kind leert wensen af te stemmen op het beschikbare budget en autonoom financiële keuzes kan maken. Een begroting maken, een administratie bijhouden, sparen, kunnen afzien van snelle behoeftebevrediging - wie dat als kind leert heeft daar veel profijt van als-ie z’n geldzaken zelfstandig moet gaan regelen.” Kreetz voegt daar nog een belangrijke vaardigheid aan toe: het appèl van reclame kritisch kunnen beoordelen. “Je kunt erop vertrouwen dat kinderen zoiets spelenderwijs wel leren, maar er ook bewust aandacht aan besteden, samen kijken naar reclame en met een kind bespreken: welke boodschap wordt hier gecommuniceerd en wat vind ik daar eigenlijk van? Wie zijn kind financiële zelfstandigheid wil bijbrengen doet er goed aan het ook op dat punt weerbaar te maken.”
De naam Alice in het begin van het artikel is om privacy-redenen gefingeerd
NibudHet Nibud ontwikkelde op basis van het onderzoek ‘Financieel gedrag bij jongeren – Achtergronden & invloeden’ nieuw voorlichtingsmateriaal. De brochure ‘Voor boven de 18-Alles wat je wilt weten over geld’ informeert jongeren die beginnen aan een zelfstandig financieel bestaan over geldzaken die zij vanaf die leeftijd zelf moeten regelen en geeft praktische tips voor goed financieel beheer. Het boek ‘Geld en Gedrag’ is bedoeld voor professionals in onderwijs en hulpverlening. Deze meer wetenschappelijke brochure behandelt de verschillende competenties waarover mensen moeten beschikken willen ze financieel zelfredzaam zijn en hoe die competenties zijn aan te leren. Al eerder was er het boekje ‘Financiële opvoeding? Dat doe je zo!’ met praktische adviezen – over zakgeld, kleedgeld, sparen, zelf verdienen - aan ouders die hun kind goed willen leren omgaan met geld. Ook de vraag hoe opvoeders kinderen weerbaar kunnen maken tegen de verlokkingen van reclame komt hier aan de orde. Bij het voor kinderen bedoelde bordspel ‘BlingGame’ kunnen de spelers zich oefenen in financiële planning en het afwegen van aan geld gerelateerde keuzes. Voor verdere informatie zie www.nibud.nl.
Het BKR verstrekt aangesloten organisaties tegenwoordig niet alleen informatie over kredieten maar ook over gsm-abonnementen die consumenten eventueel al hebben afgesloten. Deze informatie kan een telecomaanbieder laten meewegen bij de beslissing of een aanvrager een (nieuw) gsm-abonnement kan krijgen. Zie www.bkr.nl
BlingGame
'Van de jongeren uit ons onderzoek die studiegeld lenen bij de IBG blijkt 41 procent niet te weten hoe hoog het rentepercentage bij hun lening is.'
CLOU PAGINA 10 THEMA DE FINANCIËLE CONSUMENT
TEKST ROB VAN BODEGOMCLOU PAGINA 12 THEMA DE FINANCIËLE CONSUMENT
Financiële bijsluiters, uniforme pensioenoverzichten, financiële educatie en
risicoprofielen. Allemaal verspilde moeite want gestoeld op verkeerde aan-
names. Dat zegt prof. dr. Henriëtte Prast: sinds 2008 lid van de Wetenschap-
pelijke Raad voor het Regeringsbeleid, hoogleraar Persoonlijke Financiële
Planning (sinds 200�) aan de Universiteit van Tilburg (Rabo-Netspar leer-
stoel), columniste voor Het Financieele Dagblad (sinds 2000) en voormalig
wetenschappelijk onderzoeker (1��7-2007) bij De Nederlandsche Bank. Ze
is een kenner van de psyche van de financiële consument en heeft uitge-
sproken opvattingen over wat de juiste wijze is om daarmee om te gaan.
Haar visie druist fundamenteel in tegen de heersende politieke opinie en
dominante trends in de financiële wereld. De Nederlandse regering kan re-
kenen op een stevig advies.
Beleidsmakers en financiële dienstverleners vinden vooral de complexiteit van
financiële producten een probleem. Zij denken deze complexiteit te verminderen
door consumenten informatie en uitleg te geven over financiële producten (zoals
via de financiële bijsluiter). Deze financiële scholing/opvoeding moet ertoe leiden
dat consumenten de producten beter begrijpen en makkelijker keuzes kunnen
maken. “Door die hele argumentatie kun je een streep zetten,” aldus Prast.
Begrijp Prast niet verkeerd, het is een feit dat financiële producten complex zijn.
Maar: “Financiële producten zijn te complex om uit te leggen aan een leek. Het is
verspilde moeite wanneer een chirurg mij uitlegt hoe een echo werkt. Wel moet
hij vertellen waarom hij gaat opereren, wat voor mij het eindresultaat is.” Over de
wenselijkheid van dat eindresultaat kan een leek, zonder kennis van de echosco-
pie, wèl iets zeggen. Zo kan iedereen, zonder kennis van hypotheken, aangeven
wat zijn woonwensen zijn. “Banken en verzekeraars moeten een klant tot op het
bot ondervragen over zijn gewenste levensstandaard. Als iemand zegt dat hij nooit
zijn huis uit wil (gedwongen verkoop), dan weet de adviseur dat hij niet moet be-
ginnen over een beleggingshypotheek. Dat is alleen maar verwarrend. Ook moet
je niet over bedragen spreken. Consumenten weten helemaal niet welk bedrag ze
straks, bijvoorbeeld bij pensioen, nodig hebben. Dus al die uniforme pensioenover-
zichten, waar we nu zo veel energie in steken, kunnen in de prullenbak.”
Kortzichtige focus Beleidsmakers, banken en verzekeraars zien de financiële consument eendimen-
sionaal. Prast: “Het grote toverwoord is de risicohouding van de consument, daar
wordt vooral naar gekeken. Risicoprofielen vind ik een heel verkeerd startpunt
‘WRR-lid en hoogleraar Henriëtte Prast:
‘Minder makkelijk geld uitgeven, dat is wat de consument wil’
CLOU PAGINA 13THEMA DE FINANCIËLE CONSUMENT
voor financieel advies.” Het zou moeten gaan over wat consumenten, qua levens-
standaard, willen bereiken. Er worden algemeen geldende richtlijnen opgesteld
voor risicobeheersing die volledig voorbijgaan aan individuele omstandigheden
die van invloed kunnen zijn op het risico dat iemand kan dragen. “Er wordt nul
komma nul rekening gehouden met het menselijk kapitaal” (het vermogen dat
iemand tussen nu en zijn pensioendatum kan verdienen). Prast noemt als voor-
beeld een stockbroker en een ambtenaar die beiden hun risicoprofiel invullen.
“Dikke kans dat de ambtenaar het meest risicomijdend is en dus worden hem,
keurig conform de huidige regelgeving, aandelen ontraden. Dan wordt vergeten
dat zijn risicomijdende houding al tot uitdrukking is gebracht in zijn baan die vol-
ledig is afgeschermd van koersfluctuaties. Hij kan dus prima in aandelen gaan,
terwijl de stockbroker, gezien zijn risicovolle werk, juist beter voor zekerheid kan
kiezen.” Ook maakt de eenzijdige aandacht voor risico’s het onmogelijk interes-
sante financiële mogelijkheden te benutten. Prast refereert aan de gedragscode
voor hypotheken waarin de banken zich verplichten geen hypotheek te verkopen
aan mensen die daardoor 30 à 35% van hun inkomen aan woonlasten kwijt zijn.
Prast verbaast zich erover dat het de NVB (Nederlandse Vereniging van Banken)
niet uitmaakt of die 30 à 35% samengesteld is uit rente of aflossing. “Aflossen
kan juist een heel mooi planningsinstrument zijn voor iemand die weet dat hij een
spender is, niet wil beleggen maar bewust ervoor kiest om extra duur te wonen
maar ook om veel af te lossen en op die manier te sparen.”
Te vaak zelf uitzoekenHoewel Prast zich realiseert dat alleen maar ‘zenden’ vanuit de markt niet meer
van deze tijd is, en dat je juist goed moet luisteren naar de consument, dreigt
diezelfde consument nu te worden opgezadeld met teveel eigen verantwoorde-
lijkheid. “Mijn arts kan mij een paar ontstekingsremmers voorleggen, inclusief
bijsluiters, en mij vragen welke ik wil. Maar ik wil helemaal geen keuze omdat ik
denk dat de deskundige het beter weet dan ik en het goed met mij voor heeft.”
Prast erkent dat dit bij financieel advies lastiger ligt aangezien een adviseur provi-
sie ontvangt en je (dus) niet zeker weet of hij het voor jou beste product adviseert.
Dit zou ondervangen moeten worden door kritisch te kijken naar de verdienmo-
dellen, maar de focus ligt nu hoofdzakelijk op transparantie van kosten en ver-
diensten. Prast: “Je kunt eigenlijk alleen maar vóór transparantie zijn, maar toch
zie ik een gevaar. Duurdere producten kunnen zo uit de gratie raken terwijl ze wel
een heel belangrijke functie vervullen.” Daarom adviseert zij om de belangrijke
producten goedkoop te maken.
Dat consumenten zichzelf steeds meer van advies voorzien, wordt geïllustreerd
door de enorme stijging van het aantal mensen dat andere consumenten als
meest betrouwbare informatiebron ziet. Prast vermoedt dat dit vooral door de vele
internetforums komt. Dat vindt zij een goede ontwikkeling, omdat de ivoren toren
van de financieel adviseur zo wordt afgebroken. Maar er is ook een keerzijde.
“Mensen vertonen al decennialang selectief zoekgedrag, ze kijken vooral naar
informatie die in hun straatje past. Moeders die voorstander zijn van borstvoeding
gaan alleen naar pro-borstvoedingsites.”
Lui en emotioneel, maar niet grilligHet is een misverstand te denken dat mensen door inwinnen van informatie juist
dat doen wat ze het liefste willen. De regels van de AFM en consorten, hun heilige
drie-eenheid dat financiële informatie feitelijk juist, niet misleidend en begrijpelijk
moet zijn, sluit allesbehalve uit dat consumenten toch in een richting denken die
niet in hun belang is. Prast noemt het een fabeltje dat de consument door de drie-
eenheid geleerd kan worden objectief en rationeel te handelen. “Mensen heb-
ben allerlei ezelsbruggetjes en gevoeligheden die leiden tot emotionele keuzes.
Als men kan kiezen uit drie verschillend geprijsde doodskisten, kiest men altijd
voor de middelste. De goedkoopste is niet gepast, de duurste is overdreven. Dit
wetende, zal de verkopende partij hierop met zijn prijsstelling anticiperen. Maar
hiermee misleidt hij niet en blijft zijn informatievoorziening feitelijk en begrijpe-
lijk.” Daarom is volgens Prast persoonlijke financiële planning (PFP) - gebaseerd
op getallen, wiskundige modellen en feiten - een mythe. “PFP werkt alleen als je
zelfkennis opbouwt, accepteert hoe je bent en niet denkt dat je bepaalde dingen
kunt afleren.”
Niet altijd vrijheid-blijheid Denken dat je jezelf bepaald financieel gedrag kunt afleren, is een illusie. Deson-
danks zijn veel overheidsinspanningen daar wel op gericht. Verspilde moeite, ook
omdat de voortschrijdende technologie het tegenovergestelde in de hand werkt.
“Via internetbankieren boek ik met drie klikken mijn spaargeld over naar mijn
lopende rekening. Marketeers vinden het een grote pré als ze kunnen zeggen
dat het spaartegoed vrij opneembaar is. Als je straks kunt betalen met je vinger-
afdruk, is het hek helemaal van de dam.” Al deze vrijheden gaan voorbij aan het
feit dat veel consumenten graag minder makkelijk geld willen uitgeven. “Maar
dat mag je,” aldus Prast, “haast niet willen want dan ben je dom.” Marketeers
die toch inspringen op die behoefte, bieden een geheel andere, nieuwe vorm van
gemak, waarbij veel consumenten wèl gebaat zijn. “Mensen zijn bereid om meer
te betalen voor minder van wat ze het liefste hebben, maar waarvan ze weten dat
het slecht is. Ook als je weet wat slecht voor je is, gedraag je je niet altijd afhou-
dend. De dure fitnessabonnementen worden verkocht omdat klanten denken dat
de hoge prijs hen stimuleert regelmatig te gaan. Een fitnessclub die zijn klanten
echt wil helpen, biedt een jaarcontract aan, laat je 1000 euro in een depot storten
en vraagt je vooraf aan te geven hoe vaak je per week wilt sporten. Iedere keer
dat je komt, krijg je 50 euro terug. Kom je niet, is de 50 euro voor de sportschool.”
Prast trekt dit model (goed gedrag belonen, slecht gedrag straffen) door naar een
bankservice. “Als je als bank constateert dat een klant altijd rond de 20ste van
de maand rood staat, biedt hem dan aan om het salaris in twee termijnen op de
rekening te storten. Of biedt een aparte rekening aan zonder pinpas en internet-
bankieren, waarvan alle vaste lasten betaald worden. En als je weet hoe mensen
omgaan met opt-in versus opt-out-principes, kun je hen ook helpen. Laat werk-
nemers automatisch meedoen aan pensioensparen, tenzij ze aangeven dit niet te
willen. De meerderheid zal meedoen. Omdat mensen uitstellen en lui zijn, moet je
het allemaal zo laagdrempelig mogelijk maken.”
Dit zijn allemaal zaken waar, tot spijt van Prast, nu niets mee wordt gedaan. “In
plaats daarvan zijn we bezig met allerlei juridische constructies omdat we bang
zijn voor claims, en laten we consumenten brochures en bijsluiters lezen. Allemaal
goed bedoeld, maar resultaat blijft uit. De financiële consument is er nog niet op
vooruitgegaan.” Prast ziet zichzelf niet als een roepende in de woestijn. Zij zegt in
‘economenland’, in Den Haag en ook bij de financials steeds meer aanhangers te
krijgen. “Maar praktijk en beleid staan nog wel heel ver van elkaar af.”
'Laat werknemers automatisch meedoen aan pensioensparen, tenzij ze aangeven dit niet te willen. De meerderheid zal meedoen. Omdat mensen uitstellen en lui zijn, moet je het allemaal zo laagdrempelig mogelijk maken.'
TEKST ROB VAN BODEGOMCLOU PAGINA 14 THEMA DE FINANCIËLE CONSUMENT
De Autoriteit Financiële Markten (AFM) wil een zorgvuldige financiële
dienstverlening aan consumenten bevorderen. Ze geeft richting aan
een aantal open normen, onder meer over de informatievoorziening van
financials: die moet feitelijk juist, begrijpelijk en niet misleidend zijn.
Wilte Zijlstra, senior medewerker Beleid & Onderzoek van de afdeling
Communicatie, meent dat het effect heeft, aangezien veel financials zich
voorstaan op hun transparantie. Het is de verantwoordelijkheid van de
aanbieders zelf hoe ze aan de open normen invulling geven. Wel kan de
AFM op verschillende manieren ingrijpen, zoals: dwangsommen opleggen,
partijen achter de schermen aanspreken of wanpraktijken publiceren.
De AFM legt doorgaans ieder jaar een thema onder haar kritische toezichthouders-
loep. Dit jaar zijn dat de pensioenen, in voorgaande jaren waren dat onder meer
kredietreclames, beleggingsverzekeringen en de kwaliteit van hypotheekadviezen.
Ook doet de AFM allerlei ad hoc en continu onderzoek. Zoals een monitor naar
het consumentenvertrouwen in de financiële sector. De afgelopen drie jaar vond
ongeveer een kwart van de Nederlanders financiële instellingen onbetrouwbaar.
In 2007 blijkt 23% specifiek financieel adviseurs te wantrouwen; een verbetering
t.o.v. het wantrouwen in 2006 en 2005 van respectievelijk 30% en 35%. Zijlstra
stelt dat vooral de mate waarin men zichzelf verantwoordelijk acht voor zijn finan-
ciële beslissingen, bijdraagt aan het vertrouwen. De marktwerking, bijvoorbeeld
op pensioengebied, verhoogt dit verantwoordelijkheidsgevoel. Men heeft nu meer
vrijheid zelf de best passende pensioenvoorziening te kiezen. Hoewel Zijlstra niet
kan zeggen of er een direct verband is, blijkt ook de naamsbekendheid van de
AFM, ofwel het veilige gevoel dat er een toezichthouder is, bij te dragen aan het
vertrouwen.
BeslisstijlenIn 2004 deed de AFM onderzoek naar de financiële beslisstijlen van consumenten,
o.a. om eventuele kwetsbare groepen te kunnen identificeren. Er zijn vier cate-
gorieën beslissers; een categorisering die de AFM nog steeds gebruikt. Bij het
meeste consumentenonderzoek brengt de AFM in kaart tot welke beslissersca-
tegorie een respondent behoort. De Beheersten (29% van de Nederlanders) zoe-
ken veel informatie, overwegen alternatieven, besteden veel tijd aan het vinden
van het beste product en willen geen verrassingen. Deze groep is vaker kerkelijk
en kijkt naar Kassa en Radar. De Adviesgevoeligen (24%) vertrouwen adviseurs
gemakkelijk, laten andere zoveel mogelijk uitzoeken en praten veel met familie/
vrienden over de (te nemen) beslissing. In deze categorie bevinden zich relatief
vaker vrouwen, jongeren en niet-beleggers. Gemaksgeoriënteerden (18%), vaker
55-plus en minder vaak alleenstaand, hebben bij voorkeur een eenvoudig, bekend
AFM wil zestien miljoen toezichthouders
product, willen het snel en met minimale inspanning regelen en hebben niet snel
vertrouwen in adviseurs. De Ambitieuzen (29%) durven te gokken en proberen
graag nieuwe producten. Zij zijn vaker hoog opgeleid, beleggen en hebben een
groter eigen vermogen. De Adviesgevoeligen behoren tot de kwetsbaren omdat zij
weinig interesse hebben in en kennis van financiële producten. Dat geldt ook voor
de Gemaksgeoriënteerden, maar toch zijn zij minder kwetsbaar omdat het zeker-
heidszoekers zijn. De Ambitieuzen zijn door hun risicogeneigdheid kwetsbaarder.
De AFM houdt risicogedreven toezicht, zij kijkt vooral naar welke groepen consu-
menten en welke producten risicovol zijn en hoe de kwetsbaarheid van bepaalde
consumenten verminderd kan worden.
EmpowermentUiteindelijk wil de AFM dat consumenten vertrouwen hebben in hun financiële
beslissingen; het verhogen van de transparantie in de markt is hiervoor een zeer
belangrijke tool. Bijvoorbeeld transparantie via de Financiële Bijsluiter. Zijlstra:
“Als men hem heeft gelezen, blijkt men er heel tevreden over. Het punt is al-
leen: hoe zorg je ervoor dat ze ‘m lezen.” De vernieuwde Bijsluiter bevat o.a. de
volgende punten waarover consumenten vooral informatie willen: 1) Financiële
risico’s; 2) Verplichtingen; 3) Mogelijkheid tot uitstappen en de gevolgen daar-
van; 4) Productinhoud; 5) Consequenties overlijden, en 6) Voorbeelden van ren-
dementen en kosten. Het verhogen van de transparantie zou ook moeten leiden
tot een kritischer consumentenhouding. “Idealiter wordt iedere consument zelf
een soort toezichthouder. Door de terugtredende overheid wordt het nemen van
eigen verantwoordelijkheid bovendien steeds belangrijker.” Die zogenaamde con-
sumer empowerment - zestien miljoen toezichthouders - wordt ook gestimuleerd
door AFM’s Meldpunt Financiële Markten. Zijlstra ziet het aantal meldingen over
(mogelijk) dubieuze financiële praktijken ieder jaar toenemen; 2007 telde 12.000
contactopnames waarvan eenderde een melding is die de AFM intern doorstuurt
naar een toezichthouder. De AFM lanceerde ook www.geldwaardering.nl waarop
consumenten hun ervaringen met geldzaken kunnen openbaren (streven is om dit
initiatief over te dragen aan een andere eigenaar).
ILLUSTRATIE MICHIEL MOORMANNCLOU PAGINA 16 THEMA DE FINANCIËLE CONSUMENT
CLOU PAGINA 17THEMA DE FINANCIËLE CONSUMENT
We leven weer in een tijd waarin iedereen de hand op de knip houdt.
Toch wordt er driftig geëxperimenteerd met futuristische betaalmethoden
die ons zo soepel mogelijk van onze spaarcenten doen scheiden.
Al jaren waaien beelden over van Japanners die met een achteloze zwaai van hun
glanzende mobieltjes langs kassa’s en metropoortjes lopen. Ondertussen worstelt
men in Den Haag nog met het rekeningrijden. Dat neemt niet weg dat ook hier de
nieuwe betaalmethoden zich steeds nadrukkelijker aandienen. Men kan tegen-
woordig betalen met de mobiele telefoon, met de vingertop, in een enkele trendy
nachtclub met een onderhuids aangebrachte rfid-chip, en natuurlijk online, waar
in het kielzog van PayPal ontelbare betaalsystemen achter de webwinkelexplosie
aanhollen.
Om in de overdaad aan betaalmogelijkheden het consumentenvertrouwen te
waarborgen en een brede adoptie te forceren, is het essentieel dat grote partijen
samenwerken. Bij de Nederlandse Bank gebruikt persvoorlichter Tobias Oudejans
de analogie met de formatstrijd van de jaren tachtig tussen vhs en betamax. “Het
draait allemaal om standaarden. Een systeem wordt pas betaalbaar zodra het
grootschalig wordt ingevoerd. Het is niet altijd het beste systeem dat wint, zoals
de video-oorlog bewees. Politieke belangen spelen een grote rol. En wat wil het
bankwezen?” Oudejans sluit niet uit dat de banken voor internetbetalingen met
een eigen standaard komen, in plaats van een van de vele onafhankelijke webuit-
vindingen te adopteren. Ook kunnen de banken onderling nog met systemen gaan
concurreren. Dat laatste acht Jaron Reisman waarschijnlijker dan samenwerking.
“Om een ideale betaalmethode te creëren, moeten banken op internationaal ni-
veau goed samenwerken. En dat zit er gewoonweg niet in tot nu toe.” Reisman is
director market development van het Nederlandse ZayPay. Het jonge bedrijf ag-
gregeert verschillende varianten voor microbetalingen in één systeem, juist omdat
er zoveel beschikbaar zijn.
NatuurwetVerschillende grote spelers stortten zich de afgelopen nadrukkelijk op de betaalin-
novaties. Albert Heijn lanceerde deze zomer Tip2Pay, een proef van een half jaar
waarbij betaald wordt met de vingertip (biometrie). Het is nog te vroeg voor een
tussenbalans, maar projectleider Hans Koolmees stelt tevreden vast dat ruim 500
klanten zich hebben ingeschreven om gebruik te maken van het systeem. “Zij zijn
enthousiast over het gemak en de snelheid van de nieuwe betaalmethode.” Dat
is ook de ervaring bij Rabobank, dat eerder een proef deed met mobiel betalen
bij C1000 en aan de wieg stond van iDEAL (zie kader op pag. 18). In juni introdu-
ceerde de bank de sms-dienst Rabobank SMS Betalen, dat al snel tienduizenden
gebruikers kon verwelkomen. Eric Huijgen, directeur Rabo Mobiel, erkent ondanks
de veelbelovende start dat consumenten aan het concept moeten wennen. “Voor-
alsnog gaat het vooral om betalingen onder elkaar, om even wat geld voor te
schieten bijvoorbeeld. Maar gaandeweg wordt het meer gebruikt in winkels, voor
ringtonen en op terrassen.”
Met de opmars van de nieuwe betaalmethoden nemen ook de gevaren toe.
Phishing, pharming, skimmen... de consument is logischerwijze bezorgd.
En dan is er nog het privacyvraagstuk, waarschuwt Ron Simon, mede-oprichter
BetaalinnovatiesZit de cashless society al in de knip?
van het mobiele betaalsysteem Tikkies. “Mensen willen anoniem blijven. Dat is
bijna een natuurwet.” Tegelijkertijd weet hij dat zulke obstakels door massale
adoptie worden weggenomen. “Nu mobiel betalen mede door Rabobank bij ieder-
een bekend is, gaat de discussie al niet eens meer over veiligheid maar meer over
hoe het werkt en wat er mogelijk is.”
De hindernis zit dus niet alleen aan de consumentenkant. Het afstemmen van
systemen, de verschillende Europese wetgevingen (en de daaruit voortvloeiende
kosten voor de aanbieders); zijn allemaal vertragende factoren. Bij de Nederland-
sche Bank vertelt Oudejans dat er heel wat regelgeving bij komt kijken. “Geld moet
traceerbaar zijn. Om fiscale redenen, maar ook om terrorisme en criminaliteit te
bestrijden.” Bij Albert Heijn bevestigt Koolmees dat het implementeren van nieuwe
betaalmethoden over veel schijven loopt. Maar een snelle doorbraak is geen prio-
riteit voor de supermarkt. “Wij vinden het belangrijk dat we de mogelijkheden van
het bieden van nieuwe betaalmethoden onderzoeken om te kunnen voldoen aan
de behoefte van klanten op dit gebied.”
Beleving en acceptatie De vraag is of die klant wel zit te wachten op al die betaalinnovaties. “Ach, zat de
consument op de telefoon te wachten?” vraagt Oudejans retorisch. Maar soms
is het tegendeel zelfs het geval. Toen in sommige gemeenten parkeergeld alleen
kon worden betaald met de Chipknip en niet meer contant, leverde dat grote pro-
blemen op voor mensen zonder het benodigde pasje. Een klantgericht bedrijf als
Albert Heijn moet natuurlijk meer vanuit de consumentenbehoefte opereren, zegt
Koolmees. “De focus bij het doen van proeven is juist de beleving en acceptatie
van de klant. Daarbij blijkt dat onze klanten open staan voor nieuwe toepassingen
wanneer die een verbetering opleveren in veiligheid, snelheid en gemak.”
Tikkies deed voor de lancering alleen een haalbaarheidsonderzoek. Meer studies
zijn onmogelijk voor het kleine bedrijf dat al z’n geld steekt in de promotie en
optimalisatie van het systeem. Rabobank deed enkele jaren geleden wel een groot
marktonderzoek naar mobiel bankieren. Op de vraag wat de Nederlandse consu-
ment verwachtte van mobiele betaalmogelijkheden, antwoordde tussen de 60 en
70 procent ‘niet verbaasd’ te zullen zijn als men in de toekomst met het mobieltje
ging betalen. Vertrouwen en gemak zijn daarbij hoofdvoorwaarden, blijkt uit eigen
onderzoeken van Zaypay, aldus Reisman. “Consumenten kiezen voor een methode
waarmee ze eerder betaald hebben, of die zo makkelijk mogelijk is.”
VerwarringGemak dient inderdaad de mens. En daar wringt de schoen. Want hoewel met
name al die individuele internetsystemen reuze handig zijn bij een bezoek aan
Amazon of eBay, groeit de verwarring voor de consument naarmate PayPal van
steeds meer verschillende betaalsystemen gezelschap krijgt. Een onvermijdelijk
verschijnsel in een jonge innovatiemarkt, meent Oudejans. Ook Simons aanvaardt
dat de verwarring groot is. Hij kan het de consument niet kwalijk nemen, vooral
TEKST ROBERT HEEG
CLOU PAGINA 18
omdat er in de toekomst slechts enkele systemen zullen overblijven. “Dat wekt
natuurlijk weinig vertrouwen.” Toch denkt hij dat de klant het in de praktijk niet erg
vindt om op verschillende manieren te kunnen betalen. Na een acceptatieperiode
verwacht Tikkies vooral veel van ‘wallets’; waarmee men vanuit een tegoed op
eenvoudige wijze kan betalen, op het internet of onderweg met het mobieltje. On-
dernemingen met grote databestanden worden volgens Simon de aanjagers. “Zij
overwegen om hun relaties een eigen wallet aan te bieden. Royalty-acties, betalin-
gen, automatische incasso’s; alles kan dan in ‘eigen beheer’ worden uitgevoerd.”
Een ontwikkeling die ook Reisman verwacht. Hij wijst op de vele websites die
gelijk een betaalknop inbouwen, zoals Radio 538 dat muziekdownloads aanbiedt.
“Dat levert waarschijnlijk het meeste op voor de dienstverlenende partij.”
De uitdaging voor partijen als Albert Heijn is om een algemeen bruikbare betaalin-
frastructuur te koppelen aan de vele nieuwe betaalvormen, vertelt Koolmees. Ra-
bobank streeft een soortgelijke vereenvoudiging van het betaalverkeer na. Huijgen
heeft begrip voor de verwarde consument. “We staan dan ook pas aan het begin
van een ontwikkeling. Wij willen een aantal grote omgevingen ontsluiten, dan zien
we vanzelf welke systemen overblijven. Eén ding is zeker: sms-betalen blijft.”
Kostbaar contantMaar hoe handig en veilig al die virtuele portemonnees straks ook worden, geen
van de betrokkenen gelooft dat we ooit in een ‘cashless society’ zullen leven. Al
was het alleen omdat het een lekker gevoel is om een stapeltje biljetten door je
vingers te laten glijden, vindt Simon. “En het blijft de simpelste manier van beta-
len.” Voor Reisman blijft een maatschappij zonder contant geld toekomstmuziek.
“In Nederland is dat op zijn vroegst als de huidige generatie vijftigers overleden
zijn.” Koolmees verzekert ons daarom dat Albert Heijn-klanten de komende jaren
contant kunnen blijven afrekenen.
Ook Oudejans wuift de cashless society resoluut van de hand. Omdat sommige
winkeliers pinnen en creditcards ontmoedigen, maar met name vanwege de pri-
vacyvoordelen. “Contant geld is niet traceerbaar. Sommige mensen vinden dat
handig voor de fiscus, of om drugs of porno te kopen. Ook zijn er mensen die bij
een tolpoortje liever niet herkend worden.” Hij vertelt dat er vorig jaar in Nederland
nog altijd meer contante betalingen waren dan PIN-transacties. Jammer voor de
banken, want cash kost ze geld, vertelt Huijgen. Tussen de 500 en 600 miljoen
euro geven de banken jaarlijks uit aan de instandhouding van het contante geld.
“Als we daar 10, 20 procent efficiency in behalen dan is dat mooi.” Drie, vier
betaalmethoden gaan straks de Nederlandse transacties domineren, voorspelt hij.
Om de contante geldstromen verder terug te dringen zal er echter veel moeten
gebeuren. “Tussen nu en drie jaar is mobiel betalen gemeengoed, maar eerst zul-
len we nog heel wat marktontwikkeling moeten doen.” Ook Ron Simon gelooft dat
mobiliteit de sleutel is. “Niet op stap met je bankpas, reader en mobieltje, maar
alles in één apparaat.”
CHIPSTICKERS EN VINGERTOPPENMet welke nieuwe betaalmethoden krijgen consumenten vooral te maken de komende jaren?
iDEALNu al het meest gebruikte betaalmiddel door online shoppers. iDEAL is de Ne-
derlandse standaard voor internetbetalingen. Het werkt net als internetbankieren
en werd in de markt gezet door Currence, dat tevens PIN en Chipknip exploiteert.
Volgens Currence vinden consumenten iDEAL een makkelijker en veiliger betaal-
middel dan de creditcard.
Tip2Pay In juni startte Albert Heijn Tip2Pay, oftewel: betalen met je vingertip. Zes maanden
lang kunnen klanten in een filiaal in Breukelen afrekenen met hun vinger als
identificatiebewijs. Daarnaast onderzoekt de grootgrutter lokaal nog twee andere
betaalinnovaties: via de mobiele telefoon en via een contactloze kaart.
Rabo MobielBinnen afzienbare tijd gebruiken 200.000 klanten Rabobank SMS Betalen, denkt
Rabo Mobiel-directeur Eric Huijgen. Meer en meer mobieltjes zullen worden ge-
leverd met ingebouwde NFC-technologie (Near Field Communication) waardoor
ook hier de Japanse ‘wipe & go’-acties een vertrouwd straatbeeld worden. Op de
website zegt de bank te streven naar meer eenvoud in de wirwar van betaalpas-
sen en wachtwoorden; ‘In de toekomst kunt u als klant van Rabo Mobiel deze
verschillende passen samenvoegen in één chip in uw mobiele telefoon.’
BelparkerenEnkele grote steden introduceerden eerder dit jaar het mobiel betalen van een
parkeerplek. Uitvoerders zijn bedrijven als Yellowbrick en Parkline. De automobi-
list parkeert, meldt zich aan via een speciaal telefoonnummer, plaatst een kaart
achter de voorruit, en meldt zich af bij vertrek. Grote voordeel is dat de exacte
parkeertijd wordt afgerekend.
ZayPay De internationale betaaldienst is sinds maart van dit jaar operationeel. ZayPay
faciliteert internetbetalingen voor webwinkels en bestaande online betaaldiensten
Gebruikers die online willen betalen, sturen een sms of bellen een 0900-num-
mer. Het bedrag wordt daarna automatisch van hun beltegoed of abonnement
afgeschreven.
Payter Het Rotterdamse bedrijf Payter gelooft dat betalen met de mobiele telefoon me-
dio 2009 bij 45.000 winkeliers in Nederland mogelijk is. Het Payter-netwerk zou
laagdrempelig zijn omdat de gebruiker simpelweg een speciale chipsticker op zijn
mobieltje plakt. Deze maand startten 9000 ondernemers in alle grote steden met
deze nieuwste betaalwijze.
CLOU PAGINA 20 THEMA DE FINANCIËLE CONSUMENT
Beleggeniedere hobby kost geld
Beleggen in 2008Millward Brown onderzoekt ieder jaar in een multiclient onderzoek het
Nederlandse beleggersgedrag. Voorjaar 2008 telde Nederland in totaal 1,36
miljoen beleggende huishoudens (ongeveer 18%). Het belegde geld zit vooral in
beleggingsfondsen (43%). Daarnaast zijn aandelen (33%), derivaten (14%) en
obligaties (9%) populair. Voor veel beleggers is vooral het dividendrendement
aanleiding om te gaan beleggen. Zij kiezen voor waardeaandelen en niet zozeer
voor koerswinsten. Ook de interesse in duurzaam beleggen groeit. Ten opzichte
van voorjaar 2007 was het aantal beleggers gestegen van 8% naar 12%.
De stemming onder beleggers is licht negatief. De koersval van de AEX in
het eerste kwartaal van 2008 en de grote onzekerheid over de Amerikaanse
economie hebben het vertrouwen van de beleggers zeker geschaad. Het aantal
beleggende huishoudens is in 2008 dan ook netto met 5% gedaald. Er kwamen
overigens wel 60.000 nieuwe beleggers bij: er is altijd een groep die op een lage
koers wil instappen.
In het kader van dit onderzoek (Retail Investor) ondervroeg Millward Brown
1.075 huishoudens die belegden in maart en april 2008. Gevraagd werd naar
individuele aandelen, obligaties, beleggingsfondsen, derivaten, aandelenlease en
structured products.
Rationele keuzes maken, dat adviseren
beleggingsinstellingen.
Maar in de praktijk spelen emoties
een grote rol bij het beleggen.
‘Hebzucht en hoop,’ dat zijn de emoties die maken dat veel beleggers
instappen op de beurs. Dit schrijft onderzoeker en opleider Nico Bakker, hoofd
technische analyse bij ABN AMRO in zijn column op www.dft.nl (De Financiële
Telegraaf). Volgens Bakker kunnen die gevoelens omslaan in ‘trots, hoogmoed
en eigenwaan’ bij een stijgende koers. Op het werk en in de kroeg vertelt de
belegger over zijn geweldige winsten en het snel verdiende geld. De toehoorder
krijgt al snel het gevoel dat hij of zij een sukkel is die geweldige kansen laat
liggen. Een nog hoger stijgende koers leidt tot gevoelens van ‘liefde’ en zelfs
‘euforie’: de bomen groeien tot in de hemel. En dan komt het moment dat de
koers stagneert, zelfs wat daalt. Volgens Bakker is dat het moment waarop de
belegger moet verkopen – wat hij zelden doet. Veel mensen geloven niet dat er
na zonneschijn ook regen kan vallen, en blijven, tegen beter weten in, rekenen op
verdere koersstijging, op nóg meer winst. Als het aandeel dan in vrije val raakt, is
het te laat. De paniek slaat toe en menige belegger verkoopt zijn aandeel op de
bodem van de markt.
BeleggingshobbyAnja van Rooijen is werkneemster in de marktonderzoekbranche. Zij vertelt dat
zij elke dag zeker een uur met haar beleggingen bezig is. “Ik ben enthousiast
geworden door de verhalen van een goede vriend. Elke keer hoorde ik hoe hij
mooie rendementen maakte op zijn beleggingen en dat werkte aanstekelijk.
Bovendien houd ik wel van een gokje: ik koop regelmatig Staatsloten en ook
bezoek ik af en toe het Casino voor een avondje uit. Hoewel ik de cijfers goed
bestudeer, koop ik vooral op mijn gevoel: ‘Dat zit goed, dat moet ik hebben.’ En
dus bezit ik een hoop degelijke aandelen: banken, supermarkten, alles in een
gespreid pakket. Maar dat ik er rijk van word, dat kan ik niet zeggen. Tot nu toe
kost het me vooral geld. Veel aandelen die ik gekocht heb zijn gezakt als gevolg
van de ontwikkelingen in de wereldeconomie. Men adviseert wel om te verkopen
als de waarde 10% daalt maar dat doe ik eigenlijk nooit. En dus heb ik nu een
portefeuille van 15.000 euro die veel meer waard is geweest. Ach ja, iedere
hobby kost nu eenmaal geld: ook met postzegels verzamelen of sportvissen zul
je niet rijk worden. Ik denk op de lange termijn, zo’n 10 tot 15 jaar. Dan zullen de
koersen zich wel weer hersteld hebben.”
TEKST MIRJAM BROEKHOFF
CLOU PAGINA 21
MARIO VAN HAMERSVELDCOLUMN
Opsporing Verzocht?
Ineens renden er van alle kanten mannen van de mobiele eenheid naar het vak
waaruit de knal was gekomen. Na enig gedoe en heen- en weergetrek, liepen de
ordebewakers even later met een hevig tegenstribbelende halfnaakte man – die
ondersteboven, aan handen en voeten werd beetgehouden – door het hele PSV-
stadion. Ze kozen niet de dichtstbijzijnde uitgang, integendeel: zij liepen voor het
publiek langs het hele stadion rond, alvorens te verdwijnen. Iedereen zag hoe er
werd opgetreden. Had men de dader? Wellicht. Door dit vertoon nam het wange-
drag in het stadion een aantal jaren geleden wel snel af.
Is het zo langzamerhand geen tijd dat ook in onze industrie meer ‘public aanging’
wordt toegepast? Feit is dat ook in onze bedrijfstak niet iedereen het zo nauw
neemt met de regels. En het is ook een feit dat er te weinig echt wordt opgetre-
den tegen raddraaiers en zogenaamde professionals die de reputatie van het vak
schade toebrengen.
Hebben de beroepsorganisaties schrik? Durven ze niets te doen, uit angst voor
de juristen van de zwarte schapen? Juist de laatste jaren is ordehandhaving in
het marktonderzoek belangrijker geworden, vooral door de ontwikkelingen op het
gebied van online. Toch is er internationaal gezien, na een veelbelovend begin in
2003 op basis van onder meer het concept van ‘Fair Play’ uit Duitsland, weinig
vooruitgang geboekt bij de vormgeving en harmonisatie van effectieve discipli-
COLUMN
naire maatregelen. In Nederland hebben wij onder meer het Keurmerk en kwa-
liteitsinspectie. Daarmee onderscheiden wij ons in positieve zin van nogal wat
andere landen. Maar, is dat voldoende? Nog niet zo lang geleden legde een ijdele
man - het was niet de eerste de beste - opinieonderzoek op de tv nog zo uit, dat
ik hem graag even door ons stadion had laten slepen. Correctieve actie bleef toen
achterwege.
Het is duidelijk dat het aanzien van een vak sterk wordt bepaald door de stan-
daards van kwaliteit die er worden gehanteerd. Daarmee wordt het kaf van het
koren gescheiden.
Gezien de veranderende technologische en maatschappelijke context zijn we toe
aan een bredere omschrijving van ons werkgebied en onze kenmerkende werk-
wijzen. Het is in dit verband zeer de vraag of de nieuwe definitie of ‘footprint’ van
Esomar niet te beperkend is. (zie de nieuwe code op www.esomar.org).
Verbreding is mede nodig om de echte professionals niet te remmen bij groei en
innovatie, en om ze bij elkaar te houden. En vervolgens samen te werken aan
verantwoorde zelfregulatie, effectieve handhaving en naleving. Voor de reputatie
van het vak is het onvermijdelijk meer dan voorheen de tanden te laten zien, zoals
de specialisten dat graag noemen.
We moeten ons geen illusie maken: periodieke schoonmaak in de branche en
vertoon van disciplinaire spierballen zal geen einde maken aan ongewenste prak-
tijken. Maar laten we meer volharding, creativiteit en zichtbaarheid aan de dag
gaan leggen bij onze ‘politie-functie’. De geloofwaardigheid van ons vak is ermee
gediend.
Clou begint in dit nummer aan een nieuwe rubriek: de estafette-columnist.
De serie wordt geopend door Mario van Hamersveld – voormalig director general
van Esomar.
CLOU PAGINA 22 THEMA DE FINANCIËLE CONSUMENT
In april 2008 bracht Fortis ASR een nieuw pakket op de markt: het ZZP-Combi pakket. Een heel succesvol product, volgens Innovation manager Hil-bert Sieders van Fortis ASR. Hij vertelt hoe veertig Fortis-medewerkers de ZZP-er van binnenuit leerden kennen. Met hulp van marketingadviesbureau Branddoctors.
Sieders vertelt: “Innovatie staat bij ons hoog op de agenda. We pikken steeds
ideeën op die we toetsen en uitwerken via een vaste innovatiefunnel (stapsge-
wijs innovatietraject, MB). Een klein deel ervan leidt uiteindelijk tot een concreet
businessplan. Een van de projecten vorig jaar was het ontwikkelen van een pro-
duct voor de zelfstandige zonder personeel, kortweg: de ZZP-er (ook wel éénpitter
genoemd, MB). Dat is een heel aantrekkelijke markt: in Nederland zijn er zo’n
450.000 en per jaar komen er zeker 60.000 nieuwe ZZP-ers bij. We verwachten
dat die aantallen hoog blijven: veel professionals zoeken een omgeving met meer
vrijheid waar ze hun inhoudelijke ei kwijt kunnen. Ze denken dat ze zelf ook wel
opdrachten kunnen genereren en dus starten ze hun eigen bedrijf. ZZP-ers vind
je in de meest uiteenlopende beroepen: van schoonheidsspecialist tot personeels-
adviseur.”
“In het innovatietraject hebben we Branddoctors ingezet. Zij organiseerden voor
ons een veertigtal gesprekken op de werkplek van de zelfstandigen. Vaak is dat
thuis, bij wijze van spreken op de slaapkamer en soms ook in een gehuurd pand.
Aan die gesprekken namen in tweetallen verschillende medewerkers uit de re-
levante onderdelen van ons bedrijf deel. Die mensen kwamen uit verschillende
afdelingen: sales, productspecialist, marketingmedewerker, fiscaal jurist. Allemaal
hebben ze ZZP-ers ‘live’ meegemaakt. Na die gesprekken zijn we onder leiding
van Branddoctors met veertig man een dag met elkaar aan het werk gegaan. In
teampresentaties deelden we de uitkomsten met elkaar. Wat had je verwacht, wat
heb je gezien en wat verraste je? Dat delen van ervaringen is heel belangrijk: zo
kom je tot een gezamenlijk begrip en word je het eens over de behoeften van de
doelgroep.
De volgende stap was met de hele groep brainstormen over het soort dienstver-
lening dat je moet aanbieden. Wij moeten het onderscheid maken in de dienst-
verlening: de manier waarop je iets aan de klant aanbiedt. Om daar creatief in te
worden, deden we ook gedachte-experimenten aan de hand van andere branches.
ZZP-ers vind je in alle beroepen: van personeelsadviseur tot schoonheidsspecialist
TEKST MIRJAM BROEKHOFF
Het overzicht
Laten we eens kijken naar wat wij kunnen leren van concrete voorbeelden uit de
reisbranche, de uitzendbranche of de telecombranche. De uitkomsten van deze
dag hebben we gebruikt om onze ideeën uit te werken.”
ZZP-ers “We ontdekten dat voor startende zelfstandigen de administratie en verzekerin-
gen een sluitpost zijn. In de beginfase gaat alle energie naar het binnenhalen van
nieuwe opdrachten. Dat is logisch, veel starters komen namelijk uit een vaste baan
en hebben maar één zekerheid: géén salaris aan het einde van de maand. Wat er
dan geregeld moet worden hangt af van de privésituatie: ben je kostwinner of kan
je partner ook zorgen voor financiële continuïteit?
Ook opvallend is dat veel zelfstandigen, als het eenmaal loopt, best bereid zijn
om zaken uit te besteden. Vaak weet men wel dat er iets voor arbeidsongeschikt-
heid geregeld moet worden maar komt men er niet toe. Heel veel ZZP-ers weten
overigens niet dat hun zakelijke inventaris niet onder de dekking van de brand- en
inboedelverzekering valt. Opvallend is dat ZZP-ers best open staan voor advies.
Het is een hoog opgeleide en ervaren doelgroep die best met je over verzekeringen
wil praten. Tegelijk willen ze ook weten wat ze kunnen afdekken om vervolgens
zelf af te wegen welke dekking bij hun situatie past. Bewegingsvrijheid is dus heel
belangrijk.”
“Het product dat we hebben ontwikkeld is revolutionair. We hebben in het ZZP-
Combipakket namelijk verschillende soorten verzekeringen gecombineerd. Om te
beginnen de juridische aansprakelijkheid voor de freelancer als privé-persoon en
voor zijn of haar onderneming. Ook de zakelijke inventaris wordt tot op zekere
hoogte gratis meeverzekerd op de inboedelverzekering. Heel belangrijk in het pak-
ket is de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Deze verzekering heeft het imago
dat zij heel duur is maar dat klopt helemaal niet: het gaat er namelijk om wat je
wilt afdekken. De minimale variant is de budgetpolis: die dekt alleen de situatie
dat iemand helemaal niets meer kan, bij wijze van spreken: een bouwvakker in
een rolstoel. Die polis is heel goedkoop. Het is ook mogelijk om te kiezen voor een
meer luxe arbeidsongeschiktheidsverzekering: de uitgebreidste variant verzekert
dat iemand geen ander werk dan in zijn eigen beroep hoeft te doen en kent een
korte wachttijd. Aan dat product hangt natuurlijk wel een heel ander prijskaartje.”
Groeimarkt verzekeringen
60.000 nieuwe ZZP-ers per jaar
CLOU PAGINA 23THEMA DE FINANCIËLE CONSUMENT
Op dit moment bestaat 10% van de Nederlandse bevolking uit niet-westerse allochtonen. Bureau Veldkamp bracht met behulp van Futureview, een nieuw en gevalideerd onderzoeksinstrument, het financiële gedrag van de trend-setters in kaart.
Veldkamp doet veel beleidsonderzoek en heeft ruime ervaring in moeilijker be-
reikbare doelgroepen zoals allochtonen. Yolanda Schothorst, algemeen directeur
bij Veldkamp, vertelt dat deze groep bestaat uit zeer verschillende subgroepen. De
grootste groepen zijn Turken, Marokkanen, Antillianen en Surinamers, elk met hun
eigen kenmerkende cultuur. De groep als geheel is zeer interessant voor marke-
teers: het besteedbare inkomen van deze groep bedroeg in 2007 zo’n 14 miljard
euro. Deze koopkracht groeit hard: het opleidingsniveau stijgt en de werkloosheid
daalt. De doelgroep slaagt er ook steeds beter in om goedbetalende banen te
veroveren. Dat komt zeker ook doordat jongeren verbeterkansen zoeken, zij kiezen
voor beroepen met aanzien en zekerheid zoals arts en advocaat.
Schothorst: “Voor deze culturele groepen geldt ook dat zij een sterke band heb-
ben met de eigen groep: zij behouden hun sociale identiteit en houden vast aan
eigen culturele gewoonten. Mond tot mondreclame speelt dan ook een grote rol.
De informele leiders en trendsetters oefenen veel meer invloed uit op voorkeuren
en aankopen dan in een ‘gemiddeld’ Nederlands gezin. Mensen die binnen een
doelgroep veel vernieuwen en invloed uitoefenen, noemen wij de ‘Future Shapers’.
Deze personen scoren veel hoger dan gemiddeld op de stelling: ‘Mensen, fami-
lie en vrienden vragen mij vaak advies over welke producten ze moeten kopen’.
Deze Future Shapers zijn anders dan de ‘early adopters’: dat is een groep die
snel ergens op uit gekeken raakt. Future Shapers houden juist vast aan eenmaal
gemaakte keuzes.”
Luxe en status“Opvallend is dat Future Shapers uit de doelgroep niet-westerse allochtonen hoog
scoren op luxe en status. Uit ons onderzoek blijkt dat liefst 70% van hen het eens
is met de stelling: ‘Ik kan erg genieten van luxe producten’. Ook status en mooie
spullen doen het goed: 44% van de groep gaat akkoord met de stelling: ‘Ik koop
producten die bij mijn status passen’ en 40% onderschrijft de uitspraak: ‘Vaak wil
ik gewoon het mooiste en duurste kopen’. Dat heeft er mogelijk mee te maken
dat het in deze culturen als ‘goed’ beschouwd wordt om te laten zien wat je hebt.
In traditioneel Nederlandse kringen vindt men dat wat onbescheiden.” Nederlan-
ders staan het zichzelf ook vaak niet toe om te genieten van verworven welvaart,
zo zegt Yolanda Schothorst. Over het bankwezen kan zij nog wat meer vertellen:
“Hoewel ik uit ander onderzoek weet dat de Postbank zeer gewild is onder de
niet-westerse allochtonen, blijkt dat vooral de Future Shapers ook graag bankieren
bij de ABN AMRO. Het marktaandeel van die bank zal dus waarschijnlijk verder
groeien in de gehele niet-westerse groep. De Rabobank bezet de derde plaats.
Er zijn ook verschillende banken in opkomst: van de Future Shapers hoorden we
regelmatig dat zij bankieren bij DSB Bank, OHRA of ING.”
TEKST MIRJAM BROEKHOFF
Het overzicht
Allochtone trendsetter geniet van luxe
CLOU PAGINA 26 THEMA DE FINANCIËLE CONSUMENT
Het overzicht
Liane Pettersson, senior marketeer bij RVS, gaf Ruigrok Netpanel de opdracht om op originele wijze in beeld te brengen hoe jonge mensen die zelfstandig gaan wonen ondersteund willen worden bij het regelen van de eigen finan-ciën. De uitkomsten leidden tot een heel andere manier van dienstverlening. ‘Simpel, laagdrempelig en met niet teveel poespas.’
Liane Pettersson vertelt dat RVS zich in dit project vooral richtte op jongeren tus-
sen de 18 en 30 jaar, met een MBO/MBO+ opleiding. “Deze groep heeft behoefte
aan onze producten als zij uit huis gaan om alleen of samen te gaan wonen. Veel
mensen kopen een huis en ook een flink deel van hen krijgt voor zijn dertigste kin-
deren. Dat zijn gebeurtenissen die je financiële situatie drastisch beïnvloeden. Op
voorhand dachten we in de eerste plaats aan het internet: je hoort namelijk altijd
dat deze generatie daar ‘werkelijk alles’ mee doet. Dat klopt ten dele - daarom
bieden we nu op www.rvs.nl een aantal handige tools. Zoals: een checklist bij het
verhuizen, een tool om vast te stellen of je niet over- of onderverzekerd bent en
een budgetplanner waarmee je meer greep krijgt op je persoonlijke financiën.
Toch bleek uit het project dat deze jongeren internet vooral zien als een instrument
om je mee te oriënteren. De groep zoekt ook op andere manieren actief naar in-
formatie. Heel belangrijk daarbij is de mening van hun ‘peers’: anderen in dezelfde
leeftijd die ook bijvoorbeeld een huis hebben gekocht. Ook vinden veel jongeren
het prettig om te klankborden met een adviseur over de vraag: ‘Wat is er allemaal
mogelijk in mijn situatie en wat heb ik daarvan écht nodig?’ Jongeren staan dus
zeker open voor een telefonisch adviesgesprek met het startersteam van RVS. Bij
aankoop van een huis voelen veel mensen ook voor een persoonlijk adviesgesprek
over hun situatie. Het beeld van ‘die ontzettend stoere en zelfstandige groep jon-
geren die alles zelf regelt via internet’ bleek dus echt niet te kloppen.”
Co-creation“Het onderzoek verliep op een heel inspirerende manier. Eerst organiseerde Ruig-
rok voor ons een co-creationsessie. Daarbij schakelden ze MBO- en HBO-stu-
denten in ‘die iets gedaan hebben met marketing’. We werkten in groepsgewijze
brainstormsessies en in kleine discussiegroepjes met studenten en mensen van
RVS. De studenten brachten in beeld wat de behoeften zijn van hun leeftijdsgeno-
ten op het moment dat zij zelfstandig gaan wonen en een zelfstandige financiële
huishouding gaan voeren. De sleutelwoorden die hieruit naar voren kwamen zijn:
‘gemakkelijk’, ‘overzichtelijk’, ‘in één keer klaar’. Ook de term ‘bevestiging’ scoor-
de hoog. Jongeren weten weinig van hun financiën en ze hebben geen idéé wat er
TEKST MIRJAM BROEKHOFF
allemaal geregeld moet worden. Bijvoorbeeld: mensen kopen een huis en krijgen
kinderen, maar er is niets geregeld voor het geval een van de partners overlijdt.
De uitkomsten van de co-creation werden aan het einde van de dag terugge-
koppeld aan mijn collega’s en een aantal leidinggevenden van RVS. Daarna zijn
we intern gaan nadenken over de vraag hoe wij onze producten kunnen laten
aansluiten op de belevingswereld van deze groep klanten. Van daaruit hebben
we het (samen)woonpakket ontwikkeld voor jongeren die hun eigen huishouding
beginnen. Voor mensen die een huis gaan kopen bieden we het (samen)koop-
een-huispakket. Het (samen)leefpakket is gericht op kinderen en nabestaanden.
Het (samen)woonpakket staat ook op internet, het (samen)leefpakket maken we
daar nu klaar voor. Naast internet kunnen onze klanten ook gebruik maken van
een persoonlijke financiële coaching. Omdat financiën best een lastig onderwerp
vormen, stellen veel mensen zo’n coaching op prijs.”
Producttest “Ten slotte hebben we in een klantonderzoek getest of de producten die we be-
dacht hadden inderdaad aansluiten op de leefwereld van de jongere klant. Je test
of wat je bedacht hebt ook écht werkt, qua vorm, qua woordkeuze en presentatie.
Dat gaf een enorme kick: mensen herkenden de producten meteen en we merk-
ten dat die precies zo zijn als ze zelf bedacht zouden hebben. Wij hoorden daar
ook dat onze klanten het leuk vinden om een cadeautje te krijgen zonder dat dit
doorslaggevend is bij de keuze van een verzekering. Daarom geven we bij het
(samen)woonpakket nu een naambordje cadeau. Het is iets heel simpels maar het
is relevant op dat levensmoment: mensen vinden het daarom enig,” aldus Liane
Pettersson.
‘Zelfstandig wonen? Geen idéé wat je moet regelen’
Blauw Research onderzocht in opdracht van verzekeringsmaatschappij Car-dif hoe de Nederlander aankijkt tegen zijn financiën. Nederlanders maken zich het meeste zorgen over de hypotheekrenteaftrek (24%), het pensioen-gat (22%) en de mogelijkheid van opslagen op ziektekostenverzekeringen als gevolg van een ongezonde levensstijl (20%).
Kim Derrix van Blauw Research is verantwoordelijk voor dit onderzoek. Zij con-
stateert dat mensen zich vooral zorgen maken over zaken die hen direct in de
portemonnee raken. “Je ziet op dit moment dat de huizenprijzen in Amerika enorm
dalen. Veel mensen moeten hun huis verkopen omdat ze de hypotheek niet meer
op kunnen brengen. Ook de beurswaarde van de banken daalt. Dagelijks haalt dit
de krant. Toch maken minder mensen zich hier zorgen over (17%) dan over de
mogelijke aantasting van de hypotheekrenteaftrek (24%).
Pers Cardif is een actieve verzekeringsmaatschappij die zeer bekend is bij tussenper-
sonen. Een half miljoen Nederlandse huishoudens heeft een levens- of arbeids-
ongeschiktheidverzekering lopen bij dit concern. De uitkomsten van het groot-
schalige marktonderzoek zijn in de eerste plaats bedoeld om de tussenpersonen
te informeren over de marktontwikkelingen. Daarnaast leidde dit onderzoek tot
een flinke pers-exposure. Het eerste persbericht vertelde dat veel Nederlanders
‘financiële zekerheid’ belangrijker vinden dan een goede relatie of levensgeluk.
Dit bericht slaagde in haar opzet: het haalde vele voorpagina’s. In de komende
maanden zullen ook de keuzes die Nederlanders maken als het financieel thuis
wat minder gaat onder de aandacht worden gebracht.
Feiten over financiële zorgen Uit het onderzoek van Blauw blijkt dat:
51% van de Nederlanders zich wel eens zorgen maakt over de eigen financiële
situatie,
76% regelmatig nadenkt over mogelijke besparingen,
45% niet makkelijk kan rondkomen van het maandelijkse inkomen,
66% niet makkelijk zou kunnen rondkomen met minder inkomen,
38% een grote uitgave als een wasmachine direct kan betalen.
Voor dit onderzoek zijn in april en mei 2008 1060 Nederlanders ondervraagd.
THEMA DE FINANCIËLE CONSUMENTTEKST MIRJAM BROEKHOFF
Het overzicht
CLOU PAGINA 27
Hypotheekaftrek grootste zorg van Nederlander
Het overzicht
De DSB Bank (Dirk Scheringa Beheer Bank) is vooral bekend door haar consumptieve kredietverlening: in deze markt heeft zij een aandeel van zo’n 17%. DSB ambieert de positie van beste Nederlandse consumentenbank. Haar missie: duidelijke en eenvoudige producten tegen het meest aantrek-kelijke tarief. Om dat te realiseren zet de bank onder andere het onderzoek-stool MyMirror van TNS NIPO Commerce in.
MyMirror is een onderzoeksinstrument om de effectiviteit en de inhoud van
persoonlijke klantgesprekken te beoordelen. Deze gesprekken vinden plaats in
een van de dertig vestigingen van de bank, of bij potentiële klanten thuis. Meteen
na het gesprek krijgt de klant een mailtje met daarin een vragenlijst: het invullen
neemt vijf à zes minuten in beslag. De resultaten worden bij TNS NIPO meteen
verwerkt. Die rechtstreekse feedback is een sterk punt van dit onderzoeksinstru-
ment: de bank kan meteen met de resultaten aan de slag. Richard Pet, Directeur
Marketing bij DSB Bank, is sinds een aantal maanden gebruiker van MyMirror.
Op zijn kantoor in Wognum vertelt hij over zijn ervaringen met dit product.
KlantervaringenRichard Pet: “Wij wilden vooral antwoord krijgen op de vragen: ‘Hoe tevreden is
onze klant over onze manier van producten aanbieden?’ en ‘Wat is de kwaliteit
van de accountmanager, die de afspraak heeft met de klant?’ Om deze vragen
te beantwoorden hebben we in de eerste instantie gekozen voor MyMirror. We
willen namelijk concrete feedback op de prestaties van onze accountmanagers
en we willen weten wat de klant van ons vindt als hij géén klant is geworden.
MyMirror zetten we vooral in bij de mensen die een afspraak met ons maken
voor een persoonlijk gesprek. Dit zijn de mensen die serieus geïnteresseerd zijn
in onze producten en diensten: ze nemen de tijd om zich te laten informeren en
zijn daardoor erg betrokken. De gesprekken met deze mensen leveren de meest
relevante informatie op."
"Ik ben positief verrast door de goede scores van onze accountmanagers.
We zien veel achten. Mensen ervaren vooral dat er bij de DSB Bank echt naar
ze geluisterd wordt. Maar we willen natuurlijk nog beter worden. Onze account-
managers krijgen gemiddeld nog geen negen of tien. Onze managers zijn goed
op de hoogte van de onderzoeksresultaten en zij sturen de accountmanagers
aan met de resultaten van MyMirror. We houden ook groepsbesprekingen waarin
ideeën worden uitgewisseld. Later zullen we de accountmanagers ook één op
één gaan begeleiden en de uitkomsten opnemen in de opleiding en training van
de accountmanagers."
Direct reageren"Ook interessant zijn de signalen die we uit MyMirror krijgen over de informatie-
behoefte van klanten: soms moeten er zaken op papier worden gezet om duide-
lijkheid te scheppen. En ik vind het héél prettig dat we direct kunnen reageren als
klanten tijdens het onderzoek nog vragen hebben en aangeven dat zij gebeld wil-
len worden. Dat doen we dan ook meteen. Natuurlijk willen we ook graag weten
waarom klanten níet met ons in zee gaan. Mensen worden bijvoorbeeld geen
klant omdat ze hun hypotheek al goed hebben geregeld en oversluiten geen direct
voordeel oplevert. Deze mensen worden nu misschien geen klant maar komen
in de toekomst graag nog een keer naar ons toe. We nemen in de training van
accountmanagers op hoe zij het beste met dit soort situaties kunnen omgaan.”
Richard Pet benadrukt dat marktonderzoek heel belangrijk is voor de DSB Bank.
“Het is onze ambitie om uit te groeien tot de nieuwe grootbank van Nederland. Met
MyMirror hebben we steeds in kaart hoe tevreden onze klanten zijn. Daarnaast
willen we ook steeds peilen wat de behoeften zijn van onze potentiële klanten.
Daarbij toetsen we onze eigen bevindingen steeds aan de realiteit: ‘Denken onze
klanten echt zoals wij ze inschatten?’ En ‘Wat zegt de klant zelf dat hij nodig
heeft?’ Daar kunnen we in onze informatieverstrekking en onze producten dan
op aansluiten."
Marktonderzoek of salesinstrument?Volgens Richard Pet is MyMirror niet alleen een customer care product maar ook
een salesinstrument. “Deze onderzoeksvorm maakt duidelijk of klanten een goed
gevoel hebben bij de DSB Bank, of mensen vinden dat ze goed geïnformeerd zijn,
of ze vertrouwen hebben in de bank en in de producten van de bank. MyMirror
toetst of mensen na een eerste gesprek inderdaad een product bij je willen afne-
men. Als de uitkomst goed is, dan geeft dat de accountmanager een heel safe
gevoel bij het aangaan van een tweede gesprek.”
Vanaf begin mei 2008 hebben ruim drieduizend mensen hun mening gegeven via
MyMirror. De response ligt op ongeveer dertig procent.
TEKST MIRJAM BROEKHOFF
Kwaliteit verkoopgesprek direct in beeld
DSB Bank krijgt rechtstreekse feedback
CLOU PAGINA 28 THEMA DE FINANCIËLE CONSUMENT
Xander van Uffelen
‘Topbeloningen schaden de economie’
TEKST VITTORIO BUSATOCLOU PAGINA 30 THEMA DE FINANCIËLE CONSUMENT
CLOU PAGINA 31THEMA DE FINANCIËLE CONSUMENT
Econoom en journalist Xander van Uffelen publiceerde onlangs het boek Het
grote graaien, waarin hij de opkomst schetst van de exorbitante beloningen
in het bedrijfsleven. ‘Vroeger verdiende een topman hooguit tien procent op
zijn basissalaris. Daar kocht-ie dan een nieuwe auto voor.’
Wie in Zwitserland meer dan honderdduizend handtekeningen verzamelt, kan
wetswijzigingen in gang zetten die anders alleen politici kunnen aanzwengelen.
De Zwitserse ondernemer Thomas Minder kostte het drie jaar om bijna 150.000
handtekeningen van gelijkgestemde landgenoten te verzamelen voor een wettelijk
verbod op gouden handdrukken en voorafbetalingen aan leden van het topma-
nagement van beursgenoteerde bedrijven. Minder noemt het systeem rond exces-
sieve beloningen van topmanagers ziek, zo zei hij begin juli in een interview met
NRC Handelsblad. ‘Aan de reeks schandalen rond topverdieners zie je dat de best
betaalde managers niet altijd de béste managers zijn.’
Xander van Uffelen, econoom en journalist bij de Volkskrant, vindt het een lovens-
waardig initiatief van Minder. Van Uffelen publiceerde onlangs Het grote graaien,
een lezenswaardig boek over 25 jaar topsalarissen in Nederland. “Het zijn vaak
ondernemers met ferme kritiek op excessieve beloningen van topmanagers. Die
managers zijn immers in loondienst en lopen geen ondernemersrisico.”
Overigens is vrijwel iedereen in Nederland en Europa het er tegenwoordig over
eens dat gouden handdrukken bij slechte prestaties niet kunnen, benadrukt
Van Uffelen. “Dat probleem is de laatste jaren aanzienlijk minder geworden.
Bijvoorbeeld Jean-Paul Votron krijgt bij zijn vertrek bij Fortis een jaarsalaris mee.
Dat is volgens de richtlijnen voor verantwoord ondernemingsbestuur zoals opge-
steld in de code Tabaksblat. De steeds schever wordende verhouding tussen vaste
en variabele beloning vind ik een groter probleem. Daar hebben aandeelhouders
en directeuren helaas minder moeite mee.”
De Volkskrant publiceert al sinds 1988 jaarlijks lijstjes met salarissen van bestuur-
ders bij beursgenoteerde bedrijven. Ondanks de misschien saaie herhaling vinden
deze lijstjes nog altijd gretig aftrek onder lezers. Niet zelden ook zorgen ze voor
maatschappelijke ophef.
Wat als een constante uit die cijfermatige informatie naar voren komt: de sa-
larissen aan de top stijgen harder dan het loon van de doorsnee werknemer.
Directeuren uit de top honderd verdienden in 2005 gemiddeld 32 keer een modaal
jaarsalaris, in 1985 was dat nog 16 keer. Jan Bennink van Numico verdiende na
de overname door Danone met zijn bonus van 85 miljoen euro zelfs 2666 keer
zoveel als Jan Modaal.
“Als we weten waarom directeuren zoveel geld opstrijken en niemand weet hen
te stuiten, valt dus ook beter te begrijpen hoe een Nederlands bedrijf in de eenen-
twintigste eeuw opereert,” aldus Van Uffelen over de journalistieke motivatie in de
inleiding van zijn boek. “Hoe komt het toch dat de salarisconflicten blijven etteren
en hoe zou het probleem dan wel opgelost kunnen worden?”
Waarom spreekt u van een probleem?“De belangrijkste reden is dat het effect van die topbeloningen de economie kan
schaden. Als het variabele deel in hun beloning verhoudingsgewijs heel groot is,
dan zijn topbestuurders meer geneigd strategisch (te) grote risico’s te nemen. Denk
aan mislukte fusies, agressieve overnames, verstrekken van risicovolle hypotheken.
Zo kunnen bestuurders in korte tijd misschien wel heel veel geld verdienen, maar
op de lange termijn zijn de consequenties van hun strategie meestal niet te over-
zien. Blijft bij een verkeerde strategische keuze de schade beperkt tot het bedrijf,
dan heeft dat nauwelijks effect op de economie. Maar in het geval van de huidige
hypotheekcrisis in Amerika is dat allerminst het geval. Het is moeilijk causaal hard
te maken, maar algemeen erkent men dat de toename van variabele beloningen en
het nemen van grotere strategische risico’s hand in hand gaan. Vroeger verdiende
een topman hooguit tien procent op zijn basissalaris. Daar kocht-ie dan een nieuwe
auto voor.”
Wat is een reële verhouding volgens u?“Het heeft met maatvoering te maken. Ik vind het vooral belangrijk dat men er in
bedrijven over nadenkt. Alom wordt erkend dat Bennink goed heeft gepresteerd. De
koers van Numico is onder zijn leiding meer dan vertienvoudigd. Maar zou hij het ook
niet hebben gedaan voor twintig miljoen? Tijdens het bewind van Rijkman Groenink
is op het laatst de koers van ABN AMRO ook flink gestegen, terwijl hij tien jaar lang
zijn doelstellingen niet haalde. Deze voorbeelden illustreren hoe de methodiek van
variabel belonen kan wringen.”
Topbeloningen zorgen geregeld voor maatschappelijke verontwaardiging. In uw boek stelt u dat aandeelhouders geen moeite hebben met hoge salarissen. Hoe verklaart u dat?“Aandeelhouders komen in toenemende mate uit het buitenland. Die hebben niet zo
veel met de Nederlandse ethiek van meer bescheiden beloningen en een redelijke
verhouding tussen wat de top verdient en hoeveel de werkvloer krijgt. Ook hebben
internationale aandeelhouders minder binding met de wortels van een bedrijf. Ze
zijn tegenwoordig echter wel invloedrijker dan bijvoorbeeld werknemers of klanten.
Aandeelhouders zijn in het algemeen meer op de korte termijn gericht en willen snel
rendement zien. Variabel belonen is een instrument dat daarbij kan helpen, zo den-
ken ze. In mijn boek stel ik dat aandeelhouders meer tegen zichzelf in bescherming
genomen moeten worden. Zo’n ongezonde blik op de korte termijn is riskant, daar
kunnen ze zelf juist de dupe van worden. Aandeelhouders met oog voor de langere
termijn zullen voorzichtiger zijn bij het toestaan van hoge variabele bonussen.”
U berichtte een paar jaar geleden als eerste over het hoge salaris van de directeur van de Hartstichting. Vrijwilligers wilden hun werk niet meer doen. Uiteindelijk moest de directeur vertrekken. Hoe kijkt u op die affaire terug?“Bij de krant wilden we een item maken over de salarissen van bestuurders van
goede doelen. In het bewuste nieuwsbericht meldden we dat, op basis van de
diverse jaarverslagen, de directeur van de Hartstichting met 170.000 euro de best
betaalde bestuurder was. Voor dat bedrag stond hij overigens al een paar jaar op
de loonlijst. De Raad van Toezicht had ermee ingestemd dat hij ongeveer even-
veel bleef verdienen als wat hij als hartchirurg deed. Maar de Hartstichting kreeg
enorm veel kritiek van collectanten en donateurs. Er zou veel te veel aan de strijk-
stok blijven hangen, zo redeneerde men. Dat bewuste jaar is er zo’n drie miljoen
minder aan donaties binnengekomen. De Raad van Toezicht is toen haar eigen
besluit over het salaris van de directeur in twijfel gaan trekken. De directeur heeft
het op een rechtszaak laten aankomen; die hij natuurlijk heeft gewonnen.
Hij is uiteindelijk ontslagen omdat de arbeidsverhoudingen waren verstoord.
Mijn journalistieke publicatie is wel mede aanjager geweest dat salarissen van
directeuren van goede doelen nu aan een maximum zijn gebonden. En daar hou-
den ze zich prima aan. De directeur van de Hartstichting is met pensioen. Ik had
hem graag voor mijn boek gesproken maar hij wilde niet. Terugkijkend denk ik dat
hij best een gebaar had kunnen maken door destijds zeg twintigduizend euro van
zijn salaris terug te geven. Grootse gebaren maakten bijvoorbeeld de directeuren
van de energiebedrijven Essent en Nuon wel, toen na publicatie van hun salaris
allerlei lokale politici, provinciale gedeputeerden en in mindere mate klanten zich
verontwaardigd toonden. Het siert zulke bestuurders dat ze gevoelig zijn voor die
geluiden.”
Bij goede doelen en voormalige publieke organisaties lijken consumenten, gevoed door berichtgeving uit de media, dus enige invloed uit te kunnen oefenen als het gaat om topbeloningen. Wat kunnen consumenten doen die bijvoorbeeld walgen van de beloningen die Bennink of Rijkman Groenink hebben gekregen?“Consumenten hebben vaak een dubbele moraal. Op feestjes doen mensen heel
geïrriteerd over zulke beloningen. Maar het blijft bij verontwaardiging, hun gedrag
veranderen ze zelden. Wie een baby’tje heeft, laat niet snel de potjes van Danone
of Olvarit staan. Van bank veranderen is weer een hoop administratief gedoe.
Het gebeurt zelden dat consumenten een vuist maken. Je zou in dat opzicht van
de Consumentenbond meer kunnen verwachten. Ik heb dat wel eens gevraagd,
maar men voelt zich daartoe niet echt geroepen. De Consumentenbond richt zich
primair op de kwaliteit en de prijs van een product, niet op wat een topmana-
ger bij dat product verdient. De invloed van werknemers is overigens ook gering.
Vakcentrales klagen elk jaar wel over topbeloningen van bestuurders, maar oproe-
pen tot een staking is er vooralsnog niet bij.”
Als u politiek eindverantwoordelijk was voor die topbeloningen, wat zou u dan doen?“Er is geen simpele oplossing, maar Europese afspraken over beloningen zijn
noodzakelijk. Ik zou pleiten voor een sterkere rol van centrale toezichthouders als
De Nederlandsche Bank of De Europese Centrale Bank. Die zullen overigens dan
hooguit enige invloed op beloningen in de semi-publieke sector hebben. In de vrije
markt ben je als politicus vrijwel machteloos. Wel zou ik bedrijven aansporen een
paragraaf over loonethiek in hun maatschappelijke jaarverslag op te nemen.”
U bent in uw boek zelf heel open over uw verdiensten: 4�.000 euro bruto bij de krant en een euro bruto per verkocht exemplaar. Heeft u zichzelf al exorbitant verrijkt?“Vooralsnog heb ik 2400 boeken verkocht. Hopelijk komen daar na dit interview
weer honderden bij!”
Voor meer info: www.topsalaris.nl
CLOU PAGINA 32 THEMA DE FINANCIËLE CONSUMENT
Economisch klimaatDe helft van het MOA-panel is pessimistisch over de economie op internationaal
gebied. Vooral de kredietcrisis in de Verenigde Staten en de beurskoersen baren
opdrachtgevers van marktonderzoek zorgen (‘De crisis op de financiële markten
als gevolg van de kredietcrisis heeft zijn invloed op het economisch klimaat in
de hele wereld. En die crisis zal nog wel even doorgaan.’). Over het economische
klimaat in Nederland is men beduidend positiever. Dit komt veelal doordat men
vindt dat het gewoonweg goed gaat en door de lage werkloosheid (‘Er zijn veel
banen beschikbaar, de euro staat goed ten opzichte van de dollar, Nederlanders
hebben voldoende buffer om met tegenslagen om te gaan.’). Redenen waarom
sommigen zich wel zorgen maken over de Nederlandse economie zijn de
ontwikkelingen op de huizenmarkt (huizenprijzen en hypotheekrente) en de
toenemende inflatie (‘Inflatie zal toenemen, huizenmarkt zal minder florissant
zijn, maar allerbelangrijkste is dat de banken bang zijn en daardoor moeilijker
worden met het uitlenen van geld, bovendien hebben ze geen geld om uit te
geven.’).
BeloningsstructuurEenderde van de opdrachtgevers van marktonderzoek is in het afgelopen
meer waarde gaan hechten aan beloningsstructuur (salaris, pensioenopbouw,
secundaire arbeidsvoorwaarden, e.d.). Tevens denken zij dat beloningsstructuur
vaker belangrijker dan minder belangrijk is geworden voor collega’s/
medewerkers aan wie zij leiding geven en andere marktonderzoekers. Dit
verschijnsel zal zich in de toekomst waarschijnlijk blijven voordoen. De meeste
opdrachtgevers die nu aangeven dat de beloningsstructuur belangrijker is
geworden, verwachten dat dit belang in de toekomst verder zal toenemen.
Ontwikkelingen financiële instellingenDe meeste opdrachtgevers van marktonderzoek zijn van mening dat financiële
instellingen anticiperen op nieuwe ontwikkelingen op het gebied van
betalingsmogelijkheden en -gemak. Vooral het Rabo-sms betalen heeft indruk
gemaakt. Degenen die vinden dat financiële instellingen hier juist beter op
zouden kunnen inspelen, vinden vooral dat er kansen liggen in de uitbreiding van
online mogelijkheden (‘Digitale mogelijkheden worden onvoldoende benut door
financiële instellingen’). Hiervoor zou volgens één respondent meer fundamenteel
onderzoek gedaan moeten worden naar elektronisch betalen via nieuwe media.
Ook bij het fenomeen mobiel betalen zet een respondent vraagtekens: ‘Ik weet
het eigenlijk niet, maar hoor er nooit iets over. Het laatste nieuws wat ik heb
ontvangen betrof mobiel betalen, maar dat is al jaren geleden. Ik heb niet de
indruk dat het een grote vlucht heeft genomen.’
TEKST BARBARA LEWIS (STADSPEIL) EN JAN ROEKENS (CLOU)
MOA-panel
Pessimisme over wereldwijde economiemaar optimisme over Nederland
CLOU PAGINA 34
Het onderzoek heeft plaatsgevonden via internet in de periode 22 tot en
met 31 juli 2008. In totaal zijn n=116 panelleden ondervraagd. Hiervoor is
gebruikgemaakt van het online panel van de MOA. Het MOA-panel is een panel
voor gebruikers van marktonderzoek en aanverwante informatiediensten. Wilt
u als opdrachtgever van marktonderzoek ook lid worden van het MOA-panel?
Meldt u dan nu aan via www.moapanel.nl.
Dit panel wordt mede mogelijk gemaakt door ISIZ en Stadspeil
Een onderzoek uitzetten onder een online panel is behoorlijk laagdrempelig:
snel, relatief goedkoop, er kan geput worden uit vele duizenden paneldeelne-
mers, het is makkelijk om een doe-het-zelf poll te doen. Maar deze voordelen
zouden wel eens het nadeel kunnen worden van online panelonderzoek. Het is
té makkelijk en daarmee is het risico op onbetrouwbaar en inhoudelijk onzin-
nig onderzoek te groot. Er wordt te snel gekozen voor online panelonderzoek
zonder andere, wellicht veel beter geschikte, onderzoeksmethoden überhaupt
te overwegen. Clou vroeg reacties op de volgende stelling: Te vaak en te mak-
kelijk wordt tegenwoordig gekozen voor online panelonderzoek
Govert van den BosDirecteur onderzoeksbureau MWM2“Het is moeilijk een oordeel te vellen over de gehele markt. MWM2 profileert zich
als gespecialiseerd bureau voor online marktonderzoek, waardoor er al een soort
natuurlijke selectie plaatsvindt van het type onderzoeksopdrachten die wij uitvoe-
ren. Daar komt bij dat veel van het online onderzoek dat wij uitvoeren via eigen
panels of klantenbestanden van onze opdrachtgevers wordt uitgevoerd.
Bij de beantwoording van deze vraag moeten we wel onderscheid maken tussen
de methodiek (online) en de steekproefbasis (panel). In het laatste geval moeten
we niet vergeten dat veel ‘offline’ onderzoek ook met behulp van access panels
wordt uitgevoerd. Het gaat dan over de problematiek van de kwaliteit van panels
en het gegeven dat met de komst van de panels geen random steekproeven meer
worden getrokken. Dit betreft niet alleen online onderzoek. Wel merk ik soms dat
opdrachtgevers omwille van de kosten en doorlooptijd kiezen voor online onder-
zoek, ook als dat objectief gezien niet de meest geschikte methode is.”
Dr.ir. Bart Pluis General Manager PanelClix“De stelling is natuurlijk volstrekte onzin. Online data collectie is snel, goedkoop
en wordt steeds vaker toegepast door onderzoekers. De kwaliteit van online on-
derzoek kan zeer goed worden bepaald omdat het gedrag van respondenten vol-
ledig meetbaar is. De kennis over de kwaliteit van online onderzoek neemt dan
ook snel toe door de vele publicaties op dit gebied. In mijn overtuiging zal de
kwaliteit uiteindelijk op een veel hoger niveau uitkomen dan andere methodes van
datacollectie. Wel is het waar dat de keuze voor online datacollectie ter discus-
sie moet worden gesteld bij doelgroepen waarvoor internetpenetratie laag is. Bij-
voorbeeld ouderen en eerste generatie allochtonen. Alleen daar is de zelfselectie-
onzuiverheid zodanig dat resultaten van het onderzoek kunnen worden beïnvloed.
Verder moeten alle marktmarktpartijen ervoor waken dat door onaantrekkelijke
vragenlijsten steeds meer leden in panels inactief worden. Waardoor uiteindelijk
een steeds kleinere groep van respondenten deelneemt aan een groter aantal
onderzoeken.”
CLOU PAGINA 36 IN DE STEEKPROEF TEKST JAN ROEKENS EN ROB VAN BODEGOM
Kiezen we te vaak voor online panelonderzoek?
Drs. Martijn van der Veen Chief NetPanel“Natuurlijk is het belangrijk om bij iedere onderzoeksaanvraag eerst te bekijken
wat de meest geschikte methode van onderzoek is. Automatisch kiezen voor on-
line panelonderzoek leidt lang niet altijd tot de gewenste resultaten. Soms is het
bijvoorbeeld beter bezoekers bij het verlaten van een winkel te interviewen, of
om lezers schriftelijk te benaderen. Wij zijn niet van mening dat er té veel online
panelonderzoek wordt uitgevoerd in Nederland. Jammer is alleen dat er ook veel
slecht panelonderzoek is. Het uitvoeren van goed onderzoek is een combinatie
van het toepassen van de theorie en ervaring. Deze blijken lang niet altijd goed
toegepast. De grootste ergernissen van panelleden hebben te maken met slecht
opgestelde vragenlijsten (onduidelijke vragen, vragen die niet van toepassing zijn,
antwoord niet kwijt kunnen, et cetera). Dit heeft als resultaat hogere afhaakper-
centages, slecht ingevulde vragenlijsten en daardoor onderzoeksdata van min-
dere kwaliteit. Op de langere termijn raken panelleden minder gemotiveerd en
daalt de respons op online onderzoek. Aandachtspunt is dus in de eerste plaats
de kwaliteit van de onderzoeken. We moeten meer aandacht geven aan de ‘res-
pondent experience’ om online panelonderzoek ook in de toekomst succesvol in
te kunnen zetten.”
Robert van OssenbruggenProcression/mede-initiatiefnemer NOPVO (onderzoek naar gebruik panels)“Elke beroepsvisser weet dat als de visindustrie in het huidige tempo doorgaat, de
zeeën binnenkort leeg zijn. Toch verandert er niets en ziet de toekomst er voor de
visserij als beroepsgroep en voor mij als palingliefhebber er somber uit. De wereld
van online panels is niet anders. We zien met lede ogen aan dat deze branche
wordt leeggevist doordat er inderdaad te vaak en te makkelijk wordt gekozen
voor online panelonderzoek. Het is natuurlijk ook erg verleidelijk: kost weinig, snel
resultaat, maar de vicieuze cirkel is hiermee rond, en de panelbureaus moeten
steeds sneller voor minder budget méér respondenten leveren. Dat houdt natuur-
lijk een keer op, maar zolang de winkels winstgevend draaien zal iedereen zijn
graantje mee willen pikken. Een schoolvoorbeeld van een ‘prisoner’s dilemma’,
wat weinig hoop op verbetering biedt.
Dat is vooral jammer voor die onderzoekers die bij online panelonderzoek wel
dicht bij de regels van het spel willen blijven, want zij hebben grote moeite om uit
te leggen waarom zij duurder zijn. Toch heeft bijvoorbeeld het NOPVO laten zien,
of liever gezegd de vermoedens bevestigd, dat panels wel degelijk verschillen op
een scala van kenmerken. De differentiatie is er dus wel degelijk, alleen hebben
we niet de beschikking over criteria om objectief te evalueren. Hoewel de 26
vragen van Esomar, keurmerken en ISO-certificaten bijdragen aan regulering en
transparantie, vermoed ik dat uiteindelijk de impact van marktwerking sterker zal
zijn. Zo zullen bureaus en klanten zich er steeds meer van bewust worden dat
serieus onderzoek tijd en dus geld kost. Bovendien ontstaan er allerlei nieuwe
modellen om kwantitatieve onderzoeksgegevens te verzamelen (denk bijvoor-
beeld aan Social Community/Web 2.0 toepassingen). Zo transformeert deze prijs-
gedreven commodity market zich vanzelf tot een gezonde want gedifferentieerde
markt.”
CLOU PAGINA 37
De bevoorrechting van de sociaal hogere klasse leek na de Tweede
Wereldoorlog zijn dieptepunt voorbij. Veel lager geschoolden beklommen
daarna de sociale ladder, met als gevolg dat men beter in de slappe
was kwam te zitten. De keuze wat te doen met het financiële overschot
was simpel: sparen of beleggen. De bank adviseerde - het advies werd
haast blindelings opgevolgd. Met de komst van internet is er veel kennis
vrijgekomen. Hebben we daar voordeel van gehad?
In de tweede helft van de 20ste eeuw steeg het aantal woningbezitters enorm. Het
was namelijk voor veel mensen mogelijk een hypotheek af te sluiten op basis van
de uitmuntende economische perspectieven.
Een hypotheek afsluiten was een eenvoudig proces. Je ging naar de bank en vroeg
er één aan. In de meeste gevallen werd die ook toegekend.
Met de toename van de welvaart ontstond een hausse aan financiële producten
om deze welvaart in stand te houden in tijden van financiële tegenslag (ontslag) of
ongeluk (brand, ouderdom etc.). Aanvankelijk hadden de banken hierin een mono-
poliepositie, maar alras ontstond een wildgroei aan financieel adviseurs.
Fijn dat het monopolie was opgegeven, maar de keuze van een goede adviseur
bleek moeilijk. Financieel adviseurs munten niet uit in duidelijkheid over provisie
en deskundigheid. Nog moeilijker is het kiezen van financiële producten. Waar
moet je op letten bij een lijfrenteverzekering? Wat betekenen annuïteitenhypo-
theek, historisch rendement, afsluit- en doorloopprovisie? En als je dat al snapt,
hoe verschillen die dan per bank en tussenpersoon?
Een aantal jaar geleden heb ik onderzoek gedaan onder tussenpersonen, en zelfs
deze deskundigen wisten niet altijd van de hoed en de rand.
Hellend vlak van vertrouwenHet eindbedrag was lange tijd het enige waar de gemiddelde financiële consu-
ment op af kon gaan. Later bleek dat er veel aan de strijkstok bleef hangen. Soms
zoveel dat er van de ingelegde bedragen aan het eind ternauwernood iets over-
COLUMN LIDWIEN VAN DE VEN
bleef. De overheid greep in tegen dit soort uitwassen en de financiële bijsluiter was
geboren. Het idee was goed, maar overzichtelijker werd het niet.
Daar komt bij dat niet iedereen geïnteresseerd is in financiële producten. Ze zijn
saai, je kunt er geen goede sier mee maken zoals met een auto, en het kost veel
tijd om je er in te verdiepen. Onzekerheid en beperkte financiële kennis vormen
een enorme drempel bij het kiezen en aankopen van een financieel product.
Tussenpersonen spinnen daar garen bij. Onzekere mensen vallen voor de zelfver-
zekerde en overtuigende houding van de tussenpersoon en laten zich overdonde-
ren door termen en productvariaties. Deze zogenaamde ondeskundige leek gaat in
zee met de meest overtuigende adviseur, die vaak ook de duurste is. Soms koopt
men zelfs producten die niet nodig of wenselijk zijn, bijvoorbeeld een beleggings-
hypotheek of een aandelenlease. Van deze producten weten we inmiddels dat de
gouden bergen geen realiteit zijn geworden.
Anderen, die minder onzeker zijn en meer kennis van zaken hebben ‘adviseren‘
zichzelf. Ze halen informatie van internet, vergelijken producten en zijn hiermee
volwaardige gesprekspartners voor tussenpersonen. Het liefst nemen zij de pro-
ducten direct af bij de financiële dienstverleners. Voor deze professionele risico-
zoekers zijn internet en financiële bijsluiters goede middelen om financiële pro-
ducten vorm te geven en af te sluiten: internetsparen, jezelf verzekeren etc.
The sky is the limitDe tweedeling werd een feit. Nu was dat geen enkel probleem toen het goed ging
met de economie. Iedere willekeurige campinggast had een aandelenportefeuille
en de rendementen rezen de pan uit. Het was bijna zielig als je niet belegde. Maar
nu we tegen een recessie aanlopen is het een heel ander verhaal. Winsten verdwij-
nen als sneeuw voor de zon. Dit, gecombineerd met het afnemende vertrouwen
van consumenten in de economie in het algemeen en de financiële dienstverle-
ners in het bijzonder, leidt ertoe dat veel leken op het laagste punt uitstappen om
hun liquiditeit te waarborgen. Ervaren beleggers, die slag op slag geslagen heb-
ben, kunnen de dip uitzitten.
Ondanks maatregelen van de overheid en het fenomeen financiële bijsluiter zal
in de toekomst de transparantie van deze producten niet toenemen. Slechts een
klein deel van de consumenten; de professionele risicozoekers, en ‘die-hards’ zul-
len hun voordeel kunnen doen met de diverse producten en het internet. De kloof
tussen deze groep en de ondeskundige leken zal steeds meer toenemen. Er is
nog geen enkele aanwijzing dat deze groep de strategie van ‘ogen dicht en gaan’
heeft losgelaten.
LIDWIEN VAN DE VEN | KWALITATIEF ONDERZOEKERCOLUMN
Hoe internet het de financiële consument niet gemakkelijker maakt
21 minuten verspilde tijd Als er één onderzoek thuishoort in deze rubriek, dan is het wel opinieonderzoek
21minuten.nl. Om te beginnen is het vreemd dat een zelfselecte steekproef is
gebruikt. Wie maar wilde kon de vragenlijst op internet invullen. Dit type steek-
proef is statistisch gezien waardeloos. Hoe kan je daarop vertrouwen? De vra-
genlijst is ook afgenomen bij een tweede steekproef die volgens de onderzoekers
wel goed is. De uitkomsten van deze ‘representatieve’ steekproef zijn niet be-
kendgemaakt. Heel vreemd. Waarom zou je resultaten waarin je gelooft geheim-
houden? In het rapport staan niet de uitkomsten van de goede steekproef maar
gewogen uitkomsten van de zelfselecte steekproef. De onderzoekers beweren
dat ze de vertekeningen hebben weggewerkt door te wegen. Bewijs geven ze
niet. Het is methodologisch gezien heel erg vreemd om te denken dat een zelfse-
lecte steekproef goed te krijgen is door er een batterij wegingen op los te laten.
Hoe zou dat kunnen? De evidente methodologische problemen staan in schril
contrast met de grote woorden van de onderzoekers, het comité van aanbeveling
bestaande uit zestien bekende Nederlanders en het gerucht dat Nobelprijswin-
naar McFadden de methode heeft goedgekeurd. Dit alles roept de vraag op: zal
21minuten.nl tot in de verre toekomst bekend staan als schoolvoorbeeld van hoe
het niet moet? Zal men over vijftig jaar verbaasd vaststellen dat de onderzoekers,
statistici en methodologen van nu nauwelijks enige kritiek hebben laten horen?
Zal men zeggen: de internetgekte was in 2007 allang van de beurs verdwenen,
maar ging door in het marktonderzoek? Een uitgebreide bespreking vindt u op
www.onderzoeksrecensent.nl.
Hoe ICMA International zijn klanten misleidtJe zou willen dat het niet bestond. Buitenstaanders die faken dat men gecertifi-
ceerd is, terwijl hiervan in de werkelijkheid geen enkele sprake is.
Wij herinneren ons een goede collega die steevast beweerde dat hij in Leiden
psychologie had gestudeerd. In werkelijkheid had hij slechts twee jaar lang de
Leidse sociëteiten bezocht en was er van het behalen van enig tentamen niets
terechtgekomen.
Zo was er ook een marktonderzoekbureau dat zich als volgt presenteerde:
‘Wij werken volgens de eisen die door de keurmerkgroep worden gesteld’. Ver-
standig van dit bureau. Jammer dat de keurmerkgroep zelf hier niet van op de
hoogte werd gesteld. Jammer ook voor de klanten van dit bedrijf die nu maar
moeten hopen dat het waar is wat dit bedrijf beweert. Het kan echter nog bonter.
ICMA is een Nederlands marktonderzoekbureau dat gespecialiseerd is klanttevre-
denheid en werknemerstevredenheidonderzoek. Men claimt te werken voor gere-
nommeerde bedrijven als Akzo, InBev, Kodak, Pioneer en Douwe Egberts.
Op de website beweert ICMA dat men Esomar-lid is. Opmerkelijk genoeg is het
bedrijf niet te vinden in de Esomar directory 2008. Niet in Nederland en ook niet in
België. Dat klopt ook, want Esomar weet van niets. Sterker nog, men heeft ICMA
inmiddels verzocht om deze onjuiste informatie van de website te halen. Die heeft
dat inmiddels gedaan. Jammer, want men had natuurlijk ook gewoon wèl Esomar-
lid kunnen worden en de Esomar-code of conduct kunnen accepteren.
Nog eigenaardiger wordt het als blijkt dat hier geen sprake is van een incidentele
uitglijder, maar dat het structureel mis zit bij ICMA.
Men stelt namelijk ook dat het bedrijf een EMRQS certificaat van Efamro heeft
ontvangen. Hier is men nadrukkelijk bezig de kluit te belazeren. Efamro geeft geen
certificaten uit en EMRQS is een kwaliteitsadvies geweest dat gegeven is aan de
Europese marktonderzoekassociaties. Bewuste klantenmisleiding derhalve. En nu
maar hopen dat hun klantenlijst wel op waarheid berust.
De les voor opdrachtgevers is duidelijk. Controleer altijd of het waar is wat een
bureau beweert of laat dit doen door ISO certificeerders, want geen markt is ge-
vrijwaard van cowboys en ander duistere figuren. En voor klanten van ICMA geldt:
controleer ook de juistheid van de klanttevredenheidsrapportages, want met de
integriteitsbeleving van dit bureau is het bijzonder slecht gesteld.
Direct MarktonderzoekEen nieuwe tak van sport bedreigt het imago van het marktonderzoekDe scheiding tussen marktonderzoek en direct marketing is een van de belangrijk-
ste pijlers van zowel de oude als de nieuwe Esomar-code.
In de code wordt duidelijk gesteld dat marktonderzoek zich niet bezig dient te hou-
den met direct marketingactiviteiten en met enige tevredenheid kan vastgesteld
worden dat de marktonderzoekers die de Esomar-code onderschrijven zich hier
zorgvuldig aan houden.
Omgekeerd is er minder reden tot tevredenheid. Internet biedt nieuwe mogelijkhe-
den aan Direct Marketeers om te verkopen door middel van enquêtes.
We spreken hier over enquêtes. Omdat er een tiental jaren geleden de ongeschre-
ven afspraak is gemaakt dat DM bedrijven geen gebruik zullen maken van het
woord ‘onderzoek’, maar het woord ‘enquête’ zullen gebruiken als ze vragen stel-
len aan Nederlandse consumenten.
Tot voor kort ging het vooral om adresveredeling, met de ‘Nationale Consumenten
Enquête’ als meest saillante voorbeeld. Nieuw is echter dat er op dit moment
pure colportage plaatsvindt onder het mom van een enquête. Meedoen aan deze
enquête geeft kans op een notebook in een kleur naar keuze en in ieder geval een
gratis beeldschermwisser.
DE VOLGENDE VRAGEN KOMEN LANGS
• Lijkt het U leuk de Telegraaf tegen een fikse korting thuisbezorgd te krijgen?
• U kunt nu overstappen op digitale televisie. Mag KPN U een aanbieding doen?
Hierna volgen nog 35 aanbiedingen en dat allemaal onder het motto van een
enquête.
Wij hebben medelijden met de goedwillende en wellicht naïeve consument die
deze enquête in goed vertrouwen invult in de hoop de computer te winnen. Wij
moeten immers vrezen dat De Telegraaf, KPN, Ohra, Skala, Amnesty en Dayzers
is de rubriek die bijzondere voorvallen, uitglijders, misverstanden en vergrijpen op het gebied van onderzoek wil belichten.
Opmerkelijk! (nr. 4)
CLOU PAGINA 38
CLOU PAGINA 3�
Bert de Vries, psycholoog en onderzoeker
Ist en Soll
Hoe het in werkelijkheid is en hoe het zou moeten zijn: het Ist en het Soll. Een niet
onaardige tweedeling die veel verheldering kan brengen. Zo zijn Nederlanders van
huis uit Soll-denkers. In de sociologie gaan we door voor ‘idealisten’ die de wer-
kelijkheid maar moeilijk kunnen aanvaarden. Dat we nuchtere realisten zouden
zijn is onzin. Nederlanders geloven in sprookjes met name als Koning Voetbal er
in voorkomt.
De Tweede Kamer, onze door de politieke partijen zelf gekozen volksvertegenwoor-
diging is daarvan een prachtig voorbeeld. Honderdvijftig goed betaalde, over het
paard getilde druktemakers op zoek naar miniprobleempjes. Als ze twee maanden
vakantie nemen merkt niemand daar iets van.
Uit de media mogen we regelmatig vernemen dat ze stomverwonderd, verbaasd,
ontsteld, geschokt of ontdaan zijn wanneer ze vernemen hoe de werkelijkheid er
uitziet. Gelukkig voor onze beroepsgroep willen ze dan nog wel eens een onder-
zoek instellen zodat hun verbazing op de lange termijn kan worden geschoven.
Ook onze regering (en daar horen de Eerste en Tweede Kamer nadrukkelijk niet bij)
maakt zich zorgen over de werkelijkheid. Het laatste kabinet heeft dat ook ruiterlijk
toegegeven. Ze zijn zelfs, met z’n allen, honderd dagen het land ingetrokken. Om
met eigen ogen te zien in wat voor merkwaardig land ze wel leefden. Een ontdek-
kingsreis in eigen land. Wat ze met die eigen ogen allemaal gezien hebben, is nooit
duidelijk geworden. De Nederlandse bevolking was van al die flauwe kul dan ook
niet onder de indruk. Men vroeg zich hoogstens af wat het allemaal kostte. Gezien
de inhaligheid van dit kabinet is het waarschijnlijk een prijzig reisje geweest.
Eén les mogen we er wel uit trekken. Politici in Nederland dienen voor hun aan-
treden een realiteitscursus te volgen. Het liefst in het buitenland. Want zelfs ons
leger is een opbouwdienst geworden waar de realiteit met moeite doordringt. De
volgende vraag van een ongelikte televisiejournalist onlangs, zou ook alleen in
Nederland gesteld kunnen worden: “Kolonel, in de twee jaar dat u in Afghanistan
heeft gezeten zijn er vijf militairen gesneuveld, hoe gaat u daar mee om?”
Maar er is voor onze realiteitsschuwe politici misschien nog een oplossing. Het
vereist moed en voor linkse politici, mochten die er nog zijn, lijkt het bijna een
onmogelijke opgave: neem een abonnement op de Telegraaf! In die krant kom je
de werkelijkheid tegen, vooral in de ingezonden brieven. Het is het goedkoopste
contact met de werkelijkheid. Goedkoper zelfs dan marktonderzoek, hoewel ook
dat zeer aanbevelenswaardig blijft.
klaar staan om de consument met verdere aanbiedingen te bestoken.
Doet U overigens gerust zelf mee aan deze enquête. En meerdere keren meedoen
mag natuurlijk ook, want met een enquête heeft dit dus absoluut niets te maken
http://actie.detelefoongids.nl/em-85?id=4056&site_id=2158&tag=msieq
De enquête wordt ook verspreid als Olympische Spelen Enquête en Droomreis
Enquête.
ColofonDeze rubriek is een initiatief van de Research Keurmerkgroep.
www.goedonderzoek.nl
en staat onder redactie van Lex Olivier, Bert v.d. Herberg, Jan Roekens,
Mario van Hamersveld, Terry Häcker en Wicher van Vreden.
Gastbijdrage: Wim van Leeuwen
Wie en wat is het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut?“Wij zijn een onderzoeksinstituut dat onderzoek doet naar demografisch gedrag.
Demografie houdt zich bezig met de omvang en samenstelling van de bevolking
en de veranderingen daarin door geboorte, sterfte en migratie. We kijken naar
ontwikkelingen in het verleden, heden en toekomst, en proberen het verleden te
begrijpen en te verklaren. Als onderdeel van de Koninklijke Nederlandse Akademie
van Wetenschappen zijn wij een non-profit instelling, maar moeten wij voor een
deel onze eigen inkomsten verwerven. Deze komen onder meer uit opdrachten
van de overheid en het bedrijfsleven. Maar ook zijn we internationaal actief. Zo is
bijvoorbeeld de Europese Unie een belangrijke opdrachtgever van ons.”
Wat is je functie binnen het instituut?“Ik ben senior onderzoeker en houd mij vooral bezig met geboortepatronen en met
relatievormingspatronen en -ontbinding. Het geboortecijfer is een van de allerbe-
langrijkste factoren die bepalen hoe een bevolkingspiramide eruit ziet. Demogra-
fen kijken graag vooruit en over het algemeen zijn demografische voorspellingen
trefzekerder dan die van bijvoorbeeld het weerbericht of economische ontwik-
kelingen. Wij kunnen vrij betrouwbaar iets zeggen over bijvoorbeeld de situatie in
het jaar 2020. Simpelweg omdat 90% van de mensen die dan leven nu al leeft. Wij
moeten dan alleen nog iets kunnen zeggen over hoeveel mensen erbij komen door
geboorte wat het effect van migratie zal zijn.”
Hoe gaat onze samenleving er in 2020 uitzien?“Nederland zal in 2020 nog niet op de maximale bevolkingsomvang zijn, want
deze is dan nog steeds aan het groeien. Dit komt door de naoorlogse geboorte-
golf. Die is in Nederland ontzettend groot. Er worden tegenwoordig relatief weinig
kinderen per vrouw geboren, maar er zijn wel heel veel vrouwen die kinderen
krijgen. Daarom is het aantal kinderen dat geboren wordt nog altijd groter dan het
aantal mensen dat overlijdt. Zo rond het jaar 2030 zullen we op onze maximale
CLOU PAGINA 40 TEKST MARIEKE C. ELSENGA
Onderzoek in het nieuws
Gijs Beets | ‘Tweede leg in een tweede nest’
bevolkingsomvang komen. De naoorlogse geboortegolf is dan vrijwel uitgestorven
en daarna zal de bevolking afnemen. In welke mate hangt nog wel af van de
migratiebewegingen in de toekomst. Maar hoe dan ook, de bevolkingsomvang
zal afnemen. Nederland is hierin overigens niet uniek. In de hele wereld daalt het
kinderaantal en daarmee begint het vergrijzingsproces. Dit is een onherroepelijk
proces. Als het doorzet duurt een vergrijzingsproces ruim een eeuw. Daarna kan er
weer enige vergroening optreden. In de tweede helft van deze eeuw zal Nederland,
en Europa, dan ook weer gaan vergroenen. Maar we worden niet meer zo groen
als we ooit geweest zijn.”
Is dit een verontrustende ontwikkeling?“Veel mensen zien de vergrijzing als een probleem. Maar als je naar het hele
proces kijkt dan hebben we inmiddels tweederde van de weg al afgelegd. En heeft
die vergrijzing ons tot nu toe heel erg veel problemen opgeleverd? Is onze sa-
menleving er helemaal door vastgelopen? Het is wel waar dat we nu in een lichte
versnelling van het vergrijzingsproces zijn gekomen, maar Nederland is zich er op
allerlei manieren aan het voorbereiden. Ik verwacht dan ook niet dat wij geweldige
problemen met de vergrijzing zullen krijgen.”
Je hebt een studie gedaan naar ‘tweede nest ouderschap’. Hoe ben je daar-toe gekomen?“Dit onderwerp heeft al langer mijn interesse. Vooral omdat er relatief weinig be-
kend is over mensen die kinderen hebben van verschillende partners. Er loopt op
dit moment een groot onderzoek in twintig Europese landen waardoor belangrijke
data beschikbaar komen. Dit onderzoek wordt gecoördineerd door de Verenigde
Naties. Het onderzoek vindt plaats aan de hand van vragenlijsten en interviews die
bij de mensen thuis worden afgenomen. Er wordt hun gevraagd naar hun levens-
loop. Wanneer zijn ze geboren, vragen over hun ouders, wat zijn hun ambities, hoe
kijken ze aan tegen relaties, over kinderen krijgen etc. Het wordt steeds belangrij-
Naam Gijs Beets
Leeftijd 59 jaar
Functie senior wetenschappelijk onderzoeker
Hoe lang bij het instituut/in deze functie? 18 jaar.
CLOU PAGINA 41
ker om mensen te volgen in hun levensloop. Het onderzoek is nog niet afgelopen.
Tot nu toe hebben vijf landen hun gegevens gerapporteerd. Dus mijn studie krijgt
nog een vervolg, zodra ik ook de gegevens heb van de overige vijftien landen.”
Worden in dit onderzoek alleen kwantitatieve of ook kwalitatieve gegevens geïnventariseerd?“Er wordt een behoorlijk aantal feiten geïnventariseerd. Maar er worden ook me-
ningen, opinies en naar het waarom gevraagd. Het gaat hier niet om een eenmalig
onderzoek. Over drie jaar interviewen we deze respondenten opnieuw en inventa-
riseren we wat er wel of niet veranderd is. We hebben gekozen voor een interval
van slechts drie jaar, omdat het niet eenvoudig is om 10.000 mensen per land zo
heel lang te blijven volgen. Als we een grotere interval kiezen zal de uitval ook
veel groter zijn en dan ontstaat de vraag of datgene wat je registreert nog wel
representatief is. We zijn van plan om drie jaar later nog weer bij deze mensen
langs te gaan en daarmee krijgen we dan gegevens over een periode van zes jaar.
Het zou mooi zijn als we drie jaar daarna opnieuw bij deze mensen terug kunnen
komen.”
In je studie maak je onderscheid tussen ‘tweede leg’ en een ‘tweede nest’. Waarom?“Allereerst wil ik duidelijk maken dat ik ‘leg’ niet het mooiste woord vind wat je
in dit verband kunt gebruiken. Maar ik kon geen geschikter woord bedenken. Ik
maak onderscheid tussen ‘leg’ en ‘nest’, omdat ik een verschil zie tussen beide.
Voor de meeste vrouwen geldt dat zij na een echtscheiding samenwoont met haar
biologische kinderen uit haar ‘eerste leg’. Als ze dan een nieuwe partner vindt en
met hem ook weer kinderen krijgt, dan spreken we van een ‘tweede leg’. Maar wel
nog steeds in het ‘hetzelfde nest’, want al haar kinderen, ongeacht wie de vader is,
wonen meestal bij haar. Zij heeft dus eigenlijk maar ‘één nest’. Voor mannen ligt dit
anders. Na een scheiding wonen zijn ‘eerste leg kinderen’ vaak niet bij hem. Als
hij opnieuw kinderen krijgt, met een andere partner, dan heeft hij in de praktijk te
maken met eigen biologische kinderen die op twee verschillende plekken wonen.
Voor hem geldt dan een ‘eerste’ en een ‘tweede nest.”
Zijn er resultaten uit het onderzoek die jou verbaasd hebben?“Wat mij vooral opviel is dat we nogal in stereotypen denken. Bijvoorbeeld, als we
het hebben over ‘tweede nest’. Dan denken we vaak aan een oudere man die met
een veel jongere vrouw een tweede nest begint. Maar dat beeld blijkt helemaal
niet te kloppen. Dat zijn echt uitzonderingen. En ook zien we dat een tweede leg,
tweede nest meestal ontstaat als beide partners nog geen veertig zijn.”
Wat is je nog meer opgevallen?“Een van de feiten die naar boven is gekomen is dat later in het leven de relatie
tussen de vader en het oudste biologische kind vaak verstoord is na een echtschei-
ding. Ik heb alleen de situatie onderzocht van echtscheidingen die al wat langer
geleden hebben plaatsgevonden en waarin de kinderen destijds ten minste 18 jaar
waren en zelfstandig woonden. Sommige ondervraagde kinderen waren dus al 40
of 50 jaar. Vaders hebben het over het algemeen moeilijker met het onderhouden
van goede contacten met hun kinderen uit het eerste nest dan moeders.”
Naam van de organisatie?Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut, een onderzoeksinstituut
van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.
Wat zijn de kerntaken van het NIDI?Onderzoek verrichten naar (nieuwe) demografische ontwikkelingen om deze te
begrijpen en te verklaren.
Met hoeveel mensen doen jullie dat?Ongeveer 50 medewerkers.
Hoe lang bestaat het instituut? Sinds 1971.
Wat is jullie ambitie? Enerzijds om hét nationale research center te zijn voor demografisch
onderzoek. Anderzijds behoren we tot de vier grootste demografische instituten
binnen de EU. Dat willen we graag zo houden.
Website: www.nidi.knaw.nl
Waar houd jij je verder nog mee bezig?“Onder meer met het vergrijzingsonderzoek. Bij het uitrekenen van de zorgcapa-
citeit die er in de toekomst nodig is, wordt er vaak uitgegaan van de situatie zoals
die nu is. En terecht dat we ons dan afvragen of er wel voldoende zorg geboden
kan worden. Maar in een Europees demografisch onderzoek hebben we aange-
toond dat dit waarschijnlijk behoorlijk meevalt. De 75-plusser van de toekomst
zal naar verwachting minder snel een beroep doen op de zorgcapaciteit dan de
75-plusser van nu. Als je dit alles gaat vertalen in financiële termen dan denk ik
dat deze ontwikkeling wel eens een kwart van de totale zorgkosten zou kunnen
schelen. Dit is een belangrijk onderzoek, want wij maken ons in Nederland bui-
tengewoon veel zorgen over de zorgbehoefte in de toekomst. Maar het verbaast
mij dat het door de media zo weinig wordt opgepikt. Ik denk dat het een aantal
mensen niet zo goed uitkomt.”
Biedt de huidige praktijk voldoende waarborgen voor de constructie van
een goede vragenlijst. Die vraag stond centraal in MOA-workshop ‘De
Kunst van het Vragen Stellen’.
Goed marktonderzoek vereist een uitgekiende en doordachte vragenlijst. Dat lijkt
een open deur. Toch wordt bij de planning van een onderzoek vaak weinig tijd
ingeruimd voor het ontwikkelen en testen van een vragenlijst. In de dagelijkse
onderzoekspraktijk is het niet ongebruikelijk om te volstaan met een controle van
de conceptvragenlijst door een collega-onderzoeker en een toetsing van de vra-
genlijst door de technische afdeling op mogelijke routingproblemen, eventueel
aangevuld met een controle van de eerste 5 of 10% geretourneerde vragenlijsten
op ‘vreemde’ antwoordpatronen. Het is een praktijk die weinig tijd kost, en tijd is
geld.
Maar het is zeer de vraag of deze praktijk voldoende waarborgen biedt voor de
constructie van een goede vragenlijst. Die vraag stond centraal in de discussies
tijdens de MOA-workshop van 24 juni jl. ‘De Kunst van het Vragen Stellen’ waar-
aan ruim dertig onderzoekers deelnamen. Scepsis over de gangbare praktijk lijkt
op zijn plaats. Te vaak wordt er nog vanuit gegaan dat voor het ontwerpen van
een vragenlijst niet veel meer nodig is dan gezond verstand en taalgevoel. Intuïtie
en ervaring zouden voldoende zijn om ‘slechte’ vragen te herkennen. Mocht er
toch nog eentje tussendoor glippen dan zou dat wel bij de antwoordverdelingen
tijdens de 5- of 10%-check blijken en alsnog vervangen worden. En de reste-
rende meetfouten als gevolg van vraagformuleringen zouden bij de statistische
analyses als ‘ruis’ kunnen worden meegenomen. Dergelijke veronderstellingen
vinden weinig steun in het methodologisch onderzoek op het terrein van vraagfor-
muleringen, vraagvolgorde en antwoordgedrag van respondenten. Vooral in de af-
gelopen decennia is veel methodologisch onderzoek verricht waaruit kan worden
afgeleid dat in de gangbare praktijk bij het ontwerpen van vragenlijsten niet alle
relevante problemen boven water komen. Dat geldt bijvoorbeeld voor problemen
die optreden als respondenten op een andere manier denken en praten over het
‘Een vragenlijstje maken kan iedereen... toch?’
onderzoeksthema dan de vragenlijstontwerper verwacht. Christine Carabain, een
van de inleiders van de MOA-workshop, onderzocht bijvoorbeeld in haar proef-
schrift (1997) hoe autochtone respondenten die deelnamen aan een opinieonder-
zoek over moslims vraagformuleringen interpreteerden. Uit haar onderzoek blijkt
dat de meeste autochtone Nederlanders (62%) systematisch een onderscheid
maken tussen ‘gematigde’ of ‘gewone’ moslims en ‘radicale’ of ‘fundamentalisti-
sche’ moslims, en verschillende opvattingen hebben over deze groepen. Als in de
vraagformuleringen van een survey-vragenlijst geen onderscheid gemaakt wordt
en van respondenten verlangd wordt dat ze hun opinies over en gevoelens jegens
‘de’ moslims tot uiting brengen dan is er dus sprake van een mismatch tussen het
frame van de vraagformulering en het in de onderzoekspopulatie dominante frame
over het vraagonderwerp.
Dergelijke interpretatieproblemen komen meestal niet herkenbaar tot uiting in
antwoordverdelingen en zijn ook vrijwel niet te achterhalen met behulp van expert
reviews. Dat zou immers vereisen dat de in te schakelen experts precies op de
hoogte zijn van (de variaties in) het taalgebruik van de betreffende onderzoeks-
groep en vooral de frames die potentiële respondenten hanteren in de manier
waarop ze over het onderzoeksthema in kwestie denken en praten. Die eis lijkt niet
erg reëel. De enige manier om daar wel inzicht in te krijgen is een pretest waarin
ook empirisch nagegaan wordt hoe respondenten vragen interpreteren en beant-
woorden. Dat kan bijvoorbeeld door cognitieve interviews met een klein aantal
respondenten waarbij doorgevraagd wordt hoe ze tot een bepaald antwoord zijn
gekomen. Maar ook andere empirische testmethoden kunnen bruikbaar zijn zoals:
open interviews over de vraagonderwerpen, respondent debriefing, focusgroepen
en (in geval van telefonische of face-to-face interviews) analyse van het antwoord-
gedrag van respondenten (behavioural coding). Vooral in de Angelsaksische onder-
zoekswereld is in de afgelopen jaren veel aandacht besteed aan onderzoek naar
de beperkingen en merites van verschillende methoden voor het pretesten van
vragenlijsten. Van belang is ook dat volgens de nieuwe ISO normering voor Markt-
en Opinieonderzoek (ISO 20252) pretesten van vragenlijsten in elk geval verplicht
is voor ‘self completion questionnaires’ (en daaronder vallen alle internetsurveys).
Er is dus alle reden om het fenomeen pretesten serieus op de agenda te zetten.
Dat was in elk geval ook de conclusie van de MOA-workshop.
TEKST HARRY VAN DEN BERGCLOU PAGINA 42 METHODE EN TECHNIEKEN
MOA-NIEUWS
MIE 4 EN � NOVEMBER 2008 De Olympische Spelen zijn nog maar net afgelopen en wij zijn alweer bezig om
een ‘top (sport) prestatie’ neer te zetten. Voor deelnemers aan het MIE geldt zon-
der twijfel: ‘meedoen is winnen’.
De voorbereiding voor het 7e Marketing & Information Event (MIE) is in volle gang.
Het MIE krijgt steeds meer naamsbekendheid en meer reputatie als inhoudsvol en
leerzaam congres. Het blijkt dan ook dat het een event is waaraan organisaties
zich willen committeren en waar sprekers zich willen laten horen. Dit manifesteert
zich in het feit dat bijna alle stands zijn volgeboekt en bijna alle workshops gepro-
grammeerd. Ook voor de overige sponsormogelijkheden loopt het storm. Mocht
u nog sponsorwensen hebben, neem dan snel contact op met de organisatie. Er
hebben zich nu al 8 Platina ‘Superieur’ sponsors aangemeld: BrainJuicer, GfK,
GMI, Millward Brown, Mobiel Centre, Panteia Groep (IPM en Stratus Marktonder-
zoek), TNS NIPO en USG Capacity en een groot aantal subsponsors.
Ook dit jaar worden weer �0 workshops gehouden (uitsluitend duo-presentaties) met de volgende hoofdthema’s:• Accountability• Innovatie• Connected Customer• Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen• Branding• Marketing Research Technieken De organisatie zal eind september het definitieve workshopprogramma
bekend maken.
De beursvloer bestaat dit jaar uit bijna 50 stands, een TNS NIPO Lounge en een
‘MIE-ting’-plein, waar de MOA, het NIMA en de MIE-partners vertegenwoordigd
zijn.
Verder natuurlijk nieuwe trends, ontwikkelingen en technologieën, die op de markt
aangeboden worden, zodat de bezoeker op de hoogte wordt gebracht van al-
les wat er in het vakgebied leeft. Expo-shoppen en workshoppen, twee dagen
bruisende marketingactiviteiten die u niet mag missen! Maar natuurlijk is er ook
voldoende tijd om vakbroeders en andere aanwezigen in een informele setting
te spreken.
Voor alle event-informatie wordt verwezen naar www.marketinginformationevent.nl.
Voor meer informatie over sponsoring en adverteren kunt u zich wenden tot
Ellen Luttikhuis, tel. 020 – 686 93 28, mobiel: 06-10220812
of per e-mail [email protected]. Voor overige informatie over het event
kan contact opgenomen worden met Astrid Göbel (congresorganisatie),
tel. 020 – 686 93 28 of per e-mail: [email protected].
EEN BETERE BRIEFING, EEN BETER PROJECTVoor een bedrijfsmarktonderzoeker is het opstellen van een goed briefingsdocu-
ment een essentieel hulpmiddel om de ‘return on investment’ van marktonder-
zoekprojecten te maximeren en daarmee voor zichzelf en het bedrijf zijn effectivi-
teit als bedrijfsmarktonderzoeker te bevestigen.
Hoe beter er door het bedrijf wordt nagedacht over de centrale probleemstelling,
des te relevanter de onderzoeksuitkomsten en des te makkelijker de implementa-
tie. Interne klanten moeten weten wat ze kunnen verwachten en hierover hebben
nagedacht. Bureaus moeten scherp calculeren en daarom nauwkeurig weten wat
er van ze wordt gevraagd.
Helaas, tijdsdruk, desinteresse en gemakzucht bedreigen voortdurend het gebruik
van checklists. Het is daarom een kwestie van zelfdiscipline om altijd briefingsdocu-
menten te hanteren. Ook bijvoorbeeld wanneer het om een herhaalonderzoek gaat.
Maar dan moet je natuurlijk wel over een goed briefingsdocument beschikken.
CLOU PAGINA 44
De sectie opdrachtgevers van de MOA stelt zich daarom ten doel een briefingsdo-
cument op te stellen, dat als template kan fungeren voor alle opdrachtgevers die
overwegen een onderzoek uit te voeren. Men zal ervaringen en ‘best practices’
van het eigen bedrijf onderling uitwisselen en op basis hiervan een document ma-
ken dat andere bedrijfsmarktonderzoekers stimuleert om zowel intern als extern
aan de hand van een checklist te gaan opereren.
In een volgende uitgave hopen wij u over de voortgang van dit project verder te
berichten.
MOA BIJEENKOMST KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEKOp 18 september a.s. zal een MOA-bijeenkomst plaatsvinden met als onderwerp
Klanttevredenheidsonderzoek.
Onderwerpen die ter sprake zullen komen zijn o.a.:
• do’s en don’ts van een klanttevredenheidsonderzoek
• valkuilen
• toepasbaarheid
• techniek
• uitkomsten gebruiken en implementeren
De onderwerpen zullen belicht worden vanuit marktonderzoekbureaus en
gebruikers van dit type onderzoek.
Het volledige programma kunt u vinden op www.moaweb.nl
MOACADEMY-CURSUSAANBODWorkshop ‘Essentiële vaardigheden voor het leiden van groepsdiscussies’Groepsdiscussies zijn een van de belangrijkste maar ook moeilijkste tools die
een kwalitatieve marktonderzoeker in huis moet hebben. De moderator moet niet
alleen controle houden over de groep, maar er ook voor zorgen dat de checklist
met zorg wordt afgewerkt. Beruchte problemen vormen hierbij de stille groep,
dominante respondenten, en conflicten binnen de groep.
De workshop behandelt, door middel van rollenspel, alle praktische aspecten
rondom de praktijk van het leiden van groepsdiscussies. Waar nodig wordt de
praktijk ondersteund door theorie. De ‘performance’ van de deelnemers wordt
besproken en feedback gegeven over de wijze waarop ze problemen hebben op-
gelost. Er wordt gewerkt met een groep van 8 a 12 deelnemers.
Datum: dinsdag 9/9 van 10.00 tot 16.30 uur
(mocht deze workshop vol zijn dan is er een extra cursusdag op 16/9!) Plaats: Aristo, Utrecht
Aantal deelnemers: max. 12 (vol=vol)
Voor deze kwalitatieve workshop geldt:Doelgroep: bureau- en bedrijfsonderzoekers met minimaal 1 tot 3 jaar ervaring
Workshopleider: Edward Groenland, verbonden aan de Universiteit van Tilburg en
Universiteit Nyenrode.
Kosten:MOA-leden* 295 euro excl. BTW
Niet MOA-leden 495 euro excl. BTW
Lesmateriaal, lunch, koffie en thee zijn inbegrepen. Na ontvangst van uw inschrij-
ving ontvangt u een bevestiging, factuur en routebeschrijving.
* (onder leden verstaan we een persoonlijk lidmaatschap, dus niet alleen als het bedrijf lid is!)
Aanmelden: via www.moaweb.nl of via mail naar [email protected]
ovv alle relevante gegevens
Annuleringsvoorwaarden: zie www.moaweb.nl
NIEUW SM@RT BESTUUR Na een erg leuk en succesvol jaar is het tijd voor de wisseling van de wacht bij
SM@RT (Starting Marketing and Research Talents). Een aantal ‘oude’ bestuurs-
leden heeft plaats gemaakt voor vier enthousiaste en gemotiveerde nieuwe be-
stuursleden die zich graag inzetten voor de SM@RT activiteiten van dit jaar. Zo zul-
len Joris de Jongh (Ithaka), Judith Lieftink (MTV Networks), Michiel van Bruxvoort
(TNS NIPO Consult), en Sanne Kempers (Ruigrok|NetPanel) zich bij Anke Keijsers
(IPM KidWise), Hanneke Theuws (MarketResponse), Nienka Kroesen (De Lotto) en
Wendy van Zutphen (Blauw Research) voegen om ook dit jaar weer een aantal
interessante gezellige bijeenkomsten te organiseren waar startende talenten op
het gebied van Marketing en Research elkaar kunnen ontmoeten.
Donderdag 16 oktober is de eerste kroeglezing gepland in Rotterdam. Reserveer
deze datum vast in je agenda! Verder organiseren we dit jaar onder andere weer
een nieuwjaarssessie in januari en natuurlijk het SM@RT congres in het voorjaar.
Wij, als nieuw SM@RT bestuur, hebben er veel zin in, en we hopen jullie natuurlijk
ook! Graag tot ziens bij een van onze activiteiten!
Voor meer informatie: www.moaweb.nl/smart
AGENDA
0�- 0� GROEPSDISCUSSIE11- 0� AFTER SUMMER PARTY - BKB18- 0� KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK2�- 10 VAKGROEP M&O: RUIMTE OM KENNIS TE DELEN4+�-11 MIE 20082�- 11 BASISCURSUS MARKTONDERZOEK
Zie voor meer inlichtingen en een up-to-date agenda: www.moaweb.nl
Ronald Piters naar Blick MarktonderzoekOm de groei op te vangen is het team van Blick Marktonderzoek B.V. uit Eindho-
ven versterkt met Ronald Piters als projectleider. Ronald Piters (1968) werkte als
onderzoeker en docent aan de Universiteit van Tilburg en schreef een proefschrift
over de rol van boekomslagen in het keuzegedrag. Hij was verder werkzaam als
marktonderzoeker bij bureaus en als freelancer. Bij Blick gaat hij zich toeleggen op
kwantitatief onderzoek voor onder andere de cultuursector.
Saskia van der Putten Consultant bij BlauwSelectSaskia van der Putten is als consultant in dienst getreden bij BlauwSelect. Zij heeft
ervaring opgedaan in het marketing & salesvak. Hiervoor werkte zij onder andere
bij Essent en @Home (het huidige Ziggo) waar ze in verschillende productmana-
gerfuncties actief is geweest.
V.l.n.r boven: Anke Keijsers, Sanne Kempers; midden: Michiel van Bruxvoort, Hanneke Theuws,
Wendy van Zutphen, Joris de Jongh; Beneden: Nienka Kroesen; inzet: Judith Lieftink.
PERSONALIA
CLOU PAGINA 46