Johan Termote
Februari 2012
Ontstaan en landschapsgeschiedenis van de Zwinstreek
J.Termote, Ontstaan en landschapsgeschiedenis van de Zwinstreek
1
Ontstaan en landschapsgeschiedenis van de Zwinstreek
Johan Termote
Inleiding
De Zwinstreek maakt deel uit van de oostelijke Kustvlakte
Eeuwenlang vormde het zwin een directe toegang tot de zee. Als dusdanig vormde het
tevens een economische as en had het ook een strategische waarde. De geschiedenis
van het landschap van de Zwinstreek wordt dan ook diepgaand bepaald dor deze
waarden.
De ijstijden
De ijstijden grijpen plaats tijdens het Pleistoceen. Het zijn cyclische processen met een
afwisseling van koude (ijstijden) en warmere periodes. De laatste warme periode, waarin
we nu leven, is het Holoceen, een periode – in een eerste fase gekenmerkt door
klimaatopwarming en dus een stijgende zeespiegel. Deze tijdelijke opwarming is een
cyclisch proces: met andere woorden de opwarming verloop snel in het begin, maar topt
geleidelijk af. Momenteel is deze top nagenoeg bereikt.
De eindfase van de laatste ijstijd, 12000 tot 9000 voor Chr.
De eindfase van de laatste grote ijstijd wordt gekenmerkt door een droog klimaat. De
kustlijn lag, wegens de lage zeespiegel meer westwaarts dan tegenwoordig. De
noordelijke wind voerde allerlei materiaal mee en deze werd al naar gelang de
korrelgrootte op verschillende plaatsen afgezet. Van noord naar zuid leverde dit
sequenties van zand, zandleem en leem af. Deze afzettingen vormden de sokkel, waarop
de verdere landschapsvormig zich zou voltrekken.
Voor de Zwinstreek, iets noordelijker gelegen, zette zich een laag dekzand af, die
plaatselijk opwaaide tot landduinruggen. De zandrug van Gistel over Brugge richting
Maldegem is hier een restant van. Deze rug werd plaatselijk door rivieren doorsneden. Ze
vormden de basis van de Reie en de Ee. Dit basislandschap, met een hoge veilige
zandrug met uitzicht op de kustvlakte, rijk aan grondstoffen en voedsel, zou de verdere
geschiedenis diepgaand bepalen.
De eerste fase van het Holoceen, 9000 tot 3000 voor Chr.
Vanaf 10.000 jaar geleden – of 8.000 voor Chr. startte de algemene opwarming met een
versnelde zeespiegelrijzing tot gevolg. Omstreeks 3500 vr. Chr. drond de zee door in de
oude monding van de Vlaamse vallei (de Sincfal). De Zwinstreek, met zijn ondergrond
van dekzanden ligt nog te hoog om door de zee bereikt te worden.
Uit deze periode dateren enkele vondsten uit de midden en late steentijd op de zandrug
van Brugge.
De periode van de veengroei, 3000 tot 300 voor Chr.
De afname van de zeespiegelrijzing leidt tot de vorming van strandwallen en later tot een
heuse duinengordel. Deze lag 2 tot 10 km voor de huidige kustlijn. Achter dit duin kwam
een groot kustmoeras tot stand, die geleidelijk evolueerde van een rietvegetatie tot een
elzenbroek. Dit leidde tot veenvorming (het zogenaamde oppervlakteveen) met diktes tot
plaatselijk 3 m.
Omstreeks 1000 vr. Chr. was de volledige kustvlakte tot tegen de zandrug in een
veenlandschap herschapen.
Dit landschap werd sporadisch (als jachtgebied) of seizonaal (zout- en veenwinning) door
de mens ingenomen. De permanente bewoning concentreerde zich op de zandrug.
J.Termote, Ontstaan en landschapsgeschiedenis van de Zwinstreek
2
Fig. 1. De evolutie van het landschap van de oostelijke Vlaamse Kustvlakte en de rand van de zandstreek (naar Hillewaert, B., Hollevoet, Y. en Ryckaert, M., 2010). Het omkaderde gedeelte geeft de situering van de Zwinstreek weer.
1. Eind oude Steentijd, ca. 10.000 vr. Chr. 2. Midden steentijd, ca.8000 - 4500 vr. Chr. 3. Nieuwe steentijd, 4500 – 2000 vr. Chr. 4. Bronstijd, 2000 – 700 vr. Chr. 5. IJzertijd, 700 – 50 vr. Chr.
1
3
1
1
21
4
5
J.Termote, Ontstaan en landschapsgeschiedenis van de Zwinstreek
3
Kusterosie, 300 vr. Chr. tot 550 - 750 na Chr.
Vanaf 300 vr. Chr. werd het rustige veenlandschap geleidelijk overspoeld. De zee
doorbrak de strandwal en overspoelde het veen, dat gezien zijn noodzaak van een
zoetwaterregime, niet meer aangroeide. Geleidelijk evolueerde het landschap tot een
wadlandschap doorsneden met geulen. Dit is ok het geval voor de zwinstreek, die nu
voor het eerst onder invloed van de zee kwam.we kunnen een aantal grote geulen
onderscheiden. Het zijn het Blankenbergse Geul en de Sincfal. Vermoedelijk stond de
Reie in verbinding met het Blankenbergse Geul. Dit zou ook de verbinding vormen van
het vroegmiddeleeuwse Brugge met de zee.
Dit wadlandschap werd door de Romeinse bevolking actief geëxploiteerd ondermeer door
de aanleg van dijken en voor het winnen van veen.
In dit veenlandschap komen plaatselijk nog hogere donken voor, die niet overstromen.
Ze zullen in de Romeinse periode en in de vroege middeleeuwen geliefde
vestingsplaatsen worden (bv. Dudzele en het zeebrugse havengebied).
Vanaf de 3de eeuw werd de kustvlakte steeds moeilijker toegankelijk. De getijdenwerking
drong verder de kustvlakte in. De geulen werden groter en sneden dieper in. Het veen
ontwaterde en klinkte in. Op het veen zette zich klei en zand af.
Rond 300 na Chr. was de kustvlakte tot een getijdenlandschap geëvolueerd met een
afwisseling van slikken, schorren en getijdegeulen. De bewoning trok zich terug op de
zandruggen op de rand van de kustvlakte.
De inham van de Sincfal verbrokkelde in een aantal kleine eilanden of zandplaten (zoals
Wulpen en Cadzand…). De zeearmen hierrond vormden later het Sluise Gat en het
Zwarte Gat. Meer naar het noorden werd de Wielingen steeds breder en de Honte drong
naar het oosten door. Vanuit dit geulenstelsel drongen twee kleinere geulen in
zuidwestelijke richting tot aan de dekzanden voor Brugge. Ze vormden de basis van het
latere Oude Zwin en het Zwin.
De basisbedijking van de Zwinstreek, 700 – 1100
Omstreeks de periode 550 – 750 kwam het kustlandschap opnieuw in evenwicht. Het
geheel evolueerde naar een schorre-slikkelandschap. Het gebied werd opnieuw
ingenomen eerst op basis van een transhumance-systeem, later permanent. Deze
nederzettingen lieten hun sporen na in de plaatsnamen Dudzele, Cathem, Mikhem…
Onder impuls van de Vlaamse graaf werkte men de schorren geleidelijk om tot meer
rendabel akker en weiland. Dit vormde de start van een reeks bedijkingswerken, die hier
vermoedelijk eerst op individuele basis en later op meer georganiseerde wijze voltrok.
De Gentele vormt een eerste haakse dijk om het gebied van de middenkust ten westen
te beschermen. De grote ringdijk rond de Zwinstreek kwam vermoedelijk midden 11de
eeuw tot stand. Deze ringdijk bestaat uit 4 segmenten. In wijzerzin zijn het de Evendijk,
de Kalvekeetdijk, de Bloedlozendijk en de Krinkeldijk. Eerstgenoemde is zeker niet de
oorspronkelijke dijk gezien zijn ligging en rechtlijnig verloop. De oorspronkelijke Evendijk
lag duidelijk meer noordwaarts. Ook de zuidelijke dijk, de Krinkeldijk, is mogelijk een
latere onderneming , aangelegd na de doorbraak van het Zwin in 1134.
Het ontstaan van het Zwin, 1134
Door de aanleg van de ringdijk diende Brugge een nieuwe verbinding met de zee te
realiseren. Dit werd het zogenaamde Oude Zwin, dat gevormd werd door een natuurlijke
geul, het Reigaarsvliet en een kunstmatige doorsteek door het donk boven Brugge. De
nederzetting Michem vormde mogelijk hierop een eerste voorhaven.
J.Termote, Ontstaan en landschapsgeschiedenis van de Zwinstreek
4
Fig.2. Damme en omgeving met aanduiding van de opeenvolgende bedijkingen ,
luchtfoto uit 1944 (naar Termote, J., 1985). A. nog bewaarde dijktracés. B.Reconstructie
dijkverloop. C. Mogelijke dijken. D. Pleistoceen donk van de Gapaard.
1.De Dam. 2.Romboutswervedijk. 3.Oude Sluissedijk. 4.Branddijk. 5.Zuiddijk. 6.
Hoogstraat. 7.Slekkestraat, eerste verloop. 8.Speiestraat. 9.Slekkestraat tweede erloop.
10.Nederen Bruggeweg. 11.Dijk van de Zeuge.
Vermoedelijk tijdens de storm van 1134 ontstond de doorbraak van het Zwin ontstond,
die nieuwe mogelijkheden bood voor het handelsverkeer richting Brugge. de oude
verbinding verloor zijn betekenis en kreeg de naam van het Oude Zwin.
Op het uiteinde of langs dit nieuwe geulcomplex ontstonden nieuwe
handelsnederzettingen. Eén ervan was Letterswerve, die vermoedelijk tussen 1159 en
1163 van de Vlaamse graaf Diederik met de Elzas een toltarief bedeeld werd. De ligging
blijft voorlopig onbekend.
J.Termote, Ontstaan en landschapsgeschiedenis van de Zwinstreek
5
Fig. 3. De Zwinstreek omstreeks 1300. De groene gebieden zijn de in de 13de eeuw
ingepolderde schorren.
Kort voor 1180 creëerde men een nieuwe haven Damme achter een dam over het
uiteinde van de Zwingeul. Vanuit Brugge legde men een nieuwe waterverbinding aan met
deze haven. Hontsdamme werd de nieuwe voorhaven van Brugge.
De creatie van Damme werd mede mogelijk door de bedijking van de Zwingeul. Deze
bestonden uit een reeks paralelle bedijkingen, die de Zwingeul geleidelijk indijkte. Deze
bedijkingen maakte deel uit van een algemeen bedijkingsplan, die vanaf 1050 inzette. De
belangrijkste bedijkingsactiviteit strekte zich uit bezijden de Zwingeul en ten
noordoosten1.
1 Deze bedijkingsactiviteit werd door de toenmalige buitenlandse handelaars, die Brugge via het Zwin
bereikten, opgemerkt. Dante Alighieri (1265-1321) vermeldt het in zijn Divina Commedia.
0 4 10 km
Brugge
Aardenburg
Damme
Sluis
Dudzele
Oostburg
Sluisse gat
Zwarte Gat
J.Termote, Ontstaan en landschapsgeschiedenis van de Zwinstreek
6
Achter deze dijken ontstonden nieuwe havens zoals Monnikenrede, Oostkerke, Mude en
Waterduinen en tenslotte Sluis, allemaal gelegen aan de linkeroever van het Zwin.
Fig. 4. De dijken en inpolderingen, gerealiseerd in de 13de eeuw ten oosten van de
ringdijk (naar Verhulst, 1995)
Het eilanden Wulpen en Schoneveld, de vorming van de Scheldemonding (1334 en
volgende)
De oudste bronnen omtrent het eiland Wulpen gaat terug tot 1096. In 1213 volgt een
eerste vermelding van de vijf parochies. Het waren Remboudsdorp, Avenkerke, Briele,
Oostende-Sint-Lambertus en Westende-Sint-Precatus, dat toen Ten Duinen genoemd
werd. In de noordoostsector van het eiland ontstond reeds voor 1290 de havenstad
Waterduinen.
De teloorgang van de eilandengroep is via de tiendenregisters te reconstrueren. Met de
stormramp van 24-29 november 1334 startte de aftakeling. In dit jaar en de jaren 1341
J.Termote, Ontstaan en landschapsgeschiedenis van de Zwinstreek
7
en 1344 werd Remboudsdorp opgegeven. In 1357 diende de stad Waterduinen eraan
geloven. Een document van 1363 beschouwt de parochies Briele, Westende en
Remboudsdorp als verloren.
De storm van 12 november 1376 verbreedde de geul tussen de eilanden Schoneveld en
Wulpen, waardoor de Wielingen ontstond. Dit had belangrijke gevolgen omdat ten
gevolge hiervan de geulen tussen het vasteland en de eilanden hun schuurwater
verliezen waardoor een versneld sedimentatieproces op gang komt en de geulen van het
Zwin en het Zwarte Gat dreigden dicht te slibben.
Ca.1400
Ca.1550
Fig. 5. De evolutie van de eilanden in het mondingsgebied van de oude Sincfal (naar Termote, J., 2006). Reconstructie van de toestand ca. 1300, ca.1400 en midden 16de E.
J.Termote, Ontstaan en landschapsgeschiedenis van de Zwinstreek
8
Omstreeks 1300 had de havenstad Sluis de rol als voorhaven van Dame overgenomen.
Brugge ondernam allerlei pogingen om de Zwinverbinding operationeel te houden.
- De aanleg van het Nieuw Gedelf, midden 14de E. Het vormde een omleiding op de
Zwin-Reie, die eveneens als spuikom kon dienst doen.
- 1548 – 1564: het graven van een nieuwe verbindingskanaal van de zogenaamde
Verse Vaart (of Zoete Vaart), die in Damme op het Nieuw Gedelf werd
aangesloten.
- 1566 - 1568: aanleg van het kanaal van de Zoute Vaart van Sluis naar het Oude
Zwin
De tachtigjarige Oorlog en zijn gevolgen, 1565 – 1800
Met de Tachtigjarige Oorlog (1568 – 1648) kwam de frontlijn tussen de Verenigde
provinciën en de Zuidelijke Nederlanden. Bij wijze van ultieme verdediging legden de
Staatsen een waterlinie aan. In 1583 staken ze de zwindijken ten zuidwesten en ten
oosten van Sluis door. Hierdoor nam de natuur opieuw zijn plaats in. Er ontstonden
nieuwe geulen zoals het Lapscheuregat en vooral het Coxydegat (oost van Aardenburg).
Met het Twaalfjarig Bestand (1609 – 1621) werd het overstromingsgebied opnieuw
gedeeltelijk bedijkt., maar na de herneming van de krijgsactiviteiten opnieuw
doorgestoken.
Pas na de Vrede van Munster (1648) ging men over tot de herbedijking en de inpoldering
van de geïnundeerde gebieden. De verkaveling gebeurde op basis van regelmatige
percelen.
Fig. 6. De Zwinstreek op de kaart van Claes Visscher, 1640. Langs de beide zijden van de
grens zijn forten stadsversterkingen aangelegd.
Een belangrijk gevolg van dit vastgelopen front is het feit dat de waterhuishouding
voortaan geschieden dient te verlopen. Dit zou zo blijven tot midden 19de E.
J.Termote, Ontstaan en landschapsgeschiedenis van de Zwinstreek
9
De definitieve inpoldering van het Zwin
Vanaf eind 18de E. ging men opnieuw tot inpoldering over. Het geheel van deze ingrepen
kaderde in de agrarische revolutie, die vanaf de 2de helft 18de eeuw aanzette en de
landbouw in belangrijke mate van nieuwe impulsen voorzag. Nieuwe ontginningen waren
hiervan een onderdeel.
In 1784 kwam op initiatief van Philippe-François Lippens, de Nieuwe Hazegraspolder en
in 1787 de Zoutepolder tot stand. De strandvlakte ten noorden groeide hierop gestaag
aan en stabiliseerde omstreeks 1830. Hierop kwam de wijk Het Zoute tot stand.
Wat restte van het Zwin werd nu ingepolderd. In 1864 werd de havengeul van Sluis
afgedamd. In 1872 – 1873 sloot de Internationale Dijk het Zwin definitief af. Hierdoor
ontstond de Willem-Leopoldpolder (genoemd naar de toenmalige koningen Leopold II en
Willem ).
J.Termote, Ontstaan en landschapsgeschiedenis van de Zwinstreek
10
Literatuur
Augustijn, B., De evolutie van het duinecosysteem in Vlaanderen in de Middeleeuwen:
antropogene factoren versus zeespiegelrijzingstheorie, Historisch-Geografisch Tijdschrift,
13(1), p.9-19 of http://www.armara.be/augustyn/dune-ecosystem.pdf
Baeteman, C., 2007. De ontstaansgeschiedenis van onze kustvlakte, de Grote Rede, 18,
2007, p.2 -10.
Bossu, J., 1983. Vlaanderen in oude kaarten, drie eeuwen cartografie, Tielt-Bussum,
1983.
Coornaert, M., 1975. Knokke & het Zwin, Tielt, 1974.
Coornaert, M., 1989. Het tienderecht in de oorspronkelijke parochie Oostkerke en op het
eiland Wulpen met de topografie en de geschiedenis van Wulpen, Rond de Poldertorens,
XXXI, 1989, 1, p.5 – 35, 2, p.3 - 32, 3, p. 3 – 43 en 4, p. 3 - 36.
Gottschalk, M.K.E., 1955 – 1958. Historische geografie van westelijk Zezuws-Vlaanderen,
Assen, 1955-1958,
Hillewaert, B., Hollevoet, Y. en Ryckaert, M.(red), 2011. Op het raakvlak van twee
landschappen. De vroegste geschiedenis van Brugge, Brugge, 2010
Mathys, M., 2010. Het onderwaterreliëf van het Belgisch deel van de Noordzee, De Grote
Rede, 26, 2010, p. 16 – 26.
Soens, T., 2009. De Spade in de dijk?, Waterbeheer en rurale samenleving in de Vlaamse
kustvlakte (1280-1580), Historische Economie en Ecologie, Gent, 2009
Termote, J., 1985. Het ontstaan en de stadsontwikkeling van Damme in: 2000 jaar
Zwinstreek, 1985, p. 102-111.
Termote, J. & Zwaenepoel,A., 2004. Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-
Vlaamse Krekengebied, studie opgemaakt in opdracht van de provincies Oost- en West-
Vlaanderen, Westtoer apb, 2004.
Termote, J., 2006. De vesting Damme in: Stercktenbouw. Staats-Spaanse linies en
versterkingen in Noord- en Zeeuws-Vlaanderen tijdens de Tachtigjarige oorlog (1568-
1648), 2006.
Termote, J., De vlakte van de Raan in historisch-geografisch perspectief, 2006. in:
www.vliz.be/imisdocs/publications/103590.pdf
Verhulst, A. , De Hemptinne, T., De Mey, L., 1998. Un tarif de tonlieu inconnu, institué
par le comte de Flandre Thierry d’Alsace (1128-1168) pour le port de Littersuerua
précurseur du port de Damme, Bulletin de la Commission royale d’Histoire, t. CLXIV,
1998, p.142-172.
Verhulst, A., 1995. Landschap en landbouw in Middeleeuws Vlaanderen, Brussel, 1995.
Vos, R. & Van Heeringen, R., 1996. Paleogeografische kaarten van Zeeland (1/500.000),
Haarlem, 1996.
Wintein, W., 2001. Historische geografie van de Zwinstreek. Een stand van zaken.
Bijdragen tot de geschiedenis van West-Zeeuws-Vlaanderen, 29, 2001, p.9-54.