Meer doen in minder tijd en met
minder middelen. Het onderwijsveld
hoort deze boodschap al jaren.
Schoolleiders, managers en leraren
hebben weinig tijd. En in die
schaarse tijd wordt er steeds meer van hen gevraagd. Want
leerprestaties moeten omhoog. Leerlingen moeten onderwijs op
maat krijgen. Passend onderwijs vraagt meer van leraren en ook
innovatie vergt extra tijd. Het is slechts een greep uit de reeks
opdrachten die het onderwijs anno 2013 krijgt.
De komende jaren willen we kwalitatief toponderwijs realiseren.
De ambitie? Van goed naar excellent onderwijs, dat het beste uit
leerlingen haalt, talent uitdaagt en achterstanden verkleint.
Terwijl tegelijkertijd in deze tijden van begrotingstekorten
overal op wordt bezuinigd, ook op het onderwijs.
Ook Kennisnet moet inleveren. Onlangs werd bekend dat we te
maken krijgen met een forse bezuiniging. Voor Kennisnet is dit
natuurlijk een pijnlijke boodschap, die onze dienstverlening en
onze medewerkers raakt. We moeten daarom onze plannen voor de
komende jaren opnieuw tegen het licht houden. Hierover zijn we
in gesprek met het onderwijsveld om samen met hen de ambities
en prioriteiten voor de toekomst te bepalen. Voorop staat dat
Kennisnet zich ook in de komende jaren hard blijft maken om ict te
laten werken voor het onderwijs. Ict is en blijft noodzakelijk om
de kwaliteit en doelmatigheid van het onderwijs te verbeteren.
Want ict kan scholen ontzorgen, zodat de schaarse tijd van
leraren en schoolleiders gebruikt wordt waar het nodig is,
namelijk het allerbeste onderwijs geven aan iedere leerling.
Onderwijsinstellingen profiteren van de mogelijkheden die ict
hen biedt om het rendement van het onderwijs te verbeteren.
Ict werkt – voor leerling én leraar – motiverend, het verbetert
de leerprestaties en kan het leerproces versnellen. Bovendien
ondersteunt ict instellingen bij het verhogen van de doelmatig-
heid van de organisatie. Het levert schoolleiders en leraren
tijdsbesparing op. Meer kunnen doen in minder tijd.
In deze inDruk komt tijdsbesparing met ict in het onderwijs in
het merendeel van de artikelen aan bod, belicht vanuit diverse
actuele ontwikkelingen. Bijvoorbeeld in een artikel over passend
onderwijs, de uitdaging waar veel leraren voor staan. Hoeveel
zorgleerlingen kunnen we aan binnen één groep?
En hoe kan ict bijdragen om de effectiviteit te verhogen in
minder tijd? En het artikel over digitaal toetsen beantwoordt
de vraag of die toetsmethodiek tijdwinst oplevert. In een artikel
over de Overstapservice Onderwijs gaat het over hoeveel tijd een
school kan winnen door bij de overgang van groep 8 naar de
brugklas gebruik te maken van deze nieuwe service.
Kortom: Kennisnet legt de basis voor effectief en efficiënt ict gebruik
in het onderwijs.
Toine Maes
PS Op onze nieuwe themasite tijdsbesparing met ict staat
nóg meer informatie en inspiratie over dit onderwerp.
Kijk op: Kennisnet.nl/tijdsbesparing
Kennisnet blijft zich hard maken voor het onderwijs van de toekomst
Column
2 - inDruk juli 2013
Youtube.com/kennisnet
Volg ons op:
Twitter.com/kennisnet
Facebook.com/kennisnet
Kn.nu/8d51x
ColofonKennisnet inDruk is een gratis blad voor docenten, managers en schoolleiders in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. Het blad is ook digitaal beschikbaar op Indruk.kennisnet.nlUit deze uitgave mag niks worden verveelvoudigd (waaronder het opslaan in een geautomatiseerd gegevensbestand) of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, behoudens in geval de verveelvoudiging van de inhoud plaatsvindt onder de licentie ‘naamsvermelding, niet-commercieel, geen afgeleide werken’ als gehanteerd door Creative Commons.
inDruk juli 2013 - 3
4 Leerlinggegevens overtikken anno 2013? – Dat kan beter!
6 Meer met minder? Maak je school krimpproof met behulp van ict
10 Passend onderwijs: waar haal ik de tijd vandaan?
12 Begaafde kinderen uitdagen met pittige digitale opdrachten
14 Hoe verder met mediawijsheid?
18 Scholen maken echte stappen om leren persoonlijk te maken
22 Regie in het speelveld van leermateriaal
26 Papier of digitaal toetsen? De afwegingen op een rij 30 Opbrengstgericht werken versterken met leerlingvolgsysteem
34 Probleemloos ict-gebruik: neem de infrastructuur onder de loep
36 Het waartoe als houvast bij succesvolle innovatie
40 Nieuws
Inhoudsopgave
Hoofdredactie: Claire VerhageEindredactie: Annemiek Nederpel, Evita Nort, Claire VerhageTekstbijdragen: Leo Bakker, Erwin Bomas, Carla Desain, Willem-Jan van Elk, Yvette Eveleens, Frank Evers, Sandra ter Horst, Jan-Kees Meindersma, Remco Pijpers, Tonny Plas, Frans Schouwenburg, Margreet Vermeer, Marius van Zandwijk. Fotografie: Agnes SwartVormgeving: Tappan Communicatie, Den HaagDruk: Zijlstra Drukwerk, WoerdenIssn: 1571-2427Reacties: [email protected] reportages en interviews, foto’s en illustraties berusten auteursrechten.
4 - inDruk juli 2013
“Die vraag stelde ik mezelf elk jaar opnieuw”, vertelt Berend Cornel,
directeur van de St. Alexanderschool in Bennekom. “De leerkracht van
groep 8 heeft er een flinke klus aan om van ieder kind het onderwijs-
kundig rapport uit te draaien en te zorgen dat alle leerlingdossiers
op de goede vervolgschool terechtkomen. En op de vervolgscholen
typen mensen van de leerlingenadministratie zich wekenlang blauwe
vingers bij het overnemen van de gegevens. Bij een schoolwisseling
(bijvoorbeeld bij verhuizing) tijdens de basisschooltijd of tijdens de
middelbareschooltijd gebeurt hetzelfde. Onzinnig werk in deze mo-
derne tijd. Die gegevens zouden simpelweg in digitale vorm van de
ene computer naar de andere ver-
stuurd moeten kunnen worden. Toen
ik hoorde dat de Overstapservice
Onder wijs (OSO) werd ontwikkeld,
heb ik me dan ook meteen gemeld om
samen te werken.”
Uitwisseling vereist afstemming
Het doel van OSO is om de leerling- en begeleidingsgegevens recht-
streeks en digitaal uit te wisselen tussen twee scholen – uiteraard op
een veilige manier. “Dat klinkt simpeler dan het is”, legt Berend
Cornel uit, die behalve schooldirecteur ook bovenschools ict’er is bij
de Stichting Katholiek Onderwijs Veluwe-Valei. “Om te beginnen be-
staan er verschillende administratiesystemen, die allemaal de
gegevens net even wat anders opslaan. Of je een geboortedatum no-
teert als 19 april 2001, of als 19-4-2001, of als 19.04.2001, maakt
voor een mens niet uit, maar voor uitwisseling tussen computers wel.
Dat moet dus gelijkgetrokken worden. Op een enkel bedrijf na doen
alle leveranciers van schooladministratiesystemen mee aan OSO.
Ze hebben hard gewerkt om een en ander op elkaar af te stemmen.
Afgelopen week heb ik een proefuitwisseling gedaan met een
(fictief) leerlingdossier van mijn basisschool met een middelbare
school hier in de regio. We kwamen een paar dingen tegen die nog
wat fine tuning kunnen gebruiken, maar verder liep het soepel.
Binnenkort kunnen we echt van start.”
Regionale samenwerking
Berend wordt wel ‘OSO-ambassadeur’ genoemd, hij heeft hard ge-
werkt om partijen bij elkaar te brengen. “In mijn eigen regio kwam
de samen werking vrij vlot van de grond, alle scholen hier doen mee
met OSO, zowel basis- als voortgezet onderwijs. We zijn nu zover dat
we volgend schooljaar de gege-
vens van alle leerlingen uit
groep 8 digitaal kunnen over-
dragen naar vervolgscholen –
behalve als kinderen een niet-
deelnemende vervolgschool
buiten de regio kiezen. Je kunt je
voorstellen dat Overstapservice
Onderwijs het meeste profijt op levert als alle scholen in een regio
meedoen. Ik hoop dat scholen in het hele land zich snel aansluiten.”
Van achtstegroeper naar brugpieper, elk jaar maken zo’n 175.000 leerlingen die overstap. Niet alleen die leerlingen, ook hun gegevens verhuizen van de oude naar de nieuwe school. Vanuit de digitale administratie van de basisschool wordt van elke leerling een papieren dossier samengesteld en naar de vervolgschool gestuurd, waar het weer wordt ingevoerd in het administratiesysteem. Dat kost veel werk, veel tijd, veel papier en veel geld; en de kans op fouten of incomplete gegevens is groot. Dat moet toch beter kunnen?!
Overstapservice Onderwijs zorgt voor digitale overdracht
Leerlinggegevens overtikken
Onzinnig werk in deze moderne tijd. Die gegevens zouden simpel-weg in digitale vorm van de ene computer naar de andere verstuurd moeten kunnen worden.”
Standaardgegevens in het overstapdossier
En de privacy?
Het is in het belang van alle partijen, zeker ook van de leerling,
dat relevante gegevens zo compleet mogelijk overgedragen wor-
den. Het gaat daarbij om naam, adres, geboortedatum, cijfers en
resultaten, overstapadvies, toetsuitslagen, handelingsplannen,
eventuele dyslexie verklaringen, uitslagen van intelligentietests,
rugzakgegevens en dergelijke.
Deze leerling- en begeleidingsgegevens zijn persoonsgevens. De Wet
bescherming persoonsgegevens (Wbp) is dan ook van toe passing op
het digitale uitwisselingsproces. OSO volgt de wettelijke bepalingen
en voorschriften. De overdracht gebeurt via een beveiligde verbin-
ding tussen de nieuwe en de huidige school. Tijdens dat proces
wordt op verschillende momenten gecheckt of alles klopt en volgens
de afgesproken procedure verloopt.
Er is géén sprake van centrale opslag van gegevens. Voor een school
echt aan de slag mag met OSO, vindt een (korte) scholing en kwali-
ficering plaats van in totaal één dagdeel.
Warme overdracht
Berend Cornel besluit: “Alle ‘harde’ gegevens worden straks digitaal
uitgewisseld. Maar een basisschool waar een kind acht jaar leerling
geweest is, weet nog veel meer: wat voor kind is dit, wat zijn z’n
sterke kanten, op welke manier leert dit kind het best, welke peda-
Meer informatie:
Wilt u meedoen of eerst meer weten?
Kijk dan op Overstapserviceonderwijs.nl. Daar is ook een bro-
chure te downloaden. Overstapservice Onder wijs is een project
van PO-Raad en VO-raad en wordt bekostigd door het ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en uitgevoerd door
Stichting Schoolinfo in samenwerking met Kennisnet.
gogische aanpak is gewenst? Dergelijke informatie past niet in
OSO, die moet persoonlijk doorgegeven worden van de huidige
school naar de nieuwe, in wat zo mooi ‘de warme overdracht’ heet.
Dat gebeurt nu al en dat zullen scholen zeker blijven doen.”
Deelname aan OSO is voor scholen kosteloos. Het is ingebouwd in
de software van vele leerlingadministratiesystemen. Voor deel-
name is certficering van de school vereist. Dat is een vrij een-
voudige procedure.
anno 2013? – Dat kan beter!
Contactpersoon
Naam: Yvette Eveleens
Email: [email protected]
6 - inDruk juli 2013
In het basisonderwijs laaien discussies op over opheffingsnormen
voor kleine scholen, in het voortgezet onderwijs is het soms lastig om
bepaalde vakken aan te bieden omdat er te weinig leerlingen voor
zijn. Ook in het middelbaar beroepsonderwijs speelt krimp steeds
vaker een rol, met name in het noorden en het zuiden van het land.
Knelpunten
Welke knelpunten ontstaan voor scholen in krimpregio’s? In een
krimpende school worden leerjaren samengevoegd. Leerkrachten
krijgen meer diversiteit in hun klas doordat zij aan 2, 3 of soms wel
4 leerjaren moeten lesgeven. Dit niveauverschil binnen het klaslo-
kaal is complex en vergt een topprestatie van leerkrachten en do-
centen. Daar komt bij dat juist in
krimpsituaties minder geld is om te
investeren in professionalisering en
kwaliteitsimpulsen. In het mbo is er
nog een ander aandachtspunt rondom
krimp. Omdat er relatief veel kleine
mbo-opleidingen in Nederland zijn,
kampen ook die opleidingen met pro-
blemen rond betaalbaarheid en orga-
niseerbaarheid.
Oplossingsrichtingen
Scholen kunnen knelpunten rondom krimp oplossen op het gebied
van bedrijfsvoering, personeel delen, fusies aangaan en het verbe-
teren van de kwaliteit. Daarnaast maakt bestuurlijke schaalvergro-
ting het mogelijk om kennis en middelen te bundelen. Voor onder-
wijsinstellingen en besturen is er al veel informatie beschikbaar
In Nederland is sprake van bevolkingsdaling. In 2025 heeft 60% van de gemeenten minder inwoners dan nu. Maar ook nu al krijgen steeds meer scholen te maken met teruglopende leerlingaantallen. Hierdoor staat de kwaliteit van het onderwijs onder druk, omdat met minder middelen de school toch draaiende gehouden moet worden.
over welke maatregelen zij kunnen nemen in krimpsituaties. Een
voorbeeld hiervan is de Denkhulp Krimp van de PO-raad. Maar ook
Kennisnet heeft veel expertise in huis. Onder het motto ‘ict als kans
bij krimp’ laat Kennisnet zien dat het inzetten van ict mogelijk-
heden biedt voor scholen die te maken hebben met krimp.
Ict als kans bij krimp
Welke mogelijkheden zijn er dan om ict aan dit vraagstuk te verbin-
den? Het digitaliseren van onderwijs levert docenten tijdswinst op,
zonder dat de kwaliteit van het onderwijs in het geding komt. De
sleutel ligt in flexibel onderwijs en maatwerk. Enkele voorbeelden:
met digitaal adaptief leermateriaal kunnen leerlingen in hun eigen
tempo en op hun eigen niveau
werken. De leraar die meer
diversi teit in de klas heeft, kan
zo toch voldoende zorg en aan-
dacht voor zijn leerlingen
waarborgen. Ook kunnen klas-
sikale instructies via video’s
veel tijd besparen. Denk aan
flipping the classroom, maar
ook skype en videoconferen-
cing. Ook digitaal toetsen en een persoonlijke leeromgeving behoren
tot de mogelijkheden om het onderwijs flexibeler te organiseren
meer te doen met minder middelen.
Kosten en verantwoording
Natuurlijk zijn met het inzetten van ict kosten gemoeid. Investerin-
gen in ict vragen om visie en leiderschap. Meer informatie hierover
Meer met minder? Maak je school krimpproof
Leerkrachten krijgen meer diver-siteit in hun klas doordat zij aan 2, 3 of soms wel 4 leerjaren moeten lesgeven. Dit niveauverschil binnen het klaslokaal is complex en vergt een topprestatie van leerkrachten en docenten”
is te vinden in de jaarlijkse Vier in Balansmonitor van Kennisnet.
Voor het mbo-onderwijs is een specifiek model ontwikkeld rond de
problematiek van krimp en/of kleine opleidingen.
Het model, ‘Online leren in balans’, waarborgt de betaalbaarheid
en de organiseerbaarheid en geldt als een concept waarbij ict in
alle aspecten van het primaire proces een cruciale rol speelt. Door
een andere inzet van docenten en het creëren van een rijke digi-
tale leeromgeving kan een efficiencyslag gemaakt worden. Hierdoor
nemen flexibiliteit en effectiviteit toe en komen en betaalbaarheid
en organiseerbaarheid weer in zicht.
Het model gaat ervan uit dat een viertal randvoorwaarden mbo-
studenten zich kunnen focussen op online leren.
mogelijk door de aanwezigheid van een onderwijscatalogus
waaruit docent en student kunnen putten om het gewenste leer-
traject vorm te geven;
medestudenten, alumni die allemaal een bijdrage leveren aan de
contextrijke omgeving van de student.
Om goed in beeld te krijgen welke opbrengsten het toepassen van dit
model concreet opleveren, ontwikkelt Kennisnet dit jaar een aantal
business cases voor instellingen. Deze leveren een belangrijk rapport
op dat als basis en ter verantwoording kan dienen. Dit jaar worden
op diverse instellingen (ROC de Leijgraaf, het Hout en Meubilerings-
college) opleidingen ingericht aan de hand van dit model.
inDruk juli 2013 - 7
met behulp ictStudent
en netwerk draagt bij
Begeleiding(online)optimaal
Studenten leren online in combinatie met werkplekleren en
beroeps praktijk vorming
Leermateriaalbestaat
Onderwijscatalogus
werkt
Figuur 1. Online Leren in Balans
Onderwijsgroep FIER gaat terug van 20 naar 12 scholen.
Fier had de wens om te komen tot groepsdoorbrekende
instructies en meer samenwerking op groepsniveau. Wel
met behoud van uitdagend en kwalitatief goed onderwijs.
Bij FIER wordt op één van de scholen gewerkt met de adap-
tieve leerlijn Math. De leerlingen werken zelfstandig aan
opdrachten op hun eigen niveau. Het is voor de leerkrach-
ten mogelijk om de resultaten van de kinderen digitaal te
monitoren, bij te houden en te vergelijken. De leraar
stuurt incidenteel bij. Dit levert tijdwinst op voor de leer-
krachten en biedt de mogelijkheid om te differentiëren op
niveau. FIER heeft ook besloten om scholingsgelden te bun-
delen als het gaat om professionalisering en ict. Ook op
dat vlak ontstaan veel samenwerkingskansen. Dit vergt een
goede online communicatie en mogelijkheid tot delen van
agenda’s, bestanden en expertise.
FIER bereidt zich voor op een gedegen en lange termijn
uitrol en inbedding van ict, beschreven in een programma
van eisen.
Ict biedt kansen bij krimp in het basisonderwijs
8 - inDruk juli 2013
Een rekenvoorbeeld: hoeveel tablets kun je aanschaffen
als je een lesuur bespaart?
Wel of geen tablet voor in de klas aanschaffen? Levert het
ons iets op, of kost dit alleen maar extra geld? Met de aan-
schaf van ict-hulpmiddelen voor in de klas, worden de kosten
van het onderwijs hoger. Tenzij er tegenover deze investe-
ring staat, als een besparing op een andere plek plaatsvindt.
Het grootste deel van de kosten van een school zitten het
primaire proces; in de klas, in een lesuur.
Hoeveel tablets kun je aanschaffen als je een lesuur
bespaart?
Om dit te illustreren het volgende versimpelde rekenvoor-
beeld.
Stel: een school besluit om twee groepen een middag in
de week (4 uur) gecombineerd les te geven met één leer-
kracht voor de klas. Dit betekent een vermindering van
4 lesuren per week. Hoeveel kosten bespaart de school
hiermee? En hoeveel tablets kan de school van deze be-
sparing aanschaffen?
Voor het berekenen van de kosten van een lesuur, nemen
we als uitgangspunt de totale personele lasten (belang-
rijkste kostenpost) en het aantal lesuur per jaar (ca. 1000).
De kosten van een lesuur bedragen daarmee ca. €86. In
het bovenstaand voorbeeld wordt door 2 groepen samen
te voegen, 4 uur bespaard op weekbasis. Op jaarbasis
(40 weken) betekent dit een besparing van €13.760.
Hoeveel kost een tablet? Voor het gemak rekenen we een
bedrag van €1.000, hiermee dekken we zowel kosten voor
de aanschaf als het onderhoud. Met een afschrijvings-
periode van 4 jaar is dit € 250 per jaar. De besparing die
is behaald met het combineren van 2 groepen, geeft dus
ruimte voor de aanschaf van (€13.760 / € 250=) 55 tablets.
Deze aanschaf stelt je in staat om die grotere groep in die
gecombineerde middag via tablet op maat opdrachten aan
te bieden of samen aan opdrachten te werken.
En natuurlijk de rest van de week ook de mogelijkheid om
het onderwijs te verrijken met de inzet van ict omdat de
leerlingen beschikken over een eigen device.
Een handig rekensjabloon met meer benchmarkgegevens
is te vinden op Kennisnet.nl/kansenbijkrimp
8 - inDruk juli 2013
inDruk juli 2013 - 9
Ict biedt kansen bij krimp in het mbo
Edudelta Onderwijsgroep heeft te maken met teruglopende
leerlingen aantallen. Dat zorgt voor steeds meer versnippe-
ring van het opleidingsaanbod wat zich uit in opleidingen
waar slechts een paar studenten ingeschreven zijn. Maar die
opleidingen hebben wél waarde voor de student, het bedrijfs-
leven en de onderwijsorganisatie. Hoe hou je dat in stand?
Edudelta heeft het volgende gedaan:
Stap één was om alle mbo-opleidingen te ontleden (met
behulp van Kwalificatiesmbo.nl) en goed onder de loep te
nemen. Waar zit de overlap in lesmateriaal? Alle opdrach-
ten werden in beeld gebracht, er is een ‘blauwdruk’ van
iedere opleiding gemaakt.
Edudelta koos de Elektronische Leeromgeving Moodle als
werkplatform als gezamenlijk platform voor content-
uitwisseling. Per werkproces maakten de docenten een leer-
arrangement en al snel werd de overlap duidelijk. Bijvoor-
beeld: een goed leerarrangement voor het werkproces
‘handelt klachten af’ is bruikbaar in meerdere opleidingen.
De rol van ict in dit traject: het opzetten van een betrouw-
bare en snelle infrastructuur, werken in de cloud en BYOD.
Het devies: laat mensen zelf kiezen waar ze mee werken, maak
wel een keuze om te werken met één gezamenlijk platform
voor contentuitwisseling.
Meer informatie:
Kennisnet.nl/kansenbijkrimp
Contactpersoon
Naam: Sandra ter Horst
Email: [email protected]
Contactpersoon
Naam: Leo Bakker
Email: [email protected]
10 - inDruk juli 2013
Elk kind heeft recht op goed onderwijs. Ook kinderen die extra ondersteuning nodig hebben. Passend onderwijs beoogt dat zo veel mogelijk leerlingen regulier onderwijs kunnen volgen. Een idee dat veel leraren aanspreekt. Iedere docent en leerkracht wil een kind in staat stellen om het maximale uit zijn of haar talent te halen. Maar het is niet eenvoudig. Het kost tijd, die er eigenlijk al niet was.
In het kader van passend onderwijs hebben veel scholen een onder-
steuningsprofiel opgesteld. Het profiel is gebaseerd op de huidige
situatie, veelal een beschrijving op welke manier de school op dit
moment omgaat met leerlingen die leer- en gedragsproblemen
hebben. Het is echter de vraag of deze wijze van ondersteuning
voldoende aansluit bij de gewenste situatie.
De invoering van passend onderwijs lijkt immers een uitgelezen kans
om als school te bepalen welk type van ondersteuning in de toekomst
geboden kan worden voor leerlingen die iets extra’s nodig hebben.
Het aantal vragen die automatisch opkomen als dit op de vergader-
tafel belandt zijn legio. Zijn nieuwe vormen van ondersteuning wel
haalbaar? Hebben wij de juiste expertise in huis? Hebben we wel tijd
om leerlingen met leer-en gedragsproblemen verder te helpen?
Hoeveel zorgleerlingen kunnen we aan binnen een groep?
Hoewel de gedachte om meer leerlingen op de reguliere basis- of
middelbare school passend onderwijs te bieden veel leraren aan-
spreekt, zijn leraren tegelijkertijd realistisch. Het ondersteunen
van een leerling met leer- of gedragsproblematiek binnen een
grotere groep van leerlingen is geen eenvoudige opgave. Daarbij
zijn er vaak meerdere leerlingen met verschillende problematieken.
Van dyslexie tot autisme en ADHD. Maar ook allerlei andere proble-
matieken die vragen om een persoonlijke aanpak. En dat kost alle-
maal extra tijd. Die er eigenlijk al niet was.
Passend onderwijs: waar haal ik de tijd vandaan?
inDruk juli 2013 - 11
De invoering van passend onderwijs vraagt nog meer van een
leerkracht om te differentiëren. Om kinderen die het nodig
hebben een meer gepersonaliseerde aanpak te geven, binnen het-
zelfde aantal uren.
Ict kan helpen om de consequenties van leerproblematiek te com-
penseren. Het kan de effecten van gedragsproblematiek vermin-
deren door meer op het individuele kind een toegespitste structuur
te bieden. Iedere leerkracht weet dat dyslexie niet weg te nemen is
door te remediëren. En ook dat gedragsproblemen niet afhangen
van het intelligentieniveau van een kind. Maar nog niet iedere leer-
kracht en docent weet dat ict kan helpen om binnen dezelfde hoe-
veelheid tijd deze leerlingen toch maximaal te laten leren.
Compenseren van leerproblemen met ict
Leerproblemen zijn te compenseren met de inzet van ict. Voor dys-
lexie bijvoorbeeld zijn veel verschillende softwarepakketten
beschik baar, die elk op hun eigen wijze de dyslectische leerling
onder steunen. Het gaat om het ondersteunen van het lezen, het
spellen en het strategisch schrijven. Ict biedt een combinatie van
visuele en auditieve ondersteuning die met papieren hulpmiddelen
niet mogelijk is. Eenvoudige voorleessoftware of een Daisy speler
kan al helpen voor lichtere gevallen van dyslexie. Een belangrijke
eis aan deze compenserende hulpmiddelen voor dyslexie is dat de
leerling wel meeleest. Uit onderzoek van onder andere Kennisnet
blijkt dat de inzet van de juiste ict-toepassingen voor dys-
lexie leidt tot taakmotivatie, zelfvertrouwen en plezier in
het leren. De werkhouding van de leerling verbetert en het
tempo van leren gaat omhoog.
Naast het positief effect voor de leerling, heeft ook de leraar
baat bij de inzet van deze compenserende ict-hulpmiddelen.
In het begin zal de leraar zich moeten verdiepen in de wer-
king van de ict en de leerling op weg helpen om een dergelijk
hulpmiddel goed in te zetten. Maar dan kan de leerling met
dyslexie zichzelf zonder direct hulp van de leraar beter red-
den. De tijdsinvestering betaalt zich uit in tijdswinst.
Structureren van het onderwijs met behulp van ict
Kinderen met een lichte vorm van een gedrags- of ontwik-
kelingsstoornis zijn vaak prima in staat om op een gewone
school mee te komen. Deze leerlingen hebben structuur no-
dig: een rustig, overzichtelijk en voorspelbaar verloop van
de dag. Ict-hulpmiddelen, zoals een simpele, persoonlijke
Outlookagenda, kunnen dit bieden. Deze zijn specifiek gericht op
leerlingen die behoefte aan structuur. Maar alleen met een agenda
is niet genoeg. Het leren plannen is belangrijk. Er zijn verschil-
lende apps die hierbij helpen, zoals iStudiez Pro, Classes, inClass,
my Homework en iTeacherBook. En dat scheelt je als leerkracht of
docent uiteindelijk weer tijd.
Het inzetten van het werken aan de computer, biedt leerlingen met een
lichte vorm van een gedrags- of ontwikkelingsstoornis meer rust en
concentratie. Onderzoek op het Merlet College, een middelbare school,
laat zien dat juist bij zorgleerlingen motivatie en studiehouding voor-
uit gaan en de leerresultaten verbeteren. En dit biedt de leraar weer
de mogelijkheid om zijn of haar persoonlijke aandacht te verdelen.
Leerlingen met een lichte vorm van een gedrags- of ontwikkelings-
stoornis hebben vaak moeite met opdrachten waarin zij met andere
leerlingen moeten samenwerken. Onderzoek laat zien dat samen-
werken via sociale media, of apps als Lino of ZigZagBoard hen enorm
helpen: wel samenwerken maar niet de drukte en de afleiding van het
echt bij elkaar zitten.
Aan de slag
Er zijn steeds meer ict-toepassingen voor ondersteuning in het
onderwijs. En er komen steeds meer laagdrempelige toepassingen.
De leraar blijft hierin de bepalende factor. Creativiteit en passie
van de leraar, om het beste uit iedere leerling te halen, zorgen voor
verandering en innovatie. In het kader van passend onderwijs
kunnen scholen en leraren de kans benutten om met nieuwe mid-
delen aan de slag te gaan. In het begin kost het tijd, maar het duurt
niet lang voordat deze investering kwaliteit en besparing oplevert.
Meer informatie:
Een goed startpunt is het dossier op
Kennisnet.nl/passendonderwijs en de brochure Passend
onderwijs werkt met ict. Of mail naar [email protected]
Contactpersoon
Naam: Sabine Peterink
Email: [email protected]
12 - inDruk juli 2013
Alle kinderen in een groep aanspreken op hun talenten, op hun eigen niveau, dat is wat elke leerkracht graag wil. Maar echt goed differentiëren valt nog niet mee. Digitaal leermateriaal kan hierbij helpen, mits goed geordend en goed gecategoriseerd.
De Sint Bavoschool in Harmelen was al jaren op zoek naar een goede
mogelijkheid om te differentiëren in de klas. ”We zochten uitdaging
en verdieping voor alle kinderen op hun eigen niveau, vooral voor de
meer begaafde leerlingen, zonder dat dat de leerkracht enorm zou
belasten”, vertelt adjunct-directeur Lonneke Steens. “We kwamen uit
bij de digitale leermiddelenbank Acadin, waarmee we in het najaar
van 2012 zijn gestart in groep 4 en in groep 8. Dat bevalt ons goed,
om verschillende redenen: de kinderen kunnen zelf aansprekende
opdrachten uitkiezen – uiteraard in overleg met de leerkracht. We
vinden het een groot voordeel dat er niet alleen opdrachten voorhan-
den zijn waarbij leerlingen cognitief en talig aan het werk moeten.
Ook de kinderen die liever creatief bezig zijn en al doende leren,
komen aan hun trekken bij de opdrachten waar juist deze talenten
aangesproken worden. En met Acadin kunnen kinderen oefenen met
het maken van een planning en deze ook uitvoeren. Voor de 8e
groepers is dat – in aanloop naar de brugklas – extra relevant.
Bijkomend voordeel: Acadin is vrij te gebruiken.”
Overzichtelijk
Ricky Vermaas is op de Sint Bavoschool leerkracht in groep 4 en
daarnaast ook de coördinator meerbegaafden. Zij heeft het account
ingericht, Acadin-profielen aangemaakt en de leerlingen van groep
8 in het begin geïnstrueerd en begeleid. “Het systeem is zo opgezet
dat de leerkracht alles overzichtelijk bij elkaar heeft: in één oog-
opslag is te zien aan welke opdrachten een kind werkt en gewerkt
heeft, met welk resultaat. Dat is een goede basis voor individuele
begeleidingsgesprekken over de diversiteit en de moeilijkheids-
graad van de gekozen opdrachten en over hoe het staat met de
planning. Er zitten opdrachten in Acadin met verschillende moeilijk-
heidsgraden, aangeduid met één, twee of drie handjes. Bij kin-
deren die meer aankunnen, kun je de lat hoger leggen; je kunt van
ze verlangen dat ze moeilijkere opdrachten kiezen of afspreken dat
je hogere eisen aan de verwerking van een opdracht stelt.”
Wegwijs
Opdrachten zijn te filteren op leerjaar, vak, moeilijkheidsgraad of
soort intelligentie die aangesproken wordt. Ricky: “Wij werken niet
echt met die meervoudige intelligenties; we hebben vooral vak-
overstijgende opdrachten gebruikt. Voor groep 7/8 zijn er dan een
kleine 80 opdrachten om uit te kiezen, dat is nog te overzien voor
leerlingen en leerkracht. Als je het systeem voor jouw groep een-
maal goed hebt ingericht is het heel simpel te gebruiken. Maar je
moet er wel tijd insteken om wegwijs te worden en om alle accounts
goed aan te maken.
Bij ons op school begonnen we met invoering in één groep. Dat was
een beetje noodgedwongen door het plotselinge wegvallen van de
leerkracht, maar dat blijkt eigenlijk een heel goede strategie. Dat kan
ik andere scholen ook aanraden: begin klein, leer het systeem kennen,
en breidt dan verder uit.” Acadin bevalt zo goed, dat steeds meer
groepen van de Sint Bavoschool ermee aan de slag gaan. Aan het eind
van dit schooljaar zullen alle leerlingen (vanaf groep 4) die meer
aankunnen dan de gewone leerstof, ermee werken.
Begeleiden en differentiëren
Acadin is een digitale leermiddelenbank. Maar wie verwacht om
heel groep 8 van de Sint Bavoschool tijdens Acadin-tijd achter een
computer aan te treffen, komt voor verrassingen te staan:
Robbie en Ivan zijn bezig met een drijfproef met behulp van een bak
water, een blikje gewone cola en een blikje cola-light. Er wentelen
verschillende papieren ‘helikoptertjes’ naar omlaag. De wc-ruimte is
door Nina en haar vriendinnen omgetoverd tot zuiveringsinstallatie,
waar met zeven, koffiefilters en zand aquarium water omgezet wordt
in schoon water. Jelle ontwerpt een waterraket, die hij op het school-
plein gaat testen.
En de kinderen die wel achter een scherm zitten, zijn met totaal
verschillende dingen bezig: Floor maakt een verslag in tekst en foto’s
Begaafde kinderen uitdagen met pittige digitale opdrachten
een game over kinderrechten. Ewan bekijkt filmpjes over de Tweede
Wereldoorlog. En Stan maakt een animatiefilm over een pinguïn die
na een botsing met een auto de ruimte in wordt geslingerd.
Paul Lancee, die pas een maand leerkracht van deze groep 8 is:
“Ieder kind zoekt zelf opdrachten die aanspreken en maakt een
lijstje met favorieten. Ik neem dat lijstje door en als ik opdrachten
geschikt vind voor die leerling, ken ik ze toe. Dat is een kwestie van
een vinkje zetten en een inleverdatum vaststellen, dan kan dat kind
zelfstandig aan de slag. Acadin heeft een vast plek in ons lesrooster.
Zelf besteed ik elke woensdagmiddag aan het beoordelen van inge-
leverde opdrachten. En daarna neus ik rond in de beschikbare op-
drachten. Ik wil zelf snel zicht krijgen op de mogelijkheden, zodat
ik mijn leerlingen beter kan begeleiden en kan differentiëren in
hoe hoog we de lat leggen. Zo is er die leuke doe-opdracht met het
knippen en vouwen van een ‘helikoptertje’ van papier. Voor het ene
kind is het genoeg om zo’n ding te maken en kort te beschrijven wat
er gebeurt. Maar van een ander kind verwacht ik dat het meer de
diepte ingaat en in de onderliggende natuurkunde duikt, of be-
denkt waar in de biologie dit principe voorkomt.”
Onderpresteren
Acadin zit vol uitdagende opdrachten die ook meerbegaafde kinde-
ren kunnen aanspreken op hun eigen potentie. Paul merkt wel dat
de leerlingen die tot aan groep 8 veelal onder hun niveau aan het
werk geweest zijn, nogal eens geneigd zijn om onder te presteren.
“Ik vind het nog een hele uitdaging om zulke onderpresterende
meerbegaafde kinderen echt aan het werk te krijgen. Ik hoop dat
dat met behulp van de pittige opdrachten in Acadin zal lukken. Daar
ga ik me de komende tijd nog verder in verdiepen.”
inDruk juli 2013 - 13
De worsteling van Paul Lancee met het uitdagen van onder-
presterende slimme leerlingen is niet uniek. Onderwijs adviseur
Jelle Berens begeleidt scholen bij het verantwoord inzetten van
Acadin: “Acadin laat ruimte aan kinderen om hun eigen keuzes te
maken. Hoogbegaafde kinderen kiezen vaak niet voor opdrachten
waarmee hun leervermogen goed uitgedaagd wordt, maar ver-
tonen juist ‘duikgedrag’. Ze kiezen opdrachten met één handje.
Met zulke leerlingen moet je de lat hoog leggen, duidelijk je
verwachtingen bespreken en geregeld checken of ze hun doelen
wel halen. Als ze zich vastbijten in een pittige opdracht, komen
ze soms hun eigen grenzen tegen. Dat is een prima ervaring, daar
leren ze van. Als leerkracht creëer je de veiligheid die ze nodig
hebben om fouten te durven maken en geef je ze feedback op
niveau. Zo leren slimme kinderen om zelf verdere denkvragen te
formuleren en hun eigen gedachtestructuur te onderzoeken.”
Jelle raadt leerkrachten altijd aan om de online lesmodule over
Acadin van Slo en Kennisnet door te nemen. “Daar zit veel
achter grondinformatie in over hoe meer- en hoog begaafde
kinderen leren, over de inhoud en opzet van Acadin en over hoe
je dat digitale leermateriaal op school kunt implementeren.”
Meer informatie:
Acadin.nl en
Kennisnet.nl/onlineworkshops/acadin
‘Duikgedrag’ bij hoogbegaafde leerlingen
Contactpersoon
Naam: Yvette Eveleens
Email: [email protected]
14 - inDruk juli 2013
Mediawijsheid blijft een actueel onderwerp. Denk aan cyberpesten
en het Project X-feest in Haren. Steeds opnieuw zijn er ontwikke-
lingen of incidenten waar scholen op willen inspelen. En elk jaar
komen er nieuwe toepassingen op het gebied van sociale media. Om
goed mee te kunnen komen in deze maatschappij heb je kennis van
en vaardigheden nodig over internet en sociale media. Scholen zijn
genoodzaakt om een goede en doordachte aanpak te kiezen.
Welke aanpak?
Een school die leerlingen vaardigheden bijbrengt op het gebied van
mediawijsheid, kan zich een mediawijze school noemen. Maar dat is
makkelijker gezegd dan gedaan. Er zijn scholen die leerlingen vooral
bewust maken voor de gevolgen van digitaal pesten. Maar er zijn ook
scholen die vooral leren slim te zoeken op internet. Of die leerlingen
leren het tv- en online nieuws en reclames op waarde te schatten.
Bovendien benadert een docent van een Atheneumklas mediawijs-
heid anders dan een basisschoolleerkracht van groep 3.
Bij de aanpak van mediawijsheid speelt ook een rol dat leraren en
bestuurders de behoefte voelen om aan te sluiten bij dat wat leeft in
de samenleving en in de beleving van de leerlingen. Daarom kijken ze
vaak naar de mogelijkheden om verschillende sociale media te gebrui-
ken voor onderwijsdoeleinden. Maar voordat die stap wordt gezet, is
essentieel om kinderen te leren om goed met sociale media om te gaan.
Remco Pijpers van Mijn Kind Online heeft daar verschillende aan-
pakken voor. “Een actuele gebeurtenis, zoals het Project X-feest in
Haren, kan een manier zijn om leerlingen goed om te leren gaan met
sociale media. Het kan ook vanuit een positief vertrekpunt: kinderen
leren samenwerken en ondernemen met behulp van sociale media.
Ook daar heb je mediawijsheid voor nodig. Dan leid je leerlingen op
tot ‘socialemedianetwerkers’ die weten hoe je invloed uitoefent via
Er is volop aandacht voor mediawijsheid in het onderwijs. Kinderen moeten leren om veilig om te gaan met de mogelijkheden in dit digitale tijdperk. Maar hoe word je een mediawijze school? Waar begin je? Kennisnet en Mijn Kind Online hebben de handen ineen geslagen om scholen goed op weg te helpen om mediawijs te worden. Remco Pijpers (Mijn Kind Online) en Frank Evers (Kennisnet) bespreken de ingeslagen weg.
De projecten van Kennisnet en Mijn Kind Online
Hoe verder met mediawijsheid?
Media
Inzicht hebben in de
medialisering van
de samenleving
Begrijpen hoe
media gemaakt
worden
Zien hoe media
de werkelijkheid
kleuren
Apparaten, software
en toepassingen
gebruiken
Oriënteren binnen
mediaomgevingen
Figuur 2. Competentiemodel Mediawijsheid. Bron: Mediawijzer.net, het expertisecentrum voor mediawijsheid, 2013.
Begrip Gebruik
inDruk juli 2013 - 15
sociale media en die kennis en inzicht hebben in het functioneren
van netwerken en nieuwe media.”
Aan de slag
Kennisnet en Mijn Kind Online ontwikkelen dit jaar een aantal
projecten en producten om scholen met mediawijze ambities te
onder steunen, in samenwerking met Mediawijzer.net, het expertise-
centrum mediawijsheid.
Gebruik het basiscompetentiemodel Mediawijsheid
Als een school zich oriënteert op mediawijsheid, dan stuiten zij al
snel op veel en verschillend aanbod van partijen die hen op weg kun-
nen helpen. School TV, Nieuws in de Klas, Cinekid en Bibliotheek op
School. Het zijn slechts een aantal initiatieven die zich bezighouden
met dit onderwerp. Er is veel te vinden, maar hoe zie je door de
bomen het bos? Frank: “Kennisnet is kernpartner van Mediawijzer.
net, waar vrijwel alle aanbieders op gebied van mediawijsheid zijn
verenigd. Een van de belangrijkste doelen van Mediawijzer.net is om
mediawijsheid stevig te verankeren in het onderwijs.”
“Om helderheid te krijgen in de diverse onderdelen van mediawijs-
heid, hebben we gezamenlijk het competentiemodel ontwikkeld. Dit
model is verdeeld in vier hoofdcategorieën waarin alle aspecten
van mediawijsheid terugkomen. Het kan worden gebruikt om met je
schoolteam of vaksectie te bespreken welke onderdelen goed bij
jouw school en jouw lessen passen,” legt Frank uit.
Het competentiemodel beschrijft per competenties vijf niveaus.
Mediawijsheid is een breed begrip. Het vertrekpunt van Ken-
nisnet en Mijn Kind Online is de definitie van de Raad voor
Cultuur (2005): “Mediawijsheid is het geheel van kennis,
vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich bewust,
kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, verander-
lijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld.” Oftewel: ‘De
verzameling competenties die je nodig hebt om actief en
bewust deel te kunnen nemen aan de mediasamenleving.”
De aanpak van mediawijsheid in het onderwijs begint vaak bij
de discussie of het een apart vak is of dat mediawijsheid moet
worden geïntegreerd in andere vakken. “Daar is niet snel een
eenduidig antwoord op te geven”, aldus Frank Evers, mediawijs-
heidexpert van Kennisnet. “Het is vooral belangrijk om eerst
goed bewust te zijn van de verschillende onderdelen van media-
wijsheid. Informatievaardigheden zijn bijvoorbeeld uitstekend
in te bedden in taalonderwijs of bij zaakvakken. Maar gaat het
om digitaal pesten of het omgaan met privacy of security, dan is
het juist heel zinvol om deze apart te behandelen.
Hoe hoger je niveau, des te mediawijzer de leerling of de docent
is. Het helpt scholen dus ook om ambities te formuleren op het
gebied van mediawijsheid.
Remco: “Samen hebben we jarenlange ervaring met het bespreekbaar
maken van verschillende onderdelen die in dit model terug komen.
Media
Informatie vinden
en verwerken
Participeren in
sociale netwerken
Reflecteren op het
eigen mediagebruik
Doelen realiseren
met media
Content creëren
Communicatie Strategie
Wat is mediawijsheid?
16 - inDruk juli 2013
Daarin is participatie belangrijk. Mijn Kind Online betrekt ook de
wereld buiten de school, zoals de ouders. Een positief gebruik van
sociale media kan een verrijking zijn voor de manier waarop leer-
lingen, school en ouders samenwerken.”
Frank voegt toe dat Kennisnet momenteel werkt aan een verbinding
met de dagelijkse praktijk in de school. “Deze competenties staan
niet op zich, maar kunnen worden
gelinkt aan kerndoelen en eind-
termen. Op dit moment wordt ge-
werkt aan leerlijnen die media-
wijsheid verbinden met het
bestaande curri culum. Zo komt de
praktische ervaring en de kennis
over so ciale media van Mijn Kind Online en de kennis over onder-
wijs van Kennis net mooi samen.”
De Mediawijze school heeft vooral een doordachte aanpak nodigt.
“Als het gaat om ict toepassen in het onderwijs, is het Vier in
Balans-model waardevol,” benadrukt Frank. “Het begint met het
formuleren van een visie, wat vindt jouw school belangijk en hoe
wil jij mediawijsheid een plek geven binnen het onderwijs-
programma? Vervolgens moet je samen verkennen welke vaardig-
heden leraren nodig hebben om dit te kunnen doen. En bedenk je
welke toepassingen daarvoor nodig zijn en of de infrastructuur
op school het wel mogelijk maakt. Als deze aspecten met elkaar ‘in
balans’ zijn, dan heb je een goede basis om jezelf een media wijze
school te noemen.”
Laat je inspireren door
het Handboek Goed Doen 2.0
Een ander startpunt om ervaring op te doen
met mediawijsheid is om er op projectbasis
mee aan de slag te gaan. Remco legt uit: “ Je
kunt bijvoorbeeld als school je inzetten
voor een goed doel, en daarbij sociale media gebruiken. Dat is ook de
-
gezet onderwijs’. Dit boek maakte Kennisnet recent samen met Mijn
Kind Online.” Het boek geeft een plan van aanpak voor hoe je sociale
media kunt koppelen aan goede doelen. Ook vind je veel voorbeelden
van succesprojecten terug in het boek. Remco: “Basisschoolleerlingen
in Heemstede zetten zich bijvoorbeeld in voor een school in Kenia,
Op dit moment wordt gewerkt aan leerlijnen die media wijsheid verbinden met het bestaande curri culum.”
inDruk juli 2013 - 17
Meer informatie:
Download het Competentiemodel Mediawijsheid:
Download het gratis het boek Goed Doen 2.0:
Of bestel het boek voor €18,95 via Mijn Kind Online:
waar kinderen hun huiswerk ‘s avonds niet kunnen maken omdat er
geen verlichting is. Via sociale media zamelden ze geld in waarmee
150 led-lampen konden worden aan geschaft. De les die ze leerden:
probeer niet meteen de hele wereld te bereiken via Twitter, maar
begin bij je eigen netwerk.”
Project ‘Internet in 2025’
In de gedigitaliseerde samenleving gaan ontwikkelingen snel. Vaak
zijn het de jongeren die voorop lopen. Frank: “Facebook is nog maar
nauwelijks ingeburgerd of jongeren vertrekken alweer richting
Insta gram. Hoe hou je dat bij als school? De vraag is of je de tech-
niek wil bijhouden of de leerling?” Zijn tip is om met leerlingen in
gesprek te gaan. “Neem de beleving van leerlingen serieus. Op die
manier krijg je een evenwichtige benadering. Deze aanpak willen
wij ook volgen in het project Internet in 2025, dat we dit najaar
organiseren. Daarin gaan leerlingen in gesprek met directeuren
Hoe denken jongeren dat we het internet gebruiken in 2025? En wat
betekenen zij in dat jaar voor bedrijven?” Er komt een speciale
digibordles beschikbaar over dit project.
En verder: inspiratieboek Mediawijsheid op de Basisschool
Binnenkort brengen Kennisnet en stichting Mijn Kind Online het
inspi ratieboek Mediawijsheid op de Basisschool uit. Het boek is
een vervolg op het populaire Sociale Media op de Basisschool en
bevat portretten van inspirerende juffen en meesters die met suc-
ces hun leerlingen mediawijs maken. Weet u een inspirerende leer-
kracht die een portret verdient in het boek? Stuur een mail naar
[email protected] en misschien nemen we hem of haar op in het boek.
Leerlingen zetten sociale
media in voor het goede doel. Contactpersoon
Naam: Remco Pijpers
Email: [email protected]
Video: Goed Doen 2.0
18 - inDruk juli 2013
Terugblik: de eerste golf vernieuwers
Welke methodiek volgen scholen bij een gepersonaliseerde onder-
wijsaanpak? En op welke manier vervult ict hierbij een rol? Frans
Schouwenburg, adviseur bij Kennisnet, blikt terug en vooruit.
Frans: “Zo’n acht jaar geleden konden we spreken van een trend:
vernieuwende scholen die als paddenstoelen uit de grond schoten.
Denk aan: Slash24, Amadeus, Unic, Impuls!, De Nieuwste School,
Niekée, Zuiderzee College, De Wittering. Stuk voor stuk scholen die
vanuit een nieuwe situatie een totaal ander onderwijsconcept gingen
aanbieden.
De meeste van deze scholen bestaan nog steeds, maar hebben
gaande weg hier en daar zaken bijgesteld. Ze hebben groei gekend
en het moeilijk gehad. Aanvankelijk kenden sommige scholen mis-
schien tegenvallende examenresultaten. Dat is logisch, wanneer een
nieuw concept moet gedijen in een
onderwijssysteem dat niet meebe-
weegt. Sterker nog: in de laatste ja-
ren is het onderwijsklimaat zakelij-
ker en meer prestatiegericht
geworden, waarbij de landelijke
aandacht en de zorg van ouders zich
op een beperkt deel richt. Denk aan taal, rekenen, Cito, Pisa. In de
ogen van velen is het te kort door de bocht om scholen alleen langs
díé meetlat te leggen.
Een tweede reden waarom de eerste golf vernieuwende scholen van
deze eeuw het moeilijk heeft, is dat de verwachtingen rondom de
productie van digitale leermaterialen niet waargemaakt worden.
Wanneer je het besluit neemt om de dure boeken overboord te
gooien en alles via de laptop aan te bieden, begint een ingewik-
aandringen op landelijke toetsen en het verhogen van onderwijskwaliteit door de focus op taal en rekenen, lijkt de beweging in de school tegengesteld.
kelde en frustrerende zoektocht naar geschikt materiaal. Aan dat
materiaal worden hoge eisen gesteld. Het moet uitdagend genoeg
zijn, in precies de juiste onderdelen worden aangeboden en flexi-
bel te combineren zijn met ander materiaal. Ook moet digitaal leer-
-
der dat al deze vernieuwende scholen meemaakten dat sommige
docenten weer naar hun ‘oude’ methode grepen. Soms liet een
school zelfs het digitale leren weer los, zoals eerder dit jaar nog
Het Zuiderzee College. In dit soort situaties spelen natuurlijk ook
andere factoren een rol, maar de haperende productie helpt niet.”
Nieuwe beweging: naar gepersonaliseerd leren
“Na een periode waarin het leek alsof veel scholen pas op de plaats
maakten, lijkt er een nieuwe beweging zichtbaar. Opvallend veel
scholen zoeken naar manieren
om dichter bij de leerling te
komen. Zij worden gesterkt door
het feit dat technologie steeds
beter in staat is die processen te
ondersteunen. Alles is zoveel ge-
bruiksvriendelijker en makkelij-
ker voorhanden dan toen de eerste groep scholen ging vernieuwen.
Bij alle scholen staan in de visie- en missiedocumenten kreten als:
leren doe je samen, efficiënt onderwijs, onderwijs moet passend
zijn, competentie, betrokkenheid, relatie, persoonlijke aandacht, het
ontplooien en ontwikkelen van talent. Algemener gesteld willen
scholen onderwijs aanbieden dat adaptief is, op maat, activerend en
de leerling centraal stelt. Het gebeurt echter bijna nergens.
Ik merk in mijn gesprekken met scholen dat het realiseren van deze
Het net sluit zich om het leermiddelenvraagstuk
Scholen maken echte stappen om leren persoonlijk te maken
Alles is zoveel gebruiks-vriendelijker en makkelijker voorhanden dan toen de eerste groep scholen ging vernieuwen”
visie en missie niet eenvoudig is. Het huidige schoolprogramma voelt
als een knellende jas. Financiën zijn krap, nieuwe bezuinigingen die-
nen zich aan en scholen hebben te maken met krimp, lerarentekort en
stijgende kosten. Ook is het moeilijk de leraren mee te krijgen in
veranderingen. Dit zijn slechts enkele van de vele ontwikkelingen die
een rol spelen. Toch verandert er nu iets. Directeuren vinden de situ-
atie nijpend genoeg om echt werk te maken van onderwijs dat begint
bij de behoefte van de leerling: gepersonaliseerd leren.”
Geen revolutie maar evolutie
“Waar scholen het hardst mee worstelen, is de vraag hoe je de
ideeën implementeert die je als school ontwikkelt. Ruwweg deel ik
ze in in twee varianten. Scholen die vanuit de bestaande situatie
naar een nieuwe situatie toewerken en scholen die radicaal kan-
telen. Scholen die met vaak nieuwe medewerkers in een nieuw
gebouw gaan werken, horen bij deze laatste groep. Deze hebben
zich in het voortgezet onderwijs verenigd in
Pleion (www.pleion.nl). In het basisonderwijs heb je de scholen die
in één keer met een Sterrenschool beginnen, in het mbo zijn er de
inDruk juli 2013 - 19
Frans: “Het denkproces dat ik bij veel scholen tegenkom
campusdirecteur van Den Hulster in Venlo: We kunnen nog
een poosje doorgaan met de kaasschaaf. Hier iets snoeien,
daar wat fte’s eraf, de klassengrootte laten toenemen,
minder ruimte bezetten, minder investeren in hardware
en ontwikkeling. Bezuinigingen brengen ons alleen maar
in een fuik van maatregel op maatregel. We legden onze
teams en medezeggenschapsraad de volgende keuze voor:
Scenario A is ouderwets bezuinigen, scenario B is dezelfde
bezuiniging, maar ook je onderwijs echt veranderen. Op
die manier willen we onszelf en de docenten, maar vooral
de leerlingen een nieuw perspectief bieden.
Ook andere scholen kijken op deze manier naar de situatie,
maar ook zonder het argument ‘geld’ is er voldoende ge-
voelde urgentie om dingen te veranderen.”
Waarom nu juist anders?
20 - inDruk juli 2013
Onderwijskundig:
1. We activeren onze leerlingen niet. We grijpen te veel naar
de bekende didactische middelen omdat we weten dat
daarmee het programma in ieder geval gehaald wordt.
2. We zien de verschillen tussen leerlingen, maar kunnen te
weinig op maat bedienen. Zeker met Passend Onderwijs
op komst, wordt dit een groter probleem.
3. We leiden niet op met de toekomst voor ogen. We doen
wat we altijd deden en verliezen uit het oog dat tijden
snel veranderen, dat de maatschappij nieuwe eisen stelt
aan mensen.
4. Leerlingen groeien op met technologie en ict om zich
heen. Op school doen we alsof dit allemaal niet bestaat.
Vakken veranderen niet. Dit kunnen we niet volhouden.
5. Ict verandert de beroepspraktijk, maar het onderwijs past
zich hier onvoldoende op aan. We nemen daardoor risico’s
in onze plicht leerlingen te kwalificeren voor de arbeids-
markt; een van de kerntaken van de school.
Organisatorisch:
6. We schrijven wel dat we het beste uit onze leerlingen wil-
len halen, maar we doen het te weinig. Een gewone school-
dag kent zóveel tijdverlies, door roosters die steeds aange-
past moeten worden, lesuitval, de vele leswisselingen met
de bijbehorende onrust, de korte les van 50 minuten waar-
in je zo weinig kunt doen. Als we dat anders kunnen orga-
niseren zouden we meer uit de schooldag kunnen halen.
7. Van ons en onze leerkrachten wordt verwacht dat ze pro-
fessioneel omgaan met deze brede taak en enorme diver-
siteit, veelal zonder extra middelen. Om dit mogelijk te
maken wordt veel ontwikkeld op het gebied van leermid-
delen, leerinhouden, didactiek en zorg. Echter, de grens
van de mogelijkheden is min of meer bereikt. Meer van het
een, betekent meestal eenvoudigweg minder van het an-
der. De vraag die opkomt is: kunnen we de systeemgrenzen
verschuiven zodat er meer mogelijk wordt?”
Economisch:
8. Er gaat enorm tijd en geld veel verloren door school-
gebouwen zo vaak ongebruikt te laten staan.
9. Er is geen match tussen de schooltijden van de leerling en
de werktijden van ouders.
10. Er is een onlogische scheiding tussen onderwijs en voor-,
tussen- en naschoolse opvang. Het zijn aparte geldstromen.
Netwerkscholen (www.netwerkschool.nl) en er zijn scholen die voor
een eigen variant kozen, zoals Laterna Magica en De School in Zand-
voort.
Wat we vooral zien, is een groeiende groep scholen die op zoek is
naar manieren om het onderwijs persoonlijker te maken vanuit een
bestaande situatie. Ze hebben opvallende overeenkomsten in hun
uitgangspunten:
school is gericht op het ondersteunen van het leren van de
leerling.
-
charmeerd van organisatievormen waarbij de leerling wel zijn
eigen doel kan kiezen en op eigen tempo kan werken, maar niet
vrijblijvend! Ouders, leraren, mentoren en coaches stimuleren
doorlopend.
Waarom onderwijs personaliseren? Tien redenen van scholen om deze stap te zetten:
-
leiding van de leerling, met wekelijkse of zelfs dagelijkse coa-
chingsgesprekken, waarin de ontwikkeling van de leerling wordt
besproken, alsmede zijn planning voor de komende week (dag).
-
deren in blokken ontstaat ruimte om anders te roosteren. Zo
ontstaan gescheiden tijdvakken voor instructiemomenten, work-
shops, labs, groepsleersituaties, samen leren, zelf werken, enzo-
voorts. In sommige landen zie je dat dit zelfs kan leiden tot
differentiatie in de rol van de leraar/coach. Er ontstaan specia-
listen in instructie, in remediale hulp in opdracht ontwikkeling,
enzovoorts.
behoefte van de leerling en dus ontstaat er behoefte aan mate-
riaal dat inspringt op het associatieve en integratieve leren.
inDruk juni 2013 - 21
Contactpersoon
Naam: Frans Schouwenburg
Email: [email protected]
Dit materiaal moet geordend zijn op kindkenmerken en niet
alleen op kerndoel.
grote voorraad leermaterialen, rijke opdrachten, toetsvormen
en liefst ook digitale adaptieve programma’s zoals Rekentuin of
Studyflow Rekenen (www.studyflow.nl).
Het verschil met de eerste golf van vernieuwing is dat scholen be-
wuster en meer realistisch naar de functie van ict kijken. Ook zien
we dat scholen niet zo snel meer bereid zijn om zelf de productie
van digitaal materiaal ter hand te nemen, maar dat ze zich organi-
seren om zich als uitgesproken consumenten te profileren en
duide lijk hun verwachtingen van producenten uitspreken. (zie ook
het artikel ‘Regie in het speelveld van leermateriaal’, p.22) Dit leidt
tot betere deals, waarbij iedere partij doet waar hij goed in is.
Producenten in het ontwikkelen van producten waar behoefte aan
is, scholen in het verzorgen van prikkelend en aantrekkelijk onder-
wijs. We gaan een boeiende fase tegemoet!”
De wereld van lesmateriaal is volop in beweging. Het gaat misschien
niet zo snel als in de muziekindustrie maar de verandering is on-
omkeerbaar. Veel lesmateriaal is al in digitale vorm beschikbaar en
er ontstaan ook nieuwe vormen. Vaak zijn deze materialen alleen te
koop als gehele methode, terwijl het tegelijkertijd de wens van
leraren en scholen is om het onderwijs meer aan te laten sluiten op
de individuele leerling. Want opbrengstgericht werken vraagt om
een aanpak waarin leraren kunnen variëren met leermateriaal. De
leerling die het nodig heeft krijgt passend leermateriaal. De leerling
die het al weet wordt extra uitgedaagd met verdiepingsmateriaal.
De muziekindustrie is de afgelopen jaren radicaal veranderd door de opkomst van internet. Vroeger kochten we platen en daarna cd’s. Je kon een specifiek nummer alleen aanschaffen als deze op een single uitgebracht was. Door het digitaliseren van muziek kunnen we nu via internet muziek downloaden en afspelen. Hele albums, losse nummers en zelfs een playlist van een ander. Waarom zouden vergelijkbare veranderingen ook niet gaan plaatsvinden voor lesmateriaal en methoden?
Technologie heeft grote invloed op het lesmateriaal van de toekomst,
en kan helpen het leerrendement te vergroten. Het leer materiaal
wordt slim en past zich aan op het niveau, de leerstijl of de leervraag
van de leerling. Daarmee verandert het speelveld van leermateriaal.
De uitgevers, distributeurs, leveranciers van elektronische leer-
omgevingen en leerlingvolgsystemen en nieuwe leveranciers vragen
zich af waar hun toegevoegde waarde zit. Welk aanbod moeten zij
gaan ontwikkelen en neerzetten? Er is maar één partij die dat be-
paalt, namelijk degenen die de materialen selecteren en aanschaffen.
Juist in deze tijd van verandering is het belangrijk dat leraren en
Regie in het speelveld van leermateriaal
schoolleiders hun vraag expliciteren. Zij moeten duidelijk maken wat
zij verwachten van het aanbod en hoe zij willen dat de leermiddelen-
keten voor hen gaat werken. Dat vergt van de scholen een visie op
onderwijs, een scherp inzicht in de rol van leermiddelen, een
helder beeld van de gewenste werkwijze (van selectie tot gebruik
van het lesmateriaal), en daadkracht om te komen tot sectorale
samenwerking.
Visie en Programma van Eisen
In zowel basis-, voortgezet als middelbaar beroeps onderwijs is, of
wordt, met ondersteuning van Kennisnet een visie en een gemeen-
schappelijk Programma van Eisen voor leermiddelen opgesteld. Deze
visie en eisen hebben betrekking op allerlei soorten leermateriaal.
Van papier tot digitaal en van open en gratis materiaal tot gesloten
en te betalen leermateriaal. Het Programma van Eisen richt zich
vooral op de processen die nodig zijn om leerlingen tijdig te kunnen
laten beschikken over het juiste leermateriaal. Het gaat om het selec-
teren van leermateriaal, het contracteren van de uitgever of leveran-
cier, het inrichten van het proces
en eventuele (ict-) voor zieningen,
het leveren, ontvangen en gebrui-
ken van het leer materiaal. Het Pro-
gramma van Eisen spreekt zich
niet uit over het soort leer-
materiaal of de inhoud daarvan.
In het mbo is het Programma van
Eisen al in 2012 gepubliceerd. De
PO- en VO-Raad werken samen met Kennisnet hard aan het afronden
van hun eigen visiedocument en Programma van Eisen en zal nog vóór
de zomer beschikbaar zijn.
De veranderende leermiddelenketen
Om te komen tot een goed Programma van Eisen is het belangrijk om
te kijken hoe de huidige leermiddelenketen aan het veranderen is.
Denk daarbij aan hoe het bedrijfsmodel van uitgevers eruit ziet als
het materiaal digitaal wordt? En in hoeverre leidt digitalisering er-
toe dat er nieuwe partijen komen die voor niches lesmateriaal gaan
maken? Welke waarde denken distributeurs te leveren als boeken niet
meer fysiek ingekocht, opgeslagen en gedistribueerd worden?
Sommige scholen en schoolbesturen hebben een expliciet leer-
middelenbeleid opgesteld. Dit helpt de school om duidelijk te
maken hoe leermaterialen bij kunnen dragen aan het realiseren
van hun onderwijsvisie en welke kaders daarvoor nodig zijn. Dit
is met name gebeurd in het voortgezet onderwijs als gevolg van
de “gratisboekenmaat regel”.
Op sectorniveau was er geen gemeenschappelijke vraag en geen
gezamenlijk leermiddelenbeleid geformuleerd. Terwijl uitgeverijen
en andere leveranciers wel een sectorbreed aanbod ontwikkelden
en op de markt brachten. Dat is ook begrijpelijk omdat deze markt-
partijen de investeringen in leermateriaal moeten kunnen terug-
verdienen. En dat kan niet bij één school. De huidige leermiddelen-
keten blijkt daardoor sterk aanbodgestuurd te zijn.
Hoe vaak verzuchten leraren of schoolleiders niet dat zij graag ander
lesmateriaal zouden willen hebben, maar dat zij het gevoel hebben
dat zij geen enkele invloed hebben op de uitgeverijen. Dat klopt
waarschijnlijk ook als individu. Maar niet als collectief. En zeker niet
op sectorniveau.
De leermiddelenketen verandert als gevolg van ict en internet. Dat
roept om regie van scholen op deze keten. Dat zorgt ervoor dat alle
partijen in de keten het lesmateriaal
van de toekomst leveren, op zo’n
manier dat scholen hun gewenste
onderwijs kunnen realiseren. De
sector raden kunnen regie nemen op
de vraag, de keten en/of het aanbod.
In het voortgezet onderwijs hebben
school bestuurders eerder met de
oprichting van VO-content regie ge-
voerd op het aanbod. Zij hebben met VO-content een alter natief neer
gezet voor leermiddelen dan de traditionele uit geverijen doen. Nu
kijken zij ook naar regie op de vraag. Wat zouden zij als scholen
gezamen lijk willen zien dat de onderwijsmarkt hen levert qua leer-
middelen? Ook in de andere twee sectoren willen de bestuurders voor-
al sturen op de vraag om het juiste aanbod beschikbaar te krijgen.
Zodat op basis van de vraag het juiste aanbod beschikbaar komt.
Bij digitaal leermateriaal blijkt het daarnaast belangrijk te zijn om
ook regie op de keten te voeren, om te zorgen dat er goede (met name
technische) afspraken worden gemaakt. Als scholen niet in samen-
spraak met leveranciers van digitale leer- en toetsomgevingen en
uitgeverijen standaarden afspreken, is het mogelijk dat leraren en
leerlingen in de klas tegen niet-werkend lesmateriaal aanlopen.
inDruk juli 2013 - 23
Hoe vaak verzuchten leraren of schoolleiders niet dat zij graag ander lesmateriaal zouden willen hebben, maar dat zij het gevoel hebben dat zij geen enkele invloed hebben op de uitgeverijen”
24 - inDruk juli 2013
leraren bij het leveren van “massamaatwerk”. Ze realiseren zich
maar al te goed dat het organisatorisch en financieel in gewikkeld is
om elke leerling een individuele leerroute te bieden. Schoolleiders
en bestuurders vinden elkaar ook in de wil om meer innovatie te
krijgen in de leermiddelenketen en begrijpen dat zij daarbij zelf aan
zet zijn. Zodat ze kunnen aangeven wat zij nodig hebben.
Ideaalmodel leermiddelen
Op basis van prioriteiten formuleren bestuurders en schoolleiders
een ideaalmodel voor leermiddelen, dat een basis vormt voor het
Programma van Eisen. In dat ideaalmodel zijn er per vak of domein
meerdere “slanke kernmethoden” beschikbaar. Dit is een volledige
leerlijn met basislessen en toetsen, maar ontdaan van alle extra’s.
Dit maakt de slanke kernmethode betaalbaar waarbij er financiële
ruimte overblijft voor de door de leerkracht te kiezen extra´s.
Om met de slanke kernmethoden te kunnen variëren is er een
sector brede afspraak nodig die het mogelijk maakt de inhoud van
leermateriaal te benoemen. Afgeleid van de kerndoelen in het
basisonderwijs, de eindtermen in het voortgezet onderwijs en de
kwalificatiedossiers in het mbo is met elkaar afgesproken welke
leerdoelen in een bepaald vak of domein bereikt moeten worden.
Deze leerdoelen zijn vrij van didac tiek, en beschrijven alleen de
inhoud van de leerstof.
In de slanke kernmethode is per onderdeel duidelijk aangegeven
welk leerdoel bereikt zou moeten worden. De leraar heeft nu de
Of dat toets- en voorgangsresultaten niet beschikbaar zijn in het leer-
lingvolgsysteem van de school. Of dat scholen worden ge confronteerd
met een vendor lock-in, als ze van leverancier willen veranderen.
Sectorale regie op de vraag naar leermiddelen
Uit een rondgang langs bestuurders en schoolleiders in de sectoren
bleek dat zij veel gemeen hebben als het gaat om de onderwijs-
ambities en de rol van leermateriaal daarbij. Scholen willen meer
eigentijds, modern onderwijs, en zien dat digitaal leermateriaal
dit mogelijk maakt. Scholen willen flexibeler zijn en meer variëren,
en daarom meer invloed hebben op wat ze voor welke groep leer-
lingen aan leermateriaal gebruiken. Scholen willen opbrengst-
gericht werken en de talenten van hun leerlingen ontwikkelen.
Scholen willen daarom leermateriaal inzetten dat past bij de leer-
stijl, niveau en leerkenmerken van de student. Scholen willen in-
zicht in de voortgang van de leerling.
Tegelijkertijd ervaren scholen knelpunten in het huidige aanbod
van leermiddelen en in de werking van de keten en vinden dat het
huidige aanbod onvoldoende mogelijkheden geeft tot gevarieerd
onderwijs. Ze zien dat het huidige leermateriaal door aanbieders
niet snel genoeg aangepast wordt aan hun wensen. En ervaren dat
het steeds moeilijker wordt om de financiering van de leer middelen
rond te krijgen.
Er is tussen de sectoren gemeenschappelijkheid in de priori teiten.
Schoolleiders en bestuurders willen meer ondersteuning voor
inDruk juli 2013 - 25
mogelijkheid om te gaan variëren. Aan de hand van het leerdoel kan
hij of zij in een rijke collectie aanvullend materiaal onderdelen
vinden die recht doen aan specifieke groepen leerlingen in zijn
klas. Dit materiaal – al dan niet betaald – kan hij of zij inzetten als
variatie op de basisinhoud van de slanke kernmethode. Hiermee kan
de leraar differentiëren. Op leerniveau, op leerstijl of op leerken-
merk. De leraar kan bijvoorbeeld kiezen om extra oefenmateriaal
rond breuken in te zetten voor leerlingen die met herhaling betere
leerresultaten behalen. De leraar kan tegelijkertijd kiezen om een
meer begaafde leerling die het leerdoel met weinig inspanning al
behaald heeft een extra, uitdagende opdracht te geven.
Om het bovenstaande mogelijk te maken zijn ict-voorzieningen
nodig die de leraar helpen aanvullend leermateriaal te vinden en
daarmee voor bepaalde leerlinggroepen te variëren. Dit kan vaak
gerealiseerd worden in de huidige digitale leer- en werkomgevingen
die binnen het basisonderwijs en voortgezet onderwijs en mbo ge-
bruikt worden. Kennisnet kan zorgen voor een omgeving waarmee
docenten aanvullend materiaal kunnen vinden in het brede aanbod.
Volgende stap
De muziekindustrie is sterk veranderd. De leermiddelenmarkt gaat
ook veranderen. Dit keer onder regie van de onderwijsinstellingen.
De sectoren formuleren hun vragen aan de markt, de realisatiefase
is aangebroken. De samenwerking in de keten bepaalt het succes.
Niet zonder goede regie. Daar ligt de uitdaging de komende jaren.
In iedere sector.
-
delen beter aan te laten sluiten bij de wensen van het
onderwijs.
om sturing te geven aan de markt.
markt, en maakt afspraken met marktpartijen over de
condities die daarvoor nodig zijn.
scholen kunnen gebruiken als basis voor de verwerving
(sectorale ‘inkoopvoorwaarden’).
methoden en een grote collectie aanvullend materiaal.
Belangrijkste kenmerken van de sectorale aanpak
Contactpersoon
Naam: Willem-Jan van Elk
Email: [email protected]
26 - inDruk juli 2013
Een ict-bekwame leraar is in staat te beoordelen wanneer ict meerwaarde heeft in zijn of haar onderwijs en kan dit uitleggen. Maar mag je een leraar ook om uitleg vragen waarom hij of zij bepaalde vormen van ict niet inzet als deze aantoonbare meerwaarde hebben? Toen Kennisnet deze vraag in een prikkelende, publieke vorm stelde rond de inzet van digitaal toetsen ontstond er veel discussie. Hieronder de afwegingen op een rij om digitaal te toetsen.
Papier of digitaal toetsen? De afwegingen op een rij
Digitaal toetsen: stand van zaken
Uit onderzoek blijkt dat 2% van de leraren in het basis- en voortgezet
onderwijs wekelijks gebruik maakt van digitaal toetsen. In het mbo
keer in de drie weken een leraar in het basis- en voortgezet onder-
wijs een digitale toets inzet. In het mbo is dat één keer in de ander-
halve week. Dat is relatief laag ten opzichte van andere vormen van
ict-gebruik door leerkrachten, zoals het inzetten van een elektroni-
sche leeromgeving of methodegebonden software.
Formatief, adaptief en summatief
Toetsen kunnen digitaal afgenomen worden om te kijken wat een
inDruk juli 2013 - 27
leerling tussentijds geleerd heeft zonder dat de leerling hier een
cijfer voor krijgt. Dit wordt formatief toetsen genoemd. Uiteraard
krijgt een leerling ook direct zelf inzicht door het beantwoorden
van de digitale toetsvragen. Hij kan dan zelf zien wat hij geleerd
heeft, en wat nog aandacht behoeft. Dit kan de leerling helpen om
beter zicht te krijgen op zijn eigen leerproces. En dat bevordert ook
de motivatie en inzicht in zijn voortgang.
Een volgende stap is dat het digitale leermateriaal en de methode op
basis van de toetsresultaten zo intelligent wordt dat het zich aanpast
aan het individuele niveau van de leerling. Dat noemen we adaptief
leermateriaal. De leerling krijgt op zijn beeldscherm nu alleen nog
maar die oefeningen aangeboden die hij nog niet of slecht beheerst.
De technologie die hierbij gebruikt wordt valt onder een bredere
ontwikkeling learning analytics. Hoewel deze ontwikkelingen nog in
de kinderschoenen staan, komen er in Nederland steeds meer leer-
materiaal en methodes met deze nieuwe mogelijkheden.
Ook toetsen waar een cijfer, oordeel of zelfs diploma van afhangt
kunnen digitaal afgenomen worden. Dit zijn vormen van summatieve
toetsing. Het bekendste voorbeeld zijn de digitale centrale examens.
Ook de digitale Eindtoets Basisonderwijs (voorheen Cito) heeft een
summatief karakter. In 2012 maakte hier nog maar 1% van de leer-
lingen gebruik van. Bij summa-
tieve toetsen zijn logischerwijs de
betrouwbaarheid, de veiligheid
en de validiteit van groter belang
dan bij formatieve toetsen.
Digitaal toetsen is meer dan
mutiple choice
De eerste digitale toetsen waren
beperkt in de toetsvorm. Mutiple choice was de meest gebruikte
vorm. De huidige meer uitgebreide toetssoftware biedt tussen
150 en 300 soorten toetsvragen. Bijvoorbeeld:
De eerste twee categorieën laten zich makkelijk automatiseren. De
toetssoftware doet het corrigeerwerk. Ict gaat in de nabije toekomst
ook een belangrijkere rol spelen bij het nakijken van open vragen
door de inzet van taaltechnologie. Zeker bij stelopdrachten kan dit de
leerkracht helpen.
Digitale toetsen: de mogelijkheden
De mogelijkheid om digitaal te toetsen zitten verwerkt in het leer-
materiaal of in de methode zelf. Voor de leraar is het voordeel
hiervan dat hij niet zelf de toetsen hoeft te ontwikkelen. Bovendien
sluit de toets goed aan op leerinhoud van het les materiaal en kan de
uitgever de eerder genoemde intelligentie gemakkelijker inbouwen
om zodat het leermateriaal adaptief wordt. Een belangrijk aandachts-
punt hierbij is om goede afspraken te maken over het eigenaar schap
van de resultaten van de toets. Is
dat de school of de uit gever? En hoe
worden de resultaten opgenomen
in het leerlingvolg systeem?
Vrijwel alle elektronische leer-
omgevingen beschikken over een
toetsmodule. Daarnaast zijn er al
jaren softwareleveranciers die
gespecialiseerde toetssoftware
leveren met een uitgebreide set aan mogelijkheden. Met deze mo-
dules en software hebben zowel de leraar als de school de vrijheid
zelf toetsen te maken, toe te voegen en te delen, en kan dat methode
onafhankelijk. Bovendien kunnen de gemaakte vragen geëxporteerd
worden naar een andere applicatie. Zodat leraren in verschillende
programma’s vragen kunnen maken en toetsen kunnen afnemen.
Natuurlijk kan niet elke type toets gedigitaliseerd worden. Het is
zelfs onzinnig om dat te doen. Ook hier geldt dat een ict-bekwame
leraar weet wanneer het zinvol is en wanneer niet. Als de leraar wil
toetsen of de leerling logisch redeneert, is er meer nodig dan het
beantwoorden van de vraag alleen. Dat geldt voor de papieren en dus
Natuurlijk kan niet elke type toets gedigitaliseerd worden. Het is zelfs onzinnig om dat te doen. Ook hier geldt dat een ict-bekwame leraar weet wanneer het zinvol is en wanneer niet”
28 - inDruk juli 2013
ook voor de digitale toets. De redenatie moet in het antwoord van de
leerling terugkomen. Dit beperkt de automatische correctie. Leraren
zijn veel beter in staat vrije, alternatieve redeneringen te toetsen
dan een computer.
Tegelijkertijd kunnen sommige toetsen op papier slecht gegeven
worden. Bijvoorbeeld als een toetsvraag ingeleid wordt door een
video of een animatie. Leerlingen, die meer beeldend en auditief
ingesteld zijn, worden in de regel door de papieren, sterk op tekst
gerichte toets benadeeld. En ook leerlingen met dyslexie hebben baat
bij digitale toetsen.
Meerwaarde van digitaal toetsen
Papieren toetsen kosten leraren veel tijd. Denk aan het maken,
samen stellen en het corrigeren. Dat is wellicht ook de reden waarom
in Nederland formatieve toetsing nog zo weinig voorkomt.
Digitaal toetsen levert tijdsbesparing op. Het automatiseert taken
van een leraar die net zo goed door een machine gedaan kunnen
worden. Het gaat hierbij dan wel over “standaard” toetsen waar het
eigen oordeel van de leerkracht op de antwoorden weinig tot geen
meerwaarde heeft.
Digitaal toetsen geeft inzicht. Het geeft inzicht in de voortgang
van de individuele leerling. Door vaker formatief te toetsen weet
de leraar en de leerling zelf wat nog geleerd moet worden, waar
extra ondersteuning nodig is en waar meer diepgang gewenst is.
Formatief digitaal toetsen is een van de middelen die nodig zijn
om het onderwijs meer gepersonaliseerd aan te bieden.
Digitaal toetsen maakt nieuwe toetsvormen mogelijk. Niet alle
huidige toetsvormen zijn te digitaliseren, het gebruik van bij-
voorbeeld multimedia in toetsing levert nieuwe vormen op die in
sommige gevallen beter aansluiten op leerstijlen van leerlingen
en specifieke vakken.
Digitaal toetsen leidt tot verbeterde toetsen omdat de leraar een
schat aan extra informatie krijgt. Met deze data en de analyse hier-
over kan een leraar meteen zien hoe leerlingen de toets gemaakt
hebben en met welke vraag ze moeite hadden. Maar ook of er pa-
tronen zitten in de goed gegeven antwoorden.
Belemmeringen voor digitaal toetsen
Zoveel voordelen zouden toch direct moeten leiden tot een groot
gebruik? Toch blijft dat achter. Sterker nog, scholen die een aan-
tal jaren geleden als de voorhoede golden, zijn gestopt of minder
enthousiast geworden. Waar ligt dat aan?
Om summatief te toetsen zijn “digitale toetslokalen” nodig die vol-
doen aan alle veiligheids- en betrouwbaarheidseisen. Want als er
getoetst wordt, moet de techniek wel werken en veilig zijn. Dit
vergt een forse investering. Zeker als de eisen bij landelijke digi-
tale examens en toetsen zwaar en niet eenduidig zijn. De komst van
een nieuw landelijk computerexamensysteem Facet is een stap
voorwaarts, maar neemt het probleem niet weg dat de hoeveelheid
tijd voor summatieve toetsing in een school veel te kort is om
toetslokalen in te richten die rendabel zijn.
Als een leraar formatief wil toetsen, moet hij snel en eenvoudig
een 1-op-1 situatie creëren. Dat betekent: één device per ge-
toetste leerling. Hierdoor kan een leerkracht in een deel van de
les leerlingen digitaal toetsvragen laten beantwoorden. Zonder
inDruk juli 2013 - 29
Kennisnet start een project om de belemmeringen rond
digi taal toetsen in beeld te brengen en een aanpak te ont-
wikkelen hoe leraren en scholen zelf digitaal toetsen meer
en beter kunnen inzetten. Tegelijkertijd pakt Kennisnet in
dit project de vraagstukken op die alleen landelijk opgelost
kunnen worden.
Contactpersoon
Naam: Jan-Kees Meindersma
Email: [email protected]
dat hij een computerlokaal weken van te voren moet reserveren.
Het maken van goede toetsen stelt hoge eisen aan de leraar. De
vraag is of elke leraar over deze kennis en vaardigheid moet be-
schikken. Het samenstellen van digitale toetsen vergt dat de leraar
ook voldoende ict-bekwaam is en staat is om met technologie de
beoogde leerdoelen toetsbaar te maken op een manier dat het hem
op termijn tijd bespaart. Om dit te kunnen moeten veel leer-
krachten eerst tijd investeren. En die tijd hebben ze niet, nemen ze
niet of krijgen ze niet. Hier ligt een handschoen die iedere leer-
kracht en schoolleider zou kunnen oppakken.
Digitale toetsvragen maken kost tijd. Die tijd hebben leraren
onvoldoende. Hierbij is samenwerking tussen leraren binnen de
school én schooloverstijgend cruciaal. Landelijke toetsbanken
opzetten en onderhouden lijkt de oplossing te zijn. Uitgevers en
leveranciers van toetssoftware hebben al itembanken op-
gebouwd en zijn bereid deze (tegen vergoeding) te delen. Ook
in het open domein zouden leraren hun toetsen moeten kunnen
delen. Wikiwijs kijkt hoe zij dit zouden kunnen ondersteunen.
Bij de afweging om digitaal toetsen wordt een beroep gedaan op
leiderschap en visie. Iedere school zou een (impliciet) toets- en ict
beleid moeten hebben dat uitvoering ondersteunt en versterkt. In
hoeverre is in de school het ict-beleid afgestemd op het toets-
beleid? En in hoeverre zijn schoolleiders in staat om initiatief te
nemen om dit vraagstuk op te lossen? Doorslaggevende vragen bij
de afweging om digitaal toetsen in te zetten in het onderwijs.
Meer informatie:
Kennisnet.nl/digitaaltoetsen
30 - inDruk juli 2013
In het basis- en voortgezet onderwijs staat opbrengstgericht werken
momenteel hoog op de agenda, omdat het helpt het onderwijs te
verbeteren en individuele leerresultaten van leerlingen te verhogen.
Deze belofte blijkt onder meer uit onderzoek van Onderwijsinspectie
in het basisonderwijs voor rekenen. En in het voortgezet onderwijs
zijn resultaten zichtbaar van opbrengstgericht werken via het project
Zeer Zwakke Scholen. Ook in het OCW-beleid ligt de focus op
opbrengst gericht werken: in de bestuursakkoorden met de sector-
raden zijn afspraken gemaakt over het werken aan een cultuur van
opbrengst gericht werken. En wetgeving over het gebruik van het
leerling volgsysteem en verplichte toetsen is in voorbereiding.
Wat is opbrengstgericht werken?
Opbrengstgericht werken is het systematisch en doelgericht werken
Opbrengstgericht werken in het basis- en voortgezet onderwijs veronderstelt dat docenten en managers beschikken over steeds meer informatie over hun leerlingen. Het leerlingvolgsysteem is een belangrijk instrument hierbij. Tegelijkertijd blijkt uit onderzoek dat het leerlingvolgsysteem nu wordt onderbenut. Hoe kunnen scholen dit instru-ment slimmer inzetten?
Opbrengstgericht werken versterken met leerlingvolgsysteem
aan het maximaliseren van prestaties van haar leerlingen door een
school. Daarbij wordt een evaluatiecyclus gehanteerd: analyseren
van resultaten, diagnose van oorzaken, bepalen van doelen, keuze
van onderwijsaanpak, monitoren van proces.
Verschillende niveaus
Op schoolniveau betekent opbrengstgericht werken het continu
verbeteren van het onderwijs: kwaliteitszorg. Op leerling- en
groepsniveau gaat het om het afstemmen van het leeraanbod op de
capaciteiten van de leerling en het geven leerlingzorg: gepersona-
liseerd leren. Op bovenschoolsniveau kan opbrengstgericht werken
zich interesseren voor de opbrengsten van hun scholen en dat zij
het niveau daarvan actief bewaken.
1. Analyseren van de resultaten
Cyclus voor opbrengstgericht
werken
2. Diagnose van oorzaken
3. Bepalen van doelen4. Keuze van onderwijsaanpak
5. Monitoren van proces
Figuur 3. cyclus voor opbrengstgericht werken
Welke rol heeft een leerlingvolgsysteem
bij opbrengstgericht werken?
Voor opbrengstgericht werken zijn op hoofdlijnen de volgende
gegevens nodig: resultaten van leerlingen (cognitief en ook sociaal-
emotionele ontwikkeling), achtergrondkenmerken van leerlingen,
zorggegevens en verzuimgegevens. De detaillering van deze infor-
matie verschilt tussen opbrengstgericht werken op de verschillende
niveaus: school-, leerling- en groepsniveau en het bovenschoolse
niveau.
Het is noodzakelijk om deze gegevens op één punt deze te gebundeld
hebben en beschikbaar te stellen. Het leerlingvolgsysteem is binnen
de school hier bij uitstek geschikt voor. Het kan de spil zijn waaruit
docenten en managers de informatie kunnen halen voor opbrengst-
gericht werken.
Uiteraard is het leerlingvolgsysteem niet de enige applicatie die een
rol speelt bij opbrengstgericht werken. Voor het diagnosticeren van
leerlingen zijn ook methodeafhankelijke en -onafhankelijke toetsen
van belang, net als leermateriaal dat betekenisvol differentiëren
moge lijk maakt.
Wat valt op in het huidig gebruik voor het leerlingvolgsysteem?
Recent zijn diverse onderzoeken uitgevoerd naar het gebruik van het
leerlingvolgsysteem. De rode draad daarin is dat scholen het systeem
onderbenutten voor opbrengstgericht werken. Het wordt vaak ge-
bruikt om (toets)gegevens te verzamelen om tegemoet te komen aan
de eisen van de inspectie en zelden gebruikt voor opbrengstgericht
werken op schoolniveau. Alleen op beperkte schaal is zichtbaar dat
het leerlingvolgsysteem wordt ingezet voor opbrengstgericht werken
op groeps- en leerling niveau.
Verschillende factoren
Die onderbenutting kan komen door een mix van factoren. De be-
schikbare toetsgegevens bieden niet altijd de mogelijkheid voor
betekenisvolle analyses. Voor gepersonaliseerd leren heb je bij-
voorbeeld inzicht nodig in welke onderdelen van het onderwijs-
aanbod een leerling niet begrijpt. Dit betekent dat toetsinformatie
op itemniveau beschikbaar moet zijn.
Ten tweede kan het gaan om de administratieve lasten die komen
kijken bij het invoeren van toetsresultaten als geen koppeling ge-
maakt kan worden.
De onderbenutting kan daarnaast ook voortkomen uit het niet gebrui-
ken van de analysemogelijkheden door een school. Zo maken scholen
bijvoorbeeld wel analyses op het niveau van de leerling en groep,
terwijl analyses op het schoolniveau niet vanzelfsprekend zijn.
Tot slot kan er sprake zijn van verkeerde interpretatie van de infor-
matie uit het leerlingvolgsysteem, beperkte tijd om in teamverband
de resultaten te bespreken en maatregelen te nemen om te komen
tot betere prestaties.
Hoe bevorderen scholen opbrengstgericht
werken met een leerlingvolgsysteem?
Uit ervaringen van verschillende projecten die de Universiteit
Twente heeft uitgevoerd, zijn verschillende aanbevelingen voor het
verbeteren van opbrengstgericht werken op schoolniveau en
groepsniveau met een leerlingvolgsysteem gehaald:
systematisch opbrengstgericht werken kan een ingrijpend
veranderings proces zijn. De schoolleider heeft een belangrijke rol
in het enthousiasmeren van teams om hiermee aan de slag te gaan
en ook ervoor zorgen dat het werken met informatie in de school
adequaat is ingericht. Benadruk de relevantie van opbrengst-
gericht werken in relatie tot de kwaliteit van het onderwijs.
Dit betekent dat de activiteiten, de mensen die de activiteiten
ondernemen en bijhorende voorzieningen en opleiding zijn be-
paald. Meer concreet kan het bijvoorbeeld gaan om afspraken die
in gesprek met teams zijn gemaakt over de inrichting van de cyclus:
inDruk juli 2013 - 31
moeten leren
hebben om te presenteren
niet halen
school als geheel presteren
Bron: Inspectie van het Onderwijs 2012
Scholen werken opbrengstgericht als:
vast afname momenten voor toetsen, momenten van dialoog over
de informatie en op basis daarvan bepalen van de instructie-
strategie. Onder inrichten valt ook dat er afspraken zijn gemaakt
over de te gebruiken informatie en ondersteunende applicaties:
leerlingvolgsysteem als bronsysteem, eventuele dashboard om
infor matie beschikbaar te stellen, werkwijzen om informatie uit
toetssystemen in het leerlingvolgsysteem beschikbaar te maken.
Daarnaast kunnen er afspraken gemaakt worden om docenten te
trainen in vaardigheden die noodzakelijk zijn: uitleg van leerling-
volgsysteem en analyse mogelijkheden, leren analyseren in teams,
leren doelen formuleren. Hierdoor kan opbrengstgericht werken
ook onderdeel van het hrm-beleid van de school worden en uit-
werking krijgen in de bekwaamheid van docenten.
-
gericht werken werkt in een cultuur waarin docenten en teams
gezamenlijk willen leren. Het werken met concrete informatie kan
echter ook een ander reflex in de organisatie teweeg brengen:
het afrekenen van elkaar op basis van de prestatie-informatie.
De onveiligheid die hierdoor ontstaat zal opbrengstgericht
werken in negatieve zin beïnvloeden. Het is zaak om hier in de
begeleiding van teams en scholen oog voor te hebben.
32 - inDruk juli 2013
Contactpersoon
Naam: Marius van Zandwijk
Email: [email protected]
inDruk juli 2013 - 33
Veel scholen zullen deze punten herkennen uit hun werken aan
onderwijs vernieuwing.
Als men opbrengstgericht werken op bovenschools niveau wil stimu-
leren gelden de volgende aanbevelingen:
voor de school te zijn met betrekking tot de opbrengsten. Daar-
toe dient het bestuur op de hoogte te zijn van de leerresultaten
van de school en deze te kunnen vergelijken met andere scholen.
leerlingen te verbeteren. Deze algemene uitspraak kan worden
geconcretiseerd in relatie met
de activiteiten die in de vorige
alinea onder “inrichten” zijn
benoemd: strategisch onder-
wijsbeleid, beschikbaar stellen
IT, hrm-beleid.
Verliezen we de menselijke maat
uit het oog?
Onderwijs geven en leerlingen begeleiden is mensenwerk. Docenten
zijn professionals en hebben ruimte nodig om hun activiteiten naar
eigen professionele inzicht uit te voeren. Dit kleurt het opbrengst-
gericht werken op schoolniveau. Onderdeel van de professionele
houding is dat de professional de ambitie heeft om gezamenlijk te
leren het onderwijsgeven en het begeleiden van leerlingen zo goed
mogelijk uit te voeren. In het verleden is veel gehandeld op subjec-
tieve informatie en intuïtie. Opbrengstgericht werken op school-
niveau is de uitnodiging om dit ook te doen op basis van objectieve
informatie.
Wat betreft opbrengstgericht werken op het niveau van de groep en
de leerling worden op verschillende plekken ook vragen gesteld over
de eenzijdigheid van de focus op leerprestaties. Monique Volman,
hoogleraar onderwijskunde aan de Universiteit van Amsterdam, be-
toogt dat een eenzijdige nadruk op niveau en scores de aandacht weg
trekt bij wat niet direct in toetsen tot uitdrukking komt, maar wel
belangrijk is, zoals betrokkenheid bij het leerproces. Ook signaleert
zij dat een sterke focus op prestatiemeting strategisch gedrag kan
oproepen bij scholen, docenten en leerlingen: veel training voor
toetsen en examens, leerlingen voor de zekerheid in een lager
schooltype plaatsen. Dat zijn reële risico’s voor het opbrengstgericht
werken op groepsniveau en leerling niveau.
Als een school daadwerkelijk stappen wil zetten, moeten zij investeren in samenwerking binnen teams, kennis en vaardigheden van docenten en de inrichting van de cyclus van opbrengstgericht werken”
Conclusie
De verwevenheid tussen opbrengstgericht werken, het leerlingvolg-
systeem en interventies om het opbrengstgericht werken met dit
systeem te bevorderen is evident. Met aandacht voor deze verweven-
heid kunnen scholen relatief eenvoudig en met gezond verstand
stappen zetten richting opbrengstgericht werken. Veel scholen
hebben immers al instrumenten in de steigers staan, zoals een
leerling volgsysteem, maar benutten die nog niet in de breedte.
Dat hangt samen met een mix van organisatieculturele, informa-
tiekundige en technische factoren. Nog niet altijd is de juiste
infor matie voorhanden , wordt de
infor matie op een voor docenten
toegankelijke manier gepresen-
teerd of worden beschikbare ana-
lyse mogelijkheden gebruikt. Infor-
matie is slechts één component van
het opbrengstgericht werken. Als
een school daadwerkelijk stappen
wil zetten, moeten zij investeren in
samenwerking binnen teams, kennis en vaardigheden van docenten
en de inrichting van de cyclus van opbrengstgericht werken. De
kennis die het afgelopen jaar over dit alles is ontwikkeld, biedt
scholen met ambitie op het vlak van opbrengstgericht werken de
mogelijk heid zichzelf te verbeteren. Daarbij is het belangrijk de
menselijke maat in het oog te houden.
34 - inDruk juli 2013
onmisbaar. Of zijn een paar pc’s in een lokaal voldoende? Dan is
een duur glasvezelabonnement weggegooid geld. Of gaan we meer
doen met apps en minder met papieren methodes? Het antwoord
op deze vragen bepaalt de keuze voor de ict-infrastructuur. Nieuwe
ontwikkelingen en mogelijkheden maken het noodzakelijk de ict-
infrastructuur op scholen voortdurend te verbeteren, uit te breiden
of te vernieuwen.
Tegelijkertijd is er ook veel op de markt. Er zijn talloze
leveranciers van ict-voorzieningen. Scholen die nadenken over
het veranderen of vernieuwen van hun infrastructuur zien al snel
door de bomen het bos niet meer. Hoe maak je de juiste keuze?
Om een “toekomstproof” en gerichte keuze te maken, kun je
met onderstaand stappenplan een duidelijk beeld krijgen van
de huidige en gewenste situatie, de wensen, mogelijkheden en
eisen aan de ict-infrastructuur.
Stap 1 Inventariseer
Wat is het huidige of gewenste gebruik?
Ict-toepassingen in het onderwijs hebben ict-infrastructurele voor-
zieningen nodig die werken en die toegesneden zijn op de wensen
van de gebruikers. Op welke manier worden apparaten of software
-
bruikersscenario’s met specifieke eigenschappen van het huidige
type infrastructuur. Denk daarbij aan wel of geen wifi-dekking, een
lokale server of een server in de cloud en de snelheid van de inter-
netverbinding. Maar ook of het digitaal leermateriaal alleen lokaal
(dus op de pc zelf) of online beschikbaar is. Deze kenmerken kunnen
natuurlijk ook als voorbeeldscenario dienen voor de toekomstige
manier waarop de school met ict wil gaan werken.
Stap 2 Selecteer
Waar moeten de ict-voorzieningen aan voldoen?
Als duidelijk is op welke manier ict-voorzieningen binnen de
school (gaan) worden gebruikt, dan is de volgende stap om hel-
der te krijgen aan welke eisen de voorzieningen aan moeten
voldoen. Bijvoorbeeld: is het raadzaam om over te stappen op
glasvezel bijvoorbeeld? Of: aan welke eisen moet de bekabeling
en modems voldoen en hoeveel wifi access points zijn nodig?
Stap 3 Bepaal
Op welke manier moet het beheer ingericht worden?
Zelf doen of uitbesteden? Daar draait het om in de manier van
beheer van de voorzieningen. Aan de verschillende beheer-
scenario’s zitten voor- en nadelen als het gaat om kosten voor
serviceniveaus. Op Kennisnet.nl is een checklist te vinden die
helpt een afweging te maken.
Stap 4 Formuleer
Stel een programma van eisen op
In vier stappen naar de juiste ict-infrastructuur op school
Probleemloos ict-gebruik: neem de infrastructuur onder
Digiborden, tablets, apps… Nieuwe mogelijkheden van ict in het onderwijs volgen elkaar in snel tempo op. Wat nu volstaat, is over een tijdje achterhaald. Maar een ding hebben alle ict-oplossingen gemeen: zonder de juiste ict-infrastructuur werkt het niet. Schooldirecties staan daarom voor de vraag: past de huidige ict-infrastructuur nog wel bij onze toekomstige eisen en gebruik? Met hulp van Kennisnet is dit eenvoudig in kaart te brengen.
Op basis van de doorlopen stappen kan een programma van eisen
eenvoudig ingevuld worden. Daarmee kun je gerichte gesprek-
ken voeren worden met interne systeembeheerders of externe
ict-leveranciers en een heldere vraag neerleggen voor eventuele
nieuwe ict-voorzieningen. Het programma van eisen is te down-
loaden op Kennisnet.nl/ict-infrastructuur. Daar vind je ook het
stappenplan.
1. Capaciteit van het wifi-netwerk. Er zijn te veel apparaten
(pc’s, laptops, tablets en mobiele devices) die gebruik
slecht of geen bereik.
2. Oude verbindingen zorgen voor traag internet.
3. Bestanden en programma’s die alleen vanuit school te
benaderen zijn.
Onder ict-infrastructuur vallen de voorzieningen die nodig zijn
voor het transport van digitale gegevens: denk aan be kabeling,
routers, switches, modems en servers. Het gaat dus niet om
hardware zoals laptops, tablets, pc’s, digi boarden en printers.
Wat is ict-infrastructuur?
Welke problemen ondervinden scholen? Een top 3
de loep
Meer informatie:
Kennisnet.nl/ict-infrastructuur
Contactpersoon
Naam: Tonny Plas
Email: [email protected]
Figuur 4. Stappenplan ict-infrastructuur
36 - inDruk juli 2013
Deze onzekerheden roepen bij innovatietrajecten begrijpelijker-
wijs weerstand op. Maar heel vaak meer dan nodig is. Want succes-
vol innoveren bevat ook zekerheid. Die zekerheid zit in het doel van
innoveren. Het expliciet maken van dat doel – ‘waartoe innoveer
je?’ - is essentieel om weerstand te overwinnen. Dit kan het verschil
maken tussen slagen of falen van innovatie.
Dit artikel bevat hiervan een kleine illustratie aan de hand van
een casus uit het project Het Leren van de Toekomst. Meer over dit
project, zie het kader.
De verspreiding van innovatie: van innovators naar early adopters
Een valkuil bij innovatie met ict is om het middel centraal te zetten in
plaats van het doel. Door tablets in de klas te halen creëer je nog geen
eigentijds onderwijs. Oppervlakkig gezien zou je een casus als die
van het digitaal portfolio (zie kader) als volgt kunnen aan pakken: “De
elo voldoet niet als platform om studenten een port folio naar eigen
hand te laten zetten. We gaan de elo zo aanpassen dat het makkelijker
wordt voor studenten om dit te doen (bijvoorbeeld aantal kliks ver-
minderen, zelf achtergrondplaatje laten kiezen,etc.).”
Oftewel: Je ziet wat er anders moet en kijkt direct hoe je dit kunt
aanpakken op basis van soortgelijke ervaringen uit het verleden.
Déze aanpak leidt echter zelden tot vernieuwing, maar eerder tot
meer van hetzelfde. In Theorie U, een innovatiemethodiek van MIT
hoogleraar Otto Scharmer die als inspiratiebron dient voor het
project Het Leren van de Toekomst, wordt dit ook wel aangeduid met
‘downloaden’. Je wil een nieuw resultaat en gaat direct processen
Het onderwijs heeft als taak onze toekomstige beroeps-
bevolking voor te bereiden op de samenleving van morgen.
Maar niemand weet hoe die er precies uit ziet. Daarom is het
onderwijs gebaat bij het versterken van de eigen innovatie-
kracht, zodat het in staat is tijdig in te spelen op mogelijk-
heden die zich vanuit het heden aandienen om de toekomst
actief vorm te geven.
In het project Het Leren van de Toekomst experimenteren
pabodocenten en -studenten van Iselinge Hogeschool in
Doetinchem op basis van door henzelf vooraf gestelde
onderwijs vraagstukken met innovatieve ict-toepassingen
als onderdeel van het lopende curriculum. De doelstelling
van het project is: het versterken van de innovatiekracht van
pabo’s voor toekomstgericht(er) onderwijs.
Meer informatie:
Hetlerenvandetoekomst.nl
Op Iselinge Hogeschool in Doetinchem werken studenten aan
een digitaal ontwikkelportfolio in de elektronische leer-
omgeving (elo). Het doel van het portfolio is dat studenten
bewust sturing leren geven aan de eigen ontwikkeling (met
feedback van begeleiders en medestudenten) en werken aan
persoonlijke en professionele ontwikkeling.
Als leeromgeving voor het portfolio blijkt de elo hier voor
minder geschikt. Het downloaden en uploaden van
docu menten is omslachtig en de ruimte om een eigen look
and feel te creëren is beperkt, terwijl studenten zich als
leerkracht met een portfolio kunnen presenteren.
Innoveren is spannend. Je probeert een stukje van de toekomst vorm te geven waarin nog een hoop onbekend is. Inherent aan innoveren is de onzekerheid dat van tevoren onbekend is wat de uitkomst wordt. Bij de start van het innovatieproces is het zelfs onzeker of de innovatie iets nuttigs gaat opleveren. En stel dat het lukt om iets nuttigs op te leveren, dan is er nog de onzekerheid of dit ook daadwerkelijk benut gaat worden.
Het waartoe als houvast bij succesvolle innovatie
De casus: het digitaal ontwikkelportfolio
Over het project Het Leren van de Toekomst
inDruk zomer 2012 - 37
ontwerpen om dat nieuwe resultaat te bereiken. Je steekt zo snel
over van het wat naar het hoe.
Ten grondslag aan het wat ligt echter een reden waarom of waartoe
je dat wat wil bereiken. Dit ligt dieper onder de oppervlakte ver-
scholen en wordt vaak over het hoofd gezien (in Theorie U wordt dit
de ‘blinde vlek’ genoemd). Het zijn mensen die processen uitvoeren
om de (nieuwe) resultaten te bereiken, en ten grondslag aan de
processen liggen de drijfveren of overtuigingen van waaruit deze
mensen handelen, al of niet bewust. En deze drijfveren, dit ‘waar-
om’ of ‘waartoe’ zijn precies de zekerheden die bij innovatie hou-
vast kunnen bieden. Het expliciet maken van deze zekerheden speelt
een essentiële rol in het laten slagen van innovatie, zoals we aan de
hand van de case verder zullen illustreren.
In de betreffende casus was het waartoe te formuleren als ‘het acti-
veren van het zelfsturend vermogen van studenten’, vanuit een ge-
deelde overtuiging van de betrokken docenten dat dit de sleutel is
tot beter onderwijs.
Het ontwikkelen van de Simulise-omgeving was een klassiek
innovatie traject. Het werd in korte tijd opgezet en cyclisch verder
ontwikkeld, terwijl het al na enkele weken werd ingezet. Dit leverde
veel onzekerheid op, maar de betrokken docent kon hier goed mee
overweg. Zij was zich steeds bewust van het waartoe van het ont-
wikkelen van dit systeem. De wetenschap dat ze bezig was te werken
aan het activeren van het zelfsturend vermogen van de studenten
gaf haar vaste grond. Ze wist dat grondige vernieuwing nodig was,
dacht continu mee over verbeteringen en had het vertrouwen dat
kinderziektes overwonnen kunnen worden. In termen van Rogers
curve is deze docent duidelijk de ‘innovator’.
begeleiders ondanks een uitgebreide training geen badges toe-
inDruk juli 2013 - 37
Om het zelfsturend vermogen van studenten te vergroten is
een Wordpressomgeving ingezet. Studenten creëren hier-
mee een eigen website waar ze ontwikkeldocumenten kwijt
kunnen, maar ook kunnen bloggen, een eigen look and feel
kunnen creëren en feedback kunnen geven op elkaar via
reacties. Ook is er een community opgezet waarin alle blog-
bijdragen van een klas verzameld worden en studenten en
begeleiders van pabo en opleidingsscholen op elkaar kunnen
reageren. De blogs en de community nodigen uit tot meer
informele uitwisseling en verkleinen de afstand tussen
pabo studenten, -docenten en opleiders in de school.
Om de ontwikkeling van het portfolio te stimuleren worden
badges (digitale stickers) ingezet, die toegekend kunnen
worden door studieloopbaanbegeleiders van de pabo en
die op de portfoliowebsites van de studenten verschijnen.
Studenten kunnen bronzen, zilveren of gouden badges ver-
dienen door (deel)opdrachten in hun portfolio te plaatsen.
Dit systeem van blogs, community en badges heet Simulise,
afkomstig van het gelijknamige bedrijf dat dit met Iselinge
Hogeschool ontwikkeld heeft.
De reacties van studenten uit de experimentgroep zijn
enthou siast. Er worden uitgebreide portfolio’s gecreëerd
door studenten en de badges zijn een snelle eerste feedback
en werken zo als goede stimulans.
Meer informatie: Kn.nu/m5i1b
Wat?
Waarom/waartoe?
Hoe?downloaden lapmiddelen
Waarom innovatie vaak mislukt
Technology Adoption Life Cycle
Innovators
2.5%
EarlyAdopters
EarlyMajority
Chasm
LateMajority
Laggards
13.5%
34% 34%
16%
De innovatie: blogs, online community en badges
Figuur 7. Adoptiecurve van Rogers
Figuur 6. Versimpelde weergave van Theorie U van Scharmer
38 - inDruk juli 2013
kenden aan de studenten. De vraag was waarom. De eerste aanname
was dat deze begeleiders geen tijd namen om zich hiervoor in te
zetten. In een gesprek hierover gaf een van de begeleiders aan dat
hij eveneens geen badges had toegekend. Deze docent partici-
peerde ook in Het Leren van de Toekomst en is in het project te
kenmerken als innovator of early adopter. Ook deelde deze docent
de visie waartoe badges werden ingezet: het activeren van het
zelfsturend vermogen van studenten. Dat hij geen badges toekende
kwam echter niet door tijdgebrek of luiheid. In zijn ogen waren
badges te ‘behaviouristisch’, oftewel teveel gericht op het principe
van belonen of straffen, wat niet paste in zijn onderwijsvisie.
Door de nauwe samenwerking die de docenten hadden en de weten-
schap dat ze hetzelfde doel nastreefden ging de discussie niet over
het al of niet inzetten van een middel, maar over het doel dat men
wilde bereiken en welk middel daar op welke wijze het beste voor
ingezet kon worden. Was dit ‘waartoe’ niet expliciet, dan had dit
het einde van de innovatie kunnen betekenen. Want als een van de
docenten onterecht het idee zou hebben dat hij met de innovatie
een belangrijke zekerheid – de overtuiging van een bepaalde
onderwijs visie – zou moeten inleveren, zou zijn weerstand aan-
houden. Door weer vanuit hetzelfde vertrekpunt te redeneren kon
er snel over verbetering gesproken worden.
Van introductie naar acceptatie
Het slagen van innovatie is volgens het model van Rogers en Moore
afhankelijk van het overbruggen van de 16% gebruikers van het
eerste uur, de innovators en early adopters naar een grotere groep
gebruikers, de early majority. Ook bij dit kantelpunt is een groot
risico voor adoptie van innovatie het te snel voorbijgaan aan ‘het
waartoe’. De groep innovators en early adopters hebben inspiratie
opgedaan voor vernieuwing en hebben de innovatie vervolgens
(mede) gecreëerd, ze hebben het zien werken en de eerste positieve
geluiden ontvangen. Hun ideaal is al werkelijkheid geworden, dus
nu willen ze het zo snel mogelijk breed ingezet zien. Zo ontstaat de
Figuur 8. Kennispiramide
insp
irat
ie
exis
tent
ie
perc
eptie
evid
entie
Ervaren opbrengstenLeraren en leerlingen zijn enthousiast; leerlingen zijn meer gemotiveerd om te lezen en voelen zich zekerder
UitvoeringLeerlingen uit groep 4-8 gebruiken het programma Kurzweilwanneer ze willen, als een soort leesbril
IdeeZwaklezende kinderen laten de computer teksten voorlezen(compenserend)
Gemeten opbrengstenLezen met het voorleesprogramma is motiverender en geeft meer zelfvertrouwen dan zonder
inDruk juli 2013 - 39
neiging te concentreren op de implementatie, terwijl de nieuwe
gebruikers eerst nog de relatie moeten zien tussen de visie of het
ideaal achter de vernieuwing, als die visie al gedeeld is. Wordt
deze stap overgeslagen dan is weerstand bijna gegarandeerd.
‘Waarom een nieuw systeem? Het huidige werkt toch prima?’, is dan
een veelgehoorde reactie. Mensen zien niet graag een zekerheid
(van het werken met een bepaald systeem) verdwijnen zonder dat
duidelijk is wat daarvoor in de plaats komt (de zekerheid van het
werken aan een bepaalde visie).
Maar alleen het duidelijk maken van ‘het waartoe’ is voor het over-
tuigen van de ‘early majority’ niet voldoende. Pragmatisme is het
kenmerk van deze groep gebruikers. In termen van de kennis-
piramide (Ten Brummelhuis, 2011) verschuift de nadruk van idee,
uitvoering en ervaren opbrengsten naar daadwerkelijk gemeten
opbrengsten (zie figuur 1).
In deze fase is het raadzaam om niet te grote stappen te willen
nemen. De innovatie kan zich pas in de praktijk bewijzen als deze
ook wordt ingezet. Maar een grootschalige implementatie zonder
bewijs is uiteraard ook niet raadzaam. Kleinschalige implementatie
met korte cycli van inzet, kritisch onderzoek en verbetering zorgt
voor een geleidelijke overgang waarin de nieuwe groep gebruikers
kan oefenen en waar nodig het resultaat nog kan bijsturen. De inno-
vatie is niet af na introductie, maar wordt blijvend verbeterd.
Daarbij moet ‘het waartoe’ steeds weer expliciet gemaakt worden
om te kijken of de innovatie nog steeds voldoet aan het oorspron-
kelijk gestelde doel.
Conclusie
Innoveren is geen doel op zich. Er is een reden om met innovatie te
starten en dit achterliggende doel biedt houvast bij de vele onzeker-
heden in het proces van innoveren. Bij de verspreiding van inno vatie
is het expliciet maken van de achterliggende visie essentieel: maak
het waartoe duidelijk. Daarnaast is kleinschalige implementatie
raadzaam om ook nieuwe betrokkenen verbinding te laten maken met
het achterliggende doel en geleidelijk te laten ervaren dat de inno-
vatie werkt.
Altijd op de hoogte!InDruk is een gratis uitgave van Kennisnet voor docenten en managers uit het po, vo en mbo en verschijnt 2 keer per
jaar. InDruk houdt je op de hoogte van de trends, ontwikkelingen en vraagstukken op het gebied van ict in het onderwijs.
Meld je aan en ontvang inDruk!
online aan te melden.
Meer informatie? [email protected]
Contactpersoon
Naam: Erwin Bomas
Email: [email protected]
Zomer 2012
Opbrengstgericht onderwijs voor optimale talentontwikkeling
Bent u klaar om te gaan differentiëren?
In- en uitschrijven in het mbo kan makkelijker
November 2012
Inschrijving voor Dé onderwijsdagen 2013 geopend
Op 12 en 13 november vinden Dé Onderwijsdagen 2013 plaats in het
WTC in Rotterdam. Dé Onderwijsdagen bieden inzicht in trends en
ontwikkelingen op het gebied van ict. Dit jaarlijkse congres is een
ontmoetingsplek voor beleidsmakers en professionals uit het gehele
onderwijsveld op het gebied van ict-innovatie. Ook dit jaar bieden wij
een kwalitatief hoogstaand programma met interessante keynotes en
een ruim aanbod van parallelsessies die aansluiten bij actuele
trends en ontwikkelingen over ict in het onderwijs. Woensdag 13
novem ber is speciaal voor basisonderwijs, voortgezet onderwijs en
mid del baar beroepsonderwijs. Schrijf je nu in via Deonderwijsdagen.nl/
inschrijven/. We houden je verder op de hoogte via Deonderwijsdagen.nl
en Twitter (#OWD13).
Wikiwijs materiaal voor (digitaal) toetsen
In Wikiwijs zijn verschillende materialen samengebracht die gebruikt
kunnen worden voor het leren afnemen van toetsten en examens. Denk
daarbij aan onderwerpen zoals het beoordelen van toetsen, de toets
analyse, de taken en bevoegdheden van de examen c ommissie en
infor matie over verschillende vraagtypes. Ook vind je er tips voor het
formuleren van goede toetsvragen. Meer informatie op Wikiwijs.nl.
Nieuwe wetenschappelijke inzichten over onderwijs en ict
Wetenschappelijk onderzoek levert veel nieuwe inzichten op over hoe
de inzet van ict bijdraagt aan de kwaliteit en de doelmatigheid van
het onderwijs. De jaarlijkse onderzoeksconferentie van Kennisnet
heeft in vogelvlucht een overzicht gegeven van de onderzoeksoogst
online terug te zien op Kennisnet.nl/onderzoeksconferentie. En ook
door het jaar heen publiceert Kennisnet relevante wetenschappelijke
kennis voor de onderwijspraktijk in het tijdschrift en online platform
4W: Weten Wat Werkt en Waarom. De nieuwste editie is in juni ver-
schenen. Abonneren kan via Kennisnet.nl/4W.
104 leerzame apps en sites
Welke apps en websites zijn geschikt voor jonge leerlingen? En waar
worden ze nou echt wijzer van? De nieuwe gids 104 leerzame apps
en sites van Mijn Kind Online en Kennisnet zet de beste leerzame
apps en sites voor leerlingen van 2 tot 8 jaar op een rij. Naast de
apps en sites geeft het een overzicht van de manier waarop kinderen
in verschillende leeftijdscategorieën media gebruiken. Hier wordt
ingegaan op het mediagebruik, het type media en vaardig heden.
Ook krijgt de lezer een aantal tips waarmee je als leerkracht of
ouder websites en apps kunt beoordelen op kwaliteit. Kijk voor de
publicatie of meer informatie op Mediawijsheid.kennisnet.nl.
Nieuws
Passend onderwijs werkt met ict
Elke leerkracht heeft te maken met passend onderwijs. Ongeveer 1 op
de 5 basisschoolkinderen heeft extra persoonlijke aandacht en bege-
leiding nodig. Als school of leerkracht kun je hulpmiddelen gebruiken
om deze leerlingen te ondersteunen. Ict biedt daartoe veel mogelijk-
heden. Op de vernieuwde website over passend onderwijs vind je
veel voorbeelden van ict-toepassingen en tips hoe deze kunnen
helpen. Kijk voor meer informatie en de publicatie Ict en de
informatie huishouding rond passend onderwijs voor school-
leiders op Kennisnet.nl/passendonderwijs.