Top Banner
178 © Noordhoff Uitgevers bv Blok 6B - Vaardigheden Blok 6B - Vaardigheden Extra oefening - Basis B-1a Eigenschap C is ook een definitie van een rechthoek. b A: Als de diagonalen wel even lang zijn maar elkaar niet middendoor delen, is de vierhoek geen rechthoek. Denk bijvoorbeeld aan een vlieger waarbij de diagonalen even lang zijn. B: Bij een ruit delen de diagonalen ook elkaar middendoor, en een ruit is geen rechthoek. D: Bij een parallellogram zijn de tegenover elkaar liggende zijden ook even lang, maar een parallellogram is geen rechthoek. B-2a Noem het snijpunt van de diagonalen M. Omdat de driehoeken gelijkzijdig zijn geldt AM = BM = AB en MB = CM = BC enzovoorts. Omdat de zeshoek regelmatig is geldt ook AB = BC = CD enzovoorts. Dus geldt MA = MB = MC = MD = ME = MF. De zes hoekpunten liggen op gelijke afstanden van M dus op een cirkel met straal AM. b MAF = 60° (want AMF is gelijkzijdig). CAM = 30° (want BAM = 60° en lijn AC is een diagonaal in de ruit ABCM en deelt daarom de hoek BAM middendoor). Dus CAF = 90°. Zo zijn ook de hoeken AFD, FDC en DCA gelijk aan 90°. Dus is vierhoek ACDF een rechthoek. B-3a BCD = 180° – γ en α + β+ γ = 180° oftewel α + β = 180° – γ, dus BCD = α + β =∠ = + C C 1 2 1 2 ( ) α β b Als de getekende deellijn evenwijdig is aan AB, dan is C 1 = A en C 2 = B. Omdat echter ook geldt C 1 = C 2 , is A = B oftewel α β = . B-4a B = 180° – 20° – 70° = 90°, dus er gaat een cirkel met middellijn AC door de punten A, B en C (Stelling van Thales). D = 180° – 50° – 40° = 90°, dus de cirkel met middellijn AC gaat ook door de punten A, D en C. Er gaat dus een cirkel door alle vier de punten. b De straal van die cirkel is de helft van middellijn AC en dat is 3 cm. B-5a Boog AF = 5 12 deel van de cirkel dus = × = ° AMF 5 12 360 150 . b Driehoek AMF is gelijkbenig, dus = = ° MAF 1 2 180 150 15 ( ) . c Boog FJ = 4 12 deel, = × = ° FMJ 4 12 360 120 FMJ is gelijkbenig, = = ° MFJ 1 2 180 120 30 ( ) . Boog AJ = 3 12 deel; = × = ° AMJ 3 12 360 90 . AMJ is gelijkbenig, = = ° MAJ 1 2 180 90 45 ( ) . B-6a 4 6 7 = x 24 7 x d 2 9 5 2 p p = 10 9 10 9 2 p p p = b 2 5 3 7 = 6 35 e 2 7 6 15 2 x x = 12 105 4 35 2 x x x = c 3 4 2 5 y y = = 6 20 3 10 2 2 y y f 5 2 6 2 a a = 30 2 15 2 a a a =
13

Extra oefening - Basis...Extra oefening - Basis B-1a Eigenschap C is ook een definitie van een rechthoek. b A: Als de diagonalen wel even lang zijn maar elkaar niet middendoor delen,

Sep 28, 2020

Download

Documents

dariahiddleston
Welcome message from author
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Page 1: Extra oefening - Basis...Extra oefening - Basis B-1a Eigenschap C is ook een definitie van een rechthoek. b A: Als de diagonalen wel even lang zijn maar elkaar niet middendoor delen,

⁄178© Noordhoff Uitgevers bv

Blok 6B - Vaardigheden

Blok 6B - Vaardigheden

Extra oefening - Basis

B-1a Eigenschap C is ook een definitie van een rechthoek. b A: Als de diagonalen wel even lang zijn maar elkaar niet middendoor delen, is de

vierhoek geen rechthoek. Denk bijvoorbeeld aan een vlieger waarbij de diagonalen even lang zijn.

B: Bij een ruit delen de diagonalen ook elkaar middendoor, en een ruit is geen rechthoek.

D: Bij een parallellogram zijn de tegenover elkaar liggende zijden ook even lang, maar een parallellogram is geen rechthoek.

B-2a Noem het snijpunt van de diagonalen M. Omdat de driehoeken gelijkzijdig zijn geldt AM = BM = AB en MB = CM = BC enzovoorts. Omdat de zeshoek regelmatig is geldt ook AB = BC = CD enzovoorts. Dus geldt MA = MB = MC = MD = ME = MF. De zes hoekpunten liggen op gelijke afstanden van M dus op een cirkel met straal AM.

b ∠MAF = 60° (want AMF is gelijkzijdig). ∠CAM = 30° (want ∠BAM = 60° en lijn AC is een diagonaal in de ruit ABCM en deelt daarom de hoek BAM middendoor). Dus ∠CAF = 90°. Zo zijn ook de hoeken ∠AFD, ∠FDC en ∠DCA gelijk aan 90°. Dus is vierhoek ACDF een rechthoek.

B-3a ∠BCD = 180° – γ en α + β+ γ = 180° oftewel α + β = 180° – γ, dus ∠BCD = α + β ∠ = ∠ = +C C1 2

12 ( )α β

b Als de getekende deellijn evenwijdig is aan AB, dan is ∠C1 = ∠A en ∠C2 = ∠B. Omdat echter ook geldt ∠C1 = ∠C2, is ∠A = ∠B oftewel α β= .

B-4a ∠B = 180° – 20° – 70° = 90°, dus er gaat een cirkel met middellijn AC door de punten A, B en C (Stelling van Thales). ∠D = 180° – 50° – 40° = 90°, dus de cirkel met middellijn AC gaat ook door de punten A, D en C. Er gaat dus een cirkel door alle vier de punten.

b De straal van die cirkel is de helft van middellijn AC en dat is 3 cm.

B-5a Boog AF = 512 deel van de cirkel dus ∠ = × = °AMF 5

12 360 150 . b Driehoek AMF is gelijkbenig, dus ∠ = − = °MAF 1

2 180 150 15( ) . c Boog FJ = 4

12 deel, ∠ = × = °FMJ 412 360 120

FMJ is gelijkbenig, ∠ = − = °MFJ 12 180 120 30( ) .

Boog AJ = 312 deel; ∠ = × = °AMJ 3

12 360 90 . AMJ is gelijkbenig, ∠ = − = °MAJ 1

2 180 90 45( ) .

B-6a 4 67

⋅ − =x

−247x

d 2

95

2

pp−

⋅ = 109

1092

pp p−

=−

b 25

37

⋅ = 635

e 27

6152x

x⋅ = 12105

4352

xx x

=

c 34

25

y y⋅ − = − = −6

20310

2 2y y f 5

26

2aa⋅ = 30

215

2a

a a=

0pm_MW9_VWO_3B-Uitw.indd 178 01-04-2009 16:42:01

© N

oord

hoff U

itgev

ers

bv

Page 2: Extra oefening - Basis...Extra oefening - Basis B-1a Eigenschap C is ook een definitie van een rechthoek. b A: Als de diagonalen wel even lang zijn maar elkaar niet middendoor delen,

⁄179© Noordhoff Uitgevers bv

Blok 6B - Vaardigheden

B-7a f x x( ) =−5

2 of f x x( ) = − 5

2 of f x x( ) = −2 1

2 als x ≠ 0

b g pp p

p( )

( )( )= − −−

1 31

of g p p( ) = − 3 als p ≠ 1

c k x xx x

( )( )

=−

78 4

2

of k x xx

( ) =−7

8 4 als x ≠ 0

B-8a f xx

( ) = ++

1 24

schrijf je als f x xx x

( ) = ++

++

44

24

dus als f x xx

( ) = ++

64

b g xx

( ) = +−

5 72 1

schrijf je als g xx

x x( )

( )= −−

+−

5 2 12 1

72 1

ofwel

g x xx

( ) = − +−

10 5 72 1

dus als g x xx

( ) = +−

10 22 1

c h xx

( ) = − ++

2 37 4

schrijf je als h xx

x x( )

( )= − ++

++

2 7 47 4

37 4

ofwel

h x xx

( ) = − − ++

14 8 37 4

dus als h x xx

( ) = − −+

14 57 4

B-9a De grafiek heeft een verticale asymptoot als x + =1

2 0 dus de vergelijking van de verticale asymptoot is x = − 1

2 .

b f ( )1000 31000

212

= −+

− ≈ –2,003

c De uitkomst van de breuk −+3

12x

is nooit gelijk aan 0, dus de functiewaarde van f is nooit gelijk aan –2.

d/e

2 4 51–1 3

6

4

2

–2

–4

–6

–8

–10

x

y

O

8

10

–2–3–4–5

B-10a De lijn y = 2 is de horizontale asymptoot van de grafiek van f.

b 2 101

8+−

=x

101

6x −

=

10 = 6(x – 1) 10 = 6x – 6 16 = 6x x = =2 24

623

0pm_MW9_VWO_3B-Uitw.indd 179 01-04-2009 16:42:05

© N

oord

hoff U

itgev

ers

bv

Page 3: Extra oefening - Basis...Extra oefening - Basis B-1a Eigenschap C is ook een definitie van een rechthoek. b A: Als de diagonalen wel even lang zijn maar elkaar niet middendoor delen,

⁄180© Noordhoff Uitgevers bv

Blok 6B - Vaardigheden

c 2 101

2 1+−

= −x

x

101

2 3x

x−

= −

10 2 3 1= − −( )( )x x

10 2 5 32= − +x x

2 5 7 02x x− − =

D = − − × × − =( )5 4 2 7 812

x = +⋅

=5 812 2

3 12 of x = −

⋅= −5 81

2 21

Invullen geeft f ( )3 2 2 612

103 1

1021

212

= + = + =−

en g( )3 2 3 1 612

12= × − = of

f ( )− = + = + = −− − −1 2 2 3101 1

102 en g( )− = × − − = −1 2 1 1 3 .

De coördinaten van de snijpunten van de grafieken van f en g zijn ( , )3 612 en (–1, –3).

Extra oefening - Gemengd

G-1a In figuur 1 is ∠M = 360° : 5 = 72°. In figuur 2 is ∠M = 360° : 6 = 60°. In figuur 3 is ∠M = 360° : 7 ≈ 51,4°.

b De hoek bij punt A is telkens de helft van de hoek bij punt M, dus in figuur 1 is ∠A = 36°, in figuur 2 is ∠A = 30° en in figuur 3 is ∠A ≈ 25,7°.

G-2a/b Zie de tekening hiernaast. c Omdat ACE gelijkbenig is, zijn de hoeken

∠ACD en ∠AED gelijk. Verder is ∠ACD = 1

2 × ∠C. d ∠AED = ∠DCB en ∠ADE = ∠BDC

Dan is ook ∠DAE = ∠DBC (de derde hoek in een driehoek). Omdat de overeenkomstige hoeken gelijk zijn, zijn de twee driehoeken gelijkvormig.

e ADE AD AE DE

BDC BD BC DC

ADBD

AEBC

= , en omdat AE = AC is dus ADBD

ACBC

=

G-3a ∠KMQ = 2 × 30° = 60° b ∠LMQ = 2 × 40° = 80° c ∠KML = 2 × ∠KPL

d ∠KML = 2 2α β+

G-4a m qq q

q( )

( )= −2

2

15

dus m qq

( ) = − 15

ofwel m q q( ) ( )= −15 1 als q ≠ 0

b d x x( ) ( )= +12 6 4 ofwel d x x( ) = +3 2

c t vv v v

v v( )

( )= − +− +

2 2

2

5 45 4

ofwel t v v( ) = 2 als v2 – 5v + 4 ≠ 0 , dus als (v – 1)(v – 4) ≠ 0 ,

dus als v ≠ 1 en v ≠ 4

d p x xx x

( )( )

= −−

181

2

2 dus p x

x( ) = −

−18

1 als x2 0≠ dus als x ≠ 0

A D B

C

E

0pm_MW9_VWO_3B-Uitw.indd 180 01-04-2009 16:42:10

© N

oord

hoff U

itgev

ers

bv

Page 4: Extra oefening - Basis...Extra oefening - Basis B-1a Eigenschap C is ook een definitie van een rechthoek. b A: Als de diagonalen wel even lang zijn maar elkaar niet middendoor delen,

⁄181© Noordhoff Uitgevers bv

Blok 6B - Vaardigheden

G-5a − = +2 4 12xx

d 20 1 7 5x

x+ = +

− − =2 4 12xx

20 7 4x

x= +

x x( )− − =2 4 12 20 7 4= +x x( )

− − − =2 4 12 02x x 7 4 20 02x x+ − =

D D= − − ⋅ − ⋅ − = − <( ) ;4 4 2 12 80 02

D = − ⋅ ⋅ − =4 4 7 20 5762

geen oplossingen x = − −4 57614

of x = − +4 57614

b 1 1 1x

x− = − + x = –2 of x = 1 37

1 2x

x= − + e 111

11x

x+

= +

1 2= − +x x( ) 11 1 11= + +( )( )x x

x x2 2 1 0− + = x x2 12 0+ =

( )( )x x− − =1 1 0 x x( )+ =12 0

x − =1 0 x x= + =0 12 0of

x = 1 x x= = −0 12of

c −+

+ =32 4

5 12x

x f 7 2 7 2x

x+ = +

−+

= −32 4

512x

x 7 7x

x=

− = + −3 2 4 512( )( )x x 7 7 2= x

− = − + −3 10 2 202x x x x2 1=

x x2 8 17 0− − = x x= − =1 1of

D = − − ⋅ ⋅ − =( )8 4 1 17 1322

x = −8 1322

of x = +8 1322

x ≈ −1 74, of x ≈ 9 74,

0pm_MW9_VWO_3B-Uitw.indd 181 01-04-2009 16:42:15

© N

oord

hoff U

itgev

ers

bv

Page 5: Extra oefening - Basis...Extra oefening - Basis B-1a Eigenschap C is ook een definitie van een rechthoek. b A: Als de diagonalen wel even lang zijn maar elkaar niet middendoor delen,

⁄182© Noordhoff Uitgevers bv

Blok 6B - Vaardigheden

G-6a g xx

( ) =− +

−72 3

2

g xx

xx

( )( )=

− +− − +

− +7

2 32 2 3

2 3

g xx

x( )

( )= − − +− +

7 2 2 32 3

g x xx

( ) = + −− +

7 4 62 3

g x xx

( ) = +− +4 12 3

dus f en g zijn hetzelfde.

b De grafiek heeft een horizontale asymptoot als –2x + 3 = 0. De vergelijking van de asymptoot is x = 1 1

2 .

c 4 12 3

0xx+

− += als 4x + 1 = 0

4x = –1

x = − 14

Het snijpunt met de x-as is ( − 14 , 0).

G-7a De oppervlakte van het zwembad is lengte keer breedte. De breedte is x en de lengte is y.

b De breedte van het terras plus zwembad is x + 10 De lengte van het terras plus zwembad is y + 20. De formule voor de oppervlakte A wordt dus A x y= + +( )( )10 20 .

c A x y x y= ⋅ + + +20 10 200

x y yx

⋅ = =1800 1800; invullen geeft A xx

xx

= ⋅ + + ⋅ +1800 20 10 1800 200

A xx

= + + +1800 2018 000

200 herleid je tot A xx

= + +20 18000 2000

d x 10 15 20 25 30 35 40

A 4000 3500 3300 3220 3200 3214 3250

e

1000

2000

3000

4000

5000

6000

5 0 0

10 20 25 30 35 40 15

oppe

rvla

kte

x

f Bij x = 30 is de oppervlakte het kleinst. Het zwembad is dan 30 meter breed en 1800 : 30 = 60 meter lang.

0pm_MW9_VWO_3B-Uitw.indd 182 01-04-2009 16:42:18

© N

oord

hoff U

itgev

ers

bv

Page 6: Extra oefening - Basis...Extra oefening - Basis B-1a Eigenschap C is ook een definitie van een rechthoek. b A: Als de diagonalen wel even lang zijn maar elkaar niet middendoor delen,

⁄183© Noordhoff Uitgevers bv

Blok 6B - Vaardigheden

Complexe opdrachten

C-1 AD = BD dus ∠DAB = ∠ABD ∠ADB = 180° – ∠DAB – ∠ABD = 180° – 2 × ∠B ∠ADC = 180° – (180° – 2 × ∠B) = 2 × ∠B AC = AD dus ∠ACD = ∠ADC = 2 × ∠B AB = BC dus ∠BAC = ∠ACD = 2 × ∠B dus ∠ADC = ∠BAC

Voor de hoeken van driehoek ABC samen geldt ∠A + ∠B + ∠C = 2 × ∠B + ∠B + 2× ∠B = 5 × ∠B 5 × ∠B = 180°, dus ∠B = 36°

C-2 aantal stukjes s 2 3 4 5

aantal driehoekjes d 6 8 10 12

aantal vierhoekjes v 3 8 15 24

Voor het aantal driehoekjes d in de figuur met s stukjes geldt de formule d = 2s + 2. De vier lijnen bij s = 2 zorgen voor 1 vierhoekje middenin de figuur dat niet tegen de rand van de rechthoek ligt. Bij s = 3 zijn dat er 4, bij s = 4 zijn er dat er 9, bij s = 5 zijn dat er 16, enzovoort. In de figuur met s stukjes liggen er ( )s − 1 2 vierhoekjes niet tegen de rand van de rechthoek. Tegen de linker zijkant van de liggen s – 1 vierhoekjes. Hetzelfde geldt voor de rechter zijkant. Samen zijn dat 2 1( )s − vierhoekjes die tegen de rand van de rechthoek liggen. Formule: v s s= − + −( ) ( )1 2 12 v s s s= − + + −2 2 1 2 2 ; v s= −2 1 t = d + v; d = 2s + 2 t = 2s + 2 + s2 – 1 t = s2 + 2s + 1

C-3 ∠AMB = α, dus ∠ =ACB 12 α

Omdat AC = BC is de figuur symmetrisch en geldt ∠ = ∠ = ∠ = × =ACM BCM ACB1

212

12

14α α.

C-4 75 7510

1 5v v

++

= ,

75 7510

1 5++

=vv

v,

75 10 75 1 5 10( ) , ( )v v v v+ + = +

75 750 75 1 5 152v v v v+ + = +,

− + + =1 5 135 750 02, v v

v v2 90 500 0− − =

D = − − ⋅ ⋅ − =( )90 4 1 500 101002

v v=+

≈ =−

≈ −90 10100

295

90 101002

5 25of ,

Dus ongeveer 95 km/uur.

0pm_MW9_VWO_3B-Uitw.indd 183 01-04-2009 16:42:20

© N

oord

hoff U

itgev

ers

bv

Page 7: Extra oefening - Basis...Extra oefening - Basis B-1a Eigenschap C is ook een definitie van een rechthoek. b A: Als de diagonalen wel even lang zijn maar elkaar niet middendoor delen,

⁄184© Noordhoff Uitgevers bv

Blok 6B - Vaardigheden

C-5 Stel BC x=

4 44x

x= +

4 4 44

4xx

x x⋅ = + ⋅

16 4 2= +x x

x x2 4 16 0+ − =

D = − ⋅ ⋅ − =4 4 1 16 802

x x= − + ≈ = − − ≈ −4 802

2 47 4 802

6 47, ,of

BC ≈ 2,47

C-6 2 6 23

2x xx

x− +−

=

2 6 2 32x x x x− + = −( )

2 6 2 32 2x x x x− + = − x x2 3 2 0− + =

( )( )x x− − =1 2 0 x – 1 = 0 of x – 2 = 0 x = 1 of x = 2 y = g(1) = 1 en y = g(2) = 2 De snijpunten zijn (1, 1) en (2, 2). 2 6 2

32

2x xx

x− +−

=

2 6 2 2 32x x x x− + = −( )

2 6 2 2 62 2x x x x− + = − 2 0= geen oplossingen De grafieken van f en h hebben geen snijpunten.

C-7 Bij een windsnelheid van v km per uur is de benodigde tijd gelijk aan

550300

550300−

++v v

uur.

550300

550300

4−

++

=v v

Eerst vermenigvuldigen met 300 – v en dan met 300 + v geeft de volgende vergelijking. 550 300 550 300 4 300 300( ) ( ) ( )( )+ + − = + −v v v v 165 000 550 165 000 550 4 90 000 2+ + − = −v v v( ) 330 000 = 360 000 – 4v2 4v2 = 30 000 v2= 7500 v ≈ 86,6 Bij windsnelheden van maximaal 86,6 km per uur is een veilige tocht mogelijk.

0pm_MW9_VWO_3B-Uitw.indd 184 01-04-2009 16:42:23

© N

oord

hoff U

itgev

ers

bv

Page 8: Extra oefening - Basis...Extra oefening - Basis B-1a Eigenschap C is ook een definitie van een rechthoek. b A: Als de diagonalen wel even lang zijn maar elkaar niet middendoor delen,

⁄185© Noordhoff Uitgevers bv

Blok 6B - Vaardigheden

Technische vaardigheden

T-1a − − =16 8 10s d 2(w + 1) = 9

− =16 18s w + 1 = 4 1

2

s = –108 w = 3 12

b 8p + 10 = 3p + 3 e 7x + 19 = 2x – 33

5p + 10 = 3 5x + 19 = –33

5p = –7 5x = –52

p = − = −75

251 x = − = −52

52510

c –8r = –7r – 6 f 2,7v + 85 = 0,3v – 20

–r = –6 2,4v + 85 = –20

r = 6 2,4v = –105

v = –43,75

T-2a sin ,47 4 2° =KM

dus KM =°

≈4 247

5 7,sin

,

b tan ∠ = =T 418

29

dus ∠T = tan–1( 29 ) ≈ 13°

c M is het midden van DE. Trek lijnstuk FM.

cos 68 5° =DF

dus DF EF= =°

≈568

13 3cos

,

d tan 43° = PQ7

dus PQ = ⋅ ° ≈7 43 6 53tan ,

∠PTR = 43° + 15° = 58°

tan 58° = PR7

dus PR = ⋅ ° ≈7 58 11 20tan ,

QR ≈ 11,20 – 6,53 ≈ 4,7

T-3a 100% + 7% = 107% e 100% + 0,3% = 100,3% groeifactor = 107 : 100 = 1,07 groeifactor = 100,3 : 100 = 1,003

b 100% + 0,013% = 100,013% f 100% – 0,22% = 99,78% groeifactor = 100,013 : 100 = 1,00013 groeifactor = 99,78 : 100 = 0,9978

c 100% – 31% = 69% g 100% – 75% = 25% groeifactor = 69 : 100 = 0,69 groeifactor = 25 : 100 = 0,25

d 100% + 150% = 250% h 100% – 90,5% = 9,5% groeifactor = 250 : 100 = 2,5 groeifactor = 9,5 : 100 = 0,095

T-4a x + ≥4 0 dus domein is x ≥ −4 b 36 02− ≥x ofwel x2 ≤ 36 dus domein is − ≤ ≤6 6x c x ≠ 3 dus domein is x < 3 en x > 3 d x ≠ 0 dus domein is x < 0 en x > 0 e 5 2 0− ≥x dus domein is x ≤ 2 1

2

f x2 + 1 > 0 voor elke waarde van x, dus het domein is alle getallen

0pm_MW9_VWO_3B-Uitw.indd 185 01-04-2009 16:42:27

© N

oord

hoff U

itgev

ers

bv

Page 9: Extra oefening - Basis...Extra oefening - Basis B-1a Eigenschap C is ook een definitie van een rechthoek. b A: Als de diagonalen wel even lang zijn maar elkaar niet middendoor delen,

⁄186© Noordhoff Uitgevers bv

Blok 6B - Vaardigheden

T-5a x2 + 2x = 2x + 9 x2 = 9 x = –3 of x = 3 y = g(–3) = 3 en y = g(3) = 15 De snijpunten zijn (–3, 3) en (3, 15).

b x2 – 7x + 10 = x – 2 x2 – 8x + 12 = 0 (x – 6)(x – 2) = 0 x – 6 = 0 of x – 2 = 0 x = 6 of x = 2 y = g(6) = 4 en y = g(2) = 0 De snijpunten zijn (6, 4) en (2, 0).

T-6a f p( ) ( )− = ⋅ − − ⋅ − + =3 3 4 3 1012

2 dus 4 12 101

2 + + =p p = −6 1

2

b 12

2 4 0x x p− + = D p= − − ⋅ ⋅( )4 42 1

2 D = 0 geeft 16 2 0− =p –2p = –16 dus p = 8

T-7a 5 : 200 × 100% = 2,5% e 135 : 1000 × 100% = 13,5% b 13 : 78 × 100% = 16 2

3 % f 7,48 : 187 × 100% = 4% c 120 : 2500 × 100% = 4,8% g 137,75 : 145 × 100% = 95% d 0,1 : 5 × 100% = 2% h 1 : 400 × 100% = 0,25%

T-8a 0 5, e 0 200, ] b [–4, → f 5 7,

c [–9, 0 g [ 0 01 0 4, ; , ]

d ← , 2 ] h − →3,

T-9a 2x2 – 2x = 1 – 2x(x – 3 12 ) d 3000w2 – 6000w + 9001 = 1

2 2 1 2 72 2x x x x− = − + 3000w2 – 6000w + 9000 = 0 4 9 1 02x x− − = w w2 2 3 0− + = D = − − ⋅ ⋅ − =( )9 4 4 1 972 D = − − ⋅ ⋅ = −( )2 4 1 3 82

x = +9 978

of x = −9 978

geen oplossingen

x ≈ 2 36, of x ≈ –0,11 e 13

2 9 0v + =

b d 2 – 5d – 2d 3 = 0 13

2 9v = − d d d( )− + − =2 5 02 v2 27= − d = 0 of − + − =2 5 02d d geen oplossingen D = − ⋅ − ⋅ − = −1 4 2 5 392 d = 0 is de enige oplossing.

0pm_MW9_VWO_3B-Uitw.indd 186 01-04-2009 16:42:32

© N

oord

hoff U

itgev

ers

bv

Page 10: Extra oefening - Basis...Extra oefening - Basis B-1a Eigenschap C is ook een definitie van een rechthoek. b A: Als de diagonalen wel even lang zijn maar elkaar niet middendoor delen,

⁄187© Noordhoff Uitgevers bv

Blok 6B - Vaardigheden

c (p + 3)(p + 4) = (p + 5)(1 – p) f (3n – 1)(n + 2) = 3n2 – (2n + 2) p p p p2 27 12 4 5+ + = − − + 3 5 2 3 2 22 2n n n n+ − = − − 2 11 7 02p p+ + = 7 0n = D = − ⋅ ⋅ =11 4 2 7 652 n = 0

p = − +11 654

of p = − −11 654

p ≈ −0 73, of p ≈ −4 77,

T-10a x + =15

2 c 2 610

12

35

x + =

x + = × =1 5 2 10 2x2 + 6 = 10 1 1635× =

x + 1 = 102 = 100 2x2 = 10

x = 99 x2 = 5

x = − 5 of x = 5

b 2 110

1 12

x + = d 302

3x +

=

2x + 1 = 10 1 12× = 15 x + =2 10

2x = 14 x = 8 x = 7 x = 64

T-11a y x x= − +3 123

b p a a= −48 563 4

c h t t t= + −4 3 28 3 d m r r r r= − + +10 20 30 542 2

m r r= +64 102

e w = d(15d2 + 24d – 5d – 8) w d d d d= + − −15 24 5 83 2 2 w d d d= + −15 19 83 2

f b x x x= − + −6 24 12 485 3 2

T-12a I G h= ⋅ ⋅ = ⋅ ⋅ ⋅ = ≈13

13

210 12 400( 1256,64π π) b T ’ is het punt op middellijn AB, recht onder T.

tan ' ''

∠ = =BTT BTTT

1012

∠BTT’ = tan–1( 1012 ) dus ∠ ≈ °BTT ' ,39 8

∠ = × ∠ ≈ °BTA BTT2 79 6' ,

∠BTA ≈ 80°

0pm_MW9_VWO_3B-Uitw.indd 187 01-04-2009 16:42:36

© N

oord

hoff U

itgev

ers

bv

Page 11: Extra oefening - Basis...Extra oefening - Basis B-1a Eigenschap C is ook een definitie van een rechthoek. b A: Als de diagonalen wel even lang zijn maar elkaar niet middendoor delen,

⁄188© Noordhoff Uitgevers bv

Blok 6B - Vaardigheden

Door elkaar

D-1a x x x2 23 8 1+ + = + 3 7x = − dus x = −2 1

3

b x x p x2 23 8 1+ + = ⋅ + x p x x2 2 3 7 0− ⋅ + + = ( )1 3 7 02− + + =p x x D p= − ⋅ − ⋅3 4 1 72 ( ) D < 0 geeft 9 4 1 7 0− ⋅ − ⋅ <( )p 9 28 28 0− + <p 28 19p < dus p < 19

28

D-2a De oppervlakte is gelijk aan 12 0 75 1 5 2 1 5 3 56× × + × ≈, , , , m2.

b Splits de tent in een piramide T.BCD en een prisma TBD.UAE.

De inhoud is gelijk aan: 13 1 5 0 75 2 1 5 1 5 1 5 2 2 2 53× × × + × × ≈( , , : ) , ( , , : ) , m3.

c zijde kwadraat

BT’ = 0,75

TT’ = 1,5

TB = …

0,5625

2,25 +

2,8125

TB TC= = ≈2 8125 1 68, , m d

zijde kwadraat

CT’ = 0,75

BT’ = 0,75

BC = …

0,5625

0,5625 +

1,125

BC = ≈1 125 1 06, , m. Neem M op het midden van BC, dan is

zijde kwadraat

BM = 0,53

TM = …

BT = 2 8125,

0,2809

2,5316 +

2,8125

TM = 2 5316 1 59, ,≈ m De oppervlakte van driehoek BCT is 1 06 1 59 2 0 84, , : ,× ≈ m2.

e zijde kwadraat

UA = 2 8125,

AP = 2

UP = …

2,8125

4 +

6,8125

UP = ≈6 8125 2 61, , m

0pm_MW9_VWO_3B-Uitw.indd 188 01-04-2009 16:42:39

© N

oord

hoff U

itgev

ers

bv

Page 12: Extra oefening - Basis...Extra oefening - Basis B-1a Eigenschap C is ook een definitie van een rechthoek. b A: Als de diagonalen wel even lang zijn maar elkaar niet middendoor delen,

⁄189© Noordhoff Uitgevers bv

Blok 6B - Vaardigheden

D-3a x –3 –2 –1 0 1 2 3 4 5 6 7

f (x) 18 12 12 8 4 1

2 2 12 0 1

2 2 4 12 8

g (x) – 0 1 1,4 1,7 2 2,2 2,4 2,6 2,8 3

2 91 3 4 5 6 7 8

–2

–1–2–3–4 Ox

y

1

–1

2

3

4

5

6

7

f

g

b x + 2 ≥ 0, dus domein van g is x ≥ −2 .

c h x x( ) ( )= ⋅ − −4 3 512

2

h x x( ) ( )= − −2 3 52

k x x( ) = + −4 2 5

d m x x( ) ( ( ) )= − − ⋅12

23 5 4

m x x( ) ( )= − −2 3 202

n x x( ) ( )= + − ⋅2 5 4

n x x( ) = + −4 2 20

D-4a Teken vanuit punt C een lijn loodrecht op AB. Het snijpunt van deze lijn en AB noem je P.

Dan geldt tan 72 4 = =CPBP BP

BP = ≈472

1 3tan

,

CD AP AB BP= = − = − =7 1 3 5 7, ,

b De oppervlakte is 5 7 4 1 3 4 25 412, , ,⋅ + ⋅ ⋅ = .

D-5a De omtrek van de grondcirkel is de helft van de omtrek van een cirkel met straal 14. De omtrek van de grondcirkel is 1

2 2 14 7 2⋅ ⋅ = ⋅π π De straal van de grondcirkel is dus 7.

b Noem de hoogte TT ’.zijde kwadraat

7

TT’ = …

14

49

147 +

196

De hoogte is TT ’ = 147 12 12≈ , cm c De inhoud is 1

327 12 12 621 91⋅ ⋅ ⋅ ≈( , ,π) cm3

0pm_MW9_VWO_3B-Uitw.indd 189 01-04-2009 16:42:42

© N

oord

hoff U

itgev

ers

bv

Page 13: Extra oefening - Basis...Extra oefening - Basis B-1a Eigenschap C is ook een definitie van een rechthoek. b A: Als de diagonalen wel even lang zijn maar elkaar niet middendoor delen,

⁄190© Noordhoff Uitgevers bv

Blok 6B - Vaardigheden

d De straal van de grondcirkel is 5 keer zo groot. De inhoud is dus 53 keer zo groot. De inhoud is 5 621 91 77 7393 × ≈, cm3.

D-6a Zie de grafieken hiernaast. b Voor x = 2 1

2 geldt f p( )2 0 012 = ⋅ =

Elke grafiek gaat door ( , )2 012 .

c p x x( )− = −2 212

12

2 px p x− = −2 21

212

2 12

2 122 2 0x px p+ − − =

D p p= − ⋅ ⋅ − −2 12

124 2 2( )

D p p= + +2 5 4 d De grafieken raken elkaar als D = 0 .

p p2 5 4 0+ + = ( )( )p p+ + =4 1 0 p + 4 = 0 of p + 1 = 0 p = –4 of p = –1

D-7 Als n > 1 dan geldt n n2 21 1+ > − en n n2 1 2+ > De langste zijde is dus AC, hoek B is de rechte hoek. Als de driehoek rechthoekig is moet gelden AC AB BC2 2 2= + ( ) ( ) ( )n n n2 2 2 2 21 1 2+ = − + ( )n n n2 2 4 21 2 1+ = + + ( )n n n2 2 4 21 2 1− = − + ( )2 42 2n n= n n n n n4 2 4 2 22 1 2 1 4+ + = − + + Dit klopt, de driehoek is rechthoekig.

D-8 zijde kwadraat

PQ = 16

QR = 8

PR = …

256

64 +

320

PR = 320

P T

V R

M

In de ruit PTRV staan de diagonalen loodrecht op elkaar en delen elkaar middendoor. De driehoeken PMT en PQR zijn gelijkvormig, want ze hebben dezelfde hoek bij punt P en een hoek van 90°. Hieruit volgt

PMPT

PQPR

= dus 12 320 16

320PT=

12 320 320 16

160 16

⋅ ⋅ = ⋅=

PT

PT

PT = 10 , de zijden van de ruit zijn dus 10 cm lang.

2 1 3 4 5 6 7

–5

–1 –2 O x

y

1

–1

–2

–3

–4

2

3

4

5

p = –1 p = 1

p = 2

0pm_MW9_VWO_3B-Uitw.indd 190 01-04-2009 16:42:46

© N

oord

hoff U

itgev

ers

bv