-
Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar
2010–2011
Eerste Examenperiode
Almodóvar’s Matador:
De invloed van sadomasochisme op genderontwikkeling
Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van
Master in de Psychologie, Optie Klinische psychologie door
Lydia Impens
Promotor: Prof. Dr. Filip Geerardyn Begeleiding: Wim Matthys
-
2
Dankwoord
Graag wil ik de mensen bedanken die een schakel vormden binnen
het tot stand komen
van mijn thesis. Als eerste wil ik Prof. Dr. Filip Geerardyn
bedanken om de taak van
promotor op zich te nemen. Vervolgens bedank ik Wim Matthys,
mijn begeleider, daar
hij de eerste was die reeds in de derde bachelor mijn interesse
wekte voor een studie
inzake psychoanalyse en film. Voorts bedank ik hem om zijn
enthousiaste paraatheid
een helpende hand toe te steken. Bert Tuytten bedank ik voor de
steun en aanmoediging
bij de –zware- laatste loodjes. Tenslotte bedank ik mijn ouders
voor het aanbod van de
mooie kans die een Universitaire studie is, om mezelf te
ontwikkelen, en hun
voortdurende steun in dit proces.
-
3
Inhoud
ABSTRACT
INLEIDING
DEEL I: THEORETISCHE ONDERBOUW VANUIT EEN PSYCHOANALYTISCHE EN
VANUIT EEN
SPAANS-ANTROPOLOGISCHE VISIE
1 De ontwikkeling van het individu en zijn gender
.......................................................................
9
1.1 Ontwikkeling van het individu en zijn gender van Freud tot
Lacan .................................. 10
1.1.1 Ontwikkeling van de seksualiteit volgens Freud
........................................................ 10
1.1.3 Lacans visie op Freuds Drie verhandelingen
..............................................................
13
1.1.4 Van “Que désire la femme” naar “Que veut-une femme”: Serge
André ................... 14
1.1.5 Besluit
.........................................................................................................................
15
1.2 Gender en man- vrouw verhouding binnen de Spaanse cultuur:
naar het postmoderne
post-Franco tijdperk
................................................................................................................
16
2 Sadisme en masochisme versus sadomasochisme
..................................................................
22
2.1 De studie over sadisme en masochisme binnen de psychologie
van Krafft-Ebing tot Lacan
2.1.1 De Kamasoetra
............................................................................................................
23
2.1.2 Richard Von Krafft-Ebing
............................................................................................
24
2.1.3 Freud
..........................................................................................................................
25
2.1.4 De rol van l’enfant battu binnen de neurotische
ontwikkeling van de seksualiteit .. 34
2.1.5 Deleuze
.......................................................................................................................
36
2.1.6 Lacan
..........................................................................................................................
37
2.1.7 Besluit
.........................................................................................................................
39
2.2 Sadomasochisme binnen de Spaanse cultuur: het ritueel van
het stierengevecht .......... 40
2.2.1 Mogelijke functies van het stierengevecht
................................................................
42
2.2.1 Besluit
.........................................................................................................................
43
3 De coïtus binnen het spel van Eros en Thanatos
.....................................................................
44
3.1 Leven en dood binnen de man- vrouw verhouding: la petit mort
tot mourir de ne pas
mourir
......................................................................................................................................
45
DEEL II: MATADOR BINNEN HET OEUVRE VAN PEDRO ALMODÓVAR
1 Almodóvar en gender
...............................................................................................................
47
1.1 Genderproblematiek binnen Almodovar’s oeuvre: De visie van
Almodóvar op
genderontwikkeling en genderidentiteit
................................................................................
47
1.2 Genderverwarring binnen Matador
..................................................................................
51
-
4
2 De betekenis van seksuele perverties binnen Almodovar’s Oeuvre
........................................ 54
2.1 Sadisme en masochisme in Matador
................................................................................
55
2.2 Kijken en bekeken worden in Almodovar’s Matador
........................................................ 56
3 De symboliek van het suïcide-pact: eeuwig leven binnen de
verstrengeling van Eros en
Thanatos?
....................................................................................................................................
58
ALGEMEEN BESLUIT
Bijlage 1
Referenties
-
5
ABSTRACT
Via de lezing van Matador, de tragikomedie van de Spaanse
regisseur Pedro
Almodóvar, uitgebracht in 1986, trachten we de betekenis van de
veel voorkomende
genderproblematiek doorheen zijn oeuvre te achterhalen en
belangrijker –zijn visie
hierop te onderzoeken. Dit doen we met het oog op het
beantwoorden van onze
onderzoeksvraag: wordt genderontwikkeling al dan niet beïnvloed
door
sadomasochisme? Het onderzoek splitst zich hierbij op in twee
opeenvolgende delen. In
het eerste deel wordt het theoretisch fundament gebouwd.
Opeenvolgend worden de
concepten gender, ontwikkeling van het individu, sadisme en
masochisme uiteengezet.
Hierbij wordt consequent teruggegaan naar de oorsprong van de
begrippen om ze dan
via een onderzoek dat steeds Freud en Lacan doorloopt, te
exploreren. Hierbij wordt
steeds de afhankelijkheid van, en beïnvloeding door, het
heersende cultureel-sociaal-
politiek vertoog onderkend.
In het tweede deel gebeurt de projectie van de theorie op de
film Matador. Dit dient
echter vooraf gegaan te worden door een verdieping in de Spaanse
cultuur. Enkel op die
manier kunnen we het oeuvre van Almodóvar begrijpen. Dit leidt
ons naar het
stierengevecht waarvan we kort geschiedenis en functies zullen
weergeven. Op die
manier komen we tot een vergelijking van het stierengevecht met
de coïtus. Dit leidt ons
naar de vraag of er eeuwig leven is, via de gezamelijke dood
tijdens de coïtus.
-
6
INLEIDING
Zoals de titel reeds vermeldt zal in deze thesis getracht worden
om de invloed
van sadomasochisme op genderontwikkeling te onderzoeken en dit
in het bijzonder op
de film Matador van Almodóvar. De drieledige titel van deze
thesis geeft dan ook
meteen te kennen dat dit onderzoek zich zal richten tot drie
fundamentele concepten,
namelijk: sadisme, masochisme en genderontwikkeling. Het lijkt
dan ook aangewezen
deze begrippen eerst theoretisch te onderbouwen alvorens men
zich kan toespitsen op de
specifieke toepassing en relevantie ervan in Matador. Zo zal het
eerste deel van deze
thesis dan ook meteen die theoretisch achtergrond trachten te
voorzien. Het is natuurlijk
belangrijk om in het achterhoofd te houden dat een theoretische
onderbouw van een
concept nooit echt eenduidig te begrijpen valt. Elk concept en
de uiteenzetting ervan
ondergaat immers een evolutie, een gegeven dat van bij zijn
ontstaan, via elke herlezing
door een nieuw subject binnen een bepaalde stroming blijft
evolueren. Gedurende deze
ontwikkeling zal het verschillende discours kennen die zich van
elkaar onderscheiden
door een opeenvolging van breukvlakken en kantelingen. Het
discours bepaalt enerzijds
het theoretische kader waarin de onderzoeker het concept leest.
Anderzijds zal het dit
concept zelf gaan beïnvloeden en, sterker nog, mee bepalen.
Deel één zal beginnen waar de titel eindigt, namelijk met
genderontwikkeling. Om
hierbij tot een goed begrip te komen dienen we ons echter eerst
toe te spitsen op de
ontwikkeling van het individu op zich. Daarom zullen we de
ontwikkeling bestuderen
van het hulpeloze infans dat ontstaat uit de moeder-kind eenheid
(na het doorknippen
van de navelstreng) tot een volwassen individu met een eigen
gender en
genderverhouding (ons daarvoor baserend op voornamelijk Freud en
Lacan daar deze de
kanonieke auteurs zijn binnen het discours waarin deze thesis
wordt uitgebouwd). Men
mag bij deze ontwikkeling echter ook de invloed van externe
factoren niet onderkennen.
Gender moet dan ook opgevat worden als een product van een
bepaalde cultuur en
derhalve in die specifieke cultuur gekaderd worden. Daardoor zal
de evolutie van
gender en genderverhouding binnen de Spaanse cultuur van de
twintigste eeuw belicht
worden. Deze vormt immers de voedingsbodem voor de
totstandkoming van
Almodovars Matador.
-
7
Vervolgens gaan we over naar de studie van sadisme en masochisme
en zullen de visies
van de –voor ons onderzoek, of in ruimere zin, binnen ons
discours- relevante auteurs
bespreken. Als vertrekpunt nemen we het alom bekende en
eeuwenoude werk van
Vatsyayana, de Kamasoetra. Vervolgens verdiepen we ons in de
Psychopathia Sexualis
van Krafft-Ebing om zo over te gaan naar de interpretatie en
voortzetting van Freud.
Uiteindelijk eindigen we met de gedachtegang van Lacan en
spiegelen deze dan ook te
aan die van Freud. Ook hier gaan we deze fenomenen in een
sociaal-cultureel kader
plaatsen. We nemen opnieuw een kijkje in de Spaanse cultuur en
botsen al gauw op het,
voor Spanje immens typerend, stierengevecht. We erkennen het dan
als een ritueel dat
van onmiskenbare waarde is voor het begrijpen van deze cultuur
als ook een gebeuren
dat in dit hoofdstuk over sadisme en masochisme zeer relevant
is. Dit alles zal dan ook
van toepassing zijn wanneer we Matador zelf onder de loep
nemen.
We zullen het eerste deel van de thesis afronden met een studie
naar de coïtus en hoe we
haar dienen te begrijpen binnen het spel van Eros en Thanatos.
Deze studie maakt de
lezer warm voor –en bereid haar tegelijk voor op- het tweede
deel van de thesis waarin
de voorgaande onderwerpen besproken zullen worden vanuit de
lezing van de film
Matador als deel van het oeuvre van de Spaanse regisseur Pedro
Almodóvar.
In het tweede deel van de thesis trachten we dus, zoals gezegd,
om de vergaarde
theoretische kennis toe te projecteren op Matador. Opnieuw zal
er eerst gepolst worden
naar de visie van Almodóvar inzake genderontwikkeling en
genderidentiteit. De film
zelf en hoe die tot stand is gekomen zal hiervoor als primaire
bron dienen. We baseren
ons immers op de betekenis van gender voor de protagonisten en
trachten van daaruit
hun onderlinge verhoudingen te analyseren. Daarna worden de
seksuele perverties
binnen Almodóvars oeuvre blootgelegd en geïllustreerd aan de
hand van concrete
voorbeelden uit Matador.
We ronden tenslotte af met de vraag of de het suïcide-pact van
de hoofdpersonages
Diego en María hen het beoogde resultaat verschaft, namelijk
eeuwige verstrengeling.
Op die manier zal er dus systematisch getracht worden om vanuit
de theorie, zowel
psychologisch als sociaal-cultureel, een antwoord te vinden op
de geponeerde
-
8
onderzoeksvraag of er een verband bestaat tussen gender en
sadomasochisme en hoe dit
alles tot uiting komt in de film van Almodóvar.
-
9
DEEL I: THEORETISCHE ONDERBOUW VANUIT EEN PSYCHOANALYTISCHE EN
VANUIT
EEN SPAANS-ANTROPOLOGISCHE VISIE
1 De ontwikkeling van het individu en zijn gender
Om de ontwikkeling van gender binnen een individu te bestuderen
dienen we eerst en
vooral te komen tot een duidelijke uiteenzetting van het concept
gender. De term werd
oorspronkelijk enkel gebruikt om het verschil tussen mannelijke
en vrouwelijke
woorden in de taal te beschrijven, maar werd later door de
feministische bewegingen
gebruikt om een onderscheid te maken tussen man en vrouw dat
verder ging dan het tot
dan toe gebruikte anatomo-biologische onderscheid (Nicholson,
1994). Gender werd
voor het eerst onderscheiden van sekse in de jaren 1960, 1970.
Vermoedelijk was R.
Stoller de eerste die het concept introduceerde in Sex and
Gender: On the Development
of Masculinity and Femininity (Stoller, 1968). Hij onderscheidde
gender van sekse en
zag het als iets psychologisch, cultureel en sociaal
geconstrueerd. Sekse zag hij als een
biologisch gedetermineerd gegeven, bepaald door anatomie,
hormonen en fysiologie
(Candance & Zimmerman, 1987).
Deze verandering in denken werd bewerkstelligd door de
verschuiving van
mannelijkheid en vrouwelijkheid als onveranderbare biologische
gegevens, naar een
visie waar het belang van de sociale constructie van identiteit
primeerde (Nicholson,
1994). Het binaire denken –waar mannelijkheid en vrouwelijkheid
uitsluitend bepaald
zijn door de biologische sekse- was het gevolg van de eerdere,
door T. Laqueur
beschreven, verandering in „sex view‟ van de „one sex view‟ waar
vrouwelijkheid een
gedeterioreerde vorm van mannelijkheid was, naar de „two sex
view‟ waar
vrouwelijkheid en mannelijkheid als volledig verschillend worden
gezien (Laqueur,
1990).
De eerste die dit binaire denken verliet was Butler met zijn
theorie over het
constructivisme. Hij ziet genderidentiteit als afhankelijk van
het culturele vertoog
(Verhaeghe, 2002). Er is geen enkele vorm van homogeniteit noch
enige classificatie
van verschillende categorieën van gender. Dit heeft als grootste
gevolg dat
genderidentiteit vandaag de dag problematisch is geworden voor
elk subject
-
10
(Verhaeghe, 2002). We zijn verward door het ruime aanbod van
ongedefinieerde
keuzes.
Na deze introductie van het concept gender onderzoeken we
verschillende visies op
wanneer en vooral hoe het proces van genderontwikkeling in het
individu tot stand
komt. Hiervoor zullen we ons baseren op de visie van Freud. Hij
legt de ontwikkeling
van de infans tot een man of tot een vrouw met een identiteit
uit in: Drie
verhandelingen over de theorie van de seksualiteit (Freud,
1905), Het Ik en het Es
(Freud, 1923) en De driften en hun lotgevallen (Freud, 1915).
Voorts bekijken we de
ontwikkeling van het individu en zijn gender vanuit Lacans
visie, die grotendeels zal
inhaken op Freud maar tevens enkele belangrijke verschillen zal
introduceren.
1.1 Ontwikkeling van het individu en zijn gender van Freud tot
Lacan
In onderstaande tekst zullen we trachten te beschrijven hoe de
infans zich –na de
scheiding van de moeder door de geboorte- in interactie met de
omgeving, met de
opvoedingsfiguren en dit binnen een bepaalde cultuur en
maatschappij, tot een individu
zal ontwikkelen. De infans ontwikkelt zich echter niet zomaar
tot een individu. Op basis
van nature en nurture interacties zal de infans zich ontwikkelen
tot een individu met een
bepaalde genderidentiteit.
1.1.1 Ontwikkeling van de seksualiteit volgens Freud
Volgens Freud begint de ontwikkeling van de seksualiteit in de
vroege kindertijd.
Ontwikkeling van seksualiteit is dus een onderdeel van de
algemene ontwikkeling en
van het tot stand komen van het individu. Freud organiseert de
infantiele seksualiteit
aan de hand van vijf opeenvolgende fasen, in elke fase wordt het
libido gericht op een
specifieke lichaamszone. Deze ontwikkeling begint bij de orale
fase. Hierop volgen de
anale fase en de fallische fase. Uiteindelijk zal het kind het
Oedipuscomplex doormaken
om in de latente fase terecht te komen. Pas in de puberteit zal
de genitale fase zich
ontwikkelen (Freud, 1905).
Tijdens de orale fase wordt bevrediging gehaald uit het zuigen
en sabbelen, zonder
hierbij de opname van voedsel als directe doel te hebben. Dit is
een auto-erotische drift
-
11
die niet op andere personen gericht is, maar op het eigen
lichaam (Freud, 1905).
Vervolgens gaat het kind over naar de anale fase waarin de
zindelijkheid wordt
aangeleerd. Hier leert het kind gehoorzaamheid te tonen door het
afstaan van de
uitwerpselen op vraag van de moeder. Hij kan dit ook weigeren en
koppig de vraag van
de moeder naast zich neerleggen. De kern van de fallische fase
bestaat uit de oppositie
tussen het bezitten van de penis en het gecastreerd zijn. Hier
zal voor het eerst het
verschil tussen jongen en meisje geïntroduceerd worden. De fase
wordt gekenmerkt
door een grote interesse in de genitale zones en de urinaire
functies door de anatomische
en symbolische overlapping van het genitaal en het urethraal
apparaat (Mangini, 2001).
De angst de zorg en liefde van de ouders te verliezen door de
komst van een volgend
kind zorgt voor het bedenken van geboortetheorieën als antwoord
op de cruciale vraag
waar de kinderen vandaan komen. Het besef van het sekseverschil
leidt bij jongens tot
het castratiecomplex terwijl het bij meisjes tot penisnijd zal
leiden. Beide gaan er vanuit
dat alle mensen hetzelfde (mannelijke) geslachtsdeel bezitten
(Freud, 1905). De jongen
ziet het penisloze meisje en is bang de eigen penis te kunnen
verliezen. Hij kan aan
Verleugning doen waardoor er een splitsing van het Ego ontstaat.
Een deel van het Ego
ontkent het niet hebben van de penis bij het meisje terwijl het
ander deel er niet in slaagt
te ontkennen wat de zintuigen hebben waargenomen. Dit kan het
fundament betekenen
voor de latere perversie fetisjisme die als een bliksemafleider
fungeert voor de angst van
de man van „het andere‟ bij de vrouw (Verhaeghe, 2011).
Het meisje ervaart jaloezie bij het zien van de penis van de
jongen en ervaart haar eigen
clitoris als het minderwaardig equivalent. Ze verlangt ook een
penis te bezitten en
relateert dit bezit aan eigenwaarde en omnipotentie. Dit
masculiniteitscomplex moet
snel opgelost worden door het stopzetten van de concurrentie met
de jongen en het
anatomisch verschil te aanvaarden.
Bij meisjes verloopt het Oedipuscomplex moeilijker dan bij
jongens. Ze dienen afstand
te doen van hun eerste liefdesobject, de moeder. Vervolgens
dienen ze afstand te doen
van het incestueuze tweede liefdesobject, de vader. Het eerste
liefdesobject is dus zowel
bij de jongen als bij het meisje de moeder. Zij fungeert als
driftregulator. Wanneer het
meisje het anatomisch verschil tussen de jongen en zichzelf
beseft, legt ze de schuld
hiervan bij de moeder. Door deze lichamelijke inferioriteit aan
de jongen zal ze zich
-
12
passief moeten laten liefhebben in plaats van actief lief te
hebben. Haatgevoelens ten
opzichte van de moeder zorgen dat ze op deze passieve manier de
liefde van de vader
gaat opzoeken en hierbij het eerste liefdesobject achterlaat
(Lampl-De Groot, 1933).
Meisjes evolueren van castratiecomplex naar Oedipuscomplex door
het toekomstige
vooruitzicht een kind te krijgen, aan te nemen als troost voor
het niet hebben van de
penis (Deutsch, 1930). Dit substituut is echter onzeker en ligt
ver in de toekomst. Het
meisje heeft drie oplossingen om uit de oedipale fase te raken:
afstand doen van de
seksualiteit, volharden in de masculiniteit of zich open stellen
voor de vrouwelijkheid.
De jongen ondergaat een eenvoudiger Oedipuscomplex. Door de
narcistische wens zijn
lichaam intact te houden, vreest hij castratie door zijn rivaal,
de vader. Hij wordt
gedwongen zijn eerste liefdesobject, de moeder, los te laten
(Lampl-De Groot, 1933) en
via identificatie met de vader tracht hij een gelijkaardig
substituut voor de moeder te
vinden in een andere vrouw. Volgens Freuds uiteenzetting in Het
Ik en het Es (Freud,
1923b) loopt deze ondergang van het Oedipuscomplex echter niet
zo eenduidig. Er is
een primaire objectbezetting naar de moeder en tegelijk ontstaat
identificatie met de
vader. Wanneer deze objectbezetting naar de moeder in vaders weg
begint te staan kan
zowel een identificatie met de moeder ontstaan als ook kan de
identificatie met de vader
versterkt worden. Het Oedipuscomplex wordt dus vermoeilijkt door
de inmenging van
de oorspronkelijke biseksualiteit van het kind. Het Superego
ontstaat uit verschillende
positieve en negatieve identificaties met vader en moeder. Het
Ik-ideaal scheidt zich af
van het Ik en komt boven de rest van het Ik te staan. Sinds
Freuds theorie zijn
identiteitsontwikkeling en driftregulering onlosmakelijk met
elkaar verbonden
(Verhaeghe, 2006). Tijdens de primitieve orale fase wanneer we
nog moeilijk het
onderscheid zien tussen identificatie en objectbezetting, zal de
objectbezetting een
rechtstreeks gevolg zijn van de drift. Ze gaat uit van het Es
die erotische strevingen als
behoeften ervaart. Het nog zwakke Ik weet van deze
objectbezettingen en kan ze
aannemen of ze verdringen. Wanneer ze aangenomen worden kan het
Ik de trekken van
het object overnemen en zichzelf als liefdesobject van het Es
opdringen waardoor het
objectlibido een narcistisch libido wordt.
Vanaf het begin van de ontwikkeling is het kind volledig
afhankelijk van de ander.
-
13
1.1.3 Lacans visie op Freuds Drie verhandelingen
Het belangrijkste verschil dat Lacan maakt in zijn theorie over
de ontwikkeling van het
subject is dat hij de biologische visie van Freud achterwege
laat. Seksuele identiteit is
volgens Lacan niet aangeboren maar wordt geconstrueerd via
identificatie en via het
talige (Ragland-Sullivan, 1982). Voorts is een belangrijk gevolg
daarvan dat de fallus
als iets symbolisch wordt gezien dat het verschil introduceert
en via de oedipale fase de
intrede in het Symbolische mogelijk maakt. Volgens Lacan gebeurt
de ontwikkeling in
twee fasen (Verhaeghe, 2006).
Figuur 1: Het Spiegelstadium
Het identificatieproces loopt volgens het Imaginaire, via het
Reële naar het Symbolische
(Loontiens, 2003). De eerste tijd wordt door Lacan uitgewerkt in
Le Stade du miroir et
le formatteur du ‘Je’ (Lacan, 1949). Lacan baseert zich op de
tekst van Freud over het
narcisme, om de ontwikkeling van het Ik via het beeld in de
spiegel, te kunnen
begrijpen. Via de spiegel krijgt het subject een beeld
teruggeworpen als imago van het
eigen lichaam, waarmee het zich kan identificeren. In de eerste
fase van aliënatie zal het
kind zich identificeren met de representaties die de ander hem
aanbiedt, het dient samen
te vallen met het verlangen van de ander (Verhaeghe, 2006). De
duale relatie ontstaat
via de relatie met de eerste Ander. Het kind neemt zichzelf
slechts waar in vergelijking
met de Ander en tracht een lichamelijke eenheid tot stand te
brengen. Het extern imago
is het ideaal voor het Ik. Het Ik is echter verbrokkeld en kan
slechts een schijn van
eenheid bereiken via de voortdurende identificatie (Vanheule,
2005)
Desondanks is het subject niet gelijk te stellen aan een ik, het
is immers verdeeld. Deze
verdeeldheid is talig, Symbolisch. Dit omdat het antwoord van de
Ander niet genoeg is
als gevolg van het structurele tekort dat ontstond wanneer de
eenheid en totaliteit van
-
14
moeder-kind werd verbroken. Het verlangen ontstaat en zal de
drijfveer zijn die het
individu steeds weer aanzet tot een zoektocht naar de illusie
van eenheid (Ragland-
Sullivan, 1982).
In de oedipale fase ontstaat het triangulaire, de tweede ander
komt op de scène. Via de
taal en de symbolische vaderfunctie wordt het verschil tussen de
twee seksen en de twee
generaties ingevoerd. Het kind leert zichzelf en de Ander zien
door de ogen van de
Ander, en vraagt zich af wat zijn positie is tussen deze
(Verhaeghe, 2002).
Het kind kan een identiteit ontwikkelen door het aannemen van de
psychische castratie
door zich te onderwerpen aan de Wet (sociale conventies, taal,
regels), wanneer het kind
deze onderwerping weigert zal het geen sociaal functionerende
identiteit kunnen
vormen (Ragland-Sullivan, 1982).
1.1.4 Van “Que désire la femme” naar “Que veut-une femme”: Serge
André
André bestudeert in Que veut-une femme de continuïteit en het
verschil wat betreft het
ontstaan van (seksuele) identiteit in het onderzoek van Freud
naar Lacan. Volgens hem
wordt het werk van Freud door vier bepaalde thema‟s gekleurd.
Deze helpen ons op pad
in de zoektocht naar de vrouwelijke seksualiteit. De thema‟s
zijn: biseksualiteit, libido,
het verschil tussen de seksen en de verdeeldheid van het subject
en tenslotte het vrouw-
worden (André, 1986).
Over de notie van biseksualiteit in Freuds oeuvre wijst André
ons op diens vertrekpunt
van de monoseksualiteit. Er is slecht één libido, een mannelijk
libido. De vrouw dient
dit te verdringen om vrouwelijk te worden. De pulsie wordt dus
niet georganiseerd via
een fundamenteel verschil tussen man en vrouw, maar via een
actieve versus een
passieve positie.
Het feit dat libido enkel mannelijk is komt er op neer dat de
vrouw geen seksueel leven
kan hebben –buiten de hysterische crisis- en dus frigide is. Dit
is dan ook de
belangrijkste reden voor Freud om het concept libido anders te
gaan organiseren. Het
libido wordt opgedeeld in een libido van het Ik en een
objectlibido. Hij doet er nog een
schepje bovenop, de tegenstelling tussen actief en passief en de
tegenstelling tussen Ik-
libido en objectlibido wordt nog eens opgevolgd door „het hebben
van de penis‟ en „het
niet hebben van de penis‟. Hierdoor ontstaat de oppositie tussen
mannelijkheid en
-
15
vrouwelijkheid waarbij mannelijkheid wordt gekenmerkt door
vrees, hij is immers bang
de penis te zullen verliezen. Vrouwelijkheid wordt gekenmerkt
door nijd, ze wenst net
als de jongen ook een penis te bezitten. De vrouw moet het
masculiniteitscomplex
overwinnen om vrouw te worden. In Freuds vroegste gedachtegang
tracht de jongen de
liefde van de moeder te winnen terwijl het meisje de liefde van
de vader probeert te
veroveren. Later gaat hij ervan uit dat zowel de jongen als het
meisje in een eerste fase
gericht zijn op de liefde van de moeder. Het meisje dient dan in
een tweede fase de
overgang te maken van de liefde van de moeder naar de liefde van
de vader. Dit doet ze
omdat ze de moeder de schuld geeft van haar „niet hebben van de
penis‟.
Freud ging dus uit van een complementariteit tussen man en vrouw
gebaseerd op een
anatomisch verschil. Lacan antwoordt hierop met een „il n‟y a
pas de rapport sexuel‟
naar een „il n‟y a pas de signifiant du sexe féminin‟. Hij
schuift een verschil van twee
soorten jouissance naar voor in de plaats van een verschil
tussen twee genders.
Vrouwelijkheid komt dan overeen met één bepaalde jouissance,
biseksualiteit is dan een
bijouissance. Fallus en castratie zijn geen obstakels meer voor
de vrouwelijkheid, ze
zijn de voorwaarden om een vrouw te worden (André, 1986).
1.1.5 Besluit
Het belangrijkste verschil tussen de visie van Freud en die van
Lacan in verband met de
ontwikkeling van het infans tot een geseksueerd individu ligt in
het feit dat Lacan
Freuds Reële concepten als Symbolisch begrijpt. Freud keek dan
ook vanuit een
biologisch-organisch standpunt. De seksuele verhouding was zijns
inziens mogelijk. De
duidelijke genderverhouding in tijden van het patriarchale
discours van Freud was
hiervan de oorzaak. De rolverdeling tussen man en vrouw liet
weinig ruimte voor keuze.
Lacan stelt hier tegenover “le rapport sexuel n‟existe pas”. De
verhouding tussen de
man en de vrouw bestaat niet –net als de vrouw en dus ook de
man, niet bestaan. Er zijn
slechts vele mogelijke verhoudingen (André, 1986). Gender en
identiteit kennen dus een
algemene ontwikkeling via het Imaginaire, het Symbolische en het
Reële, maar de
invulling blijft een individuele zoektocht die gedurende de hele
levensloop blijft
ontwikkelen. Beknopt komt dit alles neer op enerzijds er bestaat
geen genderidentiteit,
-
16
la femme n‟existe pas en anderzijds de genderverhouding bestaat
niet, il n‟y a pas de
rapport sexuel.
1.2 Gender en man- vrouw verhouding binnen de Spaanse cultuur:
naar het
postmoderne post-Franco tijdperk
Zoals in alle landen zal ook Spanje evolueren van een sterk
patriarchaal getinte
samenleving naar een meer matriarchale. Dit is een evolutie die
natuurlijk niet van
vandaag op morgen plaats vindt aangezien het hier gaat om een
verandering van
diepgewortelde waarden en normen (Deriu, 2009). Dit moeilijke
proces blijkt, volgens
Jonsson, uitermate problematisch voor Spanje aangezien het in
dit land niet enkel door
de sociale conventies en de ingebakken waarden wordt afgeremd,
maar ook door
externe factoren. De belangrijkste obstakels voor de gelijkheid
tussen man en vrouw
vormen namelijk: de invloed van de Katholieke Kerk, de dictatuur
van Francisco “el
Caudillo” Franco en de traditionele familiestructuur welke het
Spaanse gezin erop na
houdt (Jonnson, 2008). In wat volgt zal de ontwikkeling van het
Spanje in de twintigste
eeuw op sociaal-politiek vlak belicht worden met het oog op de
schommelende man-
vrouw verhouding.
In het begin van de twintigste eeuw merkte de Spaanse vrouw dat
de vrouw in het
buitenland van een grotere vrijheid genoot. Deze gewaarwording
spoorde haar er toe
aan zich ook meer in te zetten voor de gelijkheid der geslachten
in haar land. Dit
verlangen kadert zich in een sociaal-politieke ommekeer welke
plaatsvindt aan het
begin van de jaren 1930.
Op 14 april 1931 winnen de republikeinen de
gemeenteraadsverkiezingen waardoor
Alfonso XIII Spanje verlaat en de monarchie plaats ruimt voor
een republiek, de
zogenaamde Segunda República Española is een feit. Deze
overwinning gaat gepaard
met een tendens tot modernisatie. Zo zullen de sociale
omstandigheden verbeteren, de
industrie geoptimaliseerd worden en de culturele activiteiten
een heuse bloeiperiode
ondergaan (Collard, 2007). Bustillo merkt ook op dat de rechten
van de vrouw in deze
stroomversnelling terecht zijn gekomen. Ze onderstreept namelijk
dat de Republikeinen
zorgden voor meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen (Jonnson,
2008). In 1931, bij
-
17
de opstelling van „La Constitución1‟, verkregen de vrouwen het
stemrecht en een jaar
daarop werd tevens ook toegestaan dat de vrouw het recht had te
scheiden (Collard,
2007). Doch kennen deze –schijnbaar positieve - veranderingen
die „la Segunda
Republica‟ poogde door te voeren weinig succes. Al van bij het
begin kende het veel
tegenkanting van ondermeer de Kerk en de, onder de invloed van
Duitsland en Italië,
groeiende fascistische fracties. Het kon ook op weinig steun
rekenen van het volk zelf.
Hierdoor was deze republikeinse opflakkering echter van korte
duur (Gibson, 1993).
In 1935 wordt Franco benoemd tot 'Jefe de Estado' en verkrijgt
hij bij deze genoeg
politieke invloed om een staatsgreep te plannen (Gibson, 1993).
In 1936 breekt er een
burgeroorlog uit, waarbij de fascistische partij de bestaande
orde omver wil werpen. Na
een bloederige episode van ongeveer 3 jaar komt de oorlog ten
einde en doopt Franco
het republikeinse Spanje om tot een dictatuur die stand zal
houden tot aan zijn dood in
1975 (Collard, 2007). Wat deze politieke ommekeer betekent voor
de verhouding tussen
de seksen vat Jonsson mooi samen wanneer ze zegt: "Con la
victoria franquista las
mujeres españoles perdieron todos los derechos recién adquiridos
y se enfrentaron a
años de sufrimiento solo por el hecho de ser mujeres (Jonnson,
2008, 4) 2".
Parallel aan het regime van Franco kan men de structuur plaatsen
binnen de Spaanse
familie. De familie moet gezien worden als een unie, waarin elk
lid een schakel vormt
in een ketting, waarbij dus het individu - en dus ook de
individuele ontplooiing -
ondergeschikt is aan het collectief (Jonnson, 2008). Deze
structuur is sterk hiërarchisch
en patriarchaal. Manuel Castells definieert deze structuur als:
"El patriarcado es la
estructura familiar básica [...]. Se caracteriza por la
autoridad, impuesta desde
instituciones, de los hombres sobre las mujeres y sus hijos
[...]. 3" (Deriu, 2009). Edita
Mas-Lopéz beschrijft in haar werk La mujer española en la España
democrática de hoy
hoe die structuur er dan precies uitzag. De man vormt het hoofd
van het gezin, hij is de
1 ‘La Constitución’ werd goedgekeurd door Niceto Alcalá Zomora
op 9 december 1931 en bleef van
kracht tot het einde van de Spaanse Burgeroorlog in 1939. Het
bestond uit negen hoofdstukken die ondermeer de staatsstructuur
bepaalden, de territoriale verdeling vast legde, de
godsdienstvrijheid introduceerde, etc. (Tussel, J. (1974), Historia
de la democracia cristiana en España, Edicusa, Madrid.) 2Eigen
vertaling: " bij de overwinning van Franco verloren de Spaanse
vrouwen alle recent verkregen
rechten en ze werden geconfronteerd met jaren van kwelling,
enkel en alleen door het feit dat ze vrouw waren." 3Eigen
vertaling: "Het patriarchaat is de basische familiestructuur [...].
Het wordt gekenmerkt door
autoriteit, opgelegd door instellingen, van de mannen t. o. v.
de vrouwen en de kinderen." (Castells, M. en Gimeno, C. M. (1998),
La era de la información: economía, sociedad y cultura, Siglo XXI,
Madrid: 160)
-
18
beschermer en de broodwinner. De vrouw vormt dan zijn tegenpool.
Zij is de huisvrouw
en de moeder en hoort daarom ook - zonder toestemming van de man
- het huis niet te
verlaten4. Aangezien zij dus niet kan en mag gaan werken is zij
financieel afhankelijk
van de man. Historisch gezien is dit echter altijd het geval
geweest, het is derhalve niet
volledig toe te schrijven aan de dictatuur van Franco alleen,
enkel in La Segunda
República werd deze structuur wat gematigd (Alberdi, 1999). Het
verloop van het leven
van elke Spaanse vrouw ligt dus al vast van voor de geboorte.
Het is dan ook wenselijk
dat zij zo rap mogelijk een man vindt anders blijft zij
afhankelijk van haar familie.
Eenmaal getrouwd verliest ze al haar kleur en individualiteit,
ze hoort te denken wat de
man denkt, hem bij te staan aan zijn zijde en zich voorts enkel
bezig te houden met haar
uiterlijk (Jonnson, 2008). Ook Almodóvar komt tot dit inzicht
wanneer hij in zijn film
Matador zelf het heft in handen neemt. Hij – de regisseur-
speelt de rol van regisseur
van een modeshow, waarin Eva –een van de hoofdpersonages-
meeloopt. In de
modeshow dient als een lijkbleke bruid te verschijnen in een
bloedrood trouwkleed. Het
Het feit dat ze lijkbleek is geschminkt en de rol van „dode‟
opneemt komt overeen met
het loslaten van haar individualiteit, en kleur (infra: DEEL II
1.2 Gender en man- vrouw
verhouding binnen de Spaanse cultuur). Almodóvar uit hiertegen
zijn protest door de
bruid haar macho echtgenoot te laten neerschieten. Hierbij
verklaart hij nog op een
ironische manier het belang van het huwelijk namelijk “Sin bodas
no hay vestidos de
novia5”.
Huwelijk heeft dus nog steeds meer weg van een sociaal verbond
dan van een
verbintenis tussen twee geliefden (ook al sluit uiteraard het
ene het andere niet uit)
(Deriu, 2009). Doch mag men, ondanks dat de ouders het recht
hadden om een huwelijk
te verbieden, niet denken aan een verplichte verbintenis in
stricto sensu noch dat deze
4 Alberdi, 1982, 99-100: Se contempla, por tanto, la posición
peculiar de la mujer casada en la sociedad
conyugal, en la que, por exigencias de la unidad matrimonial,
existe una potestad de dirección que la naturaleza, la religión y
la historia atribuyen al marido( Ley 4 julio 1970)" wat we kunnen
vertalen als: We beschouwen dus de specifieke situatie van de
getrouwde vrouw in de maatschappij binnen het huwelijk, welke door
de eisen van de eenheid in het huwelijk, bestaat in macht van
richting door de natuur, de religie en de geschiedenis toeschrijven
aan de man. 5 Eigen vertaling: zonder huwelijk geen trouwkleedjes
wat zoveel wil zeggen als, het enige waarde in het
huwelijk is het feit dat ze ervoor zorgt dat hij als designer
trouwkleedjes kan ontwerpen en een modeshow kan regiseren.
-
19
zou zijn opgedrongen door de ouders (Alberdi, 1999).
Om de burgeroorlog tot een goed einde te kunnen brengen krijgt
Franco echter veel
steun van de Katholieke Kerk die hem beschouwt als een
kruisvaarder. De Kerk heeft
immers een heuse tik gekregen bij het opstellen van 'la
Constitución' aangezien deze een
zekere godsdienstvrijheid stipuleert (Collard, 2007). In een
gelovige samenleving als
die van de Spanjaarden heeft de Kerk - niet officieel, dan wel
officieus - een voelbare
invloed. Die invloed zal er voor zorgen dat de patriarchale
normen intact worden
gehouden en dat hiërarchische verhouding tussen man en vrouw zal
blijven
voortbestaan. Zo zal de justitie ten tijde van Franco in handen
vallen van de Kerk. Het
recht op abortus wordt afgeschaft6 en de anticonceptiemiddelen
verboden (Jonnson,
2008). Ook zal het sacrament van het huwelijk beschermd worden
en zal de vrouw alle
recht op scheiding verliezen (Gibson, 1993).
Met de dood van Franco in 1975 komt er een einde aan een donker
hoofdstuk in de
Spaanse geschiedenis. De fakkel wordt doorgegeven aan Juan
Carlos I die onmiddellijk
een vredige overgang van de dictatuur naar een parlementaire
monarchie7 in gang zet
en veranderingen aanbracht in de grondwet. Hij zal de zogenaamde
'Transición' inluiden
die zal duren van 1975 tot 1978, het jaar waarin het referendum
van 'La Constitución
Democrática' wordt goedgekeurd (Collard, 2007) en de Katholieke
Kerk zijn
conservatieve grip op de maatschappij moet lossen (Jonsson,
2008). In 1981 wordt
hierdoor de hiërarchische structuur voorgoed doorbroken en de
grondwet pleit dan ook
sterk voor de gelijkheid tussen de geslachten (Alberdi, 1999).
Vanaf nu mag een
getrouwde vrouw gaan werken en worden de plichten ten opzichte
van het gezin gelijk
verdeeld. Ze heeft zeggenschap over haar eigen financiën terwijl
de man nog steeds de
familie financiën beheert. Overspel wordt nu ook erkend bij
mannen -aangezien een
man vroeger seksuele gemeenschap mocht hebben met wie hij maar
wou - en het
6 De wet op het toelaten van arbortus blijkt vandaag de dag,
ondanks alle vernieuwde wetgevingen, nog
steeds niet haalbaar. Het is enkel toegestaan wanneer er sprake
is van een verkrachting, het leven van de moeder in gevaar zou
kunnen komen of er een misvorming van de foetus optreedt. (Jonnson,
2008) 7 "España se constituye en un Estado social y democrático de
Derecho, que propugna como valores
superiores de su ordenamiento jurídico la libertad, la justicia,
la igualdad y el pluralismo político (Art.1, pár. 1 de la
Constitución)"; eigen vertaling: "Spanje wordt een sociale staat
met een democratisch rechtssysteem dat pleit voor de hogere waarden
van de juridische orde, zoals: vrijheid, justitie, gelijkheid en
politiek pluralisme."
-
20
vaderschap mag nu ook onderzocht worden. Tevens heeft de vrouw
nu ook het recht om
een scheiding aan te vragen (Alberdi, 1982). Deze positieve
evolutie wat betreft de
gelijkheid tussen man en vrouw zet zich nog steeds voort. Het is
zo dat er nu meer en
meer vrouwen afstand nemen van hun 'opgelegde' rol als
huismoeder en buitenshuis
werken8.
Het is duidelijk dat de weg naar gelijkheid lang heeft geduurd
en vervolgens zeer abrupt
tot stand is gekomen. Vanaf de jaren 1980 is het dan ook aan een
exponentiële snelheid
blijven evolueren. Volgens de wet geldt er nu wel gelijkheid
tussen de twee geslachten
maar officieus zal, door de waarden en normen die zich gedurende
eeuwen hebben
gevormd, dit echter in veel mindere mate het geval zijn. Zo
merkt Gibson op dat zelfs
het Spaanse taalgebruik, op het gebied van seksualiteit, in het
begin van de jaren 1990
nog steeds seksistisch getint is. Zo stelt hij wast dat bij het
woord 'gozar (genieten)' als
uitleg in de woordenboek volgende verklaring werd gegeven:
"conocer carnalmente a
una mujer". Door "a una mujer" toe te voegen ontkent het
woordenboek nog steeds dat
de vrouw in staat is om tot een orgasme te komen, en dit deze
geneugten enkel
toebedeeld zijn aan de man (Gibson, 1993, 137).
Er zijn ook vele factoren die de consolidering van de gelijkheid
der seksen
tegenwerken. Ten eerste moet men een onderscheid maken tussen
het Spaanse
platteland en de steden. In de rurale gebieden, welke sowieso
minder onderhevig zijn
aan vernieuwing, zal de gevestigde structuur nog lang volharden
(Jonsson, 2008). Ten
tweede bestaat een familie uit drie generaties, waarvan elke
generatie zowat elke
periode van deze evolutie vertegenwoordigt. De bejaarden zitten
nog diepgeworteld in
het Franco-tijdperk, terwijl de ouders in hun jeugd de overgang
hebben meegemaakt en
de jeugd van vandaag enkel nog deze gelijkheid kent. Het kan dus
gebeuren dat de
oudste generatie met oordelende ogen „neerkijkt‟ op de huidige
generatie waardoor die
zich zouden kunnen schamen of terughoudend handelen. Als
laatste, en misschien wel
belangrijkste, remmende factor is er het machismo dat sinds jaar
en dag ingeburgerd is
bij de Spaanse man, of om het met de woorden van Pedro Zerolo te
zeggen: "Quien no
8 Soledad Miguel merkt immers op dat in 1975 Spanje het hoogste
en twintig jaar later het laagste
geboortecijfer van Europa kende. Wat wijst op een verschuiving
van de prioriteiten van de vrouw (Soledad, M. (1997). España, Lund,
283).
-
21
reconozca que sigue existiendo machismo en nuestro país es que
no ve la realidad
9(Enkidu Magazine, 2007)".
'Machismo' kan het best gezien worden als het antoniem van het
meer bekende
feminisme. Het houdt in dat een man zich als superieur aan de
vrouw ziet. Een
ingesteldheid die het best kan gekaderd worden en tevens ook tot
uiting kan komen in
een patriarchaal systeem. Een hiërarchische structuur welke zeer
plots haar einde kende.
Doch kan men er niet van uitgaan dat hierbij ook deze
gedachtegang even snel weer zou
verdwijnen. De nieuwe gelijkheid impliceert namelijk dat de
nieuwe verhouding tussen
man en vrouw, om het in de woorden van A. Gidden te formuleren,
een relazione pura
is. Deze pure relaties zijn gefundeerd op gelijkheid,
individualiteit, emoties en
communicatie (Gidden, 1995, 68). Deze vorm van echtelijk omgang
is vreemd aan de
man en zet dan ook geheel zijn leefwereld op zijn kop. Hij wordt
gedwongen om een
nieuw evenwicht te zoeken in het leven en op een andere manier
om te gaan met de
vrouw. Deze verandering heeft als psychologisch gevolg dat de
man zijn gevoel van
controle verliest (Deriu, 2009). Wanneer de man niet in staat is
zich aan te passen, of dit
nieuw evenwicht niet weet te vinden kan dit alles resulteren in
expliciet en systematisch
partnergeweld- zowel psychologisch als fysiek- tot zelfs
doodslag (Jonsson, 2008).
Deze combinatie van enerzijds machismo en anderzijds de snelle
emancipatie van de
vrouw zorgt ervoor dat in Spanje het partnergeweld enorm stijgt
en de absolute
emancipatie misschien achter gesloten deuren nog helemaal niet
aan de orde is. De
grootste oorzaak volgens Deriu is het vervagen van de duidelijke
grenzen - van vroeger
- tussen man en vrouw en hun rol in de maatschappij. Ze voelen
zich ook ontmand en
zelfs slechts bijzaak in de voortplanting (lees: de groeiende
macht die de vrouw heeft
over de conceptie met de emancipatie en de
anticonceptiemiddelen) (Deriu, 2009).
Het is duidelijk dat de ontwikkeling en de verhouding tussen
mannen en vrouwen in
Spanje al heel ver staat en daarvoor een hele weg heeft moeten
afleggen. Het mag echter
nog niet gezegd worden dat deze evolutie al zijn hoogtepunt
heeft bereikt en derhalve
voltooid is. Het volgende citaat van Jonsson lijkt dan ook
ideaal om hier te besluiten:
"[...] hemos visto mujeres trabajando de toreros, [...]
(Jonsson, 2008, 20)10
”. Dit citaat
9 Eigen vertaling: Wie niet inziet dat machismo vandaag de dag
in ons land nog bestaat, ziet de realiteit
niet in. 10
Eigen vertaling: “[…] Vandaag de dag kan de vrouw zelfs
stierenvechter worden, […].”
-
22
toont aan dat zelfs er zelfs in het stierenvechten al vrouwen
aanwezig zijn, een culturele
activiteit die Spanje typeert en bol staat van de mannelijkheid.
Een cliché dat
Almodóvar doorheen zijn oeuvre ontkracht (infra:
Genderverwarring binnen Matador).
2 Sadisme en masochisme versus sadomasochisme
Nu we het concept gender beschreven hebben en de daarbij horende
sociale en politieke
factoren die invloed kunnen hebben op de genderverhouding in
Spanje, zullen we in het
volgende onderdeel teruggaan naar de oorsprong van de concepten
sadisme en
masochisme. De ideeën van de – binnen ons discours-
belangrijkste schrijvers die zich
aan een definiëring en zelfs verklaring van deze begrippen
waagden zullen hierin
worden uitgewerkt. We zullen hier vooral de eventuele link die
elk van de auteurs legt
tussen sadisme, masochisme en gender, onder de loep leggen. Voor
dit onderzoek gaan
we terug naar het sadisme en masochisme avant la lettre die
reeds beschreven staan in
de Kamasoetra. Vervolgens trekken we naar Krafft-Ebing, de
eerste auteur die het
sadisme en masochisme definieerde, op basis van de werken van
Markies de Sade en
Sader-Masoch. Vervolgens zullen we de studie van Freud over het
sadisme en
masochisme onderzoeken, waarvan we nu al vermelden dat Freuds
visie in twee tijden
dient gedacht te worden, waarbij de tweede tijd een resolute
ommekeer betekent van de
eerste tijd. Over Freud trekken we naar de studie van Deleuze
die een radicale breuk
maakt met zowel Freuds eerste als tweede tijd. Zoals de titel al
doet vermoeden komt
deze breuk neer op het achterlaten van Freuds sadomasochistisch
transitivisme, dat we
hieronder uitgebreid zullen bespreken. Lacan treedt in de
voetsporen van Deleuze in
zijn definiëring van sadisme en masochisme. Nadat deze visie
onderzocht is zullen we
dan ook tot een voorlopig besluit trachten te komen op onze
vraagstelling of er al dan
niet een verband is tussen sadisme, masochisme en gender en waar
deze dan haar
oorsprong vindt.
2.1 De studie over sadisme en masochisme binnen de psychologie
van
Krafft-Ebing tot Lacan
-
23
2.1.1 De Kamasoetra
Wanneer we Vatsyayana‟s Kamasoetra openslaan (Tieken, 2008) en
door zijn
didactische beschrijvingen van erotische handelingen dwalen,
worden we reeds
geconfronteerd met het sadisme avant la lettre uit de tweede
eeuw van onze jaartelling.
Enkele opvallende hoofdstukken die in het tweede boek Vrijen en
seks trekken onze
aandacht. Daarom zullen we ons verder verdiepen in volgende
hoofdstukken: hoofdstuk
4 Nagelkrassen, hoofdstuk 5 Tandafdrukken, lokale zeden en
gebruiken en hoofdstuk 7
Slaan. Vervolgens lijkt ook hoofdstuk 8 De vrouw in de rol van
de man een interessante
bijdrage voor ons onderzoek te kunnen leveren, om de eerste
„sadistische‟ handelingen
en hun verband met gender in het tweede eeuwse Indië te
begrijpen.
“Als een man op de borst van een hem onbekende vrouw een
nagelkras
ziet die van grote afstand goed zichtbaar is, groeit zijn ontzag
en in
gelijke tred daarmee, zijn verlangen. Een man die over zijn
gehele
lichaam op de gekste plekken met krassen is bedekt maakt zelfs
de meest
degelijke vrouw helemaal gek (Tieken, 2008, 80).”
Dit fragment toont aan dat zowel man als vrouw op allerlei
wijzen krassen en bekrast
worden. Het krassen en bekrast worden is voor beide seksueel
opwindend en wordt
geenszins gelinkt aan mannelijkheid of vrouwelijkheid. Dezelfde
conclusie trekken we
bij het bijten (Tieken, 2008, 80-81). Belangrijk zijn de lokale
zeden en gebruiken die
per streek verschillen. Vrouwen en mannen dienen zich in het
seksuele spel te houden
aan de lokale streekgebonden gebruiken.
Toch schemert een verband tussen mannelijkheid en sadisme, en
vrouwelijkheid en
masochisme reeds tussen de regels wanneer we bij hoofdstuk 7
komen.
“Ruwheid en driestheid kenmerken een geprikkeld man,
hulpeloosheid,
geduld, verdraagzaamheid en lijdzaamheid de vrouw.
Het kan gebeuren dat onder invloed van passie, of omdat een
bepaalde
techniek ertoe noodt, de man de lijdzaamheid van de vrouw
aanneemt en
de vrouw de ruwheid van de man.
-
24
Maar dat is nooit voor lang, want aan het eind vallen ze vanzelf
weer
terug in het oude patroon (Tieken, 2008, 89).”
In hoofdstuk 8 komt de vrouw in de rol van de man te staan, ze
heeft dan letterlijk de
touwtjes in handen en slaat, schopt en bijt erop los.
We zullen besluiten dat, hoewel in de Kamasoetra verschillende
beschrijvingen van aan
pijn beleefde lust worden uitgediept, er geen vaste rol is van
actieve of passieve positie
naargelang de sekse. Streekgebonden zeden en gebruiken lijken
prioritair. De aan pijn
beleefde lust en het achterlaten van sporen hiervan op het
lichaam primeert op enige
fantasie en voorstelling van onderwerping of vernedering.
2.1.2 Richard Von Krafft-Ebing
Richard Von Krafft-Ebing is de eerste die de termen masochisme
en sadisme gebruikte
in zijn werk Psychopathia Sexualis (Krafft-Ebing, 1893).
Krafft-Ebing leefde aan het
einde van de negentiende eeuw en bevond zich in een discours van
de Duitse
classificatiesystemen van neurose en psychose. Krafft-Ebing
wordt echter geïnspireerd
door de Franse psychiaters Esquirol en Morel die reeds de
perversie onderzochten en ze
binnen de degeneratieve theorie11
als erfelijke aandoening zagen (Marginet, 1995).
Seksuele afwijkingen werden volgens Krafft-Ebing in vier
categorieën verdeeld
namelijk de paradoxia, de anesthesia, de hyperesthesia en de
paresthesia (Krafft-Ebing,
1893) die alle behoorden tot de névroses cérébrales. Sadisme en
masochisme vinden we
terug in de laatste categorie, namelijk de paresthesieën,
waarbij de seksuele lust
gekoppeld wordt aan een verkeerd object of met een verkeerd doel
en waarvan de
bevrediging niet bijdraagt tot het in stand houden van de
menselijke soort. Om het
sadisme te omschrijven verwijst Krafft-Ebing naar de markies De
Sade 12
die de perverte
11
Morel (1809-1873) ontwikkelde zijn degeneratietheorie door de
kennis opgedaan in het Salpêtrière te combineren met de kennis van
biologie, filosofie en religie. Volgens hem was de mens als een
ideaal wezen door God geschapen. De variaties op dit ideaal wezen
konden normaal of pathologisch zijn. Dit laatste gebeurde dan door
de degeneratie. Een bepaalde samenhang van gebruiken, klimaat,
voeding, werk, … zorgt dan bij een bepaalde groep mensen voor
pathologische variaties (Pichot, 1984). 12
Donatien Alphonse François de Sade (Parijs, 2 juni 1740 –
Charenton-Saint-Maurice, 2 december 1814) was een atheïst met
materialistisch mensbeeld. Zijn belangrijkste idee was dat iedere
mens zijn individuele hartstochten moest laten botvieren ten koste
van de ander, met allerlei misdaden en
-
25
combinatie van lust en wreedheid introduceerde in de Franse
literatuur. Bij de man is
sadisme slechts een pathologische overdrijving van een normale
nood tot het
overmeesteren van de vrouw. Krafft-Ebing legt hier de basis van
de koppeling actief,
mannelijkheid en sadisme. Zijn beschrijvingen gaan van het slaan
van de vrouw over
necrofilie naar een symbolisch sadisme waar de vrouw vernederd
dient te worden. Een
aparte categorie is voorbehouden voor het sadisme bij de vrouw
dat hij echter beschrijft
als een zeldzaamheid. Slechts twee casussen volgen en een meer
diepgaande uitleg over
de oorsprong van het sadisme bij de vrouw dan de samenhang van
lust en wreedheid als
gevolg van de voortplantingsdrift blijft Krafft-Ebing ons
schuldig.
Het masochisme leidt hij af van het literaire werk van
Sacher-Masoch13
en beschrijft hij
als de voorstelling en de wil onderworpen te zijn, mishandeld en
vernederd te worden.
Hij beschrijft hoe de mannelijke masochisten geen vrouwelijke
kenmerken bezitten, en
vermoedt dat het bij masochisme allemaal draait om een absolute
macht over leven en
dood. Hij beschrijft hoe sadisme en masochisme zich vaak met
elkaar versmelten en in
elkaar kunnen overgaan, en besluit hieruit dat ze eenzelfde
effect op het libido
teweegbrengen (Krafft-Ebing, 1893, 144-145).
2.1.3 Freud
Vervolgens bespreken we de belangrijkste ideeën in Freuds visie
over sadisme en
masochisme. Zoals eerder vermeld zullen we deze zoektocht
opsplitsen in twee tijden.
In de eerste tijd zag Freud masochisme als voortvloeiend uit het
sadisme, terwijl hij in
de tweede tijd het bestaan van een primair masochisme
onderkent.
Wanneer Freud het concept masochisme voor het eerst gebruikt
ziet hij het als afgeleid
uit het sadisme. Masochisme is voor hem niet primair aanwezig in
het subject. Het
subject wil immers, het lustprincipe nastrevend, zoveel mogelijk
lust opzoeken en
vermijdt hierbij elke vorm van onlust (Freud, 1905). Deze visie
brengt hij in Drie
verhandelingen over de theorie van de seksualiteit en in De
driften en hun lotgevallen.
seksuele aberraties als gevolg, uitvoerig door hem beschreven in
zijn werken (http://nl.wikipedia.org/wiki/Markies_de_Sade). 13
Leopold von Sacher-Masoch (Lemberg, 27 januari 1836 – Lindheim,
9 maart 1895) was een vertegenwoordiger van de lage Oostenrijkse
adel die bekend werd om zijn literaire uitbeelding van het
verlangen naar seksuele onderwerping uitgewerkt in zijn literair
oeuvre
(http://nl.wikipedia.org/wiki/Leopold_von_Sacher-Masoch).
-
26
Een kind wordt geslagen is een expliciete studie naar dit
masochisme dat we later in dit
onderzoek uitvoerig zullen bespreken.
Wanneer Freud dit onderwerp voor het eerst aanhaalt in 1905 bij
de studie van de
ontwikkeling van de seksualiteit klasseert hij sadisme en
masochisme zijnde fixaties van
voorlopige seksuele doelen binnen de seksuele aberraties. Freud
noemt ze de
belangrijkste en meest voorkomende perversies. Hij verwijst naar
de auteur Schrenk
Notzing die de nadruk legt op de algolagnie, i.e. de aan pijn
beleefde lust, en bouwt
verder op het idee van Krafft-Ebing die de nadruk legt op de aan
allerlei vormen van
vernedering en onderwerping beleefde lust waarbij de fantasie
van de onderwerping
belangrijker is dan de pijn zelf. Krafft- Ebing zag
sadomasochisme dus als een geheel
en maakte hierbij twee veronderstellingen. Eerst legde hij het
enige verschil tussen de
twee perversies in de omkering van actief naar passief,
vervolgens ging hij er vanuit dat
masochisme een pathologische overdrijving van vrouwelijke
trekken was (Ramsour,
2002).
Freud legt, voortbouwend op Krafft-Ebing, de wortels van het
sadisme in de agressie.
Sadisme is voor hem een neiging tot overweldigen die bij elke
man aanwezig is, maar
teveel nadruk heeft gekregen en zich als zelfstandig geworden
actieve component van
de geslachtsdrift is gaan gedragen. Ze behoort enkel tot de
perversies wanneer
onderwerping en mishandeling van het subject exclusief wordt
gekoppeld aan de
seksuele bevrediging (Freud, 1905).
Onder masochisme verstaat hij alle passieve houdingen ten
opzichte van het seksueel
leven en het seksueel object. Enkel bij de extreemste vorm wordt
bevrediging
gekoppeld aan fysieke of psychische pijn door het seksueel
object (Freud, 1905).
Freud verdedigt in Drie verhandelingen de visie dat masochisme
veel verder van het
seksueel doel ligt dan sadisme. Bij sadisme is immers sprake van
een „biologische‟
overmeesteringsdrift die nodig is om tot het de coïtus te komen.
Hij gaat nog verder
wanneer hij besluit dat masochisme slechts een tegen zichzelf
gekeerd sadisme is en dus
niet primair kan bestaan. Voorts komen sadisme en masochisme
steeds voor bij één en
dezelfde persoon, iemand die een sadist is, is ook een
masochist. Het tegelijk optreden
van de actieve en passieve vorm vergelijkt Freud met
biseksualiteit waar mannelijkheid
en vrouwelijkheid met elkaar zijn verzoend.
-
27
Deze gedachtesprong lijkt ons interessant. Freud verbaast zich
over de antoniemen
sadisme-actief en masochisme-passief, die bij één persoon
aanwezig zijn, en legt de link
met actief-mannelijkheid en passief-vrouwelijkheid die met
elkaar verzoend worden bij
de biseksualiteit. Freud diept deze link tussen sadomasochisme
en gender niet verder
uit. De reductie van vrouwelijk versus mannelijk naar passief
versus actief werd pas in
1915 toegevoegd.
Om Freuds verdere ontwikkelingen in de theorie over sadisme en
masochisme te
begrijpen, vertrekkende van de idee dat een primair masochisme
is uitgesloten wanneer
een levensdrift bestaat, verdiepen we ons in zijn theorie over
de driften. In Driften en
hun lotgevallen, gepubliceerd in 1915, uit Freud zijn eerste
twijfel over het
verwantschap van het Nirvanaprincipe en het lustprincipe die in
zijn oorspronkelijke
uiteenzetting als bijna identiek werden gezien. Het concept
„drift‟ werd in Drie
verhandelingen voor het eerst genoemd en Freud situeert ze daar
op het grensgebied
tussen het somatische en het psychische. Het concept drift was
reeds vroeger in Freuds
theorie aanwezig onder de noemer: excitaties, affectieve
voorstellingen, wensimpulsen,
endogene prikkels, etc. . Reeds lang was het idee van de drift
als endogene excitatie
tegenover de prikkel als exogene excitatie, aanwezig (Freud,
1915).
Freud bespreekt de drift aan de hand van zijn belangrijke termen
namelijk aandrang,
doel, object en bron. De aandrang is de totale kracht die door
de drift wordt
gerepresenteerd, deze is essentieel actief. Een passieve drift
heeft bijgevolg ook een
actieve aandrang, maar het doel is passief. Het doel van de
drift is steeds de bevrediging
via het opheffen van de prikkel. Om tot dit doel te komen kunnen
vele verschillende
wegen met tussenliggende doelen en omwegen ontstaan. Via het
object kan de drift de
bevrediging bereiken. Dit object kan zowel een (deel van) een
vreemd als een (deel van)
het eigen lichaam zijn. Wanneer eenzelfde object verschillende
driften bevredigt spreekt
Freud van driftverstrengeling. Wanneer de drift bijzonder innig
aan een object is
gebonden en zich verzet tegen losmaking, spreekt Freud van
fixatie. De bron van de
drift is een somatisch proces in een orgaan of lichaamsdeel
waarvan de prikkel in het
zielenleven wordt gerepresenteerd door de drift (Freud,
1915).
Na het bespreken van deze essentiële kenmerken van de driften
begint Freud aan de
bespreking van de soorten driften. Hierin onderscheidt hij
primair de Ik-driften of
-
28
driften tot zelfbehoud en plaatst ze tegenover de seksuele
driften (Freud, 1915, 29). De
antoniemenparen kijklust ten op zichte van exhibitionisme en
sadisme tegenover
masochisme kunnen tot deze seksuele driften worden gerekend.
De belangrijke lotgevallen van de driften zijn de verandering
van de drift in het
tegendeel (verandering van doel) en het wenden van de drift tot
de eigen persoon
(verandering van object). De verandering van de drift in het
tegendeel gebeurt door de
omzetting van actief naar passief en door een inhoudelijke
omzetting (Freud, 1915, 32).
Bij sadisme wordt het actieve doel, i.e. kwellen, omgezet in het
passieve doel, i.e.
gekweld worden. Bijgevolg wordt er van object gewisseld door de
wending van de drift
naar de eigen persoon. Verandering van object en verandering van
doel vallen dus
samen. Masochisme is een tegen het Ik gericht sadisme dat
meegeniet van het tekeer
gaan tegen de eigen persoon net zoals exhibitionisme het
bekijken van het eigen
lichaam inhoudt en een genieten van de ontbloting van het eigen
lichaam impliceert.
“a Het sadisme bestaat in gewelddadigheid, het uitoefenen van
geweld
tegen een andere persoon als object.
b Dit object wordt opgegeven en door de eigen persoon
vervangen.
Met de wending tegen de eigen persoon is ook de omzetting
van
het actieve drift doel in een passief driftdoel voltrokken.
c Andermaal wordt een vreemde persoon als object gezocht,
die
vanwege de ingetreden verandering van doel de rol van subject
op
zich moet nemen (Freud, 1915, 33).”
Ook hier ziet Freud het masochisme dus als afgeleid uit het
sadisme en ontkent hij het
bestaan van een primaire vorm. De masochistische bevrediging
komt enkel via een
oorspronkelijk sadisme tot stand. De sadistische drift keert
zich tegen de eigen persoon
en wordt op die manier passief, wanneer een vreemd object in de
plaats van het subject
zelf wordt gezet.
Wanneer sadisme voor het eerst wordt omgezet in masochisme wordt
het algemeen
doel, i.e. het pijn doen, een passief masochistisch doel op
zich. De pijn en de onlust
gaan gepaard met seksuele opwinding. Er ontstaat op die manier
een toestand van lust
-
29
zodat de onlust van de pijn wegvalt. Wanneer het voelen van pijn
dan een masochistisch
doel op zich wordt, kan bijgevolg het sadistisch doel ontstaan
om anderen pijn te doen.
De lust wordt dan bereikt via de identificatie met het
masochistisch genieten van het
pijn-lijdende object. Dit betekent dat het genieten van pijn een
oorspronkelijk
masochistisch doel heeft, maar het kan een driftdoel worden bij
wie oorspronkelijk
sadistisch was.Vervolgens plaatst Freud hiernaast de
tegenstelling tussen kijken en zich
tonen.
“a Kijken als actief, gericht op een vreemd object
b opgeven van dit vreemd object zodat kijkdrift zich naar eigen
lichaam
richt. Dit valt samen met een omkering van actief naar passief.
Het
nieuwe doel is nu bekeken worden.
c Een ander subject wordt ingeschakeld waaraan men zich kan
tonen, om
op die manier bekeken te worden (Freud, 1915 c, 34-35).”
De preliminaire auto-erotische vorm van de drift blijft naast de
actieve vorm en naast de
passieve vorm bestaan. Hierin ziet Freud de oorzaak van de
gelaagdheid van de drift en
dus van de ambivalentie.
In de vroege ontwikkelingsfase van het Ik worden de seksuele
driften auto-erotisch (aan
het eigen lichaam) bevredigd. Daarom noemt Freud deze vroege
ontwikkelingsfase
narcistisch. Tot dit narcisme behoort de kijkdrift: de kijklust
heeft het eigen lichaam als
object. Uit deze narcistische kijkdrift stromen een actieve en
passieve kijkdrift voort.
De actieve vorm zal dit narcisme en deze preliminaire fase
verlaten terwijl de passieve
vorm zich blijft vasthouden aan het narcistisch object. Op die
manier interpreteert Freud
de omzetting van sadisme in masochisme als een regressie, men
keert terug naar het
oorspronkelijke narcistisch object. Het narcistisch subject
wordt vervangen door een
vreemd Ik, waaraan men zich kan tonen om bekeken te worden.
Vervolgens schuift Freud de verhouding van liefde en haat naar
voor en beschrijft haar
als de enige drift die kan veranderen in haar materiële
tegendeel. Oorspronkelijk gebeurt
de subjectontwikkeling via identificatie (incorporatie) en
differentiatie (expulsie).
Incorporeren valt hier samen met liefhebben, expulsie valt samen
met haten. Objecten
-
30
die men liefheeft, heeft men nodig om het Ik in stand te houden.
Liefde in termen van
incorporatie is dus oorspronkelijk narcistisch. Het doel van
incorporatie is het object
overmeesteren. Via de volgende fase is deze primaire liefde dus
niet te onderscheiden
van haat. Ze wil immers samenvallen met het object en dit
overmeesteren, en staat
hierbij onverschillig ten opzichte van beschadiging en zelfs
vernietiging van het object.
Het echte liefhebben kan pas gebeuren wanneer de partiële
driften gebundeld worden
onder de overkoepelende genitale drift.
Met Aan gene zijde van het lustprincipe, geschreven in 1920,
vindt er een kanteling
plaats. Eens het concept doodsdrift wordt geïntroduceerd moet er
wel sprake zijn van
een primair masochisme. Freud besluit dat het lustprincipe niet
de enige werkende
stuwkracht kan zijn voor het subject. Pijn en onlust fungeren
voor het subject immers
niet enkel als verwittiging om dergelijke onlusten te kunnen
vermijden, ze zijn een doel
op zich, er is genot aan gekoppeld. Dit wekt vermoedens op naar
het bestaan van een
primair erogeen masochisme. Om dit beter te begrijpen spitsen we
ons toe in “de
drifttheorie”. Fechner is de eerste die het Nirvanaprincipe
introduceerde. De mens tracht
alle spanning zo laag mogelijk te houden. De sterke tendens naar
stabiliteit stuwt de
mens ertoe alle excitatie tot nul te brengen.
Keren we terug naar Freud: Eros en thanatos, respectievelijk, de
erotische libidineuze
levensdriften en de doodsdriften alsook erotische impulsen en
agressie, werken op
elkaar in. Volgens Kernberg is elk onbewust conflict te
herleiden tot een conflict tussen
de naar geluk en voldoening strevende kracht, en de destructieve
en zelf-destructieve
agressie. Hij omschrijft de doodsdrift als een zelfdestructieve
agressie welke niet enkel
gekeerd is tegen het Zelf. Ze probeert immers ook de ander te
vernietigen (Kernberg,
2009). Eros en thanatos kunnen we echter niet rechtstreeks
gelijk stellen aan lust en
onlust. Bepaalde spanningsverhogingen worden immers als lustvol
ervaren, terwijl
andere spanningsverhogingen op hun beurt als onlustvol worden
aangevoeld. Het
Nirvanaprincipe dat spanningsverlaging nastreeft -wat in de
limiet neerkomt op een
streven naar een spanningsloze toestand, anders gezegd naar de
dood- zou moeten
waarschuwen voor de levensdriften. Deze trachten immers, het
levenseinde te
verhinderen. Het Nirvanaprincipe is dus niet gelijk te stellen
aan het lustprincipe
-
31
aangezien de ene de dood beoogt en de andere het leven. Het is
dus niet de kwantiteit
maar de kwaliteit van de prikkel die bepaalt of ze al dan niet
lustvol is. Freud besluit het
Nirvanaprincipe naast het lustprincipe en het realiteitsprincipe
te plaatsen. Hij ziet deze
dan ook als drie principes die elkaar verdragen en wederzijds
beïnvloeden. Het libido
(lustprincipe) eist naast de doodsdrift haar aandeel in de
regulering van de
lichaamsprocessen op. Het realiteitsprincipe ontstaat wanneer
het subject leert om de
bevrediging van lustgevoelens een lange tijd uit te stellen. Op
die manier neemt het
subject de buitenwereld in acht.
Freud stelt de hypothese dat alle driften neigen tot het
herstellen van de vroegere
toestand (Freud, 1920a). Aangezien het levenloze er eerder was
dan het levende
impliceert deze hypothese dat het doel van alle leven de dood
is. Deze veronderstelling
dat het hele driftleven dient om de dood teweeg te brengen,
staat in contrast met de
driften tot zelfbehoud. Freuds conclusie luidt hier dat de
driften tot zelfbehoud alle
partiële driften zijn die de eigen particuliere weg tot de dood
van het organisme moeten
beveiligen. Het organisme wil dus niet overleven, maar op zijn
eigen wijze kunnen
sterven (Freud, 1920a). Dit staat dan weer in contrast met de
seksuele driften, de
levensdriften die zeer resistent zijn tegen invloeden van
buitenaf en zo het leven zelf
gedurende ruime tijd in stand houden.
De Ik-driften streven naar de dood terwijl de seksuele driften
streven naar leven en een
schijn van onsterfelijkheid uitstralen. Freud stelt zich de
vraag hoe het enigszins
mogelijk kan zijn dat de sadistische drift is afgeleid uit Eros.
Hoe kan de drift die de
destructie van het object als doel heeft, afgeleid zijn van de
drift die het leven in stand
houdt?
“Sadisme is eigenlijk de doodsdrift die door invloed van het
narcistisch
libido weggedrongen is van het Ik, zodat het pas in relatie tot
het object
tevoorschijn komt…
Het sadisme komt hierna in dienst te staan van de seksuele
functie, tot
verovering en vernietiging van het object. Pas later scheidt het
sadisme
zich van dit genitale primaat met oog op de voortplanting om
het
-
32
seksuele object te onderwerpen slechts tot zover vereist voor
het
volbrengen van de geslachtsdaad...” (Freud, 1920a, 209).
Intermezzo: Lacans visie op Freuds oplossing omtrent het
Nirvanaprincipe
Lacan stelt zich hier niet tevreden met Freuds oplossing omtrent
dit
Nirvanaprincipe en de „retour à l‟inanimé‟. Freud kan niet
zeggen waarom de
ophoping van spanning lust geeft, en niet de daling ervan; om
dit te ontwijken
schuift hij iets naar voor van de orde van het „rythme
temporel‟, een soort
harmonisch ritme van de pulsies. De stelling dat het
lustprincipe kan gelijkgesteld
worden aan de terugkeer naar een spanningsloze toestand, i.e. de
dood, persisteert.
Lacan gaat te rade bij de filisofie: „la voile du Maya‟14
.
Terugkeren naar de dood is de kern van het „principe de plaisir‟
maar toch is er
een deel van het leven dat het subject moet doen geloven dat het
goed is voor hun
„plaisir‟ dat ze er zijn. De sluier van Maya houdt ons in leven
door ons te
misleiden, de mogelijkheid om lust te verkrijgen ontstaat langs
verschillende
omwegen en rust op het realiteitsprincipe (supra: 2.1.3 Freud),
dat het “au de la du
principe de plaisir” is. Het subject heeft misschien een laatste
aspiratie naar de
eeuwige dood. Enkel door de laatste betekenaar te uiten kan het
subject zich zijn
verhaal eigen maken, zonder uit het Symbolische te moeten
vallen, via de dood.
Aan de analyticus presenteert zich dan een oerverlangen dat zich
articuleert als
een verlangen naar erkenning, hiervoor is een erkenning van het
verlangen nodig.
Via de „signifiant‟ tracht het subject buiten de ketting van
betekenaars te treden –
het subject wil niets te maken hebben met het feit dat hij
bijvoorbeeld ongewenst
is- maar treedt zo nog meer binnen en integreert er zich in
zodat hij zelf een
„signe‟ wordt binnen de ketting. Via de dood wordt het subject
een eeuwige
betekenaar voor de overlevenden, dit zal Lacan „la beauté
horrifique de la suïcide‟
noemen (Lacan, La logique de la castration).
14
Mayas’s sluier is een sluier van illusies, beschreven door
Arthur Schopenhauer in “Die Welt als Wille und Vorstellung” in
1818. De mens heeft een wereldbeeld dat ver van de werkelijkheid
ligt en belet inzicht te hebben. Dit onwerkelijke beeld is het
resultaat van de materiële waarneming van de zintuigen en de foute
interpretatie ervan.
-
33
Freud bespreekt drie soorten masochisme. Er is sprake van een
feminien masochisme,
een erogeen masochisme en een moreel masochisme. Het feminien
masochisme, die hij
als de meest toegankelijke en minst raadselachtige naar voor
schuift komt zowel bij
mannen als vrouwen voor. Bij mannen komt in de masochistische
fantasieën een
onderliggende wens boven behandeld te worden als een klein,
hulpeloos, afhankelijk en
stout kind. Deze fantasieën monden veelal uit in onanie, maar
worden ook gebruikt om
tot coïtus te komen. Het verschilt met sadisme omdat geen schade
wordt toegebracht
aan ogen of genitaliën, hoewel de fantasieën uitgaan van een
wens tot castratie of
blindmaking. Het feminien masochisme zou dus kunnen gelijk
gesteld worden aan een
infantiel masochisme. Een onderliggend schuldgevoel wordt beboet
via pijnlijke
procedures. Hiermee gaat een lustbeleving gepaard. Het feminien
masochisme steunt
dus volledig op het primair erogeen masochisme. Het psychisch
bouwwerk van erogeen
masochisme wordt opgetrokken tijdens de ontwikkeling van het
subject. In elk van de
opeenvolgende ontwikkelingsfasen van het libido treden specifiek
erogeen bevoorrechte
lichaamsdelen naar de voorgrond.
Elk inwendig proces heeft een bijdrage tot seksuele excitatie,
vanaf een kwantitatieve
grens overschreden wordt. Het libido stuit op een destructieve
overmeesteringsdrift in
elke ontwikkelingsfase. Het deel van deze drift dat hierbij in
dienst staat van de seksuele
functie, is het sadisme. Het is het deel van de drift dat naar
objecten van de buitenwereld
wordt afgeleid. Een ander deel van de overmeesteringsdrift
blijft binnen en wordt met
behulp van de begeleidende seksuele excitatie libidineus. Dit is
de basis van het erogeen
masochisme.
Het erogeen masochisme volgens Jean-Yves Chagnon (Chagnon J-Y,
2006). Sadisme
en masochisme zijn verweven wat impliceert dat een ontmenging
van deze mogelijk is.
De naar buiten gerichte component van de drift kan echter weer
worden geïntrojecteerd.
Wanneer dit voorkomt spreken we van een secundair masochisme,
dat afstamt uit een
primair sadisme. Er vindt een regressie plaats.
Tenslotte spreekt Freud van het moreel masochisme waar het
lijden zelf een
fundamentele plaats inneemt. Een belangrijk onderscheid is hier
dat de agressor geen
geliefd object dient te zijn. De destructiedrift keert zich naar
binnen wanneer het Ik niet
voldoet aan de eisen van het Boven-Ik. Het Boven-Ik is de
representant van de
-
34
buitenwereld. In de kindertijd wordt deze volledig
vertegenwoordigd door de ouders,
hun rechtstreekse impact op het Boven-Ik zwakt af naargelang de
leeftijd en wordt meer
en meer symbolisch ingenomen door andere vormen van gezag. De
ouders zijn de eerste
objecten waarop het Es zich richt. Wanneer het kind het
Oedipuscomplex overwint
wordt de relatie met ouders gedeseksualiseerd. Ze zijn geen
libidineuze objecten meer
van het Es, hun functie wordt geprojecteerd naar het Boven-Ik.
De ouders blijven echter
aanwezig in de reële buitenwereld en blijven op die manier een
streefdoel van het Ik.
Het Ik kan dus op twee manieren gestraft worden. Enerzijds kan
het sadisme van het
Boven-Ik toenemen, dit gebeurt bewust. Anderzijds kan het
masochisme van het Ik
toenemen, dit gebeurt dan veelal onbewust. Bij het moreel
masochisme is een onbewust
schuldgevoel de leidende factor die bestraffing van de
ouderlijke macht oproept. De
moraal wordt dus weer geseksualiseerd, nu vindt er een regressie
plaats naar het
Oedipuscomplex.
Deze twee bestraffingen van het Ik werken elkaar in de hand en
oefenen een
wederzijdse versterking op elkaar uit. Wanneer het masochisme
van het Ik toeneemt,
keert het sadisme dat naar de buitenwereld werd geprojecteerd,
zich opnieuw tegen de
eigen persoon. Vervolgens wordt dit door het Boven-Ik opgenomen
waardoor de
instantie tegen het Ik nog eens wordt versterkt. Via deze
driftvermenging ontstaat het
gevaar tot vernietiging van het reële bestaan. De
zelfvernietiging is tegelijk ook een
libidineuze bevrediging.
2.1.4 De rol van l’enfant battu binnen de neurotische
ontwikkeling van de
seksualiteit
In Een kind wordt geslagen wordt door Freud het ontstaan van
seksuele perversies bij
het kind besproken, met hierin specifiek een onderzoek naar
masochisme en sadisme.
Freud schreef deze tekst in 1919 als aanvulling op de in 1905
gepubliceerde tekst Drie
verhandelingen over de theorie van de seksualiteit. Wanneer
Freud de vroegkinderlijke
fantasieën onderzocht bij zijn patiënten, merkte hij „een kind
wordt geslagen‟ op als een
veelvoorkomende fantasie.
-
35
Freud onderscheid bij het meisje drie opeenvolgende fasen van
deze fantasie. De eerste
fase „een kind wordt door de vader geslagen‟ is het bewijs dat
vader alleen van mij
houdt, en niet van het andere kind dat hij slaat. In de tweede
tijd wordt de fantasie „Ik
word door de vader geslagen‟. Dit is het resultaat van een
schuldgevoel. Door dit
schuldgevoel wordt de incestueuze liefde voor de vader
verdrongen. Zo wordt een
oorspronkelijk sadisme omgezet in masochisme. In de derde fase
is het kind opnieuw
een toeschouwer. „Andere kinderen worden geslagen‟. De vader is
niet meer degene die
slaat. Freud concludeert dat deze bevrediging –hoewel ze op het
eerste zicht eerder
sadistisch lijkt- masochistisch van aard is, waarbij hij ons een
verklaring hiervoor
schuldig blijft.
Bij de jongen is de tuchtigingsfantasie van een andere aard. In
een eerste fase van de
fantasie „Ik word door de vader bemind‟ bestaat de noodzaak deze
incestueuze liefde
voor de vader te verdringen. Door de verdringing ontstaat de
tweede fase, bemind
worden wordt vervangen door geslagen worden: „Ik word door de
vader geslagen‟. In de
laatste fase zal bij de jongen –in een poging te ontsnappen aan
de homoseksuele
objectkeuze- de fantasie „Ik word door de moeder geslagen‟
bewust herinnerd worden.
De belangrijkste kritiek die Lacan hierop uit in La logique de
la castration is het niet
onderkennen van het verschil tussen neurose en perversie. Freud
ziet de perversie als
fixatie (ergens onderweg blijft de pulsie hangen) terwijl Lacan
haar zal binnenleiden in
het talig veld van de betekenaar.
Freud
Lacan
Eerste
tijd:
Vader houdt niet van dat andere kind,
het treedt niet binnen in Symbolische
relatie.
Vroegtijdige isolering van doodsdrift
zodat bepaalde blokkades in de
ontwikkeling ontstaan.
Fusie van instincts de vie (seksueel) en
instincts de mort (sadisme).
Fantasmatische oplossing voor
rivaliteit –in het Symbolische-
tegenover de jongere broer of zus. Wat
beteken ik voor mijn ouders, en wat
betekent dit andere kind voor hen.
Tweede
tijd:
Regressie naar oedipale verlangen
nl. object van het verlangen van
Fantasma verandert van richting zodat
de essentie van masochisme ontstaat.
-
36
vader zijn gaat gepaard met
schuldgevoel.
“L‟introduction radicale du signifiant
comporte deux éléments dinstincts. Il y
a le message et la signification (Lacan,
241-243).”
Derde
tijd:
Na oedipale te verlaten, voelt kind
zich door dit fantasma geprivilegieerd.
Het komt tot genitale bevrediging.
Essentiële verhouding tussen subject
en signifiant kan ontwikkeld worden.
Tabel 1: drie tijden van het fantasma 'een kind wordt
geslagen'
Lacan veralgemeent dit fantasma. Via dit fantasma ontstaat de
verhouding van het
subject met l’autre, les autres, les petits autres, le petit a.
De mens dient zich te
onderwerpen aan „de zweep‟. Binnenkomen in de wereld van
verlangen betekent dat het
subject zich moet onderwerpen aan de Wet.
2.1.5 Deleuze
Volgens Deleuze is de visie op sadisme en masochisme als twee
complementaire delen
die samen een eenheid vormen verkeerd, en slaat ze terug op een
algemene miskenning
van de originele begrippen (Deleuze, 2006). De oorspronkelijke
betekenis van de
begrippen is verloren gegaan. Deleuze ziet de reductie door
Krafft-Ebing als een
belangrijke oorzaak hiervan. Wanneer hij de naam van de auteurs
Sader-Masoch en De
Sade gebruikte om de door hen beschreven fantasieën te isoleren
als zijnde concrete
ziektebeelden, werden zijn definities bij later onderzoek naar
sadisme en masochisme
blindelings overgenomen. De oorspronkelijke teksten van de twee
auteurs werden opzij
geschoven. Deleuze keert echter terug naar deze grondteksten en
komt tot besluit dat
sadisme en masochisme onverenigbaar zijn. Volgens hem zijn de
fantasieën van De
Sade en Sader-Masoch compleet verschillend en onvergelijkbaar
(Deleuze, 2006).
Terwijl De Sade‟s fantasie instrumenteel is, is de kern van
Sacher-Masoch‟s fantasie
esthetisch en gericht op de zintuigen. Bij Sacher-Masoch bestaat
het masochisme niet
zonder het contract tussen de man en de dominante vrouw
(Deleuze, 2006) . Hierbij
keert hij de rug naar het patriarchale discours om het
matriarchale te laten heersen. We
kunnen dit begrijpen als een omkering. Het heersend discours is
op dat moment het
patriarchale. De man is dominant, heersend en actief. Het
contract is in het patriarchaat
-
37
van groot belang om de goederen in de familie te laten bestaan,
het is een overeenkomst
van man tot man. In het door Sader-Masoch beschreven masochisme
is de vrouw niet
meer degene die zich hieraan onderwerpt. Zij neemt de zweep in
handen en stelt zelf
een contract op met de onderworpen man. Het matriarchale heerst,
de vrouw wordt
superieur en actief, en domineert de man. We kunnen dus stellen
dat Sacher-Masoch
uitgaat van een koppeling tussen masochisme-vrouw-passief die
een gevolg is van het
patriarchale discours. In het neerschrijven van zijn fantasieën
slaagt hij erin deze
koppeling te verbreken en de volgens hem oorspronkelijke
koppeling vrouw-actief en
superieur te laten gelden.
Deleuze brengt de stelling naar voor dat de enige gelijkenis
tussen sadisme en
masochisme erin bestaat dat ze het plezier trachten te vinden
waarvan wij, door de wet,
zijn afgescheiden. Ze doen dit echter op een tegengestelde
manier. De sadist verbreekt
de wet, vernietigt haar om tot het genot te kunnen komen. De
masochist gaat ervan uit
dat de Wet het plezier op zich betekent, ze zal de wet huwen en
samen met de wet de
mens onderwerpen aan het genieten. De straf behoedt ons van het
verboden genot te
gaan genieten, maar de masochist draait dit om en gaat van de
straf genieten (Deleuze,
2006). De wet van de vader word geridiculiseerd, en de wet van
de moeder herleeft.
Deleuze maakt een breuk met Freud. Het gaat niet meer om twee
inwisselbare
componenten van de neurose, waarbij de ene een regressie van de
andere is. Sadisme en
masochisme zijn afzonderlijke structuren. De reden van deze
verwarring bij Freud ligt
volgens Deleuze in Freuds interpretatie van het Symbolische als
Reëel.
2.1.6 Lacan
Deleuze keerde terug naar de basis. Hij man de teksten van
Sacher-Masoch opnieuw
grondig ter hand. Op die manier bekritiseerde hij Freud omdat
die sadisme en
masochisme steeds vanuit een neurotisch sadomasochistisch
transformisme bleef
behandelen (Jonckheere, 2003). Deze visie komt erop neer dat
sadisme en masochisme
te beschouwen zijn als inwisselbaar, ze komen (gelijktijdig)
voor bij dezelfde persoon.
Het masochisme is een gevolg van schuldgevoel en is de weerslag
op de eigen persoon
van een oorspronkelijk tegen de Ander gericht sadisme. Sadisme
en masochisme
kunnen bij de neurose dus steeds in elkaar overgaan daar de ene
ontwikkelt tot de
-
38
andere en weer regresseert naar de ene. Tot zover de visie van
Freud. Lacan bouwt
verder op het door Deleuze onderkend verschil tussen een
„sadomasochisme‟ bij de
neuroticus en een „sadisme‟ en „masochisme‟ binnen de perversie.
Sadisme en
masochisme zijn dan twee radicaal gescheiden structuren, elk als
gevolg van een eigen
ontwikkelingsgeschiedenis.
Lacan legt net als Deleuze de nadruk op het belang van het
contract bij
de masochist. Hij denkt het fantasme van de masochist in twee
tijden. In
de eerste tijd –een bewuste tijd- probeert de masochist het
beangstigende
verlangen van de Ander in te perken. Hij doet dit ten koste van
zichzelf.
Hij doet dit door het verlangen van de Ander te reduceren tot de
wil van
die Ander om te genieten.
Het Boven-Ik van de masochist is gesplitst. Ze bestaat uit een
kwaad
Boven-Ik -die gerepresenteerd wordt door de Ander die van hem
geniet-
en een goed Boven-Ik. Het goede Boven-Ik zegt tegen de masochist
dat
hij niet bang hoeft te zijn van dit boze Boven-Ik. Terwijl dit
proces
bewust verloopt, is de onderliggende tweede en onbewuste tijd
het
verlangen van de masochist om de Ander bang te maken. Hij wil
de
Ander bang maken van diens wil om te genieten van de masochist.
Op
die manier dient de Ander gewetensangst te krijg