Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012
Onderzoek & Statistiek
Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012
Schiedam, mei 2013
Onderzoek & Statistiek
010-2191007 / 2191008
Foto’s: Jan van Kampenhout en Jan van der Ploeg
3
Inhoud
1 Inleiding ................................................................................................................................... 5
1.1 Aanleiding en opdracht ............................................................................................................... 5
1.2 Responsoverzicht ........................................................................................................................ 5
1.3 Inhoud van het rapport ................................................................................................................ 6
2 Wonen en Sociale samenhang ......................................................................................... 9
2.1 Woning en woonomgeving ......................................................................................................... 9
2.2 Ontwikkeling woonbuurt........................................................................................................... 11
2.3 Bewonersvereniging in de wijk ................................................................................................. 12
2.4 Sociale kwaliteit ........................................................................................................................ 13
2.5 Discriminatie ............................................................................................................................. 14
3 Leefbaarheid ......................................................................................................................... 17
3.1 Buurtproblematiek..................................................................................................................... 17
3.2 Verloedering .............................................................................................................................. 20
3.3 Overlast ..................................................................................................................................... 20
3.4 Functioneren gemeente ............................................................................................................. 22
4 Veiligheid ............................................................................................................................... 25
4.1 Onveiligheidsgevoelens ............................................................................................................ 25
4.2 Onveiligheid en buurtproblemen ............................................................................................... 27
4.3 Onveilige plekken .................................................................................................................... 29
5 Toezicht & Handhaving ..................................................................................................... 33
5.1 Tevredenheid laatste contact ..................................................................................................... 33
5.2 Beoordeling team Toezicht & Handhaving ............................................................................... 34
5.3 Totaal beeld ............................................................................................................................... 35
5.4 Toezicht met behulp van camera’s ........................................................................................... .35
6 Voorzieningen ...................................................................................................................... 37
6.1 Rapportcijfer voorzieningen ...................................................................................................... 37
6.2 Tevredenheid voorzieningen ..................................................................................................... 37
6.3 Sociale voorzieningen ............................................................................................................... 39
7 De wijken nader bekeken ................................................................................................ 41
8 Samenvatting en conclusies ............................................................................................ 51
4
5 H1 Inleiding
1.1 Aanleiding en opdracht Het meten van de leefbaarheid en de veiligheidssituatie wordt in Schiedam al vele jaren uitgevoerd.
Reeds in de jaren ’90, na de invoering van het Grotestedenbeleid, ontstond bij de rijksoverheid en de
gemeenten de behoefte aan periodieke informatie over de voortgang en resultaten van het gevoerde
beleid. In het kader daarvan werd met de gemeenten afgesproken dat er minimaal één keer per twee jaar
een Leefbaarheidsonderzoek onder de bevolking werd uitgevoerd. Door middel van een
standaardvragenlijst, waardoor alle Gsb-gemeenten met elkaar konden worden vergeleken, werd het Gsb-
Leefbaarheidsonderzoek in 1998, 2000, 2002, 2004, 2006, en 2007 (verplichte extra meting) in Schiedam
gehouden.
Door de overlap tussen het Gsb-Leefbaarheidsonderzoek en de Politiemonitor Bevolking heeft het
ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) in 2008 deze twee onderzoeken
samengevoegd tot de Integrale Veiligheidsmonitor. Met de hiervoor ontwikkelde vragenlijst is het
mogelijk om zowel de leefbaarheids- als de veiligheidsvraagstukken te beantwoorden. Historische
vergelijkingen op basis van eerder gehouden onderzoek blijven daardoor mogelijk.
Op landelijk niveau worden de bevolkingsenquêtes uitgevoerd door het CBS. Voor de Regionale
Veiligheidsmonitor heeft de politieregio Rotterdam-Rijnmond in 2009 en 2011 de gegevens verzameld.
Op gemeentelijk niveau heeft Onderzoek & Statistiek van de gemeente Schiedam in 2009 het onderzoek
verricht. Inmiddels is het Grotestedenbeleid weliswaar beëindigd, echter de behoefte aan
beleidsinformatie betreffende dit onderwerp is nog steeds aanwezig. Daarom heeft in het najaar van 2012
wederom in Schiedam een onderzoek in het kader van de Leefbaarheids- en Veiligheidsmonitor
plaatsgevonden. Voorliggende rapportage geeft de uitkomsten van dit onderzoek. Het levert een beeld op
van hoe zaken als woonplezier, veiligheid en sociale cohesie zich in Schiedam ontwikkelen. Dit kan
dienen als belangrijke onderbouwing van het gemeentelijk beleid.
1.2 Responsoverzicht Het veldwerk van het onderzoek bestaat evenals in 2009 uit twee onderdelen. Het eerste onderdeel betreft
een vragenlijst via internet die is voorgelegd aan het gemeentelijk internetpanel. Maar liefst 921
panelleden hebben de vragenlijst ingevuld. Dit komt overeen met een respons van 38 procent. Het
overgrote deel van het veldwerk is echter ingenomen door middel van schriftelijke bevraging van de
vragenlijst. Voor dit doel werd een steekproef van 4.600 personen in de leeftijd van 18 tot en met 80 jaar
aselect uit het bevolkingsregister getrokken. Deze personen kregen een vragenlijst thuisgestuurd met het
verzoek deze in te vullen en terug te sturen. Vijfentwintig formulieren bleken om uiteenlopende redenen
(verhuizing, overlijden, etc,) onbestelbaar. Van de resterende 4.575 stuurden uiteindelijk in totaal 1.431
personen een volledig ingevuld vragenformulier terug. De respons op dit onderdeel bedraagt derhalve 31
procent. In figuur 1.1 is de totale netto respons verdeeld naar de in Schiedam aanwezige wijken.
Inleiding
h o o f d s t u k
6 H1 Inleiding
Figuur 1.1 NETTO RESPONS PER WIJK (TOTAAL VAN SCHRIFTELIJKE EN DIGITALE METHODE)
wijk aantal respondenten responspercentage
Centrum 193 35%
Oost 229 28%
West 314 35%
Zuid 228 29%
Nieuwland 272 34%
Groenoord 257 32%
Kethel 248 40%
Woudhoek 311 39%
Spaland/Sveaparken 252 33%
Totaal 2.352* 34% * van 48 personen is niet bekend in welke wijk zij woonachtig zijn
Bovenstaande figuur geeft duidelijk weer dat de respons per wijk nogal verschilt. Evenals in voorgaande
onderzoeken blijkt ook nu weer dat de wijken in het noordelijk stadsdeel een relatief hoog
responspercentage laten zien. De animo voor dit onderzoek is in Oost het laagst. Hiermee was van
tevoren rekening gehouden door de omvang van de steekproef in sommige wijken te verhogen. De
uiteindelijk respons van de schriftelijke vragenlijst wordt altijd vergeleken met de samenstelling van de
totale bevolking van Schiedam. Voor zover nodig wordt de respons door middel van weegfactoren
gecorrigeerd zodat uiteindelijk een exacte afspiegeling ontstaat van de totale Schiedamse bevolking in de
leeftijd van 18 tot en met 80 jaar. De uitkomsten van het onderzoek leveren daarmee een betrouwbaar
beeld op van de mening van de Schiedammer. Dit wordt gestaafd door de constatering dat - op basis van
acht metingen sinds 1998 - feitelijkheden zoals inkomen, opleiding en etniciteit weliswaar aan
veranderingen onderhevig zijn maar dat dit slechts heel geleidelijk gaat. En dat is uiteraard logisch want
dat soort dingen veranderen nu eenmaal niet zo snel. Echter als het gaat om zaken als bijvoorbeeld
leefbaarheid, slachtofferschap en onveiligheidsgevoelens kunnen bepaalde gebeurtenissen of
veranderingen in een buurt in een kort tijdsbestek soms een grote rol spelen. Dat soort effecten zijn dan
ook meestal duidelijk terug te vinden in de uitkomsten van het onderzoek: ondanks het feit dat
meningsvragen over leefbaarheid en dergelijke doorgaans bepaalde trends vertonen, willen deze nogal
eens aan schommelingen onderhevig zijn (met name op wijkniveau).
1.3 Inhoud van het rapport In het eerstvolgende hoofdstuk komt de leefbaarheid op buurt- en wijkniveau aan bod. Aan de orde
komen het wonen en de sociale samenhang in Schiedam. In hoofdstuk 3 ligt de focus op het bestaan van
buurtproblemen; hoe vaak ondervinden bewoners overlast of is er bijvoorbeeld sprake van verloedering.
Hoofdstuk 4 heeft het thema veiligheid als onderwerp. Het gaat hierbij om veiligheidsgevoelens en de
invloed van eventueel cameratoezicht in de stad. Hoofdstuk 5 omvat het functioneren van het team
Toezicht en Handhaving van de gemeente Schiedam en de tevredenheid van de Schiedamse bevolking
over het contact met hen. In het daaropvolgende hoofdstuk komt het voorzieningenniveau (hoofdstuk 6)
aan de orde.
Hoofdstuk 7 geeft per wijk een uiteenzetting van de meest opvallende zaken op het gebied van
leefbaarheid en veiligheid. In dit hoofdstuk zal tevens op een lager schaalniveau dieper worden ingegaan
op een aantal van deze onderwerpen. In het laatste hoofdstuk (8) worden de belangrijkste uitkomsten en
conclusies gepresenteerd.
7 H1 Inleiding
8 H2 Wonen en Sociale samenhang
9 H2 Wonen en Sociale samenhang
De leefbaarheid van buurten en wijken wordt door vele aspecten bepaald. Niet alleen de fysieke omgeving zoals de eigen woning en woonomgeving, maar zeker ook de sociale samenhang in een buurt speelt hierin een belangrijke rol. Aan de hand van dit soort aspecten die een onderdeel vormen van het begrip ‘leefbaarheid’ hebben de bewoners de huidige situatie in hun woonbuurt beoordeeld. Daarnaast is in de enquête gevraagd naar de ontwikkeling van de eigen woonbuurt in het afgelopen jaar.
2.1 Woning en woonomgeving Zoals gezegd speelt de fysieke omgeving een belangrijke rol in de beleving van leefbaarheid. Dit gevoel
van leefbaarheid wordt onder andere door de waardering van de eigen woning en woonomgeving bepaald.
In het onderzoek is Schiedammers daarom gevraagd een rapportcijfer te geven voor hun woning en
woonomgeving.
Het gemiddelde rapportcijfer dat ‘de Schiedammer’ aan zijn of haar woning geeft, is al vele jaren stabiel
te noemen. In vergelijking met de meting in 1998 is dit rapportcijfer met twee tienden van een punt
gestegen naar een 7.7.
Het rapportcijfer waarmee bewoners hun woonomgeving waarderen is de laatste jaren eveneens redelijk
gelijk gebleven. Gemiddeld krijgt de woonomgeving in Schiedam een 6.9.
FIGUUR 2.1 ONTWIKKELING GEMIDDELDE RAPPORTCIJFERS VOOR DE EIGEN WONING EN WOONOMGEVING IN SCHIEDAM
6
6,2
6,4
6,6
6,8
7
7,2
7,4
7,6
7,8
8
19
98
19
99
20
00
20
01
20
02
20
03
20
04
20
05
20
06
20
07
20
08
20
09
20
10
20
11
20
12
rapportcijfer woning
rapportcijfer woonomgeving
h o o f d s t u k
Wonen en Sociale samenhang
10 H2 Wonen en Sociale samenhang
Wat betreft de waardering voor de eigen woning
lopen de rapportcijfers op wijkniveau nogal
uiteen, maar zijn door de tijd heen redelijk
constant.
FIGUUR 2.2 GEMIDDELD RAPPORTCIJFER VOOR DE EIGEN WONING PER WIJK
wijk 2009 2012
Centrum 7.9 8.1
Oost 7.3 7.3
West 8.0 7.8
Zuid 7.5 7.8
Nieuwland 7.3 7.2
Groenoord 7.3 7.3
Kethel 8.2 8.3
Woudhoek 8.1 8.1
Spaland/Sveaparken 8.2 8.3
Schiedam 7.7 7.7
Centrum, Kethel, Woudhoek en
Spaland/Sveaparken zijn de enige wijken die
hoger dan een 8 scoren. Daarentegen ligt het
rapportcijfer in Oost, Nieuwland en Groenoord
al jaren onder het stedelijk gemiddelde.
Nieuwland ontwikkelde zich voorheen wel
gunstig. In het jaar 2000 kreeg een woning in
Nieuwland een gemiddeld rapportcijfer van 6.8
tegen een 7.3 in 2009. Hiermee werd het effect
van de stedenbouwkundige vernieuwings-
impulsen in die periode duidelijk zichtbaar.
Echter door de economische recessie zijn er
minder nieuwbouwwoningen gebouwd dan
voorheen en is deze positieve ontwikkeling tot
stilstand gekomen. Een positief punt is dat de
waardering voor de woning in Centrum en
Kethel de laatste jaren alleen maar is gestegen.
De waardering per wijk hangt samen met het
woningtype waarin men woont. Flats met
minder dan 5 woonlagen, vaak zonder lift,
krijgen een lage waardering. Dit type woningen
komt, ondanks de sloop van dit soort woningen,
nog steeds veel voor in Nieuwland. Dat
verklaart voor een belangrijk deel het lagere
rapportcijfer in Nieuwland.
De wijk Oost bestaat overwegend uit
vooroorlogse boven-/benedenwoningen die niet
altijd in optimale staat van onderhoud verkeren.
Daarnaast komt er ook nog een redelijk aantal
flatwoningen zonder lift voor. Dit alles bij
elkaar verklaart waarom de gemiddelde
woningwaardering in Oost laag uitvalt. Dit is
vooral het geval in het oostelijk deel van de
wijk, waar de waardering op een rapportcijfer
van een 6.9 ligt. In het deel van wijk Oost (met
veel meer eengezinswoningen en/of
koopwoningen) dat aan het Centrum grenst valt
de waardering voor de eigen woning veel hoger
uit, namelijk een 8.0.
Deze situatie is ook van toepassing op de wijken
Kethel, Woudhoek en Spaland/Sveaparken in
Schiedam-Noord. Deze wijken bestaan voor een
belangrijk deel uit eengezinswoningen die
veelal prima beoordeeld worden. Maar ook het
feit dat in deze gebieden veel koopwoningen
voorkomen, speelt hierbij een rol. Want
eigenaarbewoners beoordelen hun woning
beduidend beter dan huurders: gemiddeld
waarderen eigenaren hun woning met een 8.1 en
huurders met bijna een punt lager, namelijk een
7.2. Omdat kopers vaker dan huurders een hoog
inkomen hebben (hetgeen blijkt uit de
inkomensgegevens), mag worden aangenomen
dat kopers een ruimere keuze hebben op de
woningmarkt. Zij zijn hierdoor beter in staat een
woning naar wens te bemachtigen en deze
vervolgens ook verder naar hun zin te maken.
Lagere inkomensgroepen zijn veelal
aangewezen op de goedkopere, kwalitatief vaak
mindere woningvoorraad in de huursector. Zij
beoordelen hun woning dan ook met een 7.0 een
stuk lager dan hogere inkomensgroepen die de
eigen woning met een 8.4 waarderen.
Allochtonen behoren vaker dan autochtonen tot
de lagere inkomensgroepen en hebben daardoor
eveneens een beperkte keuze op de
woningmarkt. Met als gevolg dat allochtonen
heel vaak in matig gewaardeerde woningen als
flats zonder lift wonen. Allochtonen zijn
gemiddeld genomen dan ook minder tevreden
over hun woonsituatie dan autochtonen (7.2
tegenover 7.9). Dit laatste geldt eveneens voor
jongeren. Zij staan nog aan het begin van hun
woon- en arbeidscarrière waardoor zij veelal in
de minder gewaardeerde woningen wonen.
Voor wat betreft de woonomgeving is in de
enquête de respondenten eveneens gevraagd hun
waardering samen te vatten in een algemeen
rapportcijfer (zie figuur 2.1). Zoals gezegd is dit
cijfer voor geheel Schiedam de laatste jaren
redelijk stabiel gebleven. Gemiddeld krijgt de
woonomgeving in Schiedam hetzelfde
rapportcijfer als in 2009, namelijk 6.9. Dit is een
cijfer dat in vergelijking met andere voormalig
Gsb-gemeenten laag is. Elders in het land
worden doorgaans scores van 7 of hoger
behaald. Het landelijk gemiddeld rapportcijfer
ligt op een 7.5, waarbij de regio Rotterdam-
Rijnmond het laagst scoort met een gemiddeld
rapportcijfer voor de woonomgeving van 7.2.
Uitgesplitst op wijkniveau blijkt het
rapportcijfer te variëren tussen een 6.0 voor
Oost en een 7.9 voor Kethel (zie figuur 2.3).
11 H2 Wonen en Sociale samenhang
-40 -30 -20 -10 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Schiedam
Spal./Sveap.
Woudhoek
Kethel
Groenoord
Nieuwland
Zuid
West
Oost
Centrum
(zeer) onprettig (zeer) prettig
FIGUUR 2.3 GEMIDDELD RAPPORTCIJFER VOOR DE
WOONOMGEVING PER WIJK
wijk 2009 2012
Centrum 7.1 7.2
Oost 6.1 6.0
West 7.1 7.1
Zuid 7.0 7.0
Nieuwland 6.6 6.4
Groenoord 6.6 6.5
Kethel 7.8 7.9
Woudhoek 7.3 7.6
Spaland/Sveaparken 7.5 7.7
Schiedam 6.9 6.9
Niet alleen Kethel scoort bovengemiddeld, ook
de bewoners van Woudhoek en
Spaland/Sveaparken waarderen hun
woonomgeving opvallend positief (7.6 of
hoger). De beoordeling van de woonomgeving
in deze wijken, maar ook in wijk Centrum
vertoont tevens een opgaande lijn.
In Oost en Nieuwland wordt de woonomgeving
slechter dan gemiddeld in Schiedam beoordeeld.
Daarnaast blijkt de waardering voor de
woonomgeving in deze wijken nogal te
schommelen. Het gemiddelde rapportcijfer voor
de woonomgeving in Groenoord neemt sinds
2006 enigszins af. In Groenoord heeft dit
waarschijnlijk te maken met de vele
bouwactiviteiten die zich in deze wijk voordoen.
De woonomgeving wordt pas na realisatie van
de nieuwbouw aangepakt.
Als onderdeel van de waardering van de
woonomgeving is gevraagd in hoeverre de
buurt/woonomgeving prettig is om in te wonen.
Daaruit blijkt dat gemiddeld 83 procent van de
Schiedammers van mening is dat men in een
prettige buurt woont. Dit aandeel is redelijk
gelijk aan voorgaande metingen. Op wijkniveau
zijn de verschillen wederom groot.
FIGUUR 2.4 BEOORDELING WOONBUURT IN %
In het overgrote deel van de Schiedamse wijken
is het volgens de bewoners prettig wonen. In
wijken als Centrum, West, Zuid, Kethel,
Woudhoek en Spaland/Sveaparken geven
minstens 8 van de 10 bewoners aan dat zij in
een prettige buurt wonen.
Aan de andere kant zijn bewoners van Oost,
Groenoord en Nieuwland relatief vaak van
mening dat ze in een (zeer) onprettige buurt
wonen, respectievelijk 29, 21 en 20 procent van
de bewoners. 2.2 Ontwikkeling woonbuurt Hoe oordelen Schiedammers over de
ontwikkeling van hun eigen woonbuurt in het
afgelopen jaar? Over de gehele periode dat deze
vraag is voorgelegd aan bewoners blijkt het
negativisme enigszins te overheersen: 35
procent vindt dat de eigen woonbuurt het
afgelopen jaar achteruit is gegaan, terwijl 11
procent juist een positieve ontwikkeling
signaleert. Ongeveer de helft (49%) heeft geen
duidelijke ontwikkelingsrichting kunnen
constateren en zegt dat de buurt gelijk is
gebleven. Een klein deel (5%) kan zich er geen
mening over vormen. In vergelijking met het
landelijke beeld zien de inwoners van Schiedam
vaker een achteruitgang van de eigen
woonbuurt. Ten opzichte van voorgaande
metingen lijkt de verbetering in 2009 een
tijdelijke opleving te zijn geweest.
FIGUUR 2.5 ONTWIKKELING AANDEEL BEWONERS DAT DE BUURT VOORUIT/ACHTERUIT VINDT GEGAAN IN HET AFGELOPEN JAAR, IN %
In de huidige meting is het aandeel
Schiedammers dat hun woonbuurt vooruit vindt
gegaan gedaald en het aandeel dat de buurt
achteruit vindt gaan is gestegen.
Op wijkniveau zijn de verschillen groot. Wel
wordt in alle wijken vaker een achteruitgang
dan een vooruitgang geconstateerd.
0
5
10
15
20
25
30
35
40
20
00
20
01
20
02
20
03
20
04
20
05
20
06
20
07
20
08
20
09
20
10
20
11
20
12
achteruit vooruit
12 H2 Wonen en Sociale samenhang
FIGUUR 2.6 VOORTUITGANG (+) OF ACHTERUITGANG (-)
VAN DE BUURT IN HET AFGELOPEN JAAR NAAR WIJK (2012)
In de wijken Oost, Zuid, Nieuwland en
Groenoord zijn de bewoners negatiever dan in
2009 over de ontwikkeling van hun woonbuurt.
In Nieuwland was men altijd redelijk positief
gestemd over de ontwikkeling. Echter de laatste
jaren is ook hier het aandeel dat de buurt
achteruit vindt gegaan sterk gestegen (naar 40
procent).
In Centrum zijn bewoners het meest positief:
ongeveer een vijfde van de ondervraagden in
Centrum vindt dat de wijk het afgelopen jaar
vooruit is gegaan. Ook in de noordelijk gelegen
wijken van Schiedam, zoals Kethel, Woudhoek
en Spaland/Sveaparken zijn bewoners over het
algemeen positiever over de ontwikkeling van
de woonbuurten dan bewoners uit andere
wijken.
Jongeren (18-34 jaar) oordelen vaker positief
over de ontwikkeling in het afgelopen jaar van
de eigen woonbuurt dan andere
leeftijdscategorieën. Dit geldt eveneens voor
allochtonen. 16 procent van de allochtone
respondenten vindt dat de eigen woonbuurt het
afgelopen jaar vooruit is gegaan, terwijl dit voor
slechts 9 procent van de autochtone bevolking
geldt. Tussen het oordeel van mannen en
vrouwen bestaat weinig verschil en ook het
opleidingsniveau en de hoogte van het inkomen
geven geen eenduidige verklaring.
2.3 Bewonersvereniging in de wijk Aan het vragenblok over de woonbuurt zijn
enkele vragen met betrekking tot de Schiedamse
bewonersverenigingen toegevoegd. Aan de
respondenten is gevraagd of zij bekend zijn met
de bewonersvereniging in hun wijk. Het blijkt
dat 21 procent van de Schiedammers deze goed
kent. Bijna de helft weet van het bestaan van de
bewonersvereniging, maar kent deze niet zo
goed. Dit betekent dat een derde van de
respondenten de bewonersvereniging in de
eigen wijk niet kent. Figuur 2.7 laat de
uitkomsten op deze vraag op wijkniveau zien.
FIGUUR 2.7 BEKENDHEID BEWONERSVERENIGINGEN IN
SCHIEDAM, NAAR WIJK IN % wijk ja, die
ken ik goed
ja, ik weet
van het bestaan
nee, die ken ik niet
Centrum 16% 47% 37%
Oost 16% 46% 38%
West 21% 48% 32%
Zuid 29% 49% 21%
Nieuwland 13% 46% 41%
Groenoord 21% 41% 39%
Kethel 45% 31% 24%
Woudhoek 28% 41% 30%
Spaland/Sveaparken 19% 55% 25%
Schiedam 21% 46% 34%
De bewonersvereniging in wijk Kethel is het
meest bekend (45% van de bewoners zegt deze
goed te kennen). In Centrum, Oost en
Nieuwland zijn de bewonersverenigingen aldaar
het minst bekend bij de bewoners. In het
algemeen kan gesteld worden dat de
bewonersverenigingen redelijk wat
naamsbekendheid hebben, maar dat bewoners
veelal niet weten wat de activiteiten zijn van de
bewonersverenigingen.
Vervolgens zijn enkele stellingen met
betrekking tot de bewonersverenigingen
voorgelegd. Het gaat dan om het belang dat
wordt toegekend aan bewonersverenigingen te
kunnen meten. Tevens is er gevraagd of de
bewonersverenigingen voldoende informatie
over de wijken geven en of er voldoende
activiteiten worden georganiseerd.
FIGUUR 2.8 STELLINGEN MET BETREKKING TOT DE
BEWONERSVERENIGINGEN IN SCHIEDAM
stelling (helemaal) mee eens
(helemaal) mee
oneens Ik vind het belangrijk dat elke wijk een bewonersvereniging heeft 63% 4% Het is nuttig dat in elke wijk een bewonersvereniging actief is 67% 3% Ik ontvang voldoende informatie van de bewonersvereniging over mijn wijk 36% 29% Er worden voldoende activiteiten door de bewonersvereniging georganiseerd 28% 15%
Het overgrote deel van de bewoners is het eens
met de stelling dat het belangrijk is dat elke wijk
een bewonersvereniging heeft. Ook vinden zij
het nuttig dat er in elke wijk een
-50 -40 -30 -20 -10 0 10 20 30
Schiedam
Spal./Sveap.
Woudhoek
Kethel
Groenoord
Nieuwland
Zuid
West
Oost
Centrum
achteruitgang vooruitgang
13 H2 Wonen en Sociale samenhang
bewonersvereniging actief is. Slechts een klein
deel van de Schiedammers is het oneens met
deze stellingen.
Over de hoeveelheid informatie die men
ontvangt over de wijk zijn de meningen meer
verdeeld. Opvallend vaak is geantwoord met
‘neutraal’ of ‘weet niet/geen mening’.
Bovendien zijn personen die de
bewonersverenigingen niet (goed) kennen het
meest kritisch. Hier geldt duidelijk het credo
‘onbekend maakt onbemind’. Men is blijkbaar
te weinig bekend met de informatie en de
activiteiten van de bewonersverenigingen om
hier een (positief) oordeel over te geven. Een
betere communicatie zou de bekendheid en het
oordeel over de bewonersverenigingen kunnen
verbeteren.
2.4 Sociale kwaliteit Het sociale klimaat van de omgeving is van
invloed op de waardering voor het wonen.
Daarnaast wordt verondersteld dat sociale
cohesie de dominante factor is bij het versterken
van leefbaarheid en veiligheid. Betrokkenheid
bij de buurt leidt er toe dat burgers zich actiever
opstellen ten aanzien van omgang met de
openbare ruimte en medebewoners. Om dit te
kunnen meten is de indicator ‘waardering
sociale kwaliteit’ opgesteld. Deze indicator is
opgebouwd uit de beantwoording van de
volgende stellingen:
De mensen kennen elkaar in deze buurt
nauwelijks;
De mensen gaan in deze buurt op een
prettige manier met elkaar om;
Ik woon in een gezellige buurt, waar veel
saamhorigheid is;
Ik voel mij thuis bij de mensen die in deze
buurt wonen.
Daarbij geldt dat hoe hoger de indicatorscore,
hoe beter het met de sociale cohesie is gesteld.
FIGUUR 2.9 ONTWIKKELING INDICATORSCORE ‘SOCIALE COHESIE’ IN SCHIEDAM (HOE HOGER, HOE BETER)
De indicatorscore voor sociale cohesie bedraagt
in de huidige meting een 5,7. Hiermee verkeert
Schiedam net als Rotterdam nog altijd in de
onderste regionen van voormalig Gsb-
gemeenten. Landelijk ligt deze indicator op een
waarde van 6,3. Positief is dat de score licht is
verbeterd in vergelijking met de meting van
2009.
FIGUUR 2.10 ONTWIKKELING INDICATORSCORE ‘SOCIALE
COHESIE’ IN SCHIEDAM (HOE HOGER, HOE BETER)
wijk 2009 2012
Centrum 5,7 5,8
Oost 5,2 4,9
West 5,9 6,0
Zuid 6,6 6,3
Nieuwland 4,9 5,3
Groenoord 4,8 5,0
Kethel 7,2 7,2
Woudhoek 5,9 6,0
Spaland/Sveaparken 5,9 6,5
Schiedam 5,6 5,7
Bijna in alle wijken, op Oost en Zuid na, is de
indicatorscore voor sociale cohesie gestegen of
gelijk gebleven. Kethel is al jarenlang de
bestscorende wijk op het gebied van sociale
kwaliteit en samenhang (in deze meting een
7,2).
In Sveaparken is de sociale cohesie inmiddels
van een zeer goed niveau. In 2009 bedroeg de
score nog 6,1. In de huidige meting is dit
gestegen naar 6,9. Het is een bekend
verschijnsel dat het kennen van, omgang met en
het thuisvoelen bij buurtbewoners in een nieuw
gebouwde omgeving jaren duurt en vaak nog
moet groeien.
Opvallend is de afname van sociale cohesie in
Zuid. De sociale cohesie was hier
traditiegetrouw altijd hoog, net als in Kethel,
maar loopt in de afgelopen 10 jaar steeds verder
terug. Bovendien nemen andere zaken zoals het
bestaan van allerlei buurtproblemen en
overlastsituaties toen. Dit zorgt ervoor dat
bewoners niet meer zo positief zijn over Zuid
dan voorheen.
In Oost heeft de forse instroom van MOE-
landers en het hoge aantal verhuisbewegingen
wellicht een negatieve invloed op de mate van
sociale cohesie. Oost is nu de wijk die het laagst
scoort op het gebied van sociale cohesie.
In figuur 2.11 is een aantal stellingen
weergegeven welke eveneens betrekking
hebben op de sociale woonomgeving. Ook hier
is te zien dat Oost op alle onderzochte punten
slecht scoort. Daarnaast is het opvallend dat de
sociale kwaliteit van deze wijk zich negatief
ontwikkelt.
Nieuwland en Groenoord springen er eveneens
uit in negatieve zin. Dit is niet nieuw. Ook deze
wijken verkeren al vele jaren in een
achterstandspositie.
5,0
5,2
5,4
5,6
5,8
6,0
6,2
6,4
6,6
6,8
7,0
19
98
19
99
20
00
20
01
20
02
20
03
20
04
20
05
20
06
20
07
20
08
20
09
20
10
20
11
20
12
14 H2 Wonen en Sociale samenhang
FIGUUR 2.11 STELLINGEN MET BETREKKING TOT DE
SOCIALE WOONOMGEVING
stelling komt relatief veel voor in:
komt relatief weinig voor in:
De mensen kennen elkaar in deze buurt nauwelijks
Oost (41%) Nieuwland (39%) Groenoord (37%)
Kethel (9%) Spal./Sveap. (18%)
Zuid (22%)
De mensen gaan in deze buurt op een prettige manier met elkaar om
Kethel (81%) Spal./Sveap. (71%)
Oost (35%) Groenoord (39%)
Als het maar enigszins mogelijk is, ga ik uit deze buurt verhuizen
Oost (36%) Nieuwland (28%)
Kethel (3%) Spal./Sveap. (4%)
Woudhoek (5%)
Ik woon in een gezellige buurt, waar veel saamhorigheid is
Kethel (65%) Zuid (48%)
Groenoord (22%) Oost (23%)
Ik voel me thuis bij de mensen die in deze buurt wonen
Kethel (76%) Spal./Sveap. (64%)
Oost (27%) Nieuwland (30%) Groenoord (32%)
Ik heb veel contact met andere buurtbewoners
Kethel (56%) Zuid (40%)
Groenoord (22%) Oost (23%)
Ik ben tevreden over de bevolkingssamen-stelling in deze buurt
Spal./Sveap. (73%) Kethel (72%)
Woudhoek (64%)
Oost (23%) Groenoord (26%) Nieuwland (34%)
Ik ben gehecht aan de buurt waar ik woon
Kethel (79%) Spal./Sveap. (66%)
Oost (38%) Groenoord (40%) Nieuwland (41%)
Ik voel mij mede verantwoordelijk voor de leefbaarheid in de buurt
Kethel (87%) Spal./Sveap. (77%)
Centrum (74%)
Groenoord (51%) Oost (52%)
Net als in voorgaande metingen wordt de
sociale woonomgeving in Kethel nog altijd zeer
goed gewaardeerd. Op de meeste onderzochte
punten scoort deze wijk veel positiever dan
andere delen van Schiedam. In Zuid geldt dit
ook nog, maar deze kwaliteit neemt wel
duidelijk af. Bij de meeste stellingen is Zuid
ingehaald door Spaland/Sveaparken. De sociale
component van de woonomgeving in deze wijk
wordt inmiddels net zo goed beoordeeld als de
fysieke kenmerken van de wijk. Men gaat
prettig met elkaar om en voelt zich thuis in de
eigen woonbuurt. Zuid scoort wel beter als het
gaat om daadwerkelijk veelvuldig contact met
buurtbewoners en het hebben van een gezellige
buurt waar veel saamhorigheid is. Dan is te zien
dat bewoners van ‘nieuwbouwwijken’ toch wat
meer individualistisch zijn ingesteld. Deze
aspecten komen dan in Woudhoek en
Spaland/Sveaparken minder goed uit de verf.
Schiedam-West en Centrum geven een vrij
gemiddeld beeld te zien, waarbij wel vermeld
moet worden dat de sociale woonomgeving
door de bewoners van Centrum iets beter wordt
beoordeeld dan bij de meting van 2009.
In hetzelfde vragenblok over de woonbuurt is in
de enquête gevraagd of bewoners het afgelopen
jaar actief zijn geweest om de eigen buurt te
verbeteren. Het gaat dan bijvoorbeeld om het
organiseren van een wijk- of buurtfeest of het
leveren van een bijdrage aan de leefbaarheid in
de eigen straat. De uitkomsten van deze vraag
zijn weergegeven in figuur 2.12.
FIGUUR 2.12 AANDEEL BEWONERS DAT AFGELOPEN JAAR
ACTIEF IS GEWEEST OM DE EIGEN BUURT TE VERBETEREN
wijk 2009 2012
Schiedam 16% 22%
Regio Rotterdam-Rijnmond (2009 en 2011)
17%
17%
Nederland (2009 en 2011) 18% 18%
Het aandeel bewoners dat actief is geweest om
de eigen woonbuurt te verbeteren is in
Schiedam sinds de laatste meting gestegen. Lag
deze in 2009 nog onder het gemiddelde in de
regio Rotterdam-Rijnmond en daarmee ook
lager dan het landelijk gemiddelde, in 2012 is
22 procent van de respondenten actief geweest.
Vooral in Kethel, Centrum, Spaland/Sveaparken
en Zuid kan op de bewoners gerekend worden.
2.5 Discriminatie Net als in het Omnibusonderzoek van 2010 is
aan de respondenten van dit onderzoek
gevraagd of zij zich in het afgelopen jaar wel
eens gediscrimineerd hebben gevoeld. Dat blijkt
in 17 procent van de gevallen inderdaad zo te
zijn geweest. Uit onderzoek in Amsterdam blijkt
een vergelijkbaar aandeel van de bevolking zich
het afgelopen jaar gediscrimineerd te hebben
gevoeld. Gelukkig betekent dit ook dat ruim
acht op de tien inwoners hier niet mee te maken
heeft gehad. In 2010 bedroeg het aandeel
gediscrimineerde personen nog 20 procent.
De mate waarin men zich gediscrimineerd voelt
hangt samen met afkomst. Allochtonen ervaren
vaker discriminatie dan autochtonen. Ook het
opleidings- en inkomensniveau speelt een rol.
Hoe hoger dit is, hoe minder vaak men zich
gediscrimineerd voelt. Van de onderscheiden
leeftijdscategorieën voelen de 65-plussers zich
het minst vaak gediscrimineerd.
Op wijkniveau valt het op dat er volgens de
bewoners weinig sprake is van discriminatie in
de noordelijk gelegen wijken van Schiedam
zoals Kethel, Woudhoek en
Spaland/Sveaparken. In Nieuwland, Oost,
Groenoord en Zuid heeft 20 tot 26 procent van
de bewoners zich het afgelopen jaar wel eens
gediscrimineerd gevoeld.
Vervolgens is in dit onderzoek aan het deel van
de inwoners dat zich gediscrimineerd voelt
gevraagd wat volgens hen de reden van de
discriminatie was.
15 H2 Wonen en Sociale samenhang
FIGUUR 2.13 REDEN VAN DISCRIMINATIE, IN % VAN HET
AANTAL GEDISCRIMINEERDEN
Dat blijkt in bijna de helft van de gevallen te
gaan om discriminatie op basis van ras, afkomst
of huidskleur en een kwart om geslachts- of
leeftijdsdiscriminatie.
Discriminatie betreffende homoseksualiteit
komt volgens de uitkomsten van dit onderzoek
veel minder voor. Dit kan overigens ook het
gevolg zijn van het feit dat discriminatie
vermeden wordt door in allerlei situaties niet uit
te komen voor seksuele voorkeur1.
Bovendien zijn er in de lokale media geen
berichten over discriminatie, intimidatie, een
negatieve houding of een toegenomen (gevoel
van) onveiligheid. Toch blijkt uit de Schiedamse
Jeugdmonitor 2006 dat volmondige acceptatie
van homoseksuelen niet vanzelfsprekend is.
In het huidige onderzoek is aan Schiedammers
in de leeftijd 18 t/m 80 jaar een aantal stellingen
voorgelegd om een beeld te schetsen van de
houding tegenover homoseksuelen.
FIGUUR 2.14 STELLINGEN M.B.T. HOMO(IN)TOLERANTIE
stelling (helemaal) mee eens
(helemaal) mee
oneens Ik heb er geen problemen mee dat homoseksuele en lesbische paren trouwen en kinderen opvoeden 70% 10% Homoseksuelen moeten niet zo te koop lopen met hun homoseksualiteit (bijv. hand in hand over straat lopen) 19% 50% Ik zou er moeite mee hebben als mijn kind een homoseksuele relatie zou hebben 16% 56%
1 Gemeente Schiedam (2011), Lokaal Emancipatiebeleid
2012-2014
Zeven op de tien respondenten hebben er geen
problemen mee dat homoseksuele en lesbische
paren trouwen en kinderen opvoeden.
Iets minder tolerant zijn Schiedammers als het
gaat om de stellingen ‘Homoseksuelen moeten
niet zo te koop lopen met hun homoseksualiteit
(bijv. hand in hand over straat lopen)’ en ‘Ik zou
er moeite mee hebben als mijn kind een
homoseksuele relatie zou hebben’. Ongeveer de
helft is het oneens met deze stellingen. In de
gemeente Amsterdam zijn in het verleden
soortgelijke stellingen voorgelegd aan
bewoners. De acceptatie van homo´s/lesbo´s in
Schiedam ligt op een redelijk vergelijkbaar
niveau.
In Schiedam is er een duidelijk verband met het
opleidings- en inkomensniveau. Hoe hoger dit
niveau, des te toleranter men is.
Verder geldt dat vrouwen in het algemeen
toleranter zijn dan mannen. Een nog groter
verschil treedt op als wordt gekeken naar de
etnische herkomst. Dan valt op dat het
tolerantieniveau van met name allochtone
mannen behoorlijk achterblijft bij het
gemiddelde.
FIGUUR 2.15 HOMO(IN)TOLERANTIE NAAR GESLACHT EN ETNICITEIT
‘(helemaal) mee eens’ autochtoon allochtoon stelling man vrouw man vrouw Ik heb er geen problemen mee dat homoseksu-ele en lesbische paren trouwen en kinderen opvoeden 74% 82% 52% 56% Homoseksuelen moeten niet zo te koop lopen met hun homoseksu-aliteit (bijv. hand in hand over straat lopen) 25% 14% 26% 13% Ik zou er moeite mee hebben als mijn kind een homoseksuele relatie zou hebben 14% 6% 37% 23%
Onder Nederlandse vrouwen is de
homotolerantie het grootst. De uitkomsten laten
zien dat allochtonen nog altijd een veel
traditionelere kijk op de samenleving hebben
dan Nederlanders.
0 10 20 30 40 50
weet ik niet/wil ik niet zeggen
overige redenen
homoseksualiteit
handicap/chronische ziekte
godsdienst/levens-overtuiging
leeftijd/geslacht
ras/afkomst/huidskleur
16 H3 Leefbaarheid
17 H3 Leefbaarheid
De leefbaarheid van buurten en wijken wordt negatief beïnvloed door het bestaan van allerlei buurtproblemen en overlastsituaties. Dit hoofdstuk geeft inzicht in welke problemen op het gebied van leefbaarheid en overlast er volgens de bewoners voorkomen in hun woonbuurt. Verder is in de enquête gevraagd naar het functioneren van de gemeente als het gaat om de aanpak van problemen in de stad.
3.1 Buurtproblematiek Om nader in te gaan op de situatie in een buurt of wijk, is aan de ondervraagden een 32-tal problemen
voorgelegd met de vraag of deze vaak, soms of (bijna) nooit in hun buurt voorkomen. Van deze
buurtproblemen zijn er 28 die ook in de vragenlijst van voorgaande jaren waren opgenomen. De
uitkomsten van deze vraag zijn omgezet in een indicatorscore ’buurtproblemen’. Dit houdt in dat op een
schaal van 0 tot en met 100 de frequentie wordt weergegeven. Een waarde 0 betekent dat een probleem
nooit voorkomt, terwijl de waarde 100 weergeeft dat een probleem zich vaak voordoet. Het gaat hier om
een inschatting van de respondenten die niet gebaseerd hoeft te zijn op eigen ervaringen. Er wordt dus
vooral een beeld gemeten van vervelende voorvallen en misdrijven in de eigen woonbuurt. De
ontwikkeling van het bestaan van dit soort buurtproblemen in Schiedam is middels zo’n indicator in
figuur 3.1 weergegeven op basis van de oorspronkelijke 28 buurtproblemen2.
FIGUUR 3.1 INDICATORSCORE BUURTPROBLEMEN IN SCHIEDAM (0=NOOIT, 100=VAAK)
2 De indicatorscore buurtproblemen berekend over de voorgelegde 32 buurtproblemen bedraagt 31. Echter voor de vergelijking met
voorgaande jaren is gekozen voor het gemiddelde over de oorspronkelijke 28 voorvallen en misdrijven.
15
20
25
30
35
40
45
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
h o o f d s t u k
Leefbaarheid
18 H3 Leefbaarheid
Na een daling in 2009 vinden bewoners in de
huidige meting dat het aantal buurtproblemen in
Schiedam het afgelopen jaar licht is
toegenomen. Figuur 3.2 geeft aan welke
buurtproblemen onderscheiden zijn. In de
vragenlijst van de Leefbaarheids- en
Veiligheidsmonitor zijn alle voorvallen en
misdrijven uit de landelijke standaard
vragenlijst overgenomen. Uitbreidingen die zich
in de loop der jaren hebben voorgedaan zijn
opgenomen in figuur 3.3.
FIGUUR 3.2 INDICATORSCORE BUURTPROBLEMEN,
2012 (0=NOOIT, 100=VAAK)
Net als in voorgaande jaren vormen
‘hondenpoep’, ‘rommel op straat’, ‘te hard
rijden’, ‘gaten en verzakkingen in de bestrating’
en ‘parkeeroverlast’ de top-5 van
buurtproblemen in Schiedam. De frequentie van
vier van deze problemen neemt volgens de
bewoners wel af. Dit geldt echter niet voor ‘te
hard rijden’. Dit probleem is evenals ‘agressief
verkeersgedrag’ volgens bewoners in 2012
vaker voorgekomen dan in de jaren ervoor.
Verder valt op dat met name autodelicten naar
de beleving van de bewoners vaker zijn
voorgekomen. Er is volgens hen meer sprake
van beschadiging/vernieling aan auto’s en
diefstal uit auto’s dan tijdens de meting in 2009.
Ook het verkeerd aanbieden van huisafval/
vuilnis naast de container, vernieling van
straatmeubilair, dronken mensen op straat,
lawaai op straat en overlast door omwonenden
(zowel geluidsoverlast als overlast anderszins)
wordt door Schiedammers vaker ervaren dan in
voorgaande jaren. Het is eveneens zorgwekkend dat ook
zwaardere delicten als woninginbraak,
bedreiging, gewelddelicten en straatroof volgens
de respondenten vaker zijn voorgevallen.
De problemen die naar de mening van de
respondenten minder vaak zijn voorgekomen in
vergelijking met 2009 hebben vooral betrekking
op de openbare ruimte. Dit betreft, naast de
eerder genoemde problemen hondenpoep,
rommel op straat en gaten/verzakkingen in de
bestrating, bekladding van muren en gebouwen.
Naast bovenstaande voorvallen en misdrijven
bevat de vragenlijst van de Leefbaarheids- en
Veiligheidsmonitor enkele problemen die niet
tot de landelijke standaard vragenlijst behoren.
Deze vier buurtproblemen zijn in 2009 voor het
eerst aan de Schiedammer voorgelegd. Het
betreft voorvallen als ‘industrielawaai’,
‘overlast van zwervers/daklozen’, ‘vrouwen en
meisjes die op straat worden nagefloten,
nageroepen of op een andere manier ongewenst
aandacht krijgen’ en ‘jeugdcriminaliteit’. In
figuur 3.3 zijn ook deze ‘nieuwe’ buurtproble-
men per wijk weergegeven. Het blijkt dat op
wijkniveau de indicatorscores vaak sterk uiteen
lopen. FIGUUR 3.3 INDICATORSCORE BUURTPROBLEMEN PER WIJK, 2012 (0=NOOIT, 100=VAAK)
rang 2012
buurtprobleem
2007
2009
2012
1 hondenpoep 70 68 63
2 rommel op straat 65 62 60
3 te hard rijden 57 56 59
4 gaten/verzakkingen in bestrating 61 59 51
5 parkeeroverlast 54 54 49
6 vuil naast de container 45 48 49
7 overlast van groepen jongeren 40 42 42
8 vernieling van straatmeubilair 38 39 40
9 agressief verkeersgedrag 48 34 38
10 lawaai op straat 39 35 37
11 fietsendiefstal 41 33 37
12 beschadiging/vernieling aan auto 40 33 37
13 geluidsoverlast door verkeer 45 36 36
14 inbraak in woningen 38 27 34
15 lawaai van omwonenden/buren 31 26 30
16 dronken mensen op straat 19 24 29
17 diefstal uit auto’s 34 23 29
18 bekladden van muren/gebouwen 34 35 28
19 andere vormen v. geluidsoverlast 31 25 26
20 wildplassen 26 25 26
21 overlast door omwonenden 17 20 22
22 drugsoverlast 15 14 19
23 aanrijdingen 23 18 18
24 lastig gevallen worden 14 14 17
25 bedreiging 15 13 16
26 gewelddelicten 17 12 15
27 straatroof 12 7 10
28 overlast v. horecagelegenheden 8 6 7
gemiddeld 35 32 33
buurtprobleem C
entr
um
Oo
st
Wes
t
Zu
id
Nie
uw
lan
d
Gro
eno
ord
Ket
hel
Wo
ud
ho
ek
Sp
alan
d/S
vea.
hondenpoep 69 67 69 81 60 64 44 59 50
rommel op straat 64 71 61 70 65 61 41 49 45
te hard rijden 59 70 56 64 57 59 44 55 59
gaten/verzak. bestrat. 44 50 46 52 52 48 53 63 57
parkeeroverlast 58 51 54 64 43 27 46 55 52
vuil naast container 50 66 51 49 52 55 29 42 21
overlast groepen jongeren
50
46
24
43
48
43
30
39
55
vernieling straat- meubilair
35
43
32
44
39
44
34
45
46
agressief verkeers- gedrag
46
52
34
41
45
38
23
25
28
lawaai op straat 53 49 33 41 43 41 25 21 25
fietsendiefstal 34 52 41 39 39 43 27 22 24
beschadiging/ver- nieling aan auto
39
50
35
40
34
39
32
30
29
geluidsoverlast door verkeer
41
42
33
42
39
42
36
20
26
inbraak in woningen 24 31 34 32 40 34 40 29 33
lawaai omwonenden 31 41 25 35 35 34 13 23 19
dronken mensen op straat
57
51
25
33
34
16
12
13
14
diefstal uit auto’s 29 36 22 28 33 31 27 20 27
bekladden van muren/gebouwen
39
32
24
29
34
34
11
20
18
19 H3 Leefbaarheid
Zo komen in Kethel, Woudhoek en
Spaland/Sveaparken buurtproblemen minder
vaak voor dan in andere delen van de stad. De
gemiddelde frequentie van buurtproblemen is in
Woudhoek zelfs een fractie afgenomen.
Specifieke problemen, die in deze noordelijke
wijken wel veel worden genoemd, zijn
bijvoorbeeld de slechte staat van de bestrating,
jongerenoverlast, vernielingen in de openbare
ruimte en parkeeroverlast.
De buurtproblemen in wijk Oost komen volgens
de bewoners iets minder vaak voor dan in 2009,
maar scoort nog steeds slechter dan gemiddeld.
Bijna alle onderscheiden buurtproblemen
komen vaker voor dan gemiddeld in Schiedam.
Het gaat dan niet alleen om zaken als
hondenpoep en zwerfafval, maar ook om zware
misdrijven zoals gewelddelicten, straatroof en
diefstal.
Ook het Centrum kent zo z’n eigen
buurtproblemen. Lawaai en dronken mensen op
straat, maar ook geluidsoverlast van horeca en
wildplassen is in deze wijk logischerwijs meer
te vinden dan elders. Daarnaast is er in
vergelijking met de vorige meting sprake van
een toename van een aantal buurtproblemen,
met name wat betreft overlastgevende situaties.
Het gaat dan om vernieling van straatmeubilair,
drugsoverlast, ongewenst gedrag tegenover
vrouwen en lawaai van omwonenden.
De situatie in Zuid, Nieuwland en Groenoord is
ten opzichte van de meting in 2009 naar de
mening van de bewoners verslechterd. De
gemiddelde frequentie van buurtproblemen is
3 De gemiddelde frequentie van buurtproblemen per wijk is
berekend over alle 32 onderscheiden voorvallen en misdrijven. Om die reden is dit gemiddelde niet te
vergelijken met de gemiddelde frequentie over 28
buurtproblemen in figuur 3.2.
volgens hen toegenomen. Niet alleen allerlei
overlastsituaties, maar ook zwaardere delicten
komen vaker voor. In Groenoord valt het op dat
veel zaken gerelateerd kunnen worden aan de
fors toegenomen jongerenoverlast en
jeugdcriminaliteit.
Om nader in te gaan op de situatie in een buurt
of wijk is vervolgens gevraagd wat volgens de
bewoners het belangrijkste probleem in de buurt
is, waarvan men vindt dat die met voorrang
moet worden aangepakt. Oftewel aan de hand
van deze vraag kan per wijk een prioriteitenlijst
worden opgesteld.
FIGUUR 3.4 BELANGRIJKSTE BUURTPROBLEMEN DIE
AANPAK BEHOEVEN IN VOLGORDE VAN BELANGRIJKHEID, PER WIJK
wijk 1e 2e 3e
Centrum te hard rijden (15%)
jongeren-overlast (13%)
parkeerover-last (13%)
Oost te hard rijden (13%)
vuil naast container
(12%)
rommel op straat (9%)
West parkeerover-last (18%)
hondenpoep (13%)
te hard rijden (10%)
Zuid parkeerover-last (14%)
hondenpoep (13%)
geluidsover-last door
verkeer (10%)
Nieuwland rommel op straat (14%)
jongerenover-last (11%)
vuil naast container
(8%)
Groenoord bestrating/ verzakkingen
(18%)
geluidsover-last door
verkeer (10%)
rommel op straat + te hard rijden
(8%)
Kethel bestrating/ verzak. (22%)
parkeerover-last (18%)
te hard rijden (8%)
Woudhoek bestrating/ verzak. (22%)
parkeerover-last (21%)
te hard rijden (10%)
Spal./Svea. jongeren-overlast (24%)
bestrating/ verzakkingen
(17%)
parkeerover-last (14%)
Schiedam bestrating/ verzak. (13%)
parkeerover-last (13%)
te hard rijden (10%)
In de huidige meting is de staat van de
bestrating (gaten en verzakkingen) net als in
2009 volgens de respondenten topprioriteit
nummer één in Schiedam. Parkeeroverlast
(plaats 2) en de vervuiling in de vorm van
hondenpoep (plaats 5) en rommel op straat
(plaats 6) komen minder vaak voor, maar zijn
echter nog niet verdwenen.
Verder valt op dat de respondenten te hard
rijden vaker als probleem ervaren en ook hoog
op de prioriteitenlijst zetten (plaats 3).
Jongerenoverlast completeert met een vierde
plaats de prioriteiten volgens de Schiedammers.
buurtprobleem C
entr
um
Oo
st
Wes
t
Zu
id
Nie
uw
lan
d
Gro
eno
ord
Ket
hel
Wo
ud
ho
ek
Sp
alan
d/S
vea.
andere vormen van geluidsoverlast
29
29
19
29
31
29
33
19
24
wildplassen 47 41 17 24 32 32 10 8 10
overlast omwonenden 20 34 18 26 24 30 9 15 12
jeugdcriminaliteit 27 26 11 20 27 26 9 13 19
ongewenst gedrag tav vrouwen
30
37
13
16
27
19
3
5
7
drugsoverlast 26 34 10 23 28 17 4 5 7
aanrijdingen 18 24 17 17 20 20 15 14 11
industrielawaai 15 17 27 29 18 16 12 6 6
lastig gevallen worden 22 30 11 12 25 18 5 6 9
bedreiging 17 21 13 15 26 18 7 6 9
gewelddelicten 22 24 11 14 24 15 5 5 6
straatroof 14 17 7 5 18 11 3 2 3
overlast van horeca 28 13 7 11 6 2 6 1 1
overlast zwervers/dakl. 9 12 3 4 7 2 2 1 2
gemiddelde frequentie3 36 39 28 33 34 31 22 23 23
20 H3 Leefbaarheid
Ondanks dat de situatie stadsbreed is verbeterd,
geven met name bewoners van de wijken in het
noordelijk deel van Schiedam aan dat het pro-
bleem betreffende gaten en verzakkingen in de
bestrating met voorrang als eerste moet worden
aangepakt.
Ook parkeeroverlast is nog altijd in de
noordelijke wijken een heikel punt. In oude
stadswijken als West en Zuid wordt
parkeeroverlast eveneens als belangrijk
buurtprobleem ervaren gevolgd door
hondenpoep.
In een groot gedeelte van wijk Oost is in
samenwerking met bewoners en ondernemers de
parkeerproblematiek aangepakt door onder
andere de invoering van betaald parkeren. Dit
heeft in de beleving van bewoners duidelijk
invloed gehad. Parkeeroverlast stond in deze
wijk jarenlang als belangrijkste buurtprobleem
bovenaan. In de huidige meting is dit probleem
in Oost uit de top-3 verdwenen. Te hard rijden
staat nu in Oost, maar ook in Centrum,
bovenaan de lijst van buurtproblemen om
volgens de bewoners als eerste aangepakt te
worden.
3.2 Verloedering De frequentie waarmee volgens bewoners
bepaalde voorvallen of vervelende situaties in
de buurt voorkomen, bepaalt mede de beleving
van de fysieke kwaliteit van een buurt. Om dit
te meten is een indicator voor de mate van
“verloedering” in een buurt opgesteld.
De indicator verloedering is opgebouwd uit het
voorkomen van de volgende voorvallen of
situaties:
bekladden van muren en/of gebouwen;
rommel op straat;
hondenpoep op straat;
vernieling van straatmeubilair.
Op een schaal van 0 (=nooit) tot en met 10
(=vaak) scoort Schiedam een 4,8. Dit betekent
wederom een verbetering ten opzichte van de
vorige meting.
FIGUUR 3.5 ONTWIKKELING INDICATORSCORE
‘VERLOEDERING’ IN SCHIEDAM (HOE LAGER, HOE BETER)
Drie van de vier genoemde voorvallen zijn
volgens de bewoners van Schiedam minder
vaak voorgekomen dan in 2009. Er wordt
volgens hen vooral minder overlast ervaren van
hondenpoep en bekladding van muren en/of
gebouwen. De rommel op straat is eveneens
licht afgenomen. Het aantal vernielingen van
straatmeubilair is daarentegen in de beleving
een fractie gestegen. Bij elkaar genomen zorgt
dit voor de beste score ooit voor verloedering in
Schiedam. Desondanks blijft de score van
Schiedam in vergelijking met andere grote
gemeenten en in vergelijking met het landelijk
gemiddelde van 3,6 aan de matige kant.
Binnen Schiedam zijn er op wijkniveau grote
verschillen waarneembaar. FIGUUR 3.6 INDICATORSCORE ‘VERLOEDERING’ NAAR
WIJK (HOE LAGER, HOE BETER)
Wijk 2009 2012
Centrum 5,9 5,2
Oost 6,5 5,3
West 5,0 4,6
Zuid 5,5 5,6
Nieuwland 4,9 4,9
Groenoord 5,1 5,1
Kethel 3,8 3,3
Woudhoek 4,6 4,3
Spaland/Sveaparken 4,0 3,9
Schiedam 5,1 4,8
In bijna alle wijken van Schiedam is de
indicatorscore voor verloedering verbeterd. Zo
is in Oost volgens de bewoners de verloedering
fors gedaald van een 6,5 naar een 5,3. Ook in
Centrum en West is de situatie op dit punt sterk
verbeterd.
Kethel scoort net als in de voorgaande metingen
op dit gebied het best; de indicatorscore voor
verloedering bedraagt 3,3.
In Zuid, het oostelijk deel van Nieuwland
(CBS-buurten 63-67) en het deelgebied
Sveaparken is de verloedering van de openbare
ruimte iets toegenomen. Bewoners in deze delen
van de stad ervaren vaker vernielingen van
straatmeubilair en rommel op straat dan in 2009.
3.3 Overlast Een andere indicator die mede bepalend is voor
het woongenot en de leefbaarheid in een wijk of
buurt, is de mate van overlast. Voor het al dan
niet ondervinden van bepaalde vormen van
overlast is op basis van een aantal vragen een
“overlast”-indicator opgesteld. Deze indicator
geeft op een schaal van 0 (=nooit) tot en met 10
(=vaak) aan in welke mate bewoners overlast
ervaren. 4,6
4,8
5,0
5,2
5,4
5,6
5,8
6,0
19
98
19
99
20
00
20
01
20
02
20
03
20
04
20
05
20
06
20
07
20
08
20
09
20
10
20
11
20
12
21 H3 Leefbaarheid
Voor deze indicator is gevraagd of de volgende
vormen van overlast vaak, soms of (bijna) nooit
voorkomen in de buurt:
overlast van groepen jongeren;
overlast door omwonenden (geen
geluidsoverlast);
lawaai van omwonenden /
burengerucht.
Gemiddeld scoort Schiedam op een schaal van
0-10 een waarde van 3,1. Daarmee is de
overlastindicator in vergelijking met de meting
van 2009 gestegen, oftewel verslechterd.
FIGUUR 3.7 ONTWIKKELING INDICATORSCORE ‘OVERLAST’ IN SCHIEDAM (HOE LAGER, HOE BETER)
Omdat in 2006 de vragenlijst op het punt van
overlastproblematiek is aangepast, is een
vergelijking met eerdere jaren niet mogelijk. De
indicatorscore wordt overigens het sterkst
beïnvloed door jongerenoverlast. Maar liefst 61
procent van de respondenten ervaart soms tot
vaak overlast van jongeren. Overlast en lawaai
door omwonenden is volgens de respondenten
toegenomen, maar komt niet zo vaak voor als
jongerenoverlast.
FIGUUR 3.8 INDICATORSCORE ‘OVERLAST’ NAAR WIJK
(HOE LAGER, HOE BETER)
Wijk 2009 2012
Centrum 3,1 3,4
Oost 3,7 4,0
West 2,4 2,2
Zuid 3,3 3,4
Nieuwland 3,3 3,6
Groenoord 3,0 3,5
Kethel 1,9 1,7
Woudhoek 2,5 2,6
Spaland/Sveaparken 2,5 2,9
Schiedam 2,9 3,1
Op wijkniveau vallen de volgende zaken op; in
bijna alle wijken, op West en Kethel na, is de
indicatorscore voor overlast toegenomen. In
Centrum en Oost is vooral burengerucht
toegenomen. In het oostelijk deel van
Nieuwland (CBS-buurten 63 t/m 67) en
Groenoord ervaren de bewoners meer overlast
van omwonenden. In de wijk Spaland /
Sveaparken is de verslechtering van de indicator
geheel toe te schrijven aan een forse stijging van
jongerenoverlast in het deelgebied Sveaparken.
Ondanks deze toename liggen de problemen in
de noordelijke wijken Kethel, Woudhoek en
Spaland/Sveaparken op een aanzienlijk lager
niveau dan in de rest van Schiedam. In Oost,
Nieuwland, Groenoord, Zuid en het Centrum
ervaren de bewoners de meeste hinder van
overlast.
In het kader van de landelijke Integrale
Veiligheidsmonitor is eveneens een
indicatorscore opgesteld met betrekking tot
verkeersoverlast. Deze score is op dezelfde
wijze op basis van een aantal vragen
samengesteld en geeft tevens op een schaal van
0 (=nooit) tot en met 10 (=vaak) aan in welke
mate bewoners hinder van verkeer ervaren. Hoe
hoger de score op deze schaal, hoe meer
overlast men ervaart. De indicator voor
verkeersoverlast bestaat uit de vragen naar:
agressief verkeersgedrag;
geluidsoverlast door verkeer;
te hard rijden;
parkeeroverlast.
Op deze indicatorscore voor verkeersoverlast
scoort de gemeente Schiedam een 4,6. In
vergelijking met de landelijke score van 3,6 en
die van de regio Rotterdam-Rijnmond (4,0)
moet geconstateerd worden dat men in
Schiedam veel hinder ondervindt van verkeer.
Van alle deelnemende gemeenten scoort
Schiedam zelfs het slechtst op deze indicator. In
onderstaande figuur is eveneens de waarde van
voorgaande jaren te zien.
FIGUUR 3.9 ONTWIKKELING INDICATORSCORE ‘VERKEERSOVERLAST’ IN SCHIEDAM (HOE LAGER, HOE BETER)
Na een forse daling van de verkeersoverlast in
de periode 2006-2009 is de score in de huidige
meting gestegen (lees: verslechterd). Dit is
vooral het gevolg van een stijging van de hinder
van agressief verkeersgedrag en te hard rijden.
De parkeeroverlast is volgens de bewoners
gemiddeld genomen verminderd (met name de
2,2
2,4
2,6
2,8
3,0
3,2
3,4
3,6
20
06
20
07
20
08
20
09
20
10
20
11
20
12
4,2
4,4
4,6
4,8
5,0
5,2
5,4
5,6
20
06
20
07
20
08
20
09
20
10
20
11
20
12
22 H3 Leefbaarheid
afname van parkeeroverlast in Oost heeft voor
deze daling gezorgd). De geluidsoverlast door
verkeer is in vergelijking met de vorige meting
op hetzelfde niveau gebleven.
Op wijkniveau ziet het beeld er als volgt uit:
FIGUUR 3.10 INDICATORSCORE ‘VERKEERSOVERLAST’
NAAR WIJK (HOE LAGER, HOE BETER)
Wijk 2009 2012
Centrum 5,4 5,1
Oost 5,8 5,4
West 4,8 4,4
Zuid 5,1 5,3
Nieuwland 4,0 4,6
Groenoord 4,1 4,2
Kethel 3,7 3,7
Woudhoek 4,2 3,9
Spaland/Sveaparken 4,0 4,1
Schiedam 4,5 4,6
In bijna alle wijken is de hinder van agressief
verkeersgedrag sinds de laatste meting
toegenomen. In Nieuwland heeft dit samen met
de overlast van ‘te hard rijders’ voor een
verslechtering van de indicatorscore gezorgd.
Bewoners van Zuid hebben naar hun mening
veel meer te maken gekregen met
geluidsoverlast door verkeer. 3.4 Functioneren gemeente In de vragenlijst van de Leefbaarheids- en
Veiligheidsmonitor is tevens gevraagd de
leefbaarheid in de eigen woonbuurt door middel
van een rapportcijfer te beoordelen. FIGUUR 3.11 GEMIDDELD RAPPORTCIJFER VOOR DE
LEEFBAARHEID (2009 EN 2012)
Wijk 2009 2012
Centrum 6.9 7.1
Oost 6.2 6.0
West 7.1 7.0
Zuid 7.0 6.8
Nieuwland 6.4 6.3
Groenoord 6.6 6.5
Kethel 7.7 7.7
Woudhoek 7.3 7.5
Spaland/Sveaparken 7.4 7.5
Schiedam 6.8 6.8
Nederland (2009, 2011) 7.3 7.4
Voor wat betreft de leefbaarheid komt het
gemiddelde rapportcijfer voor geheel Schiedam
uit op een 6.8, gelijk aan de score van de meting
in 2009. Echter op wijkniveau zijn er wel enkele
verschillen waarneembaar.
Wat opvalt is dat de ‘oude’ stadswijken Oost,
West en Zuid, maar ook de naoorlogse wijken
Nieuwland en Groenoord een fractie minder
scoren dan in 2009. De leefbaarheid in Centrum
en de wijken Woudhoek en Spaland/Sveaparken
in het noordelijk stadsdeel worden beter
beoordeeld dan in de vorige meting. Het
gemiddelde rapportcijfer voor de leefbaarheid is
in wijk Kethel het hoogst (7.7). Het lijkt er op
dat de verschillen tussen het zuidelijk en
noordelijk stadsdeel op het gebied van
leefbaarheid van de woonbuurten groter
worden.
Door middel van een aantal stellingen (zie
figuur 3.12) is de mening van de Schiedammers
bevraagd over het functioneren van de gemeente
in de woonbuurten. Dit betreft onder andere de
aanpak van problemen op het gebied van
leefbaarheid.
FIGUUR 3.12 STELLINGEN M.B.T. HET FUNCTIONEREN VAN DE GEMEENTE IN DE WOONBUURT
Net als in 2009 blijken heel wat Schiedammers
kritisch tegenover het functioneren van de
gemeente te staan als het gaat om de aanpak van
leefbaarheid en het aantrekkelijker maken van
de stad. 38 procent van de ondervraagden zegt
te zien dat de gemeente aan een aantrekkelijke
en plezierige stad werkt. De overige stellingen
scoren minder. Ongeveer een derde van de
respondenten geeft aan dat de gemeente helpt
om de wijken beter te maken. Dit geldt
eveneens voor het vertrouwen hebben in de
toekomst van de eigen wijk.
Een kwart van de ondervraagden is het eens met
de stelling ‘de gemeente reageert op meldingen
en klachten betreffende de leefbaarheid en
overlast in de wijken’. Dit geeft aan dat de
gemeente in de ogen van de Schiedammers
klachten serieuzer zou moeten nemen en meer
zou moeten communiceren over de aanpak van
de melding. Tot slot geeft 22 procent van de
Schiedammers aan dat het bestuur van
Schiedam veel moeite doet om problemen in de
stad aan te pakken.
0% 20% 40% 60% 80% 100%
het bestuur van Schiedam doet moeite om problemen aan te
pakken
gemeente reageert op klachten over leefbaarheid en overlast
ik heb veel vertrouwen in toekomst van mijn wijk
gemeente helpt mijn wijk beter te maken
gemeente werkt aan een aantrekkelijke stad
(helemaal) mee eens neutraal (helemaal) mee oneens
23 H3 Leefbaarheid
Op basis van figuur 3.12 zou enerzijds de
conclusie kunnen worden getrokken dat de
gemeente in de ogen van de respondenten te
weinig doet, maar anderzijds ook dat het
gevoerde beleid te weinig wordt herkend. Het
grote aandeel personen dat zich hierover geen
mening kan vormen of hierin neutraal staat,
bevestigt deze conclusie min of meer. In de
praktijk zijn echter allerlei maatregelen
getroffen die voor de burger zichtbaar zouden
moeten zijn. Zo zijn er de afgelopen jaren vele
ondergrondse afvalcontainers geplaatst en zijn
er op grote schaal ophogings- en herbestratings-
werkzaamheden uitgevoerd. Ook wordt het
verwijderen van graffiti structureel aangepakt en
is het team Toezicht en Handhaving in alle
wijken van Schiedam actief. Wellicht kan het
imago van de gemeente verbeterd worden
indien zij nog meer en duidelijker laat zien wat
er allemaal in gang wordt gezet om de
leefbaarheid in buurten te optimaliseren.
Kortom, duidelijke communicatie.
24 H3 Veiligheid
25 H4 Veiligheid
De leefbaarheid van een buurt wordt in sterke mate bepaald door het gevoel van veiligheid. Het verbeteren van de veiligheidssituatie is dan ook één van de speerpunten van het Grotestedenbeleid. Hierbij gaat het zowel om veiligheid als om slachtofferschap van criminaliteit. Onveiligheidsgevoelens worden door een scala aan factoren veroorzaakt. Daadwerkelijk slachtofferschap is er slechts één van. Verhalen en gebeurtenissen in de omgeving van mensen en berichtgeving in de media blijken eveneens in belangrijke mate te zorgen voor gevoelens van onveiligheid.
In het onderzoek is getracht inzicht te krijgen in de mate waarin Schiedammers zich onveilig voelen,
zowel in het algemeen als toegespitst op de buurt waar men woont. Verder is gevraagd in hoeverre er
sprake is van verschillende vormen van overlast en criminaliteit in de eigen woonbuurt. Ook is
geïnformeerd naar de eigen ervaringen met een aantal misdrijven, waarbij het zowel kan gaan om minder
zware soorten zoals fietsendiefstal als om zwaardere zaken zoals geweldsdelicten.
4.1 Onveiligheidsgevoelens
Over langere tijd bezien vertoont het aandeel van de bevolking dat zich in het algemeen wel eens onveilig
voelt, een licht stijgende lijn. In 2012 lag dit aandeel precies op 50 procent. Als het gaat om de eigen
woonbuurt dan zijn de percentages weliswaar lager maar ook hier is een ongunstige ontwikkeling
zichtbaar. Het aandeel onveiligheidsgevoelens in de eigen buurt van 37% in 2012, is het hoogste
percentage dat tot nu toe is gemeten.
FIGUUR 4.1 ONTWIKKELING VAN ONVEILIGHEIDSGEVOELENS: IN HET ALGEMEEN EN IN DE EIGEN WOONBUURT, IN %
0
10
20
30
40
50
60
19
98
19
99
20
00
20
01
20
02
20
03
20
04
20
05
20
06
20
07
20
08
20
09
20
10
20
11
20
12
In het algemeen
In de eigen woonbuurt
Veiligheid
h o o f d s t u k
26 H4 Veiligheid
Naast de constatering dat de
onveiligheidsgevoelens zich niet gunstig
ontwikkelen, zijn deze ten opzichte van andere
gemeenten bovendien ook aan de hoge kant.
Zeker voor zover het de algemene
onveiligheidsgevoelens betreft. Deze zijn
vergelijkbaar met die van de grote steden in
Nederland. Uiteraard speelt hierbij mee dat
Schiedam deel uit maakt van een dichtbevolkte
regio met veel onderlinge interactie van mensen
en verkeer. Dat betekent dat niet alleen
voorvallen en gebeurtenissen die in Schiedam
plaatsvinden van invloed zijn op de
veiligheidsbeleving van Schiedammers, maar
ook wat er zich in de dichtbij gelegen
buurgemeenten voordoet.
Een bekend gegeven is dat vrouwen zich vaker
onveilig voelen dan mannen (57%
respectievelijk 41%). Bovendien blijkt bij elke
meting weer dat jongeren zich vaker onveilig
voelen dan ouderen (zie figuur 4.2)
FIGUUR 4.2 AANDEEL PERSONEN DAT ZICH (IN HET
ALGEMEEN) WEL EENS ONVEILIG VOELT, IN %
Leeftijd %
< 35 jr. 59
35-49 jr. 53
50-64 jr. 48
65+ 40
Totaal gemiddeld 50
Bij jongeren is dat voornamelijk gerelateerd aan
het uitgaansgedrag. Daardoor komen zij vaker
in (nachtelijke) situaties waarbij de veiligheid
wel eens in het geding kan zijn.
Inwoners met een allochtone achtergrond voelen
zich vaker onveilig dan autochtonen. Dat heeft
mede te maken met de woon- en
woonomgevingsfactoren en dus met de wijk
waar men woont. Zo wonen naar verhouding
veel allochtonen in Nieuwland en Oost. Dat zijn
nu precies de wijken waar bewoners het meest
te kampen hebben met gevoelens van
onveiligheid (zie figuur 4.3).
FIGUUR 4.3 AANDEEL PERSONEN DAT ZICH WEL EENS
ONVEILIG VOELT IN HET ALGEMEEN EN IN DE EIGEN WOONBUURT, IN %
Met name als het gaat om de veiligheid in de
eigen woonbuurt, zijn de verschillen tussen de
wijken behoorlijk groot. Zo scoren
Spaland/Sveaparken, Woudhoek en Kethel
aanzienlijk beter dan Nieuwland en Oost. Heel
opmerkelijk is dat de bewoners van Oost zich in
de eigen woonwijk (nog) onveiliger voelen dan
in het algemeen.
Ook is gevraagd de veiligheidssituatie in de
buurt waar men woont, te beoordelen met een
rapportcijfer.
FIGUUR 4.4 GEMIDDELD RAPPORTCIJFER VOOR DE VEILIGHEID (2009 EN 2012)
Wijk 2009 2012
Centrum 6.4 6.6
Oost 5.8 5.5
West 6.8 6.6
Zuid 6.7 6.6
Nieuwland 6.1 5.8
Groenoord 6.5 6.0
Kethel 7.1 7.1
Woudhoek 7.0 7.1
Spaland/Sveaparken 7.1 7.0
Schiedam 6.5 6.3
Nederland (2008, 2011) 7.0 7.0
0 10 20 30 40 50 60
Centrum
Oost
West
Zuid
Nieuwland
Groenoord
Kethel
Woudhoek
Spal./Sveap.
Schiedam
in de eigen woonbuurt
in het algemeen
27 H4 Veiligheid
Gemiddeld wordt de veiligheid gewaardeerd
met een 6,3. Dat is ruim een half punt lager dan
het landelijk cijfer. Kethel, Woudhoek en
Spaland/Sveaparken halen dat landelijk
gemiddelde overigens wel. Daarentegen scoren
Oost, Nieuwland en Groenoord er ruim onder.
Bovendien is het rapportcijfer in Groenoord fors
teruggelopen.
Meer specifiek is gevraagd naar
onveiligheidsgevoelens in het openbaar vervoer.
Ruim de helft (55%) van de ondervraagden
blijkt zich wel eens onveilig te voelen in metro,
bus, tram of trein. In 2009 werd exact hetzelfde
percentage gemeten. Verder is voor de
afzonderlijke trein- en metrostations gevraagd
hoe de (sociale) veiligheid op en rondom deze
locaties wordt beoordeeld. De resultaten hiervan
zijn terug te vinden in figuur 4.5. Overigens is
daar de categorie ‘weet niet’ buiten gelaten (niet
iedere Schiedammer reist met het openbaar
vervoer).
FIGUUR 4.5 MATE WAARIN MEN ZICH ONVEILIG VOELT OP OV-STATIONS, IN %
Evenals in 2009 wordt de veiligheid op en
rondom metrostation Vijfsluizen en NS/Metro
Station Schiedam-Centrum het beste
beoordeeld. Op het metrostation Parkweg scoort
de veiligheid duidelijk minder goed. Rond de 70
procent (!) van de ondervraagden voelt er zich
soms tot vaak onveilig. Cijfers van de RET
bevestigen dit beeld ten dele. Zo stond op de
lijst van alle metrostations in de regio, station
Parkweg in 2012 in de top 10 voor wat betreft
tourniquet-gerelateerde incidenten, dat wil
zeggen het open trappen/-trekken, inslaan van
toegangsdeuren etc. Anderzijds worden er op
het station zelf (op de perrons) relatief weinig
incidenten gemeld. Waar er op de Calandlijn in
2012 gemiddeld 89 incidenten per station
voorkomen, bleef dit op station Parkweg
beperkt tot 63. Kortom, de onveiligheid bij dit
station ligt vooral rondom de toegang op het
plein en niet zo zeer op het station zelf.
Verder zijn er in het onderzoek vragen gesteld
met betrekking tot de veiligheid rondom
uitgaansgelegenheden, plekken waar jongeren
rondhangen en winkelcentra. Dat levert het
volgende beeld op:
FIGUUR 4.6 OORDEEL SOCIALE VEILIGHEID M.B.T. UITGAANSGELEGENHEDEN, JONGERENPLEKKEN, WINKELGEBIEDEN EN THUIS, IN %
Thuis voelt met zich in het algemeen wel veilig.
Opvallend is wel dat de onveiligheidsgevoelens
in de eigen woning ten opzichte van 2009
behoorlijk zijn toegenomen. Voelde drie jaar
geleden nog 8 procent zich in eigen huis niet
altijd veilig, in 2012 is dit aandeel gestegen tot
bijna 20 procent. In Oost en Nieuwland ligt dit
aandeel overigens duidelijk hoger (met 30%
respectievelijk 27%). Buiten de eigen woning
voelen Schiedammers zich in het winkelgebied
in de eigen woonwijk over het algemeen ook
behoorlijk veilig. De veiligheidsgevoelens
nemen behoorlijk af als het gaat om het centrum
van de stad en rondom uitgaansgelegenheden.
Het minst veilig voelt men zich in de buurt van
plekken waar veel jongeren rondhangen. Zo’n
driekwart van de ondervraagden geeft aan zich
daar in meer of mindere mate onveilig te voelen.
4.2 Onveiligheid en buurtproblemen In het onderzoek kregen de respondenten een
aantal buurtproblemen voorgelegd met de vraag
aan te geven in welke mate die zich in de eigen
woonbuurt voordoen. Enkele aan (on)veiligheid
gerelateerde problemen zijn gebundeld in de
indicatoren vermogensdelicten en dreiging. Het
betreft een subjectief oordeel over problemen
die in de buurt kunnen voorkomen. Men hoeft
dus niet noodzakelijkerwijs zelf direct schade of
hinder te hebben ondervonden van deze
problemen.
In figuur 4.7 wordt de indicatorscore voor
‘vermogensdelicten’ weergegeven. Deze score
is berekend op basis van een viertal variabelen:
fietsendiefstal;
diefstal uit auto’s;
0% 20% 40% 60% 80% 100%
plekken waar jongeren rondhangen
centrum van Schiedam
uitgaansgelegenheden
winkelgebied in eigen wijk
in eigen huis
(bijna) nooit soms vaak
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Metrostation Parkweg
Metrostation Troelstralaan
NS Station Schiedam-Nieuwland
NS/Metro Station Schiedam-Centrum
Metrostation Vijfsluizen
(bijna) nooit soms vaak
28 H4 Veiligheid
beschadiging of vernieling aan auto’s;
inbraak in woningen.
De indicatorscore wordt uitgedrukt in een
waarde van 0 tot 10, waarbij 0 staat voor ‘komt
(bijna) nooit voor’ en 10 voor ‘komt vaak voor’.
Naarmate de score hoger is, ervaren bewoners
dus meer vermogensdelicten in de buurt.
FIGUUR 4.7 ONTWIKKELING INDICATOR ‘VERMO-
GENSDELICTEN’ IN SCHIEDAM (HOE LAGER, HOE BETER)
Op een schaal van 0 (=nooit) tot 10 (=vaak)
scoort Schiedam een 3,4. Voor het eerst sinds
2002 betekent dat een verslechtering ten
opzichte van voorgaande metingen. Overigens
is in vergelijking met andere steden de score
voor vermogensdelicten in Schiedam een
redelijk normale waarde.
FIGUUR 4.8 INDICATORSCORE ‘VERMOGENSDELIC-TEN’ 2009 EN 2012 PER WIJK (0=NOOIT, 10=VAAK)
In alle wijken worden vermogensdelicten in
meerdere mate ervaren dan in 2009. In Oost
doen vermogensdelicten zich relatief het sterkst
voor (score 4,2). Groenoord en Nieuwland doen
het met een score van 3,6 iets beter. Zoals
gebruikelijk is de situatie in Woudhoek en
Spaland/Sveaparken gunstiger: in deze wijken
komen in de beleving van de bewoners
vermogensdelicten minder vaak voor dan elders
in de stad.
Figuur 4.9 geeft de scores voor de indicator
‘dreiging’ weer. Deze is samengesteld op basis
van het aantal keer dat de volgende voorvallen -
in de beleving van de bewoners - voorkomen:
dreiging in de buurt;
mensen die op straat worden lastig
gevallen;
dronken mensen op straat;
gewelddelicten;
straatroof;
drugsoverlast.
Ook hier geldt weer dat 0 de meest gunstige
score is (‘komt nooit voor’) en 10 de meest
ongunstige (‘komt vaak voor’).
FIGUUR 4.9 ONTWIKKELING INDICATOR ‘DREIGING’ IN
SCHIEDAM (HOE LAGER, HOE BETER)
De indicatorscore voor dreiging komt voor
geheel Schiedam uit op 1,8. Dit is de hoogste
waarde die ooit gemeten is. Overigens geeft de
score van 1,8 aan dat (ernstige) delicten die tot
de categorie ‘dreiging’ behoren in ieder geval
wel veel minder vaak voorkomen dan
vermogensdelicten als fietsendiefstal en auto-
inbraken (want een score van 3,4).
2,4
2,6
2,8
3,0
3,2
3,4
3,6
3,8
4,0
4,2
4,4
4,6
4,8
5,0
5,2
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2009
2010
2011
2012
1,0
1,2
1,4
1,6
1,8
2,0
19
98
19
99
20
00
20
01
20
02
20
03
20
04
20
05
20
06
20
07
20
08
20
09
20
10
20
11
20
12
0 1 2 3 4 5 6 7
Centrum
Oost
West
Zuid
Nieuwland
Groenoord
Kethel
Woudhoek
Spal./Sveap.
2009
2012
29 H4 Veiligheid
FIGUUR 4.10 INDICATORSCORE ‘DREIGING’ 2009 EN 2012
PER WIJK (0=NOOIT, 10=VAAK)
Binnen Schiedam worden de hoogste (lees:
slechtste) scores gemeten in Oost (3,0),
Nieuwland (2,6) en Centrum (2,6). In
Groenoord en Nieuwland is de situatie er ten
opzichte van de meting in 2009 er het meeste op
achteruit gegaan. Maar ook in Zuid, West en
Centrum is de beleving van ‘dreiging’
verslechterd. Hoewel de score in
Spaland/Sveaparken nog altijd gunstig laag, is
de situatie wel verslechterd. Dat heeft
voornamelijk te maken met klachten over
rondhangende jongeren bij het winkelcentrum
Krona die regelmatig voor een dreigende sfeer
zouden zorgen. In Kethel en Woudhoek zijn de
scores voor dreiging – eigenlijk zoals altijd -
relatief gunstig en bovendien gelijk gebleven
ten opzichte van 2009.
4.3 Onveilige plekken In het onderzoek kregen de respondenten de
vraag voorgelegd of er bepaalde plekken zijn in
Schiedam die men liever mijdt omdat men er
zich onveilig voelt. Bijna de helft van de
ondervraagden antwoordde bevestigend en
noemde vervolgens één of meerdere locaties. In
totaal leverde dat 1484 antwoorden op. Deze
konden worden teruggebracht tot 35 locaties. In
figuur 4.11 staat hiervan de top 15 afgebeeld.
FIGUUR 4.11 TOP 15 VAN GENOEMDE ONVEILIGE
PLEKKEN IN SCHIEDAM
locatie
aantal
x ge-
noemd
Binnenstad (m.n. Hoogstraat, Koemarkt) 218
Parkweg (incl. metrostation) 181
Prinses Beatrixpark 133
wijk Oost (m.n. Singel en Boerhaavelaan) 130
Mgr. Nolenslaan 101
Omgeving Station S’dam Centrum (achterz.) 96
wijk Nieuwland 87
NS- en metrostations in het algemeen 59
Troelstralaan (incl. metrostation) 59
Tunnels bij sporthal Margriet, Hazepad 44
Maasboulevard 34
Hof van Spaland / Blauwe Brug/ Bachplein 33
Bedrijventerreinen 29
wijk West 22
wijk Groenoord 20
Zo’n 10 procent van alle ondervraagden noemt
de binnenstad van Schiedam als plek waar men
zich niet (altijd) veilig voelt. De meest
genoemde locaties zijn de Hoogstraat,
Koemarkt, Broersvest en Broersveld. Vooral na
sluitingstijd van de winkels voelen relatief veel
mensen zich dan niet echt prettig. Dat wordt nog
eens versterkt door de winkelleegstand, zo
wordt soms gezegd.
Evenals in 2009 staat het gebied rondom
metrostation Parkweg onveranderd hoog op de
lijst van onveilige plekken.
Zoals gebruikelijk wordt (de toegang tot) het
Prinses Beatrixpark en de gebieden daarom
heen, genoemd als plek waar men niet graag
komt. Wel is de frequentie waarin deze locatie
wordt genoemd, wat lager dan in 2009. Met
name het gebied rondom zwembad Groenoord
en sporthal Margriet komt minder vaak voor.
Opvallend in de lijst is de 4e positie van de wijk
Oost. In 2009 kwam deze wijk in de top 15 zelfs
in het geheel niet voor. De Boerhaavelaan, Van
’t Hoffplein en Singel worden daarbij het meest
genoemd. Maar daarnaast komen eigenlijk alle
buurten in Oost wel op de lijst voor. Kortom,
het onveiligheidsgevoel beperkt zich niet tot een
enkele locatie maar geldt vrijwel voor de gehele
wijk.
Op plaats 5 staat de Mgr. Nolenslaan in
Nieuwland. Dit keer is deze locatie aanzienlijk
vaker genoemd dan in 2009. Anderzijds is er
een behoorlijke daling zichtbaar van
metrostation Troelstralaan en omgeving. Het
lijkt er sterk op dat de maatregelen die enkele
jaren geleden door de gemeente, politie en RET
0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0
Centrum
Oost
West
Zuid
Nieuwland
Groenoord
Kethel
Woudhoek
Spal./Sveap.
Schiedam
2009
2012
30 H4 Veiligheid
zijn genomen om allerlei overlastproblemen aan
te pakken, zich langzaam laten vertalen in een
verbetering van het imago.
Op plaats 6 staat station Schiedam-Centrum.
Het stationsgebouw en de perrons worden
weliswaar redelijk goed beoordeeld (zie figuur
4.5), de omgeving van het station echter een
heel stuk minder. Met name de achteruitgang en
het aangrenzende gebied worden daarbij
genoemd, maar ook de omgeving van het
stationsplein aan de voorkant van het gebouw
vindt men niet altijd even prettig.
Net niet in de top 15 maar wel nieuw op de lijst
is het winkelcentrum Krona in Sveaparken. De
onveiligheid hier wordt telkens in verband
gebracht met rondhangende jongeren.
31 H4 Veiligheid
33 H5 Toezicht & Handhaving
Hoe het functioneren van het team Toezicht & Handhaving gewaardeerd wordt, komt in dit hoofdstuk aan de orde: hoe worden de contacten tussen bewoners en het team beoordeeld, wat is het imago van het team en in welke mate is de Schiedammer tevreden over Toezicht & Handhaving. Op basis van de uitkomsten kunnen wellicht zaken verbeterd worden. Ook wordt ingegaan op de mening over cameratoezicht.
5.1 Tevredenheid laatste contact Zo’n 21 procent van de Schiedammers heeft in een tijdsbestek van 12 maanden contact gehad met het
team Toezicht & Handhaving (ook wel Lichtblauwe Brigade genoemd). Aan hen is gevraagd wat de
reden was van dat contact en in hoeverre daar men tevreden over was.
FIGUUR 5.1 REDEN VAN LAATSTE CONTACT MET TOEZICHT & HANDHAVING, IN %
Reden %
vragen of klachten over huisvuil 14
in verband met een bekeuring 12
in verband met parkeren (controle, overlast) 40
algemene informatievragen 15
andere reden (o.a. overlast honden(poep), jongeren, verkeer) 20
Zaken met betrekking tot parkeren (overlast, bekeuring, controle etc.) zijn de meest genoemde redenen
waarom men contact heeft gehad met het team Toezicht & Handhaving. Overigens verschilt dit aandeel
nogal per wijk. Zo geeft in het Centrum en Oost ongeveer één op de drie bewoners aan contact gehad te
hebben met de Lichtblauwe Brigade terwijl dat in Schiedam-Noord voor één op de zes bewoners geldt.
Aan de ondervraagden die contact met medewerker(s) van het team Toezicht & Handhaving hebben
gehad, is vervolgens een oordeel gevraagd over het optreden van hen bij die gelegenheid. Omdat in 2008
dezelfde vraag is gesteld, is een vergelijking in de tijd mogelijk. Dat levert het volgende beeld op:
FIGUUR 5.2 MATE VAN TEVREDENHEID OVER HET LAATSTE CONTACT MET HET TEAM TOEZICHT & HANDHAVING, IN %
Zo’n 43 procent van de Schiedammers die de afgelopen 12 maanden contact hebben gehad met het team
Toezicht & Handhaving, is daar tevreden over. Anderzijds is 31 procent ontevreden. Daarmee is de
situatie in 2012 minder gunstig dan in 2008. Toen was namelijk nog 60% van de ondervraagden tevreden
over het contact met Toezicht & Handhaving. Overigens zijn in 2009 dezelfde vragen gesteld over
contacten met de politie. Daaruit valt af te leiden dat de waardering van het contact voor politie en
Toezicht & Handhaving op een vergelijkbaar niveau ligt.
Toezicht & Handhaving
24
16
60
31
26
43
0 10 20 30 40 50 60 70
(zeer) ontevreden
niet tevreden, niet ontevreden
(zeer) tevreden
%
2012
2008
h o o f d s t u k
34 H5 Toezicht & Handhaving
5.2 Beoordeling team Toezicht & Handhaving Om inzicht te krijgen in de mening van
Schiedammers ten aanzien van het functioneren
en de beschikbaarheid van het team Toezicht &
Handhaving, is alle ondervraagden een 12-tal
stellingen voorgelegd die met het functioneren
van het team te maken hebben. De stellingen
zijn afwisselend positief en negatief
geformuleerd om beïnvloeding van de
respondenten te voorkomen. Voor de
leesbaarheid van de figuren en tabellen zijn alle
stellingen in dit rapport in een geheel positieve
formulering omgezet. Daarbij geldt dat hoe
hoger de score, des te beter Toezicht &
Handhaving op het betreffende item uit de bus
komt. De maximale score is 100 (hetgeen
betekent dat iedereen het ‘zeer eens’ is met de
stelling).
FIGUUR 5.3 INDICATORESCORE IMAGO TEAM TOEZICHT
& HANDHAVING OP EEN SCHAAL VAN 0 (= ZEER MEE ONEENS) TOT 100 (= ZEER) MEE EENS)
Stelling
2008
2012
toe-/af-name
doet haar best 61 53 -8
voldoende tijd (*) 54 49 -5
is voldoende aanspreekbaar (*) 49 46 -3
reageert goed op problemen 44 44 0
heeft voldoende kennis van zaken 48 44 -4
komt professioneel over 46 42 -4
pakt de zaken efficiënt aan 44 42 -2
grijpt voldoende in (*) 40 42 +2
deelt niet te veel bekeuringen uit (*) 48 42 -6
straalt gezag uit 40 37 -3
heeft voldoende contact 35 35 0
is voldoende zichtbaar (*) 31 35 +4
totaal alle stellingen 45 43
-2
* Deze stellingen waren in de vragenlijst negatief
geformuleerd
De meeste ondervraagden vinden dat de
medewerkers van het team Toezicht &
Handhaving haar best doen. Anderzijds leeft er
bij de ondervraagden het gevoel dat het team
weinig zichtbaar is en onvoldoende contacten
onderhoudt met de bevolking. Verder valt op
dat op de meeste onderdelen de scores enigszins
lager zijn dan in 2008 toen dezelfde vragen zijn
gesteld. Kortom, het imago van de Lichtblauwe
Brigade is er de afgelopen vier jaar niet op
vooruit gegaan.
Een deel van de stellingen uit figuur 5.3 was
ook in het onderzoek van 2009 voorgelegd maar
dan voor wat betreft het functioneren van de
politie. Daar komen in grote lijnen vergelijkbare
scores en ongeveer dezelfde rangorde uit als die
van Toezicht & Handhaving. Wel scoort de
politie beter op het punt van goed reageren op
problemen, terwijl anderzijds Toezicht &
Handhaving wat hoger scoort op zichtbaarheid
en aanspreekbaarheid.
Leeftijd
Ten aanzien van de stellingen valt allereerst op
dat ouderen (65+) vaker dan gemiddeld geen
mening hebben over het functioneren van het
team Toezicht & Handhaving. Daarentegen
heeft de groep tot 50 jaar een wat meer
uitgesproken mening. Zij staan ook het meest
kritisch tegenover de Lichtblauwe Brigade. Zo
vinden zij vaker dan gemiddeld dat de
Lichtblauwe Brigade te weinig contact heeft
met buurtbewoners en de zaken niet efficiënt
aanpakt.
Geslacht
Mannen hebben iets vaker een mening over het
team Toezicht & Handhaving dan vrouwen.
Toch zijn de verschillen in opvatting tussen
mannen en vrouwen niet erg groot. Wel zijn
mannen zijn wat meer van mening dat het team
te weinig ingrijpt.
Etniciteit
Tot nu toe beoordeelden in diverse onderzoeken
Schiedammers met een allochtone achtergrond
het functioneren van de politie beduidend
positiever dan autochtone Schiedammers. Als
het gaat om de beoordeling van het team
Toezicht & Handhaving dan is er echter
nauwelijks een verschil waarneembaar. Slechts
op één punt verschillen allochtonen en
autochtonen wat meer van mening:
Schiedammers met een allochtone achtergrond
vinden vaker dat de Lichtblauwe Brigade te veel
bekeuringen uitdeelt.
Wijkniveau
Op wijkniveau lopen de meningen niet zo heel
erg ver uiteen. Schiedam-Oost is wat dat betreft
een duidelijke uitzondering: waar in andere
wijken soms een behoorlijk deel van de
ondervraagden geen mening heeft over het
functioneren van het team Toezicht &
Handhaving, is in Oost het tegendeel het geval.
Relatief veel bewoners van Oost hebben zich
juist wel een mening kunnen vormen over
Toezicht & Handhaving. Dat komt mede omdat
meer dan in andere wijken bewoners van Oost
contact hebben gehad met het team. Overigens
is men wel aanzienlijk kritischer over het
functioneren van het team dan in andere wijken.
Vermoedelijk houdt dit verband met de
leefbaarheidsproblematiek die in Oost groter is
dan gemiddeld (zie hoofdstuk 3). Kennelijk
worden juist in een wijk die te kampen heeft
met overlastproblemen, de werkzaamheden en
de effectiviteit van het team Toezicht &
Handhaving door de bewoners nog
nadrukkelijker onder het vergrootglas gelegd.
35 H5 Toezicht & Handhaving
5.3 Totaal beeld Naast de stellingen over de beschikbaarheid en
het functioneren van het team Toezicht &
Handhaving is ook gevraagd een alomvattend
oordeel te geven over de mate waarin men
tevreden is over het optreden van Toezicht &
Handhaving in de eigen woonbuurt. Dat levert
met name op wijkniveau een iets ander beeld op
dan op basis van de stellingen in de vorige
paragraaf.
FIGUUR 5.4 MATE VAN TEVREDENHEID OVER HET
OPTREDEN VAN HET TEAM TOEZICHT & HANDHAVING, IN %
Figuur 5.4 geeft een beeld van het imago van
Toezicht & Handhaving. Daaruit valt op te
maken dat 14 procent van de ondervraagden
(zeer) tevreden is over het functioneren van
Toezicht & Handhaving. Daarentegen is een
grotere groep (22%) ontevreden over het team.
Bovendien is de ontwikkeling door de tijd
ongunstig. Zo is er ten opzichte van 2008 een
duidelijke verschuiving waarneembaar in de
richting van ‘tevreden’ naar ‘neutraal’.
Slechts onder ouderen (65+) is het aandeel
‘tevreden’ fractioneel groter dan het aandeel
‘ontevreden’.
Wat opvalt is dat als het gaat over
daadwerkelijke contacten met de Lichtblauwe
Brigade, de tevredenheid aanzienlijk hoger is
(zie figuur 5.2). Kortom, de contacten scoren
een stuk beter dan het imago van Toezicht &
Handhaving.
Een vergelijking met het oordeel over de politie
(monitor Leefbaarheid & Veiligheid 2009) laat
zien dat de politie toen een iets beter imago had
dan Toezicht & Handhaving in zowel 2008 als
2012. Zo was in 2009 33 procent (zeer) tevreden
over het functioneren van de politie en 16
procent ontevreden.
Op wijkniveau valt op dat met betrekking tot het
team Toezicht & Handhaving het Centrum de
enige wijk is waar de groep ‘tevreden’ nog iets
groter is dan de groep ‘ontevreden’ (figuur 5.5).
FIGUUR 5.5 SALDO (ZEER) TEVREDEN MINUS (ZEER)
ONTEVREDEN PER WIJK (IN %)
Stelling
% (zeer) tevreden
% (zeer) ontevreden
saldo tevreden-ontevreden
Centrum 18 16 +2
Oost 17 30 -13
West 17 20 -3
Zuid 10 21 -11
Nieuwland 19 23 -4
Groenoord 11 24 -13
Kethel 8 13 -8
Woudhoek 8 20 -12
Spal./Sveap. 9 20 -11
totaal 14 22
-8
In alle andere wijken is het saldo negatief, in
Oost en Groenoord nog het meest.
Voor de wijk Oost is dit beeld zeker niet nieuw.
Bij eerder onderzoek scoorde Toezicht &
Handhaving in Oost ook het minst van alle
wijken. Overigens is dat zelfde beeld al vele
jaren waarneembaar als het gaat om de
beoordeling van de politie. Ook op dat punt
scoorde Oost altijd laag. Maar zoals eerder
gezegd is dit dan ook de wijk met relatief veel
problemen op het gebied van overlast (o.a.
overbewoning) en veiligheid. Zolang de
bewoners niet het gevoel hebben dat er
zichtbare resultaten worden geboekt in de vorm
van minder overlast en een betere veiligheid, zal
het oordeel over de Lichtblauwe Brigade in de
wijk waarschijnlijk niet snel verbeteren.
5.4 Toezicht met behulp van camera’s Hoe staat de Schiedammer tegenover
cameratoezicht? FIGUUR 5.6 MENING T.A.V. TOEZICHT MET BEHULP VAN CAMERA’S (IN %)
cameratoezicht % Ik ben er voor 78
het maakt mij niet uit 14
ik ben er op tegen 5
weet niet / geen mening 3
totaal 100
Ruim driekwart van de ondervraagden is daar
voorstander van. Slechts een zeer beperkte
groep (5%) is er op tegen. Naarmate de leeftijd
stijgt, is men vaker voorstander van
cameratoezicht. Zo is onder jongeren 71 procent
daar voorstander van terwijl dit aandeel bij de
groep 65+ op 84 procent ligt. In mindere mate
zijn ook het opleidings- en inkomensniveau van
invloed: hoger opgeleiden en hogere
inkomensgroepen zijn iets minder vaak
voorstander van cameratoezicht dan gemiddeld.
25
47
28
22
64
14
0 10 20 30 40 50 60 70
(zeer) ontevreden
neutraal
(zeer) tevreden
%
2012
2008
37 H6 Voorzieningen
De leefbaarheid van een buurt wordt mede bepaald door de kwaliteit van het voorzieningenniveau. Goede voorzieningen in een buurt maken het aantrekkelijker om er te wonen. In het onderzoek is aan de inwoners van Schiedam gevraagd aan te geven in welke mate zij tevreden zijn over een aantal uiteenlopende voorzieningen.
6.1 Rapportcijfer voorzieningen Schiedammers geven gemiddeld een 6.9 voor de voorzieningen in de eigen woonbuurt. Dit is wederom
een lichte verbetering ten opzichte van de vorige meting. Op wijkniveau zijn er enkele verschillen, maar
de rapportcijfers kruipen steeds meer naar elkaar toe.
FIGUUR 6.1 GEMIDDELD RAPPORTCIJFER VOOR DE VOORZIENINGEN PER WIJK
wijk 2006 2007 2009 2012
Centrum 7.2 7.1 7.1 7.5
Oost 6.6 5.8 6.2 6.7
West 6.5 6.4 6.8 6.7
Zuid 6.9 6.7 6.9 6.8
Nieuwland 6.3 6.2 6.6 6.5
Groenoord 6.8 6.9 7.0 6.9
Kethel 7.1 7.5 7.6 7.5
Woudhoek 7.2 7.2 7.2 7.5
Spaland/Sveaparken 6.6 6.8 6.9 7.2
Schiedam 6.7 6.6 6.8 6.9
De voorzieningen in de wijken Kethel, Woudhoek en Centrum worden het best beoordeeld, namelijk met
een 7.5. Forse verbeteringen zijn te zien in Oost en Centrum. Het voorzieningenniveau in Nieuwland
ontvangt het laagste rapportcijfer. Als wordt ingezoomd binnen de wijk dan scoort het westelijk deel van
Nieuwland gemiddeld het laagst, namelijk 5.9.
6.2 Tevredenheid voorzieningen Een algemeen rapportcijfer voor voorzieningen in de buurt zegt nog niets over met welke voorzieningen
men tevreden is en met welke niet. Daarom is in het onderzoek tevens gevraagd naar een afzonderlijke
beoordeling van een aantal uiteenlopende voorzieningen.
In figuur 6.2 is duidelijk te zien dat de grootste ontevredenheid de jongerenvoorzieningen betreft. Dit is
overigens al jaren het geval. Slechts 14 procent van de respondenten is tevreden over de voorzieningen
voor jongeren in de buurt. Over parkeergelegenheid en speelplekken voor jonge kinderen is men eveneens
niet erg te spreken, ook al is de tevredenheid daarover in vergelijking met de meting in 2009 gestegen.
h o o f d s t u k
Voorzieningen
38 H6 Voorzieningen
FIGUUR 6.2 TEVREDENHEID OVER VOORZIENINGEN
IN DE BUURT IN 2009 EN 2012
* De tevredenheid over de voorziening ‘crèches/kinderdagverblijven’
maakte in 2009 nog geen onderdeel uit van de vragenlijst.
Schiedammers zijn over het algemeen wel
tevreden als het gaat om mogelijkheden in de
buurt voor dagelijkse boodschappen, openbaar
vervoer, basisscholen en straatverlichting.
Over het algemeen is het oordeel over de
voorzieningen verbeterd ten opzichte van de
meting in 2009. De voorzieningen die hierbij
zeer positief opvallen betreffen de wegen, paden
en pleinen en het groen (perken, plantsoenen en
parken). Deze voorzieningen in de openbare
ruimte worden veel beter beoordeeld dan bij de
meting in 2009. Zo was toentertijd 37 procent
van de respondenten tevreden over de wegen,
paden en pleinen, nu is dit gestegen naar 57
procent. Voor het groen betreft het een stijging
van de tevredenheid van 44 naar 58 procent.
Op wijkniveau zijn er soms forse verschillen in
tevredenheid over de diverse voorzieningen. In
figuur 6.3 is per wijk het aandeel (in %) van de
bewoners weergegeven dat (zeer) tevreden is
met de betreffende voorziening. De laagste en
hoogste scores zijn steeds gearceerd.
FIGUUR 6.3 TEVREDENHEID OVER VOORZIENINGEN IN DE BUURT, PER WIJK (IN %)
voorziening
Ce
ntr
um
Oo
st
We
st
Zuid
Nie
uw
lan
d
Gro
en
oo
rd
Ke
the
l
Wo
ud
ho
ek
Spal
and
/
Sve
apar
ken
Sch
ied
am
winkels dagelijkse boodschappen 96 80 68 79 84 93 98 95 91 85
(haltes van het) openbaar vervoer 90 82 72 55 75 80 83 86 73 77
basisscholen 43 67 77 72 55 56 81 85 88 70
straatverlichting 68 59 69 64 61 66 75 71 74 66
groen (perken, plantsoenen en parken) 50 35 56 48 64 68 80 65 71 58
wegen, paden en pleinen 61 44 52 52 57 62 68 65 65 57
crèches / kinderdagverblijven 44 49 64 44 50 49 64 69 76 57
parkeergelegenheid 33 43 34 24 49 78 59 41 43 45
speelvoorzieningen voor kinderen 33 45 38 38 41 44 51 53 57 45
voorzieningen voor jongeren 15 11 13 9 18 16 14 11 14 14
Hoogste scores Laagste scores
0 20 40 60 80 100
voorzieningen voor jongeren
speelvoorzieningen
parkeergelegenheid
crèches/kinderdagverblijven*
wegen, paden en pleinen
groenvoorzieningen
straatverlichting
basisscholen
openbaar vervoer
winkels dagelijkse boodschappen
2009
2012
39 H6 Voorzieningen
De mogelijkheden voor het doen van de
dagelijkse boodschappen worden goed
gewaardeerd; 85 procent is hier tevreden over.
Vooral in Kethel met de aanwezigheid van
winkelcentrum Hof van Spaland is de
tevredenheid groot. Het ontbreken van een
grootschalige winkelconcentratie in West zorgt
voor relatief veel ontevredenheid over de
mogelijkheden om dagelijkse inkopen te doen.
In Zuid is men evenals bij voorgaande
metingen, nog altijd kritisch ten aanzien van het
openbaar vervoer.
Wat betreft het basisonderwijs zijn de meningen
zeer verdeeld. Zeven op de tien bewoners zijn
hierover tevreden. Echter in Centrum zijn de
aldaar wonende kinderen door de afwezigheid
van een basisschool gedwongen om over de
wijkgrenzen heen te kijken. Het overgrote deel
van deze kinderen gaat naar een basisschool in
Oost. In Nieuwland en Groenoord is de
tevredenheid over het basisonderwijs eveneens
laag. Het is bekend dat een groot deel van de
kinderen uit deze gebieden op scholen in
naburige wijken zijn georiënteerd. De
aanwezigheid van ‘zwarte’ scholen in
Nieuwland en Groenoord speelt een belangrijke
rol, waardoor ouders bij de schoolkeuze vaak
voor basisscholen buiten de eigen woonwijk
kiezen.
De straatverlichting wordt in alle wijken
redelijk goed beoordeeld (van 59% tevreden
bewoners in Oost tot 75% in Kethel). In Oost is
men het minst te spreken over de openbare
ruimte (wegen, paden en pleinen) en het groen.
Wat betreft crèches/kinderdagverblijven is men
in Centrum en Zuid het minst tevreden.
Parkeergelegenheid is een probleem dat het
sterkste wordt ervaren in Zuid. In deze wijk is er
een relatie te leggen met de hoge
woningdichtheid. Hierdoor is er relatief weinig
openbare ruimte beschikbaar hetgeen zich
vertaalt in een hoge parkeerdruk. Anderzijds
zijn er in een ruim opgezette wijk als Groenoord
juist weinig klachten over parkeren.
Over de speelmogelijkheden voor kleine
kinderen is men in geheel Schiedam matig
tevreden (gemiddeld 45% van de bewoners is
tevreden). Met name in de oude wijken
Centrum, West en Zuid zijn de mogelijkheden
volgens de bewoners beperkt. Veruit het meest
ontevreden is men over de voorzieningen voor
jongeren. De ontevredenheid hierover is
stadsbreed, maar in Zuid sterker dan gemiddeld.
6.3 Sociale voorzieningen Naast voorzieningen als winkels, openbaar
vervoer en basisscholen biedt Schiedam diverse
sociale voorzieningen om de bevolking te
ondersteunen en adviseren. De bekendheid en
het gebruik van 11 voorzieningen is onderzocht.
FIGUUR 6.4 BEKENDHEID EN GEBRUIK SOCIALE
VOORZIENINGEN
voorziening bekend-heid
gebruik
Thuiszorg 56% 18%
Maatschappelijk werk 46% 12%
Centrum voor Jeugd & Gezin 38% 16%
Schuldhulpverlening 34% 6%
Het WMO-loket 28% 8%
Steunpunt mantelzorg 27% 5%
Opvoedingsondersteuning 21% 5%
Instituut Sociaal Raadslieden 21% 7%
Formulierenbrigade 20% 6%
Ouderenadviseurs 17% 4%
De Vraagwijzer 9% 2%
Net als tijdens het Omnibusonderzoek van 2010
is de Thuiszorg het meest bekend en de
Vraagwijzer het minst. De bekendheid van de
diverse sociale voorzieningen onder
Schiedammers van 18 t/m 80 jaar is licht
gedaald. Dit geldt overigens ook voor het
gebruik van enkele van deze voorzieningen.
Verder is het opmerkelijk dat de meeste
mantelzorgers onbekend zijn met bijvoorbeeld
het WMO-loket en het Steunpunt mantelzorg.
Van de Schiedamse bevolking helpt 21 procent
een familielid, vriend of kennis die langdurig
ziek is, hulpbehoevend of gehandicapt. Toch
wordt het Steunpunt mantelzorg door slechts 5
procent van de bevolking gebruikt. Dit relatief
lage percentage kan niet (geheel) verklaard
worden uit ‘onbekendheid’, want het Steunpunt
is bij 27 procent van de Schiedammers bekend.
Van de respondenten die hebben aangegeven
mantelzorg te verlenen kent 37 procent het
WMO-loket.
Aan Schiedammers die (wel eens) gebruik
hebben gemaakt van één van deze sociale
voorzieningen is gevraagd naar de
tevredenheid4.
Gemiddeld blijkt ongeveer de helft van de
cliënten tevreden te zijn over de voorziening.
De mate van tevredenheid over
Schuldhulpverlening en de Formulierenbrigade
blijft enigszins achter bij de andere
voorzieningen.
4 De waardering van sociale voorzieningen hangt ook samen met het resultaat dat men voor de cliënt weet te bereiken.
Het oordeel is niet altijd een kwestie van een ‘goede’ of
‘slechte’ dienstverlening. Het is bijvoorbeeld bekend dat organisaties die vaak ‘slecht nieuws’ moeten brengen daarop
worden ‘afgerekend’ in klanttevredenheidsonderzoeken.
Dergelijke organisaties kunnen een prima dienstverlening bieden maar de cliënten kunnen ontevreden zijn over het
resultaat en de organisatie daarop beoordelen.
41 H7 De wijken nader bekeken
In de voorgaande hoofdstukken zijn reeds vele aspecten van leefbaarheid en veiligheid beschreven. In dit hoofdstuk wordt dieper ingezoomd op de situatie in de afzonderlijke wijken. Voor zover mogelijk wordt afgedaald tot het niveau van wijkdelen. Om het beeld te complementeren worden er tevens enkele statistische gegevens gepresenteerd.
h o o f d s t u k
De wijken nader bekeken
42 H7 De wijken nader bekeken
Centrum Schiedam Bevolking: 4.364 personen (1-1-2013)
Samenstelling < 20 jr. 65+ allochtoon verhuismobiliteit (per 100 inw.)
17% 10% 33% 15,3
Woningvoorraad: 2.524 woningen (1-1-2013)
koopwoning eengezinswoning
58% 18%
Sociaal
Besteedb. ink. per huishouden (x1000 €)
Arbeid Werkzoekend (in % bevolking 15-64 jr.)
32,3 5,8%
Top 10 Meest voorkomende buurtproblemen Indicatorscore: 0= komt nooit voor, 100= komt vaak voor
rang probleem score
1 hondenpoep 69
2 rommel op straat 64
3 te hard rijden 59
4 parkeeroverlast 58
5 dronken mensen op straat 57
Leefbaarheidscores (hoe lager, hoe beter)
verloedering overlast vermogensdelicten dreiging sociale cohesie (hoe hoger, hoe beter)
5,2 3,4 3,1 2,6 5,8
Verantwoordelijkheid eigen buurt
Heeft zich actief ingezet voor eigen buurt
30%
Rapportcijfers
Leefbaarheid
Veiligheid
7.1
6.6
Centrum Het Centrum heeft een
bevolkingssamenstelling die
typerend is voor veel
binnensteden in Nederland.
De bevolking bestaat naar
verhouding veel uit personen
tussen de 20 en 50 jaar. Dit
betreft enerzijds jonge alleen-
staanden (tot 35 jaar). Anderzijds gaat het om
tweepersoonshuishoudens tussen de 35 en 50.
Gezinnen met kinderen komen relatief weinig
voor evenals ouderen. Een deel van de jonge
huishoudens staat nog aan het begin van de
wooncarrière. Dat heeft tot gevolg dat er
redelijk veel wordt verhuisd. De
verhuismobiliteit ligt dan ook ruim boven het
stedelijk gemiddelde.
De jongere huishoudens richten zich
voornamelijk op de huursector. Toch bestaat de
meerderheid van de woningen in de wijk uit
koopwoningen. Want naast jonge startende
huishoudens wordt de binnenstad ook bevolkt
door tweepersoonshuishoudens met een hoog
opleidingsniveau en een bovengemiddeld
inkomen. Dat heeft mede tot gevolg dat het
werkloosheidspercentage beneden het stedelijk
gemiddelde ligt.
Waar de bewoners van het Centrum enerzijds
profiteren van het wonen in een binnen-
stadsmilieu, krijgt men noodgedwongen ook te
maken met de nadelen hiervan. Naast het
voordeel van veel voorzieningen dicht bij de
hand, leidt het uitgaansgedrag van de bezoekers
van het Centrum soms tot problemen. Het
gevolg hiervan is dat problemen als wildplassen
en overlast van horecagelegenheden, weliswaar
niet in de top-5 van buurtproblemen staan, maar
wel vaker in het Centrum dan in de andere
wijken een rol spelen. Andere vormen van
overlast die volgens de bewoners veel
voorkomen zijn lawaaiige en dronken mensen
op straat. Dit kan vooral ’s avonds en in het
weekend wel eens voor een minder prettige
sfeer zorgen. Hierdoor scoren zaken als overlast
en (de perceptie van) het voorkomen van
dreiging slechter dan gemiddeld in Schiedam.
Als het gaat om de frequentie waarmee allerlei
andere buurtproblemen voorkomen, dan scoort
het Centrum gunstiger dan voorheen.
Hondenpoep en rommel op straat staan nog wel
bovenaan maar volgens de bewoners komen
deze zaken minder vaak voor dan in 2009.
Kenmerkend voor de wijk is het hoge aandeel
bewoners dat zich actief inzet voor de eigen
buurt. En ondanks de uitgaansgedrag
gerelateerde problemen vinden de bewoners het
een redelijk leefbare en veilige wijk.
0 10 20 30 40 50
0 10 20 30 40 50 60 70
0 10 20 30 40
0 1 2 3 4 5 6 7
0 20 40 60 80 100
0 2 4 6 8 10
0 2 4 6 8 10
43 H7 De wijken nader bekeken
Oost Schiedam Bevolking: 4.364 personen (1-1-2013)
Samenstelling < 20 jr. 65+ allochtoon verhuismobiliteit (per 100 inw.)
23% 10% 54% 18,9
Woningvoorraad: 5.422 woningen (1-1-2013)
koopwoning eengezinswoning
51% 14%
Sociaal
Besteedb. ink. per huishouden (x1000 €)
Arbeid Werkzoekend (in % bevolking 15-64 jr.)
25,8 8,4%
Top 10 Meest voorkomende buurtproblemen Indicatorscore: 0= komt nooit voor, 100= komt vaak voor
rang probleem score
1 rommel op straat 71
2 te hard rijden 70
3 hondenpoep 67
4 vuil naast container 66
5 agressief verkeersgedrag 52
Leefbaarheidscores (hoe lager, hoe beter)
verloedering overlast vermogensdelicten dreiging sociale cohesie (hoe hoger, hoe beter)
5,3 4,0 4,2 3,0 4,9
Verantwoordelijkheid eigen buurt
Heeft zich actief ingezet voor eigen buurt
23%
Rapportcijfers
Leefbaarheid
Veiligheid
6.0
5.5
Oost Schiedam-Oost wordt
gekenmerkt door een jonge
bevolking. Met name de
groep 20-34 jarigen is naar
verhouding sterk vertegen-
woordigd. Deze groep zit
vaak nog aan het begin van
de arbeids- en wooncar-
rière. Met als gevolg dat er
veel wordt verhuisd. Dat
komt mede omdat er veel kamerverhuur-
bedrijven in de wijk actief zijn. Vaak betreft de
in- en uitstroom in Oost personen van niet-
Nederlandse komaf. Dat verklaart waarom ruim
de helft van de bevolking een allochtone
achtergrond heeft. Met name MOE-landers
(Polen, Bulgaren etc.) vinden vaak (tijdelijke)
huisvesting in Oost. Het is dan ook een wijk
waar men gemiddeld genomen niet erg lang
blijft wonen.
Wellicht speelt hierbij ook de soms matige
kwaliteit van de woningvoorraad een rol. Het
gevolg van dit alles is een komen en gaan van
mensen. Op elke 1000 inwoners verhuizen er
jaarlijks gemiddeld 189 personen. In andere
delen van de stad zijn dat er aanzienlijk minder.
In Oost wonen weinig ouderen. Slechts 10
procent is 65 jaar of ouder. Stedelijk ligt dit op
16 procent. De woningvoorraad in Oost – met
overwegend vooroorlogse boven- en
benedenwoningen – is doorgaans ook niet zo
geschikt voor ouderen. Met als gevolg dat veel
ouderen op een bepaalde leeftijd wegtrekken
naar andere delen van de stad.
In sociaal-economsich opzicht staat het gebied
er niet zo goed voor. Het inkomen is aan de lage
kant en de werkloosheid is er redelijk hoog.
Ook de verschillende indicatorscores zijn niet
positief te noemen. Veel buurtproblemen komen
in Oost vaker voor dan gemiddeld in Schiedam.
Het grootste deel daarvan heeft betrekking op de
verloedering van het openbaar gebied. De
betreffende indicator is met een 5,3 hoog. Dit
geldt eveneens voor overlast. In de beleving van
de bewoners komen overlast van jongeren en
omwonenden aanzienlijk vaker voor dan elders
in de stad. Maar ook op het gebied van
vermogensdelicten (inbraak e.d.) en dreiging in
de buurt, scoort Oost zeer matig.
Waarschijnlijk mede als gevolg van de vele
verhuizingen is er weinig onderlinge samenhang
in de buurt. Dat vertaalt zich in een matige score
voor sociale cohesie.
Alles overziende moet worden geconcludeerd
dat dit deel van de stad er op het gebied van
leefbaarheid en veiligheid niet goed voor staat.
0 10 20 30 40 50 60
0 10 20 30 40 50 60 70
0 10 20 30 40
0 1 2 3 4 5 6 7
0 20 40 60 80 100
0 2 4 6 8 10
0 2 4 6 8 10
44 H7 De wijken nader bekeken
West Schiedam Bevolking: 4.364 personen (1-1-2013)
Samenstelling < 20 jr. 65+ allochtoon verhuismobiliteit (per 100 inw.)
22% 16% 31% 13,6
Woningvoorraad: 5.472 woningen (1-1-2013)
koopwoning eengezinswoning
64% 33%
Sociaal
Besteedb. ink. per huishouden (x1000 €)
Arbeid Werkzoekend (in % bevolking 15-64 jr.)
33,1 5,4%
Top 10 Meest voorkomende buurtproblemen Indicatorscore: 0= komt nooit voor, 100= komt vaak voor
rang probleem score
1 hondenpoep 69
2 rommel op straat 61
3 te hard rijden 56
4 parkeeroverlast 54
5 vuil naast container 51
Leefbaarheidscores (hoe lager, hoe beter)
verloedering overlast vermogensdelicten dreiging sociale cohesie (hoe hoger, hoe beter)
4,6 2,2 3,3 1,3 6,0
Verantwoordelijkheid eigen buurt
Heeft zich actief ingezet voor eigen buurt
22%
Rapportcijfers
Leefbaarheid
Veiligheid
7.0
6.6
West Zo op het oog is West een
redelijk gemiddelde wijk in
Schiedam. Dat geldt onder
meer voor de leeftijds-
verdeling van de bevolking.
Als het gaat om sociaal-
economische kenmerken zijn
er wel verschillen maar niet
in extreme mate. Anderzijds
valt op dat de verschillen
binnen de wijk wel behoorlijk groot zijn. Waar
andere wijken in Schiedam vrij homogeen zijn
qua samenstelling, is dat in West zeker niet het
geval. Zo is er een duidelijk onderscheid te
maken tussen de gebieden ten noorden en ten
zuiden van de Burgemeester Knappertlaan.
Waar in het zuidelijk deel (rondom het oude
ziekenhuisterrein) er nauwelijks werkloosheid is
en de inkomens relatief hoog zijn (gemiddeld
€45.200 netto), is dat in het noordelijk deel
precies andersom: hogere werkloosheid en veel
lagere inkomens-groepen (gemiddeld €29.200
netto). Datzelfde beeld is zichtbaar bij de
samenstelling van de bevolking: een relatief
laag aandeel allochtonen in het zuidelijk deel
(17%) tegen ruim het dubbele (36%) in het
noordelijk deel. Alles bij elkaar genomen vallen
de cijfers voor West toch redelijk gemiddeld uit.
Dat geldt in grote lijnen eigenlijk ook voor de
beleving van de leefbaarheid en veiligheid.
Vooropgesteld dient te worden dat de scores
voor geheel West beter zijn dan het stedelijk
gemiddelde. Binnen de wijk is de situatie in het
zuidelijk deel nog (aanzienlijk) gunstiger.
Verder zijn er enkele specifieke buurtproblemen
aanwijsbaar die met name in het noordelijk deel
van de wijk spelen en in het zuidelijk deel niet.
Dat betreft bijvoorbeeld parkeeroverlast. In het
noordelijk deel is de bebouwingsdichtheid zeer
hoog en zijn de straten relatief smal.
Parkeerterreinen en/of –garages zijn niet
aanwezig. Met als gevolg dat er veel klachten
zijn over parkeeroverlast. In het veel ruimer
opgezette zuidelijk deel van de wijk komen deze
klachten slechts sporadisch voor. Een ander
punt betreft overbewoning. In het noordelijk
deel van de wijk is er in toenemende mate
sprake van een instroom van arbeidsmigranten
(met name MOE-landers). Dat zorgt in de
beleving van de bewoners soms voor
overlastsituaties. Ondanks de genoemde
problematiek ligt de beoordeling van de
leefbaarheid en de veiligheid in het noordelijk
deel slechts iets onder het stedelijk cijfer. De
betere situatie in het zuidelijk deel zorgt ervoor
dat het totaalcijfer voor West boven het
Schiedams gemiddelde uitkomt.
0 10 20 30 40 50
0 10 20 30 40 50 60 70
0 10 20 30 40
0 1 2 3 4 5 6 7
0 20 40 60 80 100
0 2 4 6 8 10
0 2 4 6 8 10
45 H7 De wijken nader bekeken
Zuid Schiedam Bevolking: 4.364 personen (1-1-2013)
Samenstelling < 20 jr. 65+ allochtoon verhuismobiliteit (per 100 inw.)
19% 17% 26% 11,4
Woningvoorraad: 2.978 woningen (1-1-2013)
koopwoning eengezinswoning
50% 41%
Sociaal
Besteedb. ink. per huishouden (x1000 €)
Arbeid Werkzoekend (in % bevolking 15-64 jr.)
28,1 6,4%
Top 10 Meest voorkomende buurtproblemen Indicatorscore: 0= komt nooit voor, 100= komt vaak voor
rang probleem score
1 hondenpoep 81
2 rommel op straat 70
3 parkeeroverlast 64
4 te hard rijden 64
5 gaten / verzakkingen in bestrating 52
Leefbaarheidscores (hoe lager, hoe beter)
verloedering overlast vermogensdelicten dreiging sociale cohesie (hoe hoger, hoe beter)
5,6 3,4 3,5 1,7 6,3
Verantwoordelijkheid eigen buurt
Heeft zich actief ingezet voor eigen buurt
26%
Rapportcijfers
Leefbaarheid
Veiligheid
6.8
6.6
Zuid De leeftijdsgroepen 0-19 jr.
en 20-34 jr. zijn in Zuid
relatief wat minder
vertegenwoordigd. Daar-
entegen is voor een oude
stadswijk als Zuid het
aandeel allochtonen naar
verhouding vrij laag.
Doorgaans ligt dit aandeel
in andere gebieden met een vergelijkbare
woningvoorraad aanzienlijk hoger.
In sociaal-economisch opzicht doet de wijk het
redelijk. Het inkomen ligt onder het stedelijk
gemiddelde maar de werkloosheid ook. Een
groot deel van de woningvoorraad behoort tot
de goedkope prijsklasse. De woonlasten van
veel huishoudens zullen daardoor niet zo heel
erg hoog zijn.
De woningdichtheid in dit deel van de stad is
zeer hoog. Bovendien zijn veel woningen aan de
kleine kant. Desondanks zijn de meeste
bewoners van Zuid nog altijd behoorlijk sterk
aan hun wijk verknocht. De sociale structuur is
er naar verhouding nog redelijk hecht hoewel
dat volgens de bewoners snel minder wordt.
Maar de sociale controle is er nog altijd wel
groter dan in andere oude stadsdelen van
Schiedam. Op het punt van sociale samenhang
en veiligheid scoorde de wijk altijd boven-
gemiddeld goed. Verontrustend is wel dat het
rapportcijfer dat hierop betrekking heeft, bij
elke meting steeds verder afneemt. Tot 2009
kwam Zuid samen met Kethel altijd als beste uit
de bus. Dat is in 2012 voor het eerst niet meer
het geval. Een score van 6,3 voor sociale
cohesie is nog wel beter dan het stedelijk cijfer
maar het verschil is lang niet meer zo groot als
vroeger.
De problemen in de wijk die duidelijk boven het
stedelijk gemiddelde uitspringen hebben te
maken met verloedering (hondenpoep, rommel
op straat), parkeren en te hard rijden. Verder
zijn er bij elke meting in Zuid altijd veel
klachten die betrekking hebben op diverse
vormen van overlast. Dat heeft waarschijnlijk
mede te maken met het feit dat de wijk zo
dichtbebouwd is: er is gewoonweg (te) weinig
ruimte. Een punt waar bewoners van Zuid in
vergelijking met andere wijken bij elke meting
opnieuw behoorlijk ontevreden over zijn, is het
openbaar vervoer. Daarnaast is men in Zuid niet
te spreken over het aanbod aan
kinderdagverblijven en de voorzieningen voor
jongeren.
Al met al zijn de scores in Zuid voor
leefbaarheid en veiligheid weliswaar niet erg
goed maar voor een oude stadswijk vooralsnog
niet verontrustend.
0 10 20 30 40 50
0 10 20 30 40 50 60 70
0 10 20 30 40
0 1 2 3 4 5 6 7
0 20 40 60 80 100
0 2 4 6 8 10
0 2 4 6 8 10
46 H7 De wijken nader bekeken
Nieuwland Schiedam Bevolking: 4.364 personen (1-1-2013)
Samenstelling < 20 jr. 65+ allochtoon verhuismobiliteit (per 100 inw.)
25% 16% 64% 12,5
Woningvoorraad: 6.520 woningen (1-1-2013)
koopwoning eengezinswoning
30% 13%
Sociaal
Besteedb. ink. per huishouden (x1000 €)
Arbeid Werkzoekend (in % bevolking 15-64 jr.)
26,1 9,7%
Top 10 Meest voorkomende buurtproblemen Indicatorscore: 0= komt nooit voor, 100= komt vaak voor
rang probleem score
1 rommel op straat 65
2 hondenpoep 60
3 te hard rijden 57
4 vuil naast container 52
5 gaten / verzakkingen in bestrating 50
Leefbaarheidscores (hoe lager, hoe beter)
verloedering overlast vermogensdelicten dreiging sociale cohesie (hoe hoger, hoe beter)
4,9 3,6 3,6 2,6 5,3
Verantwoordelijkheid eigen buurt
Heeft zich actief ingezet voor eigen buurt
18%
Rapportcijfers
Leefbaarheid
Veiligheid
6.3
5.8
Nieuwland De wijk Nieuwland heeft
de laatste jaren een flinke
metamorfose ondergaan.
Zo is de voormalige
Slachthuisbuurt gesloopt
en inmiddels voor een
groot deel herbebouwd met
eengezinswoningen. Dat-
zelfde geldt voor de Goe-
manbuurt, de omgeving
van het Dr. Wibautplein en het gebied Parkweg-
Noord. Toch heeft dat tot nu toe op de
samenstelling van de bevolking nog niet zo heel
veel effect gehad. Er zijn wel meer gezinnen
met kinderen naar de wijk getrokken maar nog
altijd bestaat een groot deel (39%) van de
huishoudens uit alleenstaanden. De bouw van
nieuwe woningen heeft echter wel voor meer
stabiliteit in Nieuwland gezorgd. De verhuis-
mobiliteit ligt tegenwoordig op een gemiddeld
niveau. Dat is het resultaat van enerzijds weinig
verhuizingen in de nieuwbouwgebieden en
anderzijds een zeer hoge mobiliteit in met name
de oudbouw-huurflats in de Staatsliedenbuurt.
Door het vervangen van huurflats door
voornamelijk eengezinswoningen in de
koopsector is zowel het aandeel koop als het
aandeel eengezinswoningen toegenomen.
Desondanks liggen deze aandelen nog altijd ver
onder het stedelijk gemiddelde. Wat opvalt is
dat heel wat nieuwe woningen gekocht zijn door
bewoners met een allochtone achtergrond, die
voorheen vaak ook al in Nieuwland woonden.
Kennelijk hebben zij een bepaalde band met de
wijk opgebouwd hetgeen uiteraard een positieve
zaak is. Het toevoegen van nieuwbouw
verandert echter nog niets aan de situatie van de
bevolking in de bestaande flats. Deze is nog
altijd niet erg rooskleurig. Het gemiddelde
huishoudensinkomen in Nieuwland behoort tot
het laagste niveau van Schiedam. De
werkloosheid is er relatief zeer hoog. Dat geldt
evenzeer voor het aandeel bijstandsgerech-
tigden.
Positief is dat de meest voorkomende
buurtproblemen de afgelopen jaren wat minder
vaak door bewoners worden ervaren. Ook het
openbaar gebied wordt steeds beter beoordeeld.
Zo was in het verleden verloedering een thema
dat zeer sterk speelde in de wijk. De meting van
2009 liet al wel een gunstige trend zien. In 2012
heeft dit zich doorgezet en is de score voor
verloedering van het openbaar gebied gelijk aan
het stedelijk gemiddelde. Anderzijds blijven
scores voor dreiging, overlast en sociale cohesie
aan de verkeerde kant van het gemiddelde
steken.
0 10 20 30 40 50 60 70
0 10 20 30 40 50 60 70
0 10 20 30 40
0 1 2 3 4 5 6 7
0 20 40 60 80 100
0 2 4 6 8 10
0 2 4 6 8 10
47 H7 De wijken nader bekeken
Groenoord Schiedam Bevolking: 4.364 personen (1-1-2013)
Samenstelling < 20 jr. 65+ allochtoon verhuismobiliteit (per 100 inw.)
21% 27% 37% 12,3
Woningvoorraad: 4.633 woningen (1-1-2013)
koopwoning eengezinswoning
27% 6%
Sociaal
Besteedb. ink. per huishouden (x1000 €)
Arbeid Werkzoekend (in % bevolking 15-64 jr.)
26,2 8,9%
Top 10 Meest voorkomende buurtproblemen Indicatorscore: 0= komt nooit voor, 100= komt vaak voor
rang probleem score
1 hondenpoep 64
2 rommel op straat 61
3 te hard rijden 59
4 vuil naast container 55
5 gaten / verzakkingen in bestrating 48
Leefbaarheidscores (hoe lager, hoe beter)
verloedering overlast vermogensdelicten dreiging sociale cohesie (hoe hoger, hoe beter)
5,1 3,5 3,6 1,6 5,0
Verantwoordelijkheid eigen buurt
Heeft zich actief ingezet voor eigen buurt
19%
Rapportcijfers
Leefbaarheid
Veiligheid
6.5
6.0
Groenoord Groenoord wordt geken-
merkt door een bevolking
waarvan veel ouderen deel
uitmaken. Hun aandeel
begint wel langzaam af te
nemen maar nog altijd is
27 procent 65 jaar of
ouder. Dat is ruim 11%
hoger dan het stedelijk ge-
middelde. Lange tijd vormde de oudere
bevolking een stabiele groep. Vooral de laatste
jaren is in het zuidelijk deel van de wijk het
aantal verhuisbewegingen zeer hoog. De
inkomende huishoudens hebben vaak andere
kenmerken dan de zittende bewoners. Zo is met
name in de middelhoogbouw portiek- en
galerijflats het aandeel allochtone huishoudens
met kinderen zeer hoog. De oudere autochtone
Groenoorders zijn heel nadrukkelijk in de
hoogbouwflats met lift geconcentreerd. Op het
punt van sociale samenhang scoort Groenoord
dan ook samen met Nieuwland en Oost naar
verhouding laag. De sloop van flats in
Groenoord-midden en de nieuwbouw van
eengezinswoningen hebben dit deel van wijk
een ander aanzien gegeven. Evenals in
Nieuwland zijn het ook hier vooral bewoners
met een allochtone achtergrond die een
nieuwbouwwoning gekocht hebben. Een deel
van hen woonde voorheen in een flatwoning in
Groenoord. Voor de wijkbinding is dat uiteraard
een prima ontwikkeling.
Ondanks het toevoegen van een ander
woningtype in een duurdere prijsklasse is het
werkloosheidsniveau en het aandeel bijstands-
gerechtigden in Groenoord nog steeds hoog.
Mede hierdoor is het besteedbare inkomen per
huishouden laag. Dit wordt mede veroorzaakt
door het hoge aandeel 65-plussers in de wijk.
Veel ouderen hebben namelijk niet meer
inkomen dan een AOW-uitkering, soms
aangevuld met een (klein) pensioen.
Tot 2009 zakte Groenoord in de metingen met
betrekking tot de diverse leefbaarheidsaspecten
steeds verder weg. In 2009 leek de situatie zich
enigszins te stabiliseren. In 2012 is er echter
opnieuw sprake van een achteruitgang. De
meeste leefbaarheidsscores blijven achter bij het
stedelijk gemiddelde.
Overigens lijken de problemen waar Groenoord
mee te maken heeft zich vooral in het midden en
het zuidelijk deel van de wijk te concentreren.
Vanuit Groenoord-Noord (omgeving Bachplein,
Lisztplein, Borodinlaan etc.) zijn de geluiden
toch wat positiever. Wat bij elke meting weer
opvalt is dat in Groenoord - als een van de
weinige gebieden in Schiedam - parkeeroverlast
bepaald geen hot issue is.
0 10 20 30 40 50
0 10 20 30 40 50 60 70
0 10 20 30 40
0 1 2 3 4 5 6 7
0 20 40 60 80 100
0 2 4 6 8 10
0 2 4 6 8 10
48 H7 De wijken nader bekeken
Kethel Schiedam Bevolking: 4.364 personen (1-1-2013)
Samenstelling < 20 jr. 65+ allochtoon verhuismobiliteit (per 100 inw.)
22% 25% 15% 6,2
Woningvoorraad: 1.674 woningen (1-1-2013)
koopwoning eengezinswoning
72% 83%
Sociaal
Besteedb. ink. per huishouden (x1000 €)
Arbeid Werkzoekend (in % bevolking 15-64 jr.)
38,6 3,0%
Top 10 Meest voorkomende buurtproblemen Indicatorscore: 0= komt nooit voor, 100= komt vaak voor
rang probleem score
1 gaten / verzakkingen in bestrating 53
2 parkeeroverlast 46
3 hondenpoep 44
4 te hard rijden 44
5 rommel op straat 41
Leefbaarheidscores (hoe lager, hoe beter)
verloedering overlast vermogensdelicten dreiging sociale cohesie (hoe hoger, hoe beter)
3,3 1,7 3,1 0,6 7,2
Verantwoordelijkheid eigen buurt
Heeft zich actief ingezet voor eigen buurt
35%
Rapportcijfers
Leefbaarheid
Veiligheid
7.7
7.1
Kethel Ook in meting van 2012
blijkt opnieuw dat vrijwel
nergens in Schiedam
bewoners beter te spreken
zijn over hun wijk dan in
Kethel. Het is dan ook een
zeer stabiele wijk waar heel
weinig wordt verhuisd.
Hoewel de woningvoorraad
overwegend uit eengezins-
woningen bestaat, is deze toch behoorlijk
gevarieerd qua grootte en prijsniveau.
Bovendien herbergt de wijk een behoorlijke
hoeveelheid appartementen voor ouderen. De
eengezinswoningen worden voornamelijk
bewoond door autochtone gezinnen met oudere
kinderen of waarvan de kinderen de deur uit
zijn. Het gevolg is wel dat de wijk snel vergrijst.
Het inkomens- en opleidingsniveau is in Kethel
bovengemiddeld hoog. En van werkloosheid is
maar in beperkte mate sprake.
De frequentie waarmee allerlei buurtproblemen
voorkomen is naar verhouding heel erg laag.
Verzakkingen en/of een slechte bestrating staan
in Kethel evenals bij eerdere metingen
bovenaan de lijst van buurtproblemen.
Voor wat betreft de verschillende leefbaarheids-
indicatoren als verloedering van het openbaar
gebied, overlast, dreiging en onveiligheids-
gevoelens doet Kethel het voor Schiedamse
begrippen bovengemiddeld goed. Ook op het
punt van sociale cohesie doet Kethel het prima:
met een score van 7,2 behaalt de wijk de
hoogste waarde van de stad. Kethel is daarmee
de enige wijk in Schiedam die - overigens al
vele jaren - boven de 7 uitkomt.
Alles overziend lijkt het alsof de bewoners van
Kethel helemaal niets te klagen hebben. En dat
is natuurlijk af en toe wel het geval, alleen is de
mate waarin dat gebeurt meestal vrij beperkt.
De ontevredenheid op het gebied van
voorzieningen richt zich evenals in veel andere
wijken vooral op het gebrek aan jongeren-
voorzieningen.
Het aandeel bewoners dat aangeeft zich het
afgelopen jaar actief voor de buurt te hebben
ingezet is met 35 procent het hoogst gemeten
percentage in Schiedam.
Het voorafgaande in ogenschouw nemend is het
niet verwonderlijk dat de algemene
rapportcijfers voor de leefbaarheid en veiligheid
in Kethel met respectievelijk een 7.7 en een 7.1
bovengemiddeld hoog uitvalt.
0 10 20 30 40 50
0 20 40 60 80 100
0 10 20 30 40
0 1 2 3 4 5 6 7 8
0 20 40 60 80 100
0 2 4 6 8 10
0 2 4 6 8 10
49 H7 De wijken nader bekeken
Woudhoek Schiedam Bevolking: 4.364 personen (1-1-2013)
Samenstelling < 20 jr. 65+ allochtoon verhuismobiliteit (per 100 inw.)
19% 23% 16% 7,0
Woningvoorraad: 3.423 woningen (1-1-2013)
koopwoning eengezinswoning
52% 58%
Sociaal
Besteedb. ink. per huishouden (x1000 €)
Arbeid Werkzoekend (in % bevolking 15-64 jr.)
36,2 4,0%
Top 10 Meest voorkomende buurtproblemen Indicatorscore: 0= komt nooit voor, 100= komt vaak voor
rang probleem score
1 gaten / verzakkingen in bestrating 63
2 hondenpoep 59
3 parkeeroverlast 55
4 te hard rijden 55
5 rommel op straat 49
Leefbaarheidscores (hoe lager, hoe beter)
verloedering overlast vermogensdelicten dreiging sociale cohesie (hoe hoger, hoe beter)
4,3 2,6 2,5 0,6 6,0
Verantwoordelijkheid eigen buurt
Heeft zich actief ingezet voor eigen buurt
17%
Rapportcijfers
Leefbaarheid
Veiligheid
7.5
7.1
Woudhoek De bevolkingssamenstel-
ling van de wijk
Woudhoek is typerend
voor wijken die eind jaren
’70-begin jaren ’80 zijn
gebouwd. Een groot deel
van de bevolking heeft een
leeftijd tussen de 50 en 65
jaar. Het merendeel van de
huishoudens bestaat uit
gezinnen met veelal oudere kinderen of waarvan
de kinderen reeds de deur uit zijn. Ook het
aandeel 65-plussers is hoger dan gemiddeld in
Schiedam. Dit wordt onder andere veroorzaakt
door de vestiging van zorgcentrum. Er wonen
relatief weinig personen met een niet-
Nederlandse achtergrond. De verhuismobiliteit
ligt op een gunstig laag niveau.
De woningvoorraad in Woudhoek is zeer
gevarieerd. De helft bestaat uit koop- en de
andere helft uit huurwoningen. De meeste
woningen behoren tot de categorie
eengezinswoningen en tot het middeldure
segment. De woningdichtheid is vrij hoog.
Bovendien zijn in delen van Woudhoek de
tuinen gemiddeld niet zo heel erg groot. Het
gevolg is een compact woongebied waar in
sommige buurten van de wijk het parkeren nog
wel eens voor overlast kan zorgen. Desondanks
is deze wijk een vrij populair woongebied mede
door de aanwezigheid van groen en
voorzieningen zoals winkels en basisscholen.
Hoewel Woudhoek er in sociaal-economisch
opzicht relatief goed voor staat, loopt de situatie
wel iets terug. Het besteedbaar huishoudens-
inkomen ligt nog steeds ruim boven het stedelijk
gemiddelde. Dat geldt eveneens voor het
opleidingsniveau. Daarnaast is het werkloos-
heidspercentage naar verhouding gunstig laag.
Op het gebied van leefbaarheid en veiligheid
zijn er niet zo heel veel problemen. De
leefbaarheidscores bevinden zich allemaal aan
de positieve kant. Doordat de wijk op slappe
veengrond is gebouwd, zijn er bij elke meting
opnieuw veel klachten over gaten en
verzakkingen in de bestrating.
Ten tijde van de vorige meting werd
jongerenoverlast nog als een veel voorkomend
probleem genoemd. Daar was in die tijd ook wel
reden toe. Inmiddels lijkt dit probleem minder
manifest aanwezig: jongerenoverlast wordt
tegenwoordig in Woudhoek niet vaker genoemd
als in andere delen van de stad.
De algemene rapportcijfers voor leefbaarheid en
veiligheid van de eigen woonbuurt zijn in
Woudhoek een stuk hoger dan gemiddeld.
Daarmee behoort Woudhoek tot de best
presterende wijken van Schiedam.
0 10 20 30 40 50
0 10 20 30 40 50 60 70
0 10 20 30 40
0 1 2 3 4 5 6 7
0 20 40 60 80 100
0 2 4 6 8 10
0 2 4 6 8 10
50 H7 De wijken nader bekeken
Spaland/Sveaparken Schiedam Bevolking: 4.364 personen (1-1-2013)
Samenstelling < 20 jr. 65+ allochtoon verhuismobiliteit (per 100 inw.)
29% 7% 17% 5,2
Woningvoorraad: 3.043 woningen (1-1-2013)
koopwoning eengezinswoning
85% 73%
Sociaal
Besteedb. ink. per huishouden (x1000 €)
Arbeid Werkzoekend (in % bevolking 15-64 jr.)
45,0 2,6%
Top 10 Meest voorkomende buurtproblemen Indicatorscore: 0= komt nooit voor, 100= komt vaak voor
rang probleem score
1 te hard rijden 59
2 gaten / verzakkingen in bestrating 57
3 overlast van jongeren 55
4 parkeeroverlast 52
5 hondenpoep 50
Leefbaarheidscores (hoe lager, hoe beter)
verloedering overlast vermogensdelicten dreiging sociale cohesie (hoe hoger, hoe beter)
3,9 2,9 2,8 0,8 6,5
Verantwoordelijkheid eigen buurt
Heeft zich actief ingezet voor eigen buurt
26%
Rapportcijfers
Leefbaarheid
Veiligheid
7.5
7.0
Spaland/Sveaparken Spaland/Sveaparken is een
gebied met overwegend
gezinshuishoudens. Dit is
duidelijk te zien aan de
bevolkingsopbouw van de
wijk. Een hoog aandeel
jongeren en van alle wijken
het laagste aandeel
alleenstaanden en 65-
plussers. Ook het percentage personen met een
allochtone achtergrond is laag te noemen. Nu de
wijk al enige tijd vrijwel helemaal afgebouwd
is, is de verhuismobiliteit bijzonder laag.
De wijk bestaat voornamelijk uit koopwoningen
in het midden en dure segment. Naast een groot
aandeel eengezinswoningen, 80 procent van de
woningvoorraad, is er ook een aantal
appartementencomplexen aanwezig.
Het besteedbaar inkomen op huishoudensniveau
valt door de aanwezigheid van veel
tweeverdieners zeer hoog uit. Het werkloos-
heidspercentage is het laagste van Schiedam.
Wat dat betreft scoort Spaland/Sveaparken
samen met Kethel het meest gunstig van alle
wijken.
Ook op het gebied van veiligheid en
leefbaarheid doet de wijk het uitstekend.
Desondanks zijn er enkele aandachtspunten. Er
wordt redelijk veel geklaagd over gaten/en
verzakkingen in de bestrating en is er sprake
van parkeeroverlast. En ten opzichte van 2009 is
geheel nieuw dat jongerenoverlast hoog op de
lijst staat. De klachten concentreren zich met
name rondom het winkelcentrum Krona. Te
hard rijden is ook een veel gehoorde klacht.
Nogal wat bewoners maken zich zorgen om
hardrijders in het gebied rondom de
basisscholen De Violier en De Vlinder.
Ondanks deze klachten zijn de leefbaarheids-
scores zeer goed te noemen. Criminaliteit en
verloedering komen volgens de bewoners
weinig voor. De rapportcijfers die men geeft
voor de woning, de eigen woonomgeving en de
veiligheid van de buurt zijn het hoogst van
Schiedam.
De sociale cohesie (kennen van, omgang met en
thuisvoelen bij buurtbewoners) zou gezien de
andere indicatoren en rapportcijfers wat hoger
mogen worden verwacht. Echter dit verschijnsel
is in nieuwbouwwijken niet ongewoon. De animo onder de wijkbewoners om zich actief
in te zetten voor de wijk is redelijk hoog.
0 10 20 30 40 50
0 20 40 60 80 100
0 10 20 30 40 50
0 1 2 3 4 5 6 7
0 20 40 60 80 100
0 2 4 6 8 10
0 2 4 6 8 10
51 H8 Samenvatting en conclusies
De achtste meting van de Leefbaarheids- en Veiligheidsmonitor laat zien dat Schiedam zich op dit gebied niet eenduidig ontwikkeld. Op enkele onderwerpen is sprake van een lichte verbetering, echter dit geldt niet voor alle onderwerpen. In onderstaand overzicht is nog eens schematisch weergegeven wat de belangrijkste ontwikkelingen zijn op het gebied van leefbaarheid en veiligheid.
onderwerp
ontwikkeling t.o.v. 2009
onderwerp
ontwikkeling t.o.v. 2009
woning o leefbaarheid o
woonomgeving o buurtproblemen o/-
ontwikkeling buurt - verloedering +/+ voorzieningen + sociale overlast - verkeersoverlast o/-
sociale kwaliteit o/+
verhuisgeneigdheid - veiligheid o/- actieve bewoners + vermogensdelicten - dreiging -
ontwikkeling: + positief
o neutraal
- negatief
Wonen en woonomgeving De uitkomsten in het verleden voor Nieuwland lieten zien dat ingrepen in de woningvoorraad en
woonomgeving (gecombineerd met allerlei activiteiten op sociaal gebied) voor steeds betere
rapportcijfers zorgden als het gaat om leefbaarheid van woonbuurten. Nu er nog maar heel weinig
nieuwbouw wordt gerealiseerd, heeft dat zijn weerslag op de rapportcijfers. Dit heeft tot gevolg dat
Nieuwland in de onderste regionen blijft verkeren. Dat laatste geldt overigens ook voor wijk Oost en
Groenoord. In het voordeel van Groenoord is wel dat de woonomgeving pas na realisatie van de
nieuwbouw wordt aangepakt. In enkele delen van de wijk is dat nog niet helemaal gereed en is er dus nog
ruimte voor verbetering. Gemiddeld genomen over geheel Schiedam, is de situatie de afgelopen drie jaar
stabiel gebleven.
Voorzieningen Gemiddeld geven Schiedammers een 6.9 voor de voorzieningen in de eigen woonbuurt. Dit betekent
wederom een lichte verbetering ten opzichte van de vorige meting. Opvallend is de beoordeling in wijken
als Centrum en Oost. De voorzieningen in beide wijken scoren naar de mening van de bewoners fors
hoger dan drie jaar geleden. In het westelijk deel van Nieuwland wordt het voorzieningenniveau met een
rapportcijfer van 5.9 het laagst beoordeeld. Indien de tevredenheid over de afzonderlijke voorzieningen
geanalyseerd wordt dan valt vooral de openbare ruimte positief op. De tevredenheid over de wegen,
paden en pleinen, maar ook over de groenvoorzieningen is sterk gestegen. Na jaren van lage waardering
voor de openbare ruimte is in het gemeentelijk beleid hoge prioriteit gegeven aan de verbetering ervan.
Zo zijn er diverse grootschalige projecten met betrekking tot wegen en fietspaden gerealiseerd. Kortom,
als het gaat om het onderhoud van het openbaar gebied, zijn zichtbare resultaten een randvoorwaarde om
de mening van de burger in positieve zin te kunnen beïnvloeden.
h o o f d s t u k
Samenvatting en conclusies
52 H8 Samenvatting en Conclusies
Sociale kwaliteit Sinds 1998 is de sociale kwaliteit in Schiedam
gedaald. In de huidige meting bedraagt de score
voor sociale cohesie een 5,7, een fractie beter
dan in 2009. Ondanks deze lichte verbetering is
de score van Schiedam vergeleken met
landelijke cijfers aan de lage kant.
In de meeste wijken is de sociale kwaliteit
gestegen, echter in Oost en Zuid is dat niet het
geval. In Zuid was dit altijd traditiegetrouw zeer
hoog. De daling van de sociale kwaliteit hangt
in deze wijk samen met allerlei buurtproblemen
en overlastsituaties die vaker zijn voorgekomen
dan voorheen.
In Oost heeft de instroom van EU-
arbeidsmigranten en het hoge aantal
verhuisbewegingen in de ogen van de bewoners
een negatieve invloed op de sociale kwaliteit
van de wijk.
Bovenstaande geeft aan dat het niet alleen
uiterst belangrijk is energie te steken in de
verbetering van de sociale kwaliteit van buurten,
maar ook dat klachten van bewoners betreffende
overlast of andere vervelende situaties blijvend
serieus moeten worden genomen. Want dat
heeft zowel een positieve invloed op de
beleving van leefbaarheid en veiligheid, als op
de sociale kwaliteit van een wijk. Buurtproblematiek en openbare ruimte De staat van onderhoud van het openbaar gebied
wordt steeds beter beoordeeld, Zo werd in 2009
gesproken van een positief omslagpunt. In de
meting van 2012 heeft deze trend zich krachtig
doorgezet. Het onderhoud van straten, fiets- en
voetpaden wordt opnieuw een stuk beter beoor-
deeld. Verzakkingen en gaten in het wegdek
worden ook nu nog wel genoemd als probleem
maar toch aanzienlijk minder dan in voorgaande
jaren. Evenzo volgt ook de beoordeling van het
onderhoud van het openbaar groen de opgaande
lijn die enkele jaren geleden is ingezet. Kortom,
het oordeel van Schiedammers ten aanzien van
het openbaar gebied is in zo’n tien jaar tijd
veranderd van zeer matig in heel redelijk, een
waardering zoals die ook in veel andere
gemeenten wordt gemeten.
Minder positief is dat de totale omvang van de
buurtproblemen een fractie is toegenomen.
Hoewel de problemen die betrekking hebben op
het openbaar gebied weliswaar vrijwel allemaal
zijn afgenomen, is er sprake van een behoorlijke
toename van allerlei zaken op het gebied van
overlast en veiligheid. Lawaai van omwonen-
den, diefstal uit auto’s, inbraak, bedreiging en
geweld worden in 2012 heel wat vaker gemeld
dan drie jaar geleden. De aard van de buurt-
problematiek is daarmee behoorlijk verscherpt.
Dat is een signaal dat serieuze aandacht verdient
en waar niet zo maar aan voorbij kan worden
gegaan.
In voorgaande metingen bleek telkens dat
Schiedammers nogal pessimistisch zijn
ingesteld. Dat is ook deze keer geen verandering
in opgetreden. Zo is de groep die vindt dat de
eigen woonbuurt er op vooruit is gegaan, lang
niet zo groot als de groep die een achteruitgang
heeft waargenomen.
Ondanks de forse verbetering van beoordeling
van het openbaar gebied, blijven Schiedammers
kritisch ten aanzien van het functioneren van de
gemeente in de wijken. Wellicht speelt hierbij
een rol dat de buurtproblemen zich in de huidige
meting minder toespitsen op het onderhoud van
het openbaar gebied maar meer op een veilige
woonomgeving. Ten aanzien hiervan zijn er
overigens diverse voorbeelden van maatregelen
die de gemeente heeft getroffen. Maar het heeft
er de schijn van dat veel gemeentelijk beleid
nauwelijks als zodanig wordt herkend. Dat
vraagt om een nog duidelijkere communicatie
vanuit de gemeente over wat er allemaal in gang
is en wordt gezet om de leefbaarheid en
veiligheid van buurten te verbeteren.
Veiligheid Het algemene veiligheidsgevoel is enigszins
terug gelopen. Bovendien is het vergeleken met
andere steden ook aan de ongunstige kant. Het
veiligheidsgevoel in de eigen woonbuurt scoort
wat dat betreft beter en loopt ook meer in de pas
met wat elders in den lande gebruikelijk is.
Maar ook op dit punt is er sprake van een
achteruitgang. Dat geldt al helemaal voor
bewoners van de wijken Nieuwland, Groenoord
en Oost, want ook in de eigen woonbuurt voelen
zij zich relatief vaak onveilig. In Oost voelen de
bewoners zich in de eigen woonwijk zelfs
onveiliger dan elders in de stad! Normaal
gesproken is dat andersom.
De veiligheidssituatie bij het metrostation
Parkweg blijft verontrustend. Het zou vooral te
maken hebben met rondhangende jongeren die
voor problemen en dreiging zorgen. Maar ook
de situatie rondom de Mgr. Nolenslaan vraagt
om aandacht. Sowieso komen er relatief veel
locaties op de lijst voor die in de wijk
Nieuwland zijn gelegen.
De verslechtering van het veiligheidsgevoel is
ook terug te vinden in de ontwikkeling van de
indicatorscores voor vermogensdelicten en
dreiging. In de beleving van de Schiedammer
komen zaken als inbraak, diefstal, straatroof,
geweld etc. tegenwoordig vaker voor dan
voorheen. In het gehele zuidelijke stadsdeel en
Groenoord is deze mening zichtbaar.
Daarentegen is in Kethel, Woudhoek en
53 H8 Samenvatting en Conclusies
Spaland/Sveaparken de situatie naar verhouding
gunstig en ook redelijk stabiel. Zodoende wordt
het verschil in veiligheidsbeleving tussen deze
drie noordelijke wijken en de rest van de stad
wel steeds groter.
Toezicht & Handhaving Het algemene oordeel over het functioneren van
het team Toezicht & Handhaving is niet erg
gunstig. Bovendien lijkt er sprake van een
dalende trend. Uiteindelijk zijn de behaalde
resultaten bepalend voor de mate van
tevredenheid over het team. Een goed contact
tussen burger en Toezicht & Handhaving kan
daarbij helpen. Het zorgt voor meer herkenning
van en begrip voor het werk van het team. Want
ontevredenheid over de Toezicht & Handhaving
blijkt in een deel van de gevallen gebaseerd op
beeldvorming en imago. Onbekend maakt vaak
onbemind. Wellicht kan het helpen als er (nog)
meer bekendheid wordt gegeven aan de
resultaten die door Toezicht & Handhaving zoal
worden geboekt. Toezicht met camera’s blijkt
overigens een breed geaccepteerd hulpmiddel.
Wijken Bewoners van Oost geven aan dat allerlei
buurtproblemen iets minder vaak zijn
voorgekomen dan in 2009. Zo zien de bewoners
met name voor wat betreft het openbaar gebied
een verbetering. De mate van verloedering is
weliswaar nog steeds hoog, maar wel
aanzienlijk lager dan in 2009. Desondanks
scoort Oost nog altijd slechter dan gemiddeld.
De verbeteringen met betrekking tot het
openbaar gebied zijn echter niet te zien aan het
gemiddeld rapportcijfer dat de bewoners van
Oost geven voor de leefbaarheid in de buurt.
Want er is namelijk nog steeds sprake van een
zorgelijke situatie als het gaat om allerlei
vormen van overlast, de veiligheid op straat, de
kwaliteit van de woningvoorraad en de hoge
verhuismobiliteit. Met name het oostelijk deel
van de wijk staat er niet goed voor. In dit deel
van Oost wordt er bijzonder veel melding
gemaakt van overlast en verloedering. Wat niet
helpt in deze situatie is het enorm hoge aantal
verhuizingen. Een komen en gaan van mensen
(waaronder veel arbeidsmigranten) is niet
bevorderlijk voor de sociale samenhang in een
buurt.
Ook in Nieuwland is de situatie niet echt
gunstig. In grote delen van de wijk is er nog
altijd sprake van een hoge werkloosheid en een
laag inkomen. In de nieuwbouwgebieden is de
situatie wel aanmerkelijk gunstiger maar gezien
de schaal van Nieuwland is dit maar beperkt in
de cijfers terug te vinden. Minstens zo veel
aandacht vraagt de zeer matige score voor
sociale cohesie in Nieuwland. Daarnaast komt
Nieuwland opvallend vaak voor op de lijst van
onveilige plekken.
Bij voorgaande metingen zakte het leefbaar-
heidsniveau in Groenoord langzaam weg. In
2009 leek er even sprake dat deze trend in
positieve zin doorbroken zou worden.
Vermoedelijk had dit deels te maken met de
herstructurering van de wijk waarbij veel
flatwoningen plaats hebben gemaakt voor een
andersoortige nieuwbouw. Sloop van woningen
brengt weliswaar onrust teweeg, maar de daarop
volgende nieuwbouw zorgt doorgaans juist weer
voor positieve geluiden. In de meting van 2012
is er echter sprake van een terugval van
indicatoren die de veiligheid weergeven. De
problemen met betrekking tot dreiging, geweld,
inbraak en het veiligheidsgevoel zijn in
Groenoord behoorlijk verslechterd.
Alles overziende wordt duidelijk dat Groenoord,
Nieuwland en Oost nog een lange weg te gaan
hebben om uit het dal te geraken. Het ingezette
beleid vraagt dan ook om een krachtige
voortzetting en dient waar mogelijk te worden
geïntensiveerd.
Voor een oude stadswijk scoorde Zuid in de
loop der jaren op het gebied van leefbaarheid en
veiligheid doorgaans relatief goed. Wel was er
bij elke meting telkens een kleine terugval
zichtbaar. In 2012 is dat wederom het geval.
Met als gevolg dat Zuid zo langzamerhand toch
in de gevarenzone dreigt te geraken. De woning,
woonomgeving en sociale cohesie zijn punten
waar Zuid nog wel goed op scoort.
Anderzijds scoren gebieden als Sveaparken,
Spaland, Kethel, Woudhoek en het deel van
West ten zuiden van de Burg. Knappertlaan op
veel onderzochte punten heel positief. Het
verschil tussen deze gebieden en de wijken
Oost, Nieuwland, Groenoord (en Zuid) is vrij
groot. Zorgelijk is bovendien dat het verschil
geleidelijk aan toeneemt.
Tot slot De uitkomsten van de meting in 2012 laten zien
dat Schiedam op sommige punten duidelijk de
weg omhoog heeft gevonden. In het onderzoek
van 2009 werd gemeld dat de aanpak van de
verloedering van de stad hoge prioriteit had
gekregen qua aandacht en middelen. Dat was
toen de verklaring voor het positieve effect dat
werd gemeten ten aanzien van de beoordeling
van het openbaar gebied. Op de ingezette weg
verder gaan en een lange adem hebben, was het
devies In het onderzoek van 2012 lijkt deze
beleidslijn duidelijk z’n vruchten te hebben
afgeworpen: de beoordeling van het openbaar
gebied is wederom verbeterd. En in deze meting
zelfs bijzonder sterk!
Het meest verontrustend is de verscherping van
de buurtproblematiek. Het werken aan een
54 H8 Samenvatting en Conclusies
veilige woonomgeving zal de uitdaging moeten
zijn voor de komende tijd. Dat is mede
noodzakelijk omdat de verschillen tussen de
achterstandsgebieden en de overige wijken
anders wel erg groot dreigen te worden.