dAnteMagazine van de Tilburg School of huManiTieS
najaar 2013
gedrAg voorspellen
depressie Jongeren
Cyber-pelgrimAge:online sACrAle
ruimte
AfsCheid vAn renKemA
en loose
inhoud02. Colofon
03. i liKe e-humAnities
van de redactie
04. geesteswetensChAppen moeten digitAlisering volop gebruiKen
Dubbel interview
08. geen studie zonder fACebooK
reportage
11. voor- en nAdelen vAn soCiAl mediA
onderzoek
13. eenzelfde reAliteit, of toCh versChillende werelden?
Column
14. Child-Computer interACtion in the wild
onderzoek
16. proefsChriften
18. gedrAgsKenmerKen voorspellen mogeliJKe depressie biJ Jongeren
onderzoek
21. CyberpelgrimAge: de online sACrAle ruimte
onderzoek
23. sCheidend hooglerAren JAn renKemA en donAld loose
Interview
27. dAtAJournAlism: meer dAn de brenger vAn nieuws reportage
30. studente wint geert grote pen
Interview
31. huis vAn de toeKomst
Column
32. KronieK en AgendA
JAArgAng 6 • nr 2 • nAJAAr 2013
dante magazine is een uitgave van
de Tilburg School of Humanities
(TSH). Een cultureel en informatief
magazine met een scherpe blik voor
nieuwe ontwikkelingen in de geestes-
wetenschappen in het algemeen en
TSH in het bijzonder.
dante magazine hergebruik
Indien u dit exemplaar na lezing niet
behoudt, gelieve deze dan niet in
de daarvoor beschikbare bakken te
deponeren, maar te retourneren aan
uw secretariaat t.b.v. hergebruik (o.a.
voor studenten).
productie
Afdeling Education and research
marketing Tilburg University, Simon-
gebouw, kamer S833, Postbus 90153,
5000 LE Tilburg
redactie
odile Heynders (hoofdredactie), Ti-
neke bennema & Clemens van Diek
(eindredactie), veerle Draulans, Hille
van der Kaa, Tom van nuenen, Frans
van Peperstraten, Diede Schots,
Suleman Shahid, Paul vogt
met medewerking van
Jim Korsten, marjolijn Antheunis,
martijn balsters, Suzanne van
der beek, Suleman Shahid
fotografie
ben bergmans, Etmee boeve,
S. Dewickere, De Touter, Hollandse
Hoogte, Denis oei, Dolph Cantrijn
Cartoon
osvaldo Gutierrez Gomez
grafisch ontwerp en vormgeving
beelenkamp ontwerpers, Tilburg
drukwerk
PrismaPrint, Tilburg University
Copyright
overname van (delen) van artikelen
is toegestaan na schriftelijke toe-
stemming van de hoofdredactie, via
o.m.heynders@tilburguniversity.
edu. voor overname van illustraties
en foto’s neem contact op met de
redactie.
Uitgave november 2013.
Het volgende nummer
verschijnt voorjaar 2014.
14
21
27
in 1986 schreef ik mijn doctoraal scriptie
(over filosofie en literatuur) op een elektrische
typemachine, die hip geel en uitzonderlijk snel
was. Alle pagina’s met fouten erop moesten
worden overgetypt en steeds moest gecon-
troleerd worden of er geen regels op pagina’s
waren verschoven. het klinkt als het stenen
tijdperk.
vier jaar later, bij het schrijven van mijn dissertatie was
er, god zij dank, de computer, groot en vierkant op mijn
bureau met een ronkende matrix printer ernaast. En nu
is er de macbook die je van tafel naar bureau kunt ver-
plaatsen en waarop ik altijd en overal kan werken en ont-
spannen. rapporten lezen in het vliegtuig, powerpoint-
presentaties maken in de trein, nog even een film kijken
’s avonds laat, of skypen met dochter in het buitenland.
In vijfentwintig jaar tijd, in één generatie, is het leven vol-
ledig veranderd. We handelen anders, we werken anders,
en we denken anders.
Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw zijn de tech-
nologische ontwikkelingen versneld en dat heeft radicale
repercussies voor alle generaties, niet alleen de mijne.
vanzelfsprekend zijn er positieve en negatieve gevolgen,
maar wat vooral ook opvalt, is dat de veranderingen
zo snel gaan en door zo velen onmiddellijk worden
aangeleerd en overgenomen. mijn grootvader vertelde
toen hij oud was, over het wonder van de Amerikanen op
de maan, en dat dat op de televisie werd uitgezonden.
Ik heb geen idee wat ik mijn toekomstige kleinkinderen
zal vertellen, als ze mij vragen naar de grootste belevenis
uit mijn tijd, maar er is een kans dat ze me niet zullen
volgen als ik vertel dat wij zwart-wit beelden op Tv
hadden vroeger en dat we met het hele gezin op zater-
dagavond naar een spelprogamma keken. (misschien is
zelfs het gezin tegen die tijd een achterhaalde burgerlijke
constructie).
Digitalisering, globalisering en technologische vernieu-
wingen zijn aan de gang, en moeten in al hun sociale en
culturele consequenties doordacht en begrepen worden.
Dit is de taak voor de Humanities wetenschapper, die we
aan onze faculteit met beide handen hebben aangegre-
pen. Hoe veranderen handelen, denken en leven, als dat
op allerlei manieren voortaan digitaal gebeurt? Welke
mensen hebben toegang tot die digitale wereld en wie
zijn buiten gesloten? En hoe zijn nieuwe ontwikkelin-
gen ook altijd vergelijkbaar met veranderingen in het
verleden?
met studenten uit het Honors Programma, European
Discourses, las ik Don Quichot van Cervantes, en bedis-
cussieerden we hoe die rare, moderne roman uit 1605,
iets te bieden heeft aan het Europa van nu. De wereld,
zoals Don Quichot haar beschouwt en opvat, past niet
op de wereld ‘in het echt’, omdat hij geen zin heeft in die
echte, pragmatische wereld. Het moet mogelijk zijn iets
te fantaseren, te veinzen, meent de Spaanse held. En dat
is nu precies de virtuele wereld die we geopend hebben
op onze computers.
I like e-humanitiesdoor odile heynders
Hoogleraar vergelijkende Literatuur-wetenschap aan het Department of Culture Studies
“Taak van humanities om sociale en culturele conse-
quenties van digitalisering te doorgronden en begrijpen”
Dante magazine november 2013 ������ 3
van de redacTie
Geesteswetenschappen moeten digitalisering
volop gebruiken,
het onderwijs en onderzoek van de tsh zullen in de komende jaren bepaald
gaan worden door een ‘e-humanities profiel’. maar wat betekent dat precies?
we hebben vragen voorgelegd aan eric postma, hoogleraar Kunstmatige
intelligentie en verbonden aan tiCC (tilburg Center for Cognition and
Communication) en aan hans van driel, vice-decaan onderwijs.
zij geven een uitdagend en realistisch beeld van de veranderingen.
anders besta je niet meer over tien jaar.
4 ��� Dante magazine november 2013
digiTaliSering gebruiKen
door odile heyndersWat betekent e-humanities letterlijk en
wat houdt het in als we dit als karakte-
risering van onze Humanities faculteit
nemen? Letterlijk staat e-humanities
voor “enhanced humanities” (of
“enabled humanities”), oftewel geestes-
wetenschappen versterkt met digitale
hulpmiddelen. In de vS wordt de term
“digital humanities” gehanteerd. voor onze faculteit geeft de “enhanced” aan dat moderne informatie en
communicatietechnologieën (het web, sociale media, datamining) in het geesteswetenschappelijk onder-
zoek worden gebruikt en onderwerp van onderzoek zijn.
Kun je voorbeelden geven van relevant onderzoek? Drie voorbeelden. Stylometrics methoden herkennen de
verborgen handtekening van schrijvers in teksten. Zo vond bijvoorbeeld professor Peter millican van oxford
de verborgen handtekening van J.K. rowling in The Cuckoo’s Calling, een detective die zij onder pseudoniem
schreef. Stylometrics kunnen ook worden toegepast in het visuele domein.
Tekstanalysemethoden kunnen geografische informatie uit boeken of geschriften halen. Professor max
Louwerse van onze faculteit verkreeg door automatische tekstuele analyse van de Lord of the Rings trilogie
goede schattingen van de locaties van de steden in Middle Earth. Promovenda matje van der Camp ont-
wikkelt methoden om uit biografieën de veranderingen in sociale relaties in kaart te brengen. naast deze
voorbeelden wordt er in toenemende mate gebruik gemaakt van automatische spraak- en beeldanalyseme-
thoden. In ons onderzoek gebruiken we die bijvoorbeeld voor de automatische analyse van spraakuitingen
en gezichtsexpressies.
Kun je voorbeelden geven van een verandering van onderzoekmethode als gevolg van een focus op
e-humanities? Gaat men nu alles met grote data-bestanden doen en wat impliceert dat dan precies?
Zoals bovengenoemde voorbeelden illustreren vinden de meest ingrijpende veranderingen plaats in het
onderzoek op basis van tekstuele bronnen. Door de opkomst van het internet en van bedrijven zoals
Google zijn veel bronnen gedigitaliseerd en zijn er zeer krachtige digitale tekstanalysemethoden ontwikkeld.
Een ander voorbeeld betreft het kunsthistorisch onderzoek. Conservatoren en kunsthistorici maken in
toenemende mate gebruik van digitale methoden voor de analyse van schilderijen. Computers worden
ingezet voor de automatische bepaling van de structuur van het canvas waarop de oude meesters schilder-
den. Ieder canvas heeft een uniek patroon van verstoringen die het mogelijk maakt om schilderijen die zijn
vervaardigd op naburige delen van het canvas te identificeren. Hierdoor wordt nieuwe kennis opgedaan
over de werkwijze van oude meesters. De betreffende onderzoekers versterken hun traditionele geestes-
wetenschappelijk onderzoek met de mogelijkheden van de moderne ICT. Eigenlijk is dat kenmerkend voor
e-humanities onderzoek: het maakt gebruik van nieuwe methoden, niet ter vervanging van bestaande
methoden, maar ter versterking daarvan.
eric postma, hoogleraar kunstmatige intelligentie
Dante magazine november 2013 ������ 5
digiTaliSering gebruiKen
What’s new? met andere woorden: is enige scepsis ook op z’n plaats als je ziet dat aan alle Humanities faculteiten
in nederland ineens digitalisering naar voren wordt geschoven? Praat men elkaar niet na, wat zijn de echt onder-
scheidende initiatieven? Uiteraard is er sprake van een e-humanities hype. Zoals bij iedere digitale revolutie zijn er
aanvankelijk overtrokken verwachtingen. Enerzijds staat e-humanities voor een nieuwe werkwijze die het mogelijk
maakt oude en geheel nieuwe onderzoeksvragen te beantwoorden. Anderzijds biedt het “alleen maar” een nieuw stuk
gereedschap in de gereedschapskist van de onderzoeker. Dat digitalisering zo naar voren geschoven wordt, beschouw
ik als een positief punt. Het biedt de geesteswetenschappen de mogelijkheid om een vernieuwingsslag te maken.
betekent e-humanities per definitie ook interdisciplinariteit? Empirisch onderzoek in relatie tot kwalitatieve analyse;
samenwerken van onderzoekers uit verschillende disciplines? En hoe gaat dat dan? voorlopig wel, om twee redenen.
De eerste reden is dat de digitale methoden veelal nog niet uitontwikkeld zijn. De tweede reden is dat veel geesteswe-
tenschappers nog niet bekend zijn met de methoden.
We begonnen in 1982 als een faculteit voor Taal- en Letterkunde - wat zijn we over tien jaar? Dat hebben we zelf in de
hand. De digitalisering is een zegen en een vloek. Het is zaak om de mogelijkheden van de digitalisering volop te be-
nutten, anders besta je niet meer over tien jaar. Daarnaast is het minstens zo belangrijk, om de maatschappelijke en
culturele ontwikkelingen kritisch te blijven beschouwen. Juist voor de geesteswetenschappen ligt daar een belangrijke
taak. Zoals we dagelijks kunnen lezen in de krant, leidt de
digitalisering tot allerlei ongewenste uitwassen.
Wat levert e-humanities op voor het onderwijs?
E-humanities bieden een verrijking van het onderwijs in de
zin dat studenten leren werken met nieuwe methoden. nu
zijn dat voornamelijk tekstuele methoden, maar het zal niet
lang duren voordat er visuele analysemethoden beschikbaar
komen. onze studenten worden al getraind op het gebruik
van deze nieuwe methoden.
Wat moeten de studenten van nu leren als zij zich willen bekwamen als toekomstige
e-werknemer of e-onderzoeker? Toekomstige (en huidige) e-werknemers dienen bekend te zijn met de
(on)mogelijkheden van digitale onderzoeksmethoden.
Hoe verandert de faculteit als instituut als we de e-humanities focus van belang vinden: hoorcollege weg ten gunste
van college vanachter de laptop? De faculteit is al aan het veranderen. Dat is meer een gevolg van het internet en de
digitalisering dan van e-humanities. Studenten communiceren met elkaar en met docenten via e-mail, ze komen met
hun laptop naar colleges en practica, en colleges worden versterkt door middel van video lectures. Colleges gaan niet
verdwijnen, maar wel veranderen. De traditionele “eenrichtings” colleges waarin docenten hun verhaal afdraaien zul-
len worden vervangen door video lectures die studenten op ieder gewenst moment kunnen bekijken. In toenemende
mate zullen colleges interactief worden, dat wil zeggen dat ze gekenmerkt worden door interacties tussen docenten
en studenten. ondanks al het digitaliseringsgeweld, zoeken mensen elkaar nog altijd op. menselijke communicatie
kan maar in beperkte mate worden vervangen door digitale communicatie.
Levert meer techniek daadwerkelijk meer vrijheid op? Het is niet zo dat techniek meer vrijheid oplevert. Techniek biedt
nieuwe mogelijkheden om vrij te zijn en nieuwe mogelijkheden om vrijheid in te perken. Sociale media bieden meer
vrijheid om meningen en visies te delen, maar tegelijkertijd kunnen sociale media gebruikt worden voor repressie.
Dit interview kwam tot stand via e-mail.
‘Digitalisering is “alleen maar” een nieuw stuk gereedschap in de gereedschapskist van de onderzoeker’
6 ��� Dante magazine november 2013
digiTaliSering gebruiKen
We begonnen in 1982 als een faculteit voor Taal- en Letterkunde - wat
zijn we over tien jaar? De vraag is of de universiteiten over tien jaar
nog wel in deze vorm – een complex van disciplinaire onderzoeks-
en onderwijsactiviteiten - zullen bestaan. Steeds meer onderzoek
gebeurt buiten de muren van de universiteit en op onderwijsgebied
worden de universiteiten links en rechts ingehaald.
Ik beperk me tot onderwijs. De functie van ‘kennisoverdracht’ komt
zeker te vervallen. De alternatieven groeien met de dag: mooC’s, TED-talks, open source bronnen, expert-bijeenkom-
sten, etc. Anders gezegd, er gaan meer wegen naar rome dan alleen de universitaire colleges.
mogelijk dat de universiteit zich dan op onderwijsgebied ontwikkelt tot een instituut dat nauwgezet maatschappelijke
ontwikkelingen ook in historisch perspectief observeert en daaraan leerdoelen en toetsen koppelt. De universiteit is in
deze visie een kwaliteitsbewaker en maatschappelijke agendavolger, mogelijk –bepaler.
Tegelijkertijd kan de universiteit een instituut worden dat de verschillende wegen
naar rome begeleidt en initiatieven ontplooit om kennis niet alleen te toetsen,
maar ook toe te passen en multidisciplinair te integreren.
Het korte antwoord:
De faculteit bestaat niet meer.
Wat levert e-humanities op voor het onderwijs? Zelf zie ik e-humanities graag als
een leergemeenschap, waarbinnen docenten en studenten op multidisciplinaire
basis gezamenlijk werken aan leerprojecten en waarbij met name het proces
– en niet alleen het resultaat - transparant wordt gecommuniceerd, zodat ook
anderen tijdens het proces terugkoppeling kunnen geven.
Wat moeten de studenten van nu leren als zij zich willen bekwamen als
toekomstige e-werknemer of e-onderzoeker?
Uit het voorgaande kun je, denk ik, de volgende 21e eeuwse skills afleiden.
• bereidheid om open te gooien en los te laten
• vaardigheid om projectmatig en multidisciplinair te werken en
daarbinnen van perspectief te kunnen wisselen
• multimediaal verslag kunnen doen van je onderzoeksproces en
onderzoeksresultaat
• Doelen kunnen formuleren alsmede trajecten die kunnen leiden tot die doelen
• Innovatief denken, en niet alleen het bestaande een beetje willen verbeteren
Hoe verandert de faculteit als instituut als we de e-humanities focus van belang
vinden: hoorcollege weg ten gunste van college vanachter de laptop? Je snapt,
dat ik niet erg meer geloof in de colleges, zoals we deze nu kennen.
Dit interview kwam tot stand via e-mail.
hans van driel, vice-decaan onderwijs
Dante magazine november 2013 ������ 7
digiTaliSering gebruiKen
studenten zijn er al een aantal jaar flink mee in de weer: facebook-groepen die bij hun opleiding horen. er wordt van alles en nog wat uitgewisseld tussen die digitale muren – maar wat precies? studente Communicatie- en informatiewetenschappen (Ciw) diede schots ging op onderzoek uit. Er was een tijd waarin je als student wekenlang moest wachten op antwoord van je docent. Waarin je geen vragen
durfde te stellen in je werkgroep omdat ze misschien te dom waren. maar die tijden zijn voorbij. Waar de drempel
voorheen nogal hoog was om voor iedere simpele vraag je docent of medestudenten lastig te vallen via mail of
blackboard, zijn de dingen veranderd sinds Facebook tot de opties behoort. Ik pluk daar zelf ook de vruchten van:
als een medestudent net voor het tentamen een samenvatting van dat ene moeilijke hoofdstuk online zet, maakt
dat het leren toch net wat makkelijker.
De populariteit van Facebook als alternatieve studiegroep roept natuurlijk allerlei vragen op. In 2012 kwam de
kwestie in het nieuws toen de Amerikaanse student Chris Avenir bijna de universiteit moest verlaten omdat hij een
Facebook-groep had opgericht waar studievragen werden beantwoord. valsspelerij, beoordeelde ryerson Univer-
sity. De kwestie blijkt moeilijk: aan de ene kant is Facebook natuurlijk een verlengstuk van onze sociale sfeer – ook
op de universiteit. Anderzijds zijn de groepen op Facebook niet helemaal vergelijkbaar met die op de campus. De
Amerikaanse internetgoeroe Clay Shirky vatte het mooi samen: als je in een échte werkgroep aan komt zetten met
de mededeling dat je er alleen bij bent om andermans antwoorden af te lezen, word je er subiet uitgezet.
voorDELEn. De vraag is dus hoe het er hier in Tilburg aan toe gaat. Ik vraag het allereerst aan Hille van der Kaa,
docente Data Journalism. Ze zit zelf ook in een aantal UvT-groepen, vertelt ze. “Het valt me op dat studenten regel-
matig vragen in de groep gooien die je met een telefoontje of mail naar een docent of studentenbalie zo beantwoord
had kunnen hebben. Facebook werkt dan schijnbaar toch laagdrempeliger of sneller.”
Dat gemak is ook voor van der Kaa voordelig. “Ik werk zelf ook graag met Facebook. bijvoorbeeld door een groep
bij een vak aan te maken, waardoor je makkelijk dingen kunt delen. De interactie is dan vele malen groter dan via
een ‘officieel’ discussieplatform zoals blackboard.” maar zo’n Facebook-groep brengt natuurlijk ook problemen met
zich mee – vooral in auteursrechtelijk opzicht. van der Kaa: “Ik zie regelmatig ingescande papers of boeken voorbij
komen. nu is het kopiëren van literatuur van alle tijden, maar op een Facebook-groep van een universiteit moet je
nadenken of je hier iets mee moet of niet. Zeker als het een pagina is die je als universiteit zelf hebt aangemaakt.”
WILDGroEI. Dan maar eens een kijkje nemen bij mijn eigen opleiding. bij een kleine rondgang kom ik er al snel
achter dat zo goed als iedere studie wel een Facebook-groep heeft. Soms is het zelfs even zoeken naar de juiste
pagina vanwege de wildgroei aan studiegerelateerde groepen. Zo verschijnen er bijvoorbeeld na het intypen van de
zoektermen ‘UvT Communicatie’ meerdere pagina’s waarop studenten Communicatie- en Informatiewetenschap-
pen informatie uitwisselen. Sommige daarvan zijn openbaar, waarbij iedereen de informatie kan lezen. Andere zijn
besloten – wat wil zeggen dat je jezelf moet uitnodigen en geaccepteerd moet worden, of dat je uitgenodigd wordt
door andere leden van de pagina.
Geen studie zonder Facebookdiede schots, studente Communicatie- en Informatiewetenschappen
8 ���� Dante magazine november 2013
om de proef op de som te nemen heb ik mezelf willekeurig
voor wat pagina’s aangemeld. Daar werd ik opvallend snel
geaccepteerd – zelfs toen ik een verkeerde uitnodiging verzond
kwam ik binnen bij de communicatiepagina van de Universiteit
van Amsterdam. Al leverde dat niet al teveel spannends op.
De inhoud verschilt wel wat van groep tot groep, maar het
hoofddoel is overal hetzelfde: het uitwisselen van informatie
over studie-gerelateerde onderwerpen. Zo kom je vragen en
antwoorden tegen over specifieke vakken, vragen met betrek-
king tot het kiezen van vakken voor het volgende semester,
vragen over APA, vacatures voor stageplaatsen, vragen over
bronnen, vragen over het nakijken van tentamens en cijfers en
samenvattingen van tentamenstof.
Geen studie zonder Facebook ‘Ik zie op Facebook regelmatig ingescande papers of boeken’
WAAr WorDT DE CIW mASTErS -FACEbooK
voorAL voor GEbrUIKT
- Het uitwisselen van experimenten
- vragen over lesstof en tentamens
- Samenvattingen (vragen en delen)
- Informatie over vakken (m.b.t. het kiezen van vakken)
- vragen over het nakijken van tentamens
EEn KLEInE ronDGAnG bIJ DE FACEbooK-
PAGInA’S vAn CIW:
- CIW Premasters & bachelors (openbare groep, 522
leden)
- CIW masters 2013-2014 (besloten groep, 265 leden)
- (bijna ex)- master CIW @ Tilburg Univeristy (besloten
groep, 133 leden)
- Human Aspects of Information Technology (openbare
groep, 104 leden)
- Data Journalism UvT (openbare groep, 58 leden)
- bedrijfscommunicatie en Digitale media (openbare
groep binnen Tilburg University, 28 leden)
Dante magazine november 2013 ����� 9
SAPPIGE roDDELS. Een voorbeeld van een zeer actieve Facebook-groep is die
van CIW-masters 2013-2014. In de groep, die meer dan 250 leden bevat, worden
vragen en mededelingen actief geplaatst en gelezen. Tegen het einde van het
collegejaar 2012-2013 stond de groep in het teken van experimenten – hij had
meer weg van een ruilhandel dan een informatieve werkgroep. De studenten
die in hun afstudeerfase zaten en voor hun scriptie een experiment af moesten
nemen, maakten gretig gebruik van de groep. “Wie heeft er 10 minuten tijd
voor het invullen van mijn enquête? naast dat je mijn eeuwige dank krijgt, zal ik
uiteraard ook jouw enquête invullen”. Dergelijke smeekbedes om respondenten
te winnen, vlogen je om de oren.
Er zijn verder behoorlijk wat overeenkomsten tussen de on- en offline werk-
groepen. In mijn groep wordt snel duidelijk dat het beantwoorden van vragen
vaak door dezelfde personen gebeurt. Dat zijn ook vaak de personen die wat
meer betrokken zijn bij de opleiding, en een hoge inzet tonen tijdens de col-
leges. Er is een duidelijke verdeling tussen de actieve studenten, die antwoor-
den geven en vragen stellen, en de wat passieve figuren, die wel in groep zitten
maar nauwelijks meedoen.
Wie overigens denkt dat de besloten pagina’s boordevol sappige roddels
staan, heeft het mis. De studenten gebruiken de bovengenoemde pagina’s
hoofdzakelijk als informatiebron. maar niet getreurd! Aan de UvT-student die
op zoek is naar communicatie met een knipoog is ook gedacht. Zo bestaat
er de Facebook-groep ‘Gespot: Ub UvT’. op deze Facebook pagina kunnen
fanatieke bezoekers van de Tilburgse Universiteitsbibliotheek anoniem flirten
met hun geheime liefdes. Denk hierbij aan vragen als: “Wie is dat meisje met
die zwarte bril en het grijze vestje? Ze zit zo druk te studeren, ik denk dat ze
wel toe is aan een pauze! Die ik dan wel samen met haar door wil brengen. Ze
zit bij de Lockers nE1” of “Gelukkig heeft de dame op 26079 haar plek even
verlaten, kan ik m’n hoofd nog even leegmaken voor m’n tentamen. Hoe zou
ze heten…?”
SoCIAL mEDIA. Aan het einde van mijn speurtocht in de wereld van studie
en Facebook kan ik concluderen dat door het gebruik van Facebook de
Tilburgse student anno 2013 socialer geworden is met zijn/haar medestuden-
ten. Informatie die studenten voorheen voor zichzelf hielden, wordt nu met
het grootste gemak gedeeld en men is niet te beroerd om een medestudent
te helpen. maar eigenlijk is deze nieuwe, socialere student geen grote
verassing aangezien Facebook valt onder de noemer
‘Social media’.
Verdeling tussen actieve studenten in Facebook-groep, die antwoorden geven en vragen stellen, en passieve figuren
10 ����Dante magazine november 2013
sociale netwerksites zoals facebook
zijn niet meer weg te denken uit
het dagelijks leven. voornamelijk
jongeren besteden veel tijd op
dergelijke sites. bijna 90% van de
jongeren is lid van een of meerdere
sociale netwerk site(s) en zitten
daar gemiddeld 7.2 uur per week
op. door de stijging van mobiel
internet neemt het aantal uren
alleen nog maar toe.
vooral voor jong adolescenten, jongeren van 11 tot 14 jaar, kun-
nen deze sites een belangrijke rol spelen in hun leven. In deze
periode gaan ze van de basisschool naar de middelbare school
en worden veel nieuwe vriendschappen gevormd. Daarnaast
neemt de invloed van de ouders in deze periode af en wordt
de rol van vrienden juist belangrijker. Ze gaan in toenemende
mate bij vrienden te rade in plaats van bij de ouders.
De enorme populariteit van de sites zorgt voor onrust in de
maatschappij. veel ouders denken dat het niet goed kan zijn
voor het sociaal leven van hun kinderen. maar ook vanuit
de wetenschap klinken kritische geluiden: kinderen zouden
vervreemd kunnen raken van hun vrienden omdat ze alleen
nog maar oppervlakkig contact hebben via digitale platformen
zoals Facebook, aldus onderzoekster Sherry Turkle. Zij zegt dat
online zijn met je vrienden op Facebook een manier is van ‘con-
necting’ in plaats van ‘communicating’ en ze verwacht dat dit
zorgt voor de creatie van een illusie van vriendschappen.
marjolijn Antheunis is universitair docent social aspects of new media bij het departement Communicatie en Informatiewetenschappen en verbonden aan het Tilburg center voor Cognition and Communication (TiCC).
Jong adolescenten en sociale netwerksites: Een sociale kijkdoor marjolijn antheunis
Dante magazine november 2013 ����� 11
Sociale KiJK
WEInIG LonGITUDInAAL onDErZoEK. Er is al veel onder-
zoek gedaan naar sociale netwerksites, maar nog maar weinig
longitudinaal onderzoek. met deze methode van onderzoek
zijn we in staat om te kijken naar de causaliteit. veroorzaakt
het gebruik van deze sites bijvoorbeeld een betere kwaliteit van
vriendschappen of is het zo dat jongeren met hogere kwaliteit
vriendschappen juist meer gebruik maken van die sites? na alle
geluiden uit de samenleving en de wetenschap, wilden we nu
eens weten hoe het echt zit met de effecten van het gebruik van
sociale netwerksites op het sociaal leven van jongeren.
Hiervoor hebben we 1680 leerlingen uit de brug- en tweede
klas van 14 verschillende scholen in nederland, van Geleen
tot Leeuwarden, een jaar lang gevolgd. In die periode hebben
we drie metingen gedaan. In de klas moesten de jongeren drie
keer een uitgebreide vragenlijst invullen. na afloop van die drie
metingen werd de data ingevoerd en aan elkaar gekoppeld door
middel van een unieke id.
JUIST PoSITIEvE EFFECTEn. Uit de resultaten is ten eerste
gebleken dat er een positief effect is van het gebruik van sociale
netwerksites op de kwaliteit van vriendschappen. Jongeren die
meer tijd op de site besteden en zich daar meer verbonden
mee voelen, vinden de kwaliteit van hun vriendschappen hoger.
Ten tweede vonden we een positief effect van het gebruik van
sociale netwerksites op sociaal kapitaal, dit zijn de opbrengsten
van vrienden en bekenden (bijvoorbeeld het krijgen van steun
van een vriendin). naarmate jongeren actiever zijn met sociale
netwerksites, neemt dit sociale kapitaal toe.
Tot slot is uit ons onderzoek gebleken dat het gebruik van soci-
ale netwerk sites ook goed is voor de sociale competentie van
jongeren. Zo vinden jongeren die actiever zijn op een sociale
netwerksite het makkelijker om een gesprek te beginnen, het
makkelijker om over zichzelf te praten en kunnen ze de ander
beter steunen.
Uit deze studie is dus gebleken dat SnS geen negatieve impact
hebben op het sociale leven van jongeren. Integendeel, de uit-
komsten van deze studie laten zien dat het gebruik van Hyves
of Facebook van jongeren op het sociale leven positief is.
‘SoCIALbESITAS’. Tieners en twintigers sturen gemiddeld via
Whatsapp 68 berichten per dag en ontvangen er 154. Er is een
toenemende druk om iedereen te volgen en niets te missen.
mayke Calis en Herm Kisjes, Socialbesitas, Sociale media van
vertier tot verslaving, 2013.
IDEnTITEIT oEFEnEn. ongeveer driekwart van alle tieners
(10-17 jaar) beschikt over een smartphone. De bekendste soci-
ale media zijn Facebook en Youtube, maar favoriet is Whatsapp.
De meeste mensen hebben baat bij social media, aldus Patti
valkenburg, hoogleraar Jeugd en media aan de UvA, omdat
ze gemakkelijker vrienden maken en hun ‘identiteit oefenen’.
bron: NRC, 1 oktober 2013.
ImPrESSIonISTISCHE bLoGS. blog entries are often hastily
written personal musings, sculptured around a link or event. In
most cases, bloggers simply do not have the time, skills, or fi-
nancial means for proper research. There are collective research
blogs working on specific topics, but these are rare. What
ordinary blogs create is a dense cloud of “impressions” around
a topic. blogs will tell you if your audience is still awake and
receptive. blogs test. In that sense we could also say that blogs
are the outsourced, privatized test beds, or rather unit tests
of the big media. Geert Lovink, blogging, the nihilist impulse.
Eurozine.com 2007.
WErELDbEroEmD oP YoUTUbE.
In January 2006, DeAndre Cortez Way, age 15 (soon to become
known as Soulja boy), opened a YouTube account and started
posting song and dance videos he made in his father’s home in
batesville, mississippi. A little over a year later (march 2007),
his song, “Crank Dat” was on mainstream radio, and in another
month, michael Crooms, also known as mr. Collipark of Col-
lipark music (an imprint of Interscope), met with Soulja boy
and gave him a recording contract. From its humble beginnings
in batesville, mississippi, this song was catapulted, largely via
YouTube and mySpace to massive commercial success. betsy
rymes, recontextualizing YouTube: From macro–micro to
mass-mediated Communicative repertoires. In: Antropology
and Education, 2012..
Door sites juist makkelijker om een gesprek te beginnen en anderen te steunen
12 ��� Dante magazine november 2013
Sociale KiJK
De rijnstreek is gehuld in nevel en mist. Een van de
familiesagen wil dat ik als driejarige aan de voet van
de Lorelei iedereen aanmaande tot stilte: ik hoorde de
jonge vrouw boven op de rots zingen…. Een verre voor-
bode van mijn gendergevoeligheid?! De regio is tegelijk
prachtig en confronterend met haar zichtbare sporen van
verval en vergane glorie. ongetwijfeld ooit schitterende
hotels, rijkelijk opgesmukt met engelen of centauren die
de wacht houden bij de verroeste hekkens, staan leeg,
vlak bij de spoorweg. Ik zie het zo voor me: de toplaag
van de samenleving laat zich per trein – de grote inno-
vatie en ontsluiting van het land – letterlijk ‘voorrijden’.
“God zorgt in tijden van nood en van voorspoed voor
mensen”, weet de gevel.
En toch zijn er dingen die bleven. De lindeboom bij het
hotel-in-verval bleef overeind, gaat mee in de cycli van de
seizoenen en bezwangert elke zomer opnieuw de lucht
met haar verslavende geur. Toen, nu. Hoe diep staan
geuren gegrift in ons geheugen? Aan de oevers van de
rijn, onder een lindeboom, lees ik Erwin mortiers ‘Ge-
stameld liedboek. moedergetijden’. De woorden over de
dementie van zijn moeder sprankelen in hun afgewogen-
heid. Schitterende taal, over onmacht, liefde, verganke-
lijkheid en willen vasthouden. “En dan, de namiddagen
dat we aan tafel zitten en ons best doen ons geduld niet
te verliezen terwijl ze voor de zoveelste keer vastloopt
in een zin. Ik kan de zinnen haast over haar lippen zien
struikelen. verbale bouwval, grammaticale ruïnes liggen
rond haar handen verspreid over het tafelkleed.” (p. 20)
“Ik kijk haar aan, ze kijkt terug, met een hulpeloosheid
die door merg en been gaat” (p. 53). Wat beleeft iemand,
die dementerend is? Hoe zou dement zijn voelen?
verschillende partners, waaronder de Universiteit van
Tilburg, ontwikkelden een ‘dementie-simulator’, een
interactieve ruimte in een mobiele bouwkeet, waarin
dagelijkse, levensechte situaties in een huiskamer door
computergestuurde projectie worden nagebootst. Doel
van het simulator project is mantelzorgers van demen-
terenden dankzij verhoogd inlevingsvermogen beter te
begeleiden. mensen die zorg dragen voor een demente-
rende naaste, kunnen er dankzij de mogelijkheden van
een virtuele wereld, even beleven hoe het (mogelijk)
voelt om als dementerende oudere thuis te komen van
het boodschappen doen. Je hoort ook een stem, zodat
de gedachten en gevoelens van een dementerende
oudere, heel expliciet worden. Je stapt als bezoeker de
ruimte binnen, staat binnen in huis, de bel gaat… Je doet
de voordeur open, - of wat je dacht de voordeur te zijn -,
maar je staat in de garage. of je wilt je boodschappen
opbergen, maar opent voortdurend verkeerde kastjes.
Door de interactieve beeldmanipulatie ervaart de bezoe-
ker controleverlies, onzekerheid, onmacht of verwarring.
De ‘dementie-similator’ en mortiers’ Gestameld Lied-
boek kijken naar eenzelfde realiteit, vanuit een verschil-
lend perspectief. In beide gevallen is het resultaat on-
macht. De similator brengt door de mogelijkheden van
een virtuele wereld de hulpverlener of mantelzorger in de
buurt van wat dementie in iemand aanricht. Erwin mor-
tier laat binnenkijken in de beleving van de heel naaste
omgeving. “Kon ik maar één keer in dat hoofd van haar
kijken. Kon ik maar nagaan of daar nog ‘iemand’ is.” (p.
143). Gelukkig draagt de schoonheid van taal ook mede-
dogen en warmte.
Eenzelfde realiteit, of toch verschillende werelden?
door veerle draulans
Universitair docent aan het Department of
Culture Studies
Dante magazine november 2013 ���� 13
coluMn
most of the social behaviours and norms
taught by apps of interactive technologies
are based on western cultures. suleman
shahid and his research team tried a
number of standard autism apps for
children in pakistan and found these apps
were not productive. the results of his
design of multicultural technology are
very promising.
In the last decade, there has been an increased interest
in designing interactive technologies that have the in-
trinsic ability to build an interpersonal relationship with
humans (for instance IKEA’s chatbot – Ask Anna),
that can be used as a means to convey our feelings
(Facebook), or have the capacity to improve the socio-
emotional skills of specific user groups (technology for
people with Autism Spectrum Disorder for example).
Interactive technologies with a socio-emotional compo-
nent have many societal consequences. Acceptance of
such technologies is not always straightforward mainly
because the norms of socio-emotional behaviour differ
from culture to culture. It is therefore likely that diffe-
rent forms of these technologies may generate different
responses across cultures.
In my research, I primarily investigate the socio-emotio-
nal response of children during child-child and child-
computer interaction. Among many other factors such
as socio-economic condition, family values, age, physical
and mental capabilities, affecting children’s exposure
and usage of computing systems, I particularly focus
on cultural values for designing better child-computer
interaction.
APPS noT ProDUCTIvE. one recent project, in which
we witnessed the failure of modern technology due to its
inapposite design and felt the need of designing a more
culturally appropriate application by taking a multidis-
ciplinary approach, involved an autism intervention
program for Pakistani children. The aim of the project
was to design a new intervention application for Pakis-
tani children with Autism Spectrum Disorder (ASD). We
initiated this project in collaboration with a local nGo
and two schools specialized in teaching autistic children.
During the project initiation phase, teachers reported
that they had tried a number of standard autism inter-
vention applications (apps) but that the children found
these apps neither enjoyable nor productive.
During the first longitudinal user research phase, we
also evaluated existing autism apps (previously used by
teachers) in a more scientific way. The results of this user
research phase were quite remarkable. We learnt that
most of the existing intervention apps were not tailored
for the Pakistani context. most of the social behaviours
and norms, taught by the app, were based on western
cultures. Different emotional expressions, used for
training children the six basic emotions, were either too
abstract or inexplicable (as they used faces of Caucasian
adults). Children were not able to relate to with any of
the presented scenarios.
bEnEFICIAL. In the next phase, we worked with tea-
chers, parents, an educational psychologist, a designer
and a computer scientist for understanding require-
ments and designing new concepts of an educational
Child-computer Interaction in the wilddoor by suleman shahid
A case of designing culturally-appropriate technologies in a multi-disciplinary manner
Children appreciated the new multi-cultural app and enjoyed using it every
day to perform different activities
14 ����Dante magazine november 2013
children in paKiSTan
application for children with ASD. After a few cycles of
feedback from all stakeholders and subsequent revisi-
ons, we developed an educational mobile application
specially tailored for the Pakistani context. The emotion-
training module of the app was based on emotional
expressions collected from local actors and the social
behavior-learning module represented local everyday
situations e.g. saying Salam (hello) by shaking hand with
a guest. Similarly, the storytelling module for teaching
everyday activities also represented local customs and
norms e.g. specific behavior while eating such as starting
with a prayer and eating with the right hand only.
Finally, we tested this application with autistic children
during evaluation sessions over a period of one month.
The initial results are quite satisfactory. Children ap-
preciated the application and enjoyed using it every day
to perform different activities. Parents noticed a positive
change in the children’s attitude when they exhibited
different social behaviours. For example, the children
took the initiative in welcoming guests at home. Tea-
chers were also very pleased with the new concept and
requested us to design more stories for teaching other
everyday activities.
In conclusion, our culture-centered approach made it
possible to design a multi-faceted user-friendly concept,
which was not only fun to use but also beneficial for all
stakeholders. In addition to our focus on cultural vari-
ations, our multidisciplinary intervention played an im-
portant role in the success of this project. It is important
to realise that unlike designing traditional computing
systems, designing interactive technologies with a socio-
emotional component is inherently a multidisciplinary
activity and our project confirms this view. The design
process not only demands the technical knowledge of
building computational systems but also the anthropo-
logical skills of understanding human behaviour. It is
actually the marriage of these two distinct but equally
important disciplines that ultimately produces a viable
product in the end. Furthermore, other than facilitating
the design process, this marriage or cross-pollination
offers a test bed for interdisciplinary research where exis-
ting methodologies are evaluated rigorously in unusual
situations and new knowledge is generated for solving
more complex problems.
Suleman Shahid is assistant professor in human-computer interaction at the department of Communication and Informati-on Sciences, Tilburg University.
Dante magazine november 2013 ���� 15
children in paKiSTan
Plicht om armen te helpen gebonden aan restrictiesmensen hebben een morele plicht die zeer veeleisend kan zijn, om
armen te helpen, stelt filosofe mandy bosma in haar proefschrift.
Het uitgangspunt voor haar betoog is de morele theorie van Im-
manuel Kant.
bosma geeft allereerst een uitgebreide analyse van de plicht om de
armen te helpen als zodanig, aangezien de verschillen tussen de
diverse plichten voor die hulp in de discussies over wereldarmoede
vaak onderbelicht blijven. Zij richt zich specifiek op een natuurlijke,
positieve plicht om te helpen, begrepen vanuit een Kantiaans kader.
op het eerste gezicht lijkt deze plicht misschien wel te vergaande
eisen te kunnen stellen aan de actor. Die hoge eisen die de plicht
potentieel kan stellen, roept volgens bosma dan ook de vraag op of
deze wel moreel te rechtvaardigen zijn. Ze stelt vast welke restricties
voor de eisen van deze plicht kunnen gelden en geeft hiermee de
parameters aan waarbinnen de plicht haar eisen moet stellen.
Hierbij maakt ze een onderscheid tussen de restricties die op de
persoon zelf betrekking hebben (bijvoorbeeld: totale zelfopoffering
kan geen morele plicht zijn), de restricties die op anderen betrekking
hebben (bijvoorbeeld: de aard van vriendschap vereist het verlenen
van een zekere mate van prioriteit aan vrienden), en de restricties
die voortvloeien uit bepaalde empirische omstandigheden (bijvoor-
beeld: wanneer anderen hun plicht om de armen te helpen niet
naleven, nemen de eisen van de plicht om te helpen voor de actor in
secundaire zin toe).
mandy bosma promoveerde op 3 september, titel proefschrift: The
Duty to Assist the Poor and the Extent of Its Demands: A Kantian Ap-
proach. Promotoren: prof. dr. J.J. Graafland en adj. prof. dr. H.H.H.
van Erp.
Taalontwikkeling van kinderen platteland mozambique anders dan in de stadvoor zijn promotieonderzoek maakten Doug mastin en zijn begelei-
der Paul vogt in mozambique video-opnames van de manier waarop
kinderen tussen 1 en 2 jaar handelen in hun huiselijke leefomgeving.
Daarbij legden ze met behulp van de moeders een schatting van
hun woordenschat vast. met deze data onderzocht mastin hoe de
hoeveelheid tijd waarin kinderen op verscheidene manieren met hun
omgeving interacteren correleert met de omvang van hun woorden-
schat.
mastin toont aan dat de verschillende interactievormen van jonge
kinderen in de steden en op het platteland van mozambique goed
aansluiten bij de verschillende leeromgevingen die door de levens-
stijl in deze gebieden worden bepaald. Er is daar relatief veel aan-
dacht voor sociale interacties zonder voorwerpen en dit bevordert
de woordenschat meer dan interacties waarbij gezamenlijk aandacht
aan voorwerpen worden gegeven (zogenoemde joint attention).
Dit was met name het geval op het platteland, waar gezamenlijke
aandacht voor objecten een negatieve correlatie met de woorden-
schat liet zien, terwijl in de stedelijke gebieden dit wel een positieve
relatie heeft. Dit is interessant, want in westerse studies wordt
gezamenlijke aandacht vaak als essentieel beschouwd voor taalont-
wikkeling.
Door analyse van de sociale netwerken van kinderen kon mastin
aantonen hoe ideeën over verzorging binnen de gemeenschap zich
manifesteren in verschillende vormen van sociale interacties met uit-
eenlopende communicatiepartners. op deze manier werd duidelijk
dat interacties buiten de moeder-kindrelatie significant van invloed
is op de ontwikkeling van de woordenschat. Dit is nog niet eerder in
vergelijkbaar onderzoek aangetoond.
Doug mastin promoveerde op 11 oktober. Titel proefschrift: Exploring
Infant Engagement, Language Socialization & Vocabulary Development:
A study of rural and urban communities in Mozambique. Promotoren:
prof. dr. Alfons maes, co-promotor: dr. Paul vogt.
EXPLORING INFANT ENGAGEMENT, LANGUAGE SOCIALIZATION & VOCABULARY DEVELOPMENT:
J. Douglas Mastin
A Study of Rural and Urban Communities in Mozambique
16 ����Dante magazine november 2013
proefSchrifTen
mensen voegen meer informatie toe aan beschrijvingen dan noodzakelijk In hun dagelijks taalgebruik produceren mensen vaak uitingen als:
“Kan je me misschien de groene mok aangeven?” om de communi-
catie in zo’n situatie soepel te laten verlopen, is het van belang dat
de spreker het opvallendste kenmerk van de mok noemt.
In zijn proefschrift bestudeerde ruud Koolen hoe mensen dit soort
referentiële expressies (zoals “de groene mok”) produceren en
interpreteren. Waarom is dat interessant? Dat heeft te maken met
computermodellen die gebouwd worden om op een automatische
manier taal te produceren. Deze modellen (ofwel algoritmen) kun-
nen bijvoorbeeld worden gebruikt om met een computer medische
informatie of sportverslagen te genereren.
Centraal in Koolens onderzoek staat de vraag wat nou de verschil-
len zijn tussen de referentiële expressies die door mensen worden
geproduceerd en de expressies die door computers gegenereerd
worden. Een belangrijk verschil is gerelateerd aan hoeveelheid in-
formatie die mensen doorgaans toevoegen aan hun expressies. Het
is namelijk bekend dat mensen vaak overspecificeren, wat betekent
dat ze vaak meer informatie toevoegen aan een beschrijving dan
noodzakelijk is voor unieke identificatie van het object waarover
wordt gepraat.
Koolen bekeek welke factoren invloed hebben op de hoeveelheid
informatie die mensen toevoegen aan hun beschrijvingen van
objecten. Hij vroeg sprekers om beschrijvingen te produceren van
objecten en mensen die ze op afbeeldingen te zien kregen. De
resultaten laten zien dat diverse factoren invloed hebben op de mate
van overspecificatie, zoals het domein waarover gesproken wordt
(bijvoorbeeld meubilair of mensen), het aantal objecten waarover
gesproken wordt, en de hoeveelheid variatie en ruis die aanwezig is
in een afbeelding. Deze bevindingen vertaalde hij naar implicaties
voor computermodellen, zodat die beter in staat zijn om menselijke
taal na te bootsen.
ruud Koolen promoveerde op 20 september. Titel proefschrift: Need
I say more? On overspecification in definite reference. Promotoren:
prof. E.J. Krahmer, prof. m.G.J. Swerts.
Longkankerpatiënten slagen erin hun leven opnieuw zin te gevenDe meeste mensen met longkanker (een van de meest dodelijke
vormen van kanker) slagen erin hun leven toch weer zin te geven
hun ziekte te accepteren na de diagnose. Dat blijkt het uit onderzoek
van Sjaak Körver. Zij zijn in het algemeen zeer realistisch en nuchter
over hun situatie. Dat heeft gevolgen voor de begeleiding van de
patiënten die ‘gericht en spaarzaam’ moet zijn, stelt Körver.
voor zijn onderzoek benaderde praktisch-theoloog en pastoraal-su-
pervisor Körver via longartsen van twaalf ziekenhuizen in het zuiden
van het land poliklinische longkankerpatiënten. van deze patiënten
vulden 237 een vragenlijst in: het betreft hier een groep ouderen
(gemiddeld 66 jaar), voor bijna 90% van oorsprong katholiek.
Körver noemt de uitkomst verrassend positief. ‘Doel van het
onderzoek was na te gaan of geloof een rol speelt in de verwerking
van longkanker en van invloed is op het existentiële welbevinden Al
snel bleek dat de spirituele/religieuze verwerkingsstrategieën heel
gedifferentieerd zijn: de patiënten gebruiken allerlei middelen, zowel
traditionele (zoals bedevaart, kaarsen aansteken), als nieuwe (medi-
tatie, paranormale verschijnselen, magie).’
belangrijk bij dit existentieel welbevinden zijn positieve elementen
als het hebben van een partner, een goede opleiding, en een lage
mate van angst en depressie.
Sjaak Körver promoveerde op 4 oktober. Titel proefschrift: Spirituele
Coping bij longkankerpatiënten. Promotor: prof. dr. m.H.F. van Uden,
co-promotor dr. J.Z.T. Pieper.
Need I say more?
On overspecification in definite reference
Ruud Koolen
Dante magazine november 2013 ���� 17
proefSchrifTen
Adolescenten kunnen verbale en non-verbale gedragskenmerken vertonen die gezonde individuen onderscheiden van personen met toekomstige geestelijke gezondheidsproblemen, zoals depressie. dat ontdekte martijn balsters (dept. Communication and information sciences) in zijn promotieonderzoek, dat hij uitvoerde met behulp van metingen van spraak en lichaamstaal.
Gedragskenmerken voorspellen mogelijke depressie bij jongeren
door martijn balsters
18 ��� Dante magazine november 2013
depreSSie biJ Jongeren
van alle stemmingsstoornissen vormt depressie wereldwijd het
grootste geestelijke gezondheidsprobleem. naar schatting heeft
één op de tien mensen minstens één depressieve periode in zijn
of haar leven gekend. Een aanhoudende negatieve stemming,
gebrek aan zelfvertrouwen, vermoeidheid, slechte cognitieve
vaardigheden en een verminderde of afwezige interesse in dage-
lijkse activiteiten vormen de belangrijkste symptomen volgens de
DSm, het standaard handboek voor diagnose en statistiek van
psychische aandoeningen.
De huidige manier van diagnosticeren in de geestelijke gezond-
heidszorg is dan ook voornamelijk gebaseerd op deze criteria.
Hierbij kunnen echter wat vraagtekens geplaatst worden. Door
de tamelijk arbitraire set van gehanteerde symptomen kan het
zijn dat twee onafhankelijke individuen, welke geen overlap van
eerder genoemde gedragskenmerken hebben, toch beiden het
stempel depressief kunnen ontvangen. verder wordt de infor-
matie waarop de diagnose gebaseerd is voornamelijk verkregen
uit zelfrapportages door middel van interviews en vragenlijsten.
Hierbij wordt aangenomen dat de respondent altijd eerlijk is, en
prima in staat om zijn gevoelens correct te verwoorden.
ZELFvErWIJZInG. Deze manier van data verzamelen heeft
echter zijn beperkingen; alles wat niet ‘gevangen’ kan worden
door middel van een vraag met bijbehorend antwoord maakt
geen deel uit van het klinische beslissingsproces. Hierdoor is
het dus goed mogelijk dat andere belangrijke signalen over het
hoofd worden gezien. Zo is uit eerder onderzoek gebleken dat er
verbale en non-verbale gedragskenmerken zijn welke depressieve
van niet-depressieve personen onderscheiden, maar nog niet de
officiele status van symptoom hebben.
onderzoekers hebben eerder al in verschillende studies een
associatie tussen taalgebruik en depressie aangetoond. In ver-
gelijking met gezonde personen gebruiken depressieve mensen
gemiddeld vaker zelfverwijzingen zoals het woord “ik”. Zij praten
meer over negatieve emoties en de dood, en verwijzen minder
naar anderen (woorden als “we” en “wij”). verder toonde spraak-
analyse aan dat depressieve patienten meer tijd nodig hebben
om zichzelf uit te drukken, een monotonere spreekstijl hebben,
en langere pauzes binnen en tussen zinnen hanteren. Als laatste
vertonen depressieve personen gemiddeld een verminderde
non-verbale expressiviteit. Hiernaast zoeken mensen minder
oogcontact met de gesprekspartner, lachen weinig, huilen vaker,
‘friemelen’ vaker, en maken minder gebaren.
voorSPELLEnDE WAArDE. De vraag blijft echter of deze ver-
bale en non-verbale gedragskenmerken van depressie, naast hun
symptomatische waarde, ook een voorspellende kracht hebben.
om dit te onderzoeken had ik in mijn project de beschikking
over video-opnamen van een stresstaak waarin adolescenten
(vijftien tot zeventien jaar oud) de opdracht kregen om in zes
minuten tijd iets over zichzelf te vertellen. Deze dataset vormt
een onderdeel van het TrAILS (Tracking Adolescents’ Individual
Lives Survey)-project van de rijksuniversiteit Groningen, een
multidisciplinair langlopend onderzoek waarin de psychische,
sociale en lichamelijke ontwikkeling van 2900 kinderen naar
jonge volwassenen sinds 2001 gevolgd wordt. De keuze om
specifiek adolescenten te analyseren was bewust. Tot dusver is
het onderzoek naar depressie voornamelijk onder volwassenen
uitgevoerd. Er is dan ook relatief weinig bekend over de stoornis
onder jongeren.
Een opmerkelijk gegeven, gezien het feit dat de adolescente
levensfase zich juist kenmerkt door hoge depressiecijfers en
bekend staat als de periode bij uitstek waarin zich de eerste
depressieve episoden ontwikkelen. om meer te weten te komen
over deze belangrijke periode analyseerde ik in twee verschil-
lende exploratieve studies de beeldopnamen aan de hand van
de eerder genoemde linguïstische, akoestische en non-verbale
gedragskenmerken om te kijken of deze, naast hun symptomati-
sche waarde, ook een mogelijk voorspellend karakter hebben.
onTWIKKELInG DEPrESSIE. In de eerste studie vergeleek ik
twee groepen op basis van hoge versus lage risico’s met betrek-
king tot het ontwikkelen van toekomstige geestelijke gezond-
heidsproblemen. Criteria voor deze groepen vormden tempera-
mentscores, familiegeschiedenis van depressie, en echtscheiding
van de ouders. In de tweede studie legde ik me specifiek toe op
depressie. Aan de hand van beschikbare psychopathologische
gegevens na de video opnamen vergeleek ik de twee groepen om
zodoende de mogelijk voorspellende waarde van de gedragscues
te meten. De ene groep werd depressief twee jaar na de opna-
men en de andere niet.
In beide studies hanteerde ik dezelfde meetmethoden. om het
taalgebruik te analyseren werden alle opnamen geannoteerd en
vervolgens met de Linguistic Inquiry and Word Count (LIWC)
software verwerkt. Dit programma berekent in welke mate
mensen bepaalde woordcategorieën gebruiken in gesproken
en geschreven tekst. Er wordt hierbij onder meer onderscheid
gemaakt tussen woorden gerelateerd aan positieve en negatieve
Gedragskenmerken voorspellen mogelijke depressie bij jongeren
Weinig bekend over de ontwikkeling depressie onder jongeren
Dante magazine november 2013 ���� 19
depreSSie biJ Jongeren
emoties, functiewoorden (zoals zelfreferenties), en verschillende
inhoudelijke categorieën zoals religie, dood, werk en familie.
Door alle geïsoleerde spraakfragmenten met het programma
PrAAT te analyseren was ik in staat om bepaalde akoestische
eigenschappen (zoals gemiddelde, minimale en maximale
spreekfrequentie) te verkrijgen.
Als laatste analyseerde ik aan de hand van het coderingssysteem
ECSI de lichaamstaal van de adolescenten. Dit systeem is speci-
aal ontwikkeld om non-verbaal gedrag tijdens klinische interviews
te meten, wordt handmatig ingevoerd en is verdeeld over acht
categorieën zoals vlucht-, ontspannings-, en affiliatief gedrag.
mInDEr ExPrESSIE, mEEr KAnS oP DEPrESSIE. Uit de eerste
studie bleek dat adolescenten uit de hoge risicogroep minder
woorden gebruikten, monotoner spraken en het meer hadden
over familie en thuisgerelateerde zaken dan de lage risicogroep.
Dit kan te maken hebben met introversie en hechtingsproblema-
tiek. Jongens in de hoge risicogroep spraken met een hogere
stem dan degenen in de lage risicogroep; een verschil dat bij
meisjes afwezig was. meisjes in de hoge risicogroep gebruikten
minder woorden en vertoonden meer vluchtgedrag (denk hierbij
aan contactmijdende uitingen, zoals het niet aankijken van de
gesprekspartner); een patroon dat bij jongens precies omgekeerd
was. Dit laatste kan duiden op geslachtsspecifieke omgangsstra-
tegieën.
De tweede studie liet zien dat de adolescenten uit de groep die la-
ter depressief werd, meer woorden gebruikten die gerelateerd zijn
aan affectie en positieve emoties dan degenen die niet-depressief
werden. verder waren zij beweeglijker en vertoonden minder non-
verbaal gedrag gerelateerd aan ontspanning en affiliatie, tekenen
die op een grotere stressgevoeligheid kunnen wijzen. meisjes
die later depressief werden gebruikten meer zelfreferenties dan
degenen die gezond bleven. Dit laatste is deels in lijn met eerder
onderzoek, maar blijkt dus niet voor jongens te gelden. op
akoestisch gebied werden geen effecten gevonden.
De multidisciplinaire metingen leverden zo nieuwe resultaten op
over vroege detectie en voorspelling van geestelijke gezondheids-
problemen, in het bijzonder depressie, bij adolescenten. Hoewel
enige voorzichtigheid is geboden bij het trekken van definitieve
conclusies, kunnen deze bevindingen hulpverleners in de
praktijk mogelijk van waardevolle nieuwe informatie voorzien,
om uiteindelijk te komen tot betere methoden van voorspelling,
diagnostiek en behandeling van geestelijke gezondheids-
problemen.
Jongens in hoge risicogroep spreken met een hogere stem dan degenen in lage risicogroep
20 �� Dante magazine november 2013
depreSSie biJ Jongeren
mijn onderzoek richt zich op de rol van het internet in de hedendaagse beleving van ritualiteit en pelgrimage.
Dat betekent dat ik steeds heen en weer beweeg tussen de offline en de online wereld en me richt op twee
samenhangende vragen: op welke manieren is het internet doorgedrongen in offline pelgrimage, en wat is
de betekenis van pelgrimage die compleet via het internet wordt voltrokken? om dit te onderzoeken maak ik
gebruik van etnografie (zowel online als offline) en analyse van pelgrimsverslagen (alweer: zowel online als
offline).
De intrede van het internet in de traditie van pelgrimeren heeft een grote diversiteit aan reacties opgeroepen.
Sommige pelgrims zouden nog niet eens een mailtje naar huis sturen op de weg naar Santiago of Jeruzalem,
terwijl er ook al veel websites bestaan die complete pelgrimages aanbieden.
Cyberpelgrimage:
De online sacrale ruimte
door suzanne van der beek het bijwonen van een kerkdienst via online streaming, het aansteken van virtu-ele kaarsjes, of een meditatiesessie in second life. de online omgeving wordt gebruikt voor het uitwisselen van ideeën en vragen over religie, maar de laatste jaren beginnen steeds meer rituelen zich ook daadwerkelijk in cyberspace af te spelen. promovenda suzanne (dept. Culture studies) van der beek doet onder-zoek naar cyberpelgrimage, een fenomeen dat snel aan populariteit wint.
Dante magazine november 2013 ���� 21
cyberpelgriMage
bEDEvAArTSoorD In HUIS. Deze cyberpelgrimages kunnen vele verschillende vormen aannemen. Er
zijn erg simpele websites die een bedevaartsoord in huis brengen door middel van een reeks foto’s, een
serie filmpjes of een live webcam. Andere websites bieden complete 3D tours door virtueel geconstrueerde
pelgrimsplaatsen. Sommige websites laten de pelgrim thuis offline rituelen uitvoeren, zoals kaarsjes bran-
den, een lied zingen, of in de eigen omgeving hetzelfde aantal kilometers lopen die hij die dag online heeft
afgelegd. Het mag duidelijk zijn dat de term ‘cyberpelgrimage’ een bepaald wijd gebied bestrijkt.
maar hoe authentiek zijn deze rituelen nou eigenlijk? Zijn dit echte rituelen die een daadwerkelijke sacrale
ervaring teweeg kunnen brengen? In een discussie rond online rituelen dient het probleem van authenticiteit
zich altijd direct aan. Aan deze vragen ligt vaak de aanname ten grondslag dat het internet te banaal is om
plaats te bieden aan iets heiligs als een religieus ritueel. Het idee van ‘online sacrale ruimte’ zou een contra-
dictio in terminis zijn, want hoe kan een website als heilig worden ervaren wanneer zij door slechts een klik
op de muis gescheiden wordt van een pornosite?
Als het op cyberpelgrimage aankomt ligt de zaak nog weer een stuk gecompliceerder. Pelgrimage is namelijk
een ritueel dat essentieel verbonden is met het lichaam, reizen, uitputting en specifieke bedevaartsoorden in
de offline wereld. Zijn deze in de online variant verdwenen, of kennen zij elk een tegenhanger in cyberspace?
Kunnen we cyberpelgrimage nog wel beschouwen in het licht van onze traditionele termen rondom pelgrima-
geonderzoek, of is het noodzaak om een nieuw
idioom te construeren voor het bespreken van
online rituelen?
PAUS En CYbErPELGrImAGE. Een ander
terugkomend thema in deze discussie ligt op
het gebied van autoriteit. Traditioneel gezien
werden religieuze rituelen geautoriseerd door de verschillende religieuze instanties. Wanneer het op online
rituelen aankomt ligt dit iets anders. omdat het internet een vrijplaats is waar het recht van spreken ligt bij
diegenen die een pagina aan kunnen maken (dat wil zeggen: vrijwel iedereen), ontstaan er talloze rituelen
online. De waarde van deze rituelen wordt daardoor vaak niet bepaald door kerkelijke instanties, maar door
de makers en deelnemers zelf; hetgeen kan zorgen voor een vijandige houding tussen religieuze autoriteiten
en het internet. De laatste jaren zijn religieuze autoriteiten zich steeds meer gaan mengen in de discussie
rond online religie. Zo heeft de erkenning van online rituelen in katholieke sferen een boost gekregen door
de positieve houding van Paus Franciscus I; fervent twitteraar en voorstander van het gebruik van sociale
media in religieuze context. Deze zomer autoriseerde het vaticaan zelfs voor de eerste keer het ondernemen
van een online pelgrimage. Het ging om het online bijwonen van World Youth Day in rio de Janeiro via live
stream en verschillende accounts op Twitter, Google+ en Pinterest.
Het fenomeen cyberpelgrimage roept al met al een breed scala aan vragen en complicaties op die vaak terug-
grijpen op ons basale idee van ritueel en religie. Ze bevragen de essentiële kenmerken van onze rituelen en
dwingen ons nog eens goed te kijken naar vertrouwde handelingen en alledaagse aannames. Dit maakt het
onderzoek ernaar dan ook zo uitdagend en divers.
Een pelgrimage website slechts een muisklik verwijderd van een pornosite
22 ��� Dante magazine november 2013
cyberpelgriMage
Dante magazine november 2013 ���� 23
dubbelporTreT
Dubbelportret van scheidend hoogleraren Jan renkema en Donald Loose
door tom van nuenen
deze winter wordt extra guur voor de school of
humanities. twee gezaghebbende hoogleraren gaan
met emeritaat: donald loose en Jan renkema. die
volgorde is alfabetisch, want beiden zijn ze van groot
belang geweest voor de faculteit: renkema voor de
tekstwetenschap, loose voor de filosofie. dante
magazine sprak met beide heren over hun carrière, hun
voorliefde voor het docentschap, en wat ze gaan doen
nu ze eindelijk meer tijd hebben.
24 �� Dante magazine november 2013
dubbelporTreT
Jan renkema: ‘Je mag het college
missen als je dat boek gaat lezen!’
Jan renkema staat met zijn
Schrijfwijzer te boek als een soort
penningmeester van de nederlandse
taal. hij bepaalt wat er tekstueel
door de beugel kan, en wat niet.
maar uiteindelijk gaat het hem niet
om die ene komma. hij is trotser op
zijn academische werk. en op het
lesgeven.
neem een kijkje in de boekenkast van de gemiddelde taal-
purist, en renkema’s gids staat erbij. De Schrijfwijzer wordt
met enige regelmaat een vaderlandse bijbel voor schrijfadvies
genoemd. In 1979 kwam de eerste versie uit, inmiddels staat
hij bij zo’n 450.000 huishoudens in de boekenkast. renkema
schreef het boek tijdens zijn promotie – wat iets zegt over de
jonge leeftijd waarop hij al als taalexpert bekend stond. Als
24-jarige knul adviseerde renkema de hele Tweede Kamer over
haar wollige, academische jargon. Tien jaar lang was hij eindre-
dacteur van maandblad Onze Taal. En sinds de oprichting
van de faculteit in 1981 is hij aan Tilburg University verbonden,
de laatste jaren als hoogleraar Tekstkwaliteit. Hij deed onder-
zoek naar onder andere informatieoverdracht, stijlverschillen
en taalverruwing. onderzoek dat zowel aansluit bij taalweten-
schap als bij de psychologie, sociologie en filosofie.
maar ja, die spellingsregels, hè. renkema’s stijlgids is toch het
zwaartepunt in de meeste interviews. “Ik houd er niet zo van,
eigenlijk”, begint hij. “Ik word een beetje moe van al die vragen
over interpunctie en ‘de student van tegenwoordig’ die niet
meer zo goed in taal is als vroeger. mensen leggen de nadruk
zo op de taalfoutjes, dat ze niet meer letten op de inhoud van
een tekst. En die is vaak minstens zo beroerd.” Zijn studieboek
beschouwt hij dan ook niet als zijn meest belangrijke nalaten-
schap. “Het is eigenlijk meer een soort uit de hand gelopen bij-
baantje. ook niet echt academisch natuurlijk.” Waar is hij dan
het meest trots op? “Ik schreef een paar jaar geleden een boek
over de brieven van ambtenaren, Taal mag geen belasting zijn,
waarin ik een analysemodel voor tekstkwaliteit opstel. Dat vind
ik denk ik mijn belangrijkste werk. ook omdat ik er duidelijk in
maak dat meer taal niet altijd beter is.”
ProUST LEZEn. Dieptepunten in zijn carrière kan hij maar
moeilijk opnoemen. “Ja, een jaar of vijftien geleden ben ik er
ooit door de decaan op gewezen dat ik niet genoeg academisch
werk publiceerde. Die wetenschappelijke publicatiedrift waar
iedereen het nu over heeft, bestond toen ook al. Ach, dat is
wel weer goed gekomen met een boek dat in diverse talen is
vertaald. maar het stak toch wel een beetje. Enfin, dat hoort
er ook bij; eens in de zeven jaar heb ik wel eens getwijfeld aan
mezelf.” En toch – over het algemeen overheerst het opti-
misme bij renkema. “Ik heb eerlijk gezegd nooit het idee dat
ik gewerkt heb”, lacht hij. “maar ik heb, dankzij deze instelling
waaraan ik werk, ook altijd dingen gedaan die ik leuk vind.” Zo
had hij weinig beleidsfuncties binnen de universiteit. “Jaren
geleden moest ik meedoen aan een training over leiderschap.
Het commentaar achteraf was: ‘Jan, jij kunt het wel, maar jij
wilt het niet.’ Dat leek me wel accuraat.” Inmiddels heb ik mijn
portie bestuur wel gekregen met het voorzitterschap van de
Internationale vereniging voor neerlandistiek.
Het docentschap, echter, heeft renkema wel altijd goed ge-
daan. Als het om lesgeven gaat heeft hij een bepaalde gevoelig-
heid, lijkt het wel. voor aanvang van een college staat hij aan
de deur om zijn leerlingen te begroeten, en “om een beetje de
sfeer te proeven van wie je in de zaal hebt.” Hij praat met groot
genoegen over het enthousiasme van sommige studenten. Zo
was er een studente die Proust op haar tafel had liggen. “Ik
zei tegen haar: jij mag dit college missen, ga maar gewoon dat
boek lezen. Deed ze niet, natuurlijk – maar ik meende het wel.”
‘Het gaat niet om de taalfoutjes, maar om de inhoud van een tekst. En die is vaak minstens zo beroerd.
Dante magazine november 2013 ���� 25
Dat is ook de reden dat hij niet een te groot accent op zijn
Schrijfwijzer wil leggen. Je moet niet constant willen verbeteren.
Ik wil enthousiasme niet afkappen maar voeden. Je moet leer-
lingen vanuit hun middenrif iets kunnen laten vertellen.”
Heeft hij nog dromen voor de faculteit die hij nu, na 32 jaar,
verlaat? “Ik zal wel ontzettend idealistisch klinken nu, maar ik
denk dan toch aan de oude universitas-gedachte. De univer-
siteit als vrijplaats. meer mogelijkheden voor studenten en
docenten om samen tot iets groters te komen. neem Austin en
Grice die op zaterdagochtenden buiten het normale curriculum
om lesgaven op de campus van Harvard. volledig vrijblijvend,
voor hen die daar behoefte aan hadden.
Dat lijkt me wel wat.”
UnTImELY rEvIEW. Het is duidelijk: het docentschap zit in de
aard van het beestje. na zijn emeritaat wil renkema dan ook
les blijven geven. op een lager pitje, natuurlijk, en misschien
liever op een middelbare school. “Latijn geven, gymnasiasten
voor het eerst met Homerus in aanraking laten komen, of
gewoon huiswerkhulp zijn. Dat lijkt me heerlijk.” Een untimely
review lijkt hem ook nog wel eens leuk om als opdracht te
geven. “Dan laat je studenten een recensie of betoog schrijven
over een klassiek werk alsof het gisteren voor het eerst was
gepubliceerd. Wat is er nog relevant aan, en wat is totaal uit de
tijd?”
maar hij wil ook meer tijd voor zichzelf. muziek maken – hij
bespeelt het orgel – of misschien wel weer een boek. “Een van
mijn grootste inspiratiebronnen, Wilhelm von Humboldt, heeft
gesteld dat er binnen de taal een één-op-één-relatie bestaat
tussen vorm en functie. Als er een keuzemogelijkheid is tussen
twee woorden, dan is er ook een betekenisverschil. De functie
van variatie, dus. Dat blijft me fascineren. Daar wil ik nog wel
iets over schrijven.”
En die Schrijfwijzer? Ach, daar zal wel weer een nieuwe druk
van uitkomen. ook al legt hij er zelf niet graag de klemtoon op,
renkema blijft de stilistische expert. “Dat is ook niet erg. Zoals
Denis de rougemont zei: het is een onaangename plicht jacht
te maken op de grove misverstanden die overal heersen in de
wildernis van de taal.”
donald loose: Zoek naar iets waar je niet bij kunt
filosofie en politiek, ze zijn
onlosmakelijk met elkaar verbonden
in het werk van donald loose. Al
sinds zijn proefschrift is hij bezig
met de vraag hoe je als filosoof een
systeem van politieke waarden kan
opstellen. daarbij gebruikt hij een
keur aan klassieke filosofen – met
name immanuel Kant. ‘ik ben een
doorgeefluik geweest’.
Donald Loose is al dertig jaar als hoogleraar filosofie verbon-
den aan Tilburg University. De laatste 19 jaar kwam daar ook
een bijzondere leerstoel van de stichting Thomas more bij, in
rotterdam. maar in november is het emeritaat daar. Dan geeft
hij zijn afscheidscollege: Europa’s grootste goed. Die titel heeft
te maken met de grote Europese filosofen, zoals Kant. Loose
vertelt: “Het college gaat over de vraag wat wij als Europa in
huis hebben waar we waakzaam mee om moeten gaan.
En dan vooral in filosofische zin – denkbeelden over menselijke
waardigheid, of de rechtsstaat.” Zo wil Loose voorkomen dat fi-
losofen verkeerd geïnterpreteerd worden. Tekenend voorbeeld:
in rotterdam gaf hij ooit een collegereeks over Erasmus. Daar
kwam geen mens op af. Het jaar erna noemde hij de cursus
‘machiavelli en Erasmus’ – en voilà, twintig studenten in de
zaal. “macht, dat blijft voor veel studenten interessant. maar
het ging er mij om te laten zien dat machiavelli vaak verkeerd
is begrepen. Hij was een denker in crisistijd, en zijn ideeën
over de geslepen heerser gaan ook alleen op als er geen andere
optie meer over is.”
Door DE moDDEr. Terug naar het begin. Loose wandelde
na zijn proefschrift in 1980 voor het eerst de campus op. maar
voordat hij benoemd werd, was er nog een horde te nemen.
Loose: “De studentengeleding in de benoemingsadviescom-
missie vond het maar niks.
dubbelporTreT
‘Het nieuwe leren is misschien oppervlakkiger, maar niet per se slecht. Het is juist complexer’
26 ���Dante magazine november 2013
dubbelporTreT
Waarschijnlijk was ik niet links genoeg, haha.” Toch wou de
commissie hem een kans geven, en Loose mocht een jaar naar
Parijs gaan om lering te trekken uit de academische revolte
die daar gaande was. Daar kwam hij in aanraking met de grote
Franse postmoderne denkers: Lyotard, baudrillard, Derrida,
Lefort.
Loose bewaart goede herinneringen aan de tijd. Zoals de col-
leges van Derrida – “die had al zijn college teksten tot in de
puntjes uitgeschreven. Dan zag je hem tijdens het lesgeven
nog komma’s toevoegen. Hij had na elke collegereeks een boek
bij elkaar, vermoed ik.” En de grootste inspirator? Dat moet
Lefort zijn geweest. “Hij was een systematicus, die zich afvroeg
met welke parameters je de geschiedenis kunt begrijpen. Het is
ook de filosofie van de permanente zelfkritiek, van de dimensie
in het menselijk bestaan waar geen empirisch antwoord op is.
Termen als ‘vrijheid’ of ‘democratie’ zijn daar perfecte voor-
beelden voor – ze zijn gefundeerd op niet-bestaande pilaren.
ongrijpbaar. Daarom kan democratie ook zo gemakkelijk om-
slaan naar nationalisme. Als iemand als Thierry baudet roept
dat Europa het nationalisme heeft afgeblust, denk ik: dat is
juist heel goed! Als de regering van een natie gefixeerd raakt op
wat een nationale identiteit is, kom je in de problemen.” Het is
duidelijk: bij Loose gaat het nooit om de filosofie op zich. om
de politieke dimensie ervan, des te meer.
DE EIGEn FACULTEIT. Hoe denkt Loose over de faculteit, nu
hij er bijna afscheid van neemt? Toen hij begon, vertelt hij, was
het filosofische departement nog een volledig onafhankelijke
faculteit. Die autonomie is stukje bij beetje ingeleverd. “De
filosofie in Tilburg staat er niet al te best voor – de faculteit zou
echt zijn eigen weg moeten gaan. We raken steeds meer onder-
geschikt aan andere departementen. En dan zijn er nog al die
populair-filosofische stukken waar lippendienst wordt bewezen
aan bijvoorbeeld economen of psychologen.
Je bent als filosoof dan in loondienst – en wiens brood men
eet, wiens woord men spreekt.”
maar daar voegt hij meteen aan toe – beklemtonend – dat hij
met veel genoegen terugkijkt op zijn carrière. Dat komt mis-
schien nog wel het meest door het lesgeven: Loose is docent
in hart en nieren. “Ik heb nooit veel zin gehad om almaar te
moeten publiceren in hoog aangeschreven tijdschriften waar
toch niemand in leest of op reageert. Lesgeven is theater; het is
verslavend. Je doet het voor die enkelingen die in je college met
je mee gaan. En daar probeer je dan nét boven te gaan zitten.
In die interactie gebeurt echt iets bijzonders.”
En toch – filosofiestudenten zijn veranderd, hoor je overal. Ze
leren oppervlakkiger. Is Loose het daarmee eens? “Het klopt
wel ja. Wij lazen drie keer een boek van kaft tot kaft, spiraalsge-
wijs richting de diepte. nu gaat leren meer over relaties tussen
teksten, dingen van verschillende kanten belichten. Dat is
misschien oppervlakkiger, maar niet per se slecht. Het is juist
complexer!”
vErDEr KIJKEn. Hij denkt even na over de vraag of hij het
lesgeven nu al mist. “Ja, eigenlijk wel. maar daar staat tegen-
over dat ik nu eigenlijk tijd ga hebben voor andere dingen.
voor opera, literatuur. Ik ben sinds een tijdje de memoires van
Casanova aan het lezen – zo mooi!” En de hoogleraar heeft nog
meer plannen. “misschien een theaterstuk of zoiets. Ik zou wel
eens willen spelen met de gedachte: wat als Kant nu mozart
had ontmoet? Dat moet toch interessante dialogen opleveren.”
Hij heeft nog wel een advies voor de nieuwe filosofiestudent.
“Lees de grondtekst. Aristoteles, Hegel, nietzsche. Filosofie
wordt te snel een aaneenschakeling van secundaire literatuur
en flut-artikelen. maar belangrijker nog dan dat: vind je fascina-
tie. Iets waar je niet bij kunt. besteed geen tijd aan dingen die
je leest en herkent, dingen die je al weet. Zoek naar wat je doet
fronsen. Tijdens mijn studie in Leuven kreeg ik ooit les van een
docent die Hegel gaf. Die docent moest op een gegeven mo-
ment een nieuw college gaan geven, over Sheler. maar na vier
weken klapte hij middenin de les het boek dicht. ‘Dit is rotzooi’,
riep hij. ‘morgen gaan we weer Hegel lezen.’”
door hille van de kaat
data Journalism studenten leo tegelaar (23) en marlies de brouwer (22) namen eerder dit jaar deel aan ‘de vierde verdieping’. tijdens dit journalistieke bootcamp dachten zij na over de toekomst van de journalistiek en maakten zij een format dat standhoudt in de digitale mediawereld. leo tegelaar ontwierp met zijn groep het beste project en ontving vijfduizend euro om het verder uit te voeren.
Je moet meer willen zijn dan de brenger van het nieuws
“Don’t fuck with Data journalism, you hear me?!?”
Dante magazine november 2013 ���� 27
daTa JournaliSM
JE HEbT TIJDEnS DE booTCAmP vEEL GESProKEn ovEr DE ToEKomST vAn DE
JoUrnALISTIEK, WAT IS JE HIErvAn HET mEESTE bIJ GEbLEvEn? Leo: “Dat het bouwen aan
een merk van groot belang is. Als je jezelf niet als medium weet te onderscheiden, tel je niet
echt meer mee. Je moet meer willen zijn dan de brenger van het nieuws. Het creëren van een
complete ervaring is in onze samenleving centraal komen te staan.”
WAT ZIE JE AL bELAnGrIJKSTE moGELIJKHEDEn voor E-JoUrnALISm? Leo: “E-jour-
nalism heeft journalistiek vooral de mogelijkheid gegeven om nieuws non-lineair te maken.
Lineaire journalistiek betekent dat je een verhaal maakt met een kop en een staart, voor één
medium. non-lineair verwijst naar verhalen waarbij bijvoorbeeld publieksparticipatie een
grote rol speelt of verhalen over verschillende platforms worden uitgerold. Digitale journa-
listiek is laagdrempelig, om zelf nieuws te produceren en om bij te dragen aan nieuws en
zo van invloed te zijn op het leveren van die complete nieuwservaring.
WAArUIT bESTAAT JULLIE ProJECT? Leo: “Een platform waarbij crowdsourcing
wordt ingezet om door ons ontsloten data op een laagdrempelige manier te
laten doorspeuren door ons publiek. op deze manier vormt het publiek een
digitale redactie en filter voor de hoofdredactie. met ons project: ‘pArticle’
bouwen wij een omgeving waarbij ons publiek part of the article kan worden.
Hoe meer en hoe beter je meezoekt, des te groter je status met daarbij de
mogelijkheid om genoemd te worden in onze nieuwsproducties. Deze
nieuwsproducties worden verkocht aan mediabedrijven, zoals bijvoorbeeld
het AnP.”
IS HET ProJECT ToEKomSTbESTEnDIG? Leo: “Zeker. Er is nooit
een tekort aan documenten om te onderzoeken. ons platform kan
meegroeien met de techniek, waardoor er steeds meer onderzocht kan
worden door ons publiek: we zijn niet gebonden aan één type materi-
aal. Het project is bovendien zeer aantrekkelijk voor de journalist in
spe, wij maken het mogelijk om op een simpele manier bij te dragen
aan nieuws. Zo kan een toekomstig journalist getraind worden
in nieuwsvergaring en het meewerken aan een nieuwsproductie.
In een tijd waarin de banen niet voor het oprapen liggen, is het
een mooie manier om journalistiek te bedrijven en mogelijk een
portfolio op te bouwen. Wij geloven dat we hiermee een almaar
groeiende community gaan opbouwen. De community die
ervoor zorgt dat wij altijd door kunnen gaan.”
’Lastig voor journalist zich te profileren’
28 �� Dante magazine november 2013
daTa JournaliSM
WAT IS voor JoU DE bELAnGrIJKSTE DAT JE HEbT GELEErD bIJ DE DEELnAmE AAn DE vIErDE
vErDIEPInG? Leo: “Ik heb heel veel gehad aan de experts. Toch is een van de lessen die ik door de boot-
camp heb geleerd dat wat er ook wordt gezegd: sta achter je idee. Het is makkelijk om je van de wijs te
laten brengen door alle goed bedoelde adviezen, maar die zijn ook niet heilig. Het is belangrijk gebleken
om lef te tonen en je eigen koers te durven varen.”
HoE ZIET HET vErvoLG vAn JULLIE ProJECT Er UIT? Leo: “onze groep gaat in gesprek met het
AnP over het vervolg van pArticle. Hoe dit precies zal gaan weten we nog niet, maar we gaan ons
platform ontwikkelen en het AnP zal ons faciliteren.”
de vierde verdiepingvereniging veronica, AnP en ThePostonline hielden vlak
voor de aanvang van het collegejaar een bootcamp voor
jonge, ondernemende journalisten. onder de naam de ’4de
verdieping’ daagden de organisatoren dertig ambitieuze en
talentvolle jonge journalisten uit om twee weken lang het beste
van hun kunnen te geven. Zij huisden op de vierde verdieping
van het persbureau AnP in rijswijk. Data Journalism studen-
ten Leo Tegelaar en marlies de brouwer vertegenwoordigden de
Universiteit van Tilburg. niet zonder succes; Leo Tegelaar won met
zijn project de eerste prijs.
marlies de brouwer won met haar project perspodium.nl de derde prijs. perspodium.nl vormt volgens
haar de oplossing van twee problemen binnen de journalistiek.
“Ten eerste is het lastig voor jonge publicisten een podium te vinden
om zich te profileren. Daarnaast laat de journalist alleen het topje van de
ijsberg zien over een onderwerp, waardoor veel onderwerpen onderbelicht
blijven. Perspodium zorgt voor de oplossing van deze twee problemen.
onze website biedt iedere week een artikel binnen een bepaald thema dat is
geschreven door een autoriteit op dat gebied. De publicisten kunnen vervol-
gens een aanvulling geven op het artikel zelf, een nieuw artikel schrijven dat
geïnspireerd is op het hoofdartikel of een opiniestuk opsturen dat een andere
invalshoek laat zien. Door middel van een rankingsysteem kunnen de publicis-
ten status verdienen. Doordat publicisten het artikel kunnen aanvullen, vinden
zij een podium en krijgt het lezerspubliek het complete verhaal.”
Dante magazine november 2013 ���� 29
daTa JournaliSM
Geert Grote Pen voor studente filosofie
Alda Pellemans
door tineke bennemaze hoorde dat ze genomineerd was voor de geert grote pen voor haar master-scriptie filosofie over morele oordelen toen ze met haar man een italiaans museum bezocht. ter plekke deden ze er een ron-dedansje. Alda pellemans (1948) ontving op 28 juni in deventer de prestigieuze prijs voor haar scriptie vanwege ‘de lucide, heldere, zeer leesbare stijl, die voortdurend uitnodigt tot verder lezen’.
ook over de inhoud was de jury zeer te spreken: ‘het
onderwerp wordt op evenwichtige wijze en met gebruik-
making van de relevante literatuur uitgediept.’ De Geert
Grote Pen werd drie jaar geleden voor het eerst uitgereikt
aan een masterscriptie voor filosofiestudenten die schrij-
ven in de moedertaal. De prijs die bestaat uit 2500 euro
en een pen, is een eerbetoon aan denker en theoloog
Geert Grote, wiens Getijdenboek met beden geschreven
in de volkstaal, het meest gelezen laatmiddeleeuwse
werk in nederland vormt.
Pellemans deed ook goed aan de onderwerpkeuze van
haar scriptie, die de titel kreeg: Het morele oordeel:
verstandige reflectie of het juiste gevoel? Over de rol van
emoties bij morele oordelen. De jury oordeelde: ‘een
masterscriptie met een gedegen, doortimmerde aanpak
van een interessant onderwerp, dat tot voor kort weinig
aandacht in de ethiek heeft gekregen.’
Zowel studiebegeleider bert van de ven als Pellemans
zelf vonden een opvallende uitkomst dat ook in het
reflexieve proces bij oordelen de emoties zo’n belangrijke
rol spelen. Pellemans wilde onderzoeken hoe emoties
morele oordelen bepalen.
‘Daarvoor las ik onder andere David Hume. Hij maakt
een scherp onderscheid tussen de ratio - die betrek-
king heeft op de feitelijke toestand in de wereld en die
daarom in wezen passief is - en de emoties die maken
dat wij in beweging komen en dat wij morele wezens
zijn. Door mijn verdere literatuurstudie kwam ik tot de
conclusie dat we in de eerste fase van een oordeel of
besluit intuïtief handelen vanuit een – wat ik noem –
pluis- of niet pluisgevoel. vervolgens ga je in overleg met
jezelf, in deliberatie. Ik veronderstelde dat in die fase het
verstand de boventoon voert, maar ook hier zijn emoties
actief. voor mij was die rol van emoties bij reflectie heel
opmerkelijk.’
30 ��� Dante magazine november 2013
inTervieW alda pelleManS
PEN
Geert G
rote
Alda Pellemans
De ietwat oudere lezer kent natuurlijk het televisiepro-
gramma de Wondere Wereld waarin Chriet Titulaer de
televisiekijker informeerde over de nieuwste technologi-
sche snufjes die er al dan niet op de markt verschenen.
In 1989 liet hij het Huis van de Toekomst ontwerpen om
te laten zien hoe slimme techniek voor het huis (ook wel
domotica genoemd) het leven zou kunnen gaan beheer-
sen. Dit Huis van de Toekomst, te vinden in rosmalen,
is inmiddels omgebouwd tot een evenementencentrum,
maar het concept is blijven bestaan.
Zo wordt op internet gemeld dat twee electronica-
concerns nog dit jaar aanvullingen voor het huis van
de toekomst in nederland op de markt brengen. Het
betreffen hier gadgets die het huishouden aangenamer
maken voor de welgestelde burger. Zo komt er een koel-
kast, waarin je via een app op je smartphone kan zien
of er nog voldoende kaas en eieren zijn, of de melk nog
houdbaar is, en die automatisch waar nodig zelf online
je boodschappen kan bestellen. Daarnaast kennen we
natuurlijk allemaal die reclame van een energiebedrijf
over een app waarmee je op afstand de temperatuur
in huis kan laten regelen of de muziekinstallatie kan
bedienen. ook zijn er verschillende robotstofzuigers en
-grasmachines op de markt.
om dergelijke apparaten te kunnen bedienen, moet je
echter wel vertrouwd zijn met moderne communica-
tietechnologieën, zoals smartphones. Dit is niet voor
iedereen weggelegd. Zeker niet voor een belangrijke
groep van potentiële gebruikers: ouderen en minder
validen. voor deze doelgroep worden servicerobots
ontwikkeld die kunnen helpen in het alledaagse leven,
maar hiervoor is een goede communicatie van groot
belang. om de communicatie met dergelijke domoti-
caproducten natuurlijker en dus gebruikersvriendelijker
te maken speelt de geesteswetenschapper een steeds
belangrijkere rol.
Geesteswetenschappers? Ja, althans een aantal van hen,
want die bestuderen, onder andere, hoe mensen met
elkaar en met machines communiceren. op die manier
kunnen we inzicht krijgen in welke manieren van inter-
actie het prettigst of meest effectief werken. Zo zou het
in bepaalde situaties makkelijker kunnen zijn om een ro-
bot via natuurlijke taal of door middel van handgebaren
instructies te geven dan middels een smartphone of een
tablet. maar die zijn misschien wel weer beter toepas-
baar voor mensen die bepaalde beperkingen hebben.
Wat de beste manier van communicatie is kan dan weer
afhangen van de doelgroep - ouderen zullen wellicht
liever spreken en jongeren gebruiken wellicht liever een
smartphone- of de toepassing van het product. Hoe dan
ook, de geesteswetenschapper speelt een belangrijkere
rol in de ontwikkeling van het huis van de toekomst dan
velen zullen vermoeden.
De geestesweten-schapper in het Huis van de Toekomst
door paul vogt
“Sommige robots kunnen beter werken via natuur-lijke taal of handgebaren”
Universitair docent aan het
Department Communi-cation and
Information Sciences
Dante magazine november 2013 ���� 31
coluMn
Tilburg University School of HumanitiesPostbus 901535000 LE TilburgT (013) 466 25 68E [email protected] www.tilburguniversity.edu/nl/humanitiesAgendA
tipsnovember 2013
25 novEmbEr 14.15 uur, aula
promotie drs. m.A.J. Clarijs, titel proefschrift:
Tirannie in de jeugdzorg. Een onderzoek naar
de mogelijkheden van beleidsveranderingen.
Promotores: prof. dr. A. de ruijter en
prof. dr. P. verweel.
29 novEmbEr 16.15 uur, aula
Afscheidsrede hoogleraar
tekstkwaliteit Jan renkema
renkema is vooral bekend als auteur van de
Schrijfwijzer (1989) (waarvan bijna een half
miljoen exemplaren werden verkocht).
Hij was taalkundig adviseur bij de Tweede
Kamer en schreef aan de hand
van gesprekken met politici Wat bezielt
het binnenhof? (2004). ook publiceerde
hij een pamflet over de nieuwe spelling:
Geef de spelling wat speling (2006).
voor vakgenoten en studenten schreef hij
Tekst en Uitleg, een Inleiding in de Tekstweten-
schap, dat vertaald is in het Engels en ook in
het Spaans, Koreaans, Japans en Chinees.
renkema was Fulbright scholar in berkeley.
Hij was een tiental jaren eindredacteur van
het maandblad onze Taal en schreef de
Leidraad bij het Groene boekje uit 1995
(zie voor een interview met hem dit
nummer van Dante magazine).
deCember 2013
19 DECEmbEr 16.15 uur, aula
promotie drs. m.m.e. vroon-van vugt titel
proefschrift: Dead Man Walking in Endor.
Narrative Mental Spaces and Conceptual
Blending in 1 Samuel 28. Promotor:
prof. dr. E.J. van Wolde.
mAArt 2014
21 mAArT 16.15 uur, aula
inaugurele rede hoogleraar organisatie
ecologie gerda van dijk
Prof. dr. Gerda van Dijk werd op 1 april 2013
benoemd tot hoogleraar op de nieuwe leer-
stoel organisatie Ecologie. Haar onderzoek
richt zich op organisatie-, management- en
leiderschapvraagstukken die zich in de 21e
eeuw kenmerken door hun complexiteit,
omvang en afhankelijkheid. Zij zal dat doen
door kennis vanuit de ecologie te verbinden
met die uit de organisatiekunde.
April 2014
11 APrIL 16.15 uur, aula
inaugurele rede hoogleraar europese stu-
dies prof. p. scheffer
Prof. dr. Paul Scheffer werd op 1 september
2011 benoemd tot (parttime) hoogleraar
Europese studies. Scheffer onderzoekt hoe
het ‘oude continent’ Europa wordt gezien
in nieuwe economieën als India, brazilië
en China. Hij werkt daarvoor nauw samen
met universiteiten in mumbai, Sao Paolo en
beijing en promovendi uit die landen.
Kort nieuwsnAndA oudeJAns winnAAr
dissertAtiepriJs 2013 vAn
vereniging reChtsfilosofie
De winnaar van vereniging voor Wijsbegeer-
te van de rechtdissertatieprijs 2013 is
nanda oudejans. Zij ontving de prijs in juni
voor haar cum laude proefschrift Asylum:
a Philosophical Inquiry into the International
Protection of Refugees (TiU, 2011). Professor
bert van roermund en Anton van Kalmthout
begeleidden deze promotie. Dr. oudejans
won eerder de max van der Stoel Human
rights prijs 2012. De vorige vWr Award ging
ook naar een van van roermunds promo-
vendi, mr. dr. Luigi Corrias.
De jury, bestaande uit rené Foqué, Paul de
Hert en Koen Lemmens, roemde in haar rap-
port de kwaliteit en het wijsgerig niveau van
de dissertatie en de wijze waarop oudejans
het delicate thema van de vluchtelingenpro-
blematiek bespreekt en analyseert.
AldA pellemAns wint
geert grote pen voor
mAstersCriptie filosofie
Alda Pellemans, die het afgelopen stu-
diejaar haar master in de wijsbegeerte
behaalde, werd door de juryleden unaniem
gekozen tot de winnaar van de Geert Grote
Pen 2013 voor haar onderzoek over het
morele oordeel (een interview met haar kunt
u lezen in dit nummer).
voor het laatste nieuws van de faculteit, de
agenda, events, persberichten en bloggers,
volg tsh op twitter: @humtilburg