Archeologisch bureauonderzoek “De Botterzaal”, Noordeinde 41-43 te Monnickendam, gemeente WaterlandHOLLANDIA reeks 288
COLOFONHollandia reeks nr. 288
Titel: Archeologisch Bureauonderzoek “De Botterzaal”, Noordeinde 41-43 te Monnickendam, gemeente Waterland Gemeente: Waterland
Hoekcoördinaten: 131.078/497.091 131.078/497.078 131.030/497.077 131.029/497.084
Onderzoeksmeldigsnummer: 39277
Auteur(s): R.W. Vanoverbeke
In opdracht van: Leguit en Roos Aannemersbedrijf BV Contactpersoon opdrachtgever: Dhr. G. Roos
Wetenschappelijke leiding: P.M. Floore Illustraties: R.W. Vanoverbeke
Definitieve versie: februari 2010
Oplage: 6
ISSN: 1572-3151
© Hollandia archeologen, Zaandijk 2010
HOLLANDIA archeologentuinstraat 27a1544 rs zaandijk 075 - 622 49 57 [email protected]
INHOUD
1. Inleiding 4
2. Bureauonderzoek 5 2.1 Beleid 5 2.2 Doel en methoden van het bureauonderzoek 8 2.4 De verbouwingsplannen 8 2.4 Geologie en bekende archeologische en historische waarden 9 2.5 Verwachtingsmodel 18
3. Samenvatting en advies 18
4. Literatuur 19
Bijlage 1: Uittreksel van de kadastrale kaart 21Bijlage 2: Stappenplan archeologie 22Bijlage 3: Bodemkaart van de omgeving van Monnickendam 24Bijlage 4: Archeologische onderzoeken in de omgeving van de onderzoekslocatie 25
Illustratie op voorblad: Hotel de Posthoorn, bron: beeldbank Vereniging Oud-Monnickendam.
4Archeologsiche Bureaunderzoek “De Botterzaal” te Monnickendam
Afbeelding 1: De ligging van het onderzoeksgebied (in rood) op de topografische kaart en in Nederland.
1. Inleiding
In het kader van de geplande bouwwerkzaamheden op het perceel 3561 aan het Noordeinde 41-43 te Monnickendam, gemeente Waterland (afbeelding 1 en bijlage 1), is door Hollandia archeologen, in opdracht van Leguit en Roos Aannemersbedrijf BV, een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. De aanleiding tot het bureauonderzoek werd gevormd door de voorgenomen sloop van het bestaande gebouw “De Botterzaal”, behorend bij het hotel-restaurant “De Posthoorn”, en de nieuwbouw op dezelfde locatie waardoor eventuele archeologische resten verstoord kunnen worden. Het plangebied is gelegen aan de westzijde van de straat en heeft een oppervlakte van ongeveer 1000m². De te verstoren oppervlakte bedraagt maximaal 240m². Het terrein langs het Noordeinde in Monnickendam staat op de provinciale en gemeentelijke Cultuurhistorische Waardenkaart aangeduid als een archeologische locatie met hoge waarde (kaartblad 25F, code WAT837A). Bodemingrepen binnen gebieden van archeologische waarde dienen, conform het beleid van de gemeente Waterland en de provincie Noord-Holland, te worden voorafgegaan door een archeologisch vooronderzoek. Dit om eventuele archeologische overblijfselen in kaart te brengen en te waarderen.Het archeologisch bureauonderzoek werd conform de eisen gesteld in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA 3.1 en ontwerpversie 3.2) uitgevoerd. De onderzoeks-documentatie wordt na afronding van het onderzoek aangeleverd aan het archeologisch depot van de Provincie Noord-Holland te Wormer.
130 131 132 133
497
496
497
498
0 50 km
Uitgeest
5Archeologsiche Bureaunderzoek “De Botterzaal” te Monnickendam
2. Bureauonderzoek
2.1 Beleid
De gemeente Waterland heeft het beleid op het gebied van archeologie in 2007 vastgelegd in haar basisnota archeologie.
CultuurhistorieHet beleid van de gemeente Waterland en Provincie Noord-Holland richt zich op het leesbaar houden en maken van cultuurhistorie. Uitgangspunt daarbij is dat cultuurhistorie geen belemmering hoeft te zijn maar juist kan dienen als inspiratiebron voor nieuwe ontwikkelingen. Essentieel daarbij is dat de aanwezigheid van eventuele cultuurhistorische waarden in een vroegtijdig stadium bij de planvorming wordt betrokken.
Gedragslijn compensatieDe aantasting van cultuurhistorische waardevolle terreinen dient zoveel mogelijk voorkomen te worden. Bij (dreigend) verlies van deze waarden kan compensatie worden toegepast. Deze gedragslijn geldt voor een inventariserend en eventueel waarderend onderzoek waarna een zorgvuldige afweging mogelijk is. Waterland heeft geen compensatie-gedragslijn, maar handhaaft de vigerende regelgeving van de Rijksoverheid.
MonumentenbeleidMonumenten en andere elementen van cultuurhistorisch belang dienen tot uitdrukking te komen in het bestemmingsplan. Ingrepen op het kadastrale perceel waarop een beschermd monument staat zijn vergunningplichtig. Binnen het plangebied bevinden zich geen wettelijk beschermde archeologische monumenten.
Archeologiebeleid Provincie Noord-HollandDe provincie Noord-Holland streeft naar het behoud van het erfgoed in de bodem (in situ). Ten einde het behoud van archeologische waarden zoveel mogelijk te waarborgen zal de provincie in zowel haar eigen plannen als in door de provincie te toetsen plannen het behoud als afwegingscriterium laten mee wegen. Is behoud in situ niet mogelijk dan dient de informatie te worden veiliggesteld door middel van een wetenschappelijk verantwoord onderzoek (behoud ex situ). Archeologie is één van de provinciale speerpunten in het provinciaal ruimtelijk ordeningbeleid. Het in de wet op de ruimtelijke ordening voorgeschreven vooronderzoek naar aanwezige belangen door de gemeente dient ook archeologie te bevatten. Er dient vervolgens een expliciete afweging gemaakt te worden van de aanwezige belangen. Een belangrijk instrument is de Gemeentelijke Archeologische kaart en de Provinciaal Cultuurhistorische Waardenkaart, waarbij voor elk van de drie cultuurhistorische disciplines (historische (steden)bouwkunde, historische geografie en archeologie) een kaartlaag is samengesteld. De provinciale kaart moet echter wat betreft archeologie als indicatief beschouwd worden aangezien de meeste archeologische vindplaatsen (nog) onbekend zijn omdat ze onder het maaiveld verborgen liggen. Om te voorkomen dat waardevolle informatie verloren gaat, dienen deze overblijfselen in een zo vroeg mogelijk stadium van de planvorming te worden gelokaliseerd en gewaardeerd door middel van een archeologisch vooronderzoek. Bij toetsing van bestemmingsplannen wordt nagegaan of bij de planvorming voldoende archeologisch vooronderzoek is verricht om tot
6Archeologsiche Bureaunderzoek “De Botterzaal” te Monnickendam
een evenwichtige besluitvorming te komen. Terreinen van hoge en zeer hoge waarde dienen in bestemmingsplannen te worden aangegeven en beschermd te worden door middel van een aanlegvergunning.
Europa en archeologieHet “Verdrag van Malta” (het Europese verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed) heeft als uitgangspunt: waar mogelijk het behoud van archeologische waarden.Bij de ontwikkeling van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang, of beter: het cultuurhistorisch belang, vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Het Verdrag van Malta is in april 2006 vastgelegd in de Monumentenwet. De Provincie Noord-Holland implementeert de strekking van het Verdrag van Malta door middel van de Gedragslijn Compensatie (zie boven).
Afbeelding 2: De Botterzaal vandaag. Foto G. Roos.
Nota BelvedèreIn 1999 werd de Nota Belvedère ondertekend door OC&W, VROM, LNV en V&W. Uitgangspunt van de nota is cultuurhistorische waarden (archeologische resten, historisch-geografische elementen en structuren en gebouwde monumenten) als volwaardig uitgangspunt te gebruiken in ruimtelijke ontwikkelingen. Het credo is dan ook: ‘Behoud door ontwikkeling’. Werken in Belvedère-trend betekent voortbouwen op het aanwezige erfgoed, zodat dit ook op langere termijn behouden blijft. Even belangrijk is dat volwaardige integratie van cultuurhistorie belangrijk bijdraagt aan de identiteit en daarmee ruimtelijke kwaliteit van een gebied. In Belvedèregebieden of -steden is sprake van gecombineerde cultuurhistorische waarden. De archeologie, historische (stede)bouwkunde en historische geografie scoren hier hoog. Monnickendam is niet aangemerkt als een Belvedèregebied.
7Archeologsiche Bureaunderzoek “De Botterzaal” te Monnickendam
UNESCOIn Nederland zijn een klein aantal cultuurhistorische locaties op de Werelderfgoedlijst van Unesco geplaatst. Voor Noord-Holland zijn dit de Stelling van Amsterdam en de droogmakerij De Beemster. Voor Monnickendam is deze regeling dus niet van toepassing.
Cultuurhistorische WaardenkaartDe door de provincie Noord-Holland vervaardigde Cultuurhistorische Waardenkaart is vooral bedoeld als hulpmiddel bij de inrichting van de ruimte in Noord-Holland. De waardering van objecten en structuren op de kaart is verdeeld in drie categorieën: van waarde, van hoge waarde en van zeer hoge waarde. Omdat van veel archeologische resten de exacte locatie niet bekend is, is deze kaart voor wat betreft archeologie per definitie onvolledig. Het geeft uitsluitend een indicatie. Hiermee dient dan ook in de planvorming rekening te worden gehouden.Op de Cultuurhistorische Waardenkaart is de historische stadskern van Monnickendam aangegeven als een gebied met hoge archeologische waarde en als monument. De begrenzing van de historische stadskern is bepaald op grond van de historische kaart uit 1849-1859, schaal 1:25.000. De archeologische waarde van historische kernen bestaat uit de reeds aangetroffen of te verwachten aanwezigheid, boven of onder de grond, van bouwhistorische resten en archeologische sporen en voorwerpen. Samen bevatten zij een veelheid aan historische informatie over ouderdom en ruimtelijke ontwikkeling van de kern (Haartsen en Ten Oever-van Dijk, 2001).
Uittreksel Kadastrale Kaart
1234525
Voor een eensluidend uittreksel, ALKMAAR, 2 februari 2010De bewaarder van het kadaster en de openbare registers
Deze kaart is noordgerichtPerceelnummerHuisnummerKadastrale grensVoorlopige grensBebouwingOverige topografie
Schaal 1:500
Kadastrale gemeenteSectiePerceel
Aan dit uittreksel kunnen geen betrouwbare maten worden ontleend.De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt zich de intellectueleeigendomsrechten voor, waaronder het auteursrecht en het databankenrecht.
MONNICKENDAMA3707
6054
5650
4446
40
30
G. Scheeljannessteeg
Oude Steeg
84
2
2737
3949
5153
6264
5557 66
59
3264
3769
3626
3625
2540
12202702
17493054
235899
3570
2637 2671
1652
1651
2361
2271
1869
3770
3636
3390
751
3391
1932
2538
3152
25371475
2752 14742751
3709
3708
2636
2970
10403608
hotel ‘de Posthoorn’
Botterzaal
Noordeinde
© Hollandia archeologen Zaandijk 2010
0 m 5 m 25 m
plangebied huidige bebouwing
nieuwe bebouwinglocatie kelder
Afbeelding 3: De verbouwingsplannen aan de onderzoekslocatie.
8Archeologsiche Bureaunderzoek “De Botterzaal” te Monnickendam
2.2 Doel en methoden van het bureauonderzoek
Een bureauonderzoek heeft als doel het aan de hand van bestaande bronnen verzamelen van informatie over bekende of te verwachten archeologische waarden binnen een bepaald gebied. Dit omvat de aan- of afwezigheid, het karakter en de omvang, de datering, gaafheid en conservering en de relatieve kwaliteit van de archeologische waarden. Afhankelijk van de omvang van de werkzaamheden, de aard van de aanleiding tot het onderzoek en de vraagstelling, zullen aanvullende gegevens verzameld dienen te worden. Door middel van een archeologisch bureauonderzoek kan in een vroegtijdig stadium van de planvorming rekening worden gehouden met de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem. Het resultaat is een standaardrapport met een gespecificeerd verwachtingsmodel, op basis waarvan een beslissing genomen kan worden ten aanzien van (eventueel) vervolgonderzoek (zie ook in bijlage 2: Stappenplan Archeologie).Bij het bureauonderzoek worden bronnen geraadpleegd die kennis verschaffen over de bodemopbouw van het betreffende gebied, voor zover deze van belang zijn voor het voorspellen van archeologische waarden. De geraadpleegde bronnen bestaan onder andere uit:
• Kaartmateriaal, zoals bodemkundige, geomorfologische, geologische en historische kaartengegevens.• Gegevens over eerder verricht onderzoek en vondstmeldingen in het gebied uit de database van het Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.• Archeologische regiospecialisten.• Lokale contactpersonen van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland en/of andere amateur- en heemkundeverenigingen. In het geval van Monnickendam werd contact opgenomen met de Vereniging Oud-Monnickendam.
2.3 De verbouwingsplannen
De Botterzaal (afbeelding 2) is gelegen op het achtererf van de huisnummers 41-43. De percelen aan de straatkant worden ingenomen door het hotel “de Posthoorn”, een laat 17de eeuws pand. Aan dit historisch gebouw wordt bij de sloop- en nieuwbouwwerken niet geraakt en wordt dus vooralsnog niet bedreigd.De Botterzaal werd tot voor kort gebruikt als een feestzaal waar ook films en toneel-voorstellingen vertoond werden. De huidige bebouwing is gefundeerd op een betonnen balk, waarop gemetselde poeren staan die zo het opstaande muurwerk en de vloer dragen. Hoe diep deze fundering in de ondergrond aangelegd is, is niet gekend. Ook zijn er geen gegevens voorhanden over de mogelijke verstoring van het terrein.De huidige bebouwing op het achterterrein wordt inclusief de fundering gesloopt om plaats te maken voor een hoteluitbreiding, waarvan de contouren grotendeels de oude aanhouden (zie afbeelding 3). De aanlegdiepte van de nieuwe fundering is naar verwachting dezelfde met uitzondering van de aanleg van een kelder. De oppervlakte van de kelderontgraving zal ongeveer 26m² bedragen (4,53m op 5,75m), de ontgravingsdiepte 2,5m onder maaiveld.
9Archeologsiche Bureaunderzoek “De Botterzaal” te Monnickendam
2.4 De geologie en bekende archeologische en historische waarden
Geologie en geschiedenis van Waterland
Waterland maakt deel uit van een uitgestrekt veenlandschap met een maaiveldhoogte tussen 0 tot 2 meter onder N.A.P. Deze situatie heeft niet altijd bestaan, want rond 2600 v. Chr. was het gebied van Waterland en de Zaanstreek een uitgestrekt waddengebied. In die tijd veranderde de omgeving: de directe invloed van de zee verdween en het gebied veranderde in een moeras. Zo ontstond hier vanaf ca. 2200 v.Chr. een groot veengebied dat zich uitstrekte van de duinen in het westen tot de hogere gronden van Gelderland en Overijssel; de Zuiderzee bestond toen nog niet. De veengroei hield gelijke tred met de stijging van de grondwaterspiegel zodat op den duur een metersdik pakket ontstond (Heidinga, 1977). In grote delen van Waterland is de veenvorming ongestoord doorgegaan tot de mens het land ging ontginnen, een ontwikkeling die in de 10de eeuw ingezet werd (Haartsen, 2001). Vanaf de 11e eeuw hebben er systematisch ontginningen plaatsgevonden die in grote mate het huidige landschap en de opbouw van de bovengrond hebben bepaald. Op de bodemkaart van Alterra in het Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS2) is te zien dat de historische kern van Monnickendam niet bodemkundig gekarteerd is (zie bijlage 3). De bebouwing ligt echter midden in de veengronden en zeekleigronden. We kunnen dit waarschijnlijk ook extrapoleren voor de nietgekarteerde kern van Monnickendam, met dien verstande dat op plaatsen die al eeuwenlang bewoond zijn, er waarschijnlijk pakketten met antropogeen opgebrachte grond aanwezig zullen zijn. Op sommige plaatsen kan een dergelijk pakket meters dik zijn. Op de Geomorfologische kaart van Nederland is het gebied rondom Monnickendam beschreven als: ontgonnen veenvlakte al dan niet bedekt met klei of zand (eenheid 2M46). Met name in de nabijheid van (fossiele) veenstromen, beken, rivieren en andere waterlopen bevind zich op veenpakketten in de ondergrond doorgaans zware klei en zeer venige kleilagen met een zeer humeuse gelaagdheid en diktes van meer dan 50 centimeter. De klei heeft zich vanuit bestaande kreken en inversiegeulen over het veen afgezet (Van den Berg & Kluiving, 1992). Het ontbreken van kreken en stroomruggen in de omgeving geeft ons ook een indicatie voor bewoning uit de prehistorie. Deze plekken lagen iets hoger in het landschap, waren dus droger en beter geschikt voor bewoning. Dergelijke locaties worden in het onderzoekgebied niet aangetroffen, dus bewoning uit prehistorische periodes kan vooralsnog uitgesloten worden. De eerste boeren vestigden zich in de loop van de 10de eeuw in het veengebied. Zij kozen de hogere plekken in het veen omdat dit de meest geschikte locaties waren voor bewoning. Om het veen te ontwateren werden sloten gegraven naar het dichtstbijzijnde riviertje. Het oorspronkelijke oppervlak van het veenpakket moet enkele meters hoger hebben gelegen dan tegenwoordig, maar door de ontginningen is het ingeklonken. De boerderijen werden min of meer naast elkaar gebouwd, maar in die tijd was er te Waterland geen echte vorm van gezag die zich met de inrichting van het land bezighield, waardoor een onregelmatige en rommelige percelering ontstond, in tegenstelling tot de strakke ordening in andere delen van het land. Wat bijzonder opvalt zijn de langgerekte, van oorsprong agrarische dorpen die het veengebied doorsnijden, de lintnederzettingen. De aanwezigheid van lineaire nederzettingen is zeer kenmerkend voor de bewoningsgeschiedenis van Waterland en de Zaanstreek. Deze nederzettingen kwamen tot stand door de verplaatsing van de
10Archeologsiche Bureaunderzoek “De Botterzaal” te Monnickendam
oorspronkelijke bewoning. De eerste nederzettingen in het middeleeuwse Waterland lagen meestal niet aan de ontginningsbasis of aan de achterdichting, maar iets daarachter, in het pas ontgonnen land.
In Waterland tot op heden zijn geen aanwijzingen gevonden voor bewoning in de IJzertijd en de Romeinse tijd. Deze kennen we wel uit het veengebied, meer naar het westen tegen de duinen (polders bij Assendelft). In het uitgestrekte hoogveengebied is nog niet één IJzertijdscherf gevonden. Hoewel er dus geen sprake is van bewoningscontinuïteit vanaf de IJzertijd, zijn er wel aanwijzingen voor gebruikscontinuïteit. In het gebied komen namelijk nu nog een aantal waternamen voor die op grond van hun afleiding van –apa, water, van prehistorische oorsprong zouden zijn. Het gaat hierbij om namen als Jisp, Ilp en Stierop (Bos, 1988). Pas vanaf de 13e eeuw krijgt men archeologisch gezien greep op Waterland (Heidinga 1977).
Afbeelding 4: De fasen van de stadsuitleg van Monnickendam, geprojecteerd op een tekening naar de kaart van Jacob van Deventer van omstreeks 1575. De onder-zoekslocatie is binnen het 13de eeuwse deel gelegen.
13e eeuw
oudste deel1357
1404
1573
Monnickendam behoort, samen met Purmerend en Edam, tot de drie historische steden van Waterland. De middeleeuwse nederzetting Monnickendam is waarschijnlijk ontstaan op een aantal eilandjes rond de monding van de rivier de ‘Waterlandse Die’. Mogelijk mondde deze rivier via een delta-achtig gebied met kreken uit in de Zuiderzee. Volgens de overlevering hebben de monniken van Marken aan de overkant van de Gouwzee een boerderij of uithof gebouwd. Hiervoor zijn echter nooit bewijzen gevonden. Ook zouden zij de rivier de Leek afgedamd hebben en daarmee Monnickendam haar naam gegeven. Mogelijk hebben de monniken cijns betaald voor het gebied en hebben ze de polder, wellicht in fasen, bedijkt. Aan het eind van de 13de eeuw zouden deze monniken,
11Archeologsiche Bureaunderzoek “De Botterzaal” te Monnickendam
ter bescherming van hun bezittingen, onder andere twee dijken hebben aangelegd: het Noordeinde en het Zuideinde (Voogel et al. 2004). Rond het jaar 1300 werd de helft van de Kerkstraat als terp aangelegd, waarmee de huidige drie hoofdstraten van Monnickendam een feit waren. Langs de dijken en de terp werden huizen gebouwd en Monnickendam werd een stadje dat zich, door de gunstige ligging aan waterwegen, snel ontwikkelde tot een belangrijke haven- en handelsplaats.De nederzetting Monnickendam wordt voor het eerst genoemd in de tweede helft van de dertiende eeuw (Van Overbeeke 1980, idem 2005). Hoewel deze oorkonden niet met zekerheid aan Monnickendam zijn toe te schrijven, komt dit goed overeen met de oudste archeologische vondsten. De stad ontving in 1355 de stadsrechten en ontwikkelde zich tot een handelscentrum. De grote bloeitijd van de stad vond plaats in de 2de helft van de 16de eeuw. Toendertijd was Amsterdam nog in Spaanse handen en vluchtten vele kooplieden daar weg om zich in Monnickendam te vestigen. Door de groei werden de stadsomwalling en gracht in 1575 naar buiten gelegd omdat een nog grotere groei verwacht werd, maar in 1578 sloot Amsterdam zich bij de Republiek Holland. De nijverheid en handel uit Waterland werd weer overgenomen door Amsterdam en de verwachtte groei bleef uit, waardoor grote delen van de uitbreiding van 1575 onopgevuld bleven (Haartsen, 2001, zie ook afbeelding 7). Pas na de Tweede Wereldoorlog vond grootschalige bebouwing plaats buiten de wallen.
Van alle stadjes aan de Zuiderzee had Monnickendam het meest te lijden onder het succes van Amsterdam. Monnickendam lag het dichtst bij Amsterdam en had geen regionaal stapelrecht. Monnickendam is altijd sterk afhankelijk geweest van het omliggende water. Tot de aanleg van de Nieuwendam in de Purmer Ee in 1401, fungeerde de stad als doorvoerhaven met het achterland in het westen. Door de aanleg van de dam en doordat de afvoerende veenriviertjes vanaf de 14e eeuw nog maar weinig verval hadden, verzandde de haven. Daarna wordt Monnickendam in de historische bronnen genoemd als handelsplaats met Scandinavië en de Oostzee en als reperatie- en bouwplaats voor (zee)schepen. De visserij is nooit van groot belang geweest voor Monnickendam. Belangrijker voor de werkgelegenheid was de vishandel en visverwerking, de veehouderij, kaasmakerij en zuivelhandel.
Archeologisch onderzoek in de directe omgeving.
Het Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS2) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed biedt ons de nodige informatie. In de jaren ‘85 en ‘86 van de vorige eeuw werden door RAAP (Regionaal Archeologisch Archiverings Project) de archeologische waarden in de gemeente Waterland geïnventariseerd. Het is namelijk belangrijk om voorafgaande aan plannen die de ordening, inrichting en het gebruik of beheer van de ruimte beogen, inventaristaties van archeologische waarden te verrichten, opdat daarmee bij de planvorming rekening kan gehouden worden (Bos, Brongers en Janzen, 1986).Elke locatie met archeologische betekenis werd opgenomen in een catalogus, met elk een nummer. Deze locaties zijn in ARCHIS opgenomen als monumenten (zie bijlage 4). In de meeste gevallen gaat het hier om woonterpen die een bewoningsgeschiedenis kunnen hebben die enkele eeuwen teruggaat. Op de AMK (archeologische monumentenkaart) is de stadskern van Monnickendam, evenals op de cultuurhistorische waardenkaart, aangegeven als een gebied met een hoge archeologische waarde. In de omgeving van Monnickendam
12Archeologsiche Bureaunderzoek “De Botterzaal” te Monnickendam
zijn de diverse huisplaatsen als monumenten van archeologische waarde, hoge waarde of zeer hoge waarde aangeduid. In bijlage 4 is te zien op welke terreinen in Monnickendam al eerder archeologisch onderzoek is verricht en waar losse vondsten en waarnemingen zijn gedaan. In 2006 heeft het ARC een bureauonderzoek en een booronderzoek uitgevoerd aan de Zusterbloemstraat 24 (Archisnrs. 17254 en 17270). Dit deel van de stad maakt deel uit van de stadsuitleg van 1543-1632. Het perceel is pas rond 1698 bebouwd. Tijdens het booronderzoek heeft men enkel de ophogingslaag van de aanplemping van het nieuwe gedeelte van de stad, en een sloot aangetroffen (Wullink 2006). Aan de Roozendaal nr. 10 is door Hollandia in 2005 een booronderzoek verricht (Archisnr. 15247). Hierbij zijn archeologische overblijfselen, waarschijnlijk ook resten van woonhuizen, vanaf het begin van de 17e eeuw aangetroffen. Waarschijnlijk maakte het terrein deel uit van weidegrond van het klooster- en pesthuisgebied dat sinds de late middeleeuwen binnen de uitleg van de stad kwam te liggen. Het eiland waarop het perceel Roozendaal 10 zich bevond, grensde aan de zuidzijde aan het kloosterterrein Mariëngaarde (Dautzenberg 2006). Aan het Bloemendaal heeft het ARC in 2005 in een proefonderzoek vooral verstoorde bodem aangeboord (Archisnr. 13134). Jacobs & Burnier heeft in 2007 een bureauonderzoek over de Havenstraat 22 (Archisnr. 25077) en in 2006 een booronderzoek aan de Gooische Kaai 16 (Archis nr. 19451) uitgevoerd. In de Havenstraat vond men sporen uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd. Aan de Gooische Kaai is een aanplempingspakket in het Monnickendammer Gat aangetroffen.Door Hollandia zijn in 2007 en 2008 achtereenvolgens een bureauonderzoek, proefsleuven en een opgraving uitgevoerd op de locatie ‘t Prooyen 2-3 (Archisnrs. 21728, 23156, 26098). Op deze locatie zijn o.a. een zoutkeet uit de 17e-18e eeuw, de resten een 18e-19e-eeuws gebouw, en een laat-19e-eeuwse visrokerij gevonden. (Vanoverbeke 2007, Gerritsen 2007, Gerritsen en Van den Berg 2009). De zoutkeet kon door middel van historisch onderzoek en historisch kaartmateriaal geïdentificeerd worden als de zoutkeet “De Oranjeboom”, die in de vroege 17e eeuw werd opgericht. Onlangs nog, in december 2009, werden aan het Zuidervestingpad de restanten van het Rondeel heropgegraven door Hollandia Archeologen (Vanoverbeke in prep.). De contouren van dit stukje vestingwerk zullen worden gereconstrueerd en zo in het zicht gebracht. Onder de waarnemingen in Archis vallen ook twee onderzoeken uit de jaren ‘70 en ‘80. Door het IPP, o.a. door J.M. Bos, is in 1985 een proefsleuf (Archisnr. 18623) gegraven aan de Beestenmarkt. Men trof de natuurlijke waterstroom aan, die vóór de aanplemping van het eiland (omgeven door de Fluwelen Burgwal, Niesenoortsburgwal, Bloemendaal en Lindengracht) al aanwezig was. Ten oosten daarvan vond men de ophogingslaag, die pas na de 14e eeuw is aangebracht. Het terrein lijkt in de eerste periode van bewoning verder niet opgehoogd te zijn en lijkt dus niet intensief bewoond te zijn geweest (Bos 1986). De aanplempingen in dit gebied hadden waarschijnlijk niet als doel bewoning, maar het omleggen van rivierlopen, die richting de Zuiderzee stroomden (Van Overbeeke 2005). Al eerder, in 1979, had het IPP, in samenwerking met de AWN en de Vereniging Oud Monnickendam, opgegraven in de Kerkstraat (Archisnr. 35490). Hier vond men een langwerpige, terpachtige ophoging, waar aan het eind van de 13e eeuw al bewoning met een stedelijk karakter was ontstaan. Er zijn aangrenzend drie huizen met industriële werkplaatsen (ovens) met een datering van eind 13e-eind 14e eeuw gevonden (Heidinga en Van Regteren Altena 1989).
13Archeologsiche Bureaunderzoek “De Botterzaal” te Monnickendam
In het centrum zijn een aantal losse vondsten gedaan: een onderdeel van schoeisel (nieuwe tijd) in een bouwput aan ‘t Zand (waarnemingsnr. 228080), onder het toponiem Mariëngaarde vond men een heiligenbeeld (late middeleeuwen, nr. 43080), onder toponiem Kleine Sluis heeft men speelgoed van bot (nieuwe tijd) aangetroffen (228079), en verder een pelgrimsinsigne in de Bernhardlaan (43085) en een hanger aan het Noordeinde 94 (43086), beide uit de late middeleeuwen.
De Posthoorn
Binnen het plangebied is, zoals reeds vermeld, het pand van het suitehotel “de Posthoorn” gelegen. Het pand werd in 1697 verbouwd door Jacob Heijndricksz Koeslager. Hij erfde het huis van zijn schoonvader Jacob Jansz Baen Keetmr sic (Appel 1982). Bij die verbouwing is hoogstwaarschijnlijk de karakteristieke trapgevel (zie afbeelding 8) verdwenen en vervangen door één in Lodewijk XIV-stijl (Voogel et al. 2004). Op de website van KennisInfrastructuur Cultuurhistorie (www.kich.nl, monumentnummer 30004) wordt het gebouw omschreven als een “huis met klokgevel, blijkens bandrolle uit 1679. Afgedekt met gebeeldhouwde festoenen en bekroond door een gebogen fronton met schelpvulling. Twee ovale lichtopeningen in gebeeldhouwde omlijstingen.” Het jaartal dat hier gegeven wordt is echter foutief , vandaag de dag prijkt er nog steeds 1697.
Tot 1874 is het gebouw een particuliere woning geweest. Op de 29e april van dat jaar kocht ene Gerardus Sistermans, “als stalhouder wonende te Monnickendam het huis en erf met de daarachter staande stalling en pakhuis” (Appel 1986). Of er met stalling of pakhuis reeds (een voorloper van)de Botterzaal wordt bedoeld is echter niet duidelijk. In 1897 vraagt Sistermans aan het Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid er een wagendienst te mogen openen
voor personen en goederen tussen Monnickendam en ‘t Broekersgouw in de gemeente Landsmeer. Een jaar later zal deze dienst worden geopend en wordt hoogstwaarschijnlijk de eerste keer de naam ‘Posthoorn’ gebruikt. Op zondag 18 maart 1888 breekt er een brand uit in de stalling op het achtergelegen terrein. Het is niet met zekerheid te zeggen of hier een voorloper van de Botterzaal toen in de vlammen is opgegaan. Kort daarop start de eigenaar een logement in het pand. Dit komt hem goed uit want ongeveer terzelfdertijd wordt de stoomtramverbinding tussen Amsterdam en Edam aangelegd en behoort de posthoorn tot één van de haltes. De functie van hotel heeft het tot op de dag van vandaag behouden. De functie als wachtkamer en tramhalte kwam waarschijnlijk in 1956 te vervallen, toen werd de tramverbinding namelijk opgeheven.
Afbeelding 5: Het Noordeinde met de tramrails, het gebouw met houten luifel is “de Posthoorn”. Foto begin 20e eeuw. Bron: beeldbank Vereniging Oud-Monnickendam.
14Archeologsiche Bureaunderzoek “De Botterzaal” te Monnickendam
Historische kaarten
Een andere belangrijke bron van informatie is het historisch kaartmateriaal. Op basis van oude kaarten kan een beeld gegeven worden van hoe de bebouwing evolueerde door de eeuwen heen, maar met dien verstande dat de draad slechts opgepikt kan worden vanaf het moment dat de eerste kaarten voor het gebied verschenen, m.a.w. vanaf de 16de eeuw. Afwezigheid van bebouwing in de kaarten is overigens geen garantie dat er geen bebouwing heeft gestaan op het moment van opname. Vooral in de beginperiode tekenden cartografen vaak slechts de grotere nederzettingen en belangrijke beeldbepalende bouwwerken als kerken, kloosters en kastelen in. Gedetailleerde kaarten zijn pas vanaf de 19e eeuw voorhanden.
Een eerste representatieve kaart met betrekking op Monnickendam en de onderzoekslocatie is die van Jacob van Deventer omstreeks 1575 (afbeelding 6). De drie hoofdassen, waarvan eerder al spreke, namelijk de Kerkstraat, het Zuideinde en het Noordeinde, zijn hier reeds vollop bebouwd. Echter is het niet duidelijk om wat voor soort bebouwing het gaat en of er op de achtergelegen terreinen stallingen of andere bouwwerken aanwezig zijn. Op afbeelding 7 zien we een uitsnede van de kaart van Monnickendam van Blaeu, omstreeks 1652, verschenen in ‘Het Tooneel der Steden’. Op deze kaart wordt de bebouwing nauwgezet weergegeven. De stadsuitleg van 1573, ten westen van de onderzoekslocatie, is echter nog geheel onbebouwd. Het huizenblok tussen de huidige
Afbeelding 6: Uitsnede van de kaart van Jacob van Deventer van omstreeks 1575. De onderzoekslocatie ligt binnen de blauwe cirkel.
15Archeologsiche Bureaunderzoek “De Botterzaal” te Monnickendam
Molenstraat-Noordeinde-Derde Molensteeg en Oudezijds Burgwal kende toen al een volledig gesloten bebouwing, met op de achterliggende terreinen tuintjes. Op de plek van de huidige Botterzaal is geen bebouwing op te merken.Een derde belangrijke historische kaart is de kaart van Frederik de Wit (afbeelding 8). De plattegrond is gepubliceerd in 1698, dus net na de verbouwing van het latere Posthoorn-pand. Uit grondig onderzoek is echter gebleken dat dit kaartbeeld ontleend is aan een gravure van Blaeu. Het jaar waarin Blaeu deze situatie heeft vastgelegd kon niet exact worden vastgesteld. Dit is waarschijnlijk in de laatste jaren van zijn leven geweest, aangezien hij zelf niet meer in staat is geweest deze plattegronden in zijn eigen atlas te verwerken. Een voorzichtige schatting in de jaren 1660 - 1672 lijkt dan ook gegrond (Gerritsen en Van den Berg 2009).
Afbeelding 7: Uitsnede van een kaart van Monnickendam van Joan Blaeu van omstreeks 1650. Het onderzoeksgebied bevindt zich binnen de blauwe cirkel. Het noorden is rechts..
Afbeelding 8: Uitsnede uit de vogelvluchtkaart van Monnickendam van Frederik de Wit van omstreeks 1680 (mogelijk 1660-1672). Het onderzoeksgebied bevindt zich binnen de blauwe cirkel. Het noorden is rechts.
16Archeologsiche Bureaunderzoek “De Botterzaal” te Monnickendam
Op afbeelding 8 zien we quasi dezelfde situatie als bij Blaeu, met het verschil dat de westelijk gelegen stadsuitbreiding nu wel deels bebouwd is. Ter hoogte van de Posthoorn zien we een gebouwenrij met allemaal trapgevels. Of we hier te maken hebben met een foutieve of generaliserende weergave van de huizen of dat het toch om een vroeger kaartbeeld gaat is onduidelijk. Er is immers een vemoeden dat de gevel bij de verbouwingswerken in 1697 werd omgevormd. Wel is alweer geen bebouwing op de achterterreinen waar te nemen, ook hier worden tuintjes weergegeven.Op de kaart van Thirion uit 1743 (verbeterd door A. v.d. Gronden in 1744, afbeelding 9) zien we alweer een soortgelijk beeld. De bebouwing is op deze kaart te zien als aaneengesloten, gestreepte blokken. In een eeuw tijd is het uiterlijk van de stad nauwelijks veranderd. Hier en daar rond de onderzoekslocatie wordt op de tuingronden achter de huizen een pand of stalling weergegeven. De zone achter Noordeind 41-43 lijkt onbebouwd.
Vervolgens komen we in de 19de eeuw. Hier zijn twee gedetaillerde kadasterkaarten voorhanden. De eerste werd gemaakt in het begin van de eeuw (afbeelding 10), een tweede aan het eind (afbeelding 11). In beide gevallen was het mogelijk het huidige kadaster te projecteren op de 19e-eeuwse kadasterkaarten. Op deze manier kon de exacte locatie van de Botterzaal onderzocht worden. In geen enkel van de twee gevallen is ter hoogte van de huidige Botterzaal bebouwing aanwezig. Uit historsche bronnen weten we dat in het jaar 1888 een brand gewoed heeft op het achtererf van logement de Posthoorn. Afbeelding 11 toont ons dus de situatie van 7 jaar na de brand. Het is niet duidelijk of de Boterzaal, of een voorloper ervan, toen dus alweer verdwenen was, of de brand een andere aanbouw getroffen heeft.
Latere kaarten geven een onvoldoende duidelijk beeld van de onderzoekslocatie. Zo wordt in afbeelding 12 een uitsnede uit de Historische Atlas van het jaar 1907 weergegeven. Ter hoogte van de onderzoekslocatie wordt hier voor de eerste keer bebouwing vastgesteld op het achtererf van de Posthoorn. Vermoedelijk hebben we hier te maken met een eerste weergave van de Botterzaal.
Afbeelding 9: Uit-snede van de kaart van Thirion uit 1743. De onder-zoekslocatie bevindt zich binnen de blauwe cirkel. Het noorden is rechts.
17Archeologsiche Bureaunderzoek “De Botterzaal” te Monnickendam
Botterzaal Botterzaal
Afbeelding 10: Uitsnede uit de kadasterkaart van begin 19de eeuw (1811-1832). De contouren van de huidige Botterzaal werden hierop geprojecteerd. Bron: watwaswaar.nl.
Afbeelding 12: Uitsnede uit de Grote Historische Atlas (1907). Binnen de gele cirkel is de Botterzaal weergegeven.
Afbeelding 11: Uitsnede uit de kadasterkaart van eind 19de eeuw (1895). De contouren van de huidige Botterzaal werden hierop geprojecteerd. Bron: Beeldbank Noord-Holland.
18Archeologsiche Bureaunderzoek “De Botterzaal” te Monnickendam
2.5 Verwachtingsmodel
De straat het Noordeinde werd vermoedelijk reeds in de 13de eeuw als dijk aangelegd en is zo, samen met het Zuideinde en de Kerkstraat, één van de oudste bewoningsassen van de stad Monnickendam. Langs deze assen werd hoogstwaarschijnlijk reeds snel na de aanleg van de dijken de eerste bebouwing opgericht en kunnen dus bouwresten vanaf de 13de eeuw worden verwacht. Deze bebouwing is op basis van historische kaarten vanaf de 16de eeuw met zekerheid aan te tonen. De locatie van het huidige hotel ‘De Posthoorn’ valt middenin deze vroegste bewoningsfase. Voor de specifieke onderzoekslocatie van dit bureauonderzoek, de Botterzaal, is het onduidelijk wanneer precies de bebouwing werd opgericht. Tot in het begin van de 20ste eeuw ontbreekt hiervan enig spoor op historische kaarten. Uit historische bronnen is wel gebleken dat in het jaar 1874 het gebouw van de Posthoorn werd verkocht, met daarbij achterliggende stal en pakhuis en dat er in 1888 één van deze gebouwen in vlammen opging. Uit dit alles kan geconcludeerd worden dat de huidige Botterzaal ten vroegste werd opgericht na 1895 en vóór 1907 (vergelijk afbeeldingen 11 en 12). Hoewel de bodem verstoord kan zijn geraakt door het aanleggen van de funderingen van de huidige bebouwing, moet hier toch rekening worden gehouden met archeologische resten. De ondezoeklsocatie heeft immer altijd binnen het achtererf gelegen van huizen die al in de 13de eeuw werden opgericht. De verwachtingen op het aantreffen van sporen en vondsten zijn dan ook hoog. Verwacht worden met name: resten van de 13de eeuwse dijk, aanplempingslagen uit de late middeleeuwen, bewonings- of ophogingslagen uit de nieuwe tijd, funderingen van lichte bijgebouwen, beerputten, vondsten van huishoudelijke en ambachtelijke aard: aardewerkfragmenten, metaal, glas, houten en lederen voorwerpen vanaf de 13de eeuw tot heden. Door de natte omstandigheden zullen de mogelijke aanwezige archeologische sporen en de vondsten van verschillende materiaalcategorieën van goede kwaliteit zijn. De mogelijk aanwezige resten bevinden zich waarschijnlijk direct onder de bouwvoor. 3. Samenvatting en advies
In opdracht van Leguit en Roos Aannemersbedrijf BV werd, door Hollandia archeologen, een bureauonderzoek uitgevoerd voor een locatie aan het Noordeinde 41-43 te Monnickendam. Op het achtergelegen terrein wordt een feestlokaal, de Botterzaal, gesloopt om plaats te maken voor een hoteluitbreiding. Ten einde de (eventuele) archeologische waarde van het plangebied aan het Noordeinde 41-43 te Monnickendam te bepalen zijn de relevante historische en archeologische gegevens geraadpleegd. Uit het bureauonderzoek blijkt dat ter hoogte van de onderzoekslocatie archeologische waarden uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd kunnen worden verwacht. Bovendien is de onderzoekslocatie gelegen binnen een stadskern met een hoge archeologische waarde en bevind er zich binnen het plangebied een historisch monument. Aan de hand van de verzamelde gegevens is een verwachtingsmodel opgesteld. Hieruit blijkt dat sporen en vondsten vanaf de 13de eeuw kunnen worden aangetroffen.Het bestaande gebouw, inclusief fundering, wordt gesloopt en de nieuwe fundering wordt naar verwachting op dezelfde diepte en contouren aangelegd. Uit ervaring is geweten dat bij het verwijderen van funderingen en heipalen ook grote verstoring kan optreden. Voor de aanleg van de kelder dient vast en zeker rekening gehouden te worden met de mogelijke verstoring van het archeologische bodemarchief. Geadviseerd wordt om na de sloopwerkzaamheden van de bovenbouw, dus voorafgaand aan het verwijderen van de fundering, een archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren om behoud ex situ te bewerkstelligen.
19Archeologsiche Bureaunderzoek “De Botterzaal” te Monnickendam
4. Literatuur
Appel, L., 1977: Een wandeling door het Monnickendam van 400 jaar geleden, in Jaarverslag 1976 Vereniging Oud Monnickendam, Monnickendam. Appel, L., 1978: Het onderwijs te Monnickendam in vroeger eeuwen, in Jaarverslag 1977 Vereniging Oud Monnickendam, Monnickendam
Appel, L., 1982: De tappersnering, in Jaarverslag 1981 Vereniging Oud Monnickendam, Monnickendam
Appel, L., 1986: Opening “Posthoorn” in hetzelfde jaar als Stoomtramdienst, in Jaarverslag 1985 Vereniging Oud Monnickendam, Monnickendam. Berg, M.W. van den, en S.J. Kluiving, 1992: Geomorfologische kaart van Nederland 1:50 000, STIBOKA, Haarlem. Bos, J.M., H. Brongers en F.P. Janzen, 1986: Archeologische waarden in de ruilverkaveling Waterland. III. Waterland-Oost, RAAP-rapport 5/ Waterlandse Archeologische Rapporten IV.
Bos, J.M., 1986: Het “Eiland” archeologisch bekeken, in Jaarverslag 1985 Vereniging Oud Monnickendam, Monnickendam. Bos, J.M., 1988: Landinrichting en Archeologie: Het bodemarchief van Waterland. in Nederlandse Archeologie Rapporten 6, Amersfoort. Dautzenberg, S, 2006: Archeologisch inventariserend veldonderzoek Rozendaal 10 te Monnickendam (Hollandia reeks 92).
Gerritsen, S., 2007: Inventariserend veldonderzoek (proefsleuven) aan ‘t Prooyen, Monnickendam, gemeente Waterland (Hollandia reeks 169). Gerritsen, S. en G. van den Berg, 2009: Sout beter als Gout, Een archeologische opgraving van een 17e-eeuwse zoutziederij aan ‘t Prooyen 2-3 te Monnickendam, gemeente Waterland (Hollandia reeks 216).
Haartsen A. en C. ten Oever-van Dijk, 2001: De cultuurhistorie van Waterland en Zaanstreek (inclusief Beemster en Schermer). Haarlem. Heidinga, H.A., 1977: Historie en archeologie van Waterland, overdruk uit “Waterland”, p.19 t/m 44, IPP publicatie 215.
Heidinga, H.A. en H.H. van Regteren Altena, 1989: Medemblik and Monnickendam. Aspects of medieval urbanization in northern Holland, Cingula 11, Amsterdam.
Overbeeke, A.P. van, 1980: De gemeente Monnickendam, kandidaatsscriptie sociale geografie (niet gepubliceerd).
20Archeologsiche Bureaunderzoek “De Botterzaal” te Monnickendam
Overbeeke, A.P. van, 2005: Monnickendam in Waterland, landschap en stadsbeeld vanaf de Middeleeuwen.
Vanoverbeke, R.W., 2007: Archeologisch bureauonderzoek ‘t Prooyen 2-3 te Monnickendam, gemeente Waterland (Hollandia reeks 137).
Vanoverbeke, R.W., in prep.: Archeologische begeleiding conform protocol opgraven, het Rondeel te Monnickendam, gemeente Waterland (Hollandia reeks) Voogel, H., P. van ‘t Hof en C. Lagrand (samenst.), 2004: Het ontstaan en de geschiedenis van Waterland en Monnickendam ten behoeve van de stadsgidsen van de Vereniging Oud Monnickendam, herziene uitgave.
Wullink A.J., 2006: Een archeologisch bureau-onderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO) op een perceel aan de Zuster Bloemstraat te Monnickendam, gemeente Waterland (N.-H.), ARC-Rapporten 2006-51.
21Archeologsiche Bureaunderzoek “De Botterzaal” te Monnickendam
Bijlage 1: Uittreksel uit de kadastrale kaart, Waterland, Sectie A, perceel 3707 en 3759.
Uittreksel Kadastrale Kaart
1234525
Voor een eensluidend uittreksel, ALKMAAR, 2 februari 2010De bewaarder van het kadaster en de openbare registers
Deze kaart is noordgerichtPerceelnummerHuisnummerKadastrale grensVoorlopige grensBebouwingOverige topografie
Schaal 1:500
Kadastrale gemeenteSectiePerceel
Aan dit uittreksel kunnen geen betrouwbare maten worden ontleend.De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt zich de intellectueleeigendomsrechten voor, waaronder het auteursrecht en het databankenrecht.
MONNICKENDAMA3707
0 m 5 m 25 m
6054
5650
4446
40
30
G. Scheeljannessteeg
Oude Steeg
84
2
2737
3949
5153
6264
5557 66
59
3264
3769
3626
36253706
2540
12202702
17493054
235899
3570
2637 2671
1652
1651
2361
2271
3621
1869
3707
3770
3636
3390
751
2197
3391
3635
1932
3705
2538
3152
25371475
2752 14742751
3620
3703
3702
3759
3561
3562 3758
2703
3709
3708
2636
2970
10403608
Noordeinde
22Archeologsiche Bureaunderzoek “De Botterzaal” te Monnickendam
In het “stappenplan archeologie” wordt aangegeven welk traject bij planvorming bewandeld moet worden als het gaat om het inpassen van archeologische waarden en verwachtingen. Het is van groot belang om in een zo vroeg mogelijk stadium van de planvorming rekening te houden met de archeologische waarden en verwachtingen en wel voordat men aanvangt met de globale invulling van een plangebied.
Het stappenplan gaat uit van een brede inventarisatie van wat er bekend is over de archeologische waarden. Op basis daarvan wordt zeer gericht ingezoomd op voor het plan(gebied) relevante archeologische infor-matie. Na iedere stap wordt beredeneerd gekozen voor meer diepgaand onderzoek op specifieke plekken, zodat uiteindelijk voldoende bekend is over aanwezige vindplaatsen om gemotiveerde afweging in het ruimtelijke-ordeningsproces te kunnen maken.
I. Bureauonderzoek
Het doel van bureauonderzoek is het verwerven van informatie - aan de hand van bestaande bronnen - over bekende of verwachte archeologische waarden binnen of relevant voor het plangebied. Daarnaast moet het bureauonderzoek inzicht bieden in eventueel benodigd inventariserend onderzoek (stap II, zie onder). Een bureauonderzoek bestaat uit een archief- en literatuuronderzoek van archeologische en bodemkundige gegevens die bij RCE, provincie, gemeente en/of andere instanties (b.v. universiteiten, musea) bekend zijn over het betreffende gebied. Het Bureauonderzoek dient de volgende aspecten te behandelen:
· aangeven wat de aanleiding is voor het bureauonderzoek en om welk gebied het gaat. Dit in verband met het bepalen van het onderzoekskader; · beschrijven van het huidige gebruik van de locatie op basis van beschikbare relevante gegevens; · beschrijven van het historische grondgebruik of de historische ontwikkeling van het gebied op basis van geofysische, fysische en historisch geografische gegevens o een korte impressie over de ontstaansgeschiedenis van het landschap o een impressie van de bewoningsgeschiedenis; · beschrijven bekende archeologische waarden o archeologisch waardevolle terreinen zoals deze zijn opgenomen in het Centraal Monumenten Archief (CMA) van de RCE. Dezelfde terreinen zijn tevens opgenomen op de Archeologische Monumentenkaarten (AMK) van de provincies. Archeologisch waardevolle terreinen genieten wettelijke bescherming (ex artikel 3 en 6 van de Monumentenwet) of dienen een planologische bescherming te krijgen binnen het bestemmingsplan; o archeologische vindplaatsen zoals deze in het Centraal Archeologisch Archief (CAA) van de RCE aanwezig zijn. Clustering van vindplaatsen kan wijzen op de aanwezigheid van bewoningssporen uit het verleden; · beschrijven van de archeologische verwachtingen en opstellen van een gespecificeerd en onderbouwd verwachtingsmodel van de verwachte archeologische waarden: o aan de hand van de door de RCE ontwikkelde Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden. Gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde of trefkans komen in ieder geval voor een nader archeologisch onderzoek in aanmerking; o aan de hand van een meer gedetailleerde provinciale c.q. gemeentelijke verwachtingskaart; · rapportage met daarin advisering ten behoeve van het vervolgtraject gerelateerd aan de verschillende stadia van het planvormingsproces.
Bijlage 2: Stappenplan in de Archeologie
23Archeologsiche Bureaunderzoek “De Botterzaal” te Monnickendam
II. Inventariserend veldonderzoek (IVO)
Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het zeer gericht aanvullen en toetsen van de uitkomsten van het bureauonderzoek. Stapsgewijs wordt bekeken of er archeologische waarden aan-wezig zijn en zo ja, wat dan de aard, karakter, omvang, datering, gaafheid, conservering en relatieve kwaliteit is. Ten behoeve van een IVO dient een Programma van Eisen (PvE) opgesteld te worden. In principe wordt het IVO uitgevoerd op basis van een Plan van Aanpak (PvA).
Het onderzoek kan bestaan uit de volgende methoden:
· non-destructieve methoden: geofysische methoden (elektrische, magnetische en elektromagnetische methoden eventueel in combinatie met remote sensing technieken); · weinig destructieve methoden: oppervlaktekartering, booronderzoek, sondering (putjes van maximaal een vierkante meter); · destructieve methoden: proefsleuven.
Welke methoden (kunnen) worden ingezet hangt af van de locatie en vraagstelling. De onderbou-wing voor de in te zetten methoden is in het bureauonderzoek gegeven. Een inventariserend veldon-derzoek moet leiden tot een waardering en een archeologisch inhoudelijk selectieadvies.
Bij weinig destructieve methoden gaat het om oppervlaktekartering en booronderzoek. Dit houdt in dat het plangebied wordt gekarteerd door middel van het “belopen” van akkers en weilanden, waar-bij gezocht wordt naar aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische waarden. Daarnaast wordt door middel van boringen onderzocht hoe het staat met de bodemopbouw, en of er archeolo-gische lagen of indicatoren te onderscheiden zijn. De aangetroffen vindplaatsen kunnen vervolgens nader bekeken worden met een meer diepgaand booronderzoek. Dit levert nadere informatie over de omvang en waardering op. Soms is het nodig om in dit stadium proefputjes te graven.
Een proefsleuvenonderzoek wordt uitgevoerd indien uit de minder destructieve onderzoeksmeth-oden is gebleken dat er in een plangebied waardevolle archeologische vindplaatsen aanwezig zijn. Door middel van het graven van een aantal proefsleuven kunnen de exacte begrenzing, de datering en de graad van conservering van een vindplaats worden onderzocht. Uit het proefsleuvenonderzoek moet blijken of een vindplaats behoudenswaardig of zelfs beschermenswaardig is. Is dit het geval, dan zal bekeken moeten worden of de vindplaats ingepast kan worden in het plan. Het rijks- en ook het provinciaal archeologiebeleid gaat in eerste instantie uit van behoud van het bodemarchief in situ (ter plekke in de bodem).
Eventueel: III. Opgraven ofwel archeologisch vervolgonderzoek
Indien het niet mogelijk is een ‘behoudenswaardige of beschermenswaardige’ vindplaats in situ te bewaren, zal het hier aanwezige bodemarchief voor het nageslacht bewaard dienen te worden door middel van een vlakdekkend onderzoek. Alleen dan is deze stap (stap III) noodzakelijk.
24Archeologsiche Bureaunderzoek “De Botterzaal” te Monnickendam
Bijlage 3: Bodemkaart van de omgeving van Monnickendam, bron Archis II.13
5207
/ 50
0881
1268
65 /
4925
40
Mon
nick
enda
m
Katw
oude
Zuid
erw
oude
Broe
k in
Wat
erla
nd
Bode
mka
art o
mge
ving
Mon
nick
enda
m
Lege
nda
PLAA
TSN
AMEN
BOD
EM ((
c)Al
terra
)As
soci
atie
sBr
ikgr
onde
nBe
bouw
ing
Dijk
, bov
enla
ndst
rook
Dik
ke e
erdg
rond
enFl
uvia
tiele
afz
oud
er p
leis
toce
enG
roev
e, g
egra
ven,
mijn
stor
tKa
lkst
eenv
erw
erin
gsgr
onde
nO
ude
rivie
rkle
igro
nden
Ove
rige
oude
kle
igro
nden
Ond
iepe
kei
leem
gron
den
Leem
gron
den
Zeek
leig
rond
enM
arie
ne a
fz o
uder
ple
isto
ceen
Nie
t-ger
ijpte
min
eral
e gr
onde
nO
ude
bew
onin
gspl
aats
enR
ivie
rkle
igro
nden
Kalk
h lu
tum
arm
e gr
onde
nVe
engr
onde
nM
oerig
e gr
onde
nW
ater
, moe
ras
Podz
olgr
onde
nKa
lklo
ze z
andg
rond
enKa
lkho
uden
de z
andg
rond
en
PRO
VIN
CIE
S
01
km
NAr
chis
2
25Archeologsiche Bureaunderzoek “De Botterzaal” te Monnickendam
Bijlage 4: De archeologische onderzoeken, onderzoeksmeldingen, vondstmeldingen en waarnemingen in de omgeving van de onderzoekslocatie, bron Archis II.
1316
07 /
4973
82
1306
80 /
4964
55
Mon
nick
enda
m
Ond
erzo
eken
en
vond
sten
Mon
nick
enda
m
Lege
nda
WAA
RN
EMIN
GEN
VON
DST
MEL
DIN
GEN
ON
DER
ZOEK
EN
ON
DER
ZOEK
SMEL
DIN
GEN
HU
IZEN
PLAA
TSN
AMEN
TOP1
0 ((c
)TD
N)
bebo
uwd
gebi
eddo
orga
ande
weg
enbo
sbo
uwla
ndw
eila
ndbo
omga
ard/
kwek
erij
heid
eza
ndbe
graa
fpla
ats
wat
erov
erig
bod
emge
brui
k
PRO
VIN
CIE
S
010
0 m
NAr
chis
2