1 Inhoudsopgave Soorten letters 4 Samenstellingen 6 Ik schrijf wat ik hoor. 9 MMKM 10 MKMM 11 MMK en MK 12 MMKMM 13 MMMK... en ...KMMM 13 De e, een letter met veel klanken 14 Lidwoorden Woordjes bij een werkwoord Voorvoegsels Woorden op el, en en er Verkleinwoorden Woorden met ng en nk 16 Woorden met aai, ooi, oei, eeuw en ieuw 17 Ik maak een afspraak. 19 1 Woorden met g, ch, gt en cht 20 2 Woorden op d en t 22 3 Woorden met twee delen 23 Woorden als katten en beren Woorden als honden, paarden en bloemen Ik onthoud een stukje. 27 1 Woorden met ei 28 Woorden met ij 2 Woorden met au en auw 30 Woorden met ou en ouw 3 Woorden met ch 20 4 Moeilijke woorden 31 Ik zoek het op. 33 Trefwoorden 37 Inhoudsopgave
40
Embed
Verrekijker Spelling 2 Loepje BW - De Zandlopertjes · 2020. 4. 1. · abc abc 4 Soorten letters klinkers kan ik hard roepen! medeklinkers kan ik niet hard roepen! klinkers die kort
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
1
abc abc
Inhoudsopgave
Soorten letters 4Samenstellingen 6Ik schrijf wat ik hoor. 9 MMKM 10 MKMM 11 MMK en MK 12 MMKMM 13 MMMK... en ...KMMM 13 De e, een letter met veel klanken 14 Lidwoorden Woordjes bij een werkwoord Voorvoegsels Woorden op el, en en er Verkleinwoorden Woorden met ng en nk 16 Woorden met aai, ooi, oei, eeuw en ieuw 17Ik maak een afspraak. 19 1 Woorden met g, ch, gt en cht 20 2 Woorden op d en t 22 3 Woorden met twee delen 23 Woorden als katten en beren Woorden als honden, paarden en bloemen Ik onthoud een stukje. 27 1 Woorden met ei 28 Woorden met ij 2 Woorden met au en auw 30 Woorden met ou en ouw 3 Woorden met ch 20 4 Moeilijke woorden 31Ik zoek het op. 33Trefwoorden 37
Jan valt. Hij heeft zich pijn gedaan.Dat is een tegenslag. Dat is pech!Ik maak plezier en ik lach.lach – l = achIk ben wel wat ziek, maar toch sta ik op.
Ik let op voor drie werkwoorden met gt.
De soldaat is moe.Hij legt zijn geweer neer.Hij ligt in bed.Hij zegt niks meer.
Woorden met cht
Papa ziet slecht en zucht. Het is midden in de nacht.In de bocht van de straat is er geen licht.
Baard eindigt met de d van paard.Maak die woorden dan maar langer,dan hoor je paarden en baarden.Maar verleng ik het woord taart,of de woorden juist, krant of kaart, dan hoor ik juiste, kranten en kaartenen schrijf ik taart omwille van taarten.
Een woord met eindletter d of t? Ik maak het woord langer. Dan hoor ik het.
Woorden kan ik opdelen in deeltjes die ik in één keer kan uitspreken. Hoeveel deeltjes? Ik klap in mijn handen, dan weet ik het.
woorden met één deel woorden met twee delen
kat katten
hond honden
beer beren
paard paarden
bloem bloemen
Ik luister naar de klinker in het eerste deel.
de klinker klinkt kort de klinker klinkt lang
a katten en planten aa apen en kaarten
e tellen en prenten ee beren en beesten
i kippen en kisten
o potten en borden oo broden en poorten
u muggen en jurken uu muren en buurten
Met letters kun je bouwen: muren, daken en schouwen. In woorden als werken en spelen zitten niet één, maar twee delen. Woorden worden zinnen, dan kunnen we beginnen. Want met de woorden van onze taal maken we een mooi verhaal.
De koe staat in de weide en de geit loopt op de heide.
Mama zei: Trap maar niet in de klei en werp niet met een kei!
Straks gaan we op reis met de trein. We stappen eerst een heel eind naar het plein.
En Liesje klein, mijn kleine meid, niets zeggen aan papa, want het is nog een geheim. We gaan zeilen op het meer.
ei, eieren, eitje eind, einde, eindje geheim, geheimen, geheimpje geit, geiten, geitje hei, heide kei, keien, keitje klei klein, kleine, kleintje mei, de maand mei
meid, meiden, meidje plein, pleinen, pleintje reis, reizen, reisje reizen, ik reis, hij reist trein, treinen, treintje wei, weide zei, oma zei zeil, zeiler zeilen, ik zeil, hij zeilt
Ik onthoud de woorden met ei. De andere woorden schrijf ik met ij.
Heeft iemand geld om naar het toneel te gaan?Jullie spelen liever met speelgoed in het zand.Er is niemand die een antwoord geeft.Ik lees een boek uit de bieb.Mama koopt op de markt erwtjes, worteltjes en een banaan.Ze schieten met een kanon.Je mag me geen duw geven.Een agent met een uniform regelt het verkeer.Ik zie een spin in een web.
agent antwoord banaan bieb duw erwt geld iemand
jullie kanon markt niemand speelgoed toneel web zand
A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
A agent, agenten, agentjeantwoord, antwoordenauto
Bbanaan, bananen, banaantjebiebbij, bijen, bijtjebijl, bijlen, bijltjebijnablauw, blauweblij, blijeblijven, ik blijf, hij blijftbouwen, ik bouw, hij bouwt
Hhebben, ik heb, hij heefthei, heidehoerahou, ik hou van jouhout
Iiemandijs, ijsje
Jjou, ik heb jou gezienjullie
Llach, lachjelachen, ik lach, hij lachtleggen, ik leg, hij legtliggen, ik lig, hij ligtlijken, ik lijk, hij lijkt op mijlijm, lijmenlijn, lijnen, lijntjelijst, lijsten, lijstje
Mmarkt, markten, marktjemei, de maand meimeid, meiden, meidjemij, geef het aan mijmouw, mouwen, mouwtje