57387 Screening van gemeenteambtenaren Verkennend onderzoek naar grip op integriteitsrisico's door inzet van screening mr. I.S. Sloover mr. L.J. Vellekoop drs. R.M. Postma 4 april 2018
57387
Screening van gemeenteambtenaren Verkennend onderzoek naar grip op integriteitsrisico's door inzet van screening
mr. I.S. Sloover
mr. L.J. Vellekoop
drs. R.M. Postma
4 april 2018
57387
Screening van gemeenteambtenaren
Verkennend onderzoek naar grip op integriteitsrisico's door inzet van screening
Inhoud Pagina
1. Inleiding 1
1.1 Achtergrond en aanleiding 1
1.2 Doelstelling en scope onderzoek 2
1.3 Uitvoering onderzoek 4
1.4 Leeswijzer 5
2. Juridische kaders en instrumenten 6
2.1 Inleiding 6
2.2 Juridische kaders 6
2.3 Instrumentarium 16
3. Case studies 24
3.1 Verkennend onderzoek bij vijf gemeenten 24
3.2 Gemeente A 25
3.3 Gemeente B 28
3.4 Gemeente C 30
3.5 Gemeente D 33
3.6 Gemeente E 35
3.7 Instellingen 37
4. Analyse en bevindingen 44
4.1 Inleiding 44
4.2 Zicht op risicovolle functies 44
4.3 Benutting van het bestaande screeningsinstrumentarium door gemeenten 46
4.4 De uitvoering van screening door gemeenten 47
57387
4.5 Mogelijkheden voor gemeenten om de eigen verantwoordelijkheden waar te maken
door het beschikbare instrumentarium van risicoanalyses en screening 48
4.6 Mogelijkheden om te komen tot een optimale beperking van de veiligheidsrisico’s
door middel van de inzet van risicoanalyses en screening 50
5. Conclusies 52
5.1 Inleiding 52
5.2 Conclusies 52
Bijlage 1: Documentenlijst 55
Bijlage 2: Vragenlijst instellingen 58
Bijlage 3: Vragenlijst gemeenten 59
Bijlage 4: Opdrachtgever en klankbordgroep 62
57387
1
1. Inleiding
1.1 Achtergrond en aanleiding
De maatschappij is constant in ontwikkeling. Dit heeft zijn weerslag op het openbaar bestuur en de
kaders rondom integriteit. Deze ontwikkelingen vergen aandacht voor kwetsbare werkprocessen en
functies. Uit een analyse van Andersson, Elffers en Felix (2014) in opdracht van BZK1 kwam naar
voren dat flexibilisering van de arbeidsmarkt, informatisering en de veranderende relatie van het
openbaar bestuur met de omgeving nieuwe vraagstukken met zich meebrengen op het gebied van
integriteit. Zo wordt het lastiger voor organisaties om normen, waarden en regelgeving te borgen en
continuïteit in het integriteitsbeleid te behouden. De grenzen tussen publiek, privaat en burger
vervagen waardoor ambtenaren in situaties terecht kunnen komen waarin hun integriteit op de proef
wordt gesteld. Naast deze ontwikkelingen is ook sprake van een verhoogde aandacht voor de
integriteit van de overheid2 en voor cybersecurity. Incidenten met betrekking tot bewuste of
onbewuste datalekken worden in de media breed uitgemeten3 en vormden de aanleiding voor
enkele wetenschappelijke onderzoeken met name gericht op politie en andere opsporingsdiensten.
Deze ontwikkelingen vragen in toenemende mate om bescherming van vertrouwelijke
overheidsinformatie en persoonsgegevens tegen ongeautoriseerde toegang en misbruik door
werknemers en externen. Met de juiste beveiliging wordt niet alleen de privacy van personen
beschermd, maar ook de integriteit van de overheid. De vertrouwelijkheid van informatie wordt met
name bewaakt door organisatorische en technische maatregelen. Het sluitstuk van de beveiliging
betreft screening van personen die toegang hebben tot vertrouwelijke informatie. Daarbij ligt de
primaire verantwoordelijkheid voor informatiebeveiliging en integriteit bij de werkgever, zoals ook is
vastgelegd in wet- en regelgeving met betrekking tot ambtelijke rechtsposities en in andere wet- en
regelgeving met betrekking tot screening.
Integriteit binnen het veiligheidsdomein
Door decentralisaties in het sociaal domein nemen de taken van gemeenten toe. Ook binnen het
veiligheidsdomein nemen gemeentelijke taken toe. Deze taken worden veelal, maar niet uitsluitend,
uitgevoerd binnen samenwerkingsverbanden.
1 Rapportage ‘Integriteit in ontwikkeling’ van Andersson, Elffers & Felix (2014). AEF heeft in opdracht van het
ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties onderzoek gedaan naar de meest urgente
integriteitsrisico’s in het openbaar bestuur.
2 Zie het gestegen aantal aanvragen voor de aanwijzing van vertrouwensfuncties hetgeen leidde tot wijziging
van de Wiv (zie TK 33 673, nr. 3) & zie het gestegen aantal aanvragen voor VOG:
https://www.volkskrant.nl/economie/verklaring-omtrent-gedrag-wordt-populairder-heeft-het-effect~a4456691/
3 Zie bericht in de Telegraaf van 28 februari 2017 ‘Corruptie uit beeld: Laatste grote onderzoek dateert alweer
van 2005’, zie ook https://www.telegraaf.nl/nieuws/67206/corruptie-uit-beeld.
57387
2
Onder andere binnen de Regionale Informatie en Expertise Centra en Veiligheidshuizen wordt
samengewerkt met diverse partners. Daarnaast heeft de gemeente op diverse onderwerpen op het
gebied van veiligheid een regierol waar zij nauw samenwerkt met lokale actoren en politie en
Openbaar Ministerie (OM). Deze samenwerking gaat gepaard met de uitwisseling van informatie
tussen gemeenten en ketenpartners. Het gaat hierbij zowel om vertrouwelijke overheidsinformatie
als (bijzondere) persoonsgegevens. De aard van deze gegevens stelt eisen aan de infrastructuur en
werkprocessen van gemeenten met betrekking tot informatieveiligheid en integriteit.
Gemeentelijke medewerkers werken soms nauw samen met de politie in een situatie waarin onder
andere politie-informatie wordt uitgewisseld. Daardoor is een uitvoeringspraktijk ontstaan waarbij de
politie ook externen en medewerkers van samenwerkingspartners screent.4 De laatste categorie
personen zijn bijvoorbeeld medewerkers van het OM, gemeenten en de Landelijke en Regionale
Informatie en Expertise Centra (LIEC en RIEC). Voor het screenen van externen en medewerkers
van ketenpartners heeft de politie nu geen wettelijke bevoegdheid.
De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd waarbij is toegezegd dat deze tijdelijke oplossing blijft
bestaan in afwachting van het regelen van een structurele oplossing. De screenings door de politie
zijn volgens de toenmalige minister van Veiligheid en Justitie niet alleen een middel om de integriteit
en betrouwbaarheid van de medewerkers van de samenwerkingspartners te onderzoeken, maar zijn
ook bevorderlijk voor de integrale samenwerking en informatiedeling tussen partijen. Het delen van
(politie-)informatie tussen samenwerkingspartners is immers van groot belang voor de aanpak van
criminaliteit, aldus de minister.5
Mede vanwege deze groter wordende rol van gemeenten bij de aanpak van criminaliteit hebben
enkele gemeenten aandacht gevraagd voor een fundamentele discussie over het
integriteitsvraagstuk.
1.2 Doelstelling en scope onderzoek
De doelstelling van dit onderzoek is om inzicht te geven in mogelijkheden en knelpunten omtrent
screening van gemeentelijke ambtenaren als instrument om integriteitsrisico’s te beperken. Op
basis hiervan biedt het onderzoek inzicht in mogelijke oplossingsrichtingen met betrekking tot de
inzet van bestaande methodieken en de eventuele ontwikkeling van nieuwe methodieken.
De centrale vraagstelling van het onderzoek luidt:
“Hoe kan de gemeentelijke werkgever integriteitsrisico’s bij de uitvoering van gemeentelijke taken
ten behoeve van het veiligheidsdomein optimaal beperken door de inzet van
screeningsmethodieken?”
4 TK 28 844, 2015-2016 nr. 101, p 1-2.
5 TK 28 844, 2015-2016 nr. 101, p 2-3.
57387
3
De onderzoeksvragen zijn als volgt:
1. Over welke instrumenten kan een gemeentelijke werkgever nu reeds beschikken als het gaat om
het uitvoeren van screening?
2. Onder welke (rand)voorwaarden kan de gemeentelijke werkgever deze instrumenten inzetten?
De nader uit te zoeken vragen van het onderzoek zijn als volgt geformuleerd:
1. Hebben gemeenten in de praktijk voldoende zicht op risicovolle functies bij de uitoefening van
taken ten behoeve van het veiligheidsdomein? Hierbij kan gedacht worden aan de volgende
deelvragen:
a. Wordt het beschikbare instrumentarium om risicovolle functies in beeld te krijgen ten volle
benut? Zijn de beschikbare instrumenten om risicoanalyses uit voeren daarbij voldoende
toegespitst op risico’s in de uitvoering van gemeentelijke taken ten behoeve van het
veiligheidsdomein?
b. Welke (organisatorische en fysieke) maatregelen zetten gemeenten in om de risico’s
omtrent risicovolle functies te beperken alvorens wordt ingezet op screening?
c. In hoeverre is er sprake van risicovolle functies en hoe worden risico’s en risiconiveaus
gedefinieerd?
2. Wordt het bestaande screeningsinstrumentarium ten volle benut gezien de aard van de
risicovolle functies?
a. Wordt er bij de toepassing van de mogelijkheden voor screening onderscheid gemaakt naar
het risiconiveau van functies?
3. Op welke wijze organiseren gemeenten de uitvoering van screening, met name gezien de borging
van de kwaliteit van de screening en gezien de noodzakelijke bescherming van de persoonlijke
levenssfeer?
a. In welke mate voeren gemeenten screening zelf uit, of laten ze deze uitvoeren door een
externe partij (bijvoorbeeld werving- en selectiebureaus, recherchebureaus)?
b. Op welke wijze kunnen gemeenten de integriteit van gedetacheerde medewerkers bewaken
(zoals boa’s die via externe bureaus worden ingeleend)?
4. Biedt het beschikbare instrumentarium voor het uitvoeren van risicoanalyses en screening,
voldoende mogelijkheden voor de gemeentelijke werkgever om de eigen verantwoordelijkheden
waar te maken, mede gezien de veranderingen ten aanzien van gemeentelijke taken en de
veranderingen die zich hebben voorgedaan in het veiligheidsdomein, en ook mede gezien de
mogelijkheden waarover andere overheidsorganisaties beschikken?
a. Hoe verhoudt de beschikbaarheid en inzet van screeningsmethodieken en risico’s bij
gemeenten zich tot de beschikbaarheid en inzet van screeningsmethodieken en risico’s bij
relevante andere overheidsorganisaties (waaronder de politie)?
57387
4
5. Indien het beschikbare instrumentarium van de gemeentelijke werkgever nu niet voldoende is,
welke mogelijkheden zijn er dan om te komen tot een optimale beperking van de veiligheidsrisico’s
door middel van de inzet van risicoanalyses en screening? Hierbij kan gedacht worden aan de
volgende deelvragen:
a. Is het mogelijk om specifieke risicovolle gemeentelijke functies af te bakenen voor eventuele
voordracht tot opnemen in het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens (Paragraaf 2.
Verstrekking ten behoeve van het aannemen en ontslag van personeel), en in het Besluit
politiegegevens? Hoe verhouden de risico’s van deze functies zich in verhouding tot de
huidige aangewezen risicovolle functies in de Bjsg en het Bpg?
b. Bieden de huidige gemeentelijke arbeidsrechtpositieregelingen voldoende basis tot het
opdracht geven door de gemeentelijke werkgever tot een verregaandere
onderzoeksmethodiek, waarbij gebruik gemaakt wordt van justitiële gegevens,
politiegegevens en een gesprek over integriteit met de medewerker wordt aangegaan?
c. Zijn er aanpassingen nodig voor wat betreft de organisatorische inbedding van een goede
uitvoering van risicoanalyses en screening?
Scope
De scope van het empirische onderzoek richt zich op de uitvoering van gemeentelijke taken ten
behoeve van het veiligheidsdomein6, mede in relatie tot de samenwerking met ketenpartners en de
bijbehorende uitwisseling van vertrouwelijke gegevens.
1.3 Uitvoering onderzoek
In het onderzoek zijn de volgende activiteiten uitgevoerd:
Het onderzoek is gestart met een documentstudie om zicht te krijgen op het
screeningsinstrumentarium dat gemeenten momenteel ter beschikking staat en de bijbehorende
randvoorwaarden voor toepassing van het instrumentarium. Daartoe hebben we een
documentenstudie gedaan van verschillende handboeken, beleid, wet- en regelgeving,
wetenschappelijke artikelen en andere (juridische) publicaties. In bijlage 1 is een lijst van de
bestudeerde documenten te vinden.
Parallel aan deze documentstudie zijn in afstemming met de opdrachtgever aan vier instellingen
vragenlijsten verzonden met betrekking tot onder meer de identificatie van risicovolle functies /
taken, risico-inventarisatie, risico beperkende maatregelen en beschikbare
screeningsmethodieken. Het doel hiervan is om een beeld te kunnen vormen hoe de
beschikbaarheid en inzet van screeningsmethodieken en risico’s bij gemeenten zich verhoudt
tot de beschikbaarheid en inzet van screeningsmethodieken en risico’s bij deze instellingen. De
6 In de praktijk voeren gemeenten diverse taken uit ter bevordering van openbare orde en veiligheid. In enge
zin omvat dit de medewerkers van de afdelingen ‘openbare orde en veiligheid (OOV)’, medewerkers die
deelnemen aan samenwerkingsverbanden gericht op OOV (zoals Veiligheidshuizen), en functionarissen met
OOV taken waarbij de gemeente opdrachtgever is (met name boa’s).
57387
5
instellingen hebben documenten ten behoeve van het onderzoek beschikbaar gesteld en een
vragenlijst ingevuld. Op basis van deze documenten en de vragenlijst is een concepttekst
opgesteld en deze is met de contactpersoon van de instelling schriftelijk en/of telefonisch
afgestemd. De aan de instellingen gestelde vragen zijn te vinden in bijlage 2.
Om inzicht te krijgen in de toepassing van het beschikbare screeningsinstrumentarium door
gemeenten is in afstemming met opdrachtgever een verkennend onderzoek in de vorm van
case studies uitgevoerd bij vijf gemeenten. Bij de selectie van gemeenten is in afstemming met
opdrachtgever rekening gehouden met grootte, inschatting van het volwassenheidsniveau op
het gebied van integriteit en screening en geografische spreiding. De resultaten van de case
studies zijn anoniem verwerkt om vertrouwelijke gemeentelijke informatie te kunnen
beschermen.
We zijn de case studies begonnen door per gemeente de beschikbare beleidsstukken en ־
overige documentatie op het gebied van integriteit en screening te bestuderen. Daarbij kan
gedacht worden aan gedragscodes, sjablonen voor risicoanalyses en resultaten van
uitgevoerde risicoanalyses.
.Vervolgens hebben we interviews afgenomen met medewerkers van de vijf gemeenten ־
Onder andere is gesproken met gemeentesecretarissen, directeuren veiligheid,
medewerkers personeelszaken en medewerkers op het gebied van integriteit/weerbaarheid.
Daarbij is gesproken over ‘risicovolle functies’, de inzet van instrumentarium om risico’s te
beperken en de behoeften van gemeenten op het gebied van screening. Zie bijlage 3 voor
de interviewleidraad die is gehanteerd tijdens de case studies.
Na de documentstudie en interviews is de informatie verwerkt in een factsheet die ter ־
feitelijke wederhoor aan de gemeenten is voorgelegd.
De resultaten van de documentenstudie en case studies zijn geanalyseerd en de bevindingen
zijn opgenomen in voorliggende rapportage.
Gedurende het onderzoek heeft periodieke afstemming plaatsgevonden met de begeleidingsgroep
en klankbordgroep. Voor een overzicht van de leden van beide groepen zie bijlage 4.
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt een overzicht geboden van het juridische kader dat relevant is voor gemeenten
in het kader van screening in het veiligheidsdomein en het instrumentarium dat beschikbaar is om
integriteitrisico’s in te perken. In hoofdstuk 3 worden de resultaten van de case studies onder vijf
gemeenten en de instellingen gepresenteerd. In hoofdstuk 4 wordt een analyse met bevindingen
gemaakt. Ten slotte presenteren we in hoofdstuk 5 onze conclusies.
57387
6
2. Juridische kaders en instrumenten
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het instrumentarium dat gemeenten momenteel
ter beschikking staat om als werkgever integriteitsrisico’s te beperken bij de uitvoering van
gemeentelijke taken ten behoeve van het veiligheidsdomein. Onder ‘instrumentarium’ vallen diverse
instrumenten, waaronder diverse screeningsmethodieken.7 Voordat deze instrumenten worden
toegelicht, wordt eerst op hoofdlijnen stilgestaan bij relevante juridische kaders die van belang zijn
bij de inzet van deze instrumenten: de rechtspositie van gemeenteambtenaren, de bescherming van
persoonsgegevens, de Baseline Informatiebeveiliging Nederlandse Gemeenten (BIG), de
verstrekking van justitiële- en politiegegevens en het instellen van een veiligheidsonderzoek.
2.2 Juridische kaders
2.2.1 Rechtspositie van gemeenteambtenaren
Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor de eigen informatiebeveiliging en integriteit van de
organisatie en diens medewerkers. Om als gemeentelijke werkgever integriteits- en
informatiebeveiligingsrisico’s bij de uitvoering van gemeentelijke taken binnen het veiligheidsdomein
te kunnen beperken, is het van belang om vanuit de rechtspositie van gemeenteambtenaren te
bezien welke instrumenten ingezet kunnen worden en welke randvoorwaarden daarbij gelden.
Artikel 125 lid, eerste en tweede lid, van de Ambtenarenwet legt de basis voor de rechtspositie van
gemeenteambtenaren. Hierin wordt bepaald dat voorschriften voor gemeenteambtenaren worden
vastgesteld over bijvoorbeeld aanstelling, schorsing en ontslag, het onderzoek naar de geschiktheid
en de bekwaamheid, bescherming bij de arbeid, overige rechten en verplichtingen en disciplinaire
straffen. In een aantal andere bepalingen van de Ambtenarenwet is onder meer vastgelegd dat een
(eigen) integriteitsbeleid gevoerd moet worden en een gedragscode voor goed ambtelijk handelen
moet worden opgesteld (art. 125quater van de Ambtenarenwet), de verplichting wordt opgelegd om
voorschriften te stellen voor het afleggen van een eed of belofte bij aanstelling, en voorschriften
gesteld moeten worden ten aanzien van melding, registratie, openbaarmaking en verbieden van
nevenwerkzaamheden en melding en registratie van financiële belangen (art.125quinquies, tweede
lid, van de Ambtenarenwet) en geheimhouding op te leggen (art.125a lid 3 van de Ambtenarenwet).
Een nadere uitwerking van art. 125 Ambtenarenwet is voor gemeenteambtenaren opgenomen in de
rechtspositionele regeling Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst
(CARUWO). De CAR omvat de hoofdlijnen van de rechtspositieregelingen voor de gemeenten en is
bindend voor alle gemeenten. De arbeidsvoorwaarden in de CAR zijn nader uitgewerkt in de
zogenoemde Uitwerkingsovereenkomst (de UWO), waarbij het merendeel van de gemeenten zich
7 In dit rapport omvat methodiek zowel een methode (zoals gesprek of vragenlijst) als de categorieën van
persoonsgegevens waarnaar gevraagd wordt.
57387
7
heeft aangesloten. Op lokaal niveau kan afgeweken worden van de UWO en/of kunnen er nadere
‘eigen’ gemeentelijke arbeidsvoorwaarden worden vastgesteld, als daarover overeenstemming
bestaat in het plaatselijke Georganiseerd Overleg. De G4-gemeenten nemen bijvoorbeeld ten
opzichte van de CARUWO een eigen positie in en hebben een eigen regeling.
In het CARUWO wordt bepaald dat de kandidaat kan worden aangenomen na een daartoe door de
gemeente gehouden onderzoek waaruit blijkt dat de kandidaat in voldoende mate beschikt over de
hoedanigheden tot het verrichten van de hem op te dragen werkzaamheden (art. 2:2 van de CAR).
Uit de voorgaande bepaling volgt echter niet op welke wijze een dergelijk onderzoek uitgevoerd
moet worden en welke instrumenten hiervoor ingezet kunnen worden. Wel is in art. 2:2 lid 3
CARUWO bepaald dat voor een aanstelling als vereiste kan worden gesteld dat de kandidaat in het
bezit is van een verklaring omtrent het gedrag (VOG) als bedoeld in de Wet justitiële en
strafvorderlijke gegevens (Wjsg). Bij een VOG gaat het om de beoordeling van het gedrag van de
kandidaat en het bepalen van het risico voor de samenleving in het geval de kandidaat de taak of
de bezigheden gaat verrichten waarvoor de verklaring is gevraagd.
Daarnaast kunnen er op grond van de CAR ‘overige verplichtingen’ aan de ambtenaar worden
opgelegd (hoofdstuk 15 CAR). Het gaat hierbij om een aantal ‘overige verplichtingen’, in de vorm
van actieve meldingsplichten en gedragsvoorschriften, bijvoorbeeld: de functie nauwgezet en ijverig
te vervullen, zich te gedragen als een goed ambtenaar, het melden van nevenwerkzaamheden en
financiële belangen en niet persoonlijk gebruik te maken van goederen of diensten van de
gemeente.
De mogelijkheid voor gemeentelijke werkgevers om een VOG van medewerkers te verzoeken is per
1 januari 2018 uitgebreid. Aan artikel 2:2 CAR is een nieuw artikellid toegevoegd op grond waarvan
de werkgever ook gedurende de aanstelling een recente VOG van medewerkers kan vragen. Ter
verduidelijking is opgenomen dat de werkgever in de situaties waarin er sprake is van een
functiewijziging, overplaatsing of tewerkstelling van een medewerker om een VOG kan verzoeken.8
Op 1 januari 2020 is de invoering van de Wet Normalisatie Rechtspositie Ambtenaren (Wnra)
beoogd. Vanaf dat moment wordt op de gemeenteambtenaren het civiele
arbeidsovereenkomstenrecht van toepassing (Boek 7, titel 10 van het Burgerlijk Wetboek). In het
civiele arbeidsovereenkomstenrecht prevaleert in beginsel de contractsvrijheid tussen partijen. Ook
in die situatie geldt echter dat de persoonlijke levenssfeer van de werknemer wordt beschermd,
door onder meer art. 109 van de Grondwet en art. 810 van het Europees Verdrag tot bescherming
8 Zie de brief van het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden d.d. 9 oktober 2017: Wijzigingen
CAR-UWO artikelen per 1 januari 2018. Ledenbrief nr. 17, CvA/LOGA 17/11.
9 Art. 10 van de Grondwet: 1. Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op
eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer. 2. De wet stelt regels ter bescherming van de persoonlijke
levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens. 3. De wet stelt regels
inzake de aanspraken van personen op kennisneming van over hen vastgelegde gegevens en van het gebruik
dat daarvan wordt gemaakt, alsmede op verbetering van zodanige gegevens.
57387
8
van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Op grond van art. 8 van het
EVRM en art. 10 van de Grondwet is er een expliciete wettelijke grondslag vereist. Dit houdt in dat
een verregaandere screening een wettelijke grondslag moet hebben en niet op grond van een
overeenkomst kan worden afgedwongen. De Ambtenarenwet 2017 (Stb 2017, 123) voorziet in
dezelfde grondslagen als de huidige Ambtenarenwet, zoals hierboven omschreven (paragrafen 2, 3
en 4, van die wet). Als zodanig brengt de normalisatie van de rechtspositie van ambtenaren dan ook
geen wezenlijke verandering wat betreft de inzet van instrumenten in het kader van integriteit. De
CARUWO als ambtelijke rechtspositieregeling wordt te zijner tijd omgezet in een ‘cao gemeenten’
met een civielrechtelijk karakter, waarbij de materiële arbeidsvoorwaarden niet of slechts beperkt
wijzigen.
2.2.2 Bescherming van persoonsgegevens
Bij de inzet van beschikbare instrumenten door de gemeentelijke werkgever speelt de bescherming
van persoonsgegevens als grondrecht van de kandidaat / ambtenaar een belangrijke rol. Dit
grondrecht is vastgelegd in art. 8 van het EVRM, art. 8 van het Handvest van de grondrechten van
de Europese Unie11 en is nader ingevuld door richtlijn 95/46/EG (‘privacyrichtlijn’). Tot 25 mei 2018
is de Wet bescherming persoonsgegevens(Wbp) van toepassing en na deze datum wordt de
bescherming van persoonsgegevens vervangen door de Algemene Verordening
gegevensbescherming (AVG).12
De doelstellingen en beginselen die aan de privacyrichtlijn ten grondslag lagen, blijven overeind
onder de AVG. Het gaat onder meer om: rechtmatigheid van de verwerking, behoorlijkheid,
transparantie, doelbinding, minimale gegevensverwerking, integriteit en vertrouwelijkheid en
verantwoordingsplicht voor de gemeente. Ook gelden de algemene eisen van noodzaak,
proportionaliteit en subsidiariteit van het verwerken van persoonsgegevens. Gedurende de
verwerking van persoonsgegevens is de gemeente aan deze (rechts)beginselen gebonden.
De begrippen in de AVG zijn materieel anders omschreven dan in de Wbp en hieronder volgt een
korte toelichting op een aantal begrippen.
10 Art. 8 EVRM: 1. Everyone has the right to respect for his private and family life, his home and his
correspondence. 2. There shall be no interference by a public authority with the exercise of this right except
such as is in accordance with the law and is necessary in a democratic society in the interests of national
security, public safety or the economic well-being of the country, for the prevention of disorder or crime, for the
protection of health or morals, or for the protection of the rights and freedoms of others.
11 Artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: 1. Eenieder heeft recht op
bescherming van zijn persoonsgegevens. 2. Deze gegevens moeten eerlijk worden verwerkt, voor bepaalde
doeleinden en met toestemming van de betrokkene of op basis van een andere gerechtvaardigde grondslag
waarin de wet voorziet. Eenieder heeft recht van inzage in de over hem verzamelde gegevens en op rectificatie
daarvan. 3. Een onafhankelijke autoriteit ziet erop toe dat deze regels worden nageleefd.
12 Verordening (EU) nr. 2016/679.
57387
9
Enkele begrippen uit de AVG nader toegelicht
persoonsgegevens: alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon („de
betrokkene”); als identificeerbaar wordt beschouwd een natuurlijke persoon die direct of indirect kan orden
geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificator zoals een naam, een identificatienummer,
locatiegegevens, een online identificator of van een of meer elementen die kenmerkend zijn voor de fysieke,
fysiologische, genetische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit van die natuurlijke persoon.
verwerking: een bewerking of een geheel van bewerkingen met betrekking tot persoonsgegevens of een
geheel van persoonsgegevens, al dan niet uitgevoerd via geautomatiseerde procedés, zoals het verzamelen,
vastleggen, ordenen, structureren, opslaan, bijwerken of wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken,
verstrekken door middel van doorzending, verspreiden of op andere wijze ter beschikking stellen, aligneren of
combineren, afschermen, wissen of vernietigen van gegevens.
Uit bovenstaande beschrijving wordt duidelijk dat het begrip ‘verwerking’ dus veelomvattend is. Voor elke
verwerking is in ieder geval een grondslag in de AVG nodig.
verwerkingsverantwoordelijke: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, een overheidsinstantie, een dienst of
een ander orgaan die/dat, alleen of samen met anderen, het doel van en de middelen voor de verwerking van
persoonsgegevens vaststelt; wanneer de doelstellingen van en de middelen voor deze verwerking in het
Unierecht of het lidstatelijke recht worden vastgesteld, kan daarin worden bepaald wie de
verwerkingsverantwoordelijke is of volgens welke criteria deze wordt aangewezen.
verwerker: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, een overheidsinstantie, een dienst of een ander orgaan
die/ dat ten behoeve van de verwerkingsverantwoordelijke persoonsgegevens verwerkt.
Indien de gemeente gebruik maakt van een derde partij voor het verwerken van persoonsgegevens, moet
de gemeente met deze derde een verwerkersovereenkomst sluiten (art. 28 AVG)
ontvanger: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, een overheidsinstantie, een dienst of een ander orgaan,
al dan niet een derde, aan wie/waaraan de persoonsgegevens worden verstrekt. Overheidsinstanties die
mogelijk persoonsgegevens ontvangen in het kader van een bijzonder onderzoek overeenkomstig het
Unierecht of het lidstatelijke recht gelden echter niet als ontvangers; de verwerking van die gegevens door die
overheidsinstanties strookt met de gegevensbeschermingsregels die op het betreffende verwerkingsdoel van
toepassing zijn.
bijzondere categorieën van persoonsgegevens (art. 9 AVG): persoonsgegevens waaruit ras of etnische
afkomst, politieke opvattingen, religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen, of het lidmaatschap van een
vakbond blijken, en verwerking van genetische gegevens, biometrische gegevens met het oog op de unieke
identificatie van een persoon, of gegevens over gezondheid, of gegevens met betrekking tot iemands seksueel
gedrag of seksuele gerichtheid.
Op grond van art. 9 van de AVG is het verboden om deze bijzondere gegevens te verwerken, tenzij aan een
van de voorwaarden in lid 2 van art. 9 van de AVG is voldaan, bijvoorbeeld dat betrokkene uitdrukkelijke
toestemming heeft gegeven voor de verwerking.
57387
10
Alvorens persoonsgegevens worden verzameld, gebruikt, geraadpleegd of anderszins verwerkt
dient het voor de betrokkene (de kandidaat) kenbaar en voorzienbaar, dus transparant te zijn dat
zijn / haar persoonsgegevens worden verwerkt (art. 8 lid 2 van het EVRM). Voor het rechtmatig
verwerken ervan in het kader van een screening door de gemeente moet er een wettelijke
grondslag zijn en art.10 van de Grondwet stelt ook deze eis. In artikel 8 van de Wbp en art. 6 van de
AVG zijn de grondslagen hiervoor opgesomd. Toestemming is onder de AVG één van die
grondslagen net als onder de Wbp, maar de toezichthouder, de Autoriteit Persoonsgegevens (AP),
heeft reeds13 bepaald dat toestemming van de kandidaat voor het verwerken van zijn
persoonsgegevens in de ‘pre-employment’ fase niet als grondslag kan gelden. Er is sprake van een
afhankelijkheidspositie van een sollicitant tegenover de beoogd werkgever en van ‘vrije
toestemming’ is dan geen sprake.
Voor het uitvoeren van een screening kan de gemeente op basis van de Wbp een beroep doen op
de grond dat de verwerking noodzakelijk is voor de behartiging van de ‘gerechtvaardigde belangen’
van de gemeente.14 De AP heeft in een onderzoeksrapport15 aangegeven dat de gemeente als
verantwoordelijke moet voldoen aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Er moet een
gerechtvaardigd belang zijn, bijvoorbeeld om het juiste, betrouwbare personeel in dienst te nemen
of hebben. Daarnaast moeten de risico’s in kaart worden gebracht van de verschillende
functiegroepen binnen de organisatie; screenings moeten dus naar aard, inhoud en omvang worden
beperkt tot reductie van het risico waarvoor zij worden verricht. Hieronder wordt ook begrepen dat
de aard van de gevraagde informatie en de termijn (‘terugkijktijd’) waarop de screening ziet in
verhouding moet staan tot het betreffende risico. Vervolgens moet de gemeente het interne beleid
zodanig vormgeven dat risico’s worden verkleind of weggenomen door organisatorische
maatregelen te nemen. Screening is een sluitstuk op het interne beleid; screening is aanvullend op
organisatorische maatregelen. Verder moet de gemeente een afweging maken (‘afwegingskader’)
tussen het gerechtvaardigd belang bij het nastreven van een integere publieke organisatie en het
belang van kandidaat op bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Indien de screening voorzienbaar is voor de kandidaat, en deze ook noodzakelijk is voor het
bewaken van de integriteit van de organisatie en tot slot met de juiste waarborgen is omkleed, kan
13 Zie bijvoorbeeld p. 36 e.v. in het Onderzoek naar de verwerking van persoonsgegevens bij pre- en in -
employment screening inzake Hoffmann B.V. van de Autoriteit Persoonsgegevens (23 mei 2016). In dit rapport
wordt uitvoerig stilgestaan bij de randvoorwaarden voor de verwerking van diverse (bijzondere)
persoonsgegevens.
14 Art. 8 onder f van de Wbp: de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de behartiging van het
gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke of van een derde aan wie de gegevens worden verstrekt,
tenzij het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene, in het bijzonder het recht op
bescherming van de persoonlijke levenssfeer, prevaleert.
15 Zie het Onderzoek naar de verwerking van persoonsgegevens bij pre- en in - employment screening inzake
Hoffmann B.V. van de Autoriteit Persoonsgegevens (23 mei 2016).
57387
11
een inbreuk op het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de kandidaat
worden gerechtvaardigd.16
Per 25 mei 2018 kan de gemeente mogelijk geen beroep meer doen op de grondslag
‘gerechtvaardigd belang’ zoals opgenomen in art. 6 lid 1, onder punt f, van de AVG aangezien
aansluitend is bepaald dat deze grond niet geldt ´voor de verwerking door overheidsinstanties in het
kader van de uitoefening van hun taken’.
Gelet op bovenstaande is nu niet met zekerheid aan te geven hoe de juridische interpretatie van
‘gerechtvaardigd belang’ in het onderzoeksrapport betreffende Hoffmann B.V. voor
overheidsinstanties door vertaald kan worden naar het regime van de AVG.
De gemeente zal als verwerkingsverantwoordelijke zelf aannemelijk moeten maken welke
grondslag(en) uit de AVG zij geschikt acht voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader
van screeningsactiviteiten17. De gemeente zal zich minimaal op een van de grondslagen in art. 6
van de AVG moeten baseren.
Gemeenten kunnen zich niet beroepen op ‘toestemming’ omdat dat al eerder is bepaald door de
AP. Ook andere grondslagen voor verwerking die in art. 6, lid 1, van de AVG zijn opgenomen, lijken
niet voor de hand te liggen in het kader van screening. Het gaat om de gronden:
b. de verwerking is noodzakelijk voor de uitvoering van een overeenkomst waarbij de betrokkene
partij is, of om op verzoek van de betrokkene vóór de sluiting van een overeenkomst maatregelen te
nemen,
c. noodzakelijk om te voldoen aan een wettelijke verplichting die op de
verwerkingsverantwoordelijke rust,
d. noodzakelijk om de vitale belangen van de betrokkene of van een andere natuurlijke persoon te
beschermen.
Het is vervolgens de vraag of de verwerking door gemeenten in het kader van screening binnen de
reikwijdte van artikel 6, lid 1, punt e, van de AVG kan vallen.18 Het lijkt aannemelijk dat gemeenten
een grondslag kunnen vinden in artikel 6, lid 1, punt e, en lid 3 van de AVG; de verwerking moet
noodzakelijk zijn voor de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader
16 Zie het Onderzoek naar de verwerking van persoonsgegevens bij pre- en in - employment screening inzake
Hoffmann B.V. van de Autoriteit Persoonsgegevens (23 mei 2016).
17 Elke verwerkingsverantwoordelijke is verplicht verantwoording af te leggen (‘verantwoordingsplicht’) over de
gegevensverwerking aan de AP; zie art. 5 lid 2 van de AVG.
18 De AVG kent open begrippen en normen en deze zullen in de praktijk uitkristalliseren door interventies van
toezichthouders en uiteindelijk door uitspraken van rechters. In de AVG (inclusief in de bijbehorende
overwegingen) is bijvoorbeeld niet concreet bepaald wat verstaan dient te worden onder ‘taak van algemeen
belang’ of ‘uitoefening van het openbaar gezag’ (art. 6. lid 1, punt e, van de AVG). De Wbp kent overigens een
uitgebreide parlementaire geschiedenis met toelichting op begrippen, waaronder een toelichting met betrekking
tot ‘publiekrechtelijke taak’ (Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 892, nr. 3, pagina’s 33, 84-86).
57387
12
van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is
opgedragen, mits deze taak ook in nationale wettelijke regelingen is vastgesteld.
Op basis van de vorige paragraaf (2.2.1) zou gesteld kunnen worden dat deze grondslag nader
wordt ingevuld door art. 125, lid 1, onder b, van de Ambtenarenwet dat stelt: “Voor zover deze
onderwerpen niet reeds bij of krachtens de wet zijn geregeld, worden voor de ambtenaren, door of
vanwege het rijk aangesteld, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voorschriften
vastgesteld betreffende: het onderzoek naar de geschiktheid en de bekwaamheid”. Lid 2 stelt: “Het
bevoegd gezag van provincies, gemeenten en waterschappen stelt voor de ambtenaar door of
vanwege deze lichamen aangesteld, onder gelijk voorbehoud voorschriften vast omtrent de
onderwerpen, genoemd in het eerste lid.” Voor gemeenten geldt dat deze voorschriften (mede) zijn
uitgewerkt in de CARUWO.
Hiermee zou de combinatie van art. 6, lid 1, punt e, van de AVG tezamen met art. 125, lid 1, onder
b, van de Ambtenarenwet in samenhang met de CARUWO, een wettelijke grondslag kunnen bieden
voor screening van (kandidaat) werknemers door gemeenten. Dit laat onverlet dat ook aan de
andere vereisten van de AVG, art. 10 van de Grondwet en art. 8 van het EVRM moet worden
voldaan, zoals noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit.
Bijzondere (categorieën van) persoonsgegevens
Bij screening mag de gemeente geen ‘bijzondere (categorieën van) persoonsgegevens’19 verwerken
(art. 16 Wbp en vergelijkbaar art. 9 en 10 AVG). Het opvragen en verwerken van dergelijke
gegevens is verboden tenzij er een wettelijke uitzondering is. In de artikelen 17-24 van de Wbp en
in art. 9 van de AVG zijn uitzonderingsgronden opgenomen ten behoeve van de verwerking van
deze bijzondere (categorieën van) persoonsgegevens.
De gemeente kan in het algemeen dus niet vragen naar deze bijzondere (categorieën van)
persoonsgegevens bij een screening. De AP heeft in het hiervoor genoemde onderzoek betreffende
Hoffmann B.V. ook aangegeven dat ‘slechts indien niet kan worden volstaan met een VOG in de
sollicitatie (en screenings-)procedure strafrechtelijke gegevens kunnen worden verwerkt’. De
gemeente moet dus aangeven waarom een VOG niet volstaat en wat de aanleiding is om
aanvullend strafrechtelijke gegevens te verwerken.
2.2.3 Baseline Informatiebeveiliging Nederlandse Gemeenten (BIG)
De in de inleiding geschetste ontwikkelingen vragen in toenemende mate om bescherming van
vertrouwelijke overheidsinformatie en persoonsgegevens tegen ongeautoriseerde toegang en
misbruik door werknemers en externen.
In 2013 hebben de VNG-leden ingestemd met de resolutie ’Informatieveiligheid, randvoorwaarde
voor de professionele gemeente’. De resolutie beschrijft in grote lijnen dat iedere gemeente
19 Het gaat bijvoorbeeld om ras / etnische afkomst, politieke gezindheid / opvatting, godsdienst / religieuze of
levensbeschouwelijke overtuigingen en gezondheid.
57387
13
informatieveiligheidsbeleid vaststelt aan de hand van een basisnormenkader: de Baseline
Informatiebeveiliging Nederlandse Gemeenten (BIG). Aan de hand van een stappenplan kan de
gemeente een samenhangend informatiebeveiligingsbeleid ontwikkelen en onderhouden,
bestaande uit een pakket van maatregelen, ter waarborging van de betrouwbaarheid van het
informatievoorzieningsproces.
De BIG bestaat uit drie delen20: de Strategische Baseline, de Tactische Baseline en de Operationele
baseline. In de BIG wordt ervan uitgegaan dat binnen gemeenten het college van Burgemeester en
Wethouders integraal verantwoordelijk is voor de beveiliging van informatie binnen de
werkprocessen van de gemeente. Een ander uitgangspunt is dat het basisvertrouwelijkheidniveau is
vastgesteld als ‘Departementaal Vertrouwelijk’21, zoals gedefinieerd in het Besluit Voorschrift
Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie (VIRBI).22 Deze rubricering houdt in dat
kennisname van de informatie van gemeenten door niet geautoriseerden schade kan toebrengen
aan de gemeentelijke belangen, maar dat de maatschappelijke consequenties als gevolg van
ongeautoriseerde kennisname beperkt blijven in tijd en omvang. Voor gemeenten praten we hier
over ‘Vertrouwelijk’. Het gaat dan bijvoorbeeld om persoonsvertrouwelijke informatie, commercieel
vertrouwelijke informatie of gevoelige informatie in het kader van beleidsvorming, zogenaamde
beleidsintimiteit. Voor wat betreft de bescherming van bijzondere persoonsgegevens geldt artikel 16
van de Wbp (vanaf 25 mei 2018 is dat artikel 9 van de AVG).
De Strategische Baseline kan gezien worden als de kapstok waaraan de elementen van
informatiebeveiliging opgehangen kunnen worden en bevat een hiërarchie in de beschrijving van de
informatiebeveiligingseisen. Centraal staan de organisatie en de verantwoording over
informatiebeveiliging binnen de gemeente. Bewust en verantwoord gedrag van mensen is hierbij
essentieel voor een goede informatiebeveiliging. De Tactische Baseline geeft hiervoor normen en
maatregelen - ten behoeve van controle en risicomanagement met betrekking tot
bedrijfsvoeringprocessen, onderliggende informatiesystemen en informatie van de gemeente - die
voor iedere gemeente noodzakelijk zijn om te implementeren.23 Bij de implementatie geldt voor de
tactische normen en eisen een ‘comply or explain beleid’. Gemeenten kunnen er dus ook voor
kiezen om bijvoorbeeld het eigen integriteitsprotocol aan te vullen met het aspect
informatiebeveiliging.
20 Tekst ontleend aan https://www.informatiebeveiligingsdienst.nl/wp-content/uploads/2016/07/Strategische-
Baseline-Informatiebeveiliging-Nederlandse-Gemeenten-v1.02.pdf
21 De rubricering in het VIRBI gaat van zwaar naar licht: Staatsgeheim ZEER GEHEIM (afgekort Stg.ZG),
Staatsgeheim GEHEIM (afgekort Stg.G), Staatsgeheim CONFIDENTIEEL (afgekort Stg.C) en Departementaal
VERTROUWELIJK (afgekort Dep.V).
22 Het VIRBI is niet van toepassing op gemeenten.
23 De Tactische Baseline volgt dezelfde indeling als de internationale beveiligingsnorm ISO/IEC 27002:2007,
de controls / maatregelen die als baseline gelden voor alle gemeenten.
57387
14
In de Tactische Baseline wordt specifiek in hoofdstuk 8 de doelstelling van ‘screening’ voorafgaand
aan het dienstverband beschreven als: ‘Verificatie van de achtergrond van alle kandidaten voor een
dienstverband, ingehuurd personeel en externe gebruikers behoort te worden uitgevoerd
overeenkomstig relevante wetten, voorschriften en ethische overwegingen, en behoren evenredig te
zijn aan de bedrijfseisen, de classificatie van de informatie waartoe toegang wordt verleend, en de
waargenomen risico's’. Tijdens het dienstverband is de doelstelling: ‘Bewerkstelligen dat alle
werknemers, ingehuurd personeel en externe gebruikers zich bewust zijn van bedreigingen en
gevaren voor informatiebeveiliging, van hun verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid, en dat ze
zijn toegerust om het beveiligingsbeleid van de organisatie in hun dagelijkse werkzaamheden te
ondersteunen en het risico van een menselijke fout te verminderen’.
Om de invoering van de Strategische en Tactische Baseline te ondersteunen, zijn producten
ontwikkeld op operationeel niveau, de Operationele baseline.24 Een van de relevante producten met
betrekking tot screening door gemeenten is de ‘Handleiding screening personeel’ van de
Informatiebeveiligingsdienst voor gemeenten (IBD). Het geeft een handleiding over hoe invulling
kan worden gegeven aan de verificatie van de achtergrond voor alle kandidaten (werknemers),
ingehuurd personeel en externe gebruikers zodat integriteitsrisico’s ingeperkt kunnen worden.
Gemeenten wordt perspectief geboden hoe ze kunnen omgaan met functieclassificatie en hoe
kwetsbare functies gerelateerd kunnen worden aan risicofactoren en het daarbij benoemen van
enkele specifieke functies.
2.2.4 Het verstrekken van justitiële- en politiegegevens en het instellen van een
veiligheidsonderzoek
Justitiële gegevens
In art. 23 en verder van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens (Bjsg) is bepaald dat
justitiële gegevens worden verstrekt met het oog op het bij wettelijk voorschrift geregelde onderzoek
naar de betrouwbaarheid en geschiktheid van een persoon die in aanmerking wil komen voor een
functie bij een ambtelijke dienst voor zover de functie bijzondere eisen stelt aan de integriteit of
verantwoordelijkheid van de betrokkene.
Zonder een wettelijke bepaling is het niet mogelijk om justitiële gegevens te verstrekken. Voor
gemeenten is niet voorzien in een wettelijk voorschrift en het verstrekken van justitiële gegevens
aan de gemeente ten behoeve van het aannemen van personeel op grond van het Bjsg is niet
mogelijk.
24 Tekst ontleend aan https://www.ibdgemeenten.nl/producten/strategische-en-tactische-big/
57387
15
Politiegegevens
In het Besluit politiegegevens (Bpg) is in paragraaf 4 de verstrekking van politiegegevens aan
derden25 geregeld voor zover het tevens gegevens betreft die worden verwerkt met het oog op het
verkrijgen van inzicht in de betrokkenheid van personen bij bepaalde ernstige bedreigingen van de
rechtsorde en deze derden de gegevens behoeven voor een goede uitvoering van hun taak. Deze
derden worden niet in algemene zin benoemd, maar in relatie tot (het uitvoeren van) specifieke
taken. In enkele bepalingen in pararaaf 4 is de verstrekking van politiegegevens gerelateerd aan
bijvoorbeeld (her)benoeming / aanstelling en ontslag.
Het gaat hier om zachte gegevens, die binnen de politie worden verwerkt. Het betreft informatie
over de mogelijke betrokkenheid van personen bij ernstige strafbare feiten of schendingen van de
rechtsorde, ten aanzien waarvan de betrouwbaarheid niet is vastgesteld.26 Gemeenten zijn in het
kader van de uitvoering van hun taken in het veiligheidsdomein niet in dit besluit opgenomen zodat
politiegegevens niet aan hen verstrekt kunnen worden.
Het instellen van een veiligheidsonderzoek
Een veiligheidsonderzoek wordt door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst uitgevoerd en
omvat het instellen van een onderzoek naar gegevens die uit het oogpunt van de nationale
veiligheid van belang zijn voor de vervulling van de desbetreffende vertrouwensfunctie. Uit de
kwalificatie van de vertrouwensfunctie, welke is gebaseerd op de mogelijke schade die de
vertrouwensfunctionaris kan aanrichten aan de Nationale Veiligheid, volgt voor welk soort
veiligheidsonderzoek de persoon in aanmerking komt: een A, B, of een C onderzoek. Een A
onderzoek is het meest diepgaand en wordt slechts ingesteld voor de meest kwetsbare
vertrouwensfuncties en een C onderzoek is het minst diepgaande onderzoek. Bij A- en B-
veiligheidsonderzoeken kan de partner worden gescreend.27
Het veiligheidsonderzoek kan pas worden uitgevoerd als de functie door de betreffende
‘vakminister’ is aangewezen als vertrouwensfunctie.28 De AIVD voert het onderzoek uit en maakt op
25 Onder meer worden genoemd: de Immigratie- en Naturalisatiedienst, luchtvaartmaatschappijen, de Minister
van Buitenlandse Zaken, het Waarborgfonds Motorverkeer, het college van burgemeesters en wethouders, ten
behoeve van de uitvoering van de Jeugdwet, Minister van Veiligheid en Justitie, de Onderzoeksraad voor
Veiligheid.
26 Zie de toelichting op het Besluit van 14 december 2007, houdende bepalingen ter uitvoering van de Wet
politiegegevens (Besluit politiegegevens), Staatsblad 2007, 550.
27 Zie artikel 2 (en toelichting bij art. 2) van de Beleidsregel beoordelingsperiodes en onvoldoende gegevens
veiligheidsonderzoeken. Voorgaande wordt binnenkort vervangen door de Beleidsregel veiligheidsonderzoeken
waarin geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen A-, B- en C-onderzoeken.
28 De aanwijzing is gebaseerd op de ‘Leidraad aanwijzing vertrouwensfuncties’ en de ‘Kwetsbaarheidsanalyse
Spionage’ (KWAS).
57387
16
grond van art. 7 van de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo) gebruik van de volgende gegevens:
a. justitiële en strafvorderlijke gegevens als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
en gegevens als bedoeld in de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het
gedrag BES alsmede van gegevens als bedoeld in de Wet politiegegevens en van gegevens
verwerkt in het kader van de uitvoering van de politietaak op Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
b. gegevens betreffende deelneming of steunverlening aan activiteiten die de nationale veiligheid
kunnen schaden;
c. gegevens betreffende lidmaatschap van of steunverlening aan organisaties die doeleinden
nastreven, dan wel ter verwezenlijking van hun doeleinden middelen hanteren, die aanleiding geven
tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische
rechtsorde;
d. gegevens betreffende overige persoonlijke gedragingen en omstandigheden, naar aanleiding
waarvan betwijfeld mag worden of de betrokkene de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende
plichten onder alle omstandigheden getrouwelijk zal volbrengen.
Het resultaat van een vertrouwensonderzoek kan zijn een verklaring dat uit het oogpunt van de
nationale veiligheid er geen bezwaar bestaat tegen vervulling van een bepaalde vertrouwensfunctie
door een bepaalde persoon, of een weigering van deze verklaring.
Na de aanwijzing als vertrouwensfunctie wordt telkens na vijf jaren nagegaan of de aanwijzing
gehandhaafd moet blijven. Voor het instellen van een hernieuwd29 veiligheidsonderzoek is de
instemming van de betrokkene niet vereist.
Er zijn tot op heden geen gemeentelijke functies in het veiligheidsdomein aangewezen30 als
vertrouwensfunctie. Dit neemt niet weg dat mogelijk vertrouwensfuncties binnen gemeenten
aangewezen kunnen worden indien de nationale veiligheid in het geding is.
2.3 Instrumentarium
In deze paragraaf beschrijven we het instrumentarium dat gemeenten ter beschikking staat om
risico’s op het gebied van integriteit te beperken. Dit instrumentarium bestaat uit diverse
screeningsmethodieken.
Een noot vooraf bij de inzet van het instrumentarium
Vanuit het oogpunt van de bescherming van persoonsgegevens van de kandidaat is het vanaf 25
mei 2018 aan de gemeente om vooraf te toetsen of een beroep kan worden gedaan op een of
meerdere grondslagen in de AVG en moet tevens voldaan worden aan de eisen uit artikel 8 van het
EVRM. Voor alle te verwerken (persoons)gegevens zal dus vooraf bepaald moeten worden of aan
29 Bijvoorbeeld op basis van informatie uit de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en van gegevens als
bedoeld in de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag BES alsmede van
gegevens als bedoeld in de Wet politiegegevens (art. 9 lid 2 Wvo).
30 Art. 3 Wvo.
57387
17
het voorgaande wordt voldaan en gelden er dus grenzen op basis van de AVG. Door een gemeente
kan in beginsel niet gevraagd worden naar ‘bijzondere persoonsgegevens’, tenzij wordt voldaan aan
een wettelijke uitzondering. Alvorens persoonsgegevens worden verzameld, gebruikt, geraadpleegd
of anderszins verwerkt, dient het voor de betrokkene (de kandidaat) kenbaar en voorzienbaar, dus
transparant te zijn dat zijn / haar persoonsgegevens worden verwerkt (art. 8 lid 2 van het EVRM).
2.3.1 Handreikingen om risicovolle functies in kaart te brengen
Naast de reeds genoemde ‘Handleiding screening personeel’ uit 2016 van de IBD zijn er ook
andere handreikingen waarmee risicovolle functies in kaart gebracht kunnen worden. Het betreft
bijvoorbeeld de ‘Handreiking kwetsbare functies - van kwetsbaar naar weerbaar’ (Bureau
Integriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS), 2010), de ‘Leidraad aanwijzing
vertrouwensfuncties’ (Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, 2014) en de brochure ‘Screening
van personeel’ (Justis, 2017).
Om de proportionaliteit van de inzet van screeningsmethodieken te kunnen bepalen is inzicht nodig
in de risico’s van bepaalde functies. Daartoe kunnen gemeenten bijvoorbeeld een risico-
inventarisatie uitvoeren waarmee kwetsbare / risicovolle functies in kaart kunnen worden gebracht.
In de opgesomde handreikingen worden op hoofdlijnen de volgende risicovolle factoren van een
functie genoemd:
toegang tot vertrouwelijke informatie
omgaan met geld (bijvoorbeeld betalingen verrichten of het innen van belastingen)
machtspositie (bijvoorbeeld handhaving en toezicht)
toekennen rechten/bevoegdheden aan personeel en/of burgers en bedrijven (bijvoorbeeld
vergunningen, subsidies, uitkeringen)
beoordelen en adviseren
uitbesteden / inkoop (het aanschaffen van goederen en diensten)
solistisch kunnen handelen.
2.3.2 Het instrumentarium bij pre-employment en in-employment
Bij de inzet van het instrumentarium door gemeenten zijn een tweetal fases te herkennen: de pre-
employment- en de in-employment-fase. Binnen deze fases kan een onderverdeling worden
gemaakt van minder ingrijpende naar ingrijpende instrumenten waarmee risico’s beperkt kunnen
worden. Langs deze lijn worden onderstaand de instrumenten beschreven. Indien een gemeente
(nog) geen gebruik kan maken van het instrumentarium dan wel dat een andere grondslag vereist
is, wordt dat aangegeven.
Pre-employment
Gemeenten hebben de bevoegdheid een onderzoek uit te voeren waaruit moet blijken of de
kandidaat in voldoende mate beschikt over de hoedanigheden tot het verrichten van de hem op te
dragen werkzaamheden. De algemene grondslag is 125 e.v. van de Ambtenarenwet in samenhang
met art. 2:2 van het CARUWO. Over de aard en vorm van een dergelijk onderzoek is niets bepaald.
57387
18
Het instrumentarium in de fase van pre-employment:
Het sollicitatiegesprek
De gemeentelijke werkgever hanteert in de praktijk standaard een sollicitatiegesprek. Dit gesprek is
veelal gericht op het aannemen van de kandidaat ambtenaar waarbij kennis en kunde
(competenties) worden getoetst. De sollicitatieprocedure kan de werkgever echter ook inzetten als
instrument om integriteitsrisico’s te checken. Tijdens het sollicitatiegesprek kan aandacht worden
besteed aan thema’s als integriteit, privacy, nevenfuncties en/of -werkzaamheden en
informatieveiligheid.
Bestudering van curriculum vitae (cv)
Het cv bevat een overzicht van het arbeidsverleden en werkervaring van een kandidaat.
Bestudering van het cv is net als het sollicitatiegesprek veelal gericht op de kennis en kunde van de
kandidaat. Vanuit het oogpunt van risicobeperking kan echter ook gekeken worden naar
bijvoorbeeld hiaten, nevenwerkzaamheden, privé-activiteiten of andere informatie die
aanknopingspunten biedt om door te vragen op aspecten van integriteit.
Opvragen van originele diploma’s en cijferlijsten / certificaten / getuigschriften
Diploma’s, cijferlijsten en certificaten geven aan wat de resultaten / waarderingen zijn van een
opleiding / onderwijs, cursus of andere ervaring. De gemeente kan vanuit het oogpunt van
risicobeperking de originelen opvragen en daarmee fraude voorkomen.
Controle van paspoort of identiteitskaart
Een gemeente kan de identiteit van de persoon verifiëren (‘identificeren’) bijvoorbeeld in het kader
van een sollicitatiegesprek.31
Gesprek over integriteit / afnemen van een integriteitstest
Met een gesprek specifiek over integriteit of met een (digitale) integriteitstest als onderdeel van de
selectieprocedure kan de gemeente vooraf meer te weten te komen over iemands oordeel over
integriteit. Door dilemma’s voor te leggen, kan iemand getest worden op regelkennis, alertheid en
openheid.
Het laten invullen van een vragenlijst / eigen verklaring door de kandidaat ambtenaar
Een vragenlijst of eigen verklaring geeft de geschiktheid aan van de kandidaat. Hierin kunnen
vragen aan bod komen als: bent u in de afgelopen vijf jaar wel eens ontslagen? Bent u in het
verleden getoetst op integriteit of vakbekwaamheid, en zo ja: is er een voorbehoud gemaakt? Ook
31 Bij de sollicitatieprocedure mag door de gemeente niet zomaar een kopie van het paspoort worden gemaakt
en worden verwerkt (in verband met het BSN-nummer op het paspoort of ID-kaart). Het BSN-nummer moet
dus zijn afgeschermd.
57387
19
kan ervoor gekozen worden de kandidaat een verklaring af te laten afleggen over deze
onderwerpen en deze te laten ondertekenen.
Het checken van referenties
Referenten, bijvoorbeeld vorige werkgevers of opdrachtgevers, kunnen bepaalde aspecten uit het
(recente) arbeidsverleden van een kandidaat bevestigen. Hierdoor kan bijgedragen worden aan de
integriteitstoets van een gemeente. De kandidaat moet zelf referenten hebben opgegeven of moet
op de hoogte zijn dat anderen dan opgegeven referenten kunnen worden bevraagd. In het laatste
geval moet eerst toestemming van de kandidaat zijn verkregen voor het bevragen van niet-
opgegeven referenten aldus de NVP Sollicitatiecode.32
Openbare bronnen / open bronnenonderzoek
Er zijn verschillende openbare registers waarin (persoons)gegevens zijn opgenomen over de
(financiële) achtergrond van een kandidaat. Zo zijn er bijvoorbeeld het curateleregister, het centraal
insolventieregister, het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en het BKR
(kredietregistratie).33 Deze voorbeelden zijn vormen van openbare bronnen die iedereen (soms
tegen betaling) kan raadplegen. Voor het BKR geldt dat alleen de kandidaat de aanvraag kan
indienen voor een afschrift.
Naast deze openbare registers kan een gemeente via zoekmachines als bijvoorbeeld Google en
wieowie.nl veel te weten komen over (mogelijke integriteitsaspecten en betrouwbaarheid van)
kandidaten. Ook zakelijke en persoonlijke gegevens via LinkedIn, Twitter of Facebook, blogs of
reacties op internetfora zijn voor handen.
De Europese privacy toezichthouder (de zogenoemde Artikel 29-werkgroep) heeft hierover
recentelijk een opinie aangenomen.34 In de opinie wordt de hoofdregel aangegeven dat een ‘online
onderzoek’ niet kan, tenzij een wettelijke grondslag aanwezig is en dat de eisen van
noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit, gelden voor alle gegevensverwerkingen
32 De NVP Sollicitatiecode bevat basisregels die arbeidsorganisaties (bedrijven en instellingen die
arbeidsrelaties aangaan) en sollicitanten naar het oordeel van de Nederlandse Vereniging voor
Personeelsmanagement & Organisatieontwikkeling (NVP) in acht behoren te nemen bij de werving en selectie
ter vervulling van vacatures. Het doel van de code is een norm te bieden voor een transparante en eerlijke
werving en selectieprocedure. De code is chronologisch opgebouwd vanaf het ontstaan van de vacature tot de
aanstelling.
33 https://insolventies.rechtspraak.nl/, https://curateleenbewindregister.rechtspraak.nl/,
https://www.kvk.nl/zoeken/handelsregister/ en https://www.bkr.nl/
34 Opinion 2/2017 on data processing at work, 8 juni 2017. Opinies zijn geen wet- of regelgeving, maar zijn wel
zeer gezaghebbend in de praktijk.
57387
20
gedurende de gehele screeningsprocedure.35 Op basis van de eis van kenbaarheid (ex artikel 8
EVRM) voor de kandidaten moet een betrokkene vooraf en nadien over een voorgenomen open
bronnenonderzoek worden geïnformeerd. Verder volgt uit de opinie dat een werkgever verplicht is
tot het maken van afwegingen, bijvoorbeeld of de ‘online’ gegevens een zakelijk dan wel
privékarakter hebben, waarbij het bekijken van zakelijke online informatie eerder gerechtvaardigd
lijkt te zijn.
Voormalig Minister van SZW Asscher heeft onlangs nog een reactie gegeven op deze opinie. In zijn
reactie is opgenomen dat ‘de opinie geen directe gevolgen heeft voor de Nederlandse wet- en
regelgeving; het gaat hier om een uitleg van bestaande regelgeving door een onafhankelijk
adviesorgaan van Europese privacy-toezichthouders. De artikel 29-werkgroep heeft deze opinie
uitgebracht om duidelijkheid te scheppen over de balans tussen de belangen van werkgevers en het
recht op privacy van (toekomstige) werknemers’. Ten aanzien van de vraag of werkgevers gebruik
mogen maken van online profielen die een professioneel doeleinde hebben, zoals een online cv,
geeft hij aan: ‘Een werkgever mag uitsluitend een inbreuk maken op het recht op bescherming van
persoonlijke levenssfeer van de (toekomstige) werknemer indien daarvoor een wettelijke grondslag
aanwezig is. Dit geldt ook voor het gebruik maken van online profielen van een sollicitant. In een
sollicitatieprocedure zal een werkgever moeten kunnen onderbouwen dat een online check
noodzakelijk is voor het behartigen van een gerechtvaardigd belang. Als er sprake is van een profiel
dat een professioneel doeleinde dient, zal daar eerder sprake van kunnen zijn dan als het een privé
profiel betreft. Van belang is bovendien dat werkgevers vooraf transparant zijn over het feit dat een
online screening onderdeel uitmaakt van de procedure, en dat gegevens die tijdens een screening
worden verzameld niet langer bewaard worden dan noodzakelijk is’.36
De Nederlandse Vereniging voor Personeelsmanagement & Organisatieontwikkeling (NVP) heeft
een sollicitatiecode37 vastgesteld (‘zelfregulering’) en deze sollicitatiecode is breed geaccepteerd.
Het gebruik van ‘open bronnen’ en/of ‘openbare informatie’ lijkt in de sollicitatiecode geaccepteerd
te worden zolang de bron wordt vermeld. Opgemerkt wordt dat bij het gebruik van deze bronnen
aan de eisen van noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit voldaan moet worden. Dit is
ook conform bovenstaande opinie van de Artikel 29-werkgroep en de reactie van de voormalige
minister van SZW.
Vragen van een verklaring omtrent het gedrag (VOG)
Een VOG is een verklaring op basis van een onderzoek naar justitiële documentatie waaruit blijkt
dat het gedrag van de kandidaat in het verleden geen bezwaar vormt voor het vervullen van een
specifieke taak of functie (art. 28 Wjsg). In de verklaring worden geen mededelingen gedaan over
35 Vergelijk ook het Onderzoek naar de verwerking van persoonsgegevens bij pre- en in - employment
screening inzake Hoffmann B.V. van de Autoriteit Persoonsgegevens (23 mei 2016).
36 28 september 2017, Tweede Kamer, vergaderjaar 2017–2018, Aanhangsel nr. 74.
37 Zie de sollicitatiecode van juni 2016 op https://nvp-plaza.nl/download/?id=624
57387
21
de geregistreerde justitiële gegevens; er wordt uitsluitend vermeld dat niet is gebleken van
bezwaren tegen die persoon. Indien de kandidaat geen strafblad heeft, wordt de VOG altijd
verleend. Een VOG wordt slechts geweigerd ‘indien in de justitiële documentatie met betrekking tot
de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de
samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan het doel waarvoor de verklaring
omtrent het gedrag wordt gevraagd, in de weg zal staan’ (artikel 35 Wjsg).
Er is geen plicht38 voor een gemeente om een VOG van een kandidaat te vragen. De gemeente kan
een VOG verlangen op grond van art. 2:2 lid 3 CARUWO. Vanaf 1 januari 2018 is deze mogelijkheid
uitgebreid in situaties van functiewijziging, overplaatsing of tewerkstelling. De gemeente bepaalt,
afhankelijk van de taken die kandidaat gaat uitvoeren, waarop wordt gescreend. Op het VOG-
aanvraagformulier moet de gemeente als werkgever verplicht aangeven op welke functieaspecten
zij de betreffende kandidaat wil laten screenen.39 Bij deze screening wordt door Justis gekeken naar
de relatie tussen het werk dat de kandidaat gaat doen en de delicten op zijn of haar strafblad.
Er bestaan twee soorten screeningsprofielen: een algemeen en een specifiek.40 Het algemene
screeningsprofiel is onderverdeeld in acht risicogebieden (informatie, geld, goederen, diensten,
zakelijke transacties, proces, aansturen organisatie en personen).41 Voor bijvoorbeeld
buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) is er een specifiek screeningsprofiel42 waarbij de
juridische grondslag is te vinden in art. 142 lid 2 Wetboek van strafvordering in samenhang met
artikel 17 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar en paragraaf 3.3 van de
Beleidsregels buitengewoon opsporingsambtenaren. Daarnaast is het altijd mogelijk om de
betrouwbaarheid tussentijds te toetsen. Mocht bij deze tussentijdse toetsing twijfels bestaan omtrent
de betrouwbaarheid of blijken dat de boa niet meer betrouwbaar is, dan kan de bevoegdheid
worden opgeschort of ingetrokken. Of de boa nog betrouwbaar is wordt vastgesteld aan de hand
van de justitiële documentatie of politiële informatie afkomstig van de toezichthouder en/of de direct
toezichthouder. Bij verstrekking van deze informatie kan advies worden gevraagd aan de
toezichthouder en/of de direct toezichthouder. Ook feiten die (nog) niet tot strafrechtelijke vervolging
38 De wetgever heeft voor enkele specifieke beroepen in regelgeving vastgelegd dat een VOG in ieder geval
verplicht is, bijvoorbeeld voor leraren en taxichauffeurs.
39 Het screeningsprofiel is uitsluitend gekoppeld aan het doel waarvoor de betrokkene de VOG aanvraagt, zie
Kamerstukken II 2010/11, 32 763, nr. 3, p. 8.
40 Er zijn een aantal specifieke screeningsprofielen ontwikkeld, speciaal voor bepaalde beroepsgroepen dan
wel bepaalde doelen:
https://www.justis.nl/binaries/Screeningsprofielen%20met%20ingang%20van%201%20jan%202018-
versie%201.3_tcm34-296676.pdf
41 Er geldt hierbij een standaard terugkijktermijn van vier jaren.
42 Bij de toets aan dit screeningsprofiel geldt een terugkijktermijn van tien jaren.
57387
22
hebben geleid worden meegenomen bij het bepalen of de boa nog betrouwbaar kan worden
geacht.43
In-employment
Bij de in-employment-fase mogen gemeenten onderstaand instrumentarium inzetten met als
grondslag art. 125 e.v. van de Ambtenarenwet in samenhang met hoofdstuk 15 van het CARUWO.
Ook hier moet aandacht besteed worden aan de bescherming van persoonsgegevens zoals eerder
is aangegeven bij de ‘pre-employment’-fase.
Het instrumentarium in de fase van ‘in-employment’:
Integriteitsbeleid (Gedragscode)
Op grond van art.125 en 125quater van de Ambtenarenwet heeft de gemeente de taak ‘een
integriteitsbeleid voor goed ambtelijk handelen’ op te stellen dat in ieder geval aandacht besteedt
aan het bevorderen van integriteitsbewustzijn en aan het voorkomen van misbruik van
bevoegdheden, belangenverstrengeling en discriminatie. Het integriteitsbeleid maakt een vast
onderdeel uit van het personeelsbeleid door in ieder geval integriteit in functioneringsgesprekken en
werkoverleg aan de orde te stellen en door het aanbieden van scholing en vorming op het gebied
van integriteit.
Voeren van een periodiek gesprek (inzake functioneren)
Een gesprek met de ambtenaar kan gaan over diens functie en de uitoefening ervan in relatie tot
integriteitsaspecten. Een dergelijk periodiek gesprek is dan gebaseerd op art. 125 van de
Ambtenarenwet in samenhang met art. 15:1:15 van het CARUWO. Hierin is bepaald dat het college
kan bepalen dat met inachtneming van door het college te stellen regels over de ambtenaar
periodiek een beoordeling wordt uitgebracht omtrent de wijze waarop hij zijn functie vervult en
omtrent zijn gedragingen tijdens de uitoefening daarvan.
Gesprek over integriteit / afnemen van een integriteitstest
Met bijvoorbeeld een (digitale) integriteitstest of een gesprek over integriteit kan de gemeente
gedurende het dienstverband meer te weten te komen over iemands integriteit. Tijdens een dergelijk
gesprek kunnen actuele dilemma’s besproken worden of kan de medewerker getest worden op
alertheid, openheid en regelkennis op het gebied van integriteit.
Controle van paspoort of identiteitskaart
Een gemeente is verplicht tot het vaststellen van de identiteit van een werknemer. In artikel 28,
eerste lid, onder f, van de Wet op de loonbelasting 1964 is bepaald dat de inhoudingsplichtige
gemeente is gehouden van de werknemer die loon uit tegenwoordige dienstbetrekking geniet de
43 Zie paragraaf 3.3 van de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar. Boa’s zijn in bezoldigde
overheidsdienst, maar hierop kunnen een aantal uitzonderingen van toepassing zijn zoals opgenomen in
paragraaf 3.1 van de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar.
57387
23
identiteit vast te stellen aan de hand van een document als bedoeld in de Wet op de
identificatieplicht.44
Het afleggen van de eed / belofte
Na indiensttreding dient een ambtenaar de eed of belofte af te leggen. Daarmee belooft de
ambtenaar integer te handelen en te hebben gehandeld bij verkrijging van de aanstelling. In art.
125q Ambtenarenwet en 15:1:a CARUWO is vastgelegd dat de ambtenaar verplicht is de eed of
belofte af te leggen die bij wet, bij instructie of bij besluit van het college is voorgeschreven.
VOG aanvragen bij functiewijziging, overplaatsing of tewerkstelling
De gemeente kan een VOG verlangen van de kandidaat op grond van art. 2:2 lid 3 CARUWO.
Vanaf 1 januari 2018 is deze mogelijkheid uitgebreid door aan artikel 2:2 CARUWO een vierde lid45
toe te voegen waardoor een werkgever ook gedurende de aanstelling een VOG kan vragen. Deze
mogelijkheid is echter beperkt tot situaties waarin de medewerker andere werkzaamheden gaat
doen, namelijk bij functiewijziging, overplaatsing of tewerkstelling.
44 Het betreft een geldig reisdocument, of een Nederlandse identiteitskaart en vervangende Nederlandse
identiteitskaart, de documenten waarover een vreemdeling ingevolge de Vreemdelingenwet 2000 moet
beschikken ter vaststelling van zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie en een geldig nationaal,
diplomatiek of dienstpaspoort dat is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de
Europese Gemeenschappen of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese
Economische Ruimte, voor zover de houder de nationaliteit van die andere lidstaat bezit. Een rijbewijs kan
hiervoor dus niet gebruikt worden.
45 Lid 4: Bij een functiewijziging, tewerkstelling of overplaatsing kan als vereiste worden gesteld dat de
ambtenaar een recente verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in lid 3 overlegt.
57387
24
3. Case studies
3.1 Verkennend onderzoek bij vijf gemeenten
In deze paragraaf beschrijven we de resultaten van de verkenning van vijf case studies bij
gemeenten.46 Het doel van deze case studies is inzicht te krijgen in hoeverre gemeenten in de
praktijk zicht hebben op risicovolle functies bij de beoefening van taken binnen het
veiligheidsdomein. Daarnaast is het doel om inzicht te krijgen in hoeverre en op welke wijze door
gemeenten gebruik wordt gemaakt van het beschikbare instrumentarium wat betreft screening en
overige risico beperkende maatregelen.
In onderstaande paragrafen presenteren we de feitelijke bevindingen per gemeente.47 Deze
bevindingen zijn het resultaat van documentanalyse en verdiepende gesprekken met medewerkers
van de respectievelijke gemeenten. We geven de bevindingen zodanig weer dat deze niet naar de
gemeenten te herleiden zijn. De gemeenten worden daarom aangeduid met de letters A t/m E. We
hanteren per gemeente de volgende indeling:
Contextschets
Het gaat hierbij om de omvang en ligging van de gemeente, de aard van de gemeentelijke
problematiek binnen het veiligheidsdomein en eventuele overige relevante actualiteiten.
Kwetsbare functies
Dit zijn de functies die door de gemeente als kwetsbaar worden gezien. Primair gaat het hier om
functies binnen het veiligheidsdomein. Daarnaast wordt beschreven op welke wijze deze functies
zijn geïdentificeerd.
Inzet instrumentarium
Hierbij gaat het om de inzet van het beschikbare instrumentarium om risico’s en kwetsbaarheden in
te perken. Daarbij kan het gaan om organisatorische maatregelen en screening.
Screeningsbehoefte
Hier beschrijven we de eventuele aanvullende behoefte die binnen gemeenten leeft op het gebied
van screening.
46 De case studie is bij vijf gemeenten uitgevoerd. Ondanks het feit dat er rekening is gehouden met grootte,
problematiek en geografische ligging, is dit geen volledig representatieve steekproef.
47 Bij de beschrijving van deze paragrafen is onder meer geput uit de gesprekken, opgestelde factsheets,
nadere reacties van de gemeenten op de factsheets en ontvangen documenten.
57387
25
3.2 Gemeente A
3.2.1 Contextschets
Gemeente A is een 100.000+ gemeente gelegen in het zuiden van het land. De gemeente is
bekend met problematiek op het gebied van ondermijning en organiseert interne activiteiten op dit
thema. Tevens worden er jaarlijks grote evenementen in de gemeente georganiseerd, waarbij de
integriteit van medewerkers op de proef wordt gesteld. Binnen het veiligheidsdomein van de
gemeente zijn een aantal voormalig medewerkers van de politie werkzaam. In het kader van de
case studie hebben we gesproken met de gemeentesecretaris, corporate controller, specialist
veiligheid, strategisch adviseur veiligheid, teammanager Veiligheid, hoofd Juridische Zaken,
medeweker HR beleid en P&O manager.
3.2.2 Kwetsbare functies
Door middel van een risicoanalyse zijn kwetsbare functies geïdentificeerd - Binnen gemeente
A zijn op basis van een risicoanalyse kwetsbare functies binnen het veiligheidsdomein aangewezen.
Deze risicoanalyse is gemaakt op basis van een sjabloon. Dat sjabloon is specifiek opgesteld voor
het maken van een risicoanalyse binnen het veiligheidsdomein48 en gebaseerd op de ‘Leidraad
aanwijzing vertrouwensfuncties’ en de 'Kwetsbaarheidsanalyse Spionage' (KWAS), beide van de
AIVD. In beide documenten is het criterium waaraan getoetst is 'toegang tot kwetsbare
informatiesystemen'. Binnen gemeente A is een ambtenaar in het veiligheidsdomein
verantwoordelijk voor het identificeren van kwetsbare functies. Met ondersteuning van een
medewerker van de afdeling personeelszaken heeft de ambtenaar aan de hand van de
risicoanalyse kwetsbare functies geïdentificeerd.
Alle functies binnen het veiligheidsdomein worden als risicovol aangemerkt - Een uitkomst
van de risicoanalyse is dat alle functies binnen het domein veiligheid (enige mate van)
kwetsbaarheid met zich meebrengen. Een groot aantal functies binnen het veiligheidsdomein wordt
door de toegang tot bepaalde vertrouwelijke informatie als dusdanig kwetsbaar bestempeld dat
verdergaande screening dan op dit moment mogelijk is, gerechtvaardigd zou zijn, aldus gemeente A
op basis van hun risicoanalyse. Dit geldt voor de functies: Adviseur OOV, Specialist Veiligheid,
Procesregisseur, Informatie coördinator, Informatieanalist, Coördinator BIBOB, Coördinator
Ondermijning, Specialist Veiligheid en Coördinator interne weerbaarheid. In gemeente A wordt
binnen het domein veiligheid niet expliciet onderscheid gemaakt tussen verschillende risiconiveaus.
Dit gebeurt volgens gemeente A wel impliciet door een functiespecifieke VOG aan te vragen.
Naast kwetsbare functies zijn ook kwetsbare processen in kaart gebracht - Een van de
kwetsbare processen heeft betrekking op de aanpak van georganiseerde criminaliteit. Bij dit proces
48 Gemeenten zijn op uiteenlopende wijze georganiseerd en gebruiken uiteenlopende terminologie om de
groep personen aan te duiden die zich bezig houden met het thema veiligheid. Vanuit het oogpunt van
eenduidigheid noemen wij deze groep mensen in deze rapportage het ‘veiligheidsdomein’ of ‘domein
veiligheid’.
57387
26
zijn verschillende ambtenaren betrokken, ook ambtenaren die niet werkzaam zijn in het
veiligheidsdomein. Gemeente A is dan ook van mening dat de risico’s in het veiligheidsdomein
samenhangen met risico’s in andere domeinen (zoals ICT, Sociaal, Ondersteunend en
Dienstverlenend) waar met vertrouwelijke of gevoelige informatie wordt omgegaan.
3.2.3 Inzet instrumentarium
Er wordt gebruik gemaakt van beheersmaatregelen om risico’s in te perken - Binnen
gemeente A worden in het veiligheidsdomein diverse beheersmaatregelen ingezet om risico’s te
beperken. Deze beheersmaatregelen zijn deels gekoppeld aan de risicoanalyse.
Een maatregel die voor iedereen geldt, onafhankelijk van het risicoprofiel van een bepaalde functie,
is dat integriteit deel uitmaakt van het functioneringsgesprek tussen een medewerker en zijn/haar
leidinggevende. Verder bestaat er een gemeentelijke gedragscode en dienen medewerkers de
ambtseed af te leggen. Tevens gaan medewerkers in sessies ‘morele oordeelvorming’ met elkaar in
gesprek over mogelijke issues op het gebied van integriteit en hoe daarmee om te gaan.
Er gelden aanvullende beheersmaatregelen in het veiligheidsdomein - Naast deze meer
generieke maatregelen wordt binnen het veiligheidsdomein ook gewerkt met functieroulatie
waarmee wordt voorkomen dat medewerkers te lang op een bepaalde positie zitten. Verder wordt,
voor bepaalde transacties of handelingen, het vierogenprincipe toegepast waardoor de kans op
frauduleus handelen wordt verkleind.
De bestaande maatregelen worden volgens gemeente A nog niet optimaal benut - Gemeente
A is van mening dat de beheersmaatregelen nuttig zijn en goed werken, maar er wordt nog niet
maximaal gebruik gemaakt van de maatregelen om risico’s op het gebied van integriteit te
beperken. Zo kan volgens gemeente A zelf beter regie worden gevoerd op het thema weerbaarheid
binnen de gemeente en kan er nog harder worden gewerkt aan het structureel onder de aandacht
brengen ervan.
Alle medewerkers dienen een VOG te overleggen en binnen het veiligheidsdomein gelden
aanvullende eisen - Binnen gemeente A wordt gebruik gemaakt van uiteenlopende
screeningsmethodieken. Elke medewerker van de gemeente dient een VOG te overleggen. Het
invullen van het werkgeversdeel van de VOG kan door verschillende personen worden gedaan.49
Om eenduidig te handelen is in een protocol per afdeling en/of taakinhoud aangegeven welke
categorieën voor welke nieuwe medewerker moet worden aangekruist.
Daarnaast wordt voor alle nieuwe medewerkers binnen het veiligheidsdomein (ook voor de
medewerkers die intern worden overgeplaatst naar de afdeling veiligheid) een VOG aangevraagd
met een specifiek screeningsprofiel “(buitengewoon) opsporingsambtenaar”.
Verder worden referenties gecheckt van sollicitanten in het veiligheidsdomein. Dit gebeurt met
instemming vooraf van betrokkene zelf. Deze referenties worden gecheckt door een medewerker
49 Dit kan echter niet door de persoon zelf gedaan worden die een VOG aanvraagt.
57387
27
van het veiligheidsdomein (eventueel) in afstemming met de afdeling personeelszaken. Boa’s van
Stadstoezicht en medewerkers van het RIEC ondergaan een ‘BGO-lang’50. Deze screening wordt
door de politie uitgevoerd.51
Medewerkers worden niet periodiek gescreend. Mogelijk komt daar in de nabije toekomst wel een
wijziging in. De screening wordt uitgevoerd door medewerkers van het veiligheidsdomein, met
ondersteuning van de afdeling personeelszaken.
3.2.4 Screeningsbehoefte
Gemeente A geeft aan behoefte te hebben aan aanvullende mogelijkheden op het gebied van
screening - De behoefte aan extra screening komt voort uit de eigen analyse dat bepaalde
kwetsbare functies binnen het veiligheidsdomein kunnen beschikken over dusdanig gevoelige
informatie dat bestaande risico beperkende maatregelen en screeningsmethodieken onvoldoende
waarborgen bieden om risico’s tegen te gaan. Volgens gemeente A kan men met fysieke noch
organisatorische maatregelen de risico’s op het doorspelen, verkopen, wijzigen dan wel
manipuleren van informatie afdoende inperken.
Gemeente A geeft aan dat de gevoelige informatie onder meer betreft persoonsinformatie over het
vrijkomen of verloven van gedetineerden en ex-gedetineerden alsmede de reden van detentie
(strafrechtelijke informatie), persoonsinformatie over personen binnen de Jeugdzorg (GCOS),
persoonsinformatie (persoons- en adresgegevens, overtredingen en huisregelovertredingen) op het
gebied van voetbalhooliganisme, huisverboden (persoonsgegevens uit huis geplaatsten,
achterblijvers, financiële informatie van het gezin), persoonsgegevens (inclusief medische
gegevens) over zedenzaken (zowel dader als slachtoffer) of verwarde personen, mondelinge
toelichting van politie en OM op lopende onderzoeken, Basisregistratie Personen – zowel lokaal als
landelijk, informatie over personen die in verband worden gebracht met radicalisering of
extremisme, informatie over verbanden tussen personen die in beeld zijn bij de
inlichtingeneenheden / politie en raakvlakken met de gemeente en informatie over waar
hennepruimingen hebben plaatsgevonden en wie als verdachte is aangemerkt.
50 Door gemeenten wordt het ‘BGO’ zoals dat door de politie wordt uitgevoerd gezien als een
screeningsinstrument. Technisch gezien is echter geen sprake van een screeningsinstrument, maar van een
verzameling aan methodieken/instrumenten in het kader van de aanstelling als politieambtenaar. In de
beschrijvingen van de case studies waar ‘BGO’ door gemeenten wordt gehanteerd gaat het dus om een
screening zoals bij politieambtenaren.
51 Er is een uitvoeringspraktijk ontstaan waarbij de politie ook gemeentelijke medewerkers screent, daarvoor is
nu geen wettelijke bevoegdheid. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd waarbij is aangegeven dat deze
tijdelijke oplossing blijft bestaan opdat kan worden bepaald hoe de screening van deze medewerkers geregeld
dient te worden. Deze situatie komt in meerdere case studies aan de orde.
57387
28
Er is behoefte aan uitbreiding van screening binnen het veiligheidsdomein, maar ook naar
verbreding tot andere domeinen - Omdat (een deel van de) ambtenaren binnen het
veiligheidsdomein de beschikking heeft over eerder genoemde informatie is het volgens gemeente
A noodzakelijk de mogelijkheden tot het uitvoeren van screening uit te breiden naar een screening
zoals de politie die voor het eigen personeel hanteert. Daarmee wordt tevens de preventie versterkt
aldus gemeente A. Naast uitbreiding van de screeningsmogelijkheden bestaat ook de wens
screening breder dan het veiligheidsdomein in te zetten (bijvoorbeeld bij ICT of Vastgoed).
Daarnaast bestaat de wens screening uit te breiden van alleen instroomvoorwaarde naar een
periodieke screening (gedurende het dienstverband).
De behoefte tot extra screening komt niet door druk vanuit externe partijen - Vanuit partijen
als de politie en het Openbaar Ministerie wordt geen eis op tafel gelegd dat medewerkers van de
gemeente gescreend moeten worden om over de genoemde informatie te mogen beschikken. Deze
behoefte aan aanvullende screeningsmogelijkheden komt vanuit de gemeente zelf en in het
bijzonder vanuit het veiligheidsdomein.
3.3 Gemeente B
3.3.1 Contextschets
De gemeente is een 100.000+ gemeente gelegen in het noorden van het land. De gemeente heeft
te maken met georganiseerde criminaliteit in de regio en maakt zich daarom hard voor
bewustwording en awareness met betrekking tot integriteit. Het RIEC heeft onlangs een presentatie
gegeven aan het gemeentebestuur over het ondermijningsbeleid en potentiële valkuilen voor
bestuurders. In het kader van de case studie hebben we gesproken met de gemeentesecretaris,
integriteitcoördinator, teamleider JZ en teamleider Inkoop en adviseur OOV en team Organisatie &
Advies, Werving & Selectie.
3.3.2 Kwetsbare functies
Er wordt geen gebruik gemaakt van risicoanalyses en andere tools - Binnen gemeente B wordt
geen gebruik gemaakt van risicoanalyses, risico-inventarisaties, risicomatrices en risicoprofielen. Er
wordt gesteld dat men hier nooit volledig in kan zijn en dat er een variëteit aan functies is, die tevens
verspreid is over de gehele gemeentelijke organisatie en inhoudelijk verschillend zijn. Tevens wordt
aangegeven dat omgevingsfactoren mede bepalend zijn, waardoor de meerwaarde en preventieve
werking van dergelijke analyses in twijfel wordt getrokken.
Binnen het veiligheidsdomein zijn geen kwetsbare functies geïdentificeerd - Er is geen lijst
van risicovolle functies opgesteld of een (recente) risicoanalyse op functies uitgevoerd. Er is een
document opgesteld over criteria voor kwetsbare functies, maar dit betreft geen lijst met specifieke
functies. Het startpunt hierbij zijn kwetsbare processen. Het document was bedoeld voor de
gesprekken met medewerkers in het kader van functioneringsgesprekken, maar het document wordt
niet of nauwelijks meer gebruikt. Volgens gemeente B zijn deze criteria voor kwetsbare functies ook
van toepassing op het sociaal domein (WMO-functionarissen), het fysieke domein, vastgoeddomein,
in contacten met derden en op de communicatieafdeling. De noodzaak voor meer bewustwording
57387
29
ten aanzien van de risico’s die bepaalde functies met zich meebrengen, wordt onderkend, mede
gelet op het verschuiven van ‘ondermijningsactiviteiten’ richting de gemeentegrenzen.
Het creëren van bewustzijn en het voeren van gesprekken over integriteit wordt belangrijker
geacht dan identificatie van kwetsbare functies - Binnen gemeente B wordt vooral veel waarde
gehecht aan het creëren van bewustzijn bij ambtenaren. Daarnaast is er veel vertrouwen in
oprechte gesprekken met medewerkers over integriteit. Het (functionerings)gesprek wordt
belangrijker geacht dan, in hun ogen, kwantitatieve tools als een risicoanalyse. Men gaat er vanuit
dat deze gesprekken beter bijdragen aan inzicht over integer handelen en mogelijke (persoonlijke)
kwetsbaarheden van medewerkers dan dergelijke analyses. Houding, gedrag en het continu
creëren van bewustzijn met betrekking tot integriteit worden tevens belangrijker geacht dan het
bijhouden van lijsten met kwetsbare functies.
3.3.3 Inzet instrumentarium
Er wordt gebruik gemaakt van diverse risico beperkende maatregelen - Het werken aan
bewustwording bij medewerkers staat in gemeente B centraal. Door OOV-medewerkers is een
speciaal beveiligde laptop in gebruik vanwege de politie informatie die er op staat. Verder is in 2017
de gemeentelijke gedragscode herzien en het belang hiervan wordt vanuit het gemeentebestuur
onderschreven. In de gedragscode is aandacht voor informatieveiligheid, nevenfuncties, het gebruik
van openbare bronnen (onder andere sociale media) en het aannemen van geschenken. Er wordt
echter geen verbinding gelegd tussen de gedragscode en kwetsbare functies. Het algemene beeld
is dat werknemers zich gedragen conform deze gedragscode. Overige organisatorische en fysieke
maatregelen die worden getroffen tijdens de employment fase zijn: logging van bepaalde systemen,
toegangscontrole, autorisaties, wachtwoordbeheer, cleandesk policy en functiescheiding. De
continue aandacht voor integriteit en gemeentelijke integriteitskwesties uit het verleden hebben
geleid tot een groot moreel besef binnen de ambtelijke organisatie.
Er wordt beperkt onderscheid gemaakt tussen kwetsbare en reguliere functies bij de
screening - Screening wordt in gemeente B voor alle medewerkers op dezelfde manier uitgevoerd
(met uitzondering van medewerkers betrokken bij Veiligheidshuizen). De screening van nieuwe
medewerkers bestaat uit een sollicitatiegesprek, het aanvragen van een functiespecifieke VOG, het
inwinnen van referenties (intern en extern), een controle van diploma’s, certificaten, cijferlijsten en
curriculum vitae, controle van identiteitsbewijs en controle van ontslagbrieven en getuigschriften.
Gemeentelijke medewerkers worden niet periodiek gescreend en bij een interne functiewijziging
wordt niet opnieuw een VOG aangevraagd. Screening vindt zowel centraal als decentraal plaats
binnen de gemeente. Screening wordt meestal uitgevoerd door een teamleider, een
selectiecommissie of een medewerker van de beoogde afdeling (afhankelijk van de functie) en het
wordt gecoördineerd door een HR adviseur. Voor ingehuurde of gedetacheerde medewerkers geldt
dat een externe partij de VOG opvraagt en een voorselectie doet. Deze externe partij wordt door
interne medewerkers gecontroleerd en heeft geen toegang tot de gemeentelijke systemen.
57387
30
3.3.4 Screeningsbehoefte
Het effect van screening op risicobeperking wordt betwijfeld - Binnen gemeente B wordt
beperking van risico’s door zwaardere vormen van screening betwijfeld. Volgens gemeente B draait
het vooral om permanente hygiëne van de gemeentelijke organisatie, ook als medewerkers al (vele
jaren) in dienst zijn. Handelen op basis van goed vertrouwen is hierbij het fundament voor de
meeste functies.
Voor een aantal kwetsbare functies kan de inzet van zwaardere screening volgens gemeente
B wel van meerwaarde zijn - Bij zwaardere screening denkt de gemeente bijvoorbeeld aan een
BKR check, periodiek aanvragen van een VOG of het checken van informatie uit politiesystemen.
Zwaardere screening wordt als gelegitimeerd gezien vanuit het beperken van de risico’s met
betrekking tot het openbaar bestuur, het onderwerp ondermijning en voor zware (financiële)
functies.
De gemeente is indien nodig bereid hier intern het gesprek over aan te gaan met medewerkers. In
de interviews is echter naar voren gebracht dat goed moet worden nagedacht over het continuüm
tussen paranoia, naïviteit, privacy en welke screeningsmethodieken acceptabel worden geacht,
wanneer en voor welke functie.
Gemeente B ervaart geen externe druk om zwaardere screening uit te voeren - Vanuit de
ketenpartners of samenwerkingsverbanden komen geen signalen van behoefte aan extra screening
van gemeenteambtenaren in het veiligheidsdomein. Ook is er vanuit de partners geen sprake van
terughoudendheid bij het delen van informatie; dit wordt op basis van gevestigd goed vertrouwen
gedeeld. Op voorhand is niet te zeggen of dit ook het geval zal zijn indien er nieuwe medewerkers
van de gemeente betrokken worden bij een ketenoverleg.
3.4 Gemeente C
3.4.1 Contextschets
Gemeente C ligt in de Randstad en heeft een inwoneraantal tussen de 50.000 en 100.000. De
gemeente bevindt zich in de nabijheid van een van de grote steden en heeft mede daarom te
maken met georganiseerde criminaliteit en grootstedelijke problematiek. In het kader van de case
studie hebben we gesproken met de loco gemeentesecretaris, Unithoofd Juridische Zaken en
projectleider Ondermijning en de senior P&O manager.
3.4.2 Kwetsbare functies
Binnen het veiligheidsdomein zijn geen specifieke kwetsbare functies geïdentificeerd - Bij
gemeente C zijn binnen het veiligheidsdomein geen kwetsbare functies aangewezen. Wel leeft
binnen het veiligheidsdomein, en in het bijzonder binnen de afdeling die zich richt op de bestrijding
van ondermijning, het besef dat medewerkers kwetsbare functies bekleden. De kwetsbaarheid van
de functie zit met name in de beschikking over (mogelijk) gevoelige informatie, in het bijzonder
casusinformatie gerelateerd aan ondermijnende activiteiten. Dit maakt, aldus gemeente C, de
gemeente kwetsbaar maar ook de medewerkers zelf, doordat medewerkers door derden onder druk
gezet kunnen worden om informatie te delen.
57387
31
Binnen het veiligheidsdomein wordt geen risicoanalyse gemaakt, wel wordt impliciet een
onderscheid gemaakt in risiconiveaus - Er wordt geen risicoanalyse gemaakt en er worden geen
risicoprofielen gehanteerd. Impliciet worden wel verschillende risiconiveaus onderscheiden.
Medewerkers van de afdeling personeelszaken en het project ondermijning zijn alerter op het
moment dat een functie door henzelf als kwetsbaar(der) wordt geduid. Leidend daarin is de
informatie waarover een ambtenaar kan beschikken. Een analist, projectleider ondermijning,
BIBOB-functionaris en projectsecretaris kunnen de meeste informatie inzien (zoals strafdossiers) en
worden vanuit het project ondermijning gezien als zeer kwetsbaar. Dit geldt (in mindere mate) ook
voor deelprojectleiders binnen het project ondermijning en voor handhavers, omdat zij ook
beschikken over informatie op casusniveau. Dit impliciete onderscheid in risiconiveaus is niet door
vertaald naar verschillende vormen van aanvullende of zwaardere screening voor verschillende
functies.
Ook buiten het veiligheidsdomein worden kwetsbare functies gezien - Kwetsbare functies en
processen buiten het veiligheidsdomein betreffen medewerkers die betalingen verrichten bij de
afdeling financiën, medewerkers die veel contacten hebben met burgers en bedrijven, medewerkers
die betrokken zijn bij vastgoed en medewerkers betrokken bij inkoop / aanbestedingen, subsidies,
vergunningen en handhaving.
3.4.3 Inzet instrumentarium
Binnen het veiligheidsdomein worden diverse (aanvullende) maatregelen genomen om
risico’s in te perken - Gemeente C geeft aan dat ook binnen het veiligheidsdomein de
gemeentelijke gedragscode van kracht is. Daarnaast dient door de medewerkers de ambtseed te
worden afgelegd. Binnen het project ondermijning gelden daarnaast nog een aantal aanvullende
maatregelen. Zo dienen medewerkers die deel uitmaken van het zogenaamde kernteam (onderdeel
van het project ondermijning) waarin casuïstiek wordt besproken, een geheimhoudingsverklaring te
ondertekenen waarmee ze aangeven informatie uit het overleg niet met derden te delen. Ook wordt
binnen het project ondermijning gewerkt met het vierogenprincipe, waarbij de koppels regelmatig
wisselen. Ook wordt binnen het eerdergenoemde kernteam regelmatig over integriteit en
weerbaarheid gesproken.
Nog niet alle risico beperkende maatregelen worden volgens gemeente C optimaal ingezet -
Binnen het project ondermijning wordt gewerkt aan aanvullende maatregelen om risico’s op het
gebied van integriteit te beperken. Het gaat hierbij om fysieke maatregelen als het afschermen van
werkplekken en het inzichtelijk maken van mutaties binnen systemen zodat duidelijk is door wie
deze zijn doorgevoerd (logging), maar ook om organisatorische maatregelen als het invoeren van
intervisie en dilemmatrainingen voor medewerkers. Het project ondermijning loopt hierin voor op
andere afdelingen binnen de gemeente. Aangegeven wordt dat het nog wel een ontdekkingstocht is
welke risico’s precies spelen en op welke manier deze het beste kunnen worden ingeperkt. Dit
houdt tevens in dat nog verbeteringen mogelijk zijn in het optimaal inzetten van risico beperkende
maatregelen.
57387
32
Er wordt beperkt onderscheid gemaakt tussen kwetsbare en reguliere functies bij de
screening - Screening wordt bij alle nieuwe medewerkers op dezelfde manier uitgevoerd, de
nadruk ligt hierbij op competenties en niet op integriteitsaspecten. In de pre-employmentfase vindt
een sollicitatiegesprek plaats en wordt er soms navraag gedaan bij referenten, maar dit aspect is
niet opgenomen in beleidsdocumenten of werkprocessen. Een referentencheck wordt volgens
betrokkenen eerder gedaan bij kandidaten voor kwetsbare functies, maar hier zijn geen expliciete
afspraken over gemaakt. De beoordeling of referenties worden gecheckt voor sollicitanten in het
veiligheidsdomein, wordt bepaald door de afdeling zelf in overleg met personeelszaken.
Er wordt beperkt aanvullend onderzoek gedaan voordat een medewerker wordt aangenomen. Dit
kan bestaan uit het raadplegen van openbare bronnen, maar dit is niet beleidsmatig vastgelegd. Het
credo hierbij is: ‘Zo lang het openbaar is, mag het gebruikt worden in de procedure.’ Er wordt geen
bewuste afweging gemaakt met betrekking tot privacyaspecten, maar er worden wel stappen gezet
om privacy intern te borgen en onder de aandacht te brengen.
Alle medewerkers dienen bij indiensttreding een VOG te overleggen - De VOG wordt specifiek
aangevraagd voor het profiel van de functie van de medewerker. Op het moment dat een
medewerker overstapt naar een andere functie hoeft er geen nieuwe VOG te worden aangevraagd,
ook niet als dit een kwetsbare functie betreft.
In 2017 is een collegebesluit genomen over het periodiek overleggen van een VOG. Ook
ingehuurde medewerkers dienen een VOG te overleggen. Daarnaast dienen werkgeversgegevens
(zoals gegevens uit het Handelsregister) van de ingehuurde medewerker te worden ingevoerd in
een inkoopsysteem.
3.4.4 Screeningsbehoefte
Meerdere functies worden als dusdanig kwetsbaar bestempeld dat zwaardere screening
nodig is, dit geldt voor meerdere afdelingen - De kwetsbaarheid is enerzijds gelegen in de
informatie (deels afkomstig van samenwerkingspartijen) waarover medewerkers kunnen beschikken
en anderzijds in de kwetsbaarheid van de medewerker zelf in relatie tot druk van buitenaf. Dit
vergroot tegelijkertijd de kwetsbaarheid van de gemeente, waardoor extra waarborgen zoals
zwaardere screening op zijn plaats zijn. Enkel organisatorische en fysieke maatregelen zijn volgens
de gemeente onvoldoende om risico’s in te perken. De behoefte aan zwaardere screening is
momenteel actueel bij het project ondermijning. Binnen dit project is sprake van koppeling van
informatiesystemen, wat de functies binnen het project extra kwetsbaar maakt. De verwachting is
echter dat de behoefte aan zwaardere screening ook speelt, danwel gaat spelen, binnen andere
afdelingen; het niveau van bewustwording is echter niet binnen alle afdelingen gelijk.
Er is geen sprake van externe druk met betrekking tot zwaardere screening - De behoefte tot
zwaardere screening komt vanuit gemeente C zelf, niet vanuit politie of andere ketenpartners.
Volgens gemeente C is het laten uitvoeren van zwaardere screening wel overwogen door het RIEC,
maar gezien de beschikbare capaciteit voor deze screening is hiervan afgezien. De uitwisseling van
informatie met ketenpartners verloopt goed en er zijn procesmatig afspraken vastgelegd in diverse
57387
33
convenanten, waarbij een privacy impact assessment (PIA) het uitgangspunt vormde. Er zijn geen
nadere afspraken gemaakt over eisen aan screening van gemeentelijke medewerkers.
3.5 Gemeente D
3.5.1 Contextschets
Gemeente D betreft een 100.000+ gemeente in de Randstad. Integriteit en ondermijning zijn
belangrijke aandachtspunten binnen deze gemeente. Ook heeft de gemeente op regelmatige basis
te maken met georganiseerde criminaliteit, ondermijning, radicalisering en overige stedelijke
problematiek. In het kader van de case studie hebben we gesproken met het hoofd Integriteit,
directeur en medewerkers OOV en medewerkers P&O.
3.5.2 Kwetsbare functies
Binnen het veiligheidsdomein wordt geen expliciete risicoanalyse gemaakt - Het
veiligheidsdomein is zelf verantwoordelijk voor identificatie van kwetsbare functies. Bij gemeente D
wordt geen centrale regie gevoerd op de identificatie van kwetsbare functies; deze
verantwoordelijkheid is decentraal bij de diverse domeinen zelf belegd. Binnen het
veiligheidsdomein wordt niet gewerkt met risicoprofielen of risiconiveaus van bepaalde functies. Wel
is sprake van een impliciete risicobeoordeling en -weging van functies omdat wordt nagedacht over
de mate waarin een bepaalde functie risico’s oplevert bij het aanvragen van een VOG.
Er lopen binnen de gemeente verschillende initiatieven om meer zicht te krijgen op
kwetsbare functies – Gemeente D is voornemens om in het kader van de implementatie van de
Baseline Informatiebeveiliging Nederlandse Gemeenten (BIG) en het daaruit voortvloeiende
informatiebeveiligingsplan van CIO en CISO, kwetsbare functies te benoemen in relatie tot
gevoelige informatie, gegevens of aspecten als bevoegdheden of externe contacten.
3.5.3 Inzet instrumentarium
Er worden diverse organisatorische en fysieke maatregelen getroffen om risico’s in te perken
- Gemeentebreed is onlangs een nieuwe gedragscode opgesteld en het is recentelijk mogelijk
geworden om maandelijks de ambtseed af te leggen. Het doel van het afleggen van de ambtseed is
om medewerkers bewust te maken van de uitgangspunten voor goed ambtelijk handelen. Om deze
reden wil de gemeente dat nieuwe werknemers de eed zo snel mogelijk na indiensttreding afleggen.
Verder is het HR-systeem zodanig ingericht dat eerst een VOG geüpload dient te worden voordat
een nieuw personeelsnummer en inlogaccount aangemaakt kunnen worden. Dit geldt tevens voor
stagiairs en externe medewerkers en zij dienen verder een geheimhoudingsverklaring en
integriteitsverklaring te ondertekenen omdat zij geen ambtseed afleggen. Met de verklaring wordt
een externe medewerker tegelijkertijd een handelingskader geboden.
Binnen het veiligheidsdomein gelden aanvullende risico beperkende maatregelen – Binnen
het veiligheidsdomein worden hard controls toegepast door middel van de afscherming van het
domein met een fysieke toegangscontrole en een deur met bel. Er is geen sprake van structurele
aandacht voor het thema integriteit, maar er wordt wel gewerkt aan bewustwording in gesprekken
en dilemmasessies. Ook wordt aan de hand van een programma, gericht op het tegengaan van
57387
34
fraude, aandacht aan het onderwerp besteed en wordt er in het kader van dit programma de
komende tijd geëxperimenteerd met functieroulatie. Integriteitsbesef zit volgens betrokkenen in de
haarvaten van het veiligheidsdomein. Medewerkers zijn zich volgens hen zeer bewust van de
risico’s en kwetsbaarheden van hun werk.
Beleid met betrekking tot screening is decentraal belegd - Omdat er geen gemeentebrede
regels zijn over screening, bepalen de domeinen zelf wat en waarvoor zij screenen. Binnen het
veiligheidsdomein kan daar invulling aan worden gegeven door referenties te raadplegen of
openbaar bronnenonderzoek te verrichten, maar hier is geen kader voor opgesteld.
De aard van de screening hangt doorgaans af van een persoonlijke risico-inschatting van degene
die verantwoordelijk is voor het aannemen van de medewerker, eventueel in afstemming met de
afdeling personeelszaken. Deze verantwoordelijke is over het algemeen een leidinggevende binnen
het veiligheidsdomein zelf.
Alle medewerkers dienen bij indiensttreding een VOG te overleggen - Voor alle nieuwe
medewerkers wordt een VOG met functiebeschrijving aangevraagd. Juist over het verplicht
overleggen van een VOG is in het afgelopen jaar gemeentebreed discussie geweest. Gemeente D
geeft aan dat jongeren die in het verleden een misstap hebben begaan moeilijk aan een baan bij de
gemeente zouden kunnen komen.52
Er is sprake van zwaardere screening binnen het veiligheidsdomein - Alle medewerkers van de
afdeling handhaving en toezicht die een politiegebouw kunnen betreden krijgen een ‘BGO’, aldus
gemeente D. De afdeling handhaving en toezicht neemt het verkrijgen van de ‘BGO’, net als de
VOG, als ontbindende voorwaarde op in de aanstelling van de nieuwe medewerker. Er is binnen de
gemeente discussie over de wettelijke grondslag voor uitvoering door de politie van een BGO,
omdat het vaak onduidelijk is op welke gronden de politie het advies baseert. Indien de aspirant
medewerker geen BGO krijgt, dan staat hem door het ontbreken van een wettelijke basis geen
bezwaar- en beroepsprocedure ter beschikking, wel kan hij een ‘hoorgesprek’ aangaan met de
politie. Medewerkers uit het veiligheidsdomein plaatsen de waarde van een VOG enigszins in
perspectief, doordat het een momentopname is en beperkte informatie over een persoon geeft.
De gemeente geeft aan dat het goed zou zijn om het thema screening nader uit te werken en
onderscheid te maken tussen reguliere checks in een selectieproces (hierbij ziet de gemeente de
volgende bronnen als regulier: referentiecheck, diplomacheck, openbaar bronnenonderzoek,
aanvraag VOG) en screening in uitgebreidere vorm (zoals een assessment, gesprek met de vorige
werkgever en een milieu- en antecedentenonderzoek door politie / AIVD).
3.5.4 Screeningsbehoefte
De behoefte aan zwaardere screening in het veiligheidsdomein is niet eenduidig - Voor
gemeente D is het nog niet helder of er behoefte is aan zwaardere vormen van screening binnen
52 Justis heeft een campagne opgezet over het informeren van jongeren over een VOG. Niet ieder misdrijf zorgt
ervoor dat er geen VOG meer verkregen kan worden. Zie ook: https://watdevog.nl/#wat-de-vog
57387
35
het veiligheidsdomein, de behoefte is nog niet in kaart gebracht en de meningen zijn verdeeld. Het
in kaart brengen van deze behoefte begint bij het identificeren van risico’s, waarbij de vraag gesteld
moet worden of zwaardere vormen van screening een oplossing kunnen bieden bij het tegengaan
van deze risico’s. Daarnaast speelt ook de praktische haalbaarheid van screening een rol in
verband met capaciteitsproblemen bij de politie als die ineens een groot aantal gemeentelijke
medewerkers dient te screenen.53 Een andere stroming binnen de gemeente geeft aan dat voor
sommige functies binnen het veiligheidsdomein waar gewerkt wordt met informatie van politie en
justitie, zeker diepergaande screening nodig is. Deze screening zou dan kunnen bestaan uit een
screening die gelijk is aan die van politieambtenaren. Naast screening dient ook aandacht te zijn
voor begeleiding, personele zorg en monitoring van medewerkers in de employmentfase.
Medewerkers binnen het veiligheidsdomein hebben geen toegang tot alle informatie van
ketenpartners - Voor de uitwisseling van informatie zijn convenanten afgesloten tussen de
gemeente en samenwerkingspartners. Er wordt door gemeente D aangegeven dat medewerkers
van het veiligheidsdomein soms niet aanwezig mogen zijn bij bepaalde overleggen met
ketenpartners omdat zij onvoldoende gescreend zijn om over bepaalde informatie te mogen
beschikken. Enerzijds stellen medewerkers uit het veiligheidsdomein dat dit prima is omdat de
gemeente geen eigenaar van de informatie is en ze niet alles hoeven en willen weten. Anderzijds
wordt de beperking in informatiedeling en het niet aanwezig mogen zijn bij bepaalde overleggen
soms als lastig ervaren omdat de gemeente dan niet kan meebeslissen. Het willen meepraten in
overleggen en de versteviging van de gemeentelijke informatiepositie zou daarom een aanleiding
kunnen zijn om over te gaan op zwaardere vormen van screening. Het veiligheidsdomein heeft hier
echter nog geen standpunt over ingenomen.
3.6 Gemeente E
3.6.1 Contextschets
Gemeente E betreft een 100.000+ gemeente gelegen in de Randstad. De gemeente heeft te maken
met onder andere vraagstukken rondom georganiseerde criminaliteit en radicalisering. In het kader
van de case studie hebben we gesproken met de beleidsadviseur van de afdeling Openbare Orde
en Veiligheid.
3.6.2 Kwetsbare functies
Op basis van een risicoanalyse zijn kwetsbare functies in het veiligheidsdomein in kaart
gebracht - De analyse van kwetsbare functies is verricht op basis van de ‘Leidraad aanwijzen
vertrouwensfuncties’ van de AIVD en de folder ‘Screening van personeel’ van Justis. Uit deze
risicoanalyse kwam naar voren dat er vooral een vraagstuk zit bij mensen op posities waar over veel
informatie beschikt wordt, in combinatie met een bepaalde bevoegdheid of andere kenmerken
(zoals verstrekken van vergunningen of inkoop). De conclusie van de analyse was dat bepaalde
53 De discussie over zwaardere screening wordt deels gekoppeld aan screening door de politie, waarbij zoals
eerder genoemd voor de huidige uitvoeringspraktijk nog naar een permanente oplossing wordt gezocht.
57387
36
functies binnen het veiligheidsdomein overeenkomen met de vereisten die gesteld worden aan een
vertrouwensfunctie. De bijbehorende functies zijn in afstemming met politie en RIEC als dusdanig
risicovol aangemerkt dat extra screening (een ‘BGO-lang’) wordt uitgevoerd: leidinggevenden
veiligheidsdomein, medewerkers ondermijning, medewerkers RIEC, adviseur driehoek en adviseur
BIBOB. De screening van deze medewerkers wordt al enige jaren uitgevoerd door de politie.54
3.6.3 Inzet instrumentarium
Er worden diverse organisatorische en fysieke maatregelen getroffen om risico’s in te perken
- Binnen de gemeente is een gedragscode van kracht. Daarnaast dienen nieuwe medewerkers de
ambtseed af te leggen en volgen zij introductiedagen na indiensttreding. Tijdens deze dagen wordt
uitgebreid stilgestaan bij integriteit en de relatie tot de afgelegde ambtseed. Verder maakt integriteit
deel uit van de gesprekscycli met medewerkers en wordt er om de zoveel tijd een campagne gestart
over integriteit. Overige risico beperkende maatregelen bestaan uit het dragen van pasjes en
fysieke beveiliging van de verschillende afdelingen. Daarnaast wordt gewerkt met het
vierogenprincipe bij bepaalde kritische bedrijfsprocessen of rollen / functies. Deze maatregelen zijn
volgens gemeente E echter niet voldoende om de risico’s in te perken.
Alle medewerkers dienen bij indiensttreding een VOG te overleggen - Naast het overleggen
van een VOG heeft de gemeente naar verschillende methodieken gekeken om de veiligheid beter te
garanderen (zoals het checken van referenties, openbare bronnen en cv). De controles hierop
worden decentraal uitgevoerd; er is geen centrale dienst of afdeling die dit controleert. In vacatures
wordt aangegeven dat er onderzoek in openbare bronnen wordt gedaan; de gemeente is zich er
van bewust dat voor het verrichten van openbaar bronnenonderzoek mogelijk geen juridische basis
is.
Vanaf 2018 wordt een periodieke VOG verplicht gesteld door gemeente E - Vanaf 1 januari
2018 wordt een periodieke VOG die om de vijf jaar moet worden aangevraagd voor alle
medewerkers van de gemeente verplicht. Ook moet voor iedere interne overplaatsing een nieuwe
VOG worden aangevraagd als het risicoprofiel van de oude en nieuwe functie van elkaar afwijken.
Voor alle externe krachten (uitzendkrachten, gedetacheerden en stagiairs) wordt een getekende
geheimhoudingsverklaring en vanaf 1 januari 2018 een VOG verplicht gesteld.
Er is sprake van zwaardere screening binnen het veiligheidsdomein - Het Management van het
veiligheidsdomein heeft in samenspraak met de politie en het RIEC gekozen om voor de functies
die vitale informatie onder ogen kunnen krijgen een ‘BGO’ uit te laten voeren door de politie. Enkel
een VOG verschaft geen inzicht in zaken die nog niet tot een veroordeling hebben geleid en een
‘BGO’ mogelijk wel, aldus gemeente E. Hierbij zijn de gevoeligheid, de samenhang van de
informatie en de positie van personen in de organisatie van belang. Het screeningsvraagstuk is in
het veiligheidsdomein eerder op de radar gekomen doordat een aantal medewerkers een
politieachtergrond heeft.
54 Zie de eerdere opmerkingen over de huidige uitvoeringspraktijk van screening door de politie in voetnoot 53.
57387
37
De beoordeling van welke vorm van screening relevant is zou volgens gemeente E moeten
afhangen van de inhoud van de functie en het soort informatie waar de functionaris over kan
beschikken. Op dit moment wordt dit decentraal door de domeinen zelf bepaald, waardoor bepaalde
functies niet aan zware screening onderworpen worden terwijl ze wel toegang hebben tot gevoelige
informatie. Wellicht moet hier gemeentebreed beleid op gevormd worden aldus gemeente E.
3.6.4 Screeningsbehoefte
Er is behoefte aan uitbreiding van screening en landelijke standaarden - Er vindt nu reeds
extra screening plaats maar dit kent geen wettelijke basis. De ratio achter deze behoefte is dat
medewerkers op bepaalde functies over dusdanig gevoelige informatie kunnen beschikken dat extra
screening geboden is. Deze functies beperken zich niet tot het veiligheidsdomein. Volgens
gemeente E zou ten aanzien van een aantal functies (zoals MT-leden en medewerkers in het
veiligheidsdomein) een generieke landelijke standaard ontwikkeld kunnen worden ten aanzien van
screening, mits er wel ruimte voor maatwerk blijft. Daarnaast dient sprake te zijn van een continue
heroverweging van screeningsmogelijkheden. Er zijn namelijk thema’s die gaan spelen en weer
gaan liggen.
Er is sprake van externe druk met betrekking tot zwaardere screening - De behoefte van
gemeente E aan zwaardere screening komt tevens voort uit eisen van samenwerkingspartners. De
politie heeft de eis55 gesteld om in bepaalde veiligheidsdomeinkaders en bij verwerking van
bepaalde gegevens in samenwerkingsverband dat medewerkers van de gemeente die aan tafel
zitten een screening ondergaan die vergelijkbaar is met die van de politieambtenaren, aldus
gemeente E.
3.7 Instellingen
In het kader van dit onderzoek is bij een viertal niet-gemeentelijke instellingen gevraagd naar de
huidige wijze van screening: de Politie, de Belastingdienst, de inspectie SZW en het
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). De reden om deze instellingen in dit
onderzoek mee te nemen, is dat aan de eerste drie instellingen justitiële gegevens worden verstrekt
op grond van het Bjsg en het UWV vanuit haar wettelijke taken veel bijzondere (medische)
persoonsgegevens verwerkt.
Onderstaand is een beschrijving opgenomen per instelling van identificatie van risicovolle functies /
taken, risico-inventarisatie, risico beperkende maatregelen, onderbouwing en grondslag van
screening. De beschrijvingen zijn gebaseerd op de huidige situatie van wet- en regelgeving en
geven het beeld vanuit de instellingen weer.
55 De politie heeft deze eis laten vallen omdat de eis niet was gebaseerd op wet- en regelgeving.
57387
38
Politie
Uit de informatie die de Politie heeft aangeleverd, blijkt dat deze het belangrijk vindt dat de
politieorganisatie bestaat uit betrouwbare en integere medewerkers. In een organisatie die de wet
handhaaft, is geen plaats voor mensen die het zelf niet zo nauw nemen met de wet of een risico
kunnen vormen. De politieorganisatie heeft een cruciale rol in de samenleving als het gaat om
handhaving, opsporing en hulpverlening. De Politie beschikt over gevoelige informatie en zeer veel
informatie die voor zeer veel partijen, waaronder criminelen, interessant is. Om de belangen van de
organisatie te beschermen, is het belangrijk om bij het aannemen van nieuwe medewerkers grondig
te screenen. Ook in sommige gevallen waar sprake is van inhuur en toegang tot gevoelige
informatie danwel een positie die de belangen kan beschadigen, screent de politie eveneens.
Screening bij de politie gebeurt minimaal door middel van een VOG. Bij de aanstelling als
politieambtenaar wordt gescreend door middel van een onderzoek naar de betrouwbaarheid en
geschiktheid (BGO) op grond van art. 8a van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp). De
kandidaat wordt vooraf medegedeeld dat, nadat diens geschiktheid en bekwaamheid voor de
desbetreffende functie (vooralsnog) is vastgesteld, een BGO zal worden ingesteld. Er kan opnieuw
een onderzoek worden gedaan indien bijvoorbeeld sprake is van wijziging van werkzaamheden, bij
aanstelling in een andere functie en bij de vervulling van een functie gedurende ten minste vijf
dienstjaren.
Het onderzoek wordt uitgevoerd op basis van het Barp en het Protocol Betrouwbaarheids- en
geschiktheidsonderzoek politie 2014. Hierin is opgenomen dat een BGO bestaat uit
persoonsgegevens uit de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens,
raadpleging van vrij toegankelijke informatiebronnen, navraag bij referenten en een gesprek met
betrokkene. De onderzoeken worden uitgevoerd door de afdelingen Veiligheid, Integriteit en
Klachten (VIK), door speciaal opgeleide medewerkers. Mede afhankelijk van het risico op schade
aan de taakuitoefening of het imago van de politie, de duur van de werkzaamheden en/of de
vertrouwelijkheid van de werkomgeving wordt er een BGO-kort56 of een BGO-lang57 uitgevoerd. De
gegevens worden verwerkt in een omgeving die technisch gescheiden is van de operationele
politiesystemen.
Voor de vervulling van een vertrouwensfunctie bij de politie is een VGB vereist. Onder mandaat van
de AIVD voert de politie, de afdeling VIK, zelf een deel van de veiligheidsonderzoeken uit die zijn
toegespitst op kwetsbaarheden in de betreffende vertrouwensfuncties binnen de politie, de
56 Een BGO-kort bestaat uit: invullen formulier opgave persoonlijke gegevens (opg) en raadpleging van
persoonsgegevens zoals bedoeld in de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
en raadpleging van gegevens uit vrij toegankelijke informatiebronnen
57 Een BGO-lang bestaat uit: a. invullen formulier opgave persoonlijke gegevens (opg); b. opvragen overzicht
Bureau Krediet Registratie (BKR); c. raadpleging van persoonsgegevens zoals bedoeld in de Wet
politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en raadpleging van gegevens uit vrij
toegankelijke informatiebronnen; d. navraag bij referenten; e. gesprek met de onderzoeker.
57387
39
zogenaamde P-onderzoeken (het betreft een variant van een B veiligheidsonderzoek).
Het veiligheidsonderzoek omvat het instellen van een onderzoek naar gegevens die uit het oogpunt
van de nationale veiligheid van belang zijn voor de vervulling van de desbetreffende
vertrouwensfunctie. Hierbij wordt uitsluitend gelet op de gegevens die in art. 7 van de Wvo worden
genoemd, bijvoorbeeld gegevens uit de Wjsg, Wet politiegegevens, gegevens die de nationale
veiligheid kunnen schaden. Met betrekking tot de partner van de betrokkene (indien van
toepassing), worden in beginsel de gegevens over een periode van vijf jaar direct voorafgaande aan
de aanmelding voor een veiligheidsonderzoek beoordeeld.58
Voor medewerkers die een aanstelling krijgen, intern doorstromen naar een nieuwe functie, of
aspiranten die de politieopleiding gaan volgen, wordt de screening aangevraagd door HRM.
Doorstroom vereist volgen de Politie geen screening, het kan wel maar is geen vereiste. Wel kan
een veiligheidsonderzoek vereist zijn als men doorstroomt naar een vertrouwensfunctie. Bij inhuur
wordt gekeken naar de werkzaamheden en soms kan worden volstaan met een VOG, soms een
BGO-kort en soms een BGO-lang. Voor personen die worden ingehuurd is de dienst Facility
Management de opdrachtgever voor de screening.
Van leveranciers wordt standaard een VOG gevraagd, maar in bijzondere gevallen kan bij een
aanbesteding van een bepaalde dienstverlening ook wel worden gevraagd om medewerkers die
beschikken over een VGB van een bepaald niveau. Denk bijvoorbeeld aan het aanbesteden van de
uitvoering van penetratietesten.59
Inspectie SZW
Volgens de Inspectie SZW komt het beleid ten aanzien van screening voort uit het Voorschrift
Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie (VIRBI 2013) en de Baseline
Informatiebeveiliging Rijksdienst (BIR). Bijzondere informatie wordt op grond van de VIRBI 2013
zodanig beveiligd dat alleen personen die daartoe zijn geautoriseerd deze kunnen behandelen of
inzien voor zover dit noodzakelijk is voor een goede uitoefening van hun taak en dat inbreuken op
de beveiliging worden gedetecteerd en gedegen onderzoek naar (mogelijke) inbreuken mogelijk is.
De beveiliging is ingericht op basis van risicomanagement.
Alle interne en externe medewerkers dienen te worden gescreend voorafgaand aan indiensttreding
of bij functiewijziging. De grondslag voor screening ligt in de Ambtenarenwet en het Algemeen
Rijksambtenarenreglement. Er wordt gebruik gemaakt van risicoprofielen conform de Leidraad
aanwijzen vertrouwensfuncties (2014) en het VIRBI. Deze risicoprofielen zijn onderbouwingen in
verband met de data waarmee bepaalde mensen in aanraking komen. Ook binnen alle data is er
58 Zie art. 2 van de Beleidsregel beoordelingsperiodes en onvoldoende gegevens veiligheidsonderzoeken.
Voorgaande wordt binnenkort vervangen door de Beleidsregel veiligheidsonderzoeken waarin geen
onderscheid meer wordt gemaakt tussen A-, B- en C-onderzoeken.
59 Het doel van penetratietesten is het verkrijgen van inzicht in de status en effectiviteit van de ICT
beveiligingsmaatregelen.
57387
40
nog een onderscheid van classificaties waarop deze risicoprofielen/onderbouwingen betrekkingen
hebben. Niet iedereen mag dus overal bij (het need-to-know principe). Reguliere medewerkers
(intern en extern) van de Inspectie SZW moeten een VOG overleggen omdat zij allen tenminste
structurele toegang hebben tot Departementaal Vertrouwelijke informatie, denk hierbij aan ARBO
onderzoeken, of onderzoeken naar frauduleuze handelingen. Voor vertrouwensfuncties wordt een
Verklaring van geen bezwaar gevraagd (VGB) aan de AIVD conform de zwaarte van het
functieprofiel.
Voor inspecteurs binnen Toezicht met een Bijzondere Opsporingsbevoegdheid, geldt eveneens dat
een VOG noodzakelijk is voor het verkrijgen van het certificaat (het certificaat is een AOA pas
waarmee algemene opsporingsbevoegdheid wordt verkregen). Zij dienen voor het verkrijgen van
hun certificaat (en het vernieuwen ervan) voor hun algemene opsporingsbevoegdheid eveneens
een VOG te overhandigen. Dit is dus naast de VGB die zij al hebben. Alle medewerkers die in
aanraking komen met staatsgeheime informatie dienen een VGB van de AIVD te krijgen.
Voor de aanwijzing van vertrouwensfuncties voor personen die toegang hebben tot Bijzondere
Informatie (structurele toegang tot of omgang met staatsgeheime informatie en/of politiegegevens)
wordt gebruik gemaakt van de Leidraad aanwijzen vertrouwensfuncties (2014).
De lijst wordt vastgesteld door de secretaris generaal van het Ministerie van SZW. De lijnmanager is
verantwoordelijk voor het (laten) uitvoeren door de AIVD van de screenings voor
vertrouwensfuncties bij aanstelling of functiewijziging en het uitvoeren van de herhaalonderzoeken
binnen de gestelde termijn. De Beveiligingsambtenaar (BVA, zie Beveiligingsvoorschrift Rijk 2013)
bewaakt dit proces. In enkele gevallen wordt er vanwege de samenwerking binnen Europees
verband (bijvoorbeeld Europol) een Europees screeningsonderzoek uitgevoerd. Indien er sprake is
van een vertrouwensfunctie wordt een veiligheidsonderzoek uitgevoerd. Gegevens voor
veiligheidsonderzoeken van de AIVD worden in een gesloten envelop ingestuurd. De verklaringen
(of de mededeling over het niet afgeven daarvan) komen bij de Beveiligingsambtenaar binnen.
Naast voorgaande mogelijkheden vinden er controles plaats op diploma’s en certificaten. Tevens
dient de identiteit te worden vastgesteld en zijn de medewerkers verplicht nevenfuncties te melden
of zaken die de integriteit kunnen beïnvloeden. De lijnmanager is verantwoordelijk voor de
screening. De HR-ondersteuner bewaakt het proces. Het staat ter afweging van de manager zelf of
navraag wordt gedaan bij referenten. Een VOG wordt door de medewerker zelf bij de gemeente
ingediend, een afschrift wordt toegevoegd in het personeelsdossier (hiertoe hebben enkel
gemachtigden toegang).
Voor extern personeel geldt dat zij een VOG moeten afgeven en een geheimhoudingsverklaring
dienen te ondertekenen.
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)
De reden van het UWV voor het screenen is enerzijds om medewerkers bewust te maken van de
risico’s en met name de gevoeligheid van de gegevens waar ze mee omgaan. Anderzijds heeft het
UWV de maatschappelijke plicht om met de vertrouwelijke gegevens van de burger zeer zorgvuldig
om te gaan. Voor het UWV geldt er geen wettelijke verplichting om personeel bij indiensttreding of
57387
41
op andere relevante momenten te screenen. Het UWV heeft de Baseline Informatiebeveiliging
Rijksdienst geadopteerd en daarin staat beschreven dat bij indiensttreding alle medewerkers (intern
en extern) een specifiek voor de functie verstrekte Verklaring Omtrent het Gedrag overleggen. De
maatschappelijke plicht om 'als goed huisvader' met onder meer de gegevens van derden
zorgvuldig om te gaan, is te vinden in de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen
waarin is opgenomen dat het UWV verwerker is in de zin van de Wbp (bijvoorbeeld bij het
verwerken van werknemergegevens over arbeidsverhouding en uitkeringsverhouding) en dat het
UWV op de voet van de ter zake voor de Rijksdienst geldende voorschriften zorgt voor de nodige
technische en organisatorische voorzieningen ter beveiliging van hun gegevens tegen verlies of
aantasting en tegen onbevoegde kennisneming, wijziging en verstrekking van die gegevens.
Sinds 1 januari 2017 zijn twee niveaus van screening vastgesteld. Met betrekking tot niveau 1
worden screenings voor eigen personeel door de manager of afdeling HRM uitgevoerd. Op basis
van een risico-inventarisatie wordt beoordeeld welke functies in aanmerking komen voor het tweede
of derde niveau van screening. Voor het tweede niveau is een functierisicobeoordelingsmatrix60
opgesteld. Het derde niveau is, in afwachting van goedkeuring door de OR, vooralsnog van
toepassing voor een beperkte groep medewerkers (functies binnen de data-analyse) waarvoor een
beslisboom is opgesteld. Aanvullende screeningsinstrumenten voor niveau 3 kunnen ingezet
worden als de kandidaat data-analyses kan maken op basis van de databronnen, dat er een
mogelijkheid is om databronnen te combineren of databestanden samen te stellen, en als alle in
redelijkheid te nemen fysieke en organisatorische maatregelen om misbruik te voorkomen zijn
genomen. In andere gevallen wordt het inzetten van aanvullende screeningsinstrumenten niet
vereist omdat deze een te grote inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de medewerker zijn of
omdat de zwaarte van de aanvullende screeningsinstrumenten niet opweegt tegen het risico dat het
UWV loopt. Voor het derde niveau van screening gaat gebruik gemaakt worden van een externe
partij vanwege de objectiviteit en professionaliteit van de screening. De opdrachtgever voor de
externe partij wordt het Bureau Integriteit van het UWV. Dit bureau beoordeelt of de informatie uit de
screening tot mogelijke risico’s leidt waarna met de betreffende manager wordt besproken op welke
wijze hiermee omgegaan wordt.
Alle nieuwe medewerkers van het UWV dienen te beschikken over een VOG. Iedereen wordt
standaard gecheckt op de sollicitatiebrief en cv, diploma’s, certificaten, cijferlijsten, nevenfuncties en
het identiteitsbewijs. Geheimhouding is onderdeel van de cao afspraken, tevens staat dit expliciet
benoemd in het arbeidscontract.61
Bij managementfuncties is in de regel sprake van een grotere impact op de interne organisatie en
op de verhouding met externen. Daarom is voor managementfuncties altijd het tweede niveau van
60 Aspecten van de risicobeoordelingsmatrix zijn: vertrouwelijke informatie, omgaan met geld, machts- en
monopoliepositie, toekennen van rechten of bevoegdheden, beoordelen en/of adviseren, aanschaffen
goederen en/of opdrachtverlening, handhaven, solistisch handelen en werken onder de invloedsfeer van
derden.
61 Medewerkers in dienst van het UWV hebben een arbeidscontract en vallen onder de Cao UWV.
57387
42
screening van toepassing. Tevens kunnen directies op basis van de functierisicobeoordelingsmatrix
andere functies aanwijzen waarop het tweede screeningsniveau van toepassing is. Voor deze
kandidaten worden alle voorgaande methodieken toegepast inclusief referentie check / getuigschrift,
raadpleging digitale bronnen en social media en/of personeelsdossier / personeels-
informatiesysteem, na schriftelijke toestemming/informeren van de sollicitant. Ook aan interne
kandidaten wordt op basis van een interne regeling voor dergelijke functies gevraagd om een VOG
aan te leveren. Als er geen VOG kan worden overlegd, wordt de kandidaat niet op de functie
benoemd. De werving en selectie van managers die rechtstreeks aan de Raad van Bestuur
rapporteren en van de managementlaag direct daaronder, wordt door HRM-concern Performance &
Development op concernniveau uitgevoerd.
Het management kan ook een VOG vragen bij verlenging van een aanstelling van tijdelijke
medewerkers al dan niet met omzetting naar een vast dienstverband, waarvoor bij eerdere
benoeming een VOG nog niet aan de orde was.62
Bij uitzendkrachten en externe medewerkers komt het UWV met de instantie die uitzendt/uitleent
nadrukkelijk overeen dat die instantie verantwoordelijk is voor de integriteit van de medewerker.
Zowel voor uitzendkrachten als voor zelfstandigen geldt dat zij een VOG moeten aanleveren. Ook
voor trainees maakt de VOG onderdeel uit van de screeningsprocedure.
Bij het verwerken van persoonsgegevens neemt het UWV de privacy wet- en regelgeving in acht.
Ook de door het UWV aangezochte externe partijen dienen volledig conform deze wet- en
regelgeving te werken. De gegevens worden alleen gebruikt voor de selectieprocedure en voor
zover relevant opgeslagen in het personeelsdossier. De toegang tot het personeelsdossier is
beperkt tot HRM medewerkers en de directe manager. Voor het derde niveau van screening, wat
uitgevoerd zal worden door een externe partij, is het UWV voornemens om de gegevens zoveel
mogelijk te beperken.
Belastingdienst
Volgens de belastingdienst worden alle medewerkers, kandidaten en externen (inhuur /
detachering) gescreend op basis van vastgesteld beleid. De reden voor de screening is onder meer
de bescherming van eigen gegevens, het invullen van goed werkgeverschap, het voldoen aan
wettelijke verplichtingen en om te voldoen aan eisen van externe partijen die hun gegevens
beschermen.
De belastingdienst (personeelszaken) checkt van alle sollicitanten de cv, referenties en diploma’s en
vereist van alle nieuwe medewerkers een VOG. Er wordt bij de toepassing van de checks geen
onderscheid gemaakt tussen functies, behalve bij de Douane en de FIOD waar wel gebruik wordt
gemaakt van een risicoprofiel. De afdeling personeelszaken controleert bijvoorbeeld de diploma’s,
certificaten en dergelijke waarnaar de sollicitant zelf verwijst in zijn sollicitatiebrief. De betreffende
62 Overigens geldt ook hier dat het gehele instrumentarium van het tweede niveau van screening van
toepassing is.
57387
43
vakafdeling voert de referentencheck uit. In het kader van de bescherming van persoonsgegevens
wordt gebruik gemaakt van procedures met gesloten enveloppen. Voor sommige categorieën
medewerkers is een opleiding voorzien die als integriteitsassessment kan worden beschouwd.
Bij de belastingdienst zijn vertrouwensfuncties aangewezen conform de Leidraad aanwijzing
vertrouwensfuncties. Indien een betrokkene een vertrouwensfunctie bij de belastingdienst wil
vervullen, is een VGB vereist.
De AIVD stelt daartoe een veiligheidsonderzoek in naar de betrokkenen die of politiegegevens, of
staatsgeheime gegevens kunnen inzien, alsook medewerkers die op luchthavens werkzaam zijn
(juridische grondslag is hiervoor de Luchtverkeerswet).
De MIVD treedt in de plaats van de AIVD indien het een functie bij de Belastingdienst betreft die als
vertrouwensfunctie moet worden aangemerkt in verband met de daarmee samenhangende
noodzaak om toegang te hebben tot militaire installaties. Het veiligheidsonderzoek omvat het
instellen van een onderzoek naar gegevens die uit het oogpunt van de nationale veiligheid van
belang zijn voor de vervulling van de desbetreffende vertrouwensfunctie.
Medewerkers van de belastingdienst die extra risico’s lopen met betrekking tot financiële
belangenverstrengeling krijgen beperkingen en een meldingsplicht ter zake van financiële belangen,
effectenbezit en effectentransacties opgelegd op basis van de Insiderregeling Financiën 2017. De
aanwijzing als insider63 gebeurt op voordracht van de betrokken directeur, door de compliance-
officer en hij is, samen met de directeuren, belast met de uitvoering van de Insiderregeling
Financiën en het actieve toezicht op de naleving van deze regeling. Op basis van deze
Insiderregeling stuurt de compliance-officer de insider bij zijn aanwijzing als insider een Algemene
verklaring Insiderregeling toe waarmee de desbetreffende medewerker verklaart zich te houden aan
de regeling. De compliance-officer moet zich bij de uitoefening van zijn taak aan het bepaalde in de
Wet bescherming persoonsgegevens houden.
63 De aangewezen ambtenaar die werkzaamheden verricht waaraan in het bijzonder het risico van financiële
belangenverstrengeling of het risico van oneigenlijk gebruik van koersgevoelige informatie verbonden is.
57387
44
4. Analyse en bevindingen
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk analyseren we of het reeds beschikbare instrumentarium voor het uitvoeren van
screening binnen het veiligheidsdomein voldoende mogelijkheden biedt voor de gemeentelijke
werkgever om de eigen verantwoordelijkheden waar te maken en onder welke (rand)voorwaarden
deze instrumenten ingezet kunnen worden.
In deze analyse wordt eerst aandacht besteed aan de risicovolle functies bij gemeenten in het
veiligheidsdomein en hoe deze functies in beeld worden gekregen. Vervolgens komt aan bod of het
bestaande screeningsinstrumentarium dat in hoofdstuk twee is beschreven door gemeenten ten
volle wordt benut. Daarna wordt ingegaan op de wijze waarop de case studie gemeenten de
uitvoering van screening hebben georganiseerd en of zij voldoende mogelijkheden hebben om met
het beschikbare instrumentarium van risicoanalyses en screening de eigen verantwoordelijkheden
waar te kunnen maken. Ten slotte wordt aangegeven welke mogelijkheden er zijn om te komen tot
een optimale beperking van de veiligheidsrisico’s voor gemeenten.
4.2 Zicht op risicovolle functies
De risicovolle functies die door de case studie gemeenten genoemd worden zijn onder meer:
adviseur/coördinator/functionaris BIBOB, adviseur driehoek, analist team ondermijning,
coördinator/medewerkers ondermijning, coördinator interne weerbaarheid, handhavers, leden van
het MT en DT, medewerkers RIEC, adviseur/specialist Veiligheid, procesregisseur, projectleider
ondermijning, projectsecretaris, informatie coördinator, informatieanalist, veiligheidsregisseur,
teamleider veiligheidsdomein. De opsomming van risicovolle functies betreft een gevarieerde
verzameling van titels / functies die per case studie gemeente een andere taakinvulling kennen,
organisatorisch anders zijn ingedeeld of een andere aansturing kennen vanuit de gemeentelijke
organisatie (bijvoorbeeld een aparte afdeling Veiligheidsdomein met afdelingshoofd of medewerkers
die direct verantwoording afleggen aan de gemeentesecretaris).
Uit de vijf case studies blijkt dat er uiteenlopende redenen zijn om functies als risicovol aan te
wijzen. Het (kunnen) beschikken over gevoelige / vertrouwelijke informatie wordt door alle case
studie gemeenten genoemd als hoofdkenmerk van een risicovolle functie, in combinatie met de
uitvoering van een bepaalde taak of het hebben van een bevoegdheid (bijvoorbeeld
vergunningverlening, inkoop, contacten met externen, handhaving). Ook wordt aangegeven dat
medewerkers in deze functies kwetsbaar worden omdat zij onder druk gezet kunnen worden om
deze informatie te delen met derden.
Bij gemeente A, D en E wordt voor bepaalde functies (onder meer boa’s, medewerkers RIEC,
Afdeling Handhaving en Toezicht en, teamleiders veiligheidsdomein, medewerkers team
ondermijning et cetera) in het veiligheidsdomein een screening uitgevoerd zoals bij
57387
45
politieambtenaren64 en dit geeft aan dat deze functies als risicovol worden gezien. Dit heeft dus niet
alleen te maken met het kunnen beschikken over bepaalde informatie maar ook over het bekleden
van bijvoorbeeld een positie als leidinggevende of een functie op het gebied van handhaving.
Uit de case studies komt verder naar voren dat de onderzochte gemeenten in meer of mindere mate
zicht hebben op risicovolle functies binnen het veiligheidsdomein. Gemeenten B, C en D hebben
geen risicovolle functies in beeld gebracht en hebben dus ook niet expliciet de eerdergenoemde
kenmerken van risicovolle functies toegepast. Gemeente B hanteert geen lijst van risicovolle
functies en is van mening dat houding, gedrag en het continu creëren van bewustzijn met
betrekking tot integriteit belangrijker is dan een lijst bijhouden met risicovolle functies. Ook geeft zij
aan dat een dergelijke lijst nooit volledig kan zijn en dat er variëteit in functies zit. Gemeente C heeft
ook geen specifieke risicovolle functies geïdentificeerd en bij gemeente D wordt geen centrale regie
gevoerd op de identificatie van risicovolle functies en is het veiligheidsdomein zelf verantwoordelijk
voor de identificatie ervan. Gemeente D is wel van plan om op basis van de BIG kwetsbare functies
te gaan benoemen.
De drie gemeenten die niet inzichtelijk hebben gemaakt welke functies risicovol zijn, hebben geen
gebruik gemaakt van instrumenten waarmee risicovolle functies in beeld kunnen worden gebracht.
Gemeente B gebruikt geen risicoanalyse, risico-inventarisatie, risicomatrices of risicoprofielen.
Gemeente C en D hebben geen expliciete risicoanalyse uitgevoerd, geen risicoprofiel of
risiconiveaus bepaald. Gemeente D geeft wel aan dat zij impliciet risiconiveaus onderscheidt en
impliciet een risicobeoordeling uitvoert omdat er een functiespecifieke VOG wordt aangevraagd.
Gemeenten A en E hebben beiden wel risicovolle functies inzichtelijk gemaakt. Beide gemeenten
hebben risicovolle functies in beeld gebracht door een risicoanalyse uit te voeren die is toegespitst
op risico’s in de uitvoering van gemeentelijke taken in het veiligheidsdomein. Gemeente A maakt
hierbij niet expliciet een onderscheid tussen verschillende risiconiveaus. Uit de door gemeente E
uitgevoerde risicoanalyse volgde dat bepaalde functies in het veiligheidsdomein volgens de
gemeente qua vereisten overeenkwamen met die van een vertrouwensfunctie.
Met betrekking tot de risicovolle functies heeft alleen gemeente A risico’s en risiconiveaus
gedefinieerd. Bij gemeente A zijn afdelingshoofden betrokken geweest bij het in kaart brengen van
kwetsbare processen en functies. Op basis van een aantal criteria: onder meer de omgang met
vertrouwelijke informatie, beoordelen / adviseren / machtspositie, budget- en
beslissingsbevoegdheid en contact met burgers en bedrijven. Bij de risicovolle functies zijn de
risico’s en kwetsbaarheden, risico-verhogende factoren en beheersmaatregelen in de lijst
opgenomen. Daarnaast wordt in het zelf opgestelde ‘sjabloon risicovolle functies’ met enkele
kleuren aangegeven of directe actie nodig is of niet.
64 Het gaat hier zoals eerder beschreven om een uitvoeringspraktijk waarbij de politie ook gemeentelijke
medewerkers screent; daarvoor is nu geen wettelijke bevoegdheid. De Tweede Kamer is hierover
geïnformeerd waarbij is aangegeven dat deze tijdelijke oplossing blijft bestaan opdat kan worden bepaald hoe
de screening van deze medewerkers geregeld dient te worden.
57387
46
Door gemeente E zijn risicovolle functies inzichtelijk gemaakt aan de hand van de ‘Leidraad
aanwijzenvertrouwensfuncties’ van de AIVD en de brochure ‘Screening van personeel’ van Justis.
Gemeente E heeft geen onderscheid gemaakt tussen verschillende risico’s en risiconiveaus op
basis van een door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld beleidskader
integriteit. In dit document zijn een aantal functieaspecten opgesteld die moeten worden afgewogen
(bijvoorbeeld de beschikking hebben over vertrouwelijke/strategische informatie, het omgaan met
geld) en daarbij is een afweging voorgeschreven waarbij ingegaan moet worden op de kans op
integriteitschendingen en wat de impact daarvan is.
Uit de case studies blijkt dat gemeenten eveneens andere domeinen buiten het veiligheidsdomein
kunnen aanduiden die risicovolle functies kennen. Het gaat om functies bij de domeinen Vastgoed,
Sociaal, Fysiek, Vergunningverlening Toezicht en Handhaving (VTH), Financiën en ICT.
Gemeenten A, B en C geven bijvoorbeeld aan dat de risico’s in het veiligheidsdomein
samenhangen met risico’s in andere domeinen waar met vertrouwelijke of gevoelige informatie
wordt omgegaan of waarbij er sprake is van kwetsbare processen als inkoop, het doen van
betalingen, aanbestedingen en verlenen van vergunningen.
Uit de case studies blijkt verder dat alle vijf gemeenten ook andere maatregelen inzetten om de
risico’s omtrent risicovolle functies te beperken voordat wordt ingezet op screening. Gemeente A
geeft als enige aan haar maatregelen deels te hebben gekoppeld aan de uitgevoerde risicoanalyse.
De onderzochte gemeenten maken gebruik van het laten afleggen van de ambtseed en hebben een
vastgestelde gedragscode. Daarnaast wordt een diversiteit aan maatregelen ingezet door de
gemeenten. Het gaat om organisatorische maatregelen (bijvoorbeeld het toepassen van het
vierogenprincipe, periodieke functieroulatie), fysieke maatregelen (bijvoorbeeld toegangspasjes voor
bepaalde afdelingen, clean desk policy, beveiligde laptops) en andere maatregelen (bijvoorbeeld
bewustwordingssessies over weerbaarheid en integriteit). In de meerderheid van de gevallen betreft
het algemene maatregelen die ook toepassing vinden binnen het veiligheidsdomein.
Met betrekking tot het effect van de inzet van deze maatregelen geeft gemeente A bijvoorbeeld aan
dat zij het inzetten van risico beperkende maatregelen nuttig vindt, maar dat deze maatregelen
onvoldoende de integriteit kunnen borgen. Gemeente B en D geven aan dat het
integriteitsbesef/bewustzijn van medewerkers binnen het veiligheidsdomein, ook los van deze
maatregelen, hoog is. Uit twee case studies blijkt verder dat regie op bevordering van de integriteit
en structurele aandacht ervoor binnen het veiligheidsdomein meer geborgd kunnen worden.
4.3 Benutting van het bestaande screeningsinstrumentarium door gemeenten
De vijf gemeenten zetten diverse screeningsinstrumenten in die in hoofdstuk 2 van dit onderzoek
zijn beschreven.
Bij alle onderzochte gemeenten wordt de VOG verplicht gesteld en bij drie van de vijf onderzochte
gemeenten wordt een referentencheck uitgevoerd. De inzet van de verschillende
screeningsmethodieken is bij vier gemeenten ter beoordeling van medewerkers binnen het
veiligheidsdomein zelf, eventueel in overleg met en centrale aansturing of afstemming vanuit de
afdeling personeelszaken.
57387
47
Dit zou ruimte kunnen bieden voor maatwerk in het veiligheidsdomein, maar de inzet van
screeningsmethodieken bij drie onderzochte gemeenten is niet structureel en expliciet gekoppeld
aan bijvoorbeeld een voorafgaande risicoanalyse en/of indeling van functies in risicocategorieën in
het veiligheidsdomein. Door onderzoekers wordt verder vastgesteld dat geen van de vijf
onderzochte gemeenten het gehele palet aan instrumenten gebruikt. Gemeente C geeft
bijvoorbeeld te kennen dat bij het aannemen van personeel maar beperkt aandacht geschonken
wordt aan aspecten van integriteit tijdens de sollicitatieprocedure zelf.
Het raadplegen van openbare bronnen wordt door drie van de vijf gemeenten ingezet als
instrument. Twee daarvan geven expliciet aan dat zij juridische vraagtekens hebben met betrekking
tot het uitvoeren van openbaar bronnenonderzoek c.q. dat er geen bewuste afweging wordt
gemaakt met de privacyaspecten en de derde gemeente heeft geen kaders gesteld aan het gebruik
van openbare bronnen. Gelet op de juridische randvoorwaarden en verschillende beelden die in
hoofdstuk 2 van dit rapport zijn beschreven met betrekking tot openbare bronnen zouden
gemeenten geholpen zijn met een handreiking of leidraad waarin een handelingsperspectief wordt
geboden.
Bij externen / ingehuurde medewerkers lijkt wel steeds sprake te zijn van alertheid en aandacht voor
integriteitsaspecten. Er worden echter geen andere eisen gesteld dan aan die van kandidaten of
gemeenteambtenaren die reeds in dienst zijn. Er zijn veelal duidelijke procesafspraken en
ondertekening van een geheimhoudingsverklaring en/of het overleggen van een VOG is voor
externen een vereiste.
Bij de toepassing van de screeningsinstrumenten hebben wij alleen bij gemeente A geconstateerd
dat zij rekening houdt met de bepaalde risico’s en risiconiveaus. Bij de andere vier gemeenten zijn
er zoals hiervoor aangegeven formeel geen risico’s en risiconiveaus bepaald, maar wordt bij de
toepassing van de screeningsinstrumenten soms wel onderscheid gemaakt. Eerder is bijvoorbeeld
weergegeven dat bij drie gemeenten een screening wordt uitgevoerd zoals bij de politie. Bij
gemeente C moet als extra vereiste een geheimhoudingsverklaring worden ondertekend als
medewerkers meedoen aan het project ondermijning. Gemeente B en C gaven aan dat voor alle
medewerkers screening op dezelfde wijze wordt uitgevoerd.
4.4 De uitvoering van screening door gemeenten
De wijze waarop gemeenten de uitvoering van screening organiseren, levert een divers beeld op.
Drie van de vijf gemeenten stemmen de screening af met de afdeling personeelszaken of zij worden
door hen daarbij ondersteund. Bij de andere twee gemeenten is er sprake van dat (de betreffende
afdeling in) het veiligheidsdomein de screening zelf uitvoert zonder centrale controle of centraal
opgelegde regels en gelden er geen gemeentebrede regels of toezicht hierop. Zij bepalen dus zelf
hoe de screening wordt uitgevoerd en welke screeningsinstrumenten worden toegepast. Gemeente
E geeft als enige in de vacaturetekst aan dat onderzoek in openbare bronnen wordt gedaan.
Verder blijkt dat de case studie gemeenten de screening niet door een externe partij (bijvoorbeeld
werving- en selectiebureau, recherchebureau) laat uitvoeren. Bij drie van de vijf gemeenten wordt bij
een aantal gemeenteambtenaren in het veiligheidsdomein een screening uitgevoerd die gelijk is aan
57387
48
die van politieambtenaren door de politie. Uit de case studies is niet duidelijk geworden wat de
impact is van het zelf uitvoeren van de screening en het is niet mogelijk geweest om een
vergelijking te maken met bijvoorbeeld een screening die door een extern bureau is uitgevoerd.
Bij de onderzochte gemeenten is door onderzoekers een divers beeld waargenomen met betrekking
tot de inzet van screeningsinstrumenten om de integriteit te bewaken van externen. Bij externen /
gedetacheerde medewerkers wordt een VOG vereist bij de onderzochte gemeenten. Bij gemeente
E is het voor internen en externen zonder een VOG niet mogelijk een inlogaccount bij de gemeente
aan te maken. Gemeente B maakt gebruik van bijvoorbeeld een externe partij die de inhuur regelt
en deze externe partij regelt de VOG en doet de voorselectie, vraagt werkgeversgegevens op
(bijvoorbeeld gegevens uit het Handelsregister) die in het inkoopsysteem van de gemeente worden
ingevoerd. Andere gemeenten verplichten externen tot het ondertekenen van een
geheimhoudingsverklaring en/of integriteitsverklaring.
4.5 Mogelijkheden voor gemeenten om de eigen verantwoordelijkheden waar te maken door
het beschikbare instrumentarium van risicoanalyses en screening
Hierboven is aangegeven dat de vijf case studie gemeenten deels gebruik maken van het totale
palet aan instrumenten. Nu deze instrumenten maar deels worden gebruikt, is er nog ruimte voor de
gemeentelijke werkgever om de eigen verantwoordelijkheden waar te maken.
In hoofdstuk 1 is een schets van de context beschreven van gemeenten die opereren in het
veiligheidsdomein. Gemeenten hebben een steeds grotere taak gekregen bij de aanpak van
criminaliteit. Ook hebben zij te maken met nieuwe uitdagingen zoals ondermijning en radicalisering.
Om deze uitdagingen het hoofd te kunnen bieden werken gemeenteambtenaren samen met
partners in het brede veiligheidsdomein, bijvoorbeeld het RIEC en de politie. In deze samenwerking
wordt het delen van informatie van groot belang geacht, maar deze informatiepositie brengt voor
gemeenten een aantal uitdagingen met zich mee, zoals de bescherming van vertrouwelijke
overheidsinformatie en persoonsgegevens, veiligheid en integriteit van gemeenteambtenaren in
risicovolle functies en weerbaarheid van de gemeentelijke organisatie. Het verkennende onderzoek
reikte niet zo ver dat duidelijk naar voren is gekomen in hoeverre de informatie die door de
samenwerkingspartners van gemeenten wel of niet wordt gedeeld vereist is voor het uitvoeren van
de gemeentelijke taken binnen het veiligheidsdomein. Eén gemeente heeft expliciet aangegeven
bepaalde informatie van samenwerkingspartners niet te willen ontvangen en dat medewerkers niet
aanwezig mogen zijn bij overleggen met ketenpartners omdat zij onvoldoende zijn gescreend. Een
andere gemeente ontvangt gevoelige informatie van samenwerkingspartners zonder een zwaardere
vorm van screening uit te voeren.
Uit de beschrijving van instrumenten waarover de (niet-gemeentelijke) instellingen, die in hoofdstuk
drie zijn opgenomen, kunnen beschikken, komt verder naar voren dat deze organisaties dezelfde
instrumenten inzetten als de case studie gemeenten (zoals een VOG, cv check, controle identiteit,
geheimhoudingsverklaring). Als men vervolgens de inzet van het beschikbare instrumentarium
vergelijkt van de gemeenten en de instellingen komt naar voren dat zowel gemeenten als de
instellingen een VOG eisen bij de aanstelling en dat de instellingen ook (een deel van) de andere
instrumenten inzetten die gemeenten tot hun beschikking hebben. Vanuit dit perspectief kan niet
57387
49
gezegd worden dat gemeenten over onvoldoende mogelijkheden beschikken om risico’s in te
perken omdat de instellingen ook deze instrumenten (deels) inzetten. Onze bevinding is wel dat
gemeenten een minder vergaand instrumentarium tot hun beschikking hebben dan de genoemde
instellingen. Uit de vergelijking komt namelijk duidelijk naar voren dat de instellingen, behalve het
UWV, in de betreffende wet- en regelgeving zoals het Bjsg en/of het Bpg worden genoemd als
instellingen die bijvoorbeeld justitiële en/of politiegegevens mogen ontvangen. In art. 23 van het
Bjsg wordt er bijvoorbeeld vanuit gegaan dat aan de functies bij deze instellingen bijzondere eisen
worden gesteld aan integriteit of verantwoordelijkheid of dat de gegevens benodigd zijn voor een
goede uitvoering van hun specifieke taak. Daarnaast kunnen de politie, inspectie SZW en
belastingdienst ook een VGB opvragen van de betrokkene. De politie kan daarnaast ook een
onderzoek naar de betrouwbaarheid en geschiktheid uitvoeren bij het aannemen van
politieambtenaren en zelf onder mandaat een zogenaamd P-onderzoek uitvoeren. De
belastingdienst kent nog een Insiderregeling Financiën om de schijn van financiële
belangenverstrengeling en het risico van oneigenlijk gebruik van koersgevoelige informatie te
voorkomen.
Mede vanuit de hierboven beschreven informatiepositie bezien - dus tot welke informatie is de
beschikking en over welke informatie kan worden beschikt - is onze constatering dat een aantal
gemeenten zeer veel gevoelige informatie heeft of toegang er toe krijgt en deze positie lijkt
vergelijkbaar met die van de instellingen. Vanuit deze optiek hebben we begrip voor de roep van
een aantal case studiegemeenten om verregaandere screeningsmogelijkheden, maar dat vergt
volgens ons nader onderzoek omdat de huidige verkenning onvoldoende basis biedt om hierover
onderbouwde uitspraken te kunnen doen. Daarbij komt nog dat organisaties dus niet zomaar in het
Besluit politiegegevens kunnen worden opgenomen.65
Voorts heeft binnen dit verkennende onderzoek slechts één gemeente risico’s en risiconiveaus
inzichtelijk gemaakt waardoor het vergelijken ervan met de risico’s van de instellingen niet tot een
betrouwbare vergelijking kan leiden.
Als een gemeenteambtenaar vooraf is gescreend op basis van een VOG en daarna is aangenomen
voor een functie in het veiligheidsdomein bij een gemeente, is onze bevinding uit de case studies
dat er aandacht is voor integriteitsaspecten in bijvoorbeeld functioneringsgesprekken, gedragscodes
en fysieke maatregelen. Er is ook een wijziging per 1 januari 2018 dat een VOG ook ‘periodiek’ kan
worden ingezet bij een functiewijziging, overplaatsing of tewerkstelling, maar dat staat in contrast
met een aantal instellingen die al mogelijkheden hebben om herhaaldelijk een screeningsinstrument
in te zetten (bijvoorbeeld om de vijf jaren hernieuwd veiligheidsonderzoek of onderzoek naar de
betrouwbaarheid en geschiktheid). Zij ontvangen daarbij justitiële gegevens op grond van het Bjsg
65 Zie artikel 18 Wet politiegegevens: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen personen en
instanties worden aangewezen aan wie of waaraan, met het oog op een zwaarwegend algemeen belang,
politiegegevens worden of kunnen worden verstrekt ter uitvoering van de bij of krachtens die algemene
maatregel van bestuur aan te geven taak.
57387
50
en het Bpg, terwijl gemeenten bij een VOG geen inzage hebben in de geregistreerde justitiële
gegevens.
4.6 Mogelijkheden om te komen tot een optimale beperking van de
veiligheidsrisico’s door middel van de inzet van risicoanalyses en screening
Uit de case studies blijkt dat gemeenten deels gebruik maken van de beschikbare mogelijkheden
van screening en de inzet van bijvoorbeeld risicoanalyses. Onze bevinding is dat er nog ruimte is
om deze mogelijkheden in te zetten in het veiligheidsdomein. Volgens onderzoekers zijn er ook nog
mogelijkheden om alvorens tot screening over te gaan onder meer organisatorische en fysieke
maatregelen in te zetten zoals eerder is beschreven.
Zoals in hoofdstuk 2 is beschreven is voor elke verwerking door de gemeente als
verwerkingsverantwoordelijke een grondslag nodig. Dit betekent dat de gemeente als ontvanger van
bijvoorbeeld strafrechtelijke / justitiële gegevens en politiegegevens ook een grondslag aannemelijk
moet maken dat zij deze gegevens mag verwerken. Indien de gemeente geen beroep kan doen op
een geschikte grondslag, mag zij deze gegevens ook niet verwerken. Belangrijk punt om hierbij te
noemen, is dat de AP heeft aangegeven dat slechts in incidentele gevallen, indien niet kan worden
volstaan met een VOG in de sollicitatie (en screenings-)procedure, strafrechtelijke gegevens kunnen
worden verwerkt. De gemeente moet volgens de AP ook aangeven waarom een VOG niet volstaat
en wat de aanleiding is om aanvullend strafrechtelijke gegevens te verwerken. Dit zijn volgens
onderzoekers zware bewijslasten die door de AP aan gemeenten gesteld worden. Daarnaast geeft
de toelichting op art. 23 van het Bjsg bijvoorbeeld aan dat het gaat om bijzondere, wettelijke eisen
die worden gesteld aan de verantwoordelijkheid en integriteit van degene die de functie gaat
invullen. De bevinding van onderzoekers is dat de eisen die gesteld worden aan het mogen
ontvangen van justitiële gegevens en politiegegevens hoog zijn. In de case studies is, zoals
hiervoor eerder beschreven, maar in beperkte zin naar boven gekomen (alleen bij gemeente A)
welke risico’s er zijn met betrekking tot risicovolle functies in het gemeentelijke veiligheidsdomein.
Het vergelijken van de verhouding tussen de risico’s van de functies die in het Bjsg en het Bpg zijn
opgenomen met de risico’s op basis van slechts één gemeente (‘n=1’) is volgens onderzoekers een
te kleine steekproef om een onderbouwde conclusie te kunnen trekken.
Uit de case studies is wel naar voren gekomen dat bij een aantal specifieke functies in het
veiligheidsdomein (bijvoorbeeld boa’s, medewerkers RIEC, afdeling Handhaving en Toezicht) een
screening wordt uitgevoerd zoals bij de politie. Ook hier geldt de beperking dat slechts één
gemeente de risico’s in kaart heeft gebracht.
In de ‘pre-employment-fase’ geldt de algemene grondslag van art. 125 Ambtenarenwet en art. 2:2
van het CARUWO en in de ’in-employment-fase’ kunnen gemeenten op de grondslag van art. 125
van de Ambtenarenwet en hoofdstuk 15 van het CARUWO diverse instrumenten inzetten. Ook moet
de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken kandidaat of ambtenaar
afgewogen worden tegen subsidiariteit en proportionaliteit van het in te zetten instrumentarium.
Een onderzoek naar bekwaamheid en geschiktheid’ zoals bedoeld in art.2:2 CARUWO kan niet
gezien worden als basis voor een verregaandere onderzoeksmethodiek waarbij gebruik gemaakt
wordt van justitiële gegevens en politiegegevens; dit vergt aanpassing van in ieder geval de Aw, het
57387
51
Bjsg en het Bpg. De inbreuk die op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene wordt gemaakt, gaat
zodanig ver dat een dergelijke screening mede gelet op art. 8 van het EVRM, artikel 8 van het
Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en art. 10 Grondwet een duidelijke grondslag
in wetgeving vereist. Het CARUWO biedt gemeentelijke werkgevers per 1 januari 2018 wel ruimte
om op lokaal niveau in de situaties waarin er sprake is van een functiewijziging, overplaatsing of
tewerkstelling van een medewerker een recente VOG te verzoeken. Ook kunnen gemeenten, zoals
is beschreven in hoofdstuk 2, op basis van het verplicht vast te stellen integriteitsbeleid aandacht
besteden aan het bevorderen van integriteitsbewustzijn en integriteit in functioneringsgesprekken en
werkoverleg aan de orde stellen.
Het zou volgens onderzoekers aannemelijk moeten zijn dat binnen het veiligheidsdomein de
organisatorische inbedding van uitvoering van risicoanalyses en screening op een goede manier is
geregeld, mede gelet op het feit dat de gemeenten de functies in het veiligheidsdomein zelf als
risicovol aanduiden. Hierboven is reeds aangegeven dat maar twee van de vijf gemeenten een
risicoanalyse hebben opgesteld met behulp van de daartoe beschikbare instrumenten en dat
daarvan slechts één gemeente (gemeente A) risico’s en risiconiveaus heeft opgesteld en hiernaar
handelt. Uit de case studies is tevens gebleken dat gemeenten screenings en het instrumentarium
om risicovolle functies in beeld te krijgen deels inzetten binnen het veiligheidsdomein, maar dat het
nog niet ten volle wordt benut. Uit de case studies blijkt ook dat de meerderheid van de case studie
gemeenten bij de wijze van uitvoering van screening samenwerken met de afdeling
personeelszaken, maar dat de medewerkers in het veiligheidsdomein een behoorlijke mate van
vrijheid hebben bij het zelf uitvoeren van de screening; er gelden geen centrale of gemeentebrede
regels en de medewerkers bepalen zelf hoe zij de screening uitvoeren en welke
screeningsinstrumenten worden ingezet.
Meer aandacht voor de organisatorische inbedding van de uitvoering van risicoanalyses en
screening bij gemeenten biedt volgens onderzoekers een kans om het binnen het veiligheidsdomein
goed te kunnen regelen. De wijze waarop gemeente A het heeft geregeld zou bijvoorbeeld een
opmaat voor een handelingsperspectief kunnen bieden.
57387
52
5. Conclusies
5.1 Inleiding
In opdracht van het Ministerie van Binnenlandse zaken heeft Berenschot een verkennend
onderzoek gedaan naar de screening van gemeenteambtenaren. In dit hoofdstuk presenteren wij
onze conclusies.
5.2 Conclusies
Op basis van het verkennende onderzoek komen wij tot de volgende conclusies:
- De gemeentelijke werkgever kan beschikken over de in paragraaf 2.3 opgesomde
screeningsinstrumenten. De (rand)voorwaarden bij toepassing van de instrumenten worden
met name bepaald door de Wbp (vanaf 25 mei 2018 de AVG), het EVRM, de
Ambtenarenwet en het CARUWO.
- De onderzochte gemeenten hebben in meer of mindere mate zicht op risicovolle functies
binnen het veiligheidsdomein. Kenmerkende criteria van risicovolle functies binnen het
gemeentelijke veiligheidsdomein zijn met name het kunnen beschikken over (gevoelige /
vertrouwelijke) informatie in combinatie met het bekleden van een bepaalde functie of
uitvoeren van een specifieke taak.
- De meerderheid van case studie gemeenten hebben geen risicovolle functies in beeld
gebracht. Zij hebben dus geen gebruik gemaakt van instrumenten waarmee risicovolle
functies in beeld kunnen worden gebracht.
- Uit de case studies blijkt dat gemeenten eveneens andere domeinen (bijvoorbeeld
Vastgoed, Sociaal, Fysiek, Vergunningverlening Toezicht en Handhaving, Financiën en
ICT) en processen (bijvoorbeeld inkoop, het doen van betalingen, aanbestedingen en
verlenen van vergunningen) buiten het veiligheidsdomein kunnen aanduiden die risicovolle
functies kennen.
- Twee gemeenten hebben risicovolle functies inzichtelijk gemaakt en hierbij een
risicoanalyse uitgevoerd die is toegespitst op risico’s in de uitvoering van gemeentelijke
taken in het veiligheidsdomein. Met betrekking tot de risicovolle functies heeft slecht één
van deze gemeenten risico’s en risiconiveaus gedefinieerd met behulp van de daartoe
beschikbare instrumenten. Bij de overige gemeenten wordt bij de toepassing van de
screeningsinstrumenten soms wel impliciet onderscheid gemaakt. Uit de case studies
concluderen wij dat gemeenten deels gebruik maken van de inzet van bijvoorbeeld
risicoanalyses, aanduiding van risico’s en risiconiveaus. Er is nog ruimte om deze
mogelijkheden in te zetten in het veiligheidsdomein.
- Uit de case studies blijkt dat de door de gemeente genoemde functies in paragraaf 4.2 als
risicovolle functies worden gezien. Bij drie gemeenten wordt voor bepaalde functies in het
57387
53
veiligheidsdomein een screening uitgevoerd zoals bij politieambtenaren en dit geeft aan dat
deze functies als risicovol worden gezien.
- Uit het onderzoek is niet duidelijk geworden in hoeverre de informatie die door de
samenwerkingspartners van gemeenten wel of niet wordt gedeeld, vereist is voor het
uitvoeren van de gemeentelijke taken binnen het veiligheidsdomein. Een nader onderzoek
zou hier meer inzicht in kunnen geven.
- De case studie gemeenten zetten diverse screeningsinstrumenten in die in hoofdstuk twee
van dit onderzoek zijn beschreven. Bij alle onderzochte gemeenten wordt de VOG verplicht
gesteld. Uit de case studies concluderen wij dat gemeenten de beschikbare
screeningsinstrumenten maar deels inzetten en er is dus nog ruimte voor de gemeentelijke
werkgever om de eigen verantwoordelijkheden waar te maken.
- Uit de vergelijking met de instellingen concluderen wij dat de gemeenten een minder
vergaand instrumentarium tot hun beschikking hebben dan de instellingen. De meerderheid
van de instellingen mogen justitiële en/of politiegegevens ontvangen op basis van het Bjsg
en het Bpg.
- De inzet van de verschillende screeningsmethodieken is bij de meerderheid van de
gemeenten ter beoordeling van medewerkers binnen het veiligheidsdomein zelf en is niet
structureel en expliciet gekoppeld aan bijvoorbeeld een voorafgaande risicoanalyse en/of
indeling van functies in risicocategorieën in het veiligheidsdomein.
- Het raadplegen van openbare bronnen wordt door de meerderheid van gemeenten ingezet
als instrument. Gelet op de juridische randvoorwaarden zoals die in hoofdstuk 2 van dit
rapport zijn beschreven, in het bijzonder met betrekking tot de‘online screening’, en de
vragen van gemeenten hieromtrent, concluderen wij dat gemeenten geholpen kunnen
worden met een handreiking of leidraad waarin een handelingsperspectief wordt geboden
hoe met openbare bronnen kan worden omgegaan bij screening.
- Voor zover een gemeente al strafrechtelijke gegevens zou mogen verwerken of ontvangen,
concluderen wij dat er een hoge bewijslast is voor gemeenten in het kader van de
bescherming van persoonsgegevens. Aangegeven moet worden waarom een VOG niet
volstaat en wat de aanleiding is om aanvullend strafrechtelijke gegevens te ontvangen.
- Uit de case studies blijkt dat alle gemeenten ook andere maatregelen inzetten om de
risico’s omtrent risicovolle functies te beperken voordat wordt ingezet op screening. Het
gaat bijvoorbeeld om organisatorische maatregelen en fysieke maatregelen. Gemeenten
zetten tevens diverse integriteit bevorderende maatregelen in als een medewerker eenmaal
in dienst is getreden bij de gemeente, bijvoorbeeld functioneringsgesprekken en het
opstellen van gedragscodes.
- De wijze waarop gemeenten de uitvoering van screening organiseren levert een divers
beeld op. De conclusie is dat bij de wijze van uitvoering van screening de meerderheid van
de case studie gemeenten samenwerken met de afdeling personeelszaken, maar dat de
57387
54
medewerkers in het veiligheidsdomein een behoorlijke mate van vrijheid hebben bij het zelf
uitvoeren van de screening. Ook met betrekking tot de inzet van screeningsinstrumenten
om de integriteit te bewaken van externen is een divers beeld waar te nemen.
- Uit de case studies blijkt dat de gemeenten de screening niet door een externe partij
(bijvoorbeeld werving- en selectiebureau, recherchebureau) laat uitvoeren. Uit de case
studies is niet duidelijk geworden wat de impact is van het zelf uitvoeren van de screening
in vergelijking met een screening die door een extern bureau is uitgevoerd.
- Een onderzoek naar bekwaamheid en geschiktheid’ zoals bedoeld in art.2:2 CARUWO kan
niet gezien worden als basis voor een verregaandere onderzoeksmethodiek waarbij gebruik
gemaakt wordt van justitiële gegevens en politiegegevens; dit vergt aanpassing van in ieder
geval de Aw, het Bjsg en het Bpg.
- Op basis van de case studies concluderen wij dat in het algemeen niet aan te geven is wat
voor een gemeente een goede organisatorische inbedding is van uitvoering van
risicoanalyses en screening. De wijze waarop gemeente A de organisatorische inbedding
heeft georganiseerd zou als voorbeeld kunnen dienen voor andere gemeenten, zij het dat
maatwerk mogelijk moet blijven gelet op de context van de gemeente en ontwikkelingen in
het veiligheidsdomein.
- Wij concluderen ten slotte dat de gemeentelijke werkgever integriteitsrisico’s bij de uitvoering van gemeentelijke taken ten behoeve van het veiligheidsdomein optimaal kan beperken door:
o gebruik te maken van meer screeningsinstrumenten dan die thans worden ingezet,
o de inzet van het instrumentarium structureel te borgen in de gemeentelijke organisatie en daarbij als uitgangspunt te nemen dat risicovolle functies in het veiligheidsdomein expliciet inzichtelijk worden gemaakt,
o de risico’s en risiconiveaus van deze risicovolle functies te bepalen en dat deze specifiek worden gekoppeld aan de inzet van de beschikbare screeningsmethodiek(en),
o meer gebruik te maken van organisatorische en/of fysieke maatregelen alvorens wordt overgegaan tot screening.
57387
55
Bijlage 1: Documentenlijst
Autoriteit Persoonsgegevens (2016). Onderzoeksrapport Hoffmann B.V.: Onderzoek naar de
verwerking van persoonsgegevens bij pre-en-in-employment screening
Bureau Regioburgemeesters 5 juni 2017. Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet justitiële en
strafvorderlijke gegevens
Bureau Regioburgemeesters. Behoeftestelling regioburgemeesters ten aanzien van screening
Gemeenteblad Amsterdam (2017). Instemmen met het initiatiefvoorstel “Geef jongeren een
nieuwe kans” van de raadsleden Verheul, Boutkan en Blom en kennisnemen van de bestuurlijke
reactie (2017, nr. 100/241)
Justis, Ministerie van Veiligheid en Justitie (2017). Screening van personeel
Justis. Ministerie van Veiligheid en Justitie (2016). Maatwerk bij de VOG-screening
KING (2017). Factsheet Informatie BeveiligingsDienst
KING (2016). Strategische Baseline Informatiebeveiliging Nederlandse Gemeenten
KING (2016). Tactische Baseline Informatiebeveiliging Nederlandse Gemeenten
KING (2013). Handleiding Screening Personeel. Een van de producten van de operationele
variant van de Baseline Informatiebeveiliging Nederlandse Gemeenten (BIG)
Laaper, S. (2016). Inventarisatie samenwerkingsverbanden
Laaper, S. (2016). Overzicht gemeentelijke taken en bevoegdheden/ groslijst
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – Algemene inlichtingen- en
Veiligheidsdienst (2014). Leidraad aanwijzing vertrouwensfuncties. Nadere uitwerking van de
Wet veiligheidsonderzoeken
Politie. Betrouwbaarheids- en geschiktheidsonderzoek
Politie. Betrouwbaarheids- en geschiktheidsonderzoek sollicitant
Politie (2014). Protocol Betrouwbaarheids- en geschiktheidsonderzoek
Pro Facto (2017). Criminele beïnvloeding van het lokale openbaar bestuur
PwC (2016). Evaluatie aanbevelingen commissie Gunning. Successen behaald in verbetering
van veiligheid en kwaliteit in de kinderopvang na de Amsterdamse zedenzaak.
Staatscourant - 17 januari 2012. Beleidsregel beoordelingsperiodes en onvoldoende gegevens
veiligheidsonderzoeken
Telegraaf (2017). Corruptie uit beeld
57387
56
Tweede Kamer der Staten-Generaal (2015-2016). 28 844 - Integriteitsbeleid openbaar bestuur
en politie. Nr. 101
Tweede Kamer der Staten-Generaal (2012-2013). 33 673 - Wijziging van de Wet
veiligheidsonderzoeken in verband met het opnemen van een grondslag voor het
doorberekenen van kosten verbonden aan het uitvoeren van veiligheidsonderzoeken alsmede
enkele andere wijzigingen. Nr. 3
Tweede Kamer der Staten-Generaal (2015-2016). 34300 VI - Vaststelling van de
begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016. Nr. 78
Tweede Kamer der Staten-Generaal (1994-1995). 24023 - Regelen inzake het verrichten van
veiligheidsonderzoeken (Wet veiligheidsonderzoeken). Nr. 3
Verheul, A., Boutkan. D. en Blom, S. (2016). NRC Handelsblad: Reken jongeren niet af op één
stommiteit
VNG (2017). Handreiking voor gemeenten. Kernbeleid Veiligheid 2017
VNG (2015). De rol van gemeenten in de aanpak van radicalisering
Zouridis, S. & Van der Vorm, B. (2013). Omwille van geloofwaardigheid. Een verkennend
onderzoek naar knelpunten en oplossingen bij integriteitsonderzoek in Nederland
Verslagen, nota’s en formulieren
Aanvraagformulier Verklaring Omtrent het Gedrag Natuurlijke Personen (VOG NP)
Deel van conceptverslag AO strafrechtelijke onderwerpen
Kort verslag hoofdenoverleg OOV – VNG 19 juni 2017
Nota VenJ en BZK (2016). Lopende trajecten binnen VenJ en BZK aangaande de
screening/integriteit van (gemeente)ambtenaren in het veiligheidsdomein
Nota Landelijk Overleg Veiligheid en Politie (2016). Stand van zaken werkgroep screening
Nota Landelijk Overleg Veiligheid en Politie (2017). Stand van zaken screening
samenwerkingspartners door politie
Nota Landelijk Overleg Veiligheid en Politie (2017). Screening van samenwerkingspartners door
politie. Bijlage 1: Notitie met stand van zaken van de werkgroep
Wet- en regelgeving en wetsvoorstellen
Beleidsregels VOG-NP-RP 2013
Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens.
Regeling betrouwbaarheids- en geschiktheidsonderzoek politie
57387
57
7 maart 2017: Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens in
verband met het mogelijk maken van het in bepaalde gevallen weigeren van afgifte van een
verklaring omtrent het gedrag op basis van politiegegevens
Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag BES
Wet politiegegevens
Wet veiligheidsonderzoeken
Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002
Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
57387
58
Bijlage 2: Vragenlijst instellingen
Vragenlijst instellingen screening*
1. Heeft u beleid ten aanzien van de screening van uw medewerkers? (Gaarne uw beleidsstuk
meesturen indien aanwezig)
2. Welke medewerkers / functionarissen worden binnen uw organisatie gescreend en wie is
opdrachtgever van de screening?
3. Van welke screeningsmethodiek(en)* maakt u gebruik voor welke medewerkers /
functionarissen? En welke informatie wordt hierbij gebruikt?
4. Wat is de reden om een screening uit te (laten) voeren?
5. Op welke juridische grondslag baseert u de screening van deze medewerkers / functionarissen?
6. Vindt screening plaats op basis van een risico-inventarisatie en/of wordt er onderscheid
gemaakt naar functies? (Zo ja, graag (procedure van) de risico-inventarisatie meesturen)
7. Wordt bij deze risico-inventarisatie gebruik gemaakt van risicoprofielen? (Zo ja, graag de
risicoprofielen meesturen)
8. Wijkt de procedure van screening in het geval van gedetacheerde / ingehuurde medewerkers af
van de reguliere procedure die u hanteert? Zo ja, op welke wijze?
9. Door wie / welke instantie worden de (verschillende) screenings uitgevoerd?
10. Hoe wordt in geval van screening de privacy van de gescreende medewerker geborgd?
*Screening(smethodieken)
Screening is het door of in opdracht van de werkgever vergaren van informatie over een sollicitant
of werknemer om zo een inschatting te maken van zijn of haar integriteit. Methoden van screening
zijn onder andere:
Aanvragen Verklaring Omtrent Gedrag (VOG)
Betrouwbaarheids- en geschiktheidsonderzoek (BGO)
Veiligheidsonderzoek AIVD
Omgevingsonderzoek
Interne integriteitstoets (o.a. gesprek, checken identiteit, etc.)
Openbare bronnenonderzoek (Handelsregister, google-search, social media, LexisNexis, etc.)
Opvragen informatie (bijvoorbeeld BKR-registratie)
Navraag bij referenten
57387
59
Bijlage 3: Vragenlijst gemeenten
Vragenlijst screening gemeenten binnen OOV-domein
Documentatie
Graag ontvangen wij van u, indien aanwezig, de volgende documentatie:
Beleid integriteit en screening
Beleid integriteit en screening bij werving en selectie
Beschrijving risicoanalyse (stappenplan / protocol)
Risicoprofielen
Enkele vragen vooraf
Graag stellen wij u ter voorbereiding op het aanstaande interview een aantal vragen. Mocht u
hierover aanvullende documentatie hebben dan ontvangen wij die graag.
Uit welke functies bestaat bij u het veiligheidsdomein?
- Zijn de personen die deze functies bekleden actief in samenwerkingsverbanden?
- Met welke vertrouwelijke/risicovolle informatie krijgen de personen die deze functies
bekleden te maken?
Van welk instrumentarium (risicoanalyses, risicoprofielen, anders) wordt gebruik gemaakt om
risicovolle functies binnen het veiligheidsdomein in beeld te brengen?
?Door wie wordt dit instrumentarium binnen de gemeente gehanteerd ־
Worden screeningsmethodieken ingezet binnen het veiligheidsdomein?
?*Welke screeningsmethodieken ־
?Door wie wordt deze screening uitgevoerd? Intern of extern ־
57387
60
*Screeningsmethodieken
Screening is het door of in opdracht van de werkgever vergaren van informatie over een sollicitant
of werknemer om zo een inschatting te maken van zijn of haar integriteit. Methoden van screening
zijn onder andere:
Aanvragen Verklaring Omtrent Gedrag (VOG)
Betrouwbaarheids- en geschiktheidsonderzoek (BGO)
Veiligheidsonderzoek AIVD
Omgevingsonderzoek
Interne integriteitstoets (o.a. gesprek, checken identiteit, etc.)
Openbare bronnenonderzoek (Handelsregister, google-search, social media, LexisNexis, etc.)
Opvragen informatie (bijvoorbeeld BKR-registratie)
Navraag bij referenten
Interviewleidraad
Tijdens het interview zelf gaan we dieper in op de door u verstrekte informatie. Hierin komen onder
andere de volgende vragen aan bod (let op: deze vragen hoeft u nu nog niet te beantwoorden!):
Risicoanalyse
Zijn binnen de gemeentelijke organisatie functies (binnen het veiligheidsdomein) aangemerkt als
risicovol?
Om welke functies gaat het? (binnen en buiten het veiligheidsdomein) ־
?Door wie worden deze functies als risicovol aangemerkt ־
?Hoe wordt dit vastgelegd ־
Wordt binnen de gemeente onderscheid gemaakt tussen verschillende risico’s en risiconiveaus?
?Zo ja, welke niveaus worden gehanteerd ־
Is de risicoanalyse van algemene aard of specifiek toegespitst op het veiligheidsdomein?
Wat is de reden voor de inzet van risicoanalyses?
Heeft u voldoende zicht op de risico’s die de functies binnen het veiligheidsdomein met zich
meebrengen?
Welke maatregelen worden ingezet om gesignaleerde risico’s tegen te gaan
(beheersmaatregelen)?
Inzet van screeningsmethodieken
Onder welke voorwaarden wordt tot inzet van (bepaalde) screeningsmethodieken van
medewerkers overgegaan?
57387
61
Wordt bij de inzet van screeningsmethodieken onderscheid gemaakt tussen medewerkers
binnen het veiligheidsdomein en andere medewerkers?
Is het al dan niet inzetten van screening van medewerkers binnen het veiligheidsdomein
gebaseerd op de uitkomsten van een risicoanalyse?
Hoe wordt in geval van screening de privacy van de gescreende medewerker geborgd?
Wijkt de procedure van screening in het geval van gedetacheerde / ingehuurde medewerkers
binnen het veiligheidsdomein af van de reguliere procedure? Zo ja, op welke wijze?
Bieden de mogelijkheden tot screening u voldoende ruimte om integriteitsrisico’s binnen het
veiligheidsdomein door middel van screening in te perken?
Heeft u behoefte aan aanvullende mogelijkheden op het gebied van screening?
57387
62
Bijlage 4: Opdrachtgever en klankbordgroep
Naam Organisatie Rol
Terry Lamboo Ministerie van BZK Opdrachtgever
Ruthy Reinders Ministerie van BZK Opdrachtgever
Hella van de Velde Ministerie van BZK Opdrachtgever
Marcel Marra Vereniging Nederlandse Gemeenten Klankbordgroep
Ilona Kalksma Bureau Regioburgemeesters Klankbordgroep
Niels Romijn Ministerie van J&V Klankbordgroep
Niels Aangeenbrug Ministerie van J&V Klankbordgroep
Arjan Guijt Unie van Waterschappen Klankbordgroep
Rianne Becht Interprovinciaal Overleg Klankbordgroep
Eugene van de Poel Vereniging Nederlandse Gemeenten Klankbordgroep
Johan Hoffman Ministerie van Financiën Klankbordgroep
Maril Gelauff Ministerie van J&V Klankbordgroep