Top Banner
Rubens
13

Rubens - WordPress.com...mededelingen (1985), p.41 ev 6 Het Deutsches Archäologisches Institut is van oordeel dat het om een dodenopwekking in algemene zin gaat, zie Deutsches Archäologisches

Jun 24, 2020

Download

Documents

dariahiddleston
Welcome message from author
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Page 1: Rubens - WordPress.com...mededelingen (1985), p.41 ev 6 Het Deutsches Archäologisches Institut is van oordeel dat het om een dodenopwekking in algemene zin gaat, zie Deutsches Archäologisches

Rubens

Page 2: Rubens - WordPress.com...mededelingen (1985), p.41 ev 6 Het Deutsches Archäologisches Institut is van oordeel dat het om een dodenopwekking in algemene zin gaat, zie Deutsches Archäologisches

2

Receptie van de kunst der oudheid, cursus 2006-2007 Onderwijsinstituut: Kunstgeschiedenis en Muziekwetenschap Docent Dr C. Schuddeboom

Pieter C. Vis, studentnummer 3027785

Inhoudsopgave

Over de sarcofaag uit Rubens' verzameling te Leiden Pieter C. Vis .......................... 3

Inleiding ............................................................................................................................................... 3

De sarcofaag: Romeins en vroeg christelijk..................................................................................... 3

Van Romeinse grafkist tot Leids museaal object ........................................................................... 6 Marcellus of Marcellinus? .................................................................................................................................. 6 Hoe een reliek collectors item werd ................................................................................................................... 6 Eindelijk Rubens ................................................................................................................................................ 8 Van Rubens tot Leiden ....................................................................................................................................... 9

Epiloog ................................................................................................................................................11

Universiteit Utrecht Faculteit der Letteren Utrecht 10 april 2007

Illustratie voorblad Peter Paul Rubens Zelfportret omstreeks 1633-1635 Zwart krijt op papier 46,1 x 28,7 cm PARIS, DEPARTEMENT DES ART GRAPHIQUES DU MUSÉE DU LOUVRE

Uit: K.A. Schröder en H. Widauer, Peter Paul Rubens, , Wien 2004, p. 449

Page 3: Rubens - WordPress.com...mededelingen (1985), p.41 ev 6 Het Deutsches Archäologisches Institut is van oordeel dat het om een dodenopwekking in algemene zin gaat, zie Deutsches Archäologisches

3

Over de sarcofaag uit Rubens' verzameling te Leiden Pieter C. Vis

FIGUUR 1 ROMEINSE SARCOFAAG

Romeinse sarcofaag: ca. 360 - 390 na Chr., materiaal: Carrara marmer, 66 x 212 cm,

herkomst: Rome (vermoedelijk) Rijksmuseum van Oudheden, Leiden

Inleiding

Toen Rubens overleed liet hij onder meer een verzameling oudheden na, die kon wedijveren met de grote collecties van vorsten. Hij verzamelde gedurende zijn zeer arbeidzame leven cameeën, munten, gemmen, marmeren reliëfs en antieke sculpturen, ingegeven door een sterke interesse voor de klassieke oudheid. Zijn jarenlange verblijf in Italië van mei 1600 tot oktober 1608 - hij was 22 jaar toen hij naar Rome afreisde – heeft een stevige basis gelegd voor zijn kennis van de Romeinse cultuur. De jonge Rubens had overigens al Tacitus en Suetonius gelezen en kennis genomen van Plinius' beschrijvingen van kunstwerken uit de oudheid.1 Rubens' bezittingen van antieke oudheden werden fors uitgebreid toen hij in 1618 een collectie kocht van de Engelse ambassadeur Sir Dudley Carleton; hieronder bevond zich een 'grote urn', die – zoals zou blijken uit kunsthistorisch bronnenonderzoek in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw - een vroeg christelijke sarcofaag betrof. Deze sarcofaag heeft vele omzwervingen gemaakt en opmerkelijk zijn de frequente wisselingen in eigendom van de grafkist. Dit laatste, de sarcofaag zelf en Rubens als verzamelaar van objecten, is onderwerp van dit werkstuk.

De sarcofaag: Romeins en vroeg christelijk

Deze zuilensarcofaag, die sinds 1818 in bezit is van het Rijksmuseum van Oudheden, is niet compleet, de deksel ontbreekt evenals de achterzijde. De voorkant bestaat uit een vijftal nissen, gevormd door zes geschroefde zuilen, die verbonden worden door schelpvormige (Jongkees noemt met bladermotief versierde)2 bogen. Iedere nis bevat voorstellingen van drie tot vijf personen. De zijkanten laten een reliëf van griffioenen zien. Intrigerend is de inscriptie op de onderrand van de sarcofaag:

PPP...MMM... SSS... MMMAAARRRCCCEEELLLLLLIII VVVRRRBBBIIISSS EEEPPPIIISSSCCCOOOPPPIII (Pontificis Maximi Sancti Marcelli Urbis Episcopi3)

1 Jaffe, Michael, Rubens and Italy, Oxford 1977 p. 79 2 Jongkees, J. H., 'De verzameling oudheden van Reinier van der Wolff', Mededelingen van het Nederlands Historisch Instituut te Rome (1961), p. 134 3 Brunsting en Wilpert geven een iets andere uitleg aan de letters P.M.: Piae memoriae… ter zaliger gedachtenis, zie Brunsting, H., 'Romeinse sarcofaag uit Rubens' verzameling', Hermaneus nr. 3 Mei-Juni (1977), p. 201. Dit is een afkorting

Page 4: Rubens - WordPress.com...mededelingen (1985), p.41 ev 6 Het Deutsches Archäologisches Institut is van oordeel dat het om een dodenopwekking in algemene zin gaat, zie Deutsches Archäologisches

4

Intrigerend omdat deze inscriptie later is aangebracht dan de eerste ingebruikneming van de sarcofaag. Dit vermoeden dat door kunsthistorici breed ondersteund wordt is ingegeven door de ongebruikelijke plek, door de perfectheid van het handschrift en doordat de afkorting S. pas vanaf de 11e eeuw gebruikelijk werd. Verondersteld wordt dat de oorspronkelijke inscriptie op de verloren deksel heeft gestaan.4 Desondanks maakt de tekst duidelijk voor wie de sarcofaag bestemd was: bisschop Marcellus, die in 308-309 na Christus kortstondig het pauselijke ambt vervuld heeft. Toch wordt de sarcofaag later gedateerd: schattingen lopen uiteen tussen 360 en 390 na Christus, Marcellus moet dus eerst op een andere wijze begraven zijn. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf Marcellus of Marcellinus. In het navolgende worden de voorstellingen in de vijf nissen kort geduid, waarbij in belangrijke mate gebruik is gemaakt van de bevindingen van Jongkees2 en Van Moorsel.5

De nis aan de linkervoorzijde bevat een voorstelling met een knielende vrouw, een kind en een drietal staande figuren. De scène wordt geïnterpreteerd als de opwekking uit de dood van de zoon van de weduwe te Naïn door Christus (linker figuur met boekrol). De zoon is in doeken gewikkeld en ligt in een soort kribbe (lijkbaar, sarcofaag?). Dit is moeilijk in overeenstemming te brengen met Lucas 7:11-17, omdat daar sprake is van een zoon, die uit de dood opstaat en gaat spreken.6 De tweede nis heeft drie staande figuren: Christus, rechter figuur met boekrol, die een sleutel (beschadigd) op de mantelplooi van Petrus legt. Deze voorstelling is gebaseerd op Mattheüs 16:19, (En Ik zal u geven de sleutelen van het Koninkrijk der hemelen; en zo wat gij zult binden op de aarde, zal in de hemelen gebonden zijn; en zo wat gij ontbinden zult op de aarde, zal in de hemelen ontbonden zijn). De middelste figuur zou een leerling kunnen zijn.

Ondanks de aanwezigheid van de haan tussen de twee staande figuren is de middelste nis niet gemakkelijk te interpreteren. Er zijn diverse mogelijkheden geopperd; uiteraard de verloochening van Petrus, die vaak als middelste voorstelling wordt toegepast, maar dan staat de haan meestal op de grond. De vrouw zou degene kunnen zijn van Mattheüs 9:20-22, die 12 jaar last heeft gehad van bloedvloeien. Maar ook kan zij de Kananese vrouw zijn, die om genezing vroeg voor haar geesteszieke dochter (Mattheüs 15: 21-28). De toevoeging van de vrouw maakt het tot een hybride afbeelding.

Over de vierde nis is Jongkees vrij stellig: de genezing der blinden. Bij Mattheüs 20: 29-34 is er sprake van twee blinden, die door aanraking van de ogen door Christus genezen worden. De kleine figuren (kinderen?) hebben stokken vast die deels zijn weggebroken, maar de aanhechting op de bodem is nog te zien. Ook wordt wel gesuggereerd dat het kan gaan om de

die gebruikelijk was in de catacomben; de titel Ponifex Maximus werd pas vanaf 382 door de respectievelijke pausen gevoerd. 4 Brunsting, H., De oud-christelijke sarcophaag van Leiden, Leiden 1959 p. 37 5 Moorsel, P.P.V. van, 'De oudchristelijke sarcofaag in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden',Oudheidkundige mededelingen (1985), p.41 ev 6 Het Deutsches Archäologisches Institut is van oordeel dat het om een dodenopwekking in algemene zin gaat, zie Deutsches Archäologisches Institut (Berlin West), Repertorium der christlich-antiken Sarkophage, Mainz am Rhein 1998 p. 47

Page 5: Rubens - WordPress.com...mededelingen (1985), p.41 ev 6 Het Deutsches Archäologisches Institut is van oordeel dat het om een dodenopwekking in algemene zin gaat, zie Deutsches Archäologisches

5

zegening van de kinderen (Markus 10:13), maar dit lijkt niet erg consistent met de overige afbeeldingen. De vijfde nis: Mattheüs 8:13 En Jezus zeide tot den hoofdman over honderd: Ga heen, en u geschiede, gelijk gij geloofd hebt. En zijn knecht is gezond geworden te dierzelver ure. De centurion, herkenbaar aan tunica en mantel, vraagt om

genezing van zijn knecht. De rechteronderarm van Christus is helaas afgebroken zodat we niet precies weten welke handeling Hij ten overstaan van de man uit Kapernaum verricht.

Opvallend is de overeenkomst tussen de Christusfiguren, baardloos, sandalen, gekleed in tuniek en mantel. Deze isomorfe afbeeldingen versterken het door de zuilen aangegeven ritme.5

Op de zijkanten staan griffioenen. Deze fabeldieren zijn in de christelijke symboliek een aanduiding van de tweeledige natuur van Christus, de goddelijke (vogel) en de menselijke (zoogdier). De Grieken – en de Romeinse ateliers, waar deze sarcofaag zeer waarschijnlijk gemaakt is, kopieerden veelal ook Griekse symbolen – geloofden dat griffioenen de goudmijnen van de Scythen bewaakten.

Om de iconografie van deze sarcofaag af te ronden dient nog vermeld te worden dat de zwikken aan de voorzijde afbeeldingen bevatten van Jonasscènes, een duif en twee bazuinblazende tritonen op de buitenste hoeken. Wilpert heeft in zijn fameuze en volumineuze werk I sarcofagi cristiani7 deze sarcofaag bestempeld als flink overgewerkt. Deze mening wordt overgenomen door het Deutsches Archäologisches Institut8. Jongkees bestrijdt dit en noemt het 'beschadiging en restauraties van ondergeschikte aard'9. Een objectiever beeld wordt gegeven door Immerzeel10 wat blijkt uit de volgende schets:

FIGUUR 2 VOORKANT VAN DE SARCOFAAG (SCHETS M. IMMERZEEL)

Immerzeel en Jongstra constateren dat de meeste restauraties plaats hebben gevonden in de nissen IV en V en vooral aan de hoofden. Belangrijker nog is de breuk die over de gehele lengte aan de

7 Wilpert, G., I Sarcofagi cristiani antichi I, Roma 1929 p. Volume I p. 160 8 Deutsches Archäologisches Institut (Berlin West), Repertorium der christlich-antiken Sarkophage, Mainz am Rhein 1998 p. 47 9 Jongkees, J. H., 'De verzameling oudheden van Reinier van der Wolff', Mededelingen van het Nederlands Historisch Instituut te Rome (1961), p. 134 10 Immerzeel, M. en Jongste, P., 'Technologie, style et iconographie. Le sarcophage paléochretien de Leyde en tant que produit industriel', Oudheidkundige mededelingen Nr. 73 (1993), p. 78. Inkleuring door auteur.

Page 6: Rubens - WordPress.com...mededelingen (1985), p.41 ev 6 Het Deutsches Archäologisches Institut is van oordeel dat het om een dodenopwekking in algemene zin gaat, zie Deutsches Archäologisches

6

voorkant zichtbaar is en veroorzaakt moet zijn door een grote kracht. Voornoemde auteurs zijn niet de mening toegedaan dat de verkleuringen aan de drie zijden van de sarcofaag brandsporen zijn, zoals Jongkees vermoedde, maar dat het gaat om een natuurlijke corrosie. Belangrijk is dat ook zij op grond van stilistische en iconografische argumenten tot de conclusie komen dat de sarcofaag stamt uit het laatste kwart van de 4e eeuw na Christus en door vergelijking met andere sarcofagen een vrij precieze datering kunnen geven van 385-390 na Chr.11

Van Romeinse grafkist tot Leids museaal object

Nu is vastgesteld dat deze sarcofaag eind 4e eeuw in Rome is gemaakt wordt de vraag des te interessanter hoe deze grafkist van Rome via Rubens in Leiden terecht is gekomen en tegenwoordig tot een van de bijzondere kunstvoorwerpen in het Rijksmuseum van Oudheden is geworden. Het verhaal begint bij Marcellus, die op zich al een historisch dilemma oproept.

Marcellus of Marcellinus12?

Volgens de Catalogus Liberianus werd Marcellus benoemd als paus in 308 en wel nadat de vorige paus Marcellinus 3 jaar geleden overleden was; er was dus een vacuüm van ruim drie jaar. Hij heeft slechts kort het pontificaat vervuld want hij overleed al in 309. Toch slaagde hij er in om een nieuwe structuur voor het kerkelijk bestuur te introduceren. De Liber Pontificialis vermeldt dat hij het kerkelijke gebied in 25 districten verdeelde met een priester/bisschop aan het hoofd van elk district. Er is sprake van een conflict met de tirannieke Maxentius, die hem tijdelijk gevangen zette. Mogelijk is dat de reden geweest voor zijn plotselinge overlijden13; Marcellus werd als martelaar begraven in de catacomben van St Priscilla. In 537 wordt de catacombe door de Gothen geplunderd14, waarna de gebeenten van de heiligen worden overgebracht in de nabij liggende bovengrondse kerk van San Sylvester. Hiertoe behoorden vermoedelijk ook die van Marcellus, die wellicht in onze sarcofaag zijn vervoerd. Het graf van Marcellus Episcopus in voornoemde kerk staat ook genoemd in de pelgrimsreisgids Itinerarium Salisburgense van 625-638. In de 9e eeuw wordt een aantal relieken binnen de muren van Rome gebracht: er was een grote jacht op relieken, wat Paus Leo IV deed besluiten om deze in veiligheid te laten brengen. Hieronder bevonden zich vermoedelijk de resten van Marcellus I, die in zijn sarcofaag (?) naar de kerk San Marcello al Corso werd gebracht, een kerk die overigens al in 418 vermeld werd als Titulus Marcelli. Aldaar is deze sarcofaag omgebouwd tot altaar, waarbij mogelijkerwijs de deksel en de achterzijde verwijderd werden. Op dat moment zou de nieuwe inscriptie op de voorzijde gemaakt kunnen zijn.

Hoe een reliek collectors item werd

Na vijf eeuwen van betrekkelijke rust is er op 22 mei 1519 een grote brand in de San Marcello al Corsa. Het is wellicht deze gebeurtenis die Jongkees inspireerde tot het waarnemen van brandsporen op de sarcofaag, maar deze verkleuringen hadden – zoals eerder gememoreerd -volgens Immerzeel een andere oorzaak. Door de brand raakt de kerk zwaar beschadigd en besluit men om de oriëntatie van de San Marcello om te draaien: apsis wordt ingang en vice versa.

11 Immerzeel, M. en Jongste, P., 'Technologie, style et iconographie. Le sarcophage paléochretien de Leyde en tant que produit industriel', Oudheidkundige mededelingen Nr. 73 (1993), p. 83 12 Van Moorsel noemt de mogelijkheid van een naamsverwisseling met Marcellinus omdat een andere oude bron Deposito Episcoporum alleen Marcellinus vermeldt, zie Moorsel, P.P.V. van, 'De oudchristelijke sarcofaag in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden',Oudheidkundige mededelingen (1985), p. 44 13 Er bestaat een vijfde-eeuwse Passio Marcelli die een andere versie van de dood van Marcellus geeft: Maxentius dwong Marcellus om een offer aan de goden te brengen, Marcellus weigerde dit en werd veroordeeld om als slaaf te werken aan de openbare weg. Daarna moest hij paarden wegvoeren waardoor hij overleed. Bron: Catholic Encyclopedia 14 Brunsting, H., 'Romeinse sarcofaag uit Rubens' verzameling',Hermaneus (1977), p. 200

Page 7: Rubens - WordPress.com...mededelingen (1985), p.41 ev 6 Het Deutsches Archäologisches Institut is van oordeel dat het om een dodenopwekking in algemene zin gaat, zie Deutsches Archäologisches

7

Daarmee moet ook het hoofdaltaar verdwijnen, dat in zijn geheel door een nieuw altaar op de nieuwe plek vervangen werd. De religieuze functie van de sarcofaag is hiermee beëindigd en de sarcofaag verdwijnt tijdelijk uit ons gezichtsbeeld tot de naam van Giovanni Grimani opdoemt. De Grimani's behoorden in de 16e eeuw reeds drie eeuwen lang tot een van de meeste vooraanstaande families van Venetië. Giovanni was patriarch van Aquileia en – een niet onbelangrijk detail – zijn oom Marino Grimani, kardinaal, had de San Marcello di Corsa als titelkerk15. De familie Grimani bezat een grote collectie marmeren sculpturen en in 1593 liet Giovanni deze verzameling na aan de Republiek Venetië. Hoewel het niet zeker is dat de sarcofaag tot deze nalatenschap behoorde maken deze gegevens het wel aannemelijk. Eind 16e eeuw woonde de Vlaamse koopman en reder Daniel Nijs in Venetië. Hij voerde grote staat (ook Constantijn Huygens bezocht zijn verzameling in 1620 en onderhield sindsdien geregeld contact) en verbleef voor het grootste deel van zijn leven in deze stad. Naast zijn handelsactiviteiten was hij kunstverzamelaar en kunsthandelaar 16. In de verzamelgeschiedenis komt Nijs voor het eerst in 1615 naar voren als bemiddelaar voor Sir Dudley Carleton, Brits ambassadeur in Venetië. Deze Carleton zou een belangrijke rol spelen in de verkoop van antieke objecten aan Rubens, waarover later meer. FIGUUR 3 SIR DUDLEY CARLETON

Dudley Carleton had in de laatste jaren van zijn verblijf in Venetië voor Robert Carr, graaf van Somerset en gunsteling van Jacob I van Engeland, een vrij grote collectie van schilderijen en antieke sculpturen gekocht17. Deze had hij verkregen via Daniel Nijs, waarbij niet bekend is of Nijs als bemiddelaar of als eigenaar of beide in deze transactie optrad. Omdat Carletons ambassadeursperiode in Venetië ten einde liep, moest hij de volledige partij schilderijen en sculpturen naar Engeland verschepen. Van het transport, dat op 25 April 1615 plaats vond, zijn gedetailleerde catalogi bewaard. Jeffrey Muller heeft deze "Fattura" kritisch geanalyseerd en is met

Brunsting van oordeel dat kist nr 2, stuknummer 52 de grote sarcofaag bevat zou kunnen hebben. Overigens geeft de Italiaanse tekst niet direct voedsel aan deze veronderstelling: 'Vna vrna sepoltura delle cenere degli antichi', hetgeen naar mijn oordeel net zo goed 'een grafurn uit de oudheid' kan betekenen. De later

toegevoegde Note spreekt van The Great Urna', wat evenmin veel verduidelijkt. Toen de scheepsladingen in London arriveerden raakte de opdrachtgever van Carleton in ongenade. De graaf van Somerset werd met zijn maîtresse beschuldigd van moord door toediening van arsenicum aan Sir Thomas Overbury: beiden werden in oktober 1615 gevangen gezet. Carleton zat dus opgescheept met een collectie, die politiek gevaarlijk voor hem was. Bovendien ontbraken hem vermoedelijk de financiële middelen om de kunstwerken lang onder zich te houden. Voor de Venetiaanse schilderijen vond hij snel kopers, maar de marmeren sculpturen waren moeilijker kwijt te raken. In 1616 werd Sir Dudley benoemd tot ambassadeur in Den Haag en besloot noodgedwongen om de beeldencollectie mee te nemen naar zijn nieuwe ambassadeurspost. Deze overplaatsing markeert het beginpunt van de relatie tussen Carleton en Rubens.

15 Moorsel, P.P.V. van, 'De oudchristelijke sarcofaag in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden',Oudheidkundige mededelingen (1985), p. 44 16 Fontaine Verwey, H. de la, 'De zaken van Daniel Nijs',Amstelodamum (1969), p. 80 17 Muller, J.M., 'Rubens's Museum of Antique Sculpture: An Introduction',The Art Bulletin (1977), p. 372

Michiel van Mierevelt (1628) Olieverf op paneel 64.5 x 53.6cm

Ashmolean Museum, Oxford

Page 8: Rubens - WordPress.com...mededelingen (1985), p.41 ev 6 Het Deutsches Archäologisches Institut is van oordeel dat het om een dodenopwekking in algemene zin gaat, zie Deutsches Archäologisches

8

Eindelijk Rubens

Alvorens in te gaan op de contacten tussen Rubens en Sir Dudley Carleton is het nuttig om stil te staan bij Rubens als verzamelaar van antieke oudheden18. FIGUUR 4 RUBENS MET ZIJN BROER FILIP

Rubens kreeg samen met zijn broer Filip een gedegen klassieke opleiding; zijn ouderlijk huis stond vol met Latijnse en Griekse boeken; hij bezocht de Latijnse kathedraalschool en werd later begeleid door de vooraanstaande humanistische geleerde Justus Lipsius. Belangijker nog is zijn langdurig verblijf in Italië van 1600 tot 1608. Rubens meende dat de lichamen van de Romeinen en Grieken

de perfecte schepping beter benaderden en heeft de beste beeldhouwwerken in Rome in detail bestudeerd, waarvan vele tekeningen getuige zijn. Daarnaast heeft hij ook originele tekeningen gekocht en gekopieerd. Dit alles heeft Rubens gedurende zijn hele leven bewaard en gekoesterd als belangrijk onderdeel van zijn collectie. In Italië heeft de jonge kunstenaar beperkt kunnen kopen omdat hij toen nog niet veel te besteden had.19 Maar er zijn enkele objecten door hem

verzameld zoals de buste van Seneca, vermoedelijk wat kleinere sculpturen en de eerste exemplaren van zijn later zo beroemd geworden gemmen-, cameeën- en intaglioverzameling. Evenwel het beginpunt voor zijn antieke collectie lag toch bij zijn aankoop van een groot aantal objecten van Carleton in 1618. Rubens heeft veel over zijn verzameling gecorrespondeerd met Nicolas-Claude Fabri de Peiresc, een belangrijke Franse oudheidkundige en verzamelaar, die vooral belangstelling toonde voor Rubens' cameeën en met wie Rubens een grote vriendschap koesterde. Met Peiresc heeft hij veel denkbeelden uitgewisseld over kunstvoorwerpen, kleding en andere zaken die betrekking hadden op de oudheid en die Rubens wilde gebruiken in zijn schilderijen. De Fransman heeft ook bemiddeld en geadviseerd in de werkzaamheden van Rubens voor het Franse hof, die onder meer een cyclus van wandtapijten betroffen en de schilderijen over Maria de Medici.

FIGUUR 5 RUBENS' 'PANTHEON' In 1618 bouwde Rubens een halfronde zaal in zijn nieuwe woning in Antwerpen voor zijn collectie oudheden. De 9 traveeën bevatten nissen die grote en kleine beelden konden tentoonstellen en het licht kwam door de oculus in de halfkoepel20. De constructie illustreert de grondigheid waarmee Rubens voor zijn collectie te werk ging. Hij baseerde deze inrichting op een aantal Italiaanse architectuur-tractaten die hij voor de bouw van zijn Antwerpse huis had aangeschaft. Hierin werd het Pantheon geprezen als de meest ideale bouwvorm. De kunstzaal van Rubens werd gedurend zijn leven veel bezocht en zeer bewonderd, maar niet nagevolgd.

De eerste contacten tussen Rubens en Carleton dateren vanaf begin 1617, waarbij Rubens een diamanten ketting verwierf tegen een van zijn schilderijen. Op 17 maart 1618 liet Rubens aan Carleton schriftelijk weten dat hij belangstelling had voor diens antieke standbeelden en offreerde

18 Gebaseerd op Muller, J.M 'De verzameling van Rubens in historisch perspectief ' Belkin, K.L. and F. Healy, Een huis vol kunst Rubens als verzamelaar Antwerpen 2004 p. 44 ev 19 Jaffe, Michael, Rubens and Italy, Oxford 1977 p. 83 20 Muller, J.M. 'De verzameling van Rubens in historisch perspectief' uit Belkin, K.L. and F. Healy, Een huis vol kunst Rubens als verzamelaar Antwerpen 2004 p. 47

Rubens ( 1602) Deel uit Zelfportret met vrienden in Mantua

Olie op doek Wallraf-Richartz Museum, Keulen

Jacobus Harrewijn (1692) naar J. van Croes, Het Rubenshuis (detail)

Page 9: Rubens - WordPress.com...mededelingen (1985), p.41 ev 6 Het Deutsches Archäologisches Institut is van oordeel dat het om een dodenopwekking in algemene zin gaat, zie Deutsches Archäologisches

9

21 schilderijen (waarvan 12 apostelen) aan met een waarde van 6.000 florijnen. Rubens gaf zelf aan dat hij een goederenruil prefereerde omdat hij 'niet voor een gril de grenzen van een goed econoom wilde overschrijden'21 (hij zat krap bij kas door de verbouwing van zijn nieuwe woning). Sir Dudley vond dat te veel schilderijen, waarop Rubens aanbood om voor 2.000 florijnen tapijten te leveren. Carleton ging hiermee akkoord; op 1 juni 1618 was de zaak beklonken en bezat Rubens door één transactie een belangwekkende verzameling antieke marmeren kunstvoorwerpen. 22 Toch zou het feit dat de Leidse sarcofaag in handen van Rubens is gekomen niet onomstotelijk vast zijn komen te staan als er niet in 1624 door J.J. Chiffletius een gravure was gepubliceerd van een deel van de linkernis van de sarcofaag. In zijn boek De Linteiis sepulchralibus Christi servatoris crisis historica vermeldt Chifflet(ius) dat 'het afgebeelde kind afkomstig is van een marmeren blok dat van Rome(sic!) naar het huis van Rubens is gebracht'.23 FIGUUR 6 VERGELIJKING GRAVURE KIND IN DOEKEN EN DEEL VAN RELIEF Deze gravure was in spiegelbeeld, maar is voor deze vergelijking omgedraaid. Chifflet had de sarcofaag bij Rubens onderzocht en de (verloren gegane) tekening van Rubens van het kind laten graveren, omdat de lijfarts annex oudheidkundige een boek aan het schrijven was over de lijkwade van Turijn.24

Van Rubens tot Leiden

FIGUUR 7 DE HERTOG VAN BUCKINGHAM

Vanaf 1622 wordt Rubens in toenemende mate betrokken in politieke zaken, aartshertogin Isabella trof in hem naast zijn kunstenaarsschap dat boven enige twijfel verheven was ook een persoon die zich uitermate tactvol kon opstellen getuige de zorgvuldige en respectvolle wijze waarop hij correspondeerde met hooggeplaatste personen. Bovendien werden pogingen gedaan om Spanje en Engeland met elkaar te verzoenen en de beide koningen waren zeer geïnteresseerd in kunst. Hoewel Rubens geen mandaat had bij de onderhandelingen (dat was voorbehouden aan de adellijke diplomaten) kon hij voorgesprekken voeren en daarover rapporteren. In 1625 maakt Rubens kennis met George Villiers, hertog van Buckingham. Deze knappe en goedgemanierde edelman werd in 1616 na het echec van Robert Carr gunsteling van koning Jacobus I en admiraal

van de Britse oorlogsvloot. De hertog was een verwoede kunstverzamelaar en Rubens verkreeg de vererende opdracht om hem te portretteren. Toch is niet helemaal duidelijk wat Rubens deed besluiten om in 1626 een belangrijk deel van zijn collectie te verkopen aan Buckingham. Was het geldgebrek, was het omdat hij de gunsten van

21 Huet, L., De Brieven van Rubens, Antwerpen 2006 p. 57 22 Ibid.p. 63 23 Bastet, F.L., 'Oudheden uit Rubens' verzameling te Leiden', Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek Bussum (1980), p.73,74 24 Muller, J.M. 'De verzameling van Rubens in historisch perspectief' uit Belkin, K.L. and F. Healy, Een huis vol kunst Rubens als verzamelaar Antwerpen 2004 p. 44

Rubens (1625) Olieverf op doek 63 x 48 cm

Palazzo Pitti, Florence

Page 10: Rubens - WordPress.com...mededelingen (1985), p.41 ev 6 Het Deutsches Archäologisches Institut is van oordeel dat het om een dodenopwekking in algemene zin gaat, zie Deutsches Archäologisches

10

deze vertrouweling van de Engelse koning wilde verkrijgen, werd er politieke druk op hem uitgeoefend, was het omdat zijn vrouw Isabella kortelings overleden was?25 Zijn oordeel over Buckingham was overigens niet erg gunstig: Rubens vond hem grillig en hoogmoedig, zoals hij in een brief van december 1625 schreef. Dat de Leidse sarcofaag onderdeel was van deze transactie (opbrengst 85.000 florijnen) blijkt uit de inventarislijst, die in 1635 ten behoeve van het nieuwe huwelijk van de weduwe van de Hertog van Buckingham (vermoord in 1628) werd opgesteld. Daar staat onder locatie 'tuin' vermeld 'A great marble tomb'.26 Vanaf 1635 wordt het spoor van onze sarcofaag enigszins onduidelijk om pas weer zichtbaar te worden bij de Rotterdamse bierbrouwer, verzamelaar en oud schepen Reijnier van der Wolff. De bezittingen van Buckingham werden in 1649 door Cromwell geconfisqueerd en in delen geveild te Antwerpen. Mogelijk dat Van der Wolff voorwerpen op een dergelijke veiling gekocht heeft; de aankoop moet tussen 1649 en 1664 plaats hebben gevonden. Dat weten wij dankzij een beschrijving van de Rotterdamse plateelbakker annex theoloog, dichter en oudheidkundige Joachim Oudaen. Hij heeft tussen 1656 en 1664 aantekeningen gemaakt van de inscripties in de verzameling Van der Wolff en een ervan betrof de inscriptie van de Leidse sarcofaag! Oudaen maakte deze aantekeningen voor zijn publicatie Roomsche Mogentheit, verschenen in 1664. 27 De antiquiteitenverzameling Van der Wolff is op een tweetal veilingen aangeboden; de laatste vond plaats op 4 april 1693 in 's Gravenhage. Vermoedelijk heeft de volgende eigenaar Joan de Witt, zoon van de Raadpensionaris, de sarcofaag op deze veiling gekocht; niet op de eerste openbare verkoop want toen was hij pas 15 jaar. Joan de Witt werd als student in de rechten ingeschreven aan de Leidse Universiteit en reisde als zodanig veel. Wellicht is daardoor het misverstand geboren28 als zou hij degene zijn die de sarcofaag uit Rome gehaald heeft. De Witt overleed in 1701, in welk jaar ook zijn verzameling werd verkocht, waaronder de sarcofaag die genoemd staat in de catalogus van Graevius, klassiek filoloog, hoogleraar te Duisburg, Deventer en Utrecht. Koper van de sarcofaag uit de nalatenschap van Joan de Witt was Hendrik Adriaan van der Marck, een Haarlemse ambtenaar, die voornamelijk munten en gemmen verzamelde. Deze heeft echter weer een deel van zijn collectie laten veilen in een openbare verkoop op 31 oktober 1712 en vermoed wordt dat Gosuinius Uilenbroek toen zijn slag geslagen heeft. Opmerkelijk is overigens dat deze liefhebber van antieke sculpturen ook op de veiling van erven De Witt als actieve koper optrad. Mogelijk heeft hij weliswaar geboden op de sarcofaag, maar uiteindelijk het object moeten gunnen aan Van der Marck.

Uilenbroek was koopman in Amsterdam en in zijn vrije tijd een verzamelaar van boeken en antiquiteiten, zoals na Rubens alle vorige eigenaren hobbyisten op dit gebied waren. Dat Uilenbroek eigenaar was van de sarcofaag bewijst tevens een excerpt in het handschrift van deze koopman over het bezoek door Tsaar Peter de Grote in 1717, die op zijn knieën met een kandelaar rondom de sarcofaag kroop om in een donkere pakkelder de reliëfs goed te bekijken. Hij was bevriend met Gerard van Papenbroeck – ook een bevlogen collectioneur - en besloot om zijn 'marmora' aan de laatstgenoemde te schenken. Het jaar waarin dit gebeurde is niet precies bekend, maar is bij benadering af te leiden. Er is in 1728 door S. Haverkamp een lofprijzing geschreven op de collectie Papenbroeck; daarin wordt de sarcofaag niet genoemd, terwijl dat toch een bijzonder object is. Daaruit kan geconcludeerd worden dat de transactie na 1728 plaats moet hebben

25 Marjon van der Meulen meent dat het vooral de politieke druk was, maar geeft niet aan van welke kant. Meulen, Marjon van der, Petrus Paulus Rubens antiquarius : collector and copyist of antique gems, Alphen aan den Rijn 1975 p. 19 26 Meulen, Marjon van der and Arnout Balis, Rubens copies after the antique, London 1994 p. 221 27 Jongkees, J.H., 'De verzameling oudheden van Reinier van der Wolff', Mededelingen van het Nederlands Historisch Instituut te Rome (1961), p. 125 28 De latere eigenaar Goswin Uilenbroek maakte een aantekening over de 'heimelijke wijze waarop Jan de Witt het monument heeft weeten uit Italien in Holland over te brengen' zie Brunsting, H., De oud-christelijke sarcophaag van Leiden,

Leiden 1959 p. 37

Page 11: Rubens - WordPress.com...mededelingen (1985), p.41 ev 6 Het Deutsches Archäologisches Institut is van oordeel dat het om een dodenopwekking in algemene zin gaat, zie Deutsches Archäologisches

11

gevonden. Uilenbroek stierf in 1743 en de schenking lag voor zijn sterfjaar. De overgang moet dus tussen 1728 en 1743 gerealiseerd zijn.29 Gerard van Papenbroeck heeft niet lang kunnen genieten van zijn sarcofaag want hij overleed in 1743 en had zijn collectie antieke sculpturen gelegateerd aan de Leidse Universiteit. Arent van der Dussen, die curator aan de universiteit en goed bevriend was met Papenbroeck, had hem dit advies gegeven. Hiermee was een einde gekomen aan de frequente eigendomswisselingen van de laatste 200 jaar, inherent aan het feit dat de sarcofaag sinds 1519 zijn religieuze functie had verloren en in de kunsthandel terechtkwam, waar vele particuliere verzamelaars vanuit persoonlijke belangstelling objecten zoals de marmeren sarcofaag kochten, schonken of ruilden. Het is verheugend dat de sarcofaag daardoor in openbaar bezit kwam, waardoor iedereen kennis kon nemen van deze voor Nederland bijzondere sculptuur. Daarvoor was nog één formele stap nodig: de oprichting van het Rijksmuseum van Oudheden in 1818, waarna de sarcofaag nog diverse keren moest verhuizen omdat het museum in het begin steeds kampte met ruimtegebrek.

Epiloog

FIGUUR 8 TRANSPORT SARCOFAAG 1615-1745

De bewegingen van de sarcofaag zijn in figuur 8 schematisch in kaart gebracht, waarbij de 'grote urn' in 130 jaar tien maal van eigenaar is gewisseld en vier keer de Noordzee is overgestoken. Wellicht heeft deze sarcofaag zijn voortbestaan te danken aan de belangstelling voor antieke kunst en de daaruit voortspruitende verzamellust van liefhebbers.

Dankzij intelligent speurwerk van vooral

Nederlandse kunsthistorici is het tracé van de Leidse sarcofaag zichtbaar gemaakt. Iedere onderzoeker heeft specifieke delen van het eigenaarschap onderzocht en beschreven. Dit werkstuk geeft het resultaat van deze individuele inspanningen weer. Daarbij zijn nog steeds enige gaten en onzekerheden manifest gebleken, zoals de vraag wat er precies is gebeurd tussen het overlijden van Marcellus en de bijzetting en respectievelijke ombouw van de sarcofaag tot altaar in de San Marcello al Corsa. Ook blijft enigszins raadselachtig de oplossing van het paleografische vraagstuk met betrekking de oorsprong van de inscriptie op de sarcofaag. De wijze waarop de sarcofaag na de brand in de San Marcello in Venetië terecht is gekomen is evenmin geheel bevredigend in beeld gebracht. Het bestek van dit werkstuk maakt het evenwel niet goed mogelijk om op deze onderdelen nader onderzoek te doen.

29 Ibid.p. 36 Brunsting noemt ongeveer 1641 als sterfjaar; volgens het universiteitsmuseum van Amsterdam moet dit 1643 zijn.

Page 12: Rubens - WordPress.com...mededelingen (1985), p.41 ev 6 Het Deutsches Archäologisches Institut is van oordeel dat het om een dodenopwekking in algemene zin gaat, zie Deutsches Archäologisches

12

Literatuurlijst Bastet, F. L., 'Oudheden uit Rubens' verzameling te Leiden', Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek Bussum Nr. 31 (1980), pp. 72-85 Belkin, K. L. en Healy, F., Een huis vol kunst Rubens als verzamelaar Antwerpen 2004 Brunsting, H., De oud-christelijke sarcophaag van Leiden, Leiden 1959 Brunsting, H., 'Romeinse sarcofaag uit Rubens' verzameling', Hermaneus Nr. nr. 3 Mei-Juni (1977), pp. 198-206 Deutsches Archäologisches Institut (Berlin West), Repertorium der christlich-antiken Sarkophage,

Mainz am Rhein 1998 zweiter band Fontaine Verwey, H. d. l., 'De zaken van Daniel Nijs', Amstelodamum Nr. 2 (1969), pp. 79-82 Huet, L., De Brieven van Rubens, Antwerpen 2006

Jaffe, M., Rubens and Italy, Oxford 1977 (Rubens, Peter Paul Sir ) Jongkees, J. H., 'De verzameling oudheden van Reinier van der Wolff', Mededelingen van het Nederlands Historisch Instituut te Rome Nr. (1961), pp. 125-145 Meulen, M. v. d., Petrus Paulus Rubens antiquarius : collector and copyist of antique gems, Alphen aan

den Rijn 1975 Meulen, M. v. d. en Balis, A., Rubens copies after the antique, London 1994 (Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek Bussum) Moorsel, P. P. V. v., 'De oudchristelijke sarcofaag in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden', Oudheidkundige mededelingen Nr. 65 (1985), pp. 37-50 Muller, J. M., 'Rubens's Museum of Antique Sculpture: An Introduction', The Art Bulletin Nr. 4 (1977), pp. 571 - 582 Wilpert, G., I Sarcofagi cristiani antichi I, Roma 1929

Page 13: Rubens - WordPress.com...mededelingen (1985), p.41 ev 6 Het Deutsches Archäologisches Institut is van oordeel dat het om een dodenopwekking in algemene zin gaat, zie Deutsches Archäologisches

13

Illustratieverantwoording

FIGUUR 1 ROMEINSE SARCOFAAG ................................................................................................... 3 Bron: Kaart Encarta, transportlijnen getekend door auteur.