Het Nederlandse vroeg-19e-eeuwse kadaster als bron voor andersoortig onderzoek, een verkenning A.D.M. Veldhorst Inleiding Het kadaster als bron voor andersoortig on- derzoek is geen nieuw thema. Reeds in 1933 vestigt de Belgische hoogleraar O. Tulippe de aandacht van geografen op de gegevens die be- waard zijn gebleven in de 19e-eeuwse kadastra- le archieven (Tulippe, 1933). In zijn voetspoor publiceert de Belgische geograaf F. Dussart in 1946 een belangwekkende studie over het Bra- bantse Bakel (Dussart, 1946). Drie jaar later verschijnt het artikel van de Nederlandse geo- grafe A.W. Vlam, 'De kadastrale archieven en hun betekenis voor de bodemkundige'. Hierin wordt de waarde en de toepasbaarheid van eni- ge kadastrale bescheiden, die tot de basisstukken behoren, aangetoond voor de bodemkunde en de landbouwgeschiedenis. Op de regelgeving voor de kadastrering wordt echter niet inge- gaan (Vlam, 1949). Vervolgens verslapt de aandacht voor de ka- dastrale archieven tot deze in het begin van de jaren tachtig als bron voor het historisch on- derzoek in een stroomversnelling terecht komt. Hierbij doet zich echter een opmerkelij- ke verschuiving voor. De aandacht richt zich nu niet meer hoofdzakelijk op de basisstukken, de bescheiden waarin de interessante basisge- gevens zijn geregistreerd, maar op de einddocu- menten. De 'Oorspronkelijke Aanwijzende Ta- fel der grondeigenaren en der ongebouwde en gebouwde vaste eigendommen (....)' (OAT) en -in mindere mate- de 'Kadastrale Legger (eer- ste gedeelte) of Lijst der grondeigenaren (....)' (KL) 1 komen in het centrum van de belang- stelling te staan. Deze ontwikkeling kan gro- tendeels worden toegeschreven aan de activi- De auteur dankt de Hoofddirectie van het Kadaster en de Openbare Registers te Apeldoorn en de Directie Gelderland van het Kadaster te Arnhem voor de haar verleende faciliteiten. teiten van stichtingen die de einduitkomsten van het omvangrijke werk van de oorspronke- lijke kadastrering provinciegewijs publiceren. Het doel daarvan is deze bescheiden voor iedereen toegankelijker te maken en het ge- bruik ervan bij het historisch onderzoek te be- vorderen. De gegevens, die door het Kadaster zijn vastgelegd in minuutplans (kaarten) en de daarbij behorende registers (OAT en KL), worden nu - soms bewerkt en/of samengevat - uitgegeven in kadastrale atlassen. Hierdoor wordt het kadaster als bron voor het historisch onderzoek gepopulariseerd. Het Kadaster heeft in de loop van de jaren tachtig de minuutplans uit 1833 overgedragen aan de Rijksarchieven in de provincies. Ook dit bevordert de gedachte dat nu eindelijk een belangrijke historische en ook kartografische bron is ontsloten voor een breed publiek. Maar, hoe verheugend deze ontwikkelingen ook zijn, het openbaar maken en de versprei- ding van de kadastrale bescheiden leiden niet tot inzicht in de totstandkoming van de einduit- komsten van de kadastrering. Daarvoor is ken- nis nodig van de voorschriften die tijdens de kadastrering van een gemeente van kracht zijn geweest. Ook is het raadplegen van relevante basisstukken een vereiste voor een goed ge- bruik van de einddocumenten. Dit artikel be- oogt in deze lacune te voorzien. Na een korte schets van de grondregistratie naar Frans model, wordt eerst in algemene zin aandacht besteed aan de voorschriften. Hierbij komen achtereenvolgens aan de orde: de Me- thodieke Verzameling of het Recueil Méthodi- que, het daarbij behorende Modellenboek, de Circulaires van Gericke en de door hem inge- voerde nieuwe modellen voor tabellen, staten en dergelijke. Daarna wordt stilgestaan bij de basisstukken of primaire bescheiden die tij- dens de voorbereidende werkzaamheden zijn opgemaakt. Van belang zijn vervolgens de mo- dificaties die na 1825 bij de kadastrering zijn doorgevoerd. Ten slotte wordt, aan de hand van enige Veluwse voorbeelden ontleend aan 8
20
Embed
Het Nederlandse vroeg-19e-eeuwse kadaster als …...Het Nederlandse vroeg-19e-eeuwse kadaster als bron voor andersoortig onderzoek, een verkenning A.D.M. Veldhorst Inleiding Het kadaster
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Het Nederlandse vroeg-19e-eeuwse kadaster als bron voor andersoortig onderzoek, een verkenning
A.D.M. Veldhorst
Inleiding
Het kadaster als bron voor andersoortig onderzoek is geen nieuw thema. Reeds in 1933 vestigt de Belgische hoogleraar O. Tulippe de aandacht van geografen op de gegevens die bewaard zijn gebleven in de 19e-eeuwse kadastrale archieven (Tulippe, 1933). In zijn voetspoor publiceert de Belgische geograaf F. Dussart in 1946 een belangwekkende studie over het Brabantse Bakel (Dussart, 1946). Drie jaar later verschijnt het artikel van de Nederlandse geografe A.W. Vlam, 'De kadastrale archieven en hun betekenis voor de bodemkundige'. Hierin wordt de waarde en de toepasbaarheid van enige kadastrale bescheiden, die tot de basisstukken behoren, aangetoond voor de bodemkunde en de landbouwgeschiedenis. Op de regelgeving voor de kadastrering wordt echter niet ingegaan (Vlam, 1949).
Vervolgens verslapt de aandacht voor de kadastrale archieven tot deze in het begin van de jaren tachtig als bron voor het historisch onderzoek in een stroomversnelling terecht komt. Hierbij doet zich echter een opmerkelijke verschuiving voor. De aandacht richt zich nu niet meer hoofdzakelijk op de basisstukken, de bescheiden waarin de interessante basisgegevens zijn geregistreerd, maar op de einddocumenten. De 'Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel der grondeigenaren en der ongebouwde en gebouwde vaste eigendommen (....)' (OAT) en -in mindere mate- de 'Kadastrale Legger (eerste gedeelte) of Lijst der grondeigenaren (....)' (KL)1 komen in het centrum van de belangstelling te staan. Deze ontwikkeling kan grotendeels worden toegeschreven aan de activi-
De auteur dankt de Hoofddirectie van het Kadaster en de Openbare Registers te Apeldoorn en de Directie Gelderland van het Kadaster te Arnhem voor de haar verleende faciliteiten.
teiten van stichtingen die de einduitkomsten van het omvangrijke werk van de oorspronkelijke kadastrering provinciegewijs publiceren. Het doel daarvan is deze bescheiden voor iedereen toegankelijker te maken en het gebruik ervan bij het historisch onderzoek te bevorderen. De gegevens, die door het Kadaster zijn vastgelegd in minuutplans (kaarten) en de daarbij behorende registers (OAT en KL), worden nu - soms bewerkt en/of samengevat - uitgegeven in kadastrale atlassen. Hierdoor wordt het kadaster als bron voor het historisch onderzoek gepopulariseerd.
Het Kadaster heeft in de loop van de jaren tachtig de minuutplans uit 1833 overgedragen aan de Rijksarchieven in de provincies. Ook dit bevordert de gedachte dat nu eindelijk een belangrijke historische en ook kartografische bron is ontsloten voor een breed publiek. Maar, hoe verheugend deze ontwikkelingen ook zijn, het openbaar maken en de verspreiding van de kadastrale bescheiden leiden niet tot inzicht in de totstandkoming van de einduitkomsten van de kadastrering. Daarvoor is kennis nodig van de voorschriften die tijdens de kadastrering van een gemeente van kracht zijn geweest. Ook is het raadplegen van relevante basisstukken een vereiste voor een goed gebruik van de einddocumenten. Dit artikel beoogt in deze lacune te voorzien.
Na een korte schets van de grondregistratie naar Frans model, wordt eerst in algemene zin aandacht besteed aan de voorschriften. Hierbij komen achtereenvolgens aan de orde: de Me-thodieke Verzameling of het Recueil Méthodi-que, het daarbij behorende Modellenboek, de Circulaires van Gericke en de door hem ingevoerde nieuwe modellen voor tabellen, staten en dergelijke. Daarna wordt stilgestaan bij de basisstukken of primaire bescheiden die tijdens de voorbereidende werkzaamheden zijn opgemaakt. Van belang zijn vervolgens de modificaties die na 1825 bij de kadastrering zijn doorgevoerd. Ten slotte wordt, aan de hand van enige Veluwse voorbeelden ontleend aan
8
Het 19e-eeuwse kadaster als bron voor onderzoek
het basisstuk La X 3 , ingegaan op het vraagstuk van de evenredigheid bij de schatting.
Grondreg i s t r a t i e n a a r F rans mode l
Eigendom van onroerend goed is vanouds voor de overheid een altijd beschikbare bron voor belastingheffing. He t Kadaster is oorspronke
lijk ingesteld om de staat hierbij behulpzaam te zijn. He t grondbeginsel bij de kadastrering is oorspronkelijk geweest inventarisatie van grondeigenaar en grondeigendom voor de fiscus, dus volgens fiscale opvatting. He t is belangrijk dit ui tgangspunt steeds in het oog te houden bij de raadpleging en toepassing van alle kadastrale archiefstukken die tijdens de tot-
RECUEIL MÈTHODIQUE METHOD1EKE VERZAMELING
D E R
Lois , Décrets, Régiemens , Instructions
et Décisions sur Ie Cadastre de la
France.
Wetten, Decreten, Reglementen ;
Instiuctien en Decisien wegens
het Cadaster van Frankrijk.
I N T R O D U C T I O N .
I. I O U T E S les nations, dès 1'origine de leur gouvernement, ont reconnu la nécessité de faire ccncourir les r.evenus particuliers aux dépenses générales d$ 1'État.
Le mode Ie plus simple, et qni dut se présenter Ie premier, fut de demander a chaque cicoyen une portion du produit des terrcs qu'il possédait; cette portion se perc;ut d'abord en nature, puis en argent, devenu le signe rcprésentatif de toutes les valéurs.
L'impót sur les revènus des terres une fois éta-bli , on dut chercher a le rendre égal pour tous.
Il devint nécessaire dès-lors de constater la contenance du territoire, et de procéder a 1'éva-luation de ses revenus.
Ces deux opérations constituent ce que 1'on nomme un cadastre.
Cadastres projetés ou enirepris.
II. Sous les premiers rcgr.es de la précédente
I N L E I D I N G .
I. A L L E natiën hebben, van het eerfie oogenblik, dat zij zich een Gouvernement hebben gevormd, de noodzakelijkheid erkent, om de bijzondere inkomften tot de algemeene uitgaven van den Staat te doen bijdragen.
De allereenvoudigfte wijze van die belasting omte-flaan, welke zich ook het eerst voor den geest moest opdoen , was, om aan ieder burger een gedeelte van den opbrengst der vruchten, van de landen, die hij bezat, ie vragen; dit gedeelte werd eerst in natura, met de vruchten zelve, en naderhand jn geld betaald, hetwelk het vertegenwoordigende tcéken van. alle waarde geworden was.
De belasting op den opbrengst der landerijen eenmaal claargeltelc! zijnde, zoo moest men trachten die voor een ieder gelijk te doen zijn.
Van toen af aan werd het noodzakelijk om de grootte van het grondgebied te meten, en om tot de begrooting van deszelfs opbrengften over te gaan.
Deze beide bewerkingen {tellen het geen men cadaster noemt daar.
Ontworpen of ondernomen cadasters.
II. Onder de eerde vorsten van het voormalige A 2
Figuur 1. De eerste bladzijden uit het tweetalige RECUEIL METHODIQUE/METHODIEKE VERZAMELING (1812). Dit boek is de oudste landelijke handleiding voor de kadastrering in Nederland (foto: Staring Centrum, Wageningen).
Om een evenredige verdeling van de grondbelasting over de belastingplichtigen te bereiken, is het noodzakelijk de namen van alle grondeigenaren te kennen. Maar bovendien moeten alle ongebouwde en gebouwde vaste eigendommen worden gemeten, gekarteerd, gewaardeerd en geregistreerd. Dit tijdrovende, kostbare en omvangrijke werk is uitgevoerd om de belastbare opbrengst van ieder perceel afzonderlijk vast te stellen. Daar gaat het om bij de oorspronkelijke kadastrering. Elke kadastrale inventarisatie wordt daardoor gekenmerkt.
Wanneer in 1810 het Nederlandse grondgebied wordt ingelijfd bij het Franse keizerrijk worden alle Franse wetten van kracht in de voormalige Nederlandse gewesten. Dit heeft ook tot gevolg dat de verbrokkelde, weinig overzichtelijke en zeer uiteenlopende wijzen waarop tot dan toe de grondbelasting in ons land is berekend en ingevorderd, moet worden vervangen door één grondbelastingstelsel, met als munteenheid de Franse franc. Om dit doel te bereiken wordt bij Keizerlijk Decreet van 21 oktober 18112 besloten dat het perceelsgewijze kadaster ook in de Hollandse departementen van het Franse rijk wordt ingevoerd3. Zo heeft ons land kunnen profiteren van een volledige wetgeving met uitvoeringsbesluiten zoals die in Frankrijk in het begin van de 19e eeuw tot stand is gebracht. Onder de naam 'kadaster' ontstaat een volledige registratie op het grondbezit. Het bestaat uit registers en kaarten. Het is deze onverbrekelijke combinatie van register en kaart die voor het kadaster kenmerkend is.
De voorschriften: de kenbron
De Methodieke Verzameling of het RecueilMéthodique In de 'Collection de Lois, Décrets, Régiemens, Instructions et Décisions sur Ie Cadastre de la France' is het kadaster in Frankrijk het meest volledig beschreven (Soutendijk, 1916, Tweede
deel p. 59). Dit werk is in 1811 omgewerkt en ingekort van vijf delen naar één deel tot het bekende 'Recueil Méthodique des Lois, Décrets, Régiemens, Instructions et Décisions sur Ie Cadastre de la France' (Recueil Méthodique, 1811). Het is een verzameling van wetten, besluiten, circulaires, brieven enzovoorts uit de periode van 1790 tot en met 1811 (afgekort R.M.).
In 1812 moeten deze voorschriften voor de kadastrering voor het eerst ook in de Hollandse departementen worden toegepast. In dat jaar verschijnt een Frans-Nederlandse uitgave van het werk (Recueil Méthodique/Methodique Verzameling, 1812) op last van de Staatsraad, Intendant-Generaal der Financiën en van de Keizerlijke Schatkist in Holland. Het bestaat uit twee delen en is uitgegeven bij Doorman en Comp., Warmoesstraat 200 te Amsterdam. De Nederlandse titel van het werk luidt: 'Méthodique Verzameling der Wetten, Decreten, Reglementen, Instructiën en Decisiën, betrekkelijk het Cadaster van het Fransche Rijk' (afgekort M.V). Het titelblad vermeldt dat het werk is goedgekeurd door de Minister van Financiën. In deze uitgave is de Franse tekst afgedrukt naast de Nederlandse vertaling (zie figuur 1). De tweetaligheid van het werk is vereist omdat gedurende de Inlijving door inheemse beambten de kadastrering wordt uitgevoerd onder speciaal toezicht van Franse geëmployeerden. Omdat voor dit artikel de Nederlandse tekst is geraadpleegd, wordt in het vervolg de afkorting M.V. gebruikt in plaats van R.M.
De Methodieke Verzameling bestaat uit 1144 artikelen. Het alfabetische register beslaat al 56 bladzijden Nederlandse tekst. Het geeft toegang tot de vele onderwerpen die in het werk zijn behandeld en verwijst naar het betreffende artikel van de M.V. Het zal duidelijk zijn dat dit boekwerk een schat aan gegevens bevat over elk facet van de te volgen werkwijze bij de kadastrering.
Het werk wordt kosteloos aan de ambtena-
10
Het 19e-eeuwse kadaster als bron voor onderzoek
ren van het Kadaster ter beschikking gesteld. Ze mogen het echter niet als hun persoonlijk eigendom beschouwen. Er wordt een lijst opgemaakt van ambtenaren, met vermelding van hun rang, die in het bezit zijn van een exemplaar van de M.V. Bij het verlaten van de Dienst of bij overplaatsing buiten de provincie waar zij zijn aangesteld, moet het boekwerk worden ingeleverd (C.G. Kad. nr. 19 d.d. 22 april 1826). Ondanks deze maatregelen en verdere voorschriften voor de verstrekking van de M.V. (Circulaires van Gericke, Kad. nr. 57 d.d. 9 augustus 1827) neemt het aantal beschikbare exemplaren sterk af. Tegenwoordig is dit voor de bestudering van het oorspronkelijke kadaster onmisbare werk zeer zeldzaam geworden. Als gevolg daarvan is het zo moeizaam te raadplegen, dat bezinning op een of andere wijze van heruitgave aanbeveling verdient.
Het Modellenboek Bij de M.V. hoort een zogenaamd Modellenboek, dat eveneens tweetalig is ingericht. De inhoudsopgave (tafel) vermeldt 52 voorbeelden van staten, tabellen en kaarten, zoals in de M.V. voor het gebruik is voorgeschreven. Na 1825 zijn geleidelijk nieuwe modellen ingevoerd in het jonge Koninkrijk der Nederlanden. Toch kan deze bundel voorbeelden nog van nut zijn bij het identificeren van stukken uit de periode vóór 1825.
Circulaires van Gericke De M.V. heeft niet slechts tot leidraad gediend voor de kadastrering gedurende de korte periode van mei 1812 tot eind 1813. Ook na de val van Napoleon is in het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden in de loop van 1815 de kadastrering hervat en uitgevoerd volgens de voorschriften van de M.V. De Methodieke Verzameling blijft als enig richtsnoer van kracht tot 1825. De werkzaamheden vorderen slechts langzaam. Haast is echter geboden wanneer bij wet van 5 maart 1825 (Staatsblad nr. 41) een
nieuw hypothecair stelsel in het vooruitzicht wordt gesteld, waarbij de verbonden goederen in de hypotheekregisters zullen worden aangeduid door middel van de kadastrale indeling.
Bij Koninklijk Besluit nr. 157 van 6 december 1825 wordt het Bestuur van het Kadaster met ingang van 1 januari 1826 in direct verband gebracht met dat van de Hypotheken en samengevoegd met de Administratie van de Registratie. De werkzaamheden van het Kadaster worden overgebracht van het Hoofdbestuur van de Directe Belastingen, In- en Uitgaande Rechten en Accijnzen naar het Hoofdbestuur van de Registratie en de Loterijen. J .E.RE. Gericke -tot dan toe Staatsraad in buitengewone dienst belast met het Hoofdbestuur der Registratie en de Loterijen- krijgt dan de titel van Staatsraad, Administrateur van de Registratie, het Kadaster en de Loterijen4. Alle beschikkingen van het Hoofdbestuur gaan voortaan uit op zijn naam. Onder deze beschikkingen bevinden zich de genummerde, gedrukte circulaires van het Bestuur van de Registratie, het Kadaster en de Loterijen. Deze zijn in chronologische volgorde gebundeld en ingebonden5. De gedrukte, circulaire aanschrijvingen die betrekking hebben op het Kadaster zijn tevens voorzien van een aparte, doorlopende nummering en het woord 'Kadaster' (figuur 2). Ze zijn volgens voorschrift bovendien apart gebundeld en ingebonden onder de titel 'Verzameling van Algemeene In-structiën en Circulaires van het Hoofdbestuur van de Registratie, het Kadaster en de Loterijen, betreffende de uitvoering van het Kadaster sedert IeJanuary 1826' (C.G. Kad. nr. 101 d.d. 16 december 1828)6. Deze verzameling voorschriften is ook bekend onder de officieuze, maar bondige naam 'De 111 Circulaires van Gericke' (C.G.) (Soutendijk, 1916, Tweede deel p. 115). De eerste circulaire is gedateerd 10 december 1825; de laatste is van 21 december 1831. Het gehele werk omspant dus een periode van zes jaren. Ook hier geeft een alfabetisch register (tafel) toegang tot de vele en uiteenlo-
11
Het 19e-eeuwse kadaster als bron voor onderzoek
CIRCULAIM
N«. CCLIV.
JN°. ag.
( K A D A S T E R . )
't Gravenhage , den iden Julij 1836.
Ik heb de eer U II . Ed. Gestr. hierne— yens te doen toekomen afschrift van Zijner Ma-jestcits besluit van den 22sten Junij II. N°. i o 3 bevattende nieuwe bepalingen ten aanzien der grondslagen bij de kadastrale schallingen te bezigen. U II. Ed. Gestr. zal onverwijld cenige bijzondere iuslruclicn ontvangen, strekkende om liet voormelde besluit reeds op de schattingen welke in den loop van dit jaar b e gonnen zijn van toepassing te maken, zullende vervolgeus een algemeen voorschrift ter verdere opvolging gegeven worden.
Ondertusschen verzoek ik U H. Ed. Gestr. deze circulaire en derzclver bijlagen onder alle ambtenaren van de registratie en het kadaster uittedeclen en mij de ontvangst derzelvc te bcrigten.
De Staatsraad Administrateur van de Registratie, het Kadaster en de Loterijen.
G E R I C K E ,
Aan den lieer Gouverneur van de provincie
F i g u u r 2 . B e g e l e i d e n d s c h r i j v e n b i j e e n c ircu la ire van Gericke uit de VERZAMELING sedert 1826. Deze circulaires zijn een aanvulling op de Metho-dieke Verzameling 1812 (foto: Staring Centrum, Wageningen).
pende onderwerpen die aan de orde komen. Een auteur uit de vorige eeuw typeert het werk zo: een lange reeks van troebele besluiten, instructies en circulaires, die, niet uitgaande van een wet, welke hun onderwerp beperkt, heden intrekken of veranderen wat gisteren vastgesteld was; een bodem missen of wankelen op een onzekere grondslag. Het geheel is niet zonder vermoeienis des vleesches te doorworstelen (Franse, 1882, p. 211) . De laatste hartekreet
12
geldt tegenwoordig des te meer vanwege de 19e-eeuwse kanselarijtaai waarin de circulaires zijn gesteld.
Toch is bestudering van deze circulaires onvermijdelijk als men een goed inzicht wil krijgen in de werkwijze die is toegepast bij de kadastrering in het Koninkrijk der Neder landen na 1825. De voorschriften gegeven in de M.V. worden in de circulaires van Gericke op essentiële punten bijgesteld, herzien en soms toegelicht. Overigens blijven ook vele bepalingen uit de M.V. van kracht. Bovendien worden sommige nieuwe voorschriften uit de C.G. in zes j a a r tijd meermaals herzien. Een wel heel korte periode, die direct voorafgaat aan de vaststelling van de einduitkomsten van de kadastrering (minuutplans en OAT's) op 1 j anua r i 18337
(Verordeningen, 1832, artikel 11 en 15). He t navorsen van de juiste werkwijze die is gevolgd bij de kadastrer ing van een gemeente of kanton8 blijkt dan ook geen eenvoudige zaak te zijn, omdat beide kenbronnen bij het onderzoek dienen te worden gebruikt. Wie namelijk alleen de Methodieke Verzameling als handleiding voor de kadastrer ing raadpleegt, zal ten onrechte tot de conclusie komen dat bij de uitvoering van de oorspronkelijke kadastrer ing willekeur een grote rol heeft gespeeld. Raadpleging van de Circulaires Gericke daarentegen doet beseffen dat het voor tdurend bijstellen van de voorschriften uit de M.V. na 1825, het antwoord is op veel onduidelijkheden in de kadastrale e inddocumenten. De wijze van kadastrering hangt dus samen met het j a a r of de periode waarin een bepaalde gemeente gekadastreerd is. Bij het gebruik van kadastrale gegevens voor onderzoek moet daarmee rekening worden gehouden. Deze informatie wordt ontleend aan of afgeleid uit de basisstukken.
Ook voor de C.G. geldt dat bezinning op heruitgave (en bewerking) aanbeveling verdient. Mosselman (1833) heeft een zeer beknopte samenvatt ing van de gevolgde methode samengesteld voor grondeigenaren, m a a r deze
Het 19e-eeuwse kadaster als bron voor onderzoek
biedt te weinig inzicht in deze gecompliceerde materie.
Nieuwe modellen Gericke heeft niet volstaan met herziening van richtlijnen uit de M.V. Ook heeft hij geleidelijk nieuwe modellen ingevoerd voor tabellen, processen-verbaal, staten en dergelijke. Een nieuw model wordt aan de ambtenaren van het Kadaster uitgereikt met de daarbij behorende circulaire. Ook deze modellen moeten zij zorgvuldig bewaren (C.G. Kad. nr. 101 d.d.16 december 1828). Uit de circulaire blijkt echter niet dat de modellen apart moeten worden gebundeld en ingebonden, zoals bij de modellen van de M.V. is gebeurd. Tot nu toe is geen exemplaar van de C.G. compleet met alle modellen aangetroffen, noch een apart 'Model-lenboek Gericke'. Dat is jammer, want een complete verzameling modellen zou de inventarisatie van kadastrale bescheiden vergemakkelijken. Er is namelijk nog geen overzicht van de stukken die gedurende de kadastrering zijn geproduceerd.
Basisstukken
De voorbereidingsfase van het kadaster heeft zeer veel basisstukken of primaire bescheiden opgeleverd, onderverdeeld naar meting en schatting. Hierin zijn de voor de kadastrering vereiste gegevens verzameld en bewerkt. Deze zijn vaak interessanter dan de op zichzelf weinig zeggende einduitkomsten die in de OAT9
zijn vastgelegd. Vooral de gegevens voor het schattingswerk zijn boeiend. De schattingsstukken worden onderscheiden in gemeentelijke en kantonnale bescheiden. Ze bevatten voor velerlei soorten van onderzoek belangrijke informatie die aan de droge eindresultaten van bijvoorbeeld de klassering, inhoud geeft.
Helaas zijn deze bescheiden voor iedere provincie niet direct voorhanden. Zo lijkt bijvoorbeeld in Gelderland en Drenthe zeer weinig te zijn overgeleverd, maar is in Noord-Brabant
en Groningen verhoudingsgewijs veel bewaard gebleven (volgens de op de Rijksarchieven in de provincie aanwezige inventarissen). Een volledig overzicht van hetgeen is overgeleverd bieden de inventarissen echter niet. Ook bij de Directies van het Kadaster en de Openbare Registers in de provincies zijn basisstukken aanwezig, met name over de meting. Sedert 1 januari 1844 zijn kadastrale bescheiden die niet op de meting betrekking hebben, overgedragen aan de controleurs der Directe Belastingen en van het Kadaster10 (Beth, 1907/1908, p. 174). Met ingang van 29 juni 1907 voeren die ambtenaren de titel van controleur der grondbelasting. Het is daarom raadzaam ook de archieven van de Grondbelasting te raadplegen bij het opsporen van schattingsstukken. Bovendien verdient het aanbeveling om gemeentearchieven in het onderzoek naar basisstukken te betrekken. Omdat de kadastrering per gemeente plaats heeft gevonden, is de kans aanwezig dat juist daar kadastrale bescheiden bewaard zijn gebleven die inzicht kunnen geven in de specifieke omstandigheden van die gemeente.
In het gemis aan overzicht van de vervaardigde basisstukken kan enigszins worden voorzien door de index te raadplegen van de 'Verzameling van Algemeene Instructiën (....)' (C.G). Onder het trefwoord 'staten' worden de bescheiden vermeld die in de C.G. worden toegelicht. Ook worden enige basisstukken genoemd in het Proces-Verbaal van schatting11
en in het Proces-Verbaal van overneming van kadastrale stukken12, die beide volgens voorschrift voor iedere kadastrale gemeente zijn opgemaakt. Evenzo worden enige basisstukken genoemd in de La U of Inventaris der stukken van de schatting, opgemaakt voor ieder kanton13. De La U is van belang omdat in deze lijst per basisstuk wordt verwezen naar de bijbehorende C.G. Overigens wordt ook op het titelblad van menig basisstuk in een of andere vorm verwezen naar de C.G. In kleine letters en op dikwijls onopvallende plaatsen staan op-
13
Het 19e-eeuwse kadaster als bron voor onderzoek
merkingen als 'Betrekkelijk de circulaire van 30 September 1828, no. 93' (Tabel No. 8)14 of '(....) overeenkomstig het reglement van 3 Ja-nuary 1826, No. 7' (LaXI)15 . Het overgeleverd en beschikbaar zijn van basisstukken vrijwaart de gebruiker echter niet voor problemen bij de raadpleging ervan. Zo kan blijken dat de sectie-indeling en de perceelsnummering niet overeenkomen met die van de minuutplans van 1833.
In dit artikel wordt bij de paragraaf over de evenredigheid aandacht besteed aan de La X3 als voorbeeld van de mogelijkheden en de problemen die zich kunnen voordoen bij het gebruik van basisstukken. Vervolgonderzoek zal de betekenis en de waarde van andere bescheiden moeten aantonen.
De werkzaamheden van Gericke zijn niet beperkt tot het invoeren van nieuwe modellen voor basisstukken. Ook het kritisch bekijken van de gevolgde werkwijze bij de kadastrering heeft tot zijn taak behoord. Daarom wordt eerst aandacht besteed aan modificaties die door hem zijn doorgevoerd.
Modificaties na 1825
In de C.G. worden vanaf 1825 wijzigingen aangebracht in de werkwijze voor de beide taakvelden van de kadastrering: de meting en de schatting. In de eerste plaats gaat het hierbij om bespoediging en vereenvoudiging van het werk. Bespoediging is vooral noodzakelijk voor de werkzaamheden die tot het terrein van de meting behoren en die gereed moeten zijn alvorens de schattingsdeskundigen met de kaart in de hand hun werk in het veld kunnen beginnen.
De meting Algemene maatregelen ter bespoediging van het werk zijn onder andere uitbreiding van het aantal landmeters, inschakeling van kwekelin-gen, reorganisatie in taakverdeling, maar ook het niet onnodig ophouden van de perceelsge
wijze opmeting van een gemeente omdat er geen overeenstemming is met de aangrenzende gemeente(n) over het verloop van de grens16.
Voorbeeld van een interessante circulaire over de vereenvoudiging van het metingswerk is C.G. Kad. nr. 43 van 29 januari 1827. Hierin wordt melding gemaakt van het feit dat er landmeters zijn die de bepalingen van artikel 128 tot 148 van de M.V. uit het oog hebben verloren. Dit heeft tot gevolg dat nutteloze splitsing van percelen plaatsvindt, waardoor het werk wordt vertraagd, de kosten worden verhoogd en de onduidelijkheid wordt bevorderd. Ter illustratie wordt een hoeve genoemd die wordt opgesplitst in vier afzonderlijke percelen (woning, schuur, stal en bakoven), ofschoon alles op één en hetzelfde erf is gebouwd. De land-meter moet volgens de voorschriften uit de M.V. volstaan met het vormen van één perceel.
Ook poelen, kleiner dan twee roeden, die tot drinkplaats in de weiden dienen en heggen om percelen, worden door sommige landmeters, als afzonderlijke percelen op de plans onderscheiden, tegen de bepalingen van artikel 138 en 139 uit de M.V. in. Gericke gelast de ingenieurs-verificateur, die verantwoordelijk zijn voor het werk van de landmeters, aan deze praktijken een einde te maken en desnoods de plans die in strijd met de voorschriften zijn opgemaakt voor verwerping voor te dragen. Omdat onder andere artikel 39 M.V. de landmeter aansprakelijk stelt voor de financiële gevolgen van afgekeurd werk, mag verwacht worden dat na 29 januari 1827 geen onnodige splitsing van percelen meer plaatsvindt. Herziening van te gedetailleerde vroege opmetingen zal veelal achterwege zijn gebleven, gezien de haast waarmee het werk moet worden voltooid. Zowel de minuutplans als de OAT's wijzen dit uit.
Het kanton Velp is een voorbeeld van zo'n gedetailleerde opmeting en registratie die niet is herzien. Vooral de kadastrale gemeente Ro-zendaal (Velp) levert saillante voorbeelden van uiterst minutieuze opmetingen die leiden tot onduidelijkheid, ook bij de schatting. In sectie
14
Het 19e-eeuwse kadaster als bron voor onderzoek
Figuur 3. Gedeelte van het park van kasteel Rosendael: voorbeeld van een te gedetailleerde kadastrale opmeting (Kadastrale Atlas Gelderland 1832. Rosendaal. Minuutplan sectie C, eerste blad, overgetekende versie). Copyright: Stichting Werkgroep Kadastrale Atlas Gelderland.
15
Het 19e-eeuwse kadaster als bron voor onderzoek
C genaamd Rosendaal zijn onder andere tot afzonderlijke kadastrale percelen gevormd: een waterbron tot vermaak (C nr. 4), een pers-pomp (C nr. 5), een colonnade en erf (C nr. 18) en een volière (C nr. 57; zie figuur 3). Deze percelen liggen temidden van een flink aantal percelen die in de OAT, eveneens steeds afzonderlijk, zijn geregistreerd als terrein van vermaak of water van vermaak. De landmeter had hier moeten volstaan met het vormen van zo groot mogelijke percelen die in de OAT hadden moeten worden vermeld als terrein van vermaak, zonder verbijzondering, omdat de bouwsels geen invloed hebben op de belastbare opbrengst van de percelen17 .
He t schattingsteam, dat tot taak heeft de belastbare opbrengst van ieder perceel te bepalen, heeft door de onjuiste toepassing van de regels een overmaat aan percelen moeten taxeren. Bovendien is er veel onnodig reken- en schrijfwerk verricht. Daardoor is de kadastrer ing nodeloos duurder geworden.
Er is dus niet conform de voorschriften gewerkt, m a a r de voor sommige gemeenten vastgelegde, gedetailleerde informatie kan bijvoorbeeld een extra waarde toevoegen aan de bron. Voor historisch-landschappelijk onderzoek op kadastraal-gemeentelijk niveau kan dit een voordeel zijn, bijvoorbeeld bij inventarisaties van kleine landschapselementen als heggen, poelen en bakovens. Anderzijds wordt de onderlinge vergelijking van de minuutplans tussen kadastrale gemeenten door deze afwijkingen in de karter ing bemoeilijkt, zeker indien het verschillende kantons betreft. De vraag rijst wat er in de praktijk van de oorspronkelijke kadastrer ing nu eigenlijk onder een perceel moet worden verstaan. Dit interessante probleem kan echter b innen het beknopte kader van dit artikel niet aan de orde komen.
De schatting O o k voor de schatting zijn maatregelen getroffen ter bespoediging van de werkzaamheden, zoals bijvoorbeeld blijkt uit C.G. Kad. nr. 15,
van 21 februari 1826. Bij deze circulaire hoort een Algemeene Instructie waarin de verschillende fasen van de werkwijze worden beschreven in 31 artikelen. Verder zijn voorschriften betreffende het schattingswerk uit de M.V. aangescherpt en zijn er herzieningen ingevoerd die voortvloeien uit de gewijzigde staatkundige en economische omstandigheden. Tot de meest belangrijke herzieningen behoren:
- h e t vaststellen van een ander tijdvak voor de berekening van de gemiddelde huurwaarde van de gebouwde en ongebouwde eigendommen, en van de marktpri jzen der landbouw-produkten 1 8 .
- h e t berekenen van bedragen en prijzen in de Nederlandse munteenheid . Deze maatregelen hebben als consequentie dat alle reeds vastgestelde schattingen moeten worden herzien. Niet omdat de voorgeschreven methode ondeugdelijk zou zijn, m a a r omdat de kadastrering in het Koninkrijk der Nederlanden geactualiseerd moet worden. Het vervaardigen van nieuwe modellen houdt hier direct verband mee. Als motief voor het kiezen van een nieuw tijdvak wordt aangevoerd dat sedert de vestiging van het koninkrijk voldoende tijd is verstreken waarin de omstandigheden die van invloed zijn op de (huur)waarden, voor alle provincies gelijk zijn (C.G. Kad. nr. 7 d.d. 2 j anuar i 1826, Reglement, pun t 3 en 4). De genoemde herzieningen moeten de onevenredigheid in de schatting, veroorzaakt door verschil in staatkundige en economische omstandigheden, uitsluiten.
Evenredigheid
Evenredigheid en evenredige gelijkheid zijn begrippen die zowel in de M.V. als in de C.G. worden gebruikt. De M.V. noemt evenredige gelijkheid het fundamentele grondbeginsel van alle belastingen, dus ook van de grondbelasting en de schatting. He t belang van de 'vol-komenste ' evenredige gelijkheid tussen de begrotingen van alle gemeenten is in de M.V.
16
Het 19e-eeuwse kadaster als bron voor onderzoek
vastgelegd bijvoorbeeld in artikel 773. Omdat de taxatie door het hele Franse Rijk op dezelfde vaste grondslagen berust en volgens dezelfde beginselen wordt uitgevoerd (M.V. artikel 411 tot en met 419), verwacht men alle eigendommen in een rechtmatige evenredigheid te kunnen begroten. Eén van de middelen om dit doel te bereiken, is het instellen van de kantonnale vergadering. Landeigenaren door de municipale raad (gemeenteraad) aangewezen, worden naar deze vergadering afgevaardigd met als taak 'het nauwkeurigst evenwicht' tussen de begrotingen van alle gemeenten die tot één kanton behoren, tot stand te brengen.
Ook in het Koninkrijk der Nederlanden hecht men uitdrukkelijk waarde aan evenredigheid in de schatting en de kadastrale begrotingen. In de C.G. Kad. nr. 15 van 21 februari 1826 wordt aangekondigd dat middelen worden voorbereid om al de kadastrale waarderingen in de verschillende provincies van het rijk tot een juiste evenredigheid te brengen. In de 'Algemeene Instructie', bijlage bij C.G. Kad. nr. 15, wordt reeds een aanzet hiertoe gegeven. Hieruit blijkt in feite dat de bepalingen uit de M.V. niet toereikend zijn om het gewenste doel te bereiken. Struikelblok is de classificatie, die per kadastrale gemeente wordt uitgevoerd zonder verband tot de andere gemeenten van het kanton, het arrondissement of het departement19 (M.V. artikel 512). In C.G. Kad. nr. 41 wordt gemeenschappelijk overleg van de hoofdambtenaren van het Kadaster over de keuze van de kantons en de grondslagen van het voorbereidende werk genoemd als doelmatig middel om het beoogde resultaat te bereiken (zoals voorgeschreven bij C.G. Kad. nr. 15 Algemeene Instructie).
In de C.G. Kad. nr. 44 van 19 februari 1827 wordt vervolgens een nieuwe werkwijze uiteengezet. Het gaat hierbij om het behoorlijk in verband stellen van de bijzonderheden van de klassering waardoor ongelijkheden van kanton tot kanton of van gemeente tot gemeente binnen iedere provincie kunnen worden voorkomen. Het kanton speelt hierin
een voorname rol. De methode die wordt voorgeschreven bestaat in principe uit vergelijking van grenspercelen. Het betreft hier grensper-celen van naburige kadastrale gemeenten binnen één kanton, grenspercelen van naburige kantons binnen één provincie en grenspercelen van naburige kantons behorende tot verschillende provincies. Zo moet uiteindelijk het gestelde doel worden bereikt: billijke evenredigheid tussen de begrotingen van de grens-kantons van naburige provincies.
De evenredigheid is volgens de M.V. gebaseerd op de gemiddelde huurwaarde van de grondeigendommen gedurende één en dezelfde reeks van jaren voor alle delen van het rijk. Maar de schatting van een perceel bestaat uit meer componenten dan het raadplegen van huur- en koopcontracten.
Een belangrijk aspect is de hierboven genoemde classificatie en klassering. Classificatie is het bepalen van het aantal klassen waarin iedere soort van eigendommen naar evenredigheid der graden van vruchtbaarheid van de bodem en van de waarde van de opbrengst verdeeld moet worden (M.V. artikel 506). Onder klassering wordt verstaan het indelen van de grond die iedere eigendom beslaat in de door de classificatie bepaalde klassen (M.V. artikel 507). De klassering is dus de toepassing van de classificatie op elk perceel.
De classificatie is een onderdeel van het voorbereidend werk tot de schatting. In de reeds vaker genoemde Algemeene Instructie bij C.G. Kad. nr. 15 wordt dit facet van de werkzaamheden beschreven. In artikel 10 van deze Instructie wordt de Tabel La X3 genoemd. Deze 'Tabel der gekozen punten van aanhouding, of voorbeelden tot klassificatie der ongebouwde en gebouwde eigendommen' wordt per kadastrale gemeente opgemaakt volgens het door Gericke voorgeschreven model. In het Modellenboek M.V. komt zij niet voor, ofschoon de werkwijze volgens de M.V. wel is toegepast (zie M.V. artikel 513). De gegevens zijn echter opgenomen in de 'Tabel van rang-
17
Het 19e-eeuwse kadaster als bron voor onderzoek
schikking der vaste goederen' (M.V. artikel 514). He t is overigens karakteristiek voor de kenbron dat deze tabel daar het 'Tableau van classificatie' wordt genoemd en in het Model-lenboek van de M.V. 'Tabel van rangschikking'. Gericke heeft de tabel nader uitgewerkt en opgesplitst in drie afzonderlijke staten, te weten de reeds genoemde La X 3 , No. 5 'Tabel van klassifïcatie der grondeigendommen' en tenslotte No. 5bis 'Tabel van berekening der onzuivere opbrengst van de oogsten van bouwen hooilanden, alsmede der te doene aftrekkingen, om tot de zuivere belastbare opbrengst te geraken'. Tabel No. 5 wordt opgemaakt wanneer de klassering van de ongebouwde en ge-
f 6&ZZ.4
ff KANTON
£**, aSXSKNTM
— — 1
7/fM
IA X,'.
KADASTER.
VOORBEREIDEN» WERK TOT B E SCHATTING.
T A B E L
der gekozen punten van aanhouding, of voorbeelden
tot de Massificatie der ongebouwde en gebouwde
0 / eigendommen van de gemeente ;s/cst* -cV~
Figuur 4. Titelpagina van de La X3. In deze tabel zijn de voorbeeldpercelen voor de classificatie beschreven (foto: Rijksarchief Gelderland, Arnhem).
bouwde e igendommen is voltooid (C.G. Kad. nr. 15 Algemeene Instructie, artikel 21). Deze tabel is meer verhalend van aard en begint met een beschrijving van de kadastrale gemeente. Hier in komen onderwerpen als ligging, wegen, waterlopen, bodemvruchtbaarheid , hoogteligging, landbouwprodukten, nijverheid, veeteelt, bebouwing en inwonertal aan de orde. Vervolgens wordt per soort van eigendom de classificatie toegelicht en de daa raan verbonden begroting vermeld. De tabel wordt afgesloten met twee lijsten waarin de classificatie en de begroting worden samengevat, onderscheiden naar ongebouwd en gebouwd eigendom. Het geheel vormt een alleraardigste, beknopte gemeentebeschrijving opgesteld door de schatter en de controleur2 0 .
In tabel No. 5bis zijn de berekeningen opgetekend die zijn uitgevoerd om te komen tot de zuivere opbrengst per ha voor de verschillende klassen van de bouw-, wei- en hooilanden. Het titelblad van deze tabel vermeldt dat tabel No. 5 behoort bij de instructie van 5 februari 1828, No. 74 Kadaster en dat 'deze berekening moet gevoegd worden bij de tabel van Massificatie (No. 5) voorgeschreven bij de instructie van 21 februari 1826 No. 15, die bij voortduring moet worden opgemaakt in de vorm van het bij gezegde instructie gevoegde model'. De aantekening ( 'aanmerking') vermeldt tenslotte nog dat al de berekeningen moeten worden gedaan in Nederlandse maat , gewicht en munt 2 1 .
De La X322
Deze lijst is belangrijk omdat hierin per sectie de percelen zijn opgetekend die tot voorbeeld zijn gekozen voor de classificatie van de ongebouwde en gebouwde e igendommen van een te kadastreren gemeente (figuur 4). Wat betreft de ongebouwde e igendommen is voor iedere klasse van de hoofdsoorten van cul tuur tenminste één voorbeeldperceel ( 'punt van aanhouding ' ) beschreven naar grondsoort, bodemvruchtbaarheid, dikte van de bouwvoor, hoogteligging, verbouwde gewassen en derge-
18
Het 19e-eeuwse kadaster als bron voor onderzoek
Kanton Kadastrale gemeente
Typering Opbrengst per ha (ƒ)
Ede Veenendaal Zandgronden van goede hoedanigheid, bij gestadige bemesting geschikt voor verbouw van 25,00 zomervrugten rogge en boekweit, in de nabijheid van het dorp gunstig gelegen, hebbende eene laag groeiaarde van 28 duimen.
Ede Lunteren Vrij goede zandgrond van eene gerijfelijke ligging en tot het verbouwen van rogge aard- 22,00 appelen en boekweit geschikt, de groeiaarde is 4 palmen diepte, en wordt gewoonlijk 2 palmen gebouwd.
Ede Otterlo Zandgronden van eene goede hoedanigheid gerijfelijk van ligging en tot het verbouwen 22,00 van rogge, aardappelen en boekweit geschikt, hebbende een laag groeiaarde van 3 palmen diep en wordt gewoonlijk 2 palmen diep gebouwd.
Ede Ede Zandgronden van goede hoedanigheid, gunstig gelegen, die bij gestadige bemesting geschikt 22,00 zijn voor verbouw van zomervrugten, rogge en boekweit, hebbende eene laag groeiaarde van 25 duimen.
Ede Bennekom Zandgronden van goede hoedanigheid, door gestadige bemesting geschikt voor verbouw van 25,00 zomervrugten, rogge en boekweit, gunstig gelegen, hebbende 28 duimen groeiaarde.
Zeer goede kleigronden van een zachtere aard geschikt tot verbouwing van zwaar winterkoom, 32,00 zij kan door braaklegging om de drie jaren weder ter culture geschikt gemaakt worden, men bouwt dezelve van 23 tot 26 duim diep. Als mede zandgronden van goede hoedanigheid geschikt tot het verbouwen van rogge, boekweit, aardappelen enz. moet om de drie jaren bemest worden, wordt ook van 23 tot 26 duimen diep gebouwd.
Zandachüge doch zachte grond, geschikt tot verbouw van rogge, boekweit, aardappelen, men 30,00 bemest dezelve om de drie jaren en men bouwt dezelve gewoonlijk 30 duimen diep.
Vrij goede zandgronden doch vorderende veel bemesting. Zij worden hoofdzakelijk gebezigd 24,00 tot verbouw van rogge, boekweit, aardappelen, knollen en spurrie. De laag groeiaarde is 5 a 6 palmen men bouwt dezelve 20 i 25 duimen diep.
Goede zandgronden welke bij een behoorlijke bemesting geschikt zijn tot verbouwing van 32,00 rogge, boekweit, aardappelen, knollen, spurrie enz. derzelver groeiaarde is van 5 tot 6 palmen. De waarde dezer landerijen wordt verhoogd door derzelver ligging nabij de stad Arnhem. Men bouwt dezelve 23 a 26 duimen diep.
Velp Rozendaal Zandgronden van schralen aard, tusschen de woningen gelegen, waardoor zij alleen waarde 20,00 verkrijgen, men verbouwt er rogge boekweit en aardappelen. De laag groeiaarde is 6 & 7 palmen, men bouwt dezelve 22 a 24 duimen diep.
Velp Velp Kleigrond van een goede aard geschikt tot het verbouwen van tarwe, zaad, klaver, winter- 34,00 koren, men kan dezelve door braakligging om de vier jaren weder geschikt maken ter bouwing; derzelver laag is ongelijk tussen de 3 en 4 palmen; men bouwt dezelve ongeveer . 35 duimen diep. Zandgrond van zeer goede hoedanigheid en geschikt tot teeling van rogge, boekweit, aardappelen, knollen, spurrie enz. dezelve moet om de 3 jaren worden bemest en heeft een groeiaarde van ongeveer 5 palmen, men bouwt die 23 a 26 duimen diep.
Velp Rheden Goede zandachtige met klei vermengde hooge gronden, hebbende de groeiaarde 5 palmen 26,00 diepte.
Velp Dieren Deze zijn goede zandgronden geschikt tot verbouwing van rogge, boekweit, aardappelen, 26,00 knollen en spurrie; zij vorderen eene bemesting om de drie jaren, heeft eene laag groeiaarde van circa 45 duim men bouwt dezelve 23 a 26 duimen diep.
Bennekom
Wageningen Wageningen
Wageningen Renkum
Wageningen Doorwerth
Wageningen Oosterbeek
Tabe l 1. T y p e r i n g v o l g e n s d e L a X 3 , v a n d e v o o r b e e l d e n g e k o z e n tot d e eers te k las se b o u w l a n d p e r k a n t o n e n p e r k a d a s t r a l e g e m e e n t e , m e t v e r m e l d i n g v a n d e w a a r s c h i j n l i j k e z u i v e r e o p b r e n g s t i n g u l d e n s p e r h a .
19
Het 19e-eeuwse kadaster als bron voor onderzoek
lijke. Niet alle elementen zijn steeds opgenomen in de omschrijving. Factoren zijn opgenomen afhankelijk van de correcte toepassing van de instructies, de interpretatie ervan en de vakkennis van de schatter. Subjectiviteit van het schattingsteam heeft stellig een rol gespeeld bij de classificatie en de klassering. Bovendien ontbreekt een landelijk systeem voor de inventarisatie van hetgeen bodemkundig gezien van belang is voor de plantengroei in een bepaald gebied. Pas in 1860 verschijnt de eerste 'bodemkaart' van Nederland, samengesteld door dr. W.C.H. Staring. Het zal nog tot 1950 duren voordat de Stichting voor Bodem-kartering23 de Voorlopige Bodemkaart van Nederland, schaal 1:400.000 publiceert.
Tabel 1 geeft een indruk van de differentiatie in typering en in waarschijnlijke zuivere opbrengst per ha van de eerste klasse bouwland in de Veluwse kantons Ede, Wageningen en Velp24.
Opvallend is dat zowel bouwlanden omschreven als zandgronden van zeer goede hoedanigheid (Velp, ƒ34,00) tot de eerste klasse worden gerekend als zandgronden van schrale aard (Rozendaal, ƒ20,00). Beide kadastrale gemeenten maken deel uit van hetzelfde kanton (Velp). Voorts vallen in deze klasse zeer goede Heigronden van een zachtere aard (Wageningen, ƒ 32,00) en kleigronden van een goede aard (Velp, ƒ34,00). Opmerkelijk is bovendien de vermelding dat de waarde van het bouwland in Oosterbeek wordt verhoogd door de ligging nabij Arnhem, waar de hoofdmarktplaats van het arrondissement is gevestigd. In Velp ontbreekt dit argument voor opwaarding van de bouwlanden echter, terwijl Velp net zo goed aan Arnhem grenst en ook profiteert van de lage vervoerskosten naar de markt en de grotere afzetmogelijkheden voor de produk-ten. De vervoerskosten naar de markt zijn echter niet van invloed op de waarde van het bouwland, maar op de opbrengst van de pro-dukten (M.V. artikel 498 e.v.). De onder Oosterbeek gemaakte opmerking behoort dan ook
niet te worden vermeld in de La X3, maar in de No. 5 bis 'Tabel aanwijzende de onzuivere opbrengst van de bouw-, hooi- en weilanden; alsmede de aftrekkingen daarop te bewerkstelligen, ten einde tot de zuivere opbrengst te geraken'. In die tabel moeten de vervoerskosten van de produkten naar de markt als aftrekpost in aanmerking worden genomen bij de berekening van de zuivere opbrengst per ha voor iedere klasse. De classificatie van de landerijen (La X3) wordt er niet door beïnvloed.
Aangezien de classificatie per kadastrale gemeente wordt uitgevoerd, zijn de voorbeelden gegeven in deze tabel - waaruit grote verschillen blijken in typering en geschatte opbrengst - geen markante uitzonderingen. Integendeel, zij staan model voor de resultaten voor dit onderdeel van de schatting. De kantonnale vergadering onderzoekt weliswaar of de verhouding tussen de gemeenten onderling (binnen het kanton) is getroffen en dient vervolgens een gespecificeerd voorstel tot vermindering van de begrotingen in25, maar dit zweemt eerder naar het verkrijgen van belastingvermindering dan naar het in verband stellen van de bijzonderheden van de klassering.
Wel kan enige samenhang in de classificatie tussen de kadastrale gemeenten van één kanton mogelijk worden, indien de werkzaamheden door hetzelfde.schattingsteam worden uitgevoerd. Maar ook hier schuilt een addertje in het gras. De kantonnale indeling die in basisstukken is gebruikt, kan afwijken van die in de O AT. Dit is gebleken voor het kanton Wageningen. Volgens de La X3 bestaat dit kanton uit de kadastrale gemeenten Wageningen, Renkum, Doorwerth en Oosterbeek. De OAT daarentegen vermeldt op de titelpagina van de kadastrale gemeenten Wageningen, Renkum, Doorwerth, Oosterbeek alsmede op die van Ede, Bennekom, Lunteren, Otterlo, Geldersch Veenendaal en Scherpen-zeel dat zij behoren tot het kanton Wageningen. Een blijk temeer van de grote diversiteit die in de loop van de tijd in de kadastrering
20
Het 19e-eeuwse kadaster als bron voor onderzoek
Kanton Kadastrale gemeente
Plaatselijke benaming
Sectie Perceel- Typering nummer
Opbrengst (ƒ)
Ede
Ede
Ede
Ede
Ede
Wageningen
Wageningen
Wageningen
Velp
Veenendaal
Lunteren
Otterlo
Ede
Bennekom
Renkum
Doorwerth
Oosterbeek
Rozendaal
-Dennebroek
Huis Harskamp
Kemheim
Heukelum
-
Kasteel
-
Rentmeestershuis -
A
G
G
K
C
D
C
E
C C
134
666
244
899
584 en 585
123a
120
68
145 214
Velp Velp 678
Rheden
Dieren
Den Brink
Den Engel
-
D
B
E E
637
60
91 158
Ruime en welingelichte woning in het dorp gelegen. 75,00
Een tamelijk goed gebouwd buitenverblijfje, voorzien van 90,00 4 beneden kamers, keuken en kelder, benevens 3 meidekamertjes op de zolder afgeschoten.
Een tamelijk goed gebouwd buitenverblijf dog onbewoond 66,00 wordende, des zomers somtijds eenige dagen bezocht.
Een wel ingerigt ruim buitenverblijf, gebruikt wordende 210,00 tot instituut van opvoeding van jonge jufvrouwen.
Een aangenaam gelegen wel ingerigt buitenverblijf van 180,00 den ouden bouwtram.
Deze en twee volgende klassen zijn huizen van papier-, 66,00 fabrijkanten, neringdoende lieden en vrij groote landbouwers.
Een hecht en sterk kasteel in deszelfs grachten gelegen 300,00 doch weinig regelmatig en ouwerwets gebouwd en slecht onderhouden, zijnde veelal onbewoond.
Staat ledig, in het dorp. 90,00
Wel gelegen woningen doch minder spatieus. 210,00 210,00
Deze (en de volgende klasse) zijn woningen van winkeliers, 135,00 bakkers, handwerkslieden enz. waaraan een of meer kamers geschikt zijn om te verhuren.
Een aangenaam buitenverblijf doch wat verre van den 225,00 straatweg verwijderd. Een nieuw opgebouwd logement aan den staatweg gelegen 225,00 en wel ter nering staande.
Woningen van gegoede ambachts- en neringdoende lieden. 99,00
Tabe l 2 . T y p e r i n g v o l g e n s d e L a X 3 , v a n d e v o o r b e e l d e n g e k o z e n to t d e eers te k las se w o o n h u i z e n p e r k a n t o n e n p e r kadas tra l e g e m e e n t e , m e t v e r m e l d i n g v a n d e w a a r s c h i j n l i j k e z u i v e r e o p b r e n g s t i n g u l d e n s .
van Nederland is opgetreden. Ondanks alle regelgeving in de C.G. en on
danks alle inspanningen om het zo begeerde doel de 'volkomenste' evenredige gelijkheid tussen de begrotingen van alle gemeenten te bereiken, blijft artikel 512 M.V. van kracht. In dit artikel wordt de betekenis van de classificatie (hier verkort weergegeven) als volgt verduidelijkt: een perceel van de eerste klasse binnen een zekere gemeente, zou bijvoorbeeld van de vijfde klasse kunnen worden indien de Massificatie niet per gemeente maar per kanton zou zijn uitgevoerd. Hier ligt het obstakel dat verhindert uitspraken te doen over
meerdere kadastrale gemeenten op grond van de klassering van de percelen en van de daarmee verbonden begroting.
De gebouwde eigendommen zijn eveneens in de La X3 opgenomen. De classificatie en de daaraan gekoppelde klassering van de woonhuizen is een probleem dat nog nader onderzoek vergt. Als voorbeeld van de diversiteit in de typering van de als eerste klasse aangemerkte huizen zijn de omschrijvingen van de voorbeeldpercelen uit deze categorie voor dezelfde kantons en kadastrale gemeenten in tabel 2 opgenomen. Uitzondering daarop is de gemeen-
21
Het 19e-eeuwse kadaster als bron voor onderzoek
Figuur 5. Twee zeer verschillende gebouwen, die beide tot de eerste klasse woonhuizen zijn gerekend. a. Kasteel Doorwerth in Doorwerth (foto: Wim K. Steffen. Overgenomen uit: Kastelen en huizen op de
Veluwe. Nijgh & Van Ditmar, 's-Gravenhage/Rotterdam, z.jl). b. Logement Den Engel in de kadastrale gemeente Rheden (foto: Bibliotheek Arnhem, Topografische Atlas Gelderland), zie pag. 23.
22
Het 19e-eeuwse kadaster als bron voor onderzoek
te Wageningen waarvan de La X 3 incompleet is overgeleverd.
Bovenstaande gegevens tonen reeds aan hoe ongelijk naar allure, staat van onderhoud en geschatte opbrengst de huizen worden getypeerd die in de verschillende kadastrale gemeenten tot de eerste klasse worden gerekend (vergelijk figuur 5a en 5b). De panden variëren van middenstandswoningen (Dieren en Velp) tot een omgracht middeleeuws kasteel (Doorwerth). De geschatte opbrengst loopt uiteen van ƒ66,00 voor huizen van papierfabrikanten, neringdoenden en vrij grote landbouwers in Renkum en voor het als buitenverblijf gekarakteriseerde huis Harskamp in Ot-terlo, tot ƒ300,00 voor het kasteel te Doorwerth.
M a a r er valt meer onevenredigheid te signaleren. Zo valt op dat in de kadastrale gemeente Doorwerth het gelijknamige kasteel in de eerste klasse is opgenomen. In de kadastrale ge
meente Velp daarentegen omvat deze klasse woningen van winkeliers en ambachtsl ieden en komt bijvoorbeeld het kasteel Biljoen daarin niet voor. Voorts ontbreken onder meer de kastelen Rozendaal gelegen in de gelijknamige gemeente, en Middachten in de kadastrale gemeente Dieren. De oorzaak is dat gebouwde e igendommen ook buiten de klassering worden gewaardeerd. In principe betreft dit altijd panden die b innen een kadastrale gemeente een unieke, dus onvergelijkbare plaats innemen bij de schatting. Deze panden komen op een aparte begrot ing die, zowel in de La X 3 als in de lijst 'Tarief der zuivere begrootingen van iedere soort en klasse van vaste e igendommen (....)'32, wordt aangeduid met de woorden 'buiten klasse'. Hier in zijn echter niet alleen kastelen en riante buitenverblijven te vinden, m a a r ook herbergen of logementen zoals in Veenen-daal (De Klomp, ƒ 180,00), Renkum (De Bok, ƒ210,00), Oosterbeek (De Koude Herberg ,
23
Het 19e-eeuwse kadaster als bron voor onderzoek
ƒ150,00) of Velp (De Zwaan, ƒ 405,00). Zelfs boerderijen en winkelhuizen worden 'buiten klasse' begroot, zoals blijkt uit de La X3 van de kadastrale gemeente Dieren. Uit het feit dat een pand gerangschikt is onder het hoofd 'buiten klasse' mag dan ook niet geconcludeerd worden dat het hier altijd zou gaan om huizen van aanzien en allure, zoals kastelen en landhuizen. Het wil slechts zeggen dat vergelijkbare panden in de kadastrale gemeente niet of nauwelijks voorkomen, zodat afzonderlijke begroting noodzakelijk is geweest. Maar ook huizen van de eerste klasse zijn meestal (uiterst) schaars in plattelandsgemeenten. Het trekken van de grens tussen de eerste klasse en 'buiten klasse' in het landelijk gebied zal voor het schattingsteam dikwijls een moeilijke opgave zijn geweest. Gebrek aan eenduidigheid in de voorschriften heeft ook hier de subjectiviteit in de hand gewerkt.
Merkwaardig is ook de opwaardering van woningen van winkeliers en ambachtslieden in Velp wegens kamerverhuur. Immers, ook de andere kadastrale gemeenten liggen in een door zomergasten veel bezochte streek en daar
Figuur 6: Opmetingswerk in het veld; de landmeter gebruikt de Hollandse cirkel. Ook in het begin van de 19e eeuw werd dit instrument nog gebruikt bij de hoekmeting (Gravure C. Huijberts, 1725. Foto: Staring Centrum, Wageningen).
wordt kamerverhuur niet aangevoerd als argument voor een hogere waardering van huizen. Opwaardering tot een hogere klasse moet altijd zijn gebaseerd op het feit dat het pand een, uit huurcedels aantoonbaar, hogere huurwaarde heeft dan vergelijkbare panden. Norm moet zijn: staat, stand en ligging van het pand.
De ongelijkheid die uit de omschrijvingen van de eerste klasse woonhuizen blijkt, wordt ook hier veroorzaakt door de classificatie en de daarmee gepaard gaande klassering. De klassering wordt exclusief uitgevoerd per kadastrale gemeente en niet per kanton of andere kadastraal-administratieve eenheid. Indien niet beschikt kan worden over de La X3 of de No. 5 'Tabel van classificatie der grondeigendommen' dan wordt ook een vergelijking gebaseerd op de klassering van de gebouwde eigendommen tussen kadastrale gemeenten een hachelijke zaak, zeker als deze behoren tot verschillende kantons.
Maar zoals hiervoor reeds is aangestipt, er kunnen bij de bestudering van basisstukken problemen opdoemen. De gebruikte perceelsindeling - naar sectie en nummer - kan zijn ontleend aan een vroegere kadastrale opmeting die, om welke reden ook, is verworpen. Hierdoor correspondeert de kadastrale indeling van de percelen volgens het basisstuk niet met die op het minuutplan en in de OAT uit 1833. Het is evenwel niet uitgesloten dat de verworpen plans bewaard zijn gebleven. Dan kan echter blijken dat bovendien de percelering afwijkt van het kaartbeeld uit 1833. Een en ander heeft zich voorgedaan bij de raadpleging van de La X3 voor de kadastrale gemeenten Wageningen, Renkum, Doorwerth en Oosterbeek, die alle deel uitmaken van het kanton Wageningen. De perceelsindeling van de La X3 bleek te behoren bij de overgeleverde plans uit 181827. Deze kaarten verschillen in percelering met de minuutplans van 1833. De vraag in hoeverre een en ander gevolgen heeft voor de bruikbaarheid van het basisstuk bij het historisch onderzoek kan, in het algemeen gesteld,
24
Het 19e-eeuwse kadaster als bron voor onderzoek
niet worden beantwoord. De onderzoeker die gebruik maakt van kadastrale gegevens en bescheiden zal, per kadastrale gemeente en van geval tot geval een antwoord op deze vraag moeten vinden.
Samenvatting en conclusies
Het Nederlandse oorspronkelijke kadaster is tot stand gekomen in de periode van mei 1812 tot 1 januari 1833. In deze periode hebben zich onder andere belangrijke staatkundige, bestuurlijke en economische veranderingen voltrokken die ook van invloed zijn geweest op de kadastrering, zoals blijkt uit herziening van de regelgeving.
Het Nederlandse kadaster is tijdens de Franse Inlijving opgezet volgens de (Franse) richtlijnen uit de Methodieke Verzameling. Na de vestiging van het Koninkrijk der Nederlanden in 1813 zijn deze voorschriften herzien en geactualiseerd in honderd en elf circulaires die Staatsraad Gericke, Administrateur van de Registratie, het Kadaster en de Loterijen, heeft uitgevaardigd. Het Nederlandse kadaster is dus gebaseerd op de voorschriften die bijeen zijn gebracht in de 'Methodieke Verzameling' en op die uit de 'Verzameling van Alge-meene Instructiën en circulaires van het Hoofdbestuur van de Registratie, het Kadaster en de Loterijen, betreffende de uitvoering van het Kadaster sedert Ie January 1826'. Bij onderzoek dient van beide bronnen te worden uitgegaan. Omdat deze werken schaars zijn en moeizaam te raadplegen, verdient bezinning op de een of andere vorm van heruitgave aanbeveling.
Belangrijke wijzigingen ten opzichte van de Franse periode zijn het vaststellen van een ander tijdvak voor de berekening van de gemiddelde huurwaarde van de percelen en voor de prijzen van de landbouwprodukten, en het gebruik daarbij van de Nederlandse munteenheid.
De basisstukken of primaire bescheiden die
tijdens de kadastrering zijn vervaardigd, bevatten de gegevens die onmisbaar zijn om inzicht te krijgen in de totstandkoming en relevantie van de einduitkomsten van meting en schatting. Deze einduitkomsten zijn in mi-nuutplans en OAT vastgelegd en worden met ingang van 1 januari 1833 als vastgesteld beschouwd. Zoals voor de klassering is aangetoond, bemoeilijkt het ontbreken van basisstukken ernstig een verantwoord gebruik van einduitkomsten uit de OAT. Overigens garandeert het overgeleverd zijn van basisstukken niet een probleemloos gebruik ervan voor het onderzoek, zoals met enige voorbeelden voor de Veluwe is aangetoond. De sporen van de veranderingen die de kadastrering heeft ondergaan, zijn ook in deze bescheiden terug te vinden.
Aangezien de kadastrering in het Koninkrijk der Nederlanden is uitgevoerd per kadastrale gemeente, is het niet geoorloofd de uitkomsten van de schatting, zoals de klassering en tarifering, van toepassing te verklaren op grotere gebieden. De maatstaven die zijn aangelegd, zijn namelijk aangepast aan de specifieke omstandigheden van de te kadastreren gemeente. Zelfs binnen het kanton waartoe een kadastrale gemeente behoort, kunnen de verschillen groot zijn. In het algemeen kan worden gesteld dat evenredigheid in classificatie, klassering en waardering, zoals in de C.G. door voorschriften wordt nagestreefd voor zowel de gebouwde als de ongebouwde eigendommen, in de praktijk niet uitvoerbaar is gebleken door het ontbreken van sluitende, landelijke inventarisatie- en classificatiesystemen.
Dit artikel toont aan dat uniformiteit bij de kadastrering - een beginsel dat op grond van uitspraken in verschillende artikelen van de Methodieke Verzameling ingang heeft gevonden - een relatief begrip is. In hoeverre een en ander van toepassing is op andere regio's en provincies is een vraag die de onderzoeker die gebruikt maakt van kadastrale gegevens zich
25
Het 19e-eeuwse kadaster als bron voor onderzoek
zal moeten stellen en zal moeten beantwoorden.
Ondanks de problemen verbonden aan het gebruik van kadastrale gegevens en de vele vragen die nog beantwoord moeten worden met betrekking tot het kritisch gebruik ervan, blijft het kadaster een belangrijke bron voor bijvoorbeeld het historisch-geografisch en het land-bouwhistorisch onderzoek.
The Dutch early-19th century Cadastre (land registration) as a source for other research; an ex-ploratory study
The Dutch cadastre was founded in the years that the Netherlands were part of the French Empire (1810-1813). This explains why the work was originally based on the French rules as published in the 'Recueil Méthodique'. After the foundation of the Kingdom of the Netherlands in 1813 these rules were adapted and actualised in one hundred and eleven circulars by the State Councillor J . E . R E . Gericke. To understand the way the original cadastral land registration was com-piled, both sources must be studied.
During the compilation of the land registration (1812-1833) base-documents were made. These de-scribe the realisation and the relevance of the definitive documents (maps and ledgers). The loss of many of these base-documents is a serious drawback for the use of the 'OAT' ('Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel', the original fieldledger, corresponding with the fïeld-maps).
Because the surveys were made separately for each 'cadastral parish', the results of measurement and valuation may not be used for larger regions. This arti-cle argues and illustrates that in the oldest cadastral land registration uniformity exists only to a certain ex-tent.
Literatuur
B E T H , J.C. (1907/1908). Het Kadaster gedurende het tijdvak 1814-1843. In: Nederlandsch Archieven-blad; Orgaan van de Vereeniging van Archivarissen in Nederland 3, pp. 160-175.
DUSSART, F. (1946). Structure agraire et paysages ru-raux dans la commune de Bakel (Brabant septen-trional). In: Bulletin de la Société Beige d'Etudes Géographiques 15, pp. 104-179.
FRANSE, J. (1882). Hypothekair-, Kadastraal- en Scheepswetboek. Zierikzee.
M O S S E L M A N , J. A. (1833). Handleiding voor grondeigenaren, betrekkelijk de kadastrale werkzaamheden. Middelburg.
R E C U E I L M É T H O D I Q U E des Lois, Décrets, Régiemens, Instructions et Décisions sur Ie Cadastre de la France; approuvé par Ie Ministre des Finan-ces (1811). Imprimerie Impériale, Paris.
R E C U E I L M É T H O D I Q U E des Lois, Décrets, Régiemens, Instructions et Décisions sur Ie Cadastre de la France; approuvé par Ie Ministre des Finan-ces. Traduit et Imprimé par ordre du Conseiller d'Etat, Intendant Général des Finances et du Tré-sor Impérial en Hollande (1812). Amsterdam. 2 To-mes et Modèles. ( M É T H O D I Q U E V E R Z A M E LING der Wetten, Decreten, Reglementen, In-structiën en Décisiën, betrekkelijk het Cadaster van het Fransche Rijk; goedgekeurd door den Minister van Financiën, 1812. Vertaald en gedrukt op last van den Staatsraad, Intendant-Generaal der Financiën en van de Keizerlijke Schatkist in Holland (1812). Amsterdam. 2 Delen en Modellen-boek).
SOUTENDIJK, A. (1916). De Hypothecaire en Kadastrale Boekhouding en die der Schepen en Vaartuigen in Nederland. 2de geheel omgewerkte en veel vermeerderde druk door J. Mulder. Tiel, 2 Delen.
T U L I P P E , O. (1933). A propos d'archives cadastrales. In: Bulletin du Cercle des Géographes Liégeois 5, pp. 6-11.
V E R O R D E N I N G E N ter instandhouding van het Kadaster van het Koningrijk der Nederlanden (1832). 's-Gravenhage.
V E R Z A M E L I N G van Algemeene Instructiën en Circulaires van het Hoofdbestuur van de Registratie, het Kadaster en de Loterijen, betreffende de uitvoering van het Kadaster sedert Ie January 1826. Z.j., z.p.
V L A M , A.W. (1949). De kadastrale archieven en hun betekenis voor de bodemkundige. In: Landbouwkundig Tijdschrift 61, pp. 465-473.
Noten
1 Deze registers zijn aanwezig bij de Provinciale Directies van het Kadaster en de Openbare Registers.
2 .Bulletin des Lois no. 397/7340 (Beth, 1907/1908, p. 160; Franse, 1882, p. 205 e.v. en Soutendijk, 1916, Tweede deel p. 112).
26
Het 19e-eeuwse kadaster als bron voor onderzoek
3 In de kadastrale atlassen, die uitgegeven worden door de stichtingen die zich met dat werk belasten in de provincies Drenthe, Friesland, Gelderland, Noord-Holland en Zeeland, wordt abusievelijk en helaas zonder bronvermelding 11 in plaats van 21 oktober 1811 genoemd.
4 Een loopbaanbeschrijving van de Staatsraad Ge-ricke zal in een volgende aflevering van het Histo-risch-Geografïsch Tijdschrift verschijnen.
5 Deze circulaires kunnen worden geraadpleegd op het Bureau Bibliotheek en Documentatie van de Hoofddirectie van het Kadaster en de Openbare Registers te Apeldoorn.
6 Ook deze banden zijn op het bovenstaande adres aanwezig.
7 In 1832 treedt het Nederlandse kadaster voor het eerst in werking voor alle provincies met uitzondering van Limburg. Limburg wordt pas in 1839 een Nederlandse provincie. De grondbelasting wordt in dat jaar voor éénvierde gedeelte geheven naar de uitkomsten van het Kadaster, volgens de Wet van den 2 Januar i 1832 omtrent de grondbelasting over 1832 (Staatsblad 1832 nr. 1). Het overige deel wordt nog volgens de tot dan gebruikelijke regeling opgelegd. De vaststelling van de einduitkomsten van het Kadaster is dan nog geen feit. Pas nadat de laatste reclames op de uitkomsten van het kadaster en de 'bezwaren over begane abuizen' zijn afgehandeld, wordt de onveranderlijke vaststelling van de einduitkomsten van de oorspronkelijke kadastrering definitief. De beslissing op de ingekomen klachten moet vóór 1 oktober 1833 worden genomen, volgens Koninklijk Besluit van 7 januari 1833 (Staatsblad nr. 1).
8 Onder het kanton wordt hier een kadastraal-administratieve eenheid verstaan. Het bestaat uit verschillende kadastrale gemeenten en is onderdeel van een arrondissement.
9 Naar het grondgebruik volgens de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel in relatie tot de regelgeving wordt nog nader onderzoek gedaan. De resultaten zullen te zijner tijd in dit tijdschrift worden gepubliceerd.
10 Ingevolge resolutie van de minister van Financiën d.d. 23 december 1843, afd. Reg. en Dir. bel. no. 27
16 Zie C.G. Kad. nr. 4 d.d. 24 december 1825, met Instructie.
17 M.V. artikel 145. Zie ook M.V. artikel 352, C.G. Kad. nr. 50 d.d. 29 mei 1827 en C.G. Kad. nr. 63 d.d. 2 november 1827.
18 Zie bijvoorbeeld de La XI 'Tarief van den prijs der granen en andere levensmiddelen' (RANB, APB, inv.nr. 4220). Hier staat op het schutblad vermeld: 'voor al de splitsingen van huur-contracten, zonder onderscheid, in de Noordelijke Provinciën (Art. 15 van het Reglement van 2 Januar i 1826, no. 7), en voor alle te doene splitsingen van huurcontracten in de geheel gekadastreerde kantons van de Zuidelijke Provinciën, welke achtereenvolgens door den Staatsraad, Administrateur zullen worden aangewezen, tot herleiding der schattingen, te voren vastgesteld naar de huurcontracten van 1797 tot 1809, op de huurwaarde van 1816 tot 1826, overeenkomstig het reglement van 2 Januari j 1826, no. 7, alsmede in de nog te kadastreren kantons, nadat allen, welke die operatie reeds ondergaan hebben, op de nieuwe tarieven zullen zijn overgebragt'.
19 Departement, bestuurlijk gewest, heeft hier tevens de betekenis van een kadastraal-administratieve eenheid. Gedurende de periode 1795 tot 1813 kent Nederland, in navolging van Frankrijk, departementen in plaats van provincies.
20 RANB, APB, inv.nr. 4131. 21 RANB, APB, inv.nr. 4131. 22 Met vriendelijke dank aan de heer G. Richter, me
dewerker van het Rijksarchief in Gelderland, die mij de aanwezigheid van deze lijsten in het Rijksarchiefheeft gemeld. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat het helaas alleen om de La X 3 van het eerste arrondissement van de provincie Gelderland gaat. Het betreft de Veluwe en de Liemers. Deze gebieden ressorteren vanouds onder het Kantoor van bewaring der Hypotheken en van het Kadaster, gevestigd te Arnhem.
23 Met ingang van 1 januari 1989 opgegaan in het Staring Centrum, Instituut voor Onderzoek van het Landelijk gebied.
24 Rijksarchief in Gelderland; Archief Ingenieur-Verificateur van het Kadaster, nummer 11.
25 Gemeentearchief Wageningen; Proces-Verbaal der beraadslagingen en werkzaamheden van de kantonnale vergadering, Raadstukken 1832.
26 Deze lijst is opgenomen in de Kadastrale Legger (eerste gedeelte).
27 Rijksarchief in Gelderland; Kadastrale kaarten 1818.