-
Voor de installateur
Installatie- en onderhoudshandleiding
ecoTEC plusVC, VCW
BEnl
Installatie- en onderhoudshandleiding
Uitgever/fabrikant
Vaillant GmbHBerghauser Str. 40 D-42859 RemscheidTelefon
021 91 18‑0 Telefax 021 91 18‑28 [email protected]
www.vaillant.de
-
Inhoudsopgave
2 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus
0020144291_04
Inhoudsopgave
1
Veiligheid..............................................................
4
1.1 Waarschuwingen bij handelingen..........................
4
1.2 Reglementair gebruik
............................................ 4
1.3 Algemene veiligheidsinstructies ............................
4
1.4 Voorschriften (richtlijnen, wetten, normen) ............
6
2 Aanwijzingen bij de documentatie..................... 7
2.1 Aanvullend geldende documenten in
achtnemen....................................................................
7
2.2 Documenten bewaren
........................................... 7
2.3 Geldigheid van de handleiding ..............................
7
3
Productbeschrijving............................................
7
3.1
Productopbouw......................................................
7
3.2 Gegevens op het typeplaatje.................................
8
3.3 Serienummer
......................................................... 8
3.4
CE-markering.........................................................
9
4 Montage
................................................................
9
4.1 Product
uitpakken.................................................. 9
4.2 Leveringsomvang controleren ...............................
9
4.3
Afmetingen...........................................................
10
4.4 Minimumafstanden
.............................................. 10
4.5 Afstanden tot brandbare componenten ............... 10
4.6 Montagesjabloon gebruiken ................................
10
4.7 Product ophangen
............................................... 11
4.8 Voormantel demonteren ......................................
11
4.9 Zijdeel
demonteren.............................................. 11
5 Installatie
............................................................ 11
5.1
Installatievoorwaarden.........................................
12
5.2 Gasaansluiting installeren
................................... 12
5.3 Koud- en warmwateraansluiting installeren......... 12
5.4 Boileraansluitingen installeren.............................
13
5.5 CV-aanvoer en CV-retour aansluiten .................. 13
5.6 Condensafvoerleiding aansluiten ........................
13
5.7 Afvoerbuis aan de veiligheidsklep monteren ....... 13
5.8 Verbrandingsgasinstallatie
.................................. 13
5.9 Elektrische installatie
........................................... 15
6 Bediening
........................................................... 16
6.1 Bedieningsconcept
.............................................. 16
6.2 Installateurniveau oproepen ................................
16
6.3 Live monitor (statuscodes)
.................................. 16
6.4 Warmwatertemperatuur instellen.........................
16
7 Ingebruikname
................................................... 17
7.1 Product in- en uitschakelen
................................. 17
7.2 Installatieassistent doorlopen
.............................. 17
7.3 Installatieassistent opnieuw starten.....................
18
7.4
Testprogramma's.................................................
18
7.5 Gassoortcontrole uitvoeren .................................
18
7.6 Controleprogramma's gebruiken .........................
18
7.7 Verwarmingswater/vul- en bijvulwatercontroleren en
conditioneren ............................... 19
7.8 Te lage waterdruk vermijden ...............................
20
7.9 CV-installatie vullen
............................................. 20
7.10 CV-installatie
ontluchten...................................... 20
7.11 Warmwatersysteem vullen en ontluchten............ 20
7.12 Sifonbeker vullen
................................................. 20
7.13 Gasinstelling
........................................................ 21
7.14 Functie en dichtheid controleren .........................
22
8 Aanpassing aan de CV-installatie .................... 22
8.1 Branderwachttijd
.................................................. 22
8.2 Onderhoudsinterval instellen ...............................
23
8.3 Pompvermogen instellen .....................................
23
8.4 Overstroomklep instellen
..................................... 24
8.5 Tapwaternaverwarming op
zonne-energieinstellen................................................................
24
8.6 Product aan de gebruiker opleveren ...................
24
9 Verhelpen van storingen...................................
24
9.1 Servicemeldingen controleren .............................
24
9.2 Fouten
verhelpen................................................. 25
9.3 Foutgeheugen oproepen en wissen .................... 25
9.4 Parameters naar fabrieksinstellingen resetten .... 25
9.5 Reparatie voorbereiden
....................................... 25
9.6 Defecte componenten vervangen........................ 25
9.7 Reparatie
afsluiten............................................... 29
10 Inspectie en onderhoud ....................................
29
10.1
Functiemenu........................................................
29
10.2 Zelftest
elektronica............................................... 29
10.3 Compacte thermomodule demonteren ................ 29
10.4 Warmtewisselaar reinigen
................................... 30
10.5 Brander
controleren............................................. 30
10.6 Sifonbeker
reinigen.............................................. 31
10.7 Zeef in koudwateringang reinigen .......................
31
10.8 Compacte thermomodule inbouwen.................... 31
10.9 Product
leegmaken.............................................. 31
10.10 Voordruk van het interne
expansievatcontroleren...........................................................
31
10.11 Inspectie- en onderhoudswerkzaamhedenafsluiten
...............................................................
32
11
Buitenbedrijfstelling..........................................
32
11.1 Product tijdelijk buiten bedrijf stellen
................... 32
11.2 Product buiten bedrijf stellen
............................... 32
12 Recycling en
afvoer........................................... 32
13
Serviceteam........................................................
32
Bijlage.................................................................................
33
A Installateurniveau – overzicht .......................... 33B
Diagnosecodes - overzicht ............................... 35
C Statuscodes - overzicht ....................................
39
D Overzicht foutcodes ..........................................
41
E Bedradingsschema's.........................................
44
E.1 Aansluitschema product alleen voor CV-bedrijf
...................................................................
44
E.2 Aansluitschema product met geïntegreerdewarmwaterbereiding
............................................ 46
F Inspectie- en onderhoudswerkzaamheden– overzicht
.......................................................... 47
G Conformiteitsverklaring K.D.
08/01/2004-BE........................................................................
48
H Technische gegevens .......................................
50
-
Inhoudsopgave
0020144291_04 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding
3
Trefwoordenlijst
................................................................
55
-
1 Veiligheid
4 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus
0020144291_04
1 Veiligheid
1.1 Waarschuwingen bij handelingen
Classificatie van de waarschuwingen bijhandelingenDe
waarschuwingen bij handelingen zijn alsvolgt door
waarschuwingstekens en signaal-woorden aangaande de ernst van het
potenti-ële gevaar ingedeeld:
Waarschuwingstekens en signaalwoordenGevaar!Direct levensgevaar
of gevaar voorernstig lichamelijk letsel
Gevaar!Levensgevaar door een elektrischeschok
Waarschuwing!Gevaar voor licht lichamelijk letsel
Opgelet!Kans op materiële schade of milieu-schade
1.2 Reglementair gebruik
Er kan bij ondeskundig of oneigenlijk gebruikgevaar ontstaan
voor lijf en leven van de ge-bruiker of derden resp. schade aan het
pro-duct en andere voorwerpen.
Het product is als warmtebron voor geslotenCV-installaties en de
warmwaterbereidingbestemd.
De in de handleiding genoemde productenmogen alleen in
combinatie met het in de ookvan toepassing zijnde documenten
vermeldtoebehoren voor de VLT/VGA worden geïn-stalleerd en
gebruikt.
Uitzonderingen: bij installatietypes C63 enB23P volgt u de
aanwijzingen uit de voorhan-den handleiding.
Het reglementaire gebruik houdt in:
– het naleven van de bijgevoegde gebruiks-,installatie- en
onderhoudshandleidingenvan het product en van alle andere
compo-nenten van de installatie
– de installatie en montage conform de pro-duct- en
systeemvergunning
– het naleven van alle in de handleidingenvermelde inspectie- en
onderhoudsvoor-waarden.
Een ander gebruik dan het in deze handlei-ding beschreven
gebruik of een gebruik datvan het hier beschreven gebruik afwijkt,
geldtals niet reglementair. Als niet reglementairgebruik geldt ook
ieder direct commercieel ofindustrieel gebruik.
Attentie!
Ieder misbruik is verboden.
1.3 Algemene veiligheidsinstructies
1.3.1 Gevaar door ontoereikendekwalificatie
Montage en demontage, installatie, ingebruik-neming, onderhoud,
reparatie en buitenbe-drijfstelling mogen alleen worden
uitgevoerddoor vaklieden die daar voldoende voor
zijngekwalificeerd, de handleidingen van de pro-ducten in acht
nemen, volgens de actuelestand van de techniek te werk gaan en
zichaan alle betreffende richtlijnen, normen, wet-ten en overige
voorschriften houden.
1.3.2 Levensgevaar door lekkend gas
Bij gaslucht in gebouwen:
▶ Vermijd ruimtes met gaslucht.▶ Doe, indien mogelijk, deuren en
ramen
wijd open en zorg voor tocht.▶ Vermijd open vuur (bv. aansteker,
lucifer).▶ Niet roken.▶ Bedien geen elektrische schakelaars,
geen
stekkers, geen deurbellen, geen telefoonsen andere
communicatiesystemen in hetgebouw.
▶ Sluit de gasteller-afsluitkraan of de hoofd-kraan.
▶ Sluit, indien mogelijk, de gaskraan op hetproduct.
▶ Waarschuw de huisbewoners door te roe-pen of aan te
kloppen.
▶ Verlaat onmiddellijk het gebouw en verhin-der het betreden
door derden.
▶ Alarmeer politie en brandweer zodra ubuiten het gebouw
bent.
▶ Neem contact op met de storingsdienstvan het energiebedrijf
vanaf een telefoon-aansluiting buiten het gebouw.
-
Veiligheid 1
0020144291_04 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding
5
1.3.3 Levensgevaar door lekken bij deinstallatie onder de begane
grond!
Vloeibaar gas verzamelt zich op de bodem.Als het product onder
maaiveldhoogte geïn-stalleerd wordt, kunnen bij lekkages
verza-melingen van vloeibaar gas ontstaan. In ditgeval bestaat
explosiegevaar.
▶ Zorg ervoor dat vloeibaar gas in geen ge-val uit het product
en de gasleiding kanontsnappen.
1.3.4 Levensgevaar door afgesloten ofondichte
rookgastrajecten
Door installatiefouten, beschadiging, mani-pulatie, niet
toegestane opstellingsplaats ofdergelijke kan rookgas lekken en tot
vergifti-gingen leiden.
Bij gaslucht in gebouwen:
▶ Doe alle toegankelijke deuren en ramenwijd open en zorg voor
tocht.
▶ Schakel het product uit.▶ Controleer de rookgastrajecten in
het pro-
duct en de afvoerleidingen voor rookgas.
1.3.5 Vergiftigings- enverbrandingsgevaar door lekkendehete
verbrandingsgassen
▶ Gebruik het product alleen met vollediggemonteerde
VLT/VGA.
▶ Gebruik het product – behalve kortstondigvoor testdoeleinden –
alleen met gemon-teerde en gesloten voormantel.
1.3.6 Levensgevaar door explosieve enontvlambare stoffen
▶ Gebruik of bewaar geen explosieve of ont-vlambare stoffen
(bijv. benzine, papier,verf, enz.) in de opstellingsruimte van
hetproduct.
1.3.7 Levensgevaar door kastachtigemantels
Een kastachtige mantel kan bij een van deomgevingslucht
afhankelijk werkend producttot gevaarlijke situaties leiden.
▶ Zorg ervoor dat het product voldoende vanverbrandingslucht
voorzien wordt.
1.3.8 Vergiftigingsgevaar dooronvoldoende toevoer
vanverbrandingslucht
Voorwaarden: Van omgevingslucht afhan-kelijke werking
▶ Zorg voor een permanent ongehinderdeen voldoende luchttoevoer
naar de opstel-ruimte van het product volgens de
ventila-tievereisten.
1.3.9 Levensgevaar door ontbrekendeveiligheidsinrichtingen
De in dit document opgenomen schema's ge-ven niet alle voor een
deskundige installatievereiste veiligheidsinrichtingen weer.
▶ Installeer de nodige veiligheidsinrichtingenin de
installatie.
▶ Neem de betreffende nationale en inter-nationale wetten,
normen en richtlijnen inacht.
1.3.10 Levensgevaar door een elektrischeschok
Als u spanningsvoerende componenten aan-raakt, bestaat
levensgevaar door elektrischeschok.
Voor u aan het product werkt:
▶ Schakel het product spanningvrij dooralle stroomvoorzieningen
uit te schake-len (elektrische scheidingsinrichting metminstens 3
mm contactopening, bijv. zeke-ring of
vermogensveiligheidsschakelaar).
▶ Beveilig tegen herinschakelen.▶ Wacht minstens 3 min tot de
condensato-
ren ontladen zijn.▶ Controleer op spanningvrijheid.
1.3.11 Verbrandingsgevaar door hetecomponenten
▶ Voer werkzaamheden aan deze onderde-len pas uit als deze zijn
afgekoeld.
1.3.12 Levensgevaar door lekkendeverbrandingsgassen
Als u het product met lege condenswatersifongebruikt, kunnen
verbrandingsgassen in dekamerlucht ontsnappen.
▶ Zorg ervoor dat de condenswatersifon voorhet gebruik van het
product altijd gevuld is.
-
1 Veiligheid
6 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus
0020144291_04
1.3.13 Kans op materiële schade doorongeschikt gereedschap
▶ Om schroefverbindingen vast te draaien ofte lossen, dient u
geschikt gereedschap tegebruiken.
1.3.14 Gevaar voor materiële schade doorvorst
▶ Installeer het product niet in ruimtes dieaan vorst
blootstaan.
1.3.15 Kans op corrosieschade doorongeschikte verbrandings-
enkamerlucht
Sprays, oplosmiddelen, chloorhoudende rei-nigingsmiddelen, verf,
lijm, ammoniakverbin-dingen, stof e.d. kunnen tot corrosie aan
hetproduct en in de VLT/VGA leiden.
▶ Zorg ervoor dat de verbrandingsluchttoe-voer altijd vrij is
van fluor, chloor, zwavel,stof enz.
▶ Zorg ervoor dat er op de opstellingsplaatsgeen chemische
stoffen opgeslagen wor-den.
▶ Zorg ervoor dat de verbrandingslucht nietvia oude schoorstenen
van oliegestookteketels toegevoerd wordt.
▶ Als u uw product in kapsalons, lakkerijenof schrijnwerkerijen
of reinigingsbedrijvene.d. installeert, dan kiest u een
afzonder-lijke opstellingsruimte waarin een
verbran-dingsluchttoevoer technisch vrij van chemi-sche stoffen
gegarandeerd is.
1.3.16 Kans op materiële schade doorlekzoeksprays en
-vloeistoffen
Lekzoeksprays en -vloeistoffen verstoppende filter van de
massastroomsensor aan deventuri en vernietigen hierdoor de
massa-stroomsensor.
▶ Breng bij reparatiewerkzaamheden geenlekzoeksprays en
-vloeistoffen op de af-dekkap aan de filter van de venturi aan.
1.3.17 Kans op materiële schade aan degegolfde gasbuis
De gegolfde gasbuis kan door belasting metgewicht beschadigd
worden.
▶ Hang de compacte thermomodule, bijv.bij het onderhoud, niet
aan de flexibelegegolfde gasbuis.
1.4 Voorschriften (richtlijnen, wetten,normen)
▶ Neem de nationale voorschriften, normen,richtlijnen en wetten
in acht.
-
Aanwijzingen bij de documentatie 2
0020144291_04 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding
7
2 Aanwijzingen bij de documentatie
2.1 Aanvullend geldende documenten in achtnemen
▶ Neem absoluut alle bedienings- en installatiehandleidin-gen
die bij de componenten van de installatie wordenmeegeleverd in
acht.
2.2 Documenten bewaren
▶ Gelieve deze handleiding alsook alle aanvullend gel-dende
documenten aan de gebruiker van de installatiete geven.
2.3 Geldigheid van de handleiding
Deze handleiding geldt uitsluitend voor:
Productartikelnummer
VC BE 126/5‑5 0010014232
VC BE 206/5‑5 0010011628
VC BE 306/5‑5 0010011630
VC BE 376/5‑5 0010011631
VCW BE 296/5‑5 0010011632
VCW BE 346/5‑5 0010011633
VCW BE 376/5‑5 0010011634
3 Productbeschrijving
3.1 Productopbouw
3.1.1 Functie-elementen product alleen voor CV-bedrijf
7
8
9
10
13
11
12
14
15
18
5
4
1
2
3
16
17
6
1 Gasblok
2 Waterdruksensor
3 Venturi met massa-stroomsensor
4 Warmtewisselaar
5 Aansluiting voorVLT/VGA
6 Meetaansluiting ver-brandingsgas
7 Expansievat
8 Luchtaanzuigbuis
9 Compacte thermomo-dule
10 Ontstekingselektrode
11 Ventilator
12 Snelontluchter
13 Manometer
14 Interne pomp
15 Overstroomklep
16 Veiligheidsklep
17 Driewegklep
18 Schakelkast
-
3 Productbeschrijving
8 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus
0020144291_04
3.1.2 Functie-elementen product metwarmwaterbereiding
7
8
9
10
13
11
12
14
18
19
17
5
4
1
2
3
20
15
16
6
1 Gasblok
2 Waterdruksensor
3 Venturi met massa-stroomsensor
4 Warmtewisselaar
5 Aansluiting voorVLT/VGA
6 Meetaansluiting ver-brandingsgas
7 Expansievat
8 Luchtaanzuigbuis
9 Compacte thermomo-dule
10 Ontstekingselektrode
11 Ventilator
12 Snelontluchter
13 Manometer
14 Interne pomp
15 Overstroomklep
16 Veiligheidsklep
17 Schakelkast
18 Driewegklep
19 Stromingssensor (warmwater)
20 Secundaire warmtewis-selaar
3.2 Gegevens op het typeplaatje
Het typeplaatje is af fabriek aan de achterkant van het pro-duct
aangebracht.
Gegevens op hettypeplaatje
Betekenis
→ Hoofdst. "CE-markering"
Handleiding lezen!
VC… Vaillant Gaswandketel voor CV
VCW… Vaillant Gaswandketel voor verwarmingen
warmwaterbereiding
Gegevens op hettypeplaatje
Betekenis
..6/5-5 Vermogen condense-ren/productgeneratie-uitrusting
ecoTEC plus Productbenaming
2E(S), G20 -20 mbar (2,0 kPa)
Gasgroep van uit fabriek en gasaansluit-druk
ww/jjjj Productiedatum: week/jaar
Cat. Toegestane gascategorieën
Type Toegestane gastoesteltypes
PMS Toegestane totale overdruk CV-bedrijf
PMW Toegestane totale overdruk warmwater-bereiding
Tmax. Max. aanvoertemperatuur
ED 92/42 Actuele rendementsrichtlijn met 4* ver-vuld
V Hz Netspanning en netfrequentie
W Max. elektrisch opgenomen vermogen
IP Beschermingsklasse
CV-bedrijf
Warmwaterbereiding
P Nominaal warmtevermogensbereik
Q Warmtebelastingsbereik
D Nominale aftaphoeveelheid warm water
Deskundige afvoer van het product
Barcode met serienummer,
7e tot 16e cijfer = artikelnummer van hetproduct
Aanwijzing
Overtuig u ervan dat het product met de gasgroepaan de
opstellingsplaats overeenkomt.
3.3 Serienummer
Het serienummer vindt u op een plaatje dat achter defrontklep
aan de onderkant van het product in een kunststofklepje zit, alsook
op het typeplaatje.
Aanwijzing
U kunt het serienummer ook op het display vanhet product laten
weergeven (→ Gebruiksaanwij-zing).
-
Montage 4
0020144291_04 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding
9
3.4 CE-markering
Met de CE-markering wordt aangegeven dat de productenvolgens het
typeplaatje voldoen aan de fundamentele vereis-ten van de geldende
richtlijnen.
De conformiteitsverklaring kan bij de fabrikant
geraadpleegdworden.
4 Montage
4.1 Product uitpakken
1. Haal het product uit de kartonverpakking.
2. Verwijder de beschermfolie van alle delen van het
pro-duct.
4.2 Leveringsomvang controleren
▶ Controleer de leveringsomvang op volledigheid en
be-schadigingen.
4.2.1 Leveringsomvang
Geldigheid: Product alleen met CV-bedrijf
Hoe-veel-heid
Omschrijving
1 Producthouder
1 Warmte-opwekker
1 Onderste afdekking
1 Condensafvoerslang
1 Aansluitbuis veiligheidsventiel
1 Aansluitbuis veiligheidsventiel
3
Aansluitstuk met klemkoppeling gasleiding (1 stuk,15 mm)
Aansluitstukken boiler (2 stuks, 22 mm)
2 Aansluitstuk boiler 22 mm
2 Klemkoppeling 22 mm
1 Montagesjabloon
1 Zakje met documentatie
2 Zakje met kleine delen
1 Zakje met kabeldoorvoeren en netaansluitstekker
4.2.2 Leveringsomvang
Geldigheid: Product met geïntegreerde warmwaterbereiding
Hoe-veel-heid
Omschrijving
1 Producthouder
1 Warmte-opwekker
1 Onderste afdekking
1 Condensafvoerslang
Hoe-veel-heid
Omschrijving
1 Aansluitbuis veiligheidsventiel
1 Aansluitstuk met klemkoppeling gasleiding, 15 mm
2 Klemkoppeling 15 mm
2 Klemkoppeling 22 mm
1 Montagesjabloon
1 Zakje met documentatie
2 Zakje met kleine delen
1 Zakje met kabeldoorvoeren en netaansluitstekker
-
4 Montage
10 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus
0020144291_04
4.3 Afmetingen720
20
624
160
125
188
100 100
3535
440
A
B
180
125
80
55 55
2
1
3
5
7
9
8
4*
6*
6*4* 7
1112**13** 10
3 5 14
1 Wanddoorvoer voorVLT/VGA
2 Producthouder
3 CV-aanvoer(⌀ 22 × 1,5)
4 Warmwateraansluiting(⌀ 15 × 1,5)
5 Gasaansluiting(⌀ 15 × 1,5)
6 Koudwateraansluiting(⌀ 15 × 1,5)
7 CV-retour (⌀ 22 × 1,5)
8 Aansluiting afvoertrech-ter/sifonbeker R1
9 Aansluiting VLT/VGA
10 Aansluiting condensaf-voer ⌀ 19 mm
11 Sifonbeker
12 Boilerretour ⌀ 15 mm
13 Boileraanvoer ⌀ 15 mm
14 Aansluiting afvoerlei-ding verwarmingsveilig-heidsklep ⌀ 15
mm
* alleen product met ge-ïntegreerde warmwater-bereiding
** alleen product alleenmet CV-bedrijf
De maat A vindt u terug in de bijgeleverde montagesjabloon.
Inbouwdiepte, maat B
VC BE 126/5‑5 338 mm
VC BE 206/5‑5 338 mm
VC BE 306/5‑5 372 mm
VC BE 376/5‑5 406 mm
VCW BE 296/5‑5 338 mm
VCW BE 346/5‑5 372 mm
VCW BE 376/5‑5 406 mm
4.4 Minimumafstanden
CC
AB
Minimumafstand
A 165 mm: VLT/VGA ⌀ 60/100 mm275 mm: VLT/VGA ⌀ 80/125 mm
B 180 mm; optimaal ca. 250 mm
C 5 mm; optimaal ca. 50 mm
4.5 Afstanden tot brandbare componenten
Een afstand van het product tot componenten uit
brandbareonderdelen is niet vereist.
4.6 Montagesjabloon gebruiken
▶ Gebruik de montagesjabloon om de plaatsen vast te leg-gen waar
u gaten moet boren en doorbraken moet ma-ken.
-
Installatie 5
0020144291_04 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding
11
4.7 Product ophangen
1
1. Controleer of de muur voor het bedrijfsgewicht van hetproduct
voldoende draagvermogen heeft.
2. Controleer of het bijgeleverde bevestigingsmateriaalvoor de
muur gebruikt mag worden.
Voorwaarden: Draagvermogen van de wand volstaat,
Bevestigingsmateri-
aal is voor de muur toegestaan
▶ Hang het product op, zoals beschreven.▶ Monteer de
producthouder (1) aan de muur.▶ Hang het product van boven met de
ophangbeugel op
de producthouder.
Voorwaarden: Bevestigingsmateriaal is voor de muur niet
toegestaan
▶ Hang, zoals beschreven het product met door de klantter
beschikking gesteld, toegestaan bevestigingsmateri-aal op.
4.8 Voormantel demonteren
▶ Demonteer de voormantel zoals weergegeven in de
af-beelding.
4.9 Zijdeel demonteren
2x
Opgelet!Risico op materiële schade door mechani-sche
vervorming!
Als u beide zijdelen demonteert, dan kanhet product mechanisch
wegtrekken, wattot schade aan bijv. de buizen kan leiden,waardoor
lekken kunnen ontstaan.
▶ Demonteer altijd slechts een zijdeel,nooit beide zijdelen
tegelijk.
▶ Demonteer het zijdeel zoals weergegeven in de afbeel-ding.
5 Installatie
Gevaar!Verbrandingsgevaar en/of kans op materi-ële schade door
ondeskundige installatieen daardoor lekkend water!
Spanningen in de aansluitingsleidingen kun-nen tot ondichtheden
leiden.
▶ Monteer de aansluitleidingen spannings-vrij.
-
5 Installatie
12 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus
0020144291_04
Opgelet!Risico op materiële schade door
gasdicht-heidscontrole!
Gasdichtheidscontroles kunnen bij een test-druk >11 kPa (110
mbar) tot schade aan hetgasblok leiden.
▶ Als u bij gasdichtheidscontroles ook degasleidingen en het
gasblok in het productonder druk zet, gebruik dan een max.testdruk
van 11 kPa (110 mbar).
▶ Als u de testdruk niet tot 11 kPa (110mbar) kunt begrenzen,
sluit dan voor degasdichtheidscontrole een voor het pro-duct
geïnstalleerde gasafsluitkraan.
▶ Als u bij gasdichtheidscontroles een voorhet product
geïnstalleerde gasafsluitkraangesloten hebt, ontspan dan de
gasleiding-druk voor u deze gasafsluitkraan opent.
Opgelet!Risico op materiële schade door corrosie!
Niet diffusiedichte kunststof buizen in de CV-installatie
veroorzaken lucht in het verwar-mingswater en corrosie in het
warmtebroncir-cuit en de warmteopwekker.
▶ Voer bij het gebruik van niet diffusiedichtekunststof buizen
in de CV-installatie eensysteemscheiding uit door een
externewarmtewisselaar tussen warmteopwekkeren CV-installatie in te
bouwen.
Opgelet!Kans op materiële schade door warmte-overdracht bij het
solderen!
▶ Als de aansluitstukken aan de onder-houdskranen geschroefd
zijn, soldeer danniet aan de aansluitstukken.
5.1 Installatievoorwaarden
5.1.1 Nodige voorbereidende werkzaamheden
1. Installeer een afsluitkraan in de gasleiding.
2. Zorg ervoor dat de aanwezige gasmeter geschikt isvoor het
vereiste gasdebiet.
3. Controleer of de inhoud van het expansievat voldoendeis voor
het installatievolume.
Voorwaarden: Het volume van het gemonteerde expansievat is niet
vol-
doende
▶ Installeer een aanvullend expansievat in de CV-retourlei-ding
zo dicht mogelijk bij het product.
Voorwaarden: Extern expansievat gemonteerd
▶ Monteer in de productuitloop (aanvoer verwarming)
eenterugslagklep of stel het interne expansievat buiten be-drijf om
een extra activering van de warmstartfunctiedoor terugstroming te
verhinderen.
4. Monteer een afvoertrechter met sifon voor de condens-afvoer
en de afblaasbuis van de veiligheidsklep. Plaatsde afvoerleiding zo
kort mogelijk en met verval van deafvoertrechter weg.
5. Isoleer vrijliggende, aan omgevingsinvloeden blootge-stelde
buizen ter bescherming tegen vorst met
geschiktisolatiemateriaal.
Voorwaarden: Geldt voor: product met geïntegreerde
warmwaterbereiding
▶ Als u een extern expansievat inbouwt, bouw dan in
deproductuitloop (aanvoer verwarming) een terugslagklepin of stel
het interne expansievat buiten bedrijf. Anderskan door
terugstroming een toegenomen activering vande warmstartfunctie
ontstaan, wat onnodige energiever-liezen betekent.
5.2 Gasaansluiting installeren
1
1. Monteer de gasleiding volgens de erkende regels vande
techniek.
2. Sluit het product volgens de erkende regels van detechniek
aan de gasleiding aan. Gebruik hiervoor demeegeleverde dubbele
klemkoppeling (1) alsook eengoedgekeurde gaskraan.
3. Verwijder resten uit de gasleiding door de gasleidingvooraf
uit te blazen.
4. Ontlucht de gasleiding voor de ingebruikname.
5. Controleer de gasleiding op dichtheid.
5.3 Koud- en warmwateraansluiting installeren
Geldigheid: Product met geïntegreerde warmwaterbereiding
1
▶ Sluit de wateraansluitingen (1) volgens de normen aan.
-
Installatie 5
0020144291_04 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding
13
5.4 Boileraansluitingen installeren
Geldigheid: Product alleen met CV-bedrijf
1
▶ Verbind de boileraansluitingen (1) met de warmwaterboi-ler.
Gebruik hiervoor de bijgeleverde aansluitstukken.
5.5 CV-aanvoer en CV-retour aansluiten
1
▶ Sluit de verwarmingsaansluitingen (1) volgens de
normenaan.
5.6 Condensafvoerleiding aansluiten
Gevaar!Levensgevaar door lekken van verbran-dingsgassen!
De condensafvoerleiding van de sifon magniet dicht met een
afvalwaterleiding verbon-den zijn, omdat anders de interne
sifonbekerleeggezogen kan worden en er verbrandings-gas kan
ontsnappen.
▶ Verbind de condensafvoerleiding nietdicht met de
afvalwaterleiding.
1
2min.180
▶ Gebruik alleen buizen van zuurbestendig materiaal
(bijv.kunststof) voor de condensafvoerleiding.
▶ Laat onder de sifonbeker een montageruimte van min-stens 180
mm vrij.
▶ Hang de condensafvoerleiding (1) over de voorgeïnstal-leerde
afvoertrechter (2).
5.7 Afvoerbuis aan de veiligheidsklepmonteren
1. Installeer de afvoerbuis voor de veiligheidsklep zodanigdat
hij bij het afnemen en aanbrengen van het onderstesifondeel niet
stoort.
2. Monteer de afvoerbuis zoals weergegeven (niet
inkor-ten!).
3. Zorg ervoor dat het buiseinde zichtbaar is.
4. Zorg ervoor dat bij het lekken van water of damp geenpersonen
verwond en geen elektrische onderdelen be-schadigd kunnen
worden.
5.8 Verbrandingsgasinstallatie
5.8.1 VLT/VGA monteren en aansluiten
1. De bruikbare VLT/VGA's vindt u in de bijgevoegde
mon-tagehandleiding VLT/VGA.
Voorwaarden: Installatie vochtige ruimte
▶ Sluit het product absoluut op een van de
omgevingsluchtonafhankelijke VLT/VGA aan. De verbrandingslucht
magniet uit de opstelplaats genomen worden.
-
5 Installatie
14 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus
0020144291_04
Opgelet!Vergiftigingsgevaar door lekkende
ver-brandingsgassen!
Vetten op basis van minerale olie kunnen deafdichtingen
beschadigen.
▶ Om u te helpen bij het monteren kunt uwater of in de handel
verkrijgbare zeepgebruiken in de plaats van vetten.
2. Monteer de VLT/VGA met behulp van de montagehand-leiding.
5.8.2 Aansluitstuk voor VLT/VGA indien nodigvervangen
1. Vervang indien nodig het aansluitstuk voor deVLT/VGA. De
productspecifieke standaarduitrustingvindt u in de Technische
gegevens.
2. Demonteer het aansluitstuk voor de VLT/VGA.(→ Pagina 14)
3. Alternatief 1 / 2▶ Monteer indien nodig het aansluitstuk voor
de
VLT/VGA ⌀ 80/125 mm. (→ Pagina 14)
3. Alternatief 2 / 2▶ Monteer indien nodig het aansluitstuk met
verplaat-
sing voor de VLT/VGA ⌀ 60/100 mm. (→ Pagina 14)
4. Alternatief▶ Monteer indien nodig het aansluitstuk voor
geschei-
den VLT/VGA ⌀ 80/80 mm. (→ Pagina 14)
5.8.2.1 Aansluitstuk voor VLT/VGA demonteren
1.2.
3.
1. Steek een schroevendraaier in de gleuf tussen
demeetaansluitingen.
2. Druk de schroevendraaier voorzichtig naar onderen(1.).
3. Draai het aansluitstuk tot aan de aanslag tegen de klokin
(2.) en trek het naar boven toe af (3.).
5.8.2.2 Aansluitstuk voor VLT/VGA ⌀ 80/125 mmmonteren
1. Demonteer het aansluitstuk voor de VLT/VGA.(→ Pagina 14)
2. Plaats het alternatieve aansluitstuk. Let hierbij op
degrendelnokken.
3. Draai het aansluitstuk met de klok mee tot het vastklikt.
5.8.2.3 Aansluitstuk met verplaatsing voorVLT/VGA ⌀ 60/100 mm
monteren
1. Demonteer het aansluitstuk voor de VLT/VGA.(→ Pagina 14)
65 mm
1
2. Zet het alternatieve aansluitstuk met verplaatsing naarvoren
in.
3. Bevestig het aansluitstuk met twee schroeven (1) ophet
product.
5.8.2.4 Aansluitstuk gescheiden VLT/VGA ⌀80/80 mm monteren
1. Demonteer het aansluitstuk voor de VLT/VGA.(→ Pagina 14)
120 mm 120 mm
2. Plaats het alternatieve aansluitstuk. De aansluiting voorde
luchttoevoer kan naar de linker of naar de rechterkant wijzen. Let
hierbij op de grendelnokken.
3. Draai het aansluitstuk met de klok mee tot het vastklikt.
-
Installatie 5
0020144291_04 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding
15
5.9 Elektrische installatie
De elektrische installatie mag alleen door een gekwalifi-ceerde
elektromonteur worden uitgevoerd.
Gevaar!Levensgevaar door elektrische schok!
Ook bij uitgeschakelde aan-/uitknop staat ernog stroom op de
netaansluitklemmen L enN:
▶ Schakel de stroomtoevoer uit.▶ Beveilig de stroomtoevoer tegen
opnieuw
inschakelen.
5.9.1 Elektronicabox openen
▶ Open de elektronicabox zoals weergegeven in de
afbeel-ding.
5.9.2 Bedrading uitvoeren
Opgelet!Risico op materiële schade door ondes-kundige
installatie!
Netspanning aan verkeerde klemmen enstekkerklemmen kan de
elektronica kapotmaken.
▶ Sluit aan de klemmen eBUS (+/−) geennetspanning aan.
▶ Klem de netaansluitkabel uitsluitend op dedaarvoor gemarkeerde
klemmen aan!
1. Breng de aansluitleidingen van de aan te sluiten com-ponenten
door de kabeldoorvoer links aan de onderkantvan het product naar
binnen.
2. Gebruik de snoerontlastingen.
3. Verkort de aansluitleidingen indien nodig.
30 mm max.
4. Om kortsluitingen bij het per ongeluk loskomen van eendraad
te vermijden, ontmantelt u de buitenste omhullingvan flexibele
leidingen slechts maximaal 30 cm.
5. Zorg ervoor dat de isolatie van de binnenste dradentijdens
het ontmantelen van de buitenste omhulling nietbeschadigd
wordt.
6. Isoleer de binnenste draden slechts zodanig dat
goede,stabiele verbindingen tot stand gebracht kunnen wor-den.
7. Om kortsluitingen door losse draden te vermijden, dientu de
geïsoleerde einden van de draden van draadeind-hulzen te
voorzien.
8. Schroef de betreffende stekker aan de aansluitleiding.
9. Controleer of alle draden mechanische vast in de
stek-kerklemmen van de stekker zitten. Corrigeer evt.
10. Steek de stekker in de bijbehorende stekkerplaats vande
printplaat, zie aansluitschema in de bijlage.
5.9.3 Stroomvoorziening tot stand brengen
Opgelet!Risico op materiële schade door te
hogeaansluitspanning!
Bij netspanningen boven 253 V kunnen elek-tronische componenten
vernietigd worden.
▶ Zorg ervoor dat de nominale spanning vanhet stroomnet 230 V
bedraagt.
1. Steek de stekker in een geschikt stopcontact.
2. Zorg ervoor dat de toegang tot de netaansluiting
altijdgegarandeerd is en niet afgedekt is.
5.9.4 Product in een vochtige ruimte installeren
Gevaar!Levensgevaar door elektrische schok!
Als u het product in ruimtes installeert waarinvocht optreedt,
bijv. badkamer, neem dande nationale erkende regels van de
tech-niek voor elektrische installatie in acht. Alsu de evt. af
fabriek gemonteerde aansluitka-bel met aardcontactstekker gebruikt,
dan iser gevaar voor een levensgevaarlijke elektri-sche schok.
▶ Gebruik bij de installatie in vochtige ruim-tes nooit de evt.
af fabriek gemonteerdeaansluitkabel met aardcontactstekker.
▶ Sluit het product via een vaste aansluitingen een
scheidingsinrichting met minstens3 mm contactopening (bijv.
zekeringen ofvermogensschakelaar) aan.
▶ Gebruik voor de netaansluitleiding, diedoor de kabeldoorvoer
in het product ge-leid wordt, een flexibele leiding.
-
6 Bediening
16 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus
0020144291_04
1. Open de elektronicabox. (→ Pagina 15)2. Trek de stekker op de
stekkerplaats van de printplaat
voor de netaansluiting eruit (X1).
3. Schroef de stekker van de evt. af fabriek
gemonteerdenetaansluitkabel af.
4. Gebruik in de plaats van de evt. af fabriek gemon-teerde, een
geschikte, genormeerde drie-aderigenetaansluitkabel.
5. Voer de bedrading uit. (→ Pagina 15)6. Sluit de
elektronicabox.
7. Zorg voor de nodige aansluiting aan verbrandingsgas-zijde op
een van de omgevingslucht onafhankelijkeVLT/VGA. (→ Pagina 13)
5.9.5 Thermostaat aan de elektronica aansluiten
1. Monteer indien nodig de thermostaat.
2. Open de elektronicabox. (→ Pagina 15)3. Voer de bedrading
uit. (→ Pagina 15)4. Neem het aansluitschema in de bijlage in
acht.
Voorwaarden: Aansluiting van een weersafhankelijke thermostaat
of ka-
merthermostaat via eBUS
▶ Sluit de thermostaat op de eBUS-aansluiting aan.▶ Overbrug de
aansluiting 24 V = RT (X100 of X106), als
er geen brug aanwezig is.
Voorwaarden: Aansluiting van een laagspanningsregelaar (24
V)
▶ Verwijder de brug en sluit de thermostaat op de aanslui-ting
24 V = RT" (X100 of X106) aan.
Voorwaarden: Aansluiting van een maximaalthermostaat voor een
vloer-
verwarming
▶ Verwijder de brug en sluit de maximaalthermostaat opde
aansluiting Burner off aan.
5. Sluit de schakelkast.
6. Schakel voor multicircuitregelaar D.018 van Eco
(inter-mitterende pomp) op Comfort (verder lopende pomp)om. (→
Pagina 22)
5.9.6 Bijkomende componenten aansluiten
Met behulp van het ingebouwde tijdrelais kunt u een bijko-mend
component aansturen, met de multifunctionele moduletwee bijkomende
componenten.
5.9.6.1 Hulprelais gebruiken
1. Sluit een bijkomende component via de grijze stekkerop de
printplaat direct op het geïntegreerde hulprelaisaan.
2. Voer de bedrading uit.
3. Om de aangesloten component in gebruik te nemen,de component
in de diagnosecode D.026 selecteren.(→ Pagina 22)
5.9.6.2 VR 40 (multifunctionele module 2 uit 7)gebruiken
1. Monteer de componenten conform de
desbetreffendehandleiding.
Voorwaarden: Component aan relais 1 aangesloten
▶ Activeer D.027. (→ Pagina 22)
Voorwaarden: Component aan relais 2 aangesloten
▶ Activeer D.028. (→ Pagina 22)
5.9.7 Circulatiepomp volgens de behoefteaansturen
1. Voer de bedrading uit.
2. Verbind de aansluitleiding van de externe toets met deklemmen
1 (0) en 6 (FB) van de randstekker X41, diebij de thermostaat
geleverd is.
3. Steek de randstekker op de steekplaats X41 van
deprintplaat.
6 Bediening
6.1 Bedieningsconcept
Het bedieningsconcept alsook de aflees- en instelmoge-lijkheden
van het gebruikersniveau zijn eveneens in de ge-bruiksaanwijzing
beschreven.
Een overzicht van de aflees- en instellingsmogelijkheden vanhet
installateurniveau vindt u in de tabel in de bijlage.
Installateurniveau – overzicht (→ Pagina 33)
6.2 Installateurniveau oproepen
1. Roep het installateurniveau alleen op als u een
erkendeinstallateur bent.
2. Navigeer naar het Menu → Installateurniveau en be-vestig met
.
3. Stel de waarde 17 (code) in en bevestig met .
6.3 Live monitor (statuscodes)
Menu → Live Monitor
Statuscodes op het display informeren over de actuele
be-drijfstoestand van het product.
Statuscodes - overzicht (→ Pagina 39)
6.4 Warmwatertemperatuur instellen
Geldigheid: Product met geïntegreerde warmwaterbereiding
Voorwaarden: Waterhardheid: > 3,57 mol/m³
Gevaar!Levensgevaar door legionellabacteriën!Legionellabacteriën
ontwikkelen zich bij tem-peraturen onder 60 °C.▶ Zorg ervoor dat de
gebruiker alle maatre-
gelen voor de legionellabeveiliging kentom de geldende
voorschriften voor het
-
Ingebruikname 7
0020144291_04 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding
17
voorkomen van legionellabacteriën tevervullen.
▶ Stel de warmwatertemperatuur op max. 50 °C in.
7 Ingebruikname
7.1 Product in- en uitschakelen
▶ Druk op de aan-/uittoets van het product.◁ Op het display
verschijnt het startscherm.
7.2 Installatieassistent doorlopen
De installatieassistent verschijnt telkens bij het
inschakelenvan het product tot hij eens met succes afgesloten werd.
Hijbiedt directe toegang tot de belangrijkste controleprogram-ma's
en configuratie-instellingen bij de ingebruikname vanhet
product.
Om de belangrijkste systeemparameters nog eens te contro-leren
en in te stellen, roept u de Toestel configuratie op.
Menu → Installateurniveau → Toestel configuratie
Instelmogelijkheden voor complexere installaties vindt u inhet
Diagnosemenu.
Menu → Installateurniveau → Diagnose menu
▶ Bevestig de start van de installatieassistent met .◁ Zolang de
installatieassistent actief is, zijn alle ver-
warmings- en warmwateraanvragen geblokkeerd.
Aanwijzing
Als u de start van de installatieassistent nietbevestigt, dan
verschijnt 10 seconden na hetinschakelen het startscherm.
▶ Om naar het volgende punt te gaan, bevestigt u telkensmet
.
7.2.1 Taal
▶ Stel de gewenste taal in.▶ Om de ingestelde taal te bevestigen
en het per ongeluk
wijzigen van de taal te vermijden, bevestigt u twee keermet
.
Als u per ongeluk een taal ingesteld hebt die u niet
verstaat,dan verandert u dit als volgt:
▶ Druk tegelijk op en en houd deze ingedrukt.▶ Druk bijkomend
kort op .▶ Houd en ingedrukt tot het display de mogelijkheid
voor het instellen van de taal weergeeft.
▶ Kies de gewenste taal.▶ Bevestig de wijziging twee keer met
.
7.2.2 Vulmodus
De vulmodus (controleprogramma P.06) is in de
installatie-assistent automatisch geactiveerd zolang de vulmodus
ophet display weergegeven wordt.
7.2.3 Ontluchting
1. Om het systeem te ontluchten, start u het controlepro-gramma
P.00, door, afwijkend van de bediening in hetmenu
Controleprogramma's, of in te drukken.
2. Om evt. het te ontluchten circuit te wisselen, drukt u
op.
7.2.4 Gewenste aanvoertemperatuur,warmwatertemperatuur,
comfortmodus
1. Om de gewenste aanvoertemperatuur, de warmwater-temperatuur
en de comfortmodus in te stellen, gebruiktu en .
2. Bevestig de instelling met .
Voorwaarden: Waterhardheid: > 3,57 mol/m³, Product met
geïntegreerdewarmwaterbereiding
Gevaar!Levensgevaar door legionellabacteriën!Legionellabacteriën
ontwikkelen zich bij tem-peraturen onder 60 °C.▶ Zorg ervoor dat de
gebruiker alle maatre-
gelen voor de legionellabeveiliging kentom de geldende
voorschriften voor hetvoorkomen van legionellabacteriën
tevervullen.
▶ Stel de warmwatertemperatuur in.– Watertemperatuur: ≤ 50 ℃
Voorwaarden: Waterhardheid: > 3,57 mol/m³, Product alleen met
CV-bedrijf met aangesloten boiler
Gevaar!Levensgevaar door legionellabacteriën!Legionellabacteriën
ontwikkelen zich bij tem-peraturen onder 60 °C.▶ Zorg ervoor dat de
gebruiker alle maatre-
gelen voor de legionellabeveiliging kentom de geldende
voorschriften voor hetvoorkomen van legionellabacteriën
tevervullen.
▶ Stel de warmwatertemperatuur in.– Watertemperatuur: ≤ 50 ℃
7.2.5 CV-deellast
De CV-deellast van het product is af fabriek op auto inge-steld.
Het product bepaalt automatisch het optimale verwar-mingsvermogen
afhankelijk van de actuele warmtebehoeftevan de installatie. De
instelling kunt u achteraf in het Dia-gnosemenu onder D.000
wijzigen.
7.2.6 Hulprelais en multifunctionele module
1. Als u bijkomende componenten op het product aange-sloten
hebt, wijs deze componenten dan aan de ver-schillende relais
toe.
2. Bevestig telkens met .
-
7 Ingebruikname
18 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus
0020144291_04
Aanwijzing
Deze instelling kunt u achteraf in het Dia-gnosemenu via D.026,
D.027 en D.028 wij-zigen.
7.2.7 Contactgegevens
▶ Sla eventueel uw telefoonnummer in de Toestelconfigu-ratie op
(max. 16 cijfers/geen spaties). De gebruiker kanhet telefoonnummer
laten weergeven.
7.2.8 Installatieassistent beëindigen
▶ Als u de installatieassistent met succes doorlopen
hebt,bevestig dan met .
◁ De installatieassistent wordt gesloten en start bij
hetvolgende inschakelen van het product niet meer.
7.3 Installatieassistent opnieuw starten
Menu → Installateurniveau → Start Ins.assistent
U kunt de installatieassistent altijd opnieuw starten door hemin
het menu op te roepen.
7.4 Testprogramma's
Menu → Installateurniveau → Testprogramma's
Naast de installatieassistent kunt u voor de ingebruikname,het
onderhoud en het verhelpen van storingen ook de vol-gende
testprogramma's oproepen.
– Controleprogramma's– Functiemenu– Zelftest elektronica
7.5 Gassoortcontrole uitvoeren
Gevaar!Vergiftigingsgevaar!
Ontoereikende verbrandingskwaliteit (CO),weergegeven door
F.92/93, leidt tot verhoogdvergiftigingsgevaar.
▶ Verhelp absoluut eerst de fout voor u hetproduct permanent
buiten bedrijf stelt.
Menu → Installateurniveau → Testprogramma's →
Gas-soortcontrole
De gassoortcontrole controleert de productinstelling
metbetrekking tot de verbrandingskwaliteit.
Aanwijzing
Als bijkomende HR-toestellen in de CV-installatieop dezelfde
verbrandingsgasleiding aangeslotenzijn, zorg er dan voor dat
tijdens het volledige test-programmaverloop geen van deze
HR-toestellenin bedrijf is of in bedrijf gaat zodat het
testresultaatniet vervalst wordt.
▶ Voer de gassoortcontrole in het kader van het regelma-tige
productonderhoud, na het vervangen van componen-ten, werkzaamheden
aan het gastraject of een gasom-stelling uit.
Resultaat Betekenis Maatregel
F.92 zie tabel Foutco-des in de bijlage
zie tabel Foutcodes in debijlage
"succesvol" Verbrandings-kwaliteit is goed.
Toestelconfigura-tie komt met deopgegeven gas-groep overeen.
geen
"Waarschu-wing"
Verbrandings-kwaliteit ontoe-reikend.
CO₂-gehalte isniet correct.
Controleprogramma P.01starten en CO₂-gehaltemet instelschroef in
deventuri instellen.
Als het correcte CO₂-ge-halte niet ingesteld kanworden:
gasmondstuk opcorrectheid (geel: aard-gas G20, blauw: aardgasG25,
grijs: vloeibaar gas)en beschadiging contro-leren.
Gassoortcontrole op-nieuw uitvoeren.
F.93 zie tabel Foutco-des in de bijlage
zie tabel Foutcodes in debijlage
Aanwijzing
Tijdens de gassoortcontrole is geen CO₂-me-ting mogelijk!
7.6 Controleprogramma's gebruiken
Menu → Installateurniveau → Testprogramma's →
Contro-leprogramma's
Weer-gave
Betekenis
P.00 Controleprogramma ontluchting:
De interne pomp wordt cyclusgewijs aangestuurd.
Het CV-circuit en het warmwatercircuit worden via
desnelontluchter ontlucht (de kap van de snelontluchtermoet
losgemaakt zijn).
1 x : start ontluchting CV-circuit
2 x ( → ): start ontluchting warmwatercircuit3 x ( → ): nieuwe
start ontluchting CV-circuit1 x (annuleren): ontluchtingsprogramma
beëindi-gen
Aanwijzing
Ontluchtingsprogramma loopt per circuit 7,5 min. eneindigt
daarna.
CV-circuit ontluchten:
Driewegklep in stand CV-bedrijf, aansturing vande interne pomp
voor 9 cycli: 30 s aan, 20 s uit.Indicatie actief
verwarmingscircuit.
Warmwatercircuit ontluchten:
Na het verstrijken van de hierboven genoemde cycliof na het
nogmaals indrukken van de rechter keu-zetoets: driewegklep in de
stand warm water, aan-sturing van de interne pomp zoals boven.
Indicatieactief warmwatercircuit.
P.01 Controleprogramma maximale last:
Het product loopt na succesvolle ontsteking metmaximale
warmtebelasting.
-
Ingebruikname 7
0020144291_04 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding
19
Weer-gave
Betekenis
P.02 Controleprogramma minimale last:
Het product loopt na succesvolle ontsteking metminimale
warmtebelasting.
P.06 Controleprogramma vulmodus:
De driewegklep wordt in middelste stand gebracht.Brander en pomp
worden uitgeschakeld (voor vullenen legen van het product).
7.7 Verwarmingswater/vul- en bijvulwatercontroleren en
conditioneren
Opgelet!Kans op materiële schade door minder-waardige
verwarmingswater
▶ Zorg voor verwarmingswater van vol-doende kwaliteit.
▶ Voor u de installatie vult of bijvult, dient u de kwaliteit
vanhet verwarmingswater te controleren.
Kwaliteit van het verwarmingswater controleren▶ Neem een beetje
water uit het CV-circuit.▶ Controleer het uitzicht van het
verwarmingswater.▶ Als u sedimenterende stoffen vaststelt, dan moet
u de
installatie spuien.
▶ Controleer met een magneetstaaf of er magnetiet (ijzer-oxide)
voorhanden is.
▶ Als u magnetiet vaststelt, reinig de installatie dan enneem de
nodige maatregelen voor de corrosiebescher-ming. Of bouw een
magneetfilter in.
▶ Controleer de pH-waarde van het afgetapte water bij25 °C.
▶ Bij waarden onder 8,2 of boven 10,0 reinigt u de installa-tie
en conditioneert u het verwarmingswater.
▶ Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het verwarmingswaterkan
dringen. (→ Pagina 22)
Vul- en bijvulwater controleren▶ Meet de hardheid van het vul-
en bijvulwater voor u de
installatie vult.
Vul- en bijvulwater conditioneren▶ Neem voor de conditionering
van het vul- en bijvulwater
de geldende nationale voorschriften en technische regelsin
acht.
Voor zover nationale voorschriften en technische regelingengeen
hogere eisen stellen, geldt het volgende:
U moet het CV-water conditioneren,
– als de volledige vul- en bijvulwaterhoeveelheid tijdens
degebruiksduur van de installatie het drievoudige van hetnominale
volume van de CV-installatie overschrijdt of
– wanneer de in de volgende tabel genoemde richtwaardenniet
worden aangehouden of
– als de pH-waarde van het verwarmingswater onder 8,2 ofboven
10,0 ligt.
Totaalverwar-mings-vermo-gen
Waterhardheid bij specifiek installatievolume1)
≤ 20 l/kW> 20 l/kW≤ 50 l/kW
> 50 l/kW
kW °dH mol/m³ °dH mol/m³ °dH mol/m³
< 50 < 16,8 < 3 11,2 2 0,11 0,02
> 50 tot≤ 200
11,2 2 8,4 1,5 0,11 0,02
> 200 tot≤ 600
8,4 1,5 0,11 0,02 0,11 0,02
> 600 0,11 0,02 0,11 0,02 0,11 0,02
1) Liter nominale inhoud/verwarmingsvermogen; bij
meerketelin-stallaties moet het kleinste individuele vermogen
ingezet worden.
Opgelet!Kans op materiële schade door verrij-king van het
verwarmingswater met on-geschikte additieven!
Ongeschikte additieven kunnen veranderin-gen aan componenten,
geluiden in de CV-functie en evt. verdere gevolgschade
veroor-zaken.
▶ Gebruik geen ongeschikte antivries- encorrosiewerende
middelen, biociden enafdichtmiddelen.
Bij ondeskundig gebruik van de volgende additieven werdenmet
onze producten tot nu toe geen onverdraagzaamhedenvastgesteld.
▶ Neem bij het gebruik absoluut de aanwijzingen van defabrikant
van het additief in acht.
Voor de verdraagzaamheid van additieven in het overigeCV-systeem
en voor de werkzaamheid ervan aanvaardenwe geen
aansprakelijkheid.
Additieven voor reinigingsmaatregelen (aanslui-tend uitspoelen
vereist)– Fernox F3– Sentinel X 300– Sentinel X 400
Additieven die permanent in de installatie blijven– Fernox F1–
Fernox F2– Sentinel X 100– Sentinel X 200
Antivriesmiddelen die permanent in de installatieblijven– Fernox
Antifreeze Alphi 11– Sentinel X 500
▶ Als u de hierboven genoemde additieven gebruikt hebt,informeer
dan de gebruiker over de nodige maatregelen.
▶ Informeer de gebruiker over de noodzakelijke werkwijzevoor de
vorstbeveiliging.
-
7 Ingebruikname
20 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus
0020144291_04
7.8 Te lage waterdruk vermijden
Voor een perfecte werking van de CV-installatie moet dewijzer
van de manometer bij een koude CV-installatie in debovenste helft
van het grijze bereik of in het middelste be-reik van de
balkindicatie op het display (door de gestippeldegrenswaarden
gemarkeerd) staan. Dit komt overeen met eenvuldruk tussen 0,1 MPa
en 0,2 MPa (1,0 bar en 2,0 bar).
Als de CV-installatie zich over meerdere verdiepingen
uit-strekt, dan kunnen hogere waarden voor de vuldruk vereistzijn
om lucht in de CV-installatie te vermijden.
Het product signaleert bij het onderschrijden van 0,08 kPa(0,8
bar) vuldruk het druktekort met een knipperendedrukwaarde op het
display. Als de vuldruk een waarde van0,05 MPa (0,5 bar)
onderschrijdt, dan schakelt het productuit. Het display toont
F.22.
▶ Vul CV-water bij om het product opnieuw in gebruik
tenemen.
Het display geeft de drukwaarde knipperend weer tot eendruk van
0,11 MPa (1,1 bar) of hoger bereikt is.
7.9 CV-installatie vullen
1
1. Spoel de CV-installatie.
2. Draai de dop van de snelontluchter (1) met een tot
tweedraaien los en laat deze geopend, omdat ook tijdenshet
continubedrijf het product automatisch via de snel-ontluchter
ontlucht wordt.
3. Kies het controleprogramma P.06.
◁ De driewegklep beweegt zich in de middelste stand,de pompen
lopen niet en het product treedt niet inwerking.
4. Neem de aanwijzingen bij het onderwerp CV-watervoorbereiden
in acht. (→ Pagina 19)
5. Verbind vul- en aftapkraan van de CV-installatie vol-gens de
normen met een CV-watertoevoer, indien mo-gelijk met de
koudwaterkraan.
6. Open de CV-wateraanvoer.
7. Open alle radiatorkranen (thermostaatkranen) van
deCV-installatie.
8. Controleer evt. of beide onderhoudskranen aan hetproduct
geopend zijn.
9. Open langzaam de vul- en aftapkraan zodat het waterin het
verwarmingssysteem stroomt.
10. Ontlucht de laagst gelegen radiator tot het water aanhet
ontluchtingsventiel er zonder bellen uitkomt.
11. Ontlucht alle andere radiatoren tot het CV-systeemcompleet
met water gevuld is.
12. Sluit alle ontluchtingsventielen.
13. Houd de stijgende vuldruk in de CV-installatie in
hetoog.
14. Vul water bij tot de vereiste vuldruk bereikt is.
15. Sluit de vul- en aftapkraan en de koudwaterkraan.
16. Controleer alle aansluitingen en het volledige systeemop
ondichtheden.
7.10 CV-installatie ontluchten
1. Kies het controleprogramma P.00.
◁ Het product treedt niet in werking, de interne pomploopt
intermitterend en ontlucht naar keuze het CV-circuit of het
warmwatercircuit.
◁ Het display toont de vuldruk van de CV-installatie.2.
Controleer of de vuldruk van de CV-installatie niet on-
der de min. vuldruk daalt.
– ≥ 0,08 MPa ( ≥ 0,80 bar)
◁ Na het beëindigen van de vulprocedure moet devuldruk van de
CV-installatie minstens 0,02 MPa(0,2 bar) boven de tegendruk van
het expansievat(ADG) liggen (Pinstallatie ≥ PADG + 0,02 MPa (0,2
bar)).
3. Als zich na het beëindigen van het controleprogrammaP.00 nog
teveel lucht in de CV-installatie bevindt, starthet
controleprogramma dan opnieuw.
7.11 Warmwatersysteem vullen en ontluchten
Geldigheid: Product met geïntegreerde warmwaterbereiding
1. Open de koudwaterstopkraan aan het product.
2. Vul het warmwatercircuit door alle warmwatertappuntente
openen tot er water uit komt.
7.12 Sifonbeker vullen
1
1. Haal het onderste sifondeel (1) eraf.
2. Vul het onderste deel van de sifon tot 10 mm onder
debovenkant met water.
3. Bevestig het onderste sifondeel aan de sifonbeker.
-
Ingebruikname 7
0020144291_04 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding
21
7.13 Gasinstelling
7.13.1 Gasinstelling af fabriek controleren
Opgelet!Risico op materiële schade door niet toe-gestane
instelling!
▶ Verander in geen geval de fabrieksinstel-ling van de
gasdrukregelaar in het gas-blok.
▶ Voor u het product in gebruik neemt, dient u de informa-tie
over de gasgroep op het typeplaatje met de gasgroepte vergelijken
die op de opstellingsplaats te beschikkingstaat.
Aanwijzing
Als u het product met aardgas G25 gebruikt,dan hebt u ca. 18%
onderbelasting en eenverhoogd luchtgetal!
Voorwaarden: De uitvoering van het product komt niet met de
plaatselijke
gasgroep overeen
▶ Neem het product niet in gebruik.
Voorwaarden: De uitvoering van het product komt overeen met de
plaat-
selijke gasgroep
▶ Ga te werk zoals hierna beschreven.
7.13.2 Gasstroomdruk controleren
1. Sluit de gasafsluitkraan.
1
2
2. Draai de meetnippelschroef (1) (onderste schroef) ophet
gasblok met behulp van een schroevendraaier los.
3. Sluit een manometer (2) aan de meetnippel (1) aan.
4. Open de gaskraan.
5. Neem het product met het controleprogramma P.01
ingebruik.
6. Meet de gasstroomdruk ten opzichte van de atmosfeer-druk.
– Toegestane gasstroomdruk bij gebruik met aardgasG20: 1,7 … 2,5
kPa (17,0 … 25,0 mbar)
– Toegestane gasstroomdruk bij gebruik met aardgasG25: 1,7 … 3,0
kPa (17,0 … 30,0 mbar)
7. Stel het product buiten bedrijf.
8. Sluit de gasafsluitkraan.
9. Verwijder de manometer.
10. Draai de schroef van de meetnippel (1) vast.
11. Open de gaskraan.
12. Controleer de meetnippel op gasdichtheid.
Voorwaarden: Gasstroomdruk niet in het toegestane bereik
Opgelet!Kans op materiële schade en bedrijfssto-ringen door
verkeerde gasaansluitdruk!Als de gasaansluitdruk buiten het
toege-stane bereik ligt, dan kan dit tot storingenin de werking en
tot schade aan het productleiden.▶ Voer geen instellingen aan het
product
uit.▶ Neem het product niet in gebruik.
-
8 Aanpassing aan de CV-installatie
22 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus
0020144291_04
▶ Als u de fout niet kunt verhelpen, breng dan de
gas-maatschappij op de hoogte.
▶ Sluit de gasafsluitkraan.
7.13.3 CO₂-gehalte controleren
1. Neem het product met het controleprogramma P.01
ingebruik.
2. Wacht minstens 5 minuten tot het product de werktem-peratuur
bereikt heeft.
3. Meet het CO₂-gehalte aan de verbrandingsgasmeet-aansluiting
.
4. Vergelijk de meetwaarde met de betreffende waarde inde
tabel.
Instelwaarden Een-heid
AardgasG20
AardgasG25
CO₂ na 5 min ge-bruik met vollast metgesloten voormantel
Vol.–% 9,2 ± 1,0 9,0 ± 1,0
CO₂ na 5 min ge-bruik met vollast metafgenomen voor-mantel
Vol.–% 9,0 ± 1,0 8,8 ± 1,0
Ingesteld voorWobbe-index W₀
kWh/m³ 14,09 11,53
O₂ na 5 min gebruikmet vollast metgesloten voormantel
Vol.–% 4,5 ± 1,8 4,6 ± 1,8
5. Als de meetwaarden niet binnen het opgegeven bereikliggen,
dan mag u het product niet in gebruik nemen.
6. Breng het serviceteam in dit geval op de hoogte.
7. Monteer de frontmantel.
7.14 Functie en dichtheid controleren
Voor u het product aan de gebruiker overhandigt:
▶ Controleer de gasleiding, het verbrandingsgasafvoer-systeem,
de CV-installatie en de warmwaterleidingen oplekkages.
▶ Controleer of de VLT/VGA en de condensafvoerleidingenfoutloos
geïnstalleerd zijn.
▶ Controleer de voormantel op correcte montage.
7.14.1 CV-bedrijf controleren
1. Controleer of er een warmtevraag is.
2. Roep de Live monitor op.
◁ Als het product correct functioneert, dan verschijntop het
display S.04.
7.14.2 Warmwaterbereiding controleren
Geldigheid: Product met geïntegreerde warmwaterbereiding
1. Draai een warmwaterkraan volledig open.
2. Roep de Live monitor op.
◁ Als de warmwaterbereiding correct functioneert, danverschijnt
op het display S.14.
7.14.3 Warmwaterbereiding controleren
Geldigheid: Product alleen met CV-bedrijf
1. Zorg ervoor dat de boilermodus warmte vraagt.
2. Roep de Live monitor op.
◁ Als de boiler correct geladen wordt, verschijnt op hetdisplay
S.24.
3. Als u een thermostaat aangesloten hebt, waarop u
dewarmwatertemperatuur kunt instellen, dan zet u
dewarmwatertemperatuur aan de CV-ketel op de maxi-maal mogelijke
temperatuur.
4. Stel de gewenste temperatuur voor de aangeslotenboiler aan de
thermostaat in.
◁ Het product neemt de op de thermostaat ingesteldegewenste
temperatuur over.
8 Aanpassing aan de CV-installatie
Om de belangrijkste systeemparameters nog eens in te stel-len,
gebruikt u het menupunt Toestel configuratie.
Menu → Installateurniveau → Toestel configuratie
Of start handmatig nog eens de installatieassistent.
Menu → Installateurniveau → Start Ins.assistent
Instelmogelijkheden zijn te vinden in het Diagnosemenu.
Menu → Installateurniveau → Diagnose menu
Diagnosecodes - overzicht (→ Pagina 35)
8.1 Branderwachttijd
Om het frequent in- en uitschakelen van de brander en hier-door
energieverlies te vermijden, wordt steeds na het uit-schakelen van
de brander voor een bepaalde tijd een elek-tronische
herinschakelblokkering geactiveerd. De brander-wachttijd is alleen
voor CV-bedrijf actief. De warmwaterfunc-tie wordt tijdens een
lopende branderwachttijd niet beïnvloeddoor de tijdsinstelling
(fabrieksinstelling: 20 min).
8.1.1 Branderwachttijd instellen
1. Navigeer naar het Menu → Installateurniveau → Dia-gnosemenu →
D.002 Max. wachttijd verwarming enbevestig met .
2. Stel de branderwachttijd in en bevestig met .
Taanvoer(ge-wenst)[°C]
Ingestelde maximale branderwachttijd [min]
1 5 10 15 20 25 30
30 2,0 4,0 8,5 12,5 16,5 20,5 25,0
35 2,0 4,0 7,5 11,0 15,0 18,5 22,0
40 2,0 3,5 6,5 10,0 13,0 16,5 19,5
45 2,0 3,0 6,0 8,5 11,5 14,0 17,0
50 2,0 3,0 5,0 7,5 9,5 12,0 14,0
55 2,0 2,5 4,5 6,0 8,0 10,0 11,5
60 2,0 2,0 3,5 5,0 6,0 7,5 9,0
65 2,0 1,5 2,5 3,5 4,5 5,5 6,5
70 2,0 1,5 2,0 2,5 2,5 3,0 3,5
-
Aanpassing aan de CV-installatie 8
0020144291_04 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding
23
Taanvoer(ge-wenst)[°C]
Ingestelde maximale branderwachttijd [min]
1 5 10 15 20 25 30
75 2,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0
Taanvoer(ge-wenst)[°C]
Ingestelde maximale branderwachttijd[min]
35 40 45 50 55 60
30 29,0 33,0 37,0 41,0 45,0 49,5
35 25,5 29,5 33,0 36,5 40,5 44,0
40 22,5 26,0 29,0 32,0 35,5 38,5
45 19,5 22,5 25,0 27,5 30,5 33,0
50 16,5 18,5 21,0 23,5 25,5 28,0
55 13,5 15,0 17,0 19,0 20,5 22,5
60 10,5 11,5 13,0 14,5 15,5 17,0
65 7,0 8,0 9,0 10,0 11,0 11,5
70 4,0 4,5 5,0 5,5 6,0 6,5
75 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0
8.1.2 Resterende branderwachttijd terugzetten
1. Alternatief 1 / 2▶ Navigeer naar het Menu → Reset wachttijd.◁
Op het display verschijnt de actuele brander-
wachttijd.
▶ Druk op , om de branderwachttijd te resetten.1. Alternatief 2
/ 2▶ Druk op .
8.2 Onderhoudsinterval instellen
1. Navigeer naar het Menu → Installateurniveau → Dia-gnosemenu →
D.084 Onderhoud over en bevestigmet .
2. Stel het onderhoudsinterval (bedrijfsuren) tot aan
hetvolgende onderhoud in en bevestig met .
Warmte-vraag
Aantalpersonen
Richtwaarden van de bran-derbedrijfsuren tot aan devolgende
inspectie en hetvolgende onderhoud in eengemiddelde bedrijfstijd
vaneen jaar (afhankelijk van hettype installatie)
5,0 kW1 ‑ 2 1.050 h
2 ‑ 3 1.150 h
10,0 kW1 ‑ 2 1.500 h
2 ‑ 3 1.600 h
15,0 kW2 ‑ 3 1.800 h
3 ‑ 4 1.900 h
20,0 kW3 ‑ 4 2.600 h
4 ‑ 5 2.700 h
25,0 kW3 ‑ 4 2.800 h
4 ‑ 6 2.900 h
> 27,0 kW3 ‑ 4 3.000 h
4 ‑ 6 3.000 h
8.3 Pompvermogen instellen
1. Navigeer naar het Menu → Installateurniveau → Dia-gnosemenu →
D.014 Pomptoerental gew. waarde enbevestig met .
2. Zet het pompvermogen op de gewenste waarde.
Voorwaarden: Open verdeler geïnstalleerd
▶ Schakel de toerentalregeling uit en stel het pompvermo-gen op
een vaste waarde in.
8.3.1 Restopvoerhoogte van de pomp
8.3.1.1 Pompkarakteristiek VC 126, VC 206
400
300
200
100
0
0 200 400 600 800 1000 1200 1600R
est
op
voe
rho
og
te [
mb
ar]
Debiet [l/h]
18001400
100% PWM85%70%60%53%
8.3.1.2 Pompkarakteristiek VCW 296
400
300
200
100
0
0 200 400 600 800 1000 1200 1600
Re
sto
pvo
erh
oo
gte
[h
Pa]
Debiet [l/h]
18001400
100% PWM85%70%60%53%
8.3.1.3 Pompkarakteristiek VC 306, VCW 346
400
300
200
100
0
0 200 400 600 800 1000 1200 1600
Re
sto
pvo
erh
oo
gte
[h
Pa]
Debiet [l/h]
18001400
Minimum bij auto
100% PWM85%70%60%53%
-
9 Verhelpen van storingen
24 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus
0020144291_04
8.3.1.4 Pompkarakteristiek VC/VCW 376
400
300
200
100
0
0 200 400 600 800 1000 1200 1600
Re
sto
pvo
erh
oo
gte
[h
Pa]
Debiet [l/h]
18001400
Minimum bij auto
100% PWM85%70%60%53%
8.4 Overstroomklep instellen
Opgelet!Kans op materiële schade door verkeerdeinstelling van de
hoogefficiënte pomp
Als de druk aan het overstroomventiel ver-hoogd wordt (naar
rechts draaien), dan kanhet bij een ingesteld pompvermogen van
min-der dan 100% tot een foute werking komen.
▶ Stel in dit geval het pompvermogen viahet diagnosepunt D.014
op 5 = 100%.
▶ Demonteer de voormantel. (→ Pagina 11)
1
▶ Regel de druk met de instelschroef (1).
Stand van deinstelschroef
Drukin MPa(mbar)
Opmerking/toepassing
Rechtse aan-slag (helemaalnaar onderen ge-draaid)
0,035(350)
Als de radiatoren bij fa-brieksinstelling niet vol-doende warm
worden. In ditgeval moet u de pomp opmax. stand zetten.
Middelste stand(5 draaien naarlinks)
0,025(250)
Fabrieksinstelling
Vanuit de middel-ste stand nog 5draaien naar links
0,017(170)
Als er geluiden aan radi-atoren of radiatorkranenoptreden
▶ Monteer de frontmantel.
8.5 Tapwaternaverwarming op zonne-energieinstellen
Geldigheid: Product met geïntegreerde warmwaterbereiding
1. Navigeer naar het Menu → Installateurniveau → Dia-gnosemenu →
D.058 Naverwarming zonne-energieen bevestig met .
2. Zorg ervoor dat de temperatuur aan de koudwateraan-sluiting
van het product niet meer dan 70 °C bedraagt.
8.6 Product aan de gebruiker opleveren
▶ Plak na de installatie de meegeleverde sticker met hetverzoek
de handleiding te lezen in de taal van de gebrui-ker op de voorkant
van het product.
▶ Geef aan de gebruiker uitleg over positie en werking vande
veiligheidsinrichtingen.
▶ Instrueer de gebruiker over de bediening van het product.▶
Wijs de gebruiker vooral op de veiligheidsvoorschriften
die hij in acht moet nemen.
▶ Informeer de gebruiker over de noodzaak om het productvolgens
de opgegeven intervallen te laten onderhouden.
▶ Overhandig de gebruiker alle handleidingen en
product-papieren, zodat hij/zij deze kan bewaren.
▶ Instrueer de gebruiker over getroffen maatregelen voorde
VLT/VGA en wijs hem erop dat hij aan de VLT/VGAniets mag
veranderen.
▶ Wijs de gebruiker erop dat hij geen explosieve of
lichtontvlambare stoffen (bijv. benzine, papier, verf) in de
op-stellingsruimte van het product mag bewaren en gebrui-ken.
9 Verhelpen van storingen
9.1 Servicemeldingen controleren
verschijnt bijv. als u een onderhoudsinterval ingesteldhebt en
dit verstreken is of als er servicemelding is. Het pro-duct bevindt
zich niet in de foutmodus.
▶ Navigeer naar het Menu → Live monitor en bevestig met.
Voorwaarden: S.40 wordt weergegeven
Het product bevindt zich in de comfortveiligheidsmodus.
Hetproduct loopt met beperkt comfort verder nadat het een sto-ring
herkend heeft.
▶ Om vast te stellen of een component defect is, leest u
hetfoutgeheugen uit. (→ Pagina 25)
Aanwijzing
Als er geen foutmelding voorhanden is, zalhet product na een
bepaalde tijd automatischopnieuw naar het normale bedrijf
wisselen.
-
Verhelpen van storingen 9
0020144291_04 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding
25
9.2 Fouten verhelpen
▶ Als er foutmeldingen (F.XX) optreden, verhelp de foutdan na
controle van de tabel in de bijlage of m.b.v. hetFunctiemenu (→
Pagina 29) resp. de Controleprogram-ma's (→ Pagina 18).Overzicht
foutcodes (→ Pagina 41)
Als er meerdere fouten tegelijk optreden, dan geeft hetdisplay
de bijbehorende foutmeldingen afwisselendgedurende telkens twee
seconden weer.
▶ Druk op (max. 3 keer) om het product opnieuw ingebruik te
nemen.
▶ Als u de fout niet kunt verhelpen en deze ook na
reset-pogingen opnieuw optreedt, neem dan contact op met
deklantenservice.
9.3 Foutgeheugen oproepen en wissen
In het foutgeheugen zijn de 10 laatste foutmeldingen
be-schikbaar.
▶ Navigeer naar het menu Foutenlijst.◁ Op het display wordt het
aantal opgetreden fouten,
het foutnummer en de bijbehorende tekst weergege-ven.
▶ Druk op of om de verschillende foutmeldingen opte roepen.
▶ Druk twee keer op om de foutlijst te wissen.
9.4 Parameters naar fabrieksinstellingenresetten
1. Navigeer naar het Menu → Installateurniveau → Dia-gnosemenu →
D.096 Naar fabrieksinstellingen terug-zetten? en bevestig met .
2. Zet het diagnosepunt op de waarde 1 en bevestig met.
9.5 Reparatie voorbereiden
1. Stel het product buiten bedrijf.
2. Verbreek de verbinding van het product met het
elektri-citeitsnet.
3. Demonteer de voormantel. (→ Pagina 11)4. Sluit de
gasafsluitkraan.
5. Sluit de onderhoudskranen in de CV-aanvoerleiding
enCV-retourleiding.
6. Sluit de onderhoudskraan in de koudwaterleiding.
7. Als u watervoerende componenten van het product
wiltvervangen, dan dient u het product leeg te maken.
8. Zorg ervoor dat er geen water op stroomvoerende on-derdelen
(bijv. de elektronicabox) druppelt.
9. Gebruik alleen nieuwe afdichtingen.
9.5.1 Reserveonderdelen aankopen
De originele componenten van het product zijn in het kadervan de
conformiteitskeuring meegecertificeerd. Als u bij hetonderhoud of
de reparatie geen meegecertificeerde origineleVaillant
reserveonderdelen gebruikt, vervalt de conformiteitvan het product.
Daarom adviseren we u dringend origineleVaillant reserveonderdelen
te monteren. Informatie over debeschikbare originele Vaillant
reserveonderdelen vindt u ophet aan de achterkant vermelde
contactadres.
▶ Als u bij het onderhoud of de reparatie reserveonderde-len
nodig hebt, gebruik dan uitsluitend originele
Vaillantreserveonderdelen.
9.6 Defecte componenten vervangen
9.6.1 Brander vervangen
1. Demonteer de compacte thermomodule. (→ Pagina 29)
1
2
2. Maak de vier schroeven (1) aan de brander los.
3. Haal de brander eraf.
4. Monteer de nieuwe brander met een nieuwe afdichting(2).
5. Zorg ervoor dat de uitsparingen in afdichting en branderboven
het kijkglas van de branderflens liggen.
6. Bouw de compacte thermomodule in. (→ Pagina 31)
9.6.2 Ventilator vervangen
4
2
3
1
5
7
6
1. Haal de luchtaanzuigbuis eraf.
2. Trek de drie stekkers van het gasblok (5 ) eraf.
3. Trek de stekker aan de sensor van de venturi (3) erafdoor de
grendelnok in te drukken.
4. Trek de stekker (s) (afhankelijk van de uitvoering vanhet
toestel) (4) van de ventilatormotor eraf door telkensde grendelnok
in te drukken.
5. Schroef de beide wartelmoeren (7) en (6) aan het gas-blok
los. Houd bij het losschroeven aan de tegenover-gestelde zijde van
het gasblok met een steeksleutel te-gen.
-
9 Verhelpen van storingen
26 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus
0020144291_04
6. Schroef drie schroeven (2) tussen mengbuis (1) en
ven-tilatorflens eruit.
2
1
3
7. Haal de volledige eenheid bestaande uit ventilator, ven-turi
en gasblok uit het product.
8. Draai de bevestigingsschroef (2) van het gasblok uit
dehouder.
9. Haal het gasblok uit de houder.
10. Neem de venturi (3) met de gasverbindingsbuis (1) uitde
ventilator door de bajonetafsluiting van de venturitegen de klok in
tot aan de aanslag te draaien en rechtuit de ventilator te
trekken.
1
2
11. Demonteer de houder (1) van het gasblok van de venti-lator
door drie schroeven (2) uit te schroeven.
12. Vervang de defecte ventilator.
4
1
3
2
5
13. Bouw de componenten in omgekeerde volgorde op-nieuw in.
Gebruik hierbij absoluut nieuwe afdichtingen(4) en (5). Neem de
aanschroefvolgorde van de drieschroeven tussen ventilator en
mengbuis volgens denummering (1), (2) en (3) in acht.
14. Schroef de flexibele gasleiding aan het gasblok. Ge-bruik
daarbij nieuwe afdichtingen.
15. Houd bij het vastschroeven van de wartelmoer aanhet gasblok
aan de tegenovergestelde zijde van hetgasblok met een steeksleutel
tegen.
16. Voer na de montage van de nieuwe ventilator een
gas-soortcontrole uit. (→ Pagina 18)
9.6.3 Gasblok vervangen
Aanwijzing
Voor het vervangen van het gasblok hebt u eentorx T20 nodig.
Voor de directe demontage vanhet gasblok van voren hebt u een
haakse schroe-vendraaier of een bit torx T20 nodig. Als u nietover
een haakse schroevendraaier of dergelijkebeschikt, moet u eerst de
volledige eenheid venti-lator met gasblok demonteren voor u het
gasblokvan de houder kunt demonteren.
1
2
5
4
3
1. Haal de luchtaanzuigbuis eraf.
2. Trek de drie stekkers van het gasblok (2) eraf.
3. Trek de stekker aan de sensor van de venturi (1) erafdoor de
grendelnok in te drukken.
-
Verhelpen van storingen 9
0020144291_04 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding
27
4. Schroef de beide wartelmoeren (5) en (4) aan het gas-blok
los. Houd bij het losschroeven met een steeksleu-tel aan de
tegenovergestelde zijde van het gasblok (4)resp. (5) tegen.
5. Haal het gasblok uit de houder.
6. Bouw het nieuwe gasblok in de omgekeerde volgordeopnieuw in.
Gebruik daarbij nieuwe afdichtingen.
7. Houd bij het vastschroeven van de wartelmoeren aanhet gasblok
met een steeksleutel aan de tegenoverge-stelde zijde van het
gasblok (4) resp. (5) tegen.
8. Voer na montage van het nieuwe gasblok een
dicht-heidscontrole (→ Pagina 22), een controle gassoort(→ Pagina
18) en een CO₂-meting (→ Pagina 21) uit.
9.6.4 Venturi vervangen
1
2
3
1. Haal de luchtaanzuigbuis eraf.
2. Trek de stekker aan de sensor van de venturi (1) erafdoor de
grendelnok in te drukken.
3. Schroef de wartelmoer (3) van de gasverbindingsbuis(2) aan
het gasblok los.
4. Neem de venturi met de gasverbindingsbuis uit de ven-tilator
door de bajonetafsluiting van de venturi tegende klok in tot aan de
aanslag te draaien en recht uit deventilator te trekken.
3
1
7
6
5
4
2
5. Demonteer de gasverbindingsbuis (1) van de venturi (3)door de
klem (4) af te trekken en de gasverbindingsbuiser verticaal uit te
trekken. Voer de afdichting (7) af.
6. Trek het gasmondstuk (6) er recht uit en bewaar
hetgasmondstuk voor hergebruik.
7. Controleer of de venturi aan gasinlaatzijde vrij is
vanresten.
Opgelet!Kans op materiële schade aan het pro-duct!
Smeermiddelen kunnen functierelevantekanalen in de venturi
verstoppen.
▶ Gebruik geen smeermiddelen bij de mon-tage van het
gasmondstuk.
8. Let erop het juiste gasmondstuk te gebruiken (ge-kleurde
kenmerking en positie van de pennen op deonderkant van het
gasmondstuk). De kleur van het gas-mondstuk moet met de kleur van
de codeerweerstandop de printplaat overeenkomen.
9. Plaats het voor de gasgroep geschikte gasmondstuk inde nieuwe
venturi (geel: aardgas).
10. Let bij het plaatsen van het gasmondstuk op
correcteplaatsing van het gasmondstuk door de positiemar-keringen
aan de bovenkant van de venturi alsook depositioneerpennen (5) aan
de onderkant van het gas-mondstuk.
11. Bouw de componenten in omgekeerde volgorde op-nieuw in.
Gebruik daarbij nieuwe afdichtingen.
12. Voer na montage van de nieuwe venturi een gas-soortcontrole
(→ Pagina 18) en een CO₂-meting(→ Pagina 21) uit.
9.6.5 Warmtewisselaar vervangen
1. Maak het product leeg. (→ Pagina 31)2. Demonteer de compacte
thermomodule. (→ Pagina 29)3. Trek de condensafvoerslang van de
warmtewisselaar
af.
1
2
3
4. Trek de klemmen (2) en (3) aan de aanvoeraansluitingen aan de
retouraansluiting eraf.
5. Maak de aanvoeraansluiting los.
6. Maak de retouraansluiting los.
7. Verwijder telkens twee schroeven (1) aan de beide
hou-ders.
-
9 Verhelpen van storingen
28 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus
0020144291_04
1
2
8. Verwijder de onderste drie schroeven (2) aan het ach-terste
deel van de houder.
9. Zwenk de houder rond de bovenste schroef (1) opzij.
10. Trek de warmtewisselaar naar onderen en naar rechtsen haal
hem uit het product.
11. Monteer de nieuwe warmtewisselaar in omgekeerdevolgorde.
12. Vervang de pakkingen.
Aanwijzing
Om u te helpen bij het monteren kunt u wa-ter of in de handel
verkrijgbare zeep gebrui-ken in de plaats van vetten.
13. Steek de aanvoer- en retouraansluiting tot aan de aan-slag
in de warmtewisselaar.
14. Zorg voor correcte aanbrenging van de klemmen aanaanvoer- en
retouraansluiting.
15. Bouw de compacte thermomodule in. (→ Pagina 31)
16. Vul en ontlucht het product en, indien nodig, de
CV-installatie. (→ Pagina 20)
9.6.6 Expansievat vervangen
1. Maak het product leeg. (→ Pagina 31)
1
2
3
4
2. Maak de schroefverbinding (4) los.
3. Verwijder de beide schroeven (1) van de klemplaat (2).
4. Haal de klemplaat (2) eraf.
5. Trek het expansievat (3) er naar voren toe uit.
6. Plaats het nieuwe expansievat in het product.
7. Schroef het nieuwe expansievat aan de wateraanslui-ting vast.
Gebruik daarbij een nieuwe afdichting.
8. Bevestig de klemplaat met de beide schroeven (1).
9. Vul en ontlucht het product en, indien nodig, de
CV-installatie. (→ Pagina 20)
9.6.7 Printplaat of display vervangen
Aanwijzing
Als u slechts een component vervangt, dan neemthet nieuwe
component bij het inschakelen van hetproduct de vooraf ingestelde
parameters over vanhet component dat niet is vervangen.
1. Open de elektronicabox. (→ Pagina 15)2. Vervang de printplaat
of het display conform de bijgele-
verde montage- en installatiehandleidingen.
X31
X12
1
3. Als u de printplaat vervangt, trek dan de codeerweer-stand
(1) (stekker X24) op de oude printplaat eraf ensteek de stekker op
de nieuwe printplaat.
4. Sluit de schakelkast.
9.6.8 Printplaat en display vervangen
1. Open de elektronicabox. (→ Pagina 15)2. Vervang de printplaat
en het display conform de bijgele-
verde montage- en installatiehandleidingen.
X31
X12
1
3. Trek de codeerweerstand (1) (stekker X24) op de
oudeprintplaat eraf en steek de stekker op de nieuwe
print-plaat.
4. Sluit de schakelkast.
5. Druk op de aan-/uittoets van het product. (→ Pagina 17)
◁ Het product wisselt na het inschakelen direct naarhet menu
voor de instelling van de taal. Af fabriek isEngels ingesteld.
6. Kies de gewenste taal en bevestig met .
◁ U gaat automatisch naar de instelling van de
toeste-lidentificatie D.093.
-
Inspectie en onderhoud 10
0020144291_04 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding
29
7. Stel volgens de volgende tabel de juiste waarde voorhet
betreffende producttype in en bevestig met .
Nummer van het producttype
VC BE 126/5‑5 31
VC BE 206/5‑5 18
VC BE 306/5‑5 13
VC BE 376/5‑5 15
VCW BE 296/5‑5 11
VCW BE 346/5‑5 13
VCW BE 376/5‑5 15
◁ De elektronica is nu ingesteld op het producttypeen de
parameters van alle diagnosecodes komenovereen met de
fabrieksinstellingen.
◁ De installatieassistent start.8. Voer de installatiespecifieke
instellingen uit.
9.7 Reparatie afsluiten
1. Breng de stroomvoorziening tot stand.
2. Schakel het product opnieuw in als dat nog niet ge-beurd is.
(→ Pagina 17)
3. Monteer de frontmantel.
4. Open alle onderhoudskranen en de gasafsluitkraan.
5. Controleer functie en dichtheid. (→ Pagina 22)
10 Inspectie en onderhoud
▶ Neem de minimale inspectie- en onderhoudsintervallen inacht.
Afhankelijk van de resultaten van de inspectie kaneen vroeger
onderhoud nodig zijn.
Inspectie- en onderhoudswerkzaamheden – overzicht(→ Pagina
47)
10.1 Functiemenu
Menu → Installateurniveau → Testprogramma's → Func-tiemenu
Met het functiemenu kunt u afzonderlijke componenten vande
CV-installatie aansturen en testen.
Weer-gave
Testprogramma Handeling
T.01 Interne pompcontroleren
Interne pomp in- en uitscha-kelen.
T.02 Driewegklepcontroleren
Interne driewegklep in ver-warmings- of warmwaterpo-sitie
brengen.
T.03 Ventilator con-troleren
Ventilator in- en uitschake-len. De ventilator loopt metmaximaal
toerental.
T.04 Boilerlaadpompcontroleren
Boilerlaadpomp in- en uit-schakelen.
T.05 Circulatiepompcontroleren
Circulatiepomp in- en uit-schakelen.
T.06 Externe pompcontroleren
Externe pomp in- en uitscha-kelen.
Weer-gave
Testprogramma Handeling
T.08 Brander contro-leren
Product start en gaat in mi-nimale belasting. Op hetdisplay
wordt de aanvoer-temperatuur weergegeven.
10.2 Zelftest elektronica
Menu → Installateurniveau → Testprogramma's →
Zelftestelektronica
Met de elektronicazelftest kunt u de printplaat controleren.
10.3 Compacte thermomodule demonteren
Aanwijzing
De bouwgroep compacte thermomodule bestaatuit vijf
hoofdcomponenten:
– toerentalgeregelde ventilator,
– gasblok incl. klemplaat,
– venturi incl. massastroomsensor en gasverbin-dingsbuis,
– Branderflens,
– voorgemengde brander.
Gevaar!Levensgevaar en kans op materiëleschade door hete
verbrandingsgassen!
Afdichting, isolatiemat en zelfborgende moe-ren aan de
branderflens mogen niet bescha-digd zijn. Anders kunnen hete
verbrandings-gassen lekken en tot verwondingen en mate-riële schade
leiden.
▶ Vervang telkens na het openen van debranderdeur de
afdichting.
▶ Vervang telkens na het openen van debranderflens de
zelfborgende moeren opde branderflens.
▶ Als de isolatiemat aan de branderflens ofaan de achterkant van
de warmtewisse-laar tekenen van beschadiging vertoont,vervang dan
de isolatiemat.
1. Schakel het product met de aan-/uittoets uit.
2. Sluit de gasafsluitkraan.
3. Demonteer de voormantel. (→ Pagina 11)4. Klap de schakelkast
naar voren.
-
10 Inspectie en onderhoud
30 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus
0020144291_04
1
2
4
3
5. Draai de klemschroef (2) eruit en haal de luchtaanzuig-buis
(1) van de aanzuigaansluiting.
6. Schroef ofwel de wartelmoer aan het gasblok (3) ofde
wartelmoer (4) tussen gegolfde gasbuis en vastegasbuis af.
1
2
4
3
5
8
7
6
7. Trek de stekker van de ontstekingsleiding (7) en
deaardleiding (6) van de ontstekingselektrode.
8. Trek de stekker (4) aan de ventilatormotor af door
degrendelnok in te drukken.
9. Trek de drie stekkers aan het gasblok (5) eraf.
10. Trek de stekker aan de venturi (3) eraf door de grendel-nok
in te drukken.
11. Maak de kabelboom uit de clip aan de houder van hetgasblok
los.
12. Schroef de vier moeren (8) eraf.
13. Trek de complete compacte thermomodule (2) van
dewarmtewisselaar (1).
14. Controleer de brander en de warmtewisselaar opschade en
verontreinigingen.
15. Indien nodig, reinig of vervang dan de componentenvolgens de
volgende paragrafen.
16. Bouw een nieuwe branderflensafdichting in.
17. Controleer de isolatiemat aan de branderflens en aande
achterwand van de warmtewisselaar. Als u tekenen
van schade vaststelt, vervang dan telkens de
relevanteisolatiemat.
10.4 Warmtewisselaar reinigen
1. Bescherm de naar beneden geklapte elektronicaboxtegen
spatwater.
2
3
41
2. Draai in geen geval de vier moeren los aan de borst-bouten
(1) en draai ze in geen geval na.
3. Reinig de verwarmingsspiraal (3) van de warmtewisse-laar (4)
met water of indien nodig met azijn (tot max. 5%zuur). Laat de
azijn 20 minuten lang op de warmtewis-selaar inwerken.
4. Spoel het losgekomen vuil met een scherpe waterstraalaf of
gebruik een kunststofborstel. Richt de waterstraalniet direct op de
isolatiemat (2) aan de achterkant vande warmtewisselaar.
◁ Het water loopt uit de warmtewisselaar door de si-fonbeker
weg.
10.5 Brander controleren
1
23
1. Controleer het oppervlak van de brander (1) op
bescha-digingen. Als u schade vaststelt, vervang dan de
bran-der.
2. Bouw een branderflensafdichting (3) in.
3. Controleer de isolatiemat (2) aan de branderflens. Als
utekenen van schade vaststelt, vervang dan de isolatie-mat.
-
Inspectie en onderhoud 10
0020144291_04 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding
31
10.6 Sifonbeker reinigen
1. Haal het onderste sifondeel (1) eraf.
2. Spoel het onderste deel van de sifon met water uit.
3. Vul het onderste deel van de sifon tot ca. 10 mm onderde
bovenkant met water.
4. Bevestig het onderste sifondeel aan de sifonbeker.
10.7 Zeef in koudwateringang reinigen
Geldigheid: Product met geïntegreerde warmwaterbereiding
1
2
1. Sluit de koudwaterstopkraan.
2. Maak het toestel aan warmwaterzijde leeg.
3. Schroef de wartelmoer (2) en de contramoer (1) aan
debehuizing van het product af.
2 1
4. Klap de schakelkast naar voren.
5. Trek de klem (2) eruit.
6. Haal de buis (1) uit het product.
7. Spoel de zeef onder een waterstraal tegen de
stro-mingsrichting uit.
8. Als de zeef beschadigd is, of niet meer voldoende ge-reinigd
kan worden, vervang de zeef dan.
9. Plaats de buis er opnieuw in.
10. Steek de klem er weer in.
11. Gebruik altijd nieuwe afdichtingen en schroef de
wartel-moeren en de contramoer opnieuw vast.
12. Open de koudwaterstopkraan.
10.8 Compacte thermomodule inbouwen
1
2
4
3
5
8
7
6
1. Steek de compacte thermomodule (2) op de warmte-wisselaar
(1).
2. Draai de vier nieuwe moere