-
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2012/28 Bureauonderzoek en
inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen
aan de Meijendelse-weg te Wassenaar projectnr. 244106.84 revisie 00
3 mei 2012
auteur(s) L.J. van der Haar P.C. Teekens
Opdrachtgever Alliander N.V. Postbus 50 6920 AB Duiven
datum vrijgave beschrijving revisie goedkeuring
vrijgave
08-03-2012 03-05-2012
revisie 00 (concept) revisie 00 (definitief) P.C. Teekens G.J.A.
Sophie
-
Projectnr. 244106.84 mei 2012, revisie 00
blad 2 van 26
Colofon Titel: Archeologische Rapporten Oranjewoud 2012/28.
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van
verkennende boringen aan de Meijendelseweg te Wassenaar
Auteur(s): L.J. van der Haar, P.C. Teekens ISSN: 1570-6273 ©
Oranjewoud B.V. Postbus 24 8440 AA Heerenveen Niets uit dit rapport
mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v.
druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder
voorafgaande schriftelijke toestemming van Ingenieursbureau
Oranjewoud bv, noch mag het zonder een dergelijke toestemming
worden gebruikt, door een derde of voor enig ander werk of doel dan
waarvoor het is vervaardigd. Disclaimer Archeologisch vooronderzoek
wordt in zijn algemeenheid uitgevoerd door het steekproefsgewijs
bemonsteren d.m.v. boringen, proefsleuven en/of veldkartering.
Hoewel Ingenieursbureau Oranjewoud bv de grootste zorgvuldigheid
betracht bij het uitvoeren van het archeologisch onderzoek, is het
juist deze steekproefsgewijze benadering die het onmogelijk maakt
garanties ten aanzien van de situatie af te geven op basis van de
resultaten van een archeologisch vooronderzoek. Oranjewoud
aanvaardt derhalve op generlei wijze aansprakelijkheid voor schade
welke voortvloeit uit beslissingen genomen op basis van de
resultaten van archeologisch (voor)onderzoek.
-
Projectnr. 244106.84 mei 2012, revisie 00
blad 3 van 26
Inhoud blz. Administratieve
gegevens.......................................................................................................4
Samenvatting
.........................................................................................................................5
1 Inleiding
.................................................................................................................................7
2
Bureauonderzoek...................................................................................................................9
2.1 Beschrijving
onderzoekslocatie...............................................................................................9
2.1.1 Begrenzing onderzoeks- en
plangebied...................................................................................9
2.1.2 Huidig en toekomstig gebruik
.................................................................................................9
2.1.3 Landschappelijke
situatie......................................................................................................10
2.1.4 Historische situatie en mogelijke verstoringen
......................................................................12
2.2 Bekende
waarden.................................................................................................................15
2.2.1 Archeologische
waarden.......................................................................................................15
2.2.2 Ondergrondse bouwhistorische
waarden..............................................................................15
2.3 Archeologische verwachting
.................................................................................................16
2.3.1 Bestaande verwachtingskaarten
...........................................................................................16
2.3.2 Gespecificeerde archeologische
verwachting........................................................................17
2.4 Conclusies en advies voor
vervolgonderzoek.........................................................................17
3 Veldonderzoek
.....................................................................................................................19
3.1 Doel- en vraagstelling
...........................................................................................................19
3.2 Onderzoeksopzet en werkwijze
............................................................................................19
3.3
Resultaten............................................................................................................................20
3.3.1
Bodemopbouw.....................................................................................................................20
3.3.2
Archeologie..........................................................................................................................21
4 Conclusies en
advies.............................................................................................................23
4.1 Conclusies
............................................................................................................................23
4.2 (Selectie)advies
....................................................................................................................24
Literatuur en geraadpleegde
bronnen...................................................................................................25
Bijlagen 1 Archeologische perioden 2 AMZ-cyclus 3a AMK-terreinen
uit ARCHIS 3b Archeologische waarnemingen uit ARCHIS 4
Boorbeschrijvingen Kaarten 244106.84-S1 Situatiekaart met locatie
boringen 244106.84-ARCHIS IKAW, AMK-terreinen, Waarnemingen en
Onderzoeken uit ARCHIS
-
Projectnr. 244106.84 mei 2012, revisie 00
blad 4 van 26
Administratieve gegevens
OW Projectnummer 244106.84 OM-nummer 50708 Provincie
Zuid-Holland Gemeente Wassenaar Plaats Wassenaar Toponiem
Meijendelseweg Kaartblad 30G Coördinaten 83151/460543 83479/460744
84702/460464 84612/460437 Kadaster - Opdrachtgever Alliander
Uitvoerder Oranjewoud Datum uitvoering februari 2012 Projectteam
P.C. Teekens (projectleider) G.J.A. Sophie (senior KNA-archeoloog)
L.J. van der Haar (archeoloog) Bevoegd gezag (BG) gemeente
Wassenaar Adviseur BG L. Bruning (regio archeoloog) Beheer
documentatie Oranjewoud Almere Vondstdepot Provinciaal Depot
Bodemvondsten (indien nodig) Afbeelding 1 Locatie plangebied
(globaal weergegeven in rood) (Topografische Kaart 1:25.000 (niet
op schaal), © Topografische Dienst Kadaster, Emmen)
-
Projectnr. 244106.84 mei 2012, revisie 00
blad 5 van 26
Samenvatting Alliander N.V. is voornemens aan de Meijendelseweg
te Wassenaar een middenspannigskabel aan te leggen. Hierbij kunnen
eventueel in de bodem aanwezige archeologische resten verstoord
raken. Als onderdeel van de planologische procedures dient aandacht
te worden besteed aan het aspect archeologie. Advies- en
ingenieursbureau Oranjewoud B.V. heeft in dit kader opdracht
gekregen om een archeologisch vooronderzoek uit te voeren. Conform
het gemeentelijk beleid is besloten dat het vooronderzoek uit een
bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (verkennende
fase) zal bestaan. Het bureauonderzoek levert als resultaat een
gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel op voor het
plangebied. Vervolgens is het verwachtingsmodel in het veld
getoetst middels een verkennend booronderzoek. Hierbij wordt het
bodemprofiel en de mate van bodemverstoringen in kaart gebracht.
Tevens geeft het booronderzoek een indicatie of in het plangebied
archeologische resten aanwezig kunnen zijn. Op basis van de
resultaten van het uitgevoerde onderzoek zullen aanbevelingen
worden geformuleerd voor eventueel vervolgonderzoek en/of de wijze
waarop met eventueel aanwezige archeologische resten dient te
worden omgegaan. Een archeologisch onderzoek dat in het kader van
toekomstige bodemingrepen plaatsvindt, past als onderzoeksstrategie
binnen de zogenaamde Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Deze
cyclus wordt toegelicht in bijlage 2. Op basis van het
bureauonderzoek werd verwacht dat het plangebied zou liggen op (de
flank van) een strandwal met of zonder Jong Duinzand. Er werd
rekening gehouden met de aanwezigheid van archeologische resten
vanaf het neolithicum tot en met de nieuwe tijd. Daarnaast werd er
rekening mee gehouden dat met name de aanleg van de reeds aanwezige
kabels en leidingen voor de nodige bodemverstoring zouden hebben
gezorgd.Het veldonderzoek heeft de aanwezigheid van een pakket jong
duinzand aangetoond, maar in tegenstelling tot de verwachtingen is
de strandwal niet aangeboord. Er is geen sprake van paleosols en er
zijn ook zijn er geen aanwijzingen gevonden om de aanwezigheid van
een archeologische vindplaats binnen 1,5 m van het bodemprofiel te
veronderstellen, en blijkt (deels in overeenstemming met de
verwachtingen) het bodemprofiel tot op een diepte variërend van 0,3
tot meer dan 1,5 m - mv te zijn verstoord. (Selectie)advies Op
basis van het bureau- en veldonderzoek kan worden geconcludeerd dat
de kans op de aanwezigheid van archeologische waarden binnen, in
ieder geval de eerste 1,5 m van het bodemprofiel, laag kan worden
ingeschat. Dientengevolge wordt aanbevolen om het plangebied vrij
te geven ten gunste van de voorgenomen aanleg van de nieuwe
middenspanningsleiding. Ook voor vrijgegeven (delen van)
plangebieden bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens
graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden
aangetroffen. Het betreft dan vaak kleine sporen of resten die niet
door middel van een booronderzoek kunnen worden opgespoord. Op
grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 dient zo spoedig
mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de Minister
(de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: ARCHISmeldpunt,
telefoon 033-4227682). Een vondstmelding bij de gemeentelijk of
provinciaal archeoloog kan ook. Het bureauonderzoek en het
veldonderzoek zijn uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse
Archeologie (KNA), versie 3.2. Ingenieursbureau Oranjewoud B.V.
Almere, maart 2012
-
Projectnr. 244106.84 mei 2012, revisie 00
blad 6 van 26
-
Projectnr. 244106.84 mei 2012, revisie 00
blad 7 van 26
1 Inleiding Alliander N.V. is voornemens aan de Meijendelseweg
te Wassenaar een middenspannigskabel aan te leggen. Hierbij kunnen
eventueel in de bodem aanwezige archeologische resten verstoord
raken. Als onderdeel van de planologische procedures dient aandacht
te worden besteed aan het aspect archeologie. Advies- en
ingenieursbureau Oranjewoud B.V. heeft in dit kader opdracht
gekregen om een archeologisch vooronderzoek uit te voeren. Conform
het gemeentelijk beleid is besloten dat het vooronderzoek uit een
bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (verkennende
fase) zal bestaan. Het bureauonderzoek levert als resultaat een
gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel op voor het
plangebied. Vervolgens is het verwachtingsmodel in het veld
getoetst middels een verkennend booronderzoek. Hierbij wordt het
bodemprofiel en de mate van bodemverstoringen in kaart gebracht.
Tevens geeft het booronderzoek een indicatie of in het plangebied
archeologische resten aanwezig kunnen zijn. Op basis van de
resultaten van het uitgevoerde onderzoek zullen aanbevelingen
worden geformuleerd voor eventueel vervolgonderzoek en/of de wijze
waarop met eventueel aanwezige archeologische resten dient te
worden omgegaan. Een archeologisch onderzoek dat in het kader van
toekomstige bodemingrepen plaatsvindt, past als onderzoeksstrategie
binnen de zogenaamde Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Deze
cyclus wordt toegelicht in bijlage 2. Het bureauonderzoek en het
veldonderzoek zijn uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse
Archeologie (KNA), versie 3.2.
-
Projectnr. 244106.84 mei 2012, revisie 00
blad 8 van 26
-
Projectnr. 244106.84 mei 2012, revisie 00
blad 9 van 26
2 Bureauonderzoek Het doel van het uitvoeren van een
archeologisch bureauonderzoek is het opstellen van een
gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied.
Waar kunnen we wat verwachten? Voor het opstellen van een
dergelijke verwachting wordt gebruik gemaakt van reeds bekende
archeologische waarnemingen, historische kaarten, bodemkundige
gegevens en informatie over de landschappelijke situatie. Een
gespecificeerde verwachting gaat in op de mogelijke aanwezigheid,
het karakter, de omvang, datering en eventuele (mate van)
verstoring van archeologische waarden binnen het plangebied.
2.1 Beschrijving onderzoekslocatie
2.1.1 Begrenzing onderzoeks- en plangebied Het plangebied (de
Meijendelseweg) is gelegen in het duingebied ten zuidwesten van
Wassenaar, tussen het bezoekerscentrum Dunea "Meijendel" en de
Berkenlaan. Het tracé heeft een totale lengte van circa 1.700 m en
is op dit moment in gebruik als openbare ruimte (weg en berm). Voor
de ligging van het plangebied wordt verwezen naar afbeeldingen 1 en
2 alsmede de kaartbijlagen.
Afbeelding 2. Satellietfoto van het plangebied (globaal
weergegeven in rood). (Bron: maps.google.com)
2.1.2 Huidig en toekomstig gebruik Huidig gebruik plangebied De
huidige Meijendelseweg (weg + berm) kruist diverse landschappen,
van west naar oost: grasland, gesloten duinvegetatie, loofbos, bos
met dichte bebouwing en stedelijk bebouwd gebied.
-
Projectnr. 244106.84 mei 2012, revisie 00
blad 10 van 26
Consequenties toekomstig gebruik Binnen het plangebied zal een
middenspanningskabel worden aangelegd op een diepte van 0,8 m -mv.
Hierbij kunnen eventueel in de bodem aanwezige archeologische
resten verstoord raken.
2.1.3 Landschappelijke situatie Het plangebied ligt in het
Hollandse duingebied dat het huidige strand, de strandwallen,
-vlakten en duinen in Noord- en Zuid-Holland omvat. Aan de zeezijde
liggen de buitenduinen, die ook wel de jonge duinen worden genoemd.
Verder landinwaarts liggen de lagere en minder reliëfrijke oude
duinen. Het ontstaan van het duingebied hangt samen met de
zeespiegelstijging gedurende het Holoceen (vanaf circa 9500 voor
Chr.). Tijdens de periode van relatief snelle zeespiegelstijging
die tot circa 4500-4000 voor Chr. duurde, bestond de kust van
Nederland uit een uitgebreid waddengebied met zandbanken en -platen
gescheiden door grote getijdegeulen. Dit Waddengebied werd
gedeeltelijk afgeschermd van de open zee door een reeks eilanden,
die als gevolg van de stijgende zeespiegel geleidelijk omgewerkt en
steeds verder naar het oosten verplaatst werden. Vanaf 4500-4000
voor Chr. nam de stijging van de zeespiegelstand af en kwam de
oostwaartse verplaatsing van de zandbanken en -platen tot
stilstand. Vanuit de Noordzee en de grote rivieren werden grote
hoeveelheden zand aangevoerd, waardoor de getijdengeulen
geleidelijk verzandden en de reeks zandbanken aan elkaar groeiden
tot een strandwal. Achter de strandwallen vond grootschalige
veenvorming plaats, waarbij het Hollandveen Laagpakket werd
gevormd.1 De meest oostelijk gelegen strandwallen kennen de oudste
bewoningsresten, vanaf het neolithicum. Tot ongeveer het jaar nul
bleef de grote aanvoer van zand in stand, waardoor de kustlijn
verder westwaarts uitbreidde. Bij die uitbreiding werden
afwisselend strandvlaktes en strandwallen gevormd. Het strand werd
langzaam breder en op de hogere delen, die alleen tijdens
springvloed en zware storm onder water stonden, vormde zich
vegetatie (gras en struiken) en kleine solitaire duinen. Door
stormen werd het door de zee aangevoerde zand boven de vloedlijn op
het strand hoog opgeworpen in een rug: een strandwal. Deze
strandwallen sloten de strandvlakten af voor overstromingen door de
zee. Op de strandwallen kwam nauwelijks begroeiing voor, waardoor
de wind vrij spel had. Door verstuivingen konden er bovenop de
standwallen (oude) duinen ontstaan.2 Door de voortgaande
zeespiegelstijging lagen de strandwallen in westelijke richting
steeds hoger ten opzichte van NAP dan de eerdere strandwallen. Ook
het grondwaterniveau steeg als gevolg van de zeespiegelstijging,
waardoor de strandvlaktes (de gebieden tussen de strandwallen)
natter werden en er veenvorming kon optreden. In de nabijheid van
de riviermonding van de Oude Rijn werd op de strandvlaktes bij hoge
waterstanden klei afgezet. Vanaf ongeveer 200 - 300 na Chr. nam de
snelheid van de zeespiegelstijging nog verder af, werd er minder
zand aangevoerd uit de Noordzee en werden verschillende
riviermondingen inactief. Door golfwerking en in mindere mate het
getij werd een deel van de strandwallen en de buiten de kustlijn
uitstekende delta’s van de Maas, Rijn en Oude Rijn geërodeerd. Het
bij deze erosie vrijkomende zand werd door de wind opgeblazen in
een brede zone met jonge duinen, die voor een groot deel de oudere
strandwallen en strandvlaktes bedekten. De strandwallen vormden de
hogere en drogere delen in een verder nat gebied, waardoor het
aantrekkelijke locaties geweest zijn voor bewoning. Veel van de
Oude Duinen zijn echter vanaf de late middeleeuwen afgegraven.
Vanaf de 10e eeuw werd het kustprofiel steiler en vond er erosie
aan de kust plaats. Hierdoor kwam er een grote hoeveelheid zand
beschikbaar, waardoor de Jonge Duinen konden worden gevormd. Deze
Jonge Duinen zijn met een maximale hoogte van 30 tot 50 m +NAP veel
hoger dan de Oude Duinen. De vorming van de Jonge Duinen was rond
1600 voltooid.3 1 Koekkelkoren & Moerman, 2011 2 Berendsen,
2005 3 Berendsen, 2005
-
Projectnr. 244106.84 mei 2012, revisie 00
blad 11 van 26
Kalkgehalte Jonge en Oude Duinen Een belangrijk hulpmiddel voor
het bepalen van het onderscheid tussen de zogenaamde Jonge Duinen
en Oude Duinen is het kalkgehalte. Over het algemeen geldt dat de
Jonge Duinen kalkrijk zijn en de Oude Duinen kalkloos tot kalkarm.
Er bestaat echter een grote variatie. Er moet dientengevolge
voorzichtigheid worden betracht met het verbinden van conclusies
naar aanleiding van het kalkgehalte van het zand. Geomorfologie Op
de geomorfologische kaart staan binnen het plangebied zowel hoge
als lage kustduinen aangegeven (12C1 en 4L7, zie afbeelding 3).
Afbeelding 3. Uitsnede van de geomorfologische kaart ter hoogte
van het plangebied (rood). Binnen het plangebied zijn zowel hoge
(geel) als lage (lichtgeel) kustduinen gekarteerd. (Bron: ARCHIS)
AHN Op de kaart van het Actueel Hoogtebestand Nederland is
duidelijk het reliëf binnen en rond het plangebied te zien (zie
afbeelding 4), waarbij de oranjerode delen hoger liggen dan de
blauwgroene delen. Daarbij komt de betekenis van het achtervoegsel
-del als lager gelegen gebied op het kaartbeeld goed tot uiting. De
hoge kustduinen waar het plangebied doorheen loopt hebben een
hoogte tot 20 m +NAP, terwijl de lage kustduinen (in het westelijk
deel) een gemiddelde hoogte van ongeveer 4 m +NAP hebben. De zone
achter de duinen, net buiten het plangebied (blauw) heeft een
gemiddelde hoogte van 1 m +NAP. Bodem en grondwater Op de
bodemkaart staan binnen het plangebied vlakvaaggronden met leemarm
tot zwak lemig zand aangegeven, evenals kalkhoudende
duinvaaggronden met fijn zand (respectievelijk Zn21 geel en Zd20A
lichtgeel). Beide bodemsoorten hebben een grondwatertrap van VII,
wat inhoudt dat de grondwaterstand in de winter op een diepte van
circa 40 tot 80 cm –mv staat en in de zomer op een diepte van ten
minste 120 cm –mv. Een vlakvaaggrond bestaat uit grijs zand, waarin
weinig tot geen bodemvorming heeft plaatsgevonden en heeft slechts
zelden een humeuze bovengrond.
-
Projectnr. 244106.84 mei 2012, revisie 00
blad 12 van 26
Afbeelding 4. Uitsnede uit het kaartbestand van het AHN, met
daarop de globale ligging van het plangebied. (Bron:
www.ahn.nl)
Afbeelding 5. Uitsnede uit de bodemkaart van Nederland met
daarop de ligging van het plangebied in rood. (Bron: ARCHIS)
2.1.4 Historische situatie en mogelijke verstoringen
Bewoningsgeschiedenis Omdat strandwallen hoger (en daarom ook
droger) zijn dan het omringende landschap zijn ze van oudsher zeer
geschikt en aantrekkelijk geweest voor bewoning. In het midden en
laat neolithicum, de bronstijd, de ijzertijd en de Romeinse tijd
was het Hollandse kustgebied aantoonbaar bewoond, waarbij de
bevolking in de vroege middeleeuwen toenam. De strandwallen werden
gebruikt als bouwland (de
-
Projectnr. 244106.84 mei 2012, revisie 00
blad 13 van 26
'geest'), terwijl de lage, venige gebieden tussen de
strandwallen in gebruikt werden als grasland. Op de grens tussen de
strandwal en de vlaktes lagen vaak wegen en boerderijen. Het
middeleeuwse dorpje Wassenaar is vermoedelijk in de 11e eeuw
ontstaan. De nederzetting bleef vrij lang relatief klein en groeide
langzaam. Hoewel de dorpskern zelf klein bleef, lieten steeds meer
rijke stedelingen (voornamelijk uit Den Haag) buitenplaatsen buiten
Wassenaar bouwen. Historische kaarten Op de historische kaarten van
eind negentiende en begin twintigste eeuw (afbeeldingen 6 en 7) is
te zien dat het plangebied nog grotendeels uit onontgonnen
duingebied bestond. In 1924 is de Meijendelseweg voor het eerst op
de kaart te zien (afbeelding 8).
Afbeelding 6. Topografische kaart van 1894 met daarop de globale
ligging van het plangebied in rood. (Bron: watwaswaar.nl)
Afbeelding 7. Het Bonneblad van de omgeving van het plangebied
(rood) in 1900. (Bron: watwaswaar.nl)
-
Projectnr. 244106.84 mei 2012, revisie 00
blad 14 van 26
Afbeelding 8. Topografische kaart van het plangebied uit 1924.
Hierop is te zien dat de Meijendelseweg in de duinen is aangelegd.
(Bron: watwaswaar.nl) Gemeentearchief Een bezoek aan het
gemeentearchief (De Paauw) van Wassenaar leerde dat aan de
Meijendelseweg verschillende landhuizen en bouwwerken met
funderingspalen en kelders zijn aangelegd. In oplopende
huisnummering is dat in 1928 aan de Meijendelseweg nummer 2 een
landhuis met een kelder van 2 m -mv. Op de nummers 4, 6, 8 en 10
zijn in 1928 landhuizen gebouwd met een kelder van 1,9 m -mv. Van
de even nummers gaan de bouwwerken door tot nummer 30, waar in 1996
nog een zwembad tot 3 m -mv is aangelegd. Op de nummers 26 en 28 is
het aanwezige pand in 2004 gesloopt, waarbij op nummer 28 in 2005
weer een nieuwe woning is gebouwd. Op nummer 34 zijn in 2010 twee
bedrijfsgebouwen gesloopt, op nummer 40/42 is in 2011 het
bezoekerscentrum gesloopt en ter hoogte van nummer 38 heeft in 2011
de sloop van asbesthoudend materiaal plaatsgevonden. Van een aantal
woningen is voor de beeldvorming een foto genomen van de
bouwtekening, waarop de onderkeldering zichtbaar is (zie afbeelding
9).
Afbeelding 9. Bouwtekening van de in 1928 gebouwde woning met
kelder op nummer 4 aan de Meijendelsweg (links) en het landhuis dat
in 1925 is gebouwd op nummer 15 (rechts). (Bron: gemeentearchief
Wassenaar).
-
Projectnr. 244106.84 mei 2012, revisie 00
blad 15 van 26
Mogelijke verstoringen In het plangebied is een waterleiding van
Dunea aangelegd. Tevens liggen er enkele kabels en leidingen en is
reeds een laagspanningsleiding aanwezig (die wordt vervangen). De
verstoringen ten gevolge van de graafwerkzaamheden voor de aanleg
van deze leidingen zijn niet geheel bekend en zullen door middel
van een inventariserend veldonderzoek in kaart gebracht moeten
worden.
2.2 Bekende waarden
2.2.1 Archeologische waarden Gegevens uit ARCHIS: AMK-terreinen
Binnen het plangebied zijn geen archeologische monumenten
gekarteerd. In de nabije omgeving is een drietal AMK-terreinen
geregistreerd, waarvan de meest nabijgelegen AMK-terrein 3191 (hoge
archeologische waarde) is, ongeveer 500 meter ten zuidoosten van
het plangebied. Het betreft een terrein met nederzettingsresten uit
de ijzertijd en de vroege middeleeuwen, evenals resten van een
akker uit de late middeleeuwen waarin ploegsporen zijn
aangetroffen. Het terrein is dan ook deels door ploegsporen
verstoord, maar onder de aangetroffen cultuurlaag worden nog
archeologische resten en sporen verwacht. Iets verderop bevindt
zich terrein 3197 (zeer hoge archeologische waarde), waar sporen
van bewoning uit de midden ijzertijd, de Romeinse tijd en de vroege
middeleeuwen zijn aangetroffen evenals een akkerpakket uit de late
middeleeuwen en aardewerk uit de bronstijd. De drie aangetroffen
cultuurlagen leken onverstoord, waarbij werd aangegeven dat op de
strandwallen een zeer hoge trefkans op archeologische resten
bestaat. Ook AMK-terrein 4054 getuigt van bewoning vanaf in ieder
geval de bronstijd: hier werden nederzettingsresten uit de
bronstijd, de ijzertijd en de late middeleeuwen aangetroffen. Dit
terrein geeft tevens aanwijzingen voor bewoning van de strandwal
vanaf het neolithicum. Gegevens uit ARCHIS: archeologische
waarnemingen De waarnemingen in de omgeving van het plangebied
wijzen op een regelmatig gebruik van het gebied vanaf de ijzertijd
en de Romeinse tijd. In de directe omgeving van het plangebied
(waarnemingen 17279 en 42098) zijn vondsten gedaan uit deze
periode. Er zijn ook resten uit het (laat)neolithicum aangetroffen
in de wijdere omgeving (vuurstenen schrabbertjes). Vanaf de late
bronstijd en de vroege ijzertijd zijn met name fragmenten aardewerk
aangetroffen die wijzen op nederzettingen uit deze periode. Op de
strandwal waar het plangebied ligt, is door de AWN een onderzoek in
de vorm van een kartering uitgevoerd in 1962. Hierbij zijn diverse
aardewerkscherven uit de ijzertijd aangetroffen in een donker
gekleurde bewoningslaag. Bij de opgraving die daarop volgde zijn
voornamelijk resten aardewerk uit de late middeleeuwen – nieuwe
tijd aangetroffen (Archis-waarneming 42098). Gegevens uit ARCHIS:
eerdere onderzoeken In de omgeving van het plangebied zijn diverse
archeologische onderzoeken uitgevoerd. In veel van deze onderzoeken
is een cultuurlaag aangetroffen, waarbij geadviseerd is de ingreep
niet dieper dan het niveau van de cultuurlaag te laten
plaatsvinden. Daar waar geen archeologische laag is aangetroffen,
is geen vervolgonderzoek geadviseerd. De strandwallen hebben over
het algemeen een hoge trefkans en de tussenliggende strandvlakten
een middelhoge.
2.2.2 Ondergrondse bouwhistorische waarden Langs het traject
zijn twee woningen met een cultuurhistorische waarde aanwezig
(MIP's) en op het traject eveneens één. Daarnaast heeft het
natuurlijke duinlandschap eveneens een cultuurhistorische
waarde.
-
Projectnr. 244106.84 mei 2012, revisie 00
blad 16 van 26
2.3 Archeologische verwachting
2.3.1 Bestaande verwachtingskaarten Indicatieve Kaart van
Archeologische Waarden (IKAW) Het plangebied heeft op de IKAW zowel
een middelhoge als een hoge verwachtingswaarde. Deze hoge
verwachtingswaarde hangt samen met de aanwezige strandwallen; de
tussengelegen strandvlakten hebben een middelhoge trefkans (zie ook
bijlage 244106-ARCHIS). Provinciale verwachtingskaart Op de
provinciale verwachtingskaart van Zuid Holland is ter plaatse van
het plangebied zowel een hoge als een middelhoge verwachtingswaarde
gewaardeerd. De hoge verwachtingswaarde hangt samen met de ter
plaatse aanwezige duinen en strandwallen, waarbij bewoning vanaf
het mesolithicum (op donken) en het neolithicum (duinen) aanwezig
zou kunnen zijn. De middelhoge verwachting is vastgesteld op basis
van de aanwezigheid van (rivier)duinen en strandzanden, waarbij ook
mogelijk al bewoning vanaf het mesolithicum aanwezig zou kunnen
zijn. Gemeentelijke verwachtingskaart Volgens de archeologische
beleidskaart van de gemeente Wassenaar (zie afbeelding 9) ligt het
plangebied in zijn geheel in een zone met een hoge verwachting voor
de periode van het neolithicum tot en met de nieuwe tijd.
Voorafgaand aan bodemingrepen en/of plannen met een oppervlak
groter dan 30 m² en dieper dan 30 cm beneden het maaiveld, dienen
een archeologisch bureauonderzoek conform de KNA en enkele
representatieve controleboringen naar de bodemgesteldheid van het
plangebied te worden uitgevoerd. Ten behoeve van het
bureauonderzoek dient tevens het bouwarchief te worden
geraadpleegd. Indien uit het bureauonderzoek blijkt dat het gebied
een hoge verwachting heeft en uit de boringen een intacte bodem
naar voren komt, dan dient een proefsleuvenonderzoek of een
archeologische begeleiding van de werkzaamheden te worden
uitgevoerd.
Afbeelding 9. Uitsnede uit de gemeentelijke beleidskaart met
daarop de locatie van het plangebied in rood. (Bron: gemeente
Wassenaar)
-
Projectnr. 244106.84 mei 2012, revisie 00
blad 17 van 26
2.3.2 Gespecificeerde archeologische verwachting
Datering Binnen het plangebied kunnen archeologische resten van
het neolithicum tot en met de nieuwe tijd worden aangetroffen.
Resten uit de middeleeuwen en de nieuwe tijd worden verwacht in de
Jonge Duinen dan wel op het overgangsniveau tussen de Nieuwe en
Oude Duinen. Oudere resten worden vooral verwacht in de Oude Duinen
en op de onderliggende strandwal. Complextype Resten van huizen
en/of nederzettingen worden aangetroffen (paalgaten, haardplaatsen,
greppels) alsmede schuren, spiekers en opstallen. Verder kunnen
sporen van agrarische activiteit worden aangetroffen, zoals
perceleringsgreppels en akkerlagen. Daarnaast kunnen ook menselijke
begravingen/crematies worden aangetroffen. Omvang De omvang van
mogelijke vindplaatsen varieert van puntvondsten tot
nederzettingslocaties van enkele honderden vierkante meters.
Diepteligging Archeologische resten kunnen direct onder het
maaiveld tot een diepte van meer 2 m -mv worden aangetroffen.
Locatie De archeologische sporen en/of resten kunnen voornamelijk
in de top van de Oude Duinen, strandwallen en op de flanken van de
strandwallen worden aangetroffen. Op de strandwallen kunnen ook
duinen aanwezig zijn, waardoor het archeologische niveau overstoven
is en dus op grotere diepte, tot 2 m –mv, aangetroffen kan worden.
Uiterlijke kenmerken De eventueel aanwezige archeologische resten
zullen voornamelijk bestaan uit anorganische resten zoals
aardewerk, (vuur)stenen artefacten en mogelijk metaal. Daarnaast
kunnen door de hogere grondwaterstanden in vooral de strandvlakten
ook organische resten zoals hout en bot bewaard gebleven zijn.
Mogelijke verstoringen In de omgeving zijn veel strandwallen
afgegraven of geëgaliseerd, in welk geval de strandwal een lage
archeologische trefkans heeft. Of dit voor het plangebied het geval
is, is niet bekend.
2.4 Conclusies en advies voor vervolgonderzoek Voor het
plangebied geldt een hoge archeologische verwachtingswaarde vanwege
de ligging op de strandwallen, in het verleden een geliefde
vestigingslocatie. Op basis van het bureauonderzoek zijn vooralsnog
geen verstoringen bekend, waardoor geadviseerd wordt een verkennend
booronderzoek uit te voeren om eventuele verstoringen in kaart te
brengen, evenals de plaatselijke bodemopbouw. Met een verkennend
booronderzoek kunnen kansrijke en kansarme zones worden
aangewezen.
-
Projectnr. 244106.84 mei 2012, revisie 00
blad 18 van 26
-
Projectnr. 244106.84 mei 2012, revisie 00
blad 19 van 26
3 Veldonderzoek
3.1 Doel- en vraagstelling Het doel van het inventariserend
veldonderzoek is het toetsen van de archeologische verwachting,
zoals deze op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek is
opgesteld. Het uitgevoerde onderzoek betreft een inventariserend
veldonderzoek door middel van boringen, verkennende fase. Een
verkennend onderzoek heeft als doel het in kaart brengen van
eventuele verstoringen in de bodem, het verkrijgen van enig inzicht
in de bodemopbouw van het gebied en aldus het in kaart brengen van
kansrijke en kansarme zones wat betreft archeologie. Het onderzoek
dient antwoord te geven op de volgende vragen: • Wat is de
bodemopbouw en zijn er aanwijzingen voor bodemverstoringen? • Is er
binnen het plangebied een vindplaats aanwezig en/of zijn er
archeologische indicatoren
aangetroffen die hierop kunnen wijzen? Zo ja, wat is de aard,
conserveringstoestand en datering van deze
indicatoren/vindplaats?
• Indien archeologische lagen aanwezig zijn; op welke diepte
bevinden deze zich en wat is de maximale diepte?
• Waaruit bestaat of bestaan deze archeologische laag of lagen?
• In welke mate wordt een eventueel aanwezige vindplaats verstoord
door realisatie van geplande
bodemingrepen? • Hoe kan deze verstoring door planaanpassing tot
een minimum worden beperkt? • In welke mate stemmen de resultaten
van het veldwerk overeen met de verwachtingen van de
bureaustudie? • Wat zijn de aanbevelingen? Is nader onderzoek
noodzakelijk? En zo ja, waaruit kan deze bestaan?
3.2 Onderzoeksopzet en werkwijze
Datum uitvoering 28 februari 2012.
Veldteam P.C.Teekens (KNA-archeoloog; Oranjewoud bv) en F.
Kasbergen (projectarcheoloog, Vriens ArcheoFlex).
Weersomstandigheden Droog, halfzonnig, circa 10 graden
celsius.
Boortype 10 cm Edelmanboor.
Positionering boringen (boorgrid)
Om de 50 m op tracé.4
Aantal boringen 36 (001 - 036).
Diepte boringe Maximaal 1,5 m.
Methode conform Leidraad SIKB5
N.v.t.
Oriëntatie grid t.o.v. geo-morfologie/paleo-
N.v.t.
4 Soms is de boring aan de andere kant van de Meijendelseweg
gezet; dit i.v.m. de aanwezigheid van kabels en leidingen. Gezien
de kleine afstand, wordt het aangetroffen bodemprofiel wel
representatief geacht. 5 Tol e.a. 2006
-
Projectnr. 244106.84 mei 2012, revisie 00
blad 20 van 26
landschap
Wijze inmeten boringen Handheld GPS.
Overige toegepaste methoden
N.v.t.
Wijze onderzoek / beschrijving boorkolom
Nen 5104 en ASB.
Verzamelwijze archeo-logische indicatoren
Brokkelen, doorwoelen en visuele inspectie van boorkernen.
Bemonstering Regelmatig is het kalkgehalte van het zand bepaald
d.m.v. verdund zoutzuur (conform ASB). De mate van opbruisen is een
indicatie voor de hoeveelheid kalk. Hierbij is de volgende indeling
gehanteerd: CA1) kalkloos; niet bruisend, CA2) kalkarm; hoorbaar
bruisend en CA3) kalkrijk; zichtbaar bruisend. Hierbij is een
zoutzuuroplossing gebruikt van 1:10.
Vondstzichtbaarheid aan oppervlak
Nihil (gras).
Omschrijving oppervlaktekartering
N.v.t.
3.3 Resultaten Voor een overzicht van de boringen wordt verwezen
naar de boorprofielen in bijlage 4 en de situatiekaart in de
kaartenbijlage.
3.3.1 Bodemopbouw De bodemopbouw binnen het plangebied wordt
gekenmerkt door de aanwezigheid een pakket matig fijn, zwak siltig
duinzand. De bovengrond is veelal zwak tot matig humeus en bevat
vaak boomwortels. Plaatselijk, vooral ter hoogte van de huidige
bebouwing, werden baksteen- en puinresten aangetroffen. Er werden
geen paleosols aangetroffen (een ouder, overstoven, maaiveld). De
waargenomen bodemverstoring ligt over het algemeen tussen de 0,3 en
0,7 m - mv, maar reikt plaatselijk tot meer dan 1,5 m - mv.
Aangezien meerdere boringen zijn verzet vanwege de aanwezigheid van
kabels en leidingen, kan worden aangenomen dat daar waar de leiding
is gepland (en reeds leidingen liggen), de bodem aanzienlijk is
aangetast.
3.3.1.1 Kalkgehalte Van 8 boringen (002, 005, 010, 015, 020,
026, 030 en 035) is van verschillende bodemlagen het kalkgehalte
bepaald (zie paragraaf 2.1.3.). De resultaten hiervan zijn
weergegeven in de onderstaande tabel.
Boorpunt Laag in cm Kalkgehalte Boorpunt Laag in cm Kalkgehalte
5 - 75 kalkrijk 015 60 - 100 kalkrijk 95 - 105 kalkrijk 25 - 60
kalkrijk
002
105 - 150 kalkrijk 60 - 80 kalkrijk 40 - 130 kalkrijk
020
105 - 150 kalkrijk 005 130 - 150 kalkrijk 026 30 - 50 kalkloos 0
- 50 kalkrijk 030 55 - 150 kalkrijk 010 60 - 100 kalkrijk 035 75 -
100 kalkrijk
015 0 - 50 kalkrijk Tabel 1. Overzicht van geanalyseerde
monsters en het gemeten kalkgehalte.
-
Projectnr. 244106.84 mei 2012, revisie 00
blad 21 van 26
Het blijkt het merendeel van de geanalyseerde bodemlagen
kalkrijk zijn. Slechts één bodemlaag in boring 026 lijkt kalkloos
te zijn. Op basis van het kalkgehalte, almede de verwachtingen uit
het bureauonderzoek, kan worden geconcludeerd dat het aangetroffen
duinzand hoogwaarschijnlijk behoort tot de Jonge Duinen.
3.3.1.2 Interpretatie De aangetroffen bodemopbouw is min of meer
zoals verwacht; tot minimaal 1,5 m - mv is sprake van duinzand. Het
bovenste gedeelte hiervan is verstoord als gevolg van (sub)recente
grondroerende werkzaamheden. De aangetroffen verstoring ter plaatse
van boringen 001 - 005, waar ook veel puin werd aangetroffen, kan
worden gekoppeld met de hier aanwezige onderkelderde huizen (zie
paragraaf 2.1.4.). Het fijnzandige, kalkrijke zandpakket behoort
hoogstwaarschijnlijk tot de Jonge Duinen, en niet tot de zogenaamde
Oude Duinen dan wel de verwachtte strandwalafzettingen.6 Hierin
werden geen paleosols aangetroffen. Het lijkt er bovendien op dat
delen van het plangebied in het verleden zijn
afgegraven/genivelleerd, aangezien het plangebied zeer vlak is en
aan weerszijden wel duinen aanwezig zijn.
3.3.2 Archeologie Tijdens het veldonderzoek zijn in zowel de
boorkernen als aan het oppervlak geen archeologische indicatoren
aangetroffen die kunnen wijzen op de aanwezigheid van een
archeologische vindplaats. Hierbij dient wel te worden opgemerkt
dat het onderzoek verkennend van aard was, en niet primair is
gericht op het opsporen van vindplaatsen. Hiervoor is de
gehanteerde boordichtheid en -diameter te gering. De totale
afwezigheid van indicatoren is echter wel opvallend. Daarnaast
werden er geen archeologische lagen, zoals paleosols (een
overstoven ouder maaiveld) aangetroffen. Aangezien de bodem tot
zeker 1,5 m - mv bestaat uit Jonge Duinen, wordt de kans op de
aanwezigheid van archeologische resten uit de periode van voor de
duinvorming (vanaf de 10e eeuw) laag ingeschat in het te verstoren
areaal van de bodem, tot 0,8 m onder het huidige maaiveld. Het is
denkbaar dat zich in het zandpakket wel archeologische resten
bevinden uit de periode van ná de 10e eeuw ((late) middeleeuwen en
de nieuwe tijd), maar gezien de aanwezige bodemverstoring en het
ontbreken van archeologische indicatoren wordt ook de kans op
dergelijke waarden laag ingeschat.
6 Hierbij moet wel de nodige voorzichtigheid worden betracht;
zie paragraaf 2.1.3.
-
Projectnr. 244106.84 mei 2012, revisie 00
blad 22 van 26
-
Projectnr. 244106.84 mei 2012, revisie 00
blad 23 van 26
4 Conclusies en advies
4.1 Conclusies Op basis van de resultaten van het veldonderzoek,
kunnen de onderzoeksvragen uit paragraaf 3.1 als volgt worden
beantwoord: • Wat is de bodemopbouw en zijn er aanwijzingen voor
bodemverstoringen? De bodemopbouw binnen het plangebied wordt
gekenmerkt door de aanwezigheid van een dik pakket matig fijn, zwak
siltig duinzand (vermoedelijk Jonge Duinen) waarvan de bovengrond
meestal zwak humeus is. De waargenomen bodemverstoring reikt over
het algemeen tot een diepte van 0,3 à 0,7 m - mv, maar vaak werden
ook diepere verstoringen tot meer dan 1,5 m - mv aangetroffen. De
aangetroffen bodem komt overeen met de verwachting:
duinvaaggronden. • Is er binnen het plangebied een vindplaats
aanwezig en/of zijn er archeologische indicatoren
aangetroffen die hierop kunnen wijzen? Zo ja, wat is de aard,
conserveringstoestand en datering van deze
indicatoren/vindplaats?
Er zijn geen aanwijzingen gevonden om de aanwezigheid van een
vindplaats (binnen de bovenste 1,5 m van het bodemprofiel) te
veronderstellen. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat het
onderzoek verkennend van aard was, en niet primair is gericht op
het opsporen van vindplaatsen. Hiervoor is de gehanteerde
boordichtheid en -diameter te gering. De totale afwezigheid van
indicatoren is echter wel opvallend. Aangezien de bodem tot zeker
1,5 m - mv hoogstwaarschijnlijk bestaat uit Jonge Duinen, wordt de
kans op de aanwezigheid van archeologische resten uit de periode
van voor de duinvorming (vanaf de 10e eeuw) laag ingeschat. Het is
denkbaar dat zich in het zandpakket wel archeologische resten
bevinden uit de periode van ná de 10e eeuw ((late) middeleeuwen en
de nieuwe tijd), maar gezien de aanwezige bodemverstoring en het
ontbreken van archeologische indicatoren wordt ook de kans op
dergelijke waarden laag ingeschat. Indien archeologische waarden
aanwezig zijn, zullen deze zich (veel) dieper dan 1,5 m - mv
bevinden. • Indien archeologische lagen aanwezig zijn; op welke
diepte bevinden deze zich en wat is de maximale
diepte? Niet van toepassing (er zijn geen archeologische lagen
aangetroffen; ook geen paleosols). • Waaruit bestaat of bestaan
deze archeologische laag of lagen? Niet van toepassing (er zijn
geen archeologische lagen aangetroffen). • In welke mate wordt een
eventueel aanwezige vindplaats verstoord door realisatie van
geplande
bodemingrepen? Op basis van het veldonderzoek kan worden
aangenomen dat zich binnen de 1,5 m van het bodemprofiel geen
archeologische vindplaats bevindt. De voorgenomen aanleg van de
elektriciteitsleiding, tot op een diepte van maximaal 0,8 m - mv,
is daarom niet bedreigend voor eventueel aanwezige archeologische
waarden in de diepere ondergrond. • Hoe kan deze verstoring door
planaanpassing tot een minimum worden beperkt? Niet van toepassing
(is niet nodig).
-
Projectnr. 244106.84 mei 2012, revisie 00
blad 24 van 26
• In welke mate stemmen de resultaten van het veldwerk overeen
met de verwachtingen van de bureaustudie?
Op basis van het bureauonderzoek werd verwacht dat het
plangebied zou liggen op (de flank van) een strandwal met of zonder
Jong Duinzand. Er werd rekening gehouden met de aanwezigheid van
archeologische resten vanaf het neolithicum tot en met de nieuwe
tijd. Daarnaast werd er rekening mee gehouden dat met name de
aanleg van de reeds aanwezige kabels en leidingen voor de nodige
bodemverstoring zouden hebben gezorgd. Het veldonderzoek heeft de
aanwezigheid van een pakket jong duinzand aangetoond, maar in
tegenstelling tot de verwachtingen is de strandwal niet aangeboord.
Er is geen sprake van paleosols en er zijn ook zijn er geen
aanwijzingen gevonden om de aanwezigheid van een archeologische
vindplaats binnen 1,5 m van het bodemprofiel te veronderstellen, en
blijkt (deels in overeenstemming met de verwachtingen) het
bodemprofiel tot op een diepte variërend van 0,3 tot meer dan 1,5 m
- mv te zijn verstoord. • Wat zijn de aanbevelingen? Is nader
onderzoek noodzakelijk? En zo ja, waaruit kan deze bestaan? Zie
hiervoor paragraaf 4.2.
4.2 (Selectie)advies Op basis van het bureau- en veldonderzoek
kan worden geconcludeerd dat de kans op de aanwezigheid van
archeologische waarden binnen, in ieder geval de eerste 1,5 m van
het bodemprofiel, laag kan worden ingeschat. Dientengevolge wordt
aanbevolen om het plangebied vrij te geven ten gunste van de
voorgenomen aanleg van de nieuwe middenspanningsleiding. Ook voor
vrijgegeven (delen van) plangebieden bestaat altijd de mogelijkheid
dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten
worden aangetroffen. Het betreft dan vaak kleine sporen of resten
die niet door middel van een booronderzoek kunnen worden
opgespoord. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 dient
zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de
Minister (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed:
ARCHISmeldpunt, telefoon 033-4227682). Een vondstmelding bij de
gemeentelijk of provinciaal archeoloog kan ook. Ingenieursbureau
Oranjewoud B.V. Almere, maart 2012
-
Projectnr. 244106.84 mei 2012, revisie 00
blad 25 van 26
Literatuur en geraadpleegde bronnen Barends et. al., 1986: Het
Nederlandse landschap. Een historisch-geografische benadering.
Uitgeverij Matrijs, Utrecht. Berendsen, H.J.A. 2004 (4e druk): De
vorming van het land. Inleiding in de geologie en geomorfologie.
Van Gorcum, Assen. Berkel, G. van & K. Samplonius. 2006:
Nederlandse plaatsnamen, herkomst en historie. Het Spectrum,
Houten. Tol, A. , P. Verhagen & M. Verbruggen. 2006: Leidraad
inventariserend veldonderzoek; Deel: karterend booronderzoek. SIKB.
Kaarten Bodemkaart van Nederland, 1:50000, STIBOKA, kaartblad 30G
Grote Historische Atlas (1830-1855), Wolters Noordhoff, Groningen
Minuutplan ca. 1830 (http://www.watwaswaar.nl) Topografische kaart
1:25000 (http://kadata.kadaster.nl) Topografisch-militaire kaarten
1879, 1900 ( www.watwaswaar.nl) Internet www.watwaswaar.nl
www.kich.nl
http://geo.zuid-holland.nl/geo-loket/html/atlas.html?atlas=chs
www.wassenaar.nl (gemeentelijk archeologiebeleid en kaart)
-
Projectnr. 244106.84 mei 2012, revisie 00
blad 26 van 26
-
Bijlage 1: Archeologische perioden
-
Bijlage 1:
Archeologische perioden Als bijlage op de resultaten en verzamelde gegevens wordt hieronder een algemene ontwikkeling van de bewonersgeschiedenis in Nederland geschetst. Gedurende het paleolithicum (300.000‐8800 voor Chr.) hebben moderne mensen (homo sapiens) onze streken tijdens de warmere perioden wel bezocht, doch sporen uit deze periode zijn zeldzaam en vaak door latere omstandigheden verstoord. De mensen trokken als jager‐verzamelaars rond in kleine groepen en maakten gebruik van tijdelijke kampementen. De verschillende groepen jager‐verzamelaars exploiteerden kleine territoria, maar verbleven, afhankelijk van het seizoen, steeds op andere locaties. In het mesolithicum (8800‐4900 voor Chr.) zette aan het begin van het Holoceen een langdurige klimaatsverbetering in. De gemiddelde temperatuur steeg, waardoor geleidelijk een bosvegetatie tot ontwikkeling kwam en de variatie in flora en fauna toenam. Ook in deze periode trokken de mensen als jager‐verzamelaars rond. Voorwerpen uit deze periode bestaan voornamelijk uit voor de jacht ontworpen vuurstenen spitsjes. De hierop volgende periode, het neolithicum (5300‐2000 voor Chr.), wordt gekenmerkt door een overschakeling van jager‐verzamelaars naar sedentaire bewoners, met een volledig agrarische levenswijze. Deze omwenteling ging gepaard met een aantal technische en sociale vernieuwingen, zoals huizen, geslepen bijlen en het gebruik van aardewerk. Door de productie van overschot kon de bevolking gaan groeien en die bevolkingsgroei had tot gevolg dat de samenleving steeds complexer werd. Uit het neolithicum zijn verschillende grafmonumenten bekend, zoals hunebedden en grafheuvels. Het begin van de bronstijd (2000‐800 voor Chr.) valt samen met het eerste gebruik van bronzen voorwerpen, zoals bijlen. Het gebruik van vuursteen was hiermee niet direct afgelopen. Vuursteenmateriaal uit de bronstijd is meestal niet goed te onderscheiden van dat uit andere perioden. Het aardewerk is over het algemeen zeldzaam. De grafheuveltraditie die tijdens het neolithicum haar intrede deed werd in eerste instantie voortgezet, maar rond 1200 voor Chr. vervangen door begravingen in urnenvelden. Het gaat hier om ingegraven urnen met crematieresten waar overheen kleine heuveltjes werden opgeworpen, eventueel omgeven door een greppel. In de ijzertijd (800‐12 voor Chr.) werden de eerste ijzeren voorwerpen gemaakt. Ten opzichte van de bronstijd traden er in de aardewerktraditie en in het gebruik van vuursteen geen radicale veranderingen op. De mensen woonden in verspreid liggende hoeven of in nederzettingen van enkele huizen. Op de hogere zandgronden ontstonden uitgebreide omwalde akkercomplexen (celtic fields). In deze periode werden de kleigebieden ook in gebruik genomen door mensen afkomstig van de zandgebieden. Opvallend zijn de verschillen in materiële welstand. Er zijn zogenaamde vorstengraven bekend in Zuid‐Nederland, maar de meeste begravingen vonden plaats in urnenvelden. Met de Romeinse tijd (12 voor Chr. tot 450 na Chr.) eindigt de prehistorie en begint de geschreven geschiedenis. In 47 na Chr. werd de Rijn definitief als rijksgrens van het Romeinse Rijk ingesteld. Ter controle van deze zogenaamde limes werden langs de Rijn castella (militaire forten) gebouwd. De inheems leefwijze handhaafde zich wel, ook al werd de invloed van de Romeinen steeds duidelijker in soorten aardewerk (o.a. gedraaid) en een betere infrastructuur. Onder meer ten gevolge van invallen van Germaanse stammen ontstond er instabiliteit wat uiteindelijk leidde tot het instorten van de grensverdediging langs de Rijn. Over de middeleeuwen (450‐1500 na Chr.), en met name de vroege middeleeuwen (450‐1000 na Chr.), zijn nog veel zaken onbekend. Archeologische overblijfselen zijn betrekkelijk schaars. De politieke macht was na het wegvallen van de Romeinen in handen gekomen van regionale en lokale hoofdlieden. Vanaf de 10e eeuw ontstaat er weer enige stabiliteit en is een toenemende feodalisering zichtbaar. Door bevolkingsgroei en gunstige klimatologische omstandigheden werd in deze periode een begin gemaakt met het ontginnen van bos, heide en veen. Veel van onze huidige steden en dorpen dateren uit deze periode. De hierop volgende periode 1500 – heden wordt aangeduid als nieuwe tijd.
-
-
Bijlage 2: Archeologische Monumentenzorg (AMZ)
• schematisch overzicht AMZ •
verklarende woordenlijst AMZ
-
Verklarende woordenlijst Archeologische Monumentenzorg (AMZ)
Archeologische begeleiding (STAP 5c) Een archeologische begeleiding wordt uitgevoerd wanneer proefsleuven of en opgraving niet mogelijk zijn door bijvoorbeeld civieltechnische beperkingen. Archeologische indicatoren Hiermee worden aanwijzingen in de bodem bedoeld die duiden op menselijke activiteiten in het verleden, zoals aardewerkscherven, houtskool, botmateriaal, vondstlagen, etc. Archis Archeologisch informatiesysteem voor Nederland. Een digitale databank met gegevens over archeologische vindplaatsen en terreinen. Bureauonderzoek (STAP 1) Het bureauonderzoek is een rapportage waarin een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel wordt opgesteld aan de hand van geomorfologische en bodemkaarten, de Archeologische Monumentenkaart (AMK), het Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS), historische kaarten en archeologische publicaties. Fysiek beschermen (STAP 4c) De archeologische resten blijven in de bodem behouden door bijvoorbeeld planaanpassingen. Geofysisch onderzoek Meetapparatuur brengt archeologische verschijnselen in de bodem driedimensionaal in kaart zonder te boren of te graven. Dit kan bijvoorbeeld door radar‐, weerstandsonderzoek of elektromagnetische metingen. Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel Dit model geeft op detailniveau voor het plangebied aan wat aan archeologische vindplaatsen aanwezig kan zijn. Op basis van dit verwachtingsmodel wordt bepaald of een inventariserend veldonderzoek nodig is en wat de juiste methode is om eventueel aanwezige archeologische resten aan te tonen. Inventariserend veldonderzoek (IVO) (STAP 2) Tijdens een inventariserend veldonderzoek worden archeologische waarden in het veld geïnventariseerd en gedocumenteerd. Waar is wat in de bodem aanwezig? De inventarisatie kan bestaan uit een inventariserend veldonderzoek‐overig (door middel van een booronderzoek, veldkartering en/of geofysisch onderzoek) en/of een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven. Wat de beste methode is, hangt sterk af van de omstandigheden en de aard van de vindplaats. Inventariserend veldonderzoek ‐ overig (IVO‐o) (STAP 2b of 2c) Bij een Inventariserend veldonderzoek ‐ overig door middel van boringen (IVO‐o) worden boringen gezet door middel van een handboor of guts. Inventariserend veldonderzoek ‐proefsleuven (IVO‐p) (STAP 2f) Proefsleuven zijn lange sleuven van twee tot vijf meter breed die worden aangelegd in de zones waar aanwijzingen zijn voor het aantreffen van archeologische vindplaatsen. Inventariserend veldonderzoek (IVO) ‐ Verkennende fase (STAP 2b) Wanneer bij het bureauonderzoek onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om een gespecificeerd verwachtingsmodel op te stellen, wordt een inventariserend veldonderzoek ‐ verkennende fase uitgevoerd. In deze fase wordt onderzocht of de bodem nog intact is, wat de bodemopbouw is en hoe deze invloed heeft gehad op de locatiekeuze van de mens in het verleden. Het onderzoek is bedoeld om kansarme zones om archeologische resten aan te treffen uit te sluiten en kansrijke zones te selecteren voor vervolgonderzoek. Een verkennend onderzoek kent een relatief lage onderzoeksintensiteit en wordt meestal uitgevoerd door middel van boringen. Inventariserend veldonderzoek (IVO) ‐ Karterende fase (STAP 2c of 2f) Tijdens een inventariserend veldonderzoek ‐ karterende fase wordt het plangebied systematisch onderzocht op de aanwezigheid van archeologische sporen en/of vondsten. De intensiteit van onderzoek is groter dan in de
verkennende fase, bijvoorbeeld door een groter aantal boringen per hectare of door het aanleggen van proefsleuven. Inventariserend veldonderzoek (IVO) ‐ Waarderende fase (STAP 2f) Tijdens de waarderende fase wordt aangegeven of de aangetroffen archeologische vindplaatsen behoudenswaardig zijn. Dat betekent dat de aard, omvang, datering, conservering en inhoudelijke kwaliteit van de vindplaats(en) wordt vastgesteld. Wanneer de waardering van de archeologische resten laag is, hoeft geen verder archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Het plangebied wordt 'vrijgegeven'. Wanneer de resten behoudenswaardig zijn, wordt in eerste instantie behoud in situ (ter plekke in de bodem) nagestreefd. Wanneer dit door de voorgenomen ontwikkelingen niet mogelijk is, wordt vervolgonderzoek uitgevoerd in de vorm van een opgraving of archeologische begeleiding. Vaak wordt deze fase gecombineerd uitgevoerd met het inventariserend veldonderzoek karterende fase. Opgraving (STAP 5c) Wanneer door de toekomstige ontwikkelingen aanwezige archeologische resten in de bodem niet behouden kunnen worden, wordt een opgraving uitgevoerd. Tijdens de opgraving worden archeologische resten gedocumenteerd, gefotografeerd en bestudeerd. Hierdoor wordt informatie over het verleden zo goed mogelijk vastgelegd en behouden. Plan van Aanpak (PvA) (STAP 2a) Voor een booronderzoek is een Plan van Aanpak (PvA) noodzakelijk. Het PvA beschrijft hoe het veldwerk wordt uitgevoerd en uitgewerkt. Programma van Eisen (PvE) (STAP 2d of 5a) Voor het uitvoeren van een inventariserend veldonderzoek ‐ proefsleuven, archeologische begeleiding of opgraving is een Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk. Het PvE beschrijft het doel, vraagstelling en uitvoeringsmethode van het archeologisch onderzoek. Dit document wordt beschouwd als basisdocument voor archeologisch veldonderzoek waarmee de inhoudelijke kwaliteit gewaarborgd wordt. Het PvE wordt goedgekeurd door het bevoegd gezag (gemeente, provincie of het rijk). Quickscan In een quickscan wordt geïnventariseerd of en waar archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Selectieadvies (STAP 3) In het selectieadvies wordt op archeologisch inhoudelijke argumenten het advies gegeven welke delen van het plangebied vrijgegeven kunnen worden voor verdere ontwikkeling en welke delen behouden of opgegraven moeten worden. Selectiebesluit (STAP 4) De bevoegde overheid (gemeente, provincie of soms het rijk) geeft op basis van het selectieadvies aan welke maatregelen genomen worden. De bevoegde overheid kan van het selectieadvies afwijken indien zij dat nodig acht. Veldkartering Bij een veldkartering wordt het plangebied systematisch belopen om archeologische oppervlaktevondsten te verzamelen.
-
AMK-terreinen uit ARCHIS IIBijlage 3a:
-
Archeologisch Rapporten Oranjewoudprojectnr. 244106.84
2012/28
monumentnr. 4054
coordinaten 82753 458834
toponiem Vlakte van Waalsdorp
plaats Wassenaar
gemeente Wassenaar
kaartblad + volgnr. 30G
waarde Terrein van hoge archeologische waarde
020
provincie Zuid-Holland
complextype Nederzetting, onbepaald
datering van datering tot
Bronstijd laat: 1100 - 800 vC Bronstijd laat: 1100 - 800 vC
IJzertijd laat: 250 - 12 vC Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC Middeleeuwen laat: 1050 - 1500
nC
ARCHIS: Terreinen met archeologische statusPagina 1 van 1
-
Waarnemingen uit ARCHIS IIBijlage 3b:
-
Archeologische Rapporten Oranjewoudprojectnr. 244106.84
2012/28
waarnemingsnr. 7949
vondstdatum 07-02-1982
coordinaten 82800 459080
toponiem WAALDORPERVLAKTE
plaats Wassenaar
gemeente Wassenaar
OM-nr. -1
ARCHISbron
vondstomstandigheden Archeologisch: opgraving
Nederzetting, onbepaald
datering van tot
type vindplaats
IJzertijd laat: 250 - 12 vC Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
waarnemingsnr. 8569
vondstdatum 9999
coordinaten 82100 458600
toponiem WAALSDORPERVLAKTE
plaats Wassenaar
gemeente 's-Gravenhage
OM-nr. -1
ARCHISbron
vondstomstandigheden Niet-archeologisch: onbepaald
Onbekend
datering van tot
type vindplaats
Bronstijd laat: 1100 - 800 vC IJzertijd vroeg: 800 - 500 vC
waarnemingsnr. 17279
vondstdatum 1970
coordinaten 84150 460650
toponiem Voormalig AMK-terrein: De Piek; ten Z
plaats Wassenaar
gemeente Wassenaar
OM-nr. -1
ARCHISbron
vondstomstandigheden Onbekend
Nederzetting, onbepaald
datering van tot
type vindplaats
IJzertijd laat: 250 - 12 vC Romeinse tijd vroeg: 12 - 70 nC
waarnemingsnr. 24104
vondstdatum 9999
coordinaten 82000 459000
toponiem TERREIN ACHTER BARAKKENKAMP WA
plaats Den Haag
gemeente 's-Gravenhage
OM-nr. -1
ARCHISbron
vondstomstandigheden Indirect: archief
Onbekend
datering van tot
type vindplaats
Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
waarnemingsnr. 29760
vondstdatum 11-1982
coordinaten 82702 459000
toponiem WAALSDORPER VLAKTE
plaats Waalsdorp
gemeente Wassenaar
OM-nr. -1
ARCHISbron
vondstomstandigheden Archeologisch: opgraving
Akker/tuin
datering van tot
type vindplaats
Middeleeuwen: 450 - 1500 nC Middeleeuwen: 450 - 1500 nC
Nederzetting, onbepaald
datering van tot
type vindplaats
Bronstijd laat: 1100 - 800 vC Bronstijd laat: 1100 - 800 vC
IJzertijd laat: 250 - 12 vC IJzertijd laat: 250 - 12 vC
Romeinse tijd midden: 70 - 270 nC Romeinse tijd midden: 70 - 270
nC
waarnemingsnr. 410852
vondstdatum 11-05-2007
coordinaten 85015 459835
toponiem Konijnenlaan 53
plaats Wassenaar
gemeente Wassenaar
OM-nr. 22521
ARCHISbron
vondstomstandigheden Archeologisch: booronderzoek
Onbekend
datering van tot
type vindplaats
Neolithicum: 5300 - 2000 vC Middeleeuwen vroeg: 450 - 1050
nC
ARCHIS: Archeologische waarnemingenPagina 1 van 2
-
Archeologische Rapporten Oranjewoudprojectnr. 244106.84
2012/28
waarnemingsnr. 420298
vondstdatum 09-08-2010
coordinaten 84750 460600
toponiem
plaats Wassenaar
gemeente Wassenaar
OM-nr. 42359
ARCHISbron
vondstomstandigheden Archeologisch: booronderzoek
Onbekend
datering van tot
type vindplaats
IJzertijd: 800 - 12 vC Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Nieuwe tijd: 1500 - heden Nieuwe tijd: 1500 - heden
Nieuwe tijd C: 1850 - heden Nieuwe tijd C: 1850 - heden
waarnemingsnr. 422679
vondstdatum 10-03-2009
coordinaten 85122 459931
toponiem Konijnenlaan
plaats Wassenaar
gemeente Wassenaar
OM-nr. 33455
ARCHISbron
vondstomstandigheden Archeologisch: booronderzoek
Nederzetting, onbepaald
datering van tot
type vindplaats
Neolithicum: 5300 - 2000 vC Nieuwe tijd: 1500 - heden
IJzertijd laat: 250 - 12 vC Middeleeuwen vroeg: 450 - 1050
nC
ARCHIS: Archeologische waarnemingenPagina 2 van 2
-
Bijlage 4: Boorprofielen
-
Legenda (NEN 5104 en ASB)
laaggrens (wordt bepaald voor de ondergrens van de beschreven
laag)
£ < 0,3 cm scherpe overgang D 0,3 - < 3 cm overgang
geleidelijk E > 3 cm diffuse overgang amorfiteit veen
(veraardheid) ? zwak amorf niet tot zwak veraarde resten A matig
amorf structuur nog zichtbaar @ sterk amorf sterk veraard,
structuurloos
gezeefd traject
-
Projectnr.:244106IVO WassenaarFebruari 2012
Bijlage 4: Profielbeschrijvingen met waarnemingenBijlage 4:
Profielbeschrijvingen met waarnemingenBijlage 4:
Profielbeschrijvingen met waarnemingenBijlage 4:
Profielbeschrijvingen met waarnemingen Schaal: 1:25
Getekend volgens NEN 5104
Boring:Boring:Boring:Boring: 001001001001
X: 84665,69 Y: 460422,99
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, sporen wortels,
donkerbruin, A
-10
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, zwak roesthoudend,
licht grijsbruin, verstoord-50
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak roesthoudend, zwak
wortelhoudend, licht grijsbeige
-90
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, zwak wortelhoudend,
zwak baksteenhoudend, licht grijsbruin, verstoord
-150
Boring:Boring:Boring:Boring: 002002002002
X: 84629,92 Y: 460476,38
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend,
donkerbruin, A
-5
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, zwak roesthoudend,
sporen wortels, licht grijsbruin, verstoord
-75
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, zwak wortelhoudend,
licht grijsgeel, verstoord
-95
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, zwak wortelhoudend,
licht grijsbeige, verstoord
-105
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen wortels, grijs, C
-150
Boring:Boring:Boring:Boring: 003003003003
X: 84586,2 Y: 460493,21
0
25
50
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend,
donkerbruin, A
-10
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, uiterst
baksteenhoudend, lichtbruin, verstoord en gestaakt-50
Boring:Boring:Boring:Boring: 004004004004
X: 84594,2 Y: 460497,04
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend,
donkerbruin, A
-5
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, lichtbruin,
verstoord
-45
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgeel, C
-150
Boring:Boring:Boring:Boring: 005005005005
X: Y:
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend,
donkerbruin, A
-5
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, matig wortelhoudend,
lichtbruin, verstoord
-40
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen wortels, licht grijsgeel,
verstoorde C
-130
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgeel, C
-150
Boring:Boring:Boring:Boring: 006006006006
X: 84523,83 Y: 460559,86
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend,
donkerbruin, A
-5
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, matig wortelhoudend,
licht bruingeel, verstoorde C met A-50
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgeel, C
-150
-
Projectnr.:244106IVO WassenaarFebruari 2012
Bijlage 4: Profielbeschrijvingen met waarnemingenBijlage 4:
Profielbeschrijvingen met waarnemingenBijlage 4:
Profielbeschrijvingen met waarnemingenBijlage 4:
Profielbeschrijvingen met waarnemingen Schaal: 1:25
Getekend volgens NEN 5104
Boring:Boring:Boring:Boring: 007007007007
X: 84458,97 Y: 460590,82
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend,
licht grijsbruin, A
-5
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsbruin, verstoorde A
met C
-60
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgeel, C
-150
Boring:Boring:Boring:Boring: 008008008008
X: Y:
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend,
licht grijsbruin, A
-5
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsbruin, verstoorde A
met C
-45
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgeel, C
-150
Boring:Boring:Boring:Boring: 009009009009
X: 84398,27 Y: 460655,9
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend,
licht grijsbruin, A
-5
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsbruin, verstoorde A
met C
-35
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen baksteen, lichtgeel, C, ba
op 80
-150
Boring:Boring:Boring:Boring: 010010010010
X: 84352,01 Y: 460692,47
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend,
licht grijsbruin, A
-5
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsbruin, A
-30
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, sporen baksteen,
licht grijsbruin, verstoorde A met C
-60
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsgeel, C
-150
Boring:Boring:Boring:Boring: 011011011011
X: 84321,77 Y: 460720,92
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, licht grijsbruin,
A
-30
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgeel, C
-150
Boring:Boring:Boring:Boring: 012012012012
X: Y:
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, licht grijsbruin,
A
-45
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgeel, C
-150
-
Projectnr.:244106IVO WassenaarFebruari 2012
Bijlage 4: Profielbeschrijvingen met waarnemingenBijlage 4:
Profielbeschrijvingen met waarnemingenBijlage 4:
Profielbeschrijvingen met waarnemingenBijlage 4:
Profielbeschrijvingen met waarnemingen Schaal: 1:25
Getekend volgens NEN 5104
Boring:Boring:Boring:Boring: 013013013013
X: 84234,84 Y: 460768,55
0
25
50
75
100
125
150
175
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend,
donkerbruin, A
-5
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, licht grijsbruin, A
verstoord met C
-70
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgeel, verstoorde C met A
-140
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgeel, C
-175
Boring:Boring:Boring:Boring: 014014014014
X: 84187,97 Y: 460756,95
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend,
donkerbruin, A
-5
Volledig schelpen, zwak zandhoudend, grijs, opgebracht
-20
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen hout, licht geelbeige,
verstoorde C
-90
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgeel, C
-150
Boring:Boring:Boring:Boring: 015015015015
X: 84138,72 Y: 460761,27
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend,
donkerbruin, A
-5
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, sporen baksteen,
licht grijsbruin, verstoord met C
-30
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgeel, verstoorde C
-70
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgeel, C
-150
Boring:Boring:Boring:Boring: 016016016016
X: 84087,84 Y: 460752,7
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, licht grijsbruin,
verstoorde A met C
-30
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsgeel, C
-150
Boring:Boring:Boring:Boring: 017017017017
X: 84042,61 Y: 460743,1
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruin, A
-5
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsgeel,
verstoord/opgebracht
-25
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, bruingrijs,
verstoorde A met C-60
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsgeel, C
-150
Boring:Boring:Boring:Boring: 018018018018
X: 83993,99 Y: 460728,44
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, zwak wortelhoudend,
donkerbruin, A
-5
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, sporen wortels,
donkerbruin, A
-30
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsbeige, C
-150
-
Projectnr.:244106IVO WassenaarFebruari 2012
Bijlage 4: Profielbeschrijvingen met waarnemingenBijlage 4:
Profielbeschrijvingen met waarnemingenBijlage 4:
Profielbeschrijvingen met waarnemingenBijlage 4:
Profielbeschrijvingen met waarnemingen Schaal: 1:25
Getekend volgens NEN 5104
Boring:Boring:Boring:Boring: 019019019019
X: 83946,22 Y: 460707,92
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, zwak wortelhoudend,
donkerbruin, A
-5
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, sporen wortels,
donkerbruin, A, verstoord met C
-45
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsbeige, C
-150
Boring:Boring:Boring:Boring: 020020020020
X: 83898,98 Y: 460696,36
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, zwak wortelhoudend,
sporen hout, donker grijsbruin, A-25
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsgeel, C
-65
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsbeige, C-80
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, licht geelgrijs,
C
-105
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsgeel, C
-150
Boring:Boring:Boring:Boring: 021021021021
X: 83853,49 Y: 460670,24
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, zwak wortelhoudend,
donker grijsbruin, A
-15
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, licht grijsbruin, A,
verstoord met C
-45
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsgeel, C
-150
Boring:Boring:Boring:Boring: 022022022022
X: 83802,76 Y: 460661,53
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, zwak wortelhoudend,
donker grijsbruin, A
-15
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, licht grijsbruin, A,
verstoord met C
-30
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht geelbeige, C, top
rommelig
-150
Boring:Boring:Boring:Boring: 023023023023
X: 83759,82 Y: 460640,29
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, zwak wortelhoudend,
donker grijsbruin, A
-10
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, licht grijsbruin,
A, verstoord met C
-25
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht geelbeige, C, top
rommelig
-150
Boring:Boring:Boring:Boring: 024024024024
X: 83709,71 Y: 460635,58
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend,
donker grijsbruin, A-25
Zand, matig fijn, zwak siltig, brokken zand, grijsgeel,
verstoorde C
-55
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht geelbeige, C, top
rommelig
-150
-
Projectnr.:244106IVO WassenaarFebruari 2012
Bijlage 4: Profielbeschrijvingen met waarnemingenBijlage 4:
Profielbeschrijvingen met waarnemingenBijlage 4:
Profielbeschrijvingen met waarnemingenBijlage 4:
Profielbeschrijvingen met waarnemingen Schaal: 1:25
Getekend volgens NEN 5104
Boring:Boring:Boring:Boring: 025025025025
X: 83662,73 Y: 460615,25
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend,
brokken zand, donker grijsbruin, A, verstoord met C
-50
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsbruin, C
-75
Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraal geelgrijs, C
-150
Boring:Boring:Boring:Boring: 026026026026
X: 83619,66 Y: 460625,9
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, sporen wortels,
licht grijsbruin, A, verstoord met C
-30
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak roesthoudend, lichtbeige,
C-50
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen roest, licht grijsbeige,
C, vanaf 75 grijzer
-150
Boring:Boring:Boring:Boring: 027027027027
X: 83572,69 Y: 460650,5
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, sporen plastic,
licht grijsbruin, A, verstoord met C
-45
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig roesthoudend, sporen
plastic, grijsbeige, verstoord C
-55
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak roesthoudend, licht
grijsbeige, C, vanaf 100 grijzer
-150
Boring:Boring:Boring:Boring: 028028028028
X: 83526,12 Y: 460666,67
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, licht grijsbruin,
A, verstoord met C
-40
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig roesthoudend, licht
grijsoranje, C-60
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak roesthoudend, licht
grijsgeel, C, vanaf 100 grijzer
-150
Boring:Boring:Boring:Boring: 029029029029
X: 83480,73 Y: 460695,07
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, donkerbruin, A
-20
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, licht grijsbruin,
verstoorde C met A
-65
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak roesthoudend, licht
grijsgeel, C, vanaf 100 grijzer
-150
Boring:Boring:Boring:Boring: 030030030030
X: 83427,13 Y: 460687,32
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, donkerbruin, A
-5
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, licht grijsbruin,
verstoorde C met A
-55
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak roesthoudend, licht
grijsgeel, C, vanaf 100 grijzer
-150
-
Projectnr.:244106IVO WassenaarFebruari 2012
Bijlage 4: Profielbeschrijvingen met waarnemingenBijlage 4:
Profielbeschrijvingen met waarnemingenBijlage 4:
Profielbeschrijvingen met waarnemingenBijlage 4:
Profielbeschrijvingen met waarnemingen Schaal: 1:25
Getekend volgens NEN 5104
Boring:Boring:Boring:Boring: 031031031031
X: 83385,45 Y: 460683,45
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, donkerbruin, A
-20
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, licht grijsbruin,
verstoorde C met A
-75
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsbruin, C
-100
Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgrijs
-150
Boring:Boring:Boring:Boring: 032032032032
X: 83338,54 Y: 460672,84
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, donkerbruin, A
-25
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, matig roesthoudend,
licht grijsoranje, verstoorde C met A-50
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen roest, licht grijsgeel,
onderin grijzer
-150
Boring:Boring:Boring:Boring: 033033033033
X: 83286,2 Y: 460673,2
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruin, A
-30
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, matig roesthoudend,
licht grijsoranje, C-55
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen roest, licht grijsgeel,
onderin grijzer
-150
Boring:Boring:Boring:Boring: 034034034034
X: 83239,13 Y: 460661,48
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruin, A
-20
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, licht grijsbruin,
verstoorde C met A
-45
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig roesthoudend, licht
grijsgeel, onderin grijzer
-150
Boring:Boring:Boring:Boring: 035035035035
X: 83170,81 Y: 460585,67
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, donker grijsbruin,
A
-15
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, zwak roesthoudend,
licht grijsoranje, C, top verstoord
-60
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig roesthoudend,
neutraalgrijs, onderin grijzer
-150
Boring:Boring:Boring:Boring: 036036036036
X: 83137,51 Y: 460552,31
0
25
50
75
100
125
150
berm0
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, donker grijsbruin,
A
-40
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsbruin, verstoorde
C
-60
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak roesthoudend, licht
grijsgeel, vanaf 100 grijzer
-150
-
Kaartenbijlage
-
85284 / 461974
82604 / 459293
3191410852
17296
420298
5767017295422679
17279
244106-ARCHISIKAW, AMK-terreinen en waarnemingen
LegendaPLAATSNAMEN
ONDERZOEKSMELDINGEN
WAARNEMINGEN
MONUMENTENarcheologische waarde
hoge archeologische waarde
zeer hoge archeologische waarde
zeer hoge arch waarde, beschermd
HUIZEN
TOP10 ((c)TDN)
IKAWzeer lage trefkans
lage trefkans
middelhoge trefkans
hoge trefkans
lage trefkans (water)
middelhoge trefkans (water)
hoge trefkans (water)
water
niet gekarteerd
PROVINCIES
0 500 m
N Archis2
-
D o or n w e g
19
9
7a
17
Slin g e rweg
15
20
7
1816
14
13
12
11
8
10
4
D w a rs w e g
6
S ling e
rweg
2
13
11
9
7
D uin lu
s twe g
4
3
1
5
326
7
5
1
20
18
24
22
M e ije n d e ls e w e g
3028
M e ije n de ls e w e
gM e ije n d
e ls e w eg
M e ije n d e ls e we g
M e ije n d e ls e we g
3
12
2
4
6
10
8
16
14
Me ije n d e ls e w e g
3
18 a
4
20
1
22
Me ije n d e ls e w e g2
1b
1a
D u in voe t la a
n
7
11
34
4
6
2
4
3
5
P rin s Fr e
d e rikl a an
6
48
78
18
20
8a
14 a
1012
14
11
14 b
16
24
28
13
14
15
17
22
30
32
10
12
34 16
PV C bu is 1 10PV C bu is 1 10
PV C bu is 1 10PV C bu is 1 10
AC b ui s 2 0 0AC b ui s 2 0 0
AC b ui s 2 5 0AC b ui s 2 5 0
AC b uis 2 0 0AC
b ui s 20 0
WA S S E N A A RD ui nl u st w eg 43 2 7 /( D S 1 0 08 1 8 )AC b
ui s 2 5 0
AC b ui s 2 5 0
AC b ui s 2 5 0AC b ui s 2 5 0
AC b ui s 3 0 0
AC b ui s 3 0 0
AC b ui s 2 5 0AC b ui s 2 5 0
PV C sv b u is 11 0
PV C sv b u is 11 0
PV C bu is 1 25PV C b ui s 12 5
AC b ui s 2 5 0AC b ui s 2 5 0
Bu is 4 0Bu is 4 0
PV C sv b u is 11 0PV C sv b u is 11 0
WA S S E N A A RPr in s F r ed e ri kl a an 12
11 9 7 7/ (1 1 9 77 )
PV C sv b u is 75 PV C sv b u is 75
AC b ui s 2 5 0AC b ui s 2 5 0
WA S S E N A A R
Ju li an a w e g 1 0 14 2 8 5
??
PV C sv b u is 11 0PV C sv b u is 11 0
25 Cu/ MS
7 530
25 Cu/ MS
7 530
25 C u/ MS 7 53 0
25 C u/ MS 7 53 0
16 C u/ BM9 21 3 99
50 C u/MS 7 52
8
10 C u/BM 9 21
3 99
10 C u/BM 9 21
3 99
10 C u/BM 9 21
3 99
50 C u/ MS 7 528
50 Cu/ MS
7 528
50 Cu/ MS
7 528
WA S S E N A A RM E Y E N D E LL S E WG 1 B
AV K IE V IE T 2 WA S2 00 0 6 2 4
50 C /L S0 8 02 39
50 C/L S0
8 0239
50 C/L S0
8 0239
50 C/L S0
8 0239
50 C/L S0
8 0239
50 C/L S0
8 0239
50 C/L S0
8 0243
50 C/L S0
8 0236
50 C/L S0
8 0236
50 C/L S0
8 0236
50 C/L S0
8 0243
50 C/L S0
8 0243
50 C /L S0 8 02 34
50 C /L S0 8 02 43
50 C /L S0 8 02 36
70 C /L S0 8 02 43
50 C /L S0 8 02 36
50 C/L S0
8 0236
50 C /L S0 8 02 34
50 C /L S0 8 02 34
50 C /L S0 8 02 34
50 C /L S0 8 02 34
50 C /L S0 8 02 34
50 C /L S0 8 02 32
50 C /L S08 02 32
25 C /BL9 3 26
73
25 C /BL9 3 26
73
50 C /L S0 8 02 67
25 C /L S0 8 02 33
70 C /L S0 8 02 33
70 C /LS0 8 02
52
50 C /L S0 8 02 67
95 C /L S08 02 67
95 C /LS0 8 02
67
50 C /L S0 8 02 67
25 C /BL9 2 29
91
50 C /L S0 8 02 52
25 C/B L?
? ??
95 C /L S08 02 67
50 C /L S0 8 0267
50 C /LS0 8 02
66
95 C/L S0
8 0267
50 C /L S0 8 02 43
50 C /L S0 8 02 4350 C /L S0 8 02 43
50 C /L S0 8 02 43
50 C /L S0 8 02 43
VM
10 C /L S0 8 02 39
10 C /L S0 8 02 39
EM
AA M
AE
AA M
VM
10 C as /L S0 8 02 3 9
10 C as /L S0 8 02 3 9
AA M
VM
10 C /L S0 802 36
VM
AA M VM
VM
10 C/L S0
8 0236
VM
25 C /L S_ T NA 0 80 2 39
25 C /L S_ T NA 0 80 2 39
6C -2 .5 C as /L S 08 0 24 3
10 C /L S0 8 02 43
VM
VM
VM
AA MVM
AM
10 C /L S0 8 02 43
AA M
EM
AM
EM
AA M
VM
AA M
16 C/L S0
8 0236
AA M
VMEM / 08 02 3 6
VM / 08 02 3 4
VM
AA M
VM
VM
16 C /L S0 8 02 36
OK
VM
10 C/L S0
8 0234
VM
EM
VA M
50 C /L S0 802 67
10 C as /L S0 8 02 2 8
AA M /0 8 02 28
VM
10 C as /L S0 8 02 2 8
EM
50 A -6C/ LS _
TN 0 802 33
EM / 08 02 5 0VM / 08 02 3 3VM / 08 02 5 2
AA M
10 C /L S0 8 02 67
VA M
AM
VM
16 C /L S0 8 02 67
10 C /L S0 8 02 67
EM
EM
VM / 08 02 5 2VM / 08 02 6 7
AA M
AA M
25 C /L S0 8 02 67
VM
16 C as /L S0 8 02 4 3
10 Cas /L
S0 802 4
3
EM / 08 02 4 3AA M /0 8 02 43 VM
AA M
AEAA M
16 C as /L S0 8 02 4 3VM
EM
16 C/B L9
3 2663
16 C /BL9 3 26
63
25 C /L S0 8 02 67?/L S 08 0 26 7
EM
AA M
54 26E2 4 3
Gepr oject eerd tr afost ati onAV ME IJND ELLSE WE G N B 309 001
551
N T L : G L AS B U IS 4 0
-H D P E G11 4 2 8N T L : 3 x 2
4 0 A L ,0 0 CF 5 3
N T L : G L A S B U IS 4 0 -H D P E G 11 4 2 8
N T L : 3 x 2 4 0 A L ,0 0 C F 5 3
N T L : G L A S B U IS 4 0 -H D P E G 11 4 2 7
N T L : 3 x 2 4 0 A L ,0 0 C F 5 2
N T L : GL A S B
U IS 40 -H D P
E G 114 2 7
N T L : 3x 2 4 0
A L ,0 0 CF 5 2
N T L : GL A S B
U IS 40 -H D P
E G 114 2 7
N T L : 3x 2 4 0
A L ,0 0 CF 5 2
N T L : 3 x 2 4 0 A L ,0 0 C F 5 2N T L : G L A S B U I S 4 0 -H
D P E G 1 1 4 2 7
N T L : G L A S B U IS 4 0 -H D P E G 11 4 2 7N T L : 3 x 2 4 0
A L ,0 0 C F 5 2N T L : M B P V C b u is 1 6 0
N T L : G L A S B U IS 4 0 -H D P E G 11 4 2 7
N T L : 3 x 2 4 0 A L ,0 0 C F 5 2
N T L : G L A S B U IS 4 0 -H D P E G 11 4 2 7
N T L : 3 x 2 4 0 A L ,0 0 C F 5 2
N T L : MB P V C b u is 1 6 0
N T L : G L AS B U
IS 4 0 -HD P E
G11 4 2
7
N T L : MB P V Cb u is 1 6 0
N T L : 3 x 24 0 A L ,0 0 C
F 5 2
N T L : 3 x 24 0 A L ,0 0 C
F 5 2
N T L : MB P V Cb u is 1 6 0
N T L : G L AS B U
IS 4 0 -HD P E
G11 4 2
7
N T L : 3 x 2 4 0 A L ,0 0 C F 5 2N T L : G L A S B U IS 4 0 -H
D P E G 11 4 2 7
WassenaarSectie: GPerceel: 3424
AV ME IJNDELLSEWEG NB 3002 250A GFF 00C V94 01 NT L
: 4X 1
5 0A
L +4 x
6 ,00 C
V 94
1
4
2
3
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!!
!
!
!
!!
!!
!
!
!!
!
!
!!!
!!!
!
!
!
!
036035
034 032031 030
027026 025
024021
020 019018
016 015 013
009
003
001
012
008
033029
028023 022
017
014
011010
007
006
004
002
83100
83100
83200
83200
83300
83300
83400
83400
83500
83500
83600
83600
83700
83700
83800
83800
83900
83900
84000
84000
84100
84100
84200
84200
84300
84300
84400
84400
84500
84500
84600
84600
460100
460200
460200
460300
460300
460400
460400
460500
460500
460600
460600
460700
460700
460800
460800