• REPORTER • DE MORGEN ZATERDAG 14 SEPTEMBER 2013 A rmoede’, zo staat op posters in kantoortjes waarin het OCMW- Gent mensen ontvangt, ‘heeft geen gezicht’. De poster toont het achter- hoofd van een man. De bedoeling van wat volgt, is het tegenovergestelde: niet door gezichten te tonen, maar door situaties te beschrijven waarin armoede heerst een beeld te geven van de vele omstandighe- den waarin mensen arm zijn. Hoe word je arm? Wanneer ben je het? Hoe ben je het? Hoe geraak je weg uit de armoede? Of waarom blijf je erin steken? Als aanzet tot de serie volgen hier enkele impressies van de voorbereidende werkzaamheden. De afgelopen vier weken kon ik meelo- pen op diverse diensten van OCMW-Gent, afdeling Noord. Onthoud de termen ‘cliënt’ en ‘assistent’. De cliënt maakt gebruik van het OCMW, en krijgt, als een dossier wordt aangemaakt, een assistent - meestal een assistente - toegewezen die haar of hem verder helpt. Dat hoeft niet per se met financiële steun te zijn. Sommige cliënten werken vol- of deel- tijds, of ze ontvangen een werkloosheids- uitkering of een pensioen. Het OCMW biedt, naast een financieel vangnet voor sommigen, opleidingen, tewerkstelling, voeding, schuldbeheer. Ik kon, op vrijwillige basis van zowel cliënt als assistent, en op voorwaarde van anonimiteit, gesprekken tussen die twee partijen bijwonen. De neiging bestaat om eerste indruk- ken te volgen. Iemand, een nieuwe cliënt, komt over de vloer, en gaat vol vooruit en met een plan de problemen tegemoet. Hij is zopas, na een jarenlange procedure, erkend als vluchteling en wil snel zijn leven oppakken. Een deel van zijn familie is dood of vermist. “Ik wil geen oorlog”, zegt hij, “geen mensen doden. Ik wil haar knippen.” Hij heeft een kamer gevonden. Hij wil zijn eigen zaak. Hij gaat al op zoek naar een pand. Er zijn wel al kapsalons in Gent, in sommige buurten zijn meer kap- salons dan cafés of koffiehuizen, maar dat deert hem niet. Zijn kennis van taal en wetgeving laat nog te wensen over, hij heeft geen startkapitaal, er liggen obsta- kels op zijn weg waarvan hij het bestaan nog niet beseft, maar het zou me niet ver- wonderen mocht de man over enkele jaren een keten van kapsalons bezitten. Zo’n energieke types, klaar om uit de start- blokken te schieten, komen vaker voor. Ze geven de indruk dat een kortstondig of toch niet te langdurig duwtje in de rug zal volstaan om een pad in te slaan en op eigen benen verder te wandelen. Dat duw- tje kan taalles zijn, of ander onderricht, of tijdelijke financiële ondersteuning. Het is armoede in de zin dat de man belabberd woont, en niet veel geld heeft, maar hij bruist van ongeduld en plannen. Ongeopende rekeningen Daartegenover staat de capitulatie, de overgave. Iemand komt onder of naast de poster met ‘Armoede heeft geen gezicht’ zitten en schuift een niet geordende hoop brieven, sommige ongeopend, naar de assistente toe. Schulden, aanmaningen, onbetaalde rekeningen. De cliënt in kwes- tie heeft een redelijk inkomen, maar ze kan het niet langer de baas, ze verdrinkt in het onbetaalde, in het, naar ze met enige reden vermoedt, onbetaalbare. Ze is nog kordaat in de overgave, ze duwt ener- giek de chaotische stapel rekeningen van zich af. Ze heeft rust nodig, assistentie om de deurwaarders buiten te houden, in het beste geval tijdelijk. Ze duwt de proble- men weg in de hoop dat ze nooit zullen terugkeren. Een man is zes maanden geleden dak- loos geworden. Hij had zijn huur niet betaald. Hij had kunnen betalen. Hij was uit een schuldenput aan het kruipen. Hij was op de goede weg met interimwerk. Misschien had hij verwacht dat mensen die hij in huis had genomen de huur of een deel ervan voor hun rekening zouden nemen. Maar dat gebeurde niet, de huis- baas was onverbiddelijk en sindsdien slaapt hij her en der, vaak onveilig, even bekommerd om zijn hond als om zichzelf. Het interimwerk sneuvelde, want daar- voor had hij een adres nodig. De eerste keer dat ik hem zag, stak hij nog de draak met zijn eigen situatie. Hij zag er voor iemand zonder adres heel verzorgd uit, niets aan hem, behalve iets te veel tassen, wees erop dat hij dakloos was. De tweede keer, na enkele dagen van pletsende regen en beginnende kou, is hij uitgeput. Hij komt niet uit zijn zinnen, hij moet zoeken naar woorden, zoals hij moet zoeken naar plaatsen om de dag en de nacht door te komen. Hij zal vanavond een plek zoeken in de nachtopvang, om eens goed uit te slapen en zich wat op te smukken voor een bezoek aan een appartement dat te huur staat. Huisbazen staan niet te sprin- gen om aan een dakloze man met OCMW-begeleiding te verhuren. Armoede is tellen. Een man die een afbetalingsplan volgt, moet rondkomen met 50 euro leefgeld per week - de rest gaat naar vaste kosten en afbetalingen. Hij geeft tips over goedkoop leven. Hij vindt er een uitdaging in om aan het einde van de week overschot te hebben. Hij kan een duurterangorde van markten geven. Op maandagochtend keurt hij de items van Delhaize die tegen hun vervaldatum aan- zitten en daarom afgeprijsd worden, maar die, als hij ze onmiddellijk in zijn diepvriezer steekt, nog lang houdbaar zijn. Op een keer liep het fout. Hij werd in het ziekenhuis opgenomen, zijn elektrici- teit, geregeld met een budgetmeter, viel uit, en zijn fortuin aan bijna vervallen voedsel was bij zijn terugkeer bedorven. Hij is intussen een nieuwe voorraad aan het aanleggen. Dat een aantal door hem gegeerde artikelen in Carrefour van 95 cent naar 1,07 euro zijn gestegen, maakt de sommen iets moeilijker. Maar het wil nog altijd lukken met zijn 50 euro. Het lijkt voor hem een soort hobby geworden, een sport: goedkoop leven. Ik zie hem later op straat, waar hij me, naar de grond kijkend, voorbijloopt. Ik vind het moeilijk de man die zo enthou- siast over de trukendoos van de armoede en over zijn kookkunst vertelde te associë- ren met de wat terneergeslagen wande- laar. Armoede is isolement. Bio Armoede is schaamte. Mensen stellen dingen uit. Een vrouw zegt dat ze met haar kind naar de sociale kruidenier wilde, maar toen ze voor de deur stond, en de drukte zag, deinsde ze terug. “Dat nog niet. Nu nog niet.” En niet voor de ogen van haar kind. Liever meer betalen in een gewone winkel dan al toetreden tot de groep die van de sociale kruidenier gebruikt maakt. “Nu nog niet.” Een andere vrouw, die even vecht tegen de tranen, redt zich uit haar dipje met humor. Ze had het werkaanbod beke- ken, zei ze, het enige waarvoor ze in aan- merking leek te komen, was: ‘Niet preutse poetsvrouw gevraagd’. Ze had de jongen die op de gang van haar building drugs dealde op het hart gedrukt zijn zaakjes elders onder te brengen en in ieder geval uit de buurt van haar zoon te blijven. Hij had haar bezorgdheid weggewuifd. “Je moet je geen zorgen maken, madam, het is bio.” Ze herhaalt hoofdschuddend de pointe. “Het is bio. Alsof dat mijn zorg Welwillend oor, maar soms ook schop onder de kont ELYZEESE VELDEN DEEL 1: Rudi Rotthier loopt mee met OCMW-medewerkers in de Gentse Rabotwijk Journalist Rudi Rotthier verhuist vandaag. Voortaan woont hij in een woning van het OCMW in de armste wijk van Gent. Al weken loopt hij mee met de medewerkers van het OCMW en volgt hij er gesprekken tussen de ‘cliënten’ en de sociaal assistenten. Zoals tijdens zijn vele reizen wereldwijd dompelt hij zich onder in een wereld die al te vaak verborgen blijft. Want armoede betekent schaamte, en al te vaak isolement. Mensen doen vreemde dingen. Ze kunnen hun rekening niet betalen maar storten toch een deeltje – alsof Electrabel met een kwart van het bedrag gepaaid zal zijn Het Seghersplein, een pleintje in de Gentse Rabotwijk gekend om zijn drugsdealers. © BAS BOGAERTS REPORTER • DE MORGEN • ZATERDAG 14 SEPTEMBER 2013 was.” Als ze lacht, verschijnt de zon. Cliënten spreken soms in de verwij- tende wijs. Een man heeft een apparte- ment gehuurd en zijn vorige huurcon- tract in een ingewikkelde constructie met een schimmige onderhuurder laten door- lopen. Het is intussen onduidelijk gewor- den wie de waarborg heeft betaald. Die onderhuurder betaalt niet langer, de eige- naar eist geld van de cliënt, en hijzelf wil liever dan te betalen de eigenaar voor de rechter slepen. Als de assistente niet warm wordt van die gedachte, verwijt hij haar te heulen met de huisbaas. Cliënten hebben het nog wel eens moeilijk met de regels. Soms zijn die regels moeilijk te begrij- pen. Een vrouw moet een half jaar wach- ten alvorens ze begin volgend jaar haar studies verpleging kan aanvatten. Pas op dat moment voldoet ze aan de vereisten van de werkloosheidsdienst om met behoud van stempelgeld te kunnen stu- deren. Een man van Albanese origine die er maar niet in slaagt behoorlijk Nederlands te leren, begrijpt niet dat hij zonder die taalkennis niet aan de slag kan als metse- laar. Om redenen van veiligheid, wordt hem uitgelegd, moeten werknemers elkaars taal spreken. Ja maar, hij haalt zijn schouders op, wat dan met Poolse bouwvakkers, spreken die de taal? Is dat dan niet onveilig? Je kunt, bedenk ik gauw, maar beter arm zijn in Gent dan in vele andere plaat- sen. Je wordt er ordentelijk en vrij snel, in behoorlijke lokalen ontvangen, en ont- moet er een doorgaans welwillend oor. Als je slim bent in je uitgaven, en niet of matig rookt en drinkt (en er zijn, ruwe indruk, meer rokers bij OCMW-cliënten dan daarbuiten), en als je geluk hebt met een sociale woning, als je je sociale leven goed invult, als je geen schulden moet afbetalen, valt er rond te komen met een leefloon (817 euro voor een alleen- staande, 545 voor een samenwonende), ook al omdat er naast dat leefloon nog enkele tegemoetkomingen en extra’s zijn voorzien. Maar de meesten voldoen niet aan die criteria. De huur bedraagt vaak meer dan de helft van het leefloon. Sommigen kun- nen geen Trois Suisses-cataloog zien voorbijkomen zonder te kopen en extra schulden toe te voegen aan een schulden- bergje. Ook: van armoede word je armer. Eens je achterop geraakt met betalingen, is het bedrag aan boetes en deurwaar- derskosten verhoudingsgewijs moor- dend. Mensen doen vreemde dingen. Ze kunnen hun elektriciteitsrekening niet betalen maar storten toch een deeltje – alsof Electrabel met een kwart van het bedrag gepaaid zal zijn. Of ze houden op de huur te betalen, omdat ze veronder- stellen dat een eigenaar zijn huurder niet op straat zal zetten. Cliënten hebben een vriend of vriendin die hun rekening plundert, ze moeten dokken voor stommiteiten die hun kinde- ren begaan. Armoede doet verlangen naar relatieve luxe. Mensen bestellen zich een digitale tv, of een filmabonnement. Ze willen een duurdere gsm. Alsof dat nodig is om mee te tellen, erbij te horen. Belletjes rinkelen Er is nogal wat drugs- of alcoholgebruik. Sommige cliënten drinken zich moed in alvorens ze naar het OCMW komen, of ze drinken zich geen moed in, ze hebben gewoon drank nodig om de deur uit te kunnen, om te functioneren. Ze komen te laat op een afspraak of komen helemaal niet. Ze zijn niet thuis voor een afgespro- ken bezoek. Ze geven redenen die er geen zijn, of ze liegen een reden bijeen. Daar worden ze dan wel op gewezen, ze wor- den streng toegesproken, er wordt gedreigd met sancties, maar er is dan nog altijd dat welwillende oor, de tweede en derde en vierde kans, voor mensen die misschien beter in een afkickcentrum of onder psychologische begeleiding zouden zitten dan in een OCMW-overleg, maar die daar, vinden ze zelf, niet aan toe zijn. Of die al door de psychiatrie zijn gepas- seerd, maar daar niet langer een opvang vonden. Waarom zo welwillend blijven? Daar is een speciaal soort geduld voor nodig, dat blijkbaar niet eeuwig voorradig is, want de meeste assistentes zijn jong en zullen het werk geen loopbaan lang volhouden. “Omdat het OCMW het laatste vangnet is”, zegt een van hen, “als we dat wegne- men, liggen mensen op de grond.” Dat is ten dele waar. Vele cliënten hebben gewerkt, hebben gestempeld en zijn op het OCMW beland toen hun stempelgeld werd stopgezet. Als hun leefloon ook wordt weggenomen is er niets meer. Het zijn mensen die echt wel de behoefte heb- ben dat er iemand aan hun kant staat, dat er iemand vertrouwen heeft. Maar er zijn andere vangnetten mogelijk: vrienden, familie, zwartwerk, criminaliteit. De welwillendheid is niet gestoeld op naïviteit. Er wordt ook gecontroleerd. Vooraf en bij verdacht gedrag. Als een cliënt dagonderwijs mijdt om naar de gym te kunnen, of in werkkleren op de afspraak komt, rinkelen wel degelijk bel- letjes. Het is de bedoeling dat cliënten, of toch cliënten jonger dan 55 jaar, geactiveerd worden, op termijn, idealiter, zelfredzaam worden, werken en terug weg kunnen uit het vangnet. De een staat te trappelen om zich bij te scholen of om in een tewerkstel- lingsproject te stappen, en als dat niet onmiddellijk lukt om vrijwilligerswerk te doen. Een ander moet een beetje aange- pord worden om in actie te schieten. Voor een derde kan een afspraak nakomen, of op tijd komen op die afspraak, na een lange neerwaartse spiraal, al een stapje richting activering zijn. In sommige geval- len gaat dat activeren zo traag dat het op stilstand of achteruitgang lijkt. Ik dacht eerst: een schop onder de kont kan in die gevallen heilzaam zijn, maar hoe die te geven in een situatie waarin mensen aan het minimum zitten? Door het leefloon te schorsen, stop te zetten, het vangnet al dan niet tijdelijk weg te nemen? Een vrouw, ergens tussen wild en ver- ward, verneemt dat ze niet langer leefloon zal ontvangen. Ze had dat eigenlijk al enkele maanden geleden kunnen verne- men, als ze had gelogeerd op het adres dat ze had opgegeven. De stopzetting volgt op jaren van partiële onvindbaarheid, ver- keerde informatie over adres en samen- wonen, niet nakomen van afspraken – allemaal inbreuken op een contract dat cliënten ondertekenen. “Ik voel het aan mijn hart”, zegt ze nadat ze de onheilstijding heeft aange- hoord, en ze bedoelt het letterlijk, ze wrijft over haar hart. “Waarvan moet ik nu leven?’ Zij denkt ook aan haar hond die ze niet mee naar het gesprekskamertje bracht, verbijt de tranen. “Waarvan moet ik nu leven?” Ze probeert nog te pleiten maar vindt niet veel argumenten. “Je weet nu toch waar ik ben.” Ze bedoelt: als dat zo belangrijk is, ik ben hier. Of misschien bedoelt ze het adres dat ze nu opgeeft en dat allicht even tijdelijk zal blijken als alle vorige. Haar verhuislust is op zich geen probleem, als ze de opeenvolgende adres- sen maar zou doorgeven. Ik neem me voor de vrouw te gaan zoe- ken, en te kijken hoe ze het stelt, maar hoe vind ik haar terug? Waar? Is deze stopzet- ting, deze schop onder de kont, wat haar uiteindelijk uit jarenlange lethargie helpt of geraakt ze aan nog lager wal? Vanaf vandaag zaterdag woon ik langs de Elyzeese Velden in Gent, com- fortabel gehuisvest, in een mooie straat die tegelijk deel uitmaakt van de wijk het Rabot. Volgens een aantal criteria is het Rabot de armste buurt van Gent. Ik zal wekelijks verslag doen van ontmoetin- gen, levens en indrukken. Ik blijf nog een tijdje op het OCMW meedraaien, maar ga daarnaast ook op zoek naar mensen die om allerlei reden geen steun kunnen of willen genieten. RUDI ROTTHIER (56) begon zijn carrière als journalist bij De Morgen in 1980. Later trok hij als zelfstandig journalist de wereld in en schreef hij reportages uit zowat elke uithoek van de planeet. Voor een reeks over Pakistan uit Knack ontving hij vorig jaar nog de prestigieuze Noord-Zuid-prijs. Je kunt, bedenk ik gauw, maar beter arm zijn in Gent dan in vele andere plaatsen. Je wordt er, ordentelijk en vrij snel, in behoorlijke lokalen ontvangen Journalist Rudi Rotthier (r.) in de Rabotwijk, waar hij vanaf vandaag drie maanden gaat wonen. ©DIEGO FRANSSENS