Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015-2018 - Nieuwegein · 2017. 5. 16. · Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018 4 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit Inleiding
Post on 15-Jun-2021
1 Views
Preview:
Transcript
Postbus 1 3430 AA Bezoekadres Stadsplein 1 www.nieuwegein.nl
Ruimtelijke Domein en Toezicht,
Veiligheid & Leefbaarheid
Uitvoeringsnota omgevingsrecht
2015 -2018
Nummer collegebesluit 2015/
Datum collegebesluit 12 mei 2015
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 3 (75)
Inhoudsopgave
Inleiding ........................................................................................................... 4
1 Risicoanalyse, prioriteiten en doelen .......................................................... 5
1.1 Profiel van de Gemeente Nieuwegein ....................................... 5
1.2 Vergunningverlening en meldingen .......................................... 5
1.3 Toezicht en handhaving.......................................................... 7
1.4 Methodiek monitoring doelbereiking ........................................ 11
2 Strategieën ........................................................................................... 14
2.1 Strategieën vergunningverlening ............................................ 14
2.1.1 Strategie vergunningverlening ............................................... 14
2.1.2 Beleid ruimtelijke ordening ................................................... 15
2.1.3 Objectieve criteria voor toetsen van aanvragen ....................... 16 2.2 Strategieën toezicht en handhaving ........................................ 23
2.2.1 Nalevingsstrategie ............................................................... 23
2.2.2 Toezichtstrategie ................................................................. 24
2.2.3 Sanctiestrategie .................................................................. 31
2.2.4 Gedoogstrategie .................................................................. 44
2.2.5 Afwijken van de toezicht-, sanctie- en gedoogstrategie ............ 47
Bijlage 1 Risicoanalyse vergunningverlening ......................................... 49
Bijlage 2 Risicoanalyse en prioritering toezicht en handhaving ................. 54
A. Nieuwbouw ................................................................................. 55
B. Bestaande bouw .......................................................................... 57
C. Monumenten ............................................................................... 59
D. Slopen ....................................................................................... 60
E. Milieu, inrichtingsgebonden milieutaken.......................................... 61
F. Bodem ....................................................................................... 64
G. Ruimtelijke ordening .................................................................... 65
H. Verordeningsregels en ontheffing Flora & faunawet ......................... 66
I. Brandveilig gebruik....................................................................... 70
Bijlage 3 Overzicht bij deze Uitvoeringsnota horende documenten ........... 73
Bijlage 4 Specificatie met het oog op Verordening systematische
toezichtinformatie .................................................................................. 74
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
4 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
Inleiding
Het omgevingsrecht
Het omgevingsrecht regelt kortweg de bouw-, inrichting- en gebruikseisen
en -mogelijkheden van het gehele grondgebied. De kaders staan in landelijke wetten
en besluiten (zoals Woningwet, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo),
Wet ruimtelijke ordening (Wro), Wet milieubeheer (Wm)), Algemene Maatregelen van
Bestuur (zoals Bouwbesluit, Activiteitenbesluit), gemeentelijke beleidstukken (zoals
bestemmingsplannen, parkeernota, detailhandelsbeleid) en verordeningen (zoals APV,
bomenverordening, bouwverordening). Gemeenten hebben de wettelijke taak om
toetsing en toezicht uit te voeren en zo nodig handhavend op te treden. Zodoende
controleren we de naleving en beperken we binnen onze mogelijkheden de risico’s
voor burgers, bezoekers en bedrijven tot een aanvaardbaar niveau.
Waarom deze Uitvoeringsnota?
Deze Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015-2018 heeft een wettelijke
grondslag. Het Besluit omgevingsrecht schrijft een handhavingsbeleid voor over de
uitvoering van de Wabo-taken. Het bevoegde bestuursorgaan (voor de gemeente is dit
het college van burgemeester en wethouders) dient deze vast te stellen en kenbaar te
maken aan de gemeenteraad. Op grond van landelijke kwaliteitscriteria1 dient ook
vergunningverlening in beleid te worden vervat. Het huidige Beleidskader
omgevingsrecht 2011-2014 (Deel I (raadsbesluit 2011-018) en Deel II (collegebesluit
2011-3008)) is aan het einde van de doorlooptijd belandt. Deze Uitvoeringsnota is de
opvolger hiervan.
Beleidsnota omgevingsrecht 2015-2018
Op 30 april 2015 heeft de gemeenteraad visie, uitgangspunten en
ambities vastgesteld zoals opgenomen in de Beleidsnota omgevingsrecht 2015-2018
(RIS 2015-140). In deze Uitvoeringsnota zijn de uitgangspunten geformuleerd in
beslispunten 3b en 3c en de ambitie geformuleerd in beslispunt 4b van het
raadsbesluit uitgewerkt, in respectievelijk hoofdstuk 1, paragraaf 2.2 en de hele nota.
Leeswijzer
In Hoofdstuk 1 wordt teruggeblikt op de afgelopen beleidsperiode en
vooruitgeblikt op toekomstige ontwikkelingen die van invloed zijn op de
taakuitvoering. In Hoofdstuk 2 zijn de werkwijzen met betrekking tot
vergunningverlening opgenomen. In Hoofdstuk 3 zijn de werkwijzen rond toezicht en
handhaving opgenomen. Hieronder vallen onder andere de toezicht-, sanctie- en
gedoogstrategie. Daarnaast zijn toets- en toezichtmatrices onderdeel van het beleid.
Deze documenten zijn niet in deze nota opgenomen, maar hiermee wel onlosmakelijk
verbonden en naast deze Uitvoeringsnota door het college vastgesteld.
1 “Kwaliteitscriteria 2.1 voor vergunningverlening, toezicht en handhaving krachtens de
Wabo”, Uitvoeringmetambitie.nl, 7 september 2012. De kwaliteitscriteria 2.1 zijn landelijk vastgesteld door
Rijk, IPO, VNG en Unie van Waterschappen. Beoogd wordt de kwaliteitscriteria wettelijk vast te leggen.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 5 (75)
1 Risicoanalyse, prioriteiten en doelen
1.1 Profiel van de Gemeente Nieuwegein
Nieuwegein is een stedelijke gemeente en is ontstaan op 1 juli 1971 na
samenvoeging van de vroegere gemeenten Jutphaas en Vreeswijk. Het overgrote deel
van de gebouwenvoorraad in Nieuwegein is gebouwd vanaf 1970. We hebben zo’n
61.000 inwoners in circa 27.500 woningen. Dit is zo’n 900 woningen meer ten
opzichte van 2011.
In onze gemeente zijn bijna 5.000 bedrijven en instellingen gevestigd. De
nadruk van de omvang van de bedrijvigheid ligt bij zakelijke dienstverlening (circa
45%) en transport & opslag. Het aantal bedrijven met meer dan 100 werknemers is
beperkt tot zo’n 60 bedrijven. De grootste werkgever is het Sint Antonius ziekenhuis.
Onze gemeente heeft een klein buitengebied en nauwelijks landbouwbedrijven. De
bedrijvigheid is voornamelijk geconcentreerd op een aantal bedrijventerreinen
(Laagraven, De Liesbosch, Plettenburg-de Wiers). Het bedrijventerrein Het Klooster
aan de A27 is in ontwikkeling.
Van de 5.000 bedrijven en instellingen vallen zo’n 1.360 onder de regels
van de Wet milieubeheer. Daarnaast zijn er zo’n 550 objecten waar de regels rond
brandveilig gebruik (meldingsplichtig of vergunningplichtig) van toepassing zijn.
1.2 Vergunningverlening en meldingen
(ter invulling van kwaliteitscriteria 2 en 4)
De uitvoering van deze taak is voor een groot deel marktgestuurd: daar
worden de initiatieven voor bouwen, oprichtingen van een bedrijf en dergelijke
geboren. Voor wat betreft bouwaanvragen is deze sterk conjunctuurgevoelig. Zo is er
door de economische omstandigheden de laatste jaren minder gebouwd, waardoor ook
minder aanvragen voor het bouwen zijn ingekomen met tevens gevolgen voor de
legesinkomsten.
De analyse voor vergunningverlening en meldingen bestaat uit het
inschatten van de ontwikkelingen, die van invloed zijn op het aantal en typen te
verwachten aanvragen. Voor zover het vergunningen/meldingen in de gebruiksfase
betreft bepalen we met welke frequentie een actualisering daarvan nodig is. Uit deze
analyse vloeit voort of er voldoende capaciteit en deskundigheid in huis is om deze
stroom van aanvragen en meldingen te kunnen afhandelen. Bij onvoldoende capaciteit
en/of deskundigheid ontstaan risico’s doordat een aanvraag niet of onvoldoende wordt
getoetst en bijsturing ontbreekt in de aanvraagfase.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
6 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
Elke aanvraag / melding wordt in enigermate getoetst. In die zin is er
geen prioriteitstelling waaruit volgt dat bepaalde aanvragen geheel niet worden
getoetst.
Bij aanvragen voor bouwactiviteiten die qua aard/omvang vergelijkbaar
zijn met vergunningsvrij bouwactiviteiten, is de toetsing zeer beperkt. De eerste toets
betreft de volledigheid en juistheid van de ingediende stukken. Tekortkomingen kan de
aanvrager herstellen. Doet men dat niet, dan blijft de aanvraag buiten behandeling (of
is de melding geacht niet te zijn gedaan). De diepgang van het toetsen van de
volledige aanvragen / meldingen verschilt per type aanvraag/melding. Zo zal het
toetsen van een plan voor een woninguitbreiding van een andere orde zijn dan het
toetsen van bijvoorbeeld de bouw van een verzorgingshuis. Dat komt omdat de risico’s
sterk verschillend zijn. De diepgang van toetsing van aanvragen voor de activiteit
bouwen is opgenomen in een toetsprotocol.
Sommige taken zijn deels of geheel uitbesteed. Voor taken die door de
VRU en RUD worden uitgevoerd geldt dat zij werken aan uniformering van
werkprocessen om te voorkomen dat zij voor iedere gemeente een andere werkwijze
moeten volgen. Dit zou inefficiënt zijn. De rol van de gemeente is hierin op afstand,
waarbij in beginsel uit wordt gegaan van vertrouwen in de expertise die bij deze
organisaties aanwezig is. Wel is het zo dat met het oog op de wettelijke kwaliteitseisen
de geüniformeerde werkwijzen ter vaststelling aan de deelnemende gemeenten
worden voorgelegd.
In algemeenheid ligt de prioriteit bij toetsing van aanvragen op de
veiligheid voor mensen. In geval van bouwen ligt dat in de constructieve veiligheid en
bouwkundige brandveiligheid (ontvluchten). In geval van brandveilig gebruik op
installatietechnische brandveiligheid. In geval van milieu ligt dat op alle aspecten die
met bescherming van het milieu hebben te maken, van afvalstoffen tot veiligheid.
In bijlage 1 is de analyse voor 2015 opgenomen. Ten behoeve van de
Jaarprogramma’s wordt de raming van aantallen en de beschikbare capaciteit jaarlijks
tegen het licht gehouden. In de Jaarprogramma’s worden alleen de ramingen
opgenomen.
De toets of een vergunning/melding nog actueel is wordt bij elke
periodieke controle uitgevoerd. De bedrijven die nu nog vergunningplichtig zijn, zijn
qua milieuaspecten doorgaans van de zwaardere categorieën. Redenen voor een
actualisatie (aanpassing van een vergunning) kunnen zijn:
• wijzigingen binnen een bedrijf of
• door wijzigingen in de milieuwetgeving dienen vergunningen worden aangepast.
Bij een actualisatie wordt o.a. beoordeeld of de vergunning c.q. melding:
• nog overeenkomt met de datum van de oprichtingsvergunning en/of
revisievergunning met de gegevens van de gemeente;
• de activiteiten nog overeen komen met de voorschriften waarvoor vergunning is
verleend. Zo niet:
moet voor de wijziging een nieuwe vergunning worden aangevraagd of
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 7 (75)
moet een nieuwe, de gehele richting omvattende vergunning worden
aangevraagd;
• de activiteiten nog overeen komen met de ingediende melding. Zo niet:
moet voor de wijziging een nieuwe melding worden ingediend of
moet een nieuwe, de gehele richting omvattende melding worden gedaan.
Hebben er geen wijzigingen plaats gevonden en de voorschriften zijn nog
steeds dekkend op grond van de huidige wetgeving, dan hoeft er nieuwe vergunning
aangevraagd te worden dan wel een nieuwe melding te worden gedaan.
1.3 Toezicht en handhaving
(ter invulling van artikel 7.2, 1e t/m 3e lid Bor, artikel 10.3, 1e lid Mor,
kwaliteitscriteria 2 en 4)
In de Beleidsnota omgevingsrecht 2015-2018 (RIS 2015-140) is de
methodiek van de risicoanalyse beschreven. Voor het bepalen van het risico wordt de
volgende formule gehanteerd:
Risico = negatief effect x kans op niet-naleving
De analyse is voor de volgende beleidsvelden uitgevoerd:
Bouwen
o Nieuwbouw
o Bestaande bouw
o Slopen
o Monument/beschermd dorpsgezicht
Milieu
o inrichtingsgebonden milieutaken
o Bodemtaken (Besluit bodemkwaliteit)
o Flora en fauna
Ruimtelijke ordening
verordeningsregels: kappen van bomen, uitweg, weg, opslag roerende zaken,
plaatsen handelsreclame (niet zijnde bouwen)
Voor het beleidsveld brandveilig gebruik heeft de VRU een eigen
Risicomodule. Die is gebaseerd op dezelfde benadering als hierboven beschreven:
risicogericht, naleefgedrag gestuurd, kans- en effectbepaling per soort bouwwerk.
De analyse is uitgevoerd door een deskundigenpanel van
vergunningverleners en toezichthouders, die op effecten en kans op niet-naleving
hebben gescoord. Voor het bepalen van de kans op niet-naleving zijn daarbij de
gegevens over de afgelopen jaren betrokken in het scoren. Op basis van de scores is
een prioritering in de beleidsvelden aangegeven (hoog, gemiddeld, laag). Deze
prioritering dient als basis om de intensiteit van toezicht te bepalen. In de Beleidsnota
is dat als volgt verwoord in onderstaande tabel.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
8 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
Risico Mate van toezicht
Hoog Bouw- en sloopfase: op verleende omgevingsvergunningen /
sloopmeldingen vindt intensief toezicht plaats, gericht op de
belangrijkste effecten van niet-naleving. De intensiteit van toezicht
ligt vast in de toezichtmatrix. In de praktijk kan hiervan worden
afgeweken, afhankelijk van de kwaliteit van de aannemer/saneerder.
Gebruiksfase (milieu, RO, brandveilig gebruik): Het toezicht op
naleving van de regels vindt proactief plaats op basis van een vaste
controlefrequentie.
Gemiddeld Bouw- en sloopfase: op verleende omgevingsvergunningen /
sloopmeldingen vindt toezicht plaats, gericht op de belangrijkste
effecten van niet-naleving. De intensiteit van toezicht ligt vast in de
toezichtmatrix. In de praktijk kan hiervan worden afgeweken,
afhankelijk van de kwaliteit van de aannemer/saneerder.
Gebruiksfase (milieu, RO, brandveilig gebruik): Het toezicht vindt
minder intensief (lagere controlefrequentie), maar nog steeds
planmatig plaats.
Laag Bouw- en sloopfase: op verleende omgevingsvergunningen /
sloopmeldingen vindt niet altijd, maar steekproefsgewijs toezicht
plaats.
Gebruiksfase (milieu, RO, brandveilig gebruik): Er is sprake van
passief toezicht. In principe wordt alleen naar aanleiding van
klachten of handhavingsverzoeken toegezien op naleving van de
regels.
De resultaten van deze analyse en prioritering zijn opgenomen in Bijlage
2. Hieronder is per beleidsveld samengevat welke onderdelen de prioriteit hoog
hebben en wat dit betekent voor de intensiteit van het toezicht.
Beleidsveld Prioriteit “Hoog”
Bouwen - Nieuwbouw Bouwwerken met veel gebruikers, dan wel minder zelfredzame
gebruikers. Hier is de fysieke veiligheid van groot belang om letsel
en slachtoffers te voorkomen. Daarnaast is de gezondheid van een
bouwwerk, waarbij een goede ventilatie een grote rol speelt, van
belang voor jonge gebruikers. Daarom hebben kinderopvang en
basisscholen de hoogste prioriteit.
Het toezicht vindt intensief plaats op deze bouwwerken. Dat
betekent dat intensief op constructieve en brandveiligheidseisen
wordt gecontroleerd, en bij (vergunde) nieuw- en verbouw bij
kinderopvang en basisscholen extra aandacht aan
ventilatievoorzieningen wordt besteed.
Bouwen – Bestaande
bouw
Hier zijn duidelijke verschuivingen in prioriteiten ten opzichte van
nieuwbouw zichtbaar. Basisscholen blijven van belang. Deze zijn
echter de afgelopen jaren reeds gecontroleerd. Een opvallende
stijger is de industriefunctie, waarbij bij de oorspronkelijke
vergunning een gelijkwaardige oplossing met gebruiksvoorwaarde
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 9 (75)
is afgegeven. Het risico zit in het niet naleven van de
gebruiksvoorwaarde, waardoor de veiligheid wordt aangetast. In
de vorige beleidsperiode is dit regelmatig gesignaleerd.
Het toezicht op bestaande bouw wordt projectmatig gepland,
waarbij naast de prioritering rekening wordt gehouden met het
toezicht in het verleden bij deze prioriteiten en met signalen die we
van de VRU krijgen dat er een brandveiligheidsrisico bij een
bestaand bouwwerk bestaat.
Monumenten/beschermd
dorpsgezicht
Het belangrijkste negatieve effect van niet-naleving betreft de
kwaliteit van de leefomgeving. In geval van niet-naleving kan
namelijk het aanzien en de waarden van het monument of
beschermd dorpsgezicht worden aangetast. Het hoogste risico
wordt hier gezien bij bouwwerken die in de fase zitten om tot
monument te worden aangewezen. In Nieuwegein doet zich deze
situatie niet vaak voor. Daarnaast vindt verbouw/sloop vrijwel
nooit ongezien plaats. Bij monumenten wordt toezicht gehouden
op basis van verleende vergunningen, eigen waarnemingen en
signalen van derden.
Slopen De risico’s bij sloop doen zich voor bij verwijdering van
asbesthoudende toepassingen (risico voor gezondheid) en bij
grootschalige sloop (veiligheid voor de omgeving). In de
risicoanalyse heeft verwijdering van asbest in de risicoklasse 2 en
3 (de meest risicovolle klassen) de hoogste prioriteit.
Bij sloopmeldingen waarin deze risicoklassen zijn betrokken wordt
intensief toezicht op de sloop van dit asbest gehouden, om risico’s
voor de omgeving te voorkomen en maatschappelijke onrust
zoveel mogelijk voor te zijn.
Brandveilig gebruik Toezicht op brandveilig wordt geprioriteerd met een voor de VRU
ontwikkelde Risicomodule, waarin kans- en effectbepaling per soort
bouwwerk en naleefgedrag is opgenomen. Met andere woorden
hoe risicovoller een bouwwerk des te intensiever zal het toezicht
plaatsvinden. Ook wil de VRU toe naar bonus/malus systeem.
Het toezicht vindt plaats op Bouwkundige, Installatietechnische en
Organisatorische brandveiligheidsvoorzieningen, de BIO-controles.
Daarnaast, niet in plaats van, kunnen ook themacontroles
uitgevoerd worden. Dit zijn controles waarbij specifiek maar enkele
aspecten van brandveiligheid getoetst worden. Bijvoorbeeld naar
versieringen in december in winkels of in horeca bij grote
sportactiviteiten (WK of EK voetbal).
Milieu Zowel fysieke veiligheid als (aantasting van) natuur en milieu zijn
belangrijk in het bepalen van de risico’s. Deze zijn bepaald per
branche, omdat deze herkenbare activiteiten met bijbehorende
milieu-impact uitvoeren. Door opslag van / activiteiten met
gevaarlijke stoffen, gecombineerd met een matig naleefgedrag,
vormen tankstations, laboratoria en autoschadeherstelbedrijven de
top 3 in de prioritering. Ook bouwmarkten, waar de regels voor
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
10 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
opslag van gevaarlijke stoffen in de verkoopruimte vaak worden
overtreden, scoort hoog.
Het toezicht zal met een vaste frequentie op de branches met
prioriteit “hoog” en (in lagere frequentie) “gemiddeld” worden
uitgevoerd. De frequentie voor prioriteit “hoog” bedraag 1x per
jaar, die voor de prioriteit “gemiddeld” 1x per 2 jaar of 1x per 5
jaar. De branches met prioriteit “laag” worden niet periodiek
gecontroleerd. Wel wordt bezien of een branche zich leent voor
een (incidentele) projectmatige aanpak. In die afweging speelt het
aanwezige potentieel voor energiebesparing een rol. Daarnaast
kunnen klachten over individuele bedrijven leiden tot uitgebreid
toezicht. Hierbij kan worden gedacht aan geluids- en geurhinder
door horecabedrijven. Horecabedrijven blijven in die zin de
aandacht houden, mede doordat hierop ook toezicht op de Drank-
en horecawet plaatsvindt.
Bodem Taakuitvoering op het gebied van grondverzet (toepassen van
grond van elders op/in de bodem van Nieuwegein) vindt plaats
door de RUD Utrecht. Het risico is gelegen in toepassen zonder
voorafgaande melding. Deze toepassing is alleen zichtbaar door
surveillance. De RUD Utrecht wordt gevraagd, naast het
afhandelen van meldingen, hierop in te zetten.
Flora en fauna Op dit moment wordt vrijwel nooit een ontheffing Flora & fauna bij
een aanvraag om omgevingsvergunning aangevraagd. Dit hoeft
ook niet in samenloop te worden aangevraagd, maar kan apart bij
het ministerie worden aangevraagd. Dit gaat met de nieuwe Wet
natuurbescherming wel veranderen, waarbij in geval van
samenloop de ontheffing bij de aanvraag omgevingsvergunning bij
de gemeente moet worden aangevraagd. Risico’s rond beschermde
planten- en diersoorten spelen met name bij ruimtelijke projecten.
De gemeentelijke projectleiders zien erop toe dat dit aspect is
gedekt. Verder wordt in de komende beleidsperiode onderzocht of
voor de toets- en toezichttaak inzake Wabo-aanvragen /
sloopmeldingen bij de RUD Utrecht ondersteuning kan worden
gezocht.
Ruimtelijke ordening Het risico bij niet-naleving in het beleidsveld ruimtelijke ordening
raakt zelden (fysieke) veiligheid. Het risico is gelegen in de
kwaliteit van de leefomgeving. Verder valt op dat daar waar een
groot risico wordt gezien (door de omvang van een project), de
kans op niet-naleving juist klein is (omdat grote projecten gezien
worden). De hoogste prioriteit ligt dan ook bij kleine strijdigheden
op/direct nabij woonpercelen. Deze zijn van buitenaf ook het
moeilijkst waar te nemen.
Het toezicht op planologische strijdigheden is reactief. Met andere
woorden, dit vindt plaats op basis van klachten en
handhavingsverzoeken van derden.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 11 (75)
Verordeningsregels Vergunningen op grond van gemeentelijke verordeningen vallen
onder het omgevingsrecht. Het betreft uitweg, weg
(aanleggen/veranderen), opslag roerende zaken, handelsreclame
(niet zijnde bouwen) en kappen van bomen. Risico’s liggen op het
terrein van kwaliteit leefomgeving en natuur en milieu (voor
bomen op gemeentelijk terrein is het risico laag). De totale
risicoscores liggen lager dan die van de andere beleidsvelden. Er
zijn twee onderwerpen met de prioriteit hoog, te weten aanleggen
nieuwe uitweg en plaatsen handelsreclame, zichtbaar vanaf
hoofdinfrastructuur.
Het toezicht op gemeentelijke verordeningsregels is reactief. Met
andere woorden, dit vindt plaats op basis van klachten en
handhavingsverzoeken van derden. In de afgelopen beleidsperiode
is dit niet voorgekomen.
Bovenstaande wordt jaarlijks uitgewerkt in aantallen in het
Jaarprogramma omgevingsrecht. Deze wordt jaarlijks door het college van
burgemeester en wethouders vastgesteld en kenbaar gemaakt aan de gemeenteraad.
Met betrekking tot taakuitvoering door de RUD Utrecht wordt deze jaarlijks vastgelegd
in een dienstverleningsovereenkomst (DVO) tussen Nieuwegein en de RUD.
1.4 Methodiek monitoring doelbereiking
In de Beleidsnota omgevingsrecht 2015-2018 is een aantal
overkoepelende doelen genoemd. Met het oog op de kwaliteitseisen (artikel 7.2 Besluit
omgevingsrecht) dient tevens inzicht te worden gegeven in de methodiek die wordt
gehanteerd om te bepalen of de gestelde doelen worden bereikt. Hieronder wordt per
doel, zoals genoemd in de Beleidsnota omgevingsrecht, aangegeven hoe doelbereiking
wordt gemonitord.
Doelen Vergunningverlening en meldingen
1. Vergunningaanvragen worden binnen de wettelijke termijn verleend.
Het Wabo registratiesysteem voorziet in workflow management mogelijkheden voor
het monitoren van het naleven van de wettelijke termijnen. We houden bij wanneer
door termijnoverschrijdingen vergunning van rechtswege ontstaan. De wet biedt ook
mogelijkheden om te verdagen of om met de aanvrager een andere termijn overeen te
komen, als het project daar om vraagt.
2. De inhoudelijke toetsing gebeurt overeenkomstig opgestelde toetsprotocollen/-
criteria.
De toetsprotocollen voor de bouwtechnische toetsing zijn de basis voor de inhoudelijke
beoordeling van bouwaanvragen. Deze werkwijze is verankerd in de dagelijkse routine
van de medewerkers. Monitoring voeren we steekproefsgewijs uit.
3. De focus van de bouwkundige toetsing ligt op veiligheid.
Dit volgt uit 2.
4. Alle aanvragen worden per 2016 volledig digitaal afgehandeld (streven).
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
12 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
De monitoring op dit streven is onderdeel van de algemene managementcyclus waarin
dit onderwerp aan de orde komt. Monitoring zit in momenten van besluitvorming en
implementatie in werkprocessen. Meetbare resultaten zijn o.a. reductie in print- en
scankosten.
Doelen Toezicht en handhaving
1. Gestreefd wordt naar 100% uitvoering van de geraamde controles in de
gebruiksfase (brandveilig gebruik bouwwerken en inrichtingsgebonden
milieutoezicht) uitgevoerd. Toelichting: Jaarlijks wordt het aantal uit te voeren
controles van gebouwen / bedrijven in de gebruiksfase (brandveilig gebruik
gebouwen en inrichtingsgebonden milieutaken) vooraf aan het uitvoeringsjaar
geraamd, op basis van de risicoanalyse en prioritering. We benoemen dit doel
bewust als een streven, omdat we geconfronteerd kunnen worden met
actualiteiten in een uitvoeringsjaar die kunnen leiden tot een onder- of
overschrijding van de raming.
Monitoringsmethodiek
De externe uitvoeringsdiensten (VRU, RUD Utrecht) leveren het 1e
kwartaal na afloop van het uitvoeringsjaar de gerealiseerde aantallen aan.
Zij doen dat via hun gestandaardiseerde rapportages.
De gemeente registreert het aantal controles in Squit XO. Middels een
zoekopdracht worden gerealiseerde aantallen controles rond de
inrichtingsgebonden milieutaken uit Squit XO gerapporteerd, en
vergeleken met de geraamde cijfers uit het Jaarprogramma
omgevingsrecht. Verschillen tussen raming en realisatie worden zo goed
mogelijk verklaard.
2. Bij overtredingen wordt de Landelijke Handhavingsstrategie gehanteerd. Er mag
van worden afgeweken indien hiervan een beter effect wordt verwacht. Deze
afwijkingen worden gemotiveerd door de toezichthouder.
Monitoringsmethodiek
De VRU registreert controles op het gebied van brandveilig gebruik van
bouwwerken in FirstWatch, het automatiseringssysteem van de VRU.
Overtredingen op het terrein van het gebruik of organisatie kunnen vrijwel
altijd opgelost worden met een interventie van de linker onderkant van de
interventiematrix. Van bouwkundige of installatietechnische overtredingen
wordt in overleg met de gemeente de juiste interventie vastgesteld. De
VRU adviseert daarop op basis van richtlijnen van de gemeente.
Interventie anders dan aanspreken/informeren vindt uitsluitend plaats
door de gemeente.
De komende jaren zal de VRU overschakelen op een ander
automatiseringssysteem. Daarin wordt aandacht gegeven aan betere
mogelijkheden voor het monitoren van overtredingen en het effect van de
handhaving.
Voor wat betreft de inrichtingsgebonden milieutaken neemt Nieuwegein in
het Toezichtprotocol Milieu per overtreding tevens een inschaling van de
ernst van de gevolgen van de overtreding (niveau 1 t/m 4 van de
interventiematrix) op. Dit is het uitgangspunt voor de toezichthouder
(stap 1 uit de LHS), waarbij hij in de volgende stappen hiervan nog kan
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 13 (75)
afwijken vanwege verzachtende of verzwarende omstandigheden. De
toezichthouder dient zelf te komen tot een inschaling van de houding van
de overtreder (van onverschillig t/m opzet). Registratie van de gekozen
interventie vindt plaats in Squit XO.
Bovenstaande geldt ook voor de RUD Utrecht die vanaf 1 oktober 2015
met de LHS werkt. Deze beleidsperiode wordt beschouwd als een
leerperiode, waarbij door evaluatie en intervisie wordt gestreefd naar een
uniforme handelwijze door de toezichthouders werkzaam in de regio van
de RUD Utrecht.
Voor wat betreft de controles op het gebied van bouwen, slopen en
ruimtelijke ordening is vooraf geen inschaling gemaakt, omdat de ernst
van de gevolgen van de overtreding, ook al is de overtreding “hetzelfde”
(bv. niet voldoen van brandcompartimentering) te verschillend. De
gekozen strategie (van A1 t/m D4) wordt geregistreerd in Squit, met als
doel de ingezette interventies te kunnen evalueren en (uiteindelijk) te
komen tot uniforme handelwijze onder toezichthouders.
3. Er wordt gestreefd naar verbetering in het naleefgedrag bij inrichtingsgebonden
milieutoezicht, die in de afgelopen beleidsperiode eerst steeg, maar daarna in het
jaar 2014 is gezakt naar slechts 40% naleving bij de periodiek milieucontrole.
Monitoringssystematiek
Bij de uitgevoerde periodieke milieucontroles wordt elk jaar een overall-
percentage van naleefgedrag bepaald, aan de hand van de geregistreerde
gegevens in Squit XO.
4. Bij milieutoezicht wordt selectief aandacht besteed aan energiebesparing, bij
jaarlijks vooraf te selecteren bedrijven. Dit om met toezicht bij te dragen aan de
klimaatdoelstelling van Nieuwegein en om invulling te geven aan het
Energieakkoord voor Duurzame Groei (september 2013).
Monitoringssystematiek:
Er wordt handmatig gemonitord in een excel-lijst, op basis van een vooraf
gemaakte selectie van bedrijven voor het uitvoeringsjaar.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
14 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
2 Strategieën
2.1 Strategieën vergunningverlening
De beschrijving van strategieën voor vergunningverlening komt voort uit
de kwaliteitscriteria 2.1 (september 2012).
2.1.1 Strategie vergunningverlening
(ter invulling van kwaliteitscriterium 7.
De volgende vormen van vergunningverlening worden onderscheiden:
Reguliere procedure (8 weken, eenmalig te verlengen met 6 weken)
Uitgebreide procedure (26 weken, eenmalig te verlengen met 6 weken)
Gefaseerde aanvraag (eerste fase en tweede fase (verschillende
termijncombinaties mogelijk)
Principeaanvragen. Het schriftelijk vooroverleg, ofwel de principeaanvraag, is een
dienst die de gemeente kosteloos aanbiedt, met uitzondering van de legeskosten
voor de welstandsbeoordeling en de ruimtelijke procedure. Het eindresultaat
betreft een ambtelijke indicatie van de haalbaarheid van een initiatief op bepaalde
maatgevende facetten zoals ruimtelijke inpassing, welstand, monumenten, flora-
en fauna. De aanvrager kan zijn initiatief zo nodig aanpassen en verder uitwerken
en loopt zodoende in het formele vergunningentraject niet meer tegen
onverwachte obstakels aan. Tevens kan de gemeente in het voortraject adviseren
over de wijze van vergunningaanvraag (gefaseerd, deelactiviteiten). Alleen bij
ingrijpende of bestuursgevoelige plannen zal bij een principeaanvraag
voorkoppeling met het bestuur plaatsvinden. Dat geldt bijvoorbeeld altijd bij
grotere ruimtelijke ontwikkelingen die als “account” een voortraject doorlopen
waarbij vrijwel altijd sprake is van kostenverhaal. De kwaliteit van de ingediende
gegevens bepaald de toetsingsmogelijkheden. Daarnaast kan de aanvrager zelf
aangeven op welke gronden hij de toetsing vooraf wenselijk acht. De aanvrager
wordt ook vooraf in kennis gesteld van de betreffende legeskosten, zodat hij kan
afwegen of hij die kosten wil maken voor zijn ontwerpplan. De ervaring leert dat
meer dan 75% van de principeaanvragen leidt tot een formele aanvraag. In dat
geval worden de legeskosten uit de principefase niet opnieuw in rekening gebracht
tenzij het plan zo ingrijpend is gewijzigd dat de eerdere beoordeling opnieuw
gedaan moet worden.
Opleggen van maatwerkvoorschriften (milieu) of nadere voorwaarden (brandveilig
gebruik). Dit gebeurt niet op basis van een aanvraag, maar op basis van
constateringen van toezichthouders waarbij op algemeen geldende voorschriften
van het Activiteitenbesluit milieubeheer of Bouwbesluit 2012 aanvullende of
concretere uitwerking van voorschriften nodig zijn voor het voorkomen van risico’s
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 15 (75)
en/of voor een betere handhaafbaarheid. Procedureel wordt afdeling 3.2, 3.6, 3.7
en 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht gevolgd. Grofweg betekent het dat
eerst een concept voorgelegd aan degene die het betreft, zodat deze (meestal
twee weken) in de gelegenheid wordt gesteld een zienswijze in te dienen. Na het
verstrijken van de termijn voor het indienen van zienswijzen worden de
maatwerkvoorschriften of nadere voorwaarden definitief. Hiertegen staat
vervolgens bezwaar en beroep open. Maatwerkvoorschriften treden pas in werking
nadat deze onherroepelijk zijn. Dit is pas het geval als de bezwaartermijn van zes
weken is verstreken zonder dat bezwaar is ingediend.
De basiswerkwijze voor het verlenen van een omgevingsvergunning is in
processtappen vastgelegd in het geautomatiseerde systeem (Squit XO). De
gemeentespecifieke werkwijze en keuzes worden vastgelegd in aanvullende
werkafspraken en handleidingen.
2.1.2 Beleid ruimtelijke ordening
(ter invulling van kwaliteitscriterium 8)
Bestemmingsplanbeleid
Jaarlijks wordt een “Meerjarenplanning bestemmingsplannen” aan de
gemeenteraad ter vaststelling voorgelegd. Deze meerjarenplanning bestrijkt telkens
een periode van 10 jaar. Aan deze meerjarenplanning ligt een jaarlijkse evaluatie ten
grondslag ten aanzien van de bestemmingsplannen en de gevoerde procedures
(toestemmingen en weigeringen `afwijking planologisch gebruik´) over het
voorgaande jaar.
Doel daarbij is het verkrijgen en behouden van actuele
bestemmingsplannen voor de burgers en bedrijven van Nieuwegein. Uitgangspunt voor
deze meerjarenplanning bestemmingsplannen vormt de actualiteit van de
bestemmingsplannen. Met de Wet ruimtelijke ordening moeten de
bestemmingsplannen één keer in de 10 jaar herzien worden. Om te voorkomen dat
bestemmingsplannen tegelijkertijd herzien moeten worden, wordt er in de
meerjarenplanning voor gekozen om iedere twee jaar te starten met de herziening van
de onherroepelijke bestemmingsplannen van het project ‘Actualisatie
bestemmingsplannen’. Hierbij wordt de mogelijkheid opengehouden om indien
wenselijk aansluitende en gemeenschappelijke bestemmingsplangebieden in de
toekomst samen te voegen.
Op grond van artikel 3.7 lid 1 Wro kan de gemeenteraad verklaren dat
een bestemmingsplan wordt voorbereid voor een gebied (voorbereidingsbesluit). Een
voorbereidingsbesluit is nodig om een bepaald gebied te beschermen tegen
(bouw)activiteiten die een gewenste ontwikkeling in dat gebied onomkeerbaar in de
weg staan. Daarnaast kan, op basis van een voorbereidingsbesluit, medewerking
worden verleend aan (bouw)activiteiten die geen invloed hebben op de gewenste
ontwikkeling van een gebied, of daar mee in overeenstemming zijn. Een
voorbereidingsbesluit wordt in ieder geval alleen nodig geacht indien de verwachting is
dat het ontwerp bestemmingsplan in de periode dat het voorbereidingsbesluit geldt
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
16 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
ook ter visie zal worden gelegd en wanneer in een plangebied veel nieuwe
ontwikkelingen worden verwacht. Jaarlijks wordt indien noodzakelijk bij de
meerjarenplanning aan de gemeenteraad voorgesteld om voorbereidingsbesluiten te
nemen voor de in het raadsvoorstel opgenomen gebieden.
De afgelopen jaren is door veranderde wet- en regelgeving het opstellen
van een bestemmingsplan veel complexer geworden. In een bestemmingsplan moet
nu ingegaan worden op diverse aspecten zoals luchtkwaliteit, de watertoets en
archeologie. Mede vanwege deze complexiteit is een “Basis planproces – particuliere
bouwinitiatieven in Nieuwegein” opgesteld. De integraliteit is verankerd door het
benoemen van betrokken disciplines per planfase. Verder is een “Handboek
accounthouders” van toepassing . Hierin is het basis planproces tekstueel toegelicht.
Om te zorgen voor een handhaafbaar bestemmingsplan is de afdeling
Toezicht, Veiligheid en Leefbaarheid (TVL) één van de disciplines die in het planproces
worden betrokken. Voordat een bestemmingsplan in de voorontwerpfase of
ontwerpfase wordt gebracht zal het bestemmingsplan aan de afdeling TVL voorgelegd,
om deze op handhaafbaarheid te toetsen.
Afwijkingsbesluitvormingsproces
In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn gevallen
opgenomen waarvoor een omgevingsvergunning kan worden verleend voor
planologisch strijdig gebruik (artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°). Het gaat hier
om de zogenoemde “kruimellijst” van bouwwerken van geringe omvang en invloed
(zowel planologisch als stedenbouwkundig). Sinds 1 november 2014 vallen hieronder
ook plannen, waarvan de planologische impact veel omvangrijker is. Belangrijke
voorbeelden zijn transformaties van bestaande panden naar wonen. De “kruimellijst” is
te vinden in artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.
Nu er sinds november 2014 ook grotere plannen onder de
“kruimelregeling” zijn geplaatst is het “Basis planproces – particulier bouwinitiatieven
in Nieuwegein” ook hierop van toepassing. Naast het beschreven planproces kent de
gemeente op alle ruimtelijke deeldiscipline aspecten specifiek beleid. Uit deze
beleidsnota’s volgt na integrale afweging door het bestuur een besluit tot wel of niet
medewerking.
2.1.3 Objectieve criteria voor toetsen van aanvragen
(ter invulling van kwaliteitscriterium 9)
Objectieve criteria voor het bouwdeel van de vergunning
Ontvankelijkheidstoets
De in te dienen gegevens om de omgevingsvergunning voor de activiteit
bouwen ten behoeven van toetsing aan het Bouwbesluit 2012 staan beschreven in
artikel 2.2 van de Ministeriële Regeling omgevingsrecht (Mor). In artikel 2.3 tot en met
2.5 staan indieningsvereisten ten behoeve van toetsing aan planologische regels, de
bouwverordening en de Welstandsnota. De aanvrager kan op grond van artikel 2.7 Mor
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 17 (75)
verzoeken (via het aanvraagformulier om omgevingsvergunning) om een aantal
stukken later aan te mogen leveren. Dit is een verzoek aan het bevoegd gezag en dat
hoeft niet te worden gehonoreerd. In artikel 2.8 t/m 2.12 zijn vereisten opgenomen
waaraan tekeningen en berekeningen moeten voldoen.
De eerste toets van een aanvraag betreft geen inhoudelijke toets maar
een toets of de juiste stukken zijn ingediend en of deze van voldoende kwaliteit zijn.
Op dit moment hebben we geen concrete beleidsrichtlijnen betreffende de nadere
indiening van stukken en wordt per geval beoordeeld. Uitgangspunt hierbij is dat enkel
die gegevens worden gevraagd die noodzakelijk zijn om de aanvraag inhoudelijk te
kunnen toetsen op het in de toetsprotocollen vastgelegde minimale diepteniveau.
Inhoudelijke toets
Alle aanvragen worden getoetst op de weigeringsgronden die zijn
opgenomen in artikel 2.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
(bestemmingsplan, redelijke eisen van welstand, Bouwbesluit, bouwverordening). De
toets aan de bestemmingsplanvoorschriften en de welstandseisen wordt altijd en
volledig uitgevoerd. De bouwtechnische regelgeving is nagenoeg geheel opgenomen in
het Bouwbesluit. Bouwtechnische kwaliteitseisen kent de bouwverordening vrijwel niet
meer. De inhoudelijke beoordeling aan het Bouwbesluit en alle normeringen en
richtlijnen die daarvanuit aangestuurd worden, is te veel omvattend om met garantie
alle voorgeschreven toetsingspunten in volledigheid te kunnen uitvoeren. Hierin
moeten keuzes worden gemaakt, mede om de beschikbare capaciteit zo effectief en
efficiënt mogelijk in te zetten. De wijze van toetsen en de keuzes die hierbij worden
gemaakt, dienen gerelateerd te zijn aan risico’s, in termen van veiligheid, gezondheid,
bruikbaarheid en energiezuinigheid. Te samen met welstand en strijdigheden
bestemmingsplan, hebben deze risico’s in een risicoanalyse2 een onderling relatieve
score.
Wettelijk toetsingskader Relatieve score
Bouwbesluit – constructief 89
Bouwbesluit – brandtechnisch 100
Bouwbesluit – veiligheid overige 24
Bouwbesluit – gezondheid 57
Bouwbesluit – bruikbaarheid 22
Bouwbesluit – energiezuinigheid 45
Redelijke eisen van welstand 20
Bestemmingsplan - bebouwingsvoorschriften 4
Bestemmingsplan - gebruiksvoorschriften 14
De bouwtechnische risico’s zijn vervolgens niet voor alle soorten bouwwerken en/of
gebruiksfuncties gelijk. Zo zijn de constructieve eisen bij de realisatie van een
dakkapel bijvoorbeeld aanmerkelijk minder relevant dan de constructieve eisen bij de
realisatie van een bedrijfspand of een bijeenkomstfunctie. Vandaar dat in de
2 Vastgelegd in het Beleidskader Handhaving fysieke veiligheid (2005), en in 2008 verder
ingevuld voor de celfunctie en logiesfunctie. Deze relatieve score is nu niet gewijzigd.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
18 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
risicoanalyse een onderscheid is gemaakt in het soort bouwwerk en/of de
gebruiksfunctie van een gebouw. Een andere reden om dit onderscheid te maken is
dat de eisen die in het Bouwbesluit zijn gesteld verschillen per type bouwwerk. Het
bouwwerk dat het meeste effect heeft op de algehele veiligheid en bestuurlijke
gevolgen, krijgt een relatieve score van 100%. Dit gaat dus puur om de
bouwinhoudelijke beoordeling.
soort bouwwerk/gebruiksfunctie relatieve score
Dakkapellen 16
Aan- en uitbouwen 33
Individuele woning 55
Woningbouwcomplex 92
Bijeenkomst functie 97
Celfunctie 93
Gezondheidsfunctie 93
Lichte industrie 38
Industrie 77
Kantoorfunctie 97
Logiesfunctie 93
Onderwijsfunctie 100
Sportfunctie 100
Winkelfunctie 78
Reclame 2
Bouwwerk geen gebouw zijnde 2
De bouwplantoetsers hebben gezamenlijk behandelwijzen gekoppeld aan
de risicoanalyse en de weigeringgronden. De diepte van het minimale toetsingsniveau
is afhankelijk gesteld van de resultaten van de risicoanalyse. Hoe risicovoller het
betreffende toetsaspect, hoe dieper het startniveau / de insteek. Op deze wijze vormt
de risicoanalyse de basis van de toetsprotocollen die zijn opgesteld voor Bouwbesluit.
Toets bestemmingsplan
Elk bouwplan wordt getoetst aan het bestemmingsplan om te bekijken of
er sprake is van strijdigheden met de planregels. Dit gebeurt op een grondige manier,
waarbij specifieke kenmerken nauwkeurig worden nagemeten en bestemmingen per
ruimte worden benoemd en gecontroleerd. Indien een bouwplan niet binnen het
bestemmingsplan past, wordt beoordeeld of voor het bouwplan een
omgevingsvergunning voor het strijdig planologisch gebruik of een nieuw
bestemmingsplan mogelijk is. Deze beoordeling wordt uitgevoerd door de discipline
Bouwen en gecontroleerd door de discipline Ruimtelijke Ordening van het Ruimtelijk
Domein Vervolgens wordt beoordeeld aan de hand het
afwijkingsbesluitvormingsproces of het wenselijk is om aan het initiatief mee te
werken door het volgen van een toepasbare ruimtelijke procedure. Alle betrokken
belangen worden hierbij in beeld gebracht en afgewogen. Indien wordt besloten geen
medewerking te verlenen wordt de aanvraag niet verder getoetst aan overige
aspecten.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 19 (75)
Toets redelijke eisen van welstand
Indien een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit
bouwen aan het bestemmingsplan voldoet, of duidelijk is dat de omgevingsvergunning
voor het planologisch strijdig gebruik kan worden verleend, wordt het plan getoetst
aan redelijke eisen van welstand. Welstand is ook een belang dat al wordt
meegenomen in de ruimtelijke afweging. Alle aspecten die van invloed zijn op de
ruimtelijke kwaliteit van een bouwplan (stedenbouw, welstand, cultuurhistorie) worden
in samenhang beoordeeld met het doel een totaaladvies te geven. Qua welstand houdt
dit in dat het bouwplan moet voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de
gemeentelijke welstandsnota. In Nieuwegein zijn geen welstandsvrije gebieden
aangewezen.
De huidige welstandsnota stamt uit 2010. In de tweede helft van 2015 zal
een nieuw welstandsbeleid worden vastgesteld en een daaraan gekoppelde wijze van
welstandsbeoordeling die meer dan nu ruimte geeft voor de ambtelijke beoordeling
van bepaalde categorieën bouwplannen. Bij grote/ingrijpende bouwplannen blijft een
adviesrol weggelegd voor een externe commissie.
Toets Bouwbesluit
Hoewel naar elk bouwwerk zorgvuldig wordt gekeken, is een onderscheid
gemaakt in de wijze waarop deze zorgvuldigheid invulling krijgt. Het Bouwbesluit 2012
is onderverdeeld in diverse afdelingen met regelgeving en verschillende type
gebruiksfuncties. Voor elke afdeling met bijhorende gebruiksfunctie is een minimum
vastgesteld van de wijze waarop het plan wordt bekeken. Om de niveaus van toetsing
inzichtelijk te maken is een toetsmatrix opgesteld waarin per afdeling van het
Bouwbesluit en per type bouwwerk is bepaald op welke wijze dit onderdeel wordt
getoetst. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in vijf wijzen van toetsing:
a: geen toetsing;
b: beperkte toetsing: de tekening of berekening wordt niet op detailniveau of
onderdelen bestudeerd. Beoordeeld wordt of de uitgangspunten correct zijn en de
uitkomsten plausibel. Komen hierbij bijzonderheden of afwijkingen aan het licht
dan wordt het niveau van toetsing verhoogd naar “c”.;
c: grondige toetsing: specifieke onderdelen of kritische details worden grondig
bestudeerd. Onderdelen worden op tekeningen nagemeten en gedeeltes van
berekeningen nauwkeurig gecontroleerd. Bij regelgeving betreffende
materiaaleigenschappen worden certificaten opgevraagd. Komen hierbij
bijzonderheden of afwijkingen aan het licht dan wordt het niveau van toetsing
verhoogd naar “d”.;
d: volledige toetsing: tekeningen worden op de te toetsen regelgeving volledig
nagemeten en berekeningen volledig doorgenomen;
x: er is geen wettelijke toetsingsgrond: desbetreffende regelgeving is op de
gebruiksfunctie niet van toepassing.
Indien bij een specifiek bouwplan al doende blijkt dat het nodig is om gedetailleerder
te toetsen dan het vastgestelde minimumniveau zal de bouwplantoetser op een hoger
niveau toetsen. De toetsmatrix is een apart document. Het is wel een onlosmakelijk
onderdeel van deze Uitvoeringsnota.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
20 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
Deze systematiek is vergelijkbaar met het toetsprotocol CKB online3. Het
verschil is dat in de toetsmatrix van Nieuwegein uitdrukkelijk gekozen wordt voor een
uitgangsniveau van toetsing. Blijkt dat tijdens de toetsing twijfels ontstaan of fouten
worden ontdekt, dan zal een dieper niveau van toetsing plaatsvinden. De niveaus van
toetsing zijn anders beschreven.
Daarnaast worden aanvragen waar brandveiligheid van belang is ook om
advies gestuurd aan de Veiligheidsregio Utrecht (VRU). Daarnaast worden aanvragen
waar brandveiligheid van belang is ook om advies gestuurd aan de Veiligheidsregio
Utrecht (VRU). De VRU gebruikt hiervoor BRIStoets en hanteert de Landelijke
Toetsmatrix Bouwbesluit 2012 (LTB2012) van de Vereniging BWT Nederland. De VRU
hanteert daarbij ook de daarbij landelijk voorgestelde toetsniveaus.
Deze wijze van toetsing representeert de huidige toetsing, waarbij de
bouwkwaliteit voldoende wordt geborgd, met de daartoe beschikbare capaciteit. De
vraag blijft natuurlijk welke risico’s overblijven. Over het algemeen kan gezegd worden
dat door globaal naar een aantal zaken te kijken er altijd de kans bestaat dat bepaalde
zaken over het hoofd worden gezien. Bij de regelgeving die direct betrekking heeft op
de veiligheid van mensen wordt de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor
bouwactiviteiten op zijn minst grondig getoetst. Zo zijn op basis van de ervaring van
de medewerkers van de discipline bouwen bij het Ruimtelijk Domein de
toetsingsniveaus zodanig bepaald dat veiligheidsrisico’s geminimaliseerd zijn. Diverse
te toetsen onderdelen behoren niet tot het speerpunt veiligheid. Op deze onderdelen
zijn risico’s aanwezig omdat de gemeente hier meer ruimte biedt aan de markt en de
burger en daarbij een nadrukkelijk beroep doet op de verantwoordelijkheid van die
partijen. Er vindt immers geen (diepgaande) toets plaats. Toch is deze ruimte – en dus
ook het risico - relatief beperkt omdat vergunningsprocedures zelf bepaalde
kwaliteitsdrempels bevatten:
- De indieningsvereisten zijn nadrukkelijk, limitatief, wettelijk vastgelegd. Het
vereiste niveau van uitwerking en presentatie is hoog. De aanvrager moet laten
zien dat hij zijn verantwoordelijkheid heeft opgepakt. De wijze waarop de
aanvraag is verzorgd en wordt ingediend geeft een indicatie over de wijze hoe de
aanvrager zijn verantwoordelijkheid oppakt.
- De ontvankelijkheidtoets is op basis van de indieningsvereisten voldoende scherp
om die stukken te eisen waaruit voldoende aannemelijk blijkt dat de bouw zal
voldoen aan de inhoudelijke kwaliteitseisen op het vastgelegde minimale
toetsniveau.
- De toetsprotocollen bieden een uniforme benadering van de aanvragen voor
bouwactiviteiten.
- De landelijke overheid brengt programmatisch diverse items nadrukkelijk onder de
aandacht met de opdracht hier aandacht aan te besteden. De dynamiek in de
bouwpraktijk kan ertoe leiden dat bepaalde risico’s, die door de gemaakte keuzes
tot nu toe onderbelicht zijn geweest, op enig moment maatschappelijk een groter
gewicht gaan krijgen. Bijvoorbeeld als gevolg van calamiteiten. Zo kan het
noodzakelijk worden dat door acties van de landelijke overheid herprioritering van
de gemaakte keuzes noodzakelijk wordt.
3 Een door Vereniging BWT Nederland ontwikkeld toetsprotocol voor bouwplannen.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 21 (75)
Toets bouwverordening
In de bouwverordening zijn geen direct bouwtechnische eisen meer
opgenomen sinds die zijn geüniformeerd in het Bouwbesluit 2012. Enkele bepalingen
waar altijd aan wordt getoetst wordt:
- Het verbod tot bouwen op verontreinigde grond.
- Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.
- Tot slot staan in de bouwverordening nog veel voorschriften van
stedenbouwkundige aard. Dit is een soort van vangnet voor zaken die niet reeds in
een bestemmingsplan of beheersverordening zijn geregeld. In de praktijk komt dit
zelden tot nooit voor.
Objectieve criteria voor het gebruiksdeel van de vergunning
Deze criteria betreffen alleen het onderdeel milieu. De RUD Utrecht voert
deze taak uit. Bij het opstellen van het milieudeel van de omgevingsvergunning wordt
de aanvraag getoetst op de indieningsvereisten zoals deze zijn vermeld in hoofdstuk 4
van het Besluit omgevingsrecht. In hoofdstuk 5 van het Besluit omgevingsrecht is
bepaald welke inhoudelijke eisen aan een omgevingsvergunning worden gesteld. Dit
omvat vele regelingen, zoals bijvoorbeeld het Landelijk Afvalbeheerplan 2009-2021
PGS (Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen)-richtlijnen.
De toetsing van aanvragen bestaat eruit na te gaan welke regelingen van
toepassing zijn op de aangevraagde activiteit, en zo ja, binnen welke randvoorwaarden
deze activiteit mag worden uitgevoerd. Indien een regeling relevant is wordt deze
opgenomen in de considerans van de omgevingsvergunning, waarbij of wordt
verwezen naar de rechtstreeks van toepassing zijnde voorschriften uit de regeling of
waarbij voorschriften in de vergunning worden opgenomen naar aanleiding van deze
toetsing.
Voor het onderdeel Brandveilig gebruik zijn geen toetscriteria
opgenomen. Voor de volledigheid wordt hier aangegeven hoe met dergelijke
aanvragen wordt omgegaan. Aanvragen voor een omgevingsvergunning brandveilig
gebruik worden met het oog op brandveiligheid door de VRU in principe al bij de
aanvraag voor het bouwen getoetst. Daarom blijft de toetsing van de aanvraag voor
brandveilig gebruik beperkt en kan de vergunning voor het brandveilig gebruik worden
verleend, omdat een bouwwerk in principe conform de vergunning voor het bouwen is
gebouwd. Dit laatste wordt bij de oplevering van een bouwwerk mede door de VRU
gecontroleerd.
Objectieve criteria voor strijdigheid bestemmingsplannen
De Gemeente Nieuwegein beschikt over een “Handboek accounthouders”.
In hoofdstuk 3 van dit handboek is een checklist opgenomen van gemeentelijke kaders
en mogelijke onderzoeken die bij een ruimtelijk bouwinitiatief aan de orde kunnen
komen. Genoemde onderzoeken moeten worden uitgevoerd in het kader van
gemeentelijk beleid maar ook in het kader van provinciale en nationale kaders en
regelgeving. Tevens is een checklist met wetgeving waar een initiatiefnemer mee te
maken kan krijgen in het hoofdstuk opgenomen. Een nieuw initiatief wordt hieraan
getoetst. Bij een project wordt daarnaast door de vakdisciplines maatwerk verricht. Op
basis hiervan wordt een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Onderdeel hiervan vormt
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
22 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
de vraag of bij strijdigheden met het bestemmingsplan hiervoor een
omgevingsvergunning voor afwijking planologisch gebruik zal worden verleend. Hierbij
is het afwijkingsbesluitvormingsproces van toepassing (par. 2.1.2).
De ruimtelijke onderbouwing wordt in het collegevoorstel opgenomen, en
als bijlage bij het besluit gevoegd. Elke aanvraag wordt conform het basisplanproces
afgehandeld. De afhandeling wordt niet anders door spoedeisendheid, complexiteit,
schaalgrootte, et cetera. In een vroeg stadium wordt zo duidelijk of een potentiële
aanvraag strijdig is met rijks- en provinciale verordeningen op ruimtelijk gebied. In
deze vooroverlegfase kan bekeken of het Rijk en/of de Provincie willen/kunnen
afwijken van hun verordeningen. In het formele traject van de omgevingsvergunning
zal de verklaring van geen bedenking slechts een formaliteit worden.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 23 (75)
2.2 Strategieën toezicht en handhaving
2.2.1 Nalevingsstrategie
(ter invulling art. 7.2, 4e lid Bor, art. 10.3, 2e lid Mor en kwaliteitscriterium 7)
Om naleving van wet- en regelgeving te bewerkstelligen moeten de
instrumenten afgestemd worden op de doelgroep. Soms kan voorlichting voldoende
zijn, in andere gevallen zal er meer druk moeten worden gezet om naleving af te
dwingen. Er zijn vele factoren bepalend op het nalevingsgedrag, zoals bijvoorbeeld
bekendheid met de regel, sociale controle van derden en de afweging van de
betrokkene hoe groot de pakkans is bij overtreding, en welke sanctie hem dan boven
het hoofd zou hangen4. Zo weet iedereen dat het verboden is door rood verkeerslicht
te rijden (bekendheid met de regel is hier groot), maar zullen mensen op basis van de
pakkans en de sanctie toch overwegen door rood te rijden met inschatting van de
risico’s voor ongevallen.
Er is geen “Tafel van 11”-analyse gemaakt. Het voert ook te ver om per
doelgroep en per regel binnen elk beleidsveld zo’n analyse te maken, met daarbij ook
nog de wetenschap dat individuen binnen een doelgroep verschillen in motivatie tot
spontane naleving. De inzet van instrumenten om naleving te bevorderen is vooral
gestoeld op uitvoering van de reguliere wettelijke taken (vergunningverlening, toezicht
en handhaving). De volgende instrumenten met als inzet verbetering van het
naleefgedrag worden ingezet:
Vergunningverlening, ontheffingen en meldingen (inclusief vooroverleg);
Verordeningen (Algemene plaatselijke verordening, bouwverordening,
bomenverordening);
Toezicht. Daarbij onderscheiden we verschillende vormen van toezicht. Deze
worden besproken in § 2.2.2 Toezichtstrategie.
Bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten (last onder dwangsom, last onder
bestuursdwang, intrekken vergunning, eventueel bestuurlijke strafbeschikking);
Strafrechtelijke instrumenten;
Gedogen (afzien van handhaving);
Voorlichting en communicatie, o.a. via de gemeentelijke website en de
gemeentepagina’s in het Nieuwegeinse huis-aan-huisblad.
Financiële instrumenten (zoals bijvoorbeeld subsidies) worden niet ingezet.
Specifiek voor personen die een inrichting drijven is informatie over de
wetgeving te vinden op de gemeentelijke website
www.nieuwegein.nl/wetmilieubeheer. Verder worden inrichtinghouders mondeling
geïnformeerd in het vooroverleg voor het aanvragen van een milieuvergunning en
tijdens controlebezoeken. Ze worden verder schriftelijk geïnformeerd via de
handhavingscorrespondentie.
4 Deze factoren zijn verwoord in het analysemodel Tafel van Elf (T11). De Tafel van 11 is
opgebouwd uit wetenschappelijke gedrag/gevolg variabelen die het nalevinggedrag beïnvloeden. Ze is
ontwikkeld door het Expertisecentrum Rechtspleging en Rechtshandhaving van het Ministerie van Justitie.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
24 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
2.2.2 Toezichtstrategie
(ter invulling van art. 7.2, 4e lid Bor, art. 10.3, 3e lid Mor en kwaliteitscriterium 8)
Vormen van toezicht
De Gemeente Nieuwegein onderscheidt de volgende vormen van toezicht:
Periodiek toezicht (ook wel: ‘routinematige bezoeken’). Volgens een vaste
frequentie controleren van het object. Dit type controle komt voor in de
gebruiksfase. Zowel de controles op milieuregelgeving als op brandveilig gebruik
gebeurt aan de hand van vaste frequenties. Daarbij worden dan alle aspecten van
die regelgeving in de controle betrokken.
Opleveringscontrole. In Squit worden deze onder dit hoofdzaaktype de controles
op bouw en sloop geregistreerd, gedurende de duur tot aan afronding bouw/sloop
en ingebruikname van een nieuw of verbouwd pand. Daarmee zijn deze controles
te onderscheiden van de periodieke controles. Hoe vaak tijdens een bouw/sloop
wordt gecontroleerd is afhankelijk van de complexiteit en van de houding van de
betrokken aannemer/aanvrager. Bij gebouwen waarin een brandmeldinstallatie
moet zitten vinden opleveringscontroles plaats van toezichthouder bouw met
brandweer. Hierbij wordt met name gecontroleerd op de brandveiligheid(-
installaties).
Aspectcontrole. Controle op één of meerdere aspecten. Dit type controle komt
vooral voor bij controles op milieuregelgeving. Voorbeelden zijn controles naar
aanleiding van klachten op het aspect geluid.
Integraal/gecoördineerd toezicht. Toezicht op meerdere typen regelgeving (bv.
bouwen én milieu), hetzij door één persoon, hetzij door meerdere personen
gelijktijdig
Signaaltoezicht. De ene toezichthouder signaleert een mogelijke overtreding
buiten zijn eigen toezichtsveld en geeft dit door aan de andere toezichthouder. Een
milieutoezichthouder signaleert bijvoorbeeld een verbouwing die mogelijk illegaal
is, en geeft dit door aan bouwtoezicht.
Gevelcontrole: alleen controle van de buitengevels met als doel vast te stellen of
sprake is van een bedrijfswisseling.
Gebiedscontrole: een controle van alle objecten in een gebied, op één of meerdere
thema’s (bv. opsporen illegale bouw, strijdig gebruik)
Projectmatige controles: controles op één branche en/of op één thema.
Bijvoorbeeld controle van alle horeca in Nieuwegein op uitsluitend vetlozing of
controles van bestaande bouwwerken waarbij specifiek op brandveiligheid en
vluchtveiligheid wordt gecontroleerd.
Administratieve controle. Controle van tekeningen, berekeningen, keurings- of
onderhoudsrapporten.
Ketentoezicht. In samenwerking met andere partners toezicht op grondstromen en
afvalstromen.
Zelftoezicht. Bedrijven motiveren zichzelf te controleren aan de hand van een door
de gemeente verstrekte checklist. De gemeente controleert dan nog
steekproefsgewijs de bedrijven die een ingevulde checklist retourneren, naast de
bedrijven die de checklist niet retourneren. Doel daarbij is om meer
bewustwording bij bedrijven te creëren rond de regels die nageleefd moeten
worden, en ze te belonen door minder toezicht.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 25 (75)
Hercontrole. Bij hercontroles wordt alleen gecontroleerd of overtredingen
ongedaan zijn gemaakt, die bij de initiële controle zijn geconstateerd. Indien alleen
lichte overtredingen worden gecontroleerd kan mogelijk de hercontrolekaart
worden ingezet. De ondernemer stuurt deze naar de gemeente zodra de
overtreding ongedaan is gemaakt. De gemeente kan dan het aantal hercontroles
mogelijk beperken tot steekproeven. Dit is een voorbeeld uit het landelijke
programma “Minder regels, meer service”, waarvan we de komende beleidsperiode
zullen onderzoeken of deze inzetbaar is.
Surveillances. Bij surveillances ligt de aandacht op illegale activiteiten met grond
en illegaal bouwen of slopen.
In het jaarlijks Uitvoeringsprogramma omgevingsrecht wordt inzichtelijk welke vormen
van toezicht waar worden ingezet.
Toezichtstrategie bouwfase
Net als bij het toetsen van bouwplannen het geval is, geldt ook hier dat
tijdens de bouwfase keuzes moeten worden gemaakt wat wordt gecontroleerd, en hoe
dit wordt gecontroleerd. Nieuwegein gebruikt voor de bouwfase het integraal
toezichtprotocol (iTP). Het iTP© is landelijk ontwikkeld voor zowel bouw- gebruiks- als
sloopfase, onder verantwoordelijkheid van Vereniging Bouw en Woningtoezicht
Nederland (VBWTN), de Brandweer Nederland en het Platform Milieuhandhaving Grote
Gemeenten (PMGG). Het iTP bestaat uit:
Toezichtmatrix
Tabel toetsmomenten – aandachtspunten per niveau van diepgang
checklists
Nieuwegein heeft daar een eigen deel aan toegevoegd, zijnde werkinstructies ten
behoeve van de bouwtoezichthouder. Hieronder worden de delen van het iTP nader
toegelicht.
Toezichtmatrix
In de toezichtmatrix is per bouwfase (zoals bijvoorbeeld de bouwfase van
fundering, bouwfase van bouwen wanden/kolommen, bouwfase van aanleg
dakconstructies) de diepgang van het toezicht vastgelegd. Daarbij worden de volgende
niveaus van diepgang onderscheiden:
S: Steekproef. Bij enkele bouwwerken wordt dit onderdeel steekproefsgewijs
gecontroleerd.
1: Visuele controle
2: Beoordeling van hoofdlijnen en hoofdaspecten
3: Beoordeling van hoofdlijnen en enkele kenmerkende details
4: Integrale controle van alle onderdelen
De toezichtmatrix is opgesteld voor verschillende categorieën van
bouwwerken. De volgende categorieën worden onderscheiden:
Functie bouwkosten
<€ 100.000
bouwkosten
€ 100.000- € 1.000.000
bouwkosten
>€ 1.000.000
Wonen Wonen – Dakkapel
Wonen - Categorie I (eenvoudig)
Wonen - Categorie II Wonen - Categorie III
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
26 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
Wonen –Categorie I (complex)
Publiek Publiek - Categorie I Publiek - Categorie II Publiek – Categorie III
Bedrijf Bedrijf - Categorie I Bedrijf - Categorie II Bedrijf – Categorie III
Overig (bv. brug) Overig - Categorie I+II+III
Wonen: woonfunctie, logiesfunctie
Publiek: gezondheidszorg, onderwijs, sport, winkel, overig publiek (vb. horeca, etc.)
Bedrijf: industrie, kantoor
Overig: overige gebruiksfuncties, bouwwerk geen gebouw zijnde (vb. civiele kunstwerken, brug,
etc. )
Wij wijken op een aantal punten af van het iTP. In het landelijk
toezichtprotocol is het niveau van diepgang voor bouwwerken met bouwkosten lager
dan € 100.000 bedragen over het algemeen lager gezet dan voor bouwwerken boven
de € 100.000. De toezichthouders van de Gemeente Nieuwegein maken dit
onderscheid niet: elk onderdeel wordt met dezelfde diepgang gecontroleerd ongeacht
de hoogte van de bouwkosten. We hanteren daarin dus geen verschillend niveau, met
uitzondering van het oriënteringsgesprek, waar we wel de lijn van het iTP volgen.
Het hanteren van eenzelfde toezichtsniveau voor de overige bouwfasen
heeft er mee te maken dat juist bij kleine bouwwerken de aannemers minder goed op
de hoogte zijn van de bouweisen, en daar dus het risico op bouwfouten groter is.
Daarom achten wij het nodig ook bij kleine bouwwerken op dit niveau toezicht te
houden. Verder kost de mate van “extra” diepgang bij kleinere bouwwerken niet heel
veel extra toezichtstijd. Zo wordt bijvoorbeeld de dekking op de wapening5 op
hoofdlijnen (visueel) en op enkele details (daadwerkelijk opgemeten) beoordeeld. Op
het moment dat de wapening moet worden gekeurd bij een klein bouwwerk is het een
kleine inspanning om op één representatieve plek de dekking daadwerkelijk op te
meten, voordat het beton wordt gestort.
Verder wijken wij op de volgende punten af van het landelijke
toezichtprotocol:
Een niveau lager voor de bouwfasen:
o Uitzetten bouw. Dit omdat het uitzetten geschiedt door de eigen gemeentelijke
vastgoedafdeling. Dit wordt door bouwtoezicht slechts visueel gecontroleerd op
grote afwijkingen;
o Fundering op staal en funderingsconstructie op staal. In Nieuwegein wordt
nauwelijks op staal (dat wil zeggen: op de voldoende draagkrachtige laag,
zonder palen) gebouwd. Daar waar het zich voordoet betreffen dit kleine
bouwwerken. De effecten bij afwijkingen, en dus het risico, zijn gering;
o Wanden/kolommen. De toezichthouders van de gemeente Nieuwegein maken
onderscheid in wanden/kolommen van staal, en wanden/kolommen van beton.
Het toezicht op stalen constructies is één niveau lager. Er is naar onze mening
meer en nader toezicht nodig bij beton omdat er voor de betonnen bouwdelen
op het werk constructieve zaken worden voorbereid. Daar bij moet
5 Dit is het aantal cm beton dat de stalen wapening van de omgeving afsluit. Voldoende
dekking is van belang om aantasting van de wapening te voorkomen en daarmee constructieve veiligheid te
borgen.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 27 (75)
bijvoorbeeld in de gaten worden gehouden of de wapening is aangebracht
volgens tekening (hoeveelheid, dekking enz.). Vervolgens kunnen er allerlei
leidingen en kanalen doorheen gelegd worden die constructief van invloed zijn.
De bekisting moet in orde zijn, etc. Dit in tegenstelling tot een stalen
constructie waarbij je het staal alleen hoeft te controleren op maatvoering.
o Stempels/steigers. Dit is in feite een arbo-aangelegenheid. De toezichthouders
van de gemeente Nieuwegein controleren hierop visueel. Tijdens het belopen
van een steiger of op het oog is zichtbaar wanneer een steiger echt gevaarlijk
is. Indien er een stempelplan is ingediend vindt toezicht wel plaats op niveau
2.
o Ventilatie-/spuicapaciteit: wij toetsen een niveau lager, omdat kenmerkende
details (in dit geval ventilatieberekeningen) niet buiten te toetsen zijn. Er kan
alleen worden gecontroleerd of wat volgens opgaaf is geplaatst. Alleen in het
geval van balansventilatie wordt een niveau hoger getoetst, omdat hiermee
landelijk problemen zijn gerezen.
o Afvoer verbrandingslucht/-rook. Kenmerkende details (niveau 3) zijn moeilijk
te controleren, omdat deze onbekend zijn. Daarom controleren wij dit aspect
op niveau 2.
Een hoger niveau voor de bouwfasen:
o Wering van vocht. In het landelijke protocol is het niveau op “S” gezet.
Nieuwegein controleert hierop wel elk bouwwerk, zij het slechts visueel (niveau
1).
Toezicht op meer bouwfasen dan het iTP aangeeft:
o Bij dakkapel en Wonen categorie I (eenvoudig) houden wij op enkele
bouwfasen toezicht op niveau “S”, waar volgens het iTP geen toezicht wordt
gehouden.
Tabel toetsmomenten – aandachtspunten per niveau van diepgang
In deze tabel is voor alle toetsmomenten genoemd in de toezichtmatrix
(oftewel voor de te onderscheiden bouwfasen) omschreven welke punten worden
gecontroleerd bij de niveaus S, 1, 2, 3 en 4, voor zover deze aan de orde zijn. De
tabel geeft geen inzicht over de diepgang waarmee dat aandachtspunt wordt
gecontroleerd.
Checklists
Aan de hand van de toezichtmatrix en de tabel zijn checklists voor alle
categorieën opgesteld. De checklists voor publiek en bedrijf wijken niet van elkaar af.
In totaal zijn er daarmee 9 checklists. De checklists zijn een hulpmiddel voor de
toezichthouder.
Werkinstructies
In werkinstructies zijn de aandachtspunten uit de checklists verder
uitgewerkt, zodat wordt verduidelijkt hoe dat onderwerp wordt gecontroleerd. Hiermee
wordt het niveau van toezicht (S, 1, 2, 3 of 4) zoals vastgelegd in de toezichtmatrix
kwalitatief uitgewerkt. De werkinstructies zijn als “naslagwerk” voor de
bouwtoezichthouder bedoeld.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
28 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
Borging en registratie: digitaal toezicht
Het gebruik van het iTP, met name van de checklists, is geborgd in de
vorm van gedigitaliseerde checklists, die op de iPad worden ingevuld. De
toezichthouders van Nieuwegein maken sinds 2013 gebruik van dit digitale toezicht.
Hiermee wordt de vastgelegde wijze van toezicht geborgd, waardoor mede uniformiteit
in het toezicht wordt geborgd. Daarnaast worden bevindingen in de checklist
vastgelegd, die na afloop van een controle in het VTH-systeem worden opgeslagen en
daarmee terugvindbaar.
Eén van de kwaliteitseisen is het vastleggen van de wijze waarop toezicht
wordt gehouden. De toezichtmatrix en tabel geven hieraan invulling, en maken
daarom onderdeel uit van het door het college vastgestelde beleid. De toezichtmatrix
en tabel zijn in aparte documenten opgenomen.
De in de toezichtmatrix opgenomen wijze van bouwtoezicht zorgt voor een
voldoende bouwkwaliteit in de praktijk, waarbij de risico’s aanvaardbaar zijn.
Toezichtstrategie gebruiksfase
a) Diepgang van het toezicht
Inrichtingsgebonden milieutoezicht
Doel van de wetgeving is bescherming van het milieu in brede zin.
Thema’s die bij het milieutoezicht van belang zijn, zijn:
Afval – afvoer naar erkende verwerkers
Afvalwater – beperken emissies in lozingen met het oog op kwaliteit
oppervlaktewater en bescherming gemeentelijk rioolstelsel
Bodem – voorkomen/beperken bodemverontreiniging
Energiebesparing – bijdrage aan vermindering broeikaseffect
Geluid – beperken geluidoverlast
Lucht – beperken emissies naar de lucht, bescherming ozonlaag,
beperken geuroverlast
Veiligheid – beperken risico’s voor de omgeving als gevolg van opslag
gevaarlijke stoffen en gassen
Net als bij het toetsen van aanvragen en het toezicht in de bouwfase geldt
hier dat de milieuregelgeving omvangrijk is, waarbij het niet effectief en efficiënt is elk
onderdeel op detail te controleren. Hierin dienen keuzes te worden gemaakt, en wel
zodanig dat de milieurisico’s aanvaardbaar zijn. Daartoe dient het toezichtprotocol
milieu. Per onderdeel van de wetgeving is beschreven op welke wijze het
milieutoezicht wordt uitgevoerd bij de routinematige bezoeken. Net als bij het
bouwtoezicht worden hier de toezichtsniveaus S, 1, 2, 3 en 4 onderscheiden.
Het toezichtprotocol is in eigen beheer ontwikkeld en wordt periodiek
geactualiseerd. Met dit toezichtprotocol wordt het milieutoezicht adequaat geborgd,
met als gevolg een afdoende bescherming van het milieu.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 29 (75)
Toezicht brandveilig gebruik
De prioritering en intensiteit van het toezicht wordt door de VRU bepaald
aan de hand van de uitkomsten uit de Risicomodule. Deze zijn niet verder
gedetailleerd in een toezichtprotocol, zoals voor milieu in toezichtniveaus is
uitgewerkt.
b) Routinematige en incidentele bezoeken
Op basis van de risicoanalyse en naleefgedrag wordt jaarlijks het aantal
periodieke controles geraamd in het Jaarprogramma omgevingsrecht op het gebied
van milieutoezicht en toezicht op brandveilig gebruik. Voor bouwen en sloop zijn
aannames gedaan over het aantal toezichtbezoeken per categorie uit het iTP. In de
praktijk kan dit sterk afwijken, door de houding van de aannemer.
De wijze waarop deze controles worden voorbereid en afgerond is
opgenomen in een protocol6 ‘Uitvoeren van een controle’. De wijze waarop deze
controles inhoudelijk worden uitgevoerd is opgenomen in de hierboven genoemde
toezichtprotocollen.
Incidentele bezoeken vinden plaats naar aanleiding van klachten, signalen
van derden (bijvoorbeeld van de VRU met betrekking tot wijziging van een bestaand
gebouw met negatieve gevolgen voor de brandveiligheid) of handhavingsverzoeken.
Dat geldt voor met name milieu en bestaande bouw. Daarbij wordt gecontroleerd of de
klacht/melding gegrond is. In voorkomende gevallen volgt dan een
handhavingstraject.
Toezichthouders bouw bezoeken dagelijks hun wijk voor het reguliere
bouwtoezicht, waarmee de kans op het signaleren van illegale bouw en sloop hoog is.
In het kader van (illegaal) toepassen van grond (Besluit bodemkwaliteit)
wordt begonnen met wekelijks surveillances binnen de Gemeente Nieuwegein door de
RUD Utrecht. Op basis van evaluatie van deze frequentie kan dit wijzigen.
c) Controle administratieve bescheiden en kwaliteitsnormen
Zowel in de milieuregelgeving als in de regelgeving voor brandveilig
gebruik worden schriftelijke bewijzen gevraagd van keuringen van installaties7 en
bodembeschermende voorzieningen. De controle van deze administratieve bescheiden
richt zich op tijdige uitgevoerde keuringen en het verrichten van de keuringen door de
daartoe erkende bedrijven. Tevens kan uit administratieve bescheiden gecontroleerd
worden op eventueel van toepassing zijnde milieukwaliteitsnormen, zoals een VOS-
boekhouding. Voor zover emissienormen gerealiseerd kunnen worden met
middelvoorschriften wordt alleen op dat middelvoorschrift gecontroleerd (bv. het
aanwezig zijn van een doekfilter of oliewaterafscheider) en het onderhoud ervan. Voor
milieu is een en ander vastgelegd in het toezichtprotocol milieu.
6 Dit protocol is bedoeld voor de werkvloer en maakt geen deel uit van deze Uitvoeringsnota.
7 Voorbeelden zijn koelinstallaties, stookinstallaties, tanks, brandmeld- en
ontruimingsinstallaties, sprinklerinstallaties.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
30 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
d) Eigen controlemaatregelen inrichtinghouder
In de milieu- en brandveiligheidsregelgeving wordt van de
inrichtingenhouder op sommige aspecten eigen controlemaatregelen verwacht. Zo
moet de inrichting zelf eenmaal per jaar een visuele controle uitvoeren van een vloer
die gekeurd is als vloeistofdicht. Bij vloeren die niet vloeistofdicht zijn, maar
vloeistofkerend, dient de inrichtinghouder een vorm van incidentenmanagement te
voeren (aanwezigheid absorptiekorrels, instructies werknemers). Tijdens de
routinematige bezoeken wordt hierop gecontroleerd.
e) het geven van voorlichting aan de inrichtinghouder
Doel van voorlichting is het vergroten van kennis bij de inrichtinghouder
over de na te leven voorschriften en de implicaties van niet-naleving. Algemene
voorlichting vindt plaats via de website van de gemeente
(www.nieuwegein.nl\wetmilieubeheer). Tijdens de routinematige bezoeken wordt de
inrichtinghouder voorgelicht over de te controleren regels, en de bevindingen van de
controle. Bij overtredingen worden deze in de handhavingsbrief toegelicht en uitgelegd
welke maatregelen van de inrichtinghouder wordt verwacht om de overtredingen
ongedaan te maken. De inrichtinghouder wordt daarin tevens voorgelicht over
subsidies en investeringsaftrekregelingen rond energiebesparingsmaatregelen.
f) Rapportage van bevindingen
Elk controlebezoek, ook als er geen overtredingen zijn geconstateerd,
wordt geregistreerd in het geautomatiseerde systeem. De strategie daarbij is dat
minimaal:
datum van de controle,
de gecontroleerde onderdelen,
de constateringen (benoemen van overtredingen of dat er geen overtredingen
waren),
gemaakte afspraken
worden vastgelegd.
In geval van overtredingen tijdens de bouw- of sloopfase volgt alleen bij
acute situaties een schriftelijke bevestiging in de vorm van een last onder
(spoed)bestuursdwang. In alle overige gevallen wordt bij vervolgcontroles gevolgd of
geconstateerde gebreken zijn opgelost. Dit is meestal het geval. Indien dit niet het
geval is volgt bij dreigende onomkeerbaarheid een schriftelijke handhavingstraject
conform de Landelijke Handhavingsstrategie.
In geval van overtredingen in de gebruiksfase (milieu, brandveilig
gebruik, ruimtelijke ordening) volgt een handhavingsbrief, waarbij uitvoering wordt
gegeven aan de Landelijke Handhavingsstrategie. Dit kan ook een situatie vlak na
afronding van de bouwfase zijn, waarbij bij de opleveringscontrole nog enkele
gebreken worden geconstateerd.
g) Gecoördineerd toezicht
Met de Wabo is één bevoegd gezag ontstaan voor zowel het verlenen van
de omgevingsvergunning als voor de bestuursrechtelijke handhaving. Dat vergt van
het bevoegde gezag een gecoördineerde aanpak van het toezicht op de
omgevingsvergunning en de aanhakers bij de omgevingsvergunning. We spreken ook
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 31 (75)
wel van “integraal toezicht”. De term integraal toezicht wekt wellicht de verwachting
dat één persoon alles kan controleren. In de praktijk zal dat echter niet vaak
voorkomen. De integraliteit heeft vooral betrekking op de afstemming, coördinatie
en/of gezamenlijkheid van het toezicht en de handhaving door de verschillende
handhavende disciplines, zowel binnen als buiten de gemeente. Doel van
gecoördineerd toezicht is:
De toezichtslast bij de aanvragers zoveel mogelijk te beperken;
Het toezicht en de handhaving intern efficiënter te organiseren;
Tegenstrijdige interpretatie van regels en wijze van handhaven zoveel mogelijk te
voorkomen.
Toezichtstrategie sloopfase
De sloopregelgeving is minder uitgebreid dan die voor bouwen, milieu en
brandveilig gebruik. Belangrijke thema’s die bij het slopen een rol spelen zijn
bescherming van belendingen (sloopveiligheid), deskundige asbestverwijdering en
juiste afvoer van al het sloopafval.
De wijze van toezicht bij slopen is vastgelegd in het toezichtprotocol
slopen, bestaande uit een toezichtmatrix, checklist en werkinstructie, op basis van het
integraal toezichtprotocol (iTP). Net als bij het bouwtoezicht worden in de
toezichtmatrix slopen de toezichtniveaus S, 1, 2, 3 en 4 onderscheiden, die vervolgens
zijn vertaald naar te controleren aandachtspunten en een checklist. Net als bij bouwen
is de checklist gedigitaliseerd en wordt het toezicht op sloop daarmee geborgd en
geregistreerd. De toezichtmatrix slopen geeft de wijze van toezicht aan en is
vastgesteld door het college van B&W. Het betreft een apart document. Met dit
toezichtprotocol worden de risico’s rond slopen adequaat geborgd.
Overig toezicht
Op verleende omgevingsvergunningen planologische strijdigheid,
afwijkingsbesluiten RO, monumentenvergunningen en omgevingsvergunningen op
grond van gemeentelijke verordeningsregels vindt geen actief toezicht plaats. Toezicht
vindt plaats aan de hand van klachten en handhavingsverzoeken van derden en
toevallige eigen waarnemingen. Hiertoe is geen toezichtstrategie opgesteld.
2.2.3 Sanctiestrategie
(ter invulling van art. 7.2, 4e en 5e lid Bor, art. 10.3, 4e lid Mor en
kwaliteitscriterium 9)
In 2014 is de Landelijke Handhavingstrategie (LHS) opgesteld. Hierin is
een samenspel van strafrecht en bestuursrecht zichtbaar. Deze LHS vormt onze
sanctiestrategie. Deze wordt door alle partijen die taken namens Nieuwegein uitvoeren
(naast de gemeente zelf zijn dat RUD Utrecht en VRU) gehanteerd. Voordat wordt
opgetreden volgt eerst de beoordeling of een overtreding bijvoorbeeld kan worden
gelegaliseerd.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
32 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
Beoordeling overtreding: gelijkwaardige oplossing of legalisatie?
Voorafgaand aan de vraag of de sanctiestrategie of gedoogstrategie wordt
toegepast, wordt eerst onderzocht of sprake is van een overtreding, en zo ja, of deze
te legaliseren is.
Gelijkwaardige oplossing
Voordat een afwijking van de regels gekwalificeerd kan worden als een
overtreding moet eerst worden bekeken of er sprake kan zijn van een gelijkwaardige
oplossing. Onder gelijkwaardige oplossing wordt het volgende verstaan:
“Er is sprake van een afwijking van (een of meerdere voorschriften van)
een vergunning/ontheffing/algemeen voorschrift, maar het door de rechtsregel
beschermde belang wordt in dezelfde mate of beter gewaarborgd.”
Daarbij geldt in bijna alle gevallen dat wanneer men dit vooraf had
geweten en als zodanig had aangevraagd, men in die gevallen ook de vergunning of
ontheffing verleend had gekregen. Veelal gaat het ook om afwijkingen die minder
cruciaal zijn of op zichzelf staand of vergunningsvrij zijn. In deze situaties worden
belangen van derden niet geschaad en wordt, indien nodig, door middel van
berekeningen en/of tekeningen aangetoond dat de gekozen/gerealiseerde oplossing
een gelijkwaardige is.
In de praktijk gaat het dan om ondergeschikte wijzigingen ten opzichte
van de aanvraag/vergunning en ontstaat er geen situatie die is gelegen onder het
wettelijke minimumniveau. Ook bij de taakvelden Milieu/APV/bijzondere wetten en
brandweer blijkt de praktijk soms afwijkingen van ondergeschikte betekenis ten
opzichte van de verleende vergunning/ontheffing wenselijk of noodzakelijk te maken.
Deze afwijkingen van ondergeschikte betekenis worden door de toezichthouders dan
ook niet als overtreding aangemerkt. De achterliggende gedachte daarbij is dan, dat
handhaven een middel is en geen doel op zich. Bij bouwen in afwijking van een
bouwvergunning kan daarbij aan het volgende worden gedacht:
een geringe afwijking in de indelingen van het bouwwerk (bijvoorbeeld een geringe
afwijking van de plaats van wanden en/of deuren);
een geringe afwijking in het formaat of de locatie van ramen in de achtergevel;
het aanbrengen van roedes op de ramen;
geringe kleurafwijkingen in schilderwerk;
geringe afwijkingen in kozijnen (qua grootte, plaats of materiaal).
Daarnaast komt het bij bouwen voor dat afgeweken wordt van
zogenaamde prestatie-eisen uit het Bouwbesluit. Het Bouwbesluit biedt de
mogelijkheid om van een prestatie-eis af te wijken, bijvoorbeeld om te gedetailleerde
voorschriften te voorkomen of wanneer een op zich goede oplossing niet zou zijn
toegestaan. Van gelijkwaardigheid is sprake als8:
het gaat om een concrete bouwwerk-gebonden oplossing
8 Uit “Gelijkwaardige oplossingen – beoordeeld door de Werkgroep gelijkwaardigheid”,
rapportnummer G2008-001, Dr. Ir. M. van Overveld, 31 januari 2008.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 33 (75)
die afwijkt van een op de concrete oplossing van toepassing zijnde voorschriften
van het Bouwbesluit aangaande de grenswaarde, de bepalingsmethode of
functionele eis, en
voldoet aan hetgeen de wetgever met dat voorschrift heeft beoogd (veiligheid,
bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu).
Vragen van gemeenten met betrekking tot gelijkwaardigheid konden tot eind 2008 ter
beoordeling voorgelegd worden aan de Werkgroep Gelijkwaardigheid van de
Vereniging Stadswerk Nederland, in samenwerking met VROM en VNG. Sinds eind
2008 is hiervoor de Adviescommissie praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften
in de plaats gekomen, te bereiken via de Helpdesk bouwregelgeving en brandveilig
gebruik van het voormalig ministerie van VROM.
Het Activiteitenbesluit milieubeheer welke van toepassing is op een
meerderheid van de inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer kent ook de
toepassing van een gelijkwaardige oplossing. Artikel 1.8 van het Activiteitenbesluit
biedt de mogelijkheid een andere maatregel toe te passen dan de bij of krachtens het
Besluit genoemde verplichte maatregel wanneer het bevoegde gezag heeft beslist dat
met die andere maatregel tenminste een gelijkwaardig niveau van bescherming van
het milieu wordt bereikt. Een verplichte maatregel kenmerkt zich door het expliciet
noemen van een maatregel in het Besluit of de Regeling. In het Besluit of Regeling zijn
verplichte maatregelen met name gekoppeld aan niet-kwantitatief geformuleerde
eisen. Voor verplichte maatregelen dient eerst de Awb-procedure te worden gevolgd
via een verzoek om toestemming aan het bevoegde gezag. Het bevoegd gezag moet
binnen 8 weken op een dergelijk verzoek beslissen. De bewijslast voor de
gelijkwaardigheid ligt bij het bedrijf. Naast verplichte maatregelen worden
zogenaamde erkende maatregelen onderscheiden in het Activiteitenbesluit. Hierbij
wordt een formulering gebruikt als “…..aan de eis van artikel XXX wordt in ieder geval
voldaan indien……”. Meestal zijn erkende maatregelen gekoppeld aan een
gekwantificeerde eis. Het benoemen van de maatregelen maakt het voor de
ondernemer makkelijker om te weten hoe hij aan bijvoorbeeld een emissie-eis kan
voldoen. Voor het toepassen van een erkende maatregel is geen toestemming vooraf
van het bevoegde gezag nodig. Voor de beoordeling of een maatregel gelijkwaardig is
kan (maar hoeft niet) een beroep gedaan worden op de landelijke Werkgroep
“Beoordeling Gelijkwaardigheid” die in 2009 specifiek voor de milieuwetgeving in het
leven is geroepen, te bereiken via www.infomil.nl.
Legalisatieonderzoek
Na constateren van een overtreding wordt tevens nagegaan of legalisatie
mogelijk is, door bijvoorbeeld een melding, vergunning of ontheffing. Dergelijke vorm
van legalisatieonderzoek komt vooral voor bij het werkveld bouwen en ruimtelijke
ordening. De uitkomst hiervan bepaalt niet zozeer of er gehandhaafd gaat worden
maar wel tot welk resultaat de handhavingsinzet moet leiden. Dit kan zijn gericht op
het zorgen dat de situatie alsnog wordt vergund of wel wordt beëindigd.
Een legalisatieonderzoek kan enige tijd in beslag nemen. Als een
legalisatie onderzoek snel kan worden uitgevoerd kan gewacht worden op de uitkomst
daarvan, voordat een ambtelijke of bestuurlijke waarschuwing uitgaat. Als een
legalisatieonderzoek enige tijd gaat vergen, bijvoorbeeld omdat hiervoor extern advies
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
34 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
nodig is, kan het zijn dat direct na de controle een brief wordt gezonden waarin in
ieder geval al wordt aangekondigd dat er een overtreding is geconstateerd.
Indien legalisatie mogelijk is krijgt de overtreder hiertoe de gelegenheid.
Indien de overtreder hieraan geen gehoor geeft volgt pas handhaving. Er wordt dan
aangeschreven op het ongedaan maken van de overtreding. Dit kan bijvoorbeeld
betekenen dat een bouwwerk moet worden teruggebracht in de staat van de laatst
verleende bouwvergunning. Er kan geen sanctie worden opgelegd op het niet indienen
van een aanvraag; het indienen van een aanvraag heft de overtreding namelijk (nog)
niet op. Deze is pas opgeheven als de daadwerkelijk vergunning/ontheffing is
verleend.
Landelijke Handhavingstrategie
Onder handhaven wordt hier verstaan de handelingen vanaf het
constateren van een overtreding tot en met het hersteld zijn van de overtreding, door
inzetten van handhavingsinstrumenten. Dit kan uiteindelijk het opleggen van een
sanctie betekenen, maar ook een eerste waarschuwingsbrief valt voor ons onder het
begrip handhaven.
De wettelijke bestuursrechtelijke sancties die het bestuur kan opleggen
zijn beperkt tot de last onder dwangsom, de last onder bestuursdwang9, de
bestuurlijke boete10 of het intrekken van de vergunning. Daarnaast kan door een
bevoegd opsporingsambtenaar de strafrechtelijke sancties bestuurlijke
strafbeschikking11 of proces-verbaal worden ingezet. Bij de keuze voor een sanctie
dient rekening te worden gehouden met het volgende:
Last onder bestuursdwang en een last onder dwangsom mogen niet tegelijkertijd
worden toegepast (artikel 5.6 Awb). Tenzij ze een verschillend doel hebben en/of
het primair om een verschillend delict gaat.
Een last onder dwangsom mag niet worden opgelegd als het belang dat het
betrokken voorschrift beoogt te beschermen zich daartegen verzet (artikel 5:32
Awb). Dit is het geval als bij voortduring van de overtreding gevaar bestaat of de
gevolgen van de overtreding erger/groter worden. Met het verbeuren van
dwangsommen kan de overtreding namelijk nog steeds voortduren, terwijl in
sommige gevallen dit niet wenselijk is. In geval van bestuursdwang wordt
daadwerkelijk de overtreding ongedaan gemaakt.
De keuze van de sanctie moet evenredig zijn. Dit houdt in dat daar waar mogelijk
wordt gekozen voor een last onder dwangsom in plaats van een last onder
bestuursdwang omdat de dwangsom minder belastend wordt gevonden dan
bestuursdwang. Ook de gekozen wijze van bestuursdwang moet zo min mogelijk
belastend zijn. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat door of namens de gemeente
de benodigde maatregel wordt getroffen in plaats van het (veel belastender)
sluiten van het pand/bedrijf.
9 Bestuursdwang is het door feitelijke handelen door of namens het bevoegd gezag de
overtreding ongedaan maken. 10 De bestuurlijke boete kan niet op Wabo-regels worden toegepast. 11 De bestuurlijke strafbeschikking is alleen beschikbaar voor milieuovertredingen, en het
opleggen ervan is voorbehouden aan de Regionale uitvoeringsdiensten/omgevingsdiensten in Nederland.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 35 (75)
Indien de overtreding al is beëindigd en geen risico voor herhaling bestaat is
bestuursrechtelijk optreden niet meer mogelijk. In die situatie kan voor
strafrechtelijk optreden worden gekozen, mede afhankelijk van de ernst van de
overtreding.
Het bestuur heeft enige beleidsvrijheid welke en de wijze waarop het deze
instrumenten inzet. De aard van de overtreding en de houding van de overtreder
spelen een grote rol bij de beslissing over de wijze van optreden. Zo is dit ook
vastgelegd in de Landelijke Handhavingsstrategie. De toezichthouder doorloopt vier
stappen om te bepalen welke (mix van) handhavingsinstrument(en) wordt ingezet:
Stap 1
De kern van deze LHS wordt gevormd door een interventiematrix, waarbij de
toezichthouder de ernst van de gevolgen van een overtreding in combinatie met de
houding van de overtreder bepaalt in welk vak van de interventiematrix de overtreding
wordt gepositioneerd:
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
36 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 37 (75)
Stap 2
Vervolgens bepaalt de toezichthouder of er verzachtende dan wel verzwarende
factoren zijn (zoals bijvoorbeeld recidive), waardoor de overtreding een trede lager of
hoger in de matrix terecht kan komen.
Stap 3
Indien een overtreding in het midden- of zware segment is gepositioneerd stelt de LHS
dat overleg met de strafrechtpartner plaatsvindt om te bepalen of alleen
bestuursrecht, alleen strafrecht of bestuurs- én strafrechtelijke wordt opgetreden.
Stap 4
Op basis daarvan wordt de overtreding definitief in de matrix geplaatst (zie volgende
pagina).
De doorlopen stappen en genomen beslissingen worden door de
toezichthouder geregistreerd in Squit. Doel hiervan is het achteraf kunnen verifiëren
van de doorlopen stappen en tevens het evalueren van toepassing van de LHS in
werkoverleggen. De Landelijke Handhavingstrategie bevat een verdere toelichting op
de te nemen stappen. De LHS is samen met het in deze paragraaf beschrevene de te
hanteren werkwijze door de toezichthouders. De LHS is te vinden op
http://www.infomil.nl/onderwerpen/integrale/handhaving/landelijke/introductie/.
Toepassen bestuursrechtelijke sancties uit de LHS: een richtlijn
De kern van de LHS wordt dus gevormd door positionering van een
overtreding in de matrix. Dit is aan de toezichthouder. Om de toezichthouder enige
richting mee te geven voor zijn beslissing, en daarmee te voorkomen dat de
verschillende toezichthouders tot verschillende beslissingen komen wordt hieronder
een richtlijn gegeven.
Ernst van de gevolgen van de overtreding (1 t/m 4)
De toezichthouder dient de ernst van de gevolgen van de overtreding in te
schalen. Voor milieuovertredingen is hiertoe een richtlijn opgenomen in het
Toezichtprotocol Milieu. Doel hiervan is een uniforme inschaling van een overtreding
door verschillende toezichthouders. De LHS is door diverse omgevingsdiensten reeds
uitgeprobeerd, waarbij is gebleken dat men tot verschillende inschaling komt. Het
leerpunt dat hieruit is gevolgd is dat het van belang is dat in toezichthouders onderling
in werkbesprekingen hierover met elkaar praten, om tot een steeds uniformere
werkwijze te komen.
Voor brandveilig gebruik, bouwen en sloop is een dergelijke inschaling
vooraf nu niet gemaakt. Dit is bewust niet gedaan, omdat elke situatie hier anders is.
Zo zal het ontbreken van constructieve gegevens bij een grote complexe bouw in ernst
anders worden gewogen dan van een kleine uitbouw. Ook hier geldt dat door
casusbesprekingen in werkoverleggen tot een meer eenduidige inschaling wordt
gekomen.
Gedrag van de overtreder (A t/m D)
De toezichthouder kan rechtstreeks aan de overtreder vragen waarom hij
een voorschrift niet naleeft. Antwoorden kunnen zeer divers zijn. De toezichthouder zal
hieruit het gedrag van de overtreder inschalen.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
38 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
Gebruikte afkortingen:
BSBm = bestuurlijke strafbeschikking milieu (alleen door RUD op te leggen);
PV = proces verbaal (op te stellen door een daartoe bevoegd opsporingsambtenaar, waarna
het Openbaar Ministerie deze afhandelt (sepot, transactie, dagvaarding);
LOB = last onder bestuursdwang
LOD = last onder dwangsom
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 39 (75)
Inschaling in A:
Van de overtreder is uit het verleden bekend dat hij het naleven van regels serieus
neemt en snel zaken herstelt.
geeft (geloofwaardig) aan dat hij niet bekend was met het overtreden voorschrift.
Geeft een geloofwaardige/verifieerbare reden waarom niet wordt nageleefd, terwijl
hij eigenlijk anders zou willen (bijvoorbeeld economische redenen, richtlijnen van
hoofdkantoor, etc.).
Inschaling in B:
Van de overtreder is uit het verleden bekend dat hij het naleven van regels niet
belangrijk vindt en zich ook niet verdiept in de regels die hij dient na te leven.
Geeft geen duidelijke reden waarom niet wordt nageleefd.
Inschaling in C:
De betrokkene is in een eerder stadium op de hoogte gebracht van de
voorschriften, dan wel er is sprake van herhaling. Dit is aan te merken als
verzwarende omstandigheid, die kan leiden tot het opschuiven van de initiële
inschaling naar een hoger niveau in de matrix.
Er worden algemeen bekende voorschriften overtreden.
De overtreder belemmert de controle, door bijvoorbeeld geen inzage in
administratie te geven of deuren gesloten te houden.
Er sprake van berekenend of onbetrouwbaar gedrag, bijvoorbeeld gericht op
bewuste kostenbesparing door investeringen uit te stellen, zonder dat (anders dan
bij A) de overtreder financiële problemen kent.
Inschaling in D:
Er is sprake van doelbewust handelen, op het criminele af (fraude, oplichting,
etc.).
De LHS geeft aan welke interventiemix dient te worden toegepast. De
beslissing welke interventiemix toe te passen vindt plaats bij:
de periodiek controles in de gebruiksfase. Dan wordt bepaald per overtreding
welke interventiemix wordt toegepast. Dit kan bij meerdere overtredingen
inhouden dat er verschillende interventies volgen, omdat de ernst van de gevolgen
per overtreding kunnen verschillen. Uit de interventiematrix zal in deze gevallen
veelal alleen een bestuursrechtelijk traject volgen bestaande uit waarschuwen, of
LOD/LOB.
hercontrole. Deze vloeit voort uit een hersteltermijn gegeven bij een waarschuwing
of bij een bestuurlijke waarschuwing volgend op een periodiek controle. Indien bij
hercontrole blijkt dat de overtreding niet is hersteld volgt de volgende stap van het
reeds ingezette bestuursrechtelijke handhavingstraject:
o Na waarschuwing volgt bestuurlijke waarschuwing (voornemen tot opleggen
LOD/LOB)
o Na bestuurlijke waarschuwing volgt LOD/LOB.
Er vindt dus geen volledige nieuwe inschaling plaats. In principe is in dit geval
sprake van “recidive” waardoor vanuit de 1e inschaling schuin omhoog wordt
gegaan in de matrix.
Bij oplevercontroles (bouw/sloop) wordt de LHS steeds opnieuw doorlopen,
vanwege het voortschrijdende karakter in een bouw of sloop en daarmee steeds
wijzigende overtredingen. In geval van ontbreken vergunning of
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
40 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
constructiegegevens, of andere elementen met een onomkeerbaarheid, zal vaak
de tijdelijke stillegging uit de interventiemix volgen.
Waarschuwing
Indien uit de interventiematrix volgt dat een waarschuwing aan de orde is,
dan wordt deze schriftelijk gegeven. In deze brief wordt aangegeven welke
maatregelen getroffen moeten worden om de overtreding te beëindigen en binnen
welke termijn (hersteltermijn) dit moet zijn uitgevoerd. In deze brief worden geen
sancties aangekondigd. Wel wordt melding gemaakt van de vervolgcontrole. Indien ná
de hersteltermijn bij de hercontrole blijkt dat de overtreding nog steeds voortduurt
volgt opschaling naar LOD/LOB.
In plaats van een waarschuwing kan ook worden gekozen voor het
achterlaten van een bezoekrapport, waarbij aan de overtreder wordt gevraagd om aan
het bevoegd gezag terug te melden als hij de overtredingen heeft hersteld. Deze optie
kan worden ingezet indien alleen heel lichte overtredingen worden geconstateerd.
LOD/LOB (Last onder dwangsom/last onder bestuursdwang)
Indien uit de (her)controle volgt dat LOD/LOB aan de orde is, dan wordt
hierbij eerst een bestuurlijke voornemen geuit tot het opleggen van een last onder
dwangsom of last onder bestuursdwang. In deze bestuurlijke waarschuwing wordt voor
wat betreft overtredingen in de gebruiksfase (milieu, brandveilig gebruik) een
hersteltermijn opgenomen. Indien ná de hersteltermijn de overtreding nog steeds
voortduurt volgt de sanctiebeschikking. In de meeste gevallen zal dat een last onder
dwangsom zijn.
Verder wordt een termijn genoemd waarbinnen de overtreder een
zienswijze naar voren te brengen op de voorgenomen bestuursrechtelijke sanctie (art.
4:8 Awb). Meestal is deze termijn beperkt tot 2 weken. In het geval van bouwen en
slopen is dit de enige termijn, en wordt geen hersteltermijn gegeven. De zienswijze
wordt meegewogen of uiteindelijk de last al of niet, of gewijzigd wordt opgelegd.
Tijdelijke stillegging
Bij een bouw of sloop kan direct worden stilgelegd. Hierbij zijn twee
vormen te onderscheiden. Een stillegging beperkt tot een mondelinge aanwijzing wordt
ingezet bij snel te herstellen overtredingen en/of overtredingen van lichte ernst. Deze
interventie wordt niet achteraf op schrift in een beschikking vastgelegd. Het betreft
hier een informele aanpak. De tweede vorm betreft een mondelinge aanwijzing tot
stillegging, gevolgd door een schriftelijke bevestiging in een last onder bestuursdwang.
Vaak is hier sprake van spoedeisendheid, waardoor in dit geval een bestuurlijke
waarschuwing achterwege wordt gelaten.
Uitvoeren van de sanctie
In de sanctiebeschikking zelf is eveneens een termijn gesteld gedurende
welke de overtreder alsnog de overtreding ongedaan kan maken zonder dat een
dwangsom wordt verbeurd of bestuursdwang wordt toegepast. Dit betekent dat na het
opleggen van de sanctie gecontroleerd wordt of is voldaan aan de last. Indien dit niet
het geval is, volgt de daadwerkelijke uitvoering van de sanctie, te weten het verbeuren
en invorderen van dwangsombedragen of het feitelijk uitvoeren van de
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 41 (75)
bestuursdwang. In geval van bestuursdwang volgt dan nog het verhalen van de kosten
van het toepassen van de bestuursdwangmaatregelen.
Zwaarte van de sancties en termijnen
Het bestuur dient inzicht te geven in de zwaarte van de sancties en
termijnen. Dit doen we voor veel voorkomende overtredingen. Doel hiervan is om:
willekeur tegen te gaan, en
het de handhavende organisatie gemakkelijker te maken om een referentiepunt te
hebben.
Hersteltermijn en begunstigingstermijn
De hersteltermijn (zo noemen we de termijn die in de ambtelijke of
bestuurlijke waarschuwing) en de begunstigingstermijn (dit is de termijn opgenomen
in de sanctiebeschikking) moet redelijk zijn en in ieder geval voldoende lang om de
aangeschrevene ook daadwerkelijk in staat te stellen de last uit te voeren. Als een last
gericht is op het voorkomen van een herhaling van een overtreding is een
begunstigingstermijn soms niet nodig. Vaak gaat het dan om overtredingen van
gedragsvoorschriften. Bij dergelijke overtredingen hoeven vaak geen voorzieningen of
maatregelen te worden getroffen. De overtreder dient uitsluitend zijn gedrag te
veranderen. De begunstigingstermijn kan gelijk zijn aan de eerder gestelde
hersteltermijn. Indien echter de overtreder een te nemen maatregel al in gang heeft
gezet12, maar nog niet heeft volbracht, kan de termijn in de volgende stap van het
handhavingstraject korter worden gesteld. Voor veelkomende milieuovertredingen zijn
termijnen vastgelegd in een protocol dwangsombedragen en termijnen.
Modaliteit en hoogte van de dwangsom
Het bevoegde gezag kan de dwangsom vaststellen op een bedrag ineens
of een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd of per overtreding van
de last. Het vastgestelde bedrag moet in redelijke verhouding staan tot de zwaarte
van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging.
De hoogte van de bedragen moeten tot doel hebben de overtreding
ongedaan te (laten) maken of te voorkomen. De dwangsom moet in ieder geval zo
hoog zijn dat er een voldoende prikkel van uitgaat om de overtreder te bewegen de
overtreding te beëindigen. Daarbij moet rekening gehouden worden met de omvang
van de overtreding, de omvang van de schade en de vereiste investeringen. Er kan
bijvoorbeeld gekeken worden naar de omvang van de investering en het eventueel
behaalde financieel voordeel. Bij de hoogte van een dwangsom kan ook onderscheid
gemaakt worden tussen particulieren en bedrijven.
Een bestuursorgaan heeft bij het bepalen van de hoogte van de
dwangsom en het maximum van het te verbeuren bedrag een ruime mate van
beleidsvrijheid. Om het bevoegde gezag enig houvast (een referentiepunt) te geven bij
het bepalen van onder meer de hoogte van de dwangsom en het maximum te
verbeuren bedrag is een protocol dwangsombedragen en termijnen voor veel
voorkomende milieuovertredingen opgesteld. Dit protocol bevat geen uitputtende lijst
12 De overtreder heeft bijvoorbeeld al offertes opgevraagd en ontvangen van een extern
bedrijf dat de maatregel zal uitvoeren, maar heeft de opdracht nog niet verstrekt.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
42 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
van mogelijke overtredingen. Het betreffen richtlijnen waarvan gemotiveerd
afgeweken kan worden. Juist bij afwijkingen moet gelet worden op een deugdelijke
motivering van de gekozen bedragen in de beschikking. Het bepalen van een
dwangsom blijft maatwerk.
Samenwerking met andere bestuursorganen
In 2006 is provinciebreed de Intentieverklaring voor
handhavingssamenwerking ondertekend door alle handhavingspartners. De looptijd is
onlangs verlengd tot eind 2014. Deze is nog niet vernieuwd. De samenwerking
verloopt nog steeds op de manier zoals in de betreffende Intentieverklaring is
vastgelegd. De Provincie coördineert en faciliteert de afstemming en samenwerking.
Op hoofdlijnen doet zij dit door zowel ambtelijk als bestuurlijk het Provinciaal
Milieuoverleg (PMO) te organiseren (circa 8x per jaar ambtelijk, 1 à 2x per jaar
bestuurlijk) en jaarlijks een Provinciebreed Samenwerkingsprogramma Handhaving op
te stellen in overleg met de handhavingspartners. In dit Samenwerkingsprogramma
zijn concrete projecten opgenomen, waaraan Nieuwegein de voor haar relevante
projecten opneemt in het eigen Jaarprogramma omgevingsrecht. De Provincie
faciliteert ook in de uitvoering bij deze projecten.
Verder is naar aanleiding van de Wabo een samenwerkingsovereenkomst
ondertekend (collegebesluit 2010/13589 d.d. 28 september 2010). Op grond van de
Waterwet en Wabo zijn namelijk bevoegdheden verschoven tussen provincies,
gemeenten en waterschappen. Zo is de provincie voor alle Wabo-beleidsvelden
verantwoordelijk voor de inrichtingen waarvoor zij vanuit milieuregelgeving de
vergunningverlener zijn. In Nieuwegein betreft dit Van Vliet Milieudienstverleners en
de NUON warmtecentrale. Kern van de samenwerkingsovereenkomst is dat gebruik
wordt gemaakt van elkaars expertise. Zo zal de gemeente en VRU adviserend
optreden inzake bouw- en sloopaanvragen en toezicht bij deze inrichtingen.
Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden blijft op grond van de
Waterwet naast de gemeente bevoegd tot toezicht op voormalige WVO-plichtige
lozingen. Zij voert daarom het toezicht uit en adviseert de gemeente over
vergunningverlening en handhaving met betrekking tot deze lozingen. Het betreft
bedrijven waarbij het milieutoezicht wordt uitgevoerd door de RUD Utrecht en deze in
mandaat van het college van B&W zo nodig sanctionerend optreedt op advies van
HDSR.
Afstemming bestuursrecht / strafrecht
De provinciebrede Intentieverklaring voor handhavingssamenwerking is in
2006 mede door het Openbaar Ministerie / Functioneel Parket ondertekend. In deze
overeenkomst is de afstemming voor wat betreft de milieuhandhaving met het
Regionaal Milieuteam van de politie en het Openbaar Ministerie opgenomen. Er is geen
apart handhavingsarrangement tussen de Gemeente Nieuwegein en het Openbaar
Ministerie over gezamenlijke bestuurlijke- en strafrechtelijke handhavingsprioriteiten.
Het strafrechtelijke spoor is daarom in deze strategie minder diepgaand uitgewerkt.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 43 (75)
Relevante13 constateringen worden of zelf verbaliseert (de gemeente beschikt over
een zogenaamd Buitengewoon Opsporingsambtenaar (Boa) in Domein 2 die hiertoe
bevoegd is) of doorgegeven aan de strafrechtelijke partner(s) die, vanuit eigen
autonome bevoegdheid, beoordelen wat er met de melding wordt gedaan. In geval van
milieuovertredingen is met het Regionaal MilieuTeam Midden-Nederland afgestemd dat
zij al onze vooraankondigingen van sanctiebeschikkingen en de sanctiebeschikkingen
in afschrift ontvangen.
De RUD Utrecht voert het toezicht uit bij de bedrijven die onder het
zogenaamde basistakenpakket vallen. Voor Nieuwegein betreft dit zo’n 120 bedrijven.
De RUD Utrecht beschikt over een eigen strafrechtbevoegdheid en mag door Boa’s
naast het proces-verbaal ook de bestuurlijke strafbeschikking milieu (bsb-m) inzetten.
Het in dienst hebben van Boa’s is nodig om alle interventies genoemd in de landelijke
handhavingsstrategie te kunnen uitvoeren. De RUD Utrecht heeft een zogenaamde
categoriale beschikking aangevraagd bij de dienst Justis van het ministerie van
Veiligheid en Justitie, waarmee alle Boa’s in dienst van de RUD in één besluit worden
aangewezen in plaats van individueel. Het Besluit aanwijzing Boa's RUD Utrecht is in
de Staatscourant (stcrt-2015-6986) gepubliceerd.
De algemene (landelijke) tendens in de ontwikkeling van de inzet van
Boa’s door RUD’s en gemeenten is dat de gespecialiseerde milieupolitie door het OM
steeds meer wordt ingezet voor de opsporing van middelzware milieucriminaliteit en
daardoor minder beschikbaar wordt voor de inzet van strafrechtelijke sancties bij
kleinere milieuovertredingen.
Ongeveer 1x in de twee maanden is er een samenwerkingsoverleg tussen
de RUD Utrecht, het Openbaar ministerie en de politie. Afstemming over toepassing
van strafrecht tussen RUD Utrecht, politie en OM is vooralsnog niet nodig, gezien de
verkregen opsporingsbevoegdheid. Uiteraard wordt in complexere zaken teruggevallen
op de expertise van de politie en het OM.
Handhaving overtredingen door eigen organisatie of andere overheden
Handhaving van voorschriften bij een andere overheid is niet anders dan
bij anderen: hierbij wordt de LHS toegepast.
Op overtredingen door eigen diensten, instellingen of afdelingen14 volgt
een ander proces, afwijkend van de LHS. Dit heeft er met name mee te maken dat:
de omgang met collega’s anders is dan die met externen, waardoor eerder zal
worden gegrepen naar het instrument aanspreken / informeren uit de
interventiemix, dan het schriftelijk waarschuwen.
Het opleggen van een last onder dwangsom aan onszelf geen reële herstelsanctie
is, doordat de dwangsom door de eigen organisatie wordt verbeurd.
13 Daarbij spelen criteria als onomkeerbare milieuschade, overlast, recidive en veiligheid een
rol. 14 Denk daarbij aan overtredingen die geconstateerd zijn in het eigen kantoor, scholen,
zwembad, theater, een werf voor inzameling van afval, niet inrichtinggebonden activiteiten zoals kappen,
stoken, bouwen, etc.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
44 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
Om deze redenen wordt afgeweken van de LHS, en geldt het volgende
proces bij overtredingen door de eigen organisatie. Het proces is gericht op een snel
en effectief herstel van overtredingen met het oog op de eigen voorbeeldfunctie van
de gemeente. Bij stagnatie hierin worden alsnog sancties ingezet.
1. In geval van een overtreding maakt de toezichthouder mondeling afspraken met
de betreffende contactpersoon van het organisatieonderdeel tot het herstellen van
de overtreding(en). N.B. In sommige gevallen kan de ernst van de overtreding
zodanig hoog zijn (dit is het geval bij aantoonbaar verwijtbaar handelen en/of
mogelijk gevaar, bij overtredingen met acuut gevaar en/of overtredingen die
onomkeerbaar zijn of directe veiligheidsgevolgen hebben) dat hierop direct
strafrechtelijk wordt geacteerd, echter wel na overleg van de toezichthouder met
diens leidinggevende.
2. De toezichthouder meldt de overtreding en gemaakte afspraak bij het
afdelingshoofd van de handhavende afdeling. N.B. Dit afdelingshoofd is door het
college van B&W tot handhaving gemandateerd.
3. Het afdelingshoofd informeert de ambtelijk verantwoordelijke van het
overtredende organisatieonderdeel (afdelingshoofd of teamleider).
4. De toezichthouder volgt of de overtreding wordt hersteld binnen de gemaakte
afspraak. Indien dit niet het geval is stelt hij een schriftelijke waarschuwing op en
meldt hij dit bij het afdelingshoofd van de handhavende afdeling.
5. Het hoofd van de handhavende afdeling informeert de verantwoordelijke van het
overtredende organisatieonderdeel en tevens de directie en de voor handhaving
verantwoordelijke portefeuillehouder van het college van B&W over de schriftelijke
waarschuwing en maakt melding van de stagnatie in het herstel van de
overtreding.
6. De toezichthouder volgt opnieuw of de overtreding wordt hersteld. Zo nee, dan
informeert hij het afdelingshoofd van de handhavende afdeling en stemt de
vervolgstap af. Dit zal het opleggen van een sanctie inhouden. Dit kan betekenen
dat tot een last onder bestuursdwang en/of een strafrechtelijk traject wordt
gekomen.
Vanwege de ervaringen met eigen bouwprojecten is een werkproces
“omgaan met overtredingen bij eigen bouwprojecten” door de directie op 30 maart
2015 is vastgesteld. Het werkproces is ter kennis gebracht aan het college en heeft
verder uitsluitend interne werking. De kern van dit werkproces bestaat uit een
opschalingsmodel, waarbij bij vastlopende processen de lijn naar boven wordt gezocht,
om te komen tot een effectieve oplossing van de overtreding.
2.2.4 Gedoogstrategie
(ter invulling van kwaliteitscriterium 10)
Handhaving is het opleggen van een sanctie tegen een overtreding. Als
geen sanctie wordt opgelegd, gedoogt het bestuur. De definitie van gedogen is: “het
bestuur dat bevoegd is tot handhaving ziet willens en wetens (tijdelijk) af van
optreden tegen een overtreding”.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 45 (75)
Het landelijke beleidskader inzake gedogen15 opgesteld door de Minister
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu en de Minister van Verkeer en
Waterstaat en de jurisprudentie van de bestuursrechter stelt grenzen aan gedogen.
Deze vormen ook het uitgangspunt voor onze gedoogstrategie.
Gedogen versus afzien van handhaving
Volgens vaste jurisprudentie geldt voor het bestuur een beginselplicht tot
handhaving. Afzien van handhaving is slechts mogelijk onder bijzondere
omstandigheden. Handhaven is de regel, gedogen is de uitzondering.
Het is bekend dat de praktijk weerbarstig is en vol verrassingen. Bij
vrijwel elke controle wordt wel een afwijking geconstateerd. Het kan zijn dat de
afwijking een gelijkwaardige oplossing is en er dus geen sprake is van overtreding (zie
§ 2.3.1). Dit is vooral van belang bij de bouwregelgeving. Verder zijn er situaties
denkbaar waarbij een uitzondering verantwoord is en het inzetten van het
handhavingstraject niet in alle redelijkheid gevolgd kan worden. Er zij dan twee
mogelijkheden, gedogen of afzien van handhaving.
Afzien van handhaving volgt als uit de belangenafweging is gebleken dat
handhaven zo onevenredig zwaar de belangen van de overtreder schaadt in
verhouding tot het te beschermen belang dat je niet meer mag handhaven. Indien
wordt afgezien van handhaving wordt dit kenbaar gemaakt aan de overtreder
middels een vrijwaringsbrief, die tevens in het digitale dossier wordt opgeslagen.
Gedogen is aan de orde als ook het te beschermen belang zwaar weegt en er
uiteindelijk wel handhavend mag en moet worden opgetreden. In dat geval wordt
(tijdelijk) bewust afgezien van handhavend optreden. In dit geval wordt het
gedogen schriftelijk vastgelegd in een gedoogbeschikking. In de volgende
paragrafen wordt alleen deze vorm van gedogen besproken.
De grenzen aan gedogen in Nieuwegein
Gedogen is slechts in de volgende mate aanvaardbaar (conform de nota
“Grenzen aan gedogen”, 1996):
a. slechts in uitzonderingsgevallen;
b. mits tevens beperkt in omvang en/of tijd;
Voorts dient gedogen:
c. expliciet en na zorgvuldige kenbare belangenafweging plaats te vinden, alsmede
d. aan controle te zijn onderworpen.
a. Uitzonderingsgevallen
Gedogen is dus alleen aan de orde als zich een bijzondere omstandigheid
voordoet. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat of als er
sprake is van overmachtsituaties of overgangssituaties. Daarnaast spreekt het
15 Bestaande uit de ‘eerste gedoogbrief’ van de ministers VROM en Verkeer en Waterstaat van
28 mei 1990, TK 1989-1990, 21 137, nr. 269, de ‘tweede gedoogbrief’ van de ministers van VROM en Verkeer
en Waterstaat van 10 oktober 1991, onder de titel ‘Gezamenlijk beleidskader in zake het terugdringen van het
gedogen van milieu-overtredingen’, TK 1991-1992, 22 343, nr. 2 en de kabinetsnota ‘Grenzen aan gedogen’,
TK 1996-1997, 25 085, nrs. 1-2.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
46 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
landelijk beleidskader ook van situaties waarbij het achterliggende belang van de regel
evident beter gediend is met gedogen en van situaties waarbij zwaarder wegende
belangen gedogen kunnen rechtvaardigen. Hieronder worden deze situaties kort
toegelicht.
Concreet zicht op legalisatie bestaat in de regel alleen als er een
ontvankelijke vergunningaanvraag/melding/ontheffing ligt en er voldoende grond
bestaat voor de verwachting dat de aanvraag wordt ingewilligd. Van belang daarbij is
dat het niet aan de begunstigde te wijten mag zijn dat er nog geen vergunning is
verleend. In de meeste gevallen uit zich dat in de vraag of de vergunningaanvraag
tijdig is ingediend, rekening houdend met de wettelijke behandelingstermijn voor die
aanvraag. Daarnaast is van belang of de aanvraag kwalitatief voldoende is om een
vergunning op te kunnen baseren. Als die kwaliteit onvoldoende is, dan zal om
aanvullende informatie moeten worden gevraagd. Het risico op vertraging in de
behandeling van de aanvraag ligt in dat geval bij de begunstigde. In geval van
overtreding van bestemmingsplannen bestaat in de regel concreet zicht op legalisatie
indien het ontwerp-bestemmingsplan ter inzage is gelegd.
Overmachtsituatie zijn situaties waarin bepaalde activiteiten
onvermijdelijk zijn door bijzondere omstandigheden die buiten de invloedssfeer van de
betrokkene plaatsvinden. Voorbeelden van deze bijzondere omstandigheden zijn: een
elektriciteitsstoring, of de gevolgen van een heftige storm, waardoor bijvoorbeeld een
wettelijk vereiste afvoerpijp afbreekt.
Bij Overgangssituaties gaat het om situaties, waarin vooruitlopend op
legalisatie wordt gedoogd, bijvoorbeeld:
de situatie waarin nieuwe regelgeving in voorbereiding is en redelijkerwijs mag
worden verwacht dat daarmee de overtreding spoedig wordt gelegaliseerd;
situaties waarbij een verleende vergunning door de bestuursrechter is vernietigd
op formele gronden, terwijl de activiteit vergunbaar moet worden geacht;
situaties waarbij door het starten van een activiteit, vooruitlopend op de
vergunningverlening, een bestaande schadelijke situatie kan worden beëindigd,
verminderd of gereguleerd.
Gedogen kan aanvaardbaar zijn als het achterliggende belang dat een
norm primair beoogt te beschermen, in uitzonderingsgevallen die de wetgever niet
heeft voorzien, beter gediend is met (tijdelijk) al dan niet onder voorwaarden afzien
van handhaving. Ook kan een zwaarder wegend belang gedogen soms rechtvaardigen.
Bij deze categorie van situaties is er sprake van een rechtsbeginsel waar het bestuur
meer gewicht aan moet toekennen dan aan bescherming van de overtreden
rechtsnorm. Als voorbeeld wordt genoemd een situatie waarin een beroep op het
vertrouwensbeginsel (in verband met inlichtingen of toezeggingen van het
bestuursorgaan), of het gelijkheidsbeginsel of het verbod van willekeur zwaarder
weegt dan het belang dat bij handhaving is gediend.
b. Gedogen beperken in omvang en/of tijd
Gedogen is tijdelijk en mag uit een oogpunt van rechtszekerheid niet
langer duren dan strikt noodzakelijk. De termijn waarvoor de gedoogbeschikking wordt
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 47 (75)
afgegeven, moet dan ook zo kort mogelijk zijn en eindigt ten hoogste op het moment
dat een legaliserende vergunning in werking treedt. Voor overgangssituaties geldt als
uitgangspunt dat de termijn niet langer is dan de termijn die nodig is om de
vergunningprocedure te doorlopen. De gedoogtermijn moet bovendien worden
vastgelegd in de beschikking. Indien mogelijk wordt in de beschikking een concrete
einddatum gegeven.
c. Kenbare belangenafweging
Gedogen vindt altijd plaats in de vorm van een gedoogbeschikking. Alle
eisen die aan beschikkingen worden gesteld in de Algemene wet bestuursrecht en
jurisprudentie zijn onverkort van toepassing. Hieronder valt onder meer de hoorplicht
(art. 4:7 en 4:8 Awb), belangenafweging, deugdelijke en kenbare motivering, en de
mogelijkheid voor bezwaar en beroep. Alleen als gedoogbeschikkingen expliciet en dus
ook schriftelijk zijn genomen en tevens van een zorgvuldige en kenbare motivering
zijn voorzien, zijn ze ook daadwerkelijk onderworpen aan de mogelijkheid van
controle.
Gedogen vindt plaats op aanvraag. Die aanvraag is afkomstig van de
begunstigde. Dient de begunstigde geen aanvraag in, dan zal niet tot gedogen kunnen
worden overgegaan. Dat is in lijn met de gedachte van het landelijke beleidskader.
d. Controle van gedogen
Regelmatig moet worden gecontroleerd of de overwegingen die hebben
geleid tot de beslissing af te zien van handhaving, nog actueel zijn. Indien
aan de gedoogbeschikking voorwaarden zijn verbonden, wordt
gecontroleerd of deze worden nageleefd.
Dat gedoogbeschikkingen niet moeten worden verward met echte
vergunningen blijkt vooral wanneer de handhaving van gedoogvoorwaarden aan de
orde is. Gedoogvoorwaarden bevatten de condities waaronder het bestuur bereid is
geen gebruik te maken van de handhavingsbevoegdheid. Omdat de overtreding van
gedoogvoorwaarden niet kan worden gezien als de overtreding van een wettelijk
voorschrift, kan de overtreding van de gedoogvoorwaarden geen grondslag vormen
voor het nemen van een sanctiebeschikking. Er kan wel een sanctie volgen ten aanzien
van de oorspronkelijke overtreding, onder intrekking van de gedoogbeschikking. Het
feit dat het bestuur een bepaalde overtreding heeft gedoogd staat handhavend
optreden niet in de weg. Wel is het eerdere gedogen een factor die meeweegt in de
belangenafweging tot sanctioneren richting overtreder en derdebelanghebbenden.
2.2.5 Afwijken van de toezicht-, sanctie- en gedoogstrategie
De in dit hoofdstuk opgenomen Landelijke Handhavingsstrategie moet
worden beschouwd als beleidsregel in de zin van artikel 4:84 van de Algemene wet
bestuursrecht. Artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) eist dat
bestuursorganen handelen volgens de beleidsregels, tenzij de gevolgen van dat
handelen voor één of meer belanghebbende vanwege bijzondere omstandigheden
onevenredig zijn. Een afwijking van de strategie is dus mogelijk, maar dient
beschreven en gemotiveerd te worden in het (digitale) dossier.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
48 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 49 (75)
Bijlage 1 Risicoanalyse vergunningverlening
Vergunningen en
meldingen
Raming aantal aanvragen /
meldingen 2015
Prioriteiten bij toetsen Beschikbare capaciteit Toelichting
Bouwen 200, w.v. 20 complex
(bouwkosten >€225.000);
4 vergunningen
monument/beschermd
dorpsgezicht
Volgens het toetsprotocol
Bouwbesluit.
Beschikbaar voor afhandelen
Wabo aanvragen (inclusief
casemanagement) zijn:
Senior Wabo adviseur (1,0 fte),
Wabo adviseur Bouw (1,9 fte),
Wabo adviseur constructies (1,0
fte)
Medewerker Wabo (0,8 fte)
,
De genoemde functies worden niet allemaal
enkel en volledig ingezet op Wabo
aanvragen. Ze verzorgen het
casemanagement van alle Wabo aanvragen
en doen daarnaast de bouwinhoudelijke
beoordeling.
Met de gewenste diepgang van toetsing van
aanvragen is er voldoende capaciteit en
deskundigheid in huis om een
geprognosticeerd gemiddeld werkaanbod af
te handelen. Bij pieken in werkaanbod die
voortkomen uit grote bouwprojecten, is een
deel van de hieruit voortvloeiende extra
legesinkomsten noodzakelijk om extra
capaciteit te bekostigen.
Slopen ca. 130-150 stuks per
jaar
Sloopveiligheid (voor de
omgeving), asbest.
Deskundigheid en capaciteit op asbest
aanwezig, maar deze is kwetsbaar (één
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
50 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
Vergunningen en
meldingen
Raming aantal aanvragen /
meldingen 2015
Prioriteiten bij toetsen Beschikbare capaciteit Toelichting
medewerker). In nood kan een
toezichthouder bijspringen.
Planologische
strijdigheid
45 Alle spelende belangen worden in
beeld gebracht en in zijn totaliteit
afgewogen. De prioritaire issues
kunnen per geval anders zijn.
Bij 75% van de aanvragen voor
planologische strijdigheid is tevens een
aanvraag voor het bouwen. Daarnaast
betreft 25% van de aanvragen een
enkelvoudige aanvragen met betrekking tot
planologische strijdigheid.
Brandveilig gebruik van
bouwwerken
1 vergunning
20 meldingen
Eisen met betrekking tot
vluchtveiligheid en beheersbaar
blijven van brand (goede werking
van brandmeld- en
ontruimingsalarminstallatie,
vluchtroutes, nooduitgangen,
brandscheidingen en eventuele
blusinstallaties).
VRU De gemeente is casemanager en verleent de
vergunning/ De melding wordt geheel door
de VRU afgehandeld. De VRU behandelt
inhoudelijk de aanvraag of melding, , die de
VRU in concept opstelt. Door de
schaalvergroting is voldoende capaciteit en
deskundigheid bij de VRU in huis.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 51 (75)
Vergunningen en
meldingen
Raming aantal aanvragen /
meldingen 2015
Prioriteiten bij toetsen Beschikbare capaciteit Toelichting
Milieu 6 vergunningaanvragen
5 maatwerkvoorschriften
30 meldingen
Activiteitenbesluit
40 meldingen Besluit
bodemkwaliteit
Toetsing aan alle wettelijke- en
beleidskaders die op
aangevraagde activiteiten van
toepassing zijn. Dit verschilt per
aanvraag voor een
omgevingsvergunning of
ingediende melding op grond van
het Activiteitenbesluit. De rode
draad is bescherming van het
milieu in brede zin. Aan de orde
kunnen o.a. zijn omgang met
afvalstoffen, geluid, externe
veiligheid, emissies naar lucht,
water en bodem, en
duurzaamheid/energiebesparing.
Aanvragen en meldingen worden
getoetst op volledigheid en
juistheid van de opgegeven
activiteiten.
Vergunningen en meldingen
Besluit bodemkwaliteit: RUD
Utrecht en (voor Ecolab16)
OD Noordzeekanaalgebied
Overig: deels RUD
(afhankelijk van bedrijf waar
maatwerkvoorschrift/melding
van komt) en deels
onderdeel van takenpakket
milieuadviseurs bedrijven
Ruimtelijk Domein en
Toezicht, Veiligheid &
Leefbaarheid
Bij beide diensten is door de
schaalvergroting voldoende capaciteit en
deskundigheid in huis ter uitvoering van de
basistaken. De financiering voor de RUD
Utrecht ligt t/m 2016 vast, de financiering
voor de OD NZKG schommelt afhankelijk
van daadwerkelijk gemaakte uren.
Schommelingen zijn klein en worden in de
bestaande begroting opgevangen.
De capaciteit (er is hiermee circa 0,1 fte
mee gemoeid) en deskundigheid bij de afd.
Ruimtelijk Domein en Toezicht, Veiligheid &
Leefbaarheid voor het afhandelen van
meldingen Activiteitenbesluit en
maatwerkvoorschriften is voldoende, maar
kwetsbaar: bij afd. TVL is weliswaar 1,7 fte
begroot, maar in de praktijk is 0,7 fte
beschikbaar voor o.m. afhandelen
meldingen Activiteitenbesluit. Zowel in 2014
als in 2015 vindt hierom inhuur plaats.
Overige
verordeningsregels /
aanhakers
70 kap
20 uitweg
55 voorwerpen op
openbare plaats
Toets op volledigheid en juistheid Valt onder afhandeling Wabo-
aanvragen. Zie onder bouwen en
slopen.
16 Waarschijnlijk zal per 1-1-2016 de provincie bevoegd gezag worden voor Ecolab.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
52 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 53 (75)
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
54 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
Bijlage 2 Risicoanalyse en prioritering toezicht en handhaving
Toelichting op de analyses en prioritering
De effecten van niet-naleving zijn gescoord tussen 0 en 5. De betekenis van de score is als volgt:
0 = n.v.t.
1 = heel klein
2 = klein
3 = gemiddeld
4 = groot
5 = zeer groot
De volgende effecten van niet-naleving zijn onderscheiden:
Fysieke veiligheid (bv. constructieve, installatietechnische en bouwkundige veiligheid)
Kwaliteit leefomgeving (bv. overlast, hinder, aantasting leefomgeving door extra verkeers-/parkeerdruk, visuele overlast (reclame-aanduidingen), overige overlast)
Financieel-economische schade (bv. kosten voor gemeente bij vervanging/onderhoud riolering bij vetafscheiders, reparatie weg bij zwaar vervoer, inzet hulpverlening bij ongewone
voorvallen/rampen)kostenverhaal, planschade)
Natuur en milieu (bv. afgifte en opslag (gevaarlijke) afvalstoffen, afvalwater, bodem, energiebesparing)
Bestuurlijke afbreuk (bv. imagoschade)
Vooraf aan het scoren is voor elk beleidsveld afzonderlijk bepaald hoe zwaar het effect meeweegt. Daartoe is een weegfactor tussen 1 en 3 toegekend aan de onderscheiden effecten. De toegekende punten (0 t/m
5) worden met de weegfactor vermenigvuldigd. Hierna worden de scores van alle negatieven effecten van niet-naleving bij elkaar opgeteld. Tevens is een kans op niet-naleving gescoord, ook tusse0 en 5. Het risico
volgt uit de formule “kans x totaalscore negatief effect”.
Op de volgende pagina’s is per beleidsveld de risicoanalyse opgenomen, waarbij op basis van de puntenscore tevens de prioriteit (hoog, gemiddeld, laag) is aangegeven. Deze prioritering heeft alleen betrekking op
dit specifieke beleidsveld. Er is geen prioritering tussen de beleidsvelden onderling mogelijk. Daarvoor zijn de verschillen in indeling en effecten van niet-naleving te groot. De volgende beleidsvelden zijn
onderscheiden:
a. Nieuwbouw
b. Bestaande bouw
c. Monumenten
d. Slopen
e. Milieu, inrichtingsgebonden milieutaken
f. Bodem, toepassen grond op grond in Nieuwegein
g. Ruimtelijke ordening
h. Verordeningsregels (uitweg, weg, bomenkap, handelsreclame, opslag goederen in openbare ruimte)
De risicoanalyse is uitgevoerd op een bepaalde categorie-indeling, waarbij naleving per individueel bedrijf binnen een branche, aanvrager of aannemer kan verschillen. De risicoanalyse en prioritering vormt daarom
slechts een leidraad om te bepalen met welke intensiteit een bepaalde taak wordt uitgevoerd, waarbij op basis van praktijkervaringen tot een andere prioritering en intensiteit van taakuitvoering kan worden
gekomen.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 55 (75)
A. Nieuwbouw
Als uitgangspunt voor deze analyse zijn de gebruiksfuncties genomen, zoals deze in het Bouwbesluit worden onderscheiden, met een nadere onderverdeling in categorieën.
Effecten niet-naleving
Kan
s o
p n
iet-
nal
evi
ng
Ris
ico
(e
ffec
t x
kan
s)
Ran
gord
e
Pri
ori
teit
(in
wo
ord
en
)
Fysi
eke
ve
iligh
eid
(b
aser
en o
p
con
stru
ctie
ve, i
nst
alla
tiet
ech
nis
che
en
b
ou
wku
nd
ige
veili
ghei
d)
Kw
alit
eit
lee
fom
gevi
ng
(bas
ere
n o
p
aan
tast
ing,
bv.
a.g
.v. e
xtra
ver
kee
rs-
/par
keer
dru
k, v
isu
ele
ove
rlas
t (r
ecla
me
-aa
nd
uid
inge
n),
ove
rige
ove
rlas
t)
Fin
anci
ee
l-e
con
om
isch
e sc
had
e (k
ost
en
verh
aal,
pla
nsc
had
e)
Nat
uu
r e
n m
ilieu
Ge
zon
dh
eid
Be
stu
url
ijke
afb
reu
k
TOTA
AL
EFEC
T (=
SO
M e
ffec
ten
*
we
egf
acto
ren
)
Gebruiksfunctie Categorie / weegfactor: 3 2 1 2 2 2
Bijeenkomstfunctie # kinderopvang < 4 jaar 5 4 2 1 5 5 47 5 235 1 Hoog
Onderwijsfunctie # Basisscholen < 11 jaar 4 4 4 1 5 4 44 5 220 2 Hoog
Gezondheidszorgfunctie # bed gebonden 5 4 5 1 5 5 50 4 200 3 Hoog
Overige gebruiksfunctie # Parkeergarages 5 2 5 1 4 5 44 4 176 4 Hoog
Woonfunctie # Woonfunctie voor zorg 4 4 2 3 4 3 42 4 168 5 Hoog
Bijeenkomstfunctie # buurthuizen, kerken, muziek- en dansscholen 5 4 4 1 3 3 41 4 164 6 Hoog
Bijeenkomstfunctie # theater, bioscoop, evenementenhal, amusementshal, bowling 5 4 4 1 3 3 41 4 164 7 Hoog
Bijeenkomstfunctie # sport 5 4 4 1 3 3 41 4 164 8 Hoog
Gezondheidszorgfunctie # niet bed gebonden 4 4 4 1 3 4 40 4 160 9 Hoog
Logiesfunctie # In logiesgebouw 4 4 4 1 3 4 40 4 160 10 Hoog
Woonfunctie # Woongebouw 4 4 1 3 4 2 39 4 156 11 Gemiddeld
Bijeenkomstfunctie # horeca 5 4 2 1 3 3 39 4 156 12 Gemiddeld
Winkelfunctie # Gelijkwaardige oplossing brand met gebruiksbeperking 3 3 4 1 1 4 31 5 155 13 Gemiddeld
Sportfunctie # Zwembaden (chloor) 4 4 3 1 2 4 37 4 148 14 Gemiddeld
Industriefunctie # Gelijkwaardige oplossing brand met gebruiksbeperking 3 1 4 1 1 4 27 5 135 15 Gemiddeld
Celfunctie Celfunctie 4 3 5 1 3 4 39 3 117 16 Gemiddeld
Onderwijsfunctie # Overigen 4 4 4 1 3 3 38 3 114 17 Gemiddeld
Winkelfunctie # Winkelverzamelgebouwen 3 3 3 1 1 3 28 4 112 18 Gemiddeld
Woonfunctie # Individuele woning 3 3 0 2 3 1 27 4 108 19 Gemiddeld
Sportfunctie # Overigen 3 4 4 1 2 4 35 3 105 20 Gemiddeld
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
56 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
Effecten niet-naleving
Kan
s o
p n
iet-
nal
evin
g
Ris
ico
(ef
fect
x k
ans)
Ran
gord
e
Pri
ori
teit
(in
wo
ord
en)
Fysi
eke
veili
ghei
d (
bas
eren
op
co
nst
ruct
ieve
, in
stal
lati
etec
hn
isch
e e
n
bo
uw
kun
dig
e ve
iligh
eid
)
Kw
alit
eit
leef
om
gevi
ng
(bas
ere
n o
p
aan
tast
ing,
bv.
a.g
.v. e
xtra
ver
kee
rs-
/par
keer
dru
k, v
isu
ele
ove
rlas
t (r
ecla
me
-aa
nd
uid
inge
n),
ove
rige
ove
rlas
t)
Fin
anci
eel-
eco
no
mis
che
sch
ade
(ko
ste
nve
rhaa
l, p
lan
sch
ade)
Nat
uu
r e
n m
ilieu
Gez
on
dh
eid
Bes
tuu
rlijk
e af
bre
uk
TOTA
AL
EFEC
T (=
SO
M e
ffec
ten
*
wee
gfac
tore
n)
Bouwwerk, geen gebouw zijnde # Civiele bouwwerken 3 3 3 0 0 4 26 4 104 21 Gemiddeld
Industriefunctie # Bedrijfsverzamelgebouwen 3 1 3 1 1 3 24 4 96 22 Laag
Bouwwerk, geen gebouw zijnde # Reclame / kunstwerken 2 4 1 0 0 1 17 5 85 23 Laag
Kantoorfunctie Kantoorfunctie 3 2 1 3 3 1 28 3 84 24 Laag
Industriefunctie # Land- en tuinbouw, veeteelt 1 2 1 1 1 1 14 4 56 25 Laag
Gezondheidszorgfunctie # kleine praktijken (tandarts, fysio, huisarts e.d.) 3 3 2 1 3 1 27 2 54 26 Laag
Logiesfunctie # Overigen (B&B) 3 3 2 1 3 1 27 2 54 27 Laag
Woonfunctie # Dakkapellen en gevelwijzigingen 1 2 0 1 1 1 13 4 52 28 Laag
Woonfunctie # Bijbehorend bouwwerk 2 2 0 1 1 1 16 3 48 29 Laag
Woonfunctie # Dakopbouwen 2 3 0 1 2 1 20 2 40 30 Laag
Woonfunctie # Kelders 3 0 0 0 1 1 13 3 39 31 Laag
Industriefunctie # Overige industrie 1 1 2 1 1 1 13 3 39 32 Laag
Winkelfunctie # Overigen 2 2 2 1 1 1 18 2 36 33 Laag
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 57 (75)
B. Bestaande bouw
De analyse voor toezicht op bestaande bouw is vergelijkbaar met die van nieuwbouw. Ook hier is uitgegaan van de gebruiksfuncties benoemd in het Bouwbesluit. Scores die afwijken van nieuwbouw zijn in rood
weergegeven. Daarbij valt op dat bij bestaande bouw de score op “Fysieke veiligheid” voor een aantal gebruiksfuncties is verhoogd naar het maximum van 5. Dit is gebaseerd op de ervaring dat vaak bouwkundige
wijzigingen plaatsvinden (vergunningsvrij, dan wel zonder vergunning aan te vragen), die de brandveiligheid van een gebouw aantasten. Zaken die bij nieuwbouw middels een aanvraag vooraf worden getoetst,
waardoor het effect op niet-naleving wordt verkleind.
Effecten niet-naleving
Kan
s o
p n
iet-
nal
evi
ng
Ris
ico
(e
ffec
t x
kan
s)
Ran
gord
e
Pri
ori
teit
(in
wo
ord
en
)
Fysi
eke
ve
iligh
eid
(b
aser
en o
p c
on
stru
ctie
ve,
inst
alla
tiet
ech
nis
che
en
bo
uw
kun
dig
e ve
iligh
eid
)
Kw
alit
eit
lee
fom
gevi
ng
(bas
ere
n o
p
aan
tast
ing,
bv.
a.g
.v. e
xtra
ver
kee
rs-
/par
keer
dru
k, v
isu
ele
ove
rlas
t (r
ecla
me
-
aan
du
idin
gen
), o
veri
ge o
verl
ast)
Fin
anci
ee
l-e
con
om
isch
e s
chad
e
(ko
ste
nve
rhaa
l, p
lan
sch
ade)
Nat
uu
r e
n m
ilie
u
Ge
zon
dh
eid
Be
stu
url
ijke
afb
reu
k
TOTA
AL
EFEC
T (=
SO
M e
ffec
ten
*
we
egf
acto
ren
)
Gebruiksfunctie Categorie / weegfactor: 3 2 1 2 2 2
Onderwijsfunctie # Basisscholen < 11 jaar 5 4 4 1 5 4 47 4 188 1 Hoog
Logiesfunctie # In logiesgebouw 5 4 4 1 3 4 43 4 172 2 Hoog
Industriefunctie # Gelijkwaardige oplossing brand met gebruiksbeperking 5 1 5 1 1 4 34 5 170 3 Hoog
Bijeenkomstfunctie # sport 5 4 4 1 3 3 41 4 164 4 Hoog
Onderwijsfunctie # Overigen 5 4 4 1 3 3 41 4 164 5 Hoog
Bijeenkomstfunctie # horeca 5 4 2 1 3 3 39 4 156 6 Hoog
Sportfunctie # Zwembaden (chloor) 5 3 4 1 2 4 39 4 156 7 Hoog
Industriefunctie # Bedrijfsverzamelgebouwen 5 1 4 1 1 3 31 5 155 8 Hoog
Winkelfunctie # Gelijkwaardige oplossing brand met gebruiksbeperking 5 3 4 1 1 4 37 4 148 9 Hoog
Bijeenkomstfunctie # kinderopvang < 4 jaar 5 4 2 1 5 5 47 3 141 10 Hoog
Winkelfunctie # Winkelverzamelgebouwen 5 3 3 1 1 3 34 4 136 11 Hoog
Bijeenkomstfunctie # buurthuizen, kerken, muziek- en dansscholen 5 4 4 1 3 3 41 3 123 12 Gemiddeld
Bijeenkomstfunctie # theater, bioscoop, evenementenhal, amusementshal, bowling 5 4 4 1 3 3 41 3 123 13 Gemiddeld
Gezondheidszorgfunctie # niet bed gebonden 4 4 4 1 3 4 40 3 120 14 Gemiddeld
Kantoorfunctie Kantoorfunctie 4 2 1 2 3 1 29 4 116 15 Gemiddeld
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
58 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
Effecten niet-naleving
Kan
s o
p n
iet-
nal
evin
g
Ris
ico
(e
ffec
t x
kan
s)
Ran
gord
e
Pri
ori
teit
(in
wo
ord
en)
Fysi
eke
vei
ligh
eid
(b
aser
en o
p c
on
stru
ctie
ve,
inst
alla
tiet
ech
nis
che
en
bo
uw
kun
dig
e ve
iligh
eid
)
Kw
alit
eit
leef
om
gevi
ng
(bas
ere
n o
p
aan
tast
ing,
bv.
a.g
.v. e
xtra
ver
kee
rs-
/par
keer
dru
k, v
isu
ele
ove
rlas
t (r
ecla
me
-
aan
du
idin
gen
), o
veri
ge o
verl
ast)
Fin
anci
eel
-eco
no
mis
che
sch
ade
(ko
ste
nve
rhaa
l, p
lan
sch
ade)
Nat
uu
r e
n m
ilieu
Ge
zon
dh
eid
Be
stu
url
ijke
afb
reu
k
TOTA
AL
EFEC
T (=
SO
M e
ffec
ten
*
we
egf
acto
ren
)
Industriefunctie # Overige industrie 4 1 3 1 1 1 23 5 115 16 Gemiddeld
Woonfunctie # Individuele woning 3 4 0 1 3 1 27 4 108 17 Gemiddeld
Gezondheidszorgfunctie # kleine praktijken (tandarts, fysio, huisarts e.d.) 3 3 2 1 3 1 27 4 108 18 Gemiddeld
Logiesfunctie # Overigen (B&B) 3 3 2 1 3 1 27 4 108 19 Gemiddeld
Winkelfunctie # Overigen 3 2 2 1 1 1 21 5 105 20 Gemiddeld
Woonfunctie # splitsen 2 3 1 1 3 2 25 4 100 21 Gemiddeld
Gezondheidszorgfunctie # bed gebonden 5 4 5 1 5 5 50 2 100 22 Gemiddeld
Sportfunctie # Overigen 3 3 4 1 2 4 33 3 99 23 Laag
Woonfunctie # omzetten 1 4 1 1 3 2 24 4 96 24 Laag
Woonfunctie # Woongebouw 3 3 1 3 2 2 30 3 90 25 Laag
Overige gebruiksfunctie # Parkeergarages 5 2 5 1 4 5 44 2 88 26 Laag
Bouwwerk, geen gebouw zijnde # Reclame / kunstwerken 2 4 1 0 0 1 17 5 85 27 Laag
Celfunctie Celfunctie 4 3 5 1 3 4 39 2 78 28 Laag
Woonfunctie # Woonfunctie voor zorg 4 3 1 2 4 3 37 2 74 29 Laag
Industriefunctie # Land- en tuinbouw, veeteelt 1 2 1 1 1 1 14 5 70 30 Laag
Woonfunctie # Dakkapellen en gevelwijzigingen 1 2 0 1 1 1 13 4 52 31 Laag
Bouwwerk, geen gebouw zijnde # Civiele bouwwerken 3 3 3 0 0 4 26 2 52 32 Laag
Woonfunctie # Bijbehorend bouwwerk 2 2 0 1 1 1 16 3 48 33 Laag
Woonfunctie # Dakopbouwen 2 3 0 1 2 1 20 2 40 34 Laag
Woonfunctie # Kelders 4 0 0 0 2 1 18 1 18 35 Laag
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 59 (75)
C. Monumenten
Voor monumenten is onderscheid gemaakt in enerzijds gemeentelijk monument, rijksmonument en beschermd dorpsgezicht. Anderzijds is de situatie onderscheiden waarbij een bouwwerk in de fase zit om een
status als monument te verkrijgen. Juist dan wordt de kans op niet-naleving (ook al is het nog geen monument), en dus aantasting van de waarden, het grootst geacht, en daarmee het risico.
Fysi
eke
ve
iligh
eid
(b
aser
en o
p c
on
stru
ctie
ve,
isn
talla
tiet
ech
nis
che
en b
ou
wku
nd
ige
veili
ghei
d)
Kw
alit
eit
lee
fom
gevi
ng
(bas
eren
op
aan
tast
ing,
bv.
a.g.
v. e
xtra
ver
keer
s-/p
arke
erd
ruk,
vis
uel
e o
verl
ast
(rec
lam
e-a
and
ud
iinge
n),
ove
rige
ove
rlas
t)
Fin
anci
ee
l-ec
on
om
isch
e s
chad
e (
kost
en
verh
aal,
pla
nsc
had
e)
Nat
uu
r e
n m
ilie
u
Ge
zon
dh
eid
Be
stu
url
ijke
afb
reu
k
TOTA
AL
EFEC
T (
= SO
M e
ffec
ten
* w
ee
gfac
tore
n)
Categorie / weegfactor: 1 3 2 1 1 3
Waardevolle objecten, in fase naar status monument 2 3 2 0 0 2 21 3 63 1 Hoog
Veranderen gemeentelijke monument 2 4 2 0 0 4 30 2 60 2 Hoog
Veranderen rijksmonument: reguliere aanpassingen 1 2 1 0 0 3 18 3 54 3 Gemiddeld
Veranderen rijksmonument: uitgebreide aanpassingen 2 5 3 0 0 5 38 1 38 4 Laag
Slopen in een beschermd stads- en dorpsgezicht 3 3 1 0 0 3 23 1 23 5 Laag
Effecten niet-naleving
Kan
s o
p n
iet-
nal
evi
ng
Ris
ico
(e
ffec
t x
kan
s)
Ran
gord
e
Pri
ori
teit
(in
wo
ord
en
)
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
60 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
D. Slopen
Voor slopen zijn de categorieën gebaseerd op risico’s rond asbestsloop, en risico’s rond vrijkomende afvalstromen. Bij asbestsloop wordt onderscheid gemaakt in de drie (wettelijke) risicoklassen (“rk” in
onderstaande tabel), waarbij risicoklasse 1 de lichtste en risicoklasse 3 de hoogste risico’s met zich meebrengt. Met betrekking tot de hoeveelheid vrijkomend (regulier) sloopafval is onderscheid gemaakt in de
categorie 10-50 m3 en meer dan 50 m3. Bij het vrijkomen van minder dan 10 m3 is geen sloopmelding nodig (tenzij er asbest wordt verwijderd). Deze hoeveelheid komt overeen met ongeveer één bouwcontainer.
Fysi
eke
veili
ghei
d (
bas
eren
op
co
nst
ruct
ieve
, isn
talla
tiet
ech
nis
che
en
bo
uw
kun
dig
e ve
iligh
eid
)
Kw
alit
eit
leef
om
gevi
ng
(bas
eren
op
aan
tast
ing,
bv.
a.g
.v. e
xtra
ver
keer
s-
/par
kee
rdru
k, v
isu
ele
ove
rlas
t (r
ecla
me-
aan
du
diin
gen
), o
veri
ge o
verl
ast)
Fin
anci
eel-
eco
no
mis
che
sch
ade
(ko
ste
nve
rhaa
l, p
lan
sch
ade)
Nat
uu
r e
n m
ilieu
Gez
on
dh
eid
Be
stu
url
ijke
afb
reu
k
TOTA
AL
EFEC
T (
= SO
M e
ffec
ten
* w
ee
gfac
tore
n)
Categorie / weegfactor: 1 1 1 3 3 2
Asbestsloop, bedrijfsmatig, rk 2 en 3 1 1 1 3 5 4 0 3 0 1 Hoog
Asbestsloop, bedrijfsmatig, rk 1 1 1 1 1 4 3 0 3 0 2 Gemiddeld
>50 m3 sloopafval 3 4 1 2 2 2 0 3 0 3 Gemiddeld
Asbestsloop, particulier 1 1 1 1 2 1 0 3 0 4 Laag
10-50 m3 sloopafval 2 2 1 2 1 1 0 2 0 5 Laag
Effecten niet-naleving
Kan
s o
p n
iet-
nal
evi
ng
Ris
ico
(e
ffec
t x
kan
s)
Ran
gord
e
Pri
ori
teit
(in
wo
ord
en
)
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 61 (75)
E. Milieu, inrichtingsgebonden milieutaken
In deze risicoanalyse is een onderverdeling gemaakt naar bedrijfstakken. Elke bedrijfstak heeft herkenbare activiteiten, met ieder een eigen milieu-impact. Bij de score van de kans op niet-naleving zijn de
ervaringen van de afgelopen jaren meegewogen, zoals deze in de Jaarverslagen omgevingsrecht 2011-2013 zichtbaar zijn gemaakt op brancheniveau. In de praktijk is naleving ook per individueel bedrijf
verschillend, waardoor in de uitvoering kan worden afgeweken van de prioriteitstelling per branche. Voor zo’n 120 bedrijven wordt het toezicht uitgevoerd door de RUD Utrecht.
Branche Aan
tal b
edri
jve
n in
Nie
uw
ege
in
Effecten niet-naleving (van voorschriften vergunning/Activiteitenbesluit/H(C)FK-regelgeving)
Kan
s o
p n
iet-
nal
evi
ng
Ris
ico
(e
ffec
t x
kan
s)
Ran
gord
e
Pri
ori
teit
(in
wo
ord
en
)
Fysi
eke
ve
iligh
eid
(ex
tern
e ve
iligh
eid
, op
slag
ge
vaar
lijke
sto
ffen
, bra
nd
geva
arlij
k)
Kw
alit
eit
lee
fom
gevi
ng
(hin
der
/ove
rlas
t)
Fin
anci
ee
l-e
con
om
isch
e s
chad
e
(ver
van
gin
g/o
nd
erh
ou
d r
iole
rin
g b
ij ve
tafs
chei
der
s, r
ep
arat
ie w
eg b
ij zw
aar
verv
oer
, in
zet
hu
lpve
rlen
ing
bij
on
gew
on
e vo
orv
alle
n/r
amp
en)
Nat
uu
r e
n m
ilie
u (
afgi
fte
en o
psl
ag
(gev
aarl
ijke
) af
vals
toff
en, a
fval
wat
er,
bo
dem
, en
ergi
ebes
par
ing)
Ge
zon
dh
eid
(l
uch
tem
issi
es, g
elu
id)
Be
stu
url
ijke
afb
reu
k (d
aar
waa
r 4
of
5 is
ge
sco
ord
, eig
en in
rich
tin
gen
, eco
no
mis
che
bel
ang
(bel
angr
ijke
we
rkge
ver)
TOTA
AL
EFFE
CT
(= S
OM
eff
ect
en
*
we
egf
acto
ren
)
Subbranche / weegfactor: 3 2 1 3 3 1
# tankstations 14 5 1 3 5 1 3 41 5 205 1 Hoog
# Ecolab, laboratoria 7 5 3 4 5 2 3 49 4 196 2 Hoog
# autoschadeherstelbedrijven (spuiterij, plaatwerk) 10 4 4 1 3 2 1 37 5 185 3 Hoog
# composteerinrichting 1 2 5 2 2 1 1 28 4 112 4 Hoog
# Groothandel in gevaarlijke stoffen 1 4 1 1 3 1 1 28 4 112 5 Hoog
# bouwmarkten 5 4 1 1 3 1 1 28 4 112 6 Hoog
# ziekenhuis 1 5 0 4 3 2 2 36 3 108 7 Hoog
# handel, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen 64 3 1 1 3 1 1 25 4 100 8 Hoog
# kunststof en rubber 6 3 3 1 3 2 1 32 3 96 9 Gemiddeld
# fokken en houden van dieren (incl. kinderboerderij, maneges) 7 1 3 1 3 1 1 23 4 92 10 Gemiddeld
# propaantanks particulieren 18 5 0 1 1 1 1 23 4 92 11 Gemiddeld
# vuurwerk 5 5 1 3 1 1 4 30 3 90 12 Gemiddeld
# akkerbouw, fruitteelt, hoveniers 10 2 1 1 3 1 1 22 4 88 13 Gemiddeld
# metaal 26 3 3 1 3 1 1 29 3 87 14 Gemiddeld
# vrachtwagenvervoer: Brouwer 3 2 0 1 4 3 1 29 3 87 15 Gemiddeld
# hout 5 3 3 1 3 1 1 29 3 87 16 Gemiddeld
# detailhandel met opslag gevaarlijke stoffen (camping) 3 4 4 1 1 1 1 28 3 84 17 Gemiddeld
# remise 1 2 0 1 3 3 1 26 3 78 18 Gemiddeld
# overig (textiel, beton, natuursteen, scheepsbouw) 11 1 3 1 3 1 1 23 3 69 19 Gemiddeld
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
62 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
Branche Aan
tal b
edri
jven
in N
ieu
weg
ein
Effecten niet-naleving (van voorschriften vergunning/Activiteitenbesluit/H(C)FK-regelgeving)
Kan
s o
p n
iet-
nal
evin
g
Ris
ico
(ef
fect
x k
ans)
Ran
gord
e
Pri
ori
teit
(in
wo
ord
en)
Fysi
eke
vei
ligh
eid
(ex
tern
e ve
iligh
eid
, op
slag
ge
vaar
lijke
sto
ffen
, bra
nd
geva
arlij
k)
Kw
alit
eit
leef
om
gevi
ng
(hin
der
/ove
rlas
t)
Fin
anci
eel-
eco
no
mis
che
sch
ade
(v
erva
ngi
ng/
on
der
ho
ud
rio
leri
ng
bij
veta
fsch
eid
ers,
re
par
atie
weg
bij
zwaa
r
verv
oer
, in
zet
hu
lpve
rlen
ing
bij
on
gew
on
e vo
orv
alle
n/r
amp
en)
Nat
uu
r e
n m
ilieu
(af
gift
e en
op
slag
(g
evaa
rlijk
e)
afva
lsto
ffen
, afv
alw
ate
r, b
od
em,
ener
gieb
esp
arin
g)
Ge
zon
dh
eid
(l
uch
tem
issi
es, g
elu
id)
Be
stu
url
ijke
afb
reu
k (d
aar
waa
r 4
of
5 is
ge
sco
ord
, eig
en in
rich
tin
gen
, eco
no
mis
che
bel
ang
(bel
angr
ijke
we
rkge
ver)
TOTA
AL
EFFE
CT
(= S
OM
eff
ecte
n *
w
ee
gfac
tore
n)
# waterdistributie: Corn. Biemond 1 2 0 1 4 1 1 23 3 69 20 Gemiddeld
# olietanks particulieren 2 1 0 1 3 1 1 17 4 68 21 Gemiddeld
# grondopslag (bv. Van Wijk, Scholman) 4 (vallen onder bouwbedrijven) 0 1 2 3 1 1 17 4 68 27 Gemiddeld
# grafische sector 18 3 3 1 3 1 1 29 2 58 22 Gemiddeld
# (kantoor)gebouwen >200.000kWh/>170.000 m3 gas 50 1 1 1 3 1 1 19 3 57 23 Gemiddeld
# Groothandel overig (w.o. machines, metaal, hout) 115 2 1 1 2 1 1 19 3 57 24 Gemiddeld
# café's/bars 8 0 5 1 1 1 2 19 3 57 25 Gemiddeld
# restaurants, snackbars, catering 112 0 5 2 1 1 1 19 3 57 26 Gemiddeld
# afvalopslag, incl. gevaarlijk afval (gemeentewerf, afvalscheidingsstation, Overeindseweg) 3 2 1 3 3 1 1 24 2 48 28 Gemiddeld
# (kantoor)gebouwen <200.000kWh/<170.000 m3 gas 200 1 1 1 2 1 1 16 3 48 29 Gemiddeld
# autowasserijen en poetsbedrijven 3 1 1 1 2 1 1 16 3 48 30 Gemiddeld
# Groothandel in voedingsmiddelen 30 1 1 1 2 1 1 16 3 48 31 Gemiddeld
# vrachtwagenvervoer 6 1 0 1 3 3 1 23 2 46 32 Gemiddeld
# schietsportvereniging 1 5 0 1 1 1 1 23 2 46 33 Gemiddeld
# natte koeltoren 1 0 0 1 1 3 1 14 3 42 34 Gemiddeld
# zwembad 1 2 0 1 3 1 1 20 2 40 35 Gemiddeld
# crematorium 1 1 1 1 1 1 1 13 3 39 36 Gemiddeld
# detailhandel in voedingsmiddelen (bakkerijen, slagerijen, supermarkten) 23 0 4 1 2 1 1 19 2 38 37 Gemiddeld
# volkstuin 1 3 1 1 1 1 1 19 2 38 38 Gemiddeld
# opslag gevaarlijke stoffen 1 2 0 1 2 1 1 17 2 34 39 Laag
# distributiecentra 2 0 0 1 2 3 1 17 2 34 40 Laag
# verpleeghuizen 3 0 0 1 2 1 1 11 3 33 41 Laag
# beroepsonderwijs 10 1 1 1 2 1 1 16 2 32 42 Laag
# waterdistributie: Vitens 1 2 0 1 1 1 1 14 2 28 43 Laag
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 63 (75)
Branche Aan
tal b
edri
jven
in N
ieu
weg
ein
Effecten niet-naleving (van voorschriften vergunning/Activiteitenbesluit/H(C)FK-regelgeving)
Kan
s o
p n
iet-
nal
evin
g
Ris
ico
(ef
fect
x k
ans)
Ran
gord
e
Pri
ori
teit
(in
wo
ord
en)
Fysi
eke
vei
ligh
eid
(ex
tern
e ve
iligh
eid
, op
slag
ge
vaar
lijke
sto
ffen
, bra
nd
geva
arlij
k)
Kw
alit
eit
leef
om
gevi
ng
(hin
der
/ove
rlas
t)
Fin
anci
eel-
eco
no
mis
che
sch
ade
(v
erva
ngi
ng/
on
der
ho
ud
rio
leri
ng
bij
veta
fsch
eid
ers,
re
par
atie
weg
bij
zwaa
r
verv
oer
, in
zet
hu
lpve
rlen
ing
bij
on
gew
on
e vo
orv
alle
n/r
amp
en)
Nat
uu
r e
n m
ilieu
(af
gift
e en
op
slag
(g
evaa
rlijk
e)
afva
lsto
ffen
, afv
alw
ate
r, b
od
em,
ener
gieb
esp
arin
g)
Ge
zon
dh
eid
(l
uch
tem
issi
es, g
elu
id)
Be
stu
url
ijke
afb
reu
k (d
aar
waa
r 4
of
5 is
ge
sco
ord
, eig
en in
rich
tin
gen
, eco
no
mis
che
bel
ang
(bel
angr
ijke
we
rkge
ver)
TOTA
AL
EFFE
CT
(= S
OM
eff
ecte
n *
w
ee
gfac
tore
n)
# bouwbedrijven cat. 3 15 2 0 1 1 1 1 14 2 28 44 Laag
# voedingsmiddelen 6 1 5 1 3 1 1 27 1 27 45 Laag
# schroot 5 0 2 2 1 1 1 13 2 26 46 Laag
# (kantoor)gebouwen <50.000kWh/<25.000 m3 gas 1 1 1 1 1 1 13 2 26 47 Laag
# hotel, congrescentra 3 0 1 1 2 1 1 13 2 26 48 Laag
# reinigingsbedrijven (gebouwen, textiel) 17 1 1 1 3 1 1 19 1 19 49 Laag
# overig 169 1 4 1 1 1 1 19 1 19 50 Laag
# voortgezet onderwijs 4 1 1 1 2 1 1 16 1 16 51 Laag
# tandartsen 17 0 0 1 1 1 1 8 2 16 52 Laag
# theater, bioscoop, evenementenhal, amusementshal, bowling 6 0 2 1 2 1 1 15 1 15 53 Laag
# overig (oa dienstverlening, parkeerterreinen en -garages, koerier, verhuurbedrijven) 27 0 0 1 1 3 1 14 1 14 54 Laag
# buurthuizen, kerken, muziek- en dansscholen 26 0 3 1 1 1 1 14 1 14 55 Laag
# veldsport 13 0 3 1 1 1 1 14 1 14 56 Laag
# trafostation-Laagraven 1 1 1 0 2 1 1 2 13 1 13 57 Laag
# gasreduceerstations/overige warmtevoorziening 46 1 0 1 1 1 1 11 1 11 58 Laag
# afvalopslag, excl. gevaarlijk afval (Kringloopcentrum, Schipperspad, IT disposal) 3 0 1 2 1 1 1 11 1 11 59 Laag
# bouwbedrijven cat. 2 29 1 0 1 1 1 1 11 1 11 60 Laag
# reparatie goederen, niet zijnde auto's 11 0 1 1 1 1 1 10 1 10 61 Laag
# overig (kermis, recreatieplas, hondendressuur) 4 0 1 1 1 1 1 10 1 10 62 Laag
# basisonderwijs 22 0 1 1 1 1 1 10 1 10 63 Laag
# rioolgemalen 146 0 0 1 1 1 1 8 1 8 64 Laag
# watersport (roeien/zeilen) 3 0 0 1 1 1 1 8 1 8 65 Laag
# binnensport 15 0 0 1 1 1 1 8 1 8 66 Laag
# overige artsenpraktijken, klinieken, dagbehandeling, woonvoorziening 9 0 0 1 1 1 1 8 1 8 67 Laag
# Dienstverlening gericht op consumenten (kapper, schoonheidssalon) 15 0 0 1 1 1 1 8 1 8 68 Laag
# overig (steunpunt Noorderveld, Una - Symfonielaan 0) 2 0 0 1 1 1 1 8 1 8 69 Laag
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
64 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
F. Bodem
Over onze bodem zijn, en die van de regio Lekstroom, zijn de gegevens bekend. De grond is in Nieuwegein en in de regio veelal schoon. Om die reden is voor de risicoanalyse onderscheid gemaakt in grondverzet
binnen de regio of grond van buiten de regio afkomstig. Daarnaast zijn de milieurisico’s kleiner als het toepassen van grond op onze bodem vooraf wordt gemeld. Juist het aanbrengen van grond op onze bodem,
waarbij niet vooraf is gemeld wordt een milieurisico gelopen.
Fysi
eke
veili
ghei
d
Kw
alit
eit
leef
om
gevi
ng
Fin
anci
eel-
eco
no
mis
che
sch
ade
Nat
uu
r e
n m
ilieu
(b
od
em(e
colo
gie)
, gro
nd
wat
er,
aan
tast
ing
flo
ra/f
aun
a)
Gez
on
dh
eid
Bes
tuu
rlij
ke a
fbre
uk
TOTA
AL
EFFE
CT
(= S
OM
eff
ecte
n *
wee
gfac
tore
n)
Categorie / weegfactor: 1 1 1 3 3 2
Grondverzet zonder melding, buiten regio afkomstig 1 1 2 4 3 1 27 3 81 1 Hoog
Opslag grond/bagger 2 2 2 1 1 3 18 4 72 2 Hoog
grondverzet zonder melding, binnen regio afkomstig 1 1 2 3 2 2 23 3 69 3 Hoog
grondverzet met melding, buiten regio afkomstig 1 1 2 3 2 1 21 2 42 4 Gemiddeld
Zorgplicht Wbb (niet Wm-inrichting) 0 0 1 2 2 0 13 2 26 5 Laag
grondverzet met melding, binnen regio afkomstig 1 1 2 2 1 1 15 1 15 6 Laag
Categorie Kan
s o
p n
iet-
nal
evin
g
Ris
ico
(ef
fect
x k
ans)
Ran
gord
e
Pri
ori
teit
(in
wo
ord
en)
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 65 (75)
G. Ruimtelijke ordening
Fysi
eke
ve
iligh
eid
(b
aser
en o
p c
on
stru
ctie
ve,
isn
talla
tiet
ech
nis
che
en b
ou
wku
nd
ige
veili
ghei
d)
Kw
alit
eit
lee
fom
gevi
ng
(bas
eren
op
aan
tast
ing,
bv.
a.g.
v. e
xtra
ver
keer
s-/p
arke
erd
ruk,
vis
uel
e o
verl
ast
(rec
lam
e-a
and
ud
iinge
n),
ove
rige
ove
rlas
t)
Fin
anci
eel-
eco
no
mis
che
sch
ade
(ko
ste
nve
rhaa
l,
pla
nsc
had
e)
Nat
uu
r e
n m
ilie
u
Gez
on
dh
eid
Be
stu
url
ijke
afb
reu
k
TOTA
AL
EFFE
CT
(= S
OM
eff
ecte
n *
we
egf
acto
ren
)
Hoofdcategorie Categorie / weegfactor: 3 2 1 1 2 2
kruimelgevallen - permanenten gebruikswijziging gebouw ~ overigen 0 3 1 1 2 2 18 4 72 1 Hoog
kruimelgevallen - permanenten gebruikswijziging gebouw ~ op of direct nabij woonpercelen 0 4 1 0 3 3 22 2 44 2 Hoog
kruimelgevallen - tijdelijke gebruikswijziging gebouw (max. 10 jaar) ~ op of direct nabij woonpercelen 0 4 1 0 3 2 21 2 42 3 Hoog
kruimelgevallen-bouw ~ op of direct nabij woonpercelen 0 2 0 1 0 2 10 4 40 4 Gemiddeld
projecten - met kostenverhaal * Met kostenverhaal (grotere projecten) 0 5 5 4 4 4 40 1 40 5 Gemiddeld
kruimelgevallen - tijdelijke gebruikswijziging grond (max. 10 jaar) ~ op of direct nabij woonpercelen 0 3 1 0 3 2 18 2 36 6 Gemiddeld
kruimelgevallen-bouw ~ overigen 0 2 0 2 0 2 12 3 36 7 Gemiddeld
kruimelgevallen - tijdelijke gebruikswijziging grond (max. 10 jaar) ~ overigen 0 3 1 2 2 1 19 2 38 8 Gemiddeld
kruimelgevallen - tijdelijke gebruikswijziging gebouw (max. 10 jaar) ~ overigen 0 3 1 1 2 1 17 2 34 9 Gemiddeld
projecten - zonder kostenverhaal * Zonder kostenverhaal (kleinere projecten) 0 4 3 3 3 3 30 1 30 10 Gemiddeld
kruimelgevallen - permanenten gebruikswijziging openbaar gebied ~ op of direct nabij woonpercelen 0 2 1 2 0 2 13 2 26 11 Laag
kruimelgevallen - permanenten gebruikswijziging openbaar gebied ~ overigen 0 2 1 2 0 2 13 2 26 12 Laag
binnenplans * bouw 0 1 0 0 0 1 4 4 16 13 Laag
binnenplans * gebruik 0 1 0 1 0 1 6 2 12 14 Laag
Effecten niet-naleving
Kan
s o
p n
iet-
nal
evi
ng
Ris
ico
(e
ffec
t x
kan
s)
Ran
gord
e
Pri
ori
teit
(in
wo
ord
en
)
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
66 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
H. Verordeningsregels en ontheffing Flora & faunawet
Voor elk Wabo-gerelateerde verordeningsonderwerp is een aparte analyse opgesteld, omdat de onderwerpen niet met elkaar te vergelijken zijn, en waarbij de weegfactoren verschillen. Daarnaast is ook een
risicoanalyse gemaakt rond de taak flora & faunawet. Vooralsnog een kleine taak, omdat een aanvrager er meestal voor kiest apart van de aanvraag omgevingsvergunning bij het ministerie een ontheffing te
vragen. Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet natuurbescherming (hierin worden Natuurbeschermingswet, de Flora- en faunawet en Boswet samengevoegd) zal deze ontheffing gelijk met de aanvraag moeten
geschieden, en de rol van de gemeente groter worden. Het betreft een gemêleerd beleidsveld, waarbij niet-naleving niet leidt tot onaanvaardbare risico’s.
Fysi
eke
ve
ilig
he
id
Kw
alit
eit
lee
fom
gevi
ng
Fin
anci
ee
l-e
con
om
isch
e s
chad
e
Nat
uu
r e
n m
ilie
u
Ge
zon
dh
eid
Be
stu
url
ijke
afb
reu
k
TOTA
AL
EFEC
T
(= S
OM
eff
ect
en
* w
ee
gfac
tore
n)
Categorie / weegfactor: 1 3 2 1 1 2
Aanleggen nieuwe uitweg 0 4 3 2 0 3 26 2 52 1 Hoog
Aanleggen/veranderen tuiningang 0 2 1 2 0 1 12 3 36 2 Gemiddeld
Veranderen bestaande uitweg 0 1 2 0 0 1 9 3 27 3 Laag
Pri
ori
teit
(in
wo
ord
en
)
Uitweg
Effecten niet-naleving
Kan
s o
p n
iet-
nal
evi
ng
Ris
ico
(e
ffe
ct x
kan
s)
Ran
gord
e
Fysi
eke
ve
ilig
he
id
Kw
alit
eit
lee
fom
gevi
ng
Fin
anci
ee
l-e
con
om
isch
e s
chad
e
Nat
uu
r e
n m
ilie
u
Ge
zon
dh
eid
Be
stu
url
ijke
afb
reu
k
TOTA
AL
EFEC
T
(= S
OM
eff
ect
en
* w
ee
gfac
tore
n)
Categorie / weegfactor: 1 2 1 1 1 2
Aanleggen of veranderen van een weg t.b.v. leidingen 0 1 3 2 0 1 9 2 18 1 Laag
Aanleggen of veranderen van een weg overigen 0 2 3 4 0 3 17 1 17 2 Laag
Weg
Effecten niet-naleving
Kan
s o
p n
iet-
nal
evi
ng
Ris
ico
(e
ffe
ct x
kan
s)
Ran
gord
e
Pri
ori
teit
(in
wo
ord
en
)
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 67 (75)
Fysi
eke
ve
ilig
he
id
Kw
alit
eit
lee
fom
gevi
ng
Fin
anci
ee
l-e
con
om
isch
e s
chad
e
Nat
uu
r e
n m
ilie
u
Ge
zon
dh
eid
Be
stu
url
ijke
afb
reu
k
TOTA
AL
EFEC
T
(= S
OM
eff
ect
en
* w
ee
gfac
tore
n)
Categorie / weegfactor: 1 2 1 2 1 1
Bouwplaatsinrichtingen (omvangrijk) 2 4 1 2 0 1 16 3 48 1 Gemiddeld
Klein materieel t.b.v. kortdurende werkzaamheden (container e.d.) 0 2 0 1 0 0 6 2 12 2 Laag
Pri
ori
teit
(in
wo
ord
en
)
Opslag roerende zaken op een openbare plaats
Effecten niet-naleving
Kan
s o
p n
iet-
nal
evi
ng
Ris
ico
(e
ffe
ct x
kan
s)
Ran
gord
e
Fysi
eke
ve
ilig
he
id
Kw
alit
eit
lee
fom
gevi
ng
Fin
anci
ee
l-e
con
om
isch
e s
chad
e
Nat
uu
r e
n m
ilie
u
Ge
zon
dh
eid
Be
stu
url
ijke
afb
reu
k
TOTA
AL
EFEC
T
(= S
OM
eff
ect
en
* w
ee
gfac
tore
n)
Categorie / weegfactor: 1 3 1 3 1 2
Bomen op particulier terrein 1 2 0 2 0 1 15 3 45 1 Gemiddeld
Bomen in de openbare ruimte 1 4 2 4 0 3 33 1 33 2 Laag
Vellen houtopstand
Effecten niet-naleving
Kan
s o
p n
iet-
nal
evi
ng
Ris
ico
(e
ffe
ct x
kan
s)
Ran
gord
e
Pri
ori
teit
(in
wo
ord
en
)
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
68 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
Fysi
eke
ve
ilig
he
id
Kw
alit
eit
lee
fom
gevi
ng
Fin
anci
ee
l-e
con
om
isch
e s
chad
e
Nat
uu
r e
n m
ilie
u
Ge
zon
dh
eid
Be
stu
url
ijke
afb
reu
k
TOTA
AL
EFEC
T
(= S
OM
eff
ect
en
* w
ee
gfac
tore
n)
Categorie / weegfactor: 1 2 1 1 1 2
Zichtbaar vanaf hoofd infrastructuur 0 4 3 0 0 3 17 4 68 1 Hoog
Handelsreclame op/aan woning 0 4 0 0 0 2 12 3 36 2 Gemiddeld
Zichtbaar vanaf openbare ruimte overig 0 2 1 0 0 1 7 2 14 3 Laag
Pri
ori
teit
(in
wo
ord
en
)
Plaatsen handelsreclame (geen bouwen)
Effecten niet-naleving
Kan
s o
p n
iet-
nal
evi
ng
Ris
ico
(e
ffe
ct x
kan
s)
Ran
gord
e
Fysi
eke
ve
ilig
he
id
Kw
alit
eit
lee
fom
gevi
ng
Fin
anci
ee
l-e
con
om
isch
e s
chad
e
Nat
uu
r e
n m
ilie
u
Ge
zon
dh
eid
Be
stu
url
ijke
afb
reu
k
TOTA
AL
EFEC
T
(= S
OM
eff
ect
en
* w
ee
gfac
tore
n)
Categorie / weegfactor: 1 1 1 3 1 1
Onderdeel van andere omgevingsvergunningplichtige activiteiten 0 2 0 4 0 2 12 4 48 1 Gemiddeld
Overigen 0 1 0 3 0 1 7 3 21 2 Laag
Ontheffing Flora en fauna
Effecten niet-naleving
Kan
s o
p n
iet-
nal
evi
ng
Ris
ico
(e
ffe
ct x
kan
s)
Ran
gord
e
Pri
ori
teit
(in
wo
ord
en
)
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 69 (75)
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
70 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
I. Brandveilig gebruik
Deze risicoanalyse is afwijkend van de voorgaande en gebaseerd op de Risicomodule die de Veiligheidsregio Utrecht (VRU) hanteert.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 71 (75)
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
72 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 73 (75)
Bijlage 3 Overzicht bij deze Uitvoeringsnota
horende documenten
Onderstaande documenten zijn onlosmakelijk met deze uitvoeringsnota
omgevingsrecht verbonden:
Toetsmatrix toets aanvragen voor de activiteit bouwen aan Bouwbesluit.
Toezichtmatrix bouwen + tabel toetsmomenten bouwen.
Toezichtmatrix slopen + tabel toetsmomenten sloop.
Toezichtprotocol milieu.
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 – 2018
74 (75) Nummer collegebesluit Datum collegebesluit
Bijlage 4 Specificatie met het oog op Verordening
systematische toezichtinformatie
In artikel 3 van de Verordening systematische toezichtinformatie Provincie
Utrecht is opgenomen dat bij de informatieverstrekking in het bijzonder aandacht
besteed moet worden aan de risicothema’s asbestregelgeving, brandveiligheid bij
opslag van gevaarlijke stoffen, constructieve veiligheid en brandveiligheid,
verontreinigde grond en risicovolle inrichtingen. In deze Uitvoeringsnota is op de
volgende wijze ingegaan op deze risicothema’s.
Alle risicothema’s (algemeen)
Hoofdstuk 1 (beschrijving risicoanalyse, prioritering en doelen)
Asbestregelgeving
Risicoanalyse Toezicht & handhaving - Slopen (bijlage 2)
Toezichtstrategie slopen (par. 2.2.2, pag. 33)
Brandveiligheid bij opslag van gevaarlijke stoffen
Hiervoor geldt dezelfde werkwijze zoals hieronder aangegeven bij constructieve
veiligheid en brandveiligheid.
Voor wat betreft het bedrijf Ecolab (vallend onder Besluit Risico’s Zware Ongevallen
(BRZO), tevens het enige bedrijf dat in één opslagvoorziening >10 ton aan stoffen
opslaat) vindt de milieutaakuitvoering plaats door de Omgevingsdienst
Noordzeekanaalgebied. Waarschijnlijk zal per 1-1-2016 de provincie voor dit bedrijf
bevoegd gezag worden. Voor dit BRZO-bedrijf geldt de Landelijke
Handhavingsstrategie BRZO 1999 d.d. 14 januari 2013, dat door het college van B&W
op 15 oktober 2013 is vastgesteld (collegebesluit 2013/419).
Constructieve veiligheid en brandveiligheid
Risicoanalyse vergunningverlening – bouwen (Bijlage 1)
Risicoanalyse Toezicht & Handhaving (Bijlage 2):
o nieuwbouw
o bestaande bouw
o brandveiligheid
Objectieve criteria voor het bouwdeel van de vergunning (par. 2.1.3, pag. 17)
Toezichtstrategie bouwfase (par. 2.2.2, pag. 27)
Toezichtstrategie gebruiksfase (par. 2.2.2, pag. 30)
Uitvoeringsnota omgevingsrecht 2015 - 2018
Nummer collegebesluit Datum collegebesluit 75 (75)
Verontreinigde grond
De Provincie Utrecht is bevoegd gezag inzake bodemsaneringen. De RUD Utrecht is de
uitvoerende dienst. De gemeente is bevoegd gezag inzake toepassen van grond binnen
de gemeentegrens (Besluit bodemkwaliteit).
Risicoanalyse Toezicht & Handhaving – bodem (Bijlage 2)
Toezichtstrategie (par. 2.2.2, pag. 31, onder het kopje “b) Routinematige en
incidentele bezoeken”)
Afspraken rond Besluit bodemkwaliteit zijn vastgelegd in de
Dienstverleningsovereenkomst met de RUD Utrecht.
Risicovolle inrichtingen
De Verordening legt niet uit wat hieronder wordt verstaan. Wij gaan ervan uit dat
hieronder de bedrijven worden verstaan die onder Besluit Risico’s Zware Ongevallen
(BRZO), Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) of Vuurwerkbesluit vallen. Voor
Nieuwegein zijn dat:
Ecolab (BRZO, tevens vallend onder BEVI). Ecolab is hierboven behandeld
onder “Brandveiligheid bij opslag van gevaarlijke stoffen”.
Tankstations met LPG: 7 inrichtingen
Vuurwerkverkoopbedrijven: 5 inrichtingen
In de Uitvoeringsnota komen deze terug in:
Risicoanalyse Toezicht & Handhaving – inrichtingsgebonden milieutaken
(Bijlage 2)
Objectieve criteria voor het gebruiksdeel van de vergunning (par. 2.1.3, pag.
22)
Toezichtstrategie gebruiksfase (par. 2.2.2, pag. 30)
Daarnaast worden aanvragen getoetst en wordt gecontroleerd zoals is opgenomen in
de toets- en toezichtprotocollen voor de betreffende Wabo-beleidsvelden.
top related