Zwarte Kameraden in de kolonie De Nationaal-Socialistische Beweging in Nederlands-Indië Masterscriptie J. Roukema
Zwarte Kameraden in de kolonie
De Nationaal-Socialistische Beweging in Nederlands-Indië
Masterscriptie
J. Roukema
1
2015, Jelmer Roukema
Foto Omslag: Indische NSB’ers lezen de NSB-partijkrant, Beeldbank WOII, NIOD.
2
Zwarte Kameraden in de kolonie
De Nationaal-Socialistische Beweging in Nederlands-Indië
Masterscriptie
Jelmer Roukema
S2249669
Email: [email protected]
Eerste beoordelaar/Scriptiebegeleiders: Dr. Erwin H. Karel
Dr. Barbara Henkes
Tweede beoordelaar: Dr. S.I. Aasman
11-02-2015
3
Inhoudsopgave
Voorwoord ………………………………………………………………………………….. 4.
1. Inleiding .............................................................................................................................. 5.
2. Het koloniale beleid en de Indische samenleving ............................................................ 9.
- De Indische archipel ……………………………………………………………………… 12.
- Etniciteiten en bevolkingsgroepen in Nederland-Indië ……………………………...…… 15.
- Het vroege fascisme in de Nederlandse kolonie ………………………………………...... 16.
- Oprichting van de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederlands-Indië …………….. 18.
- De partijstructuur van de Beweging in Nederlands-Indië ……………………………………. 16.
- Beweegredenen voor het NSB-lidmaatschap ………………...…………………………… 19.
- Tegenwerking door andere politieke partijen in Indië …………………………………… 21.
3. De NSB en de Groot-Nederlandse imperiale droom ………………..…....……..….… 23.
- De visie van de NSB op het Nederlandse koloniale imperium ……………………...……. 23.
- De visie van de NSB op etnische groepen binnen het Koninkrijk ………………………… 25.
- De NSB en het koloniale gezag van Nederlands-Indië …………………...………………. 29.
4. De Nationaal- Socialistische Beweging in Nederlands-Indië: perceptie en interactie 32.
- Interactie en communicatie tussen de Beweging in Indië en Nederland ………….……… 32.
- De koloniale regering en de Indische NSB ……………………………...……………..…. 34.
- Musserts reis 'door de gordel van smaragd' ……………………………………………… 38.
5. Verscherpte politieke verhoudingen en ideologische tegenstellingen ……………..… 40.
- Ideologische Tegenstellingen tussen de NSB-fracties in Indië en Nederland ……….…… 50.
- Verandering en radicalisering van de ideologische koers binnen de Beweging ……......… 40.
6. De ondergang van het nationaalsocialisme in Indië ………………………………...…47.
- De oorlog met Japan en NSB’ers in gevangenschap …………………………………...… 50.
- Vermeende collaboratie onder de Indische nationaalsocialisten ………………………… 53.
7. Conclusie ………………………………………………………………………...……… 55.
Bronnen ……………………………………………………………………………….…… 57.
Geraadpleegde literatuur …..…………………………………………………………….. 59.
Bijlagen ………………………………………………………………………...………….. 61.
4
Voorwoord
In deze thesis staat de Nationaal-Socialistische Beweging in de Nederlandse kolonie centraal.
Een uitgebreid archief-en literatuuronderzoek is aan dit uiteindelijke resultaat voorafgegaan.
Het onderwerp van deze scriptie komt voort uit persoonlijke interesse en een opgelaaide
nieuwsgierigheid na het zien van de onderstaande
afbeelding. De foto toont een vrijwilliger voor de
Waffen-SS, gedurende de Tweede Wereldoorlog. De
insignes op het uniform van de soldaat wijzen erop dat
hij onderdeel uitmaakte van de Landstorm Nederland
divisie. Dit legeronderdeel nam aan het einde van de
oorlog deel aan diverse gevechten in Midden-
Nederland. Het gelaat van de man geeft zijn Indische
achtergrond prijs, een verschijnsel dat bij mij en
anderen vragen oproept.
Op diverse fora op internet wordt druk
gespeculeerd over de identiteit en achtergrond van de
persoon op de foto. Enig betrouwbaar bewijs over de onbekende Indische soldaat bestaat
echter niet. Naar het schijnt is de man op de foto gesneuveld in de omgeving van Arnhem
gedurende Operation Market Garden.1 De foto en de discussie daaromtrent riepen bij mij nog
veel meer vragen op: hoe manifesteerde het nationaalsocialisme zich in de kolonie? waren er
ook NSB’ers in Nederlands-Indië? Na enig onderzoek bleek dat er inderdaad Nederlandse
nationaalsocialisten actief waren in Indië. Het gebrek aan uitgebreide informatie betreffende
de Indische NSB, deed mij doen besluiten om dit onderwerp aan te grijpen voor de thesis die
voor u ligt.
1 http://forum.axishistory.com/viewtopic.php?t=189851, geraadpleegd op 12-01-2015.
5
1. Inleiding
'Voor het zedelijk en lichamelijk welzijn van een volk is nodig een krachtig staatsbestuur,
zelfrespect van de natie, tucht, orde, solidariteit van alle bevolkingsklassen en het
voorgaan van het algemeen nationaal belang boven het groepsbelang en van het
groepsbelang boven het persoonlijk belang.' - Leidend Beginsel der NSB.2
Nederlands-Indië verkeerde in 1933, net als de rest van de wereld, in een economische crisis.
Door de crisis ontstonden grote problemen: hoge werkloosheid, een daling van export en
industriële capaciteit. Tevens zorgde het voor onvrede onder de diverse volkeren binnen de
Indische archipel. Deze groeiende ontevredenheid deed de angst voor inheems nationalisme
groeien onder de Europese machthebbers van de kolonie.3 De economische crisis zorgde voor
grote armoede onder de sociale onderlaag van de kolonie. De misère deed de opstandigheid
onder de inheemse bevolking groeien, omdat zij het zwaarst onder de crisis te lijden hadden.
Het ongenoegen van de inheemse bevolking uitte zich, met name in de rurale gebieden, in een
steeds luider hoorbare Merdeka Sekarang! (Vrijheid Nu!).4 Onder zowel de Europeaanse
bevolking als de Indo-Europeaanse bevolking, zat de angst voor het groeiende Indonesisch
nationalisme er goed in. De Indonesische nationalisten eisten politieke en bestuurlijke
onafhankelijkheid van Nederland. Een groei van deze beweging zou het koloniale
gouvernement kunnen ondermijnen en daarmee de bevoorrechte positie van de Europeanen en
Indo-Europeanen aantasten. Vanaf 1933 vonden daarom duizenden individuen binnen deze
twee bevolkingsgroepen hun heil bij de NSB in Indië. Deze Beweging was, evenals de meeste
andere politieke partijen in Nederland, sterk gekant tegen alles wat zou kunnen leiden tot
autonomie van Indische bevolking. Ook een mogelijke zelfstandigheid van de kolonie en het
inherente verlies van de Nederlandse machtspositie in de archipel was voor de NSB totaal
onacceptabel.5 Deze stellingname ten opzichte van de Indische onafhankelijkheidsbeweging,
evenals hun roep voor een sterk (koloniaal) gezag en bestuur, zorgde in de eerste instantie
voor sympathie onder de Europese en Indo-Europese bevolking in Nederlands-Indië. Deze
starre houding van de Europeanen in de kolonie, gevoed door de crisis en de opkomst van de
2 Volk en Vaderland, Weekblad der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, Jaargang 1 (1933) nr. 1, 7
januari 1933. 1. 3 Tessel Pollmann, "Men is fascist of men is het niet," Het koloniale beschavingsoffensief: Wegen naar het
nieuwe Indië, 1890-1950, ed. Marieke Bloembergen en Remco Raben (Leiden: KITLV Uitgeverij Leiden, 2009)
172. 4 Joke Sluyter,"Indië 1940, NSB'ers als zondebokken," Haagse Post, nr. 45. (november, 1984) 26. 5 A. A. Mussert, “In Godvertrouwen alles voor het Vaderland,” in Fotonieuws IV, (april, 1942) 74.
6
partijen zoals de NSB, zorgde er tevens voor dat de politieke verhoudingen op scherp kwamen
te staan. Enerzijds de meerderheid van de inheemse bevolking, met een groeiend verlangen
naar politieke en bestuurlijke vrijheid. Anderzijds de meerderheid van de Europeanen en
Indo-Europeanen die krampachtig het oude koloniale systeem wilden behouden.
Onder de Nederlanders en Indo-Europeanen in de kolonie heerste een ongenoegen
betreffende het verzwakte militaire apparaat, de economische crisis en de politiek bewust en
actief wordende inheemse bevolking. De onvrede zorgde er voor dat velen zich wel konden
vinden in de krachtige taal van de NSB. In 1937 bereikte de beweging een hoogtepunt in de
kolonie met vijfduizend leden. Daarnaast had de NSB in Nederlands-Indië ook vele 'stille
sympathisanten', dit waren personen die niet lid waren van de beweging, maar zich wel
konden vinden in de krachtige retoriek van Mussert en de zijnen.6 Opmerkelijk is dat circa 7
procent van de leden Indo-Europeaan was. De overige 30 procent waren voornamelijk blanke
Nederlanders die zich verwant voelden met Nederland en ontevreden waren over het
koloniale bestuur.7 De etnische diversiteit van de Indische partijleden van de NSB is
opmerkelijk te noemen, gezien de racistische aard van de nationaalsocialistische ideologie,
zoals deze zich veelal manifesteerde in Europese nationaalsocialistische kringen.
Formeel gezien stonden alle fracties en kringen van de NSB onder centraal bestuur van
het NSB-hoofdkwartier in Utrecht. Het Leidend Beginsel, de ideologische fundering van de
Beweging, zou in theorie ook voor de afdeling in Nederlands-Indië geldig zijn geweest. De
etnische samenstelling van de leden, de behoeften, de frustraties, de interesses en de
doelgroep van de Indische NSB, waren echter van andere aard dan die van de NSB in
Nederland. Dit zorgde voor botsingen en een ideologisch conflict tussen de beide afdelingen.
Uit deze tegenstelling vloeit dan ook mijn hoofdvraag voor deze thesis voort: op welke punten
verschilde de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederlands-Indië in politiek opzicht van
de moederpartij in Nederland en hoe zijn deze verschillen te verklaren?
Er is de afgelopen decennia veel geschreven over de NSB in Nederland, echter niet
over de Indische fractie van de Beweging. Het gebrek aan literatuur zorgde ervoor dat de
etnische diversiteit van de NSB in Indië, na de Tweede Wereldoorlog geen onderdeel werd
van het algemeen heersende beeld van de Beweging. Met deze scriptie wordt een bescheiden
bijdrage geleverd aan dit relatief onderbelichte thema.
6 Sluyter, "Indië 1940, NSB'ers als zondebokken," 28. 7 Jennifer Foray, "An Old Empire in a New Order: The Global Designs of the Dutch Nazi Party, 1931- 1942,"
European History Quarterly 43, nr. 27. (January, 2013) 35.
7
Op historiografisch vlak is niet veel verschenen over de Indische NSB. Eén
verdiepende monografie over louter de Indische NSB bestaat niet. Een vaak geciteerd artikel
over dit onderwerp is het werk van Tessel Pollmann: “Men is fascist of men is het niet: De
Indische NSB als imperiale droom en koloniale melkkoe”.8 In dit artikel stelt de historica dat
de Indische fractie slechts de functie van “Zahlen und Maul halten” had voor het centrale
partijbestuur in Nederland, de zogeheten “koloniale melkkoe”.9 De NSB’ers in Indië waren
volgens Pollmann louter een portemonnee, die geleegd kon worden als de NSB in Nederland
in geldnood zat. In recente literatuur over de NSB wordt Pollmann vaak aangehaald wanneer
de Indische afdeling van de NSB ter sprake komt.10 Een divers beeld bestaat derhalve niet.
Hoewel het artikel van Pollmann als autoriteit te boek staat betreffende de Indische NSB, lijkt
haar artikel tevens vanuit een eigen politiek perspectief geschreven te zijn: ‘(…) de uitspraak
geeft goed weer hoe in NSB-kringen over de inheemsen werd gedacht: als mensen die tot last
waren. Overigens is het alsof we de Nederlanders van nu horen die het alsmaar hebben over
doodgeknuffelde allochtonen.’11
Om het nationaalsocialistische gedachtengoed aan de man te brengen werd er veel
geschreven en gepubliceerd door de NSB. Het Leidend Beginsel van de Beweging geeft een
goed beeld van de prille nationaalsocialistische ideologie aan het begin van de jaren dertig. Er
zijn veel memoires en geschriften van prominente leden voorhanden: Van Geelkerken,
Mussert, Van der Laaken, Van Tonningen. Deze vooraanstaande NSB’ers schreven, net als
Mussert, voor een breed publiek en zijn dus een autoriteit als het op de ideologie van de NSB
aankomt, in zowel Nederland als in Nederlands-Indië. Het archief van de NSB in het Instituut
voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (NIOD) in Amsterdam is openbaar voor
bezoekers. Hier zijn diverse stukken bewaard gebleven van de NSB-afdeling Indische Zaken.
Financiële rapporten en notulen zijn volop aanwezig. Ook zijn er een tientallen brieven
bewaard gebleven die communicatie tussen NSB’ers in Nederland en Indië weergeven. Met
name deze persoonlijke brieven, die soms behoorlijk gepeperd waren, geven veel informatie
over de onderlinge contacten tussen de NSB-fracties in de kolonie en Nederland. Deze
8 Pollmann, "Men is fascist of men is het niet," Het koloniale beschavingsoffensief: Wegen naar het nieuwe
Indië, 1890-1950, ed. Marieke Bloembergen en Remco Raben (Leiden: KITLV Uitgeverij Leiden, 2009) 9 Tessel Pollmann, “Either one is a Fascist, or one is not: The Indies’ National Socialist Movement, the Imperial
dream and Mussert’s Colonial Milch Cow,” Indonesia, nr. 92 (Oktober 2011) 58. 10 Zie: Jennifer Foray, "An Old Empire in a New Order: The Global Designs of the Dutch Nazi Party," European
History Quarterly 43, nr. 27. (Januari, 2013) 27-51; J.M. Damsma, Nazis in the Netherlands, A Social History of
National Socialist collaborators (Amsterdam: UvA Instituut voor Cultuur en Geschiedenis, 2013) 68-73; en
Robin te Slaa en Edwin Klijn, De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-
1935 (Amsterdam: Uitgeverij Boom, 2009) 667-680. 11 Pollmann, "Men is fascist of men is het niet," 171.
8
brieven zijn dan ook belangrijk om de politieke verhoudingen tussen beide in kaart te
brengen. In het archief van het NIOD heb ik al het beschikbare materiaal van de NSB-
afdeling Indische Zaken systematisch doorgenomen. Een groot deel bleek uiteindelijk niet
bruikbaar om de politieke verschillen tussen de NSB in Nederland en de kolonie uiteen te
zetten. Naast het NSB-archief was er veel informatie te verkrijgen uit de NSB-publicaties. Het
waren de publicaties en kranten zoals Volk en Vaderland, waarin de lezers iedere week weer
de standpunten van de Beweging vernamen. Wie de ideologie van NSB wilde doorgronden,
las de publicaties. De beschikbare exemplaren van Volk en Vaderland in het archief, de
bibliotheek en op het internet zijn tevens systematisch doorgenomen. Hierin stonden
regelmatig artikelen over Nederlands-Indië en de NSB aldaar. Ook de Nederlandsch
Nationaal-Socialistische Uitgeverij (NENASU), die boeken, pamfletten en brochures voor de
NSB publiceerde, gaf met enkele publicaties inzicht in het politieke denken van de Beweging
met betrekking tot de Indische kolonie. In dit onderzoek staan de schriftelijke documentatie
van NSB’ers en de politieke NSB-publicaties centraal. Daarnaast worden verkiezingsuitslagen
in Nederland, evenals de ledenaantallen van de NSB in de kolonie, getoetst aan de politieke
en ideologische ontwikkelingen binnen de Beweging in Nederland. Hiermee kan een politieke
verschuiving binnen de Beweging en de gevolgen hiervan in kaart worden gebracht. De
eerdergenoemde persoonlijke documentatie van NSB’ers in de vorm van proclamaties en
brieven, zijn veelal een reactie op de politieke verschuivingen binnen de NSB. De grondige
analyse van deze bronnen geeft dan ook een inzicht in de (politieke) verhoudingen tussen de
NSB in Nederland en in Nederlands-Indië.
9
2. Het koloniale beleid en de Indische samenleving
De Indische archipel
Om de politiek, het ledenbestand en houding tot de inheemse bevolking van de Indische NSB
te begrijpen, moeten eerst de koloniale verhoudingen in de periode van november 1933 tot
mei 1940 uiteengezet worden. Nederlands-Indië werd aan het begin van de twintigste eeuw al
driehonderd jaren door de Nederlanders bestuurd.12 De Indische archipel, met meer dan
drieduizend eilanden, van oost naar west uitstrekkend over vijfduizend kilometer en van
noord naar zuid uitstrekkend over tweeduizend kilometer, is de grootste eilandengroep ter
wereld. De meeste inwoners – hun aantal wordt in 1930 geschat op zestig miljoen - woonden
op de grootste en dichtstbevolkte eilanden: Java, Sumatra, Borneo (huidige Kalimantan),
Celebes (huidige Sulawesi) en Nieuw-Guinea (het huidige Irian Jaya).13
Tot het begin van de twintigste eeuw had de Nederlandse Gouverneur-Generaal op een
autoritaire manier kunnen regeren in Nederlands-Indië. Hij kon vrijwel alle beslissingen
nemen zonder enige bemoeienis uit Nederland.14 Sinds 1918 moest het dagelijkse bestuur van
de kolonie echter in overleg gebeuren met de Volksraad. Dit was ten dele een gekozen
parlement en was een uitvloeisel van politiek-bestuurlijke hervormingen die er op gericht
waren om de inheemse bevolking meer bij het bestuurlijke proces te betrekken. De bedoeling
van de Volksraad als democratisch parlement was om alle etnische groeperingen in de
archipel een politiek platform te bieden. Het ontstaan van de Volksraad was tevens een
noodzakelijke politiek-bestuurlijke hervorming vanuit Nederland om een vriendelijk en
welwillend gebaar te maken naar de opkomende Indonesische onafhankelijkheidsbeweging.
De samenstelling van dit “pseudo-parlement” telde 38 permanente leden die op basis van
gelijkheid participeerden (20 Europeanen en 18 inheemsen).15 In de praktijk kwam het er
echter op neer dat de Volksraad meer een adviesorgaan bleef en dat de werkelijke bestuurlijke
macht bij het Nederlandse parlement in Den Haag kwam te liggen. De Volksraad werd in de
volksmond spottend 'het klachtenbureau' genoemd.16
12 L. de Jong, "Nederlands-Indië bedreigd," De bezetting 2 (Amsterdam: Querido's Uitgeverij, 1961) 112. 13 P.J. Drooglever, Indisch Intermezzo, Geschiedenis van de Nederlanders in Indonesië, 1ste druk (Amsterdam:
Bataafsche Leeuw, 1994) 10. 14 Ibid., 10-11. 15 Hans Meijer, In Indië geworteld, de twintigste eeuw (Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker, 2004) 60. 16 Ibid., 60-61.
10
De Volksraad was niet voor iedereen een acceptabele vorm van politiek bedrijven. Zo
waren de nationalisten onder de Europese bevolking niet te spreken over het adviesorgaan.
Deze ontevreden Europeanen concentreerden en verenigden zich gedurende de
daaropvolgende twee decennia veelal in partijen als de NSB, de Vaderlandsche club en
diverse andere kleinere rechts-georiënteerde bewegingen. Zij waren alle van mening dat het
dulden van een politiek orgaan als de Volksraad, wat (indirect) kon leiden naar meer
autonomie van de inheemse bevolking en derhalve kon escaleren in een uiteindelijke Indië-
los-van-Nederland situatie, hetzelfde was als politiek landverraad.17 Hoewel de Volksraad
ingesteld was om iedere groep een politieke stem te bieden, bleef de algehele politieke
organisatie en participatie van de verschillende bevolkingsgroepen in de kolonie gering. Ook
bleef de aanhang van de bestaande politieke partijen beperkt tot enkele duizenden leden.
Vanaf het begin van de jaren dertig begonnen de politieke partijen van de kolonie echter te
groeien in ledenaantallen. De Europeanen in de kolonie voelden zich in hun bevoorrechte
positie bedreigd vanwege de economische crisis en het expansionistische buitenlandse beleid
van Japan. Ook de groeiende politieke ambities van onafhankelijkheid onder de inheemse
populatie, droeg bij aan het bedreigende gevoel onder de sociale bovenlaag in de kolonie. De
inheemse bevolking werd namelijk steeds mondiger in hun eis naar politieke en bestuurlijke
onafhankelijkheid, wat zich uitte in burgerlijke ongehoorzaamheid en politieke organisatie.18
Deze veranderingen op politiek vlak, zorgden ervoor dat de verhoudingen tussen de koloniale
bovenlaag en inheemse bevolking op scherp kwamen te staan, waardoor een voedingsbodem
werd gecreëerd voor politieke partijen van een extreme ideologische signatuur, zoals de NSB.
De globale economische crisis kwam hard aan in de Indische kolonie: de vraag naar
ruwe grondstoffen daalde sterk en de waarde van de Indische exportproducten daalde daarom
in 1933 tot slechts een magere 30 procent van de marktwaarde van dezelfde producten in
1928.19 De economische crisis zorgde in de gehele Indische archipel voor algemene onvrede
op maatschappelijk en politiek vlak. Veel Europeanen in de kolonie waren van mening dat de
economische misère onder de inheemse bevolking zou kunnen leiden tot algemene
opstandigheid en een groeiende sympathie voor communisme. De kolonie was in de
voorgaande eeuw ook al het strijdtoneel geweest van oorlogen, rebellies en opstanden. Naast
de grote conflicten zoals de Atjeh-oorlog en de Java-oorlog, zag het Koninklijk Nederland-
17 Tessel Pollmann, Mussert & Co, De NSB-Leider en zijn vertrouwelingen (Amsterdam: Boom, 2012) 235. 18 E. Locher-Scholten "Het moreel van de Europese burgerbevolking in Nederlands-Indië, 1936 – 1941,"
Nederlands- Indië 1942: Illusie en ontgoocheling, ed. Groen, Petra en Elly Touwen-Bouwsma, (Den Haag: Sdu
Uitgeverij Koninginnegracht, 1992) 15. 19 Meijer, 114.
11
Indisch Leger (KNIL) altijd wel een reden om in een gewapend conflict te raken met de
plaatselijke bevolking. In 1926 en 1927 vonden op Java en Sumatra grote communistische
opstanden plaats. Deze gebeurtenissen deden het gevestigde koloniale bestuur schudden tot op
zijn grondvesten omdat de inheemse onvrede ernstig onderschat werd. Hoewel de
(gewelddadige) repressie van de opstanden succesvol was geweest, zat de angst voor zowel
het communisme als het inheems nationalisme er goed in onder de koloniale machthebbers.
Voortaan werd alles dat op maatschappelijke onvrede onder de inheemse bevolking leek
scherp in de gaten gehouden en onderdrukt door de lokale koloniale autoriteiten.20
Vanaf het begin van de twintigste eeuw werd de koloniale politiek van Nederland
gekenmerkt door de zogeheten Ethische Politiek. De gedachte was, dat de inheemse volkeren
opgevoed moesten worden tot een zekere mate van zelfstandigheid. Deze “emancipatie” van
de inheemse bevolking moest leiden tot een vreedzaam bestaan en een goede samenwerking
tussen alle verschillende bevolkingsgroepen in de kolonie. Rond 1930 werd deze
“emancipatie”, vanuit de inheemse zijde door Indonesische nationalisten steeds meer
afgewezen. Het Indonesische nationalisme en de gedachte dat Indonesië beter af zou zijn
zonder de Nederlanders vond vanaf de jaren dertig een groter draagvlak onder de inheemse
bevolking.21 Ook de gematigde Indische intellectuele elite, die veelal in Europa opgeleid was,
eiste een verregaandere vorm van autonomie die politiek onafhankelijk was van Nederland.
De harde kern van de Indonesische nationalisten, tevens opgeleid in Europa, eiste echter
volledige politieke en bestuurlijk onafhankelijkheid: Merkdeka Sekarnang!22 De Europeanen
en de Indo-Europeanen voelden zich hierdoor steeds meer bedreigd in hun bevoorrechte
positie in de kolonie. Zij waren met 240.000 mensen immers veruit in de minderheid ten
opzichte van de zestig miljoen inheemse Indiërs.23 De Indo-Europeanen hadden zich om deze
reden weten te organiseren in een politiek platform, om alsnog een vuist te kunnen maken
tegen de politieke aspiraties voor onafhankelijkheid van de Indiërs. In 1919 werd het Indo-
Europees Verbond (IEV) opgericht, een Indo-Europese belangenorganisatie. De aanhangers
en begunstigers van deze partij waren voornamelijk Indo-Europeanen, evenals enkele blanke
Europeanen.24 Het IEV was vertegenwoordigd in de Volksraad, waar het de politieke ambities
voor onafhankelijkheid van de inheemse bevolking probeerde te dwarsbomen en de eigen
belangen probeerde te behartigen. Het Verbond vormde verder echter geen machtige lobby
20 Drooglever, Indisch Intermezzo, Geschiedenis van de Nederlanders in Indonesië, 32. 21 Sluyter, "Indië 1940, NSB'ers als zondebokken," 27. 22 Ibid., 27-28. 23 Drooglever, Indisch Intermezzo, Geschiedenis van de Nederlanders in Indonesië, 34. 24 Te Slaa, De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935, 679.
12
voor de Indo-Europeanen: veel politieke invloed op het dagelijkse bestuur van de kolonie had
het niet. Het ledenaantal groeide echter gestaag en al snel werd het IEV de grootste politieke
partij van Nederlands-Indië, met meer dan tienduizend leden.25
Etniciteiten en bevolkingsgroepen in Nederland-Indië
De kwestie van de diverse etniciteiten in de Nederlandse kolonie, is er een die duiding nodig
heeft, om dit gehele eerste hoofdstuk beter in de algemene context van de Nederlandse
koloniale tijd te kunnen plaatsen. De Indische archipel telde onder het bestuur van de
Nederlanders vele verschillende volkeren met een eigen cultuur en etniciteit. De vraag of deze
gevormd zijn door sociale positionering, culturele eigenschappen of historische factoren is er
een die enige duiding nodig heeft. Ras en cultuur waren tot na de Tweede Wereldoorlog sterk
aan elkaar verbonden. Er werd sterk onderscheid gemaakt tussen de verschillende
bevolkingsgroepen. Of iemand de Indo-Europese of de inheemse Indonesische etniciteit had,
werd voornamelijk biologisch gedefinieerd. Dit wil zeggen dat huidkleur, uiterlijk en
genetische achtergrond, bepalend waren voor de positie van een individu in de sociaal-
maatschappelijke stratificatie. Door deze ideeën over ras en etniciteit in de context van de
koloniale tijd van het begin van de twintigste eeuw te plaatsen, is het mogelijk om de
ideologie van de (Indische) NSB met betrekking tot niet-blanke bevolkingsgroepen te
analyseren en te verklaren.
Nederlands-Indië werd gedurende de koloniale tijd bewoond door een conglomeraat
van verschillende volkeren. Het immense gebied telde honderd tot driehonderd verschillende
bevolkingsgroepen. Sommige volkeren leefden in stamverband, maakten geen gebruik van
moderne (westerse) middelen en leefden veelal in uithoeken van de archipel. Voorbeelden
hiervan waren de stammen van de Dajaks op Borneo en de Papoea's op Nieuw-Guinea. Op de
grotere eilanden zoals Java en Sumatra leefde de inheemse bevolking door de historische
interactie met de aldaar woonachtige Europeanen, wel met moderne (westerse) middelen. In
de dorpen en steden bestond een duidelijke koloniale hiërarchie door de demografische
aanwezigheid en invloed van Europeanen. In rurale gebieden bestond deze hiërarchie minder.
Wel bestond er een duidelijke sociale stratificatie waarbij de inheemse elite bovenaan stond.
Het eiland Java was veruit het meest technologische en economisch ontwikkelde eiland
25 Drooglever, Indisch Intermezzo, Geschiedenis van de Nederlanders in Indonesië, 41.
13
binnen de archipel. De Javanen vormden tevens de grootste etnische groep binnen de kolonie;
met circa 50 procent (circa dertig miljoen mensen) waren zij het meest talrijk.26 Java was
tevens het dichtstbevolkte eiland, het bezat uiterst vruchtbare grond en was qua omvang vier
maal zo groot als Nederland.27 Het centrale gezag van de koloniale machthebber strekte zich
niet uit tot in alle uithoeken van de Indië. Het koloniale bestuur had zich sterk gevestigd op
Java, waar vanuit Batavia de gehele kolonie bestuurd werd. Het is niet vreemd dat door de
aanwezigheid van de Europeanen, Java als eerste moderniseerde van alle eilanden. De eerste
moderne infrastructuur, waaronder spoorwegen, havens en fabrieken, werden hier aangelegd.
Mede hierdoor kon het Nederlandse koloniale gezag steeds verder uitgebreid worden naar de
andere eilanden in de archipel. De Europeaanse aanwezigheid was het meest omvangrijk op
Java, wat uiteindelijk ook gevolgen zou hebben voor de samenstelling en de concentratie van
de NSB op het eiland gedurende de jaren dertig.
Veruit het overgrote deel (circa 90 procent) van de Indische bevolkingsgroepen was
islamitisch.28 Binnen deze meerderheid van Moslims viel ook weer onderscheid te maken
tussen de orthodoxe moslims en de gelovigen die een vrijere interpretatie van de geloofsleer
bepleitten. Onder de overige 10 procent vielen vooral christenen. In gebieden waar de
Europeanen vroeg aanwezig waren en waar de Islam nog weinig voet aan de grond kreeg, was
het christendom het sterkst vertegenwoordigd. De inheemse groepen die van oudsher veel met
de Europeanen omgingen, waren veelal christelijk. Dit gold ook voor de Indo-Europeanen.29
De grootste koloniale steden op Sumatra en Java, waar de meeste Nederlanders woonden,
waren in etnisch opzicht zeer gemengd. Naast blanken uit allerlei Europese landen, vond men
er bijvoorbeeld ook Chinezen die zich veel in de handels- en ambachtssector bevonden. Ook
waren er inheemse Indische bevolkingsgroepen in de grote steden. De blanke bevolking werd
door de inheemse bevolking ook wel totoks genoemd. Deze totok-Europeanen vielen grofweg
uiteen in twee groepen, de zogeheten 'trekkers' en 'blijvers'. De trekkers waren degenen die
tijdelijk naar de kolonie kwamen om geld te verdienen en uiteindelijk naar Europa terug
zouden keren. De blijvers hadden hun wortels in Indië. Zij waren er geboren en hadden zich
samen met hun familie permanent gevestigd in de kolonie.30
Naast de inheemse bevolkingsgroepen en totok-bevolking waren er nog de
zogenaamde “mestiezen”. Dit waren personen van gemengde Europees-Aziatische afkomst.
26 Drooglever, Indisch Intermezzo, Geschiedenis van de Nederlanders in Indonesië, 10. 27 De Jong, "Nederlands-Indië bedreigd," 112. 28 Ibid., 110-111. 29 Drooglever, Indisch Intermezzo, Geschiedenis van de Nederlanders in Indonesië, 12. 30 Lizzy van Leeuwen, Ons Indisch erfgoed, Zestig jaar strijd om cultuur en identiteit (Amsterdam: Uitgeverij
Bert Bakker, 2008) 31.
14
Sinds het einde van de negentiende eeuw werd deze bevolkingsgroep geclassificeerd als Indo-
Europeaan of Indo. Aangezien er in veel van de geraadpleegde bronnen en literatuur gebruik
wordt gemaakt van deze begrippen, vragen deze termen om enige toelichting. Hoewel beide
termen gebruikt werden voor personen van gemengde afkomst, werd met de term Indo-
Europeaan meer nadruk gelegd op de Europese culturele oriëntatie van een individu. Het was
dan ook de sociale bovenlaag van de mestiezen die zichzelf zo noemde. De term Indo ging uit
van een sterkere verwantschap met de Indonesische cultuur. De term Indo had daarom
betrekking op de lagere sociale klasse binnen die van de zogenaamde mestiezen, omdat de
Europese cultuur als superieur beschouwd werd door de koloniale elite. Zowel de totok-
Europeanen als de Indo-Europeanen en Indo's vormden binnen de maatschappelijke
stratificatie de sociale bovenlaag. Dankzij deze bevoorrechte positie voelden zij zich veelal
superieur aan de inheemse Indiërs.31 De economische en sociaal-maatschappelijke voordelen
van een oriëntatie op de Europese cultuur, zorgde onder de Indo-Europeanen voor een drang
tot assimilatie in de Nederlandse en Europese cultuur. De historicus Hans Meijer stelt in zijn
boek In Indië geworteld, de twintigste eeuw, dat dit fenomeen veel Indo-Europeanen
“Nederlandser” maakte, dan de meeste Nederlanders in Indië zelf: 'Geen der mensen in Indië
legt zo zeer de nadruk op zijn Europaanschap als juist de mensen die Europa nooit gezien
hebben en het in vele gevallen ook nooit te zien krijgen. En ter meerdere onderstreping van dit
pseudo-Europeaanschap nemen zulke mensen een hooghartige houding aan tegen den
inlander.'32
De Indo-Europeanen vormden, evenals de blanke Europanen, een demografische
minderheid in de Indonesische archipel. Hoewel zij tot de sociale bovenlaag behoorden,
waren zij geen onderdeel van de koloniale elite. Toch voelden veel Indo-Europeanen zich
door hun culturele verwantschap met de Europeanen in morele en culturele zin verheven
boven de inlander. Een belangrijk aspect om de koloniale wereld van de eerste helft van de
twintigste eeuw te begrijpen, is het gevoel van superioriteit van de Indo-Europeanen en de
totoks ten opzichte van de inheemse volkeren. De aantrekkingskracht van de NSB op deze
twee bevolkingsgroepen valt daarom ook goed te verklaren. Verderop in dit onderzoek komen
wij daar op terug.
In de koloniale samenleving bestond een sterke hiërarchische sociale structuur. Dat wil
zeggen dat er veel nadruk stond op rang en stand. De belangrijke factoren die dit bepaalden
waren respectievelijk huidskleur, geloof en financiële welstand. De sociale rangorde speelde
31 Drooglever, Indisch Intermezzo, Geschiedenis van de Nederlanders in Indonesië, 34. 32 Meijer, In Indië geworteld, de twintigste eeuw, 73.
15
een belangrijke rol bij bijvoorbeeld het in aanmerking komen voor ambtelijke functies of
maatschappelijke posities. Bovenaan in de piramide bewogen zich de blanke Europeanen, met
daaronder de Indo-Europeanen en Indo’s, waarbij huidskleur en culturele oriëntatie de
belangrijkste factoren waren. Onder de Indo-Europeanen stonden de inheemse volkeren, met
de christelijke inheemsen boven de islamitische en hindoestaanse Indiërs. Dat er een
duidelijke stratificatie bestond, betekende niet dat de verschillende bevolkingsgroepen
gesegregeerd van elkaar leefden.33 Met de snelle modernisering van de Indische archipel, die
veelal plaatsvond gedurende de eerste helft van de twintigste eeuw, werd de verbinding met
Nederland steeds efficiënter. Het resultaat was een toename in het aantal Europeanen in de
kolonie. Door de gegroeide toevoer van Europeanen en Europese culturele invloeden, zouden
de Indo-Europeanen en aldaar wonende Nederlanders zich vanaf 1900 meer op Nederland
gaan oriënteren dan voorheen. De Europees-Aziatische “mengcultuur” die voorheen was
ontstaan, veranderde steeds meer in een koloniale cultuur waar de Europese cultuur
dominanter werd. Hierdoor werden culturele tegenstellingen verscherpt.
Het vroege fascisme in de Nederlandse kolonie
Na de Eerste Wereldoorlog werden in tal van Europese landen fascistische partijen en
organisaties opgericht. Het karakter van deze bewegingen bestond voornamelijk uit een 'anti-
karakter'. Dat wil zeggen, dat zij zich afkeerden van het bestaande democratische systeem en
andere bestaande politieke ideologieën, waaronder het socialisme, communisme en
liberalisme. Het beoogde alternatief was eendracht van de natie door middel van een
fascistisch model. Hierbinnen zou autocratisch leiderschap, orde, vaderlandsliefde en tucht
centraal komen te staan. De fascistische ideologie verspreidde zich vanuit het Europese
vasteland naar de Europese koloniën, waar al spoedig zustergroeperingen opkwamen.34
Voordat de NSB voet aan de grond kreeg in de kolonie, bestonden er in Nederlands-
Indië al enkele kleine fascistische organisaties. Nadat Mussolini in 1922 de macht greep in
Italië, werden over de gehele wereld partijen en bewegingen opgericht die het Italiaanse
fascisme als uitgangspunt namen. De Indo-Europeaan T.A. Ronkes richtte in 1923 de eerste
fascistische organisatie in de Indische archipel op: het Verbond Nederland en Indië (VNI).
Ronkes was tevens lid van het Indo-Europees Verbond (IEV). In 1929 werd de Vaderlandsche
33 Drooglever, Indisch Intermezzo, Geschiedenis van de Nederlanders in Indonesië, 17. 34 R. Havenaar, Anton Adriaan Mussert, verrader voor het vaderland: Een biografische schets (Den Haag:
Kruseman, 1984) 40.
16
Club (VC) opgericht. Dit was geen fascistische partij met een ideologische basis. Toch kan
deze tamelijk invloedrijke groep bestempeld worden als een extreemrechtse en autoritaire
beweging. De oprichting van de VC kwam voornamelijk voort uit ongenoegen onder de
blanke bevolking. Deze ontevredenheid was met name gebaseerd op het slappe koloniale
beleid van de toenmalige Gouverneur-Generaal, De Graeff, aldus de VC'ers.35 Ook vond de
Vaderlandsche Club dat de Ethische Politiek van de Nederlandse regering, ten opzichte van
de inheemse bevolking veel te ver ging. Het opvoeden en zelfredzaam maken van de Indiërs
behoorden volgens de VC niet tot de taken van het koloniale bestuur. De Vaderlandsche Club
zou uitgroeien tot een eliteclub van blanken en zou tevens een stevige concurrent worden voor
de NSB in Indië. In de Volksraad zou de VC openlijk strijd voeren tegen het zwakke imago
van de koloniale regering.36
In december 1931 werd door de Nederlander J.A. Couwenberg, de Nederlandsch
Indische Fascisten Organisatie (NIFO) opgericht. Deze partij zou zich vanaf het begin af aan
inzetten voor grondrechten voor alle Indo-Europeanen. Om deze reden bestond het
ledenbestand niet uit louter blanke Europeanen, zoals dit bij de VC het geval was. In 1933
vond een scheuring plaats binnen de partij. Er was grote onvrede over de politieke koers van
de partij, die niet fascistisch genoeg zou zijn geweest.37 Derhalve besloot een aantal
prominente leden, waaronder A.J. Schoof en J.A.A. de Bree, eigen partijen op te richten. Zo
werden de Fascistische Unie (FU) en de Fascistische Organisatie in Nederlands Indië (FOINI)
opgericht. Deze kleine rechts-autoritaire partijen waren geduchte concurrenten van elkaar en
verkeerden continu met elkaar in conflict. Alleen de Vaderlandsche Club en de NIFO werkten
nauw met elkaar samen.38 Wat de fascisten in de kolonie nodig hadden, was een solide en
eendrachtige fascistische partij die alle kleinere partijen kon verbinden. Dat werd de NSB.
Oprichting van de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederlands-Indië
In november 1933 gaf Anton Mussert aan W.E Scheurer, een oud-Indisch bestuursambtenaar,
de opdracht af te reizen naar de kolonie om daar een afdeling van de NSB op te zetten en te
besturen. De NSB ambieerde een groot Nederlands mondiaal imperium. Een NSB-afdeling
oprichten in de Nederlandse kolonie was daarom een prestigieuze onderneming en van groot
35 Te Slaa, De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935, 679. 36 Ibid., 679-680. 37 Ibid., 681-682. 38 Ibid., 682.
17
belang.39 Eenmaal aangekomen in Nederlands-Indië begon Scheurer met de ledenwerving op
Java en Sumatra. Door de andere kleine fascistische organisaties te benaderen, waaronder de
NIFO en het VNI, konden de ideologisch gelijkgestemde partijen probleemloos opgaan in de
NSB, mits zij met de fusie instemden. De Beweging begon met 49 leden, waarvan er zich
twintig op Sumatra bevonden en de rest op Java. In januari 1934 besloot Couwenberg, de
leider van de NIFO, dat ook zijn partij volledig op zou gaan in de nieuw gevormde NSB. Het
overgrote deel van de eerste leden was afkomstig uit de kleinere fascistische partijen die de
fusie met de NSB aangingen.40 Met de aansluiting van de voormalige NIFO-leden, werden
dan ook de eerste Indo-Europeanen lid van de NSB.
Binnen een tijdsbestek van enkele maanden kwamen over de gehele Indische archipel
NSB-kringen van de grond. De secretaris en plaatsvervangend leider van de NSB in
Nederland, Cees van Geelkerken, beschreef dit proces in het NSB-Jubileumboek op
enthousiaste wijze: 'Men telde na enige tijd NSB'ers, verspreid onder de Nederlandse
bevolking van den gehele archipel, van de uiterste Noordkust van Sumatra, tot in den verste
uithoek van Nieuw-Guinea, waar de beschaving nog nauwelijks is doorgedrongen. Ja, zelfs tot
in Japan!'41 Opmerkelijk is dat van Geelkerken hierbij de Indo-Europese NSB’ers buiten
beschouwing laat, terwijl zij statistisch gezien het merendeel van de Indische NSB-leden
uitmaakten.
Op 10 juni 1933 werd door de Indische NSB'er P.R. Winkler een nieuwe, aan de NSB
gerelateerde vereniging opgericht: de Nationale Nieuw-Guinea Vereniging. Het doel van deze
vereniging was het koloniseren van Guinea als blanke kolonie. De Papoea’s die reeds op het
eiland leefden, zouden in reservaten moeten worden geplaatst. Het plan was een alternatief
om overbevolking in Nederland en op Java en Sumatra tegen te gaan. Ook moest het een
blank Europees bolwerk vormen tegen het expansionistische Japan.42 Het plan zou
uiteindelijk niet tot uitvoering gebracht worden, mede door het gebrek aan financiële
middelen, politiek-bestuurlijke slagkracht en steun onder rest van de blanke bevolking in de
kolonie. Toch geeft het initiatief de gedachtenpatronen van de nationaalsocialisten in de
kolonie goed weer: sterk anti-Japans en een hoge mate van superioriteitsgevoel ten opzichte
van de inheemse bevolking.
39 Pollmann, "Men is fascist of men is het niet," 171. 40 Te Slaa, De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935, 683. 41 Cees van Geelkerken, Voor Volk en Vaderland, De strijd der Nationaal Socialistische Beweging 14 december
1931 – Mei 1941 (NENASU, 1941) 157. 42 P. R. Winkler, Blank Nieuw- Guinea (Leiden: NENASU, 1935) 33.
18
De partijstructuur van de Beweging in Nederlands-Indië
De structuur van de Beweging in de Indische archipel was –net als in Nederland- sterk
hiërarchisch en gestructureerd opgebouwd. De gehele kolonie was verdeeld in twee
Gewestelijke Commissariaten. Het eerste omvatte het eiland Java en de Grote Oost, bestaande
uit de eilanden Borneo, Celebes en de Molukken. Het hoofdkwartier was gelegen in
Bandoeng, op Java. Het tweede Commissariaat omvatte het gehele eiland Sumatra, met het
hoofdkwartier gelegen in Medan.43 De commissarissen stonden direct in contact met de
afdeling Indische Zaken, die huisde in het NSB-hoofdkwartier te Utrecht.
Het Commissariaat Java en de Grote Oost had zeven NSB-kringen en zes groepen,
onderverdeeld in lokale blokken. De benaming berustte op het ledenaantal van de
desbetreffende blokken. De kringen in de twee Gewesten zagen er als volgt uit:
Tabel 1 NSB-kringen in de Indische archipel
Java en de Grote Oost Sumatra
Kring 401: Batavia
402: Bandoeng
403: Semarang
404: Djocjacarta
405: Soerabaja
406: Malang
407: Djemer
Kring 408: Medan
409: Padang
410: Palembang
Bron: Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (NIOD), Toegangsnummer. 123, Nationaal-
Socialistische Beweging, Inv. nr. 2055, Stukken, voor het merendeel, afkomstig van de Algemeen
Organisatie Leider van de NSB in Nederlandsch- Indië, J. Hogewind betreffende de organisatie van de
NSB aldaar, 1934- 1935. (grondslag NSB op Java en Sumatra).
Het Commisariaat Java en de Grote Oost behelsde een reusachtig gebied en werd centraal
bestuurd vanuit Bandoeng door kringleider S. Tesser (NSB-Stamkaarthouder no. 47318).44 De
Grote Oost was lastig te besturen omdat de functionarissen en partijleden louter met
geschreven brieven bereikbaar waren. Telegraaf- en telefoonverbindingen waren er niet of
nauwelijks in deze verre uithoek van het Nederlandse imperium. Het Commissariaat dat het
43 Van Geelkerken, Voor Volk en Vaderland, De strijd der Nationaal Socialistische Beweging 14 december
1931 – Mei 1941, 158. 44 Ibid., 304.
19
eiland Sumatra bestreek, was onderverdeeld in drie kringen.45 Een kring werd aangestuurd
door een zogeheten kringleider (K.L.) en werd geadviseerd door de Kringraad. Een NSB-
kring had een bepaalde territoriale omvang, afhankelijk van de bevolkingsdichtheid en
omvatte een minimum van driehonderd NSB’ers. De kringen waren onderverdeeld in groepen
die meerdere steden en dorpen konden omvatten, wederom afhankelijk van de
bevolkingsdichtheid. De groepen waren weer onderverdeeld in blokken. De blokken waren
ingedeeld op wijkniveau en hadden een maximum van vijftien leden.46 De blokken waren
daarmee de kleinste entiteit binnen de partijstructuur van de NSB. De Indische fractie was, net
als de Nederlandse, sterk hiërarchisch opgebouwd. De kring-, groeps- en blokleiders hadden
allen de volmacht om leden te schorsen en aan te nemen. De Gewestelijke Commissariaten
coördineerden de belangrijkste alledaagse zaken van de Beweging, waaronder de
ledenadministratie, de propagandamachine en de geldmiddelen. Tevens voorzagen de
Commissariaten alle groepen en kringen van instructies en middelen voor
propagandadoeleinden en nationaalsocialistische vorming voor partijleden.
Tekenend voor de sterke hiërarchie binnen de NSB was de uit Utrecht afkomstige
mededeling dat het voor de Indische NSB’ers verplicht was om tijdens 'officiële' taken het
zwarte hemd met partijinsigne te dragen. Donateurs mochten alleen het insigne op hun
kleding dragen.47
Beweegredenen voor het NSB-lidmaatschap
Waar het IEV voor de Indo-Europeaan een weinig daadkrachtig politiek platform bleek te
zijn, spraken de daadkracht en het krachtige leidersprincipe van de NSB tot de verbeelding
van duizenden ontevreden Indo-Europeanen.48 De behoefte onder veel Indo’s om zich in
culturele zin te oriënteren op de Nederlandse cultuur, zorgde er voor dat Indo-Europeanen uit
alle sociale lagen vertegenwoordigd waren binnen de NSB. Historicus Hans Meijer is van
mening dat het lidmaatschap van de NSB statusverhogend werkte voor de Indo-Europeaanse
leden van de Beweging, omdat zij zich hier, althans in theoretische zin, op gelijke voet met
blanke Europeanen bewogen. Het lidmaatschap van de NSB impliceerde een culturele en
politieke superioriteit over de inheemse Indiër, een gevoel dat sterk heerste onder de Indo-
45 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging Inv. nr. 2055, Stukken, voor het merendeel,
afkomstig van de Algemeen Organisatie Leider van de NSB in Nederlandsch- Indië, J. Hogewind betreffende de
organisatie van de NSB aldaar, 1934- 1935. (grondslag NSB op Sumatra) 46 Ibid. 47 Ibid. 48 Meijer, In Indië geworteld, de twintigste eeuw, 147.
20
Europeanen.49 Het IEV was van mening dat de politieke band tussen Nederland en de
Indische archipel wel wat losser kon worden in bestuurlijke en administratieve zin.50 De Indo-
Europeanen, die sterk tegen de politieke afscheiding van Nederland gekant waren en vonden
dat de Volksraad als democratisch politiek platform voor alle bevolkingsgroepen afgeschaft
diende te worden, liepen halverwege de jaren dertig over van het IEV naar de NSB. Indo-
Europeanen die voor een forse versteviging van het militaire apparaat waren, evenals voor het
behouden van de sterke band met Nederland, hadden destijds meer redenen om zich bij de
nationaalsocialisten aan te sluiten, dan bij het Verbond.
De economische crisis van de jaren dertig kwam bij veel Indo's hard aan. Zij vormden
de middenklasse in de kolonie en waren tevens vaak afhankelijk van lagere administratieve
functies binnen de ambtenarenklasse. Dankzij de Ethische Politiek, gevoerd vanaf het begin
van de eeuw, zorgden de inheemsen voor enige concurrentie op de arbeidsmarkt. De
economische crisis resulteerde veelal in lagere lonen, zo ook voor de Indo-Europeanen. Om
de concurrentie van de inheemse bevolking het hoofd te bieden, werd door een groot deel van
de Indo's stevig de nadruk gelegd op hun trouw aan het Nederlandse koloniale gezag.51 Zij
hoopten hierdoor een betere sociale en economische positie te kunnen verwerven ten opzichte
van de inheemse bevolking. Het benadrukken van hun trouw aan het Nederlandse koloniale
gezag zorgde er voor dat duizenden Indo-Europeanen gingen sympathiseren met NSB. Voor
de Beweging in Indië stond trouw zijn aan het gezag in Batavia ten slotte centraal.
Aan het einde van 1934 begon de Beweging te groeien in ledenaantal. Dit gebeurde in
het bijzonder in het oosten van het eiland Sumatra. Ook op Java groeide het ledenaantal
gestaag. Zo werd op de eerste landdag -de benaming voor een NSB-partijbijeenkomst- in
Bandoeng door circa driehonderdvijftig partijleden een eed van trouw afgezworen aan de
koningin.52 In mei 1935 waren er in de gehele Indische archipel circa tweeduizend personen
lid geworden van de Beweging.53 Nadat NSB-leider Anton Mussert in juli en augustus van dat
jaar de verschillende kringen in de archipel kwam bezoeken, steeg het ledenaantal pas echt
explosief. In 1937 kwam de Beweging in de kolonie op haar hoogtepunt: vijfduizend leden.
Circa zevenhondervijftig leden woonden op het eiland Sumatra. Het overgrote deel van de
49 Ibid., 148. 50 Pollman, "Men is fascist of men is het niet," 175. 51 Sluyter,"Indië 1940, NSB'ers als zondebokken," 29. 52 Volk en Vaderland, Weekblad der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, Jaargang 3 (1935) nr. 2,
12 januari 1935. 1. 53 Te Slaa, De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935, 687.
21
leden was afkomstig van het dichtbevolkte Java.54 De NSB was, na het IEV en de
Vaderlandsche Club, wat ledenaantal betreft derde politieke organisatie van Nederlands-
Indië.55 Dit betekende dat de mensen die politiek actief waren, veelal Europeanen en Indo’s,
zich met name concentreerden in bewegingen die zich tegen communisme als de politieke
emancipatie van de inheemse bevolking keerden. Dit impliceerde wel degelijk dat de
koloniale bovenlaag zich bedreigd voelde door inheemse bevolking.
Dat het gedachtengoed en de retoriek van de NSB gedurende de jaren dertig aan
populariteit won onder de Indo-Europeanen, was te zien aan het feit dat de Beweging voor
circa 70 procent uit Indo-Europese leden bestond. Dit was vanzelfsprekend een doorn in het
oog van het IEV, die aan leden moest inleveren ten gunste van de NSB. Het feit dat de
politieke bijeenkomsten van de NSB vaak druk bezocht werden en die van het IEV niet,
versterkte de indruk dat de NSB een sterke tegenstander op het politieke toneel in Nederland-
Indië begon te worden.56
Tegenwerking door andere politieke partijen in Indië
Naarmate de NSB aan populariteit begon te winnen, groeide ook de tegenwerking jegens de
politieke nieuwkomer. Net als in Nederland, bestond ook in de kolonie onder de andere
politieke partijen een afkeer van de NSB. Met name de Indische Katholieke Partij, de
koloniale tak van de Rooms Katholieke Staatspartij in Nederland, was van begin af aan een
geduchte tegenstander.57 Het werd katholieken al in 1936 door de Kerk verboden om lid te
worden van een fascistische groepering, dit gold dus ook voor het lidmaatschap van de
NSB.58
In veel gevallen kon de in 1933 in Indië gevormde NSB echter op veel sympathie
rekenen onder de Europese bevolking van de kolonie, aangezien de nationaalsocialisten qua
ledenaantal de derde politieke partij van Indië vormden. Deze waardering kwam in de periode
1937-1938 echter ten einde. De voornaamste reden hiervoor was dat de Nederlandse NSB-
partijtop nieuwe ideologische richtlijnen uiteen ging zetten voor de Beweging. Ook het IEV,
in 1933 nog een sympathiserende politieke groep, nam in januari 1935 in ideologisch en
54 Jacob Zwaan, “De NSB in Indië,” in De zwarte kameraden: een geïllustreerde geschiedenis van de NSB
(Weesp: van Holkema en Warendorf, 1984) 164. 55 Meijer, In Indië geworteld, de twintigste eeuw, 149. 56 Ibid., 149-150. 57 Van Geelkerken, Voor Volk en Vaderland, De strijd der Nationaal Socialistische Beweging 14 december
1931 – Mei 1941, 160. 58 Ibid., 160-161.
22
politiek opzicht duidelijk afstand van de NSB. Er werd door het Verbond betoogd dat de NSB
een buitenlandse partij was, geleid vanuit Nederland en dat het de Indische belangen totaal
niet behartigde. Het Verbond kon zich tevens niet vinden in de nieuwe racistische retoriek van
de NSB, waaronder ook de huwelijkspolitiek voor de Indische NSB'ers viel. Ook had de
partijleiding van het Verbond grote problemen met de gegroeide populariteit van de NSB
onder de Indo-Europeanen. Vanaf 1936 verbood het Verbond de IEV-leden een dubbel
lidmaatschap te hebben met de NSB. Wie zich daar niet aan hield, werd zonder meer
geroyeerd. Als reactie hierop verbood de NSB ook haar leden het lidmaatschap van het IEV.59
Door de veroordeling van rassenvermenging in de Beweging, verloor zij de
aantrekkingskracht op de Indo-Europeaanse bevolking, hetgeen weer resulteerde in een groei
van het Verbond.
Dankzij de politieke ontwikkelingen binnen de Nederlandse NSB -die zich steeds
meer oriënteren op nationaalsocialistisch Duitsland-, begon de Indische NSB het vertrouwen
en sympathie van de andere politieke spelers in de archipel te verliezen. Naast het IEV begon
ook de Vaderlandsche Club zich te verzetten tegen de NSB, wegens 'fascistische beginselen'
en sympathiserende houding richting Hitler-Duitsland. Dit is enigszins dubieus omdat de VC
zelf een elitaire club van extreemrechtse nationalisten was.60 De nationaalsocialisten kwamen
nu, net als in Nederland, ook in het koloniale politieke debat in zwaar weer terecht.
59 Meijer, In Indië geworteld, de twintigste eeuw, 149. 60 Zwaan, “De NSB in Indië,” 161.
23
3. De NSB en de Groot-Nederlandse imperiale droom
'Groot-Nederlanders zijn zij, die het Nederlandsche imperium dragen; niet de
huidskleur is beslissend, maar de geest. De Indo die bewust Groot-Nederlander is, is
dit mede door zijn raszuiverheid; hij maakt zonder eenig voorbehoud als volwaardig
medelid deel uit van de Nederlandse Volksgemeenschap. (...)Het doet mij leed dat
ondermijnende krachten binnen en buiten de Beweging twijfel hieraan konden doen
opkomen, nadat wij nu reeds vijf jaren strijdend zijn voor de handhaving van het
Nederlandsche imperium, dat onze innige verbondenheid in deze zorgelijke tijden zoo
nodig heeft.'- A. A. Mussert, in briefwisseling met Gewestelijk Leider A. van der
Laaken, 1937.61
De visie van de NSB op het Nederlandse koloniale imperium
'Wij zijn een natie van 70 miljoen mensen!', zo stond het geschreven op de NSB-
propagandaposters voor de Provinciale verkiezingen van 1935. Volgens de NSB was
Nederlands-Indië als kolonie onafscheidelijk van Nederland. Het hebben en behouden van de
kolonie stond voor de NSB symbool voor het grootse verleden van de Nederlandse natie. Het
representeerde de hoogtijdagen van de Nederlandse Republiek van de zeventiende eeuw, het
geliefde imperium, een memorabele tijd waar men veel waarde aan kon hechten. De algemene
consensus onder veel Nederlanders was dat Nederland, als handelsland, niet zonder zijn
kolonie in het oosten kon voortbestaan. Zij had Indië nodig voor haar grondstoffen en
afzetmarkt voor de eigen Nederlandse producten. De NSB geloofde ook dat Nederland in een
grote economische misère zou vallen, mocht het land zijn kolonie in het oosten verliezen. In
Volk en Vaderland, de wekelijks uitgegeven partijkrant, stonden vanaf de oprichting van de
Beweging in 1931 regelmatig artikelen en ingezonden stukken over dit mogelijke “drama”.
De anti-imperialistische houding van onder andere de sociaaldemocraten en communisten
werd sterk veroordeeld door de NSB. Deze "Indië-Los-van-Nederland-gedachte" werd in de
Volk en Vaderland van 26 mei 1934 omschreven als ‘het grootste verraad dat ooit aan de
Nederlandse natie en het Volk gepleegd is.’62
61 Pollmann, “Men is fascist of men is het niet, De Indische NSB als imperiale droom en koloniale melkkoe,”
181. 62 Volk en Vaderland, Weekblad der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, Jaargang 2 (1934) nr. 21,
26 mei 1934.
24
Dat de NSB grote waarde hechtte aan de Nederlandse koloniën blijkt ook uit het eerste
programmapunt van het Leidend Beginsel: 'De delen van het Rijk in Europa, Azië en Amerika
steunen elkander onder alle omstandigheden zo krachtig mogelijk en vormen naar buiten toe
één geheel.'63 Alleen eendracht tussen de verschillende delen van het Nederlandse imperium
zou voorspoed kunnen brengen. Om deze eendracht in het koninkrijk te kunnen garanderen,
en de kolonie te behouden, was een sterke staat nodig. En om deze vorm van overheid te
realiseren had Nederland, althans volgens Mussert in een van zijn artikelen in de Volk en
Vaderland van januari 1938, het nationaalsocialisme nodig: ‘Nederland, de van God gegeven
eenheid (…) het nationaalsocialisme is een noodzaak voor het behoud van het (Nederlandse)
imperium.’64 Volgens Mussert was "Rijkseenheid" binnen het Nederlandse imperium van het
allerhoogste belang om de Nederlandse natie de plaats te kunnen geven die het verdiende.
Deze Rijkseenheid die de NSB propageerde, ging verder dan alleen de bestuurlijke, politieke
en economische band tussen de Nederland en de Indische kolonie. Zonder de Nederlanders
zou de Indonesische archipel slechts een verzameling losse eilanden zijn. Onder het koloniale
bestuur van de Nederlanders, maakte Indië deel uit van een machtig wereldrijk, aldus
Mussert.65 Niet alleen de NSB propageerde het concept van rijkseenheid, ook minister-
president Hendrik Colijn probeerde nadruk te leggen op de bijzondere en noodzakelijke band
tussen Nederland en Indië. Op deze manier vond de koloniale afhankelijkheidsgedachte ook
haar weg richting het algemene publiek in Nederland.66
Al sinds de oprichting van de NSB in 1931, predikte Mussert de formatie van een
“Groot-Nederland”. Het achterliggende idee was om alle afstammelingen van de
"Nederlandse stam" samen te voegen in één rijk. Deze verbintenis tussen de deze zogenaamde
Nederlandse afstammelingen, kon zich op vele vlakken uitten: historisch, linguïstisch,
cultureel of raciaal. Tot de ideologische radicalisering van de Beweging in het midden van de
jaren dertig, was het raciale aspect ondergeschikt. Alle inwoners van Indië konden dus deel
uitmaken van deze Nederlandse stam, mits zij zich zo voelden en gedroegen. Het Groot-
Nederlandse gedachtengoed beperkte zich niet alleen tot de gebieden die zich al binnen het
koninkrijk bevonden. Ook Vlaanderen en Zuid-Afrika vielen binnen dit kader, vanwege hun
culturele en linguïstische banden met Nederland.67 De NSB zou deze Groot-Nederlandse
63 Van Geelkerken, Voor Volk en Vaderland, De strijd der Nationaal Socialistische Beweging 14 december
1931 – Mei 1941, 313. 64 Pollmann, “Men is fascist of men is het niet, De Indische NSB als imperiale droom en koloniale melkkoe,”
171. 65 Foray, "An Old Empire in a New Order: The Global Designs of the Dutch Nazi Party, 1931- 1942," 31. 66 Ibid., 30-31. 67 Ibid., 32.
25
droom van eenheid tussen alle nazaten van de zogenaamde Nederlandse stam ideologisch
blijven nastreven tot op het moment van ontbinding, vlak na de Tweede Wereldoorlog.
De visie van de NSB op etnische groepen binnen het Koninkrijk
'Wij Groot-Nederlanders van diverse rassen en afstamming, of wij blijvers of trekkers
zijn doet niet ter zake. Een Amsterdammer, die naar Groningen verhuist blijft
Nederlander, evenzeer als wanneer hij zich voor goed in Nieuw- Guinea zou vestigen.
Wij Nationaalsocialisten kennen geen onderscheid tussen totoks en Indo's. Wij zijn
nationaalsocialisten, bewoners en eigenaars van Groot-Nederland.' – Toespraak
NSB-kringleider H.A. Kruijtbosch te Soerabaja, 1935.68
In het bovenstaande citaat trachtte kringleider H.A Kruijtbosch aan de aanwezige NSB’ers uit
te leggen wat het standpunt was van de NSB betreffende het lidmaatschap van niet-
Europeanen. Het was voor de NSB van belang om de Indo-Europeanen als bevolkingsgroep
niet voor het hoofd te stoten, gezien zij het grootste deel van het Indische ledenbestand
vormden. Mussert was in 1935 nog van mening dat de NSB sterk van de Duitse NSDAP
verschilde in termen van een nazistische of een fascistische ideologie. De Nederlandse
nationaalsocialisten wezen volgens Mussert niet alleen geweld en revolutie af, maar ook ‘de
volledige Duitse rassenleer’.69 Mussert probeerde aan zijn achterban duidelijk te maken dat er,
vanwege het gematigde Nederlandse karakter van de NSB, geen plaats was voor het
rassenbeginsel waarop de Duitse nationaalsocialisten zich baseerden.70
De algemene consensus in de bestaande hedendaagse literatuur over de NSB, is dat
van virulent antisemitisme en racisme in de begindagen van de NSB, in zowel Nederland als
Indië, geen of nauwelijks sprake zou zijn geweest.71 De historica Tessel Pollmann
weerspreekt dit echter in haar artikel over de NSB in de Nederlands-Indië. Zij stelt dat de
houding van Mussert ten opzichte van de “inlander” neerbuigend was en dat voor hem iedere
vorm van Indonesisch nationalisme of onafhankelijkheid van de kolonie totaal onacceptabel
68 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging Inv. nr. 2147, Tekst van een rede van H.A.
Kruijtbosch, Kringleider Soerabaja, gehouden te Semarang, 1935. 69 Volk en Vaderland, Weekblad der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, Jaargang 2 (1934) nr. 21,
16 juni 1934. 70 Ibid. 71 Te Slaa, De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935, 685.
26
was.72 Om deze reden alleen al, zou de mening van Anton Mussert met betrekking tot
koloniale politiek een racistisch programma hebben doen ontstaan. De publicaties van Anton
Mussert zelf en andere NSB’ers in Volk en Vaderland en andere geschriften geven een wat
genuanceerder beeld. De Nederlandse nationaalsocialisten probeerden hun raciale denken van
begin af aan continu aan te passen en te nuanceren. Mussert schreef bijvoorbeeld in een
persoonlijke brief aan de in Indië woonachtige Nederlandse NSB’er G.H Brouwer: ‘Niet ik
maak uit wie Nederlander is, maar ieder doet dat voor zich!’73 De boodschap was duidelijk:
iedereen die zich Nederlander voelde, was ook een Nederlander. Ook schreef Mussert dat er
voor “Nederlands-voelenden" altijd plaats was, ongeacht de huidskleur van een individu: ‘Het
staat vast dat er in Groot-Nederland nog plaats is voor miljoenen Nederlanders, blank én
bruin, én geel.’74
Ook de radicalere nationaalsocialisten binnen de NSB, die zich vanaf het midden van
de jaren dertig steeds meer op het Duitse nationaalsocialisme gingen oriënteren, probeerden
de historische en culturele band tussen het Indische en Nederlandse volk te bevestigen of, in
hun eigen ogen, zelfs te rechtvaardigen. De nationaalsocialist E.J. Roskam schreef
bijvoorbeeld in zijn brochure De stem van ons bloed, een propagandaboekje met als
uitgangspunt de Duitse Blut und Boden-theorie, het volgende: 'Dit is de nood van ons Volk:
onze bloedreserves raken uitgeput, want het grootste gevaar voor ons Volk is niet die enkele
procenten Oostras of Westras of zelf Indisch bloed dat onder ons leeft. Ons volk is sterk
genoeg om dat te verwerken.'75 Het doel dat Roskam voor ogen had met deze brochure, was
het “zuiver” houden van het Nederlandse volk: de zogeheten ‘nood van het Volk’.76 Hij
trachtte de band Nederland-Indië te rechtvaardigen door te stellen dat het opnemen van
Indiërs in de “Nederlandse stam”, geen gevaar zou vormen voor de zuiverheid van het
Nederlandse volk. Het echte gevaar schuilde volgens hem in de ‘lichamelijke en geestelijke
degeneratie’ in de vorm van ‘niet-Germaanse’ religies: christendom en judaïsme.77
Pollmann heeft gelijk in haar stelling dat de NSB de Indische kolonie voornamelijk
zag als economisch wingewest voor Nederland. De NSB was van mening dat de kolonie
72 Pollmann, “Men is fascist of men is het niet, De Indische NSB als imperiale droom en koloniale melkkoe,"
171. 73 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging, Inv. nr. 2146. Brieven aan de Algemeen
Leider der NSB (A.A. Mussert), 1935- 1937. Brief G.H. Brouwer aan A.A. Mussert, 12 juni, 1935. 74 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging, Inv. nr. 2137. Principiële uitspraak
betreffende het standpunt der N.S.B ten opzichte van de emigratie, Juli 1938. in Stukken betreffende activiteiten
van de National Socialistische Beweging (N.S.B.) in Nederlands-Indië. 75 E.J. Roskam, De stem van ons bloed - Brochure der NSB (Leiden: NENASU, 1940) 22. 76 Ibid. 77 Ibid., 22-23.
27
nodig was om ook in de toekomst economische voorspoed te kunnen verzekeren. Wat zij niet
vermeldt is dat de NSB een cultureel-economische wisselwerking voor ogen had. Zo dacht de
Beweging met de kolonisatie van de archipel iets te kunnen betekenen voor de inheemse
volkeren. Deze gedachte toonde gelijkenis met de Ethische Politiek. Dit is frappant, gezien de
NSB en andere rechts-autoritaire groepen zoals de VC, fel gekant waren tegen deze vorm van
koloniale politiek. De secretaris en plaatsvervangend leider van de NSB, Cees van
Geelkerken, schreef in het NSB-jubileumboek uit 1941 uitvoerig over de keerzijden van de
rol als kolonisator:
'Wat brengen wij den Indischen volkeren? In de eerste plaats [brengen wij] orde
en rust; de mogelijkheid om zich vreedzaam onder goed bestuur te ontwikkelen.
Maar daarnaast, het beste wat de westersche techniek hun kan brengen. (...)
West-Indië is en wordt door Nederland zwaar verwaarloosd. West-Indië moet tot
ontwikkeling gebracht worden door Nederlandse geest- en arbeidskracht en
Nederlands kapitaal. Het vraagt offers van ons; zij zullen gebracht moeten
worden op zodanige wijze, dat zij rijke vruchten zullen afwerpen, zowel voor
Indië als voor Nederland.'78
Er zaten volgens de NSB wel grenzen aan de materiële en culturele verheffing van de
Indische inheemse bevolking. Zo zouden de Europese volkeren niet bereid zijn om hun
maatschappelijke voorsprong op te geven ten behoeve van de 'overweldigende massa
Aziatische werkkrachten', doelende op de inheemse volkeren van de archipel.79 Gedurende de
propagandacampagne voor de verkiezingen van 1935 probeerde de NSB zich echter van haar
ruimdenkende kant te laten zien betreffende de identiteit van de inheemse volkeren. In de
propagandabrochure Leidraad voor huisbezoekers uit 1935 trachtte de Beweging zich weinig
radicaal te doen overkomen richting het algemene Nederlandse publiek: 'De Beweging zal de
eigen talen en instellingen zo veel mogelijk proberen te eerbiedigen, zolang het niet in strijd is
met het algemeen belang of de goede zeden.'80 Al deze “ruimdenkende” voorstellen met
betrekking tot de rol van de NSB als kolonisator zijn enigszins dubieus te noemen, gezien de
Beweging nog geen twee jaar eerder, met het Nieuw-Guinea project voorstelde om alle
Papoea’s aldaar naar reservaten te verbannen.
78 Van Geelkerken, Voor Volk en Vaderland, De strijd der Nationaal Socialistische Beweging 14 december
1931 – Mei 1941, 327. 79 Te Slaa, De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935, 677. 80 Ibid.
28
Mussert was in de beginjaren van de NSB erg lovend over de Indo-Europeanen: 'Welk
een grootsche taak is daar volbracht door de Nederlanders en niet minder door hen, die door
sommigen Indo's worden genoemd en door de bouwers worden beschouwd als Indische
Nederlanders, die mede het imperium dragen.'81 In het propagandaboekje Leidraad voor
Huisbezoekers werd eveneens lovend gesproken over de Indo-Europaan: 'De N.S.B staat
tegenover den Groot-Nederlands-voelende Indo-Europeanen precies als tegenover den gelijk
voelende volbloed Hollander.'82 Zolang een individu in politieke zin achter de Beweging
stond, was er geen aanleiding om het lidmaatschap van de NSB af te wijzen in verband met
hun etniciteit. Dit was aanvankelijk ook geldig voor joden die lid wilden worden van de
Beweging.83 Mussert was er van overtuigd dat de Europeanen en de Indo-Europeanen
gezamenlijk het cement vormden voor de bestuurslaag van de kolonie. Dit idee werd
regelmatig naar voren gebracht in NSB-publicaties, zo ook in Indië Hou Zee van 1 mei 1936:
'Wij vormen samen een groote ridderorde in Indië, zoals wij de Duitsche orde, de Maltezer
orde en dergelijke instituten gekend hebben.'84 Om te benadrukken dat er een raciaal verbond
was tussen de Indo-Europeaan en de Nederlander, werden in de NSB-publicaties de termen
Indo-Europaan en Indo, vaak vervangen door “Indische Nederlander”.85
De raciale diversiteit binnen het Nederlandse imperium was volgens de vroege NSB-
ideologie geen probleem. De algemene consensus, dat de raciale superioriteitsgedachte
centraal staat in het nationaalsocialistische gedachtengoed, lijkt daarom niet aan te sluiten bij
de politieke uitgangspunten van de NSB aan het begin van de jaren dertig. Het is daarom
accurater om de vroege ideologie van NSB met betrekking tot rassenkwestie, racialiteit en
etniciteit, in ideologische termen eerder als autoritair en fascistisch te duiden dan als
nationaalsocialistisch. De laatstgenoemde ideologie wekte namelijk een sterke Duitse
connotatie op waarin racisme en antisemitisme centraal stonden. Mussert probeerde deze
gematigde nationaalsocialistische visie uit de doeken te doen aan ene heer Becking van de
afdeling Indische Zaken, gezien de afdeling deels verantwoordelijk was voor de propaganda
die in Indië terecht kwam: ‘Wij zien Indië als een belangrijk deel van het Imperium waarin
tientallen Oostersche volkeren leven. Als goede nationaal-socialisten willen wij hen ook
brengen het herstel van eigen volksaard. Javanen zullen anders zijn dan Menadonezen, deze
anders dan de bewoners van de Padangsche bovenlanden enz. Deze volkeren zullen ieder hun
81 Anton Mussert, Neerlands Toekomst - Brochure der NSB (Leiden: NENASU, 1941) 23. 82 Leidraad voor Huisbezoekers (Leiden: NENASU, 1935) 43-44. 83 Te Slaa, De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935, 457. 84 Indië Hou Zee (Gewest Java), 1 mei 1936. 1. 85 Meijer, In Indië geworteld, de twintigste eeuw, 148.
29
eigen gebied krijgen met de mogelijkheid tot uitbreiding. Zij zullen zooveel mogelijk door
eigen hoofden worden geregeerd.’86 Dat de Beweging voor zelfbeschikkingsrecht van
Indische volkeren opkwam, lijkt vooralsnog erg progressief voor een nationaalsocialistische
partij.
Uit de praktijk bleek echter dat de NSB niet het beste voorhad met de inheemse
volkeren. Het Nieuw-Guinea project illustreert dit. De vroege politieke uitgangspunten van de
NSB waren dan misschien niet gebaseerd op het raciale denken van de Duitse
nationaalsocialisten, gedurende het decennium veranderde de Beweging echter van koers.
Aan het einde van de jaren dertig was de NSB uitsluitend nationaalsocialistisch en werd
raciaal denken zoals in Duitsland een centraal thema.
De NSB en het koloniale gezag van Nederlands-Indië
Als overtuigd nationalist prees Mussert de Nederlandse voorvaderen, die de kolonie in de
voorgaande eeuwen gevormd en grootgemaakt hadden. Ook de koloniale gezagsdragers in de
jaren dertig waren in zijn ogen bewonderenswaardig en dienden gerespecteerd te worden.
Toch was er vanuit de NSB enige kritiek te horen over de militaire toestand waarin de kolonie
zich bevond. De NSB speelde tevens in op het algemeen heersende gevoel van angst dat de
inheemse bevolking zou kunnen zwichten voor het communisme. Ook werd geageerd tegen
de communisten en sociaaldemocraten in Nederland die de Indië-Los-van-Nederland gedachte
propageerden. Het algemeen heersende gevoel was, dat als de socialisten in Nederland aan de
macht kwamen, het gedaan was met de Nederlandse hegemonie over de archipel.87 Om deze
reden, bleven de nationaalsocialisten continu hameren op het mogelijke onheil dat de kolonie
in gevaar kon brengen. In de NSB-partijkrant Indië Hou Zee, was het veronderstelde rode
gevaar van de communisten en socialisten een veelvuldig terugkerend thema.88
Hoewel de NSB gezagsgetrouw was aan het koloniale bestuur, was de Beweging niet
te spreken over de manier waarop de Nederlandse staat het defensieapparaat van de kolonie
geregeld had. In de Volk en Vaderland stonden regelmatig artikelen waarin opgeroepen werd
tot actie om de kolonie alsnog te bewapenen. Zo ook in de editie van 25 februari 1938.
Mussert schreef in zijn vaste artikel op de voorpagina: 'Verdedig Indië vóór het te laat is!
Maar de heeren doen dit niet. Een nationaal-socialistisch voorstel om twee zware kruisers te
86 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging Inv. Nr. 2146. Brieven aan de Algemeen
Leider der NSB (A.A. Mussert), 1935- 1937. Brief Indische zaken aan Kmd Becking, 7 juli, 1938. 87 Pollmann, “Men is fascist of men is het niet, De Indische NSB als imperiale droom en koloniale melkkoe,"
176. 88 Indië Hou Zee (Gewest Java), 1 mei 1936.
30
bouwen, is in de Tweede Kamers zelfs niet in behandeling genomen. (...) Het is verraad aan
de hoogste Nederlandse belangen. Met Indië staat Nederland; zonder Indië ligt het plat.'89
Door de opkomende dreiging van het expansionistische en sterk imperialistische Japan, kwam
bij alle Europeanen in de Indische kolonie de verbetering van de defensie hoog in het vaandel
te staan. Dit gold voornamelijk voor de NSB’ers. Het was voor de Beweging een enorme
frustratie dat de regering in Nederland en het koloniale gezag in Batavia in hun ogen te weinig
deden om de militaire situatie in de archipel te verbeteren. In Indië Hou Zee werd de onvrede
rondom deze kwestie krachtig omschreven: 'Het bloed stijgt ons naar het hoofd van schaamte,
als wij ons er rekenschap van geven, welke grote zedelijke en materiele waarden aan de
beheerschers van het Nederlandsch imperium zijn toevertrouwd en hoe weinig waarde
daaraan gehecht werd en wordt. (...) Rond de groote Oost stapelen donderwolken zich op
[doelende op de Japanse dreiging] en de belangrijkste punten zijn praktisch onverdedigd.'90
Volgens de NSB'ers waren het de Nederlandse politici in Den Haag, die de militaire situatie al
zo lang uit de hand hadden laten lopen. Al in de Volk en Vaderland van 12 maart 1932
waarschuwde Mussert voor het verval van de militaire situatie in de kolonie: 'Deze heeren
hebben met elkander Indië weerloos gemaakt, en zo mogelijk nog erger: weerloos gelaten, tot
op den huidigen dag. Er is niemand van hen die weet, dat het gevaar voor het Nederlandse
imperium in Indië groot is.'91 Desalniettemin riep Mussert de Indische NSB'ers op om het
koloniale gezag zonder meer te steunen. Hij was van mening dat het regeringsbeleid in
Nederlands-Indië al in hoofdzaak fascistisch was dankzij de sterke hiërarchische opbouw van
de koloniale samenleving en de aanwezigheid van een sterk koloniaal gezag. Om deze reden
was de afschaffing van het democratische stelsel, zoals de NSB die in Nederland beoogde,
niet nodig in Indië.92 Mussert eiste dan ook van de NSB’ers in Indië, dat zij zich onthielden
van iedere politieke actie tegen het koloniale gouvernement in Batavia.93 Hij beschouwde de
NSB in Nederlands-Indië niet als een massabeweging zoals hij die in Nederland voor ogen
had. Het Gewestelijke Commissariaat Java kreeg van Mussert zelfs een groeiverbod toen het
ledenaantal in 1935 explosief begon te stijgen. Vijfentwintighonderd leden moest het absolute
maximum zijn. De achterliggende gedachte bij dit groeiverbod was om het koloniale gezag zo
min mogelijk voor de voeten te lopen. Een massale beweging van nationaalsocialisten zou
89 Volk en Vaderland, Weekblad der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, Jaargang 6 (1938) nr. 8,
25 februari 1938. 90 Pollmann, “Men is fascist of men is het niet, De Indische NSB als imperiale droom en koloniale melkkoe,”
177. 91 Volk en Vaderland, Weekblad der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, Jaargang 2 (1932) nr. 10,
12 maart 1932. 92 Pollmann, Mussert & Co, De NSB-Leider en zijn vertrouwelingen, 240. 93 Ibid., 241.
31
tenslotte meer politieke macht krijgen in het Indische parlement en dit wilde Mussert in de
kolonie nu juist voorkomen. De Beweging diende klein en volgzaam te zijn volgens het NSB-
hoofdkwartier in Utrecht. Alleen als de Beweging controleerbaar was vanuit Nederland, kon
Mussert het gouvernement ervan overtuigen dat de NSB geen gevaar vormde voor het
koloniale bestuur. Voor donateurs bestond het ledenlimiet echter niet. Wat de partijtop voor
ogen had met de NSB in Indië was echter tegenstrijdig met het revolutionaire en reactionaire
gedachtengoed van het fascisme, waar strijd, wilskracht en dynamiek centraal staan.94
Lidmaatschap van de Indische NSB werd op deze manier, althans vanuit fascistisch
perspectief, enigszins overbodig en saai.
Waar de NSB het koloniale gouvernement, ondanks de grote onvrede over het
militaire apparaat, een warm hart toe droeg, was dit het tegenovergestelde betreffende de
Nederlandse regering in Den Haag. Deze was in de ogen van de nationaalsocialisten slap en
toonde zich weinig nationalistisch, iets waar Mussert en de zijnen erg ontevreden over waren.
De Nederlandse regering zou zich volgens Mussert onder andere veel te druk maken over de
ontwikkelingen in Duitsland en zou op deze manier blind zijn voor de 'werkelijk bestaande
gevaren van den Japanees!', aldus Mussert in de Volk en Vaderland van 8 april 1935.95 Voor
de NSB was het destijds duidelijk: Japan zou een aanzienlijke dreiging vormen voor het
Nederlandse imperium, niet het Duitse Rijk van Hitler.
94 Te Slaa, De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935, 27 -28. 95 Volk en Vaderland, Weekblad der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, Jaargang 3 (1935) nr. 12,
8 april 1935.
32
4. De Nationaal-Socialistische Beweging in Nederlands-
Indië: perceptie en interactie
Interactie en communicatie tussen de Beweging in Indië en Nederland
Een derde van de totale inkomsten van de NSB uit het Strijd- en Verkiezingsfonds was
afkomstig uit Indië. Dit is relatief veel, aangezien het Indische ledenbestand slechts 5 procent
van het totaal NSB-leden omhelsde.96 Het was de bedoeling dat 40 procent van de totale
inkomsten van de Indische fractie naar het partijhoofdkwartier in Utrecht overgemaakt werd.
Nog een verdere 10 procent van de totale Indische inkomsten moest naar de kas van het
Gewestelijk Commissariaat overgemaakt worden, waar de desbetreffende NSB-kring
onderdeel van was. De afdrachten werden in totaliteit naar de penningmeester van het Gewest
overgemaakt, die zorgde ervoor dat de zaken verder geregeld werden.97 De jaarlijkse
financiële overdracht vanuit Indië liep uiteen van ƒ50.000 in de beginjaren, tot respectievelijk
ƒ40.000 en uiteindelijk ƒ10.000 in de oorlogsjaren.98
Het Gewest Java droeg jaarlijks veel meer geld af naar het hoofdkwartier in Utrecht
dan Sumatra. Dit had te maken met de ledenomvang van de kringen en de financiële situatie
van de lokale leden, zoals te zien was in de financiële rapporten die ieder jaar verschenen.99
Tevens werden alle inkomsten en uitgaven van de verschillende kringen precies genoteerd. A.
van der Laaken, de Gewestelijk leider van Java, beklaagde zich regelmatig over het
exorbitante uitgavenpatroon van de grote NSB-kringen op het eiland. Zo schreef hij in 1937
een brief aan Mussert dat de NSB-kring Bandoeng taxidiensten en reiskosten van het café
naar het kringhuis declareerde en dat dezelfde leden een schilderij van Mussert lieten maken
met olieverf ter waarde van honderden guldens. Ook hadden de NSB’ers in Semarang in 1937
een vliegtuig gehuurd voor “propagandadoeleinden”. Dit stond scherp in contrast met de
armere NSB-kringen zoals die van Soerabaja en Malang. Zij hadden weinig inkomsten en
konden nauwelijks de jaarlijkse contributie betalen. Van der Laaken was in Indië 96 Van Geelkerken, Voor Volk en Vaderland, De strijd der Nationaal Socialistische Beweging 14 december
1931 – Mei 1941, 158. 97 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging Inv. nr. 2055, Stukken, voor het merendeel,
afkomstig van de Algemeen Organisatie Leider van de NSB in Nederlandsch- Indië, J. Hogewind betreffende de
organisatie van de NSB aldaar, 1934- 1935. 98 Van Geelkerken, Voor Volk en Vaderland, De strijd der Nationaal Socialistische Beweging 14 december
1931 – Mei 1941, 159. 99 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging Inv. nr. 2060, Groot aantal financiële
stukken van de NSB in Nederlands- Indië, o.m. betreffende contributiebetalingen, 1935 - 1939, jaarverslag 1936.
33
eindverantwoordelijk voor de financiële afdracht naar het NSB-hoofdkwartier en vroeg aan
Mussert om meer bevoegdheden om dergelijke financiële wangedragingen aan te pakken.100
Een vermindering van partij-inkomsten zette in nadat een scherpe daling in ledenaantal
(en donateurs) plaatsvond aan het einde van de jaren dertig. De reden hiervoor was de
politieke verschuiving van de Beweging en de toenadering met nazi-Duitsland. De politieke
verschuiving deed veel van de Indo-Europese leden zich doen vervreemden van de Beweging.
In de NSB-bronnen wordt deze daling echter verklaard door een verondersteld terreurbeleid
van de Nederlandse regering en hevige tegenwerking van de andere politieke partijen.101 Niet
alleen het verlies van leden zorgde voor een vermindering van de inkomsten uit de koloniale
gewesten, ook de onkosten van de Indische kringen stegen waardoor de afdracht verminderde.
Onder andere het oprichten van een politiek blad in 1934 (Indië Hou-Zee) en het stichten en
verbouwen van kringhuizen en NSB-“Driehoekswinkels” (afgeleid van het NSB-logo), deden
de kosten veel sterker doen stijgen dan in de Nederlandse NSB-kringen.102
Hoewel de Nederlandse NSB voor een groot deel van haar inkomsten afhankelijk was
van de leden en donateurs in Nederlands-Indië, betekende dit niet dat er geen waarde werd
gehecht aan het feit dat de partij een Indische fractie had. De NSB was de derde politieke
partij van de kolonie en had vele (stille) sympathisanten. Dit zorgde in de ogen van Mussert
en de zijnen voor enig prestige.103 De NSB’ers in de kolonie waren net als de Nederlandse
voorvaderen pioniers, die het Nederlandse koloniale imperium wederom tot haar voormalige
glorie moesten herstellen. Dit was volgens de nationaalsocialisten in de kolonie de
belangrijkste taak die zij hadden. In De Javabode van 27 juli 1935 stond deze missie krachtig
omschreven: ‘Het grootste deel van het [Nederlandse] imperium ligt hier, hier in Azië, waar
generaties hebben gezwoegd en gestreden en iets groots tot stand is gebracht. (…) Er wordt
hier een grootsche taak vervuld door de duizenden, die werken aan den uitbouw van het
imperium.’104
100 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging. Inv. nr. 2149, Briefwisseling van het
Hoofd Afdeling II (Financiën) NSB Nederland met de Gemachtigde van den Leider voor Indische Zaken te Den
Haag, 1937. (Brief v.d Laaken aan Anton Mussert, 25 november 1937) 101 Van Geelkerken, Voor Volk en Vaderland, De strijd der Nationaal Socialistische Beweging 14 december
1931 – Mei 1941, 159. 102 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging. Inv. nr. 2153. Rapport van P. van Houten
betreffende de bijdrage van de NSB in Indïe aan het hoofdkwartier der NSB in Nederland, z.d. 103 Te Slaa, De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935, 683. 104 De Javabode (Gewest Java), 27 juli 1935.
34
De koloniale regering en de Indische NSB
Het verbod voor ambtenaren op lidmaatschap van de NSB, dat in Nederland vanaf 1933 van
kracht werd, was niet geldig in Nederlands- Indië. In de ambtenarij, de politie, het leger en in
alle andere lagen van de koloniale bevolking kwamen NSB'ers voor.105 Een draagvlak onder
de bevolking voor een dergelijk verbod was er nauwelijks. De Gouverneur-Generaal liet in de
Indische krant De Javabode weten dat gezien de geringe omvang van het nationaalsocialisme
in de kolonie, een verbod op uniformen, insignes en dergelijke niet nodig was.106 Gouverneur-
Generaal De Jonge stond er zelfs om bekend dat hij een sympathisant van de NSB was. In juli
1934 werden de NSB en het oprukkende nationaalsocialisme echter onderwerp van debat in
de Volksraad. De meningen over de nationaalsocialistische nieuwkomer op het politieke
toneel waren flink verdeeld. Sommige afgevaardigden in de raad waren van mening dat er te
weinig door de koloniale overheid werd gedaan om de oprukkende antidemocratische
krachten een halt toe te roepen. Andere afgevaardigden betoogden weer dat de Nederlandse
regering in Den Haag fout bezig was. Volgens hen waren alle maatregelen die de Nederlandse
regering trof tegen de NSB schandelijk en zouden soortgelijke acties in de kolonie niet
overgenomen moeten worden.107 De eerste officiële maatregel tegen de Indische
nationaalsocialisten liet echter niet lang meer op zich wachten. Zo kwam de Indische variant
van Volk en Vaderland, de NSB-krant Indië Hou Zee, in december 1934 deels onder
overheidscensuur te staan. Dit gebeurde in het kader van enkele uitlatingen over de invloed
van confessionelen in de kolonie, enige maanden eerder in het blad. Met deze censuur hoopte
de koloniale regering de maatschappelijke rust te bewaren en de cohesie tussen de blanke
bevolking te bevorderen.108 Dit was immers belangrijk in verband met de toenemende angst
voor de opstandig wordende inheemse volkeren.
Hoewel Gouverneur-Generaal De Jonge en vele andere bestuursambtenaren
welwillend tegenover de Indische NSB stonden, was er volgens plaatsvervangend NSB-leider
Cees van Geelkerken soms wel degelijk sprake van terreur: ‘De Indische Regeering zelf deed
aan deze terreur mede. Uit Nederland toegezonden NSB-kranten, publicaties en brochures
werden soms maandenlang achtergehouden bij de douane, ook al was er geen gegronde reden
105 J.E. Stulemeyer, Kamptoestanden in Nederlands Oost-Indië en Suriname, 1940 - 1946 (Amsterdam:
Uitgeversbedrijf De Pauw CV, 1978) 34. 106 De Javabode (Gewest Java), 9 februari 1934. 107 Te Slaa, De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935, 685. 108 Ibid., 685-686.
35
voor.’109 Het uit Nederland afkomstige materiaal werd door de koloniale regering streng
gecontroleerd op opruiende artikelen. Het Nationale Weekblad, dat bekend stond om zijn
scherpe, kritische en regelmatige antisemitische artikelen, werd enkele malen voor korte of
langere tijd verboden.110 Niet alleen de NSB was aan censuur onderhevig in de kolonie.
Andere groeperingen en bewegingen die het gezag van het koloniale bestuur aan konden
tasten, werden door de koloniale politie nauwlettend in de gaten gehouden.111
Musserts reis 'door de gordel van smaragd'
Twee jaar na de oprichting van de NSB in Nederlands-Indië, besloot Anton Mussert dat het
tijd werd om zijn achterban te vereren met een persoonlijk bezoek. Hij vertrok vanaf Schiphol
met het vliegtuig De Sperwer, uitgezwaaid door tienduizend ‘Hou-Zee!’-roepende
partijgenoten. De reis duurde van 19 juli tot 29 augustus 1935. Gedurende de reis werden alle
NSB-kringen op Java en Sumatra bezocht. Dit bleek voor de Beweging een goede beslissing
te zijn geweest: aan de vooravond van het bezoek telde de Indische NSB circa tweeduizend
leden, na het bezoek van Mussert steeg dit aantal in snel tempo naar circa vijfduizend
leden.112 Ook voor Mussert zelf was dit een belangrijk en prestigieus moment in zijn politieke
leven. Tot tweemaal toe kreeg de leider een audiëntie bij de Gouverneur-Generaal, die zich op
vele vlakken met de politieke retoriek van Mussert en de NSB kon identificeren. Ook het
ambtenarenverbod, dat in Nederland geldig was voor NSB'ers, vond hij absurd: 'de pesterijen,
het treiteren en de provocatie, waartoe men zich in Nederland heeft beperkt.' Hij doelde
daarmee op de vermeende discriminatie van NSB'ers in het Nederland.113 De ontmoeting was
een tamelijk bijzonder moment in de politieke geschiedenis van Nederland. Mussert was
namelijk de eerste leider van een Nederlandse politieke partij, die in functie Nederlands-Indië
bezocht. Het feit dat Mussert tot tweemaal toe op audiëntie kon komen bij de Gouverneur-
Generaal, maakte hem bijzonder populair bij de Indo-Europeaanse gemeenschap, waar het
gezag in hoog aanzien stond.114 Verder kreeg Mussert ook de mogelijkheid om de
109 Van Geelkerken, Voor Volk en Vaderland, De strijd der Nationaal Socialistische Beweging 14 december
1931 – Mei 1941, 161. 110 Ibid., 161. 111 Marieke Bloembergen "Een ideale politieman," in Het koloniale beschavingsoffensief: Wegen naar het
nieuwe Indië, 1890-1950, ed. Marieke Bloembergen en Remco Raben (Leiden: KITLV Uitgeverij Leiden, 2009)
63. 112 Van Geelkerken, Voor Volk en Vaderland, De strijd der Nationaal Socialistische Beweging 14 december
1931 – Mei 1941, 159. 113 Sluyter, "Indië 1940, NSB'ers als zondebokken," 26. 114 Zwaan, “De NSB in Indië,”156.
36
Nederlandse admiraal Helfrich in Soerabaja op Java te ontmoeten. Op het eiland kreeg de
NSB-leider een rondleiding over de marinebasissen om de verdedigingswerken te inspecteren.
Aangezien Mussert pleitte voor een versterking van de bewapening, vonden zijn woorden
gretig gehoor onder de aanwezige militairen.115 Over dit onderwerp verklaarde Mussert in een
interview in de Volk en Vaderland van 7 september 1935 het volgende: 'Wij worden hier
begrepen, omdat wij eenvoudig nastreven hetgeen men weet, dat noodig is voor Indië en het
imperium. Wij vragen een behoorlijke weermacht, wij wenschen dat de offers daartoe worden
gebracht en dat de Nederlander overal waar hij staat, weder zijn plicht doet tegenover het
land. Welnu, 95 procent van de Europese bevolking in Indië wil dat ook.'116
De openbare vergaderingen waar Mussert kwam te spreken, zoals in Bandoeng,
trokken volle zalen met leden en sympathisanten. Zo werd de eerste lezing in Indië bezocht
door circa dertienhonderd personen.117 Ook door niet-NSB'ers werd Mussert welwillend
ontvangen in de kolonie. In veel van de gevallen moesten grotere vergaderzalen en
spreekruimten georganiseerd worden, omdat er meer toeschouwers kwamen dan verwacht.
Onder de bezoekers bevonden zich tevens prominente figuren uit het justitiële, ambtelijke,
militaire en politieapparaat.118 Hoewel de woorden van Mussert met enthousiasme ontvangen
werden, was er toch enige teleurstelling te bespeuren onder de NSB'ers aldaar. Sommige
partijleden kregen tijdens de toespraken van de leider het gevoel dat hij vooral geïnteresseerd
was in financiële zaken. In dat opzicht heeft Pollmann geen ongelijk met haar oordeel dat de
NSB in Nederlands-Indië in zekere zin voornamelijk bestond als financiële ondersteuning
voor de NSB in Nederland. Dit gevoel leefde inderdaad onder sommige NSB’ers aldaar, maar
werd niet door iedereen binnen de NSB in Indië gedragen. De reis van Mussert had er
tenslotte wel voor gezorgd dat de NSB weer het imago kreeg van een politieke partij in
opmars, die serieus genomen diende te worden.
In de zomer van 1936 brachten nog enkele andere belangrijke NSB-functionarissen
een bezoek aan de kolonie. Propagandaleider Drs. G. van Duyl en het hoofd van de afdeling
Indische Zaken J. Hogewind gingen net als Mussert diverse kringen en groepen in de archipel
bezoeken. Ook zij hielden hier redevoeringen voor leden en sympathisanten. De anti-Japanse,
antibolsjewistische, gezagstrouwe en vooral koloniale uitlatingen van deze twee NSB’ers
vonden wederom bij velen een luisterend oor. Ook deze reis van hoge NSB-
115 Stulemeyer, Kamptoestanden in Nederlands Oost-Indië en Suriname, 1940 – 1946, 34. 116 Volk en Vaderland, Weekblad der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, Jaargang 3 (1935) nr. 36,
7 september 1935. 117 Te Slaa, De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935, 690. 118 Sluyter, “Indië 1940, NSB'ers als zondebokken," 26.
37
partijfunctionarissen bleek een succes en zorgde voor een verdere groei in het aantal leden
van de Beweging.119 Hogewind en Van Duyl legden, net als Mussert in het voorgaande jaar,
het zwaartepunt van hun betoog op de noodzaak van de Indische financiële steun. De NSB in
Nederland zou alle hulp kunnen gebruiken voor de opkomende Tweede Kamerverkiezingen.
In juli en augustus 1938 bezochten wederom twee prominente partijleden de archipel:
Cees van Geelkerken (de plaatsvervanger van Mussert) en Tweede Kamerlid Graaf de
Marchant et d'Ansembourgh. Ook van dit bezoek had de partijtop in Nederland hoge
verwachtingen, dit liep echter anders dan verwacht. De nieuwe Gouverneur-Generaal jhr.
Tjarda van Starkenborgh, die De Jonge in 1936 opvolgde, stond een stuk minder sympathiek
tegenover de NSB dan zijn voorganger. Hij weigerde de twee prominente NSB'ers te
ontvangen. Ook onder de leden van de Indische NSB-fractie was veel bezwaar ontstaan tegen
het bezoek van de twee. Beide heren hadden onder de NSB'ers in de archipel een slecht
imago. Zo was Graaf de Marchant een voormalig Duitse militair, iets wat veel Indiërs niet
konden waarderen. Ook de aanwezigheid van Van Geelkerken was discutabel, hij zou zijn
vrouw hebben meegenomen op de reis. De kosten van de gehele trip van het echtpaar werd
verhaald op de Indische fractie van de partij: een bedrag van ƒ5000,-. 120 Een actie die de
Indische leden wederom het gevoel gaf louter een portemonnee te zijn, die gebruikt kon
worden wanneer de Nederlandse partijtop dit bliefde.
119 Zwaan, “De NSB in Indië,” 159. 120 Ibid., 163.
38
5. Verscherpte politieke verhoudingen en ideologische
tegenstellingen
Ideologische Tegenstellingen tussen de NSB-fracties in Indië en Nederland
De politieke omstandigheden in Nederlands-Indië dwong de NSB in de kolonie om een
andere politiek te voeren dan in Nederland. De Beweging in Nederlands-Indië heeft zich nooit
activistisch op politiek terrein laten zien, in tegenstelling tot Nederland, waar de strijd tegen
het parlementaire stelsel onderdeel van het partijprogramma was. In de kolonie waar circa
250.000 Europeanen de sociale bovenlaag vormden ten opzichte van zestig miljoen
inheemsen, moest het koloniale gezag zo sterk mogelijk gehouden worden. Voor politieke
onrust was dan ook geen plaats volgens de NSB.121 De partijleden namen daarom geen plaats
in de bestuurlijke organen waarop de kolonie draaide, bijvoorbeeld de Volksraad en
gemeenteraden. Gedurende de reis die Mussert in 1935 maakte naar Indische archipel, drukte
hij de lokale bestuurders op het hart dat de strijd tegen de Nederlandse regering louter in
Nederland uitgevochten diende te worden en dat het de taak van de Indische NSB was om de
strijd te steunen door middel van ‘zilveren kogels’ (guldens).122 Dit is een scherpe
tegenstelling met de NSB in Nederland, waar de strijd tegen het democratische establishment
als een centraal onderdeel van het Leidend Beginsel werd beschouwd. De NSB in Indië nam
een gezagsgetrouwe, maar vooral ook een sterk anti-Japanse houding aan. Dit staat haaks op
de Beweging in Nederland, waar de Nederlandse NSB agiteerde tegen de regering in Den
Haag en zich sterk oriënteerde op Duitsland en daardoor een sterk antisemitisch en
nationaalsocialistisch karakter kreeg. Deze ideologische verschuiving heeft nooit
plaatsgevonden in Nederlands-Indië, waar de partij een fascistisch karakter bleef behouden,
waarbinnen minder sprake was van antisemitisme en racisme. Het hevige antisemitisme
waarmee het Duitse nationaalsocialisme verbonden was, vond weinig aanhang onder de
nationaalsocialisten in de Nederlandse kolonie. Het feit dat de ledenlijst van de Indische NSB
voor het merendeel bestond uit Indo-Europeanen bewijst dat van de Blut und Boden-theorie
(een van de grondslagen van het Duitse nationaalsocialisme), in de jaren dertig althans,
121 Van Geelkerken, Voor Volk en Vaderland, De strijd der Nationaal Socialistische Beweging 14 december
1931 – Mei 1941, 158. 122 Ibid., 159.
39
nauwelijks sprake was. In de kolonie had de Beweging te maken met een groep conservatieve
en nationalistische individuen, die de archipel op koloniale wijze en met harde hand wilde
blijven besturen. Zij waren tegen de Ethische Politiek van het begin van de twintigste eeuw.
Zij vreesden dat een dergelijk beleid zou leiden tot autonomie van de inheemse volkeren of
zelfs het verlies van de kolonie en de Nederlandse machtspositie.123 In plaats daarvan gaven
de NSB’ers in de kolonie een eigen invulling aan de interactie tussen de inheemse volkeren en
koloniale machthebbers. De NSB was voor materiële en culturele verheffing van de inheemse
volkeren, zolang dit niet de eigen bevoorrechte positie aantastte.
De Indische NSB lonkte vanaf haar oprichting in 1933 meer naar de Britten dan men
volgens de gedachtegang van Mussert zou verwachten. Militaire bijstand, in het geval dat de
Japanners binnen zouden vallen, zou eerder te vinden zijn bij de Engelsen in Singapore dan
bij de Duitsers in Berlijn.124 Tijdens een vergadering van de NSB-kring Medan in oktober
1939 werd door ene Kameraad Muller verkondigd dat zijn kring geen partij zou kiezen voor
Duitsland in het Europese conflict. Volgens hem zou 95 procent van de Europeanen in de
kolonie pro-Engels zijn. Kameraad Scheurers liet hierop in de notulen zetten dat tevens 80
procent van de Indische NSB'ers deze mening deelde, een scherp contrast met de NSB in
Nederland.125 Dat de NSB’ers in Nederlands-Indië de mening van Scheurers massaal deelden,
was te zien in een door velen ondertekende verklaring aan Mussert en het bureau Indische
Zaken in oktober 1939. In de verklaring viel te lezen: ‘Voorts geloven velen van ons, thans
minder dan ooit, aan de onvoorwaardelijke heiligheid van het Duitsche karakter en
deugdzaamheid der Duitsche bedoelingen. Wij geloven alleen in Nederland, in zijn belang, in
zijn tradities, zijn toekomst, en zijn roeping. (…) Indien de Beweging in het Moederland
daarmede rekening zou kunnen houden, is het doel van deze verklaring bereikt!’126
Een ander groot verschil tussen de NSB in Nederland en Nederlands-Indië, was de
toekomstgedachte die zo met de nationaalsocialistische leer verbonden is. Het was de visie
van een nieuwe wereldorde, een fascistische wereldorde waar de sterkste volkeren de scepter
zwaaiden. De Nederlandse NSB had hier een duidelijke gedachte over: het Nederlandse volk
was een jong en sterk volk dat zijn plaats in moest gaan nemen in het vernieuwde Europa. De
NSB in de kolonie had echter geen duidelijk omschreven toekomstvisie volgens fascistische
123 Zwaan, “De NSB in Indië,” 153. 124 Pollmann, Mussert & Co, De NSB-Leider en zijn vertrouwelingen, 237. 125 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging Inv. nr. 2139, Notulen NSB-Kring Medan,
1 oktober, 1939. In: Stukken betreffende activiteiten van de Nationaal Socialistische Beweging (N.S.B.) in
Nederlands-Indië. 126 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging. Inv. nr. 2140, Verklaring van het gewest
Sumatra der N.S.B. aan de Leider, met brief van D.J. Cramer aan Kameraad Trouw betreffende het niet
ondertekenen van de verklaring, 1939, afschriften.
40
of nationaalsocialistische leer. Enkel de fascistische aspecten werden van de Nederlandse
NSB overgenomen: anti-democratie, het corporatisme, de eenpartijstaat, de Nederlandse
volksgemeenschap en de verheerlijking van de Europese fascistische leiders. Dit waren echter
allemaal onderwerpen die betrekking hadden op Europa en niet of weinig te doen hadden met
de situatie in Nederlands-Indië.127 De NSB in de archipel had geen enkel revolutionair doel
voor ogen zoals de nationaalsocialisten dit voor Europa in gedachte hadden. Een sterk gezag,
zoals de Beweging dit voor ogen had, bestond immers grotendeels al in de kolonie. Het
nationaalsocialistische en fascistische gedachtengoed werd direct gekopieerd uit de
Nederlandse NSB-pers, maar omdat dit niet in de praktijk toegepast kon worden in de
kolonie, ontstond een ideologische leegte.
Verandering en radicalisering van de ideologische koers binnen de Beweging
'Het nationaalsocialisme verzet zich tegen rassenmenging, want vele hoogstaande
volkeren zijn ondergegaan omdat ze zich daaraan niet hielden. Wij hebben de lessen
der geschiedenis ter harte genomen.' 128 -Fragment uit Indië Hou-Zee, 15 november
1937.
De figuur van Anton Mussert als algemeen leider was van groot belang voor de politieke
koers van de Beweging. Zijn opvattingen, vaak goed geformuleerd in Volk en Vaderland,
waren veelal bepalend.129 Hoewel onvoorwaardelijke trouw aan de leider binnen de NSB
centraal stond en in grote mate de stemming binnen de Beweging bepaalde, werden vanaf
1937 de radicaal Völkische geluiden steeds roeriger binnen de NSB.130 Het is lastig om exact
127 Pollmann, “Men is fascist of men is het niet, De Indische NSB als imperiale droom en koloniale melkkoe,”
177. 128 Indië Hou Zee (Gewest Java), 15 november 1937. 129 R. Havenaar, De NSB tussen nationalisme en 'volkse' solidariteit: De vooroorlogse ideologie van de
Nationaal-Socialistische Beweging (Den Haag: Staatsuitgeverij, 1983) 131. 130 In de loop van 1935 begon een groep binnen de NSB zich te identificeren met de “Volkse” gedachte, in
navolging van de Duitse Völkische beweging. De radicalisering van de NSB is grotendeels toe te kennen aan
deze Duits-georiënteerde groep, die langzamerhand aan invloed won binnen de Beweging. Het begrip 'Völkisch'
had een racistische lading: het pleitte voor een vereniging van volkeren met bloedbanden aan elkaar in één rijk:
het Groot-Germaanse rijk. Tegelijkertijd deed het een oorlogsverklaring impliceren aan de onzuivere rassen die
niet binnen de Germaanse volksgemeenschap thuishoorden. Het is van belang om het onderscheid te maken
tussen de NSB'ers die tot deze ideologische groepering, op Duitse leest behoorden en welke leden niet. De kern
van de NSB-partijtop: Van Geelkerken, Mussert, 'D Ansembourg e.a. rekenden zichzelf niet tot deze groep. Toch
hebben zij besloten om de luidkelige 'Völkische' personen meer invloed te geven en belangrijke functies aan te
bieden, in de hoop hen de mond te snoeren. Dit werkte echter alleen maar averechts. Meinoud Rost van
Tonningen, de grote voorman van de Völkische groep, wist Mussert en de rest van het bestuur onder druk te
41
te duiden wanneer deze ideologische ommekeer heeft plaatsgevonden. Als men uitgaat van de
artikelen in de NSB-publicaties in Nederland, is de draai naar een meer racistisch en
antisemitisch wereldbeeld al in 1934 in gang gezet door enkele artikelen in de Volk en
Vaderland. Deze artikelen waren echter gerechtvaardigd in de ogen van de NSB. Er werd
gesteld dat de NSB weliswaar niks tegen andere rassen en joden had, maar gedwongen werd
te reageren op de agressieve acties die joden tegen de NSB voerden: 'Thans mengt zich onder
het escorte dat ons pleegt te begeleiden ook het Joodsche element. Reeds weken lang is ons
gebleken dat bij alle aangelegenheden, dat NSB'ers werden mishandeld, Joden de leiding
hadden.'131 Van het begin af aan telde de Beweging al een stroming die antisemitisch was.
Aanvankelijk bleef het antisemitisme voor de buitenwereld verborgen, omdat deze individuen
in de beginjaren geen stem kregen in de officiële publicaties van de Beweging. Dit veranderde
echter halverwege de jaren dertig.
De groeiende invloed van radicale Völkische NSB’ers binnen de Beweging, staat in
verband met de lastige positie waarin zij in 1937 terecht was gekomen. De teleurstelling over
het slechte resultaat van de verkiezingen van dat jaar deed de eis naar verandering binnen de
NSB groeien waardoor de Völkische stroming meer invloed kreeg. De inherente radicalisering
die dankzij de gegroeide invloed van deze stroming plaatsvond, zorgde ervoor dat de
Beweging binnen de Nederlandse samenleving steeds meer in een isolement raakte. Dit
zorgde voor een verder verlies van (gematigde) leden, wat er weer voor zorgde dat de
radicalere stem luider werd. Een vicieuze cirkel, waar Mussert en de zijnen de grip op waren
verloren.132 Niettemin bleef de algemeen leider volhouden dat de NSB en het Nederlandse
nationaalsocialisme in principe niet van racistische aard waren en dat het Duitse
antisemitisme 'aan elk fatsoenlijk mens rillingen bezorgt.'133
Terwijl de Beweging in Nederland sedert 1937, door de komst van radicale
nationaalsocialisten binnen de partijtop, zich steeds meer ontwikkelde in de richting van het
Duitse nationaalsocialisme, bleef de Indische NSB in politieke zin meer gebaseerd op de
nationalistische, anticommunistische en Groot-Nederlandse beginselen. Dit politieke verschil
zetten door te schermen met zijn belangrijk contacten in Nazi-Duitsland. Tevens genoot Van Tonningen in
Duitsland veel meer aanzien dan Mussert. De Völkische beweging binnen de NSB zou later de SS-richting
worden, met veel vrijwilligers voor het nationaalsocialistische elitekorps. (Havenaar, De NSB tussen
nationalisme en 'volkse' solidariteit: De vooroorlogse ideologie van de Nationaal-Socialistische Beweging, 115-
121.) 131 Volk en Vaderland, Weekblad der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, Jaargang 1 (1933) nr. 8,
20 mei 1933. 132 Havenaar, De NSB tussen nationalisme en 'volkse' solidariteit: De vooroorlogse ideologie van de Nationaal-
Socialistische Beweging, 132. 133 Anton Mussert, geciteerd in Havenaar, De NSB tussen nationalisme en 'volkse' solidariteit: De vooroorlogse
ideologie van de Nationaal-Socialistische Beweging, 134.
42
zorgde voor een terugloop in het ledenaantal binnen de Indische beweging. De rassenleer
kreeg binnen de Nederlandse NSB een steeds prominentere plaats. De eendracht tussen
volkeren binnen het Nederlandse imperium, die voorheen zo belangrijk was, leek te zijn
verdwenen. De Nederlandse Tweede Kamerverkiezingen van 1937 zorgden voor een grote
daling in het aantal NSB-stemmers. Dit had alles te maken met de voortdurende radicalisering
van de partij, de associatie met de Duitse nazi’s en de dreigende oorlog. Dit had een domino-
effect op de NSB in Nederlands-Indië. Steeds meer NSB’ers keerden zich in de kolonie af van
de steeds luidere racistische en antisemitische geluiden van de Nederlandse NSB.
Het ideologische conflict tussen de beide NSB-fracties nam gedurende 1937 steeds
heftigere vormen aan. De leider van het Gewestelijk Commissariaat Java, A. van der Laaken,
had gedurende de laatste maanden van het jaar een stevige briefwisseling met Anton Mussert.
Hij eiste opheldering over de rassenkwestie, waarop Mussert in Van der Laakens optiek nooit
duidelijke antwoorden gaf: ‘(…) een nieuwe fatale factor en dat is de rassenkwestie. Wanneer
deze laatste in den vagen vorm behouden blijft en den toestand bestendigd wordt dat, zodat
wij op het podium kunnen bezweren dat de Leider en de N.S.B. de z.g. Indo positief en
overeenkomstig de waarheid ziet (en zal blijven zien) als de Nederlander en het
Nederlandsche ras.’134 Van der Laaken was zelf een Indo-Europeaan en ergerde zich aan de
opspelende rassenkwestie en politieke verschuiving die in Nederland gaande was: ‘(…)
telkens weer onze eigen organen in Nederland den volle mond doen, dat wij alleen zuiver
bloed?! willen en andere stukken een zeer voelbare geest ademen die wijst in de richting, dat
de N.S.B.-staat slechts niet met anderen vermengden als zuivere Nederlanders zal zien (dus
het zeer exclusieve zuivere Duitsche standpunt). Dan zullen wij hier onherroepelijk zodanig
teruggaan (in leden).’135
Het resultaat was dat Van der Laaken zich op de NSB-landdag van 18 december te
Batavia keerde tegen het Nederlandse partijbestuur. In zijn redevoering kondigde hij aan dat
de NSB in Indië voortaan actief zou deelnemen in de politieke debat, iets wat voorheen door
Mussert verboden was. Van der Laaken werd daarop direct ontslagen door de Nederlandse
partijtop, dit werd echter door de Indische NSB’ers niet op prijs gesteld. Van der Laaken was
als Indische Nederlander bijzonder populair onder NSB’ers in archipel. De onvrede over het
ontslag zorgde leidde ertoe dat veel NSB'ers in Nederlands-Indië als lid bedankten.136 Als
reactie op racistische ommezwaai die volop aan de gang was binnen de Beweging, kwam een
134 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging Inv. nr. 2146. Brieven aan de Algemeen
Leider der NSB (A.A. Mussert), 1935- 1937. A. van der Laaken aan A.A. Mussert. 135 Ibid. 136 Zwaan, “De NSB in Indië,” 160-161.
43
lid van Indische afkomst met de mededeling dat racisme binnen het kader van de fascistische
ideologie onacceptabel was. Racistische uitlatingen dienden dan ook verboden te moeten
worden binnen de Beweging in Nederlands- Indië: ‘Dit zal wel leden kosten, maar men strijdt
dan niet onder valse vlag en de mogelijkheid wordt geschapen voor samenwerking met loyale
vooraanstaande inheemsen.'137
Ook P.G. Bauduin, lokaal afdelingshoofd op Java, schreef in een proclamatie aan alle
Indische kring- en groepsleiders op kritische toon over de vrije meningsuiting betreffende de
rassenkwestie binnen de NSB: ‘De N.S.B. is de concentratie en kristallisatie van den wil en
het streven der Nederlandsche natie. Niet van bepaalde groepen uit die natie. Haar richting is
de resulante: de Leider dicteert niet maar selecteert. (…) Er is in Holland ook in de N.S.B een
groep, die het rassencriterium wil aanleggen bij het beoordelen van de kwaliteit van den
Volksgenoot. Tegen die groep nemen wij met de meeste kracht stelling. Hare stellingen zijn
een gevaar voor de Beweging én voor het imperium! Daarom zullen wij onze stem laten horen
en nadrukkelijk vaststellen, dat wij nationaalsocialisme, dat wij belijden, niet gebonden
achten aan principieel anti-semitisme en raszuiverheidsideologie!’138
In 1938 was de verontwaardiging wederom groot onder NSB'ers in de kolonie, toen
vanuit het hoofdkwartier in Utrecht de mededeling kwam dat er een nieuwe richtlijn voor de
Beweging was gekomen, betreffende de rassenleer. Het werd NSB'ers verboden om
bestuursfuncties binnen de partij te bekleden als zij gemengde huwelijken hadden, of als hun
partner van een ander ras was. In de kolonie, waar gemengde huwelijken van oudsher veel
voorkwamen, viel deze beslissing niet in goede aarde.
De politieke verschillen betreffende de rassenkwestie zorgden voor veel onrust onder
de dagelijkse leiding van de Gewestelijke Commissariaten. Met name na het ontslag van A.
van der Laaken, die voorheen een bindende factor binnen de Indische NSB was geweest,
kwamen de NSB-kringen in de financiële problemen en begon de Beweging uiteen te vallen
in rivaliserende facties. Zo werd het voorzitterschap en de functie van Gewestelijk
Commissaris van de heer Van der Laaken, tot het uiteenvallen van de NSB in mei 1940,
diverse malen opgeëist door politieke rivalen binnen de partij. Het leiderschap van Java
wisselde dan ook voortdurend na de stabiele Van der Laaken-periode.139
137 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging Inv. nr. 2142, Notities over politieke,
militaire en maatschappelijke kwesties. In: Stukken betreffende activiteiten van de Nationaal Socialistische
Beweging (N.S.B.) in Nederlands-Indië. 138 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging Inv. nr. 2057, Circulaires en instructies
betreffende met name vormingsaangelegenheden en de organisatie van de NSB in Nederlandsch-Indië, 4 jan.
1934- 14 dec. 1939. 139 Zwaan, “De NSB in Indië,” 163.
44
Op Sumatra was de continuïteit in leiderschap groter dan op Java. J.W Trouw behield
daar de functie van Gewestelijk Commissaris vanaf augustus 1935 tot en met einde 1939, toen
hij eveneens in verband met de onvrede over de rassenkwestie opstapte. De verkiezingen van
1937, waarvoor de NSB op het armere Sumatra grote financiële offers had gebracht,
resulteerde in een nederlaag. Dit deed de onvrede onder de leden op het eiland groeien. Ook
het feit dat Mussert zich steeds openlijker pro-Duits opstelde deed J.W. Trouw en enkele
andere prominente NSB’ers op Sumatra besluiten om het lidmaatschap voorgoed op te
zeggen. Scheurer, de administratieve leider van Sumatra en de man die de NSB naar
Nederlands-Indië gebracht had, kreeg van de leden van zijn Gewest veel brieven en
commentaar over de nieuwe politieke koerswijziging. De vraag naar anoniem lidmaatschap
werd steeds groter, met name omdat NSB’ers last kregen op het werk en in andere situaties.140
In een door tientallen NSB’ers ondertekende verklaring liet de NSB in het Gewest
Sumatra aan Mussert weten teleurgesteld te zijn in Duitse oriëntatie: ‘Deze Duitsche
georiënteerdheid echter loopt te veel uit op volstrekte afhankelijkheid. Steeds meer slaat de
afhankelijkheid (…) ook op de Duitsche buitenlandse politiek. Wij zijn geworden van
propagandisten van het Duitse voorbeeld op binnenlands en sociaal gebied- wat wij terecht
dienen te zijn- tot verdedigers, ja tot goedpraters van het Duitsche “Staat-Raison”. Wij
noemen twee sprekende symptomen van dit ziekte-beeld, vele andere buiten acht latende: 1)
onze instelling ten opzichte van de Joden; 2) ons falen, afdoende en naar het Nederlandsch
hart, stelling te nemen tegen Duitsche buitenlandse politieke excessen.’141 In de verklaring
riepen de NSB’ers op om trouw te blijven aan de beginselen van 1931 en het antisemitisme te
verwerpen zoals de Beweging dat in de beginjaren deed. Door de koerswijziging in Nederland
begonnen de NSB-kringen in de kolonie zich af te vragen of de politieke richting van de
zusterbeweging in Nederland nog wel te verenigen was met die van de Indische leden zelf:
‘Het enthousiasme is er uit: strijdlust en offervaardigheid verminderen zienderogen. Het
geloof aan de alleen-juistheid van de Beweging is weg. (…) De meesten van ons zijn nu
eenmaal niet pro-Duitsch en wenschen niet voor de Duitsche “Staat-Raison” gespannen te
worden.’142
De NSB was altijd een groot voorstander geweest van een mondiaal Nederlands
imperium. De Beweging predikte altijd de noodzaak en het belang van Nederlands-Indië voor
140 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging. Inv. nr. 2198, Stukken van het gewest
Sumatra, 1933-1939. 141 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging. Inv. nr. 2140, Verklaring van het gewest
Sumatra der N.S.B. aan de Leider, met brief van D.J. Cramer aan Kameraad Trouw betreffende het niet
ondertekenen van de verklaring, 1939, afschriften. 142 Ibid.
45
het Koninkrijk. Dit werd echter problematisch gedurende de Duitse bezetting. Aan de ene
kant verheerlijkte de NSB de grootsheid van het Nederlandse imperium, aan de andere kant
was een groot deel van dit imperium bezet door een militaire bondgenoot van nazi-Duitsland,
namelijk het Japanse Keizerrijk. De NSB stond echter volledig machteloos om iets aan de
situatie te veranderen. De Beweging moest haar politieke en ideologische positie daarom ook
opnieuw zorgvuldig en genuanceerd vaststellen.143
Naarmate de NSB in Nederland meer radicaliseerde, raakte de Beweging steeds verder
in een politiek en maatschappelijk isolement. Deze situatie volgde ook in de Nederlandse
kolonie. De reactie op deze radicalisering, gestoeld op Duitse leest, was een gevoel van
vervreemding onder de Indische NSB'ers. De teleurstelling over deze nieuwe koerswijziging
deed velen de Beweging doen verlaten, waardoor slechts de extremistische
nationaalsocialistische leden overbleven. Dit fenomeen zorgde op zijn beurt voor nog verdere
vervreemding van rest van de koloniale samenleving. Een vicieuze cirkel. Factievorming
binnen de Indische NSB-kringen kwam steeds vaker voor, door zowel gematigde als
extremistische groepen. In 1938 begon een groep NSB'ers met extremistische ideeën een
eigen blad naast de al bestaande NSB-kranten Indië Hou Zee! en het Nationale Weekblad, het
antisemitische weekblad Het Licht. Hoewel de kolonie weinig antisemitisme kende onder de
Europese bevolking en zelfs onder de NSB'ers zelf, had het blad toch een oplage van 14.000
stuks. De Duitse Ambassade in Batavia financierde een groot deel van de oplagen, het werd
dan ook voornamelijk gelezen door Duitsers die in de Nederlands-Indië woonachtig waren.144
De oprichting van Het Licht zorgde onder de Indo-Europeaanse leden van de NSB voor de
nodige ophef. Gewestelijk Commissaris L.T.H. Becking, de opvolger van A. van der Laaken,
vroeg om steun bij Mussert en de partijtop in Nederland om Het Licht te verbieden als
onderdeel van de NSB-publicerende instanties. Dit verzoek werd echter geweigerd. Het
resultaat van alle voorafgaande frustraties en politieke veranderingen, was dat de NSB in
Nederlands-Indië in maart 1940 slechts vijftienhonderd leden en circa zevenhonderd
donateurs telde.145 Een forse daling in vergelijking met het hoogtepunt van de Beweging, de
vijfduizend leden in 1935.
De discussie over rassenververmenging binnen de NSB hield voortdurend aan. In 1943
vlamde het conflict binnen de Beweging wederom op met de vraag of de in Nederland
woonachtige Indo-Europeanen zich ook konden aanmelden als vrijwilliger bij de Waffen-SS.
143 Damsma, Nazis in the Netherlands, A Social History of National Socialist Collaborators, 68. 144 Pollmann, “Men is fascist of men is het niet, De Indische NSB als imperiale droom en koloniale melkkoe,"
178. 145 Zwaan, “De NSB in Indië,” 168.
46
Anton Mussert zocht hiervoor persoonlijk contact bij de Duitse Führer Adolf Hitler. In de
eerste instantie wees Hitler dit voorstel van de hand.146 Toen het einde van de oorlog naderde,
bleek dat er toch minder moeilijk werd gedaan over “Arische zuiverheid” van de SS dan
voorheen. Er zijn enkele voorbeelden bekend van Indo-Europeanen die nog als vrijwilliger in
dienst gingen bij de Waffen-SS divisie Landstorm Nederland (Zie bijlage 1.a).147
146 Pollmann, “Men is fascist of men is het niet, De Indische NSB als imperiale droom en koloniale melkkoe,"
184. 147 Ibid., 184-185.
47
6. De ondergang van het nationaalsocialisme in Indië
'Indië, het insulinde, dat zich slingert om de evenaar als een gordel van smaragd. Het
gehele Nederlandse volk verkeert in grote bezorgdheid over de naaste toekomst van Indië.'
-A.A. Mussert, propagandabrochure 1941.148
Op 6 april 1940 nam de Nederlandse regering in Den Haag het besluit, dat de koloniale
regering zo snel mogelijk te hulp moest schieten, in het geval dat het Duitse leger Nederland
binnen zou vallen. Nederlands-Indië moest in dit geval zo snel mogelijk in gecodeerd bericht
worden gewaarschuwd. Het codewoord "Berlijn" zou de Duitse invasie inluidden. De
Gouverneur-Generaal in Indië zou hiermee de opdracht krijgen om alle Duitse staatsburgers,
evenals van collaboratie verdachte Nederlanders te interneren. De voorbereidingen voor deze
interneringen werden vrijwel direct en in het geheim getroffen.149 Op 9 mei, een dag voor de
Duitse inval in Nederland, besloot Gouverneur-Generaal jhr. Tjarda van Starkenborg dat de
NSB voortaan een verboden organisatie werd voor ambtenaren. In een radiobericht te Batavia
melde de Gouverneur-Generaal, dat ondanks het ambtenarenverbod, het NSB-lidmaatschap
op zichzelf niet werd beschouwd als 'een aanwijzing ener mentaliteit, welke met loyaliteit
jegens het gezag onverenigbaar is.'150 In andere woorden: NSB’ers hadden niks te vrezen van
de autoriteiten. Als reactie op het radiobericht van Van Starkenborg, stuurde de NSB-
Gewestelijke Commissaris van Sumatra, H. Gonggrijp een telegram naar de Gouverneur-
Generaal: 'Op dit moment van grote nationale beproeving wens ik u mede namens alle
NSB'ers op Sumatra de verzekering te geven onzer onwankelbare trouw aan Koningin en
vaderland.'151 Dit alles mocht niet baten, het koloniale bestuur begon ondanks het radiobericht
van de Gouverneur-Generaal met het arresteren van Duitsers, Duits-georiënteerde personen en
als staatsgevaarlijk beschouwde lieden. Hieronder vielen ook NSB'ers. Honderden Indische
nationaalsocialisten werden de volgende dagen opgepakt en geïnterneerd. Op 10 mei werd het
NSB-kringhuis te Bandoeng (waar het Gewestelijke-Commissariaat gezeteld was), bestormd
en de vijftien aanwezige partijleden opgepakt. Voor de Indische NSB'ers kwamen de
arrestaties als een complete verassing. Zij beschouwden zichzelf als trouw aan kroon en staat
148 Mussert, Neerlands Toekomst - Brochure der NSB, 19. 149 Stulemeyer, Kamptoestanden in Nederlands Oost-Indië en Suriname, 1940 - 1946, 34. 150 Ibid., 38. 151 Ibid., 38-39.
48
en konden zich derhalve niet identificeren met de beschuldigingen. Wat volgde was een hetze
gericht tegen de NSB’ers, gevoed door de koloniale en Nederlandse pers. Gewelddadigheden
jegens NSB’ers, evenals willekeurige interneringen en vernederingen waren het resultaat. Zo
werden in Palembang NSB’ers in volle vuilniswagens rondgereden en in Bandoeng winkels
van NSB’ers kort en klein geslagen.152 De Indische nationaalsocialisten werden in de kranten
afgeschilderd als psychopaten, criminelen en krankzinnigen en dienden als zodanig benaderd
te worden. De Vaderlandsche Club opperde zelfs openlijk dat alle NSB'ers zonder proces
geëxecuteerd moesten worden.153 Zo kwam de Indische NSB, die in 1933 opgericht werd om
de koloniale banden binnen het Nederlandse imperium te verstevigen, tot een abrupt en
weinig glorieus einde.
Eind mei 1940 werd de NSB als politieke groepering geheel verboden. Het financiële
vermogen van de opgepakte leden en donateurs werd in beslag genomen door het koloniale
gezag, tevens werden zij uit hun functies ontslagen. Het oppakken van de partijleden gebeurde
veelal in een sfeer van achterdocht. Zo zijn er verhalen bekend dat mensen die een hekel
hadden aan hun buren aangifte hebben gedaan; onder de arrestanten waren ook individuen die
nooit lid van de NSB waren geweest.154 Een van de weinige overgeleverde voorbeelden
hiervan is het verhaal van J.E. Stulemeyer, die hier later een boek over schreef. Stulemeyer
was militair op Java en werd door zijn buurman aangegeven in mei 1940. Pas zes jaar later
zou hij na een helse internering, onder andere op Java en in Suriname, vrijgelaten worden.155
Hoewel de NSB'ers geen strafbare feiten hadden gepleegd, werden zij toch allen tot
landverraders bestempeld. In totaal werden bijna drieduizend mensen opgepakt en
geïnterneerd.156 Daaronder waren meer dan vijfhonderd NSB'ers. De Beweging telde begin
mei 1940 nog maar elfhonderd leden en circa zeshonderd donateurs. Niet alle partijleden
werden dus opgepakt en gevangen genomen, maar wel een aanzienlijk deel. Het IEV royeerde
alle leden die ervan verdacht waren nog met de NSB te sympathiseren. Het was duidelijk: de
NSB'ers waren voor velen de aangewezen zondebokken geworden waarop ieder hun
wraakzucht of frustraties kon botvieren, ongeacht bewezen schuld.
De Nederlandse NSB noemde de ontwikkelingen in Nederlands-Indië uitermate
zorgelijk. Er werden regelmatig artikelen geschreven in de Volk en Vaderland over de
onrechtmatige interneringen van de NSB'ers in de kolonie. Het partijbestuur probeerde
152 Ibid., 46. 153 Sluyter,"Indië 1940, NSB'ers als zondebokken," 29. 154 Stulemeyer, Kamptoestanden in Nederlands Oost-Indië en Suriname, 1940 – 1946, 6-7. 155 Ibid., 6. 156 Meijer, In Indië geworteld, de twintigste eeuw, 191.
49
contact te leggen met het koloniale gezag om de gevangen partijleden bij te staan of zelfs hun
vrijheid terug te kunnen geven. Tot hun grote onvrede mislukte dit echter volkomen. De NSB
trachtte daarop, met behulp van de Duitsers, de Japanners om hulp te vragen. Ook deze
smeekbeden werden in de wind geslagen.157 Om de gevangen kameraden alsnog van dienst te
zijn, werd het zogeheten "Steunfonds Indië" opgericht. De achterliggende gedachte van dit
fonds, was om geld in te verzamelen om de geconfisqueerde eigendommen van de NSB'ers
aldaar te compenseren. Ook werd een zogeheten "Erelijst" bijgehouden waarop alle namen
van de geïnterneerden kwamen te staan, deze werd regelmatig in de Volk en Vaderland
afgedrukt.158 De Beweging in Nederland maakte zich zorgen om de kwestie van de in Indië
geïnterneerde leden. Zij stond echter volkomen machteloos iets aan de situatie van de
Indische NSB'ers te veranderen. De geïnterneerden voelden zich zonder meer in de steek
gelaten door hun Nederlandse partijgenoten. In een persbericht afkomstig Nederlands-Indië
laat een anonieme NSB’er weten: 'Kameraden in het Vaderland, dit deden en doen de
Indische kameraden voor de Beweging, dus ook voor u. Wat doet gij thans voor hen?'159
Aanvankelijk zaten de Nederlandse NSB'ers samen gevangen met Duitse
staatsburgers. Hieronder was een groot aantal bejaard of gepensioneerd: voormalige KNIL-
soldaten, ambtenaren en zelfs enkele industriëlen. Vanaf 31 mei werden de Duitsers en
Nederlanders gescheiden ondergebracht in de kampen. De Nederlanders klaagden er namelijk
over dat zij niet samen met “de vijand” geïnterneerd wilden worden.160 Stulemeyer stelt in
zijn boek dat de situatie in de kampen waarin de NSB'ers en de andere geïnterneerden terecht
kwamen ronduit miserabel te noemen was.161 De hygiënische toestanden waren erg slecht en
mishandelingen waren aan de orde van de dag. Op Java waren drie interneringskampen:
Ngawi in het oosten, Ambawara op het midden van het eiland en op Onrust, een klein eilandje
ten westen van Java. De meerderheid van de geïnterneerde NSB'ers werd vastgehouden
zonder enige vorm van verhoor of proces. Maanden gingen voorbij zonder dat er een justitiële
procedure plaatsvond. Verhalen over willekeurige executies in de kampen zijn ook bekend.
157 Damsma, Nazis in the Netherlands, A Social History of National Socialist Collaborators, 69. 158 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging, Inv. nr. 2061, Diverse stukken, o.m. een
aantal persoverzichten, een "erelijst" van in Indië geïnterneerden, een ontwerp voor een actie "Steunfonds Indië"
en een typescript met de titel "Ontwerp grondslagen en richtlijnen voor een nationaalsocialistisch Indië," (1937 -
1942). "Erelijst". 159 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging, Inv. nr. 2061, Diverse stukken, o.m. een
aantal persoverzichten, een "erelijst" van in Indië geïnterneerden, een ontwerp voor een actie "Steunfonds Indië"
en een typescript met de titel "Ontwerp grondslagen en richtlijnen voor een nationaalsocialistisch Indië,” (1937 -
1942). Persbericht Indische NSB. 160 Sluyter, "Indië 1940, NSB'ers als zondebokken," 33. 161 Stulemeyer, Kamptoestanden in Nederlands Oost-Indië en Suriname, 1940 – 1946, 6-7.
50
Zo werd een Duitse gevangene op het eiland Onrust, zonder waarschuwing doodgeschoten
omdat hij te dicht bij een hek stond. Volgens Stulemeyer zijn de moordenaar en
opdrachtgever nooit berecht. 162
De Europese gemeenschap in de kolonie was klaarblijkelijk vergeten dat velen
voorheen gesympathiseerd hadden met de Beweging. Achteraf zou blijken dat geen van de
NSB'ers in Indië aantoonbaar in het belang van de vijand zou hebben gehandeld of de
weerbaarheid van de kolonie op enige wijze aangetast zou hebben.163 De mishandelingen en
interneringen waren dus nimmer legitiem geweest.
De oorlog met Japan en NSB’ers in gevangenschap
Op 27 september 1940 werd in de grote zaal van de Rijkskanselarij te Berlijn het zogeheten
Driemogendhedenpact gesloten tussen Italië, Duitsland en Japan. De drie staten beloofden
elkaar militair te ondersteunen bij gewapende conflicten met andere landen, met uitzondering
van de oorlogen waarin de landen al verwikkeld waren. Het tekenen van dit verdrag werd
door NSB’ers in Indië en in Nederland, met argusogen bekeken. Het sluiten van het pact kon
twee kanten op gaan: het kon een aanmoediging zijn voor Japan om tot verdere gewelddadige
expansie over te gaan of het kon een remmende factor hebben op veroveringen door Japan als
we uitgaan van Nederlands Indië, aldus Mussert.164 Hij was er aan het begin van de oorlog
echter nog van overtuigd dat de Duitsers in goed overleg met hemzelf en de Japanners, tot een
overeenstemming konden komen om zo het Nederlandse imperium intact te laten: 'Ik geloof
niet dat Japan een gewelddadige verovering van Indië op het oog heeft. Ik geloof nog minder,
dat dit met toestemming van Berlijn zou geschieden.’165
Een opmerkelijk feit is dat Mussert, waar hij voorheen in zijn artikelen in de Volk en
Vaderland en andere geschriften, de Japanners vervloekte en als het grootste gevaar voor
Indië zag, hij dit nu trachtte te nuanceren, al dan niet door druk van Duitse zijde. Hij schreef
in het pamflet Neerlands Toekomst dat het doel van het militaire pact tussen die drie As-
landen uiteindelijk was om de Verenigde Staten buiten de oorlog te houden.166 Even
opmerkelijk is het feit dat waar Mussert en de NSB gedurende de jaren dertig vol lof spraken
over het wereldwijde imperium en koloniale beleid van de Britten, dit volledig oversloeg in
162 Ibid., 8. 163 Zwaan, “De NSB in Indië,” 169. 164 Mussert, Neerlands Toekomst - Brochure der NSB, 19. 165 Ibid., 22. 166 Ibid., 21.
51
politieke vijandigheid. Als een ware paradigmaverschuiving probeerde Mussert zichzelf en de
Nederlanders te overtuigen dat de Britten verantwoordelijk waren voor het feit dat de
Japanners een bedreiging vormden voor Nederlands-Indië. In de Volk en Vaderland van 28
juni 1940 schreef hij: ‘Engeland is de ware vijand van Nederland, reeds driehonderd jaren. Zij
heeft vijf oorlogen gebracht en stal Ceylon, Zuid-Afrika en vele andere koloniën der
Nederlanders.'167 Niet de Japanse expansiedrift, maar de machthebbers van het Verenigd
Koninkrijk waren schuldig, mocht Indië buiten Nederlandse handen raken. Een ander
opmerkelijk feit is dat gedurende de Japanse inval aan het begin februari van 1942, er in de
Volk en Vaderland niks geschreven stond over de militaire acties van de Japanners.168 Dit
wekt de suggestie dat de NSB-partijtop niet helemaal wist hoe zij deze gebeurtenis moesten
(of mochten) benaderen. Het lijkt evident dat de Duitse bezetters hier hun invloed hebben
laten gelden. Lokale NSB-partijfunctionarissen kregen zelfs opdracht van hogerhand om op
partijbijeenkomsten het onderwerp van de Japanse agressie te vermijden.169
In de laatste dagen van januari 1942 kwam de langverwachte inval van het Japanse
leger op Nederlands-Indië. Twee maanden later was de strijd beslecht en bleek dat de kolonie
zich nauwelijks kon weren tegen de Japanse overmacht, een scenario waar de NSB jarenlang
voor gewaarschuwd had. De periode van de Japanse bezetting van Indië zette de sociale
structuren totaal op zijn kop. Waar voorheen privileges verbonden waren aan het
"Europeaanschap", lag de nadruk nu op het "Aziaatschap". Onder het Japanse bestuur werd er
gecategoriseerd wie in Indonesië thuishoorde en wie niet. Mensen die vanaf nu als
vreemdeling bestempeld werden (iedereen, met uitzondering van inheemse Indonesiërs en
Japanners), moesten zich laten registreren: Chinezen, Europeanen, Indo-Europeanen en
diverse andere niet-Europeanen. Families die zich eeuwenlang in de archipel hadden
gevestigd, werden tot vreemdeling verklaard.170 Niet alleen de strikte koloniale
maatschappelijke stratificatie kwam op zijn kop te staan, ook werd het gebruik van het Maleis
verplicht. De Japanse tijd werd ingevoerd en Hollandse scholen en instituten werden gesloten.
167 “De rede van den Leider,” in Volk en Vaderland, Weekblad der Nationaal-Socialistische Beweging in
Nederland, Jaargang 8 (1940) nr. 25, 28 juni 1940. 168 Damsma, Nazis in the Netherlands, A Social History of National Socialist collaborators, 70. 169 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging, Inv. nr. 2056, Correspondentie van het
hoofd van de afdeling Indische Zaken van de NSB, resp. van de NSB-organisatieleider in Nederlandsch- Indië
over talrijke met de NSB in Nederlandsch- Indië samenhangende aangelegenheden, o.m. financiële en
organisatorische kwesties, de beginselen van de NSB, benoeming van het hoofd van de afdeling Indische Zaken,
de reis van Marchant et 'd Ansembourg en Van Geelkerken naar Nederlandsch- Indië en de positie van de
Indische Nederlanders in de NSB, 31 okt. 1933- 21 juni 1941. 170 Ulbe Bosma, Remco Raben en Wim Willems, De Geschiedenis van Indische Nederlanders (Amsterdam:
Uitgeverij Bert Bakker, 2006) 179.
52
Het was een totale ommekeer van de eerdere maatschappelijke en koloniale verhoudingen.171
De koloniale samenleving zoals men die van oudsher kende versplinterde volledig en zou
nooit meer in de oude vorm terugkeren.
Tokio had al voor de verovering van Nederlands-Indië besloten dat alle Europeanen en
andere vreemdelingen verwijderd dienden te worden uit de veroverde gebieden. Direct na de
Japanse aanval werden Nederlandse militairen in kampen geïnterneerd. Hierop volgde al snel
de willekeurige internering van burgers, veelal onder barre omstandigheden.172 De
ingewikkelde kwestie van identiteit, etniciteit en Nederlanderschap bloeide weer volledig op
onder het bewind van de Japanners. Na de registratie interneerde de bezetter iedereen die als
Europeaan gekenmerkt kon worden. Aanvankelijk waren dit alleen blanke Europeanen, maar
vanaf april 1942 werden ook Indo-Europeanen gevangen gezet. Vrouwen en kinderen
kwamen in gevangenenkampen terecht. Mannen werden als krijgsgevangene veelal in
werkkampen ingezet, vaak elders in het door Japan bezette Azië. De situatie was dermate
slecht dat één op de zes gevangenen de Japanse internering niet overleefde.173
Na de bezetting van Nederland-Indië door de Japanners, besloot het partijbestuur van
de NSB in Nederland om de kolonie en hiermee de Groot-Nederlandse imperiale droom op te
geven. Zij zagen geen andere optie meer, gezien het militaire pact tussen Duitsland en
Japan.174 De NSB-leiding schreef vanaf dit moment louter artikelen over hoe onrealistisch het
zou zijn voor de geallieerden om Nederlands-Indië weer op de Japanners te heroveren. Dit
was een complete omwenteling in het imperialistisch denken van de Beweging.175 De
expansionistische en koloniale aspiraties van de NSB zouden zich nu richten op het nabije
Oost-Europa, mede op aandringen van de Duitsers.
Met het besef dat Nederland-Indië verloren was, trachtte de Nederlandse NSB het
imago van de Japanners, waartegen zij sedert vele jaren geagiteerd hadden, drastisch te
veranderen. Zij zagen de Japanners niet meer als de agressor, maar de Engelsen, Amerikanen
en de Nederlandse regering in ballingschap. Het officiële standpunt van de Beweging
betreffende de Indische archipel werd vanaf 1942 het controversiële idee dat de kolonie
binnen de Japanse invloedsfeer viel, onder het mom van Aziatisch-Japanse levensruimte. In
een door Mussert geschreven artikel in de april 1942 editie van Fotonieuws, een NSB-blad dat
maandelijks verscheen vanaf december 1940, probeerde hij Engeland en de VS als
171 Ibid., 178-179. 172 Ibid., 180. 173 Van Leeuwen, Ons Indisch erfgoed, Zestig jaar strijd om cultuur en identiteit, 35. 174 Damsma, Nazis in the Netherlands, A Social History of National Socialist Collaborators, 70. 175 De Zwarte Soldaat, blad voor de W.A. in Nederland, 28 oktober 1943.
53
boosdoener aan te wijzen: 'ik moet uiting geven aan mijn diepe verachting voor het perfide
Albion. Engeland kon de Vereenigde Staten alleen tot den oorlog brengen door, in
samenwerking met President Roosevelt, Japan tot den oorlog te dwingen. Dit geschiedde door
de economische omsingeling, de boycot, het afsnijden van Japan van de
grondstoffenvoorziening. Nederlandsch-Indië deed daar aan mede (...). De ophitsing van
Nederlandsch-Indië tegen de as-mogendheden was grenzeloos.'176 Het artikel in Fotonieuws
was een totale ideologische ommekeer en was kenmerkend voor de politieke flexibiliteit van
het Nederlandse nationaalsocialisme. Mussert stelt hier namelijk indirect dat Nederlands-Indië
zelf verantwoordelijk was voor de Japanse invasie.177
Enkele dagen voor de Japanse inval, op 21 januari 1942, werden 146 politieke
gevangen, waaronder veel staatsgevaarlijk geachte NSB'ers op een schip gezet met als
bestemming Suriname. De bemanning van het schip had de opdracht gekregen om het
vaartuig te laten exploderen, mocht het onder vijandelijk vuur komen te liggen. De politieke
gevangenen dienden met het schip ten onder te gaan. Via Kaapstad kwam het schip op 21
maart 1942 uiteindelijk aan in Paramaribo. De pas aangekomen NSB'ers werden als
staatsgevaarlijk beschouwd en derhalve zo behandeld. Zij werden in de gevangenis Nieuw-
Amsterdam in cellen opgesloten en bewaakt door Nederlandse soldaten van de Prinses
Irenebrigade. Na zes maanden werd de groep gevangenen in augustus 1942 naar het
werkkamp De Jodensavanne gestuurd, wat vijftig kilometer ten zuiden van de Surinaamse
hoofdstad lag. Het kamp lag midden in de jungle en werd omringd door prikkeldraad en
wachttorens. In het kamp moesten de gevangenen zware dwangarbeid verrichten. Op 4
november 1942 trachtten vier gevangen NSB'ers het kamp te ontvluchten. Dit mislukte echter
volledig en twee van de gevangenen werden doodgeschoten. Uit een rapport na de oorlog,
bleek dat ze vermoord waren.178 De geïnterneerde NSB'ers verkregen op 15 juli 1946 hun
vrijheid. Van de 146 mannen die eerder vanuit Indië naar Suriname verscheept waren,
keerden 137 levend terug in Nederland.
Vermeende collaboratie onder de Indische nationaalsocialisten
Het Japanse Keizerlijke Leger viel Nederlands-Indië binnen gedurende de laatste dagen van
januari 1942. De gevangen NSB’ers die achterbleven nadat de geallieerde troepen zich
176 Anton Mussert, “In Godvertrouwen alles voor het Vaderland,” in Fotonieuws IV, (april 1942) 74-75. 177 Ibid. 178 Zwaan, “De NSB in Indië,” 173.
54
teruggetrokken hadden, werden niet veel beter behandeld onder de Japanners. Zij werden
opnieuw geïnterneerd en moesten gedurende de Japanse detentie, samen met gevangen
Nederlanders die geen lid waren geweest van de NSB, vaak zware dwangarbeid verrichten.179
Door de Japanners in de kampen werd geen onderscheid gemaakt tussen NSB'ers en niet-
leden van de Beweging. Enkele van de NSB'ers gaven zich echter uit voor Duitser en
verkregen daarmee hun vrijheid. In het kamp nabij Tjimahi, op het westen van Java,
probeerden enkele NSB'ers zich nuttig te maken voor de Japanners. In totaal werden veertig
NSB'ers vrijgelaten die ambtelijke functies in de economische sector kregen om de regio
financieel gezien weer op de been te krijgen.180
De NSB'ers die niet gevangen waren genomen door het koloniale gezag of door de
Japanners, keerden na de capitulatie van Japan terug naar Nederland. Over het algemeen
hadden de Indische NSB'ers zich niet schuldig gemaakt aan collaboratie of verraad. Eenmaal
teruggekeerd in Nederland werden zij dan ook niet vervolgd. De geïnterneerde NSB'ers die in
Suriname opgesloten zaten werden pas in juli 1946 vrijgelaten en vertrokken vervolgens ook
naar Nederland. De meesten van deze voormalige NSB'ers kregen bij aankomst in Nederland
een rood paspoort, waardoor zij het land niet meer konden verlaten. Officieel kregen alle
NSB'ers uit Nederlands-Indië in mei 1947 amnestie. Zij werden er niet langer van verdacht
een gevaar voor de Nederlandse Staat te vormen. Zij werden tevens vrijgesproken van de
verdenking van het steunen van de Japanse vijand.181 Voor de Indische NSB'ers die jarenlang
en onterecht in erbarmelijke omstandigheden gevangen hadden gezeten, betekende dit
officieel het einde van hun justitiële strafvervolging. Dit was voor hen echter een schamele
troost, gezien de misère die zij de voorgaande jaren hebben moeten doorstaan.
179 Sluyter, "Indië 1940, NSB'ers als zondebokken," 33. 180 Nationaal Archief, “Waren er ook NSB’ers in Nederlands-Indië?,”
http://www.gahetna.nl/sites/default/files/bijlagen/oorlogsgids-vraag21.pdf, geraadpleegd op 04-01-2015. 181 Sluyter, "Indië 1940, NSB'ers als zondebokken," 174.
55
7. Conclusie
Uit het voorafgaande onderzoek blijkt dat er niet gesproken kan worden van een eigen
Indische variant op het nationaalsocialisme. De politieke ideeën van de NSB in Nederlands-
Indië werden in vanaf de oprichting in 1933 overgenomen uit het Leidend Beginsel van de
Nederlandse NSB. Wel werd van begin af aan een aantal belangrijke facetten weggelaten, die
in het kader van de koloniale situatie geen plaats konden hebben binnen de Beweging in
Indië. Maar op welke punten verschilde de NSB in Nederlands-Indië in politiek opzicht van
de Beweging in Nederland en hoe zijn deze verschillen te verklaren?
Ten eerste zorgde de politieke situatie in de Nederlandse kolonie ervoor dat een aantal
basisprincipes van de NSB niet toegepast kon worden. Een voorbeeld hiervan is de
voortdurende strijdvoering tegen de regering en het democratische stelsel, zoals dit in
Nederland het geval was. Ook diende de Beweging in de kolonie geen massale volkspartij te
worden en werd er vanaf 1935 zelfs een groeiverbod ingesteld. De partijtop in Nederland had
voor de kolonie geen enkel strijdbaar doel of toekomstvisie voor ogen, zoals de
nationaalsocialisten dit in Europa wilden bewerkstelligen. Een sterk autoritair gezag bestond
immers al in de kolonie.
Het tweede belangrijke verschil tussen de Nederlandse en Indische afdeling van de
NSB was de houding ten opzichte van antisemitisme en racisme. Aanvankelijk leek het zo dat
beide geen onderdeel waren van het politieke programma van de NSB, zoals dit in het
Leidend Beginsel uiteengezet was. Toch bleek er in Nederland een stroming te bestaan die
antisemitisch was. Aanvankelijk bleef deze voor de buitenwereld verborgen en kregen deze
Völkische NSB’ers geen stem in de officiële NSB-publicaties. Naarmate de politieke banden
met Duitsland sterker werden, kregen de rassenkwestie en antisemitisme steeds meer een
centrale rol in de partijpolitiek. Wat betreft het raciale denken is lastig om de NSB in
Nederlands-Indië volledig in een hoek te plaatsen. In de kolonie bestond een sterke
maatschappelijke stratificatie, veelal gebaseerd op huidskleur en etnische achtergrond. Dit
werd maatschappijbreed gedragen en was dus niet specifiek een politiek onderdeel van de
Indische NSB. Aan de andere kant waren de Indische NSB’ers ruimdenkend in de rol van
verschillende volkeren binnen het Nederlandse mondiale imperium: iedereen mocht zich
Nederlander noemen, mits zij zich zo gedroegen. Ook waren in de koloniale samenleving
gemengde huwelijken veelvoorkomend en bestonden er nauwelijks anti-Joodse sentimenten.
De uitgangspunten van de Nederlandse NSB betreffende racialiteit, veranderden gedurende de
jaren dertig echter continu naar de omstandigheden waarin de Beweging zich op dat moment
56
bevond. De politieke flexibiliteit van de Nederlandse partijtop kon uiteindelijk niet anders dan
verwarring en frictie veroorzaken tussen de beide fracties.
Het belangrijke keerpunt in de relatie tussen beide NSB-fracties vond plaats aan het
einde van 1937. De nieuwe richtlijnen die Nederlandse partijtop uiteenzette betreffende het
bekleden van NSB-bestuursfuncties en gemengde huwelijken, schoot bij veel leden in Indië in
het verkeerde keelgat. De koloniale NSB raakte vervolgens totaal vervreemd van de
Beweging in Nederland naarmate deze steeds meer opschoof naar de leer van het Duitse
nationaalsocialisme. De opgang van de rassentheorie binnen de Beweging dankzij de
groeiende invloed van de Völkische stroming, zorgde ervoor dat de NSB in Indië in een
lastige situatie terecht kwam. De reden was dat de meerderheid van de NSB-leiders en
achterban van een gemengde afkomst was. De steeds openlijker afkeer van rassenvermenging
binnen de Beweging was de uiteindelijke politieke doodsteek voor het nationaalsocialisme in
de Nederlandse kolonie.
Met de Duitse inval van Nederland kwam de NSB in Nederlands-Indië aan een weinig
glorieus einde. De (stille) sympathie onder de Europese en Indo-Europese bevolking voor de
nationaalsocialisten, verdween volledig. De NSB was 1940 nog maar een schim van zichzelf
in vergelijking met het hoogtepunt in 1935. De Beweging telde nog maar slechts
vijftienhonderd leden.
De NSB ambieerde een groot Nederlands mondiaal imperium. Zij hechtte daarom veel
waarde aan de NSB-afdeling in de Nederlandse kolonie. Het propageren van het
nationaalsocialistische gedachtengoed en het hebben van diverse afdelingen, verspreid over
het Nederlandse imperium was daarom prestigieus en van groot belang. De invulling van
nationaalsocialistische gedachtengoed in Indië, is echter waar Mussert en de partijtop ernstig
tekort schoten. De in Nederland gevoerde politiek kon in de praktijk niet toegepast worden in
de kolonie. Hierdoor ontstond voor de Indische nationaalsocialisten een mate van politieke
stuurloosheid en een ideologische leegte. Het resultaat was dat de Indische NSB’ers in de
praktijk veelal een eigen invulling probeerden te geven aan enkele facetten van de
nationaalsocialistische ideologie. Zij probeerden het revolutionaire en dynamische
nationaalsocialisme te combineren met trouw aan de regering om de stabiliteit in de kolonie te
bewaren. In politiek en ideologisch opzicht mislukte dit uiteindelijk volledig waardoor veel
van de Indische leden de Beweging de rug toekeerden.
57
Bronnen
Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (NIOD)
Archieven
Nationaal-Socialistische Beweging (T. 123).
Inv. nr. 2055, Stukken, voor het merendeel, afkomstig van de Algemeen Organisatie Leider van de NSB
in Nederlandsch- Indië, J. Hogewind betreffende de organisatie van de NSB aldaar, 1934- 1935.
Inv. nr. 2056, Correspondentie van het hoofd van de afdeling Indische Zaken van de NSB, resp. van de
NSB-organisatieleider in Nederlandsch- Indië over talrijke met de NSB in Nederlandsch- Indië
samenhangende aangelegenheden, o.m. financiële en organisatorische kwesties, de beginselen van de
NSB, benoeming van het hoofd van de afdeling Indische Zaken, de reis van Marchant et 'd Ansembourg
en Van Geelkerken naar Nederlandsch- Indië en de positie van de Indische Nederlanders in de NSB, 31
okt. 1933- 21 juni 1941.
Inv. nr. 2057, Circulaires en instructies betreffende met name vormingsaangelegenheden en de
organisatie van de NSB in Nederlands-Indië, 4 jan. 1934- 14 dec. 1939.
Inv. nr. 2060, Groot aantal financiële stukken van de NSB in Nederlands- Indië, o.m. betreffende
contributiebetalingen, 1935 - 1939.
Inv. nr. 2061, Diverse stukken, o.m. een aantal persoverzichten, een "erelijst" van in Indië
geïnterneerden, een ontwerp voor een actie "Steunfonds Indië" en een typescript met de titel "Ontwerp
grondslagen en richtlijnen voor een nationaalsocialistisch Indië." (1937 - 1942).
Inv. nr. 2137, Principiële uitspraak betreffende het standpunt der NSB ten opzichte van de emigratie,
Juli 1938. Onderdeel van: Stukken betreffende activiteiten van de Nationaal Socialistische Beweging
(N.S.B.) in Nederlands-Indië.
Inv. nr. 2139, Notulen NSB-Kring Medan, 4 augustus, 1938. In: Stukken betreffende activiteiten van de
Natinnaal Socialistische Beweging (N.S.B.) in Nederlands-Indië.
Inv. nr. 2139, Notulen NSB-Kring Medan, 1 oktober, 1939. In: Stukken betreffende activiteiten van de
Nationaal Socialistische Beweging (N.S.B.) in Nederlands-Indië.
Inv. nr. 2140, Verklaring van het gewest Sumatra der NSB aan de Leider, met brief van D.J. Cramer
aan Kameraad Trouw betreffende het niet ondertekenen van de verklaring, 1939, afschriften. In:
Stukken betreffende activiteiten van de Nationaal Socialistische Beweging (N.S.B.) in Nederlands-
Indië.
Inv. nr. 2142, Notities over politieke, militaire en maatschappelijke kwesties der NSB. In: Stukken
betreffende activiteiten van de Nationaal Socialistische Beweging (N.S.B.) in Nederlands-Indië.
Inv. nr. 2144, Register van donateurs Indië. In: Stukken betreffende activiteiten van de Nationaal
Socialistische Beweging (N.S.B.) in Nederlands-Indië.
Inv. nr. 2145, Stukken betreffende de reis van A.A. Mussert naar Nederlands- Indië, 1935.
Inv. nr. 2146, Brieven aan de Algemeen Leider der NSB (A.A. Mussert), 1935- 1937.
58
Inv. nr. 2147, Test van een rede van H.A. Kruijtbosch, Kringleider Soerabaja, gehouden te Semarang,
1935.
Inv. nr. 2148, Register van donateurs ten behoeve van Indië, 1935- 1936.
Inv. nr. 2149, Briefwisseling van het Hoofd Afdeling II (Financiën) NSB Nederland met de
Gemachtigde van den Leider voor Indische Zaken te Den Haag, 1937.
Inv. nr. 2153, Rapport van P. van Houten betreffende de bijdragen van de NSB in Indië aan het
hoofdkwartier der NSB in Nederland, z.d.
Inv. nr. 2057, Circulaires en instructies betreffende met name vormingsaangelegenheden en de
organisatie van de NSB in Nederlandsch-Indië, 4 jan. 1934- 14 dec. 1939.
Inv. nr. 2198, Stukken van het gewest Sumatra, 1933-1939.
NSB-publicaties
Fotonieuws der Beweging, het geïllustreerde blad voor Nederland (NENASU)
Deel 4, april, 1942.
Volk en Vaderland, Weekblad der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland
Jaargang 1 (1933) nr. 1, 7 januari 1933.
Jaargang 1 (1933) nr. ?, 20 mei 1933.
Jaargang 2 (1934) nr. 21, 26 mei 1934.
Jaargang 2 (1934) nr. 25, 16 juni 1934.
Jaargang 3 (1935) nr. 2, 12 januari 1935.
Jaargang 3 (1935) nr. ? 8 april 1935.
Jaargang 3 (1935) nr. 36, 7 september 1935.
Jaargang 6 (1938) nr. 8, 25 februari 1938.
Jaargang 8 (1940) nr. 25, 28 juni 1940.
Jaargang 8 (1940) nr. 40, 11 oktober 1940.
De Zwarte Soldaat, blad voor de W.A. in Nederland
Jaargang 4 (1943), 1 juli 1943.
Jaargang 4 (1943), 28 oktober 1943.
Publicaties en Brochures Nederlandsch Nationaal Socialistische Uitgeverij (NENASU)
Van Geelkerken, C. Voor Volk en Vaderland, De strijd der Nationaal Socialistische Beweging 14 december
1931 – Mei 1941. (NENASU, 1941)
Mussert, A. Gezagsondermijning in Indië, Het wanbeleid van drie gouverneurs-generaal. (Utrecht,1935)
Mussert, A. Neerlands Toekomst - Brochure der NSB. (Leiden: NENASU, 1941)
Roskam, E.J. De stem van ons bloed - Brochure der NSB. (Leiden: NENASU, 1940)
Leidraad voor Huisbezoekers. (Leiden: NENASU, 1935)
Winkler, P.R. Blank Nieuw- Guinea. (Leiden: NENASU, 1935)
59
Geraadpleegde literatuur
Bloembergen, Marieke. “Een ideale politieman,” in Het koloniale beschavingsoffensief: wegen naar het nieuwe
Indië. Leiden: KITLV Uitgeverij, 2009.
Bosma, Ulbe, Remco Raben en Wim Willems, De Geschiedenis van Indische Nederlanders. Amsterdam:
Uitgeverij Bert Bakker, 2006.
Damsma, J.M. Nazis in the Netherlands, A Social History of National Socialist Collaborators. Amsterdam: UvA
Instituut voor Cultuur en Geschiedenis, 2013.
Drooglever, P.J. Indisch Intermezzo, Geschiedenis van de Nederlanders in Indonesië. Amsterdam: Bataafsche
Leeuw, 1994.
Foray, Jennifer. "An Old Empire in a New Order: The Global Designs of the Dutch Nazi Party, 1931- 1942."
European History Quarterly 43, nr. 27. (January 2013): 27-52.
Groen, Petra en Elly Touwen-Bouwsma, Nederlands- Indië 1942: Illusie en ontgoocheling. Den Haag: Sdu
Uitgeverij Koninginnegracht, 1992.
Havenaar, R. Anton Adriaan Mussert, verrader voor het vaderland: Een biografische schets. Den Haag:
Kruseman, 1984.
Havenaar, R. De NSB tussen nationalisme en 'volkse' solidariteit: De vooroorlogse ideologie van de Nationaal-
Socialistische Beweging. Den Haag: Staatsuitgeverij, 1983.
De Jong, J. "Nederlands-Indië bedreigd," in De bezetting 2. Amsterdam: Querido's Uitgeverij, 1961.
Kampman, D. Kritische beschouwingen over collaboratie: stereotypering van de NSB. Assen: Koninklijke van
Gorcum, 2011.
Kooy, G.A. Het echec van een 'volkse' beweging: Nazificatie en Denazificatie in Nederland 1931 – 1945.
Utrecht: HES Publishers, 1982.
Van Leeuwen, L. Ons Indisch erfgoed, Zestig jaar strijd om cultuur en identiteit. Amsterdam: Uitgeverij Bert
Bakker, 2008.
Meijer, Hans. In Indië geworteld, de twintigste eeuw. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker, 2004.
60
Pollmann, Tessel. “Either one is a Fascist, or one is not: The Indies’ National Socialist Movement, the Imperial
dream and Mussert’s Colonial Milch Cow.” Indonesia, nr. 92. (Oktober 2010): 43-58.
Pollmann, Tessel. “Men is fascist of men is het niet, de Indische NSB als imperiale droom en koloniale
melkkoe," in Het koloniale beschavingsoffensief: Wegen naar het nieuwe Indië. Leiden: KITLV Uitgeverij,
2009.
Pollmann, Tessel. Mussert & Co, De NSB-Leider en zijn vertrouwelingen. Amsterdam: Boom, 2012.
Te Slaa, Robin en Edwin Klijn. De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-
1935. Amsterdam: Uitgeverij Boom, 2009.
Sluyter, Joke. "Indië 1940, NSB'ers als zondebokken." Haagse Post, nr. 45. (november 1984): 26-39.
Stulemeyer, J.E. Kamptoestanden in Nederlands Oost-Indië en Suriname, 1940 – 1946. Amsterdam:
Uitgeversbedrijf De Pauw CV, 1978.
Zwaan, Jacob. De zwarte kameraden: een geïllustreerde geschiedenis van de NSB. Weesp: van Holkema en
Warendorf, 1984.
Overige kranten en NSB-publicaties
“Ir. Mussert spreekt te Batavia.” De Javabode, 27 juli 1935.
De Javabode , 9 februari 1934.
Indië Hou Zee (Gewest Java), 15 november 1937.
Indië Hou Zee (Gewest Java), 1 mei 1936.
Indië Hou Zee (Gewest Java), nr. 10, 12 maart 1932.
Websites Nationaal Archief, “Waren er ook NSB’ers in Nederlands-Indië?”,
http://www.gahetna.nl/sites/default/files/bijlagen/oorlogsgids-vraag21.pdf (geraadpleegd op 04-01-2015).
axishistory.com (geraadpleegd op 9-12-2015)