Top Banner
Zelfspot en ironie Een onderzoek naar de verhouding tussen de deugden zelfspot en ironie. Sophie Albers Balijelaan 23 bis 3521 GK Utrecht 0070031 [email protected]
34

Zelfspot en ironie

Jan 18, 2023

Download

Documents

Welcome message from author
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Page 1: Zelfspot en ironie

Zelfspot en ironie Een onderzoek naar de verhouding tussen de

deugden zelfspot en ironie.

Sophie Albers Balijelaan 23 bis 3521 GK Utrecht 0070031 [email protected]

Page 2: Zelfspot en ironie

Z3 BachelorscriptieJoachim Duyndam

Universiteit voor Humanistiek 9 juli 2010

Inhoudsopgave

Inleiding 2

Verantwoording: zelfspot, ironie en humanisme

4

Hoofdstuk 1 Zelfspot

5

1.1 Zelfspot als deugd

5

1.2 Het belang van zelfspot

7

Hoofdstuk 2: Zelfspot en ironie

8

2.1 Kierkegaards ironie als deugd

8

2.2 Vergelijking zelfspot en ironie

9

2

Page 3: Zelfspot en ironie

2.2.1 Zelfbeschikking

9

2.2.2 Ernst

11

2.2.3 Openheid 13

2.2.4 Sociale functie

14

Hoofdstuk 3: Conclusie en discussie

16

3.1 Conclusie

16

3.2 Beperkingen

17

3.3 Discussie

18

Geraadpleegde literatuur

19

3

Page 4: Zelfspot en ironie

Inleiding

  Dit onderzoek zal gaan over de verhouding tussen zelfspot en

ironie. Zelfspot is het jezelf tot onderwerp maken van een grap.

Meestal gaat het dan om het benoemen van zwakheden van jezelf.

Een bekend actueel voorbeeld van een zelfspotter is president

Barack Obama. In 2008 hield hij, toen nog presidentskandidaat,

een speech tijdens het Al Smith Dinner waarin hij zei: “I was

actually born on Krypton and sent here by my father Jor-El to

save the Planet Earth.” Hiermee implicieerde hij dat hij superman

zou zijn en dit was uiteraard spottend bedoeld. Eigenlijk wil hij

ermee zeggen dat hij niet in staat is de hele wereld , net als

een actiefiguur,  te ‘redden’ en hiermee zijn menselijke kant

benadrukken.

In de wetenschappelijke wereld zijn er geluiden te horen

over het belang van zelfspot in deze tijd. Zo is er psychiater

Robert Jay Lifton die in zijn boek ‘The protean self’ (1993)

benoemd dat men (zelf) spot nodig heeft om te kunnen functioneren

als vrij individu als tegenhanger voor totalitairisme en

dogmatiek in deze tijd. En in 2006 hebben Evelien Tonkens en

Tjsalling Swierstra tijdens de socrateslezing van dat jaar een

pleidooi gehouden voor zelfspot als deugd van deze tijd, genaamd

‘autonomie door zelfspot, een beschavingsoffensief’. Zij benoemen

dat door vele veranderingen en onzekerheden in deze tijd we op

zoek moeten naar een vernieuwde opvatting van autonomie, ofwel,

‘zelfstilering’ (Tonkens & Swierstra, 2006, p.1) En hier speelt

volgens hen zelfspot een belangrijke rol in, omdat zelfspot een

4

Page 5: Zelfspot en ironie

oefening is in het omgaan met het veranderlijke, zonder openheid

of mildheid te verliezen.

Maar Tonkens en Swierstra zijn niet de eerste die over

omgaan met het zelf door middel van humor schrijft. In 1841 maakt

Søren Kierkegaard zijn proefschrift af, genaamd: ‘Over het begrip

ironie - onder voortdurende verwijzing naar Socrates’. Hierin

onderzoekt hij het begrip ironie en bepleit hoe we dit begrip

moeten opvatten als zijnde een levenshouding. Ironie is voor hem

een deugd en manier om de juiste keuzes in het leven te maken en

op de juiste manier tot ontplooing te komen.

Ironie is over het algemeen meer bekend als taalfiguur: men

zegt het tegenovergestelde van wat men stelt. Denk ook aan

bekende caberetiers, zoals Drs. P. en Hans Dorrestein, die vaak

ironie gebruiken. Echter zo hanteert Kierkegaard niet, hij voegt

er een existentiële laag aan toe doordat hij het onderdeel van

het leven maakt. Er zijn meerdere filsofen geweest die zich bezig

hebben gehouden met ironie. In de eerste plaats is daar

natuurlijk Socrates die de bewoners van Athene altijd een spiegel

voorhield, door het omgekeerde van hun mening terug te geven.

Maar ook Hegel, Nietzsche en de deconstructivisten zoals Derrida

spreken over ironie. Echter wat Kierkegaard van hem onderscheidt

is dat hij ironie op een constructievere manier opvat. Ironie is

voor bovenstaande heren een alles ontkennende kracht die enkel

verwoest om het verwoesten; het is meer een doel op zich.

Kierkegaard ziet het meer als schepper van afstand, waardoor men

de juiste keuzes in het leven maakt. Kierkegaard weet de term

5

Page 6: Zelfspot en ironie

ironie zo te omschrijven dat het een bruikbaar middel wordt: een

middel om je leven mee zin te geven. Terwijl anderen in de

ontkenning blijven hangen.

In dit onderzoek wil ik op zoek gaan naar de verhouding

tussen de deugd zelfspot zoals door Tonkens en Swierstra

omschreven en de ironische levenshouding van Kierkegaard. Ik kies

voor deze auteurs omdat zij beide respectievelijk zelfspot en

ironie als zingevende onderdelen van het leven zien en hier een

zeer duidelijke stelling over innemen. Als uitgangspunt neem ik

zelfspot omdat deze in de tekst van Swierstra wordt toegepast op

de huidige tijd en situatie. Kierkegaard schreef zo’n 170 jaar

geleden over ironie, waardoor sommige punten die hij maakt niet

helemaal meer relevant zijn (bijvoorbeeld de rol van religie) en

daardoor kan dit werk beter gebruikt worden als

vergelijksmateriaal in plaats van uitgangspunt. Dat Kierkegaard

vanuit zijn eigen kader in de tijd schreef, wil overigens niet

zeggen dat dit geen relevant vergelijkingsmateriaal zou zijn.

Kierkegaard is een van de eersten die over ironie als

levenshouding schreef en is hier nog steeds bekend om. Dit maakt

het erg interessant om te gaan kijken óf en hoe zijn ideeën

toepasbaar zijn in deze tijd en terugkomen in de tekst van

Tonkens en Swierstra. Ook zal ik gaan kijken naar punten waar

ironie zelfspot kan aanvullen in het kader van een goede

levenshouding. Door de nog niet gemaakte vergelijking van tussen

zelfspot en de ironie zoals Kierkegaard hem opvat kan er ook een

6

Page 7: Zelfspot en ironie

bijdrage geleverd worden aan de begripsverheldering van beide

termen. 

De hoofdvraag van dit onderzoek zal zijn: Hoe verhouden de

deugd zelfspot en de ironische levenshouding van Kierkegaard zich

tot elkaar?

Om een antwoord op mijn hoofdvraag te kunnen formuleren zal ik

het volgende doen: Ik begin met zelfspot. Eerst zal ik

onderbouwen waarom dit een deugd is. En dan zal ik het belang

van zeflspot als autonomie toelichten. In het tweede hoofdstuk

zal ik Kierkegaards ironische levenshouding bespreken en ook het

deugdelijke hieruit destilleren. Vervolgens wil ik ze naast

elkaar gaan leggen en uitdiepen aan de hand van vier thema’s. Dit

zijn thema’s die duidelijk doorklinken in de opvatting van

zelfspot zoals Tonkens en Swierstra die uiteenzetten namelijk:

zelfbeschikking , ernst, openheid en de sociale functie. In deze

analyse zal uiteengezet worden wat voor rol zelfspot en ironie

voor de deze thema’s speelt en waarin deze verschillen.

Vervolgens zal ik een antwoord formuleren op de vraag naar de

verhouding tussen beiden. 

Verantwoording: Zelfspot, ironie en humanisme.

Voordat het onderzoek van start zal gaan is het van belang uit te

leggen waarom hier in het kader van humanisme gekozen is voor de

thema’s ironie en zelfspot. Hoewel men dit op het eerste gezicht

niet zou stellen, is er wel degelijk een verband te leggen tussen

deze termen. Er zijn namelijk twee belangrijke humanistische

7

Page 8: Zelfspot en ironie

thema’s  terug te vinden in, met name zelfspot en ook enigszins

in ironie. Hoewel ironie en zelfspot verderop meer uitvoerig

besproken zullen worden, zullen hier toch al twee kenmerken

genoemd worden die als humanistisch betiteld kunnen worden. Dit

zijn autonomie en dogmatiek. Een belangrijk kenmerk van humanisme

is autonomie, ofwel het zelfbeschikking. In het artikel van Peter

Derkx over humanisme wordt dit meerdere benadrukt: “De ‘autonomie

van het ik’ is waarschijnlijk een van de meest voor de hand liggende

en gehanteerde beginselen om humanisme de definiëren. (2010, p.

7)”   Ook zelfspot en ironie, zoals ze hier behandeld zullen

worden, hebben te maken met autonomie. Zij scheppen de

voorwaarden om autonoom te worden. In de tekst van Tonkens en

Swierstra, die niet geheel ontoevallig, ‘Autonomie door zelfspot’

heet, wordt deze kant van zelfspot benadrukt. Zelfspot is een

manier van omgaan met jezelf en hiermee automatisch met anderen,

op een manier die als humanistisch bestempeld kan worden, want er

wordt hiervoor geen beroep gedaan op een externe of hogere

entiteit, maar op het individu zelf. En hoewel Kierkegaard zelf

niet direct spreekt over autonomie, ziet hij ook dat ironie een

vorm van autonomie verschaft waarin eigen keuzen op basis van

eigen verworven kennis een grote rol speelt.  Wat hier enigszins

mee samen hangt is het gevaar voor dogmatiek dat het humanisme,

samen met de vrijdenkers,  wil vermijden. Derkx zet dit gegeven

in zijn tekst in verband met het feit dat alle kennis uit de mens

zelf komt en daardoor kan niemand een beroep doen op hogere

kennis. Hij haalt hiervoor ook Kuitert aan: “De protestantse

8

Page 9: Zelfspot en ironie

theoloog Harry Kuitert drukt dit beginsel mooi uit als hij

schrijft: ‘menselijke uitspraken worden niet méér waar als iemand

zegt dat ze op een openbaring berusten. (ib., p. 3)” Men moet op

basis van eigen redelijkheid tot kennis komen en moet zich

kritisch opstellen tegenover autoriteiten die alomvattende

waarheden verkondigen, in plaats van ideeën van autoriteiten

overnemen. Dogmatiek gaat in tegen openheid van denken en

kritische beredenering. Het belang van het hebben van zelfspot is

hier ook op gericht: het ontwikkelen van een open houding tegen

over anderen, zonder hierbij een ander te veroordelen op basis

van je eigen overtuigingen. Kierkegaard legt de focus bij de

ironische levenshouding op de kritische blik, omdat je niks

zomaar aan mag nemen, maar op basis van eigen inzicht tot kennis

moet komen. Toch zoals hierboven ookal benoemd kan het pleidooi

van Tonkens en Swierstra meer getypeerd worden als humanistisch

dan de ironische opvatting van Kierkegaard. Kierkegaard is er

namelijk van overtuigd dat de mens door middel van ironie tot

ware kennis kan komen en dit wordt door het humanisme, dat

rekening houdt met de feilbaarheid van de mens ontkend. “Geen

mens is in de positie om vanaf een neutrale hoogte het

levensbeschouwelijke landschap te overzien en te zeggen hoe,

buiten zijn of haar eigen ervaringen en geschiedenis om, leven en

wereld begrepen dienen te worden.(ib.,p. 3)”.

Nogmaals, verderop zullen de beide visies uitgebreider

onderbouwd worden, maar hierdoor kan wel gesteld worden dat

zelfspot en ook ironie bepaalde humanistische waarden dienen. Ik

9

Page 10: Zelfspot en ironie

zou zelfs persoonlijk willen stellen dat het vanuit humanistisch

oogpunt van belang is dat men zelfspot en ironie heeft om tot de

juiste van leven met je jezelf en anderen te komen.

Hoofdstuk 1 Zelfspot als deugd

Hier zal eerst uiteengezet worden waarom zelfspot een deugd is

en daarna wordt toegelicht wat het belang van zelfspot is.

1. Het deugdelijke in zelfspot

Om zelfspot als deugd te kunnen typeren zullen we eerst na

moeten gaan wat een deugd precies is. Hiervoor zal zelfspot

getoetst worden aan de deugdopvatting van Aristoteles, omdat deze

nog steeds het meest prominent is. Een deugd moet volgens

Aristoteles aan bepaalde kenmerken voldoen. Een deugd dient het

goede leven en elk individu hoort een ‘voortreffelijk karakter’

te ontwikkelen om dit te behalen. Dit heeft tegelijkertijd ook

een belangrijke maatschappelijke functie want iemand die zichzelf

goed ontplooit is automatisch een goede burger. Bovendien is een

deugd altijd het midden tussen twee uitersten, zoals dapperheid

tussen lafheid en onverschrokkenheid. (Pannier, 1995, p. 159)

Tonkens en Swierstra zien zelfspot als een houding die een

belangrijk onderdeel is van beschaving omdat het driften en

neigingen vorm geeft en leidt tot mildheid, respect voor het

andere en openheid. (Tonkens & Swierstra, 2006, p. 7) Hierdoor

kennen zij een, volgens Aristoteliaanse begrippen, deugdelijk

karakter toe aan deze eigenschap, want het is in het belang van

10

Page 11: Zelfspot en ironie

de gemeenschap dat een individu deze houding of

karaktereigenschap opneemt. Maar om te achterhalen waarom

zelfspot inhoudelijk een deugd is, moet er gekeken worden naar de

definitie die ze geven van zelfspot.

Ze definiëren zelfspot aan de hand van een vergelijking met

vijf ,volgens hen, vergelijkbare termen: zelfreflectie,

zelfkritiek, cynisme, relativisme en ironie. In het kort is

zelfspot een vorm van zelfreflectie zonder op zoek te zijn naar

een verbetering in tegenstelling tot zelfkritiek dat een

normerend karakter heeft, maar ook zonder verbittering van het

cynisme, waarin in tegenstelling tot relativisme niet opgegeven

wordt en het individu zich niet verschuilt zoals bij ironie wel

het geval is maar zich nou juist laat zien. Men zou zich kunnen

afvragen of hiermee alle belangrijke punten van zelfspot benoemd

zijn, zo wordt de humoristische kant van zelfspot niet benoemd.

Maar wellicht komt dat doordat er wordt gesproken over zelfspot

als vorm van autonomie. Toch valt hier al wel een deugdelijk

karakter uit te destilleren. Want de auteurs keuren het serieuze

en verbeterende karakter van de zelfkritiek af als werkbare

houding. Maar tegelijkertijd zien zij ook geen heil in de

onverschilligheid van het zelfrelatisvisme. Tussen beide plaatsen

ze zelfspot. Met andere woorden: zelfspot is het midden tussen

serieusheid en onverschilligheid. Bovendien noemen ze én bij het

laatste punt én bij hun onderbouwing van zelfspot als onderdeel

van beschaving, dat zelfspot een vorm van mildheid is, wat ook

als deugdelijke eigenschap opgevat kan worden. We zien hier al

11

Page 12: Zelfspot en ironie

een beetje dat zelfspot past binnen een ‘voortreffelijk karakter’

omdat het een houding is die een belangrijk aspect van beschaving

is, het midden is tussen ernst en onverschilligheid en een vorm

van mildheid is.

Maar Tonkens en Swierstra geven nog een belangrijk argument

in hun tekst. Ze spreken zelf niet direct over de deugd zelfspot.

Maar wanneer zij het belang van zelfspot voor deze maatschappij

gaan aantonen trekken zij de vergelijking tussen zelfspot en de

praktische wijsheid van Aristoteles. De praktische wijsheid is

zelf een dianoëtische of intellectuele deugd. Aristoteles

onderscheidde intellectuele en karakterdeugden. Voor hem was het

van belang dat de mens zijn denken tot het hoogst mogelijke zou

ontwikkelen. En dit denken onderscheidt hij in vijf verschillende

intellectuele deugden die men volledig tot ontplooiing moet

brengen. Eén hiervan is de praktische wijsheid, ookwel phronèsis

genoemd. Het is de verstandelijke deugd die ons het juiste

inzicht geeft over wat te doen in een situatie, met oog op het

goede voor ons leven. (Driesse, 1991) Ook in de de tekst van

Tonkens Swierstra komt terug dat wij zelf op een verstandige

manier begrippen en regels moeten toepassen en dat doe je op

basis van je verstand, je praktische verstand, want die heeft een

scherp oog voor de veranderlijke en complexe onoverzichtelijke

wereld. Vervolgens stellen ze dat zelfspot ook dat opmerkzame oog

heeft. “Zelfspot is een oefening in ontvankelijkheid voor het

unieke, veranderlijke en tragische.”(Tonkens & Swierstra, 2006,

p.5) Zelfspot is dus een intellectuele deugd.

12

Page 13: Zelfspot en ironie

2. Het belang van autonomie door zelfspot.

Tonkens en Swierstra schetsen in hun tekst een beeld van de

huidige maatschappij en onderscheiden hier verschillende vormen

van autonomie in. Dit zal hier niet uitvoerig besproken worden,

omdat het een mindere relevantie voor dit onderzoek heeft. In het

kort komt het erop neer dat de maatschappij steeds sneller

verandert en steeds meer onzeker en onduidelijk wordt. Wanneer

zij vervolgens gaan kijken naar hoe hiermee om wordt gegaan,

kunnen ze drie vormen van autonomie onderscheiden. Ten eerste is

er het overtuigingdsfundamentalisme, waarin vast gehouden wordt

aan onwrikbare waarden, ongeacht tijd, plaats en traditie. Dan is

er het behoeftefundamnetalisme, waarin persoonlijke welzijn het

meest van belang wordt geacht, soms ten koste van anderen. (Ze

verwijzen hier ook naar de Dikke Ik van Harry Kunneman) Tot slot

is de relationele autonomie, waarin erkent wordt dat de mens

afhankelijk is van anderen en waar dialoog en openheid de

boventoon voeren (Ze verwijzen hier onder andere naar Habermas).

Ze stellen dat alledrie deze autonomiebegrippen niet ideaal zijn

voor het omgaan met de kernmerken van deze tijd. De eerste zorgt

te snel voor botsingen en de tweede is te plat om mee te werken.

De derde vinden ze wel een mooi uitgangspunt maar in de praktijk

pakt het meestal veel te serieus uit. Daarom stellen ze autonomie

door zelfspot voor. Zelfspot heeft een aantal kenmerken die

zorgen dat openheid en mildheid de boventoon voeren in de

stilering van het zelf zonder dat het te serieus van karakter

13

Page 14: Zelfspot en ironie

wordt, want dat leidt volgens hen tot teleurstelling en cynisme.

Uit de tekst zijn vier begrippen te destilleren die kenmerkend

zijn voor zelfspot. Deze zullen hier op een rijtje worden gezet

omdat zij later (in paragraaf 2.2) gebruikt zullen worden als

thema’s waarmee zelfspot vergeleken zal worden met de ironische

levenshouding van Kierkegaard. De vier belangrijke kenmerken

zijn: zelfspot is een vorm van zelfbeschikking, de tegenhanger

van ernst, een vorm van openheid en het heeft een belangrijke

sociale functie. Hier zullen ze kort worden toegelicht, in 2.2

zullen ze meer uitgebreid aan bod komen.

Zelfspot is een vorm van zelfbeschikking. Het zorgt voor een

houding die zelfs door Tonkens en Swierstra als autonomie opgevat

mag worden. Het zorgt voor een open relatie tussen je

verschillende zelven. Daarnaast is zelfspot vrij van ernst en

serieusheid en is de tegenhanger van dogmatiek. De wereld is

veranderlijk en hier moet je op een flexibele manier meer omgaan

in plaats van vast te houden aan onwrikbare waarden. Dit is niet

alleen een intern proces tegen je eigen dogmatiek, maar door

zelfspot weet je het ook bij anderen aan te wijzen. Ook is

zelfspot een vorm van openheid. Je bent door het milde karakter

van de zelfspot in staat situaties niet te snel te veroordelen en

meer ruimte laat voor alternatieven. En hierdoor het juiste

handelen te bepalen in de gegeven situatie. Tot slot heeft

zelfspot een duidelijke sociale functie. Ze zorgt voor goede

omgangsvormen.

Hoofdstuk 2: Zelfspot en ironie14

Page 15: Zelfspot en ironie

In dit hoofdstuk zal er ingegaan worden op de ironische

levenshouding en zal er op een paar punten gekeken worden naar de

overeenkomsten en verschillen tussen zelfspot en ironie.

2.1 Kierkegaards ironie als deugd  

In 1841 schreef de jonge filosoof Kierkegaard zijn proefschrift

voor de opleiding theologie. Het heette ‘Over het begrip ironie,

met verwijzingen naar socrates’. Hierin gaat hij op zoek naar de

betekenis van ironie.

Kierkegaard hield zich veel bezig met hoe men zich als

individu zou moeten opstellen. Het uitgangspunt voor het

individu is, volgens hem, dat je persoonlijkheid volledig tot

ontplooiing komt. We zijn allemaal met deze opdracht geboren en

het is onze taak deze te volbrengen. Wat hij aanduidt als

persoonlijkheid is te vergelijken met het voortreffelijke

karakter van Aristoteles. Het is er namelijk ook op gericht een

mens in staat te stellen juist te handelen en hij stelt ook dat

de potentie in iedereen aanwezig is maar dat dit nog tot

ontplooiing gebracht moet worden. Maar Kierkegaard wijkt af van

Aristoteles. Want terwijl Aristoteles pleit voor juiste educatie

en wetten die de mens leert het juiste te doen, vind Kierkegaard

dat men zelf het juist moet verwerven zodat de kennis voor het

individu geldigheid krijgt. De mens moet van de werkelijkheid los

komen om hem als waarheid te kunnen aanschouwen. Bovendien is het

van belang dat een mens, in het licht van deze waarheid, de

juiste keuzes maakt in zijn leven. Hiervoor gebruikt hij de 15

Page 16: Zelfspot en ironie

metafoor van de schipper op zee. Hij stelt de mens voor als

kapitein van een schip op zee, deze heeft een bepaalde koers te

varen en zal daardoor altijd op tijd moeten anticiperen op

externe factoren. Wanneer je dan te laat bent mis je het moment

en verlies je de controle. De mens is ook zo: “Vergeet hij

rekening te houden met die vaart, dan komt er uiteindelijk een

moment waarop er van of/of geen sprake meer is, niet omdat hij

niet heeft gekozen maar omdat hij het kiezen achterwege heeft

gelaten, wat ook zo kan worden uitgedrukt: omdat anderen voor hem

hebben gekozen, omdat zichzelf is kwijtgeraakt. (Kierkegaard,

2000, p. 571)”

Om los te komen van de werkelijkheid en het leven in eigen

handen te krijgen is, volgens hem, een ironische levenshouding

nodig. Ironie laat namelijk altijd het omgekeerde van het

beweerde zien. Dit is niet alleen als taalfiguur zo maar ook in

de werkelijkheid. Door ironie kun je los komen van de gegeven

werkelijkheid om hem in zijn volledige (tegenstrijdige) gedaante

te aanschouwen. En dat dit een absolute voorwaarde voor volledige

ontplooiing is duidt hij duidelijk aan: “Hij die van ironie niets

begrijpt, die voor haar fluisteringen een orgaan mist, hij

ontbeert eo ipso wat men zou kunnen noemen het absolute beginsel

van het persoonlijk leven. (Kierkegaard, 1995, p. 124)” Hier komt

het deugdelijke karakter van de ironie naar voren: het is een

houding die je in staat stelt de juiste keuzes te maken in het

kader van een goede ontplooiing van je persoon. In die zin

beschouwt Kierkegaard ironie, net als zelfspot, meer als een

16

Page 17: Zelfspot en ironie

intellectuele deugd dan een karakterdeugd omdat het inzicht

verschaft in de juiste keuzes.

Het doel van de ironie is dus om de juiste keuzes te maken

voor een goede ontwikkeling persoonlijkheid. Dan wordt de rol van

de ironie de juiste: “Wanneer de ironie namelijk eenmaal beheerst

is, beschrijft ze een beweging, tegengesteld aan die waarin ze

onbeheerst haar leven uitbazuint. De ironie limiteert, maakt

eindig, begrenst, en geeft daardoor waarheid, werkelijkheid,

inhoud; ze tuchtigt en straft, en kweekt daardoor

karaktervastheid en consistentie. (Ib., p. 124)”

2.2 Vergelijking tussen zelfspot en ironie

In deze paragraaf zullen we gaan kijken naar de punten die in

hoofdstuk één geformuleerd zijn als essentieel voor zelfspot en

leggen deze naast de ironie opvatting van Kierkegaard. We zullen

zien of ze hetzelfde zijn en/of waar ze in verschillen.

2.2.1 Zelfbeschikking

Zoals in de humanistische verantwoording ookal kort benoemd

is, speelt zelfbeschikking een belangrijke rol in zelfspot zoals

Tonkens en Swierstra het omschrijven, en komt dit ook bij

Kierkegaard terug. Maar het is wel van belang deze term goed te

definiëren. Zelfbeschikking is het op zoek gaan naar jezelf en je

eigen leven en hiervoor je eigen keuzes te maken. Dit kan op

basis van verschillende ideeën, argumenten of gronden gedaan

worden. Wat hier centraal staat is wat voor gronden zelfspot en

ironie bieden voor zelfbeschikking. In beide werken wordt 17

Page 18: Zelfspot en ironie

namelijk, zoals al eerder te lezen is, het belang hiervan

benoemd. En hier wil ik uitwerken op wat voor manier dit benoemd

wordt en hoe dit zich tot elkaar verhoudt.

Bij Tonkens en Swierstra komt de term zelfbeschikking terug in

hun opvatting van autonomie. Autonomie zien ze als een omgaan

met het zelf en zelfstilering, een zekere vorm van

zelfbeschikking dus. En zij stellen dat autonomie te verkrijgen

is door middel van zelfspot, met andere woorden door zelfspot kun

je jezelf stileren. Ook Kierkegaard heeft deze rol van ironie

weggelegd. Door middel van ironie kan men keuzes maken en deze

keuzes worden opgenomen in je persoonlijkheid: “De keus is

beslissend voor de inhoud van de persoonlijkheid; door de keus

daalt zij neer in het gekozene (…)(Kierkegaard, 2000, p. 570)”

Zoals hierboven ookal werd genoemd, beide termen worden

omschreven als een intellectuele deugd die dicht bij de

praktische wijsheid ligt omdat ze namelijk allebei ervoor zouden

zorgen dat iemand de juiste keuzes maakt voor zijn eigen leven.

Hoewel de redenen om zelfspot en ironie te gebruiken dus vrijwel

overeenkomen, is er een groot verschil tussen beide vormen als

het gaat om het verkrijgen van die zelfbeschikking. In het

algemeen kan gesteld worden dat door zelfspot het individu een

andere beweging maakt in de verhouding met de wereld dan bij

ironie. Bij zelfspot treedt het individu de wereld in om

autonomie te verwerven en bij ironie trekt hij zich terug uit de

wereld om zich op juiste wijze te ontplooien.

18

Page 19: Zelfspot en ironie

Swierstra en Tonkens geven in tekst al weer wat volgens hen

het verschil is tussen ironie en zelfspot. Ze merken de

terugtrekkende beweging van ironie op. Hier tegenover stellen ze

dat zelfspot nou juist zorgt dat het indivdu zich in de wereld

positioneert, doordat het gebruik maakt van de kwetsbaarheden en

onvolkomenheden van de spreker.

Kierkegaard ziet zelf de terugtrekkende beweging van ironie

als heilzaam. Het is volgens hem van belang om los te komen van

de wereld. De afstand zorgt ervoor dat alles goed te overzien is

en dat je de juiste afwegingen kan maken en tot eigen kennis te

komen. Opgelegde kennis werkt voor hem beperkend. Men moet dus om

de werkelijkheid zelf te leren kennen in het leven

tegenstellingen opzoeken om de waarheid bevestigd te zien worden.

Aan het feit dat anderen hierdoor je niet minder snel zullen

begrijpen of vinden dat je je verbergt, daar heeft Kierkegaard

het niet expliciet over. Dat komt vanwege het feit dat wanneer de

mens zijn persoonlijkheid goed ontplooit, hij automatisch ook een

goede medemens zal zijn en dat die teruggetrokkenheid dan een

balans heeft gevonden. Kierkegaard ziet zelfbeschikking dus pas

volledig tot stand komen wanneer het individu helemaal los is van

de wereld, omdat er dan de ruimte is om jezelf te vormen.

De zelfbeschikking of autonomie van zelfspot wordt verkregen

door al je verschillende zelven te accepteren en op een juiste

manier hiermee omgaan, zonder dat er iets onderdrukt wordt. Dit

vereist een continue opmerkzaamheid en reflectie van het eigen

handelen aan de werkelijkheid en anderen. Kierkegaard heeft het

19

Page 20: Zelfspot en ironie

over het belang van toetsing aan de werkelijkheid. Je zult hier

namelijk wel telkens naar terug keren. Maar hij ziet dit als een

wisselwerking tussen beide posities. En het individu zal altijd

afstand van de werkelijkheid moeten nemen op cruciale momenten,

om na de keuze vervolgens weer terug te keren. In die zin is bij

hem zelfbeschikking een verhouding vinden tussen jou en de

werkelijkheid. Het uitgangspunt om tot zelfbeschikking te komen

verschilt in dat opzicht cruciaal van zelfspot, omdat het bij de

ontwikkeling van het zelf niet net als bij zelfspot gebruikt

wordt gemaakt van zelfkritiek, maar enkel kritiek op de omgeving.

2.2.2 Ernst

Met zelfspot kan ernst tegengegaan worden, stellen Swierstra

en Tonkens. Hoewel hier aan kort aan gerefereerd wordt in de

humanistische verantwoording zal hier dieper op ingegaan worden

en gekeken worden hoe de ernst een rol speelt in de theorie van

Kierkegaard en in hoeverre deze overeenkomt met de ernst zoals in

het artikel over zelfspot wordt uiteengezet.

Ernst wordt zowel door Tonkens en Swierstra als Kierkegaard

geassocieerd met dogma’s. Ze benoemen beide dat dogmatiek

beperkend werkt voor de mens omdat het leven daarvoor te

veranderlijk en complex is. Continu doen zich nieuwe situaties

voor en men moet hier op een pragmatische manier mee om te gaan.

In het artikel van Tonkens en Swierstra wordt de ernstige

kijk op het leven vertolkt door de overtuigingsfundamentalisten.

Hier wordt één algemeen geldende overtuiging aangehangen ongeacht

20

Page 21: Zelfspot en ironie

plaats, tijd en traditie. Om met de onzekerheden van de wereld om

te gaan vindt er een verabsolutering van ideeën plaats. Het nare

gevolg hiervan is dat men dan niet in staat is zich te

verplaatsen in de visie van anderen. Door zo streng je eigen

ideeën aan te hangen kan er alleen maar onbegrip zijn als het

over andere levensovertuigingen gaat. En dit leidt tot snel tot

conflicten, escalatie en geweld.

De ernst die Kierkegaard als negatief beschouwd is die van

de gewone burger van zijn tijd. Deze staat namelijk zeer serieus

in het leven, hangt bepaalde overtuigingen aan, volgt de regels

van de maatschappij en zo werkt hij zich hoger op, geheel in de

veronderstelling dat het aan hem zelf te danken is dat hij zover

is gekomen. Kierkegaard stelt dit heel anders. “Het burgerlijke

berust namelijk op het feit dat een mens, zonder het zelf in de

gaten te vermoeden, produkt is van alles wat een gegeven

samenleving met haar cultuur onvermijdelijk aan iemand opdringt.

(Kierkegaard, 1995, p.20)” Met andere woorden de mens denkt dat

hij de vrijheid heeft om zijn eigen leven bepalen, maar eigenlijk

wordt dit door de krachten van de maatschappij tot stand

gebracht. De burgers hebben dus een vertekend beeld van hun leven

en hierdoor is de ernst waarmee ze dit leven belijden tevergeefs

is en belemmert men om buiten de standaarden van de traditie en

samenleving op zoek te gaan naar eigen wijsheid. Door ernst is

ironie niet mogelijk omdat je hierdoor vast blijft zitten de

patronen van de wereld.

21

Page 22: Zelfspot en ironie

De burgerij waar Kierkegaard zo op afgeeft is te vergelijken

met de westerse Verlichtingsfundamentalisten van Tonkens en

Swierstra. Die zien de Rede als enige waarheidsverschaffer. De

westerse maatschappij is helemaal ingesteld op deze rationele

overtuiging en als individu moet je hierin mee gaan. Hoewel het

meer vrijheid met zich meebrengt dan bijvoorbeeld religies, heeft

het ook een schadelijk effect. Men gaat namelijk langs deze norm

andere overtuigingen meten, waardoor een verharding en

intolerantie ontstaat. (Tonkens & Swierstra, 2006, p.2) Maar er

is wel een onderscheid te maken tussen de ernst die Kierkegaard

wil bestrijden en die van de zelfspot. Swierstra en Tonkens zien

zelfspot belangrijk als tegenhanger van ernst doordat er in de

huidige multiculturele maatschappij conflicten tussen

verschillende overtuigingen zijn. En door de ernst van al de

partijen wordt samenwerking geblokkeerd en kunnen zich

geweldadige conflicten voordoen. Hun belang bij het verminderen

van de ernst is dus het laten afnemen van conflicten en

perspectief bieden op vreedzame samenwerking. Kierkegaard ziet de

ernst in een hele andere verschijning, namelijk in de dogmatische

levenshouding van de gehele burgerij. Dit komt ten eerste

natuurlijk doordat multicuturele problemen zich zijn tijd nog

niet voordeden. Maar het komt met name doordat ernst associeert

met het klakkeloos overnemen van andermans mening, zonder voor

jezelf te denken. Zijn bestrijding van de ernst is eigenlijk

gericht op het bestrijden van kuddegedrag, in de zin van je leven

laten bepalen door anderen. Dit is meer een existentiële

22

Page 23: Zelfspot en ironie

motivatie omdat het gericht is op de bepaling van het eigen

leven, terwijl Tonkens en Swierstra veel meer de wortels van een

sociaal-maatschappelijke kwestie willen aanpakken. Dus er is wel

een onderscheid te maken in hoe ernst gezien wordt.

Tonkens en Swierstra plaatsen zelfspot meer in een sociaal-

maatschappelijk kader waar ernst de vorm aanneemt van

fundamentalisme waardoor samenwerking moeilijk wordt. Terwijl

Kierkegaard ironie meer ziet als een antwoord op een existentieel

vraagstuk. Men moet hun eigen leven vormgeven en zich niet laten

leiden door anderen. En de ernst wordt hier vertegenwoordigt door

degenen die met grote overtuigingen hun leven leiden en zich niet

bewust zijn van het feit dat ze niet zelf over hun even

beschikken.

2.2.3 Openheid

Zelfspot zorgt voor een open houding die anderen ook aanzet

mee te gaan in deze openheid. In deze paragraaf zal er gekeken

worden in hoeverre openheid een rol speelt bij Kierkegaard en hoe

dit opgevat moet worden.

Met openheid bedoelen Tonkens en Swierstra bedoelen ze

openheid in denkwijze die beïnvloed kan worden door anderen. De

mens is niet alleswetend en er zijn geen grote waarheden meer,

dat is in onze maatschappij niet mogelijk. “Voorop staan nu de

feilbaarheid van onze rede of ons geloof, respectievelijk de

kwetsbaarheid van ons lichaam. Niemand heeft de waarheid in

pacht, niemand is onkwetsbaar. Daarom moeten we openstaan voor de

23

Page 24: Zelfspot en ironie

kritiek en hulp van anderen. (Tonkens & Swierstra, 2006, p.3)” We

zijn in deze tijd aangewezen op elkaar en door een open houding

kunnen we veel van elkaar leren. Om deze open houding niet alleen

als ideaal maar in de praktijk te doen gelden is zelfspot nodig,

zodat het serieuze karakter ervan om te vormen in een werkbare

vorm waarin de openheid behouden blijft. Door op een

humoristische manier je eigen feilbaarheid te tonen, laat je iets

van jezelf zien dat anderen mild maakt en uitnodigt tot openheid

zonder het op te leggen.

Ironie heeft voor Kierkegaard, in tegenstelling tot

zelfspot, een beperkend karakter. Ten eerste moet het individu

zelf zijn eigen pad berijden en hier is geen inmenging van

anderen bij geduld. Maar ironie is nog strenger. Volgens

Kierkegaard moeten we van bepaalde dingen in het leven hun waarde

ontkennen of afkeuren om onszelf vrij te maken, hierdoor zijn we

pas ontvankelijk voor de waarheid. Een voorbeeld: “Er is in

eenieder leven zoveel dat moet worden afgewezen, zoveel wilde

scheuten die moeten worden weggesnoeid: hier is wederom ironie

een voortreffelijk operateur, want zoals gezegd, is de ironie

eenmaal beheerst, dan is haar functie van uiterst groot belang om

het persoonlijk leven in staat te stellen gezondheid en waarheid

te ontvangen. (Kierkegaard, 1995, p.126)” En hieruit valt dus op

te maken dat, zoals hij noemt, het gegeven leven niet het ware

leven is. Ironie is een verlosser en daar zit een serieus belang

achter, namelijk tot de ware waarheid te komen. Beperking speelt

hier ook een grote rol in. Zoals al eerder is genoemd, moet

24

Page 25: Zelfspot en ironie

ironie, volgens Kierkegaard, opgevat worden als leidsvrouw, die

limiteert, begrenst, tuchtig en straft.

Als we dit vergelijken met zelfspot valt er een cruciaal

verschil te bespeuren. Zelfspot is namelijk in tegenstelling tot

ironie, gericht op verbreding van denken en opvatting. Hoewel

zelfspot ook een goede remedie is tegen problemen en misvattingen

in de maatschappij omdat hij ze bespeurt en benoemd, is het niet

zo dat deze afgekeurd moeten worden, maar men moet bij zichzelf

de openheid creeëren om hier de dialoog mee aan te gaan. Deze

openheid presenteert zich in zelfspot. De ernst waarmee

Kierkegaard spreekt over het bereiken van de juiste vorm van

ironie, staat in groot contrast met de mildheid die telkens

terugkomt bij de zelfspot.

2.2.4 Sociale functie

Tonkens en Swierstra leggen in hun lezing duidelijk de

nadruk op de sociale kanten en belangen van zelfspot. In hun

definitie van autonomie benadrukken ze deze kant: “ Anderzijds

verwijst het autonomiebegrip ook naar de relatie tussen onszelf

en andere mensen.(Tonkens & Swierstra, 2006, p.1)” Zelfspot heeft

een naast een zelfstilerende functie dus ook een groot sociaal

belang. In de voorgaande punten is dit sociale karakter al een

aantal keer ter sprake gekomen, maar het wordt hier ook nog apart

besproken omdat het een zeer belangrijk, misschien wel meest

belangrijke, verschil is tussen zelfspot en ironie. Ironie, zoals

Kierkegaard hem omschrijft, vervult namelijk niet expliciet

sociaal belang. Ironie is gericht op het individu.25

Page 26: Zelfspot en ironie

Zoals ook in paragraaf 2.2.2 benoemt, ziet Kierkegaard

ironie als onderdeel van de oplossing op een existentieel

vraagstuk. De vraag waar hij op ingaat is namelijk hoe iemand

zijn persoonlijkheid volledig tot ontplooiing brengt en zo wordt

wie hij hoort te zijn. Hij stelt vast dat de manier waarop de

burgerij in zijn tijd hun leven leiden niet de juiste manier is,

omdat zij slechts elkaar kopiëren, en dus niet van binnenuit

komt. Vervolgens komt hij op het punt dat om jezelf echt te

vormen je los moet komen van de gegeven werkelijkheid, zodat je

een beter overzicht hebt over de keuzes die je in je eigen leven

moet maken. Ironie verschaft, door zijn tegenstellende karakter,

de mogelijkheid tot vrijkomen van de werkelijkheid. In de

vrijheid die dan ervaren wordt, is de ruimte om keuzes te

overzien en op juiste wijze te kiezen. Men blijft hier echter

niet voor altijd in hangen maar zal op een gegeven moment één

worden met zijn keuze en hiernaar handelen eenmaal teruggekeerd

in de werkelijkheid. Maar over het handelen in de maatschappij of

werkelijkheid, spreekt Kierkegaard niet over enkel in de zin dat

het voor de maatschappij van belang is dat alle individuen vrij

moeten zijn.

Bij Swierstra en Tonkens ligt de focus echter anders. De

tekst is gericht is op het uiteenzetten van de zelfspot als vorm

van autonomie, maar zoals hierboven ook genoemd, delen zij dit op

in twee delen: autonomie als zelfstilering en autonomie als

sociale omgangsvorm. En in de lezing vestigen ze met name de

focus op het laatste punt. Dit is alleen al in de titel terug te

26

Page 27: Zelfspot en ironie

zien: “Autonomie door zelfspot, een beschavingsoffensief.” Zelfspot

als autonomievorm is dus met name van belang voor de

maatschappij. In het artikel weidden ze dan ook veel uit over de

maatschappelijke problemen en wat daar aan ten grondslag ligt.

Zelfspot is dan dus meer een manier van jezelf opstellen in de

maatschappij. Wel erkennen ze dat dit bij jezelf moet beginnen en

hier klinkt het belang van het ontwikkelen van je eigen individu

in door. Je moet eerst jezelf stileren om dit vervolgens in te

zetten in de maatschappij. Maar toch is dit een minder urgente

opvatting van zelfontplooiing in vergelijking met de ironische

levenshouding van Kierkegaard. Bij hem klinkt meer urgentie en

belang door in zijn pleidooi, met name omdat hij het als

noodzakelijk acht jezelf te ontplooien en dit een oneindig proces

is. En hoewel zelfstilering door zelfspot ook belang hecht

bewustwording en voortdurende aanpassing, heeft het toch een

minder noodzakelijk karakter. Dit wordt benadrukt in de paragraaf

‘voorwaarden voor zelfspot’ waarin ze uiteenzetten dat niet

iedereen zich zelfspot kan permitteren. Men moet bijvoorbeeld

serieus genomen worden en zelfvertrouwen hebben. (ib., p.7)

Kortom hoewel zelfspot en ironie, net als een intellectuele

deugd, allebei bijdragen aan een goed leven, heeft zelfspot meer

de focus liggen op een goed leven voor iedereen in de

maatschappij en ironie meer gericht is op de verantwoordelijkheid

op je nemen om je leven volledig te ontplooien, waarbij een

maatschappij geen primaire rol speelt.

27

Page 28: Zelfspot en ironie

Hoofdstuk 3 Conclusie en discussie

Hier zal een antwoord op de hoofdvraag worden geformuleerd.

Vervolgens zullen de beperkingen van dit onderzoek benoemd worden

en in de discussie zal er een toevoeging gedaan worden en een

suggestie voor vervolgonderzoek.

3.1 Conclusie

Aan de hand van de thematische analyse zijn een aantal

dingen te zeggen die betrekking hebben op de hoofdvraag: ‘Hoe

verhouden de deugd zelfspot en de ironische levenshouding zich

tot elkaar?’ Dat de begrippen niet hetzelfde zijn, is op zich

niet verbazingwekkend maar wel is interessant om te zien hóe deze

begrippen tot elkaar geplaatst kunnen worden en waar ironie

zelfspot kan aanvullen. Om hiertoe te komen zal eerst benoemd wat

overeenkomt en verschilt tussen beide aspecten.

De overeenkomstige aspecten die in de analyse naar voren

zijn gekomen zijn te scharen onder één noemer: activiteit. In

beide pleidooien wordt ingezet op hetzij zelfspot, hetzij ironie

als beweger, het zorgt voor een verandering. Waar zelfspot soms

over kan hellen naar zelfrelativisme en ironie soms door slaat in

cynisme, die beide gezien kan worden als een vorm van

passiviteit, zien Tonkens, Swierstra en Kierkegaard alledrie een

positieve en actieve rol weggelegd voor deze begrippen. Dit uit

zich bij zelfspot in het actief inzetten van jezelf in de

maatschappij en hier dialoog aangaan met anderen. En bij ironie

zie je het terug in het maken van keuzes in het leven op basis

28

Page 29: Zelfspot en ironie

van een ironische overweging. Ook is dit duidelijk te merken aan

de afkeer jegens dogmatiek, waar ook een vorm van passiviteit in

schuilt.

Toch is er ook een groot onderscheid te maken en dit is

terug te voeren op de positionering van het individu door

zelfspot en ironie. Zelfspot laat het individu handelen in de

maatschappij om hiermee tot inzicht te komen. Het individu wordt

in de wereld geplaatst en zet de actie om in handelen. Terwijl

bij ironie het individu buiten de wereld wordt geplaatst. Ironie

heeft dus een meer terugtrekkend karakter dan zelfspot en is in

die zin ook meer contemplatief- actief.

In termen van verhoudingen kunnen we spreken van een

overeenkomstige insteek voor het gebruik van de termen; beide

zijn actieve 'middelen' om tot juiste handeling te komen. Maar

het beoogde doel is verschillend; waar het bij zelfspot meer gaat

om het verwerven van zelfkennis en die op een juiste in te

zetten, is ironie gericht op het verwerven van een juist beeld op

de werkelijkheid en leer je je hier op een juiste manier tot te

verhouden. Op dit punt kan ironie een aanvulling bieden op

zelfspot. Door zelfspot handelt het individu door middel van

zelfreflectie in de wereld. Dit is erg positief omdat hij

hierdoor scherp kan blijven en goed kan inspelen op

veranderingen. Maar het basispunt blijft bij het individu liggen,

vanuit daar wordt gehandeld en daar wordt naar terug gekeerd.

Maar er schuilt een gevaar in, want zelfreflectie zonder een

kritische blik naar de werkelijkheid schiet, in dit geval zijn

29

Page 30: Zelfspot en ironie

doel, voorbij; zelfspot moet namelijk altijd een juiste

afstemming hebben op de omgeving. Met andere woorden: zelfspot

biedt een scherp zich op het zelf en eigen handelen, maar dit is

pas alleen van waarde wanneer dit tot een goede verhouding staat

met de wereld om hem heen. En hier zou ironie een aanvulling

kunnen want door middel van de afstand die ironie kan scheppen,

is het individu in staat tot de juiste verhouding te komen met de

werkelijkheid. Als ideaal zou men dus kunnen spreken van

‘zelfspot door ironie’, wat zorgt een scherp beeld van de

werkelijkheid om vervolgens te bepalen hoe men zich hier als

individu mee wil verhouden. In die zin zijn ironie en zelfspot

dus, ondanks de grote verschillen, in combinatie een optimale

intellectuele deugd.

3.2 Beperkingen

Ik ben mij er bewust van dat dit onderzoek een aantal

beperkingen heeft waardoor de uitkomst vertekeningen kan

bevatten. De eerste beperking is het feit dat ik voor de term

zelfspot enkel gebruik heb gemaakt van de socrateslezing van

Tonkens en Swierstra. En hoewel ik hier mijn redenen voor had,

het had een humanistische inslag en behandelde zelfspot als

deugd, is hierdoor het beeld dat geschetst wordt van zelfspot

ongetwijfeld erg beperkt. Daarnaast heb ik mij ook tot twee

werken van Kierkgaard beperkt om zijn ideeën over ironie uit te

werken. Hierdoor is het mogelijk dat er belangrijke onderdelen

van zijn visie op het individu of het leven over het hoofd zijn

30

Page 31: Zelfspot en ironie

gezien en dat mijn interpretatie van zijn ironieopvatting

hierdoor vertekeningen heeft opgelopen.

Ook speelt in deze vergelijking een historisch perspectief

een grote rol. De tekst van zelfspot betrekking heeft op onze

samenleving terwijl de ironische levenswijze van Kierkegaard

geënt is op de samenleving van Denemarken anno 1840. Maar om deze

dimensie erbij te betrekken zou ik nog historisch onderzoek erbij

hebben moeten doen en dat paste niet binnen deze opdracht. En

hoewel ik heb geprobeerd de thema’s eruit te filteren die

tijdoverstijgend zijn, ben ik me er bewust van dat er toch een

aantal punten zijn die beter uitgewerkt hadden kunnen worden aan

de hand van een historische dimensie. Ik heb veel afwegingen

moeten maken in dit onderzoek en mij dus tot deze teksten beperkt

en het historische perspectief weggelaten vanwege de omvang van

dit onderzoek, in zowel aantal uur dat ervoor stond en de aantal

pagina’s dat het mocht bevatten.

3.3 Discussie

Tonkens en Swierstra houden een mooi pleidooi voor zelfspot

waar ik me goed in kan vinden, maar zou ik toch nog graag een

suggestie willen doen. Er mist namelijk een dimensie in de tekst

van Tonkens en Swierstra: lachen. Ironie heeft vaker nog een

serieuze en soms cynische ondertoon, dat is ook te merken aan de

visie Kierkgaard, maar zelfspot is een vorm van humor die erg

gericht is op de lach. Het pleidooi dat Tonkens en Swierstra

houden is gericht op verbinding tussen mensen en vreedzame

31

Page 32: Zelfspot en ironie

samenwerking. Lachen kan hier een grote rol is spelen, want dat

heeft een erg bindend effect. Of zoals Coen Simons het verwoord:

“Lachen vormt een antwoord op een desoriënterende situatie. Als

we iets zien of meemaken wat we niet kunnen plaatsen, barsten we

soms in keihard lachen uit. Omdat we er met nadenken niet

uitkomen, lost ons lichaam het voor ons op. Door te lachen

overwinnen we de ongemakkelijke situatie en bevestigen we ons als

mens. Lachen is universeel en kan spanningen doorbreken.

(Dijsktra, 2007, p. 1)” Ik wil hier geen pleidooi wil houden voor

georganiseerde lachbijeenkomsten, maar enkel erop wijzen dat dit

een dimensie is van zelfspot die belangrijke rol kan spelen is en

die niet door Siwerstra en Tonkens benoemd wordt.

32

Page 33: Zelfspot en ironie

Geraadpleegde literatuur

- Aristoteles (1994) Ethica. Groningen: Historische uitgeverij.

(Vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door

Pannier en Verhaeghe)

- Derkx, P. (2009) Humanisme als moderne levensbeschouwing.

Uit: Waarvoor je leeft. Studies naar humanistische bronnen van zin.

Amsterdam: SWP.

- Dijkstra, M. (2007) Lachen om niets. Filosofie Magazine (nummer

02) gevonden op 8 juli 2010 op :

http://www.filosofiemagazine.nl/00/fm/nl/121_128/artikel/516

4/Het_lichaam_lacht_om_zichzelf.html.

- Driesse, R. van (1991) Historisch overzicht van wijsbegeerte en

ethiek: van de Oudheid tot en met Kant. Leuven/ Apeldoorn: Garant.

- Lifton, R.J. (1993) The protean self: human resilience in an age of

fragmentation. New York, N.Y.: BasicBooks.

- Swierstra, T., E. Tonkers (2006) Autonomie door zelfspot: een

beschavingsoffensief. Socrateslezing 2006. Gevonden op 14 april

2010 op:

http://www.stichtingsocrates.nl/images/stories/media/socrate

slezing2006.pdf

33

Page 34: Zelfspot en ironie

- Kierkegaard, S. (1995) Over het begrip ironie. Amsterdam: Boom.

- Kierkegaard, S. (2000) Of/of. Amsterdam:Boom.

34