Nederlands – Grieks Woordenboek Het Grieks kunt u alleen lezen, wanneer u het font SPIonic hebt downgeload en in de map Fonts op uw computer hebt gezet. Download het font: https://www.wfonts.com/download/data/2016/06/15/spionic/SPIonic.ttf Gebruikte afkortingen nom. nominativus gen. genitivus dat. dativus acc. accusativus zn zelfstandig naamwoord bn bijvoeglijk naamwoord ww werkwoord praes. praesens imperf. imperfectum perf. perfectum fut. futurum aor. aoristus indic. indicativus i.e. id est = dat wil zeggen inf. infinitivus Schrijvers en werken afgekort als in LSJ: Liddle, Scott, Jones, A Greek-English Lexicon A aandeel een aandeel hebben (in) mete/xw (+ gen.) e3cw / sxh/sw e1sxon e1sxhka -e/sxhmai - x heeft een aandeel in y = x doet mee aan y me/testi (+ dat. x, gen. y) aanduiden shmai/nw shmanw= e0sh/mhna - sesh/masmai e0shma/nqhn dei/knumi dei/cw e1deica de/deixa de/deigmai e0dei/xqhn aangenaam h9du/j, h9dei=a, h9du/ aangezien, omdat e0pei/ ; e0peidh/ aanklagen (x wegens y) gra/fomai (+ acc. x, gen. y) th=j ai0sxrokerdei/aj, Pl. Lg. 754 e; g. [tina\] paranomw=n, D. 18. 13 aanklagen (x wegens y) kathgore/w (+ gen. x, acc. y)
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Nederlands – Grieks Woordenboek
Het Grieks kunt u alleen lezen, wanneer u het font SPIonic hebt downgeload en in de map Fonts op uw computer hebt gezet. Download het font: https://www.wfonts.com/download/data/2016/06/15/spionic/SPIonic.ttf
Gebruikte afkortingen
nom. nominativus gen. genitivus dat. dativus acc. accusativus zn zelfstandig naamwoord bn bijvoeglijk naamwoord ww werkwoord praes. praesens imperf. imperfectum perf. perfectum fut. futurum aor. aoristus indic. indicativus i.e. id est = dat wil zeggen inf. infinitivus Schrijvers en werken afgekort als in LSJ: Liddle, Scott, Jones, A Greek-English Lexicon
A
aandeel een aandeel hebben (in) mete/xw (+ gen.) e3cw / sxh/sw e1sxon e1sxhka -e/sxhmai - x heeft een aandeel in y = x doet mee aan y me/testi (+ dat. x, gen. y) aanduiden shmai/nw shmanw= e0sh/mhna - sesh/masmai e0shma/nqhn dei/knumi dei/cw e1deica de/deixa de/deigmai e0dei/xqhn aangenaam h9du/j, h9dei=a, h9du/ aangezien, omdat e0pei/ ; e0peidh/ aanklagen (x wegens y) gra/fomai (+ acc. x, gen. y) th=j ai0sxrokerdei/aj, Pl. Lg. 754 e; g. [tina\] paranomw=n, D. 18. 13 aanklagen (x wegens y) kathgore/w (+ gen. x, acc. y) aankomen (in) a0fikne/omai (+ ei0j + acc.) a0fi/comai a0fiko/mhn - a0fi=gmai - aanmoedigen (x om te y) parakeleu/omai (+ dat. x, inf. y) keleu/sw e0ke/leusa keke/leuka keke/leusmai e0keleu/sqhn aanraken a3ptomai (+ gen.) a3yomai h9ya/mhn - h[mmai? h3fqhn?aansteken van vuur a3ptw a3yw h[ya - h[mmai h3fqhn aantonen dei/knumi dei/cw e1deica de/deixa de/deigmai e0dei/xqhn
echter me/ntoi (in postpositie) echtgenoot = man a0nh/r, a0ndro/j, o9 echtgenote = vrouw gunh/, gunaiko/j, h9 edel gennai=oj, gennai/a, gennai=on een ei[j, mi/a, e3n geen een ou0dei/j, ou0demi/a, ou0de/n ; mhdei/j, mhdemi/a, mhde/n een of ander(e) tij, ti (in postpositie, enclitisch) een keer, eenmaal a3pac eens, een keer a3pac eens, ooit pote/ (in postpositie, enclitisch) het eens zijn o9mologe/w ; o9mologe/omai eer timh/, timh=j, h9 eerder dan x iets doen fqa/nw (+ acc. x + partic.) fqh/somai e1fqasa / e1fqhn - - - eerste prw=toj, prw/th, prw=ton eiland nh=soj, nh/sou, h9 einde te/loj, te/louj, to/ elders (zonder beweging) a1lloqi naar elders (beweging naar toe) a1llose van elders a1lloqen elk e3kastoj, e9ka/sth, e3kaston elk (van twee), elk van beide(n) e9ka/teroj, e9kate/ra, e9ka/teron elkaar a0llh/louj, a0llh/laj, a1llhla ellendig a1qlioj, a0qli/a, a1qlion talai/pwroj, talai/pwron ellendig (i.e. waardeloos) moxqhro/j, moxqhra/, moxqhro/n en kai/en te (in postpositie) kai/ en (verbindt grotere eenheden) de/ (in postpositie) en niet ou0de/ ; mhde/
en niet … en ook niet ou0de/ … ou0de/ ; mhde/ … mhde/ en toch kai/toi enig(e) mo/noj, mo/nh, mo/non (attributief gebruikt) enig(e) indefiniet tij, ti enthousiast pro/qumoj, pro/qumon epidemie loimo/j, loimou=, o9 eren tima/w ergens geen beweging pou (in postpositie, enclitisch) ergens anders (zonder beweging) a1lloqi ergens (heen) beweging naar toe poi (in postpositie, enclitisch) ergens vandaan beweging vandaan poqe/n (in postpositie, enclitisch) ergeren lupe/w ernst ernstig nemen spouda/zw (+ acc.) spouda/somai e0spou/dasa e0spou/daka e0spou/dasmai e0spouda/sqhnernstig zijn spouda/zw ervaren (in) bn e1mpeiroj, e1mpeiron (+ gen.) ervaren (in), kundig e0pisth/mwn, e0pisth=mon (gen. e0pisth/monoj) (+ gen.) eten ww e0sqi/w e1domai e1fagon - - -F
falen a9marta/nw a9marth/somai h3marton h9ma/rthka h9ma/rthmai h9marth/qhn familie ge/noj, ge/nouj, to/ feest e9orth/, e9orth=j, h9 festival e9orth/, e9orth=j, h9 filosoferen filosofe/w filosofie filosofi/a, filosofi/aj, h9 filosoof filo/sofoj, filoso/fou, o9 fortuinlijk eu0tuxh/j, eu0tuxe/j G
gaan poreu/omai (passivum) gaan, gegaan zijn, weg zijn oi1xomai oi0xh/somai - - - - gaan e1rxomai ei]mi h]lqon e0lh/luqa - - ei]mi ei]mi h]lqon e0lh/luqa - - e1rxomai wordt in Attisch proza alleen voor de indic. praes. gebruikt; ei]mi wordt gebruikt bij alle praes. vormen die geen indic. zijn, het imperf., en ook voor alle fut. vormen. (Het fut. e0leu/somai is poëtisch.) gaan (als in: het gaat goed of slecht met iemand) pra/ttw (eu], kakw/j)naar beneden gaan, omlaag gaan katabai/nw -bh/somai -e/bhn be/bhka - - herhaaldelijk gaan (naar) foita/w (+ voorzetsels & acc.) gaan uit e0kbai/nw (+ e0k & gen.) -bh/somai -e/bhn be/bhka - - gaan uit, komen uit e0ce/rxomai ei]mi h]lqon e0lh/luqa - - gast(vriend) ce/noj, ce/nou, o9 gave = gift, geschenk, cadeau dw=ron, dw/rou, to/
keren ww (transitief) tre/pw tre/yw e1treya (medium e0trapo/mhn) te/trofa te/trammai e0tra/phn keren ww (intransitief) stre/fomai ; tre/pomai kiezen ww ai9re/omai (actief ai9re/w = nemen) ai9rh/sw ei[lon h3|rhka h3|rhmai h(|re/qhn (werd gekozen) kind pai=j, paido/j, o9 / h9 klaar (om te) e9toi=moj, e9toi=mon (+ inf.) klaarmaken paraskeua/zw klein mikro/j, mikra/, mikro/n ; o0li/goj, o0li/gh, o0li/gon koe, os bou=j, boo/j, o9 / h9 komen e1rxomai ei]mi h]lqon e0lh/luqa - - ei]mi ei]mi h]lqon e0lh/luqa - - e1rxomai wordt in Attisch proza alleen voor de indic. praes. gebruikt; ei]mi wordt gebruikt bij alle praes. vormen die geen indic. zijn, het imperf., en ook voor alle fut. vormen. (Het fut. e0leu/somai is poëtisch.) komen h3kw h3cw - - - - komen na, als volgende komen e0pigi/gnomai (+ dat.) genh/somai e0geno/mhn ge/gona gege/nhmai - komen uit, gaan uit e0ce/rxomai ei]mi h]lqon e0lh/luqa - - gekomen zijn h3kw er achter komen (dat) gignw/skw (+ participium)
gnw/somai e1gnwn e1gnwka e1gnwsmai e0gnw/sqhn koning basileu/j, basile/wj, o9 kopen (x voor de prijs y) w0ne/omai (+ acc. x, gen. y) w0nh/somai e0pria/mhn, - e0w/nhmai e0wnh/qhn kort braxu/j, braxei=a, braxu/ kort maken, afkorten, verkorten sunte/mnw, suste/llw, kolou/w verkort, afgekort, ingekort su/ntomoj afkorting, inkorting suntomi/a, h9 kracht i0sxu/j, i0sxu/oj, h9 ; kra/toj, kra/touj, to/ ; du/namij, duna/mewj, h9 krachtig i0sxuro/j, i0sxura/, i0sxuro/n krans ste/fanoj, stefa/nou, o9 kreet boh/, boh=j, h9 krijgen tugxa/nw (+ gen.) teu/comai e1tuxon tetu/xhka - - krijgen, ontvangen de/xomai de/comai e0deca/mhn - de/degmai - door het lot (ver)krijgen lagxa/nw lh/comai e1laxon ei1lhxa ei1lhgmai e0lh/xqhn een deel krijgen (van) (door het lot) metalagxa/nw (+ gen.) lh/comai e1laxon ei1lhxa ei1lhgmai e0lh/xqhn in handen krijgen kta/omai kth/somai e0kthsa/mhn - ke/kthmai e0kth/qhn krijgsgevangene ai0xma/lwtoj, ai0xmalw/tou, o9 kritiek hebben (op) me/mfomai (+ dat.) me/myomai e0memya/mhn - - -
lichaam = lijk nekro/j, nekrou=, o9 lid van een jury in de rechtbank dikasth/j, dikastou=, o9 liefde (seksueel) e1rwj, e1rwtoj, o9 liegen yeu/domai yeu/somai e0yeusa/mhn - e1yeusmai -liggen kei=mai kei/somai - - - - lijden pa/sxw pei/somai e1paqon pe/ponqa - - lijk nekro/j, nekrou=, o9 lijken = schijnen fai/nomai (+ inf.) fanou=mai? - pe/fhna pe/fasmai? e0fa/nhnhet lijkt x het best om te y dokei= (+ dat. x, inf. y) lijkend (op), gelijk (aan) o3moioj, o9moi/a, o3moion (+ dat.) linker- a0ristero/j, a0ristera/, a0ristero/n loskopen, met losgeld lu/omai loslaten lu/wlosmaken lu/w lot = toeval tu/xh, tu/xhj, h9 lot moi=ra, moi/raj, h9 loten ww = door het lot verkrijgen lagxa/nw lh/comai e1laxon ei1lhxa ei1lhgmai e0lh/xqhn lui r9a/|qumoj, r9a/|qumon luisteren a0kou/w (+ gen. naar iemand, + acc. naar iets) a0kou/somai h1kousa a0kh/koa - h0kou/sqhn luisteren naar u9pakou/w (+ gen.)
M
maar de/ (in postpositie) ; a0lla/ maar niet ou0de/ ; mhde/ machine mhxanh/, mhxanh=j, h9 macht du/namij, duna/mewj, h9 maken poie/w pra/ttw pra/cw e1praca pe/praxa (transitief) en pe/praga (intransitief, ‘het goed of slecht maken’) pe/pragmai e0pra/xqhn maken (als in: het goed of slecht maken) pra/ttw (eu], kakw=j) makkelijk r9a/|dioj, r9a|di/a, r9a/|dion makker e9tai=roj, e9tai/rou, o9 man a0nh/r, a0ndro/j, o9 ; a1nqrwpoj, a0nqrw/pou, o9 oude man ge/rwn, ge/rontoj, o9 manier op een of andere manier pwj ; ph| (in postpositie, enclitisch) op geen enkele manier ou0damw=j ; mhdamw=j op welke manier vraagwoord = hoe pw=j ; ph=| marcheren poreu/omai (passivum) markt(plaats) a0gora/, a0gora=j, h9 matroos nau/thj, nau/tou, o9 medeburger poli/thj, poli/tou, o9 medelijden medelijden hebben (met x wegens y) oi0kti/rw (+ acc. x, gen. y) - w1|ktira - - -
mee mee zijn su/neimi (+ dat.) e1somai e0geno/mhn ge/gona - - meedoen x doet mee aan y me/testi (+ dat. x, gen. y) meemaken pa/sxw pei/somai e1paqon pe/ponqa - -meester despo/thj, despo/tou, o9 meester over/van, de baas over ku/rioj, kuri/a, ku/rion melden (dat) a0gge/llw (+ o3ti of participium) a0ggelw= h1ggeila h1ggelka h1ggelmai h0gge/lqhn menen (dat) nomi/zw (+ inf.) nomiw= e0no/misa neno/mika neno/mismai e0nomi/sqhn ; oi1omai (+ inf.) oi0h/somai - - - w0|h/qhn menigte o3miloj, o9mi/lou, o9 ; o1xloj, o1xlou, o9 mening gnw/mh, gnw/mhj, h9 mening do/ca, do/chj, h9 mens a1nqrwpoj, a0nqrw/pou, o9 (af en toe h( ) met voorzetsel meta/ (+ gen.) met voorzetsel = samen met su/n (+ dat.) tegelijk met voorzetsel a3ma (+ dat.) meteen eu0qu/j ; au0ti/ka mezelf (reflexief) e0mauto/n, e0mauth/n middel mhxanh/, mhxanh=j, h9 midden middelste me/soj, me/sh, me/son (attributief gebruikt) midden in, in het midden van me/soj, me/sh, me/son (predicatief gebruikt) midden in = volop bezig met metacu/ (+ partic.) mijn bez vnw o9 e0mo/j, h9 e0mh/, to\ e0mo/n mijzelf (reflexief) e0mauto/n, e0mauth/n militair = soldaat stratiw/thj, stratiw/tou, o9 minachten katafrone/w (+ gen.) minnaar e0rasth/j, e0rastou=, o9misdadig panou=rgoj, panou=rgon misgunnen (iemand x iets y) zhlo/w (+ acc. x, gen. y) fqone/w (+ dat. x, gen. y) mishandelen bia/zomai misleiden sfa/llw sfalw= e1sfhla - e1sfalmai e0sfa/lhn e0capata/w misschien i1swj missen (het doel) a9marta/nw (+ gen.) a9marth/somai h3marton h9ma/rthka h9ma/rthmai h9marth/qhn missen (nodig hebben)x mist y (heeft nodig) dei= (+ dat. x, gen. y) deh/sei e0de/hse - - - moe moe worden ka/mnw kamou=mai e1kamon ke/kmhka - - moed a0ndrei/a, a0ndrei/aj, h9 moed hebben qarre/w / qarse/w moedeloos
moedeloos zijn a0qume/w moeder mh/thr, mhtro/j, h9 moedig a0ndrei=oj, a0ndrei/a, a0ndrei=on qrasu/j, qrasei=a, qrasu/ moedig zijn qarre/w / qarse/w moeilijk xalepo/j, xaleph/, xalepo/n moeten x moet y dei= (+ acc. x, inf. y) deh/sei e0de/hse - - - xrh/ (+ acc. x, inf. y) xrh=stai e0xrh=n / xrh=n - - - a0na/gkh e0sti/ (+ dat. x, inf. y) x zou moeten y, x behoort te y xrh/ (+ acc. x, inf. y) xrh=stai e0xrh=n / xrh=n - - - mogelijk het is mogelijk (voor x om te y) e1cesti (+ dat. x, inf. y) mogen = graag mogen, aardig vinden file/wmooi kalo/j, kalh/, kalo/n muur tei=xoj, tei/xouj, to/ N
na voorzetsel meta/ (+ acc.) naakt gumno/j yilo/j, yilh/, yilo/n naam o1noma, o0no/matoj, to/ naar voorzetsel = naar mensen toe para/ (+ acc.); w9j (+ acc.) naar voorzetsel = naar toe e0pi/ (+ acc.) naar voorzetsel = naar toe, maar niet naar binnen toe pro/j (+ acc.) naar voorzetsel = naar toe, naar binnen, in ei0j (+ acc.) naar Athene (beweging) 0Aqh/naze nacht nu/c, nukto/j, h9 nadat e0pei/; e0peidh/ naderen prose/rxomai (+ dat.) ei]mi h]lqon e0lh/luqa - - nastreven speu/dw natie e1qnoj, e1qnouj, to/ nauwkeurig a0kribh/j, a0kribe/j neerhalen kaqaire/w, kataba/llw neerzetten, doen staan i3sthmi sth/sw e1sthsa (transitief) en e1sthn (intransitief) e3sthka (intransitief) e3stamai e0sta/qhn neerzetten kaqi/zw kaqi/sthmi negen e0nne/a nemen lamba/nw lh/yomai e1labon ei1lhfa ei1lhmmai e0lh/fqhn nemen ai9re/w (geen passief) ai9rh/sw ei[lon h3|rhka h3|rhmai h(|re/qhn (werd gekozen) nergens ou0damou= ; mhdamou= niemand ou0dei/j, ou0demi/a ; mhdei/j, mhdemi/a niet ou0 ou0k ou0x ; mh/ niet dan ou1koun niet gehoorzamen a0peiqe/w (+ dat.)
niet langer ou0ke/ti ; mhke/tiniet meer ou0ke/ti ; mhke/ti (noch) … noch ou0de/ … ou0de/ ; mhde/ … mhde/ nog niet ou1pw ; mh/pw niettemin o3mwj niet verantwoordelijk (voor) a0nai/tioj, a0nai/tion (+ gen.) niet vertrouwen a0piste/w (+ dat.) niets ou0de/n ; mhde/n voor niets = gratis voor niets = tevergeefs ma/thn nieuw ne/oj, ne/a, ne/on nieuw kaino/j, kainh/, kaino/n nodig x heeft y nodig dei= (+ dat. x, gen. y) deh/sei e0de/hse - - -het nodig hebben, gebrek aan e1ndeia, e0ndei/aj, h9 (+ gen.) a0pori/a, a0pori/aj, h9 (+ gen.) nodig hebben a0pore/w (+ gen.) nodig hebbend e0ndeh/j, e0ndee/j (+ gen.) nog e1ti nog niet ou1pw ; mh/pw nood (gebrek aan) e1ndeia, e0ndei/aj, h9 (+ gen.) a0pori/a, a0pori/aj, h9 (+ gen.) noodlijdend e0ndeh/j, e0ndee/j (+ gen.) noodzaak a0na/gkh, a0na/gkhj, h9 noodzakelijk het is noodzakelijk (dat x y) dei= (+ acc. x, inf. y) deh/sei e0de/hse - - - (= x moet y) xrh/ (+ acc. x, inf. y) xrh=stai e0xrh=n / xrh=n - - - a0na/gkh e0sti/ (+ dat. x, inf. y) nooit ou0de/pote ; mhde/pote nu nu=n nut, voordeel o1feloj, o0fe/louj, to/ nuttig xrh/simoj, xrhsi/mh, xrh/simon w0fe/limoj, w0fe/limon xrhsto/j, xrhsth/, xrhsto/n nuttig zijn, helpen w0fele/w O
o w] (bij vocativi) of h1 of … of h1 … h1 offeren qu/w qu/sw e1qusa te/quka te/qumai e0tu/qhn offers (aan de goden) i9era/, i9erw=n, ta/ ofschoon kai/per (+ partic.) ofwel h1 om voorzetsel = wegens, door dia/ (+ acc.); e3neka (in postpositie, + gen.) om voorzetsel = rondom peri/ (+ dat. acc.) om .. te … = opdat i3na ; o3pwj ; w9j
stil zijn = zwijgen siga/w sigh/somai e0si/ghsa sesi/ghka sesi/ghmai e0sigh/qhn siwpa/w siwph/somai e0siw/phsa sesiw/phka - e0siwph/qhn stoppen (transitief) = doen ophouden (iemand met iets) pau/w (+ acc. + partic. in acc.) stoppen (intransitief) = ophouden (met) pau/omai (+ partic.) ; lh/gw (+ gen. of partic.) storen kine/w storm xeimw/n, xeimw=noj, o9 stoutmoedig qrasu/j, qrasei=a, qrasu/ straffen (iemand x voor iets y) timwre/omai (+ acc. x, gen. y) a0mu/nomai (+ acc. x, gen. y) zhmio/w gestraft worden di/khn di/dwmi streek, land xw/ra, xw/raj, h9 strekken -tei/nw (alleen in samenstellingen) tenw= -e/teina -te/taka te/tamai -eta/qhn streven naar spouda/zw (+ acc.) spouda/somai e0spou/dasa e0spou/daka e0spou/dasmai e0spouda/sqhn strijd ma/xh, ma/xhj, h9 strijd = wedstrijd a0gw/n, a0gw=noj, o9 strijd tussen partijen sta/sij, sta/sewj, h9 strijden (met / tegen) ma/xomai (+ dat.) maxou=mai e0maxesa/mhn - mema/xhmai - stromen r9e/w r9uh/somai e0rru/hn e0rru/hka - - struikrover lh|sth/j, lh|stou=, o9 sturen pe/mpw pe/myw e1pemya pe/pomfa pe/pemmai e0pe/mfqhn i3hmi h3sw h[ka (medium ei3mhn) ei[ka ei[mai ei3qhn T
taal glw=tta, glw/tthj, h9 tafel tra/peza, trape/zhj, h9 talent (6.000 drachmen) ta/lanton, tala/ntou, to/ talloos mu/rioi, mu/riai, mu/ria te te laat u3steroj, u9ste/ra, u3steron techniek te/xnh, te/xnhj, h9 tegelijk met voorzetsel a3ma (+ dat.) tegen voorzetsel van aanvallen etc e0pi/ (+ acc.) tegen voorzetsel van redevoeringen etc kata/ (+ gen.) tegenkomen a0panta/w (+ dat.) a0panth/somai a0ph/nthsa a0ph/nthka - - tegenstelling in tegenstelling tot voorzetsel para/ (+ acc.) tegenzin met tegenzin a1kwn, a1kousa, a1kon (gen. a1kontoj) tekort (aan) e1ndeia, e0ndei/aj, h9 (+ gen.) a0pori/a, a0pori/aj, h9 (+ gen.)
teleurstellen sfa/llw sfalw= e1sfhla - e1sfalmai e0sfa/lhn teleurgesteld worden (in) sfa/llomai (+ gen.) tempel new/j, new/, o9 ten behoeve van voorzetsel u9pe/r (+ gen.) tenminste ge (in postpositie, enclitisch) tent skhnh/, skhnh=j, h9 ter bescherming van voorzetsel u9pe/r (+ gen.) teruggaan, terugkeren, terugkomen, terugwijken a0naxwre/w (augment: a0nexw/rhsa) teruggaan, terugkeren, terugkomen e0pane/rxomai ei]mi h]lqon e0lh/luqa - - teruggeven a0podi/dwmi dw/sw e1dwka de/dwka de/domai e0do/qhn terwijl e3wj tevergeefs ma/thn thuis (zonder beweging) oi1koi thuis, naar huis toe (beweging naar toe) oi1kade tien de/ka tienduizend mu/rioi, mu/riai, mu/ria tiran tu/rannoj, tura/nnou, o9 toch o3mwj toegeven (dat) o9mologe/w ; o9mologe/omai (+ inf.) toelaten (x om te y; dat x y) e0a/w (+ acc. x, inf. y) e0a/sw ei1asa ei1aka ei1amai ei0a/qhn toen, op dat moment to/te toen, daarna, dan, vervolgens e1peita toen (voegwoord) o9po/te; o3te; e0pei/; e0peidh/ toenemen doen toenemen au0ca/nw au0ch/sw hu1chsa hu1chka hu1chmai hu0ch/qhn toeschouwer qeath/j, qeatou=, o9 toestaan (x om te y; dat x y) e0a/w (+ acc. x, inf. y) e0a/sw ei1asa ei1aka ei1amai ei0a/qhntoeval tu/xh, tu/xhj, h9 toevallig (+ werkwoord) tugxa/nw (+ ptc.) teu/comai e1tuxon tetu/xhka - - toneel skhnh/, skhnh=j, h9 tonen fai/nw fanw= e1fhna pe/fagka pe/fasmai e0fa/nqhn dei/knumi dei/cw e1deica de/deixa de/deigmai e0dei/xqhn a0podei/knumi toorn o0rgh/, o0rgh=j, h9 topde top van a1kroj, a1kra, a1kron (predicatief gebruikt) toren pu/rgoj, pu/rgou, o9 tot tot = tot aan me/xri (+ gen.) totdat e3wj; me/xri; pri/n treffen ba/llw balw= e1balon be/blhka be/blhmai e0blh/qhn tugxa/nw trekken e3lkw -e3lcw ei3lkusa -ei3lkuka -ei3lkusmai
-ei9lku/sqhntrireme trih/rhj, trih/rouj, h9 triviaal fau=loj, fau/lh, fau=lon trofee tropai=on, tropai/ou, to/ trouwen met (mannelijk subject) game/w gamw= e1ghma gega/mhka gega/mhmai - trouwen met (vrouwelijk subject) game/omai (+ dat.) twee du/o tweede deu/teroj, deute/ra, deu/teron twee keer, tweemaal di/j twijfel (het niet meer weten, geen oplossing zien) a0pori/a, a0pori/aj, h9 twintig ei1kosi twist = ruzie, rivaliteit e1rij, e1ridoj, h9 U
uit e0kuit Athene, van Athene (beweging) 0Aqh/nhqen uitdelen ne/mw nemw= e1neima dianene/mhka nene/mhmai e0nemh/qhn uiteraard dh/ (in postpositie) uitgaan e0kbai/nw (+ e0k & gen.) -bh/somai -e/bhn be/bhka - - uitgaan, uitkomen, gaan uit, komen uit e0ce/rxomai ei]mi h]lqon e0lh/luqa - - uitgeven (van geld) a0nali/skw a0nalw/sw a0nh/lwsa a0nh/lwka a0nh/lwmai a0nhlw/qhn uitkijken voor, oppassen voor, op zijn hoede zijn voor fula/ttomai uitkomen, uitgaan, gaan uit, komen uit e0ce/rxomai ei]mi h]lqon e0lh/luqa - - uitlachen katagela/w (+ gen.) gela/somai e0ge/lasa - - e0gela/sqhn uitleggen (dat) fra/zw (+ o3ti) fra/sw e1frasa pe/fraka pe/frasmai e0fra/sqhn uitnodigen kale/w kalw= e0ka/lesa ke/klhka ke/klhmai e0klh/qhn uitrusten, voorzien van ste/llw stelw= e1steila -e/stalka e1stalmai e0sta/lhn uitrusten, rusten uitvinden eu9ri/skw eu9rh/sw hu[ron / eu[ron hu3rhka / eu3rhka eu3rhmai eu9re/qhn V
vaak polla/kijvaart = zeereis plou=j, plou=, o9 vaart = snelheid vader path/r, patro/j, o9 vallen pi/ptw pesou=mai e1peson pe/ptwka - - van (van mensen vandaan) voorzetsel para/ (+ gen.) van (voorzetsel) = weg van, uit a0po/ (+ gen.) van Athene, uit Athene (beweging) 0Aqh/nhqen
van daar e0kei=qen van elders a1lloqen van een andere plaats vandaan a1lloqen van hier e0nqe/nde vanaf het moment dat e0c ou[; a0f 0 ou[vandaag th/meron vangen katalamba/nw lh/yomai e1labon ei1lhfa ei1lhmmai e0lh/fqhn vanwaar, waarvandaan (geen vraagwoord) o9po/qen ; o3qen varen ww ple/w pleu/somai / pleusou=mai e1pleusa pe/pleuka pe/pleusmai - vast vastbinden de/w dh/sw e1dhsa de/deka de/demai e0de/qhn vasteland h1peiroj, h0pei/rou, h9 vastmaken a3ptw a3yw h[ya - h[mmai h3fqhn vastpakken a3ptomai (+ gen.) a3yomai h9ya/mhn - h[mmai? h3fqhn? vechten (met / tegen) ma/xomai (+ dat.) maxou=mai e0maxesa/mhn - mema/xhmai -veel polu/j, pollh/, polu/ hoe veel vraagwoord po/soj, po/sh, po/son veilig a0sfalh/j, a0sfale/j veld a0gro/j, a0grou=, o9 veldslag ma/xh, ma/xhj, h9 veldtocht stratei/a, stratei/aj, h9 verachten katafrone/w (+ gen.) verantwoordelijk (voor) ai1tioj, ai0ti/a, ai1tion (+ gen.) niet verantwoordelijk voor a0nai/tioj, a0nai/tion (+ gen.) verbaasd verbaasd zijn (dat) qauma/zw (+ ei0) qauma/somai e0qau/masa teqau/maka teqau/masmai e0qauma/sqhn verbaasd zijn (over x wegens y) qauma/zw (+ acc. x, + gen. x, of + acc. x en gen. y) qauma/somai e0qau/masa teqau/maka teqau/masmai e0qauma/sqhnverbannen ww e0kba/llw (geen passief) balw= e1balon be/blhka be/blhmai e0blh/qhn verbannen worden e0kpi/ptw pesou=mai e1peson pe/ptwka - - verbazend qauma/sioj, qaumasi/a, qauma/sionverbazingwekkend qauma/sioj, qaumasi/a, qauma/sionverbergen zich verbergen kru/ptw kru/yw e1kruya ke/krufa ke/krummai e0kru/fqhnverbieden (x om te y) a0pagoreu/w (+ dat. x, mh/ & inf. y) a0perw= a0pei=pon a0pei/rhka a0pei/rhmai a0perrh/qhn ou0k e0a/w (+ acc. x, inf. y) e0a/sw ei1asa ei1aka ei1amai ei0a/qhn verbranden (transitief) kai/w (soms ka/w)
waar bn a0lhqh/j, a0lhqe/jwaar vraagwoord zonder beweging pou= waar geen beweging, geen vraagwoord o3pou ; ou[ waar(heen) vraagwoord beweging naar toe poi= waar(heen) beweging naar toe, geen vraagwoord o3poi ; oi[ waarheid a0lh/qeia, a0lhqei/aj, h9 waarvandaan, vanwaar vraagwoord po/qen waarvandaan, vanwaar geen vraagwoord o9po/qen ; o3qen waard a1cioj, a0ci/a, a1cion (+ gen.)
niet waard, onwaardig a0na/cioj, a0na/cion (+ gen.) x beschouwen als y waard a0cio/w (+ acc. x, gen. y) waard achten (x de prijs y) tima/w (+ acc. x, gen. y) waarnemen ai0sqa/nomai (+ gen. of acc.) ai0sqh/somai h0|sqo/mhn - h1|sqhmai - waarom vraagwoord ti/ wachten (op) me/nw menw= e1meina meme/nhka - - wachter = bewaker fu/lac, fu/lakoj, o9 wakker wakker maken = wekken e0gei/rw e0gerw= h1geira e0grh/gora (intransitief) e0gh/germai h0ge/rqhnwanneer (voegwoord) o9po/te; o3te; e0pei/; e0peidh/ wanneer (vraagwoord) po/te want ga/r (in postpositie) wantrouwen ww a0piste/w (+ dat.) wapen o3plon, o3plou, to/ in de war brengen tara/ttw tara/cw e0ta/raca - teta/ragmai e0tara/xqhn wassen lou/wzich wassen lou/omai wat vraagwoord ti/ wat ook maar o3stij, h3tij, o3 ti wat voor een vraagwoord poi=oj, poi/a, poi=on water u3dwr, u3datoj, to/ wedstrijd a0gw/n, a0gw=noj, o9 weer bijwoord pa/lin ; au]qij weerleggen e0le/gxw e0le/gcw h1legca - e0lh/legmai h0le/gxqhn weerstaan u9pome/nw menw= e1meina meme/nhka - - a0mu/nomai (+ acc.) a0munw= h1muna - - - weg o9do/j, o9dou=, h9 weg zijn, afwezig zijn a1peimi e1somai e0geno/mhn ge/gona - - weinig o0li/goj, o0li/gh, o0li/gon (te) weinig (om te) o0li/goi, o0li/gai, o0li/ga (+ inf.) wekken e0gei/rw e0gerw= h1geira e0grh/gora (intransitief) e0gh/germai h0ge/rqhn weliswaar … maar me/n … de/ (beide in postpositie) welk(e) vraagwoord ti/j, ti/ welk(e) (van twee) vraagwoord po/teroj, pote/ra, po/teron welk(e) (van twee) o9po/teroj, o9pote/ra, o9po/teron wellicht i1swj welwillend, vriendelijk eu0menh/j, eu0mene/j wensen werk e1rgon, e1rgou, to/ werken e0rga/zomai e0rga/somai ei0rgasa/mhn / h0rgasa/mhn - ei1rgasmai ei0rga/sqhn / h0rga/sqhn werpen ba/llw balw= e1balon be/blhka be/blhmai e0blh/qhn
- geboren worden gi/gnomai genh/somai e0geno/mhn ge/gona gege/nhmai - woud u3lh, u3lhj, h9 wraak wraak nemen (op x voor y) timwre/omai (+ acc. x, gen. y) wreken timwre/w (aanvullingen?) wrijven tri/bw tri/yw e1triya te/trifa te/trimmai e0tri/bhn X
Y
zaaien spei/rw sperw= e1speira - e1sparmai e0spa/rhn zaak pra=gma, pra/gmatoj, to/ zee qa/latta, qala/tthj, h9 zeeman nau/thj, nau/tou, o9 zeereis plou=j, plou=, o9 zege ni/kh, ni/khj, h9 zeggen (dat) fhmi/ (+ inf.) fh/sw e1fhsa - - - zeggen (dat) le/gw (+ o3ti) e0rw= / le/cw ei]pon / e1leca ei1rhka ei1rhmai e0rrh/qhn / e0le/xqhn zeilen ww = varen ple/w pleu/somai / pleusou=mai e1pleusa pe/pleuka pe/pleusmai - zelf au0to/j, au0th/, au0to/ zelfde au0to/j, au0th/, auto/ (attributief) zelfs kai/ (staat voor het woord dat het benadrukt) zenden pe/mpw pe/myw e1pemya pe/pomfa pe/pemmai e0pe/mfqhn i3hmi h3sw h[ka (medium ei3mhn) ei[ka ei[mai ei3qhn zes e3c zetten ti/qhmi qh/sw e1qhka te/qhka kei=mai / te/qeimai e0te/qhn zetten op (x op y) e0piti/qhmi (+ acc. x, dat. y) Zeus Zeu/j, Dio/j, o9 (in het Attisch verbogen als Zeu/j, Dio/j, Dii/, Di/a, Zeu=) zeven e9pta/ zich herinneren m/emnhmai (perf., + gen.) fut. mnhsqh/somai e0mnh/sqhn zich in beweging zetten o9rma/omai o9rmh/somai - - w3rmhmai w9rmh/qhn zich inspannen ka/mnw kamou=mai e1kamon ke/kmhka - - zich schamen ai0sxu/nomai ; e0paisxu/nomai (+ partic. of + inf. om te ) ai0sxunou=mai - - - h0|sxu/nqhn zich schamen (dat) ai0sxu/nomai (+ ei0) ai0sxunou=mai - - - h0|sxu/nqhn zich terugtrekken a0naxwre/w (augment: a0nexw/rhsa) zich verbazen (dat) qauma/zw (+ ei0) qauma/somai e0qau/masa teqau/maka teqau/masmai e0qauma/sqhn zich verbazen (over x wegens y) qauma/zw (+ acc. x, + gen. x, of + acc. x en gen. y) qauma/somai e0qau/masa teqau/maka teqau/masmai
e0qauma/sqhnzich verbergen kru/ptw kru/yw e1kruya ke/krufa ke/krummai e0kru/fqhn zich vergissen a9marta/nw (+ gen.) a9marth/somai h3marton h9ma/rthka h9ma/rthmai h9marth/qhn zich verheugen xai/rw xairh/sw e0xa/rhn kexa/rhka - - zich verstoppen kru/ptw kru/yw e1kruya ke/krufa ke/krummai e0kru/fqhnzich verzetten (tegen) e0nantio/omai (+ dat.) e0nantiw/somai - - h0nanti/wmai h0nantiw/qhn zich wassen lou/omai zichtbaar fanero/j, fanera/, fanero/n zichzelf (reflexief) e9auto/n, e9auth/n, e9auto/ ; au9to/n, au9th/n, au9to/ ziek ziekte no/soj, no/sou, h9 besmettelijke ziekte loimo/j, loimou=, o9 ziek zijn ka/mnw kamou=mai e1kamon ke/kmhka - - ziel yuxh/, yuxh=j, h9 zien (dat) o9ra/w (+ participium) o1yomai ei]don e9o/raka / e9w/raka e9w/ramai / w1mmai w1fqhn ziener ma/ntij, ma/ntewj, o9 zijn = bestaan u9pa/rxw a1rcw h]rca h]rxa h]rgmai h1rxqhn zijn ww ei0mi//ei]nai e1somai e0geno/mhn ge/gona - - aanwezig zijn pa/reimi afwezig zijn, weg zijn a1peimi zijn in e1neimi (+ e0n & dat.) e1somai e0geno/mhn ge/gona - - zijn (samen) met su/neimi (+ dat.) e1somai e0geno/mhn ge/gona - - zilver a1rguroj, a0rgu/rou, o9 (zilver)geld a0rgu/rion, a0rguri/ou, to/ zingen a1|dw a1|somai h]|sa - h=|smai h1|sqhn zitten ka/qhmai - - - - - doen zitten kaqi/zw zo (bij adjectieven) ou3tw(j) zo, op die / deze manier ou3tw(j) ; w[de ; th=|de ; tau/th| (zo)als o3pwj ; w9j ; o3ph| ; h[| zodat w3ste zodanig, zo een toiou=toj, toiau/th, toiou=to(n)zodanig als o9poi=oj, o9poi/a, o9poi=on ; oi[oj, oi3a, oi[on zoeken zhte/w zoet h9du/j, h9dei=a, h9du/ zoëven, zo juist, zo net a1rti zolang als (voegwoord) e3wj zo groot tosou=toj, tosau/th, tosou=to(n) zo groot als o9po/soj, o9po/sh, o9po/son ; o3soj, o3sh, o3son zo juist, zo net, zoëven a1rti zo net, zoëven, zo juist a1rti
zo veel tosou=toj, tosau/th, tosou=to(n) zo veel als o9po/soj, o9po/sh, o9po/son ; o3soj, o3sh, o3son zonder voorzetsel a1neu (+ gen.) zoon ui9o/j, ui9ou=, o9 zorg zorgen er voor zorgen dat eu0labe/omai (passief) eu0labh/somai - - - hu0labh/qhn mhxana/omai pra/ttw pra/cw e1praca pe/praxa (transitief) en pe/praga