Sectorupdate 2011 ▶ Interview ▶ Trends & ontwikkelingen ▶ Sectorvisie visie op onderwijs, zorg en woningcorporaties
Nov 02, 2014
0900 - 0024 (€ 0,10 per minuut)abnamro.nl/sectoren
Sectorupdate 2011 ▶ Interview ▶ Trends & ontwikkelingen ▶ Sectorvisie
visie op onderwijs, zorg
en woningcorporaties
ABN3022_zorg onderwijs_woco_omsl.indd 1-2 06-05-11 15:40
ABN3022_zorg onderwijs_woco_omsl.indd 3-4 06-05-11 15:40
Herstel Nederlands bedrijfsleven zal voorzichtig
doorzetten in 2011
Geachte relatie,
Voor u ligt de Visie op Sectoren 2011 waarin een groot aantal sectoren en hun onderliggende branches inhoudelijk worden besproken en geanalyseerd. Aan de hand van Visie op Sectoren wil ABN AMRO u graag inzicht geven in de huidige trends en ontwikkelingen van uw sector en geven onze sector-specialisten bovendien hun visie weer voor het komende jaar. U kunt uw onderneming spiegelen aan de trends en actuele branchecijfers, kijken hoe het met de branche van uw toeleveranciers is gesteld en zien wat de verwachtingen zijn van ABN AMRO over uw eigen branche.
Het beeld van de verschillende sectoren verschilt onderling nog behoorlijk. In het kielzog van een
sterk groeiende wereldhandel en toenemende export wisten vooral de sectoren industrie en trans-
port als eerste de omslag naar groei te realiseren. Al snel volgde het herstel in andere sectoren,
terwijl de ontwikkelingen in de bouw nog altijd zorgelijk blijven.
Naast sectorspecifieke invloeden, zijn er ook ontwikkelingen die een economiebrede impact hebben.
Zo zijn de prijzen van grondstoffen structureel hoger geworden. Naast de olieprijs geldt dit ook voor
edelmetalen en industriële metalen; vooral door toegenomen vraag vanwege forse economische
groei in Azië. Ook de prijzen van agrarische grondstoffen stegen. Met name door tegenvallende
oogsten en een duidelijk aantrekkende wereldvraag.
In deze Visie op Onderwijs, Zorg en Woningcorporaties zijn drie interviews opgenomen. Voor
onderwijs geven Sijbolt Noorda, voorzitter VSNU, en Eric Zwaart, sector banker Onderwijs
ABN AMRO hun visie op het huidige onderwijsstelsel. Jeroen van Breda Vriesman, lid van de
executive board van Eureko (Achmea) gaat het gesprek aan met Linze Dijkstra, sector banker Zorg
ABN AMRO, over de gezondheidszorg. Voor de corporatiesector geeft de directeur van het Centraal
Fonds Volkshuisvesting, Jan van der Moolen, zijn visie in gesprek met Astrid van Arum, sector banker
Woningcorporaties bij ABN AMRO. In de drie interviews is onder meer besproken hoe deze sectoren
efficiënter kunnen omgaan met minder middelen.
Hopelijk stimuleert deze publicatie u om met ABN AMRO en uw collega-ondernemers van gedachten
te wisselen over de uitdagingen voor uw bedrijf en uw sector in Nederland. Wij denken graag met u
mee en zijn u graag van dienst. Namens alle collega’s van ABN AMRO wens ik u en uw bedrijf alle
succes toe!
Vriendelijke groeten,
Joop Wijn Lid Raad van Bestuur ABN AMRO
1Visie op onderwijs, zorg en woningcorporaties
ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 1 10-05-11 11:13
Visie op onderwijs,zorg en woningcorporatiesSectorupdate 2011
2
ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 2 10-05-11 11:13
4 6
10 12 16 18 20 24 2628
visie op Nederland
interview onderwijs
onderwijs
interview zorg
langdurige zorg
medisch-specialistische zorg
interview woningcorporaties
woningcorporaties
leeswijzer
colofon
3Visie op onderwijs, zorg en woningcorporaties
ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 3 10-05-11 11:13
Vorig jaar groeide de economie met 1,75%. Dankzij een stevig groeitempo rond de
jaarwisseling blijft de groei dit jaar gemiddeld waarschijnlijk goed op peil. Maar in de
loop van het jaar loopt het tempo terug.
visie op Nederlandgroei Nederlandse economie zwakt wat af in loop van 2011
Na vier kwartalen van herstel viel de economische groei in de
zomer van 2010 (tijdelijk) vrijwel weg. Het BBP liet een stijging
optekenen van amper 0,1% k-o-k. In het tweede kwartaal was het
BBP - geholpen door forse voorraadvorming - nog met 1,0%
gegroeid. Terwijl in het voorjaar de groei enorm was opgestuwd
door voorraadopbouw, werd in het derde kwartaal de groei juist
(nog sterker) gedrukt door een afname van de voorraden.
Gemiddeld is de economie in deze twee kwartalen met 0,5%
k-o-k gegroeid. Eind 2010 steeg het BBP weer met 0,6% k-o-k,
met dank aan de uitvoer, voorraadopbouw, particuliere consump-
tie en bedrijfsinvesteringen. Het cijfer werd wel wat geflatteerd
door de kou, die heeft gezorgd voor extra productie en verbruik
van energie. Gemiddeld kwam de BBP-groei in 2010 uit op 1,8%.
Dit was bijna geheel te danken aan de uitvoer.
Groei economie bleef begin 2011 op peil
-6
-3
0
3
6
1991 93 95 97 99 2001 03 05 07 09 201160
75
90
105
120
BBP (% j-o-j; linkeras) Economisch-sentimentindicator (rechteras)
Bron: Thomson Reuters Datastream
Uitvoer blijft motor economische groeiDe groei van de uitvoer is inmiddels afgenomen. Toch zal de uit-
voer ook dit jaar weer flink bijdragen aan de economische groei,
maar wel iets minder dan in 2010. Daar staat tegenover dat de
binnenlandse bestedingen het wat beter zullen doen dan vorig
jaar. Voor heel 2011 verwachten we eenzelfde groeicijfer als vorig
jaar. Dat heeft te maken met de hogere groei eind 2010 en de
goede start van 2011. Die goede start wordt gesuggereerd door
diverse voorlopende indicatoren in binnen- en buitenland. Zo
liepen het producentenvertrouwen in de Nederlandse industrie en
de Economisch-sentimentindicator in maart op naar het hoogste
peil in ongeveer drie jaar. De inkoopmanagersindex (PMI) liep in
maart weliswaar iets terug, maar ligt nog steeds op een hoog
niveau, wat duidt op verdere expansie. En last but not least liet
de industriële productie in januari en februari flinke (verdere)
stijgingen zien ten opzichte van de voorgaande maand.
In de loop van 2011 zien we de groei in de eurozone en Nederland
afzwakken door bezuinigingsmaatregelen van overheden en onder
invloed van de flink gestegen olieprijs. We denken dat de effecten
van de bezuinigingen in binnen- en buitenland op de Nederlandse
BBP-groei dit jaar geleidelijk toenemen. Verder ligt het risico voor
de groei aan de ‘onderkant’. Als bijvoorbeeld de olieprijs langer
hoog blijft of nog doorstijgt, zal de economische groei in de
wereld en dus ook in ons land lager uitvallen dan vorig jaar.
De afwijkende ontwikkeling van de uitvoer enerzijds en de binnen-
landse bestedingen anderzijds had ook haar weerslag op het
4
ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 4 10-05-11 11:13
bedrijfsleven. Het grootbedrijf, dat relatief sterk op afzet in het
buitenland is gericht, kon vorig jaar al weer een duidelijk herstel
laten zien, terwijl daar bij het MKB, dat meer op het binnenland is
georiënteerd, nog nauwelijks sprake van was. Naar verwachting
zal de afzetontwikkeling van het MKB dit jaar bijtrekken.
Uitvoer stijgt verderPMI >50 wijst op groei; <50 – krimp
-20
-10
0
10
20
2001 02 03 04 05 06 07 08 09 10 201130
40
50
60
70
Uitvoer goederen (% j-o-j; linkeras) PMI exportorders (index; rechteras)
Bron: CBS, Markit NEVI
Binnenlandse bestedingenDe particuliere consumptie is in 2010 met 0,4% gestegen. In het
laatste kwartaal viel de consumptiegroei iets hoger uit: +0,5%
k-o-k. Dat kwam onder meer door het flink hogere energieverbruik
als gevolg van het ongebruikelijk koude weer. Daarnaast waren de
autoverkopen fors. De bescheiden consumptiegroei in heel 2010
had te maken met de geringe stijging van het reëel beschikbaar
inkomen. Die stond onder druk van matige loonstijgingen en
banenkrimp. Bovendien was het herstel van het consumenten-
vertrouwen nog niet echt overtuigend. Weliswaar is een opwaartse
beweging zichtbaar, maar deze verloopt met horten en stoten.
Ook dit jaar is de consumptiegroei nog bepaald niet uitbundig.
Diverse factoren werken tegen elkaar in. De individuele
koopkracht verslechtert opnieuw. Weliswaar stijgen de lonen
harder dan in 2010, maar de inflatie valt eveneens hoger uit,
terwijl de bezuinigingsmaatregelen van de overheid ook de
koopkracht drukken. Maar daar staat tegenover dat het aantal
banen toeneemt. Al met al kan het reëel beschikbaar inkomen iets
meer toenemen dan vorig jaar. Ook de consumptie kan dan wat
meer stijgen dan in 2010. Wellicht zet het geleidelijk toegenomen
vertrouwen de consument ertoe aan om uitgaven die de
afgelopen jaren zijn uitgesteld vanwege (baan)onzekerheid, alsnog
te gaan doen. Mogelijk verder stijgende energieprijzen vormen
uiteraard een risico voor de inflatie en daarmee voor de
koopkracht.
Hoewel de investeringen gemiddeld nog afnamen in 2010, was in
de loop van het jaar verbetering zichtbaar. Het voorzichtige
investeringsherstel na de recessie heeft te maken met de vrij lage
bezettingsgraad van het machinepark in de industrie. Door de
recessie was de bezetting ongekend sterk afgenomen. Daarna is
deze weer behoorlijk opgelopen, maar toch is nog sprake van
onderbezetting. Daardoor zijn er weinig prikkels om te investeren
in uitbreiding. Wel zal worden geïnvesteerd ter vervanging van
(verouderde) machines of ter verbetering van de concurrentie-
kracht. De investeringen in machines en computers zitten al sinds
de zomer van 2009 in de lift (+12% in 2010). Ook de investeringen
in transportmiddelen zijn weer gestegen. Het afzetperspectief
voor het bedrijfsleven is behoorlijk en de financiële positie is
verbeterd. We verwachten daarom dat de investeringen in 2011
zullen stijgen.
Matige groei kredietverleningDe economische groei is dit jaar, zoals we schreven, gematigd.
De cashflow van bedrijven vertoont een opgaande lijn. De inves-
teringsgroei is bescheiden. De huizenmarkt blijft in mineur.
De rente is laag maar stijgt wel wat. Binnen dit scenario is een
explosieve groei van de Nederlandse kredietvraag onwaar-
schijnlijk. En het kredietaanbod? De bankensector heeft de
kredietcrisis overleefd, veel banken zijn aangesterkt en hebben
buffers opgebouwd. Maar de rook van de crisis is nog niet
verdwenen. Banken moeten zich aanpassen aan de nieuwe
realiteit, die inhoudt dat per euro verstrekt krediet meer vermogen
en liquide middelen nodig zijn. Op termijn kan dat de prijs van
krediet doen stijgen. Gelukkig krijgen banken de tijd om naar de
nieuwe realiteit toe te groeien.
Inflatie loopt opSinds medio 2010 lag het inflatietempo op 1,6%, totdat met name
hogere autobrandstofprijzen de inflatie in december opstuwden
naar net onder de 2%. In de drie maanden daarna bleef het cijfer
gelijk. We verwachten dat door de gestegen prijzen van olie en
voedsel de inflatie in de komende maanden - net als elders in
Europa - wat verder zal stijgen. Dat proces verloopt in ons land
wat langzamer doordat de energieprijzen voor gezinnen door-
gaans twee maal per jaar worden aangepast. Doordat er nog
altijd sprake is van overcapaciteit in de economie zal verdere
opwaartse druk beperkt blijven. We verwachten dat de inflatie
dit jaar gemiddeld duidelijk boven de 2% uitkomt. Omdat we
ervan uitgaan dat de stijging van de energie- en voedselprijzen
later weer afvlakt, kan de inflatie volgend jaar wat lager uitvallen.
5Visie op Nederland
ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 5 10-05-11 11:13
Links: Sijbolt Noorda, voorzitter van VSNU. Rechts: Eric Zwaart: sector banker Onderwijs ABN AMRO.
Sijbolt Noorda, VSNU, vereniging van universiteiten:’Uiteindelijk is onderwijs vooral wat
we er samen van maken’
Nederland heeft een onderwijsstelsel om trots op te zijn. Het hoger en universitair
onderwijs levert studenten af die hun bijdrage leveren aan de kenniseconomie. Maar het is
niet vanzelfsprekend dat dat zo blijft. De Commissie Veerman waarschuwde al dat we onze
hoge internationale notering niet moeten verliezen. Hoe kijken Sijbolt Noorda, voorzitter
van VSNU, vereniging van universiteiten en Eric Zwaart, sector banker Onderwijs
ABN AMRO, hier tegenaan?
6
ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 6 10-05-11 11:13
Links: Sijbolt Noorda, voorzitter van VSNU. Rechts: Eric Zwaart: sector banker Onderwijs ABN AMRO.
Beslist niet duurSijbolt Noorda: ‘Het Nederlandse onderwijs is beslist niet duur.
We presteren goed als onderwijs- sector. En dat terwijl we steeds
meer studenten hebben, tegen een dalend bedrag per student.
Het grote probleem is dat er zo weinig gezegd wordt: “Mag het
wat kosten?” Terwijl er niets is waar mensen voor de rest van hun
leven zo afhankelijk van zijn. Iedere Nederlander brengt vijftien tot
twintig jaar van zijn jonge leven in het onderwijs door. Laatst
stond weer in de krant dat hoogopgeleide mensen gemiddeld
twee keer zo veel verdienen. En er is ook een verband tussen
opleidingsniveau en levens-satisfactie en gezondheid.
Toch kom je zelden de bereidheid tegen in het onderwijs te
investeren, ook bij individuele burgers niet. We besteden
miljarden aan cosmetica en vakanties. Maar als je vraagt of een
student bereid is wat meer te betalen voor een verbeterde
opleiding, dan wordt dat als een oneerbaar voorstel beschouwd.
We moeten ons niet fixeren op de uitgaven, maar ook naar het
maatschappelijk rendement van onderwijs kijken.’
Commissie VeermanDan klinkt het advies van de Commissie Veerman u als muziek in
de oren.
Eric Zwaart: ‘Een belangrijke constatering van deze commissie is
dat we als kenniseconomie alleen naar een vijfde plek op de
internationale ranglijst kunnen groeien als we in onderwijs
investeren. En als de overheid daar niet in wil investeren, wie zou
het dan wel willen? Er is in het onderwijs wel gesproken over een
ander bekostigingssysteem, dat studenten meer de werkelijke
prijs van het onderwijs moeten gaan betalen. Gecombineerd met
een sociaal leenstelsel geeft dat het onderwijs meer ruimte om
investeringen te doen.’
Noorda: ‘Het gekke van dit soort stelselwijzigingen is dat de
besparingen zelden worden geïnvesteerd in verbetering van het
onderwijs. Het gaat niet werken wanneer je studenten vooral ziet
als een doelgroep die extra mag bijdragen aan het wegwerken
van gaten in de rijksbegroting. Politici zien vaak niet hoeveel dit
soort investeringen oplevert. Dat is een van de belangrijkste
redenen dat deze discussies in Nederland zo vaak vastlopen.
Maar we hebben de hoogopgeleiden hard nodig, voor de zorg
bijvoorbeeld en om internationaal de concurrentie aan te kunnen.’
Internationale ervaringNoorda: ‘Er is geen andere weg en de belangrijkste link tussen de
universiteit en de samenleving is de student. Het wetenschap-
pelijk onderwijs gaat via de hersenen van de studenten de poort
van de universi-teit uit. Bij deze mensen zit de creativiteit waar de
maatschappij mee verder kan. Ik vind ook dat internationale
ervaring essentieel is. Het zou een uitzondering moeten zijn
wanneer een student niet voor studie of werk naar het buitenland
gaat. Want wat je vakgebied ook is, je zult altijd met internationale
collega’s of klanten te maken krijgen. Het gaat niet zozeer om de
kennis die een buitenlandse ervaring toevoegt, maar meer dat je
je in een vreemde omgeving hebt leren handhaven en dat je de
cultuur-verschillen met je eigen land leert zien. Het is voor veel
studenten een les in creativiteit en een afscheid van
traditionalisme.’
Trots op het onderwijsNoorda: ‘Aspecten van het Nederlandse onderwijs waar we trots
op kunnen zijn? Neem de natuurlijke manier van samenwerken
met bedrijven en non-profit instellingen. Wageningen University
& Research center bijvoorbeeld heeft al tientallen jaren een heel
intensieve samenwerking met de voeding en de tuinbouw. Die
bedrijven weten de universiteit goed te vinden. Hetzelfde geldt
voor de universiteit in Eindhoven, met bedrijven als Philips en
ASML en voor de TU Delft met industrieel ontwerpen en nano-
technologie. Het wonder van de universiteit is dat het er in feite
een Winkel van Sinkel is, maar dat dit soort dingen gewoon tot
stand komt zonder dat het nadrukkelijk georganiseerd hoeft te
worden. De Nederlandse wetenschappers zijn hartstikke goed in
hun relaties met de praktijk.
‘Ik kom zelden de bereidheid tegen in het onderwijs te investeren’
7Interview
ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 7 10-05-11 11:13
Ook inhoudelijk heeft het wetenschappelijk onderwijs een enorme
ontwikkeling doorgemaakt. Vergelijk het programma van een
rechtenfaculteit eens met 25 jaar geleden, dat is een wereld van
verschil. De internationalisering heeft op alle vlakken van het recht
zijn intrede gedaan, of het nu gaat om informatierecht, bestuurs-
recht, arbeidsrecht of merkenrecht. En dat zonder dat er een
commissie aan te pas is gekomen, maar gewoon doordat de
onderwijsmensen hun samenleving kennen.’
Zwaart: ‘Dat merken wij ook. Neem bijvoorbeeld Jos Verstegen,
lector Ondernemerschap en Samenleving aan de Christelijke
Agrarische Hogeschool in Dronten, in samenwerking met
Wageningen UR. Hier heeft zich een uitgebreide kenniskring
vanuit het bedrijfsleven gevormd. Verstegen houdt zich onder
meer bezig met risicomanagement, een onderwerp waar wij als
bank natuurlijk veel van weten. Daarom ben ik daar ook bij
betrokken, samen met onze sector banker Agrarisch.
In de koppeling met het bedrijfsleven ligt een grote meerwaarde.
ABN AMRO ziet het ook als haar verantwoordelijkheid om na te
denken over toekomstscenario’s voor de agrisector. Wat zijn
kansrijke ontwikkelingstrajecten waar individuele agrarische
bedrijven zich in kunnen herkennen?
Dat soort vragen vergt onderzoek en dus een goede samen-
werking met de onderzoeksfunctie van de hogeschool of
Sijbolt Noorda, voorzitter van VSNU
‘Nederlandse wetenschappers zijn hartstikke goed in hun relaties met de praktijk’
8
ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 8 10-05-11 11:14
universiteit. Op vergelijkbare manier zijn we ook elders actief,
zoals in Delft. Daar zijn we betrokken bij een minor ”technology
based entrepreneurship”. Studenten krijgen de opdracht om een
bedrijf te adopteren en met oplossingen te komen waar dat
bedrijf zelf nog niet zo aan heeft gedacht. Je ziet dat studenten
creatief zijn en dingen oppakken. Bij ABN AMRO leggen we ook
onze eigen vragen voor aan studenten. Ze blijken vaak met heel
verfrissende oplossingen te komen.’
Excellent onderwijsNoorda: ‘Het stimuleren van excellent onderwijs wordt soms een
lastig thema gevonden. Want het is heel belangrijk om gelijke
kansen te bieden. Tegelijkertijd moet iedereen in staat gesteld
worden zijn talenten te benutten. Dan is het niet verkeerd om
studenten die aantoon-baar op een hoger niveau presteren een
onderzoeksmaster aan te bieden en anderen niet. We willen graag
succes voor iedereen, maar niet voor iedereen hetzelfde succes.
Onderwijs is in zekere zin een weerspiegeling van de samen-
leving. Wat wij als Nederlandse samenleving goed doen is dat we
mensen insluiten en niet uitsluiten. Mijn Engelse collega’s
moeten voortdurend uitleggen waarom er bij hen zo weinig
mensen met een lagere sociaaleconomische status op de
universiteit zitten. Ook in de VS speelt dit, met name bij de beste
universiteiten. Maar bij ons stromen Turkse vwo-leerlingen in
grotere aantallen dan gemiddeld door naar de universiteit. Daar
zouden we met z’n allen heel enthousiast over moeten zijn.’
Collectieve prestatiesNoorda: ‘We beschouwen het onderwijsstelsel, onze collectieve
prestatie, veel te weinig als iets waar we trots op zijn. Het
onderwijs staat niet los van de samenleving, maar is er nauw mee
verbonden. Dat betekent ook dat we het als onderwijs niet alleen
kunnen. Wat doet u voor het onderwijs? was de titel van een
interessant rapport van de Onderwijsraad. Stel jezelf die vraag
eens. Wij zijn als onderwijsinstellingen teveel geneigd onze
studenten als een soort werknemers te beschouwen. En als
maatschappij zijn we gewend het onderwijs te zien als een
verzameling winkels waar je kunt shoppen. Maar het zou veel
meer een tweezijdige relatie moeten zijn, dus dat ouders,
bedrijfsleven en instellingen zich nauwer bij het onderwijs
betrokken voelen. Het onderwijs is uiteindelijk vooral wat we er
als samenleving van maken. We zouden een voorbeeld kunnen
nemen aan Finland, waar grote waardering bestaat voor het vak
van docenten. En dat begint er misschien wel mee dat docenten
op verjaardagsfeestjes weer vol trots vertellen over hun beroep.’
‘We willen graag succes voor iedereen, maar niet voor iedereen hetzelfde succes’
9Interview
ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 9 10-05-11 11:14
Nederland Kennisland: onderwijs als motor van onze economie
Meer met minder: betere prestaties en aansluitingen met minder geld
Investeren en ook bezuinigen
Branchebeschrijving
Trends en ontwikkelingen
Onze visie
Kerngegevens Websites
Het onderwijs is een groot veld met een aanzienlijk maatschappelijk en
economisch belang. Er gaat EUR 35 miljard in om, er werken ruim
400.000 professionals en miljoenen leerlingen en studenten volgen er
onderwijs. Geen sector is zo veelzijdig, uitdagend en veranderlijk als het
onderwijs. Hogescholen zijn de grootste leverancier van hoog opgeleide
professionals op de Nederlandse arbeidsmarkt. De universiteiten zetten
zich in om de positie van het Nederlandse wetenschappelijk onderzoek
te verstevigen.
Nederland heeft de ambitie om te behoren tot de top-5 van kennis-
economieën. De werkelijkheid is dat wij hier nog ver vanaf staan. Voor
het nieuwe kabinet is dit de aanleiding om met een fors pakket voorne-
mens te komen voor het onderwijs, met als motto ‘de basis op orde en
de lat omhoog’. De elementen die we hier nader belichten zijn: onder-
wijskwaliteit, presteren in plaats van inspannen en talentmaximalisatie.
De onderwijskwaliteit moet omhoog. In 2010 hebben zo’n 30.000 deel-
nemers uit het werkveld hun input daarvoor gegeven en het resultaat is
gepresenteerd als ‘De onderwijsagenda’. De rode draad is dat er meer
ruimte geboden moet worden om als professional je werk te kunnen
doen en er meer aandacht moet komen voor het begrip ‘leerwinst’.
Presteren in plaats van inspannen is onderdeel van ‘de lat omhoog’. De
leerprestatie is het gemeenschappelijke doel waar ieders commitment
voor nodig is (ouders, leraren, leerling en schoolbestuurders). Minder
vrijblijvendheid, iedereen bij de les houden en goede prestaties belonen,
dat is de beweging die op gang moet komen. Talentmaximalisatie ten
slotte, gaat uit van het beginsel dat ieder talent telt. Zeker in een vergrij-
zend Nederland is een hogere arbeidsparticipatie hard nodig. Binden en
boeien in het onderwijs en sturen op het maximale uit jezelf halen
hebben ook een betoverende werking op studiemotivatie en prestaties
bereiken. Een ander facet van talentmaximalisatie betreft het aanbren-
gen van meer structuur en focus op excellent onderwijs.
Goed onderwijs gedijt het best in een professionele leergemeenschap
waarbij iedereen in een veilige omgeving leert dankzij feedback en
reflectie. Die veilige omgeving dreigt voor de leerling, student en
onderwijsinstelling verstoord te worden door de beleidsvoornemens
van dit kabinet. Zo wil men orde op zaken stellen, de balans tussen
rechten en plichten ook in het onderwijs op vele terreinen opnieuw
vaststellen en eigen verantwoordelijkheid stimuleren. Daarbij maakt
men keuzes die niet tegelijkertijd uitvoerbaar zijn. Als het kabinet haar
plannen doorzet, kunnen reorganisaties in het onderwijs niet uitblijven.
Hoe het ook zal uitpakken, ‘meer met minder’ is nu voor een groot
aantal instellingen al realiteit. In het onderwijs wordt daardoor ook sterk
gestuurd op structurele en minst pijnvolle kostenreducties. Vaak
investeert men nog zelf in kostenbesparende veranderingen, maar onze
visie is dat steeds meer gebruik zal worden gemaakt van door
marktpartijen ontwikkelde duurzame totaaloplossingen op gebied van
energiebesparing en facilitymanagement. Dit brengt ons tot het punt
dat het samenspel tussen onderwijs, bedrijfsleven en student steeds
vaker succesvol wordt gearrangeerd en dit bovendien de steeds
belangrijker wordende derde geldstroomontwikkeling voedt. Het
principe is gebaseerd op het Rotterdams Onderwijs Model (de triade
van kennis, praktijk en persoonlijke ontwikkeling), waarin de attitude van
‘outside in, inside out’ zijn meerwaarde al lange tijd heeft bewezen.
Aantal ROC’s/AOC’s en vakscholen: 70
Aantal deelnemers ROC: circa 588.000
Aantal HBO’s: 39
Aantal studenten HBO’s: 417.000
Aantal Universiteiten: 14
Aantal studenten Universiteiten: 239.000
www.vsnu.nlwww.mboraad.nlwww.hbo-raad.nlwww.abnamro.nl/onderwijs
onderwijs
10
ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 10 10-05-11 11:14
0
100
200
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009vombohbowo
0
40
80
60
40
20
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008basisonderwijsvmbo/mbo1havo/vwo
mbo 2-4hbowo
0
100
vrouwenmannen
basi
s-on
derw
ijs
vmbo
/m
bo 1
havo
/vw
o
mbo
2-4
hbo
wo
tota
al
90
80
70
60
50
40
30
10
20
0
100
200
300
400
500
600
2000 2007 2010 2015 2020
mbohbowo
Ontwikkeling aantal gediplomeerden
Opleidingsniveau van de Nederlandse bevolking
Netto arbeidsparticipatie
Raming aantal ingeschrevenen
Bron: OCW kerncijfers 2005-2009
Bron: OCW kerncijfers 2005-2009
Bron: OCW kerncijfers 2005-2009
Bron: Referentieraming 2009
▶ In 2009 haalden 430 duizend jongeren een diploma.
▶ Doorstroom naar vervolgonderwijs nam over de hele linie toe.
Vanuit het voortgezet onderwijs gaat 50% door naar het MBO,
18% naar het HBO en 11% naar het WO.
▶ De laatste jaren stijgt het percentage havo/vwo-gediplomeerden
dat doorstroomt naar het HBO of WO (thans 74%).
▶ De stijging van het opleidingsniveau is het duidelijkst zichtbaar bij
de groep ‘next generation’.
▶ Het percentage met een startkwalificatie is in vijf jaar gegroeid van
64% naar 72%.
▶ Het percentage HBO-afgestudeerden steeg in vijf jaar met 13%.
▶ Een steeds grotere groep van de bevolking heeft een betaalde
baan. In 12 jaar is de netto arbeidsparticipatie toegenomen van
63% tot 73%.
▶ De arbeidsparticipatie is hoger naarmate men hoger is opgeleid.
▶ Personen met een diploma MBO 2-4, HBO of WO zijn het minst
vaak werkloos.
▶ Het aantal eerstejaars mbo-studenten zal in 2020 sterk zijn
afgenomen (met circa 17% ten opzichte van 2007).
▶ Ondanks de verwachte groei in het HBO, zal het lastig worden de
ambitie van OCW waar te maken om 50% van de Nederlandse
beroepsbevolking hoger opgeleid te hebben.
11onderwijs
ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 11 10-05-11 11:14
Links: Jeroen van Breda Vriesman, Lid van de Executive Board van Eureko (Achmea).
Rechts: Linze Dijkstra, sector banker Zorg ABN AMRO.
Jeroen van Breda Vriesman, Eureko (Achmea):‘We hebben elkaar nodig om de gezond-heidszorg beter en goedkoper te krijgen’
Nu de zorguitgaven sterk stijgen en er ingrijpende wijzigingen in het zorgstelsel plaats-
vinden, staat de Nederlandse gezondheidszorg voor belangrijke keuzes. Hebben we over
twintig jaar nog hetzelfde aantal ziekenhuizen? En blijft het systeem van risicoverevening
voor zorgverzekeraars in stand? Een gesprek met Jeroen van Breda Vriesman, Lid van de
Executive Board van Eureko (Achmea) en Linze Dijkstra, sector banker Zorg ABN AMRO.
12
ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 12 10-05-11 11:14
Links: Jeroen van Breda Vriesman, Lid van de Executive Board van Eureko (Achmea).
Rechts: Linze Dijkstra, sector banker Zorg ABN AMRO.
Curatieve zorg over twintig jaarJeroen van Breda Vriesman: ‘Als je kijkt naar hoe de curatieve zorg
is georganiseerd, dan denk ik dat over pakweg twintig jaar de
grootste verandering zal zijn dat de ziekenhuizen in aantal, en
soms ook in omvang, afnemen. En een paar ziekenhuizen zullen
juist groter worden. Er is nu eenmaal correlatie tussen volume en
kwaliteit van het zorgaanbod. We praten vaak over
minimumnormen, maar we moeten niet vergeten dat er bij
toenemend volume ook zoveel excellente kwaliteit ontstaat.’
Hoe verloopt zo’n veranderingsproces?
Van Breda Vriesman: ‘Naar verwachting treedt er in veel gevallen
een kettingreactie op die de toekomst van een ziekenhuis bepaalt.
Als het ziekenhuis bijvoorbeeld twee aandoeningen uit het
zorgaanbod snijdt, dan kan dat betekenen dat de intensive care er
door gebrek aan volume ook gesloten moet worden. Ook
wanneer maatschappen van verschillende ziekenhuizen elkaar
opzoeken – zoals je steeds meer ziet gebeuren – heeft dat impact
op de infrastructuur van die ziekenhuizen.
Tegelijkertijd zien we gespecialiseerde anderhalfdelijnscentra
ontstaan, die nog heel veel voor de gezondheidszorg zullen gaan
betekenen. Daar zal clustering van zorgfuncties plaatsvinden,
krijgt niet-planbare zorg een plek en zal de zorg voor chronisch
zieken op zeer professionele wijze vormgegeven worden. Denk
bijvoorbeeld aan huisartsenpraktijken die uitgebreid worden met
fysiotherapie en ook kleine operaties gaan doen. Maar het kan
ook een ziekenhuis zijn dat de huisartsenpost in huis haalt. De
anderhalve lijn heeft in efficiency en kwaliteit veel te bieden.’
SaneringsfondsLinze Dijkstra: ‘Er wordt gesproken over een saneringsfonds,
waaruit plannen voor krimp of het afstoten van zorgaanbod
gefinancierd kunnen worden. Het is in deze discussie nodig om
met financiële faciliteiten te komen. Daarbij moeten wat ons
betreft kwaliteit en kosten de criteria voor vergoeding zijn. Als
bank vinden we het belangrijk dat ziekenhuizen en maatschappen
op deze manier in staat gesteld worden om dit soort
veranderingen – waar doorgaans geen geld voor is – door te
voeren. Maar een saneringsfonds moet wel door de partijen uit
het veld gedragen worden. Daar is de verzekeraar er een van.’
Van Breda Vriesman: ‘Over het algemeen kun je wel financiers
vinden voor groei. Maar als er afbouw nodig is, lukt dat meestal
niet, hoe goed zo’n plan ook kan zijn voor de kwaliteit van de zorg
en voor de kostenbeheersing. Daarom zijn we bezig met het
opzetten van een infrastructuurfonds. We willen daarin als
verzekeraars best de regie nemen, maar willen er tegelijkertijd
voor waken dit niet alleen te doen.’
Stijgende zorgkostenVan Breda Vriesman: ‘Nederland vergrijst, de medische
mogelijkheden nemen toe en de zorgkosten stijgen jaar op jaar.
Als wij de vraag krijgen wat wij daar als verzekeraar aan doen, dan
zal ik eerst maar even de context schetsen. Op verjaardagen en
borrels vraag ik weleens hoeveel er van de 2.200 euro premie van
de basisverzekering naar de zorgverzekeraar gaat. Dan krijg je
schattingen van twintig tot dertig procent te horen. In
werkelijkheid liggen onze kosten op drie procent. Wij maken per
verzekerde dertig euro kosten, verdienen vijf euro aan
cashmanagement en houden vijf euro winst over.
Het is echter een reële vraag hoe we de stijging van de zorgkosten
kunnen blijven verwerken. Nu lukt het nog, maar over een paar
jaar moeten we kiezen tussen zieke kinderen of schoolboeken.
Daarom is het van groot belang dat artsen, ziekenhuizen en
patiëntenverenigingen kosten en kwaliteit in samenhang bena-
deren. Alleen zo kunnen we de solidariteit behouden. Dit is niet
een discussie van verzekeraars alleen.
Wij willen zeker onze verantwoordelijkheid nemen in de kosten-
beheersing, maar verzekeraars hebben te maken met een
wettelijke zorg- en acceptatieplicht. Als de zorgvraag stijgt, kunnen
wij aan het volume niks veranderen. Wij indiceren namelijk niet.
Ook gaan we niet over de inhoud en omvang van het basispakket.’
Er zijn overigens wel partijen die iets aan de stijgende zorgkosten
kunnen doen De Tweede Kamer bijvoorbeeld kan een belangrijke
‘Er is nu eenmaal correlatie tussen volume en kwaliteit van het zorgaanbod’
13interview
ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 13 10-05-11 11:14
rol spelen, want die stelt de omvang van het basispakket vast.
Het vervelende is wel, dat het voor een partij politieke zelfmoord
betekent om het pakket uit te kleden. Dat levert geen kiezers op.
Wat we misschien beter kunnen afspreken is dat de politiek
bepaalt hoeveel de zorg mag groeien en wat de belangrijke
thema’s zijn. Stel, je kiest voor preventie en e-health. Dan kunnen
deskundigen uit het zorgveld vervolgens met deze keuzes in het
achterhoofd de omvang van het basispakket vaststellen.’
Preventie als stuurmiddelVan Breda Vriesman: ‘Er wordt wel gezegd dat preventie een goed
middel is om het volume te sturen. En nou is het natuurlijk goed
om met preventie bezig te zijn. Maar verwacht niet meteen dat
het een grote invloed heeft op het volume. Dat blijkt volgens
verschillende rekensommen maximaal twee procent aan
zorgkosten te kunnen schelen. Met preventief darmonderzoek
bijvoorbeeld, kun je vrij goed kanker op het spoor komen.
Daarmee blijk je bij twee procent van de onderzochte mensen iets
in de preventieve sfeer te kunnen doen. Zorginhoudelijk is dat een
heel positieve uitkomst. Maar financieel is het minder ingrijpend.
In dit voorbeeld verdien je de kosten van preventie na ruim twintig
jaar pas terug.
Wat echt zoden aan de dijk zet, is pakketverkleining. Chili heeft
een pakket dat driehonderd euro per jaar kost. We zouden erover
na kunnen denken wat we voor Nederland de juiste omvang van
het basispakket vinden. Hetzelfde geldt voor de AWBZ, een
systeem dat ze in het buitenland zelfs helemaal niet kennen. Maar
dat is ook iets om trots op te zijn. Het is goed mogelijk om hier
iets aan te veranderen, maar dat zijn bij uitstek politieke keuzes.’
Solvency IIVan Breda Vriesman: ‘Solvency II, de nieuwe solvabiliteitsrichtlijn
voor verzekeraars, betekent voor ons als verzekeraar dat we
meer eigen vermogen moeten aanhouden. Voor-financieringen
aan zorgaanbieders drukken dat eigen vermogen, dus daar zal
zeker naar gekeken worden. Wat zorgaanbieders er dus van zullen
merken is dat ze op termijn minder voorfinanciering krijgen. Dat
kan gevolgen hebben voor de cashflow van zorg-instellingen.’
Dijkstra: ‘Dat geldt nog niet voor de langdurige zorg, want daar
worden alle zorguitgaven nog vooruitbetaald. Maar ook daar zal
uiteindelijk een systeem van facturering en betaling achteraf
komen. Dat betekent nogal wat voor de kapitaalbehoefte van de
langdurige zorg.’
Jeroen van Breda Vriesman, Lid van de Executive Board van Eureko
‘In werkelijkheid liggen onze kosten op drie procent van de zorgpremie’
14
ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 14 10-05-11 11:14
Van Breda Vriesman: ‘Dat klopt. Maar de gevolgen voor onze
klanten, de verzekerden, zijn nog veel ingrijpender. We hebben
hier te maken met een Europese discussie. Het lijkt erop dat de
Europese Commissie ons Nederlandse systeem van risico-
verevening niet voldoende op waarde weet te schatten. Dat heeft
grote impact. Onze verzekeringen zullen nog meer het karakter
krijgen van een schadeverzekering, waardoor we meer eigen
vermogen moeten aanhouden en de zorgpremie omhoog
gedreven wordt. Het gaat hierbij om aanzienlijke bedragen.
En dat terwijl er in feite niets aan het risicoprofiel verandert.’
Hoe kijkt u aan tegen nieuwe vormen van financiering en partici-
patie in de zorg, naast de vertrouwde bancaire financiering?
Dijkstra: ‘Wat ons wel zorgen baart is dat er tussen bank en
zorgaanbieder een te sterke afhankelijkheidsrelatie is ontstaan.
Daarom zou het goed zijn als er vernieuwing komt in de manier
waarop zorgaanbieders kapitaal aantrekken. Zo is zorgondernemer
Loek Winter al bezig met het uitgeven van obligaties.’
Van Breda Vriesman: ‘Om even terug te grijpen naar het infra-
structuurfonds: daar waar groei mogelijk is, zal de financiering niet
zoveel problemen opleveren. Tegelijkertijd zijn we hier uitermate
terughoudend in. Verzekeraars moeten geen ziekenhuizen runnen.
En je moet als verzekeraars ook niet in een vechtstand met de
zorgverleners terechtkomen. We hebben elkaar nodig om de
gezondheidszorg beter en goedkoper te krijgen. Dat gaat beter
met samenwerking en vertrouwen dan met concurrentiestrijd.’
Zorginhoudelijk samenwerkenVan Breda Vriesman: ‘Die samenwerking moet zorginhoudelijk
vorm krijgen. Voordat CZ vorig jaar in het nieuws kwam met het
contracteren van borstkankerzorg, hadden wij al bekendgemaakt
op volume te gaan contracteren. Maar we willen dat nadrukkelijk
samen met de artsen doen. Daarom zijn we er enthousiast over
dat er nu kwaliteitsnormen komen vanuit de sector. Dat zorgt voor
draagvlak. Als het kan, ontwikkelen we de dingen het liefst samen
met het veld.’
‘Het lijkt erop dat Europa onze risicoverevening onvoldoende op waarde schat’
15interview
ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 15 10-05-11 11:14
langdurige zorg Stijgende zorgvraag en sterke kostengroei noodzaken tot ingrijpen in de AWBZ
Zorginstellingen staan voor een strategische heroriëntatie
Er ontstaan nieuwe mogelijkheden voor financiering
Branchebeschrijving
Trends en ontwikkelingen
Onze visie
Kerngegevens Websites
Tot de langdurige zorg behoren de ouderenzorg, de gehandicaptenzorg
en de langdurige geestelijke gezondheidszorg. In de sector zijn
ongeveer 800 instellingen actief die in 2008 samen EUR 28,8 miljard
omzetten. De doelgroepen zijn zeer divers en daarmee ook het zorg-
aanbod. Langdurige zorg wordt zowel in de thuissituatie aangeboden
als in woonvoorzieningen. De langdurige zorg wordt voor het grootste
deel betaald uit de AWBZ, een verplichte volksverzekering. Vanuit de
Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) wordt de huishoudelijke
zorg thuis vergoed.
Van de totale kosten van de gezondheidszorg (EUR 84 mrd in 2009) is
de langdurige zorg de grootste post. De kosten van de ouderenzorg zijn
in 2009 met 4,7% toegenomen tot EUR 15,5 miljard. De kosten van de
gehandicaptenzorg bedragen EUR 7,8 miljard, een toename van 9% ten
opzichte van 2008, als gevolg van capaciteitsuitbreiding. De kosten van
de geestelijke gezondheidszorg zijn het hardst gegroeid, met een
stijging van 11,8% tot EUR 5,5 miljard (inclusief het cure-deel). De vele
adviezen die geschreven zijn over de toekomst van de AWBZ, hebben
nog niet geleid tot concrete maatregelen om de kosten van de langdu-
rige zorg te beheersen. In het regeerakkoord 2012 is zelfs EUR 1 miljard
extra gereserveerd voor de ouderenzorg en de gehandicaptenzorg. Voor
de geestelijke gezondheidszorg zijn wel budgetkortingen voorzien in
combinatie met meer eigen betalingen van cliënten. Vooral de vraag
naar ouderenzorg neemt sterk toe. De komende jaren zal minder zorg
vanuit de AWBZ vergoed gaan worden. De begeleiding en de dag-
besteding worden onderdeel van de Wmo en daarmee de verantwoor-
delijkheid van de gemeenten. Een deel van de uitvoering van de AWBZ
zal in handen komen van de zorgverzekeraars. Door de invoering van
prestatiebekostiging in de AWBZ, hebben de instellingen de eerste
stappen gezet naar meer bedrijfsmatig denken en handelen. De zorg-
instellingen zijn, als gevolg van autonome groei en fusies, de afgelopen
jaren fors gegroeid. Deze trend is nu gestopt.
De zorginstellingen worden de komende jaren geconfronteerd met
ingrijpende wijzigingen in de regelgeving. Tegelijkertijd neemt de
zorgvraag sterk toe en dreigt een tekort aan arbeidskrachten. Dat leidt
tot nieuwe kansen en risico’s. Zorginstellingen moeten een strategische
heroriëntatie uitvoeren. Vragen als ‘welke doelgroepen ga ik bedienen
met welke dienstverlening’ en ‘hoe ga ik mij onderscheiden’ worden van
belang om efficiënt te kunnen werken en een goede kwaliteit te
leveren. Door het scheiden van wonen en zorg moeten de instellingen
nog nadrukkelijker kiezen of zij zelf woningen willen bouwen en
verhuren of dat ze hiervoor samenwerkingspartners zoeken. Zorg-
instellingen en financiers werken samen aan businesscases voor
nieuwe woonzorgvoorzieningen. Samenwerking tussen commerciële
vastgoedpartijen, woningcorporaties en zorginstellingen komt steeds
meer voor. Daarbij worden nieuwe financieringsconstructies toegepast
waarbij sprake is van risicodeling en inbreng van vermogen door andere
partijen. Vooral de markt voor ouderenzorg is door de groeiende zorg-
vraag interessant voor vastgoedbeleggers. Dit leidt in de ouderenzorg
tot een meer divers aanbod van voorzieningen, passend bij de zorg-
vragen, leefstijlen en financiële mogelijkheden van de cliënten. Nieuwe
toetreders in de markt spelen in op de nieuwe mogelijkheden en richten
zich op specifieke doelgroepen.
Totale uitgaven gezondheidszorg: EUR 83,8 mrd
▶ waarvan aan ouderenzorg: EUR 15,5 mrd
▶ waarvan aan gehandicaptenzorg: EUR 7.8 mrd
▶ waarvan aan geestelijke gezondheidszorg:
EUR 5,5 mrd
Aantal instellingen: circa 800
Uitgaven zorg als % BBP: 14,7%
Uitgaven AWBZ per hoofd: EUR 1.742
www.minvws.nlwww.nza.nlwww.actiz.nlwww.abnamro.nl/zorg
16
ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 16 10-05-11 11:14
0%
2%
4%
6%
8%
10%
12%
14%
1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
Groei Zorguitgaven
-20%
0%
20%
40%
60%
80%
-6% -4% -2% 0% 2% 4% 6% 8% 10%Resultaat
Solv
abili
teit
Zorginstelling
0
5.000
10.000
15.000
20.000
25.000
25 jaar of jonger 26- 35 jaar 36-45 jaar 46-55 jaar 56 jaar en ouder
Aant
al m
edew
erke
rs
0%
2%
4%
6%
8%
10%
1 11 21 31 41
Rangorde instellingen gehandicaptenzorg
Ziek
teve
rzui
m
De ontwikkeling van de zorguitgaven
Resultaat en solvabiliteit zorginstellingen
Leeftijdsopbouw medewerkers ouderenzorg
Ziekteverzuim instellingen voor gehandicaptenzorg
Bron: CBS
Bron: CIBG, analyse ABN AMRO
Bron: Actiz, benchmark in de zorg 2010
Bron: CIBG, analyse ABN AMRO
▶ De totale zorguitgaven zijn in 2009 met 6,1% toegenomen. Voor
het eerst in vijf jaar is de stijging minder groot dan in het
voorgaande jaar.
▶ De zorguitgaven als percentage van het bruto binnenlands product
zijn fors gestegen van 13,3% naar 14,7%. Dit wordt voor een deel
verklaard door een daling van het BBP met 4% in 2009.
▶ De zorguitgaven voor de gehandicaptenzorg en de geestelijke
gezondheidszorg nemen bovengemiddeld snel toe.
▶ Het gemiddelde financiële resultaat van instellingen voor
verpleging en verzorging bedraagt in 2009 1,5% (resultaat als
aandeel van de omzet). Ongeveer 10% van de instellingen maakt
verlies.
▶ De gemiddelde solvabiliteit van instellingen voor verpleging en
verzorging bedraagt in 2009 21 %.
▶ De financiële positie is gemiddeld gesproken de afgelopen twee
jaar aanzienlijk verbeterd. Tegelijkertijd nemen de verschillen tussen
de instellingen steeds verder toe.
▶ Meer dan de helft (53,6%) van de medewerkers in de ouderenzorg
is 46 jaar of ouder en 15,5% is zelfs 56 jaar of ouder.
▶ De stijgende vraag naar ouderenzorg en het relatief oude mede-
werkersbestand stellen de ouderenzorg voor nieuwe vraagstukken.
Er zal tussen zorginstellingen concurrentie ontstaan om de gunst
van de medewerkers.
▶ Het gemiddelde ziekteverzuim in de gehandicaptenzorg bedraagt
5,7%. In de geestelijke gezondheidszorg is het gemiddelde 5,2%
en in de ouderenzorg 6,0%.
▶ Het ziekteverzuim varieert aanzienlijk over de instellingen. Het
ziekteverzuim van zorginstellingen is vaak een belangrijke
voorspeller voor financiële resultaten, cliënttevredenheid en
medewerkertevredenheid.
17langdurige zorg
ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 17 10-05-11 11:14
medisch-specialistische zorg Overheidsbeleid is gericht op invoeren prestatiebekostiging en beheersing macrobudget
Ziekenhuizen staan voor strategische keuzes in hun productportfolio
Aanbod nieuwe financieringsoplossingen, passend bij de ontwikkelingen in de markt
Branchebeschrijving
Trends en ontwikkelingen
Onze visie
Kerngegevens Websites
De curatieve zorg is gericht op behandeling en genezing. In de eerste
lijn wordt dit uitgevoerd door onder meer de huisartsen, apothekers en
tandartsen. Tot de tweede lijn behoort de medisch-specialistische zorg.
In deze sector zijn 91 ziekenhuizen actief, waarvan acht academische
ziekenhuizen. Daarnaast zijn er ongeveer 200 gespecialiseerde zelf-
standige behandelcentra (ZBC’s). De totale kosten van de medisch-
specialistische zorg bedragen EUR 21,3 miljard. Daarvan wordt EUR
335 miljoen geleverd door de ZBC’s.
In de periode 2011 tot en met 2035 neemt het aandeel 65-plussers in
de bevolking toe van 15,6% tot 25,3%. Door deze snelle vergrijzing
neemt de vraag naar medisch-specialistische zorg sterk toe. De kosten
zullen bij het doorzetten van de huidige trends meer dan verdubbelen
over een periode van 20 jaar. De minister stuurt voor de komende jaren
op een maximale groei van 2,5% per jaar. Daarnaast geeft ze zieken-
huizen en zorgverzekeraars steeds meer ruimte om zelf prijzen vast te
stellen. Vanaf 1 januari 2012 wordt de prestatiebekostiging ingevoerd.
Om de kostenontwikkeling te beheersen, zal het verzekerde pakket de
komende jaren verkleind moeten worden en zullen eigen betalingen van
patiënten steeds vaker voorkomen. Tegelijkertijd ontstaat voor de
ziekenhuizen de druk om steeds efficiënter te werken. In 2011 treft de
ziekenhuizen een forse bezuiniging van in totaal EUR 314 miljoen. Voor
een deel van de ziekenhuizen zal 2011 daardoor een financieel moeilijk
jaar worden. De continuïteit van ziekenhuizen is niet langer gegaran-
deerd door de overheid en kan tot faillissementen leiden. Het aantal
ZBC’s neemt toe. Voor aandoeningen in de oogheelkunde, dermatologie
en orthopedie ontstaan steeds groter wordende, gespecialiseerde
centra. Het afschaffen van een deel van de risicoverevening voor zorg-
verzekeraars zorgt ervoor dat zij steeds meer werk gaan maken van
selectieve zorginkoop.
De ziekenhuizen staan voor grote strategische vraagstukken. Er moeten
keuzes gemaakt worden op het gebied van markt, zorgproduct, omvang
en imago. De zorgverzekeraars en de overheid sturen op concentratie
van hoogwaardige zorg en specialisatie rondom aandoeningen. Om als
ziekenhuis de juiste keuzes te kunnen maken moeten verschillende
perspectieven gewogen worden: de markt en de concurrentie, het ren-
dement, de beschikbare competenties en ambities en de toegankelijk-
heid van zorg. Medisch specialisten en ziekenhuisbestuurders kunnen
en moeten hier samen in optrekken. Er ontstaan ziekenhuizen met
verschillende profielen: ziekenhuizen die zich focussen op het bieden
van hoogwaardige topklinische zorg, basisziekenhuizen die dicht tegen
de eerstelijnszorg aanzitten en gespecialiseerde klinieken rondom speci-
fieke aandoeningen. De vrije zorgmarkt biedt goede kansen voor onder-
nemers. De komende jaren ontstaan landelijk werkende ZBC’s. Patiën-
ten gaan steeds bewuster kiezen voor een ziekenhuis of een specialist
en zijn ook bereid om daarvoor te reizen. Daarvoor is meer keuze-infor-
matie nodig. De concurrentie vindt vooral plaats op kwaliteit en minder
op kosten. Doordat de zorgmarkt steeds vrijer wordt, ontstaat ruimte
voor nieuwe financieringsoplossingen, zoals lease, obligatieleningen,
vastgoedbeleggingen en risicodragende investeringen. Dat biedt nieuwe
mogelijkheden voor de ziekenhuizen om hun plannen te realiseren en
risico’s te delen met andere partijen.
Totale uitgaven gezondheidszorg in 2009:
EUR 83,8 mrd
Uitgaven gezondheidszorg per hoofd: EUR 5.069
Kostengroei: 5,8%
Aantal ziekenhuizen: 91
Aantal ZBC’s: 295
Aantal bedden: 25.416
Aantal opgenomen patiënten: 1,6 mln
Kosten per verpleegdag: EUR 1.305
Aantal medewerkers ziekenhuizen: 172.000
www.minvws.nlwww.wfz.nlwww.nvz.nlwww.abnamro.nl/zorg
18
ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 18 10-05-11 11:14
0%
20%
40%
60%
80%
100%
2011 2015 2020 2025 2030 2035 2040 2045 2050 2055 2060
65 jaar of ouder (%)
20 tot 65 jaar (%)
0 tot 20 jaar (%)
1,8
0,6%
1%
1,5%
1%
0,8%
0%
0,5%
1%
1,5%
2%
2004 2005 2006 2007 2008 2009
Resultaten
0
50
100
150
200
250
300
350
400
2005 2006 2007 2008 2009
omze
t EUR
x m
ln
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Extra uitgaven voeding
plus-size kleding
Gewichtsbesparingsprogramma's
Eigen betalingen gezondheidszorg
Medicare/Medicaid
Commerciele verzekeraars
Verzuim
Verminderde productiviteit
Korte termijn handicap
Overigen (brandstof, voeding, etc.)
De kosten van obesitas in de Verenigde Staten
De vergrijzing tot 2060
Financieel resultaat van de ziekenhuizen
Omzet zelfstandige behandelcentra
De kosten van overgewicht
Bron: CBS
Bron: NvZ, CIBG
Bron: Boer & Croon, 2011-04-03
Bron: McKinsey 2011
▶ Nederland vergrijst in een hoog tempo. De komende vijf jaar
komen er een half miljoen 65-plussers bij.
▶ In 2040 zal iets meer dan een kwart van de bevolking 65 jaar of
ouder zijn en het aandeel 80-plussers loopt naar verwachting op tot
10% rond 2050. Nu liggen die percentages nog op respectievelijk
16 en 4%.
▶ De gezondheidszorg wordt op twee manieren geraakt door de
vergrijzing: minder arbeidspotentieel en een groeiende zorgvraag.
▶ Het financiële resultaat van de Nederlandse ziekenhuizen bedraagt
in 2009 1,8% (resultaat als aandeel van de omzet). Dat is een
stijging ten opzichte van 2008. Door een korting in 2011 komt het
resultaat onder druk te staan.
▶ De afgelopen vijf jaar varieert het resultaat rond de 1%. Dat is
aanmerkelijk lager dan de 3% die door de commissie Havermans
aan de minister van VWS is geadviseerd voor een gezonde
bedrijfsvoering.
▶ De gezamenlijke omzet van alle ZBC’s is tussen 2005 en 2009
gestegen van EUR 43 miljoen naar EUR 335 miljoen.
▶ De totale curatieve zorgmarkt is de afgelopen tien jaar met
gemiddeld 7% per jaar gegroeid.
▶ Een verdere groei van de sector is sterk afhankelijk van de ruimte
in de regelgeving die de minister van VWS geeft aan de ZBC’s.
▶ Obesitas wordt in snel tempo de eerste oorzaak van overlijden.
Als gevolg daarvan wordt het de duurste aandoening in de
gezondheidszorg.
▶ De kosten van obesitas voor de gezondheidszorg bedragen
EUR 140 miljard in de Verenigde Staten. De totale maatschappelijke
kosten liggen nog veel hoger.
▶ Volgens de RVZ bedragen de kosten van obesitas voor de
Nederlandse zorg EUR 505 miljoen per jaar.
19medisch-specialistische zorg
ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 19 10-05-11 11:14
Rechts: Jan van der Moolen, algemeen directeur van het Centraal Fonds Volkshuisvesting
Links: Astrid van Arum, sector banker Woningcorporaties ABN AMRO.
Jan van der Moolen, Centraal Fonds Volkshuisvesting:’Woningcorporaties moeten eraan
blijven denken waartoe zij op aard zijn’
De tijd van voortdurende waardestijgingen van woningen is voorbij en voor het eerst komt
een daling van het aantal corporatiewoningen in zicht, zo verwacht Jan van der Moolen,
algemeen directeur van het Centraal Fonds Volkshuisvesting. Verder bevinden de woning-
corporaties zich onder invloed van Europees ingrijpen in een ingewikkelde situatie. Hoe
anticiperen zij hierop? Een gesprek met Jan van der Moolen en met Astrid van Arum,
sector banker Woningcorporaties ABN AMRO, over de ontwikkelingen in de corporatiemarkt.
20
ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 20 10-05-11 11:14
Rechts: Jan van der Moolen, algemeen directeur van het Centraal Fonds Volkshuisvesting
Links: Astrid van Arum, sector banker Woningcorporaties ABN AMRO.
IntegriteitsbeleidHet Centraal Fonds Volkshuisvesting kreeg begin dit jaar een
onderscheiding voor haar integriteitbeleid, waarom? Jan van der
Moolen: ‘Naar ik begrepen heb was dat vooral vanwege de
manier waarop wij onderzoek doen naar integriteit van
woningcorporaties. Integriteit heeft veel te maken met gedrag,
cultuur en houding van mensen in de organisatie. Daarom
benadrukken wij dat woningcorporaties hier bewust aandacht aan
moeten besteden, bijvoorbeeld door middel van dilemma-
trainingen met medewerkers. Als er een bekende aan de balie
staat, wijs je die dan bij voorrang een woning toe? Wij zeggen:
‘Erken dat ook in jouw organisatie integriteitkwesties spelen, zorg
dat je ze onmiddellijk herkent, pak ze vervolgens effectief aan en
communiceer erover’. Verder willen wij dat hier ook op het niveau
van de commissarissen aandacht aan gegeven wordt.’
Van der Moolen: ‘Frauduleuze vastgoedtransacties en
zelfverrijking door bestuurders zijn incidenten die de beeldvorming
natuurlijk ongelooflijk negatief hebben beïnvloed, niet in de laatste
plaats bij onze primaire doelgroep, de huurders. Het beeld is
ontstaan dat corporaties bijna niet meer te vertrouwen zijn.
Helaas, want dat beeld is niet terecht. Je kunt van 2,4 miljoen
corporatiewoningen niet beweren dat ze van slechte kwaliteit zijn.
Ook de dienst-verlening en de betrokkenheid van medewerkers is
niet slecht. Maar de woningcorporatiesector heeft grote
raakvlakken met de vastgoedwereld en er spelen grote financiële
belangen. Dan willen er weleens integriteitkwesties spelen.’
Ontwikkelingen in sociaal vastgoedVan der Moolen: ‘Er is tot nu toe altijd een stijging geweest van
de woningvoorraad van corporaties. Maar ik denk dat we nu een
daling zullen gaan zien. Verder is er niet meer automatisch
gewaarborgde financiering beschikbaar voor elk project van
woningcorporaties. Dat heeft alles te maken met de beperkingen
die Brussel heeft opgelegd als uitvloeisel van de staatssteun-
discussie. Minder borging heeft ook tot gevolg dat financiers
meer zullen letten op de kwaliteit van de bedrijfsvoering, van het
bestuur en van het intern toezicht. En corporaties zullen – vooral
in gebieden met bevolkingskrimp – geconfronteerd worden met
waardevermindering.
Dit betekent dat het beeld moet verdwijnen dat corporaties
financieel erg ruim zitten. Een beeld dat kon ontstaan door de
voortdurende waardestijging van de woningen, waar echter in de
toekomst minder sprake van zal zijn. Ook is er geen sprake van
huurstijgingen tot ruim boven de inflatie. Bovendien leveren de
verkoopopbrengsten niet langer voldoende dekking op voor de
onrendabele toppen bij investeringen. Veel woningcorporaties
zullen zich dan ook moeten heroriënteren op de vraag waartoe ze
op aard zijn, misschien wat minder dan voorheen ondernemer in
vastgoed zijn en wat meer aandacht besteden aan de primaire
doelgroepen en de kwaliteit van de dienstverlening.’
StaatssteundiscussieVan der Moolen: ‘Bij de uitspraken van de Europese Commissie in
de staatssteundiscussie spelen twee elementen een rol. Ten
eerste hebben we het in dit land jaren op zijn beloop gelaten, in
plaats van zelf die discussie te voeren. En ten tweede hebben de
minister en de eurocommissaris eigenlijk niet veel meer gedaan
dan aangeven wat wel en niet tot het takenpakket van de woning-
corporatie behoort. De gevolgen daarentegen zijn groot: De
woningmarkt zit op slot, de middeninkomens kunnen nergens
heen. Dat lijkt dan de schuld van Brussel te zijn, maar het ligt aan
ons strakke systeem van huurprijsregulering en hypotheek-
renteaftrek. En dat zijn precies de twee woorden die zo ongeveer
verboden zijn in elke politieke discussie in Nederland.’
‘Het beeld is ontstaan dat corporaties niet te vertrouwen zijn’
21interview
ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 21 10-05-11 11:14
Nationaal WoonakkoordVan der Moolen: ‘Voor het Nationaal Woonakkoord, waar
inmiddels in de politiek voor wordt gepleit, lopen in ieder geval de
financiële wereld en de woningcorporaties warm. Er moet wat
gebeuren. En je kunt de huur- en de koopmarkt niet los van elkaar
zien. Bij de koopwoningen is de hypotheekschuld internationaal
gezien enorm hoog en wordt de hypotheek in veel gevallen als
fiscaal instrument ingezet. Dit terwijl een hypotheek toch in de
eerste plaats bedoeld is om bezitsvorming te stimuleren. En bij de
corporatie-woningen klinkt de roep dat de huren omhoog moeten,
terwijl we tevens de hoogste netto woonlasten van Europa
hebben.
Aan de andere kant hebben de corporaties de afgelopen jaren
geruisloos heel veel kwaliteit aan de woningen toegevoegd. Dus
de prijs-kwaliteitverhouding is zeker niet verkeerd. Maar zodra je
hierover begint, krijg je meteen het verwijt dat dit bepaalde
doelgroepen uit de huurwoningen verjaagt. Dit is een sterk
politiek geladen discussie.’
Jan van der Moolen
‘Dat de woningmarkt op slot zit, is niet de schuld van Brussel’
22
ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 22 10-05-11 11:14
De politiek aarzelt uit angst voor de kiezer. Maar de burger weet
echt wel wat er speelt en beseft ook dat er iets moet gebeuren.
Ik denk dat de gemiddelde burger vooral duidelijkheid wil over de
huur- en koopwoningen. Nu lijkt het op een bestuurder van een
bedrijf die maar blijft aarzelen over de reorganisatie, terwijl de
werknemers de bui allang zien hangen. Wees helder en werk met
lange termijnen. Als we tussen 2012 en 2025 toewerken naar een
ander systeem, dan zal dat ongetwijfeld tijdelijke effecten geven,
maar op de lange termijn loop je die wel in.’
Focus op woningcorporatiesAstrid van Arum: ‘ABN AMRO legt sinds een aantal jaren de focus
nog sterker op de woningcorporaties. We vinden het belangrijk
om corporaties als klant te hebben. Enerzijds vanwege de solide
structuur en de inkomsten, anderzijds omdat het een grote sector
is die in de maatschappij investeert met het oog op leefbaarheid
en duurzaamheid. Doordat voortaan geen borging meer van
toepassing is voor activiteiten die buiten het algemeen econo-
misch belang vallen, ontstaan er voor ABN AMRO nieuwe
mogelijkheden. De sector zelf heeft er ook voordeel van dat
meerdere banken in de financieringsbehoefte kunnen voorzien en
er dus concurrentie ontstaan. Al zal de behoefte aan kapitaal
wellicht iets dalen, woningcorporaties vormen een kapitaal-
intensieve sector. Het afdekken van renterisico’s met behulp van
derivaten blijft bijvoorbeeld belangrijk voor een corporatie.’
Van der Moolen: ‘Het hoeft voor een woningcorporatie geen
probleem te zijn zich met derivaten bezig te houden. Zolang zowel
de bestuurder als de toezichthouder maar weten waarover ze het
hebben, dat er risico’s aan verbonden zijn. Dat is wel van belang,
want bij lange na niet alle toezichthouders weten van de hoed en
de rand wat betreft derivaten. Dat geldt ook voor de directeur. Ik
hoor nog te vaak dat een adviseur het verhaal komt uitleggen in
de vergadering met de raad van commissarissen.
Dan zou duidelijk moeten zijn dat de kennis ontbreekt en moet je
er niet aan beginnen.’
Van Arum: ‘Toen in december 2008 plotseling de rente daalde,
bleken corporaties en adviseurs onvoldoende te beseffen wat er
eigenlijk aan de hand was. Er was duidelijk een paniekmomentje –
ook bij ons – toen klanten plotseling geld moesten bijstorten. Niet
iedere klant had met deze mogelijkheid rekening gehouden. Daar
hebben we wel van geleerd. We zien hierin een opvoedende taak
voor ons als bank weggelegd. We merken ook dat woningen-
corporaties daar vragen over stellen. Verder is het goed om de
discussie te voeren of je derivaten als instrument ziet of als profit
center. Onze workshops treasury gaan hierop in. Op deze manier
werken we aan het verhogen van het kennisniveau, iets waarvoor
vooral middelgrote woningcorporaties veel belangstelling tonen.’
ToezichthoudersVan der Moolen: ‘Nog iets over het functioneren van toezicht-
houders bij woningcorporaties. Soms blijken toezichthouder en
bestuur hele basale punten niet goed geregeld te hebben, blijkt
uit onze onderzoeken bij woningcorporaties. Dan is er bijvoorbeeld
geen controle op vastgoedtransacties bij het Kadaster of is er
geen transactielimiet vastgesteld voor een bestuurder. Deels
komt dat door naïviteit en denkt men: ‘Bij ons gaat het niet mis’.
Deels hebben betrokkenen überhaupt geen idee van wat er fout
kan gaan. Dat kan natuurlijk niet. Behalve dat wij ze hierop
aanspreken, stellen ook banken hier in toenemende mate
kritische vragen over.
Maar over het algemeen is er een duidelijke groei te zien in de
professionaliteit van het toezicht. Het tweelagenmodel, de
scheiding tussen bestuur en toezicht, bestaat formeel pas sinds
1993 in onze sector. Inmiddels is er volop discussie binnen de
organisaties over het toezicht. Die gesprekken gaan over vier met
elkaar samenhangende onderwerpen: de balans tussen toezicht
en bestuur, de vraag hoe een commissaris aan zijn informatie
komt, de instrumenten die beschikbaar moeten zijn voor als het
fout gaat en de manier waarop je verantwoording aflegt. Een
goede ontwikkeling wat ons betreft. Hiermee maken corporaties
zich op voor de toekomst.’
‘Er is een duidelijke groei in de professionaliteit van het toezicht’
23interview
ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 23 10-05-11 11:14
woningcorporaties Ongeborgd financieren heeft invloed op visie, strategie en kasstromen
Modernisering gehele woningmarkt is nodig
Focus op verlaging van de bedrijfslasten
Branchebeschrijving
Trends en ontwikkelingen
Onze visie
Kerngegevens Websites
De meeste huurwoningen in Nederland zijn in eigendom van
woningcorporaties. Ons land telt ongeveer 418 corporaties. Circa
driekwart van de huurwoningen in Nederland en eenderde van de
totale woningmarkt is in handen van corporaties (circa 2,4 miljoen
woningen). Woningcorporaties houden zich ondermeer bezig met het
bouwen, beheren en verhuren van (huur)woningen. Maar ook met het
verbeteren van leefbaarheid en investeringen in duurzaamheid. In
2009 hebben de corporaties circa EUR 13,5 miljard geïnvesteerd.
Nu de EU-beschikking een feit is, is er meer duidelijkheid ontstaan,
maar ook verontwaardiging. Er komt een splitsing in borgbare en niet-
borgbare activiteiten, waarbij het kader wordt vastgesteld middels
huurprijs- en inkomensgrenzen. Dit heeft effect op de visie en strategie
van een corporatie. De vraag die een corporatie zichzelf moet stellen is:
‘Blijf ik een ontwikkelende corporatie of word ik een beheercorporatie?’
Het lijkt erop dat corporaties deze vraag nog even voor zich uit hebben
geschoven vanwege de grote behoefte aan geborgd kapitaal eind 2010.
De EU-beschikking en een aantal andere onderwerpen moeten nog in
de te herziene woningwet worden vastgelegd, maar de tendens is
duidelijk. De druk op de kasstroom blijft ook dit jaar toenemen.
Investeringen staan onder druk. Om de druk op de uitgaande kas-
stromen enigszins te verlichten, nemen corporaties actie om hun
bedrijfslasten te verlagen. Inmiddels is binnen de sector een daling
van de bedrijfslasten te zien. Op het gebied van de renterisico’s die
corporaties lopen is waar te nemen dat corporaties hun rente-
management beter in de vingers krijgen. Het aantal corporaties dat
rentederivaten heeft neemt toe, waarmee uiteindelijk een stabielere
kasstroom wordt verkregen. Een andere ontwikkeling is dat
investeringen in duurzaamheid op de strategische agenda staan. Het
verlagen van de totale woonlast voor de huurder is hierbij het uitgangs-
punt, maar ook het toevoegen van waarde aan het vastgoed.
ABN AMRO verwacht dat corporaties door de nieuwe woningwet te
maken krijgen met splitsing van activiteiten. Borgbare activiteiten
blijven binnen de toegelaten instelling. Alle overige activiteiten moeten
straks in een of meerdere aparte entiteiten worden ondergebracht,
zodat de toegelaten instelling een beperkt risico loopt. Dit brengt
tevens scheiding in funding met zich mee. Kennis binnen de eigen
organisatie is door de veranderingen bijzonder belangrijk. Goed
risicomanagement is dan ook noodzakelijk, hetgeen langzaam terrein
wint in de sector. Voorts blijven de kasstromen onder druk staan. De
verwachting is dat dit blijft, zeker zolang de verkopen stagneren en de
overheid moet bezuinigen. Op termijn ontstaan er corporaties die
ontwikkelingsactiviteiten blijven uitvoeren en andere corporaties die er
voor kiezen om zich bezig te gaan houden met beheeractiviteiten. Het
totaal aantal corporaties blijft afnemen. De inschatting van ABN AMRO
is dat er op termijn circa 200 corporaties zijn. Het totaal aantal sociale
huurwoningen neemt met de tijd ook af. Ten slotte is modernisering
van de woningmarkt nodig. De woningmarkt zit op slot en voor
starters en middeninkomens is het lastig om een woning te vinden.
Diverse maatregelen worden genomen of zijn in voorbereiding, maar
een integrale oplossing voor het woningmarktprobleem is er
vooralsnog niet.
Aantal woningcorporaties: 418
Aantal woningen: 2,4 mln
Aantal medewerkers: 28.000
Aantal nieuwe huurwoningen: 31.500
Investeringen: EUR 13,5 mrd
Gemiddelde ICR: 1,5
Gemiddelde maandhuur: EUR 411
Energiebesparende maatregelen: EUR 220 mln
www.aedesnet.nlwww.cfv.nlwww.wsw.nlwww.abnamro.nl/woningcorporaties
24
ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 24 10-05-11 11:14
2009aantal
corporaties
349
25
10
45
2010aantal
corporaties
341
10
2
2
62
aantal woningen
1.977.411
86.934
8.700
2.912
321.547
81Passen bij vermogenspositie(A1 oordeel)
Brengen continuïteit op middellangetermijn in gevaar (A2 oordeel)
Brengen financiële positie in derde jaar in gevaar, terwijl in laatste jaren weer balans wordt gevonden (B1 oordeel)
Brengen continuïteit op korte termijn in gevaar (B2 oordeel)
Leiden tot een onvoldoende inzet van beschikbare vermogen (C oordeel)
0
50
100
150
200
250
300
350
400
450
Monitorprofiel 1 2 3 totaal
september 2009
september 2010
0
20
40
60
80
100
120
140
0
20
40
60
80
100
120
140
0-50 50-100 100-150 150-250 250-500 > 500
deelnemers met geborgde leningen (l.as)som schuldrestanten (r.as)
som
sch
uldr
esta
nten
(x 1
mrd
EUR
)
aant
al d
eeln
emer
s m
et g
ebor
gde
leni
ngen
schuldrestant (x 1 mln EUR)
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
2006 2007 2008 2009 2010
FixeAnnuiteitLineairKlim
Verdeling continuïteitsoordeel
Monitorprofielen WSW deelnemers
Grootte schuldrestant naar deelnemers
Samenstelling financieringswijze
Bron: Centraal Fonds Volkshuisvesting
Bron: Waarborgfonds Sociale Woningbouw
Bron: Waarborgfonds Sociale Woningbouw
Bron: Waarborgfonds Sociale Woningbouw
▶ Bij 82% van de woningcorporaties is sprake van een passend
activiteitenniveau in relatie tot de financiële mogelijkheden.
▶ Bij 2% van de corporaties brengen de voorgenomen activiteiten de
financiële positie op middellange termijn in gevaar, waarbij de
corporaties over voldoende mogelijkheden beschikken om bij te
sturen.
▶ Bij 15% van de corporaties is een grotere inzet van de financiële
middelen mogelijk.
▶ Het WSW onderscheidt vijf monitorprofielen. Elke deelnemer heeft
een monitorprofiel. Monitorprofiel 1 is het meest financieel
gezond. De monitorprofielen lopen af naar 5.
▶ De afname van het aantal corporaties is het gevolg van fusies.
▶ Van de 401 deelnemers blijft het aantal per monitorprofiel
nagenoeg gelijk aan het voorgaande jaar.
▶ 10% van de deelnemers is verantwoordelijk voor bijna 52% van
het totaal geborgde volume.
▶ De tien grootste corporaties zijn voornamelijk werkzaam in de
grote steden in de Randstad.
▶ Zes deelnemers hebben geen geborgde leningen bij het WSW.
▶ Het aantal fixe-leningen in de totale leningenportefeuille neemt toe
ten koste van annuïtaire leningen.
▶ De fixe-leningen hebben eind 2010 een marktaandeel van 78% in
de totale geborgde portefeuille.
▶ De gemiddelde hoofdsom per contract is licht toegenomen tot
EUR 10,5 miljoen.
25woningcorporaties
ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 25 10-05-11 11:14
leeswijzer
Deze leeswijzer geeft u inzicht in de opbouw van de branche-
analyses en geeft bovendien een verklaring van enkele veel
gebruikte termen.
De brancheanalyses bestaan uit twee volledige pagina’s. Op de
eerste pagina staan achtereenvolgens de volgende onderdelen:
De eerste pagina van de brancheanalyse
▶ Drie bullets
De drie bullets bovenaan de pagina geven de kern van de analyse
weer. In drie korte zinnen wordt een kernachtige samenvatting
van de brancheanalyse weergegeven.
▶ Het blok ‘Branchebeschrijving’
Het blok ‘Branchebeschrijving’ geeft een beknopte omschrijving
en definitie van de branche. De belangrijkste karakteristieken van
de branche worden hierin beschreven.
▶ Het blok ‘Trends en ontwikkelingen’
Het blok ‘Trends en ontwikkelingen’ gaat in op de huidige
ontwikkelingen in de branche. De tijdspanne van dit blok ligt in
veel gevallen tussen maart 2010 en maart 2011. In dit blok wordt in
sommige gevallen ook enkele jaren teruggekeken om de huidige
ontwikkelingen en trends beter te kunnen begrijpen.
▶ Het blok ‘Onze visie’
Het blok ‘Onze visie’ geeft de visie over de branche weer van de
sector economen van ABN AMRO Sector Research. De analyse
heeft betrekking op het huidige jaar (2011) en in sommige gevallen
het komende jaar (2012).
▶ Het blok ‘Kerngegevens’
Het blok ‘Kerngegevens’ geeft een overzicht van de meest
relevante (economische) indicatoren die kenmerkend zijn voor de
branche. De gegevens hebben betrekking op 2010, tenzij anders
vermeld. Bij het zoeken naar de gegevens voor dit blok is gebruik
gemaakt van een veelheid van bronnen. Er is vooral gebruik
gemaakt van de gegevens van het CBS, maar tevens zijn andere
bronnen geraadpleegd, zoals brancheorganisaties, onderzoek- en
adviesbureaus, kranten, tijdschriften, internet en overheids-
instanties (waaronder product- en bedrijfschappen, ministeries).
De tweede pagina van de brancheanalyseOp de tweede pagina van de brancheanalyse staan vier
verschillende figuren. In de balk boven de figuren staat de titel van
de figuur in het betreffende blok, inclusief een bronvermelding. In
veel gevallen heeft ABN AMRO Sector Research eigen
bewerkingen en ramingen gemaakt met behulp van de gegevens
van de genoemde dataleverancier. Indien een dergelijke
bewerking heeft plaatsgevonden, dan staat dit vermeld in de balk.
De figuren op pagina 2 hebben betrekking op economische
ontwikkelingen. Onderwerpen die hier onder andere kunnen
worden behandeld zijn: omzetontwikkeling, kostenontwikkeling,
exploitatiebeeld, exportontwikkeling, aantal bedrijven,
werkgelegenheid, marktaandelen, en dergelijke.
26
ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 26 10-05-11 11:14
Veel gebruikte termen, inclusief definitiesTot slot van deze leeswijzer een opsomming van enkele veel
gebruikte termen in deze publicatie, inclusief de definitie volgens
ABN AMRO.
▶ Definitie ZZP
ZZP staat voor ‘Zelfstandigen Zonder Personeel’. Ondernemers
die geen personeel in dienst hebben. Het begrip verwijst ook naar
de term ‘freelancer’.
Categorie onderneming Werknemers Jaaromzet of jaarlijks
balanstotaal
middelgroot < 250 ≤ € 50 mln. ≤ € 43 mln.
klein < 50 ≤ € 10 mln. ≤ € 10 mln.
micro < 10 ≤ € 2 mln. ≤ € 2 mln.
▶ Definitie FTE
FTE staat voor ‘full-time-equivalent’. Eén fte staat voor een
volledige werkweek van 38 uur.
▶ Definitie BBP
Bruto Binnenlands Product is de totale waarde van alle in een land
geproduceerde goederen en diensten in een bepaalde periode.
27leeswijzer
ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 27 10-05-11 11:14
colofon
De Visie Op Zorg, Onderwijs en Woningcorporaties is een uitgave
van ABN AMRO.
Sectoranalyse ABN AMRO Public Banking
Macro economische analyseNico Klene ([email protected])
Senior Econoom
ABN AMRO Economisch Bureau
InterviewMartijn Gort
Journalist/tekstschrijver
Fotografie interviewFrank Berger
Commercieel contactEric Zwaart (030-2327315)
Sector Banker Onderwijs, ABN AMRO Public Banking
Linze Dijkstra (030-2327389)
Sector Banker Zorg, ABN AMRO Public Banking
Astrid van Arum (030-2327354)
Sector Banker Woningcorporaties, ABN AMRO Public Banking
DistributieWebsite:
www.abnamro.nl/onderwijs
www.abnamro.nl/zorg
www.abnamro.nl/woningcorporaties
Telefoon: 0900-0024 (€ 0,10 per minuut)
Disclaimer
De in deze publicatie neergelegde opvattingen zijn gebaseerd op door
ABN AMRO betrouwbaar geachte gegevens en informatie, die op zorg-
vuldige wijze in onze analyses en prognoses zijn verwerkt. Noch
ABN AMRO, noch functionarissen van de bank kunnen aansprakelijk
worden gesteld voor in deze publicatie eventueel aanwezige onjuist-
heden. De weergegeven opvattingen en prognoses houden niet meer in
dan onze eigen visie en kunnen zonder nadere aankondiging worden
gewijzigd.
© ABN AMRO, mei 2011
Deze publicatie is alleen bedoeld voor eigen gebruik. Het gebruik van
tekstdelen en/of cijfers is toegestaan mits de bron duidelijk wordt ver-
meld. Verveelvoudiging en/of openbaarmaking van deze publicatie is niet
toegestaan, behalve indien hiervoor schriftelijk toestemming is gekregen
van ABN AMRO. Teksten zijn afgesloten op 14 april 2011.
28
ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 28 10-05-11 11:14
ABN3022_zorg onderwijs_woco_omsl.indd 3-4 06-05-11 15:40