Verkennend bodemonderzoek Eiland 4 plan Waterrijk Woerden Gegevens opdrachtgever Gemeente Woerden Afdeling Realisatie en Beheer Postbus 45 3440 AA Woerden Contactpersoon: Dhr. A.F. Pouw Contactpersonen CSO Dhr. S. Kunst Dhr. R.N. van Rijnsoever Projectcode: 12M469.1-B Versiedatum: 12 december 2012 Status: Definitief
102
Embed
Verkennend bodemonderzoek - Woerden · geohydrologie en gegevens over de (financieel-)juridische situatie verzameld. Ook is Google Maps geraadpleegd en zijn de kadastrale gegevens
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Verkennend bodemonderzoek
Eiland 4 plan Waterrijk Woerden
Gegevens opdrachtgever
Gemeente WoerdenAfdeling Realisatie en BeheerPostbus 453440 AA Woerden
Contactpersoon:Dhr. A.F. Pouw
Contactpersonen CSODhr. S. KunstDhr. R.N. van Rijnsoever
Projectcode: 12M469.1-BVersiedatum: 12 december 2012Status: Definitief
2.1 Locatiegegevens...........................................................................................................................................22.2 Reeds uitgevoerde bodemonderzoeken....................................................................................................22.3 Locatie-inspectie .........................................................................................................................................32.4 Regionale bodemopbouw en geohydrologie.............................................................................................42.5 Hypothese en onderzoeksstrategie............................................................................................................4
3. Uitgevoerd onderzoek.........................................................................................................................................53.1 Onderzoeksopzet..........................................................................................................................................53.2 Veldonderzoek en laboratoriumonderzoek...............................................................................................5
6. Conclusies en aanbevelingen...........................................................................................................................116.1 Conclusies...................................................................................................................................................116.2 Aanbevelingen............................................................................................................................................12
BijlagenBijlage 1: Regionale ligging van de onderzoekslocatieBijlage 2: SituatietekeningBijlage 3: Boorprofielbeschrijvingen en veldverslagBijlage 4: Getoetste resultaten grondBijlage 5: Getoetste resultaten grondwaterBijlage 6: Analysecertificaat grondBijlage 7: Analysecertificaat grondwaterBijlage 8: Wettelijke toetsingskaderBijlage 9: Grondverzet, sloop en asbestBijlage 10: Lijst van gebruikte afkortingen en begrippenBijlage 11: Foto's van de locatieBijlage 12: Relevante info voorgaande onderzoek
12M469.1-B12 december 2012Definitief
1. Inleiding
In opdracht van de gemeente Woerden heeft CSO Adviesbureau een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie Eiland 4 plan Waterrijk Woerden. De regionale ligging van de locatie is weergegeven in bijlage 1.
De aanleiding voor het verkennend bodemonderzoek is de voorgenomen woningbouw op de locatie (aanvragen omgevingsvergunning).
Het doel van het uitvoeren van dit bodemonderzoek is het vaststellen van de kwaliteit van de bodem en het beoordelen of de kwaliteit van de bodem geschikt is voor het voorgenomen gebruik.
Het uitgevoerde onderzoek heeft bestaan uit een historisch vooronderzoek conform NEN 5725 en een bodemonderzoek conform NEN 5740.
In hoofdstuk 2 worden de gegevens van de locatie gepresenteerd alsmede de resultaten van het vooronderzoek en de daaruit voortvloeiende onderzoeksstrategie. In hoofdstuk 3 worden de uitgevoerde werkzaamheden besproken, als ook de certificering en de kwaliteitsborging van de uitgevoerde werkzaamheden. In hoofdstuk 4 worden de onderzoeksresultaten besproken. In hoofdstuk 5 worden de onderzoeksresultaten geëvalueerd en in hoofdstuk 6 volgen de conclusies en aanbevelingen.
Voor een uitleg van de in dit rapport gebruikte begrippen en afkortingen wordt verwezen naar bijlage 10.
12M469.1-B12 december 2012Pagina 1Definitief
2. Achtergronden
Voorafgaand aan het bodemonderzoek is een standaard historisch vooronderzoek verricht conform de NEN 5725 (strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek, januari 2009). Tijdens het vooronderzoek is een locatie-inspectie uitgevoerd en zijn gegevens over de locatie opgevraagd bij de gemeente Woerden en de Omgevingsdienst Regio Utrecht. Daarnaast zijn gegevens over de bodemopbouw en geohydrologie en gegevens over de (financieel-)juridische situatie verzameld. Ook is Google Maps geraadpleegd en zijn de kadastrale gegevens opgevraagd bij het Kadaster.
De resultaten van het vooronderzoek zijn in onderstaande paragrafen opgenomen.
2.1 Locatiegegevens
In onderstaand overzicht zijn de algemene gegevens van de locatie opgenomen: • adres : Eiland 4 plan Waterrijk Woerden • oppervlakte : Circa 52.700 m2
• kadastrale gegevens : Gemeente Woerden, Sectie E, No. 2775 • voormalig gebruik : Deels fruitteelt, deels weiland• huidig gebruik : Braakliggend terrein• toekomstig gebruik : Wonen met tuin• verhardingen : Onverhard• eventuele tanks : Voor zover bekend zijn geen boven- en/of ondergrondse tanks aanwezig
(geweest)• gedempte sloten : In het bodemonderzoek uit 2005 staat vermeld dat op de locatie voormalige
sloten aanwezig zijn, welke gedempt zouden zijn met gebiedseigen grond• asbest : Voor zover bekend is geen asbest op de locatie aanwezig• ophogingen : Het oorspronkelijke maaiveld is opgehoogd met 1,5 tot 2,0 meter zand uit de
naastgelegen recreatieplas. Ter plaatse van de nog te bouwen woningen is tevens circa 0,5 m gebiedseigen grond aangebracht
De onderzoekslocatie betreft een nog te bouwen woonwijk in het plangebied Waterrijk Woerden. Het terrein is opgehoogd met 1,5 tot 2,0 meter schoon zand uit de naastgelegen recreatieplas. Volgens de gemeente Woerden is ter plaatse van de nog te bouwen woningen / uit te geven kavels circa 0,5 m gebiedseigen grond (teelaarde) aangebracht.
De gemeente Woerden beschikt niet over een bodemkwaliteitskaart voor de nieuwbouwgebieden.
2.2 Reeds uitgevoerde bodemonderzoeken
Op de onderzoekslocatie heeft voor zover bekend het volgende bodemonderzoek plaatsgevonden:1. Verkennend bodemonderzoek deellocaties D, E en F binnen plan Waterrijk (Snel & Polanen) te
Woerden (CSO; projectnummer 05K005; 18 april 2005).
12M469.1-B12 december 2012Pagina 2Definitief
In het bodemonderzoek uit 2005 zijn drie deellocaties (D, E en F) onderzocht. Deellocatie D omvat het huidige 'Eiland 4'. Hieronder zijn de resultaten samengevat:
Deellocatie D (huidig Eiland 4)Het zuidoostelijk deel van het terrein is opgehoogd met circa 1 meter zand. De sloten zijn volgens de gebruiker gedempt met gebiedseigen grond en zijn daarom als onverdacht voor bodemverontreiniging beschouwd. In de bovengrond zijn licht verhoogde gehalten aan koper, nikkel, kwik, dieldrin en/of endrin aangetroffen, tezamen met EOX-gehalten boven de triggerwaarde. In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties arseen, chroom en 1,1,1-trichloorethaan aangetroffen. Licht verhoogde concentraties arseen en chroom worden beschouwd als natuurlijk verhoogde concentraties. Het is onbekend wat de oorzaak is van de licht verhoogde concentratie 1,1,1-trichloorethaan. De waterbodem van de sloot valt in slibklasse 0 (niet verontreinigd).
In bijlage 12 zijn de relevante delen uit de voorgaande onderzoeken opgenomen.
2.3 Locatie-inspectie
Op 23 oktober 2012 is een locatie-inspectie uitgevoerd. Omdat tijdens de locatie-inspectie nog werkzaamheden bezig waren voor het bouwrijp maken, was het niet mogelijk de locatie volledig te inspecteren. Het terrein was reeds opgehoogd met 1,5 tot 2,0 meter meter zand afkomstig van naastgelegen plas en men was bezig om een laag van circa 0,5 meter teelaarde aan te brengen ter plaatse van de bouwkavels.
Tijdens de locatie-inspectie zijn geen waarnemingen gedaan die kunnen duiden op de aanwezigheid van bodemverontreiniging. Voor zover het maaiveld kon worden geïnspecteerd zijn aan het maaiveld geen asbestverdachte materialen aangetroffen.
Foto’s van de onderzoekslocatie zijn opgenomen in bijlage 11.
12M469.1-B12 december 2012Pagina 3Definitief
2.4 Regionale bodemopbouw en geohydrologie
De navolgende gegevens zijn ontleend aan de Grondwaterkaart van Nederland, blad Utrecht (TNO-Dienst Grondwaterverkenning, 1978). De maaiveldhoogte in de gemeente Woerden varieert van 1 m +NAP tot 2 m-NAP en bedraagt gemiddeld circa NAP-niveau. De regionale bodemopbouw in de Gemeente Woerden kan globaal als volgt worden geschematiseerd: Tabel 2.1: Regionale bodemopbouwDiepte t.o.v. NAP (meter)
-4 tot -55 1e watervoerend pakket Formaties van Twente, Drente en Sterksel (matig) grof zand
-55 tot -70 1e slecht doorlatende laag Formatie van Kedichem slibhoudend zand
Vanaf -70 2e watervoerend pakket (matig) grof zand
Het eerste watervoerend pakket heeft een doorlaatvermogen (transmissiviteit) van circa 2000 m2/dag. Plaatselijk komen in het eerste watervoerend pakket leemlagen voor behorende bij de voornoemde Formaties. De locatie ligt in een poldergebied waar regionaal kwel optreedt. Het ondiepe grondwater staat op circa 0,5 tot 1 m-mv. Het grondwater in het eerste watervoerend pakket stroomt regionaal in noordwestelijke tot westelijke richting. In de gemeente Woerden worden op enkele punten relatief grote hoeveelheden grondwater onttrokken. De stromingsrichting in het eerste watervoerend pakket wordt hierdoor echter niet beïnvloed.
2.5 Hypothese en onderzoeksstrategie
Op basis van de resultaten van het vooronderzoek is de locatie beschouwd als verdacht met betrekking tot het voorkomen van verontreiniging met bestrijdingsmiddelen en verder als onverdacht met betrekking tot het voorkomen van bodemverontreiniging. Tijdens het bodemonderzoek is de volgende onderzoeksstrategie gehanteerd conform de richtlijnen van de NEN 5740 (strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek, januari 2009): ONV-GR (strategie voor een grootschalig onverdachte locatie). De bovengrond (opgebrachte gebiedseigen grond) en ondergrond (oorspronkelijk maaiveld) zal tevens onderzocht worden op bestrijdingsmiddelen (OCB's).
De bovenstaande hypothese is met het bodemonderzoek getoetst. In de volgende hoofdstukken komen de uitgevoerde werkzaamheden, alsmede de resultaten daarvan aan bod.
12M469.1-B12 december 2012Pagina 4Definitief
3. Uitgevoerd onderzoek
3.1 Onderzoeksopzet
Op basis van de in § 2.5 vastgestelde hypothese en onderzoeksstrategie is het volgende onderzoeksprogramma uitgevoerd:
Het onderzoek naar de aanwezigheid van asbest in de bodem heeft zich beperkt tot het doen van waarnemingen tijdens de locatie-inspectie en tijdens het boren. Dit asbestonderzoek is indicatief en valt niet onder het BRL SIKB 2000 certificaat. Een asbestonderzoek conform de NEN 5707 heeft geen onderdeel uitgemaakt van dit onderzoek.
3.2 Veldonderzoek en laboratoriumonderzoek
CSO Adviesbureau voor Milieu-Onderzoek B.V. is door SGS Intron gecertificeerd voor de ISO 9001 en 14001-normen, VCA** en in het kader van de Regeling Kwalibo voor de BRL SIKB 1000, 2000 en 6000. Ten slotte is CSO Adviesbureau door SGS Intron ook gecertificeerd voor de SC-540.
CSO heeft de veldwerkzaamheden uitbesteed aan veldwerkbedrijf Sialtech B.V. Sialtech is door SGS Intron gecertificeerd voor de ISO 9001, VCA** en in het kader van de Regeling Kwalibo voor de BRL SIKB 1000, 2000, 2100 en 6000.
De veldwerkzaamheden zijn op 13 en 14 november 2012 uitgevoerd door Sialtech vestiging Houten onder het BRL SIKB 2000 certificaat (protocol 2001) door de erkende veldwerker H.M.M. Joris.
De bemonstering van het grondwater is op 29 november 2012 uitgevoerd door Sialtech vestiging Assen onder het BRL SIKB 2000 certificaat (protocol 2002) door de erkende veldwerkers S.Y. Hofman en R. van Dullemen.
12M469.1-B12 december 2012Pagina 5Definitief
Aangezien de onderzoekslocatie geen eigendom is van CSO Adviesbureau, Sialtech of aan deze bedrijven gelieerde ondernemingen, wordt voldaan aan de eisen van onafhankelijkheid uit de BRL SIKB 2000.
Tijdens de uitvoering van het veldwerk zijn geen kritieke afwijkingen opgetreden van de protocollen beschreven in de BRL SIKB 2000.
De verrichte boringen en peilbuizen zijn ingemeten ten opzichte van een vast punt en op de tekening van bijlage 2 weergegeven.
Bij de uitvoering van het veldwerk is de volgende algemene strategie gehanteerd:• wanneer zintuiglijke verontreinigingen zijn aangetroffen, zijn de boringen (indien mogelijk) doorgezet tot
0,5 meter beneden de zintuiglijke verontreiniging;• bemonstering heeft plaatsgevonden van trajecten van maximaal 0,5 meter, waarbij bodemmateriaal uit
zintuiglijk verschillende bodemlagen (op basis van textuur of verontreinigingsgraad) niet met elkaar is vermengd;
• om gezondheidsredenen zijn tijdens het veldonderzoek geen actieve geurwaarnemingen verricht. Om de eventuele aanwezigheid van vluchtige verbindingen in de bodem tijdens het veldonderzoek toch te kunnen detecteren is gebruik gemaakt van mobiele koolwaterstofdetectors (type ACTA) en/of olie-watertesten;
• het grondwater is circa één week na plaatsing van de peilbuizen bemonsterd;• de zuurgraad (pH), geleidbaarheid (EC) en troebelheid van het grondwater zijn voorafgaand aan de
grondwaterbemonstering in het veld gemeten;• de monsters zijn op de voorgeschreven wijze geconserveerd.
De chemische analyses zijn uitgevoerd door het IEC 17025 geaccrediteerde en AS3000 erkende laboratorium Eurofins Analytico te Barneveld.
De grond- en grondwatermonsters in dit onderzoek zijn zover van toepassing geanalyseerd conform de AS3000 (zie bijlage 6 en 7).
De selectie van de bodemmonsters heeft plaatsgevonden op basis van zintuiglijke waarnemingen en herkomst. Het veldwerk en de analyses zijn uitgevoerd zoals weergegeven in tabel 3.1. Uitgezonderd onderstaand punt:
• Tijdens de grondwatermonstername bleek dat peilbuis 21 niet meer op de locatie aanwezig was. In overleg met de opdrachtgever is besloten om de betreffende peilbuis niet te herplaatsen. Dit is een afwijking op de gevolgde strategie uit de NEN 5740. Het is niet de verwachting dat het onderzoeken van één grondwatermonster minder gevolgen heeft op de conclusie van onderhavig onderzoek. Op de onderzoekslocatie zijn nog zes peilbuizen aanwezig waarvan het grondwater wel is onderzocht.
12M469.1-B12 december 2012Pagina 6Definitief
De selectie van monsters voor analyse en de wijze waarop de (meng)monsters zijn samengesteld is weergegeven in de tabellen 3.2 en 3.3.
Het opgeboorde materiaal is beoordeeld op kleur, textuur, bijmenging(en) en eventuele bijzonderheden. De boorprofielbeschrijvingen en het veldverslag zijn opgenomen in bijlage 3. De gegevens die deze boringen hebben opgeleverd wijken af van het geologische en geohydrologische profiel van de bodem, zoals beschreven in hoofdstuk 2; onder het (opgebrachte) zand en veen wordt veen aangetroffen.
De zintuiglijke waarnemingen, die zijn gedaan tijdens uitvoering van het veldwerk en kunnen duiden op de aanwezigheid van bodemverontreiniging, zijn per boring in onderstaande tabel weergegeven.
De in het veld gemeten zuurgraad en geleidbaarheid van het grondwater zijn niet afwijkend voor de regio. De grondwaterstand is aangetroffen tussen 1,0 en 1,6 m-mv.
4.2 Laboratoriumonderzoek
De analyseresultaten zijn getoetst aan de door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu vastgestelde achtergrond- en interventiewaarden voor grond en de streef- en interventiewaarden voor grondwater. De achtergrondwaarden voor grond (AW2000) zijn vastgelegd in de Regeling bodemkwaliteit. De interventiewaarden voor grond en de streef- en interventiewaarden voor grondwater zijn vastgelegd in de Circulaire bodemsanering 2009, zoals gewijzigd op 3 april 2012 (Staatscourant 2012, 6563).
De betekenis van deze waarden is als volgt:• Achtergrondwaarde grond / streefwaarde grondwater: bij een gehalte lager dan de achtergrondwaarde
voor grond en de streefwaarde voor grondwater wordt gesproken over niet verontreinigde bodem. Wanneer een gemeten gehalte de achtergrondwaarde of de streefwaarde overschrijdt, wordt gesproken over een licht verhoogd gehalte of een lichte verontreiniging;
• tussenwaarde (criterium voor nader onderzoek): dit is het gemiddelde van de achtergrond- of
12M469.1-B12 december 2012Pagina 8Definitief
streefwaarde en de interventiewaarde. Overschrijding van de tussenwaarde wordt een matig verhoogd gehalte of matige verontreiniging genoemd;
• interventiewaarde: wanneer een gemeten gehalte hoger is dan de interventiewaarde wordt gesproken over een sterke verontreiniging of sterk verhoogd gehalte.
Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar bijlage 8. Voor grondmonsters zijn de achtergrond- en interventiewaarden gecorrigeerd voor het gehalte organische stof en lutum, welke in het laboratorium zijn vastgesteld. De (gecorrigeerde) toetsingswaarden zijn opgenomen in bijlage 4.
4.2.1 Grond
De toetsingstabellen van de grondmonsters zijn opgenomen in bijlage 4. Het analysecertificaat van de grondmonsters is opgenomen in bijlage 6.
4.2.2 Grondwater
De toetsingstabellen van de grondwatermonsters zijn opgenomen in bijlage 5. Het analysecertificaat van de grondwatermonsters is opgenomen in bijlage 7.
12M469.1-B12 december 2012Pagina 9Definitief
5. Evaluatie onderzoeksresultaten
5.1 Veldonderzoek
Tijdens de veldwerkzaamheden zijn ter plaatse van boring 19 sporen slib in de bovengrond (opgebrachte teelaarde) waargenomen. Ter plaatse van de overige boringen zijn in de bodem zintuiglijk geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van een bodemverontreiniging.
Tijdens het veldwerk is specifiek aandacht besteed aan de aanwezigheid van asbest in en op de bodem. Tijdens de werkzaamheden is geen asbestverdacht materiaal waargenomen.
5.2 Grond
In de veenhoudende bovengrond (mengmonsters MM1 en MM2) zijn maximaal licht verhoogde gehalten aan kobalt, molybdeen en nikkel aangetoond.In de zandige bovengrond (mengmonsters MM3 en MM4; bruin zand) en de zandige ondergrond (mengmonster MM5; grijs zand) zijn geen verhoogde gehalten aangetoond.In de venige ondergrond ter plaatse van de boringen 15 en 32 (oorspronkelijk maaiveld) zijn licht verhoogde gehalten aan molybdeen aangetoond.
De resultaten van de grondanalyses zijn (indicatief) getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit (Bbk).De zandige bovengrond, veenhoudende bovengrond en zandige ondergrond vallen binnen klasse AW2000 (landbouw/natuur). De venige ondergrond (1,7-2,2 m-mv) ter plaatse van boring 15 valt binnen klasse Wonen. De venige ondergrond ter plaatse van boring 32 valt binnen klasse AW2000 (landbouw/natuur).
Het is onbekend wat de oorzaak is van de licht verhoogde gehalten aan kobalt, molybdeen en nikkel in de grond.
5.3 Grondwater
In het grondwater ter plaatse van de peilbuizen 03, 05, 10, 30 en 32 zijn licht verhoogde concentraties barium aangetroffen.In het grondwater ter plaatse van peilbuis 15 zijn licht verhoogde concentraties barium, kobalt en nikkel aangetroffen.
Licht verhoogde concentraties barium worden vaker aangetroffen in deze regio en kunnen worden beschouwd als natuurlijke achtergrondconcentraties. Het is onbekend wat de oorzaak is van de licht verhoogde concentraties kobalt en nikkel in het grondwater.
12M469.1-B12 december 2012Pagina 10Definitief
6. Conclusies en aanbevelingen
6.1 Conclusies
In opdracht van de gemeente Woerden heeft CSO Adviesbureau een verkennend onderzoek conform de NEN 5740 uitgevoerd op de locatie Eiland 4 plan Waterrijk Woerden.
De aanleiding voor het verkennend bodemonderzoek is de voorgenomen woningbouw op de locatie (aanvragen omgevingsvergunning).
Op basis van de resultaten van het voorafgaand aan het bodemonderzoek uitgevoerde vooronderzoek is een hypothese opgesteld met betrekking tot de verontreinigingssituatie, namelijk verdacht met betrekking tot het voorkomen van verontreiniging met bestrijdingsmiddelen en verder onverdacht voor bodemverontreiniging.
De belangrijkste bevindingen uit het onderzoek zijn onderstaand weergegeven:• Voorafgaand aan de veldwerkzaamheden is de onderzoekslocatie opgehoogd met 1,5 tot 2,0 meter zand uit
de naastgelegen plas en ter plaatse van de uit te geven kavels circa 0,5 meter teelaarde (veen), wat ook afkomstig is uit de naastgelegen plas.
• In de bodem ter plaatse van boring 19 zijn sporen slib in de opgebrachte teelaarde waargenomen. Ter plaatse van de overige boringen zijn zintuiglijk geen waarnemingen gedaan die duiden op de aanwezigheid van een bodemverontreiniging.
• Zintuiglijk is zowel op het maaiveld als in de opgeboorde grond geen asbestverdacht materiaal aangetroffen.
• Peilbuis 21 bleek bij de bemonstering van het grondwater niet meer op de locatie aanwezig.• In de veenhoudende bovengrond (opgebrachte teelaarde) zijn maximaal licht verhoogde gehalten aan
kobalt, molybdeen en nikkel aanwezig.• In de zandige bovengrond en zandige ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aanwezig.• In de venige ondergrond zijn licht verhoogde gehalten aan molybdeen aanwezig. • In het grondwater zijn maximaal licht verhoogde concentraties barium, kobalt en nikkel aangetroffen.
Licht verhoogde concentraties barium worden vaker aangetroffen in het grondwater van deze regio en kunnen worden beschouwd als natuurlijke achtergrondconcentraties.
De hypothese dat het terrein verdacht met betrekking tot het voorkomen van verontreiniging met bestrijdingsmiddelen en verder onverdacht is ten aanzien van bodemverontreiniging, dient formeel te worden verworpen. Dit vanwege het niet aantreffen van verhoogde gehalten aan bestrijdingsmiddelen (OCB's) en het wel aantreffen van licht verhoogde gehalte aan kobalt, molybdeen en nikkel in de grond. Omdat het slechts licht verhoogde gehalten betreft, wordt een aanvullend onderzoek niet noodzakelijk geacht.
De aangetoonde lichte verhoogde gehalten leveren vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmering op voor het voorgenomen gebruik wonen met tuin.
12M469.1-B12 december 2012Pagina 11Definitief
6.2 Aanbevelingen
Er wordt geen nader onderzoek aanbevolen.
Bij grondverzet dient rekening te worden gehouden dat de zandige bovengrond, veenhoudende bovengrond en zandige ondergrond waarschijnlijk vallen in klasse AW2000 (landbouw/natuur) volgens het Besluit bodemkwaliteit. De venige ondergrond valt waarschijnlijk in klasse Wonen of in klasse AW2000 (landbouw/natuur). Opgemerkt dient te worden dat een verkennend bodemonderzoek geen erkend bewijsmiddel is voor de kwaliteit van toe te passen grond. De kwaliteit van toe te passen grond dient bepaald te worden door middel van een partijkeuring volgens Besluit bodemkwaliteit.
Er gelden wettelijke beperkingen bij het verplaatsen en elders toepassen van (licht) verontreinigde grond, welke kunnen leiden tot extra kosten. Derhalve wordt aanbevolen om bij grondverzet (licht) verontreinigde grond zoveel mogelijk op de locatie zelf te laten. Voor een aanvullende toelichting wordt verwezen naar bijlage 9. Voor verdere informatie over de mogelijkheden hiervan kunt u zich tot CSO wenden.
12M469.1-B12 december 2012Pagina 12Definitief
Bijlage 1: Regionale ligging van de onderzoekslocatie
12M469.1-B12 december 2012Definitief
Bijlage 2: Situatietekening
12M469.1-B12 december 2012Definitief
Bijlage 3: Boorprofielbeschrijvingen en veldverslag
Legenda- < streefwaarde/aw2000 of RG + > AchtergrondWaarde (AW) ++ > Tussenwaarde (T) +++ > Interventiewaarde (I) Niet getoetst RG Rapportagegrens Normwaarden zijn gecorrigeerd met de volgende gegevens: Lutum: 8.60% van droge stof en organische stof:27.1% van droge stof.Deze toetsing is met de grootste zorg samengesteld, Eurofins Analytico B.V. is echter niet verantwoordelijk voor de uitkomst van deze toetsing.
Toetsing: S en I 2012Certificaatnummer 2012196580Monsteromschrijving MM2: 19: 0-50, 20: 0-45, 24: 0-40, 26: 0-50, 29: 0-50Monstersoort Grond, AS3000Uw projectnummer 12M469.1-BUw projectnaam Eiland 4 plangebied Waterrijk te WoerdenUw ordernummerDatum monstername 13-11-2012Monsternemer Sialtech
Parameter Eenheid
19: 0-50, 20: 0-45, 24: 0-40, 26: 0-50, 29: 0-50 +/- RG AW T I
Legenda- < streefwaarde/aw2000 of RG + > AchtergrondWaarde (AW) ++ > Tussenwaarde (T) +++ > Interventiewaarde (I) Niet getoetst RG Rapportagegrens Normwaarden zijn gecorrigeerd met de volgende gegevens: Lutum: 18.4% van droge stof en organische stof:23% van droge stof.Deze toetsing is met de grootste zorg samengesteld, Eurofins Analytico B.V. is echter niet verantwoordelijk voor de uitkomst van deze toetsing.
Toetsing: S en I 2012Certificaatnummer 2012196580Monsteromschrijving MM3:01: 0-25, 02: 0-50, 06: 0-50, 07: 0-50, 11: 0-50,12: 0-50, 13: 0-50, 14: 0-50Monstersoort Grond, AS3000Uw projectnummer 12M469.1-BUw projectnaam Eiland 4 plangebied Waterrijk te WoerdenUw ordernummerDatum monstername 13-11-2012Monsternemer Sialtech
Parameter Eenheid
01: 0-25, 02: 0-50, 06: 0-50, 07: 0-50, 11: 0-50,12: 0-50, 13: 0-50, 14: 0-50 +/- RG AW T I
Legenda- < streefwaarde/aw2000 of RG + > AchtergrondWaarde (AW) ++ > Tussenwaarde (T) +++ > Interventiewaarde (I) Niet getoetst RG Rapportagegrens Normwaarden zijn gecorrigeerd met de volgende gegevens: Lutum: 3.10% van droge stof en organische stof:0.5% van droge stof.Deze toetsing is met de grootste zorg samengesteld, Eurofins Analytico B.V. is echter niet verantwoordelijk voor de uitkomst van deze toetsing.
Toetsing: S en I 2012Certificaatnummer 2012196580Monsteromschrijving MM4:17: 0-20, 18: 0-50, 22: 0-50,23: 0-50, 25: 0-50,27: 0-50, 28: 0-30, 31: 0-50Monstersoort Grond, AS3000Uw projectnummer 12M469.1-BUw projectnaam Eiland 4 plangebied Waterrijk te WoerdenUw ordernummerDatum monstername 13-11-2012Monsternemer Sialtech
Parameter Eenheid
17: 0-20, 18: 0-50, 22: 0-50, 23: 0-50, 25: 0-50,27: 0-50, 28: 0-30, 31: 0-50 +/- RG AW T I
Legenda- < streefwaarde/aw2000 of RG + > AchtergrondWaarde (AW) ++ > Tussenwaarde (T) +++ > Interventiewaarde (I) Niet getoetst RG Rapportagegrens Normwaarden zijn gecorrigeerd met de volgende gegevens: Lutum: 3.70% van droge stof en organische stof:0.5% van droge stof.Deze toetsing is met de grootste zorg samengesteld, Eurofins Analytico B.V. is echter niet verantwoordelijk voor de uitkomst van deze toetsing.
Legenda- < streefwaarde/aw2000 of RG + > AchtergrondWaarde (AW) ++ > Tussenwaarde (T) +++ > Interventiewaarde (I) Niet getoetst RG Rapportagegrens Normwaarden zijn gecorrigeerd met de volgende gegevens: Lutum: 6.20% van droge stof en organische stof:0.5% van droge stof.Deze toetsing is met de grootste zorg samengesteld, Eurofins Analytico B.V. is echter niet verantwoordelijk voor de uitkomst van deze toetsing.
Toetsing: S en I 2012Certificaatnummer 2012196580Monsteromschrijving 15-5: 15: 170-220Monstersoort Grond, AS3000Uw projectnummer 12M469.1-BUw projectnaam Eiland 4 plangebied Waterrijk te WoerdenUw ordernummerDatum monstername 13-11-2012Monsternemer SialtechParameter Eenheid 15: 170-220 +/- RG AW T I VoorbehandelingCryogeen malen AS3000 Uitgevoerd Bodemkundige analysesDroge stof % (m/m) 16,0 Organische stof % (m/m) ds 43,3 Gloeirest % (m/m) ds 54,0 Korrelgrootte < 2 µm (Lutum) % (m/m) ds 39,8
Legenda- < streefwaarde/aw2000 of RG + > AchtergrondWaarde (AW) ++ > Tussenwaarde (T) +++ > Interventiewaarde (I) Niet getoetst RG Rapportagegrens Normwaarden zijn gecorrigeerd met de volgende gegevens: Lutum: 39.8% van droge stof en organische stof:43.3% van droge stof.Deze toetsing is met de grootste zorg samengesteld, Eurofins Analytico B.V. is echter niet verantwoordelijk voor de uitkomst van deze toetsing.
Toetsing: S en I 2012Certificaatnummer 2012196580Monsteromschrijving 32-4: 32: 150-200Monstersoort Grond, AS3000Uw projectnummer 12M469.1-BUw projectnaam Eiland 4 plangebied Waterrijk te WoerdenUw ordernummerDatum monstername 13-11-2012Monsternemer SialtechParameter Eenheid 32: 150-200 +/- RG AW T I VoorbehandelingCryogeen malen AS3000 Uitgevoerd Bodemkundige analysesDroge stof % (m/m) 17,9 Organische stof % (m/m) ds 27,2 Gloeirest % (m/m) ds 70,4 Korrelgrootte < 2 µm (Lutum) % (m/m) ds 34,7
Legenda- < streefwaarde/aw2000 of RG + > AchtergrondWaarde (AW) ++ > Tussenwaarde (T) +++ > Interventiewaarde (I) Niet getoetst RG Rapportagegrens Normwaarden zijn gecorrigeerd met de volgende gegevens: Lutum: 34.7% van droge stof en organische stof:27.2% van droge stof.Deze toetsing is met de grootste zorg samengesteld, Eurofins Analytico B.V. is echter niet verantwoordelijk voor de uitkomst van deze toetsing.
Nr. Monsteromsch Analytico‐nr1 15: 170‐220 7248274
<= rapportagegrens danwel achtergrondwaarde ‐ 0> achtergrondwaarde * 0> 2xAW max W ** 1> normwaarde wonen *** 0> achtergrond+woonwaarde **** 0> normwaarde industrie ***** 0> IW ****** 0Aantal getoetste componenten 25Aantal toegestane overschrijdingen AWx2 3Aantal toegestane overschrijdingen AW+W 3Indicatief eindoordeel ontvangende bodem kwaliteitsklasse wonenIndicatief eindoordeel toe te passen bodem kwaliteitsklasse wonen
Deze toetsing is met de grootste zorg samengesteld,Eurofins Analytico B.V. is echter niet verantwoordelijk voor de uitkomst van deze toetsing.Mocht u een probleem in deze toetsing signaleren, dan verzoekenwij u vriendelijk dit door te geven aan [email protected]
Nr. Monsteromsch Analytico‐nr2 32: 150‐200 7248275
<= rapportagegrens danwel achtergrondwaarde ‐ 0> achtergrondwaarde * 1> 2xAW max W ** 0> normwaarde wonen *** 0> achtergrond+woonwaarde **** 0> normwaarde industrie ***** 0> IW ****** 0Aantal getoetste componenten 25Aantal toegestane overschrijdingen AWx2 3Aantal toegestane overschrijdingen AW+W 3Indicatief eindoordeel ontvangende bodem overal toepasbaarIndicatief eindoordeel toe te passen bodem overal toepasbaar
Deze toetsing is met de grootste zorg samengesteld,Eurofins Analytico B.V. is echter niet verantwoordelijk voor de uitkomst van deze toetsing.Mocht u een probleem in deze toetsing signaleren, dan verzoekenwij u vriendelijk dit door te geven aan [email protected]
Nr. Monsteromsch Analytico‐nr3 04: 0‐50, 05: 0‐ 7248276
<= rapportagegrens danwel achtergrondwaarde ‐ 0> achtergrondwaarde * 3> 2xAW max W ** 0> normwaarde wonen *** 0> achtergrond+woonwaarde **** 0> normwaarde industrie ***** 0> IW ****** 0Aantal getoetste componenten 25Aantal toegestane overschrijdingen AWx2 3Aantal toegestane overschrijdingen AW+W 3Indicatief eindoordeel ontvangende bodem overal toepasbaarIndicatief eindoordeel toe te passen bodem overal toepasbaar
Deze toetsing is met de grootste zorg samengesteld,Eurofins Analytico B.V. is echter niet verantwoordelijk voor de uitkomst van deze toetsing.Mocht u een probleem in deze toetsing signaleren, dan verzoekenwij u vriendelijk dit door te geven aan [email protected]
Nr. Monsteromsch Analytico‐nr4 19: 0‐50, 20: 0‐4 7248277
<= rapportagegrens danwel achtergrondwaarde ‐ 0> achtergrondwaarde * 0> 2xAW max W ** 0> normwaarde wonen *** 0> achtergrond+woonwaarde **** 0> normwaarde industrie ***** 0> IW ****** 0Aantal getoetste componenten 25Aantal toegestane overschrijdingen AWx2 3Aantal toegestane overschrijdingen AW+W 3Indicatief eindoordeel ontvangende bodem overal toepasbaarIndicatief eindoordeel toe te passen bodem overal toepasbaar
Deze toetsing is met de grootste zorg samengesteld,Eurofins Analytico B.V. is echter niet verantwoordelijk voor de uitkomst van deze toetsing.Mocht u een probleem in deze toetsing signaleren, dan verzoekenwij u vriendelijk dit door te geven aan [email protected]
Nr. Monsteromsch Analytico‐nr5 01: 0‐25, 02: 0‐ 7248278
<= rapportagegrens danwel achtergrondwaarde ‐ 0> achtergrondwaarde * 0> 2xAW max W ** 0> normwaarde wonen *** 0> achtergrond+woonwaarde **** 0> normwaarde industrie ***** 0> IW ****** 0Aantal getoetste componenten 25Aantal toegestane overschrijdingen AWx2 3Aantal toegestane overschrijdingen AW+W 3Indicatief eindoordeel ontvangende bodem overal toepasbaarIndicatief eindoordeel toe te passen bodem overal toepasbaar
Deze toetsing is met de grootste zorg samengesteld,Eurofins Analytico B.V. is echter niet verantwoordelijk voor de uitkomst van deze toetsing.Mocht u een probleem in deze toetsing signaleren, dan verzoekenwij u vriendelijk dit door te geven aan [email protected]
Nr. Monsteromsch Analytico‐nr6 17: 0‐20, 18: 0‐ 7248279
<= rapportagegrens danwel achtergrondwaarde ‐ 0> achtergrondwaarde * 0> 2xAW max W ** 0> normwaarde wonen *** 0> achtergrond+woonwaarde **** 0> normwaarde industrie ***** 0> IW ****** 0Aantal getoetste componenten 25Aantal toegestane overschrijdingen AWx2 3Aantal toegestane overschrijdingen AW+W 3Indicatief eindoordeel ontvangende bodem overal toepasbaarIndicatief eindoordeel toe te passen bodem overal toepasbaar
Deze toetsing is met de grootste zorg samengesteld,Eurofins Analytico B.V. is echter niet verantwoordelijk voor de uitkomst van deze toetsing.Mocht u een probleem in deze toetsing signaleren, dan verzoekenwij u vriendelijk dit door te geven aan [email protected]
Nr. Monsteromsch Analytico‐nr7 03: 70‐120, 05: 7248280
<= rapportagegrens danwel achtergrondwaarde ‐ 0> achtergrondwaarde * 0> 2xAW max W ** 0> normwaarde wonen *** 0> achtergrond+woonwaarde **** 0> normwaarde industrie ***** 0> IW ****** 0Aantal getoetste componenten 25Aantal toegestane overschrijdingen AWx2 3Aantal toegestane overschrijdingen AW+W 3Indicatief eindoordeel ontvangende bodem overal toepasbaarIndicatief eindoordeel toe te passen bodem overal toepasbaar
Deze toetsing is met de grootste zorg samengesteld,Eurofins Analytico B.V. is echter niet verantwoordelijk voor de uitkomst van deze toetsing.Mocht u een probleem in deze toetsing signaleren, dan verzoekenwij u vriendelijk dit door te geven aan [email protected]
Legenda- < streefwaarde/aw2000 of RG + > Streefwaarde (S) ++ > Tussenwaarde (T) +++ > Interventiewaarde (I) Niet getoetst RG Rapportagegrens Deze toetsing is met de grootste zorg samengesteld, Eurofins Analytico B.V. is echter niet verantwoordelijk voor de uitkomst van deze toetsing.
Legenda- < streefwaarde/aw2000 of RG + > Streefwaarde (S) ++ > Tussenwaarde (T) +++ > Interventiewaarde (I) Niet getoetst RG Rapportagegrens Deze toetsing is met de grootste zorg samengesteld, Eurofins Analytico B.V. is echter niet verantwoordelijk voor de uitkomst van deze toetsing.
Legenda- < streefwaarde/aw2000 of RG + > Streefwaarde (S) ++ > Tussenwaarde (T) +++ > Interventiewaarde (I) Niet getoetst RG Rapportagegrens Deze toetsing is met de grootste zorg samengesteld, Eurofins Analytico B.V. is echter niet verantwoordelijk voor de uitkomst van deze toetsing.
Legenda- < streefwaarde/aw2000 of RG + > Streefwaarde (S) ++ > Tussenwaarde (T) +++ > Interventiewaarde (I) Niet getoetst RG Rapportagegrens Deze toetsing is met de grootste zorg samengesteld, Eurofins Analytico B.V. is echter niet verantwoordelijk voor de uitkomst van deze toetsing.
Legenda- < streefwaarde/aw2000 of RG + > Streefwaarde (S) ++ > Tussenwaarde (T) +++ > Interventiewaarde (I) Niet getoetst RG Rapportagegrens Deze toetsing is met de grootste zorg samengesteld, Eurofins Analytico B.V. is echter niet verantwoordelijk voor de uitkomst van deze toetsing.
Legenda- < streefwaarde/aw2000 of RG + > Streefwaarde (S) ++ > Tussenwaarde (T) +++ > Interventiewaarde (I) Niet getoetst RG Rapportagegrens Deze toetsing is met de grootste zorg samengesteld, Eurofins Analytico B.V. is echter niet verantwoordelijk voor de uitkomst van deze toetsing.
Bijlage 6: Analysecertificaat grond
12M469.1-B12 december 2012Definitief
T.a.v. Robin van RijnsoeverPostbus 23980 CA BUNNIK
Datum: 21-11-2012
CSO Bunnik
Analysecertificaat
Hierbij ontvangt u de resultaten van het navolgende laboratoriumonderzoek.
Certificaatnummer
Uw projectnummer
Uw projectnaam
Uw ordernummer
Monster(s) ontvangen 16-11-2012
Eiland 4 plangebied Waterrijk te Woerden
12M469.1-B
2012196580
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd.
Aanvullende informatie behorend bij dit analysecertificaat kunt U vinden in het overzicht "Specificaties
Analysemethoden". Extra exemplaren zijn verkrijgbaar bij de afdeling Verkoop en Advies.
De grondmonsters worden tot 6 weken na datum ontvangst bewaard en watermonsters tot 2 weken na
datum ontvangst. Zonder tegenbericht worden de monsters nadien afgevoerd.
Indien de monsters langer bewaard dienen te blijven verzoeken wij U dit exemplaar uiterlijk 1 week voor afloop van
de standaardbewaarperiode ondertekend aan ons te retourneren. Voor de kosten van het langer bewaren van
monsters verwijzen wij naar de prijslijst.
Bewaren tot:
Datum: Naam: Handtekening:
Wij vertrouwen erop uw opdracht hiermee naar verwachting te hebben uitgevoerd, mocht U naar aanleiding van dit
analysecertificaat nog vragen hebben verzoeken wij U contact op te nemen met de afdeling Verkoop en Advies.
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest
(OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM),
het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de
overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Bijlage 8: Wettelijke toetsingskader
Door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is voor een groot aantal mogelijk verontreinigende stoffen een lijst met richtwaarden vastgesteld als toetsingskader voor de beoordeling van de kwaliteit van grond en grondwater. In de Circulaire bodemsanering 2009, zoals gewijzigd op 3 april 2012 (Staatscourant 2012, 6563), zijn voor grond interventiewaarden en voor grondwater streef- en interventiewaarden vastgesteld. De streefwaarden voor grond zijn vervangen door de achtergrondwaarden, zoals opgenomen in bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit (Staatscourant 2007, 247).
De analyseresultaten van het onderhavig onderzoek zijn getoetst aan de bovengenoemde normen, te weten:
Achtergrondwaarde grond: het gehalte dat is vastgesteld op basis van het gemeten gehalte van die stof zoals die voorkomt in de bodem van natuur- en landbouwgronden in Nederland, die niet zijn belast door lokale verontreinigingsbronnen;
Streefwaarde grondwater: het gehalte waarbij sprake is van duurzame bodemkwaliteit. Deze referentiewaarde wordt gegeven voor de milieukwaliteit op de lange termijn, uitgaande van Verwaarloosbare Risico’s voor het ecosysteem;
Interventiewaarde grond / grondwater: het gehalte waarbij sprake is van ernstige of dreigende ernstige vermindering van de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor mens, plant of dier.
Tussenwaarde (nader bodemonderzoek): gemiddelde waarde van de achtergrond- of streefwaarde en de interventiewaarde, waarbij mogelijk sprake is van ernstige of dreigende ernstige vermindering van de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor mens, plant of dier.
Bij de bespreking van de analyseresultaten worden de volgende begrippen gehanteerd:• Niet verontreinigd: concentratie is kleiner dan of gelijk aan de achtergrondwaarde of streefwaarde;• Licht verontreinigd: concentratie is kleiner dan of gelijk aan de tussenwaarde en groter dan de achtergrondwaarde
of streefwaarde;• Matig verontreinigd: concentratie is kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde en groter dan de tussenwaarde;• Sterk verontreinigd: concentratie is groter dan de interventiewaarde.
De achtergrondwaarden en interventiewaarden voor grond worden berekend op basis van het humus- en lutumgehalte.
Achtergrondinformatie berekeningenDe achtergrondwaarden en de interventiewaarden voor grondmonsters worden berekend op basis van het humus (organische stof) en lutum- (fractie minerale bodemdeeltjes < 2 µm) gehalte, vanwege de adsorptieve eigenschappen van deze parameters. De relaties zijn vastgelegd in zogenaamde bodemtype-correctiefactoren. Voor organische stoffen (zoals minerale olie en polycyclische aromatische koolwaterstoffen - PAK) is alleen het organische stofgehalte van belang.
Voor toepassing van de bodemtypecorrectie bij achtergrondwaarden wordt in bovenstaande formules interventiewaarde -I(b) en I(s)- vervangen door streefwaarde -AW(b) en AW(s)-.
Indien sprake is van een achtergrondwaarde voor een individuele stof die onder de bepalingsgrens ligt, is sprake van een overschrijding van de achtergrondwaarde indien de bepalingsgrens wordt overschreden. Dit komt bijvoorbeeld geregeld voor bij de parameter minerale olie (GC).
De A, B en C-waarden zijn stofafhankelijke constanten en zijn weergegeven in onderstaande tabel:
Stofnaam A B C
Barium 30 5 0
Cadmium 0,4 0,007 0,021
Kobalt 2 0,28 0
Koper 15 0,6 0,6
Kwik 0,2 0,0034 0,0017
Lood 50 1 1
Molybdeen
Nikkel 10 1 0
Zink 50 3 1,5
PAKVoor de interventiewaarde PAK wordt geen bodemtypecorrectie toegepast voor bodems met een organisch stofgehalte tot 10% en bodems met een organisch stofgehalte boven de 30%. Voor bodems met een organisch stofgehalte tot 10% wordt een interventiewaarde van 40 mg/kg ds en voor bodems met een organisch stofgehalte vanaf 30% een interventiewaarde van 120 mg/kg ds.
Tussen de 10% en 30% organische stof gehalte kan gebruik worden gemaakt van de volgende bodemcorrectieformule:
I(b) = 40 * % organische stof10
waarbij: I(b) = berekende interventiewaarde
12M469.1-B12 december 2012Definitief
AsbestDe interventiewaarde voor asbestis in de Circulaire bodemsanering vastgesteld op 100 mg/kg gewogen (serpentijnasbestconcentratie vermeerderd met 10 maal de amfiboolasbestconcentratie). Dit is gelijk aan de hergebruikswaarde volgens de Regeling bodemkwaliteit.
Ernst en spoedEr is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging indien in meer dan 25 m3 bodemvolume in het geval van grond- of sedimentverontreiniging, of in meer dan 100 m3 bodemvolume in het geval van grondwaterverontreiniging, de gemiddelde concentratie de interventiewaarde overschrijdt.
Bij asbestverontreinigingen is het volumecriterium niet van belang, volgens de Circulaire bodemsanering; indien de restconcentratienorm voor asbest van 100 mg/kg gewogen wordt overschreden in de bodem, is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
De spoedeisendheid van de sanering is onder andere afhankelijk van de actuele risico's van de ernstige verontreiniging voor de volksgezondheid, het ecosysteem en verspreiding via het grondwater. Indien geen sprake is van actuele risico's, dan hebben saneringsmaatregelen geen spoed.
ZorgplichtVoor bodemverontreinigingen welke zijn ontstaan na 1 januari 1987 geldt het zorgplichtartikel (artikel 13 Wet bodembescherming). Hierin wordt bepaald dat een ieder verplicht is alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden gevergd om aantasting van de bodem te voorkomen, danwel de bodem te saneren en de gevolgen van verontreiniging te beperken of zo veel mogelijk ongedaan te maken. De saneringsnoodzaak bij zorgplichtsaneringen is in principe onafhankelijk van de ernst van de verontreiniging of de spoedeisendheid.
12M469.1-B12 december 2012Definitief
Bijlage 9: Grondverzet, sloop en asbest
GrondverzetGrond kan om diverse redenen vrijkomen op een locatie. Voordat grond (elders) kan worden toegepast dan wel kan worden hergebruikt, dient duidelijk te zijn of het gaat om:• schone grond (vrij toepasbaar);• licht en matig verontreinigde hergebruiksgrond (kan op locatie en/of buiten de locatie worden toegepast als bodem
of worden toegepast in een werk);• sterk verontreinigde grond met immobiele verontreiniging (kan onder speciale voorwaarden worden herschikt
binnen het terrein);• niet toepasbare grond (dient te worden gereinigd of gestort door een hiertoe erkend bedrijf).
Onderhavig bodemonderzoek is steekproefsgewijs uitgevoerd en geeft een indicatie van de kwaliteit van de grond. Voor toepassing van schone of hergebruiksgrond kan door het bevoegd gezag een partijkeuring worden vereist. Of dit nodig is kan per gemeente en per gebied verschillen. Indien gewenst kan CSO Adviesbureau aanvullend advies gegeven over hergebruik van eventueel vrijkomende grond en zonodig een partijkeuring uitvoeren.
Indien sprake is van overschrijding van de interventiewaarde is voor grondverzet veelal ook een saneringsplan noodzakelijk. CSO Adviesbureau kan desgewenst aanvullend aan dit onderzoek een saneringsplan voor u opstellen en afstemmen met het bevoegde gezag.
Sloop en AsbestVoor het verkrijgen van een sloopvergunning is het uitvoeren van een asbestinventarisatie verplicht. Tijdens een dergelijke inventarisatie wordt het gebouw geïnspecteerd op de aanwezigheid van asbest. Aanwezige asbest kan bij sloop vrijkomen in de vorm van schadelijke vezels en zo een risico vormen voor de slopers of de omgeving. Tijdens de inventarisatie worden de risico’s in kaart gebracht.
Een asbestinventarisatie dient te worden uitgevoerd conform de SC 540. Een dergelijke inventarisatie kan CSO Adviesbureau voor u uitvoeren. Desgewenst kunnen wij tevens sloopbestekken voor u opstellen en de sloop voor u begeleiden.
12M469.1-B12 december 2012Definitief
Bijlage 10: Lijst van gebruikte afkortingen en begrippen
Algemeen
Bodem: Drie-dimensionaal lichaam dat een deel van het bovenste gedeelte van de aardkorst beslaat en eigenschappen heeft die verschillen van het onderliggende gesteente als gevolg van interacties tussen klimaat, levende organismen (met inbegrip van menselijke activiteit), moedermateriaal en reliëf.
Bodemverontreiniging: Het totale bodemvolume waarvan de concentraties van één of meer stoffen boven de streefwaarde (WBB) of lokale achtergrondwaarde liggen.
Vooronderzoek: Het verzamelen van beschikbare gegevens over bodemgesteldheid, geohydrologische situatie alsmede het vroeger, huidig en toekomstig gebruik van de locatie en de directe omgeving.
Verkennend bodemonderzoek: Een bodemonderzoek dat ten doel heeft met een relatief geringe onderzoeksinspanning vast te stellen of op een bepaalde locatie bodemverontreiniging aanwezig is.
Nader bodemonderzoek: Onderzoek in het kader van de saneringsparagraaf van de Wet bodembescherming met als doel het vaststellen van de aard en concentraties van de verontreinigende stoffen en de omvang van de bodemverontreiniging om, in het licht van de (potentiële) mogelijkheden van blootstelling en verspreiding, te bepalen of er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en om urgentie van de sanering vast te stellen.
Bodemsanering: Technische maatregelen die tot doel hebben bodemverontreiniging te verwijderen, te isoleren of te beheersen.
m-mv: meter beneden het maaiveld
Geohydrologie
Geohydrologie: Samenhang tussen de bodem van een gebied en het gedrag (bijv. stroming) van het grondwater.
Afzetting: In bepaald geologisch tijdperk ontstaan bodemmateriaal, dat door wind of water is afgezet.
Deklaag: Slecht doorlatende bovenste bodemlaag.
Eerste watervoerende pakket: Minst diep gelegen goed waterdoorlatende bodemlaag.
Infiltratie: Het binnentreden van water in de bodem door het grondoppervlak.
Achtergrondgehalte: Gemiddeld gehalte aan een bepaalde verontreinigde stof, zoals dat algemeen in de omgeving van de locatie wordt aangetroffen.
Locatiespecifieke omstandigheden: Terreinsituatie, bodemopbouw, terreingebruik e.d., die bepalend zijn voor de risico's, die een verontreiniging kan opleveren.
Lutumgehalte: Gehalte aan klei in de bodem.
Humusgehalte: Gehalte aan organisch stof in de bodem.
Vergraven laag: Bodemlaag, die door (menselijke) activiteiten verstoord is en daardoor niet meer de oorspronkelijke gelaagdheid vertoont.
Verontreinigingskenmerken: Kenmerken in de bodem, zoals afwijkende geuren en kleuren, die mogelijk duiden op de aanwezigheid van verontreinigde stoffen.
Laboratoriumonderzoek
Mengmonster: Grondmonster dat is samengesteld uit meerdere monsters van verschillende locaties bestemd voor chemische analyse.
Chromatogram: Grafiek, die het resultaat is van een bepaalde analysemethode in het laboratorium en waarmee de aard en de concentratie van de te onderzoeken stoffen kunnen worden bepaald.
Detectiegrens: Laagst meetbare gehalte/concentratie met een bepaalde analysemethode.
GC/MS: Gas-chromatografie met Massa-Spectrometrie, methode om in het laboratorium aard en gehalte aan vooraf onbekende stoffen te bepalen.
pH: Zuurgraad, hoe lager de pH, hoe zuurder.
EC: Elektrisch geleidingsvermogen
Stoffen
Aromaten: Benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen zijn stoffen die behoren tot de chemische familie van de aromaten. Ze worden gewonnen uit steenkoolteer en aardolie en gebruikt als oplosmiddel voor verf, rubber, was en oliën. Ook worden aromaten toegevoegd aan brandstoffen, zoals benzine, ter verhoging van het octaangehalte. Aromaten zijn vluchtig en lossen goed op in het grondwater. Ze worden in het algemeen relatief snel met het grondwater verspreid. Aromaten zijn biologisch redelijk afbreekbaar. Benzeen is kankerverwekkend en wordt als zeer giftig beschouwd. De overige aromaten zijn minder giftig.
12M469.1-B12 december 2012Definitief
PCB’s: PCB’s zijn een uitgebreide familie van polychloorbifenylen. PCB’s zijn doorgaans wit kristallijne stoffen met een lage dampspanning en slechte oplosbaarheid in water. De stoffen lossen goed op in olie. De stoffen zijn biologisch slecht afbreekbaar en hopen op in vetweefsel. Sinds 1985 is de productie van deze stoffen verboden. Door de slechte brandbaarheid zijn deze stoffen gebruikt in de industrie als bijmenging in smeermiddel en koelvloeistoffen in transformatoren en isolatoren. Ook zijn PCB’s in het verleden gebruikt in verven en lakken. De stoffen zijn carcinogeen en kunnen o.a. leverschade veroorzaken. De giftigheid verschilt per verbinding.
Halogeenkoolwaterstoffen: Halogeenkoolwaterstoffen zijn vluchtige organische verbindingen waarin één of meer chloor- of broomatomen voorkomen. Zij worden veel gebruikt als ontvettingsmiddel voor metalen, als verfafbijtmiddel, als chemisch reinigingsmiddel ('dry-cleaning'), als brandblusmiddel of als oplosmiddel voor verf, lak of lijm. Halogeenkoolwaterstoffen zijn zeer vluchtig en goed oplosbaar in grondwater. Omdat deze stoffen zwaarder zijn dan water kunnen ze tot zeer diep in de bodem doordringen. Halogeenkoolwaterstoffen zijn biologisch afbreekbaar. Halogenen zijn giftig. Acute effecten zijn geïrriteerde slijmvliezen en een narcotisch effect. Bij langdurige blootstelling kan schade aan het (centrale) zenuwstelsel optreden.
Minerale olie: Minerale olie bestaat uit een mengsel van koolwaterstofketens met een lengte van 10 (C-10) tot 40 (C-40) koolstofatomen en wordt gewonnen uit aardolievelden. Onder minerale olie worden verstaan: brandstoffen (diesel, benzine, huisbrandolie, stookolie), smeerolie, motorolie, snij-en walsolie, oplosmiddelen (terpentine, thinner) en teerolie. Aan het voorkomen en de verdeling van de ketenlengtes kan men zien om wat voor olie het gaat. Lichte oliesoorten als thinner en benzine zijn zeer vluchtig, relatief goed oplosbaar en vrij mobiel in de bodem. Zware oliesoorten zijn minder vluchtig en veel minder mobiel in de bodem. Minerale olie is redelijk goed biologisch afbreekbaar. Minerale olie is in vergelijking tot de overige hier genoemde stoffen weinig giftig, maar kan wel stankoverlast en hoofdpijnklachten veroorzaken.
PAK's: PAK staat voor Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen; voorbeelden zijn naftaleen en benzo(a)pyreen. PAK's zijn roetachtige stoffen, die ontstaan bij de onvolledige verbranding van koolwaterstoffen, bijvoorbeeld bij de productie van cokes of steenkoolgas. PAK's worden toegepast bij de productie van rubber, verf, kunststoffen, lakken, minerale oliën en teer- en asfaltproducten. In de uitlaatgassen van motoren komen PAK als roetdeeltjes voor. In verkeersrijke gebieden worden daarom vaak relatief hoge achtergrondgehalten in de bodem aangetroffen. PAK's zijn niet vluchtig, vrijwel onoplosbaar in grondwater en zeer slecht biologisch afbreekbaar. Ze worden niet tot nauwelijks met grondwater verspreid. Sommige PAK's, waaronder benzo(a)pyreen, zijn kankerverwekkend en giftig en komen daarom op de zwarte lijst voor.
Zware metalen: Zware metalen zijn metalen met een soortelijk gewicht groter dan 5.000 kg/m3. Voorbeelden zijn barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink. Zware metalen komen in Nederland van nature in de bodem voor in gehalten van 0,1 tot maximaal ongeveer 100 mg/kg (achtergrondwaarden). Ze worden gebruikt in de metaalindustrie, in de galvanische industrie, in de chemische industrie als katalysator en pigment en in de elektronische industrie. Lood is tot voor kort als anti-klopmiddel aan benzine toegevoegd. In verkeersrijke gebieden worden daarom relatief hoge achtergrondgehalten lood in de grond aangetroffen. Zware metalen zijn niet vluchtig en slecht oplosbaar. Ze worden sterk gebonden aan klei- en humusdeeltjes in de grond en worden relatief langzaam getransporteerd met het grondwater. Zware metalen zijn niet biologisch afbreekbaar. De giftigheid van zware metalen loopt uiteen. Cadmium en kwik zijn vanwege hun giftigheid op de zwarte lijst geplaatst. Metalen als kobalt, koper, molybdeen en zink vervullen een belangrijke rol bij de stofwisseling in het menselijk lichaam en zijn pas giftig bij relatief hoge doses. Meestal gaat het bij de giftigheid ook om de combinatie van diverse stoffen. Bariumzouten kunnen giftig zijn. Dit hangt echter samen met de oplosbaarheid van dit zout.
Verkennend bodemonderzoek deellocaties D, E en F binnen plan Waterrijk (Snel & Polanen) te Woerden
Gemeente Woerden Postbus 45 3440 AA Woerden Tel.nr.: 0348-428363 Contactpersoon dhr. H.L.M. van Middelaar
Contactpersonen dhr. J.S. Spronk dhr. W. Mosch Projectcode CSO 05.K005 Datum 18 april 2005 Projectleider drs. J.S. Spronk Rapportnr. 05.020 Status definitief
Opdrachtgever
CSO adviesbureau
3
2 Achtergronden
Voorafgaand aan het bodemonderzoek is een vooronderzoek conform de NVN 5725 verricht. Het vooronderzoek is uitgevoerd op basisniveau, zoals gedefinieerd in de NVN 5725. Tijdens het vooronderzoek zijn twee locatie-inspecties uitgevoerd, zijn enkele interviews gehouden (Gemeente en Milieupolitie) en zijn gegevens over de locatie opgevraagd bij de Milieudienst en de provincie Utrecht. Eerder uitgevoerd bodemonderzoek in de omgeving is ook opgenomen. Daarnaast zijn gegevens over de bodemopbouw en geohydrologie verzameld. De resultaten van het vooronderzoek zijn in onderstaande paragrafen opgenomen. 2.1 Locatiegegevens
Adres : terrein ten westen van de Cattenbroekerdijk (nrs. 2 en 3) en ten zuiden van de
Potterskade Oppervlakte : deellocatie D: ca. 7,9 ha. (79.025 m²) deellocatie E: ca. 0,99 ha. (9.925 m²) deellocatie F: ca. 1,12 ha. (11.180 m²) Huidig gebruik : deellocatie D: deels fruitteelt, deels weiland deellocatie E en F: fruitteelt/kwekerij Bebouwing : geen Verharding : toegangspad Tanks : voor zover bekend geen bovengrondse of ondergrondse tanks aanwezig of
geïnstalleerd geweest Asbest : voor zover bekend geen aanwijzingen voor asbesthoudend materiaal Historische gegevens : in het verleden zijn de deellocaties altijd in gebruik geweest voor agrarische
doeleinden (weiland of fruitteelt/kwekerij) Toekomstig gebruik : wonen met tuin Bodemopbouw : klei op (matig) grof zand Grondwaterstand : ca. 0,5 m-mv Grondwaterstroming : freatisch grondwater afhankelijk van het slotenpatroon; in het 1e watervoerend pakket noordwestelijke tot westelijke richting Bijzonderheden : Gezien het dynamische karakter van het terrein is, in overleg met een
vertegenwoordiger van de gemeente Woerden, voorafgaand aan het veldwerk een terreininspectie uitgevoerd. Tijdens deze terreininspectie is de actuele situatie opgenomen. Op de locatie is een sloot aanwezig met een golfplaten beschoeïng, mogelijk bevat deze asbest. Het zuidoostelijk deel van het terrein is ca. 1 meter opgehoogd met zand (deellocatie D). De terreingebruiker heeft aangegeven dat er bestrijdingsmiddelen zijn gebruikt in de boomgaarden en boomkwekerijen. Ook heeft de terreingebruiker de ligging van gedempte sloten aangegeven. De sloten zijn volgens de gebruiker gedempt met gebiedseigen grond en worden daarom als niet-verdacht beschouwd.
2.2 Vooronderzoek
In het kader van de te verrichten bodemonderzoeken in het plangebied Waterrijk (Snel & Polanen) te Woerden is in 2003 een vooronderzoek conform NVN 5725 uitgevoerd voor de volgende terreindelen: Opslagterrein bouwstoffen, Perceel boomgaard (Cattenbroekerdijk 2) en de deellocaties A t/m D. Het doel van het vooronderzoek is het inventariseren van voor bodemverontreiniging verdachte terreindelen geweest alsmede het vaststellen van de onderzoeksopzet voor het verkennend bodemonderzoek. Het
4
vooronderzoek heeft bestaan uit een locatiebezoek, het raadplegen van het gemeente-archief, het archief van de Milieudienst Noord-West Utrecht en het raadplegen van de gemeentepolitie (milieupolitie). Het in 2003 verrichte vooronderzoek is integraal met dit verkennend bodemonderzoek gerapporteerd. Met de Milieudienst Noord-West Utrecht is overeengekomen dat dit vooronderzoek representatief is voor de deellocaties E en F. Wel is voor deze 2 deellocaties nog navraag gedaan voor het gebruik van bestrijdingsmiddelen en pesticiden (terreininspectie). 2.3 Eerdere bodemonderzoeken
Bij de Milieudienst en de provincie Utrecht zijn de volgende gegevens naar voren gekomen: Archief Milieudienst (2003) • Indicatief bodemonderzoek Cattenbroekerdijk te Woerden door Oranjewoud BV, november 1991. Er zijn voor de locatie geen bodemgegevens bekend in het Wet milieubeheerarchief. Archief Provincie Utrecht (2003) Op 29 oktober 1996 is een Wm-vergunning afgegeven aan zandwinningsmaatschappij Laurum. • Nulsituatie-onderzoek aan de Steinhagenseweg 2 te Woerden door DIBEC BV Arnhem, augustus
1997 (i.o.v. Ballast Nedam); • Eindsituatie-onderzoek aan de Steinhagenseweg 2 te Woerden door DIBEC BV, oktober 1999 :
De verontreinigingsgraad (minerale olie) is iets toegenomen in vergelijking met het nulsituatie-onderzoek.
Bodemonderzoek bij CSO Adviesbureau • Verkennend bodemonderzoek deellocatie A (parallel aan de Potterskade) binnen plan Waterrijk te
Woerden (CSO, rapportnummer 03.099, d.d. 3 juni 2003). • Verkennend bodemonderzoek Cattenbroekerdijk/Steinhagenseweg te Woerden (plan Waterrijk),
voormalige opslag bouwstoffen en Flexgebied. (CSO, rapportnummer 03.202, d.d. 21 oktober 2003). • Verkennend bodemonderzoek deellocatie B (bij de Steinhagenseweg) binnen plan Waterrijk te
Woerden (CSO, rapportnummer 04.138, d.d. 6 augustus 2004). Resulaten uitgevoerd bodemonderzoek: In de ophooglaag zijn lichte verontreinigingen gemeten met PAK en minerale olie. In de voormalige bovengrond zijn lichte verontreinigingen aangetroffen met minerale olie, plaatselijk kwik en nikkel. EOX is licht verhoogd aangetroffen. In het grondwater zijn maximaal lichte verontreinigingen aangetroffen met arseen, chroom en lood, plaatselijk xylenen. 2.4 Regionale bodemopbouw en geohydrologie
De navolgende gegevens zijn ontleend aan de Grondwaterkaart van Nederland, blad Utrecht (TNO-Dienst Grondwaterverkenning, 1978). De maaiveldhoogte in de gemeente Woerden varieert van 1 m +NAP tot 2 m-NAP en bedraagt gemiddeld circa 0 m ±NAP. De regionale bodemopbouw in de Gemeente Woerden kan globaal als volgt worden geschematiseerd:
Tabel 2.1: Regionale beschrijving bodemopbouw gemeente Woerden Meters t.o.v. NAP
geologische omschrijving
lithostratigrafie grondsoort
0 tot –4 Deklaag Westlandformatie Klei -4 tot –55 1e watervoerend pakket Formraties van Twente,
Drente en Sterksel (matig) grof zand
-55 tot –70 1e slecht doorlatende laag Formatie van Kedichem slibhoudend zand Vanaf –70 2e watervoerende pakket (matig) grof zand
19
5 Evaluatie onderzoeksresultaten
5.1 Veldonderzoek
Tijdens het veldwerk is specifiek aandacht besteed aan de aanwezigheid van asbest op de bodem. Tijdens de werkzaamheden is de golfplaten beschoeïng op deellocatie F als asbest-verdacht aangemerkt en bemonsterd. De analyses wijzen uit dat het materiaal geen asbest bevat (zie ook bijlage 6). 5.2 Deellocatie D
Grond De bovengrond van deellocatie D bestaat uit klei en plaatselijk uit veen. De metalen koper, nikkel en kwik zijn plaatselijk licht verhoogd aangetroffen. In MM6 van de veengrond overschrijden dieldrin en endrin de streefwaarden. In de overige monsters wordt soms een overschrijding van de streefwaarde voor bestrijdingsmiddelen geconstateerd, terwijl de gehalten onder de detectielimiet liggen. De detectielimiet ligt in die gevallen boven de streefwaarde. EOX is in de mengmonsters MM7, MM8, MM9, MM10 en MM1 licht verhoogd ten opzichte van de streefwaarde gemeten. De overige stoffen zijn onder de streefwaarde of onder de detectielimiet gemeten. Grondwater In het grondwater zijn lichte verontreinigingen gemeten van arseen, chroom en 1,1,1-trichloorethaan. Mogelijk komt arseen verhoogd voor als gevolg van de aanwezige veenlagen in de bodem (natuurlijk verhoogde gehalten). De oorzaak van de verhoogde gehalten aan chroom en 1,1,1-trichloorethaan is niet bekend. Zowel zintuiglijk als historisch zijn op de locatie geen aanwijzingen aanwezig. In de twee vorige onderzoeken in het gebied zijn ook arseen en chroom verhoogd aangetroffen (zie § 2.3). Licht verhoogde gehalten aan chroom en arseen in het grondwater worden volgens de Milieudienst Noord-West Utrecht op meer locaties aangetroffen in de gemeente Woerden, zonder dat hier een aanwijsbare bron voor is. Waterbodem De waterbodem valt in slibklasse 0 (niet verontreinigd). 5.3 Deellocatie E
Grond De bovengrond van deellocatie E bestaat uit klei. In het zintuiglijk met kolengruis en puin verontreinigde monster 16-1 (0-10 cm –mv) 16 is lood boven de interventiewaarde aangetroffen. In monster 16-2 (10 – 50 cm –mv) overschrijdt lood de tussenwaarde. In de mengmonsters van deellocatie E (MM4, MM5 en MM6 ) wordt lood onder de streefwaarde aangetroffen. Op de locatie overschrijden de gehalten aan nikkel, koper en kwik plaatselijk de streefwaarden. In monster 16-1 overschrijdt het gehalte aan DDT/DDD/DDE de streefwaarde. In de overige monsters wordt soms een overschrijding van de streefwaarde voor bestrijdingsmiddelen geconstateerd, terwijl de gehalten onder de detectielimiet liggen. De detectielimiet ligt in die gevallen boven de streefwaarde. In mengmonster MM4 en MM5, en monster 16-1 is EOX licht verhoogd ten opzichte van de streefwaarde gemeten. De overige stoffen zijn onder de streefwaarde of onder de detectielimiet gemeten. Grondwater In het grondwater zijn lichte verontreinigingen aangetroffen met chroom, nikkel, zink en naftaleen. De oorzaak van de verhoogde gehalten aan chroom, nikkel, zink en en naftaleen is niet bekend. Zowel zintuiglijk als historisch zijn op de locatie geen aanwijzingen aanwezig. In de twee vorige onderzoeken in het gebied is chroom ook verhoogd aangetroffen (zie § 2.3).
21
6 Conclusies en aanbevelingen
6.1 Conclusies
In opdracht van de gemeente Woerden heeft CSO Adviesbureau een verkennend onderzoek uitgevoerd op de deellocaties D, E en F binnen plan Waterrijk (Snel & Polanen) te Woerden. De onderzoeksstrategie is gebaseerd op de NEN 5740. Aanleiding voor het uitvoeren van dit bodemonderzoek is de bouw van woningen op de locatie. Op basis van de resultaten van het uitgevoerde vooronderzoek is een hypothese opgesteld met betrekking tot de verontreinigingssituatie: verdacht voor bestrijdingsmiddelen. Het bodemonderzoek heeft de volgende resultaten opgeleverd:
• Op deellocatie E is in de grond (0–0,1m –mv) plaatselijk een sterke loodverontreiniging geconstateerd. In de onderliggende bodemlaag overschrijdt het loodgehalte de tusssenwaarde. De omvang van de sterke loodverontreiniging is niet bekend.
• Op de deellocaties D, E, en F zijn plaatselijk lichte grondveronreinigingen met zware metalen en
PAK aangetroffen. Ook dieldrin, endrin en DDT/DDD/DDE zijn zeer plaatselijk verhoogd aangetroffen.
• EOX is in de grond licht verhoogd ten opzichte van de streefwaarde gemeten in diverse
(meng)monsters.
• Het grondwater is licht verontreiningd met arseen, chroom, nikkel, zink, naftaleen en 1,1,1-trichloorethaan.
• De waterbodems zijn niet tot licht verontreinigd (klasse 0 en klasse 1)
• De aangetroffen asbest-verdachte slootbeschoeiing op deellocatie F bevat geen asbest.
De oorzaak van de verhoogde gehalten aan zware metalen en bestrijdingsmiddelen in de grond houdt mogelijk deels verband het aangetroffen puin en het gebruik van bestrijdingsmiddelen. De hypothese dat de locatie verdacht is ten aanzien van bodemverontreiniging met bestrijdingsmiddelen wordt niet verworpen. Er zijn lichte verontreinigingen aangetroffen met ieldrin, endrin en DDT/DDD/DDE. De hypothese dat de deellocaties D, E en F onverdacht zijn ten aanzien van zware metalen, PAK en EOX dient formeel te worden verworpen. Dit vanwege het zeer plaatselijk sterk verhoogde gehalte aan lood op deellocatie E, en de licht verhoogde gehalten aan overige zware metalen, PAK en EOX in de grond en licht verhoogde gehalten in het grondwater. De aangetoonde lichte verontreinigingen leveren vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen probleem op voor de geplande bestemming van het onderzochte terrein.
22
6.2 Aanbevelingen
Er wordt een nader onderzoek aanbevolen. Dit onderzoek dient voorafgaand aan de ophoging van het terrein plaats te vinden. Doel van dit nader onderzoek is het vaststellen van de omvang (horizontaal en verticaal) van de sterke loodverontreinigig op deellocatie E. Er gelden wettelijke beperkingen bij het verplaatsen en elders toepassen van (licht) verontreinigde grond, welke kunnen leiden tot extra kosten. Derhalve wordt aanbevolen om bij grondverzet (licht) verontreinigde grond zoveel mogelijk op de locatie zelf te laten. Voor een aanvullende toelichting wordt verwezen naar bijlage 8. Voor verdere informatie over de mogelijkheden hiervan kunt u zich tot CSO wenden. Opgesteld door: drs. W. Mosch adviseur Ruimte & Milieu 18 april 2005
Akkoord bevonden door: drs. J.S. Spronk projectleider Ruimte & Milieu 18 april 2005