Top Banner
Downloaded from UvA-DARE, the institutional repository of the University of Amsterdam (UvA) http://hdl.handle.net/11245/2.30596 File ID uvapub:30596 Filename Thesis Version unknown SOURCE (OR PART OF THE FOLLOWING SOURCE): Type PhD thesis Title Trouvaille. Anamneses de la critique (Kant, Freud, Lyotard) Author C.H. Doude van Troostwijk Faculty FGw: Amsterdam School for Cultural Analysis (ASCA) Year 2003 FULL BIBLIOGRAPHIC DETAILS: http://hdl.handle.net/11245/1.225582 Copyright It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use. UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (http://dare.uva.nl) (pagedate: 2014-08-15)
557

Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Mar 12, 2023

Download

Documents

Matteo Martelli
Welcome message from author
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Page 1: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Downloaded from UvA-DARE, the institutional repository of the University of Amsterdam (UvA)http://hdl.handle.net/11245/2.30596

File ID uvapub:30596Filename ThesisVersion unknown

SOURCE (OR PART OF THE FOLLOWING SOURCE):Type PhD thesisTitle Trouvaille. Anamneses de la critique (Kant, Freud, Lyotard)Author C.H. Doude van TroostwijkFaculty FGw: Amsterdam School for Cultural Analysis (ASCA)Year 2003

FULL BIBLIOGRAPHIC DETAILS:  http://hdl.handle.net/11245/1.225582

Copyright It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/orcopyright holder(s), other than for strictly personal, individual use. UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (http://dare.uva.nl)(pagedate: 2014-08-15)

Page 2: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

r r

St St to* to*

'3mmnèséif33ëë la critiqfj^gj mKant,mKant, Freud, Lyotqrd

»uu .— Ekikh^L Ekikh^L

Chriss Doude van Troostwijk

Page 3: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

RECTIFICATIO NN Table des matières

Remerciementss 5 Sommairee 7 Pointt de depart 13 (Mentationn préliminaire : Insinuationn dudésir dans la raison 33

Premièree partie Anamnese de la trouvaill e 65

VV anamnese : transformation de la recherche philosophique 67 DieDie Verneinung et la difference : travail sur une «logique » freudiennefreudienne 83 Au-delaa de Lacan :«le travail de rêve ne pense pas » 109 AA rinstar de Tart: volonté d'infini et experimentation philosophiquee 145 Laa phrase comme Einfall: presence et situation 171

Deuxièmee partie Trouvaill e de la critiqu e 195

Pertee du Dasein et denouement de 1'intuition intcllecluelle 197 Existencee et opposition réelle 221 Incongruencee et hétérogénéité 247 Histoiree de la critique : refoulement et retour de / 'Einfall 275

Troisièmee partie Anamnese de la critiqu e 311

Differencee sensorielle 313 «« Kraft einer verborgenen Kunst» : dé-schématisation et Ténigmee de la trouvaille 345 Orientationn et trouvaille : recherche pré-heuristique et transfert analogiquee 377 «« Etat de naissance » : sentiment sans sujet 415 Laa trouvaille de quatre réflexivités : le sujet incongruent 443

Conclusionn 479 Bibliographicc 491 Samenvattingg 523 Summaryy 535 Répertoiree des abréviations 547

Page 4: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

I I

Page 5: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Stell ingenn behorende bij het academisch proefschrift

Trouvaille .. Anamneses de la critiqu e (Kant,(Kant, Freud, Lyotard)

tee verdedigen door drs. C.H. Doude van Troostwijk opp 10 J a n u a ri 2003 om 10.00 u ur in de au la van de

Universiteitt van Amsterdam.

1.. Radicaal kritische metafysica behoort de vraag naar de mogelijkheidd van haar eigen waarheids ver langen te stellen, ook alss dat transcendentale destabilisering impliceert.

2.. Het meestal te snel als 'postmodern* gelabelde en schijnbaar divergentee werk van Jean-Francois Lyotard verdient het te wordenn geïnterpreteerd als een rigoureuze herneming van de Westersee metafysica, waarbij de constante wordt gevormd door dee filosofisch toegeëigende metapsychologische thematiek van dee anamnese.

3.. De openlijke vriendschap tussen Lyotard en Deleuze dreigt vaakk het geheime bondgenootschap tussen Lyotard en Lacan aann het oog te onttrekken.

4.. Naar haar resultaten beschouwd is er een breuk tussen de vóór-kritischee en de kritische filosofie van Immanuel Kant; beschouwdd naar het motief is er continuïteit en gaat het om de wijsgerigee verwerking van de trouvaille van de exterioriteit van hett Zijn.

5.. Men dient de Kantiaanse Rede niet te reduceren tot een statischee transcendentale infrastructuur, maar men dient haar tee verstaan als een krachtenveld van vermogens, waarin de cruxcrux critica gevormd wordt door de spanning in het verlangen naarr tegelijk ervaringsmatige inperking en speculatieve expansie. .

6.. De eenheid van de Kantiaanse Rede omhult de incongruente verhoudingg tussen haar vermogens.

Page 6: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

7.. De filosofie van de trouvaille is niet synoniem met filosofischefilosofische heuristiek (of ars inveniendfi, maar stelt de daaraann voorafgaande vraag naar de mogelijkheid van het vindenn van heuristische termen.

(Bij :: Immanuel Kant Was heisst sich im Denken orientieren ?, p. 267)

8.. De logica veronderstelt de abstraherende logische reflexiviteit;; de kritiek veronderstelt de transcendentaal-topologischee reflexiviteit; de heuristiek veronderstelt de symbolisch-analogischee reflexiviteit; de filosofie veronderstelt dee paralogische reflexiviteit.

9.. Men kan in de theologie en in de filosofie op dezelfde manier redenerenn en toch iets anders willen zeggen: deze incongruente verhoudingg dient van beide kanten te worden gerespecteerd.

(Bij:: Jean-Francois Lyotard La Confession d'Augustin, P- 57 )

10.. De digitalisering van beeld en geluid in de computertechnologiee openbaart de sensoriële differentie als eenn louter fenomenologisch menselijk tekort.

11.. Dat differentie-denken noodzakelijk leidt tot een sociaal-politiekee overtuiging van respect voor andermans eigenheid is eenn vergissing.

12.. De kunst heeft haar verleden in de psychoanalyse; de psychoanalysee heeft haar toekomst in de filosofie; de filosofie leeftt als kunst.

13.. Journalisten lopen achter de feiten aan.

14.. In zijn uitspraak "Tc Sil *t es besykje" ("ik zal 1 eens proberen")) heeft reeds Elias Annes Borger de retorische inventioinventio op impliciete wijze willen radicaliseren tot de wijsgerige problematiekk van de trouvaille.

** * *

Page 7: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Trouvaille Trouvaille AnamnesesAnamneses de la critique

(Kant,(Kant, Freud, Lyotard)

ACADEMISC HH PROEFSCHRIFT

terr verkrijging van de graad van doctor aann de Universiteit van Amsterdam opp gezag van de Rector Magnificus

prof.. mr. P.F. van der Heijden ten overstaan vann een door het college voor promoties ingesteldee commissie, in het openbaar

tee verdedigen in de Aula der Universiteit opp vrijdag 10 januari 2003, te 10.00 uur

doorr Christiaan Hendrik Doude van Troostwijk geborenn te Arnhem

1 1

Page 8: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Promotiecommissie: :

Promotor: :

Prof.. dr. H. de Vries

Overigee leden:

Prof.. dr. M. Bal

Prof.. dr. G. Bennington

Prof.. dr. H.P. Kunneman

Prof.. dr. J. Neubauer

Prof.. dr. M.B. Pranger

Faculteitt der Geesteswetenschappen

Faculteitt der Geesteswetenschappen

©© Chris Doude van Troostwijk

166 rue Fischart F 67000 Strasbourg 2002

[email protected] r

Imprimeur// Drukwerk:

Enn couverture: Sacha Sosno Tête auxquatre vents, 1980

2 2

Page 9: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

AA mes parents (Cettee these n'étant qut ine parenthese.)

Less oeuvres de 1'esprit, poèmes et autres,, ne se rapportent qu'a ce quiqui fait naitre ce qui fit naitre elles-mêmesmêmes et absolument a rien d'autre. . (Paull Valéry Première lecon du cours de poétkjue,poétkjue, p. 1350)

L'inventioo elle-même, la rencontre, Iaa découverte de Dieu, n'a pas lieu enn mémoire, eet apprentissage-la excèdee 1'esprit. (Jean-Frangoiss Lyotard La Confession d'Augustin,d'Augustin, p. 75)

Laa créativité excède la creature. (Jean-Francoiss Lyotard Discours, figure,figure, p. 233)

3 3

Page 10: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

4 4

Page 11: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

REMERCIEMENTS S

Sii Ie mot«livre» se derive du latin literare, alors un livre est ce qu'on laisse partir, ce dontt on perd Ie controle et ce qui se perd de notre vue. Ce livre n'est qutine perte née de laa simple idéé que la < trouvaille » est ce qui incite a philosopher sans jamais trouver une placee conceptuellement fixée dans la philosophic même. n est done impossible de retracer lee lieu, le temps ou les causes de la naissance de cette idee. Impossible de retracer la trouvaillee de la «trouvaille ». La trouvaille étant une idee incontournable, son anamnese nee se termine pas, puisque son objet est a la fois son moteur et sa condition d'exister. Philosopher,, désirer le vrai, est ainsi la recherche d*une origine qui se perd a jamais ou mieuxx qui se présente hors de toute presentation ou representation possible. C'est en ce senss que philosopher est une affaire d'expérimentation, et que son résultat qu'on caractérisee souvent trop facilement comme une certaine philosophic, n'est en vérité que 1'efFett secondaire dune quête dans Texteriorite du présent indéterminé et indeterminable. C'estt ce que Lyotard a indiqué comme «la misère de la philosophic ». C'est le destin de la philosophicc - de la métaphysique surtout - de manquer son objet, de manquer son destin.

Less textes rassemblés ici n'échappent point a cette condition. Leur seul atout est probablementt qulls s'efforcent, dans le sillage de quelques penseurs, d'exprimer cette conditionn de «trouvaille » d*une maniere reflexive. Comme toute écriture, eet effort a demandéé a 1'esprit de se dévouer a llntimit é solitaire. Pourtant une telle claustration n'est pass synonyme dlsolement. Aucune phüosophie ne s'écrit en déconnexion de la pensee qui laa precede, même pas la reflexion qui se déroulait sous le magnetisme singulier de ce qui precedee d ime maniere ab-solue, de la «trouvaille ». C'est pour cela que j'aimerais énumérerr ici ces rencontres, ces « retrouvailles» qui, dans les années passées, m'ont renduu concrètement possible de sojourner auprès de la < trouvaille ». Sans ces voix et ces gestes,, les reflexions suivantes se seraient toutes perdues dans la seduction de lïdiosyncrasiee qui souvent découle subrepticement de la trouvaille ».

Mercii avant tous a Hent de Vries, directeur de cette these, qui m'a accepté comme un de sess premiers doctorandi, et dont la confiance dans le projet et la patience avec son auteur méritentt une estime qui va au-dela du rapport purement academique. n m'a appris que 1'engagementt avec la métaphysique implique, aussi bien en phüosophie qu'en théologie, le risquee de se placer en dehors du discours scientifique, mais qui] faut avoir le courage et lTiumourr de confronter ce risque pour cause de la defense de «lïionneur de penser ».

Monn merci va également aux participants aux divers cercles intellectuels et groupess de discussion oü j 'ai pu présenter des esquisses de textes ou puiser dans le fond dee la créativité des au tres. Tout d'abord, je veux remercier YAmsterdam School for Cultural AnalysisAnalysis {ASCA) pour son soutien financier pendant quatre ans de mes travaux, et surtoutt pour son initiative de rassembler, toujours dans une atmosphere ouverte, les debutantss et les savants seniors de différentes disciplines et approches qui se donnent danss les sciences humaines. A part des entrainements et des colloques internationaux organisess par 1'ASCA - dont je remercie tous les participants sans énumérer les noms -, je veuxx mentionner phis spécialement le Collegium Philosophicum, lieu mensuel de rencontre ett de debat, qui se déroulait a la maison de Hent de Vries. Ensuite, j 'ai eu 1'occasion de

5 5

Page 12: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

testerr mes pensees dans Ie LLP-ardet ensemble américain-européen qui s'est créé a Perugia,Perugia, et dans lequel nous avons travaillé régulièrement sur Ia troisième critique de Kantt C'est a Tom Dommisse, Olivia Custer, Steve Lake et Edward BuUard que vont mes excusess de ne pas avoir inséré dans ce livre les résultats de ces débats qui y sont tout de mêmee presents d"une maniere implicite. A mentionner encore YIAPL {International AssociationAssociation for Philosophy and Literature), oü j'ai pu rencontrer tant de fois des visions inspirantess puisque divergentes de la mienne, et naturellement mes amis du colloque philosophiquee trilingue qui a lieu, chaque année en juillet, au bord du lac Léman : Stefan Blank,, Georg Bertram, Christophe Laudou et les autres. Nommons encore, au risque d'oublierr les plus importants: Wil Arts, Karin de Boer, Maarten Doude van Troostwijk, Victorr Kal, Ad van Nieuwpoort, Henk Oosterling, Herman Parret, Frans van Peperstraten, Hughh Silverman, Jenny Slatman, Derk Stegeman, Hans de Vries et Hubertus Wellenstein.

Laa solitude et la quietude nécessaires, j'ai pu les trouver dans la montagne, grace aa lliospitalité de «mes» grands-parents suisses. Suzanna, Sophie, Anne et Ute ont créé dee 1'espace nécessaire dans les devoirs de la vie ordinaire. La sévérité et sincérité dans leurss corrections de mon francais, et la gentillesse de ne pas trop rire ouvertement sur monn usage fautif de cette langue venerable, je les dois a Nicolas Ouwehand, Antoine Lecomtee et surtout a Anne Weibel qui a eu Ie courage et Ie talent de remanier Ie tout.

Ill me reste enfin a remercier Alexandra, mon épouse et mon amour, pour sa presencee chaque jour renouvelante. Tu as supporté mes silences apparemment réflexifs et mess explications souvent trop embrouillées. Et quand même, tu as toujours su me donner dee la confiance en t'opposant contre mes soucis concernant Ie caractère superflu de la pensee.. Merci enfin a Emma, qui par sa naissance m'a appris que c'est 1'enfance qui a véritablementt de la valeur dans la vie. Aussi et surtout dans la vie de 1'esprit. Vous deux faitess signe quotidiennement que, en effet, rien ne se perd de ce qui est donné.

** * *

6 6

Page 13: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Somm ma ire

Pointt de depart

LaLa trouvaille de ce qui fait chercher - Anamnese de la trouvaille, trouvaille de la

critique,critique, anamnese de la critique - La trouvaille precede recherche, invention et

découvertedécouverte - Para-chronologie du postmoderne - « Il faut penser, quoique les trous

vaillentvaillent » - Etymologie incertaine - Finden, empfindcn, erfinden - Aporie de la

trouvailletrouvaille - Heuristique hérétique - Politique, pragmatique, esthétique - Trouvaille de

II 'evidence précédant I 'evidence de la trouvaille

1 1

Page 14: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Orientationn préliminaire : ('insinuation du désir danss la raison 33

LiberieLiberie et libido: modernitê etpostmodernitè - Quandl'être l'emporte sur Ie désir - Le

présentprésent et la presence in actu en question : Lumières et postmodernitè - La volonté de

savoir:savoir: experience et autonomie - La volonté d 'agir: liberté et le 'comme-si 'del' auto-

institutioninstitution - Eire et vouloir: la reparation réflexive - Sentir, réfléchir et leproblème du

sublimesublime - Einfall de la critique, déstabilisation de la volonté - Schopenhauer, Nietzsche

etet l'avènement du désir - Le 'trou de trop': libido, phrase et phrase-qffect - Le

libidinallibidinal et la reflexion du trop - Le phrastique et la reflexion du trou - La phrase-

qffectqffect : ce qui manque est trop

PremièrePremière portie

ANAMNESEE DE LA TROUVAILL E

Chapitr ee 1: L1'anamnese: transformation de la recherche philosophique 67

CreationCreation ou la vérité en acte - Urverdrftngung et affect inconscient - Nutte chose, a

retrouverretrouver dans l'anamnèse - Trouvaille sans 'T' .* I'anamnese n'estpas scientiflque -

AnamneseAnamnese philosophique : strategie d'invagination - L 'oeuvre de la trouvaille

Chapitr ee 2 : Die Verneinung et la difference : travail sur une 'logique' freudienne 83

LaLa theorie comme fiction - Le lapsus de la vérité - Naissance psychologique de lafaculté

dede juger - Trois fois 'non': contradiction logique, opposition structurale, manque

d'objetd'objet et de sujet - Dissimulation libidinale: intrication du positif et du négatif-

Verstellungg de la Vorstelhing (creation du Verneinungssymbol> - Difference

dissimuléedissimulée dans {'opposition: I'inexperience dans I'experience - Difference sensorielle

commecomme topos 'para-phénoménologique' et les trois figures - La theorie nait d'une affaire

dede l 'art

Chapitr ee 3 : Au-dela de Lacan ? (« Le travail de rêve ne pense pas ») 109

LeLe trope et la trouvaille - Le rêve et ses quatre travaux - Hétérogénéité du travail de

rêverêve contre l 'hegemonie du symbolique - Saussure et l 'arbitraire du signe - Critique de

lala déconnexion impliquée par le signe saussurien - Le signifiant pur et la co-

implicationimplication signe-système - Perspective génétique sur les signifiants et sur les signifies

-- Fonction génétique de la metonymie: le trope de I 'apostrophe - Function génétique

dede la métaphore: « l'êtincelle créatrice »- La rhétorique du rêve: déplacement et

8 8

Page 15: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

condensationcondensation - Figure-matrice et fantasme originaire -Lyotard lacanien - Chose,

objetobjet a etfiguralité comme Ie 'trop' du manque.

Chapitr ee 4 : A Pinstar de Tart : volonté d'infin i et experimentation philosophique

IHisibilitéIHisibilité de Vart: difference sensorielle et principes freudiens - Le plaisir de la

penseepensee : I'art et le double renversement - L 'oeuvre comme conciliation paradoxale - La

philosophicphilosophic apprend de la psychanafyse - L 'intellectuel a l'époque de I'experimentation

totaletotale (Habermas) - Creation puisque l'impouvoir l'emporte sur le rationnel -

ExperimentationExperimentation comme resistance au capitalisme totalisant - Résister au lieu de

critiquercritiquer - Continuité de ce que rend discontinu.

Chapitr ee 5 : La phrase comme Einfall : presentation et situation

LeLe sériel ou la synthese infiniment différée - Le cas de la phrase - II y a I 'univers -

PhraséologiePhraséologie et ontologie - La prothese de la these - Lyotard critique de Kant :

Entstellungg dans la Darstel lung - Censure kantienne de la presence - Kant, le modeste,

peut-Upeut-U faire un tort ? - Dialogue : refoulement de 1'au-dela du logos - Le chiasme de la

critiquecritique : exhibitio et expositio -11 se trouve qu 'il trouve que ...

DeuxièmeDeuxième portie

TROUVAILL EE DE LA CRITIQUE

Chapitr ee 6 : Perte du Dasein et denouement de Pintuition intellectuelie

(Lecturee de Einzig mögliche Beweisgrund zu einer Demonstration des Daseins Gottes)

LaLa finitude de la pensee humaine - L'intuition intellectuelie dans la tradition

métaphysiquemétaphysique - Les trois faces de l'entendement divin : savoir voir, savoir pouvoir et

pouvoirpouvoir voir - Critique de I'intuition intellectuelie dans la Dissertation (1770) et dans

TraOmee (1766) - Trouvaille de la perte du Dasein dans le Beweisgrund (1763) -

RenversementRenversement ontologique - Consequences méthodologiques: Real-erklSrung -

Nominal-erklarungg - Consequence théologique : ek-sistence de Dieu

9 9

Page 16: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Chapitr ee 7 : Existence et opposition réelle 219

(Lecturee de Versuch, den Begriffder negativen Gröfien in die Weltweisheit einzufuhreri)

UnUn concept physico-mathématique a introduire dans la métaphysique - Deux sortes de

'rien':'rien': vers une métaphysique des forces - Comme {'existence, I'experience réelle

s'opposes'oppose a la logique - Table de rien: l'absence du nihil absolutum et I'existence

inconnaissableinconnaissable du sujet Je ne pense pas que j'existe - Le sujet empirique et

l'heuristiquel'heuristique analogique - Que la lumière vienne dans mes pensees obscures -

"Dialectiquee des Lumières' a la maniere de Kant - Le paradoxe de la position absolue

-- La creatio ex nihilo comme figure sceptique

Chapitr ee 8 : Incongruence et hétérogénéit 245

(Lecturee de Von dem ersten Grunde des Unterschiedes der Gegenden im Raume)

LaLa region (Gegend) est présupposée a la disposition (Lage) - L 'experience corporelle

dudu Gegend revele un besoin métaphysique - L 'autre dans le même: incongruence

commecomme dissimilation - Methode métaphysique indirecte: I 'experience comme

indicationindication de l 'espace absolue - Pas de commentaire - Kant d'après Duchamp:

incongruence,incongruence, dissimilation et principe d'indiscernabilité - Déconstruction avant-

gardistegardiste de l 'espace absolue - L 'incongruence et I 'existence 'primate' - La trouvaille

dede I'existence et I 'invention de la critique transcendantale - Le retard du voir et du

savoir:savoir: demontage et analogie - L'intériorité-plus-qu'intérieure ou l'extériorité de

II 'existence

Chapitr ee 9 : Histoir e de Ia critique: Refoulement et retour de VEinfall 273

CritiqueCritique de l'histoire et histoire de la critique - L'invention des sciences: logique,

mathématique,mathématique, physique - La nouvelle métaphysique scientifique - Analogie oblitérant

-- Aporie de la trouvaille critique - Grace aujugement: juguler l'agrégat - Jugement

commecomme principe de la critique - Double usage de la table des jugements - Analogie

entreentre synthese et predication - VEinfall de Kant - Critique comme methode -

LL 'heuristique a la lisière de la logique - La tension dans la raison entre restriction et

élargissementélargissement - Un philosophe n 'est pas comme un moulage a pldtre - Ouverture de

ll 'histoire et kénose de la raison - Hume : le brin de la critique

10 0

Page 17: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

TroisiemeTroisieme portie

ANAMNESEE DE LA CRITIQUE

Chapitr cc 10 : Difference sensorielle. Lyotard , Platon, De Saussure et Kant

LyotardLyotard comme penseur de la difference sensorielle - Désirologie selon la synthese ou

selonselon l 'incommensurabilité - Platon: la question des dynameis - Le désir

philosophiquephilosophique de se débarrasser des sens - Le philosophos et lapriorité du visuel - De

SaussureSaussure : 'image-acoustique' et l 'arbitraire du signe - Refoulement dêdiffêrenciant

dede la sensorialité par la redaction de Bally et de Sechehaye - Solution lyotardienne du

paradoxeparadoxe des principes d'arbitraire et d'indissociabilité - Comment Lyotard critique

SaussureSaussure a l'aide de Peirce - Déconstruction lyotardienne comme ré-différenciation

sensoriellesensorielle - Kant: difference sensorielle analogue de la difference entre intuition et

entendemententendement - Difference sensorielle: source du commencement conjectural de la

raisonraison libre (MutmaBlicher Anfang der Menschengeschichte) - Grace a la vue:

transitiontransition désirologique de la voix naturelle a la voix de la liberté

Chapitr ee 11 :« Kraf t einer verborgenen Kunst». Dé-schématisation et l'énigme

dee la trouvaill e

'Discours,'Discours, figure': echo de la première critique - La deduction transcendantale et le

schematismeschematisme - Image, forme, matrice: figures vue, pas vue et invisible - Le rêve

déconstruitdéconstruit la 'réalité' de l 'image (Versuch über die Krankheiten des Kopfes) - La

fonctionfonction du schematisme géométrique - L 'oeuvre déconstruit le schema géométrique et

dede lafigure-forme (Butor versus Lhote) ~ Qu 'est-ce que 'heterogene 'pour Kant ? ~ Le

schemaschema transcendantal: soumission de l'espace au temps - Le nombre et son ombre

temporei:temporei: mathématisation du schematisme transcendantal - L 'inmathématisable :

ll Empfindung et lafigure-matrice comme complément nécessaire

Chapitr ee 12 : Orientation et trouvaille. Recherche pré-heuristique et

transfertt analogique

LesLes esprits en conjlit: Mendelssohn, Jacobi et enfin Kant - Kant entre foi sentimentale

etet raison saine - La question kantienne d'orientation par rapport a celle de

MendelssohnMendelssohn - Compte rendu - L 'histoire de la trouvaille de la critique reflétée dans

OrientierenOrientieren - L 'ouverture pré-heuristique - Usus dat methodum (De mundi sensibilis

atquee intelligibilis) - 'Eigentliche Bestimmung' des concepts dans la première critique

-- La crux critica de la critique ~ Orientation grace a I'incongruence dans le concept

purpur - Performativité du texte Orientieren - Maniere plutÖt que methode -

11 1

Page 18: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

SymboïisationSymboïisation comme procédure d'élargissement de concepts (KdU §59) - Transfert

analogiqueanalogique et transformation selon les contextes pragmatiques

Chapitr ee 13 : « Etat de naissance » : sentiment sans sujet. Recherches paralogiques

chezz Kant et Lyotard 413

AuAu nom de la transparence : critique kantienne sur la paralogie du sujet - Le sensus

communiss comme idéé supplementaire du cogito transcendantal - A la recherche de

ll 'opacité : la paralogie lyotardienne - L 'Absolue de Kant et l 'ab-solu de Lyotard — La

phrasephrase absolue comme le diffërend-même - Version lyotardienne de la Verwechslung ;

dissimulationdissimulation de la phrase absolue - Sensus communis et intersubjectivité -

Allgemeinheit,, objektive Allgemeingültigkeit, subjektive Allgemeingültigkeit -

EvenementEvenement et jugement - Sensus communis et l'idée du substrat suprasensible -

LL 'idéé qui legitime l 'universalité du gout - Sans substrat subjectif, le sensus relève de

ll 'arrangement instable desfacultés

Chapitr ee 14 : Intériorit é incongruente. La trouvaill e de quatre réflexivités. 441

ReflexionReflexion sous-jacente au jugement - (1) Reflexion logique et la perte de I 'intuition

(Dialectique(Dialectique des Lumières) - (2) Reflexion topologique - La reflexion transcendantale

estest topologique (renversement de l'ordre logique) — (3) Reflexion analogique

s'insérants'insérant dans I'incongruence subjective - Incongruence et la tension de la crux

criticaa - (4) Reflexion anamnésique : le sentiment tautégorique - Incongruence de

l'amel'ame et'orientation par sentiment - Retrait de {'existence, reflexion anamnésique et

trouvailletrouvaille de la critique

Conclusionn 477

DésirologieDésirologie et trouvaille - La pauvreté abondante de la philosophie - Anamnese et

trouvailletrouvaille de l 'inadéquation - Supplements a la philosophie: discours

psychanalytique,psychanalytique, conduite artistique - Double génitif(l) : anamnese de la trouvaille -

DoubleDouble génitif (2) : trouvaille de la critique - Double génitif (3) : anamnese de la

critiquecritique - Trouvaille de la « trouvaille »

12 2

Page 19: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

POINTT DE DEPART

LaLa trouvaille de ce qui fait chercher

Lee déclin de la métaphysique occidentale a mis en evidence la problématique de laa 'trouvaille' comme Tun des problèmes les plus distinctifs de la philosophie. Dèss que Platon a concu la philosophie comme étant anamnese, la philosophie estt recherche et son résultat une trouvaille pouvant prendre le nom d'oeuvre, de système,, de vision, d'opinion ou de critique (HWPh, 1 :263-266). Cette trouvaillee est présentée, dans la métaphysique dogmatique, comme la découvertee de la vérité, et parfois aussi, moins fréquemment, comme une creationn ou une invention de la raison. Le terme de 'découverte' est alors employéé pour Papodictique, pour ce qui ne peut être critique, pour ce qui se présentee avec evidence immediate et n'est pas soumis aux 'conditions d'usure'. Découvrirr la vérité équivaudrait a Fouverture de la vue philosophique sur la puretéé et la permanence. Cependant, a-t-on constate, comment penser une telle véritéé découverte, sinon dans le cadre d'une theorie ou d'une vision pré-définie?? La découverte presuppose en effet un paradigme, une invention préalable,, qui rend possible son articulation et sa reconnaissance, la vision exige unn cadre, et c'est par le cadre - le concept, le raisonnement, le schema - que cettee vérité dont il est question et qui s'est mise a la lumière, se recouvre précisément.. La découverte de la vérité va de pair avec sa perte, en raison de la nécessitéé de son encadrement et de son articulation.

Laa philosophie est au fond 'recherche', mais recherche de quoi? L'idéalismee platonicien, préfigurant la dogmatique métaphysique, suggère que laa philosophie cherche le point absolu, le point zéro, d'oü pourrait se déplier d'unee maniere consistante la connaissance de tout. Cette ambition impÜque néanmoinss Paporie d'auto-référence. Achevée la connaissance ne peut être que sii elle indut le trajet de sa propre constitution dans son résultat. Ainsi le sachant s'invaginee dans le su, le su devenant son 'enveloppe', ce qui revient a dire que lee savoir absolu suppose P invagination du désir de ce savoir dans le savoir même,, il suppose la trouvaille du commencement de la recherche.

Alorss la philosophie est au fond recherche de ce qui fait rechercher, puisquee la trouvaille de 1'incitation a la recherche équivaudrait au commencementt de la recherche. Dans la trouvaille inchoative, la fin et le commencementt de la philosophie riment Pune a Pautre. La 'trouvaille' dans le

11 Cf. la problématique du cadre et du supplément {parergon) dans : Jacques Derrida La vérité en peinture.peinture. Paris : Flammarion, 1978.

13 3

Page 20: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

senss que nous proposons d'entendre est comme 1'expérience de Fange de Benjaminn qui est expulsé du paradis par un vent irresistible au moment oü il le trouvee devant lui. On la retrouve chez Augustin, qui cherchait Dieu, comme sourcee de vie et source de 1'inquietude qui ne peut trouver son repos que dans cettee source d'oü émane sa vivacité. Or, c'est ainsi que Fanamnèse idéaliste perdd son 'innocence*, devient recherche aporétique qui ne peut trouver qu'en perdant,, comme si elle était mouvementée de maniere tire-bouchonnante, en visantt Fabsolu essentiel, elle ne sait qu'y tourner autour. L'anamnèse perd sa pretentionn métaphysique-ontologique en la remplacant par ce que nous appelons unee désirologie.

Cettee anamnese désirologique, on la trouve élaborée par Freud, comme laa recherche de Fintrouvable, qui néanmoins occasionne des trouvailles dans le senss ordinaire du terme : des inventions s'il s'agit des constructions nouvelles, dess découvertes, si le trouvé était déja toujours présent. Il s'agit d'une réflexivitéé qui, anamnésique, ne doit pas être comprise comme le mouvement de retourr sur elle-même de la pensee, elle diffère en effet de ce qu'on appelle courammentt 'reflexion' : connaissance ou prise de conscience. L'anamnèse est unee perlaboration sans fin, ou mieux une perlaboration qui est sa propre fin.

AnamneseAnamnese de la trouvaille, trouvaille de la critique, anamnese de la critique

Danss Fétude suivante, nous allons entreprendre des reflexions anamnésiques, c'est-a-diree que nous allons chercher ce que nous voulons appeler simplement 'laa trouvaille'. La trouvaille, selon notre conception, sera ce point atopique, pointt virtuel et point de fuite, oü la recherche philosophique trouverait sa fin. Ellee est 'Fobjet impossible' de la philosophic qui s'adapte a cette sorte de

22 Nous empruntons le neologisme de « désirologie » a Jean Urban. Dans son livre L'épithymologieL'épithymologie (La désirologie), d'épithumia (désir) et logos (raison), il développe un programmee pour la recherche du róle du désir dans le comportement individuel et social, ainsi que danss les raisonnements et dans les reflexions de lliomme. « Nous pouvons définir l^pithymologie :: la branche des sciences psycho-sociales qui a pour objet la recherche des lois statiques et dynamiquess qui régissent les rapports des désirs entre eux, de ceux-ci avec le milieu ambiant internee et externe et les phénomènes auxquels ils donnent lieu et qui, au point de yue pratique, cherchee a appliquer ces lois pour acquérir la volonté et la liberté » (Jean Urban L 'épitymologie (La(La désirologie). Paris : Alcan, 1939, p. 12). Bien que la perspective d'Urban ne soit pas philosophique,, nous voulons introduire le terme pour défendre la these que la philosophic ne devientt radicalement auto-réflexive qu'è condition qu'elle se pose la question concemant son propree caractère désirant. A la suite de Ia Symposion platonicien (voir ici la conclusion), nous considéronss la philosophic moins comme une science thétique que comme 1'expression du désir dee savoir, dont l'accomplissement, sa fin, équivaudrait a sa mort. Au fond, la philosophie est désirologique.. (Un usage philosophique du terme a été introduit encore par Rudi Laermans 'Désirologiee of het mislukte afscheid', in : Krisis (2-4). Amsterdam, november 1982, pp. 5-16.)

14 4

Page 21: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

réflexivitéé anamnésique, telle que la psychanalyse Ta con9ue. La philosophie de Jean-Francoiss Lyotard est de ce genre.

Danss Ia première partie, Anamnese de la trouvaille, nous élaborons Ie pointt de vue de Fanamnèse pour montrer que, selon notre interpretation, c'est la problématiquee de la trouvaille qui Panime partout dans son oeuvre. L'anamnèse dee Ia trouvaille va de pair avec la déconstruction de Pordre discursif et figuratif, constituéé sur la base de la logique conventionnelle de négativité. Elle s'apprend dee cette attitude recommandée par Freud comme technique du transfert, attitude d'attentionn librement flottante et d'association libre; elle se reconnaïtra ainsi, soit-üü pour Lyotard avec hesitation, dans la psycho-ontologie lacanienne. Que Ie discourss soit libidinal (deleuzien) ou plutöt analytique (lacanien), désignant Ie désir parr Ia surabondance ou par Ie manque, peu importe, il n'y a pas de stricte categorisationn a opérer pour approcher Ie cheminement de pensee de Lyotard, mais bienn plutöt une succession de déplacements. Travaillant la convention pour qu'ellee s'ouvre pour Pinvention, c'est par Panamnèse que la philosophie se découvree comme étant écriture, socur de Part avec lequel elle partage la passion pourr Poriginaire. L'anamnèse poussera enfin la reflexion philosophique a adapterr un autre rapport a la presence actuelle (de Pexistence) que celui de bannissementt ou de reduction. L'extériorité de Pexistence se va faire sentir a PP intérieur de la reflexion.

Souss Ie titre Trouvaille de la critique, nous allons entreprendre une recherchee anamnésique concernant Pinvention historique de la critique transcendantalee de Kant. La trouvaille sur laquelle s'est érigé Pédifice transcendantall est celle de Pinaccessibilité immediate de Pêtre, rencontrée dans Pinvaliditéé de la preuve ontologique de Dieu, qui avait pour consequence la rupture,, dans son intérieur, de Pintuition intellectuelle. La problématique de l'extérioritéé de Pêtre, est ainsi, selon nous, la trouvaille fondamentale dans Poeuvree pré-critique de Kant et qui lui a inspire a inventer, étape par étape, sa nouvellee métaphysique transcendantale. Elle lui a dévoilé la difference entre Poppositionn logique et réelle, difference occultée par Pusage dogmatique de la négativité.. La logique d'exclusion est ainsi supplémentée par la logique des forces,, tous deux restant néanmoins fldèles a Pexigence de consistance. En dépitt de son extériorité, pour Kant, Pêtre n'est pas chaos, comme Ie prouve 1'expériencee corporelle concrete d'orientation qui se base sur Ie phénomène d'incongruencee de Pespace. Or après la tournure copernicienne, faite par Kant souss la protection de Phistoire des sciences, Ia trouvaille de la critique résulte en Iaa critique et Ie refoulement de tout ce qui est trouvaille impromptue. L'incongruencee s'est déplacée a Pintérieure de la raison elle-même.

Cependantt on ne peut se débarrasser de la trouvaille. Aucun système ne peutt se dégager de ce trou a travers duquel emerge ce qui ne se définit dans ses termes.. La critique, reaction defensive a l'extériorité de Pêtre, renferme la trouvaillee en elle-même comme menace permanente de déconstruction. La

15 5

Page 22: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

partiee Anamnese de la critique exposera que, dans ses reflexions critiques, Kant faitt appel a une pré-heuristique, concernant 1'invention des idees heuristiques, quii déborde des limites transcendantales en ce qu'elle s'appuie sur TimaginationTimagination et sur 1'analogie speculative. C'est dans la tension entre sensibilité ett idéé régulatrice, tension entre la restriction induite par 1'intuition sensible et Ie désirr (Drang) d'élargir la sphere de la raison, qu'a pu s'ériger la critique. Avec 1'imaginaire,, Pinstabilité s'introduit au milieu de la critique, une instabilité due aa la problématique de la difference sensorielle - hétérogénéité entre des sensoria humainess et tout de même interference synesthétique de 1'heterogene -, qui traversee toute Phistoire de la philosophic occidentale. Le schema, passage kantienn sur Pécart entre intuition empirique et entendement pur, se rouvrira sous laa pression de cette difference, développé par Lyotard dans Discours, figure et quee nous avons mise a jour comme la retentissement de la trouvaille. Corrélativementt a la déschématisation, nous allons dégager le clivage dans le sujett par Paffect, inconscient et 'primal', clivage ainsi dans Pidée du sensus communiscommunis dont le sentiment du beau serait Ie signe, selon la lecture utopique de Kant. .

LaLa trouvaille precede recherche, invention et découverte

Découvertee et invention, ces termes conventionnels de la philosophie heuristiquee ou de Yars inveniendi, ne sufïlsent pas a rendre compte de la complexitéé de la recherche métaphysique. Notre recherche approchera le problèmee de la trouvaille comme enjeu primaire de la métaphysique et s'intéresseraa moins a Pheuristique comme enjeu rhétorique.3 Découvrir la vérité presupposee qu'on la reconnaït et reconnaïtre implique 'connaïtre déja'. La découvertee rendrait alors la recherche superflue. L'invention, en revanche, rendraitt justice a la nécessité et au sens de la recherche, mais transformerait la véritéé en une sorte de construction humaine qu'elle ne peut pas être par

33 Les décennies passées ont donné a voir une croissance d'intérêt portant sur la question de 1'inventivitéé dans la philosophie kantienne, questionnement qui se concentre souvent sur le textuel commee condition 'matéïielle' de la pensee. Par exemple: Jean-Louis Galay Philosophie et inventioninvention textuelle. Essai sur la poétique d'un texte kantien. Paris: Klincksieck, 1977 ; James Engelll The creative Imagination. Enlightenment to Romanticism. London, Cambridge (Mass.) : Harvardd University Press, 1981 ; Claudia J. Brodsky The Imposition of Form. Studies in narrative RepresentationRepresentation and Knowledge. Princeton: Princeton University Press, 1987 ; Herman Parret 'La rhétoriquee : heuristique et methode chez Kant' in : Meyer, Michel; Lempereur, Alain Figures et conjlitsconjlits rhétoriques. Bruxelles : Editions de 1'Université de Bruxelles, 1990, pp. 103-113 ; Tobia Bezzolaa Die Rhetorik bei Kant, Fichte und Hegel: ein Beitrag zur Philosophiegeschichte der Rhetorik.Rhetorik. Tubingen: Niemeyer, 1993 ; Will i Goetschel Constituting critique. Kant's Writing as CriticalCritical Praxis. Durham and London: Duke University Press, 1994; C.A. van Peursen Ars inveniendi.inveniendi. Filosofie van de inventiviteit van Francis Bacon tot Immanuel Kant. Kampen: Kok Agora,, 1993, pp. 181-213.

16 6

Page 23: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

definition.44 Et leur articulation Tune avec Pautre, dans la visée de saisir la vérité,, ne peut se faire, puisqu'elles déterminent des directions opposées. La véritéé n'est done affaire ni de découverte, ni d'invention, elle se rencontre d'une manieree fugitive et ambigue peut-être, Entbergend-Verbergend, comme un effet ouu un evenement (Ereignis), comme ce qui n'est pas susceptible de thématisation.. Ainsi sont vaines par principe Pinventivité ou la (pretention a la) découverte,, efforts secondaires de mettre en cadre, de figer ce qui n'est présent quee comme absence. Et pourtant, la 'rencontre' se produit, ce 'moment' indeterminablee de confrontation existe, moment que nous préférons appeler simplement,, pour des raisons qui restent a expliquer, la 'trouvaille'.

Laa trouvaille precede tout système et toute methode en philosophic Elle estt rencontre avec 'quelque chose' (qui n'est pas une chose dans Ie sens de 'objet'),, qui fait chercher et incite a la recherche. Elle est ce que Deleuze appelaitt « creation ». Et Lyotard, en discutant 1'oeuvre de Newmann, a son inn star explique que cette creation implique 1'antinomie du commencement, impliquee 'rencontrer' le chaos (L'Inh, 93, cf. MP, 17, 25, 177.) « La pensee n'estt rien sans quelque chose qui force a penser, qui fait violence a la pensee. [...]] La creation, e'est la genese de 1'acte de penser dans la pensee elle-même. Cettee genese implique quelque chose qui fait violence a la pensee [...] ».5

Jean-Francoiss Lyotard et Emmanuel Kant, les deux 'protagonistes' de notre étude,, appellent la source de cette creation par d'autres noms. Chez Lyotard figuree toute une panoplie de termes différents dans laquelle « chose » - echo de «« La Chose » lacanienne - prend une place eminente. Chez Kant, e'est sans doutee de ce qui se pense sous le titre du 'nouménal' qu'il s'agit, d'une 'chose' aussi:: Ding an sicK Quel que soit le nom qu'on donne a son objet, la trouvaille see distingue de la découverte et de 1*invention par la resistance. Elle est la rencontree de ce qui résiste, qui résiste notamment a 1'inventivité et a Pesprit de découverte.. Elle est la rencontre d'une resistance qui insiste et persiste, qui est toujourss 'présente'- sans qu'on puisse localiser cette 'presence' - et qui ne cessee pas d'exercer sa pression sur la pensee philosophique. Cette pression, le discourss philosophique la désigne par le terme 'reflexion'.6 C'est ce qui lie les deuxx acteurs sur la scène de notre recherche de ce qui fait chercher.

44 On suit ici les definitions données par Kant dans son Anthropologic (Antr.§57, 145 ff.). La distinctionn est d'ailleurs moins évidente qu'il n'y parait: invention est un mot ancien pour 'découverte'' (VOCTC, 544 ;NotPhil, 1:1374). 55 Gilles Deleuze Proust et les signes. Paris : PUF, 1976 (1964), pp. 117-119. 66 Dans les premiers écrits et encore plus tard Lyotard utilise le terme de 'déconstmetion' pour éviter,, semble-t-il, celui de 'critique', appartenant è la « métaphysique nihiliste », dans le sens que laa critique depart d'un point archimédique et prétendument 'zéro', répète ainsi le geste de Ia penseee critiquée (EL, 11, 14,117,126 ; RP, 29, 45, 77,115, 118, 245 ; DMF, 19, 23). L'usage de 'déconstruction'' n'est pas systématique. Le terme indique pour lui les effets de la singularité et de rincommensurabilitéé dans le discours. Ces effets sont approchés dans des paradigmes différentes ett selon le paradigme le terme 'déconstruction* est utilise d'une maniere positive ou negative.

17 7

Page 24: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Laa réflexivité de Kant et de Lyotard relève de 1''anamnese, dans la mesure oü eïlee répond a la finitude de 1'intelligence humaine et qu'elle témoigne de ce qu'ill y a d'énigmatique dans la raison. Chez eux, Ie mot 'réflexivité* désigne ainsii une certaine autocritique de la raison, autocritique se rapportant aux conditionss de sa propre possibilité et impossibilité. Rien n'est moins surprenant alorss que Ie fait que la 'réflexivité' et la 'philosophic transcendantale' ail lent de pair.77 Cependant, la réflexivité ne s'épuise pas dans Ie transcendantalisme. La philosophicc transcendantale est une invention historique dont la pretention -surtoutt dans sa forme speculative - est de fixer Ie cadre a la découverte des connaissancess véritables. Or la raison reflexive, qui a donné lieu a 1'invention et aa la découverte du transcendantal, peut toujours encore se demander comment cess résultats ont été possibles. Dès lors, la reflexion devient anamnésique, devientt recherche de la condition de sa propre naissance et cela dans le savoir qu'unee telle 'condition' soit introuvable par principe. La reflexion s'approfondie,, se radicalise, cherche cette autre trouvaille qui precede les 'trouvailles'' qui sont 1'invention et Ia découverte. Le jugement réfléchissant cherchee le moment de naissance, cherche a toucher a la 'chose' (Per., 61) qui faitt naïtre, cherche la 'rencontre' et la 'trouvaille'.

Ainsii on lit dans 1'index de Discours, figure que 'déconstruction' équivaut a 'recessus', c'est-a-diree le retrait vers 1'innommable. Dans Economie libidinaie par contre la pensee libidinaie est misee en opposition a la déconstruction : « Nous ne pouvons pas croire que la déconstruction soit unee meilleure assurance sur les intensités que la construction » (EL, 305). Dans les textes traitant dee Kant, Lyotard prend la reflexion surtout du cóté de 1'inventivité et il cite souvent la definition kantiennee selon laquelle le jugement est réflexif quant il s'agit de trouver le general, la regie, è partirr du singulier (KdU XXV1, 15). C'est une maniere de synthétiser des données sans se servir dee regies prédéterminées (Pér., 45-46). 77 Sur la philosophic reflexive et ses apories, cf. Rodolphe Gasché The Tain of the Mirror. Derrida andand the Philosophy of Reflection. Cambridge (Mass.) and London: Harvard University Press., pp. 13-105.. Gasché considère 1'hétérologie comme la critique de la philosophic reflexive. (Pour une critiquee sur la réflexivité lyotardienne, voir Rodolphe Gasché, Inventions of Difference, Cambridgee / London : Harvard University Press, 1994, pp. 34-35). Ainsi une confusion sur le termee réflexivité pourrait se constituer : selon Hilary Lawson , c'est le postmoderne - et done la penseee de 1'hétérogène - qui se distingue par la priorité de la réflexivité (Reflexivity. The postmodernpostmodern Predicament. London: Hutchinson, 1987). Dans le sillage de Lyotard, nous voulons affirmerr cette these et en même temps la Her a la vision de Gasché. La modernité, elle aussi, dans laa forme de la critique de la métaphysique, est reflexive. Mais cette réflexivité est d'abord 'hétérologue'' avant d'etre 'homologisante'. « If déconstruction has been developed by Derrida (andd Lyotard, as well) to account for the contradictions inherent in the conversion of reflection, it iss precisely because déconstruction and self-reflection are not identical. The ideas of self-reflection,, specularity, self-referentiality [...] are essentially metaphysical and belong to logocentrismm » (Rodolphe Gasché, o.c, 1994, p. 55). La reflexion, chez Kant, n'est pas premièrementt auto-évaluation de la raison, dédoublement de la pensee, mais elle est réponse a ce qui,, dans la pensee, ne se pense pas mais se fait sentir (LE, 125; LAS, 19-21; 25).

18 8

Page 25: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Para-chronologiePara-chronologie du postmoderne

Danss cette interpretation du rapport entre Kant et Lyotard, nous prenons au sérieux,, dans son usage philosophique, ce que ce dernier entend par 'postmoderne',, terme dont il est 1'auteur en philosophic Selon Lyotard dans Le postmodernepostmoderne expliqué aux enfants, « le postmoderne fait assurément partie du modernee » (PEE, 23). « Le postmoderne est encore moderne » écrit-il d'une manieree provocatrice dans la Chambre soitrde (CS, 33). Ces provocations paradoxalss ont besoin d' explication.

Danss son livre La condition postmoderne, Lyotard traite de Pétat du savoir aa la fin du vingtième siècle. Il le nomme 'post-moderne' a la suite de Fusage qu'en fontt les sociologues et les historiens de 1'art.8 Pour ces derniers, le 'post' prend une connotationn temporelle. Postmoderne est la legitimation d'un savoir qui ne s'appuiee plus sur les grandes narrations. Postmoderne est ce savoir sans 'histoire d'esprit',, sans 'grand récit' - notion d'ailleurs reprise a Valéry (CP, 51) - pour le légitimer.. Le savoir postmoderne produit sa propre legitimation : par son effectivité,, quand il fait evenement dans un ordre de savoir déja existant. C'est le 'coup'' de 1'inattendu qui caractérise ainsi le postmoderne, coup paralogique, plutót quee logique, puisqu'il arrive comme par surprise et sans qu'aucun système logique n'aitt pu le prévoir.

Cependantt La condition postmoderne, malgré sa popularité, n'est pas un livree philosophique. C'est dans des textes comme Le postmoderne expliqué aux enfantsenfants et Le différend qu'il faudrait chercher le fondement philosophique du proposs sociologique et historique qui est la Condition postmoderne. Ce fondement

88 Nous ne voulons pas nous impliquer dans la discussion brouillée qui s'est faite autour de la questionn modernisme ou postmodernisme, discussion que nous considérons dépassée aujourd'hui. Déjaa Koyré a montré que l'application de Pétiquette 'moderne' comme titre de périodisation dépendd du point de vue de 1'applicateur et varie dans le temps. Moderne n'était pas seulement Franciss Bacon, mais également, selon certains commentateurs, son homonyme du Xlle siècle. Il remarquee une 'chose curieuse*: « è chaque renouveau de la pensee, c'est toujours saint Augustin quee 1'on rencontre «.(Alexandre Koyré 'La pensee moderne', in : idem Etudes d'histoire de la penseepensee scientifique. Paris: Gallimard, 1973 (1966), pp. 16-23). En effet, Lyotard n'hésite pas a appelerr Augustin un auteur moderne (D., p. 76; TI, 77; MP, 90). Également, le terme du 'postmoderne'' dans la reflexion philosophique n'a pu créer que confusion. Renvoyant a une périodisationn de Phistoire, il témoigne d'une contradiction performative: comment périodiser I'histoiree autrement qu'au moyen d'un critère universellement valable, ce qui est précisément défenduu par la definition du postmoderne ? Une discussion de Ia problématique du 'post', on trouvee chez Richard Beardsworth 'On the critical post: Lyotard's agitated judgement', in: Andreww Benjamin (éd.) Judging Lyotard. London, New York : Routledge, 1992, pp. 43-80. Mêmee s'il est vrai que la confusion autour des termes est detectable chez Lyotard, qui tantot les oppose,, tantót les mélange, nous n'adapterons pas la simplification oppositionnelle de Manfred Frank.. « Lyotard definiert 'Postmodernitat' als ein Nicht-mehr-Greifen aus der Neuzeit» , écrit-il, ett dans la même perspective : « [Das postmoderne Denken] schaut auf das abgeschlossene (oder vorgeblichh abgeschlossene) Haus der Metaphysik gleichsam von auBen ». Plus péjoratif, le postmodernee est déformé dans le livre oü Frank defend la position du sujet et de 1'individu (qu'il confond).. « Der Pradiktor 'postmodern' scheint fur ein dumpfes, wenn auch verbreitetes Gefiihl zuu stehen, wonach die Deutungspotentiale und Sinnstiftungsreserven des letzten Auslaüfers

19 9

Page 26: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

estt réflexif-anamnésique. Pour Lyotard, puisqu'il n'y a de philosophic que celle quii s'étonne de la possibilité de sa propre existence (et de 1'existence en general), Iee questionnement postmoderne n'est rien d'autre que 1'enjeu classique de toute philosophicc qui mérite son nom. « L'enjeu du discours philosophique est une regie (ouu des regies) a rechercher sans qu'on puisse conformer ce discours a cette regie avantt de Pavoir trouvée » (D, 145). Ainsi, transféré dans Ie discours philosophique,, Ie terme de postmoderne perd son aspect chronologique. Désormais,, 'postmoderne' est qui se caractérise par des coups événementiels qui dérangentt un ordre préexistant, ordre dit 'moderne', et qui témoignent ainsi de la possibilitéé de commencer. Ainsi, Ie postmoderne fait toujours encore partie du modernee : c'est Ie moderne qui naït dans Ie postmoderne.

Encore,, il nous faut déconstruire la notion de chronologie. Tout système modernee a été 'inventé', a été une innovation dans un monde significatif déja existant,, oü Pévénement de sa naissance a trouvé son lieu. Ainsi, Ie terme de 'postmoderne'' peut designer eet evenement qui precede Ie moderne en étant Ie chocc de son invention.11 « Une oeuvre ne peut devenir moderne que si elle est

abendlSndischerr Kultur, eben der Neuzeit, sich erschöpft haben ». (Les trois citations empruntées respectivementt a Manfred Frank Die Grenzen der Verstandigung. Frankfurt am Main, Suhrkamp, 1988,, p. 11 ; Was ist Neostrukturalismus ? Frankfurt am Main: Suhrkamp, 1984, p. 104 ; - Die VnhintergehbarkeitVnhintergehbarkeit von Individualiteit. Frankfurt am Main: Suhrkamp, 1986, p. 7.) Si nous parlonss du 'postmoderne', nous nous appuyons sur les reparations de sa definition, que Lyotard s'estt forcées de fabriquer : 'postmoderne' comme Tétat de naissance du moderne' et comme 'Ia réécrituree infinie de la modernité'. Le postmoderne fait done partie du moderne, disons comme sonn inconscient. Pour une evaluation, voir Niels Brügger 'What about the Postmodern ? The Conceptt of the Postmodern in the Work of Lyotard', in : Robert Harvey; Lawrence R. Schehr Jean-FrancoisJean-Francois Lyotard: Time and Judgment (Yale French Studies). New Haven/ London: Yale Universityy Press, 2001, pp. 77-92. Pourr 1'histoire du terme et du malentendu qui 1'entoure, nous renvoyons au grand nombre de commentaires,, parmi lesquels nous avons consulté : Steven Best et Douglas Kellner Postmodern Theory.Theory. Critical Interrogations. London, 1991; Use Bulhof; J.M.M. de Valk (red.) PostmodernismePostmodernisme als uitdaging. Baarn: Ambo, 1990 Jos de Mul Het romantische verlangen in (postmoderne(postmoderne kunst en filosqfie\99l (1990); Mike Featherstone 'In Pursuit of the Postmodern: Ann Introduction', in: Theory, Culture & Society (Vol 5, no 2-3). Sage Publication: London, June 1988,, pp. 195-216 ; Hans Friesen Die philosophische Asthetik der postmodernen Kunst. Würzburg:: Königshausen und Neumann, 1995 ; David Harvey The Condition of Postmodernity. AnAn Enquiry into the Origins of Cultural Change. Oxford: Basil Blackwell, 1989 ; Ihab Hasan 'De kwestiee van het postmodernisme', in : Jeroen Boomgaard; Sebastiaan Lopez Van het postmodernisme.postmodernisme. Amsterdam: SUA, 1985, pp. 12-21; Dick Veerman, Christel van Boheemen Postmodernisme.Postmodernisme. Politiek zonder vuilnisvat. Kampen: Kok Agora, 1988. 99 Jean-Francois Lyotard 'An interview with Jean-Francois Lyotard' (Willem van Reijen ; Dick Veerman),, in : Theory, Culture & Society (Vol 5, no 2-3). London : Sage Publication, June 1988, pp.. 277-278. '"Giannii Vattimo parle, a Ia maniere heideggerienne, du 'postmoderne' comme la Verwindung du moderne.. (La fin de la modernité. Nihilisme et herméneutique dans la culture postmoderne. Pariss : Seuil, 1987, pp. 176-181). 111 L'esthétique du 'choc', développé par Benjamin par enchaïnement a Freud, a été récupéré par Lyotardd dans sa theorie de ranamnèse, par exemple dans Heidegger et 'juifs', voir ici, chapitre 1 (Walterr Benjamin 'Über einige Motive bei Baudelaire', in ; idem Illuminationen. Frankfurt am Main:: Suhrkamp, 1977, pp. 185-129).

20 0

Page 27: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

d'abordd postmoderne. Le postmodernisme ainsi entendu n'est pas Ie modernisme a saa fin, mais a 1'état naissant, et eet état est constant » (PEE, 24). Le terme 'postmoderne'' indique ainsi un état précédant la mise en scène et 1'organisation de laa nouveauté, un état dont les pensees modernes sont engendrées comme par 1'inventionn de nouvelles regies du jeu. Postmoderne est la philosophie qui se penchee sur la genese paralogique, et qui recherche la trouvaille qui precede 1'invention.. Elle fait 1'anamnèse de sa condition de naissance.

Cettee naissance ne se fait pas ex nihilo. Aucune 'invention' ne s'installe sanss une quelconque 'convention'.12 Le coup qui se sign ale par des changements -creationss de figures freudiennes, déplacements ou condensations - arrive toujours danss une convention déja existante. Ainsi, par exemple, la philosophie transcendantalee de Kant est-elle a prendre comme une transformation radicale de laa convention dogmatique, convention de la métaphysique issue de 1'école wolffien-leibnizien.. La première critique doit done être comprise comme une inventionn innovatrice dans le champ du rationalisme. Si Ton prend au pied de la lettree 1'adage de Lyotard, determinant le postmoderne comme ce qui precede le moderne,, la modernité, comme peut la définir la première critique, réfere toujours aa un état de naissance antérieur. L'antériorité est a entendre ici sur un mode double,, 'chronologique' et 'logique'. On peut des lors procéder a 1'anamnese de la critiquee sur une double voie.

D'unee part on peut faire une lecture des textes pré-critiques en y cherchant leurr 'fonction' postmoderne. Comment en effet 1'invention de la critique, sa trouvaille,, a-t-elle pu avoir lieu? Quelle était la 'presence', irréductible a la reflexionn du système philosophique, qui hantait Kant et qui 1'a poussé vers cette inventionn ? Une telle lecture ne vise pas a reconstruire 1'histoire de la genese de la critique.. Elle concoit un Kant hanté par le problème de 1'incapacité de 1'homme a créerr le monde dans lequel il pense, hanté par 1'émgme de 1'existence qui precede 1'essence,, par la rencontre d'une presence dans Pactualité effective, 'presence' a présupposerr mais impossible a stocker, presence absente done. C'est la recherche dee la trouvaille de la critique.

D'autree part 1'anamnese peut se faire dans le système critique même. L'étatt naissant, dit Lyotard, est constant. Il y a toujours dans la pensee qui se veut systématiquee toujours un talon d'Achille, une plaie - peut-être en voie de guérison ett pourtant jamais cicatrisée -, un 'trauma', un 'trou' impossible a refouler mais précisémentt reconnaissable par les vains efforts en vue de son refoulement. Chez Kant,, on trouve de tels trous aux confins de la raison sous le titre du nouménal: la DingDing an sich> Idéé du commencement, mais aussi dans son centre: le schema, Drang,Drang, sentiment ou reflexion. Or ces béances dans la critique sont comme de resonancess des rencontres pré-critiques, des trouvailles de Pimpensable qui fait penser. .

nn Cf. Jacques Derrida 'Psyche, Invention de 1'autre', in : idem Psyche. Inventions de I 'autre. Pariss : Galilée, 1987, pp. 11-61.

21 1

Page 28: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

«Ilfautpenser,«Ilfautpenser, quoique les trous vaillent. »

Orr nous avons dit que 1* invention moderne, la critique, la structure ou Ie système,, a toujours son talon d'Achille, son 'trou' qui n'a en soi aucune significationn systématique, mais qui ouvre la vue vers Fextériorité et qui, de par dee cette ouverture, est source d'une instabilité systématique. Toutes les valeurs dee Ia philosophie bien pensante peuvent être ébranlées par ce qui insiste dans ce trouu comme ce qui est autre, 'Pirrécupérable'.

Danss ce contexte il faut donner deux significations au terme de 'trouvaille'.. Du point de vue systématique Ie mot peut recevoir sa signification d'unee exclamation : 'que les trous vaillent!' Autrement dit, la trouvaille indiqueraitt Ie désir de trouver la resolution du problème du manque dans Ie système.. C'est Ie désir du repos, désir métaphysique d'en fïnir avec la recherche,, désir augustinien. Le grand récit veut faire croire a la possibilité de réaliserr une telle fin. On raconte des histoires eschatologiques sur Pémancipationn et sur VAujklarung (Kant; CP, 60), sur 1'Esprit absolu (Hegel; CP,, 57), sur Phistoire révolutionnaire (Marx ; IP, 22-23), sur la communication transparentee (Habermas, CP 8), autant d'histoires a fonction de méta-récits, visantt la legitimation de Pêtre comme il est ou comme la volonté voudrait Pavoir. .

Cependantt Pexpression « on pense pour que les trous vaillent! », cette expressionn du désir de cicatriser sans trace, fait reference en elle-même, par son caractèree de calembour, a cette autre trouvaille qu'on vient de rencontrer, celle d'unee presence toujours absente. Trouvaille, non pas 'moderne' comme inventionn d'un trou-bouchon qui a pretention de découverte, mais trouvaille anamnésique,, disons 'postmoderne'. Plutöt« on pense quoique les trous vaillent »» : quoique les philosophies s'érigent sur les trous, elles resteront tributaires aux manquess d'oü elles recoivent leur existence et leur 'force de vivre'. Figure de 'trop'. .

Lee postmoderne, précédant le moderne, indique 1'instance oü s'érige le moderne.. Le post-moderne est pourtant 'post', en ce qu'il ne se manifeste qu'après coup.. C'est toujours rétrospectivement que la pensee se rend compte de Pévénementt duquel elle tient sa propre existence. En fait la trouvaille nous precede précisémentt d'une maniere telle que nous ne puissions la rencontrer que postérieurementt Chaque fois manquant 1'instant de sa propre presence, chaque foiss se présentant trop tot ou trop tard, elle est en-soi la figure du 'trop'. Pas étant Pobjett d'un désir méïancolique ou eschatologique, mais plutöt, pour parier comme Lacan,, 'Chose' du désir 'libidinal', le 'trou' ne demande pas seulement, il donne aussi. .

22 2

Page 29: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

EtymologieEtymologie incertaine

Cettee connotation du terme 'trouvaille ' renvoie a 1'étymologie incertaine du mot. Laa suggestion de Grimm, qui suppose un mot gothique drupan, correspondant a rallemandd treffen (rencontrer), est rejetée par Littré , Ie mot étant introuvable dans dess textes anciens. Selon lui, il est certain que Ie latin turbare, présent dans disturbaredisturbare et conturbare, a pu fournir la forme du mot. Turbare serait 'remuer' , 'fouiller' ,, dont serait derive la signification de 'chercher' et son inversion 'trouver'. 133 Dérivant 'trouver ' de tropare (expliquer allégoriquement) et de trobar (fairee des vers), Wartbru g souligne encore que !a connotation d"inventer ' est plus veillee que celle de 'trouver ' corrélatif a 'chercher', signification pour laquelle Ie latinn (medieval) utilisait reperire ou invenire.14

Cess deux connotations renvoient aux origines grecques. On peut dériver dee turbè, 'confusion' ou 'trouble' . Terme bachique, s'il en est, correspondant au tourbillo nn libidinal , a tel point il est troublant de rencontrer la 'Chose' dans laquellee 1'inventivité puise son énergie. Le désir est en effet ce qui, de maniere menacante,, soutient Pordre.15 L'autr e voie en fait retracer la source dans le grec tropeötropeö ou trepö, 'tourner' , d'oü les deux termes rhétoriques tropos et tropè, respectivementt 'tournant , figure rhétorique' et 'usage, maniere, style'.16 Etant le talentt et le devoir des troubadours médiévaux, la trouvaille désigne 1'art de produir ee des tournures inattendues dans un raisonnement ou un récit. La trouvaille estt liée a 1'art de sveltesse, que préconise Lyotard, dans son opuscule Tombeau de l'mtellectuel,l'mtellectuel, comme réponse au système totalisant. La sveltesse, « 1'éveil, terme zenn en italien » (TI , 86) est la condition d'une inventivité infinie.

133 Emile Littré Dictionnaire de la langue francaise (tome 7). Paris : Gallimard/Hachette, 1958, p. 1389. . 144 Walther von Wartburg Französisches Etymologisches Wörterbuch (vol. XII) . Bonn: Klopp (puiss Basel: Helbing & Lichtenhahn, puis Zbinder), 1922ff, p. 318-323. "" Dans la même ligne, Richard Brons caractérise le postmodeme avec le tenue 'volcanique' ou 'magmatique',, empmnté a Irigaray et Castoriadis ('Het onmenselijke sublieme: denken onder de vulkaan',, in: Lyotard lezen. Amsterdam: Boom, 1995, pp. 120-139). L'interprétation est confirmeee par Lyotard lui-même - passage d'ailleurs pas mentionné par Brons -, dans Grundlagenkrise,Grundlagenkrise, oü il compare la force de la reflexion a un plasma figurant (gestaltbildendes Plasma).Plasma). « Das, was dort am Weike ist, ist in der Tat weder ein legein (es vollzieht sich nicht auf logischee Weise), noch ein prattein (es erschöpft sich nicht in einer intersubjektiven Pragmatik), sondemm tmplattein oder plassein, was im Lateinischen mit fingere (was mich übrigens zu dem Ausdruckk figural inspiriert hat) übersetzt und verzerrt wird » (Jean-Francois Lyotard 'Grundlagekrise'' in : Neue Hefte fur Philosophie (n° 26 Argumentation in der Philosophië). Göttingen:: Vandenhoeck ARuprecht, 1986, p. 22). 166 Cf. le chapitre 'Le déclin de la rhétorique : la tropologie', in : Paul Ricoeur La métaphore vive. Pariss : Seuil, 1975, pp. 63-86.

23 3

Page 30: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Finden,Finden, empfinden, erfinden'

Pourtant,, nous n'allons pas utiliser Ie terme de 'trouvaille' dans Ie sens rhétorique dee 'figure tropique'. La 'trouvaille' est la figure précédant aux figures rhétoriques. Laa 'trouvaille' est peut-être une 'figure' ou une 'fiction' philosophique, dans Ie senss que Michel Guérin lui en a donné. Il s'agit dans la pensee figurologique de Guérinn de la mise ensemble du sens affectif: 'se trouver' ('je me trouve ici ou la, bienn ou mal) et du sens de jugement ou de fiction: 'trouver quelque chose' (avoir Popinionn ou faire une trouvaille). Pour Guérin, toute philosophic est 'figure', qui éloignee la pensee du réel dans Ie but de Ie retrouver. Ainsi, la pensee kantienne est «« une pensee affectée » écartée entre sensibilité et transcendantalité, co-présence heterogenee de la pensee et de 1'actualité, cooperation difficil e resultant dans des figuresfigures telles que Ie schema, forme inventée pour lier Phétérogénéité de la sensibilitéé et de 1'entendement, ou encore, dans la 'fiction' d'un dieu créateur et d'unn intellectus intuitus.

Less propositions 'j'existe dans Ie temps' et 'il y a des choses hors de moi quii se rapportent a moi' sont vraies dans leur concomitance. Le 'il y a' des 'choses'' de 1'affection {Es gibt Dingé) et le 'je suis temps' de la spontanéitéé constituante surgissent ensemble, ne sont pas divisibles et formentt la trame de la raison sensible. Ce que celle-ci, de par Vénergie intellectuelleintellectuelle propre que Kant nomme Spontaneitat (der Begriffe), 'trouve' {finden){finden) activement en elle n'a de sens qu'au contact d'un 'se trouver', dit d'unn 'quelque chose' qui correspond a la sensation (Empfindtmg). Bref, la spontanéitéé 'factuelle' du finden est inseparable de la réceptivité 'affective'' de Vempfinden}*

Cherchantt sur la même voie que nous, nous voulons tout de même amender cette citationn de Guérin. Ce qu'il ne thématise pas, c'est que 1'opposition entre EmpfindenEmpfinden et Findent destine 'trouver' a 1'activité. Mais a 1'instar du propos de Lyotardd sur le figural et sur la figure-matrice, il faut libérer la trouvaille de 1'opposition.. Nous voulons souligner, dans le 'trouver', la simultanéité de 1'actif et duu passif, une rencontre singuliere de la spontanéité et de 1'affectivité, oü Tune ne 1'emportee pas sur 1'autre. C'est la reflexion, comme Kant 1'a décrit pour le jugementt de gout: synthese esthétique hors de Ia determination, synthese passive auu moyen de 1'invention spontanée des figures. Mieux est de contraster 'empfinden'' et 'erfinden', 'affectivité' et 'fictionalité'. La pensee est bien un détourr a partir du réel, dans le but de le mieux retrouver, mais la recherche du réel auu moyen de la fiction rationnelle, ne peut aboutir a la trouvaille du réel (de la

177 Une analyse sémantique du mot néerlandais vinden est donné par Comelis Vertioeven Het besef.besef. Woorden voor denken en zeggen. Baarn : Ambo, 1991, pp. 70-107. ,gg Michel Guérin L 'affectivité de lapensée. Avignon : Actes Sud, 1993, pp. 31-32.

24 4

Page 31: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

reall ité constituée dans Ie sens kantien) que dans la condition de cette autre 'trouvaille ** qui est plus a priori que 1'aprioricit é de la pensée-fiction, selon laquelle lee reel puisse se retrouver dans la fiction au moyen de laquelle il est cherché. La dualitéé Empfindung - Erfindung est précédée par la Findung, qui est la 'trouvaille ' quee nous allons chercher, non pas dans Pespoir de la trouver, mais dans I'attente dee faire des trouvailles, des découvertes ou des inventions.

AporieAporie de la trouvaille

Notree 'trouvaille ' est done le nom propre de la figure inventée pour ce qui nous fait nouss toumer sur nos pas, pour 1' instance de reversion, de conversion, d'inversion ett même de perversion de la raison. Cette 'Chose' ne se fait pas trouver, elle est absoluee dans le sens tfab-solvere et pourtant elle manifeste par une « signalétique bienn discrete, pour ne pas dire malicieuse » (CA, 34, cf. 78). La trouvaill e ne se realisee qu'après coup. Sa « valeur d'appel » ne se manifeste que dans la temporalitéé du futur antérieur. Que nous avons trouvé ce qui fait chercher, nous auronss eu compris par le fait que nous cherchons. Le fait nous cherchons n'est que commee un signe d'une 'trouvaille ' précédente. Et si notre recherche va trouver quelquee chose, cette trouvaill e sera telle que nous 1'aurons eu trouvée en manquant sonn enjeu anamnésique.

Laa philosophie de 'trouvaille ' est une anamnese de ce qui est 1'impensable 'presence'' dans la reflexion 'en acte', impensable puisqu'elle se perd quand on fait dess efforts a 1'inscrire ou Pinsinuer le discours. La 'trouvaille ' que nous cherchons relèvee de la pensee de Valéry, lors qu'i l écrit: « La parole, non écrite, trouve avant dee chercher ».19 C'est la parole dont est en quête Jean-Marc Ghitti , parole d'avant toutt discours, parole qui est inspiration en ce qu'elle donne a penser et a imaginer. Cettee parole naït dans une experience qui a lieu avant toute spatialité - une métaphoree qu'i l faut prendre, selon Ghitti , en quête d'une topique d'inspiration , au piedd de la lettre et dont par exemple Poracle antique sert de modète. Naissance hors-discours,, hors-espace, hors-image et hors-temps qui ne se fait notifier néanmoinss qu'en se perdant dans ces conditions formatives. « L'origin e de la penseee est dans son surgissement a partir d'une experience qui continue a la hanter ett qui est, en chaque siècle, susceptible d'etre éprouvée. La reconversion [un autre mott pour notre 'anamnese'] revient k une sorte de chaos extra-séculier. »20

Trouvaill ee est 1'appel a la reconversion de 1'espace, de 1'historicité et du discours

199 Paul Valéry Leonard et les philosophes. Paris: Gallimard, 1957 (1894), p. 1201. 200 Jean-Marc Ghitti La Parole et le lieu. Topique de I'inspiration. Paris: Les Editions de Minuit, 1998,, p. 17.

25 5

Page 32: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

verss leur(s) origine(s) d'inspiration, origine introuvable mais dont rintrouvabilité faitt figure.21

Nouss n'allons done pas chercher !a trouvaille comme si elle étak donnée, commee si elle était reconnaissable. « La pensee ne peut pas théoriser son rapport a cee qui Pignore et qu'elle ignore, écrit Lyotard, et quand elle croit trouver et instituerr les tours, les tropes, pour conquérir Pétranger, elle ne peut, comme disait Freud,, que se méprendre » (MPhil, 188). Ainsi la 'trouvaille' est a prendre comme laa condition 'quasi-transcendantale'22 de toute pensee en quête de la vérité. De la 'trouvaille',, concernant ce qui fait chercher et dont la trouvaille est impossible, il n'yy a pas de logique de la recherche, ni dans le sens de Popper23, ni 'dialectique* danss le sens de Hegel. La 'trouvaille' - le trou qui incite a Pinvention des 'valeurs* -- ne peut être pensee autrement que d'une maniere aporétique, trou de ce qui ne permett pas de faire le passage, de trouer (a-poros), de trouver ce qui se trouve au-delaa de Pouverture: « si Pon trouve ce qui fait chercher, on cherche sans avoir trouvéé ». Et Paporie inverse est également vraie : « on ne cherche pas, si Pon n'a pass déja trouvé », autrement dit: chercher est rechercher, Peffort de retrouver ce qu'onn a perdu après de Pavoir trouvé.

HeuristiqueHeuristique hérêtique inspiréepar Lyotard

Encoree une fois : notre recherche ne vise nullement le développement de ce que lala tradition philosophique, disons 'académique', entend sous le terme 'heuristique'.. Nous n'allons traiter ni des regulae ad directionem ingenii de Descartes,, ni de Yars inveniendi de Leibniz ou de Tschirnhaus, ni de ce que Kantt lui-même intitule heuristique et qui s'érige sur le fond des idees régulatrices.244 Nous allons chercher en dessous ou peut-être au-dela de Pheuristique,, dans le sol d'inspiration qui restera énigmatique. L'anamnèse n'a pass de methode bien définie. Elle est loin d'etre une sorte d'application méthodiquee de la déconstruction, dans le genre que Gregory Ulmer Pa

211 Ghitti, o.c, pp. 56-60, 145-154, 213-234. 222 « It is [...] the unstable differing and deferral of the differance of all marks in general that can bee seen as the guaw-transcendantal condition of possibility of all experience » (Hent de Vries PhilosophyPhilosophy and the turn to religion, Baltimore / London: The Johns Hopkins University Press 1999,, p. 390, cf. p. 143 note 32). Cf. idem Theologie im pianissimo & Zwischen Rationaliteit und dekonstruktion.dekonstruktion. Die Aktualitat der Denhfiguren Adornos und Levinas'. Kampen: J.H. Kok, 1989, pp.. 289-290; Rodolphe Gasché Inventions of difference, 1994, pp. 162 ff.; idem The Tain of the Mirror,Mirror, 1986, pp. 316-317. 233 Döring critique Popper dans la perspective de 1'Sge nietzschéen : « Bevor gedacht wird, muB schonn gedichtet worden sein » ; nous présupposons, a la suite de Lyotard, qu'il y a encore de rencontree avant la poésie. Eberhard Döring Zufall der Forschung. Aspekte zur Kunst der Erkermtnis.Erkermtnis. Berlin, Akademie Verlag, 1992, pp.25-41. 2424 Cf. C.A. van Peursen o.c.

26 6

Page 33: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

développéé en s'appuyant de sa maniere sur Derrida. Elle se caractérise simpp lement par une sensibilité, analogue a ce que Freud present comme attitude professionnellee aux analystes : Pattention librement flottante. Dans Ie cas meilleur,, on trouvera une sorte de 'pré-heuristique' kantienne, une attention préconiséee par Kant è la figuralit é des concepts qui donne a réfléchir.

C'estt en ceci que notre 'heuristique de trouvaille' sera hérétique : Kant seraa lu a travers des lunettes freudiennes, mais avec I'oeil lyotardien. Cet ceil portee beaucoup des 'protheses'. Dans la succession de sa pensee, Lyotard a regardee d'une maniere phénoménologique (surtout celle de Husserl et de Merleau-Ponty),, marxiste (dans Socialisme ou Barbarie26.), deleuzienne27, kantiennee (Ie Kant du sublime) et lévinassienne (Ie Lévinas de Féthique, mais aussii celui de Yily af8 Les différentes perspectives philosophiques ne sont que secondairess par rapport a Penjeu anamnésique qui, selon nous, traverse tout Pceuvree de Lyotard. Moins qu'une pensee influencée par quelques agendas philosophiquess différents, la reflexion lyotardienne est une sensibilité qui apprendd de Part (Cézanne, Duchamps, Klee, Monory, Ayme, Francken, Newman,, Adami, Arakawa, Buren, Bragger, Appel), de Pécriture et de la littératur ee (Bachelard, Klossowski, Diderot, Bataille, Valéry, Augustin, Malraux) .. Ses textes, ses trouvailles philosophiques, sont tant des efforts de se rendree compte de leur propre possibilité; des comptes rendus qui sont impliquéss dans la production dont ils veulent se rendre compte quant a son 'origine' .. Avant tout, la philosophie de Lyotard est une recherche de Pécriture, c'est-a-diree qu'elle honore et porte tribu t a Pénigme de son propre surgissement. .

255 En effet, Ulmer est loin d'etre 'hérétique', puisqu'il répond tres correctement a la convention quii exige de la pensee d'etre 'apte a 1'application', même s'il pretend que sa methode - résumée danss 1'acronyme CATTt (contrast, analogie, theory, target tale) - est surréaliste et anti-méthode. Gregoryy L. Ulmer Heuretics. The logic of Invention. Baltimore and London: The Johns Hopkins Universityy Press, 1994, p. 8-15. 266 Cf. 'Memorial pour un marxisme: a Pierre Souyri; Per., pp. 89-133, et 'Note', dans La guerre desdes Algériens. Ecrits 1956-1963. Paris : Galilee, 1989, pp. 33-39. 277 Cf. MPhil., 193-196. N'oublions pas la recension extrêmement positive que donne L'Anti-oedipeoedipe de Discours, figure et la provocation a 1'adresse de Lyotard a penser encore plus affirmativementt qu'on y découvre, provocation dont nous pensons qu'elle a pu inciter Lyotard a sonn livre violent Economie libidinale : Malgré la tentative de lier Ie désir a un « oui » affirmatif fondamental,, Lyotard réintroduit le manque et 1'absence dans Ie désir, le maintient sous la ioi de castrationn au risque de ramener avec elle tout le signifiant, et découvre la matrice de la figure dans lee fantasme, le simple fantasme qui vient occulter la production désirante, tout le désir comme productionn effective. » Gilles Deleuze et Felix Guattari L'anti-CEdipe. Capitalisme et schizophrenic.schizophrenic. Paris: Les Editions de Minuit, 1995 (1972/ 1973), p 290. 288 Cf. At, passim ; D., pp. 163-167 et passim et notamment 'Logique de Levinas' in : Textes pour EmmanuelEmmanuel Levinas. Paris : Jean-Michel Place, 1980, pp. 127-150.

27 7

Page 34: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Politique,Politique, pragmatique et esthétique

Sii Ton se demande done oü trouver la philosophie lyotardienne, comme nous nous allonss demander ci-dessous dans 1'ouverture de la première partie, il faut la chercherr oü Ton ne 1'attend pas ni peut Pattendre, dans I'événement originair e de laa trouvaille. Notre intérêt restera ainsi un peu en dehors de Papproche de la majorit éé des commentaires sur P oeuvre de Lyotard. On pourrait discerner dans cettee liste trois directions principals: 'éthico-politique', 'pragmatique' ou 'esthétique'. .

Peutt être que la première perspective est la plus souvent choisie.29 On s'' intéresse pour la conversion philosophique qu'aurait pris Lyotard a la fin des annéess soixante-dix et a 1' instigation d'une question de la part de Jean-Loup Thébaudd (dans A J), un changement de penser qu'on caractérise comme 1'adieu a la reflexionn païenne et libidinal e et comme 1'accueil d'une éthique juive, inspirée par laa lecture de Levinas. Nous doutons que cette transition a été tellement radicale quee Ton la dessine parfois. En effet, lorsque Thébaud demande Lyotard a se rendre comptee des implications politico-éthiques de sa position deleuzienne, la reorientationn ne comportait pas Ie rejet définiti f de la pensee précédente, mais plutött son déplacement vers un autre paradigme. C'est ainsi que Ie paganisme se retrouve,, peut-être in cognito, dans Le Dijjférend, a savoir sous le masque d'un questionnementt concernant la phrase, un questionnement qui renvoie, d'ailleur s explicitementt (dans les notices 'Protagoras', 'Gorgias' et 'Platon'), a 1'inspiration païennee trouvée dans la sophistique. C'est ainsi qu'i l faut sous-entendre toute la problématiquee affective et celle de la scission du sujet dans 1'interpretation de Levinas,, lorsque Lyotard écrit: « L'apparitio n de 1'autre n'est pas un evenement dee la connaissance. Mais il est un evenement du sentiment (D, 164) ». On ne peut élaborerr davantage cette thématique ici.

Danss notre étude nous passons aussi grossièrement sur le debat qui s'est donnéé entre les représentants de 1'école de Francfort (Habermas) et les soi-disant« post-moderness ». L'enjeu de ce debat était politique, et se résumait sur 1'opposition entree respectivement une politique du consensus et de dissensus?Q Aussi moins,

299 Nous pensons aux ouvrages comme: Honi Fern Haber Beyond postmodern politics. Lyotard, Rorty,Rorty, Foucault. New York, London: Routledge, 1994, pp. 7-42, 135-139 ; Dwight Furrow AgainstAgainst theory. Continental and Analytical Challenges in Moral Philosophy. New York and London:: Routledge, 1995, pp. 161-193 ; Kimberley Hutchings Kant. Critique and Politics. London:: Routledge, 1996, pp. 125-145 ; James Williams Lyotard & the Political. London / New York:: Routledge, 2000. La majorité des articles dans la collection suivante a une orientation éthico-politiquee : Andrew Benjamin Judging Lyotard. London, New York : Routledge, 1992. Quelquess introductions suivent surtout une orientation politiques: Bill Readings Introducing Lyotard.Lyotard. Art and Politics. London / New York: Routledge, 1991 ; James Williams Lyotard. TowardsTowards a postmodern Philosophy. Cambridge: Polity Press, 1998. 300 En defendant la cause de la tradition allemande, Manfred Frank a donné une reconstruction de cee debat dans: Die Grenzen der Verstdndigung. Ein Geistergesprdch zwischen Lyotard und Habermas.Habermas. Frankfurt am Main, 1988. D'une maniere plus inventive, Harry Kunneman a voulu rapprocherr les deux penseurs quant a leur enjeu ethico-normatif partagé. Stipulant une sensibilité

28 8

Page 35: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

commee nous 1'avons déja indiqué, Ia discussion sur 1'opportunité de la distinction entree moderne et postmoderne nous paraït 1'entree a travers de quoi tl faut interpreterr Lyotard. Ce n'est pas dire que nous considérons ces débats comme étantt sans pertinence, mais ce qui nous intéresse s'y trouve en dessous et concerne lala condition de 1'impossibilité consensuelle plutot que de sa possibilité, et a laquellee réfère, selon nous, ce que demande attention dans Ie terme 'postmoderne'.

Laa discussion politico-éthique porte bien sur sur la reception pragmatique de Lyotardd et en est difficilement separable. Nous croyons tout de même que cette approchee mérite un titre indépendant, parce qu'il s'agit d'une lecture critique, surtoutt du Différend, dans Ie cadre de la philosophie pragmatique et analytique. Tandiss que 1'intérêt politique porte de 1'attention au soubassement freudien et ontologiquee de la pensee lyotardienne, 1'approche pragmatique semble souvent Ie négliger.311 Faire prélever la vision pragmatique pourrait impliquer, sur Ie niveau de laa phrase, donner priorité au rapport destinateur-destinataire au détriment du problèmee sémantique et ce qui concerne les fonctions de la reference et de la signification.. Nous sommes convaincus néanmoins que Ie rapport a Pextériorité, tell qu'il se manifeste dans la tension entre ses deux fonctions, a au moins Ie même droit,, sinon priorité sur Paxe de la destination. L'étonnement dans Le Différend ris concernee pas le fait qu'il y ait de communication, ni celui qu'il y ait signification et reference,, mais il porte sur Pénigme qu'il y a « il y a », qu'il y a quod qui donne a penserr même avant le quid puisse venir s'apposer. Cet étonnement, associé a un sentimentt de légere inquietude, exprimé dans 1'« Arrive-t-il ? », est profondément philosophique,, on dirait même classique, en ce qu'il fait echo a la question leibniziennee de savoir pourquoi il y a quelque chose plutot que rien. Nous voulons diree ici la chose du quod, chose avant toute articulation de la phrase, done avant toutee realisation, avant toute mise en situation comme le dit Lyotard, sous 1'égide dess conditions transcendantales. L'étonnement du Différend n'est pas pragmatique,, mais ontologique : son point focal est en fait la phrase comme telle, phrasee nue qui est celle de la pure presence et de 1'être en acte.

Restee 1'accueil esthétique de 1'oeuvre de Lyotard. Remarquons d'abord que,, malgré le tas des textes qui se concentrent sur des ceuvres artistiques concretes,, la reception sur ce bord est relativement mal développée. L' inverse vaut

pourr Ia diversité de genres de discours chez Lyotard, aussi bien que chez Habermas, Kunneman proposee le concept de 'ferologie', remplacant la vieille ontologie et sa tendance unificatrice (intituléee 'chronotopologique'). Désignant rouverture des 'logiques' hétérogènes a Tinterférence avecc des autres ordres, ia férologique est 'topochronique' et préconise la réflexivité (ainsi que la sensibilitéé liée au corps humain) pour diriger provisoirement les enchaïnements entre ce qui reste incompatiblee (Harr y Kunneman Van theemutscultuur naar walkman-ego. Contouren van postmodernepostmoderne individualiteit. Amsterdam: Boom, 19%, pp. 164-200).

Ainsii le freudisme et le questionnement métaphysique sont absents dans la critique par Wolfgang Welsch,, oü 1'auteur corrige le Différend et la métaphore de rarchipel sur le point d'un défaut du conceptt de raison transversale (Wolfgang Welsch Vernunft. Die zeitgenössische Vernunftkritik und dasdas Konzeptder transversalen Vernunft. Frankfurt am Main: Suhrkamp, 1996, pp. 303-353).

29 9

Page 36: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

enn ce qui conceme la thématique esthétique du sublime. Nous passerons, peut-être tropp rapidement, sur Ia notion du sublime, thème de la troisième critiqu e par lequel,, selon la lecture qu'en a fait Lyotard, Kant lui-même a voulu faire Panamnèsee de sa pensee. Sur Ie sublime et sur Finterprétation lyotardienne du jugementt réflexif qui en relève, beaucoup en effet a déja été dit et écrit. De manieree sous-jacente ces discussions joueront pourtant un röle. Sublime est ce qui see joue sur ou en dessous du seuil de la découverte et de 1' invention, dans 1'inconscientt - selon Ie paradigme freudien - , au-dela des facultés constitutives, si Ponn préféré faire usage du cadre kantien. Le sentiment du sublime, dans son articulationn kantienne ou dans son remaniement par Lyotard, ne nous vaut que commee Pindice du moment anamnésique de la raison oü elle trouve ses limites, c'est-a-diree le nom peut-être, durant une certaine période, préférée par Lyotard, de cee que nous indiquons comme trouvaille. Il est en effet possible de montrer, commee par provocation de la large faveur qu'a recu le sublime, qu'onn peut trouver chez Lyotard une lecture du beau qui, elle aussi, relève de Pinarticulablee et pousse a la scission du sujet et du sensus communis, et a la destructionn de Pintersubjectivité.

322 Nous pensons d'abord au recueil: Nancy, Jean-Luc (ed.) Du Sublime. Paris : Belin,1988. Une importantee critique de P interpretation lyotardienne du sublime, qui le pousse trop en direction du 'monstrueux',, donne Jacob Rogozinksi, *A la limite de VUngeheure (sublime et monstrueux dans laa Critique du Jugement)', in : idem Kanten, Paris: Editions Kimé 1996, pp. 147-167. Annemarie Rovielloo critique Ia lecture dite postmoderne: « Le sentiment [postmoderne] du sublime se pervertitt en passion pour le vide » ('La désaffection du sens chez les post-modernes, ou les mésaventuress du sublime kantien', in: Gilbert Hottois L 'affect philosophe, Paris: Librairie Philosophiquee J. Vrin, 1990, p. 146). Danss le monde anglophone, les reflexions de Paul Crowther ont beaucoup influence la discussion {The{The kantian sublime. Oxford: Clarendon Press, 1991 ; Critical aesthetics and Postmodernism. Oxford:: Clarendon Press, 1996). Paul Guyer s'oppose a ce qu'il appelle les approches déconstructivistess (De Man, Derrida), psychanalytiques et idéologiques du sublime, d'ailleurs sanss mentionner Lyotard, approches qui souligneraient trop son caractere violent {Kant and the ExperienceExperience of Freedom. Oxford: Clarendon Press, 1996, pp. 187-228). Récemment, Rodolphe Gaschéé a publié 1'étude 'The Sublime, Ontologically Speaking', in : Robert Harvey; Lawrence R. Schehrr Jean-Francois Lyotard: Time and Judgment (Yale French Studies). New Haven/ London: Yalee University Press, 2001, pp. 117-128. Lee thème est discuté en Allemagne dans: Wolfgang Welsch, Christina Pries Asthetik im Widerstreit.Widerstreit. Interventionen zum Werk von Jean-Francois Lyotard. Weinheim: Acta Humaniora, 1991.. Appliquant le sublime comme 'sentiment critique' aux antinomies de la première critique, Christinee Pries par contre approfondit la these lyotardienne selon laquelle la troisième critique doitt être lue en continuité avec la première {Übergange ohne Brücken. Kants Erhabenes zwischen KritikKritik und Metaphysik. Berlin: Akademie Verlag, 1995), tandis que Gemot Böhme entreprend une lecturee critique de Leqons sur l 'analytique du sublime ('Lyotards Lektüre des Erhabenen', in: Kant-StudienKant-Studien 89. Jrg, Heft 2,1998. Berlin : Walter de Gruyter, 19981998, pp. 205-218). Mentionnonss encore en néerlandais : Antoon van den Braembussche 'Voorbij het schone : Over hett sublieme bij Kant en Lyotard', in : Jacques Tacq (ed.) Een hedendaagse Kant. Amsterdam : Boom,, 1997, pp. 68-105; Cornée Jacobs 'Voorbij een nostalgische esthetica van het verhevene. Overr Jean-Francois Lyotard', in : Henk Oosterling, Annemarie Prins (éds.) Filosofie en kunst 2. EstheticaEsthetica in de 20e eeuw: een andere \erstmdhouding. Rotterdam: Faculteit der Wijsbegeerte, 1994,, pp. 141-152, et la critique sur rinterprétation lyotardienne de Barnett Newman par Renée Vann de Vall {Een subliem gevoel van plaats, 1994, pp. 336-364).

30 0

Page 37: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

LaLa trouvaille de I'evidence précédant Vevidence de la trouvaille

Est-cee que nous pretentions que la trouvaille a de la priorité sur toute autre evidencee philosophique, comme sur la phrase lyotardienne (D, n° 94) ? Pour vrai dire,, nous ne le savons pas. Qu'est-ce qu'on sait de la trouvaille ? Essayons : n'est-t-ill pas évident qu'avant de penser, il y a de quoi sur et au moyen duquel on pense. Bienn sür, c'est une evidence analogue a celle de la phrase, eet evenement qui, selon 1'étymologie,, attire 1'attention en faisant signe (phrazoó). Cependant, le terme nous paraitt peut-être encore un peu trop objectiviste, comme s'il avait signalisation sans accueil.. Que Lyotard, a la fin des années quatre-vingt, minimalise sa propre reflexionn sur la phrase a le phrase-affect tautégorique (LAS, 16, ici chapitre 14) en témoignee : la phrase implique, simultanément, donation et reception. Qu'il y a de phrasee implique qu'il y a affection, c'est-a-dire qu'il y a 'se trouver affecté' et en mêmee temps de trouver qu'il y a de Paffectant dans lequel on se trouve. Dans la notionn de 'trouvaille', nous entendons le rapport chiasmatique de Paffectant-affectéé - qui n'est pas Pauto-affection présupposée par la philosophie du sujet, maiss Paporie de Paffect 'nu' qui est en même Pétat sentimental et Pindice de eet étatt -. Si empfinden implique la passivité et la réceptivité, et si er/inden connote Pactivitéé et la spontanéité,y?/K/ew s'associe avec Poxymoron selon laquelle donner (fairee signe) équivaut recevoir (signe fait) selon le modèle de pulsation (choc et chocc en retour) oü Pon ne sait plus qui pousse et qui est poussé.

Essayonss encore une fois, maintenant sur le bord cartésien sur lequel Lyotardd a stationné Pévidence de la phrase : « ce n'est pas le je pensant ou réflexif quii résiste a Pépreuve du doute universel, c'est la phrase et le temps » (D, n° 94). Peut-onn dire, sans sombrer dans la sophistique ou le scepticisme, que ce qui échappee véritablement et indubitablement au doute universel est la trouvaille, et quee ce n'est pas la phrase (ou le temps) qui a priorité - selon Pargument« oü il y a doute,, il y a également phrase » -, mais que ce qui precede, c'est la 'faculté' d'accepterr Pévidence, c'est-a-dire sa trouvaille, présupposée a Pacceptabilité de Pargument?? La trouvaille est le choc du penser sur lequel s'édifie la pensee commee en fonction de pare-excitation (Reizschutz dit Freud). Choc de reconnaissance,, dirait-on, mais la reconnaissance ne vient qu'après le choc. L'évidencee échappant au doute est le choc de Pévidence qui rend conscient qu'il y enn a. Ce choc n'est pas a conceptual iser comme un instant particulier dans la successionn temporelle. Nous vivons continuellement dans un état de choc, c'est-a-diree dans le différend. En effet, ce n'est pas le choc qui fait evenement, ce qui le faitt c'est la défaillance soudaine de la pare-excitation, défaillance que Ia philosophiee peut chercher a provoquer en se faisant anamnese et deconstruct ion.

31 1

Page 38: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Commenconss alors par 1'établissement (Tun cadre, fourni par 1'histoire de la métaphysique,, dans lequel la question de la trouvaill e se pose, a savoir par Pavènementt du désir comme 1'insinuation de la volonté de rinfin i dans la modernitéé ou comme désir libidina l et force dans son inconscient, appelé 'post-moderne'. .

** * *

32 2

Page 39: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

ORIENTATIONORIENTATION PRÉLIMINAIRE

INSINUATIO NN DU VOULOI R DANS LA RAISON

ContoursContours de la désirologie chez Kant et Lyotard

C'estt notre these de depart que la thématique de la trouvaille occupe une place centralee dans la philosophie occidentale, et cela surtout depuis sa modernisation, quii est affaire de volonté ou de désir qui se sont insérés dans la raison. Selon Lyotard,, la modemité se caractérisait précisément par cette insertion, et, comme Iee 'postmoderne' fait partie du 'moderne', elle serait également decisive pour lui. .

Quandd les philosophes allemands aujourd'hui, ou américains, parlent du néo-irrationalismee de la pensee francaise, quand Habermas donne des leconss de progressisme a Derrida et a Foucault au nom du projet de la modemité,, ils se méprennent gravement sur ce qui est en cause dans la modernité.. Ce n'était pas et ce ne sont pas (car la modemité n'est pas finie),finie), les Lumières tout court, c'était et c'est 1'insinuation du vouloir danss la raison. Kant parlait d'une poussée de la raison a aller au-dela de 1'expérience,, et il comprenait anthropologiquement la philosophie commee un Drang (TI, 81).

Volontéé et désir représentent ainsi Ie 'cadre' de notre thématique. Laa reflexion sur Ia trouvaille est en essence une reflexion

'désirologique'44 c'est-a-dire qu'elle inclut une maniere de penser Ie désir et la volontéé qui se sont attaches a la raison même comme sa condition de possibilité.

Lee présent chapitre a pour tache de rappeler comment, dans Ie développementt de la métaphysique occidentale, la désirologie Ta emporté sur 1'ontologiee - la reflexion sur Fêtre -, et comment, dans la pensee du désir, une radicall i sat ion 'anamnésique' se préparait et a trouvé son expression dans la penseee déconstructrice de Lyotard. Nous voulons proposer, dans le développementt désirologique, trois 'étapes' ou au moins trois modes différents. Chezz Kant on trouve la foi en la découverte comme réponse satisfaisante, a chercherr par la volonté. La critique est présentée comme la découverte de la véritéé existant déja depuis toujours. La vérité est alors dans un sens étymologiquee stricte Yalètheia, le dévoilement d'une structure a priori

33 3

Page 40: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

transcendantale.. Une deuxième étape, schopenhauerienne et nietzschéenne, avancee 1'inventivit é comme enjeu désirologique, inventivité a considérer moins commee un talent individualiste que comme une créativité subjective ou objective,, identifiée a 1'acte thétique du sujet ou bien dans la nature et son pouvoir.. Chez Lyotard enfin, nous croyons pouvoir détecter une troisième manifestationn de désirologie, celle de la trouvaille, qui avance ni simplement Pinventivité,, ni la découverte, mais qui est de Pordre de rencontre.

Aprèss une introduction du thème, nous allons procéder è un tour d'horizonn de la réponse critiqu e a la problématique de la volonté. Nous y donneronss respectivement une esquisse de Phégémonie ontologique, du renversementt désirologique et de la précarité de la subjectivité transcendantale. Danss un deuxième temps, nous voulons dormer un apercu en quelques lignes Poeuvree de Lyotard, qui, malgré son inconsistance apparente, est a prendre comme unee reflexion anamnésique continue, dans Ie sens radical freudien. Cette démarche visee a dormer un horizon historique a la reflexion sur la philosophic de trouvaille. Lee renversement de la priorit é de Pontologie sur Ie désir, efFet de la critiqu e kantienne,, a démantelé et rendu instable la philosophic s'auto-défïnissant comme découverte.. La déconstruction de la subjectivité transcendantale a libéré Pinventionn de Pexigence d'applicabilit é et d'innovation. Ce qui reste, dans Pactualitéé et dans la reflexion moderne sur Pactualité, est ce qui résiste: la 'trouvaille' ,, qui est Penjeu de ce que Lyotard appelle « creation », a la fois creation philosophiquee et artistique.

LibertéLiberté et libido : modernité etpostmodernité

Pourr démontrer le röle du désir pour la philosophic de trouvaille, il faudrait , danss la métaphysique, discerner deux traits, que nous voulons nommer ici, 'ontologique'' et 'désirologique'. 'Ontologique' est la métaphysique quant a son résultatt (cf. D, 130-158). L'ontologie pretend pouvoir dresser le tableau des caractéristiquess et des structures de Pêtre, elle est pretention a la vérité universellee de Pêtre. Prise sous eet angle, la métaphysique, se voulant 'science' {epistemë),{epistemë), s'identifie a une connaissance de Pêtre, qui prend la forme d'un système.. Il s'agit d'une hiérarchie de Pêtre, hiërarchie fondée, selon Lyotard, surr les méta-récits légitimant (CP, 49 ff.).

Danss la science moderne, cette ontologie est devenue 'pragmatique', e'estt dire que la determination des conditions du vrai appartient dorénavant a la recherchee scientifique. « On se détourne de la recherche métaphysique d'une preuvee première ou d'une autorité transcendante, on reconnaït que les conditionss du vrai, c'est-a-dire les régies du jeu de la science, sont immanentes èè ce jeu, qu'elles ne peuvent pas être établies autrement qu'au sein d'un debat déjaa lui-même scientifique » (CP, 51-52).

34 4

Page 41: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Less legitimations devenues 'séculaires', il n'en reste pas moins que Ie recours a unn récit légitimant est continuel. A la place des 'conditions du discours véridique'' s'impose Ie 'discours juridiqu e sur ces conditions'. La philosophie moderne,, comme Ie savait Heidegger, se définit dorénavant comme une reflexionn sur Ie Weltbild (image du monde), qui va de pair avec un controle, danss les sciences, de sa fiabilit é et de sa plausibilité. Ainsi la raison moderne montree une certaine scission entre Ie positionnement (spéculatif ou hypothétique)) de 1'image et Ie controle (juridiqu e et pragmatique) de son efficience.11 On y reconnait 1'enjeu de Kant. Selon Lyotard, ce discours determinantt pour la possibilité de la vérité s'appuie è son tour ouvertement sur une narrationn qui concerne, dans Ie cas de Kant, la vocation de 1'humanité a sa volonté d'etree libre. Or avec cette notion, 1'aspect 'désirologique' de la métaphysique occidentalee trouve son articulation. La volonté n'est plus a la lisière de Fontologie, ellee s'est insérée librement dans la raison.

Evidemment,, Ia question se pose de savoir ce que nous entendons ici par 'liberté' . Danss Ie cadre de ce chapitre, qui a pour but de contourner Ie contexte métaphysiquee dans lequel notre questionnement se situe, il suffit de prendre la definitionn kantienne pour point de depart. La liberté est Ie pouvoir de s'engager spontanémentt de soi-même dans une situation et dans la succession de consequencess qui en découlent (ein Vermogen einen Zustand von selbst anzufangen;anzufangen; KRV, A533,523).

Toutt dépend de ce von selbst,_de la spontanéité impliquée par la definition. Dee quel« soi », de quelle spontanéité s'agit-il dans la liberté ? C'est un fait connu, pourr Kant ce selbst est Ie sujet transcendantal, qui determine dans la nature les conditionss de connaissance et qui, dans Ie domaine de la liberté, est 1* instance originair ee de la volonté pure {Wille\ celle qui pose la loi et Ie librium arbitrium {Willkür),{Willkür), dont la volonté peut être de se conformer a la loi mais aussi bien de s'en écarter.. Kant He ainsi nature et liberté dans 1'autonomie de la raison pure, qui en tantt qu'entendement restreint 1'ambition de tout savoir a la condition d'intuition , et qui,, en tant que raison, guide aussi bien cette ambition a accumuler les savoirs par dess idees régulatrices, qu'elle guide par les postulate de la raison pratique Pusage dee la liberté (è savoir les postulats concemant la liberté comme causal ité, 1'existencee de Dieu et f immortal ité de PSme; KPV, A238, 152). De même, Ie désirr qui nart en même temps que la liberté est soumis è la raison pure. Comme « désirr de Pinfini», è savoir de 1'infinit e des idees, il reste tributair e de la rationalit é formellee et critique, désir bien canalisé, volonté.

Ill est néanmoins questionnable que ce von selbst doive être identifié a 1'instancee transcendantale. Dans sa definition de la liberté, Kant parle de schlechthin,schlechthin, c'est-a-dire d'un commencement inconditionné (KRV, A445, 462).

11 Marti n Heidegger 'Die Zeit des Weltbildes' (1938), in: Holzwege. Franfur t am Main: Klostermann,, 1980 (1950X pp. 73-110.

35 5

Page 42: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Nee faudrait-i l pas relever, avant les instances de la synthese rationnelle, une autre instance,, transcendantalement inconditionnée, une sensibilité libr e et ouverte pour cee qui se présente comme 1'indéterminé et 1'événementiel T2 II s'agit de 1'affectabilitéé du sujet, qui n'appartient pas a la conscience rationnelle, mais qui lui estt tout de même présupposée.

C'estt cette ouverture a la sensibilité qui est 1'enjeu des recherches lyotardiennes, et ellee nous dirige vers une toute autre conception de la 'liberté' , vers une liberté 'libidinale' .. Selon 1'étymologie, la racine lib, dans 'liberté' ainsi que dans libido, estt dérivée du grec leibö, 'liber ; faire des libations' (HWPh, 5 :278). La désirologiee n'est pas seulement affaire de volonté, mais également de libido, déversementt de 1'amour (ou de Ia haine) chez les Grecs, derive énergétique des pulsionss dans Ie contexte psychanalytique.

Ainsii il faudrait discerner dans la désirologie deux 'versants', dont Ie premierr concerne la 'canalisation' du désir selon 1'ordre formel (du sujet, de la volonté)volonté) et, si 1'on veut, de 1'ordre du discours et de la langue (d'un certain Lacan),, et dont 1'autre, libidinal , vise 1'état immanent du désir comme afïïrmativit éé (d'un certain Lyotard, disons 'deleuzien') ou comme anamnese infinie.. Ce désir libidina l se laisse ainsi penser sous deux formes, celle de la surabondancee (et de YAu-dela du principe de plaisir) ou celle du manque, celle dee 1'énergétique ou celle de 'la Chose' impossible a approprier. Nous allons voirr - ici dans Ie chapitre 3 - qu'en fait les deux se rencontrent, dans ce que Lyotardd désigne comme P'objet' de Yanamnese en 1'appelant, a sa maniere, 'la chose'' (mais qui porte aussi des noms comme « figure-matrice », « absolu », « imprésentablee » ou infans).

Schématiquementt (et done invalidement), on pourrait assimiler Ie désir transcendantall (de la volonté) et Ie désir anamnésique (libidinal ) a respectivementt la pensee 'moderne' et 'postmoderne', si 1'on admetque les deuxx sont imbriquées 1'une dans 1'autre. (Aussi, d'ailleurs, la métaphysique purementt 'ontologique' ne s'est jamais donnée historiquement.) Les deux désirs correspondentt ainsi grossièrement a la philosophic de Kant et a celle de Lyotard .. Chez Kant, dans son röle de défenseur du projet des Lumières, la métaphysiquee a pour tache de determiner les possibilités de progrès historique ett culturel. La critiqu e n'est qu'un outil devaluation et un arsenal de critères quii portent sur la volonté d'auto-institutio n de la raison humaine. Ainsi la questionn de la trouvaill e se rapporte-t-elle surtout a la volonté d'emancipation. Chezz Lyotard, 'moderniste postmoderne', cette volonté a perdu la crédulité de sonn méta-récit légitimant son progressisme. Dépourvue de teleologie, elle devientt désir d'ouverture et d'indétermination, désir de pouvoir désirer sans fin, nonn seulement 'désir de Finfïni ' mais aussi 'infinit e du désir'.

22 Jocelyn Benoist Kant et les limites de la synthese. Le sujet sensible. Paris : PUF, 1996.

36 6

Page 43: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Quandl'êtreQuandl'être l'emporte sur le désir...

Laa philosophie est Ie désir (philem) de sagesse, désir de savoir aussi bien que savoirr désirer. Cela a des consequences pour Ie destin de la métaphysique. Représenterr Pêtre d'une maniere hiérarchique et systématique implique de faire la differencee entre Pêtre qui est plus et Pêtre qui est moins parvenu a son essence. Si Tonn considère Platon comme Ie premier représentant de la métaphysique a pretentionn scientifique, la différenciation hiérarchique entraine Ie désir (eroos) de véritéé absolue de Pêtre, representee par Pldée suprème. Le moins développé, Ie phenomenal,, qui couvre Pessentiel de Pêtre, aspire a sa transparence véridique. La doxadoxa tend a 1'alètheia, Pimparfait au parfait. Analogiquement, le manque cherche sonn accomplissement dans une trouvaill e definitive. Dans la terminologie néoplatoniciennee (qui est celle d'Augustin), Ie désir métaphysique est Peffort de se débarrasserr de Pétat 'tombe' de Pêtre, oü il est done question de la recherche dans lee but de trouver.

Cettee aspiration entraine encore d'autres motifs. Le désir implique par exemplee 'retournement' et 'conversion'3 du phenomenal vers Pessentiel. Il impliquee une certaine logique de la negation d'apparence en faveur de la vérité. La métaphysiquee compte avec la possibilité que Ia vérité 1'emporte sur Pêtre au moyenn de la pensee, espérance d'adéquation, tfadequatio rei et intellectus., adequationn qui a été exprimée de nombreuses fois sous la forme de Tintuitio n intellectuelle',, figure de Ia reflexion métaphysique contre laquelle Kant devait se battree (et qui va nous servir de 'jumelles', dans nos reflexions sur la trouvaill e ; ici danss la deuxième partie).4

Danss la perspective 'classique', la métaphysique est cette recherche philosophiquee qui ne vise qu'a mettre un terme a sa propre recherche. Ne pas étant deuxx representations nettement séparées, les aspects de Pontologie et du désir de véritéé de Pêtre sont ainsi entremêlés. L'ontologie est considérée comme le résultat duu désir de la vérité. Et Pinverse vaut également: la specifieke du désir

33 Dans sa reflexion sur la question Qu 'est-ce que la philosophie, Philonenko prend la thématique dee la conversion pour Ia plus centrale de la philosophie occidentale. Socrate représente la conversionn vers la vraie nature humaine, le désir de la bonté dans la condition de savoir ne pas savoir,, tandis que Platon, s'écartant partiellement de Socrate, aspire a 1'élaboration d'un savoir surr Pêtre. Mais c'était Socrate qui avait converti Platon. Or, 1'instant d'une telle conversion échappee a la conceptualisation comme si elle a la nuit pour son milieu. « C'était ce que Nietzsche appelleraa : Le minuit profond. Si le jour est Pespace oü le philosophe oeuvre a 1'élaboration du concept,, si, bien souvent la nuit est le plus puissant ennemi de la pensee, il reste vrai que, parfois enn Theure la plus nocturne, le Sens puisse jailli r de Pesprit comme le sang d'une artère ouverte. » L'explicationn de Philonenko thématise la question de la trouvaill e de ce qui nous incite a la recherchee (Alexis Philonenko Qu 'est-ce que la philosophie ? Kant et Fichte. Paris: Vri n 1991, p. 38). . 44 Chez Philonenko, on trouve encore le theme de « 1'illuminatio n nocturne », illuminatio n de Pesprit quii est trop souvent considérée comme une simple aberration de la métaphysique, mais qu'on soupconnee légitimement d'etre en fait son trait inevitable (comme Pa démontré la lecture mordante de Schwedenborgg par Kant; Philonenko, ibid).

37 7

Page 44: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

métaphysiquee est qu'i l doit suivre 1'ordre qui lui est impose par la vérité a Têtre. Ainsi,, Ie désir métaphysique ne cherche a révéler ce a quoi il est soumis lui-même. Structuree téléologique: Favenir se plie au déja arrive, Ie résuhat obéit au préexistantt et redetermine du possible se retir e devant Ie seul probable. Ce que nouss trouvons dans la métaphysique est ce qui nous determine déja depuis toujours.55 Ainsi la teleologie fait Ie pontage entre être et désirer. La trouvaill e est retrouvaille. .

Mêmee s'il est vrai que la métaphysique classique s'est rendu compte, par exemple danss la théologie negative, de 1'impossibilité factuelle d'exprimer cette (re)trouvaill ee dans une forme apodictique et definitive, il reste néanmoins que la philosophicc aspirait a la vérité absolue sur 1'être sous prétexte de son efficience pourr la pensee. Le sage est celui qui sait apaiser son désir par la foi en 1'ordre préétablii de 1'être. Le logos de la métaphysique s'empare du désir, la representationn ontologique oblitère la representation désirologique.

Cettee mise en priorit é a des consequences importantes. La quête métaphysiquee n'impliqu e pas seulement et simplement conversion de 1'être a sa vérité,, mais aussi et avant tout son 'retour ' vers elle. Le chercheur n'aspire qu'a retrouver.. Etant retour vers 1'être véridique toujours déja présent, le désir recoit un rölee inessentiel. Si chercher implique le doute, ce doute n'est que provisoire. Chercherr implique suivre la bonne voie, la bonne 'methode' - dans le sens étymologiquee de la voie a suivre - qui doit être donnée pour que la trouvaill e soit faite.. De facto indispensable, c'est de jure que le désir n'est pas essentiel. Il n'y a pass de rétroactivit é procédurale, pas question de contagion de la vérité par le processuss de la recherche. La temporalité de la recherche n'afflig e pas 1'état atemporell et absolu de la vérité qui est toujours la. Désirer la vérité sous 1'égide teleologiee de cette même vérité entraïne la devaluation du désir. (« Et moi done, oüü étais-je, lorsque j e te cherchais, Saint-Augustin soupire, Tu étais devant moi, moi,, parti loin de moi, j e ne te trouvais plus ».7) La recherche métaphysique aspiraitt a sa propre annulation.

55 Lyotard fait dire è Augustin: « Je ne t'invoque pas parce que je te connais, mais pour te connaitre. L'invocationn est quête et recherche de toi, qui m'as déja trouvé » (CA, 95). 66 Les termes correspondent a Ia division que note James Williams par rapport a la pensee politiquee de Lyotard. « [Lyotard] separates the spontaneous uprising of masses against wrongs or forr needs and any political theory that gives that spontaneity direction, at the time or even in termss of a later interpretation [...] This division of desire and theoretical construct [...] becomes onee of the most important aspects of Lyotard's work » (James Williams Lyotard & the Political. Londonn / New York: Routledge, 2000, p. 22). Nous protestons contre le mot 'division'. II s'agit danss le travail de Lyotard moins d'une division et d'une separation que d'une imbrication impensablee de deux ordres hétérogènes. D'ailleurs, bien que toute une série de commentaires sur Lyotardd ait choisi comme Williams la perspective politique sur son oeuvre, une perspective tout è faitt pertinente, nos reflexions ont le défaut de se passer entièrement de la question de la politique, aa la faveur d'une reinsertion de 1'oeuvre lyotardienne dans la tradition métaphysique. 77 Augustin Les Confessions (précédées de Dialogues philosophiques). Paris : Gallimard, 1998, p. 8588 (V,ll,2).

38 8

Page 45: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

LeLe présent et la presence in actu en question: Lumières et postmodernité

Nouss pensons que Pontologisation du désir est mis en question d'abord par la critiquee kantienne, et ensuite, plus radicalement, par la déconstruction lyotardienne dee la métaphysique occidentale. Kant et Lyotard ont ceci en commun qu'ils détoumentt le rapport entre 'ontologie' et 'désirologie'. Ce que Pon desire n'est pluss la vérité inébranlable de 1'être dans lequel ce désir s'articule et dont il reste dependantt quant a sa propre vérité; la vérité du désir est la fin du désir. Le désir ne doitt plus se subordonner a 1'ontologique, mais, inversement, 1'ontologie sera YancittaYancitta du désir.

Cependant,, ce renversement du rapport métaphysique qu'ils partagent, est enn même temps la notion sur laquelle Kant et Lyotard divergent 1'un de 1'autre. La notionn de 'trouvaille' porte sur deux exigences qui s'excluent mutuellement et qui sontt simultanément présupposées : chez Kant, il s'agit de la 'trouvaille' des conditionss de possibilité de trouver, la trouvaille de ce qui fait que nous soyons en étatt de 'réparer' la perte originaire a notre recherche ; chez Lyotard, il s'agit de la 'trouvaille'' de la cause d'une perte, c'est-a-dire de ce qui fait que nous cherchons infiniment.. Double exigence qui est de trouver les conditions de la trouvaille commee celle de la recherche.

S'ill est vrai que le sens du progrès caractérise au mieux la philosophie 'moderne', c'estt la quête de 1'innovation qui la concerne. Presque sans exception, les penseurs duu temps des Lumières se sont intéresses a la question des fondements de 1'' amelioration de la science et de la culture. Cette sensibilité au progrès les distinguee de leur prédécesseurs. Au lieu des vérités éternelles, les modernes se consacrentt a essayer de comprendre et de determiner les conditions de changement danss le savoir. Par exemple, différemment de Vors inveniendi (ars combinatoria) parr laquelle la philosophie métaphysique de Leibniz (et d'autres) aspirait encore a determinerr le moyen de trouver des vérités, la critique kantienne de la métaphysiquee est 'juridique' dans le sens qu'elle présente les regies pour determinerr 1'acceptabilité de toute découverte è pretention scientifique.8 Les innombrabless découvertes de nouvelles données au moyen de la science empirique avaientt beau être sensationnelles, les nombreuses inventions, souvent liées a des découvertes,, avaient beau être interprétées comme des signes de 1'avenir prometteurr de 1'homme, Kant savait pourtant que la vérité scientifique ne s'érigeraitt ni sur des dons empiriques, ni sur des signes prometteurs. Pour mériter leurr gloire, les découvertes et les inventions avaient besoin d'une reflexion critique dee la philosophie.

88 Pour un inventaire de la métaphysique 'inventive', voir Van Peursen Ars inveniendi, 1993 et Meier-Kun zz Die Mutter aller Erfahrungen und Entdeckungen, 1996.

39 9

Page 46: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Foucaultt apporte nuances et precisions a cette conception des Lumières, dans deux textess différents portant des titres identiques. Selon lui, la spécificité de révénementt de YAufklarung reside dans la reflexion philosophique sur son propre présent,, qui, chez Kant, n'est ni celle concernant Page du monde auquel on appartientt (Platon), ni Ie signe d'un evenement prochain (Augustin), ni Ie point de transitionn vers un monde nouveau (Vico). Pour Kant, YAufklarung est une sortie de Tétat«« de notre volonté qui nous fait accepter Pautorité de quelqu'un d'autre pour nouss conduire dans les domaines oü il convient de faire usage de la raison ». Et ce quii est Ie plus significatif dans eet auto-questionnernent est que les Lumières sont a comprendree comme Tétat, Yèthos ou Pattitude de Phomme réfléchissant sur son propree présent, sur Ie sens de son actualité. Les Lumières ne sont pas a comprendre «« longitudinalement », comme époque historique, mais elles doivent être appréhendéess de maniere « sagittale ».10 C'est seulement ainsi qu'elles ne sont pas encoree terminées. Kant a ouvert la voie a la traditio n dans laquelle la question de 1'actualitéé s'est traduit e en enjeu analytique, sur les conditions de la connaissance vraiee (et - ajoutons-le - de la morale possible). L'autr e tradition , dans laquelle s'inscritt Foucault, qui est selon lui la plus appropriée a notre époque, cherche « 1'ontologiee de 1'actualité » de la pensee elle-même.

Notree question de la trouvaill e s'articule dans cette dernière traditio n non pass de maniere historique mais systématique. L'attitud e anamnèsique vise précisémentt ce qui donne a penser, ce qui est la presence, Yin actu, de la reflexion. Nouss allons démontrer que, peut-être contrairement a ce que Foucault a voulu dire danss une perspective historique, Ie fait d'accorder Ia priorit é a la recherche suscitée parr la problématique de la presence (de 1'existence) ouvre la possibilité d'une ré-interprétationn de 1'ceuvre pré-critiqu e de Kant. Si 1'anamnese est postmoderne, nouss allons considérer la pré-critiqu e kantienne comme étant post-moderne avant laa lettre et a son propre insu. La critiqu e qui lui est postérieure est, dans la perspectivee lyotardienne, la réponse a une sorte de 'nudité' de la reflexion philosophique,, conrrontée a son désir insatiable provoqué par 1'inaccessibilité de la presence.. Commen9ons maintenant par aborder Phorizon critiqu e comme Ie lieu oüü la désirologie kantienne a cherché la stabilisation du problème épistémologique ett moral. Ce que Kant a cherché dans la critiqu e est la reparation de P ontologie briséee - comment savoir que Ie logos est adéquat a Yeinai, si la foi métaphysique s'estt vouée intenable - par la_mise en place d'une methode visant a guider la volontéé de savoir (la première critique) et è rationaliser Ie vouloir en tant que tel (la deuxièmee critique). La teleologie, pontage entre être et désir, s'avérera être Ie momentt précaire de cette reparation.

99 'Qu'est-ce que les Lumières ?' in : Dits et écrits II. Paris : Galllimard, 2001., p.1383. 1010 Ibid., p. 1500. 111 Ibid, pp. 1506-1507.

40 0

Page 47: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

LaLa volonté de savoir: experience et autonomie

Laa question du progrès de Phumanité, typique pour Ie désir des Lumières, se trouvee transformée en celle, posée dans la première critique, de savoir si et commentt les jugements synthétiques a priori sont possibles.12 Ces jugements imposentt Ie cadre dans lequel Ie développement de la science, indispensable pour Iee progrès de Phomme, est possible. Etant la recherche des conditions legitimes de possibilitéss d'innovations dans Ie savoir, la reflexion kantienne est la preparation d'unn système métaphysique transcendantal. Pour y arriver, el!e vise a determiner définitivementt les bornes de la raison, et cela au moyen d'une critique de la faculté dee la raison pure, comprenant 'entendement' (Verstand), 'jugement' (Urteilskraft) ett 'raison' (Vernunft). Si Ton cherche la vérité et Ie progrès, c'est la philosophie transcendantalee qui nous montrera dans quelles conditions Ie chemin a suivre pourraitt être fiable. Visant ainsi Papplicabilité de la pensee a la réalité, la critique a unee fonction pragmatique13, qu'on pourrait nommer, dans Ie sens littéral du terme, unee 'heuristique'. Kant Pappelle un « traite de la methode » (KRV, BXX11, 23), unee heuristique qui n'est d'ailleurs que negative (a Pencontre de Vors inveniendï).

122 Eberhard Döring dans son remarquable Zufall der Forschung considère Pamélioration comme Iee nceud principal dans la systématique transcendantale. Quant a cela, il souligne la complémentaritéé de la première et de la troisième critique. Selon lui, les commentaires sur Kant perdentt beaucoup trop souvent de vue cette complémentarité. Si la première critique développe less conditions de 1'expérience épistémique tout formellement, 1'enjeu de la troisième est de donnerr ces conditions en ce qui conceme les jugements matériels. Le jugement determinant appartientt a la première critique, Ie jugement réflexif a la troisième. Ainsi la première critique ne peutt que présenter en toute general ité des regies pour la determination conceptuelle des phénomènes.. Elle présente ainsi le cadre de toute connaissance fiable. Mais la specification est 1'enjeuu de la dernière critique. Elle échappe a la formalité du jugement determinant, et fait appel a laa matérialité du jugement réflexif. Avec cette réflexivité, la pensee montre sa dépendance de ce quee Döring appelle « Part de connaissance ». Le jugement réflexif doit inventer au lieu tfappliquer.tfappliquer. Cette invention est une tache infinie d'amelioration (Döring, 1992, pp. 84-89). Döringg dénonce Pinterpretation ontologique de Kant a la faveur d'une interpretation pragmatique. Kantt ne vise pas une Realdéfinition des phénomènes par la sciences (non pas « ad esse »), mais, analoguee a Ia différenciation du phénomène et du Ding on sich, seulement une Nominaldéfinition quii conceme 1'enjeu du « ad melius esse ». (Döring, 1992, pp. 73 f!) Cette amelioration scientifico-pragmatiquee se déroule comme une approximation infinie du cadre transcendantal établii dans la première critique. Jamais on n'arrivera a travers elle au niveau purement formel de laa première critique qui en est néanmoins le cadre limitant. Or, si la question principale de la critiquee transcendantale est« comment les syntheses a priori sont possibles », la première critique répondd par la formalisation des conditions d'un jugement épistémique, la troisième répond par Ia 'materialisation'' du jugement réflexif. Dit autrement et dans notre vocabulaire, la première critiquee determine les limitations dans lesquels on peut trouver légitimement, la troisième les pointt de depart pour la recherche. Ce que Döring développe pour Ia connaissance vaut aussi, selonn nous, pour la creation du système transcendantal. Comme on va voir, c'est dans la reflexion ouu on doit chercher les conditions de 1'invention du transcendantal. 133 La caractérisation de la critique comme 'pragmatique' est de Peirce qui notait que le critère auquell Kant soumet les categories de la raison pure est celui de Yapplicabilité. Une connaissance nee peut être vraie qu'a la condition qu'elle se laisse appliquer a des données concretes.

41 1

Page 48: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Derr gröBte und vielleicht einzige Nutzen aller Philosophic der reinen Vernunftt ist also wohl nur negativ; da sie namlich nicht, als Organon, zur Erweiterung,, sondern, als Disziplin, zur Grenzbestimmung dient, und, anstattt Wahrheit zu entdecken, nur das stille Verdienst hat, Irrtüme r zu verhütenn (KRV, B823,721).

Laa critiqu e est une indication juridiqu e de la defense de chercher des connaissancess au-dela de toute présentabilité possible d'un concept. L'enquête de laa possibilité des syntheses a priori a valeur de réponse a la question : 'comment peut-onn trouver dans la pensee ?'

Enn faisant ainsi, Kant reste encore d'une maniere paradigmatique tributair ee du questionnement de la métaphysique. La raison divine étant pour la dogmatiquee au commencement, et constituant Ie principe de la totalité de 1'être, c'estt par un geste reproducteur ou par analogie que la vérité du savoir humain devraitt être garantie. Pour Kant V intellect™ ectypus ne peut plus être concu au moyenn de 1'imitation de V archetypus. L'infin i divin est un concept qui est immédiatementt lié a la perfection. Comme la perfection indique la determination entièree (durchgangige Bestimmtheif) de la chose, c'est-a-dire de la Ding cm sich, Pimparfaitt montrera des hiatus et des incisions, s'exprimant dans 1'hétérogénéité dee 1'intuitio n et du concept, - a Popposé de Phomogénéité de Vintellectus archetypusarchetypus -, et dans Phétérogénéité entre vouloir et être - Pintellect archétypique créantt ce qu'i l pense -. Or, cette double hétérogénéité incite Phomme a la recherchee philosophique. Kant 'brise' 1'intuitio n intellectuelle en deux pour ouvrir laa raison a la recherche et découvre dans son centre Phétérogénéité comme Ie signe parr excellence de la finitude de la raison humaine.

Néanmoins,, encore sous Pinfluence de Paspiration dogmatique, Kant, danss les critiques, n'accepte pas Pincompatibilité entre intuitio n et concept, entre volontéé et être, comme fait accompli. Il en cherche une double reparation. « Hierbeii ist bedacht, écrit Döring, daB das endliche Ich als intellectus ectypus in der Beschranktheitt seines perspektivisch bedingten Erkennens sich als Unterschied zur Vollkommenheitt des göttlichen Wissens (imaginiert als intellectus archetypus) denktt und dadurch auf sich selbst reflektier t Es muB - urn aus begriffener und zugestandenerr Endlichkeit heraus als wahrheitsfahig gedacht werden zu können -denn Grund endlicher Befahigung zur Wahrheit in sich selbst auffinden können und vermagg sein Wissen nicht mehr als Nachvollzug göttlicher Gedanken verstehen. ».144 Dans la Critique de la raison pure, la deduction transcendantale et Ie chapitre surr Ie schematisme concernent la possibilité de surmonter Phétérogénéité sans retomberr dans la foi naïve dans une raison humaine archétypique (voir, pour la déconstructionn de eet effort de réparer, ci-dessous Ie chapitre 12). C'est apparemmentt et paradoxalement dans la temporalité que la raison humaine trouve

144 Döring, 1992, p. 63.

42 2

Page 49: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

aussii bien sa finitud e (done son imperfection) que sa possibilité de la surmonter au moyenn du schematisme.19

Sii Kant limit e la pretention ontologique de la dogmatique, cela n'a pas seulementt pour effet 1'élargissement du domaine de redetermine, e'est-a-dire, danss la perspective morale, de la liberté formelle.16 Au-dela des phénomènes connaissables,, il y a Ie nouménal, domaine de la Ding an sich dans la perspective ontologiquee et épistémologique, domaine de redetermination. Le nouménal ressortt sous les idees, il est done ce que Kant appelle une creation de la raison, GedankendingGedankending (KRV, A480, 490). On peut ici détecter un déplacement tacite, maiss important dans le raisonnement kantien. La Ding an sich est une GedankendingGedankending dans la mesure oü elle doit être présupposée logiquement au phénomène,, qui selon le sens propre du mot, Erscheinung est done Erscheimmg de quelquee chose. La critiqu e et la métaphysique ont besoin de cette idee, qui est celle dee la determination entière (dwehgangige Bestimmung), pour pouvoir orienter et unifierr leurs recherches et leurs découvertes.

Or,, en posant ainsi la Gedankending comme produit de la raison, Kant obtientt trots résultats. D'abord, en étant creation de la raison, 1'idée est une 'invention'' rationnelle et nécessaire, précédant la découverte des vérités et des lois naturelles.. La volonté de savoir est ainsi greffée sur la faculté rationnelle de produir ee des idees, sur une sorte d!inventivité transcendentale. De cela découle quee 1'être ne peut s'établir que grace a cette inventivité subjective (motif de la fameusee tournure copernicienne). L'ontologie n'a plus Ia priorité . Ensuite, en installantt cette inventivité dans la raison subjective, Kant institue 1'autonomie: c'estt le sujet qui donne les lois pour comprendre la nature. La materialité de cette nature,, qu'on lierait aisément a la force incitant a 1'impression phénoménale (a VEmpfindung),VEmpfindung), est formalisée et purifiée. Ainsi, enfin, la volonté de savoir devient volontéé de prescrire. Cette dernière n'est pas anarchique et sans regies. Elle obéit auxx categories, c'est-a-dire qu'elle n'est pas une quelconque volonté individuelle, maiss plutöt volonté transcendantale. Ainsi Kant écarté la possibilité que la creation dess idees soit purement fictionnelle et fantasmatique. L'idée de la Ding an sich est finalementt orientée par les régies catégorielles, comme le sont toutes les autres ideess a fonction rationnelle.

Apparemment,, le renversement de 1'ordre ontologie-désirologie va de pair avecc celui de ('hegemonie métaphysique de 1'objet par rapport au sujet. On voit, pourr ainsi dire, basculer la balance du coté de la chose, vers ce que Kant appelle le 'Jee pense' (Ich denké) qui doit toujours pouvoir accompagner les representations. Onn se demande alors: si la chose en soi n'est pas connaissable et seulement

155 Marti n Heidegger Kant und das Problem der Metaphysik, 1991 (1929). 166 Ainsi la position de Kant dans par exemple: Welches sind die wirkiichen Fortschritte, die die MetaphysikMetaphysik seit Leibnitznes und Wolfs Zeiten in Deutschland gemocht hat ? (in : Werk Band 5; ed.. Weischedcl). Darmstadt: WBG, 1983 (1791).

43 3

Page 50: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

pensablee comme idéé, Ie cogito n'appartient-il pas également aux idees ? En effet, Kantt Pappelle une idéé, même une Ding qui pense - peut-être en correspondance symétriquee avec la chose-en-soi - (KRV, A346, 374), Ding parce qu'elle porte et véhiculee des categories (KRV, A348, 376b). Ce sujet n'est rien d'autre que la representationn la plus pauvre, une expression vide (KRV, A355, 384a), Ie vide même,, qu'on peut représenter comme \e focus (imaginariw), reflet du vide de la chosee en soi dans Ie miroir de la raison (compare Francoise Proust). Or, c'est ainsi quee la matérialité de la chose est vidée, se transformant en idéé nouménale de la chosee en soi, pour ensuite se reproduire dans une autre idéé, 1'idée d'une autre Gedankending,Gedankending, la cogito-Ding de Papperception transcendantale.

LaLa volonté d'agir: liberté et le 'comme-si' de l' auto-institution

Lee progrès dans les sciences, et done aussi dans la 'science de la métaphysique' dontt parle le sous-titre des Prolégomènes, ne mérite son nom qu'a condition de se mettree au service du progrès de Phumanité dans la morale et la culture. L'enjeu de laa philosophic est en premier lieu de trouver la loi de la liberté, qui est la loi de la volonté.177 Cette loi, propre a la volonté, ne peut être réduite a Pordre ontologique. Laa vérité ontologique n'a pour tache que d'imposer la condition minimale è Ia realisationn de la volonté libre, qui, en soi, n'a pas besoin (et n'est pas en état) d'obéirr a 1'être. La determination des bornes de la connaissance sert done a mettre enn relief eet autre progrès qui préoccupait les Lumières, le progrès de et dans la liberté. .

Pourr Kant, la liberté n'est jamais la simple absence de régies. En étant elle-mêmee une idéé, échappant done a toute representation intuitionnelle, la liberté nee peut pas être soumise a Pordre catégorique comme le peuvent les intuitions phénoménales.. La question de la regulation est ici plus compliquée que dans la nature,, puisqu'elle échappe a la loi d'applicabilité (au 'pragmatique transcendantaPP : Pexpérience exige Papplication de la categorie a Pintuition). L'expérimentabilitéé n'est pas un critère de la liberté, qui doit done tirer sa regulationn non pas de 1'entendement mais de la raison. La volonté d'agir, qui presupposee la liberté positive, n'est pas pour Kant une affaire de subjectivités isolées,, mais d'une subjectivité universelle. S'il y a une categorie impliquée dans lala liberté, c'est sous forme d'une loi, celle de 1'impératif catégorique qui prescrit 1'universabilitéé de la volonté individuelle (de la maxime). L'autonomie recoit ainsi unee deuxième signification : elle est prescription de la loi catégorique par la raison aa la liberté qui est elle-même une idéé de la raison. On retombe alors sur une instancee comparable a celle du questionnement théorique, a savoir sur le sujet transcendantal,, véhicule de la loi catégorielle, instance de base de l'autonomie. La

177 Ainsi Philonenko Qu 'est-ce que ïaphilosophie ? pp. 38-39.

44 4

Page 51: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

volontéé est libre, dans la mesure qu'elle s'impose a elle-même la loi qui 1'empêche dee tomber dans 1'anarchie imaginative.

Maintenant,, la précarité de ce sujet vide est encore plus palpable que dans Iee cas de l'apperception transcendantale. Si la raison est autonome» d'oü provient laa loi qu'elle se donne a elle-même ? N'est-t-il pas vrai que, si Ton prend la liberté danss son aspect formel, c'est-a-dire comme indétermination et comme la faculté de s'engagerr dans une nouvelle situation, la faculté productrice de la raison qui produitt des idees transcendantales presuppose une telle liberté. En étant une idéé la libertéé est présupposée par sa propre idéé. La même chose vaut pour Ie sujet. L'autonomiee de la raison kantienne s'avère paradoxale, sinon aporétique. Le sujet morall n'est rien, il est vide transcendanta). Il n'est done pas encore un sujet 'juridique ** au moment oü il se donne la loi.18 La loi vient d'ailleurs, elle est un don heteronome,, qui, selon la conception kantienne, doit être en même temps rationnellementt engendrée, c'est-a-dire qu'elle est autonome. L'instant oü le sujet recoitt sa légitimité est le même que 1'instant oü le sujet s'accorde cette légitimité. Heteronomiee autonome, dirait-t-on , un paradoxe qui pose la question de savoir commentt penser I'aut o institution du sujet même.

Selonn Anne-Marie Roviello, 1'homme kantien est comme un anneau tournant autourr d'un « trou », le trou du sujet transcendantal, dans lequel il croit pouvoir trouverr son essence sans pouvoir y accéder.19 La priorit é que prend chez Kant la volontéé sur 1'être, et avee cela la liberté sur la determination ontologique, implique ainsii une sorte d'auto-création (ou d'auto-position comme chez Fichte). Il s'agit sonn auto-institution autonome. Ainsi, Pauto-institution reflète encore la creatio ex nihilonihilo de la dogmatique.

'Avant '' I'existence empirique de l'homme, il n'y a rien, mais 1'homme empiriquee n'est rien s'il ne se rapporte a ce 'rien' qui le 'precede' comme auu lieu de son institution [...] La liberté ne devient effective que par une reprisee permanente qui est comme un retour de la raison è un vouloir originair ee et comme tel instituant; et puisque cette 'origine' en laquelle la libertéé s'est voulue elle-même n'est pas une origine temporelle, elle n'est quee la métaphore, 1'analogie par laquelle seule nous pouvons et nous devonss penser la liberté comme pouvoir de se dormer a soi-même un commencement,, comme pouvoir de se poser soi-même en son être en se dormantt a soi-même sa propre loi, comme pouvoir d'autonomie.20

188 Jacob Rogozinski Le don de la loi. Kant et l'ênigme de l'éthique. Paris : PUF, 1999, pp. 181-200. . 199 Anne-Marie Roviello L 'institution kantienne de la liberté. Bruxelles: OUSIA, 1984. 200 Roviello, Ibid. p.8. Si Philonenko s'oppose a la philosophic de la mort du sujet, il s'en sauve parr le recours è 1'intersubjectivité. « La subjectivité est néant [...] L'êtr e subjectif, s'il existe, détachéé des autres, en lui-même muré, se réfléchissant dans un néant aussi trouble qu'infin i ne

45 5

Page 52: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Cee que 1'homme cherche comme 1'absolu essentiel est en même temps ce qui lui échapperaa infiniment. Ce qui reste de ta substantialisation dogmatique de rorigin e estt une métaphore, un 'comme-si'. On passé ici sur Pélaboration de ce 'comme-si', danss une perspective morale, que Kant a donnée dans la Critique de la raison pratique.pratique. L'auto-institutio n du sujet, la capacité de s'imposer la loi a lui-même, trouveraa son expression rationnelle et a priori dans 1'impératif catégorique. Commee la volonté de savoir doit se plier aux regies conceptuelles pour parvenir a 1'expérience,, la volonté de la liberie d'agir doit se plier a la loi pour atteindre la morale. .

ÊtreÊtre et vouloir: la reparation reflexive

Or,, Ie 'comme-si' force a atténuer 1'idée d'une pure autonomie et d'une pure heteronomiee en celle de 1'héautonomie du sujet, c'est-a-dire qu'elle évoque la facultéé de la reflexion libre, apparentée a 1'inventivité.

Danss les principes de la faculté de juger, c'est Ie pouvoir même de penser quii se réfléchit comme pouvoir d'autonomie (cette autonomie est héautonomiee puisque la faculté de juger se donne elle-même a soi-mëme saa loi). La faculté de juger réfléchissante est a elle-même sa propre loi, elle estt 1'autonomie de la pensee se réfléchissant comme la loi de la pensee; danss Ie jugement réfléchissant, la pensee se réfléchit comme étant a soi-mêmee sa propre tache. Mais cette auto-réflexion, loin de designer une pure presencee a soi de la pensee, renvoie la pensee précisément a ce lieu obscur, transcendantal,transcendantal, en lequel la pensee s'est donnée 1'autonomie pour principe. .

L'héautonomiee relève d'un instant inchoatif échappant a la pensee. Le trou de la penseee qui est son propre commencement ne peut être récupéré que par un effort vainn et après coup 'métaphorique' - il faut réfléchir comme si Phomme était le but finalfinal de 1'être -.

Pourr répondre a la question Comment s 'orienter dans la pensee?, c'est-a-diree 'comment trouver son chemin pendant la recherche' - aussi done pendant la reflexionn transcendantale -, Kant avance la foi de la raison (Vernunftglaube\ qui estt Pacceptation subjective d'une vérité raisonnable qui ne peut 1'être objectivementt (O, 5: 276, cf. ci-dessus chapitre 12). En franchissant la determinationn métaphysico-ontologique, Kant preserve dans sa désirologie la teleologiee : le désir a une direction prédéterminée. Restreint quant a sa realisation

peutt advenir au monde de la signification et n'est qu'un aveugle qui pretend voir. » Philonenko, 19988 (1986), p. 19. 211 Roviello, ibid, p. 41.

46 6

Page 53: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

parr Pexpérience, il est bien orienté dans Pamplification du savoir. C'est ainsi que Kant,, dans La critique de lafaeulté dejuger, essaie de réparer la brisure entre être ett désir, entre nature et liberté. Parallèlement a Phétérogénéité entre 1'intuition et Pentendementt (Verstand), il cherche a 'inventer' un pont entre ces deux 'mondes' sanss nier Ie goufifre qui les sépare. Apparemment, malgré Ie fait que cette volonté humainee soit en soi libre, c'est-a-dire ouverte et indéterminée, cette liberté n'impliquee pas Pabandon de Pambition, d'origine métaphysique, de synthétiser et dee totaliser. Dans Ie raisonnement proprement 'téléologique', dans la deuxième partiee de la Critique de lafaeulté dejuger, Ie « comme si» impose son empreinte surr la reflexion.22 Pour pouvoir maftriser rationnellement la singularité de la nature ett de la liberté, il faut la penser 'comme si' Phomme rationnel était Ie but final de Iaa nature. L'homme qui a soi-même pour but final (Endzweck) est Phomme qui se posee la loi a lui-même, qui sait canaliser son désir en liberté, Phomme 'autonome'. Orr le « comme si» n'est pas une determination dogmatique-ontologique.

Sentir,Sentir, réfléchir et leproblème du sublime

Or,, avec la thématique de la teleologie, sur laquelle nous devons passer grossièrement,, la veille métaphysique semble se réintégrer dans la reflexion kantienne.. La foi de Ia raison, comme elle est expliquée dans Orientieren, est directementt liée a la faculté humaine de sentir. Le sentiment est, selon Kant - déja danss son texte pré-critique Von dem ersten Grunde des Unterschiedes der GegendenGegenden im Raume -, le signe naturel d'orientation. II est ainsi doté d'un caractèree téléologique. Kant s'efforce de montrer que le désir est libre, sans être 'HbidinaPP et anarchique, qu'il appartient a la liberté transcendantale qui n'est pas soumisee au risque de la contagion 'énergétique*.

Quee son effort de preserver la teleologie sans mettre en priorité Pontologie soitt tout de même précaire et le besoin de teleologie fort, cela devient encore plus clairr au moment ou Kant fait la reflexion sur la possibilité de faire correspondre esthétiquementt la liberté de la raison avec la nature et ses lois. Dans Pexpérience dee la beauté, c'est la nature qui fait signe a Phomme de la possibilité de réaliser redeterminee dans la nature et de comprendre la nature a la base des facultés rationnelles.. La beauté appelle Phomme a se rendre compte de la possibilité de réaliserr la liberté dans la nature. Elle le fait par Pétablissement d'une harmonie

222 Dans la lecture de Vaihinger toute pensee est une affaire de fiction, qui determine notre connaissancee de 1'être. 11 s'agit d'une reduction psychologique de la logique. L'auteur de la PhilosophiePhilosophie des Als Ob, attribue la faculté créatrice au Psyche humain, et, a 1'instar de Nietzsche, faitt prévaloir la volonté sur la connaissance de 1'être. On verra dans le deuxième chapitre commentt 1'idée de créativité remplit la fonction d'apaiser le conflit entre recherche et trouvaille danss la métaphysique (Hans Vaihinger Die Philosophie des Als Ob. System der theoretischen, praktischenpraktischen und religiösen Fiktionen der Menschheit aufGrund eines idealistischen Positivismus. Leipzig:: Felix Meiner, 1924 (1911).

47 7

Page 54: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

entree la faculté intuitive et 1'entendement Cette harmonie exprime encore Ie fond naturell de la possibilité de connaissance adequate. Cependant, la beauté n'est que signe,, symbole, et done enjeu de la reflexion subjective qui exclut toute objectivationn et toute ontologisation. Il s'agit en fait d'une suspension infmie de la fixationfixation du sujet dans la nature, comme 1'explique Partiele de Lyotard 'Sensus communis,, Ie sujet a Fétat naissant' (MPhil, 15-41 ; ici chapitre 13). La réflexivité kantienne,, téléologique ou esthétique, sert a dégager Ie désir (du sujet autonome et dee sa volonté) du poids métaphysique-ontologique sans se perdre dans Ie désordre, cee qui a pour résultat les formes du « comme si» et du symbole.

Chezz Kant, cela se manifeste Ie plus visiblement dans Pexpérience esthétiquee du sublime, Ie moment oü la raison rencontre, dans Ie 'trop' de la nature,, sa propre vocation a la liberté. L"expérience' du sublime est trop grande ett trop forte pour la faculté de representation. Ce moment est ainsi la destruction duu pouvoir de la representation intuitive. Si la vocation a la liberté implique 1'auto-institutionn de la raison, cette vocation va de pair avec la destruction de la conditionn de possibilité de 1'expérience épistémique de cette vocation. Elle est déplaisir,, a cause de la destruction, elle est plaisir et pacification, en raison de Fhégémoniee de Pidée sans laquelle, selon Kant, Pexpérience sublime ne pourraitt s'établir, et par laquelle il essaie de tenir a distance la force déconstructricee du sublime.

Mann muB das Gemüt schon mit mancherlei Ideen angefullt haben, wenn ess durch eine Anschauung zu einem Gefuhl gestimmt werden soil, welchess selbst erhaben ist, indem das Gemüt die Sinnlichkeit zu verlassen undd sich mit Ideen, die höhere ZweckmaBigkeit enthalten, zu beschaftigen angereiztt wird (KdU, §23, 89).

Mêmee la limite oü Ie désir se trouve face au désordre est encore récupérée par Pinterventionn du rationnel. Or la condition de Fauto-institution de la raison est ainsii ce moment oü la raison est confrontée a son pouvoir limité quant a la connaissancee de la nature, et simultanément a son désir illimit é quant a la speculationn rationnelle et la liberté.

Danss Ie projet transcendantal de Kant, toute la possibilité de la liberté humainee dépend du 'trou' précédant et insistant, du rien qui est Pa priori indéterminéé et indeterminable. Ce trou s'avère obstacle a toute pretention d'unir la raisonn dans une totalité. L'obstacle de eet absolu a priori est ce qui divise la penseee dans elle-même.

Less principes derniers vers lesquels la raison [...] désire s'élever, ont pour demeuree Pobscur. Au lieu oü la raison devrait trouver sa transparence a soi [...]] la même elle n'a qu'une vision confuse d'elle-même; la oü elle est Ie

48 8

Page 55: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

pluss proche de soi, elle est encore étrangère a soi; la oü elle devrait être enfinn réconciliée avec soi-même, elle est divisée, séparée d'elle-même.

Laa pensee ne peut penser jusqu'au bout. Il n'y pas de savoir définitif , et Pobjet inconditionnel,, Forigine propre a la pensee lui sera pour toujours inconnu.24 Ainsi laa grandeur et la précarité du projet transcendantal sont mises a la lumière.

Einfalll de la critique, déstabïlisation de la volonté

Pourr Kant, la critiqu e avait pour fonction de delimiter 1'ambition épistémologique-ontologiquee de !a raison par la determination de Fusage legitime que peut en faire 1'entendement.. Cette fonction est elle-même un acte de la raison. C'est la raison qui,, dans la critique, s'auto-délimite et qui ainsi s'auto-institue dans sa légitimité. Laa question qui se pose est de savoir d'oü vient Ie critère de cette critiqu e ? On pourrai tt essayer de suivre Ie fil transcendantal que Kant a commence a tirer dans Ie labyrinth ee de la raison. Ainsi pourrait-on découvrir que la critiqu e de la raison pure,, comme auto-institution de la raison dans sa propre légitimité, a également besoinn d'une condition a priori a sa propre invention. C'est ce que nous allons fairee dans Ia deuxième partie de notre étude.

Sii Ton accepte que la critiqu e soit une heuristique généralisée de la connaissancee et de la moralité, la question de la condition de la possibilité de rinventionn de cette critiqu e même est une question de !a 'méta-' ou de la 'pré-heuristique'' (cf. ici chapitre 12). Face au désir de progrès scientifique et moral, la critiqu ee se présente comme Ie fondement sur lequel on peut juger des découvertess et des inventions. Une découverte a pretention scientifique ne peut êtree fiable qu'a condition qu'elle n'ofïusque pas les régies transcendantales. Unee invention pourrai t être jugée, de plus, du point de vue de la realisation legitimee de la liberté. Par contre, comment peut-on penser ce qui nous fait penserr ? Précédant Pinvention et Ia découverte, il y a déja 1'invention /

233 Roviello, o.c. 1984, pp. 12-13. Un echo augustinien se fait entendre, mais ici non celui d'un Augustinn métaphysicien, mais plutót du chercheur de 1'absolu introuvable, se heurtant a la distentiodistentio tnsurmontable (CA36). 244 Roviello ne veut pas tirer des consequences déconstructrices de sa propre interpretation. Fidele aa Kant qui, selon Heidegger, lui-aussi recule devant la position centrale de 1'imagination transcendantale,, elle stabilise Ie moment originaire et réflexif de la critique en Ie réinsérant dans laa deduction transcendantale. « Dans Ie jugement réfléchissant, la pensee s'auto-institue dans sa possibilité,, sa légitimité, sa nécessité, mais cette 'auto-institution' n'est pas Ie fait de Vactualitê du jugement:: elle est plutot ce par quoi cette actualité - toujours empirique et particuliere - s'ouvre sur sonn autre transcendantal. C'est settlement en une deduction transcendantale du jugement réfléchissant quee la pensee peut reconstituer ce moment 'avant' Ia pensee, d'avant 1'acte de penser, en lequel la penseee s'est donné 1'autonomie pour loi, mais ce ne sera jamais qu'une reconstitution a posteriori qui demeureraa dans rindétermination quant a la possibilité qu'un a priori lui corresponde » Roviello, ibid,ibid, p. 41. (Cf. Martin Heidegger Kant und das Problem der Metaphysik. Frankfurt am Main: VittorioKlostermann,, 1991 (1929), pp. 160-171.)

49 9

Page 56: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

découvertee de la critiqu e elle-même, 1'instant de la trouvaill e qui est 'pré-heuristique'. .

L'auto-institutio nn de la raison dans sa légitimité peut-elle être une découverte ? Ellee Ie peut certes, a première vue, puisque la découverte est toujours issue d'une chosee déja présente. La découverte est un dévoilement. La condition de la vérité épistémologiquee ne peut être elle-même qu'omniprésente et atemporelle. Comme laa vérité, la condition de cette vérité doit être dépourvue de toute singularité 'contagieuse'.. Cependant en même temps, elle ne peut pas être une découverte, puisqu'ill s'agirait la d'une découverte de F essence de la pensee rationnelle par cettee pensee même. Or si 1'on accepte que Ie transcendantal soit Ie hors-temps et hors-espacee immanent a la rational ité, il ne peut pas en dérouler que cette rationalit éé perde sa propre immanence. Si Ie transcendantal de la raison était une découvertee par la raison, la question se poserait alors de savoir par quel 'mécanisme'' s'est fait cette trouvaill e de lui-même. Découvrir rationnellement Fessencee rationnelle presuppose que la raison est capable de se distancier d'elle-mêmee pour 'voir ' son essence, sans perdre néanmoins cette essence quant a sa manieree de procéder rationnellement.

Onn ne peut pas dire que Kant ait ignore cette problématique concernant la possibilitéé de Ia découverte du transcendantal. Dans 1'introduction B de la premièree critique, il insère la découverte de la critiqu e dans Phistoire des experiencess scientifiques (ce qui sera élaboré dans Ie chapitre 9). Ce faisant, il admett que la découverte de la transcendantalité repose sur une certaine singularité historique.. C'est par cette singularité que la raison s'ouvre a elle-même. L'avènementt historique de Ia critiqu e transcendantale ne peut se réduire ni au conceptt d'invention, ni au concept de découverte. Il implique les deux a la fois et il estt en même temps quelque chose radicalement différente. L'inventio n de la critiqu ee est Ie moment, oü la pensee fait la découverte de Pessence qui lui est propre.. Il s'agit de Fauto-différenciation de Ia raison, oü la 'réflexivité ' est en jeu ett s'insère dans la coincidence du 'génitif subjectif et du 'génitif objectif, expriméss par Ie titr e de la première critique. La critiqu e de Ia raison pure est la critiqu ee que la raison pure fait sur Ia raison pure.

Lee mystère reside dans ce qu'a ce moment la raison est active et passive a laa fois. C'est elle qui découvre le transcendantal, puisqu'elle se soumet a sa propre inspection,, il faut chercher pour pouvoir trouver, mais la trouvaill e en tant que telle nee se fait que par coincidence. VEinfall est, comme explique Döring, une affaire dee Zufall?5 Une affaire d'inattendu et de violence constitutive ou destructrice et de laa liberté 'libidinale ' du désir philosophique. L'auto-institutio n de la raison a traverss la découverte du transcendantal est en même temps son auto-ouverture a elle-même.. Qu'est-ce qui fait que la raison s'ouvre a elle-même ? Quelle est la

Döring,, o.c, pp. 63-96.

50 0

Page 57: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

conditionn de rauto-découverte de la raison qui équivaut a son auto-institution ? Autrementt dit : qu'est ce-que ce ga qui precede la découverte du transcendantal ?

Schopenhauer,Schopenhauer, Nietzsche et Vavènement du désir

Ill est possible d'indiquer assez précisément Ie moment dans Thistoire de la philosophic,, oü la pensee découvre et admet Ie désir comme son substrat impossiblee a s'approprier rationnellement. C'est dans Die Welt als Wille und VorstellungVorstellung que Schopenhauer a propose d'identifier les deux aspects du nouménal kantien.266 Pour Kant, la chose-en-soi étant impliquée par Ie phénomène selon la logiquee de la representation - s'il y a representation, il y a également ce dont la representationn est la representation -, cette chose n'est que 1'objet de la pensee. Elle estt un objet nouménal. A 1'autre extreme du spectre, les idees et surtout Pidée de la liberté,, elles aussi, sont nouménales, en raison de 1'impossibilité de les représenter danss 1' intuition . Or, si tous les deux ressortent de la nous (de la pensee et non pas dee la connaissance), quel critère permet a Kant de les traiter respectivement et distinctivementt dans une perspective épistémologique, en ce qui concerne la chose-en-soi,, et dans une perspective éthique, quant a 1'idée de la liberté ? Raison pourr Schopenhauer de mêler les choses et d'élaborer la position selon laquelle la raisonn humaine a affaire a une perspective binoculaire sur 1'être. Le monde est considéréé comme representation et comme volonté. A cela on ajoute encore que la premièree doit être concue comme Pexpression de la demière. La volonté règne au-delaa de la distinction entre la subjectivité humaine et Fobjectivité phénoménale. Ellee est une force dans le soubassement de 1'être, elle est Fêtre même pris dans son efficiencee et son expressivité.

Lee renversement désirologique, commence par Kant, trouve ainsi sa radicalisationn dans une sorte de fusion entre chose-en-soi et volonté, qui se développeraa dans 1'histoire comme le destin d'un 'désir aveugle*. La volonté kantiennee conservait encore un caractère rationnel, dans la mesure oü elle était soumisee a la subjectivité transcendantale du cogito. Plus ambigue et précaire devenaitt pour Kant raffair e de la chose-en-soi, incontrólable par la raison, qu'i l avaitt tout de même neutralisée comme presupposition nouménale - déja par la simplee determination stabilisante comme 'chose' -, mais qui, dans Pexpérience

266 Die Welt als Wille und Vorstellung. Zurich : Haffinans, 1991 (1859). Historiquemcnt, on peut tracerr un parcours qui part de Finversion copernicienne, l'autonomisation de la raison et 1'institutio nn de la volonté libr e chez Kant, et qui aboutit, è travers Fimmanentisation de la volonté commee une force ou une poussée chez Schopenhauer et Nietzsche, è 1'inversion copernicienne freudiennee selon laquelle Ia raison elle-même est soumise è la volonté aveugle de 1'inconscient Danss une pareille filiatio n des pensees, Bart Vandenabeele a élaboré ainsi un parallélisme entre Kant,, Schopenhauer et Lyotard, sans d'ailleur s mentionner Freud qui nous semble le maillon indispensablee dans la chaïne ('Op weg naar belangeloosheid. Van naar Schopenhauer heen en terugg via Lyotard' , in : De passie van de aanraking. Over de esthetica van Jean-Francois Lyotard.Lyotard. Budel: Damon, 2000, pp. 151-166).

51 1

Page 58: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

concrete,, est a prendre comme la source matérielle de YEmpfindung, comme force (Empfindung)(Empfindung) plutöt que comme 'chose' (force que Kant a cherché aussi a rationaliser,, a savoir dans Metaphysische Anfangsgründe der Naturwissenschqft de 1786).. Avec 1'identification de la volonté et de la chose-en-soi, Schopenhauer par contree a ouvert la porte a un désir aveugle, c'est-a-dire a cette position philosophiquee qui considère Ie monde comme une force dont la presence se traduit peut-êtree sur le plan rationnel, mais qui n'y est pas accessible pour la raison et qui estt cause instabilité. D'oiï la perte de la subjectivité transcendantale, impliquant la pertee de la teleologie et la separation de la volonté et de la rationalité transcendantale.. Le mélange de la volonté, encore libre et transcendantalement régléee chez Kant, et de la chose-en-soi, résulte, chez Schopenhauer, en Pouverture auu pessimisme et a la reflexion immanente : la recherche philosophique devient un «« chercher philosophiquement» sans espoir d' accompli ssement.

Pluss que Schopenhauer, c'est bien sür Nietzsche qui, radicalisant encore le perspectivismee schopenhauerien, influence la philosophic du vingtième siècle. Nouss faut-il citer le dionysiaque dans Die Geburt der Tragödie pour rappeler combienn Nietzsche, a son entree dans la philosophic, dépendait de cette tournure schoperhaueriennee ? Faut-il rappeler qu'il rejettera, seize ans après, cette dépendancee pour être encore trop kantienne, sans avoir le courage d'inventer son propree idiome ? Or, ce qu'il explique, rétrospectivement, c'est que Die Geburt inauguraitt une sorte de métaphysique artistique (Artisten-Metaphysik), en ce qu'ellee avait Pintention de remplacer le point de vue moral chrétien et apollinien parr un paganisme dont Dionysos était emblématique.27 Or, ce remplacement de Péthiquee par Pesthétique28 est précisément ce qui est en cause dans la détranscendantalisationn de la désirologie, dans la désubjectivation de la volonté et saa transformation en désir. L'esthétique, selon P interpretation de Nietzsche, n'est pass Pétablissement de regies en vue de construire ou de commenter. L'esthétique estt désirologie. La volonté comme substrat de la representation s'articule dorénavantt comme volonté de pouvoir {Wille zur Macht), désir moins de prendre lee pouvoir que de se poser dans Pêtre comme étant. L'être desire se poser, mais c'estt le même désir qui continuellement le frustre dans son ambition. Esthétique de PeffortetdePéchec. .

Certainss commentateurs ont souligné Pimportance de Nietzsche pour le 'courant'' post-structuraliste en France. Dans son important Sources of the Self, Charless Taylor par exemple critique les penseurs francais, Derrida, Foucault et Lyotard,, pour leur reception réductrice de Nietzsche.29 lis n'auraient considéré, selonn lui, que le versant négatif de Nietzsche, c'est-a-dire uniquement le thème de

277 Friedrich Nietzsche 'Versuch einer Selbstkritik', in: Die Geburt der Tragödie aus dem Geiste derMusik.derMusik. München : Goldmann, 1984 (1895), p. 17. 211211 Ibid, p. 13. 299 Charles Taylor Sources of the Self. The Making of Modern Identity. Cambridge (Mass.) : Harvardd University Press, 1989, pp. 487-490.

52 2

Page 59: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

lala volonté de pouvoir, resultant par exemple chez Derrida en une celebration du deconstructivisme,, d'après Taylor, une maniere de prendre parti pour Ie cöté faible ayantt pour effet de déstabiliser F opposition dans toute dualité hiérarchique. En faisantt ainsi, ils auraient négligé Ie versant nietzschéen positif, celui du retour au mêmee et de Faffirmation. Ce dernier irnplique rouverture épiphanique, Ie transformee en une 'source' possible pour la positivité d'une quelconque valeur (good)(good) dont les postmodernes pretendent pouvoir s'abstenir. En effet, Nietzsche n'abolitt pas les valeurs, il les renverse.30 Quant a F absence de valeurs chez les post-modernes,, rien n'est moins vrai selon Taylor: ce qui est vénéré est une valeur typiquementt moderne, la valeur de la liberté sans restreintes aboutissant a un subjectivismee méprisable et a une celebration du soi. « The subjectivism of self-celebrationn is a standing temptation in a culture which exalts freedom and puts suchh a value on the creative imagination. »31 C'est, selon Taylor, surtout Lyotard, dontt il ne cite que La condition postmoderne, qui glorifierait le pouvoir illimit é de 1'imagination. .

Cee qui est a critiquer chez Taylor est d'abord F opposition présupposée entree un cöté négatif et un cöté positif chez Nietzsche. Nous ne croyons pas valable unee lecture qui sépare le versant désirologique de 1'aspect affirmatif. En effet, et deuxièmement,, ce qui est en jeu dans la déconstruction, en tout cas dans sa version lyotardienne,, est Peffort de penser leur imbrication, qui, par exemple dans EconomieEconomie libidinale, résulte précisément dans la refutation de la foi moderne en le pouvoirr inventif et créatif (EL, 138), et qui donne priorité a rouverture pour Févénementiell de cette poussée 'libidinale', designee par Nietzsche comme 'volontéé de pouvoir'. Penser ensemble pouvoir et affirmation ne résulte pas dans FF affirmation directe d'une quelconque valeur. Cependant, cela n'exclut pas un engagementt éthique, engagement hors de valeurs et hors de Ia normativité. Le DifférendDifférend prend la defense de « Fhonneur de la pensee », ce qui est un parti pris pourr la difference, en defendant la sensibilité pour des différends entre des genres dee discours incommensurables. Il est ensuite remarquable que Taylor négligé chez Lyotardd précisément ce qui serait tout de même selon ses propres jugements une prolongationn honorable de la modernité et qui devrait trouver son inspiration dans lee romantisme, a savoir Feffort de trouver un nouvel idiome pour 1'horrible, le degradee et l'immonde, pour ce qui dépasse F imaginable. S'il y a, dans Le Différend,Différend, un enjeu inventif è trouver, c'est précisément cela, F obligation de chercherr un nouvel idiome lors de la rencontre avec Fimpensable et rhétérogène (D,, n°23). La question relève done plutöt de Ia trouvaille que de Finventivité subjectivee comme le suggère Taylor. La trouvaille n'est pas une invention, elle est lee rencontre avec Pabsolu qui incite au respect pour le différend et qui, seulement secondairement,, provoque Finventivité. Taylor enfin manque de noter, dans la

300 Apparemment Taylor a manqué de lire le commentaire de Lyotard sur la destruction des valeurs allantt de pair avant« F erection de 'nouvelles' valeurs »(RP, 119). 311 Ibid., p. 490.

53 3

Page 60: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

reflexionn lyotardienne, Pouverture pour un 'soi', ouverture épiphanique mais précairee a ce que Lyotard désigne par le terme anima, sensibilité sans defense, vulnérabilit éé pour 1'événementiel, blessure de Tame et lieu de traumatisme.

LeLe 'trou de trop': libido, phrase et phrase-affect

Lyotardd s'inscrit dans Fhistoire de 1'Occident, qu'i l considère comme Pavènement duu désir (DMF, 133). Ainsi, en discutant avec Derrida Ie plaidoyer pour 1'actualité d'unee 'faible' métaphysique32, Lyotard defend, a la suite de Nietzsche, quelque chosee comme une 'métaphysique de Partiste'. Cependant, contrairement a ce que suggèree Taylor, cela n'impliqu e pas la transformation de la philosophie en faveur d'unee créativité artistique, subjectiviste et liberale. Lyotard ne met pas 1'accent sur 1'inventivité,, - cela peut-être a 1'encontre du jeune Nietzsche, pour qui, dans la Geburt,Geburt, la nature est vivifiée par cette volonté de créer qui se traduit sur le mode apollinienn dans 1'apparence (Schein) des ceuvres d'art et, paradoxalement de manieree complémentaire, se traduit sur le mode dionysien dans la vérité extatique ett excessive, dont le mélange compose Ia tragédie33 -, le questionnement de Lyotardd est désirologique, et, si Pon accepte la désirologie dans Ia métaphysique, il estt métaphysique plus qu'inventif .

Pluss que Nietzsche - seulement présent en quelques lieux épars dans EconomieEconomie libidinale et dans Rudiments païens et ne figurant que quelques fois danss Discours, figure et Le Différend -, c'est Freud, Ie Freud de Pénergétique psychiquee et de la reflexion speculative, qui est a considérer comme la source d'inspiratio nn principale de la désirologie lyotardienne. Chez Freud, Lytoard apprendd le courage scientifique de se laisser inspirer par Part (comme Freud s'est inspiree dans la tragédie cedipienne); il apprend Pattitude clinique d'attention flottanteflottante et de libr e association apparentée a la sensibilité artistique, et il apprend finalementfinalement le theme de la Durcharbeitung traduit philosophiquement comme 'réécriture' .. Or, c'est explicitement ce dernier point qui montre la distance que Lyotardd prend vis-a-vis de Nietzsche, en s'approchant de Freud. En enchainant sur Heiddeger,, Lyotard, dans son texte clé 'Réécrire la modernité', critiqu e Nietzsche pourr avoir continue la métaphysique.

Nietzschee succombe a la tentation de designer ce qui fonde les mises en perspective,, et qu'i l appelle volonté de puissance. Sa philosophie réitère ainsii le proces métaphysique, il en accomplit même obstinément et répétitivementt Pessence, car la métaphysique de la volonté par oü il

322 Jean-Francois Lyotard 'Plaidoyer pour la métaphysique (conversation avec Derida)', in: Le Monde.Monde. Paris, 28-29 sept. 1984. 333 Nietzsche Die Geburt der Tragödie, o.c, pp. 38-42,144.

54 4

Page 61: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

conclutt Penquête est celle-la même que recèlent tous les systèmes philosophiquess de 1'Occident moderne (Inh., 38)

Tellee n'est pas Ia maniere dont Lyotard veut penser I'histoire philosophique.

Qu'enn dépit d'elle-même, la réécriture nietzschéenne [de la métaphysique occidentale]] répète la même erreur ou faute, cela fait signe a la reflexion dee ce qui pourrait être une réécriture qui échapperait, autant que faire se peut,, a la repetition de ce qu'elle ré-écrit. Il se pourrait que Ie ressort du process de remémoration fut Ie vouloir lui-même. C'est ce que Freud entrevoitt quand il dissocie la Durcharbeitungy la perlaboration, de la remémoration,, de YErinnerung (Ibid).

Laa réécriture qu'entreprend Lyotard a sa maniere de Freud, se déroule sur deux versantss qui correspondent a ce que nous avons indiqué comme les aspects de la trouvaille,, étant a la fois manque (trou) et exces (trop). Il y a, a cöté d'une lecturee libidinale et énergétique (métaphysique de forces) apparentée a la reflexionn de Deleuze34, la lecture 'traumatique' qui s'inspire indirectement de Lacann et de 'la Chose'. Or, ce que nous voulons montrer dans ce qui suit, c'est que,, selon nous, Lyotard suit au fond Ie parcours d'une désirologie double. Il s'agitt de la recherche infinie de la 'Chose' dont la presence se soustrait a toute présentificationn (Darstellung), mais qui se fait tout de même sentir. Etant 1'être danss son retrait, disons être traumatique ou ek-sistence, la Chose est également surabondancee libidinale. L'enjeu que nous impose 1'ceuvre de Lyotard est de comprendree comment 1'exces et Ie manque peuvent être pensés ensemble commee un 'trou de trop'.

Less deux aspects peuvent servir a mettre en étapes ces reflexions (nous nouss abstenons d'une périodisation precise qui ne nous paraït pas pertinente). L'excèss est accentué dans une première période, comprenant entre autres Discours,Discours, figure et Economie libidinale, dont Ie premier livre surtout sera présent danss notre étude. Dans une deuxième période, engagée par La condition postmodernepostmoderne et culminant dans Le Différend, la perspective concerne plutot Ie manquee et 1'absence de ce que Lacan nommerait Le Grand Signifiant On a caractériséé souvent cette période comme étant 'pragmatique' ou 'éthique'. C'est notree impression que ces determinations ne respectent pas assez la continuité freudiennee comme le fil rouge de l'ceuvre de Lyotard. Il nous faudrait parier d'une périodee 'phrastique'. C'est dans une troisième période que Lyotard semble chercherr plus explicitement une maniere de penser a la fois le manque et l'excès, cee qu'il exprime dans le 'concept' de la phrase-affect (et dans ses variantes,

344 Gilles Deleuze; Felix Guattari L'anti-CEdipe. Capitalisme et schizophrénie. Paris: Les Editions dee Minuit, 1995 (1972/ 1973), 289-291. Cf. 'Gilles Deleuze (postscriptum) in : MPhil., 191-1%, oüü Lyotard met Deleuze dans le panier de 1'inventivité et de la creation.

55 5

Page 62: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

commee P« affect inconscient», P« enfance », P« inhumain » etc). La période n'a pass donné lieu a un ouvrage majeur, sauf peut-être Lecons sur Vanalytique du sublime.sublime. Lyotard produit des collections d'articles, comme Moralités postmodernes,postmodernes, L 'Inhumain, Pimportante Confession d'Augustin et Ie livre posthumee Misère de la phiiosophie. Bref, il y a trois accents dans Pceuvre lyotardienne,, Ie libidinal (figural), Ie phrastique et enfin Paccent mis sur 'la phrase-affect'.. Nous allons suivre ce parcours désirologique triple, tout en soulignant Ie paradoxee du 'trou de trop\

LeLe libidinal et la reflexion du trop

Danss Discours, figure, Lyotard avance la these désirologique suivante :

Ill faut poser Pidentité de vouloir savoir et de désirer; Socrate Pa inaugurée,, incarnée. Vouloir savoir est impliqué dans le discours, tournant autourautour de son objet, dans Pespace profond. [Il y a entre objet et connaissancee un vide qui] fait que, parlant, nous ne sommes pas ce dont nouss parlons, que notre parole est en attente de son répondant (sa reference),, de Pautre cöté, tout comme Pest notre désir (DF, 128-129).

Lee désir socratique presuppose la parole, et ne peut done pas être fundamental. Avantt la parole et la conscience, 'quelque chose' a priorité : Pexistence, ou ce que lala psychanalyse appellerait peut-être la 'mere' ou la 'matrice', étant le faritasme originairee d'avant YEntzweiung propre a la raison, selon Martin Seel. Avec cette thématiquee la désirologie lyotardienne franchit les limites données par la réponse dee Kant, ne s'arrêtant pas sur les conditions de possibilité de trouver de la connaissance.. Chez lui, la question consiste a savoir ce qui incite a la recherche (critique).. C'est en ce sens que Lyotard radicalise et déconstruit le criticisme, et le poussee vers notre trouvaille comme sa condition immanente. En étant la radicalisationn sous la forme d'une surdétermination du moderne, ce que Pon nommee 'postmoderne', mériterait plutöt le titre de 'modeme-plus-que-moderne'.

Enn s'opposant au structuralisme de son époque, Lyotard faisait déja voir cee que nous venons de designer comme étant la marque distinctive de la pensee

355 Voir ci-dessous chapitre 10 sur 'La difference sensorielle', oü nous allons montrer comment chezz Platon le conflit des sens se traduit philosophiquement 366 La raison n'est pas conciliatrice, mais distinguant, c'est-a-dire qu'elle doit poser esthétiquement sonn objet devant elle pour pouvoir le penser (Martin Seel Die Kunst der Entzweiung. Zum Begriff derder asthetischen Rationalitat. Frankfurt am Main: Suhrkamp, 1997). 377 La figure de « plus-que » est typique pour cette reflexion. Elle est dans 1'oeuvre des auteurs qu'onn croyait 'modemes' 1'indice de cette « postmodernité » qui precede toujours. Chez Augustin c'estt Tabsolu qu'il appelle Dieu qui est« plus au-dedans de moi que mon intimité, interior intimo meo,meo, plus au-dessus de moi que mon point le plus haut, superior summo meo » (CA 26). Comparerr aussi 1'expression de Levinas d'une passivité « plus passive que lapassivité » .

56 6

Page 63: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

'postmoderne'.. Au lieu de chercher la réponse a la question de savoir comment un savoirr scientifique peut être trouvé, ce qui était 1'enjeu du kantisme et du structuralismee (aussi lacanien), il se demande ce qui fait obstruction a sa trouvaill e ett ce qui est, peut-être du même coup, la condition de Ie recherche. Ce qui fait obstructionn a la trouvaill e de la vérité, c'est Ie fait de Fhétérogénéité du discursif et duu figural. Cette hétérogénéité est au moins analogue au problème kantien du schematisme.. Comme Ie figural ne peut être reduit au discursif, Ie concept ne Ie peutt être a 1'intuition .

C'estt de cette maniere qu'on peut défendre que Ie questionnement postmodernee est transcendantal. La critiqu e kantienne est transcendantale, en ce qu'ellee se fonde dans les facultés humaines. Kant reproche aux philosophes dogmatiquess de ne vouloir que batir des systèmes, comme des toits sans maison pourr les souten ir.38 La recherche lyotardienne suit en revanche Ie paradigme de la GrundlagekriseGrundlagekrise (crise des fondements; cf. Grund.), cherchant la condition manquantee et nécessaire a la pensee, manquante par négativité (trou) aussi bien quee par positivité (trop), nécessité d'une absence qui est presence indeterminable enn raison de son exces. Si la recherche de Lyotard a done un aspect transcendantal, ellee ne peut Pavoir que d'une maniere 'quasi-transcendantale'.

Discours,Discours, figure concerne Phétérogénéité qui règne entre Ie plan discursif du savoirr et Ie plan de 1' imagination. En relisant Ie septième chapitre de la TraumdeutungTraumdeutung de Freud è la lumière de ses textes méta-psychologiques, Lyotard résistee a ce qu'i l considère comme Ie geste réductionniste de la psychanalyse Iacanienne.. Lacan approcherait Ie désir au travers de la demande, c'est-a-dire au traverss de la langue.39 Que Ie désir soit indicible en tant que tel, cela ne peut être su quee dans 1'articulation langagière de eet indicible. Ce que nous prétendons savoir duu désir n'est alors que ce qui nous échappe quand nous essayons de Ie thématiser. L'inconscientt n'est done pas structure comme une langue. Selon Lyotard, la notionn freudienne de Rücksicht auf Darstettbarkeit surtout prévient tout effort de reductionn de l'inconscient, du désir, aux structures langagières, et ainsi une telle

38«« [Es ist eine Philosophic] von der Untersuchung der Vermogen der menschlichen Vernunft (in welcherr Absicht es auch sei) Eroberung zu machen anföngt, und nicht so ins Blaue hinein vemünftelt, wennn von Philosophen die Rede ist, die ihre Belege in keiner möglichen Erfahrung haben können » (Immanuell Kant Verkündigung des nahen Abschlusses eines Traktats zum ewigen Frieden in der PhilosophiePhilosophie (in: Werke, band 5,ed. Weischedel). Darmstadt: WBG, 1983 (1796), p. 408). 399 Pour cette 'derivation' voir par exemple Ie lexique de Fages: « Désir- Selon Freud: mouvementt de 1'appareil psychique pour la perception de 1'agréable et du désagréable; selon Lacann : poussée visant a colmater la faill e ouverte par Ie manque-a-être. Demande - Transcription duu désir au plan du langage. Besoin - Transcription dans 1'organisme du manque-a-être » (Fages ComprendreComprendre Lacan, pp. 117-118). Cette approcbe commence par la fin, c'est-a-dire par la notion philosophiquee du manque-a-être et done par Ie désir. Une approche 'naturaliste' commence a I'autr ee bout, par Ie besoin physique.

57 7

Page 64: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

reductionn de la reference figurale a la signification. Dans Ie rêve aussi, il est affaire dee 'profondeur' et non seulement d'un réseau structural.

Nouss pensons qu'i l est legitime d'étendre la critiqu e de Lyotard de ce qu'i l consider©© comme Ie réductionnisme de Lacan, a la première critique. Discours, figurefigure se lit done comme un livr e qui approfondit la problématique critiqu e de Kant.. Le livr e rouvre la plaie de 1'hétérogénéité que Kant croyait fermée et soignée parr son schematisme. Si * schema' est le nom du pansement, 'figure-matrice' est celuii de la plaie. La plaie, e'est encore la marque d'un manque, mais la 'figure-matrice',, source d'une presence infini e qui lie discours et figure, est celle d'une abondance. .

Danss son Economie libidinale (1974), e'est une conception purement énergétique duu désir qui est opposée a la conception privativ e lacanienne. On ne peut parler du désirr que si Pon parle d'abord de la pulsion psychique (Trieb).41 La question désirologiquee est de savoir si la pulsion a oui ou non sa propre teleologie. Selon la definitionn qu'en donnent Laplanche et Pontalis, definition, a leurs yeux en accord avecc le texte freudien, la pulsion est un « processus dynamique consistant dans une pousséee (charge énergétique, facteur de motricité) qui fait tendre Forganisme vers unn but. »42 Dans la conception freudienne, la pulsion psychique est une 'excitation' intérieuree qui pousse 1'organisme a accomplir certaines actions dans le but de se déchargerr de la tension ainsi créée.

Lyotardd se base surtout sur Ia lecture de Jenseits des Lustprinzips, oü Freudd différencie les pulsions de mort de pulsions de vie qui paradoxalement s'entremêlentt dans 1'inconscient comme deux modes d'une même quantité d'énergie.433 Ironiquement - a 1'époque 1'ironie fait partie de la 'methode' expliquéee dans le texte 'Retorsion en théopolitique' (RP, 68-69) - Lyotard empruntee a Lacan la métaphore de la bande de Mcebius, qu'i l appelle la peau libidinale.. Cette peau est en effet le terme qui désigne le désir libidinal comme

400 Nous allons montrer, ici chapitre 3, que Lyotard, è 1'époque, a mépris 1'adage de Lacan comme unee identification exclusive de 1'inconscient avec la langue. 411 En effet, c'est précisément en ceci que Lyotard retombe, dans le jugement de Lacan, dans une conceptionn naïve de la psychanalyse. En prenant la langue comme le cadre de ses analyses, Lacan s'estt distancié de la tendance qui se trouve chez Freud, de considérer les pulsions comme des représentantss psychiques d'excitations biologiques. Les notions besoin, demande, désir sont a comprendree comme « la critique Lacanienne de l'empirisme » {Juranville Lacan et la philosophic 19%,, pp. 89 ff). Le problème principal de Lacan avec le concept freudien de pulsion est qu'il donnèè occasion a la notion d'un affect inconscient. (Comme le plaisir, 1'angoisse, et la culpabilité.)) Ces affects ne peuvent être que conscients puisqu'ils donnent des informations au sujett concernant son propre état. Il est done erroné de vouloir défendre la contradictio in terminis dee 1'affect inconscient. Pour Lacan, il n'y a pas quelque chose comme la pulsion sexuelle. « Lacann veut couper la pulsion du corporel, et se débarrasser de 1'affect, témoin de eet ancrage de la pulsionn dans le corps. [...] Exeunt la libido et les pulsions libidinales. Comme le symbolique, le désirr sexuel vient au sujet depuis le dehors » (Diatkine, 1997,43-45). 422 Laplanche et Pontalis Vocabulaire, p. 359. 433 Sigmund Freud 'Jenseits des Lustprinzips', in: idem Das Ich und das Es. Metapsychologische Schriften.Schriften. Frankfurt am Main : Fischer, 1994 (1992), pp. 191-249.

58 8

Page 65: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

puree énergie ou force, par rapport a laquelle tout effort structurant, tout 'dispositif, n'estt que secondaire. Or, dans ce cadre, !e désir de la vérité n'est pas que Peffet libidinal.. La quête métaphysique ontologique est un effort de maitriser le chaos énergétiquee dans un dispositif secondaire. Par contre, Vanamnese de Pontologie mènee a 1'ambiguïté libidinale, a 1'oscillation entre les principes d'éros et de thanatos,thanatos, par rapport a laquelle tout « dispositif » inventé est provisoire, fragile et assujettii aux coups impossibles a anticiper.44

C'estt ainsi que, dans Economie libidinale, la figure-matrice, encore considéréee négativement du point de vue de la raison dans Discours, figure, s'articulee d'une maniere affirmative: désir de la pure presence de Fêtre sans inventionss de dispositifs pour le saisir. L'ouvrage termine sur Pexclamation affirmativee triomphale « nous n'inventons rien, 9a y est, oui, oui, oui, oui ». (EL, 311)) Mais malgré tout, cette affirmativité nue, étant appelée une « recherche de Pimpouvoirr » (EL, 302), est encore 'colorée' par 1'absence. La désirologie libidinalee se caractérise peut-être plus que toute autre désirologie par 1'impuissance:: la recherche ne vise aucun résultat, elle vise une sorte de kénosis, 1'ouverturee du sujet a 1'inattendu.

Nee cherchez-\ous done pas, cependant ? nous direz-vous. - Oui, oui. Mais laa recherche est dans le discours théorique comme le suspens et report a pluss tard de sa cloture;[...] un discours de dissimulation [c'est-a-dire de la libidinalitéé dans 1'ordre représentationnel] chercherait tout autre chose : [...]] des singularités. Pas des 'innovations' (deductibles d'un corps d'axiomes),, mais des choses inouïes. Ce discours chercherait sa folie, dans laa sagesse de la recherche (EL, 303).

Lee langage figuratif utilise par Lyotard a la fin d'Economie libidinale semble affirmerr notre 'trou de trop\« Luttons contre la terreur blanche de la vérité, nous y lisons,, par et pour la cruauté rouge des singularités » (EL, 287). Le 'trou' et le 'trop'' se rapportent 1'un a 1'autre comme la plaie (trauma) et le sang. On pense égalementt au « plasma », la métaphore qu' introduit Lyotard dans Grundlagenkrise pourr remplacer le schema kan tien.

Mann könnte sich [die reflexive Kraft] als ein gestaltbildendes Plasma vorstellen.. Das, was dort am Werke ist, ist in der Tat weder ein legein ( es vollziehtt sich nicht auf logische Weise) noch ein prattein (es erschöpft sichh nicht in einer intersubjektiven Pragmatik), sondern ein plattein oder

444 En effet, cette approche est une sorte de physique générale du psychique, qui est, pour cette raison,, selon 1'autocritique de Lyotard un discours métaphysique: « Tout discours de physique généralee est un discours de métaphysique, comme on le sait depuis Aristote et Leibniz » (L'Inh, 13).. Le róle de dieu comme tout-savant et garantie de 1'ordre de 1'être est nommé par la science laïcicéee « énergie » (ibid. 50).

59 9

Page 66: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

plassemplassemyy was im Lateinischen mit fingere (was mich übrigens zu dem Ausdrückfiguredd inspiriert hat) übersetzt und verzerrt wird (Grund, 22).

Lee figural ou la 'figure-matrice' sont des noms propres è 1'origine incontoumable dee la structure transcendantale, désignant le croisement entre deux versants de 1'hétérogénéité.. Il s désignent le point d'ou les structures et les figures s'engendrent,, source de creation mais également source d'instabilit é et d'obstructionn (nous allons élaborer cette these ci-dessous, surtout dans les chapitress 3 et 12).

LephrastiqueLephrastique et la reflexion du trou

Danss le texte rétrospectif Périgrinations, Lyotard jugeait la pensee libidinal ee comme une erreur naturaliste et hystérique (Pér, 34-36). La condition postmodernepostmoderne et surtout Le Différend seraient, par leur approche respectivement 'pragmatique'' et 'phrastique', une correction a cette métaphysique freudienne des annéess soixante-dix. On a voulu caractériser la recherche dans Le Différend commee une recherche transcendantale. Son questionnement ne concerne néanmoinss pas la condition rationnelle de 1'expérience épistémique ou de la volontéé libre, il est 'postmoderne' dans le sens qu'i l cherche plutdt le fond de la possibilitéé du questionnement philosophique comme tel. Or ces conditions 'fondamentales'' sont a trouver dans le fait que chaque phrase attend dans 1'incertitud ee son enchainement, même les phrases qui ont, comme méta-phrases, la pretentionn de determiner les conditions du savoir. Ce qui revient a dire que le 'méta'' est inséré dans la temporalité, et tombe ainsi sous ses restrictions.

Ironiquementt et non sans raison, Lyotard revient dans Le Différend sur ce dontt il avait accuse Lacan. En effet, 1'absence du Grand Signifiant dans la pensee dee Lacan indique Pimpossibilité de clóturer Tenchamement des signifiants. Le refoulementrefoulement originaire, le moment inchoatif de la chaïne (chaine métaphorique puisqu'ill est affaire du remplacement et du refoulement), genere une série (métonymique)) indéfinie et interminable.45 Mi s a part le fait que cette série se placee au niveau du signe et que celle de Lyotard le fasse au niveau des phrases, et

455 Lacan parte ici du « trou du réel », corollaire de 1'inaccessibilité du Grand Signifiant Le désir pur estt le désir d'un objet absolu et pour cela introuvable. Dans la demande, le sujet suppose par contre raccessibilitéé de eet objet et c'est pour cela que la demande presuppose une foi (et cela par analogie auu besoin oü 1'objet sansfaisant est accessible). Or le problème du désir pur est done que Ie savoir de sonn impossibilité d'assouvissement implique la fin du désir. Si 1'on savait que ce qu'on désire est en faitt un « rien » - puisque 1'introuvable est le rien -, le désir s'arrêterait (Mikkel Borch-Jakobson, Lacan.Lacan. U Maitre absolu. Paris: Flammarion, 1995 (1990), p. 270; Philippe Van Haute, 1989, p. 142). C'estt ainsi que le sujet avance le phantasme d'un objet qu'il dote du pouvoir de remplir son désir. La relationn è eet« objet petit a » est ambigue. D'une part c'est Pobjet dont je crois qu'il est trouvable, d'autree part c'est 1'objet dont je sais qu'il ne correspondra jamais è un objet concret quelconque dans laréalité. .

60 0

Page 67: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

quee Lyotard determine le terme phrase d'une maniere tres générale (le silence et Ie sentimentt eux aussi sont des phrases), il y a une forte analogie entre les deux. Sauf, bienn sür, si les differences qu'on vient de nommer résultent dans de grandes differences.. Le 'trop ' insaisissable de 1'énergétique libidinal e est remplacé par le 'trop '' interminable de la totalité des phrases - comparable è ce que Lacan appelle 'lalangue'' -, dans laquelle chacun de nous est né et dans laquelle il sera destine a trouverr des enchaïnements.

Enn plus, sans pouvoir élaborer une telle lecture a sa profondeur, Le DifférendDifférend montre en même temps une continuité avec la pensee libidinale. Pour lee dire dans une formule: Lacan et Deleuze s'y rencontrent.47 Les exclamations affirmativess « ca y est » et « 9a arrive », on les y retrouve sur un mode transformé.. La perspective radicale affirmativ e est abandonnée. L'affirmatio n a cédéé la place a la question. La libido est couverte par la phrase, mais cela n'empêchee pas son effectivité. La continuité entre le libidinal et le phrastique, on pourrai tt la détecter dans la maniere dont 1'auteur trait e de Kant.

Toutee phrase est analogue, selon Lyotard, a ce qui est désigné par Kant commee la faculté. Aussi le rapport entre les différentes facultés se retrouve-t-il danss le rapport entre les phrases, comme rapport heterogene. Les phrases sont différentess en étant des « régimes » (le Sprachspiel dans le vocabulaire de Wittgenstein,, rejeté par Lyotard pour être trop anthropologique). Le seul point sur lequell 1'analyse 'phrastique' s'éloigne radicalement de Kant, est sur la presuppositionn de 1'unité de la raison transcendantale (de 1'aperception), qui servait aa Kant de fondement garantissant la possibilité de synthese. Le sujet transcendantal n'existee pas hors du temps pour porter les facultés. En effet, les phrases s'enchaïnentt au fil du temps. Et c'est dans cette temporalisation des facultés (qui faitt suite au deuxième Wittgenstein) qu'on reconnait aisément la trouvaill e de « 'impouvoirr » de Economie libidinale : une phrase ne recoit sa signification qu'è partirr de la phrase qui la suit. La signification n'est done pas donnée avec la phrase,, mais elle lui est attribuée après coup. En regard de ce 'retardement', chaquee phrase implique la suspension de sa propre cloture. La phrase est ouverte a unn avenir incertain, et e'est pour cela que chacune comporte une question, la

466 Lyotard a lui-même indiqué la continuité qu'i l y aurait entre Discours, figure et Le Différend ('Interview ** avec G. van den Abbeele, in : Diacritics (vol. 14, no 3) , Baltimore : The Johns Hopkinss Univesity Press, Fall 1984, p. 17). Il indique également d'avoir repris la lecture de Kant, notammentt de la deuxième critiqu e et de la dialectique, a 1'occasion de la question que Jean-Loup Thébaudd (AJ) lui avait posee concemant la possibilité de Péthique et de la politique dans la penseee paTenne (libidinale). Lyotard explique d'avoir découvert « daB das reflektierende Urteil dass eigentlich Wichtige ist. Also habe ich die dritt e Kritik , die Analytik des Schonen, aufmerksam gelesen,, die immerhin eine alte Leidenschaft von mir war und eigentlich schon in Discours, figure vorkommenn sollte » ('Die Erhabenheit ist das Unkonsumierbare' (Christine Pries, 6-5-1988) in : KunstforumKunstforum International. Köln, 1989, p.354). 477 Même si Lyotard avere que Deleuze était farouchement anti-lacannien: « II ignore la transcendance,, la loi, le Nom du pere, la manque et la peur de manquer. Ne supporte pas Lacan. Misee tout, le joueur, sur Fimmanence et sur F affirmatio n »(MPhil., 195).

61 1

Page 68: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

questionn « arrive-t-i l ? ». Chaque enchainement est, en principe, un 'evenement' quii est entouré d' incertitude. La phrase qui fera la transition signifiante arrivera-t -elle? ?

LaLa phrase-affect: ce qui manque est trop

Laa continuité, peut-être cachée, entre la perspective Hbidinale et la perspective phrastique,, est 1'enjeu pour penser 1'impensable du «trou comme trop », et cette continuitéé devient Ie centre de preoccupation du Lyotard de la troisième période. Onn pourrait la caractériser comme quête de la presence absolue et, par conséquent, commee anamnésique. Nous assumons ce point de vue désirologique. C'est pour cettee raison que nous pouvons passer rapidement ici sur son exposition (cf. ci-dessouss les chapitres 1 - anamnese -, 5 - presence -, 13 - phrase-affect -, et passim).passim). La continuité et Ie paradoxe (trou et trop), Lyotard les formule a sa manieree dans un entretien avec Christiane Pries. Son intérêt pour Fabsolu date déja duu début des années 80, quand il commence a relir e Kant et a s'intéresser a la problématiquee du sublime. Se declarant fidele aux intentions de 1'auteur, Lyotard expliquee que Kant lui-même trait e du sublime comme de quelque chose qui se 'manifeste'' quand les syntheses de rexpérience (apprehension, reproduction et recognition)) n'arriven t plus a maintenir YEmpfindung dans ses bornes et qui provoquee des trous dans la réalité. Dans un interview Lyotard explique:

Dass Erhabene ist also eine Art Loch [nous soulignons], eine Bresche im Gegebenenn selbst.

L'expériencee de cette ouverture {Loch) et du désordre qui en résulte est celle de 1'angoisse,, de Unlust. C'est dans ce déplaisir que la raison produit 1'idée d'une presencee adequate a ce trop dont l'expérience du sublime témoigne. Et Lyotard de continuer: :

Diesee [Vernunftidee] erlaubt zwar nicht, das Loch zu überwinden, aber sie kommtt sozusagen aus der Lichtung diese Lochs hervor. Jedenfalls kommt ess zu einer Art 'Quasi' - [Kant] benutzt sogar den Ausdruck 'Quasi-Darstellung'' - von etwas, was qua Hypothese nicht darstellbar, namlich Gegenstandd einer Vernunftidee ist. Auch in diesem Punkt meine ich, Kant vollkommenn getreu zu sein, wenn ich sage, daB es eine Art Prasenz gibt, diee eben gerade nicht durch die Darstellung entsteht.

488 'Die Erhabenheit ist das Unkonsumierbare', p. 355. Rodolphe Gasché élabore la continuité entree la philosophic de phrases et Ie sublime dans Ie précité 'The Sublime, Ontologically Speaking'.. Ce qu'il reconnait dans Ie sublime, nous Ie voyons déja è 1'ceuvre dans la pensee Hbidinalee dont nous soulignons également Ia pretention ontologique.

62 2

Page 69: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Presencee d'avant la presentation, voici Ia formule qui exprime peut-être le mieux cee qui joue dans la 'trouvaille* : avant la presentation, done 'absence' et 'manque', ett tout de même presence, done 'trop' . Le trop de la presence est detectable dans la formee d'un trou dans la presentation. L'absolu' se signale dans VUnvermogen (impouvoir)) de la synthese. Si la désirologie critiqu e compte avec les pouvoirs (les facultés),, la quête lyotardienne compte avec « 1'impouvoir ».

Cee qui rend possible, fait également obstruction a la dialectique 'chercher-trouver'' sur laquelle la métaphysique dogmatique a investi son espoir. C'est une 'presence'' nue et positive qui est présupposée a toute trouvaill e de la vérité et quii - en tant que pulsion de mort ou autrement - menace la certitude et la fiabilitéfiabilité de 1'ordre de la presentation et de la representation. Ainsi on peut dire, paradoxalement,, que ce que trouve Lyotard est ce qui bloque la trouvaill e entenduee comme invention ou découverte. Rechercher serait alors 'trouver la mort' ,, comparable a 1'orgasme, que Freud désigne comme une 'petite mort' qui estt également la condition de la naissance. Eros et thanatos vont de pair, dans unee imbrication complexe qui se 'trouve' la ou Kant ne le pensait pas : avant la formalit éé structurante de 1'imagination intuitiv e et de Pentendement. Cette 'trouvaille '' touche a ce que Kant semble vouloir refouler sous des déguisements terminologiquess comme Ding an sich ou Idee. Comme dans tout refoulement, il yy a, dans la reflexion postmoderne, un retour inevitable du refoulé. C'est ce modèlee freudien dont se sert la désirologie de Lyotard : quelque chose precede 1'ordree de la representation.

** * *

63 3

Page 70: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

64 4

Page 71: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Premièree part ie

Anamnesee de la trouvaill e

Page 72: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

66 6

Page 73: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Chapitree 1

L'anamnèse e

TransformationTransformation de la recherche philosophique

Danss Ie Ménon, Platon critiqu e Faporie sophistique selon laquelle on ne peut rechercherr ce que Ton ne connait pas, autrement dit que toute recherche est vainee puisqu'elle suppose ce dont elle est en quête. Il serait interessant d'analyserr comment Platon répond a ce sophisme non pas par une refutation, maiss par une affirmatio n métaphysique. Pour qu'une trouvaill e soit possible, ellee doit être reconnue - et done trouvée a 1'avance - par Ie chercheur: Ia trouvaill ee precede la recherche, ce qui invite Platon a défendre la cause idéaliste:: zètein kai memtanein anamnesis holon estin, chercher et apprendre correspondentt a mémoriser.1 L'homme sait toujours plus qu'i l ne pense. L'expériencee érotique en est la preuve: Péros est insatiable mais cela n'empêchee nullement de savoir la défïcience de ce qui se présente au désir dans cettee experience, un savoir qui renvoie a un pré-savoir de Pabsolument desirable,, des images originaires qui reste a découvrir.2 Il est connu que, pour Kant,, cette hypothese métaphysique basée sur VErinnerung die Philosophic heifitheifit est è rejeter (cf. KRV, A313, 349). Kant remplace Fanamnèse platoniciennee par une 'theorie' relevant de Finvention et de la creation, sans d'ailleur ss prendre en compte la consequence de la contingence de cette spontanéité. .

C'estt seulement dans la philosophie du désir comme force que cette consequencee peut être tirée. Elle implique la réintroduction du concept anamneseanamnese sous une forme transformée. La spontanéité kantienne oblitérait VanamneseVanamnese platonicienne ; F'anamnese freudienne de la trouvaill e aura pour but dee *rouvrir ' ce refoulement. Il s'agit d'un mouvement dans la reflexion, développéé par Lyotard parallèlement è la methode psychanalytique recommandéee par Freud, qui approche la philosophie de Part. Selon Lyotard, Partt est désir de la presence inaccessible. Nous allons voir premièrement que 1'anamnesee implique la trouvaill e d'une vérité qui échappe a la découverte et a

11 Platon Ménon, in : Werke in acht Bonden (Griechisch undDeutsch; Band 2). Darmstadt: WBG, 19900 (1977), pp. 540-541 (81 d). 22 L'argument sur Ie pré-savoir est donné dans Ie Phaidon, : Werke in acht Banden (Griechisch undDeutsch;undDeutsch; Band3). Darmstadt: WBG, 1990 (1977), pp. 56-59 (74d-e).

67 7

Page 74: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

1'inventionn a la fois. Ensuite il sera expliqué comment 1'anamnese est différente dee la simple mise en mémoire.

CreationCreation ou Ia vérité en acte

Commee Tart dans la description de Valéry, la philosophie étant « oeuvre de 1'espritt [qui] n'existe qu'eM acte », n'existe que dans la situation ou elle donne a penser,, comme 1'ceuvre picturale donne a voir (LE, 109-126).3 La philosophie, mêmee celle qui pretend a la découverte de la vérité, reste une affaire de trouvaille,, prise selon notre signification. La philosophie est creation et inventionn de cadres, de concepts, d'idées. Si la vérité est de passage et si elle est,, en ce sens, infinie, il faut, comme le disent Deleuze et Guattari, Pinventer inlassablementt dans le fini, 'créer' pour 1'attraper sur le vif.4 Créer, a prendre dèss lors selon Pétymologie qui 1'associe a crescere, croïtre, plutöt qu'a Pautonomiee productrice d'un auteur. L'infinit é de la vérité implique qu'elle n'estt pas finie, pas morte done.

Laa vérité est vivante dans son infinite, mais sa vie est tout autre que cellee qui se produit dans le temps bien réglé thématisé par Kant. Passons sur la discussionn métaphysique et classique de 1'imbrication de 1'infini sur le fini, pour noterr tout simplement que si Pinfinité n'a pas de fin, pas de temporalité successive,, et si, tout de même, elle est a penser dans le temps, on a a faire avec unn autre temps. C'est, par exemple - mais est-ce qu'il y a un autre exemple ? -lee temps événementiel d'avant 1'ordre intuitif kantien, 'evenement' étant le mot pourr ce qui ne produit pas et qui ne peut done pas se présenter dans le cadre de laa temporalité. Pour attraper eet événementiel, il faut inventer, e'est-a-dire créer danss le 'sans ordre', dans le chaos, une pensee (artistique, scientifique ou philosophique),, tracer un plan et ériger une oeuvre. « Peut-être, se demandent Deleuzee et Guattari, est-ce le propre de Part, de passer par le fini pour retrouver,, redonner 1'infini. »5 L'infini du chaos doit se traduire d'une maniere défectueusee dans Pceuvre (artistique ou philosophique, peu importe pour Lyotard).66 La vérité reste toujours encore a découvrir, puisque e'est 1'invention

33 Paul Valéry 'Première lecon du cours de poétique' (1937) in : Oeuvres (tome 1 Pléiade). Paris: Gallimard,, 1957, p. 1349. L'influence de Valéry sur la pensee lyotardienne, nous 1'avons étudiée danss notre 'En .„ werkt 't ? Lyotardd en Valéry over de kunst van het denken', in: De passie van dede aanraking. Over de esthetica van Jean-Francois Lyotard. Budel: Damon, 2000, pp. 133-149. 44 Gilles Deleuze et Felix Guattari, Qu'est-ce-que la philosophie ? Paris: Les Editions de Minuit, 1991. . 55Ibid,p.Ibid,p. 186. . 66 En cela, il est moins determine que son ami Deleuze qui distingue nettement trois rapports a l'infini ,, différents pour les trois manières de penser. « La philosophie veut sauver 1'infini en lui donnan'tt de laconsistance [...]. La science au contraire renonce a Pinfini pour gagner la reference [...].. L'art veut créer du fini qui redonne l'infini [...]. » (Deleuze et Guattari, o.c, p. 186) Ainsi

68 8

Page 75: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

ouu la creation dans laquelle elle se traduit qui la trahit inévitablement. Son inventionn fait obstruction a sa découverte.

Maiss n'est-ce pas tout cela, faire trop confiance a la tradition métaphysique,, qui pose et suppose la vérité dans son infinite ? N'est-ce pas dès lorss malicieusement que nous avons introduit Deleuze et Quattari qui pensent précisémentt Ie contraire? Ils ont en effet échangé Ia métaphysique transcendantee par Pimmanence, par la matérialité et Ie désir. C'est vrai. Il nous fautt encore 'discerner' cette troisième maniere de 'trouver' : si la découverte dépendd de Pinvention dans laquelle elle se peut faire, c'est la trouvaille qui est laa condition de Pinvention.

L'affairee et notre 'suggestion' de la trouvaille sans doute 'inventive' et provisoire,, sont pertinentes pour notre lecture de Lyotard et de Kant. La philosophiee est Peffort de trouver des mots pour (re)trouver une chose qui Pa faitt chercher, inventer et découvrir. « Une pensee qui pense a toujours rapport a cee qu'elle ne sait pas penser, écrit Lyotard dans Partiele Francois Chdtelet, une philosophiephilosophie en acte.

Encoree doit-elle ne pas s'en tenir k ce qu'elle 'sait' ne pas savoir penser, disonss : k ce qui lui fait problème. Car il y a 1'autre chose : ce qu'elle 'nee sait pas' qu'elle ne sait pas penser, que j'appellerai après bien d'autress : la chose (MPhil, 179).

Ill faut, selon la citation, discerner deux modes de penser. L'un est la pensee problématisante,, pensee de la question 'comment penser ceci ou cela ?' Elle donnee occasion a la creation de concepts et de mots. « Pour résoudre un problème,, il ne faut pas moins qu'inventer un concept, Ie créer, disait effrontémentt Deleuze, créer un mot, avec les régies de ses rapports a d'autres mots,, c'est-a-dire inventer de la langue, un petit bout de langue, un idiome . . .» (MPhil,, 180). Mais, encore selon la même citation, sur Pautre bord du dynamismee créatif, il y la pensee qui obéit a ce qu'elle tient de la 'chose'. Il faut enchatnerr même en manque de vocabulaire, il faut enchaïner et done, quand les phrasess manquent pour Penchainement, inventer de nouvel idiome. « Alors, les humainss qui croyaient se servir du langage comme d'un instrument de communicationn apprennent par Ie sentiment de peine qui accompagne Ie silence (ett de plaisir qui accompagne Pinvention d'un nouvel idiome), qu'ils sont requiss par Ie langage, et cela non pas pour accroitre a leur benefice la quantité dess informations communicables dans les idiomes existants, mais pour reconnaitree que ce qu'il y a è phraser excède ce qu'ils peuvent phraser présentement,, et qu'il leur faut permettre 1'institution d'idiomes qui n'existent pass encore. (D, n° 23). C'est la pensee qui, indirectement, se demande: d'oü

peut-HH écrire : « Ie mot du philosophe est une phrase musicale » (MPhil, 181), c'est-a-dire qu'il estt comme un thème dormant occasion a une variation et è F établissement d'une oeuvre. .

69 9

Page 76: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

est-cee que je pense ? D'oü vient Ia recherche, d'oü viennent la découverte et I*inventio nn ?

L'ceuvre,, quelle qu'elle soit - conceptuelle, picturale, musicale -, puise sonn énergie d'une source inconnue, appelée 'chose'.

Quii pousse a inventer Ie reel, a Assurer Ie donné ? Non pas Ie concept, maiss è cöté de lui, la force inconnue de la chose, toujours alliée è la désappropriation.. La conception s'entend dire sans cesse : tu n'as encoree rien compris, nomme a nouveau. Et la raison s'efforce de se faire Pamiee de 1'événement, qui dement son assurance MPhil , 189).

Quee peut-on dire de cette 'chose-source' ? La 'chose' innommable ne se pose pass comme problème a résoudre mais comme ce qui est la 'source' dynamique quii precede Ie problème et la recherche. « Nous philosophes, prenons Ie parti , avonss Ie parti pris, de baptiser la chose. Et ce faisant, de la transformer en problèmee » (MPhil , 183).7 C'est un effort courageux, mais destine a la faillite . Laa 'chose' est ce qui se retir e a la problématisation, puis qu'elle est ce qui 1'incite.8 8

Quii peut dire que Ie nom ['chose' ou 'libidinal ' ou 'difference' ou 'phrase-affect'' pour Lyotard] est Ie bon ? Celui que nous portons, vous ett moi, Ie nom dit propre, nous essayons du moins de Ie mériter, et il arriv ee qu'i l devienne Ie, a force. Mais la chose que nous baptisons n'essaiee rien, ne se soucie de mériter rien, reste a 1'écart des noms qu'on luii prête. [Le] désordre, [la] méprise, c'est a quoi précisément la chose faitt sentir sa presence; C'est-a-dire sa dérobade. Vous croyez 1'avoir identifiée,, nommée, posée devant vous comme un problème qui demandee un projet, un programme. Mais elle n'a rien a faire de vos pro-,, de vos professions, elle résiste de fait a la symbolique et a la problématiquee (MPhil , 183-184).

77 Lyotard discute ce que Chfitelet nommait 'histoire' ou 'libido' (MPhil, 183, 189). La question vautt également pour Lyotard hri-même: quelle est la légitimité du nom 'chose* ? Pourquoi la chosee est-elle une 'chose', si son trait décisif dans la pensee est précisément qu'elle ne tombe pas souss les conditions de la 'chosification' ? Pareille critique, articulée après Ia mort de Kant, a été formuléee par Schelling et Schopenhauer è 1'adresse de Ia Ding an sich: si la chose en soi est d'avantt la chose phénoménale, comment savoir si elle est, de quel droit mérite-t-elle le nom 'chose'' ? 88 Lyotard s'oppose done a ce qui chez Kant est le problème posé par le nouménal et par le Ding anan sich. « Ich nenne einen Begriff problematisch, der keinen Widerspruch enthalt, der auch als einee Begrenzung gegebener Begriffe mit anderen Erkenntnissen zusammenhangt, dessen objektivee Realitat aber auf keine Weise erkannt werden kann » (KRV A254, 304). L'extériorité problématiquee de la chose en soi a, pour Kant, Ia fonction de delimiter le domaine de 1'expérience.. La 'chose' (ou presence) lyotardienne ne se démarque pas; elle travaille, par le biais dee 1'affect et comme ex nihilo, 1'ordre de la representation dans son intérieur, ainsi le déstabilisant. .

70 0

Page 77: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Onn ne peut penser en dehors de la dette et du deuil de cette 'chose': toujours manquée,, elle ne cesse pas de hanter la raison.

«« Je 1'appellerai après bien d'autres: la chose », écrivait Lyotard (MPhil ,, 197). Ces autres sont par exemple - on a déjè dit dans 1'introduction -Kant,, notamment son Ding an sich, et Lacan, qui Pécrit avec majuscule puis quee la question de Ma Chose' est capitale pour lui et qu'i l veut la distinguer dans saa fonction propre des autres choses. La 'chose' et 'la Chose' different en ceci, quee cette derniere presuppose tout 1'appareil psychanalytique (et post-structuraliste)) de Lacan. 'L a Chose' fait partie de Ia theorie, comme étant dans sonn état manquant ce qui érige et oriente le désir. Elle y fait trou, elle est Ie nom dee ce trou, défectueusement rempli par Pobjet petit a. Nous allons montrer, ici chapitree 3, qu'en ceci Lyotard et Lacan sont parfaitement d'accord. Mais a la differencee du dernier et en accord avec Deleuze et Guattari , Lyotard conteste la neutralitéé de la theorie elle-même. La theorie est a considérer comme une inventionn qui facilit e des découvertes psychanalytiques, elle n'est pas exempte dee la chose (ou de 'la Chose'). Or en stipulant que la chose est 'L a Chose', Lacann risque d'oblitérer 1'appartenance de la theorie stipulante a la sphere de la 'chose',, risque de perdre de vu Tinvagination' de Torigine' dans ce dont elle estt origine.

UrverdrSngungg et affect inconscient

Pourr Lyotard, la chose est tout d'abord ce qui fait evenement dans le temps, sanss y paraïtre et sans se soumettre a ses exigences. Singularité sans contexte, forcee de presence sans permanence mais aussi sans place déterminée dans la successionn temporelle. La chose événementielle est vérité événementielle, toujourss manquée et en ce sens infiniment cherchée. Nous 1'appelons 'trouvaille' ,, puisqu'elle est affaire d'un 'choc' d'une rencontre avec une chose quii ne se laisse pas identifier . Or ce 'choc', cette chose, comment peuvent-ils êtree pensés, si ils se trouvent 'avant' toute pensabilité ?

C'estt dans Heidegger et les 'juifs' que Lyotard explique a sa maniere raffair ee de l'anamnèse dans le cadre de la theorie freudienne de VV Urverdrangung (HJ, 28). Le theme est recurrent chez Lyotard.9 Pour Freud, il s'agitt de la question de savoir comment la sexualité s'installe dans le développementt psychique de Penfant et, conséquemment, comment cette instaurationn peut mener a des complexes névrotiques et autres. Les premières reflexionss de Freud prenaient pour hypothese la seduction de Penfant immature

99 'Fiscours, digure, 1'utopie du fantasme* (DF, 327-354) ; 'OEdipe jui f ( DMF, 183-200), 'Voix ' (LE,, 129-153), 'Emma* (MPhil. , 55-96). Cf. Anne Tomichc 'Rephrasing the Freudian Unconsciouss : Lyotard' s Affect-Phrase. Reviewing Lyotard' s 'Emma', Heidegger and 'the Jews', TheThe Inhuman, Lectures d'Enfance', in : Diacritics (Vol 24 n° 1). Spring 1994, pp. 43-62.

71 1

Page 78: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

parr Fadulte, hypothese qui devrait clarifier la névrose et Ie pouvoir du transfert thérapeutique.. Plus tard, Freud quitte ce modèle lineaire, selon lequel un evenementt historiquement determinable serait la cause des frustrations psychiques.. Le récit du patient est une reconstruction de son histoire, qui a pour butt de la rendre signifiante pour ainsi tenir a Pécart les troubles menacant 1'ordree psychique. Apparemment, selon Freud, il existe un rapport au passé qui estt autre que simplement historique. La conception économique que Freud donnee de 1'appareil psychique depart de la supposition de Pexistence de forces psychiquess excitant le désordre et pour cette raison provoquant tout un mécanismee de defense. Le système psychique tend a garder son réservoir énergétiquee dans un état stable par ce mécanisme de ' pare-excitation' {Reizschütz{Reizschütz \ HJ, 20-21). Les symptömes, les elaborations secondaires mais aussii les récits racontés sur le divan en sont des exemples.

Or,, dans sa philosophic, Lyotard generalise cette hypothese. Pare-excitationn est la temporalité en tant que telle, étant condition de tout récit historique.. Les syntheses temporelles de Kant, de Husserl (et d'Augustin) ne sontt que des formations secondaires qui servent a défendre le sujet psychique (ett 1'ordre du discours signifiant) contre le désordre pulsionnel (HJ, 21). La penseee trouverait ainsi en Freud la motivation nécessaire pour rompre avec la philosophiee classique de conscience et de representation, puisque ces dernières nee sont pas des instances fondamentales. Avant la representation, il y a, disons, lee menace du non-représentable, c'est-a-dire de la presence, de « 1'obscène » qui débordee la « mise en scène » (HJ, 36). Lyotard 1'appelle 'absolu', parce que cettee presence sans representation se refuse a la mise en relation. Plus fondamentall que les conditions transcendantales de 1'expérience est ce qui ne peutt jamais être identifié comme fondement, Pabsolu échappant a toute representation. .

Cettee transposition a un niveau métaphysique d'une intuitio n freudienne see voit affirmée dans le paradoxe de ce que Freud appelle « affect inconscient» (HJ,, 30). L'inconscient est, pris au pied de la lettre, vide de representations {qhne{qhne Vorstellungsreprasentanz). L'affect inconscient est alors un affect qui n'estt pas enregistré. Si elle defend le pouvoir psychique de representation commee effet des mécanismes de pare-excitation, dans le cadre d'une économie énergétique,, 1'hypothese freudienne doit tout de même introduir e ce paradoxe. Ill est question de V Urverdrangung, expression quelque peu mal formée vu que toutt refoulement exige auparavant la mise en conscience, tandis que le refoulementt originair e serait 1'obliteration de ce qui n'a pas été et ne peut être conscient.. 11 faudrait penser 1'événement de V Urverdrangung en dehors de la temporalité,, un evenement in-événementiel done, comme étant la presence de ce quii est 'trop ' pour être enregistré par les facultés esthétiques. Un evenement anesthétiquee done (HJ, 15). L'affect inconscient est affect en ce qu'i l s'agit d'un effett énergétique sur 1'appareil psychique (et dans eet appareil: le travail de

72 2

Page 79: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

pare-excitationn fonctionnant aussi è 1'intérieur du système), il est inconscient parcee que eet efTet est comme un 'choc' trop fort pour être inscrit au moment de sonn evenement.

Nee devons-nous pas nous taire sur ce paradoxe dont on ne peut parier ? Non,, Paffect inconscient se fait remarquer selon Ie principe de la NachtröglichkeitNachtröglichkeit (HJ, 33-34). Il est d'abord - mais Pexpression est temporelle ett done illégitime - un 'choc sans affect', Ie 'trop ' de 1' Urverdrangung. Il est 'ensuite'' un affect sans choc, un affect anïvant après coup dans un sentiment -c'est-a-diree un evenement corporel - soudain et inexplicable, un sentiment symptomatiquee dont on ne sait pas d'oü il vient, effet sans cause, sans quid, n'indiquantt qu'un choc, un quod, hors enregistrement

C'estt ainsi que Lyotard, lisant Freud en philosophe, trouve 1'idée métaphysique duu sujet impréparé au choc du 'trop ' de la presence, 1'idée de 1'avant-sujet, de 1'hors-sujett dirai t Levinas, qu'i l appelle 'enfance', in-fans, puisqu'il est dépourvuu de la faculté de representation langagière (et autre). La psychanalyse s'ouvree ainsi a une métaphysique que 1'on peut designer avec Jean-Luc Nancy commee la métaphysique de « Pêtre abandonnée ».10 L'êtr e dont il s'agit, la presencee comme Ie dirai t Lyotard, est extérieur a la representation, il est ek-sistancee (HJ, 39-40) et ex-cédant (HJ, 38). Cette presence ne peut qu'être oubliée,, objet d'une Seinsvergessenheit qui n'est pas celle d'une reflexion défaillantee et malhonnête, mais qui consiste dans 1'oubli de eet oubli de 1'immémoriall (HJ, 15-16). Or avec Ie terme 'juifs' , Lyotard désigne la resistancee contre Poubli de 1'oubli au moyen des strategies de pare-excitation et dee representation (HJ, 14). Il associe l'affect inconscient a la voix que Ie peuple avaitt entendu et qui Fincitait dorénavant a une interpretation des lois dont découlee son éthique. 'Juive' est 1'anamnese, puisque qu'elle un rapport au passé quii vise Pabsolu de Pêtre, sachant que son inachèvement et son inachévabilité sontt constitutifs pour la pensee de 1'esprit (d'cmimus; HJ, 52) et pour ce que Lyotardd appelle 'écriture' (HJ, 63) : anamnese contre Pamnésie.11

NulleNulle chose, a retrouver dans l'anamnese

Auu lieu d'approcher Pinconnue comme un problème, il vaut mieux transformer laa pensee en anamnese, transformation sous la pression de la 'désirologie'. L'anamnesee dans la psychanalyse est une maniere de rechercher la chose passée nonn pas dans Ie but de la retrouver, mais dans Ie but de trouver de Pinattendu.

Jean-Lucc Nancy 'L'être abandonné', in : L'impératif catégorique. Paris : Flammarion, 1983, pp.. 139-153.

111 Ainsi: Jean-Francois L 'Histoire de Ruth. Paris: Le Castor Astral, 1983, p. 35.

73 3

Page 80: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

C'estt le travail nommé Durcharbeittmg, perlaboration.12 Ce n'est pas un effort dee mémoire, de YErinnerung, c'est-a-dire un effort de retrouver ce qui s'est passéé dans 1'histoire. La chose n'est pas localisable dans la temporalité successive.. « Anamnese et histoire gardent toutes deux presents ce qui se fait oublier,, écrit Lyotard dans 'L a peinture, anamnese du visible'. Mais la seconde enn essayant d'etre fidele a ce qui s'est passé, en témoignant; la première en se laissantt guider par 1'inconnu qui advint peut-être, par 1'imprévisible et par I'invisibleI'invisible d'un evenement, par son inénarrable » (MPhil , 100). La pensee dont onn parle est une pensee qui sait se rendre compte du fait qu'elle est principalementt défectueuse, une pensee qui témoigne done, par et dans son apparition,, de son propre caractère inventif et en ce sens créatif ou artistique. Unee telle pensee ferait d'une maniere indirecte 'justice' a la chose.

Lee travail créatif n'advient pas en toute solitude. Il ne relève pas du conceptt de la construction rationnelle, pas seulement de toute facon, mais aussi duu deuil. « Le deuil joint dans le même spasme la mélancolie d'une perte et la jubilatio nn d'inventer des manières inconnues » (MPhil , 113). C'est en ce sens quee la pensee anamnésique doit devenir vieille par 1'expérience de sa défaillance.. « A mesure que la pensee philosophique s'avance a étendre ladite conceptionn jusqu'au contact de ce qu'elle sait ne pas pouvoir penser, a mesure quee la tension s'aggrave entre la raison en peril et les problèmes, la raison se découvree en vieillissant davantage tributair e d'une chose dont elle n'a d'abord pass su qu'elle ne pouvait pas la penser » (MPhil , 187).

Laa pensee devenue vieille, ouverte a sa propre « misère » et « pauvreté »,, c'est elle que la traditio n appelle sagesse, courage socratique de savoir de ne pass savoir. Le vieillissement comme condition de la sagesse, exigée pour rendre tribu tt a la chose ? Lyotard le suggère : « Moi-même ici, comment pourrais-je le dire,, si je n'étais pas vieux ? L'expérience, comme on est suppose en acquérir avecc 1'age, est en vérité la certitude croissante que, quant a la chose, nous n'avonss jamais d'expérience, sinon qu'elle se dérobe. » (MPhil , 187) Mais en fait ,, Page ne peut pas être la condition de la pensee obéissante de la chose. Commee si la chose se tenait a la temporalité !13 La vieillesse dont il s'agit n'est pass celle du sujet pensant, elle est celle de la pensee elle-même. Penser selon 1'anamnèse,, c'est penser a 1'ombre du deuil et de la perte, c'est penser sous la réservee de 1'inaccomplissement. C'est accepter la pensee comme une oeuvre passantee et provisoire. Invention et perte, maintenues liées dans une même oeuvree de pensee.

122 Freud 'Erinnern, Wiederholen und Durcharbeiten' (1914), in : idem Zur Dynamik der Übertragung.Übertragung. Frankfurt am Main : Fischer, 1992 (1943), pp. 85-96. 133 Etrange recours a 1'Sge qui est, dans 1'argumentation de Lyotard, en principe inconsistant: « Tu ass cinq ans, tu as soixante ans, ton age n'a aucune pertinence quant è la chose et a sa 'presence' » (MPhil,, 106).

74 4

Page 81: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

C'estt dans la perspective de la perte, qui est è la fois demi et invention, que nouss voulons employer ici le terme de 'trouvaille' . Trouvaill e done dans un sens retreintt La métaphysique a Pambition de découvrir la vérité. Mais sans concept,, vocabulaire ou cadre, e'est-a-dire sans invention, aucune articulation dee cette découverte ne serait possible et done la découverte ne serait découverte pourr et par personne. L'inventio n peut-elle être considérée comme la réponse a laa découverte ? Non, Pinvention est la condition qui precede la découverte. Ce quii nous induit a inventer relève d'une autre chose. Il faut dire, avec Lyotard, qu'onn « rencontre » cette chose dans Panamnèse. « [La raison] acceuille ce qui estt evenement, invention, aventure, e'est-a-dire rencontre. L'acte philosophique signee la rencontre. » (MPhil , 189) La trouvaill e est Pinvention 'colorée' par la chose,, par la perte done et par le deuil. Elle est en ce sens trou-vaill e : valeur philosophiquee qui reste tout de même ouverte pour la chose perdue en principe, pourr son trou.

III reste ainsi trois expressions liées a la trouvaille: découverte, inventionn et rencontre.14 Trois sortes de 'trouvaille' , dirait-on. Mais, si Pon regardee plus attentivement, il semble que la trouvaill e ne soit ni le premier, ni Pautre.. Elle n'est peut-être même pas la troisième. La trouvaill e est ce qui joue avecc et entre les trois termes. Sur un premier niveau la trouvaill e est cette inventionn qui facilite la mise en cadre du reel, invention de la réalité qui reste ensuitee a découvrir. Une trouvaill e est une découverte qui va de pair avec Pacceptationn immediate de son importance. La trouvaill e fait voir, donne une visionn des choses. Elle est invention qui fait découvrir. Mais la dedans, ou lè dessous,, se trouve Pautre trouvaill e qui est comme Peffet d'une étrange cooperationn de la rencontre et de Pinvention. C'est la trouvaill e qui fait voir qu'i ll y a une 'chose' qui fait voir. Cette trouvaill e est Penjeu de Panamnèse, Ellee est oeuvre puisqu'elle fait oeuvre. Elle est è la fois Peffort de garder la fragilitéfragilité qui touche Pame, la réponse a une demande du cöté de la 'chose' et le témoignagee qui souligne et marque Pimpossibilité de quelconque fixation par conceptualisationn (MPhil , 180).

TrouvailleTrouvaille sans 'T ' : l'anamnese n 'estpas scientifique

Laa trouvaill e que nous visons — par exemple dans la lecture anamnèsique de Poeuvree pré-critiqu e de Kant - n'est done pas historique. L'histoir e est Paffaire dee la mémoire. Trouver dans ce sens, c'est retrouver une chose perdue, ce qui supposee la temporalité successive, suppose les conjonctions de Pavant et de Papres.. La trouvaill e d'une chose perdue exige la reconnaissance de cette chose.

144 Dans le cadre de la langue inventée par Lacan, on pourrait dire que la rencontre joue sur le niveauu du reel, Finvention sur celui de l'imaginair e et la découverte - conditionnée par la regie inventéee au préalable - sur celui du symbolique.

75 5

Page 82: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Ainsii la trouvaill e ne peut pas être scientifique non plus. Elle n'est pas découvertee d'une chose correspondant a une regie ou un paradigme donné è Pavance.. La aussi, la mémoire joue un role décisif. Pour établir la véracité historiquee ou scientifique d'une trouvaille, une procédure bien precise est exigée,, operation d'établissement de la réalité que Lyotard analyse dans Le DifférendDifférend (D, 56-92). Elle exige une phrase descriptive qui met les deux poles dee destinateur et de destinataire sur le même niveau. Une phrase scientifique se caractérisee par le fait que, en principe, destinateur et destinataire puissent changerr de roles, c'est-a-dire qu'elle est 'démocratique' et que sa signification nee dépend pas du rapport d'adresse. Une description est appelée scientifique quandd une communauté de chercheurs a trouvé un consensus sur elle, bien qu'unee telle situation consensuelle reste toujours provisoire et précaire. (Cependantt ce consensus « contra-factuel » a tendance a oblitérer la chose commee instance du 'dissensus', d'un différend inconciliable. D'oü la critiqu e de Lyotardd d'Habermas.15)

Pourr être vraie la trouvaill e historique (a pretention) scientifique tombe sous deuxx 'gestes' phraséologiques.16 D'abord il y a 1'ostentation : « voici le cas trouvéé ». Une telle phrase ostentative fait usage de ce que 1'analyse linguistique appellee des 'déictiques'. L'index, !e déictique, fait se référer la phrase a la chose dontt elle parle, mais qui lui est extérieur. L'ostentation est 1'aspect référentiel presupposee a la trouvaill e historique. C'est Taffair e de la distanciation nécessairee pour que le discours puisse parler de la chose. Ensuite il est

155 Cf. Rudie Visker 'Dissensus Communis. Hoe te zwijgen 'na' Lyotard ?\ in : Tijdschrift voor Filosofie.Filosofie. Leuven: 56ste Jaargang, nr. 1, maart, 1994, pp. 37-67. 166 Lyotard critique la conception naïve de rhistoricité scientifique : « [Le referent] n'est pas la 'réalité',, il est Penjeu d'une, de plusieurs questions, qui prennent place dans une argumentation. Lee referent y est invoqué a travers le jeu de la monstration, de la nomination et de la signification, commee preuve administrée en soutien d'une these. Mais cette 'preuve' argumentaire qui est k son tourr a prouver, donne lieu a argumentation scientifique, dont 1'enjeu est cognitif: est-il vrai que cee fut ainsi ? De sorte que sa valeur probante est soumise è d'autres probations, è nouvelle argumentation,, et cela a l'infini . [...] La réalité du referent, toujours différée, ne cesse de s'établir danss la surcharge, dans la rature et 1'approximation meilleure de ses preuves »(HJ, 24-25). 177 Geoffrey Bennington discute la difference entre Lyotard et Derrida a partir de la problématique dee 1'index. Dans une première version de son texte, il reproche a Lyotard d'avoir voulu penser, surtoutt dans les années soixante-dix, la singularité en dehors des concepts et des discours. D'oü 1'argumentationn faillible de la critique sur Derrida, qui, selon Lyotard, réduirait le déictique a rimmanencee du discours (DF, 115-116). Selon Derrida la singularité ne se pense qu'au moyen d'itération,, qui n'est en soi qu'une representation du singulier d'une maniere singuliere. La critiquee qu'il faut porter contre eet argument est que, dans Discours, figure, 1'index n'occupe jamaiss de maniere isolée la place de la singularité. Lyotard n'oppose pas discours et phénomènee (figure) ; il pose leur hétérogénéité et ainsi leur difference. Cette difference est une differencee de 1'effet: entre le plan horizontal du discours et la verticalité de la reference, il y a une tensionn irremediable, tension qui ne peut que se traduire et se 'manifester' dans des effets de VerstellungenVerstellungen dans le discours et dans 1'ordre figuratif bien structure. La singularité lyotardienne n'estt pas pensee dans son isolement, hors du discours et immunisée è la problématique de 1'iteration,, et ce même pas dans les oeuvres des années soixante-dix, peut-être dirons-nous surtout

76 6

Page 83: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

nécessairee que cette ostentation soit reliée è la phrase significative pour pouvoir êtree reconnue. « Voici, cette trouvaill e est un cas de la regie X ou du concept Y ».. Or pour sortir de la particularit é singuliere d'une telle phrase ostensive-significative,, singuliere par 1'actual ité de la designation « voici », une troisième operationn est exigée, celle de la nomination.

Laa problématique s'explique a 1'aide de la figure 'T . La ligne horizontalee est celle de la signification, c'est-a-dire du jugement determinant danss lequel quelque chose, Ie prédicat, est attribu é a un cas, Ie sujet. La ligne verticalee représente la designation, c*est-è-dire qu'elle est 1'axe de reference danss Pactualité de hic et nunc. La problématique de Puniversalisation, présupposéee a Pétablissement de la vérité d'une trouvaill e historique ou scientifique,, se pose dans Ie point de jonction entre les deux. Ce point d'articulatio nn est comme une plaie, Ie 'trou ' dans Ie réseau de signification effectuéé par Ie déictique. L'universalisation par contre exige que Ton puisse parierr d'une chose en son absence effective. Or Ie nom propre a pour fonction dee remplacer ou de couvrir ie 'trou du réel' (Lacan) et pour faciliter l'universalisationn de la vérité d'une trouvaille. Le nom propre est un rigid designator,designator, comme le dirait Kripke , suivi en cela par Lyotard. Le nom est rigid, stable,, puisqu'il n'est pas dependant de la singularité historique d'un cas ; il est quandd même désignateur - sans être un terme déictique - puisqu'il réfère au cas,188 « Les nom propres conservent leur valeur désignative d'une phrase a 1'autree et d'un locuteur è Pautre » (LE, 113). Bref, pour établir la réalité veritablee d'une chose, il faut avoir recours a la tripl e operation de nommer, de montrerr et d'attribuer de la signification (D, n° 82; MPhil , 100). L'établissementt d'une découverte historique ou scientifique exige done 1'insertionn d'un cas découvert dans un monde de noms propres et sa soumission aa la signification. Ainsi, une double invention est nécessaire qui precede la découvertee : celle de la langue significative et celle du réseau des noms propres.

pass dans celles-ci, puisque Ie singulier ne se manifeste qu'après coup, dans reflet de la VerstellungVerstellung qui implique clairement 1'iteration. Que Bennington échoue a voir cette correspondancee entre Derrida et Lyotard, cela est dü au fait de ne pas avoir transfer* le paradigme freudienn sur la reflexion philosophique. La libidinalit é lyotardienne et Pitérabilit é de Derrida sont beaucoupp plus proches qu'on ne le pense, une proximit é qui s'exprime dans la matrice de la Verstellung,Verstellung, c'est-a-dire de la repetition du même d'une maniere telle que sa difference se signalise,, I'iteratio n étant la difference de 1'identique. (Geoffrey Bennington 'Derrid a en Lyotard: verschillendee singulariteiten' in: Richard Brons et Harrr y Kunneman Lyotard lezen. Amsterdam: Boom,, 1995.) Lee texte a été modifié et repris sous le titr e 'Index' dans : Geoffrey Bennington Legislations. The PoliticsPolitics ofDeconstruction. London : Verso, 1994, pp. 274-295. La modification porte sur le quod dee la phrase dans Le Différend que Bennington appelle, s'appuyant sur Wittgenstein, une « force aveuglee », une force qui oblige a enchainer. Moins qu'une reduction de l'index è la loi lexique, Derridaa infiltr e les termes lexicaux par 1'index, créant ainsi des effets de différance qui sont commee Ie mouvement de la reference a rextériorité . Ainsi, dans son remaniement du texte, Benningtonn lui-aussi rapproche Lyotard et Derrida. "" Saul Kripk e Naming and necessity. Oxford: Basil Blackwell Publisher, 1980.

77 7

Page 84: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

AnamneseAnamnese phiïosophique: strategie d'invagination

Laa trouvaill e anamnésique est tout autre. La recherche également. S'agissant de Durcharbeitung,Durcharbeitung, de cette perlaboration qui n'est pas argumentative ou cognitive,, pas soumise aux régies procédurales de Pétablissement de la réalité, elless sont'libres'.

L'absencee apparente de contraintes, la iiberté' d'associer, est Ie revers d'unee disposition régulatrice forte, même violente: ne pas craindre 1'incongru,, 1'absurde, Ie scandaleux. Disposition a 'travaille r a travers' laa phrase de maintenant et a travers celles qui viennent s'y associer: perlaborationn (MPhil , 101).

Laa libr e association est la regie clinique de Freud préférée par Lyotard et prise commee modèle pour une philosophic anamnésique. 11 la compare a la lecture talmudique,, qui, elle aussi, est interminable en principe, puis que quelle cherchee dans les textes historiques la presence d'une chose - d'une Voix -imprésentable.199 Mais, notons-le bien, la Voix qui oblige n'est pas la 'chose' perduee par principe. La Voix demande quelque chose, la 'chose' ne demande rienn et ne donne pas lieu a la revelation. Elle est la sans y être, presence sans lieuu qui se fait sentir non comme une demande a laquelle répondre, mais plutöt commee une commande a rechercher dans et par 1'ceuvre (MPhil , 103-106).

Bienn sür, la philosophic est différente de la psychanalyse, par son manquee d'expérience clinique. « Dans sa fonction clinique, 1'anamnèse a pour finfin de repérer, a travers la 'Iiberté ' des enchaïnements, la recurrence de quelque signifiantt (Ie mot Ratte dans 1'analyse de L'homme aux rats). A partir de cette recurrence,, une structure de 1'inconscient analogue a celle d'un langage (Lacan)

199 La referencee au judaïsme remplace, selon Lyotard, Ie paganisme qui serait une tradition pleine dee strategies de « pare-excitations », è savoir de petites histoires et d'inventions de divinités (HJ, 44).. Elle s'opposerait également k la tradition chrétienne qui serait métaphysique et réductionniste.. Cependant, il faudrait discuter de ce qui se joue dans la notion de 'voix': 1'idée d'unn effet énergétique reste encore présente. Lyotard, a maintes reprises 1'associe a 1'aleph, la voyellee inaudible par laquelle s'ouvrent les dix commandements. (Cf. 'La mainmise' et 'D'un traitt d'union', in : TU, surtout les pages 5, 14, 15, 23-26, 32, 35, 38, 41, ainsi que 1'interview : 'Devantt la loi, après la loi\ in : Elisabeth Weber Questions au judaïsme Pans : Desclée de Brouwer,, 1996, p. 183-211.) La voix est un timbre, qui ouvre la recherche du contenu des lois, maiss qui'n'a, en elle-même, aucune signification precise. Le fait d'etre touche precede ainsi le commandement;; 1'energétique a une fonction éthique, étant incitation a 1'interpretation des récits moraux,, dans Van-aisthèsis 1'esthétique et 1'éthique se rencontre (Cf. 1'article 'Prescription'; LE, surtoutt 47). Cf notre 'Een stem in steen: Lyotard op theologenpad', in: Om het levende Woord. Kampen:: Uitgeverij Kok, 1997, pp. 67-90. D'ailleurs,, que 1'opposition entre Talmud et tradition chrétienne soit beaucoup trop schématique, cee dont témoigne 1'expression de Grégoire le Grand « 1'Ecriture grandit avec ceux qui la lisent », celaa est élaboré dans: Pier Cesare Bori L'Interpretation infinie. Paris: Cerf, 1991. Sur le différendd concernant la Voix (ou son 'auteur') et la lettre (sa figure), cf. notre 'Het geschil en de godsnaam',, in: Tijdschrift voor Theologie. (Jrg. 39 n°. 4). Nijmegen/Leuven, 1999, pp. 346-357.

78 8

Page 85: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

pourrai tt s'élaborer, qui rendrait compte des symptömes formant Ie tableau cliniquee du patient» (MPhil , 101). L'anamnese qui se constitue au moyen de la perlaborationn a pour fonction d'intégrer une interpretation et de surmonter les resistancess qu'elle suscite. Le sujet apprend a accepter certains elements refouléss de telle maniere qu'i l se libère de la compulsion repetitive.20 Mais ce quii peut valoir dans Pexpérience clinique, ne peut pas être generalise sans commentaire.. L'idée lacanienne que Pinconscient est structure comme une languee n'est pour le philosophe rien d'autre que Pinvention d'une presuppositionn qui, a son tour, mériterait une anamnese ou une Reconstructionn *: « Il faut moduler cette description [de Lacan] cependant: 1'élaborationn elle-même introdui t des presupposes considerables (le fonctionnementt de 1'appareil psychique, P(Edipe toute la métapsychologie), qui doiventt être travaillés, eux aussi » (MPhil , 101). Autrement dit, il y a de la theoriee dans la clinique et puisque cette theorie fait partie de Penchaïnement infin ii des phrases qui constitue Pexpérience humaine, elle aussi mérite Panamnèse.. Par quelle 'chose' la theorie est-elle hantée ? Dans quelle mesure la theoriee est-elle une trouvaill e inventive, un effort de trouver, dans Poeuvre, une positionn vis-a-vis d'ineffable de la chose 721 C'est, pour ainsi dire, une strategie d'invaginationn : penser d'une maniere 'post-métaphysique' implique Pinsertion dee la theorie (a pretention de neutralité absolue) dans la série dont elle est la theorie,, en ce cas Panamnèse de la theorie freudienne.

Malgréé la difference entre le discours clinique et philosophique, on comprendd tout de même, quant a la perlaboration, pourquoi Lyotard opte pour sonn insertion dans le discours philosophique. En situation clinique, la perlaborationn a pour fonction de briser la resistance qui perdure même après la découvertee d'une interpretation acceptable de la douleur du patient. En effet, les troi ss termes mentionnés dans le titr e de Particle de Freud: remémoration (erinnern),(erinnern), repetition (wiederholen) et perlaboration (dwcharbeiten) sont trois manièress de se rapporter au temps. Dans la remémoration, une experience perduee est 'reconstruite' dans Panalyse et cette reconstruction donne occasion a unee interpretation explicative. Le passé est ainsi situé dans le contexte du présent,, sans perdre son aspect historique: Pexpérience reste passée, PP interpretation est actuelle. La repetition est une maniere de transformer le passéé en actualité, surtout dans le transfert d'une relation vécue sur la relation actuellee entre analyse et analysant. La perlaboration est un rapport qui reprend Pexpériencee passée pour la retravailler de telle maniere qu'elle devient acceptable.. C'est un effort d'ouvri r un avenir par le biais d'un travail sur le passé.. Ainsi les trois termes freudiens correspondent aux trois extases

200 Laplanche; PontaJiss 1997 (1967), pp. 305-306. 211 L'idée que la theorie a statut d'in vent ion qui pour cette raison mérite une anamnese est présente dess les premiers écrits de Lyotard. Il considère et apprécie Jenseits des Lustprinzips comme une 'théorie-fiction' .. ('Apathi e dans la theorie* in: RP 9-31. Aussi 1'art a-t-il pu donner le 1'élan générateurr a la psychanalyse ('Freud selon Cézanne* in : DP 71-89)

79 9

Page 86: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

temporelless découvertes par Augustin et reprises sous couvert de 1'intention commee rétension et protension par Husserl (CA, 52, 99). Or, la simple découvertee et 1'interpretation de Pexpérience vécue ne suffisent pas a libérer Ie patientt de ses symptömes. L'insistance repetitive propre aux formations inconscientess exige encore Ia perlaboration, Ie travail de briser la resistance danss sa totalité. Autrement dit, comme Pexplique Freud dans Die Verneinung, unee affirmatio n intellectuelle n'équivaut pas, même de loin, a 1'acceptation affectivee de 1'interpretation.22 La perlaboration est done la brisure de la resistancee repetitive au moyen d'une appropriation de la vérité psychanalytique, brisuree de ce que Lyotard appelle esprit ou animus, faculté d'inventorisation (CA,, 51) qui, en défaut de réceptivité, s'abstient de Yinventio (CA, 74-75).

Or,, si Ton tient a Panalogie des rapports analytiques a la temporalité, la perlaborationn 'ouvre' 1'avenir, c'est-a-dire 1'indéterminé. C'est ainsi qu'i l faudraitt appréhender Ie détour qu'elle fait par Ie passé d'une autre facon que commee une simple remémoration. La recherche anamnésique n'est pas historique.. Cela impliquerai t 1'insertion du fait passé dans un cadre présent. La remémorationn ferme Ie futur , parce qu'elle vise a en finir avec 1'incertitude de Poubli.. C'est une question d'imagination. La faculté d'imagination est kantiennee - du Kant de la première critiqu e - dans Ie sens qu'elle implique la misee en temporalité. Par contre, Timagination qui aspire a 1'anamnèse est autre. Sess produits « n'ont rien a faire avec 1'imagination, au sens habituel du mot (y compriss chez Lacan), avec une synthese de formes » (L'Inh , 200). L'anamnèse s'ouvree par 1'association libr e (quant au destinateur) et par 1'écoute également flottantee (en ce qui concerne le destinataire).

Maiss par principe la procédure anamnésique reste inachevée : la 'raison' dee la chaine n'est pas presentable a titr e d'événement initia l qui viendraitt clöturer 1'enquête. Cette 'raison' n'a pas été inscrite dans la mémoiree comme un fait. Cependant, elle est toujours 'présente' comme cee qui regit 1' association. Absente de la mémoire, imprésentable, elle a 'dee la presence'. (MPhil , 101-102).

LL 'oeuvre de la trouvaille

Transfereee vers 1'art ou vers la philosophique - les deux sont proches (voir ici-bass chapitre 4) -, l'anamnèse devient un travail de 'désoeuvrement', qui a lieu paradoxalementt par la production d'une nouvelle oeuvre. « Désoeuvrement n'entraïnee pas mort des ceuvres (au contraire, qu'on voie proliférer les avant-

222 Freud 'Die Verneinung' in : Das lch unddas Es, p. 321-322. Conséquemment, Lacan discute la dénégationn dans le context du problème de transfer!. Lacan 'Les écrits techniques de Freud' (sém. 11 ; 1953), 1975.

80 0

Page 87: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

gardes),, requiert lucidité dans Pinvention des procédures » (CS, 63). 1/anamnesee est également Pouverture de ce que Lyotard appel Ie 'écriture' è 1'instarr des écrivains comme Rimbaud, Mallarmé, Flaubert et autres, un terme quee nous croyons grossièrement synonyme de celui d'ceuvre, quoiqu'i l soit réservee par Lyotard surtout a la littératur e et la philosophic

[Parr 1'écriture, ils] attestent que la littératur e (pour ne parier que d'elle) n'aa jamais eu pour objet veritable que de révéler, représenter en mots, cee qui manque è toute representation, ce que s'y oublie. Cette 'presence',, quelque nom qu'elle porte chez 1'un ou 1'autre, qui persiste nonn pas tant aux confins, mais au cceur des representation (HJ, 16).

Ill faut écrire et penser pour pouvoir essayer de s'ouvrir a la chose. L'exercice consistee a dépasser les bornes de 1'oeuvre que prescrivent la convention ou les genress de discours (MPhil , 106). L'anamnese en est « I'ascese intérieure », oü 1'onn apprend la passivité sans la protection des formes intuitives ou des categories,, dans Ie but, quand il s'agit d'art , de « faire voir ce qui fait voir », (Inh,, 113) et dans la philosophie, de « penser ce qui fait penser ».23 Cela exige dee la patience, et done du temps. (Mais, comme nous 1'avons suggéré déja, pas forcémentt Ie vieillissement: peut-on determiner un temps nécessaire a Faccomplissementt de 1'effort de passivité ?) Il faut tenter de vaincre la crainte quii accompagne un tel dénuement et qui garde la resistance intacte; avoir Ie 'courage'' du dénuement, en espérant que eet état donnera naissance a une nouvellee oeuvre, a un espace et un temps inconnus.

Tell est Ie travail de Tart. L'artist e transforme ce qui n'est pas determinablee en oeuvre encadré, Ie manifeste, dans cette forme, sous la forme (informe)) du spasme ou d'une oscillation inquiétante - « d'une apparition vouée aa sa disparition » (MPhil , 111) ou d'une syncope (CA, 22) -. « L'anamnèse ne s'achèvee pas sur une réalité établie identique en nature aux données que nous reconnaissons,, elle s'arrête (par fatigue peut-être) sur un quasi-donné [...] que j'appelaiss Ie visuel: plutöt que vu, il fait voir » (MPhil , 110). L'ceuvre qui 'résulte'' de l'anamnèse incite è nouveau a l'anamnèse, touche Ie spectateur, puisquee e'est d'affect a affect que la 'chose' est transmise. La 'chose' n'est pas presentable,, elle n'a pas de témoin, mais elle touche Ie sujet sous forme d'un

233 En cela, Lyotard suit Adomo. « La pensee qui 'accompagne la métaphysique dans sa chute' ne peutt procéder qu'au moyen de 'micrologies', écrit-il dans Le sublime et I 'avant-garde. La micrologiee n'est pas la métaphysique en miettes, pas plus que le tableau de Newman n'est du Delacroixx en bribes. La micrologie inscrit l'occurrence d'une pensee comme Fimpensé qui reste a penserr dans le déclin de la grande pensee philosophique » (Inh., 114-115). Compare Adomo : « Diee kleinsten innerweltlichen Züge natten Relevanz furs Absolute, denn der mikrologisch Bliek zertrümmertt die Schalen des nach dem Maü des subsumierenden Oberbegriffs hitflos Vereinzeltenn und sprengt seine Identitat , den Trug, es ware blofi Exemplar. Solches Denken ist solidarischh mit Metaphysik im Augenblick ihres Sturzes » (Theodor Adomo Negative Dialektik, Frankfur tt am Main: Suhrkamp 1973 (1966), p. 400).

81 1

Page 88: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

spasmee et dans cette rencontre naït Tame (anima) dans Ie sujet, anima étant un autree mot pour I'affectabilit é du corps et de 1'esprit.

Laa forme (ou la figure) peut toujours, de prés ou de loin, être rapportée aa une disposition intelligibl e et être ainsi dominee, en principe, par 1'esprit.. Mais la couleur, dans son être-la, parait défïer toute deduction. Commee Ie timbr e en musique, elle paraït défïer Pesprit, elle Ie défait. C'estt cette defection de Ia capacité d'intrigu e que j'aimerai s appeler ame.ame. Loin d'etre mystique, elle est plutöt matérielle. Elle donne lieu a unee esthétique «d'avant» les formes. Esthétique de la presence matériellee qui est imponderable [et en ce sens immatérielle] (L'Inh , 163). .

VanimaVanima est une affaire de corps et de chair, oü quelque puissance veut être sentie,, ou plutöt elle ne veut rien, elle est la comme un « monstre qui a occupé noss décombres », pour en citer comme Lyotard dans un écrit sur Malraux, commee un « sentiment d'exister et non [comme] conscience de soi, existence instantanéee et non vie se prêtant a une biographie » (Monstre, 633 ; aussi dans CS,, 46, 65). Ce que Panamnèse est pour la vie psychique, elle 1'est également pourr la reflexion philosophique: dans les deux cas elle donne naissance a 1'écritur ee infini e et è une approche de la vérité qui échappe a la logique de 1'oppositionn et de la non-contradiction.

** * *

82 2

Page 89: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Chapitree 2

Diee Verneinung et la difference

TravailTravail sur une 'logique' freudienne

Dee quel type est la theorie freudienne sur lequel s'appuie Lyotard et dont nous tironss indirectement 1'audace de notre reflexion sur la trouvaill e ? Mannoni, dans LaLa theorie comme fiction? montre clairement que Freud était par moments presque écarteléé entre son ambition 'scolastique', visant a établir une theorie scientifique dontt Ie néo-positivisme lui servirait de modèle, et son experience concrete, experiencee de transfert dans laquelle le patient tenait lieu de veritable enseignant et quii le faisait souvent prendre conscience que le savoir scientifique le menait dans unee fausse direction. Or cette tension est plus que seulement biographique. Elle touchee aux limites de la scientificité et au role qu'y jouent Pévénement de PP invention et de la découverte. Elle touche a la trouvaille.

Danss le chapitre suivant nous allons rencontrer Freud élaborant une theorie,, a partir d'une experience clinique, concernant Pengendrement psychique dee la faculté de juger. Cette theorie n'est peut-être rien d'autre qu'une speculation libre.. Jean-Francois Lyotard Paurait appelé une « théorie-fiction », theorie sans conviction,, seulement 'légitimée' par le pathos de 1'apathie théorique (ou « paralogiquee » selon la terminologie de La condition postmoderne, CP, 98 ff.). Cettee forme de théorisation suppose une autre logique que celle de P opposition et dess lois aristotéliciennes. Elle suppose ce que Lyotard intitul e une logique de la differencee et de la dissimulation. Nous allons voir comment cette 'logique' s'enracinee dans Phétérogénéité sensorielle et comment elle exige de la philosophic dee s'approprier a la fois Pattitude du psychanalyste et celle de Partiste.

LaLa theorie comme fiction

«« Le moment est venu d'interrompr e la terreur théorique ». C'est par cette provocationn que Lyotard ouvre son article 'Apathie dans la theorie' (RP, 9-31).

11 Maud Mannoni, La theorie comme fiction. Freud, Groddeck, Winnicott, Lacan. Paris : SeuiJ, 1979.. Cf. Peter Gay Sigmund Freud Zijn leven en werk. Baarn : Tirion, 1991 (1988), pp. 187 ff.

83 3

Page 90: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Lee désir du vrai, qui alimente chez tous Ie terrorisme, est inscrit dans notre usagee le plus incontrolé du langage, au point que tout discours parait déployerr naturellement sa pretention a dire Ie vrai, par une sorte de vulgaritéé irremediable. Or le moment est venu de porter remede a cette vulgarité,, d'introduir e dans le discours idéologique ou philosophique le mêmee raffinement, la même force de légèreté, qui se donne cours dans les ceuvress de peinture, de musique, de cinéma dit experimental, évidemment aussii dans celles des sciences. Il n'est nullement question d'inventer une ouu des theories nouvelles, non plus que des interpretations; ce qui nous faitt défaut est une diablerie ou une apathie telle que le genre théorique lui-mêmee subisse des subversions dont sa pretention ne se relève pas (RP, 9).

Laa provocation touche a la question épistémologique. Dans quelle mesure la psychanalysee est-elle une theorie scientifïque ? Dans son article, Lyotard propose unee lecture de Jenseits des Lustprinzips qui veut montrer, dans le cceur même du textee freudien, que le maïtre lui-même n'était pas sur de la scientificité de ses reflexions.. Pour fonder sa science, il lui faut faire reference a des principes qui n'appartiennentt plus a Pobjectivité, mais qui relèvent de la speculation subjective. Cee que Freud cherche a fonder, c'est Phypothèse selon laquelle toute pulsion psychiquee est repetitive, c'est-a-dire qu'elle « n'a pas d'autre finalit é que rétablir unn état antérieur perdu, état approximativement sans tension » (RP, 13). La pulsion estt une recherche d'un état perdu, qui se manifeste néanmoins sous des formes difFérentes,, comme par exemple le rêve névrotique, le transfert, le jeu enfantin et la compulsionn du destin. « Ein Trieb ware also ein dem belebten Organischen innewohnenderr Drang zur Wiederherstellung eines fniheren Zustandes ». Cette hypothesee moniste univoque et la comprehension de la diversité des phénomènes qu'ellee pretend expliquer exigent une explication plus profonde, que Freud foumit parr Fintroduction speculative du principe de mort (Thanatos) et du principe d'Eros.d'Eros. La mort correspond a 1'annulation complete de toute tension; Péros a 1'équilibr ee énergétique constitutif de la vie de Pindividu. Absence et Constance d'énergiee sont deux manières de réinstaller 1'état pulsionnel perdu, deux manières quii peuvent aussi dans leur collaboration expliquer la diversité symptomatique. Maiss ces principes ne sont pas 'visibles', pas démontrables scientifiquement, ne peuventt être des objets référentiels et relèvent done du genre réflexif de la speculation.. Cela importe surtout pour le principe de mort, Peffet de Péros est plus manifestee et reconnaissable dans Pexpérience psychique concrete.

Lyotardd souligne non seulement Pabsence de la référentialité exigée par la sciencee dans les deux principes, mais également leur difference, une difference qui correspondd a 1'introduction de la sexualité dans la vie psychique enfantine. La

22 Sigmund Freud 'Jenseits des Lustprinzips', in : Das Ich und das Es. Metapsychologische Schriften.Schriften. Frankfort am Main : Fischer Taschenbuch Verlag, 1994 (1992), pp. 221.

84 4

Page 91: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

pulsionn est regressive dans le sens qu'elle cherche è rétablir Pétat d'avant 1'excitationn traumatique qu'a posé, selon Phypothèse premiere de Freud, la seductionn perpétrée par les adultes sur 1'enfant.

Laa dualité pulsionnelle n'est pas et ne peut pas être observée (et, peut-être même,, pas être comprise): Pactivité de la vie couvre toujours celle des pulsionss de mort, on n'entend jamais que 'les rumeurs d'Eros'. Il faut donee inventer celles-Ia sans le soutien de faits observables. Et il faut inventerr du même coup une énigme et Paccepter: c'est que non seulement see repetent deux sortes d'états, mais aussi Pévénement de leur difference. Cett evenement porte le nom de sexualité: écart, levée de came qui ramèneraitt 1' index des tensions non pas au zéro du mort, mais au niveau énergétiquee du vif, done retard apporté a la mort, une affaire de vitesse (RP,, 14-15).

Laa difference entre thanatos et eros ne peut se révéler que par Pévénement sexuel quii fait scission dans un état primaire, inconnu et inconnaissable mais presuppose stablee (ou « océanique » comme le disait Ferenczi).

Maiss qu'est-ce que s'y révèle ? Les deux principes ne sont pas dans un rapportt dualiste, d'opposition. Le conflit entre pulsions de vie et pulsions de mort n'estt pas une lutte entre deux instances, il n'engendre pas de contradictions : les effetss du principe nommé pulsion de mort sont toujours dissimtdés dans les autres, danss ceux d'Eros (RP, 19). On ne peut discerner quel effet symptomatique relèveraitrelèverait de quel principe. La vie pulsionnelle se présente de différentes manières quii font imaginer un principe déstabilisant, caché dans le principe édificateur de Péros.. Le rapport thanatos-éros est indécidable, puisque les deux principes sont indiscernables;; ils ne sont pas des instances. La seule chose qu'on est en droit de diree c'est qu'i l y a difference, et non de quelle difference il s'agit. Freud parle de cee dont il ne peut pas parier. Il ne se laisse nullement « intimider » par son compatriotee qui lui prescrit de taire ce dont on ne peut pas parier (RP, 28). Il refuse dee se taire au moment oü le quid n'a plus de constance ni de contenu. Freud parle, puisquee le qttod- le 'i l y a', les effets de difference dans la vie pulsionnelle - Py incitent. .

Or,, ce a quoi on a affaire, selon Lyotard, dans la 'theorie freudienne', est d'unee «théorie-fiction ». Le pathos de la vérité, lié a la conviction et au pouvoir dee convaincre le public au moyen de procédures bien établies qui signalent la cloturee systématique qu'annonce la theorie - consistance interne et formelle de laa theorie, complétude du domaine des references (RP, 18) -, ce pathos se retir e pourr faire place a une « apathie passionnée ». « Une theorie des indiscernables nee 'prend corps' que selon un affect indécidable. Bien loin qu'elle puisse susciterr la conviction, elle ouvre une region affective nouvelle, celle de

85 5

Page 92: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

YapathieYapathie » (RP, 24). L'impassibilité, explique encore Lyotard, c'est 1'impossibilité,, 1'impossibilité « d'éprouver Ie oui et Ie non de la conviction ».

Tellee serait la diablerie en matière de theorie [...] qu'on préféré laisser courirr Ia puissance d Mn venter plutöt que consolider par des preuves les nouveautéss qu'on propose. Encore est-ce peu dire : on préféré se mettre enn situation d'avoir a inventer plutöt que de rester e position d'avoir a prouverr (RP, 25).

Freud,, Ie Freud de Jenseits des Lustprinzips, ne serait qu'un artiste spéculateur, unn inventeur de theories plutot que Ie scientiflque pour lequel il espérait tant passer.3 3

LeLe lapsus de la vérité

Quee le rapport thanatos-éros ne soit pas celui d'opposition, mais plutöt de la difference,, de la dissimulation et de 1'événement, cela force a penser une vérité en dehorss de la theorie systématique et en dehors de Ia logique conventionnelle. Dans Discours,Discours, figure, le chapitre intitule Topposition et la difference' traite de ce qu'onn pourrait nommer une 'logique inconsistante freudienne'. « La vérité ne se trouvee pas dans 1'ordre de la connaissance, on y lit, elle se rencontre dans son désordre,, comme un evenement » (DF, 135). La dichotomie suggérée sera caractéristiquee de la pensee lyotardienne. A Penvers de 1'ordre, il y a le désordre quii échappe aux cadres épistémologiques et autres schémas, et qu'on ne peut rencontrerr que dans un eclair. Lyotard poursuit: « La connaissance suppose 1'espacee de signification oü reside 1'ensemble des contraintes syntaxiques qui régissentt la consistance de son discours; et pour autant qu'elle soit discours référentiel,, elle requiert aussi 1'espace de designation au sein duquel le locuteur savantt jauge la reference de son discours » (DF, 135). Deux espaces sémantiques donee sont supposes a la connaissance: celui de la signification et celui de la designation,, deux espaces qui reviendront dans la terminologie du Différend commee les deux poles de 1'axe sémantique de la phrase, croisé par 1'axe pragmatiquee entre les poles du destinateur et du destinataire (D, n° 28,34,61-65).

Danss 1'ensemble de Discours, figure, ces deux instances désignent globalementt deux horizons intellectuels distincts, par rapport auxquels Lyotard cherchee a se positionner. La designation est 1'affaire de Ia phénoménologie, qui, depuiss sa naissance chez Husserl, est a la recherche de la chose même {die Sache selbst,selbst, cf. Ph, 9-40). La question de la phénoménologie est de savoir comment

33 Lyotard discute encore d'autres théories-fiction freudiennes, par exemple celle sur De Vinci et Michel-Angee et la psychanalyse du travail artistique. Cf. 'Freud selon Cezanne', in : DP, 74-75, 86-89. .

86 6

Page 93: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Pesprit,, dans son rapport aux choses extérieures, peut les penser de maniere adequate,, sans les soumettre violemment aux exigences transcendantales du sujet Lee sujet et Pobjet sont impliqués Tun dans I'autre . Entre eux, c'est Ie rapport de 1'intentionnalit éé qui règne et qui prévaut comme condition de possibilité de la vérité. .

Laa signification, dans le contexte de Discours, figure, est surtout 1'affaire duu structuralisme, de la these que le sens est I'effet d'oppositions entre des signifiantss en soi sans significations. Il s'agit de ce que Lyotard nomme une 'dialectique'' de termes bien determines Tun par rapport a 1'autre. Les signifiants formentt un champ, une structure, dont la teleologie est la production de signification.. Dans cette perspective, il n'y a pas d'extériorité. Or ces 'reductions', dee la designation a 1'intentionnalité phénoménologique, et de la signification a la dialectiquee structural iste, sont critiquées par Lyotard a partir d'un troisième point dee vue, lui, freudien. La vérité n'est done pas une question de reduction structurale ouu eidétique, quoi qu'i l en soit pas pour Lyotard, qui Papproche de sa maniere freudienne.. « La vérité se présente comme une chute, comme un glissement et une erreur:: ce que veut dire en latin lapsus » (DF, 135).

Commee dans la theorie de Freud4 (et, dans son sillage, de Lacan), la vérité inconscientee ne peut se présenter qu'indirectement, dans des événements psychiquess et symptomatiques, comme le rêve, le Witz ou VEmfalL Ce qui est peut-êtree surprenant, c'est qu'ici , Lyotard va faire son mieux pour que Kant et Freudd se rejoignent. Il discute la problématique de la position et de Phétérogénéité, ett il se pose pour tache de rechercher « la possibilité de penser une relation sans Pincluree dans un système d'oppositions ».

S'ill est vrai que penser et placer Pobjet dans un tel système sont une mêmee chose, la possibilité de penser une relation sans la penser. Si Marx débouchee [...] sur la notion de Stellung, c'est parce que poser lui apparait commee ce qui dans le penser n'est pas pensé. Et il faudrait sans doute confronterr cette Stellung avec la Position dont Kant fait état dans Ia critiqu ee de Pargument ontologique pour faire entendre que precisément la differencee entre le pensé et le donné relève de la seute position de celui-ci, quee la pensee ne peut pas se dormer le donné, mais seulement le possible ett que si elle s'empare de celui-ci par un jugement analytique, elle ne peut penserr celui-la que par Pénigme d'un jugement synthétique. Et Pon sait quee cette synthese kantienne, è Ia difference de celle de Hegel, n'est pas a sonn tour réductible en analyse (DF, 139-140).

44 Sigmund Freud Der Witz und seine Beziehung zum Unbewufiten; Der Humor. Frankfur t ara Main:: Fischer Taschenbuch Verlag 1998. Du rapport entre humour et Pimpensable trait e notre 'Dee grondtoon van het mededogen. Een freudiaanse waardering van Benigni' s humor in La Vita èè bella', in: Hervormd Nederland/Voorlopig (55e jrg . n° 21). Den Haag, 1999, pp. 4-7.

87 7

Page 94: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Nouss citons in extenso ce passage puisqu'il préparé nos chapitres concemant Ie denouementt de 1'intuitio n intellectuelle et la déschématisation (ci-dessous les chapitress 6 et 11) : Ie premier trait e de la source pré-critiqu e de Fargument ontologiquee et Ie second d'une déconstruction 'figurale' et freudienne de la clé de 1'énigmee du jugement synthétique, a savoir du schematisme. Cette déconstruction relèvee de la question lyotardienne de savoir comment une vérité événementielle peutt être pensee sans être réduite a 1'ordre du discours cognitif, phénoménologique,, structuraliste ou autre. Freud se présente ainsi comme critiqu e dee Kant: si la vérité survient comme par hasard, comme par surprise, d'oü vient-ellee ? Faudrait-i l discerner, a cöté des axes linguistiques un troisième aspect qui prendraitt la priorit é sur les deux autres ?

NaissanceNaissance psychoiogique de lafaculté dejuger

Laa question est posée dans Ie contexte d'une étude d'un tout petit article de Freud parr Lyotard, néanmoins riche d'idees : Die Verneinung (1925).5 Dans ce texte, Freudd étudie sa propre experience clinique, fors de laquelle il a observe que les patients,, dans leur discours, produisent des Einfalle (a traduir e comme invasions', 'irruptions '' ou 'trouvailles' ) qu'il s nient tout de suite, gestes qui conduisent 1'analystee a conclure que ces trouvailles touchent è une vérité inconsciente. Cette experiencee donne lieu (gibtAnlass) a quelques remarques, écrit-il . La negation par lee patient doit être le signe pour Finterprétant, dit-il , du contraire, doit être interprétéee comme affirmation : negation signifie affirmation de ce qui est proféré. Freudd en donne quelques exemples.

„Siee werden jetzt denken, ich wil l etwas Beleidigendes sagen, aber ich habee wirklic h nicht diese Absicht." Wir verstehen, das ist die Abweisung einess eben auftauchenden Einfalles durch Projektion. Oder „Sie fragen, werr diese Person im Traum sein kann. Die Mutter ist es nicht.1* Wir berichtigen:: Also ist es die Mutter. 6

Freudd cherche la légitimité de ce mode clinique de procéder, qui est au moins dignee d'intérêt, dans une explication simple.

55 Sigmund Freud 'Die Verneinung', in : Das Ich und das Es. Frankfurt am Main : Fischer Taschenbuchh Verlag, 1994 (1992), pp. 319-326. Le texte a donné matière aux reflexions répandues,, comme celle de Emile Benveniste ('Remarques sur la fonction du langage dans la découvertee freudienne', in : idem Problèmes de linguistique générale, 1. Paris: Gallimard, 1997 (1966),, pp. 75-87), Jean Hyppolite ('Commentaire parlé sur la 'Verneinung' de Freud', in: Jacquess Lacan Ecrits. Paris: Seuil, 1966, pp. 879-888), Jacques Lacan (ibid., pp. 369-400 ; aussi danss : Jacques Lacan Les écrits techniques de Freiw/(séminaire 1). Paris : Seuil, 1975, pp.87-101) ett Paul Ricoeur (De I'interpretation. Essai sur Freud. Paris: Editions du Seuil, 1965, pp. 332-335). 66 Freud Ibid, p. 321.

88 8

Page 95: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Einn verdrangter Vorstellungs- oder Gedankeninhalt kann zum BewuBtsein durchdringen,, unter der Bedingung, daB er sich vernemen laBt Die Verneinungg ist eine Art , das Verdrangte zur Kenntnis zu nehmen, eigentlichh schon eine Aufhebung der VerdrSngung, aber freilich keine Annahmee des Verdrëngten. Man sieht, wie sich hier die intellektuelle Funktionn vom affektiven Vorgang scheidet.7

Laa negation est une sorte de censure discursive, qui fait entrevoir de maniere indirectee Ie contenu défendu, tout en gardant intacte Ie refoulement.

Freudd souligne que la conscientisation intellectuelle ne signifie pas du tout,, la disparition du refoulement, même si Ie patient accepte entièrement Pinterpretationn de ce qui ne voulait pas voir. L'ordr e de Paffect n'obéït pas a celui dee Pintellect. Mais Fhétérogénéité de ces deux ordres, n'empêche pas Freud de réfléchirr sur leur rapport. Peut-on tirer de 1'experience clinique quelques conclusionss quant a la naissance du jugement intellectuel dans Paffectivité psychologiquee ? Freud pense que oui.

Saa speculation théorique est a la première vue, comme Ie dit Lyotard, naïvement biologistee ou même materialise (DF, 124). Le jugement, écrit Freud en accord avecc la traditio n philosophique, est de deux sortes. Soit juger est valoriser une chose,, c'est-a-dire lui attribuer une propriété; soit juger porte sur Fexistence d'une chosee et c'est un jugement de réalité. Or ces deux jugements ont leurs racines propress dans deux 'comportements' psychologiques. Le jugement attributi f s'enracinee dans Pexpérience primair e de manger. « In der Sprache der altesten, oralenn Triebregungen ausgedrückt: [...] Das will ich in mich einführen und das aus mirr ausschliefien. »8 Le sujet-plaisir (Lust-Ich) donne valeur aux choses en les 'avalanff ou en le 'rejetant' . « Ainsi les jugements d'attributio n paraissent réductibless a des expressions des pulsions [de 1'Eros et de la pulsion destructrice] » (DF,, 124). Dans le jugement de réalité, il s'agit d'une Realitatspriifimg, qui relève dee Pintérêt du sujet-réel (Real-Ich) mais qui s*est développé è partir du Lust-Ich, egoo narcissique de 1'enfant. L'inquiétud e de 1'expérimentation de la réalité ne concernee plus la qualité des objets donnés dans rextériorité , et done leur aptitude a Tintrojection ,, mais il s'agit de savoir si la representation interne d'une chose correspondd encore k une chose existant réellement dans rextériorité . C'est une affairee de rapport entre reel et irréel.

77 Freud Ibid. A Ia fin de sa carrière il en est moins convaincu. « Das Nein des Analysierten ist ebensoo vieldeutig und eigentlich noch weniger verwendbar als sein Ja. In seltenen Fallen erweist ess sich als Ausdruck berechtigter Ablehnung; ungleich haufiger ist es AuBerung eines Widerstandess [...] » (Sigmund Freud 'Konstruktione n in der Analyse' (1937), in: idem Zur DynamikDynamik der Übertragung (Band 1480), Frankfur t am Main: Fischer Taschenbuch Verlag 1992, p.. 121). '' Freud Das Ich und das Es, p. 322

89 9

Page 96: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Freudd 1'explique sur la base de la capacité psychologique de representation. La representationrepresentation (Vorstellung) primair e garantit la réalité de la chose, puisqu'elle se faitt au moment de sa presence. Disons, dans les termes de la première critiqu e : Fappréhensionn ne peut douter de Pexistence. L'incertitud e commence en revanche avecc la reproduction - terme également kantien - dans la mémoire d'une representationrepresentation qui n'est plus actuelle.

Diee Reproduktion der Wahrnehmung in der Vorstellung ist nicht immer derenn getreue Wiederholung; sie kann durch Weglassungen modifiziert , durchh Verschmelzungen verschiedener Elemente verandert sein. Die Realitatspriifungg hat dann zu kontrollieren, wie weit diese Entstellungen reichen.9 9

Lee sujet cherche dans 1'extériorité des objets reels pour les comparer avec ses representationss reproduites. Cette recherche est done une veritable re-cherche, un effortt en vue de retrouver (wiederzufinderi) les choses perdues. La réalité est pour lee sujet psychique un garde-fou a son propre état instable, aux Entstellungen qu'i l produitt involontairement. Freud ajoute encore que la perte de ractualité des choses estt la condition a la mise en acte de la ReaHtmspriifung, e'est-a-dire a la recherche. Insistonss done sur le fait que les processus primaires {Entstellungen) portent sur la constructionn des representations ( Vorstellungen).

Selonn Lyotard, il faut dans le texte freudien mettre Paccent sur ce dernier aspect.. Freud souligne que 1'opposkion 'sujet - objet', 'intériorit é - extériorité', n'existee pas dès le commencement du sujet psychique. D'abord, il faut que la penseee développe la faculté de reproduction, e'est-a-dire de representation en 1'absencee du referent. Si Ton parle done d'intériorit é ét d'extériorité, dans le cas de laa mise en valeur des choses par le Lust-Ich et de son complément dans le jugementt d'attribution , on risque de passer a cöté du narcissisme de 1'état psychique.. « Extérieur et intérieur ne coincident pas simplement avec craché et avaléé qui sont 'au début'. Le Recd-Ich n'est pas une autre figure du Lust-Ich » (DF, 124).. S'il a craché une fois, le 'sujet' narcissique ne sait phis rien de 1'objet rejeté. Laa pulsion destructrice n'a pas de mémoire. Il faut que la facuhé de reproduction see superpose a elle, pour qu'elle puisse se rendre compte que quelque chose se perde.. La conscience de 1'absence suppose la faculté de s'imaginer la presence de cee qui est absent. Or, dans la lecture de Lyotard, e'est ici que la negation linguistiquee va jouer son role et que tout soupcon quant a un materialisme naïf de laa part de Freud perd son fondement. Bon élève de Lacan, qui, lui aussi, soulignait lee caractere non-biologique de la pulsion,10 - et ainsi peut-être même,

100 Pour Lacan la scxualité ne peut s'installer que par rintervention de la langue; elle n est done pass biologique. « La pulsion freudienne n'a rien a faire avec 1'instinct [...]. Sa couleur sexuelle, si formellementt maintenue par Freud comme inscrite au plus intime de sa nature, est couleur-de-videe : suspendue dans la lumière d'une béance. [...] C'est 1'assomption de la castration qui crée le

90 0

Page 97: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

indirectement,, de Hegel - Lyotard voit la réalité naïtre avec la negation et Ie langage.. Néanmoins, sa position vis-a-vis du structuralisme, aussi face a celui de Lacan,, restera critique. Nous allons Ie montrer (voir ici même la section 'Au-delè dee Lacan').

TroisfoisTroisfois 'non': contradiction logique, opposition structurale, manque d'objet et dede sujet

Pluss qu'une reconstruction de la genese du jugement dans Ie psychologique, Lyotardd prend Ie texte de Freud comme une occasion d'articuler les deux axes linguistiques,, que sont 1'axe de designation et Paxe de signification. Freud, dans sonn interpretation de la negation du patient comme une affirmation de la vérité psychique,, opère selon Lyotard une sorte de basculement, dans lequel trois négativités,, trois sortes de 'non', jouent leurs roles.

Laa negation s'exprime tout d'abord sur Faxe de la signification, oü 'non' signifie 'non' ,, c'est-a-dire Popposé de 'oui\ C'est Ie premier non que discerne Lyotard : la negationn syntaxique,«la negation du grammairien et du logicien, qui est apparente danss les propositions negatives » (DF, 121).

Ensuite,, 1'expression du patient est langagière, et comme Ta montré la philosophiee depuis les sophistes jusqu'a Saussure, c'est par la negation que les termess peuvent se définir 1'un par rapport a 1'autre (DF, 120). Il ne s'agit pas du négatiff du jugement, mais du négatif qui est« Ie support muet» du langage, de la « négatitéé structurale » (DF, 121). « Il consiste en ceci que les termes du système n'ontt pas d'autres être que par leur valeur, et que celle-ci leur est entièrement confereee par les intervalles régies qu'il s entretiennent ensemble » (DF, 120). O cess deux négativités sont encore « horizontales ». Dans Ie langage, on peut juger pourvuu que la chose soit nommée. On peut aussi la determiner sur la base de ses rapportss avec d'autres termes dans Ie système de langage. Jusqu'ici, Lyotard ne faitt rien d'autre que reprendre Ie structuralisme.

Laa troisième négativité concerne 1'axe vertical de la designation. Il s'agit duu manque, dans Ie discours, de Pobjet référentiel dont il est question. C'est la thesee fondamentale de la dialectique hégélienne, de Sartre, de Blanchot et aussi de Lacan,, these de la mort de Pobjet au moment oü celui-ci trouve sa vie dans la parole.111 « La 'réalité* est ce qui échappe », est la formule de Lyotard (DF, 126).

manquee dont s'institue Ie désir. Le désir est désir de désir, désir de 1*Autr e [la mère], soit soumis a laa Loi [du nom du père]. » ('De Trieb de Freud et du désir du psychanalyste', in : Ecrits. Paris: Editionss du Seuil, 1966, pp. 851-852.) 111 Cf. Maurice Blanchot 'L e Dehors, la Nuit' , 'L e regard d'Orphée' et 'L'inspiration , le manque d'inspiration' ,, in : idem L 'espace littéraire. Paris : Gallimard, 1988 (1955), PP- 211- 247. Lyotard discutee le manque de Blanchot dans la perspective de la regression psychique irreversible et la pertee definitive de Pétat enfantin - perte de 1'immédiateté de Pobjet - dans DF, 356-357.

91 1

Page 98: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Laa chose, pour être pensee et dite, doit être transferee a un ordre qui lui est étranger,, dont elle tir e néanmoins sa reconnaissance. Ou bien, comme Ie dit Kojève,, auteur qui a tant inspire toute cette generation de philosophes francophones: :

Tantt que Ie Sens [...] est incarné dans une entité existant empiriquement, cee Sens ou cette Essence, ainsi que cette entité - vivent. Tant que, par exemple,, Ie Sens ( ou PEssence) 'chien' est incarné dans une entité sensible,, ce Sens (Essence) vit: c'est Ie chien reel, Ie chien vivant qui court,, boit et mange. Mais lors que Ie Sens (1'Essence) 'chien' passé dans Iee mot 'chien', c'est-a-dire devient Concept abstrait qui est différent de la réalitéé sensible qu'i l révèle par son Sens, Ie Sens (1'Essence) meurt: Ie mot 'chien'' ne court pas, ne boit pas et ne mange pas.1

C'estt la « négativité intentionnelle », negation réelle (negatio realis) disait Kant -nouss renvoyons Ie lecteur au chapitre 'Existence et opposition réelle' -, qui est présupposéee au discours comme sa condition nécessaire, puisque, comme Pa soulignéé Benveniste a 1'instar de Frege (Sinn versus Bedeutung)1*, sans Paxe de designation,, sans que Ie discours ait un objet dans son extériorité dont il parle, aucunee signification ne saurait s'ériger. L'objet est toujours « impliqué » dans Ie discours,, « comme son intentionnalité », c'est-a-dire comme ce dont il est Ie discours. .

122 Alexandre Kojève Introduction a la lecture de Hegel. Paris, Gallimard, 1997 (1947), pp. 372-373. . 133 Gottlob Frege 'On sense and meaning' in : Translations from the philosophical writings of GottlobGottlob Frege. Oxford: Blackwell, 1980 (1952), pp. 56-85Le fameux texte de Frege dont on ne peutt exagérer 1'importance pour les premières reflexions lyotardiennes, n'était pas encore traduit enn fran9ais è 1'époque. Lyotard Pa rencontre, selon ses propres indications dans (DF, 105), dans saa version allemande et anglaise, grace a un cours donné par Ricoeur a Nanterre. Ricceur discute dee Frege par exemple dans La métaphore vive. Paris : Seuil, 1975, p. 274-276. Lyotard avait déjè düü rencontrer la distinction chez Husserl, qui la rejette en faveur d'une distinction entre Ausdruck ett Bedeutung, dont il découle la distinction entre Sinn et Bedeutung. Remarquons que la confusion terminologiquee (terminologische Verwirrung) dont parle Husserl est encore renforcee par Lyotard lorsqu'ill associe le sens au rapport sensoriel (rapport a la profondeur de 1'extériorité qui se fait sentir)) et la signification a 1'effet sémantique. En ce faisant, il retourne diamétralement la definitionn husserlienne qui, tributaire au paradigme transcendantal kantien, prescrivait: «In der Bedeutungg konstituiert sich die Beziehung auf den Gegenstand. Also einen Ausdruck mit Sinn gebrauchenn und sich ausdrückend auf den Gegenstand beziehen (den Gegenstand vorstellen) ist einerleii ». (Edmund Husserl Logische Untersuchungen 01/1, Unteruschungen zur PhanomenologiePhanomenologie und Theorie der Erkenntnis). Tubingen : Niemeyer, 1980 (1913), p. 54.) En prenantt parti pour Frege, Lyotard prend alors position contre la phénoménologie, c'est-a-dire contree la soumission du rapport sensoriel, du pathos, au logos. Disons que 1'intentionnalité phénoménologiquee cède la place a la 'tensionnalité' libidinale.

92 2

Page 99: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Lee Non ne doit pas alors être pris seulement comme la position de VexclusionVexclusion au sein du système de la longue, on peut, et il faut, Pentendre aussii comme la position de Pexclusion au sein de laquelle s 'actualise tout discours.discours. La negation n'est pas seulement la qualité du jugement, elle est saa possibilité; pas seulement une categorie du discours, mais son lieu (DF, 118). .

Parr ce 'non', 1'objet (ou plutöt la chose du reel parce que Pobjet attend sa constitutionn de la part du discours), est place a distance de la parole. Le sujet d'énonciationn le tient de loin, comme dans une « vision »: la figure est le supplémentt nécessaire au discours, y est toujours impliquée. Autrement dit : la phénoménologiee est le supplément nécessaire au structuralisme. « Au premier sens,, le Non est la propriété formelle d'un segment d'un système clos, au second, il estt Pindice transcendantal de la reference, qui est ouverture » (DF, 118, cf. 74). Ce dontt le structuralisme se rend compte, la signification comme resultant de 1'oppositionn dans la structure entre au moins deux signes, la phénoménologie ne peutt le faire, et inversement, ce que la phénoménologie fait comprendre, le rapport dee la conscience aux choses extérieures, le structuralisme doit, en raison de son principee horizontal, nécessairement passer a cöté. Les deux perspectives sont complémentairess et incompatibles.

Quee 1'objet trouve sa mort au moment oü il est révélé par le discours, cela vaut a fortiorifortiori pour le sujet.

Laa négativité qui supporte le rapport de designation est la scission qui s'ouvrantt entre le discours et son objet nous donne è parier puis que nous nee pouvons dire et n'avons a dire que ce que nous ne sommes pas, et qu'i l estt assure qu'a Pinverse ce que nous ne pouvons pas dire, nous le sommes (DF,, 120).

Lee sujet de Pénonciation et le sujet de Pénoncé, pour emprunter la terminologie de Benveniste14,, Ie 'dire' et le 'dit' , pour emprunter celle de Levinas13, sont séparés, commee Ie sont Pobjet et le discours. Le sujet qui parte dans Pactualhé ne peut que resterr a distance du sujet dont il parle par reference. 'On parle, oü Pon n'est pas, et oüü Pon est, on ne parle pas'. La troisième sorte de Verneinung (negation), impliquéee dans la simple negation de la revelation discursive du refoulé, est ainsi Pindicee de la scission du sujet. C'est pour cette raison que Lyotard peut rapprocher laa theorie du déictique de Benveniste de Pexpérience clinique freudienne. La languee dispose bien d'indicateurs déictiques comme 'je' , 'ceci', 'ici' . « lis

144 Emile Benveniste 'L'apparei l formel de 1'énonciation' in : Problèmes de Hnguistique générale 2.2. Paris, 1974, pp. 79-88. 155 Emmanuel Levinas Auirement qu'être ou au-delè de l'essence. Dordrecht, 1978, pp. 6-9,58-76.

93 3

Page 100: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

attendentt leur 'contenu' de leur actualisation dans un acte de discours, [...] ils ouvrentt Ie langage sur une experience que Ie langage ne peut pas stocker dans son inventairee puis qu'elle est celle d'un hic et mme, d'un ego, c'est-a-dire précisément dee la certitude sensible. [...] Le sens d'un indicateur n'est pas, il ne peut qvfexisterqvfexister:: nous ne pouvons pas donner de definition de je, de ici en restant dans lee plan sémantique oü ils sont places. (DF, 39)16

Ainsi,, nous dit Lyotard, si Ton assimile Ia procédure syntaxique de negation a la fonctionn des 'indicateurs déictiques', on comprend la brutalit é de i'interpretatio n freudiennee d'un 'non' comme signiflant exactement son contraire,. Le 'non' n'est pass seulement une negation attributiv e (ou logique); il est aussi le signe de la negationn réelle, qui est plus fondamentale puisqu'elle est la condition du discours commee tel.

[Cettee negation] offre une vue sur les soutènements du discours, elle suggèree une trouée dans son plancher par oü nous apercevons un instant la distanciationn persistante qui maintient 1'ordre du langage a 1'abri de celui dess objets dont il parle et qui lui permet de les découper en toute indépendancee conformément a sa logique propre : comme une lucarne percéee sous Ie ventre d'un avion survolant la mer donne vue sur la mobilit éé de la surface liquide au-dessus de laquelle se soutient et s'avance 1'ordree de la raison technique (DF, 121).

Sii done le patient nie qu'i l a rêvé de sa mère, il ne fait que répéter «la negation qui estt la possibilité du discours comme elle exprime celle qui est la condition du systèmee de la langue » (DF, 123). Dans le jugement négatif 'ceci n'est pas ma mère',, les deux autres negations sont impliquées et, par Ie biais de 1'interpretation dee Lyotard, révélées. Il est done question d'une repetition d'une negation première danss la dénégation du patient C'est, selon Lyotard, la que se trouve la raison pour Freudd de vouloir expliquer la faculté de jugement sur la base d'une psychologie génétique.. C'est aussi la que nous trouvons la resistance de son texte contre une reductionn trop matérialiste, univoque et naive. Sans 1'intervention du langage, sans cee que Freud appelle le Verneinungssymbol et qu'i l compare è un label Made in Germany,Germany, il n'y aurait pas de différenciation entre 1'être et le discours, il n'y aurait pass d'extériorisation du premier par 1'installation du dernier, pas de prise de consciencee au prix de la mort de 1'être. « Réalité et désir naissent ensemble a Tentréee dans le langage » (DF, 125). Le jugement de réalité ne découle done pas d'unn processus materiel du jugement de 1'attribution , et les deux ne sont pas non

166 Les troi s sortes de negation reviendront dans Le Différend comme trois procédures requises par laa phrase cognitive pour l'établissement de la réalité d'une chose: signification, designation et nominationn (D., 56-92, pour une version abrégée voir LE, 111-113). Nous voulons référer ici au premierr chapitre oü nous résumons une critiqu e sur Bennington concemant le rapport entre Verstellung,Verstellung, itérabilit é et singularité.

94 4

Page 101: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

pluss directement engendrés par les rapports psychologiques d'bitrojectio n et de rejetrejet Par Freud, dans les années 1920, « Paccent est mis sur la constitution simultanéee de la réalité de la subjectivité et du désir par 1'éclatement d'une situationn originair e qui est celle de 1* identification et sur la fonction du langage danss eet éclatement » (DF, 125). Sous Ie régime du Lust-Ich, Ie 'sujet' enfantin, quii n'est pas encore un, baigne dans un milieu pulsionnel, marqué seulement par unn rythme de tension et de détente. La sortie de eet état et rentree dans 1'étrangeté duu langage vont de pair.

Lorsqu'unn enfant sort du ventre de sa mère, il pousse ce que nous appelons Iee cri primal. Étrange cri. Et que dit ce cri primal ? 'Je ne suis plus chez moi;; je suis en perte de moi-même; on m'a sorti de chez moi; je ne vais pluss être chez moi.'Lorsque ce même enfant commence è vivre, on parle autourr de lui, on parle de lui, on lui parle alors qu'i l ne sait pas parier. Done,, il est aliéné par rapport au langage (Alienation, 136).

Pertee de Pétat du narcissisme primaire, de 1'état de la jouissance ou de la douleur sanss reference ou signification, de la symbiose de Penfant avec sa mère.

Cettee errance narcissique precede robjectivation: elle est a celle-ci commee un art è une science. C'est avec Pentrée de 1'enfant dans Ie langagee que le + et le - de la jouissance peuvent être bascules sur 1'axe de laa reference ouvert par la designation et que la mère peut être distanciée commee un objet visible (DF, 126).

C'estt done par Ie langage, Ie symbole linguistique de la negation, que la distance entree discours et objet (t'épaisseur de la chose) et Ie principe de réalité (Ie Real-Ich)Ich) peuvent apparaïtre. Le langage ne les constitue pas, « il en est la raison phénoménologique,, non ontologique » (DF, 129).

DissimulationDissimulation libidinale: intrication dupositifet du négatif

Danss Die Verneimmg, il n'est done pas question, selon Lyotard, d'une reduction matérialiste. .

Cee qui est nécessairement suppose dans La Negation, c'est la mutation de laa pulsion en désir par son passage dans le langage, et c'est le fait, fundamentall pour Panaryste, que le jugement négatif, Non du grammairien,, dénégation du patient, est comme une repetition de Ia negationn constitutive du jugement, une repetition de la scansion

95 5

Page 102: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

pulsionnelle,, peut être [nous soulignons], mais détoumée dans la négativitéé de transcendance, dans Ie jeu de langage (DF, 127).

Commentt entendre ce 'peut être' ? Le désir naït avec Ie langage dans la vie des pulsions.. Ainsi le jugement, fondement de la connaissance et de la conscience - de 1'ordree symbolique dirait Lacan - est dérivé d'une maniere par le moins ambigue duu Moi-plaisir , qui « enveloppé dans la scansion pulsionnelle, se trouve a la fois impliquéé et refoulé dans une teleologie de la connaissance » (DF, 127-128). Le désirr n'est done pas équivalent è la pulsion, comme stipulait déja Lacan. Il y a une 'vie'' avant et sous-jacente a 1'ordre orienté par le manque (désir), une 'vie' pulsionnellee et affective qui, dans Discours, figure est encore discrètement traitée, commee une découverte faite dans le cadre d'une reflexion sur les rapports entre discourss et figure.17

Commee nous avons indiqué dans 1'introduction , cette 'pulsionnalité' discretee du figural prendra dans la suite de 1'ceuvre lyotardienne deux directions: cellee d'un naturalisme païen et celle d'une pensee de Pabsolu de 1'affect. En effet, c'estt dans ces deux 'derives', vers le libidinal et vers Yabsolu, que 1'on est appelé a chercherr i a recherche philosophique' de Lyotard. Cependant, le libidinal est introuvablee parce qu'i l est trop, exces et destruction de tout ordre dans lequel il pourrai tt être articulé; Vabsolu de Vinfans, de la 'phrase-affect' et de la Chose est tropp par son être singulier et sans rapports. Les deux derives se préparaient déjè danss rinterprétatio n de Die Verneinung par Lyotard, bien que de facon encore relativementt modeste. Accentuons les deux tendances.

Pourr Freud, la condition de la mis en lumière du refoulé, c'est-a-dire du contenuu de 1'image (Vorstellung) ou de la pensee (Gedanken) refoulée, c'est sa negationn discursive. Il faut souligner, pour comprendre la critiqu e de Lyotard de 1'interpretatio nn lacanienne, que cette negation, dans sa tripl e fonction -syntaxique,, structuraliste, phénoménologique -, a un effet double. Premièrement,, comme le souligne Freud, la negation représente le refoulé, mêmee de maniere negative. Deuxièmement, cette representation coupe le refouléé de son propre mode de presence. Le refoulé, la mère désirée, est représentéé dans la forme d'un jugement. En cela, se perd non seulement la positionn ontique et actuelle de la mère, mais aussi ce que Freud appelle le mode affectif,, dont le contenu est présent dans son état refoulé.

Diee Verneinung ist eine Art , das VerdrSngte zur Kenntnis zu nehmen, eigentlichh schon eine Aufhebung der VerdrMngung, aber freilich keine Annahmee des Verdrangten. Man sieht, wie sich hier die intellektuelle Funktionn vom affektiven Vorgang scheidet. Mi t Hilf e der Verneinung

177 Pour penser cette vie libidinale, Lyotard s'inspire surtout de Freud Jenseits des Lustprinzips (1920),, dont la 'theorie pulsionnelle' est caractérisée par auteur comme une « weitausholende Spekulationn »(Freud Ibid., p. 209).

96 6

Page 103: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

wirdd nur die eine Folge des Verdrangungsvorganges rückgSngig gemacht,, da6 dessen Vorstel lungsinhalt nicht zum Bewufitsein gelangt. [...]] Es gelingt uns [im Verlauf der analytischen Arbeit ] auch die Verneinungg zu bestegen und die volle intellektuelle Annahme des Verdrangtenn durchzusetzen - der Verdrangungsvorgang selbst ist damit nochh nicht aufgehoben. »18

Laa Verdrangung elle-même, en revanche, ne peut jamais être soulevée, parce quee sone Aujhebtmg (elevation) a lieu dans un 'langage' tout différent, incommensurablee et non-affectif. La transmission est Ie lieu d'un différend: Ie genree du discours analysant se superpose a la dénégation du patient, pour la nier.. Le patient perd la capacité de Fexprimer encore : son 'non' est 'oui' dans 1'oreillee clinique et c'est par le contre-transfert que finalement le patient aura a accepterr son propre 'non' comme un 'oui' et done a dire 'oui' , la oü il voulait diree 'non'. Le discours analytique ne laisse pas de place a la dénégation du patient.. De cela témoigne la comparaison didactique déja citée de Freud. « Die Verurteilun gg ist der intellektuelle Ersatz der Verdrangung, ihr Nein ein Merkzeichenn derselben, ein Ursprungzertifïkat etwas wie das Made in Germany.Germany. » 19 Sur 1'étiquette, on lit en anglais une reference a 1'allemand, languee du lieu de la fabrication, de la même maniere qu'on lit dans le jugement négatiff conscient 1'indication d'un 'langage' inconscient qui est tout autre, autre aa cause de Paffectivité. La Verneinung suppose la transmission entre deux espacess hétérogènes, qui crée nécessairement une perte du cöté du traduit . C'est surr cette perte, perte d'affectivité, que Lyotard met le doigt.

Verstellungg de la Vorstellung {creation du Verneinungssymbol)

Cee qui échappe a F attention de Lyotard, c'est que Freud parte de la creation du symbolee de negation. « Die Leistung der Urteilsfunktio n wird aber erst dadurch ermöglicht,, daB die Schöpfung des Verneinungssymbols dem Denken einen erstenn Grad von Unabhangigkeit von den Erfolgen der Verdrangung und somit auchh vom Zwang des Lustprinzip s gestattet hat. »20 Ce symbole indique Pinterventionn dans 1'environnement du Lust-Ich, d'un grand 'non' qui precede lee 'oui' ainsi que le 'non' intellectuels, un grand 'non' qui est comme 1'interventionn dans un grand 'oui' , le 'oui' de la pulsionnalité inconsciente. Et Freudd de poursuivre : « Zu dieser Auffassung der Verneinung stimmt es sehr gut,, daB man in der Analyse kein 'Nein' aus dem Unbewufiten auffindet und dafi diee Anerkennung des Unbewufiten von Seiten des Ichs sich in einer negativen

188 Freud Ibid, p. 321-322. 199 Freud Ibid, p. 322. 200 Freud Das Ich und das Es, p. 324.

97 7

Page 104: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Formell ausdrückt». Il est affaire ici d'un rapport de co-implication, sinon d'une petitiopetitio principii. Pour ne pas réduire les remarques de Freud a un materialisme naïf,, Lyotard souligne 1" importance du symbole de dénégation qui fait brisure danss 1'état narcissique de 1'enfant. D'oü vient ce symbole? Lyotard ne Ie discutee pas. Mais on comprend, de 1'expression freudienne Schopfung des Verneinungssymbóls,Verneinungssymbóls, que son existence n'est pas donnée par la nature. Le symbolee vient de la culture, de la langue et du jugement, c'est-a-dire de ces domainess dont Freud a voulu comprendre la genese a partir de fonctions psychologiques.. Pour comprendre 1'engendrement de la langue, il faut done déjaa la présupposer ?

Ill n'est pas sur que Freud, peut être tacitement, n'ait pas eu Pespoir de pouvoirr trouver dans la Triebentmischung la source de la faculté de juger, d'un certainn naturalisme done. La creation du symbole de la negation serait done 1'effett du processus primaire. Or, Freud a décrit ce processus comme une evolutionn interrompue par reffet de retroaction. La creation du symbole de negationn résulte de la confrontation d'une chose présente a la perception en formee d'une Vorstellung directe et de Vorstellung, representee par la mémoire. Ellee s'enracine done dans le décalage qui reside dans la simultanéité de deux Vorstellimgen,Vorstellimgen, Tune fraïchement née dans la perception actuelle, 1'autre frui t de laa repetition. Les deux Vorstellimgen représentent chacune le même objet et leur co-présencee se fait malgré tout remarquer. Pourquoi ? Parce qu'au cours du temps,, le processus primair e (au début élaboré par Freud sous le signe du travail duu rêve), le processus de Verstellung a travaill é la Vorstellung placée dans les archivess de la mémoire. La Verstellung travaill é le Vorstellung et la Vorstellung-VerstellungVorstellung-Verstellung confrontée avec la Vorstellimg-Perception montre ces effets,, qui se produisent tacitement au cours du temps, dans un rapport incongruent.. La creation du Verneinungssymbol est 1'effet de la Verstellung, c'est-a-diree du processus primair e qui est la vie des pulsions. La negation du jugementt était la condition phénoménologique a Papparence de la perte de 1'objet;; elle suppose une autre negation, une 'negation affirmative ' pour ainsi dir ee - affirmativ e parce qu'inconsciente et 1'inconscient ne connaït pas de 'non' -- qui se développe dans le travail de 1'inconscient pulsionnel.

Less dénégations des Einfalle de ces patients ont poussé Freud è se prononcer sur laa genese de la faculté de juger a partir de la vie des pulsions. Cette vie est un désirr de 1'objet primair e perdu qu'est la mère et qui, dans son absence et son inaccessibilité,, va fonctionner comme une 'matrice' inconsciente. La perte presupposee la Verstellung, la deformation des Vorstellungen qui referent désespérémentt a cette 'mère'. Il faut la production reproductive d'une figure de mèree qui ne corresponde plus avec 1'image dans 1'expérience. La Verstellung travaill éé la Vorstellung, et ce travail est la fonction de ce que Lyotard appel 1 e la flgure-matricee (ou aussi simplement la matrice).

98 8

Page 105: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Laa réalité est constituée è partir de 1'imaginaire. Ce qui est donné d'abord,, c'est Fobjet fantasmatique. La formation d'un objet 'reel' est unee épreuve qui correspond dans Ie sujet a la constitution du moi-réalité.. La réalité n'est jamais qu'un secteur de champ imaginaire auquell nous avons accepté de renoncer, duquel nous avons accepté de désinvestirr nos fantasmes de désir » (DF, 284).

Orr Ie parti pris de Lyotard pour Ie figural se manifeste ici. Contrairement aux suggestionss de Lacan, Lyotard ne croit pas qu'on puisse se défaire de la VerstellimgVerstellimg et de 1'imaginaire.

Danss sa 'Réponse au commentaire de Jean Hyppolite sur la Verneimmg dee Freud', Lacan explique comment dans la 'Vemeinung' on témoigne d'une positionn 'métaphysique' ou même mythique freudienne. Le rapport au réel perduu n'est pas de Fordre de Fobjet, puisque Fobjectivité ne se constirue qu'aprèss 1'instauration de Fordre symbolique et du discours. Pour cette constitutionn qui est 'ontique', le symbole de negation est presuppose. La premièree negation dont la creation du Verneinimgssymbol est la manifestation, nee concerne que la « relation du sujet [qui d'ailleur s ne Pest pas encore] a Pêtre, ett non pas du sujet au monde ».21 Ainsi s'installe la difference ontologique, differencee entre être et étant. « Nous sommes ainsi portés a une sorte d'intersectionn du symbolique et du réel qu'on peut dire immediate, pour autant qu'ellee s'opère sans intermediaire imaginaire, mais qui se mediatise, encore que cee soit précisément sous une forme qui se renie, par ce qui a été exclu au temps premierr de la symbolisation. »22 Selon cette interpretation, Forigine de Fordre symboliquee n'est pas autre que celle du réel, puisque la difference ontologique n'estt autre que la mouvance de Fêtre dans et par 1'être. Qu'i l y a de perte, on ne lee sait qu'a partir du logos, du symbolique et qu'i l y a du symbolique, cela n'est possiblee que grace a la perte d'etre. Lacan ne peut penser 1'imaginaire que dans cettee dialectique du réel et du symbolique, comme PefTort malheureux de synthese,, de regain de ce qui est perdu absolument. Ainsi, selon la critiqu e de Lyotard ,, le pathos (1'imaginaire) doit se plier devant le logos (le symbolique), le figurall devant le discursif. Mais la matrice est précisément la resistance contre cettee soumission, elle résiste au moyen de dissimulation, effectivité de la VerstellimgVerstellimg dans la representation, 'presence' du principe de mort dans les travauxx de Féros.

311 Jacques Lacan 'Réponse au commentaire de Jean Hyppolite sur Ia 'Vemeinung' de Freud', in : Jacquess Lacan Ecrits. Paris: Seuil, 1966, p. 382. 222 ƒ*»</., p. 383

99 9

Page 106: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

DifferenceDifference dissimulée dans I'opposition: I 'inexperience dans I'experience

Nouss avons commence ce chapitre par la remarque de Lyotard sur Ie caractère événementiell de la vérité. Sur Ie fond de ce que nous venons de dire concernant les deuxx axes qui constituent Ie langage - signification et designation -, il est possible dee mieux élaborer la these de la vérité comme lapsus. « La signification n'épuise pass Ie sens, mais la signification et la designation conjuguées non plus », écrit Lyotardd (DF, 135). Il y a quelque chose dans Ie sens qui échappe aux deux axes sur lesquelss s'érige la connaissance, et qui en est tout de même presuppose. L'oreille , Iee sens de la signification et done du système, et Fceil, celui de la designation et du sujet,, travaillent ensemble, mais leur collaboration est telle, qu'elle exclut aisément laa vérité qui surgit toujours comme inattendue, toujours comme evenement utopiquee et singulier.23 L'oreill e de la signification et 1'oeil de la designation doiventt se prêter a une attention librement flottante (DF, 136 ; sur cette difference sensoriellee voir ci-dessous chapitre 10).24 Comment les peuvent-ils ?

Lee double axe, designation et signification, repose sur une certitude perceptive.. Les choses vues et les significations entendues a leur sujet se croisent danss le corps humain. C'est pour cette raison que la connaissance a besoin d'une philosophiee du corps et de la chair, élaborée par la phénoménologie merleau-pontiennee (cf. Ph, 61 -64).25 Le mérite de cette phénoménologie est d'avoir enracinéé Fintentionnalité consciente dans le chiasme corporel qui lie, de maniere préréflexive,, conscience et monde, done signification et designation. Le corps, ou commee le dit Merleau-Ponty, la chair, est Fendroit du croisement chiasmatique, oü s'ancree la foi originelle en Fexistence et en la 'pensabilité' des choses. Ainsi Merleau-Pontyy a découvert la chair comme lieu de preparation pour la conscience 'phénoméno-logique'' du monde, sous la régie du logos. Or, la question critiqu e de Lyotardd est (et restera pendant toute sa vie) comment savoir que le préréflexif s'inscritt en effet dans une teleologie du logos ? Le corps n'est-il pas précisément aussii le lieu de F incertitude et du paralogique, comme le prouve Fexpérience émotionnellee ?

C'estt une mauvaise abstraction que de prétendre penser la perception en dehorss de Fémotion: il n'y aurait pas de possibilité d'émotion si notre prisee corporelle sur le monde n'était incertaine en son fond, si la possibilitéé d'un non-monde n'était donnée en même temps que sa

233 Pour 1' association de système avec la négativité structurele et du sujet avec la négativité désignatif-phénoménologiquee cf. par exemple DF, 138. 244 Cette attitude, conseillée par Freud pour la pratique clinique, revient coup sur coup dans les reflexionss de Lyotard. Il la considère comme une maniere de s'ouvrir en philosophie pour 1'absoluu ou le paralogique-libidinale. L'attention également flottante est en fait ce qui devrait se passerr dans le jugement réflexif (L'Inh., 39). 555 Maurice Merleau-Ponty Phénoménologie de la perception. Paris : Gallimard, 1996 (1945) et LL 'ceil et l'esprit. Paris: Gallimard, 19% (1964).

100 0

Page 107: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

'certitude' .. [...] Nous avons une experience (si Ton peut dire, alors qu'elle estt Farrêt de 1'expérience), une experience normale de cette 'inexperience' danss les faits de la jouissance et du sommeil (DF, 137).

III s'agit de la Verstellung de 1'expérience, qui est pensee par Lyotard, dans une approchee quasi-kantienne, comme connaissance par le croisement de 1'intuiti f (designation)) et du conceptuel (signification). Comment peut-on penser cette ** inexperience' qui, en fait, pourrait n'être simplement que la negation de 1'expériencee ? Quelle sorte de logique lui est-elle propre ?

Onn dira que cette inexperience requiert 1'expérience, qu'elle a pour ainsi diree des bords par lesquels elle touche ce qui est presentation, que même s'ill n'y a pas retention de la presence dans 1'orgasme ou le sommeil profond,, ils ne peuvent jamais être, on seulement pensés, mais 'vécus' que parr difference, qu'en opposition avec les états de prise sur le monde et d'être-la.. [...] Il faut distinguer cette difference de Fopposition dont on a ditt qu'elle est tout le secret de la signification dans 1'ordre du langage, et il fautt surtout la dissocier de la profondeur de la negation incluse dans 1'expériencee que le sujet a du signe (DF, 137).

Laa difference entre 1'état de sommeil et la presence consciente est d'un autre type quee l'opposition entre deux termes, autre aussi que la negation phénoménologique. Laa difference est de telle sorte qu'elle sépare et lie en même temps, qu'elle se fait devinerr par ses eflfets « jusque dans 1'ordre discursif et jusque dans 1'ordre perceptif,, sans même invoquer le silence et 1'obscurité, c'est-a-dire le néant de 1'un ett de 1'autre ordres »(DF, 138). Il s'agit des effets de la pulsion de mort, des effet d'unn « Oui de eet ordre qui vient déranger le Non du discours et le Non de la perceptionn » (DF, 138).

Lyotard ,, pour dormer un nom è cette difference qui vient semer Fincertitudee dans 1'ordre du discours (et dans le domaine sémantique) et dans 1'ordree de la réalité phénoménologique, 1'appelle un troisième « espace », celui de 1'inconscient. .

Laa difference est proprement 1'inconscient. En penetrant dans 1'espace du signifiantt ou du signifié, elle transgresse le système des oppositions réglées,, elle occulte le message, elle bloque la communication, elle trait e less phonemes, les lettres, les mots comme des choses, elle interdit que 1'oeill ou 1'oreille reconnaisse le texte ou la parole, F'entendent'. Et quand ellee s'empare de 1'espace de designation, de vue, elle porte atteinte au contourr qui révélait Fobjet et nous permettait de le reconnaitre, a la bonne formee qui faisait se tenir ensemble dans le champ du visible la multiplicit é

101 1

Page 108: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

dess elements plastiques données. Elle nous entraine dans un autre monde, sanss visage et sans forme reconnaissable (DF, 285-286).

Laa difference est (1'effet de) la Verstellung dans Fordre du reconnaissable, de la cooperationn impossible - complémentarité de 1' incompatible - de la signification et dee Pexpérience désignative, effet qui en soi n'est que méconnaissance et qui ne fait see signaler que comme 'parasitaire' sur Pordre qu'elle vient déstabiliser. Pour se fairee sentir, la difference travaill e 1'opposition.26 Il s'agit de la difference énergétique,, pensee par Freud comme une tension produit par charge et décharge énergétique.. (DF, 350)

DifferenceDifference sensorielle comme topos 'para-phénoménologique' et les trois figures

Ouu situer la difference, comment la comprendre ? Si la connaissance de la réalité exige,, au moins, les deux operations de signification discursive et de designation figurative,figurative, une cooperation done entre 1'oreille et 1'ceil, nous pensons que dans la penseee de Lyotard la difference est avant tout celle qui determine Ie rapport entre less deux sens (voir ci-dessous Ie chapitre 10). Cette 'difference sensorielle' comportee une ambiguïté. Elle doit lier deux facultés hétérogènes. Liaison de ce qui nee peut être Hé, il faudrait parier peut-être de 'cooperation'. Il est clair qu'une telle

266 Critiquant la conception lyotardienne de la difference, la groupe u (Francis Edeline, Jean-Marie Klinkenberg,, Philippe Minguet) , s'appuyant sur la primauté épistémologique de Imposition, rejètee Ie 'figural', en l'identifïant d'abord - faussement selon nous - avec Ie visuel et en soutenant ensuitee son statut de 'signifiant' sémiologique. Le groupe se fait un peu plus de soucis sur la distinctionn entre 'opposition' et 'difference'. « Selon [Lyotard] le problème de 1'homme actuel est dee ne pas accepter la 'difference' (et par la, il faut entendre la difference pure, radicale, celle qui nee peut donner lieu è aucune reconnaissance). En tant qu'elle est hors système, la difference 'va dee pair avec 1'angoisse*. [...] La tactique humaine pour refouler la difference - hors système au departt - est de 1'intégrer au système en en faisant un pole d'une opposition. Ce qui transforme évidemmentt son statut, car elle est alors 'récupérée' et devient intelligible. » La critique du groupee est un argument ad hominem. « Lyotard semble en effet juger de maniere negative (au nomm de critères moraux ?) la manoeuvre de finalisation des differences. Ce jugement montre que lee philosophe privilegie personellement une lecture dionysiaque des messages visuels. Mais on ne peutt soutenir qu'il existe un extérieur au système oü tout serait difference absolue et risque integral,, auquel s'opposerait un intérieur oü tout serait clair et rassurant » On ne peut parier de la puree extériorité qu'en philosophic, tandis que existentiellement « le système lui-même n'est pas donné,, mais a été construit progressivement, en repérant et en structurant des differences. Or, mêmee a 1'état discipline d'opposition sémiotique, les differences continuent bel et bien a être ressentiess comme une hétérogénéité anxiogène. » Autrement dit, on refute Lyotard au nom de 1'existencee et de la genese du système. Mais pour pouvoir faire cela, il faut d'abord identifier la differencee avec 1'extériorité du visuel. C'est mal interpreter Discours, figure. La difference n'est quee la force déstabilisante qui émane dans la fente entre intuition et système et qui s'appose sur less deux ordres, sur celui du discours aussi bien que sur celui de la figure (forme et image). (Groupee u Traite du signe visuel. Pour une rhétorique del'image. Paris: Seuil, 1992, p. 25-26.) "" Lyotard 1'identifie aussi è la force, présupposée au signe qui réfere h un autre signe ou a une chosee (DF, 78). Cette force significative, il appellera dans Economie libidinale par le nom « signe tenseurr »(EL, 71).

102 2

Page 109: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

cooperationn est instable dans son fond. Elle exigera des reductions et des exclusions,, une reduction géométrique pour Pordre désignatif, une reduction logiquee pour 1'ordre significatif.

Enn dépit de telles reductions, le rapport restera incertain. C'était problématiquee aussi pour la critiqu e de Kant. Les lois pures de 1'intuitio n et celles dee la logique ne sont pas compatibles. Leur compatibilité exige une troisième 'logique',, une 'logique* de liaison et de la coexistence de Phétérogène. Une 'logique'' qui assemble 1'esthétique et la logique et qui s'appelle transcendantale. Celle-cii est née des mains de Kant, qui en a fait Finvention. Pour pouvoir discerner,, et done pour éviter 1'amphibologie due au principe leibnizien d'indiscernabilité,, il faut avoir un signe, une indication de 1'incompatibilit é de 11 'opposition réelle et de 1'opposition logique (ci-dessous chapitre 7 ). Le lapsus de laa vérité critiqu e est ce signe, puisqu'il se présente comme Pirréductibl e qui crée dee la difference en insérant du processus primair e dans Pordre secondaire. Le lapsuslapsus est le signe que quelque chose résiste dans la consistance significative et désignative,, dans la connaissance done. C'est ainsi que la problématique de la differencee a sa place dans 1'affaire de la trouvaill e et de 1'anamnese de la critique.

Laa logique de la difference est essentiellement ambigue sinon aporétique, puisqu'ellee doit rendre possible la liaison de Fhétérogène. De cette hétérogénéité, ill n'y a pas d'apparition directe. Elle est, dans ce sens, 'para-phénoménologique\ Laa difference doit faire deux choses è la fois, lier et séparer, ce qui explique que Lyotardd 1'associe avec le processus primair e de 1'inconscient qui, lui aussi, travaill ee des representations de maniere double.28 C'est la oü la philosophic doit se mettree a 1'écoute de la psychanalyse. La difference n'est pas 1'opposition, ni réelle, nii logique. Elle est ce qui la rend possible et la menace en même temps. La differencee est la logique sous laquelle se présente la vérité du singulier et de 1'inconscient.. La difference représente la logique de 1'événementiel.

Commee nous allons élaborer cette perspective sur la critiqu e transcendantale a la finfin de notre étude, il suffit pour le moment de noter que la 'difference sensorielle' estt présentée par Lyotard sous le titr e d'« articulation du figural avec le discours »

288 C'est pour cette raison que nous avons des doutes sur Fadéquation du titr e qu'a donné Peter Dewss è son livre, d'ailleur s remarquable, dans lequel il discute 1' oeuvre de Lyotard. II n'existe pass de logique de désintégration en dehors de Fintégration. Egalement nous ne croyons pas pertinentt la caracténsation qui gouverne le quatrième chapitre : 'Jean-Francois Lyotard : From Perceptionn to Desire*. Le désir n'est pas extérieur, mais travaill e la perception et le discours de Pinténeur.. (Peter Dews Logics of Disintegration. Post-structuralist Thought and the Claims of CriticalCritical Theory. London, New York: Verso, 1990). Cela est rendu manifeste par Lyotard, par exemple,, dans Economie libidinale, oü le dispositif secondaire (par-excitation) de la perception et dee la connaissance est considéré comme un effet provisoirement stabilise de « la bande libidinal e ».. « II n*y a pas de difference notable entre une formation libidinal e et une formation discursive, pourr autant que Pune et Pautre sont des formations, Gestaltungen. Un dispositif libidinal , considerée-- précisement comme stabilisation et même stase ou groupe de stases énergétiques, est, formellementt examine, une structure »(EL, 36).

103 3

Page 110: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

(DF,, 283 ff.), ou tout simplement, comme i e figural'. Le 'figural ' est Ie terme fabriquéé par Lyotard pour exprimer cette force différentielle qui est présupposée auxx deux ordres de la connaissance, mais qui n'a pas été pensee par leurs sciences, aa savoir respectivement phénoménologie pour 1'intuitio n et structuralisme pour Pentendement.. Le figural n'est pas le pictural , ni 1'imaginaire ou le géométrique, il travaill ee ces figures que Lyotard nomme « figure-image » et « figure-forme ». Maiss il travaill e également 1'ordre discursif (au moyen de calembours, de tropes et d'autress 'trouvailles' discursives, comme nous allons 1'expliquer dans le chapitre suivant). .

Lee figural [...] ne déconstruit pas seulement le discours, mais la figure en tantt qu'image reconnaissable ou forme bonne. Et sous le figural, la difference,, non la trace tout court, la presence-absence tout court, indirféremmentt discours ou figure, mais le processus primaire, le principe dee désordre, la poussée a la jouissance; non un intervalle quelconque séparantt deux termes dans le même ordre mais une ruptur e absolue d'équilibr ee entre un ordre et un non-ordre (DF, 328).

Lyotardd situe le figural dans une source « pseudarchique », équivalente de la « figure-matricefigure-matrice ».

Sii la matrice est invisible, ce n'est pas parce qu'elle relève de 1'intelligible, c'estt parce qu'elle reside dans un espace qui est encore au-dela de 1'intelligible,, est en ruptur e radicale avec la regie de {'opposition, est entièrementt sous la coupe de la difference. [On comprend] que cette propriétéé de Pespace inconscient, qui est aussi celle du corps libidinal , d'avoirr plusieurs lieux en un lieu, de bloquer ensemble ce qui n'est pas compossible,, est le secret du figural: transgression des intervalles constitutifss du discours, transgression des distances constitutives de la representation.. Les représentants de mots et les représentants de chose qui sontt les rejetonss de la matrice héritent de celle-ci leur deviance (DF, 339).

Commee la difference est 1'effet de 1'inconscient, les trait s que Freud lui donne valentt aussi pour elle. « Il est impossible de ne pas voir que les operations 'figurales'' présentent les mêmes trait s par lesquels Freud a cherché a situer 1'ordre 'inconscient':: 'absence de contradiction, processus primair e (mobilité des investissements),, intemporalité et substitution è la réalité extérieure de la réalité psychique'' » (DMF, 119-120).29 Il y a la pure positivité (1' inconscient ne connaït pass de 'non', comme on vient de voir), du sexe inhumain et de Patemporalité.

Danss 1'inconscient I'opposition masculin - féminin est inconnu. « Sur 1'autree scène, explique Lyotard, les sexes ne sont pas complémentaires (DF, 141).

Freudd Das Unbewusste in: Das Ich unddas Es> p. 138-139.

104 4

Page 111: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

D'oü,, avant 1'introduction de 1'enfant dans Ie langage, la phase du narcissisme primaire ,, caractérisé par une sexuatité amorphe ou, comme Ie veut Freud, porymorphe.. En effet, remarque Lyotard, Freud ne veut pas dire que 1'enfant puissee vivre la sexualité comme force dialectique entre les sexes. En ce sens, il n'y aa pas de sexualité enfantine. Il s'agit d'un sexe non-humain, « inhumain » dit Lyotard ,, d'ailleurs è 1'instar d'Apollinair e (L'Inh , 10). « Le Non du sexe non-humain,, inhumain {unmenschlich), indique la difference, une autre position (scène) quii depose celle de la conscience, celle du discours et de Ia réalité » (DF, 141). C'estt Ie 'non' de la pure positivité, le 'non' qui ne 1'est pas, *non' de Pindifférence (DF,, 154).

Dépourvuu de négativité, Pinconscient se trouve également avant la temporalitéé successive.

Ichh gestatte mir an dieser Stelle ein Thema flüchtig zu berühren, écrit Freudd dans Jenseits des Lustprinzips, welches die gründlichste Behandlungg verdienen würde. Der Kantsche Satz, daB Zeit und Raum notwendigee Formen unseres Denkens sind, kann heute infolge gewisser psychoanarytischerr Erkenntnisse einer Diskussion unterzogen werden. Wirr haben erfahren, daB die unbewuBten Seelenvorgange an sich ,zeitlos' sind.. Das heiBt zu nachst, daB sie nicht zeitlich geordnet werden, daB die Zeitt nichts an ihnen verëndert, daB man die Zeitvorstellung nicht an sie heranbringenn kann. Es sind diese negative Charaktere, die man sich nur durchh Vergleichung mit den bewuBten seelischen Prozessen deutlich machenn kann.30

Lyotardd voit dans les effets de la difference sur Popposition temporelle - la successionn suppose cette opposition a cause de Penchainement de moments presentss et absents -, Patemporalité inconsciente. Par exemple, Patemporel se 'manifeste'' (sans être jamais manifeste) dans le sentiment d'Unheimlichkeit, apparentéee a la pensee magique et au travail de la déconstruction. « L'opposition estt la condition de possibilité du système préconscient, y compris de la temporalité,, Ia difference est sa menace d'impossibility » (DF, 154). La thématique d'unee troisième temporalité, hors du temps de Phorloge, même hors du temps de Pexperiencee phénoménologique vécue, restera centrale a Poptique de Lyotard. C'estt en effet la source, dans laquelle il puisera coup sur coup pour déconstruire Pordree secondaire.32 L'hors-temps (ou le para-temporel; FD, 19) déconstruira par

300 Freud Jenseits des Lustprinzips in: Das Ich und das Es, p. 213. 311 Sigmund Freud 'Das Unheimliche' in : Der Moses des Michelangelo. Schriften über Kunst und Künstler.Künstler. Frankfur t am Main: Fischer Taschenbuch Verlag, 1993. Nous avons élaboré ce theme danss 'L a Magie et le Magique : figures philosophiques de I'auto-debordance'. In: Aries n°. 21, Paris:: Archè/Edidit , 1998, pp. 29-61. 322 Pour ne donner que quelques exemples: dans La confession d'Augustin, il est question d'un « collapsee du postérieur et de I'antérieur » (CA 21), d'une « syncope » (CA 22, 33), de la naissance

105 5

Page 112: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

exemplee Ie schematisme kantien, c'est-a-dire la condition de possibilité de la synthesee a priori de Pintuition et de Pentendement, directement üée a une conceptionn lineaire du temps (cf. ci-dessous Ie chapitre 11).

LaLa theorie nait d 'une affaire de l 'art

Douzee ans après sa Verneinung, Freud s'explique, et ne rend legitime son interpretationn de Pévénement de negation dans Ie transfert et Ie différend qu'elle impliqu ee plus que dans Ie contexte d'une reconstruction large de 1'histoire psychiquee du patient.33 Comment autrement 1'analyste peut-il se croire en droit d'appliquerr Ie principe cruel de 1'analyse, qui s'articule dans la formulation d'unn critiqu e de Freud, comme « Heads I win, tails you lose » et qui ainsi ne semblee qu'un affront contre Pethique, c'est-a-dire un 'différend' ? « Wenn [ein Patient]] uns zustimmt, dann ist es eben recht; wenn er aber widerspricht, dann istt es nur ein Zeichen seines Widerstandes, gibt uns also auch recht. » Freud donnee un critère communicationnel, un critère de transfert. Une fausse interpretationn de la part de Fanalysant se révèle dans Pindifférence du cóté de FF analyse, indifference qui doit fonctionner flnalement comme signe décisif.

Restee que Panalysant doit se méfier de la vérité d'un 'oui' ou d'un 'non' ,, la speculation, basée sur Pexpérience clinique, n'apparait ici que comme purementt arbitraire . « Es ist richtig, daB wir ein 'Nein' des Analysierten nicht alss vollwerti g hinnehmen, aber ebensowenig lassen wir sein 'Ja' gelten ; es ist ganzz ungerechtfertigt, uns zu beschuldigen, daö wir seine AuBerung in alien Fallenn in eine Bestatigung umdeuten. » Tout dépend de la situation clinique présente.. Le cas singulier Pemporte sur la theorie, pas Ie contraire.

Sii done la Verneinung s'ouvre par la remarque que les Einfalle des patients donnentt lieu pour lui (gibt uns Anlafi) a quelques remarques intéressantes, ces remarquess ne paraissent être théoriques que parce qu'elles concernent le rapport entree les besoins naturels et psychologiques, et la naissance de la faculté de juger.. « Da es die Aufgabe der intellektuellen Urteilsfunktio n ist, Gedankeninhaltee zu bejahen oder zu verneinen, haben uns die vorstehenden Bemerkungenn zum psychologischen Ursprung dieser Funktion gefuhrt. » Les EinfalleEinfalle des patients provoquent done des remarques, qui è leur tour conduisent aa Porigine du jugement (Ursprung der intellektuelle Urteilsfunktion). Cependant,, la question de Porigine du jugement presuppose ce qu'elle cherche, aa savoir la faculté de juger. Elle relève done indubitablement de la speculation.

duu temps dans 1'oubli inherent a 1'existence (CA 35) et du « cryptage de rintemporel dans le temporel»» (CA 100). 333 Sigmund Freud 'Konstruktionen in der Analyse' (1937), in: idem Zur Dynamik der ÜbertragungÜbertragung (Band 1480). Frankfurt am Main: Fischer Taschenbuch Verlag 1992, pp. 113-128. 344 Freud Das lch unddas Es, p. 322.

106 6

Page 113: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Sii nous sommes témoins de la naissance d'une (petite) theorie a partir des Einfölle,Einfölle, a partir disons des 'trouvaille s psychiques', ces 'trouvailles' ouvrent la voiee è la trouvaill e d'une 'vérit é psychologique' qui, étant speculation, ne se prêtee tout de même a une application directe. La theorie dans 'Die Verneinung' est,, dirai t Lyotard, une théorie-fiction.

Facee a 1'inconnu et a 1'impensable, que sont 1'inconscient ou 1'origine, onn peut, selon Lyotard, ou bien se renfermer dans une vision théorique clöturée, excluantt ce qui s'annonce du cöté du patient ou en general du cöté de 1'autre et dee 1'altérité, ou bien s'ouvrir a eet 'au-dela' en lui prêtant attention librement et enn 1'invitant a travailler sur sa propre position théorique. Dans ce dernier cas, on nee pretend pas fabriquer de la «terreur théorique », mais plutöt des « parodies » (RP,, 28-29).

Laa destruction de la theorie ne peut avoir lieu que selon cette parodie ; ellee ne consiste nullement a critiquer la theorie, puisque la critiqu e est elle-mêmee un Moment théorique dont on ne saurait attendre la destructionn de la theorie. Détruir e la theorie est faire, une, des pseudo-théoriess ; Ie crime théorique est de fabriquer des theories-fictions. Freud désiree pour son discours la Lockerheit; ou laxité, comme pour 1'inconscientt des artistes (RP, 29).

L'attitud ee artistique de Lockerheit (RP, 23), il faut la comparer a 1'attention (également)) flottante et a 1'association libre, ces prescriptions cliniques que donnee Freud respectivement aux analystes et aux patients. Dans cette attitude, il s'agitt de passibilité et d'attente, de wandering, de 1'attitude du flaneur qui trouvee ici et lè ce qu'i l n'a pas cherché. C'est 1'attitude d'ouverture a des trouvailles,, c*est-a-dire a des illuminations, des inventions ou des découvertes. Exigeantt cette attitude du théoricien pratique qu'i l est lui-même, Freud dote la psychanalysee de Yaura de 1'art.

Or,, pour Lyotard, c'est dans une atmosphere similaire que Ia philosophie devrait s'immerger.. « L'activit é théorique-fïetive portera dans Ie discours philosophiquee la même puissance de wandering qui agit dans les arts et les sciencess » (RP, 29). La philosophie devient done art par la mediation de la psychanalyse,, dont elle hérite la faculté de libr e réceptivité. Un art, elle Test danss Ie sens d'une hospitalité pour 1'au-dela du pensable - une hospitalité done quii est aporétique puisqu'elle ne sait recevoir, en défaut de receptacle -, art qu'ellee est aussi dans Ie sens qu'elle ne peut qu'apprendre des arts plastiques et sonoress a rechercher 1'introuvable et a trouver ce qu'on n'a pas cherché. Anamnesee est Ie terme qui couvre cette recherche partagée par les arts, la philosophiee et la psychanalyse. Si sur un mode théorique, Ie chapitre suivant va traiterr de eet 'au-delè-qui-fait-chercher', il ne nous faut pas oublier que la

107 7

Page 114: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

theoriee n'est en elle-même qu'une expression dans laquelle se sédimente la recherchee anamnésique et, en prétendant être théorie-vérité, qu'elle reste tout de mêmee théorie-fiction (RP, 30).

** * *

108 8

Page 115: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Chapitr ee 3

Au-delaa de La can

LeLe travail du rêve ne pense pas

LeLe trope et la trouvaille

Laa trouvaille concerne la rencontre avec ce qui fait chercher. C'est par FF anamnese qu'on y parvient (san s jamais être en état d'y arriver). La trouvaille see distingue de Finvention et de la découverte, dont elle est la presupposition. Ellee se distingue également de tous ces 'tropes', qui font 1*essence de la rhétorique.. Barthes traduit 'trope' par « conversion », Foppose aux 'figures' -quii ne sont que des ornements1 - et en fait une partie de Velectio. « Uelectio impliquee que, dans Ie langage, [...] le locuteur peut substituer un signifiant a un autre,, il peut même dans cette substitution produire un sens second (connotation).. »2 Les 'tropes' sont, comme Finvention rhétorique, moins 'créatifs'' que Fon ne les pense être. « Tout existe déja, il faut seulement le retrouverr » : Vinventio concerne la découverte de sujets a traiter, et elle est une notionn « plus extractive que creative ».3 Les 'tropes', étant 'conversions', restent ainsii entièrement dans Fordre discursif de la signification.

Laa trouvaille n'est done pas 'trope', mais elle y ressemble tout de même.. Dans un premier temps par son 'effet de conversion' - elle motive la recherchee -, dans un deuxième temps par la creation de sens nouveaux, qui violentt Fordre du discours aussi bien qu'ils s'insèrent comme nouvelles significations.. Le 'trou' de Ia trouvaille est le tropè, conversion 'avant' les tropess discernés par la tradition des rhéteurs et des linguistes.

Danss sa conception (post-)structuraliste de la psychanalyse, Lacan a postuléé une analogie entre processus inconscients et figures tropiques, a savoir entree ce que Freud appelle d'un cöté le déplacement et la condensation, et de FF autre la metonymie et la métaphore. Les deux tropes, dans leur usage par Lacan,, sont pertinents pour la question de la trouvaille. La métaphore est, pour Lacan,, poétique, c'est-a-dire qu'elle a pour effet la production d'un signifié, d'unee « étincelle créatrice », è partir de la substitution d'un signifiant par un

11 Ceci a rencontre de, par exemple, Reboul qui identifie 'trope' è 'figur e de sens'. Olivier Reboul LaLa rhétorique. Paris: PUF, 1993 (1984X pp. 42-51. 22 Roland Barthes 'L'ancienne rhétorique. Aide-memoire', in: idem L 'overture sémiologique.Parissémiologique.Paris : Seuil, 1985, p. 156. 33 Ibid, p. 125. Pour le développement de Vinventio dans 1'histoire de la rhétorique, cf. André dellaa Santa Une culture de I'imagination. Ou finvention en rhétorique. Genève: Patino, 1986.

109 9

Page 116: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

autre.. C'est 1'effet rhétorique de sens, dont Lacan souligne, nonobstant Panalyse d'Eco,, P aspect inventif. Parce que la signification métaphorique s'insère dans le langagee bien structure, langage du sujet conscient, elle ne coincide pas avec notree trouvaille. Elle en est néanmoins un indice après coup. Ce qui fait chercher,, est pour Lacan « le manque de 1'être », installé dans la relation entre sujett et objet. Le processus métonymique a pour effet d'installer ce manque, commee coupure entre sujet et objet.4 La metonymie lacannienne s'approche donee de la trouvaille, en ce qu'elle s'érige sur Pabsence de 1'être, sur un 'trou ' d'' « ek-sistence ».5 La metonymie transfère la rencontre avec cette absence de la presencee au niveau langagier oü les signifiants s'accumulent pour former le systèmee structural.

Danss ce qui suit, nous commencerons par une presentation des processus primairess freudiens (les travaux de rêve) et de la lecture critiqu e qu'en fait Lyotard .. Lyotard souligne que pour Freud, 1'essentiel du rêve n'est pas la TraumgedankeTraumgedanke mais la Traumarbeit (DF, 240). Le rêve {Trauminhalt\ dit-il , n'estt pas un texte, ni une parole codifiee par la censure pour oblitérer un autre texte,, le message du désir {Traumgedanke) qui serait trop violent pour être manifestéé a la conscience du sujet. « Le désir ne parle pas, il violente Pordre de laa parole » (DF, 239). Par conséquent il n'y a pas d'interpretatio n réussie et definitive.. Le rêve est 1'ceuvre, 1'effet d'un travail du désir, et e'est en ceci qu'i l ressemblee a Tart. Dans le rêve, Ie désir construit en prenant, en toute liberté, discourss et figures comme matériau. Pour Lyotard, le rêve n'est qu'une autre expressionn du 'fantasme originaire' , consciencieusement décrit par Laplanche et Pontaliss dans un texte auquel nous attribuons une tres grande influence sur les reflexionss lyotardiennes.

Ensuite,, nous allons reconstruire un argument qui aurait pu forcer Lacan aa la double correction du signe tel que Ferdinand de Saussure 1'avait concu, a savoirr è la separation du signifiant et du signifié, ensuite a Pautonomisation du signifiantt pur, et è sa mise en priorit é par rapport au signifié.7 Cela implique aussii une priorit é de la metonymie sur la métaphore. Nous voulons montrer comment,, dans une certaine mesure, Pabsence d'origine, impliquée dans le fantasmee originaire, est présente dans la pensee lacannienne sous la forme du signifiantt pur, signifiant 'apostrophe'. La metonymie implique le signifiant irrécupérable,, archi-signifiant dont on ne peut même pas dire sans hesitation qu'i ll soit signifiant. Nous allons renforcer, pour ainsi dire, le moment du

44 'I/instance de la lettre dans 1'inconscient', in : Écrits l Paris: Editions du Seuil (Poche), 1966, p.. 274. ** Television. Paris: Editions du Seuil, 1974, p. 16. 66 Livre écrit après leur rupture avec Lacan. Jean Laplanche et Jean-Bertrand Pontalis Fantasme originaire,originaire, fantasmes des origines, origines du fantasme. Paris: Hachette, 1998 (1964), pp. 7-9. 77 Alain Juranville Lacan et la Philosophie. Paris: Quadrige/ Presses Universitaires de France, 19%% (1984), pp. 47-53,120-140, 377-388.

110 0

Page 117: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

manquee du reel dans la metonymie, moment que Lacan lui-même élaborait dans Iee séminaire sur Féthique de la psychanalyse sous Ie nom de 'La Chose' (Das Ding)} Ding)} Enfin,, en ce faisant, nous voulons mettre en avant la relation ambigue de Lyotardd a Lacan, a qui il reproche de soumettre 1'inconscient è Pordre symboliquee et de réduire Ie figural au discursif, mais a qui il doit également la notionn de la 'chose', notion récurrente dans ses écrits postérieurs au Différend. D'unn cöté Lyotard critique Lacan pour son 'nihilisme' - Ie manque et Ie Grand Signifïantt fonctionnent comme conditions transcendantales et font négliger la forcee libidinale -, d'un autre cöté il instituera Ie libidinal sur la 'chose' comme instancee de surabondance, d'excès. C'est exactement ce double aspect de la 'Chose',, manque et surabondance, qui en fait Tobjet' (un objet impossible) de laa trouvaille : manque qui donne, trouvaille qui fait chercher.

LeLe rêve et ses quatre travaux

Lee choix du titre 'Le travail du rêve ne pense pas' de Pun des chapitres de Discours,Discours, figure est programmatique des influences freudiennes de Lyotard a Pépoque.. II fait reference a un passage dans la Traumdeutung de Freud. « Die eigentlichee Traumarbeit ist nicht etwa nachlassiger, inkorrekter, vergesslicher, unvollstandigerr als das wahre Denken; sie ist etwas davon qualitativ völlig verschiedeness und darum zunachst nicht mit ihm vergleichbar ».9 Le travail de rêvee se distingue radicalement de la pensee logique. C'est un fait connu, pour Freudd le rêve est le produit d'un conflit psychique. C'est la raison pour laquelle le rêvee peut être source d'enseignement sur la névrose, qui, elle aussi, est le produit d'unn tel conflit. II s'agit du conflit entre Pinconscient et le conscient, ou mieux, entree Ie processus primaire (primar Vorgange) et le processus secondaire {secondar{secondar Vorgöngè), dans lequel le rêve se présente comme compromis. Malgré leurr opposition claire, Freud utilise le terme 'penser' aussi bien pour le premier que pourr le second. La conscience pense, Pinconscient le fait aussi. La question se posee néanmoins de savoir si ces deux formes de pensee sont comparables et compatibles;; la réponse a dormer est ambigue et paradoxale: oui et non è la fois.

Laa pensee consciente a lieu dans des formes bien établies, comme celles quee Kant, par rapport è qui Freud se positionne régulièrement10, avait appelées les

88 Jacques Lacan L 'éthique de la psychanalyse. Le séminaire, livre VIL Paris : Editions du Seuil, 1986,, pp. 55-86,121-136,139-152. 99 Sigmund Freud Die Traumdeutung. Frankfur t am Main : Fischer Taschenbuch Verlag, 1996 (1900),, p. 499.

Parr exemple, dans les Neue Fotge der Vorlesungen zur Einfuhrung in die Psychoanalyse, on lit : «« Es gibt im Es nicht, was man der Negation gleichstellen könnte, auch nimmt man mit Uberraschungg die Ausnahme von dem Satz der Philosophen wahr, dafi Raum und Zeit notwendigee Formen unserer seelischen Akte seien ». (Sigmund Freud Neue Folge der

111 1

Page 118: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

AnschauungsformenAnschauungsformen du temps et de Pespace, et que Freud nomrae temporalité secondairee (compare EL, 61). Ceci mis a part, la pensee consciente respecte les loiss de !a logique aristotélicienne, a savoir la triade de la loi d'identité, de non-contradictionn et du tiers-exclu. Cette formalit é intuitiv e et cette logique discursive nee valent pas pour la 'pensee mconsciente', qui pour cette raison est a placer entre parentheses.. L'inconscient se trouve au-dela du conscient, avant toute determinationn formelle ou catégorielle des contenus de la conscience. L'inconscient,, qui est done par definition Pindéfïnissable, dok être approché de manieree negative. Sa 'pensee' se caractérise par sa difference de la pensee consciente.. Néanmoins, en employant Ie terme de 'pensee' dans les deux cas, Freudd suggère un lien entre les deux niveaux psychiques. Les extremes se touchent enn ce que Pon vient de designer comme leur 'conflit' , terme qui indique a Ia fois la relationn et la separation. Dans leur difference, c'est, dans les termes de Freud, la censuree qui determine leur rapport. Censure de quelque chose dont Papparition danss la conscience serait désastreuse. Ainsi, pour Freud, la 'pensee' dans l'inconscientt consiste en un désir de Pintolérable, articulé dans la double defense duu complexe oedipien.

L'inconscientt peut done être approché a partir de la conscience, c'est-a-diree a partir d'indications ou de signes qui dévoilent Ie fait qu'i l y ait eu censure. Parmii des signes comme Ie lapsus, Ie symptöme névrotique ou Ie Witz, se trouvent less rêves. Le rêve est pour Freud la voie royale a l'inconscient. En étant signe, il faitt partie de la pensee consciente ou préconsciente. « Der Traum ist ihm Grunde nichtss anderes als eine besondere Form unseres Denkens, die durch die Bedingungenn des Schlafzustandes ermöglicht wird. »n Ce qui signale l'inconscientt est done articulé comme pensee, mais il Pest dans des conditions psychiquess spécifiques, celles du sommeil. Dans le sommeil, la censure doit faire sonn travail sans Paide directe de la conscience et de sa pensee. Ces 'pensees' de Pinconscience,, c*est-a-dire les désirs, sont aptes a contourner plus aisément la censure.. Dans le rêve, le désir mconscient se realise, en prenant le materiel de la viee consciente comme elements pour batir son histoire. II est « ein verkleidete Erfullun gg eines verdrangten Wunsches ».12

Danss la terminologie freudienne cela se traduit par une série d'expressions:: le Traumgedanke, le Trawninhalt et la Traumdeutung. La série correspondd a la topique tripartit e de la psyche: inconscient - préconscient -conscientt En premier lieu, le contenu du rêve {Trauminhalt) est le rêve comme representationn narrative et figurative, en deuxième lieu, on a le 'déguisement' de la 'pensee'' de rêve (Traumgedanke), déguisement dans le but d'éluder la censure. En

VorlesungenVorlesungen zur Einjuhrung in die Psychoanalyse, in : Studienausgabe, Band 1. Frankfur t am Main:: Fischer, 1969, p. 511. Comparer encore a 1'interpretation que Freud donne du doublet kantienn du ciel étoilé et de la loi morale, interpretation en termes de YÜber-ich et de la divinit é paternellee (ibid., pp. 500, 591). "" Freud Traumdeutung, p. 499 note. 122 Ibid

112 2

Page 119: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

dernierr lieu, 1'interpretation du rêve (Trawndeutung) se comprend comme la traductionn de ces pensees dans Ie vocabulaire de la conscience. Traduction en principee impossible, mais qui est dirigée par 1'ideal de la reconstruction ou de la 'retrouvaille ** de la pensee 'originaire* du rêve. Dans cet ordre triparti , il faut savoir conserverr une juste mesure. On ne peut introduire , sans problèmes, des contenus oniriquess dans Ie discours conscient: une interpretation est nécessaire pour pouvoirr les traiter comme des arguments discursifs, 1'interpretation implique nécessairementt une trahison. D'autre part, il serait naif de vouloir identifier le contenuu du rêve avec sa 'pensee'. Le rêve est déja en soi une forme retravaillée de laa 'pensee inconsciente'. Comme la Trawndeutung 'traduit ' le contenu en une significationn discursive et comprehensible, le 'travai l du rêve' (Traumarbeit) 'traduit '' la 'pensee' inconsciente en contenu représentatif du rêve. II est essentiel dee souligner la difference entre ces deux processus, puisqu'elle pose la question de savoirr dans quelle mesure travail de rêve et interpretation du rêve se réduisent Tun aa I'autre . Peut-on rendre justice a ce qu'est le travail de rêve par 1'interpretation discursivee ? Est-ce que la 'pensee' du rêve se manifeste jamais a la conscience ? Ouu bien y aura-t-il toujours hétérogénéité entre les deux operations, une hétérogénéitéé dont la consequence est que toute interpretation est faillible , destinée aa 1'infinit e de Feffort ? L'interpretatio n est-elle la voie adequate pour arriver a son propree ideal ?13

Lee chapitre 'L e travail du rêve ne pense pas' dans Discours, figure trait e dee cette problématique. Dans son 'différend' avec Lacan (Pér, 29), Lyotard prend laa defense de 1'hétérogénéité du travail de rêve et de son interpretation.14 Il en a trouvéé un point d'appui chez Freud lui-même. « (Die eigentliche Traumarbeit] denkt,, rechnet, urteil t überhaupt nicht, sondern sie beschrankt sich darauf umzuformen.. »15 Le travail de rêve n'est pas une pensee, ni une interpretation, il estt un processus de transformation, dans lequel Freud a discerné quatre types de transformation. .

Danss la première, la Verdichtungsarbeit (condensation) il s'agit de 'comprimer '' les contenus oniriques. Cette condensation est comme un entonnoir, quii permet de concentrer dans un petit volume un (vaste) éparpillement de pensees inconscientes.. Par rapport au contenu d'un rêve, 1'interpretation qui est idealiter -maiss seulement idealiter - le dépliage de la pensee 'originelle' , prend beaucoup pluss de temps et de place. Ainsi, il est clair « dafi man eigentlich niemals sicher ist, einenn Traum vollstandig gedeutet zu haben; selbst wenn die AuflÖsung befriedigendd und lückenlos erscheint, bleibt es doch immer möglich, dafi sich noch

133 Ricceur articule le problème comme celui du rapport entre énergétique et herméneutique. (De {'interpretation.{'interpretation. Essai sur Freud. Paris: Editions du Seuil, 1965, pp. 99-125.) 144 Malgré sa critique, Lyotard s'adaptah régulièrement au vocabulaire lacanien. (Par exemple: DMF,, 119,121, 135; DP, 116,126-127,210-211.) 155 Freud Trawndeutung, p. 499

113 3

Page 120: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

einn anderer Sinn durch denselben Traum kund gibt. Die Verdichtungsquote ist also -- strenggenommen - unbestimmbar ».

Ensuite,, une deuxième transformation correspond a 1'opération de déplacementt (Verschiebungsarbeit): Ie rapport du centre a la marge est renversé.« Wass in den Traumgedanken offenbar der wesentliche Inhalt ist, braucht im Traum garr nicht vertreten zu sein. Der Traum ist gleichsam anders zentriert, sein Inhalt umm andere Elementen als Mittelpunk t geordnet als die Traumgedanken. »' Les 'pensees** de rêve sont apparemment décontextualisées et rattachées a d'autres noyaux.. Ce qui paraït central dans Ie rêve, peut ne pas Fêtre au niveau de la 'pensee'' de rêve. Le rêve peut même répéter des elements, leur accordant ainsi a tortt de T importance. Il s'agit selon le paradigme thermodynamique de Freud, d'un déplacementt des intensités, des energies, d'une surdétermination de certains elementss au détriment des autres. Pour Freud Popération de déplacement a priorit é surr celle de condensation, comme peut 1'expliquer le bel exemple que donne Lyotardd dans Discours, figure (DF, 247). Disons que le texte 'revolution d'octobre'' est la 'pensee' du rêve. En soulignant quelques elements dans ce textes parr le déplacement, la distributio n singuliere et la concentration des intensités, la 'pensee'' recoit son rythme particulier : 'revolution d'octobre' (DF, 247-248). Lors duu déplacement les elements surcharges se mettront sur le devant de la scène, puis dee 1'opération de condensation résultera : 'révon d'or' . Lyotard souligne ici que le déplacementt a lieu dans un espace bidimensionnel, tandis que la condensation exigee 1'épaisseur et la dimension tri-dimensionnelle.

Laa troisième operation onirique est tres importante pour 1'argumentation anti-lacannienee de Lyotard dans Discours, figure. Il s'agit de ce que Freud appelle RücksichtRücksicht auf Darstellbarkeit. Lyotard la traduit par « egards pour la figurabilhé »» ; Lacan en revanche, et de maniere significative, la traduit comme « égard aux moyenss de la mise en scène » (DF, 248). Pour Lacan, la mise en scène obéit aux loiss de 1'écriture, c'est-a-dire qu'elle est de 1'ordre des signifïants.18 Le principe concemeraitt la mise en figure de la 'pensee' inconsciente, de maniere telle qu'elle puissee trouver sa place dans le rêve. A 1'entrée du rêve, le Traumarbeit trait e la 'pensee'' pour lui trouver une image, une scène. Lyotard s'oppose a cette interpretationn lacanniene. Entre la pensee du rêve et le travail du rêve, il y a

166 Ibid, p. 285 177 Ibid., p. 309-310 "" « Qu'est-cc que distingue [Verschiebung et Verdichtung] de leur homologue functions dans le discours?? - Rien, sinon une condition imposée au materiel signifiant, dite Rücksicht auf DarstellbarkeitDarstellbarkeit qu'il faut traduire par : 'égard aux moyens de la mise en scène (la traduction par : rolee de la possibility de figuration étant ici par trop approximative). Mais cette condition constitue unee limitation qui s'exerce a 1'intérieur du système de 1'écriture, loin qu'elle le dissolve en une semiologiee figurative oü il rejoindrait les phénomènes de 1'expression naturelle. [...] Disons que lee rêve est semblable è ce jeu de salon oü Ton doit, sur la sellette, donner a deviner aux spectateurss un énoncé connu ou sa variante par le seul moyen d'une mise en scène muette. [...] Lee travail du rêve suit les lois du signifiant. » Jacques Lacan 'L'instance de la lettre dans l'inconscient',, in : Éerits l. Paris: Editions du Seuil (Poche), 1966, p. 269-270.

114 4

Page 121: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

hétérogénéité.. Le travail du rêve trait e les mots de cette pensee comme on trait e dess choses. « Le travail n'est pas une interpretation de la pensee de rêve, un discourss sur un discours; pas davantage une transcription, discours a partir d'un discours;; il est sa transformation » (DF, 241). Lyotard affirm e que, si pour Lacan, lee signiüant est tout, son inconscient est voué a la perte de tout ce qui est reference ouu figure. En ceci Lacan reste métaphysicien, reste « le dernier grand philosophe francaiss » (RP, 44): « Faire de 1'inconscient un discours, c'est omettre Ténergétique.. C'est faire complice de toute la ration occidentale, qui tue Tart en mêmee temps que le rêve. On ne rompt pas du tout avec la métaphysique en mettant duu langage partout, au contraire, on 1'accomplit; on accomplit la repression du sensiblee et de la jouissance »(DF, 14).19

Enfin,, c'est 1'opération de la sekundare Bearbeitung qui, issue de la pensee réveilléee (wache Denken), s'ajoute a la forme et au contenu du rêve. « Wir haben einenn einwandfreien Beweis dafur, daÖ nicht alles, was der Traum enthalt, aus den Traumgedankenn stammt, sondern dafi eine psychische Funktion, die von unserem wachenn denken nicht zu unterscheiden ist, Beitrage zum Trauminhalt e liefern kann.»200 Il s'agit par exemple de la censure qui vient s'installer dans le rêve pour encoree le corriger de Pintérieur. C'est comme si, dit Freud, la censure, après un momentt d'absence, introduisait la pensee réveillée dans le rêve dans le but de neutraliserr son contenu trop menacant.

HétérogénéitéHétérogénéité du travail de rêve contre l 'hegemonie du symbolique

Suitee aux quatre operations oniriques, la réponse a la question posée ci-dessus est simple.. Non, en principe 1'interpretation du rêve n'a pas de fin. L'hétérogénéité entree le contenu du rêve, resultant du travail du rêve, et sa pensee latente en est la cause.. Freud en tir e la consequence thérapeutique en introduisant le terme

199 En effet, Lyotard risque de faire ici la faute 'classique', comme par exemple celle du lapsus de Mooijj 'L'inconscient est un langage' (Het onbewuste is een taal; Antotne Mooij Taal en verlangen.verlangen. Lacans theorie van de psychoanalyse. Meppel: Boom, 1983 (1975), 119). Lacan ne dit pass que l'inconscient est langage, mais qu'i l est structure comme un langage. L'accent est d'ailleur ss a mettre plutöt sur Funité de sens (par la position du sujet) que sur 1'opposition entre langagee et figure. Selon Lyotard, le 'figuraT travailïe le langage de 1'intérieur . « Can we think withoutt the subject ? [...] Even the considerable contribution that psychoanalysis, especially in its Lacaniann form, has been able to contribute to the elaboration of this question does not seem to us philosopherss to be sufficient [...] In (reintroducing the capitalized Other, Lacanian thought reconnectss with a certain idea of the unity of 'sense'. Obviously, I am well aware that it is a unity off sense of the singular unconscious, and that this sense remains a problem concerning the communicabilityy of the different unconscious governed by the grands A which are in principl e heterogeneouss each from the others. Nevertheless, the properly theoretical aspect of Lacanian thoughtt (at the beginning, at least) seems to me to resort more to a very profound and very subtle renewall of Platonic thought as a way of taking serious consideration of the crisis of the subject afterr Kant. » Lyotard dans un interview avec G. van den Abbeele, in : Diacritics (vol. 14, no 3), Baltimore:: The Johns Hopkins Univesity Press, fall 1984, pp.294-295.) 200 Freud Traumdeutung, p. 483

115 5

Page 122: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

DurcharbeitungDurcharbeitung (perlaboration) qui a une grande valeur pour Lyotard (Compare a L'Inh ,, 35,39; MPhil , 99-100). La perlaboration est, plus que la remémoration des souvenirss refoulés et la repetition dans Ie transfert, la phase decisive d'une cure. Ellee permet d'accepter Ie refoulé de maniere telle que ce dernier n'incit e plus a la repetitionn involontaire. Le terme est ambigu et difficilement définissable. Perlaborerr indique le processus interminable de reprendre le passé refoulé dans le butt de Foublier. Mais quand sait-on Pavoir terminé ? Pour Lyotard, Pinfinit é de 1'interpretationn trouve sa justification dans Pinadéquation entre contenu et 'pensee' dee rêve. La constatation de Freud que Pessentiel du rêve est a trouver dans le travaill du rêve, Lyotard la voit comme obstacle insurmontable pour 1'interprétation .. L'interpretatio n vise a verbaliser ce qui, selon ropération de RücksichtRücksicht auf Darstellbarkeit, est essentiellement figurale. Et comment sait-on avoirr trouvé dans 1'interprétation les bonnes manières de renverser les operations dee déplacement et de condensation ? N'est-il pas vrai que la 'pensee' de rêve, traitéee par le travail du rêve, se retir e dans un passé pour toujours perdu ? Et, inversement,, n'est-il pas vrai que la pensee du rêve ne s'est jamais montrée dans unn état 'pur ' ou originel ?

Or,, le conflit entre lui et Lacan, comme Lyotard Pesquissait dans Discours,Discours, figure, portait exactement sur Phégémonie de 1'interprétation, c'est-a-diree sur Phégémonie du théorique ou, en termes lacaniens, du symbolique. Dans PeregrinationsPeregrinations Lyotard se souvient de sa resistance a Lacan, a Pépoque encore mall articulée. Nous Ie citons amplement, puis que cette resistance révèle clairementt Penjeu de la pensee lyotardienne et la direction que va prendre son propree usage de Freud.

[Maa resistance] ne vise pas le 'grand A' du schema lacanien. Au contraire, lee concept A permet de bien fonder, je crois, la difference entre désir et demande,, entre ce que Lacan nomme le reel qui relève de Pordre du désir ouu du ca, et Pimaginaire qu'i l renvoie a Péconomie du Moi et de sa demande.. L'irritatio n que j'éprouvais a la lecture de Freud par Lacan me venaitt du symbolique. Ce troisième nom couvre le 'reste', Pensemble du champp du langage, la connaissance. De cette distribution , il résulte que toutt savoir se constitue dans la seule forme théorique et que cette forme est èè concevoir comme réseau ou une structure depositions signifiantes. De cee fait, les autres modalités de Pexpression (de phrase) ne peuvent qu'être rejetéess a Pimaginaire, au leurre. En particulier , les formes, les divers modess d'organisation des 'données' en étendue et en durée, les rythmes sonores,, la correspondance des timbres, les rythmes des couleurs et des valeurss lumineuses, la compositions des lignes, des surfaces et des volumes,, Pécriture enfin comme art, - il faudrait penser tout cela comme

211 Laplanche ; Pontalis, 305

116 6

Page 123: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

issuu d'un inconscient occupé a satisfaire la demande et è tromper Ie désir (Pér,, 29-30).

Lyotardd defend ce qui est essentiel dans les processus inconscients, sentiments, forces,, 'timbres' , figures et formes, contre Ie symbolique et Ie concept22 II ne s'agitt pas ici d'une critiqu e de Lyotard sur Ie symbolique, entendu comme 1'herméneutique.. Lyotard ne reproche pas a Lacan de prétendre réduire Ie rêve a sa significationn complete. Il s'oppose a la hiërarchie impliquée par Lacan au détrimentt de F imaginaire et du fantasme. « Plus Ie fantasme pénètre dans Ie préconscient,, écrit Antoine Vergote en se declarant 'entièrement d'accord avec la penetrantee analyse et la demonstration convaincante' de Lyotard en Discours, figure,figure, plus il s'organise évidemment en une sequence articulée par les lois du II an gage. Plus il est proprement fantasme, moins il a une structure langagière. Ce quee dit Freud du rêve vaut du fantasme : sa manifestation la plus proche possible estt visuelle. »23 Lyotard prend Ie parti de 1'imaginaire et du fantasmatique qui restentt présent dans Pordre symbolique sans y être réductibles. Cette presence 'différentielle '' dans 1'ordre oppositionnel, s'intitul e sous sa plume, 'flgurale' . Pourr pouvoir juger de la resistance de Lyotard, il faut prendre en consideration qu'ellee s'érige sur Ie fond de la formule souvent citée de Lacan : « 1'inconscient est structuree comme un langage ».24 Il ne nous faut pas nous méprendre sur cette expression,, et faire dire a Lacan : « 1'inconscient est un langage ». Dans ce cas, Lacann aurait naïvement reduit 1'inconscient au conscient. Non, la formule est a prendree a la lettre, si Ton veut comprendre pourquoi elle a incite è une telle resistancee de la part de Lyotard. Elle dit d'abord que Ie langage est structure et que, similairement,, 1'inconscient aussi est structure. Ensuite elle presuppose que ces deuxx structures relèvent de signifiants qui ne sont qu'arbitrairemen t lies aux signifies.. Et enfin, elle dit que la correspondance est a comprendre de telle maniere quee Verschiebung et Verdichtung soient a considérer comme les pendants inconscientss des procédures langagières de la metonymie et de la métaphore. Avantt de revenir sur cette problématique, étudions d'abord les problèmes impliquéss par la caractérisation saussurienne du signe comme arbitraire .

222 Le primat du symbolique trouve sa source dans la lecture d'Hégel par Kojève. Phillipe van Hautee Psychoanalyse en filosofie. Het imaginaire en het symbolische in het werl van Jacques Lacan.Lacan. Leuven: Uitgeverij Peeters, 1989, pp. 48-52. Le primat reside dans 1'analogie entre l'Autr e (instancee de 'lalangue') et 1'inconscient structure comme une langue (Mooij , o.c, p. 120). Lacan expliquee clairement: « Il n'y a d'inconscient que chez 1'être parlant » et « la condition de 1'inconscient,, c'est Ie langage » (Television. Paris: Editions du Seuil, 1974, p.15). L'inconscient, conditionnéé par le langage, est la coupure qui installe une béance, un « trou » dit Lacan, entre le sujett et le reel (Les quatre concepts fondamentaux de la psychanalyse. Le séminaire, Ihrre XI. Paris:: Editions du Seuil, 1973, pp. 32-33). 233 Antoine Vergote La psychanalyse al'épreuve de la sublimation. Paris. Cerfj 1997, p. 133. 244 Comparer a 'L'inconscient freudien et le nötre', in: Jacques Lacan Les quatre concepts fondamentauxfondamentaux de la psychanalyse. Le séminaire, livre XI. Paris : Editions du Seuil, 1973, pp. 25-36. .

117 7

Page 124: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

SaussureSaussure et l'arbitraire du signe

Danss ses Cours de linguistique générale, Ferdinand de Saussure introdui t Ie termee 'signifiant ' et explique comment fonctionne Ie signe dans Fusage quotidien.. Prenons Ie terme 'cheval'. Le mot, croit-on souvent, réfère simplementt a une chose correspondante, a 1'animal existant dans le monde. « Cettee conception est critiquabl e a bien des egards. Elle suppose des idees toutes faitess préexistant aux mots; elle ne nous dit pas si le nom est de nature vocale ouu psychique [...]; elle laisse supposer que le lien qui unit un nom a une chose estt une operation simple, ce qui est bien loin d'etre vrai. »25 De Saussure continuee en constatant que le signe linguistique est ainsi défïni comme un rapprochementt entre deux termes.26 Et il ajoute que ce processus linguistique se déroulee dans 1'esprit humain. « Les deux termes impliqués dans le signe linguistiquee sont tous deux psychiques. [...] Insistons sur ce point. Le signe linguistiquee unit non une chose et un nom, mais un concept et une image acoustique.. »27 Cette image acoustique est, dans une certaine mesure, materiell le : material it é qui n'est pas a prendre dans un sens physique comme étenduee dans le monde extérieur, mais comme I'empreinte de ce monde dans 1'appareill psychique. L'image acoustique est une « representation, un témoignagee de nos sens ».28 Mais elle n'est plus le sensible comme tel; elle en estt une sorte d'abstraction psychique, une dématérialisation de Pextériorité. Cee que Ton appel le couramment 'signe', est une image acoustique que Ton pensee faire reference a une autre chose. Autrement dit, une 'chose' est signe si sonn empreinte dans 1'appareil psychique va de pair avec un concept, sa signification.. Pour garder le lien avec 1'usage ordinair e Saussure propose « de conserverr le mot signe pour designer le total, et de remplacer concept et image acoustiqueacoustique respectivement par signifié et signifiant ».30

L'argumentationn de Saussure, fondement du structuralisme auquel s'opposee Lyotard, se trouve dans ce qu'i l appelle son premier principe, le principe dee l'arbitraire . « Le Hen unissant le signifiant au signifié est arbitrair e ». Le lien entree signifiant et signifié est complètement arbitrair e et contingent. Un langage

255 Ferdinand de Saussure Cours de linguistique générale. Edition critique par Rudolf Engler. Tomee 1. Wiesbaden : Otto Harrassowitz, 1989, p. 97. 266 Ce qui entre parentheses est discutable: déja dans son propre exemple de Saussure suggère trois elements:: chose, mot et idee. Une comparable division tripartite se trouve a la base de la sémiotiquee de Peirce, qui distingue respectivement denotation, signe et interprétant. 277 Saussure, o.c, p. 98. 28/Wrf.,p.98. . 299 Une materialisation qui s'insere dans la problématique de la difference sensorielle, traitée ci-dessouss dans le chapitre 10. 300 Saussure,o.c, p. 99. 311 Ibid, p. 100.

118 8

Page 125: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

inconmii est comme un flux des sons. Si Ton ne reconnait pas les unites signifïcatives,, la sensation des pulsions sonores perd sa fonction communicationnelle.. Il en est de même pour Ie concept. Les idees ne sont pas préexistantes.. La pensee est « chaotique par sa nature » et dépend pour sa realisationn de Particulation par et dans des supports signifiants. « Il n'y a done ni materialisationn des pensees, ni spiritualisation des sons, mais il s'agit de ce fait en quelquee sorte mystérieux, que la 'pensée-son' implique des divisions et que la languee élabore ses unites en se constituant entre deux masses amorphes. »32

Remarquonss que, pour étudier la langue, on doit 1'approcher comme un systèmee de signes, Ie signe étant une combinaison des deux aspects. Si Ton essaiee de rechercher 1'un des deux séparément, on ne se retrouve qu'avec des supportss non-significatifs. La recherche linguistique ne peut être qu'une recherchee abstraite : on ne peut réfléchir sur Ie signe que comme 5'il se laissait diviserr en deux parties. Ce qui revient a dire que la linguistique est par nature unee science pure ou, peut-être, 'transcendantale', en ce qu'elle trait e des conditionss de possibilité de la signification. « La langue est comparable a une feuillee de papier : la pensee est Ie recto et Ie son Ie verso ; on ne peut découper Iee recto sans découper en même temps Ie verso ; de même dans la langue, on ne sauraitt isoler ni Ie son de la pensee, ni la pensee du son ; on n'y arriverai t que parr une abstraction dont Ie résultat serait de faire de la psychologie pure ou de la phonologiee pure. »33 Saussure compare encore Ie signe a une combinaison chimique.. Le déliement des composants d'une substance résulte inévitablement danss un changement de nature de cette dernière.34

Enn raison du caractère recto-verso du signe, on ne le peut determiner quee de Pextérieur, done négativement. Les signes ne sont des signes que par les positionss différentes qu'il s occupent dans un réseau consistant en d'autres signes.. Être signe équivaut a être un element d'une structure. C'est des relations entree ces elements que le signe tir e sa determination, c'est-a-dire sa 'valeur' . En effet,, la valeur structurale « est constituée uniquement par des rapports et des differencess avec les au tres termes de la langue ».35 Lyotard, dans son traitement dee la theorie saussurienne, souligne que la signification comme valeur « n'a de senss qu'autant que le langage renvoie a un système clos (la langue) qui ne doit rienn a son objet et, justement du fait de cette extériorité, peut parier de lui» (DF,

322 Ibid., p. 156. 3333 Ibid, p. 157. 344 Saussure lui-même insiste néanmoins sur Pinséparabilité de ces deux elements, quant è Papprochee factuelle du langage. « L'entité linguistique n'existe que par Passociation du signifiantt et du signifié ; des qu'on ne retient qu'un de ces elements, elle s'évanouit [On pourrait comparerr cette unite a deux faces avec] un compose chimique, Peau par exemple ; c'est une combinaisonn d'hydrogène et d'oxygène ; pris a part, chacun de ces elements n'a aucune des propriétéss de Peau » (Ibid., pp. 144-145). ** ssIbid,p.Ibid,p. 163.

119 9

Page 126: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

251).. Renferme sur lui-même, Ie système est découpage de la réalité a laquelle ill réfere.

Maiss en raison de cette valorisation, il est possible de montrer Ie caractèree fondamentalement arbitrair e du signe. Un signe peut avoir une toute autree signification que son homonyme, tout dépend de sa place dans une structuree ou un système, dans la langue ou dans le contexte linguistique. Un systèmee ou une structure est un inventaire des elements qui sont determines par leurr relation a 1'ensemble ou a la totalité.36 Pour de Saussure, la difference fondamentale,, dont nait la signification, n'était autre que le complément de Parbitraire .. « Puisqu'il n'y a point d'image vocale qui réponde plus qu'une autree a ce qu'elle est chargée de dire, il est évident, même a priori, que jamais unn fragment de langue ne pourra être fondé, en dernière analyse, sur autre chose quee sur sa non-coïncidence avec le reste. Arbitraire et differentiel sont deux qualitéss correlatives ».37 Un système significatif consiste en des signes qui deviennentt signes seulement a cause de leur place dans le système. Ainsi, seulementt indirectement par le biais de la comparaison systématique, peut-on comprendree que le rapport entre signifiant et signiflé est ouvert.

CritiqueCritique de la décormexion impliquée par le signe saussurien

Pourr Lyotard, le tableau que Ton vient d'esquisser en grandes lignes est inacceptable.. II s'oppose a Parbitrair e qui va de pair, énigmatiquement, avec Pinséparabilitéé de Punité signifiant-signifié. La critiqu e de Lyotard concerne la procéduree que Pon pourrait nommer procédure d'une première * décormexion* qui consistee en une purificatio n et une 'dévisualisation' du signe. L'image-acoustique, commee le dit de Saussure, est une empreinte psychique d'une extériorité. En étant psychique,, de Saussure suggère sa pureté et c'est pour cette raison qu'on vient de nommerr sa prétendue 'matérialité' une 'matérialit é dans une certaine mesure'. L'imagee acoustique reduit le son a Pintériorit é dans le but de le faire disparaïtre souss sa fonction significative. Cette fonction est tout a fait dépendante de la place structurall du signe, ou Popposition determine sa signification. Que le lien unissantt le signifiant et le signiflé soit arbitraire , cela implique que le signe n'est jamaiss naturel, pas même le signe onomatopee, mais qu'i l est en revanche toujours dirigéé par les conventions et les modes de communication culturellement et historiquementt determines.38 Décormexion done de Pexistence réelle des choses et

366 Oswald Ducrot et Tzvetan Todorov Dictiormaire encyclopêdique des sciences du langage. Paris:: Seuil 1979 (1972), p. 32. Comparer a Jacques Lacan Les psychoses. Le séminaire, livre III. Pariss : Seuil, 1981, p. 207. 377 Saussure, o.c., p. 163. 388 Une reference a la vocation de Discours, figure se fait aisément. D'une part de Saussure exclut Iaa matérialité physique du signe en s'appuyant sur la demande de la communicabilité conventionnellementt réglée du signe, comme il avait déja marginalise la matérialité de la parole

120 0

Page 127: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

dee la formalit é des signes par une sorte de 'dialectique', une neutralisation de differencee par 1' opposition (DF, 103-104).

Danss Discours, figure, Lyotard s'oppose a une telle reduction de 1'extériorit éé et de Ia matérialité du signe par la semiologie et la dialectique-structuraliste.. Il Ie fait sur trois niveaux. D'abord, il y a Ie 'dia-déictique'. Dans Ie langage,, il y a de petits mots comme Mei', 'la' , 'maintenant' 'je' ou 'ca' qui pointentt vers 1'extériorité du langage et qui agissent comme des signes commémoratifss du reel perdu. Les signes déictiques ne peuvent relever entièrementt de la structure pour leurs significations. On peut imaginer Ie langage commee un écran sur lequel au moyen de la structure sémiologique est projeté Ie mondee des signes, mais dans lequel se trouve également de petits trous, que seraientt ces déictiques. C'est a travers ces trous que 1'on garde, en étant enveloppé danss Ie langage, Ie sens de 1'extériorité et de référentialité du discours.

Ensuitee se pose Ie problème de la 'dévisualisation' (plus précisément de la reductionn de la difference sensorielle). Ayant décrit la signalisation interne au langage,, de Saussure aborde 1'expérience d'autres systèmes significatifs. En nommantt Ie signe 'image-acoustique', son point de depart est la presupposition quee Ie mot, exprimé dans 1'intériorit é psychique, est la base de la signification. Commentt comprendre alors des systèmes visuels et autres ? Des lettres sur papier parr exemple ? De Saussure répond qu'une distinction entre les systèmes n'a pas vraimentt de raison d'etre. L'oreille , et analogiquement aussi 1'oreille intérieure, est Iee sens du temps. Les signes acoustiques se présentent dans une succession temporelle.. D'une maniere similaire, les lettres placées sur une ligne sont a lir e danss un ordre successif. La lecture est ainsi 'dévisualisée', même dans la vision dee Saussure lui-même. « Par opposition aux signifiants visuels (signaux maritimes,, etc.) qui peuvent offri r des complications simultanées sur plusieurs dimensions,, les signifiants acoustiques ne disposent que de la ligne du temps ; leurss elements se présentent Pun après 1'autre ; ils forment une chaine. Ce caractèree apparalt immédiatement dès qu'on les représente par l'écritur e et qu'onn substitue la ligne spatiale des signes graphiques a la succession dans Ie temps.. »39 C'est Ie signe acoustique comme mot langagier qui doit, selon De

danss son exposé du processus de parier (Saussure,o.c., pp. 28 ff.). Le thème de la resistance contree la demande de communicabilité aisée est un fil rouge dans 1'oeuvre de Lyotard. D'autre part Lyotardd s'oppose aux consequences, tirées par de Saussure de son rejet des signes naturels, resultantt de F occupation du physique, au moment oü il dit: « On peut done dire que les signes entièrementt arbitraires réalisent mieux que les autres 1'idéal du procédé sémiologique ; c'est pourquoii la langue le plus complexe et le plus répandu des systèmes d'expression, est aussi le pluss caractéristique de tous ; en ce sens la linguistique peut devenir le patron general de toute semiologie,, bien que la langue ne soit qu'un système particulier » (Saussure, o.c, p. 101). Cest exactementt ce que Lyotard reproche aux sémiologues modernes, parmi lesquels Barthes et Greimas,, ainsi qu'a Lacan, sans néanmoins noter qu'ils ne font rien d'autre que suivre le conseil donnéé par de Saussure (DF, 251, note 30). 399 Saussure, o.c, p. 103. (Cf. JoCl Dor Introduction a la lecture de Lacan. 1. L'inconscient structurestructure comme un langage. Paris: Editions Denoël, 1985, pp. 35 ff.).

121 1

Page 128: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Saussuree ginder toute recherche en semiologie, même si les objets sont autres qu'auditifs .. (Comparer encore a la section 'la valeur linguistique considérée danss son aspect materiel', oü, loin de ce que Ie titr e fait deviner, Pintonation sonoree et Pécriture sont réduites aux valeurs systémiques.) La ligne représente la temporalité.. Ainsi les lettres, dans la conception saussurienne, ne sont pas a voir danss leur presence simultanée, dans leur spatialité, mais elles sont a écouter et è entendre.. Pour être significatives, les lettres et les mots lus, doivent eux-aussi être réduitess aux images acoustiques.

Lyotardd critiqu e un tel contournement du problème phénoménologique. Lir ee n'est pas seulement et simplement écouter. Le corps est impliqué dans la lecture.. Les majuscules N et Z par exemple consiste en principe en trois lignes, coordonnéess de maniere identique (DF, 212). Dans la lecture leur difference est claire,, puis qu'i l me faut tourner la tête pour percevoir leur ressemblance. Il n'y a donee pas seulement 1'indication sémantique de déixis qui dans le langage avance Pextériorité,, il y a encore une indication phénoménologique qui porte directement surr le corps et son rapport aux choses.

Ett enfin, il y a Pindication 'psycho-figurale' dont nous ne pouvons discuterr qu'après la presentation du structuralisme lacanien.

LeLe signifiantpur et la co-implicatiort signe-système

Lee structuralisme lacanien peut être concu sous le signe d'une double déconnexion.. Chez de Saussure nous avons rencontre ce que Pon peut nommer la premièree déconnexion: la chose réelle est traduit e dans Pintériorit é psychique commee image-acoustique pour y fonctionner dans la signification. Lacan y ajoute unee deuxième déconnexion, celle entre signifiant et signifié. Il reprend le principe dee Parbitrair e de Saussure, pour le radicaliser dans son intériorité . Il invente Palgorithmee S/s, è lire, selon Partiele 'L'instance de la lettre dans Pinconscient* dontt on vient de citer, comme « Pincidence du signifiant sur le signifié ». Les deuxx faces du signe sont liées, mais aussi séparées, par la barre, symbole du principee de signe arbitrair e et tribu t de Lacan au fondateur de la linguistique. Lacann suggère même que P innovation principale de Saussure soit la conception purementt différentielle du langage. « La linguistique, avec Saussure et le Cercle dee Prague, s'institue d'une coupure qui est la barre posée entre le signifiant et le signifié,, pour qu'y prévale la difference dont le signifiant se constitue absolument,, mais aussi bien effectivement s'ordonne d'une autonomie qui n'a rienn a envier aux effets de cristal; pour le système du phoneme par exemple qui enn est le premier succes de découverte ».42 Simultanément, la formule exprime un

400 Lacan, Ecrits 1, p. 273. 411 Ibid., p. 254. 422 Jacques Lacan 'Radiophonie', in: Scilicet 3. Paris: Editions du Seuil, juin 1970, p. 55.

122 2

Page 129: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

ordree hiérarchique dans lequel Ie signifiant a priorit é sur Ie signifié. « La thématiquee de cette science [linguistique] est dès lors en effet suspendue a Ia positionn primordial e du signifiant et du signifié, comme d'ordres distincts et séparéss initialement par une barrière résistante a la signification. »43 Ceci n'empêchee pas que Ie signifiant ne soit rien sans structure, c'est-a-dire sans « un groupee d'éléments formant un ensemble co-variant. [...] La notion de structure ett celle du signifiant apparaissent inseparables ».44 Lacan fait done ce qui était a éviterr dans Tapproche de Saussure : il sépare signifiant et signifié en donnant priorit éé au premier. Cette separation et renversement du rapport signifiant-signifié sontt nécessités par la co-implication du signe et de sa place structural dans Ie système,, proposée par de Saussure, comme nous voulons montrer ci-dessous.

Lee principe du rapport arbitrair e avait pour fonction, dans la theorie de Saussure, d'empêcherr toute naturalisation du rapport signifiant - signifié. Les differences structuraless et nonn pas les differences internes au signe déterminaient la valeur et la significationn des signifiants. Signifiant et signifié étaient hétérogènes, puisque toutee source commune les auraient rendus substantiellement apparentés et naturels. D'autr ee part, les deux faces étaient è prendre comme un rectoverso : la separation auraitt impliqué la perte de leur caractère spécifique. L'unit é du signe était done unee unité dans la difference sans possibilité de separation. L'êtr e du signe résidait danss Ie clivage surmonté. On a vu également que Saussure a fait des efforts pour supprimerr les caractéristiques matérielles du signe. Une première étape était la distinctionn entre la sensation actuelle, qui est donnée par le monde extérieur, et 1'intériorisatio nn psychique de cette sensation comme une empreinte, 1'image acoustique.. La deuxième étape était la 'découverte' que la reconnaissance des imagess acoustiques comme des unites sign ificatives ne se faisait pas sans recourss aux concepts qui lui sont indissociablement liées. Puisque le signe est unee unité indémontrable, la determination de ses composantes, signifiant et signifié,, devait être attribuée aux differences qui I'entourent, et non pas aux differencee internes. Or, de Saussure a 'besoin* de la structure, pour la raison que lee caractère arbitrair e ne se conclut pas sur le signe en-soi, mais seulement sur sa comparaisonn avec d'autres signes dans un champ systématique.

Chezz de Saussure, il y a done un rapport de 'complication' entre signe et systèmee (structure), comme il y en a entre signifiant et signifié. En raison de la co-implicationn entre signifiant et signifié, la determination definitive des elements de cee rapport n'est pas possible. On ne peut rien dire sur le signifiant sans prendre en considerationn son signifié et inversement. Le signifiant en soi est impensable. Et parr conséquent, le signifié pur Test également. De Saussure a dü prendre de biais dess rapports dialectiques et systémiques, pour pouvoir générer des valeurs significatives.. Mais sur quoi débauche-t-on, si le rapport signe-système, lui aussi,

433 Lacan, Ecrits ], p. 254. 444 Jacques Lacan Les Psychoses, pp. 207-208.

123 3

Page 130: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

estt co-implication ? Le même effet de blocage qui frustrai t la determination du signee a la base de ses composantes seules, joue son r51e dans le rapport signe-système.. Comment la determination de la valeur d'un signe sur la base de sa positionn dans le système est-elle possible, si ce système n'est qu'un ensemble des signessignes ? N'a-t-on pas affaire a une petitio principii, si Ton suit de Saussure qui considèree la signification d'un signe comme Peffet structural des rapports des signess ? Comment définir une chose en termes d'une autre, si cette dernière ne peutt être définiee qu'avec les termes de la première ?

Less relations de co-implication ne peuvent rien éclaircir, sauf si elles s'ouvrentt a la difference radicale. Un système pensé comme Pensemble des differencess entre des signes, qui sont différents seulement quant a la relation et laa determination de leurs composantes internes, presuppose déja ce que dont on lee croyait capable, a savoir la determination du signifiant et du signifié comme deuxx cötés d'une même valeur systématique. Autrement dit, pour pouvoir penserr les differences dans le système comme les facteurs determinants des elementss du système, on a besoin d'une difference extérieure aux elements. Si lee système consistant par definition en des signes, a 1'ambition d'accomplir sa tachee de determination des signes, il doit s'ouvrir a des elements qui ne sont pas encoree des signes, mais sont néanmoins aptes a le devenir. L'ouvertur e entraine donee la déconstruction de la definition co-implicative du signe et du système. Unn système est un réseau de signes uniquement, un réseau qui admet toutefois dess non-signes qui ne sont pas constituants quant a la definition du système, maiss qui conditionnent la realisation de sa fonction determinative.

C'estt pour cette raison qu'au niveau logique la these de 1'indissociabilitéé des deux aspects du signe ne couvre pas toute la problématique.. L'indissociabilit é évoque la découverte des differences constitutivess du système, et ainsi provoque indirectement, la nécessité d'un elementt qui n'est pas encore signe, mais dont on peut être sür qu'i l est apte è le devenir.. Ce qui peut devenir signe au moyen de sa place dans le système des signes,, possède in potentia (pour utiliser une expression téléologique) les caractéristiquess du signe et a les trait s qui le rend susceptible a être influence parr les differences avec les signes aux alentours. Cela rend plausible de vouloir ouvrirr le système a des elements qui, en fait, ne sont pas encore des elements, mais quii sont des candidate a le devenir par determination différentielle.

C'estt en effet la voie suivie par Lacan. Une voie consistant en trois étapes: dissociationn de 1'ordre du signifiant et du signifié, primauté du signifiant, determinationn du signifiant dans sa fonction génétique du signe et du système. Cettee voie implique une certaine déconstruction de la definition co-implicative duu signe et du système significatif. Pour 'savoir' que le système consiste par definitionn en signes, on a besoin de 1'exception, de ce qui n'est pas pris dans la chaïnee signifiante. C'est le signe qui ne 1'est pas encore, le signifiant comme tel,

124 4

Page 131: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

signifantt pur qui « ne signifie rien ». Lacan déconnecte 1'unité du signe saussurien:: il y a des signes qui n'exigent pas (encore) une relation du signifiantt et du signifie. Il faut qu'i l existe un signifiant indépendant dont a pu découlerr la série de signes ou des signifiants qui forment Ie système significatif. Lacann préféré Ie terme signifiant pour déflnir Ie système. « Le signifiant peut s'étendree a beaucoup des elements du domaine du signe. Mais le signifiant est unn signe qui ne renvoie pas a un objet, même a Pétat de trace, bien que la trace enn annonce pourtant le caractère essentiel. Il est lui aussi Ie signe d'une absence. Maiss en tant qu'i l fait partie du langage, le signifiant est un signe qui renvoie a unn autre signe, qui est comme tel structure pour signifier I'absence d'un autre signe,, en d'autres termes pour s'opposer a lui dans un couple. »46 En ayant remplii de signifiants le système, Lacan a besoin de faire une exception pour une fonctionn du signifiant a la limit e du système et qui est a prendre comme 'archi-signifiants',, comme source et commencement.

Selonn Lacan, la barre qui He et sépare signifiant et signifie est « une barrièr ee résistante a la signification », faisant obstruction a la naturalisation de la signification,, c'est-a-dire a la connexion immediate du signifiant et du signifie. La barree suspend Parrivée du signifie. Lacan compte alors avec un signifiant nu, dépourvuu de sens et signifiant tout de même. « C'est la ce qui rend possible une étudee exacte des liaisons propres au signifiant et de Pampleur de leur fonction dans laa genese du signifie »47, car il existe une region de signifiants 'autarcique', indépendantee des signifies. Le signifiant est place dans Pordre de Pinconscient, et lee signifie dans la conscience du sujet. A la difference de Saussure, Phétérogénéité n'estt done pas seulement logique, en ce qu'elle est présupposée au caractère arbitrair ee du signe, elle est aussi ontologique, et même génétique (« séparés initialement»). .

Lacann etend ensuite le 'princip e du Parbitrair e du signe', formule par de Saussure,, en disant que « cette distinction primordial e [entre signifie et signifiant]] va bien au-dela du debat concernant Parbitrair e du signe ». 48 Le signifiantt a priorit é sur le signifie. Pour le théoricien, la tache est dès lors de comprendree la production des signifies, c*est-a-dire la signification. Nous allons voirr que ce signifiant 'avant la lettre' correspond, dans notre interpretation, è ce quii dans la fameuse formule de la performativit é métonymique et métaphorique estt indiqué comme ce qui fait 'apostrophe'. Bref: pour comprendre le signe danss son fonctionnement, il faut s'occuper encore de la perspective génétique, c'est-a-diree qu'i l faut répondre a la question de savoir comment les significationss sont nées.

455 Lacan, Les Psychoses, pp. 207 ff. 4646 Ibid, p. 188. 477 Lacan, o.c., p. 254 488 Lacan, o.c, p. 254.

125 5

Page 132: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

PerspectivePerspective génétique sur les signifiants et sur les signifies

Laa perspective génétique suppose une conception dynamique du système structural .. En tirant les consequences logiques de la co-implication, a savoir de 1'inséparabilitéé de 1'unité du signe (signifiant-signifié) et du rapport signe-système, nouss avons voulu rendre plausible la radicalisation du principe de rapport arbitrair e parr Lacan, radicalisation qui consiste en la separation du signifiant et du signifié, et enn Ie renversement de la priorit é entre les deux.

Celaa pose d'abord Ie problème du signifiant pur : signifiant sans signifié, nii contexte structural. Un tel signifiant retombe au niveau de la chose indéterminée.. Aussi Lacan de conclure que la 'chose' s'apprête a devenir 'signifiant' .. Ensuite, la structure des signifiants doit être pensee comme étant généréee sur la base du 'signifiant avant la lettre', sur ce « signifiant d'un manque danss 1'Autr e ». Lacoue-Labarthe et Nancy expliquent : « 1'Autr e est en effet Ie garant,, c'est-a-dire la condition de possibilité de la parole, parce qu'i l est antérieurement,, quelque chose comme Ie signifiant originair e d'oü se trame la combinaisonn signifiante. Mais c'est a condition de n'être rien par lui-même, - et rienn au point de ne pas admettre a son tour un Autre, qui serait 1'Autr e de 1'Autre, Dieu,, si Ton veut, ou un symbole 0. Il est au contraire Ie signifiant du manque mêmee d'un tel symbole (et de Dieu ?), a partir duquel s'articuler la chaïne des signifiants.. [...] C'est de la, done, que 1'opération [de signifiance] tir e sa possibilité ett qu'ainsi se fonde la logique du signifiant, c'est-a-dire a la fois son autonomie et sonn fonctionnement paradoxalement 'centre' sur un trou, sur un manque. » La genesee du signifiant et de la structure vont de pair, autrement dit Ie trou du 'signifiant-chose'' porte la possibilité de la structure, en la précédant logiquement. C'estt ainsi qu'enfin, Ia question de la genese du signifié, la signification, se pose.

Pourr penser Ie dynamisme sémiologique, Lacan s'appuiera sur les analyses linguistiquess de Roman Jakobson. Jakobson discerne deux axes linguistiques: horizontalementt celui de la temporalité successive, verticalement celui de la simultanéité.. Prenons un exemple. Les phrases « Demain je vais ...» ou « Nonobstantt les idees que ...» sont des propositions interrompues qui, malgré cela, nee sont pas dépourvues de sens. Mais ce sens, nous sentons qu'i l vient au moment oüü nous retenons subitement notre souffle. On Ie sent arriver comme d'un coup. En étantt débuts de phrases, elles anticipent un rythme, une syntaxe et une fin. Or, cette experiencee montre comment la signification est suspendue en cours de 1'expression.. Elle n'arriv e qu'au moment oü 1'organisation syntaxique est terminée.. La signification vient après-coup, comme une sorte de remuneration de 1'attentee ou comme raccomplissement (toujours faillible ) des signifiants. Et ce qui

499 Phillippe Lacoue-Labarthe et Jean-Luc Nancy Le titre de la lettre. Une lecture de Lacan. Paris: Editionss Galilee, 1990 (1973), pp. 69-70.

126 6

Page 133: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

vautt pour la syiitaxe, vaut aussi, en principe, pour Ie signe. Il est auestion, comme Iee dit Lacan, d'un « glissement du signifié sous Ie signifiant ». La liaison du signifïantt et du signifié est moins 'simultanée' que ce que de Saussure veut faire croire. .

Less exemples montrent les deux axes linguistiques, discernés par Jakobson,, auxquels enchaine la theorie de Lacan.51 Une phrase est une connexion dee signifiants dans Ie temps. L'axe horizontal est nommé syntagme. Mais la significationn se constitue seulement au moment oü, a la fin de renchainement, tous less elements de la phrase sont pour ainsi dire 'co-presents'. (A comparer a ce que ditt Lyotard, dans Le Différend, concernant 1'enchainement 'phrastique'.) C'est commee si, pour un instant, la diachronie se rassemblait en simultanéité. L'enchatnementt en soi ne donne pas la signification de la phrase. On a encore besoinn de la synthese syntaxique - « syntagmatique », dit-Lyotar d (DF, 255) - qui rendd possible une sorte de vision de 1'ensemble de la phrase selon Pordre combinatoire.. L'axe syntagmatique concerne 1'enchainement et la question de savoirr comment, dans une syntaxe grammaticale, peuvent être combines des elementss linguistiques. L'un après 1'autre, ils se touchent mutuellement et leur rapportt est 'contigu'. L'axe paradigmatique décrit 1'inventaire des elements possibless qui peuvent être choisis dans la construction d'un énoncé. II s'agit de selectionn des termes et aussi de leur possible substitution. Le rapport entre les elementss optionnels est dirigé par le principee de similarit é ou de dissimilarité (cf. la listee dressée par Lyotard ; DF, 252). Bref:

[Auu syntagme et au paradigme correspond] une double operation dans 1'actee de parole que Jakobson propose de se représenter sommairement de laa facon suivante: le locuteur sélectionne chaque terme proféré parmi tous ceuxx qui lui sont lies par des rapports paradigmatiques de substituabiltté ; ett il combine les termes sélectionnés conformément aux contrainte de concatenationn (rapports syntagmatiques) qui régissent renchainement de chaquee terme employé a son contexte dans la ligne de la parole (DF, 251).

Selonn Jakobson, contiguïté syntagmatique et similarit é paradigmatique sont égalementt les principes de base pour les deux operations rhétoriques de la metonymiee et de la métaphore. La metonymie désigne un mot qui en remplace un autree sur Ia base de leur contiguïté : 'prendre une bière', c'est prendre le verre dans lequell se trouve la bière. La métaphore remplace un autre mot sur la base d'une certainee ressemblance: 'le roi soleil' mérite son nom parce qu'i l est rayonnant. Jakobsonn les prend comme des processus fondamentaux du langage, et non

500 Lacan, 'Instance de la lettre', p. 260. 511 Roman Jakobson 'Deux aspects du langage et deux typess d'aphasies' in : Essais de linguistique générale.générale. Les fondations du langage. Paris : Les Editions de Minuit, 1963, pp. 43-67; Lacan 'L'instancee de la lettre', pp. 251, 263 ; idem Les Psychoses, pp. 248 ff.

127 7

Page 134: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

seulementt comme des elements de la technique rhétorique. Il les applique aussi è d'autress systèmes que Ie langage, a Tart et au rêve.

Laa difference facilite pour Lacan la conception de la production de la structuree et de la signification. Cela pose la question de savoir lequel des deux processuss a priorité . Dans Fexpression « 1'inconscient est structure comme un langagee », Ie 'langage' est a prendre comme 1'ensemble des signifiants, qui dans leurss rapports divers font signification. Puisqu'il n'y a pas de signification sans structure,, et pas de structure sans rapport entre signifiants, pour Lacan, Ie signiftant aa priorit é sur Ie signifié. Conséquemment, c'est eet axe linguistique qui a priorit é danss Fanalyse du langage, qui sait expliquer la possibilité de la structure. C'est donee 1'axe syntagmatique de la metonymie, c'est-a-dire de concatenation des signifiants. .

FonctionFonction génétique de la metonymie : Ie trope de I 'apostrophe

L'exemplee métonymique que donne Lacan est celui du synechdoque, selon lui une formee de metonymie, que Ton peut définir comme Ie fait de prendre une partie pourr designer un tout. Lacan cite Pexemple de Quintilien : « trente voiles » pour indiquerr la flotte. La voile étant contigue au navire, elle peut indiquer Ie dernier de manieree métonymique. « [...] La connexion du navire et de la voile n'est pas ailleurss que dans Ie signifiant, et c'est dans Ie mot a mot de cette connexion que s'appuiee la metonymie. »52 La voile cache Ie bateau, maïs plus que cela, la voile doitt cacher aussi Ie referent 'voile' , la chose réelle, pour pouvoir représenter Ie bateau.. Le langage pose la chose a distance, fait coupure dans Ie reel. D'oü Finquiétudee qui surgit. Pour indiquer une chose (navire), il nous faut utiliser une autree chose (voile) qui doit se désister de sa propre signification.

Danss son séminaire, Lacan donne encore deux autres exemples. Un petit enfant,, un garcon, appelle sa mère « ma grosse fill e pleine de fesses et de muscless ».53 Ce dont il s'agit ne relève de la métaphore. L'enfant n'a aucune intentionn d'exprimer avec des mots une signification, autre que celle qu'il s ont. L'expressionn ne signifié pas par exemple : « j e t'aime pour ta figure feminine ». Non,, ce qui se passé ici est un effort de tirer une chose réelle dans 1'ordre du signifiant.. « La metonymie est aussi sensible dans tel passage de 1'oeuvre de Tolstoï,, oü chaque fois qu'i l s'agit de 1'approche d'une femme, vous voyez surgirr a sa place, procédé métonymique de haut style, une ombre de mouche, unee tache sur la lèvre supérieure, etc. D'une facon générale, la metonymie animee ce style de creation qu'on appelle, par opposition au style symbolique et auu langage poétique le style dit réaliste. »

522 Lacan 'L'instance de la lettre', p. 263. 533 Lacan Les Psychoses, p. 260. 5454 Ibid

128 8

Page 135: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Selonn Lacan la metonymie concerne aussi F invention du nom. « [La metonymie]] concerne la substitution è quelque chose qu'i l s'agit de nommer -nouss sommes en effet au niveau du nom. On nomme une chose par une autre quii en est Ie contenant, ou la partie, ou qui est en connexion avec. »5S Rappelons quee dans Pun des rares passages oü il parte de la psychologie - passage déja cité -,, de Saussure avance la problématique de la nomination. « Le signe linguistiquee unit non une chose et un nom, mais un concept et une image acoustique.. Cette dernière n'est pas le son materiel, chose purement physique, maiss 1'empreinte psychique de ce son, la representation que nous en donne le témoignagee de nos sens. »56 De Saussure évite ainsi le problème de la nomination,, en remplacant le nom par la notion de '1'empreinte sonore'. Strategiee d'intériorisation . Mais nommer, selon Lacan, c'est produir e des imagess acoustiques, c'est-a-dire des signifiants. La metonymie est la fonction dee nommer la chose, d'inventer ou de trouver des signifiants pour la chose.

Laa problématique de cette exigence fonctionnelle devient claire : qu'est-cee qu'est exactement que trouver un signifiant pour une chose ? N'est-il pas vrai quee la chose en tant que telle ne se représente jamais adéquatement dans 1'ordre dess signifiants ? Que done tout au début de 1'ordre des signifiants se 'trouv e un trou' ,, la coupure comme dit Lacan, un manque nécessaire de la chose ? D'oü la definitionn de la metonymie, qui est Pinstallation d'une structure horizontale, géréee par le principe de connexion, mais orientée et provoquée par une perte originair ee du réel. Le manque, le trou, explique 1'« inquietude » que provoque la definitionn de la metonymie et a laquelle Lacan fait allusion,57 et dans la metonymie,, il s'agit d'un manque originair e qui rend la relation entre signifiant ett la chose profondément incertaine.58 Au début de la chaïne des signifiants se trouvee un manque d'objet. C'est, dans le discours clinique, 'la mere' comme la chosee (La Chose) désirée qui ne peut trouver de place dans 1'ordre des signifiants. C'estt le 'manque-a-être',«la condition d'existence du sujet séparé du complément

555 Lacan Ibid, p. 250. 566 De Saussure, o.c., p. 98. 577 Lacan 'L'instancc de la lettre' , p. 263. 588 « 11 y a une autre forme de defense que celle que provoque une tendance ou une signification interdite.. C'est la defense qui consiste a ne pas s'approcher de 1'endroit oü il n'y a pas de réponse aa la question. On est plus tranquill e comme 9a et, somme toute, c'est la caractéristique des gens normauxx » (Les Psychoses, p. 227). Cela est différent pour les psychotiques. « La psychose consistee en un trou, un manque au niveau du signifiant»(Ibid). « Un minimum de sensibilité que notree métier nous donne, nous fait toucher du doigt quelque chose qui se retrouve toujours dans cee qui s'appelle la pré-psychose, a savoir Ie sentiment que le sujet est arriv e au bord du trou. C'est aa prendre au pied de la lettre. Il ne s'agit pas de comprendre ce qui se passé la oü nous ne sommes pas.. Il ne s'agit pas de phénoménologje. Il s'agit de concevoir, non pas d'imaginer, ce qui se passee pour un sujet quand la question lui vient de 14 oü il n'y a pas de signifiant, quand c'est le trou,, le manque qui se fait sentir comme tel.»(o.c, p. 228).

129 9

Page 136: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

maternell ».59 Cette chose matemelle est nécessairement perdue è 1'entrée du langage. .

Enn raison de son rapport au pré-signifiant, la metonymie a priorit é sur la métaphore,, procédé qui se déroule dans Ie langage déja installé. La metonymie n'estt pas seulement difference du signifié60, elle explique également la manifestationn du signifiant comme venant du rien. Dans la metonymie la structure s'installéé sur la base de ce qui n'en fait pas encore partie, Ie 'trou ' du signifiant sur Iee seuil, signifiant qui ne Test pas encore. Ainsi la trouvaill e que nous voulons fairee dans ralgorithm e fameux de Lacan, est celle de ce trou signifiant dont émanee la chaïne des signifiants.61 Il est connu, Lacan donne comme formule de laa structure métonymique : /(S....S') S » S (-) s. Ce qui se prononce ainsi: La fonctionfonction (ou Vejfet) qui a Venchainement d'un Signifiant a un Signifiant-apostrophe,apostrophe, pour (sur) ce Signifiant même est congruente a Vérection de la barrièrebarrière entre ce Signifiant et son signifié.62 Traduit dans les termes de Pexemplee de Quintilien : « Pour la 'voile' , 1'effet de renchaïnement de 'voile' a 'bateau'' consiste dans la perte de son signifié de 'voile' ». Notons qu'i l s'agit dess signifiants et qu'i l faut done lir e les mots comme des sons acoustiques, et nonn pas selon leur signification sémantique.

Nouss proposons, comme nous 1'avons déja mentionné, de prononcer S', nonn pas comme 'premier Signifiant' comme on Ie fait normalement, mais littéralementt comme 'signifiant-apostrophe'. Ce Signifiant-apostrophe est Ie premierr a ouvrir la série des signifiants. Il est sur Ie bord, hesitant entre 'choseté'' et signifiant. Il n'est pas encore signifiant complet; parce qu'i l n'est

599 Jean-Baptiste Fages Comprendre Jacques Lacan. Paris : Dunod, 1997, p. 120. Cf. Francois Balmès,, Francois Ce que Lacan dit de l'être (1953-1960). Paris : PUF, 1999, pp. 114-123. 600 Van Haute Psychoanalyse en filosofie, p. 99. 611 La question de la genese des signifiants n'est pas sur 1'avant-scène chez Lacan. « L'apparition d'unee nouvelle structure dans les relations entre les signifiants de base, la creation d'un nouveau termee dans Pordre du signifiant, ont un caractère ravageant. Cela n'est pas notre affaire. Nous n'avonss pas a nous intéresser a l'apparition d'un signifiant, car c'est un phénomène que nous ne rencontronss jamais professionnellement Par contre, nous avons affaire a des sujets chez qui nous touchonss du doigt, a 1'evidence, quelque chose qui a lieu au niveau de la relation oedipienne, un noyauu irréductible [....]. N'est-H pas concevable, chez les sujets immédiatement accessibles que sontt les psychotiques, de considérer les consequences du manque essentiel d'un signifiant ? » (Lacan,, o.c, pp. 226-227.) "" Cette paraphrase se base sur Ia légende suivante:

ff 1 Symbole mathématique pour la fonction concernant reffectivité _SS Le premier signifiant réussi —— La connexion horizontale . S'' A prendre au pied de la lettre comme: Signifiant -apostrophe ww Signe de congruence . JJ Signifié de S . -- Barre séparant Signifiant et signifié et qui fait barrière a la signification (S/s)

130 0

Page 137: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

pass encore determine par son insertion dans une difference avec d'autres signifiants.. L'apostrophe comme symbole indique dans l'écritur e la suppression d'unee voyelle. Dans la rhétorique classique, le terme indique le moment oü 1'orateurr se détourne du grand public pour se concentrer sur un individu particulier. 633 Le signifiant-apostrophe est celui qui est présent sans avoir une voix,, présent dans son absence, puisque aucun signiflant métonymique pourrait lee remplacer adéquatement. Perte de 1'objet désiré, Chose ou mere, il occupe danss la série la place du 'trou' , oü cet ensemble de signifiants constituant la structuree trouve son origine.

Origin ee perdue depuis toujours et pour toujours, cette origine se fait sentirr en permanence dans le caractère arbitrair e du signe. La generation de la structuree par la connexion métonymique restera toujours insuffisante par rapport aa ce manque d'origine. On a beau ajouter signiflant sur signiflant, on ne le retrouveraa jamais. II est la source dynamique de la signifiance. « [La structure métonymiquee indique] que c'est la connexion du signiflant au signiflant, qui permett 1'élision par quoi le signiflant installe le manque de Pêtre dans la relationn de 1'objet, en ce servant de la valeur de renvoi de la signification pour Pinvestirr du désir vivant ce manque qu'i l supporte. »64 Apostropher n'est pas seulementt détourner le signiflant originair e oblitéré a jamais, c'est aussi mettre en evidencee le signiflant errant, introuvable et sans situation fixe, signiflant qui 'interpelle'' constamment la oü 1'ordre de la signification semble s' installer confortablementt Le Signifiant-apostrophe, qui résiste a rentrer dans la série, provoquee le désir dans son infinit e : ƒ( Soo ... S3, S2, SI - S')S » Soo ... S3, S2 ,S11 (-) s oo...s5, s4, s3, s2, si. « Dans le registre du désir, le sujet soumis au refoulementt doit, pour manifester son désir, passer te biais de la demande oü le désirr se perd dans les chatnes signiflantes : 1'objet du désir étant irrémédiablementt perdu, le sujet en est reduit a le poursuivre d'objet substitutif enn objet substitutif a travers la suite indéfinie des signifiants qui les symbolisent danss le registre du langage et qui s'enchainent les uns aux autres a partir de 1'objett perdu symbolise par S', selon le processus de la metonymie oü S de déploiee en une chaïne indéfinie SI, S2, S3 etc., dont chaque element perd son senss (-)sl,(-)s2, (-)s3 etc., dans ce processus de métonymisation du désir. »65 Le signifiant-apostrophee ne doit pas être compris comme un donné bien déflni ou mêmee localisable. La permanence du désir nous apprend que dans un certain senss tout signiflant est aussi signifiant-apostrophe, puisque tout signiflant est manquéé quant è sa relation au reel.

633 Liddel & Scott Greek-English Lexico».Oxford : Clarendon Press, 19%, p. 221. 6464 Lacan 'LMnstance de la lettre' , p. 274. Le désir correspond au manque-a-être, qui, transcrit sur lee plan de la langue, s'intitul e demande. Cf. Jean-Baptise Fages, o.c, pp.31-36,118. ".Sylvainn Auroux Les Notions Philosophiques. Dictionnaire. Tome 2. Paris: PUF, 1990, p. 1615.

131 1

Page 138: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

FonctionFonction génétique de la metaphor e: « Vétincette créatrice »

Parallèlementt a la generation des signifiants, c'est-a-dire a la mise en série de remplacantss pour « Ie trou du reel », Lacan considère la métaphore comme 1'autree volet du diptyque de la structure langagière et inconsciente. Sur un niveauu plus élevé que Ia metonymie, c'est Ie processus métaphorique qui est responsablee de la genese des signifies. Sa formule s'écrit comme: ƒ ( S7S) S « SS (+) s. Ce qui s'articule comme suit: 'la fonction (ou 1'effet) de la substitution d'unn signifiant au signifiant-apostrophe pour (sur) ce signifiant est congruent au franchissementfranchissement de la barre par Ie signifiant et a 1'ajout d'un signifié'. Il faut prendree Ie mot 'substitution' au pied de lettre: sous Ie signifiant-apostrophe vientt se poser un autre signifiant, qui Ie porte de telle maniere qu'i l recoit sa signification.. Le premier signifiant se place en dessous du signifiant-apostrophe, quii reste présent et incite a Pinvention du signifié. « [...] C'est dans Ia substitutionn du signifiant au signifiant que se produit un effet de signification quii est de poésie ou de creation, autrement dit d'avènement de la signification enn question. Le signe + place entre ( ) manifestant ici le franchissement de la barree et la valeur constituante de ce franchissement pour Pémergence de la signification.. »66 Le franchissement de la barre est une maniere de décrire le processuss de 'transfert' , « un mode de déplacement oü Pinconscient s'exprime ett se déguise è travers le materiel fourni par les restes préconscients de la veille ».677 Le signifiant inconscient ne peut entrer dans la region de la (pré)conscience quee par 1'effet métaphorique, c'est-a-dire que comme porteur d'un signifié.

C'estt également ici que la question du sujet se pose. Avec 1'avènement duu signifié, apparaissent la conscience et le sujet connaissant. Le 'j e pense' étantt condition de Pactualité du 'j e suis', le signe complet, combinaison du signifiantt et du signifié, est nécessaire pour ce penser qui ne fonde peut être pas laa phénoménalité du sujet (du 'cogito' - res cogitans - ne découle pas

6666 Lacan 'L'lnstance de la lettre', p. 274. 677 Laplanche, Pontalis, o.c., p. 493. A comparer a Lacan sur le transfert: « Ce n'est pas dans les EcritsEcrits techniques, et a propos des relations réelles, peu importe, imaginaires, voire symboliques, avecc le sujet [...] C'est dans la septième partie, Psychologie des processus du rêve, de la TraumdeutungTraumdeutung que Freud nous montre comment la parole, a savoir la transmission du désir, peut see faire reconnaitre a travers n'importe quoi, pourvu que ce n'importe-quoi soit organise en systèmee symbolique. C'est la la source du caractère pendant longtemps indéchiffrable du rêve. [...]] Qu*est-ce que Freud appelle Übertragung ? C'est dit-il, le phénomène constitué par le fait, que,, pour un certain désir refoulé par le sujet, il n'y a pas de traduction directe possible. Ce désir duu sujet est interdit è son mode de discours, et ne peut se faire reconnaitre. Pourquoi ? C'est qu'il yy a parmi les elements du refoulement quelque chose qui participe de 1'ineffable. [Dans le contextee de V Übertragung Freud] nous parle des Tagesreste, des restes diumes, qui sont, dit-il, dés-investiss du point de vue du désir. Ce sont dans le rêve des formes errantes qui, pour le sujet, sontt devenus de moindre importance - et se sont vidées de leur sens. C'est done un materiel signifiant.. Le materiel signifiant [... ] est constitué de formes qui sont déchues de leur sens propre ett reprises dans une organisation nouvelle a travers laquelle un sens autre trouve a s'exprimer. C'estt exactement cela que Freud appelle Übertragung. » (Lacan Les écrits techniques de Freud, p.. 373)

132 2

Page 139: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

logiquementt Fobjet pensant - cogitatum -, comme Ie font remarquer les critiquess de Descartes), mais qu'indiqu e sans doute son actualité : « 'cogito ergo sum*,, ubi cogito, ibi sum*».68 La question est de savoir ce que signifie 'penser' (cogitare)(cogitare) et si j'a i raison de croire que si j e pense a mon sujet, Ie 'moi' de ce sujett est Ie même que Ie 'je' qui Ie pense.

Or,, Lacan se réfëre a la caractérisation par Freud de 1'inconscient 'pensant',, caractérisation dans Ie marge de laquelle nous venons de noter quelquess questions. Il n'y a, selon Lacan, aucune raison de ne pas croire Freud ett de ne pas prendre Ie processus primair e (qui se montre comme travail du rêve)) pour une pensee. Les deux processus de déplacement et de condensation équivalentt les structures opérationnelles dans Ie langage, celles de la metonymie ett celle de ma métaphore. « Freud désigne [comme pensee] les elements en jeu danss 1'inconscient; c'est-a-dire dans les mécanismes signifiants que je viens d'y reconnaïtre.. »69 Or, la revolution copernicienne qu'est, dans la modernité la penseee de Freud, subvertit 1'évidence cartésienne de telle maniere qu'i l faill e dir ee : « j e pense oü je ne suis pas, done je suis oü je ne pense pas », autrement dit ,, «je ne suis pas la oü je suis Ie jouet de ma pensee ; j e pense a ce que je suis, laa oü j e ne pense pas penser ».70 Dans 1'inconscient, Ie sujet ne peut pas se situer,, puisqu'il s'agit du jeu des signifiants. L'inconscient n'est consistant que danss 1'immédiat; la conscience par contre, croyant pouvoir figer Pêtre du sujet danss la pensee, ne peut que l'attraper dans la pensee, sous Ie signifie et après coup,coup, dans 1'effet de la substitution métaphorique du signifïant-apostrophe. Or, laa vérité rreudienne, selon Lacan, consiste dans la découverte de 1'excentricité fondamentalee et radicale de soi a soi-même.71

LaLa rhétorique du rêve: déplacement et condensation

Lee mot 'désir' , lié au processus métonymique, et la demande ou la question de laa signification de sujet, donnée avec la métaphore,72 nous renvoient au début de notree chapitre, qui a commence par la presentation de la problématique de rr interpretation du rêve dans son rapport au travail du rêve. Selon une lecture rassurantee de Freud, le rêve serait Pexpression et parfois même la réponse d'un désirr inconscient.73 Ce désir serait detectable et determinable par 1'interpretation

688 Lacan, 'L'instance de la lettre', p. 275. 699 Ibid., p. 276. 700 Ibid, p. 277. 711 Ibid, p. 284. 722 Ibid, p. 289. 733 Ainsi la critique de Pagel sur la lecture herméneutique-phénoménologique par Ricoeur, qu'elle contrastee avec ranti-cartésianisme de Lacan. (Gerda Pagel Lacan: Einföhrender Überblick über

133 3

Page 140: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

profondee qui saurait contemner la censure. Le travail de rêve, dans cette simplification,, signifie: 'construction du compromis onirique comme satisfactionn d'un désir, bien circonscrit' . Le rêve satisfait un désir, qui, dans la réalité,, ne peut être satisfait. Or, une telle simplification reduit le désir a une listee de demandes bien formulées et interprétables comme un texte. La 'pensee' duu rêve ne serait pas en principe construite d'une autre matière que la pensee consciente.. L'interpretatio n correcte du rêve serait possible et serait achevée au momentt oü Pinterprétateur aurait mis en lumière la 'pensee' inconsciente dans

saa totalité. Onn se souvient que, pour Freud, le travail de rêve est 1'essence du rêve.

Cettee essence est respectée par Lacan, qui, a la suite de Jakobson, relie les deux premièress caractéristiques, déplacement et condensation, aux processus linguistiques,, respectivement a la metonymie et a la métaphore. Ce qui est nomméé 'métaphore' correspond au processus primair e de condensation, c'est-a-diree de substitution. Ce qui est intitule, sur le plan linguistique, 'metonymie', c'est-a-diree la relation entre des elements signifiants sur la base de la contiguïté des termes,, est, sur le plan psychique de 1'inconscient, le déplacement, décrit par Freud danss le septième chapitre de la Traumdeutung. L'interpretatio n est interminable, maiss elle est possible puisque le rêve obéit aux exigences structurelles du langage.. C'est dans ce sens que Lacan peut dire que 1'inconscient est structure commee un langage. De 1'ordre des signifiants, la structure primair e est donnée parr la formule métonymique ; la structure métaphorique relève de la barre, de la frontièrefrontière qui sépare inconscient et conscience. Aussi nous est-il montré commentt 1'ordre des signifiants fait 1'effort de se fermer aux choses, alors que laa structure métaphorique dessine 1'événement de 1'ouverture creative du systèmee signifiant vers le signifie.

Or,, Lyotard s'oppose a une telle interpretation qui invite a appliquer des categoriess linguistiques, comme la metonymie et la métaphore, a un domaine, le rêve,, qui est tout autre par principe. « Il faudra convenir que le 'langage' de 1'inconscientt n'a pas son modèle dans le discours articulé, lequel se dit dans une languee [...]; mais plutöt que le rêve est le comble du discours désarticulé, déconstruit,, dont aussi aucun langage, même normal, n'est vraiment exempt » (DF,, 253). La critiqu e porte sur 1'usage que fait Lacan des idees jakobsonniennes. .

D'abord,, ce que Lacan appelle métaphore est a ranger sous la categorie duu paradigme chez Jakobson. Autrement dit, elle est affaire non pas de créativitéé (étincelle créatrice), mais de substitution selective qui se fonde sur 1'usagee courant du langage et done de la langue. La rhétorique n'appartient pas

eineneinen sekwierigen Denker und Erörterung einiger Kritiken und Kontraversen, in: Taureck, Bernardd H.F. Psychoanalyse und Philosophie. Lacan in der Diskussion. Frankfort am Main: Fischerr Taschenbuch Verlag, 1992, pp. 34-35.)

134 4

Page 141: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

auu structuralisme: Lacan prend la métaphore comme une figure de style (commee un trope), tandis qu'elle est pour Jakobson une affaire de pure valeur systématique.. Or, dit Lyotard, « la vraie métaphore, Ie trope, commence avec 1'excess dans 1'écart, avec la transgression du champ des substituables recus par 1'usagee » (DF, 254-255). Pour penser la métaphore comme il Ie pretend, Lacan devraitt quitter Ie raisonnement structuraliste, devrait se vouer plutöt au surrealisme,, è 1'effectivité figurale qui allègue un sens inattendu, par exemple danss récritur e automatique, a la presentation simultanée de deux images ou motss qui 'normalement' n'ont rien a faire 1'un avec 1'autre.

Enn su it e, la confusion dont Lyotard considère Lacan coupable est celle entree 'signification' et 'sens'. Cette difference fait reference évidemment a celle dee Frege qui discemait Sinn et Bedeutung (DF, 105-117). La signification tient èè la valeur systémique; Ie sens est, dans 1'usage lyotardien du terme, non seulementt 'désignatif (comme chez Frege), mais il tient également a un effet singulierr et événementiel sur Ie corps ou la sensibilité, d'une force libidinal e qui see manifeste dans Ie sentiment (DF, 84).75 Pour de Saussure, la signification est unee affaire de transparence de par 1'indissociabilité du signifiant et du signifié, transparencee qui résulte de 1' identification du signifié et de la valeur systématique.. C'est pour cela qu'i l faut se demander, selon Lyotard, si Ie signe saussurienn est _effectivement un 'signe', c'est-a-dire - dans Ie sens de Peirce -unee chose qui remplace une autre en 1'oblitérant; il est selon lui plutöt une fonctionn structurale qui fait que Ie signifié l'emporte sur Ie signifiant. Lacan, en retournantt cette hiërarchie et en dissociant signifiant et signifié, réintrodui t une épaisseur,, une plasticité, réinstalle Ie signe dans son opacité; ainsi, dans la métaphore,, il y a obliteration d'un signifiant par un autre (DF, 73-84). « La faconn dont J. Lacan comprend la métaphore renvoie au sens, non a la significationn » (DF, 257). Si Lacan avait vraiment pris au sérieux 1'analogie entree condensation freud ienne et métaphore, il aurait découvert que pour Freud laa condensation est un evenement topographique, obéissant aux « contraintes de lieuu » (DF, 258), de plus, qu'i l ne s'agit pas de linguistique, comme Freud Ie montree en posant que Ie travail de rêve trait e des mots comme des choses, que « laa condensation est pour Freud une transformation 'destitutive' du discours » (DF,, 259). Le travail de rêve n'est pas de l'ordr e de la linguistique, il ne relève pass des structures et des significations mais des figures et des sens ; il déconstruitt la transparence des elements discursifs et les restitue en signes opaques. .

744 Gottlob Frege *On sense and meaning* in : Translations from the philosophical writings of GottlobGottlob Frege. Oxford: Blackwell, 1980 (1952), pp. 56-85. 755 Dans Economie libidinale, Lyotard nomine cet aspect du signe 'signe-tenseur' pour 1'opposer auu signe sémiotique (EL, 57-115).

135 5

Page 142: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Figure-matriceFigure-matrice etfantasme originaire

Cettee these a des consequences pour Ie role de la censure. « Le désir, écrit Lyotard ,, ne travaill e pas un texte donné en clair, pour le travestir; il ne laisse pass entrer le texte, il le devance, s'y loge, et nous n'avons jamais que du texte travaille,, mixte de lisible et de visible. [...] Il faut supposer une situation princepss oü le refoulement et le retour du refoulé se constituent ensemble. Laplanchee et Pontalis y voient justement le fantasme. [...] Le travail de rêve n'estt pas un langage ; il est 1'effet sur le langage de la force qu'exerce le figural (commee image ou comme forme). Cette force transgresse la loi: elle empêche d'entendre,, elle fait voir : telle elle 1'ambivalence de la censure. Mais ce mixte estt princeps, on ne le trouve pas seulement dans Pordre du rêve, mais dans celui duu fantasme 'originaire ' : discours et figure a la fois, parole perdue dans un scénographiee hallucinatoire, violence initial e » (DF, 270). C'est done dans la perspectivee du fantasme originair e que Lyotard critiqu e ce qu'i l prend pour une reductionn structuraliste de 1'inconscient et pour 1'hégémonie du symbolisme.

Auu cours des années, Freud a quitte son hypothese étiologique des névrosess selon laquelle tout problème psychique correspond a un traumatisme réellementt vécu, aux scènes originates. Le fantasme originair e qui s'installe rétroactivementt a remplacé 1'hypothèse de la scène, sans que cela exclue pour Freudd que ses fantasmes soient individuels. Dans leurs formations particulières, il ss concernent tous des questions d'origine: origine du sujet (fantasmes de scèness originaires), de la sexualité (fantasmes de seduction infantile), de la differencee sexuelle (fantasmes de castration).76 Ce que Lyotard appelle 'figur e matrice',, une sorte de pseudarchè (DF, 328), correspond è la condition des fantasmess originaires. « La matrice n'est pas un langage, pas une structure de langue,, pas un arbre de discours. [...] Elle engendre des formes et des images, ett c'est seulement de ces formes et images, qui sont produits, que le discours se mett éventuellement a parier » (DF, 327). C'est le désir qui, dirigé par cette matrice,, crée des mondes figuratifs - dans le rêve -, non pas pour transmettre un messagee crypte, mais pour donner expression a lui-même.

766 Idem Vocabulaire de la psychanalyse. Paris: Quadrige / Presses Universitaires de France, 1997 (1967),p.. 159. t . . t .... 777 Kaja Silverman a tort de reprocher a Lyotard - selon elle un « art theoretician » - « to pit tne unconsciouss against the preconscious in ways which admit of no communication between them ». Saa critique se fonde sur une lecture trop superficielle de Discours, figure. « In Discours, figure, Lyotardd associates the unconscious with figural representation, end the preconscious with languagee [...]. However, whereas we stressed that all signification must be understood as a compromisee between the two, Lyotard argues that figural representation is sharply antagonistic to language.. The latter is on the side of censorship and repression, while the former is on the side of desiree and transgression. » Tout dépend de ce qu'on entend par le mot 'communication . Silvermann 1'équivaut au « compromise », réinstallant ainsi 1'opposition classique entre vision et langage.. Elle n'est pas assez philosophique et kantienne pour comprendre la force déconstructrice quee Lyotard attribue précisément a la connivence de la figure et du discours (Fiscours, diguré). Ellee manque de voir le role que, pour lui, joue la difference (au lieu de 1'opposition) et retombe

136 6

Page 143: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Dee la figure-matrice émane la poussée libidinale, « fïgurale » dit Lyotard, d'oü Iee fantasme (ou Ie rêve) re9oit ses caractéristiques: transgression des régies syntaxiquess et sémantiques, images surréelles, simultanéité des formes hétérogènes,, polysemie des affects, pulsions polymorphes (cf. DF, 327-328). Le figurall est le terme par lequel Lyotard indique la presence des processus primairess dans 1'ordre secondaire. Parce que, selon Freud, Pinconscient ne connaïtt pas de negation, ni de temporalité chronologique, la matrice fait son travaill 'illogiquement' et partout Elle se révèle dans des formations construites dee Thétérogène et de discontinu ; elle est « omnitemporelle » (DF, 337). S'éloignantt de Lacan, Lyotard oppose matrice et structure.

Cettee atemporalité de la matrice fantasmatique, pas plus que la discontinuïtédiscontinuïté des poussées de pulsion, ne doit donner prétexte a la confondree avec une structure. Matric e et structure ont pour propriétés communess d'etre invisibles et synchroniques. Mais ces deux trait s procèdentt a leur tour de qualités absolument contraires : Pinvisibüité de laa structure est celle du système, qui est un être virtuel , mais intelligible ;; son intelligibilit é se marque précisément dans 1'observation dee régies formelles, régies logiques définissant les propriétés d'un systèmee en general, régies internes de transformation. [...] La négatité y remplitt une fonction essentielle. [...] Si la matrice est invisible, ce n'est pass parce qu'elle relève de 1*intelligible, c'est parce qu'elle reside dans unn espace qui est encore au-dela de 1'intelligible, est en ruptur e radicale avecc la régie de 1'opposition, est entièrement sous la coupe de la difference.difference. [...] Cette propriété de Fespace inconscient, qui est aussi cellee du corps libidinal , d'avoir plusieurs lieux en un lieu, de bloquer ensemblee ce qui n'est pas compossible, est le secret du figural: transgressionn des intervalles constitutif du discours, transgression des distancess constitutives de la representation (DF, 338-339).

Lee fantasme relève done, selon Lyotard, de la matrice fïgurale qui fonctionne commee pseudarchè : elle est archè dans la mesure oü elle est présentée dans la theoriee lyotardienne comme la source dans laquelle F imaginaire trouve son origine;; elle est pseudo parce qu'elle n'est pas représentable (invisible) et qu'ellee n'existe que dans ses effets de violation. En effet, on ne peut parier de la

danss une interpretation qui prend la figure-matrice et le figural , pour des termes indiquant la representationn visuelle. Pour Lyotard les processus primaires ne peuvent travailler que sur et dans 1'ordree secondaire, 1'ordre non seulement du langage mais aussi bien de la representation esthétiquee (dans le sens de Kant: figure-image, figure-forme). D'ailleur s sa critiqu e que Lacan conflueraitt Pinconscient et la pré-conscience est, elle-aussi, discutable, parce qu'elle ne tient pas comptee du rólc violent et libidina l que joue 'L a Chose' dans le manque qui instaure 1'ordre du signifïantt (Kaja Silverman The subject of semiotics. New York / Oxford: Oxford University Press, 1983,, pp. 88 et 288 note 3).

137 7

Page 144: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

matricee que sous une forme elle-même métaphorique et fantasmatique. La figure-matricefigure-matrice est le fantasme originair e de la philosophic lyotardienne. Elle est aa la fois le résultat (fantasme) et ce qui donne a fantasmer (origine) ; le « fantasmee originair e » determine la matrice comme une source, comme « 1'originee du fantasme », tandis que la 'matrice* n'est qu'un des « fantasmes des originess » possibles.

Nouss pensons que c'est a cette consequence radicale qu'est parvenu Lyotarddanss son livr e nietzschéen Economie libidinale. Lyotard lui-même caractérisee ce livr e « méchant » comme Pexpression d'une « désespérance hagardee » (Per, 33). Le fantasme matriciel est ici celui d'une 'bande libidinale' (bandee de Moebius) consistant en une 'barr e tournoyante'.79 Dans son experiencee philosophico-littéraire, Lyotard nous demande de nous imaginer le corpss humain ouvert et mis a plat de telle maniere que toute difference entre intériorit éé et extériorité soit annulée. Un tel corps serait la déconstruction definitiv ee de la métaphysique classique, qui se fonde sur des dualités telles que surface-profondeur,, intériorité-extériorité , signifiant-signifié etc. Il serait la déconstructionn de ce que Lyotard appelle la mise en scène de la métaphysique, dee son caractère de representation. La philosophie métaphysique, se basant sur laa distanciation et Popposition, représente 1'être comme une structure pensable auu lieu de se glisser en lui pour 1'experimenter. Il faudrait le penser, avance-t-il, commee une surface bidimensionnelle, sans profondeur, done recto sans verso. Penserr 1'être comme surface mono-latérale, 9a serait le penser affirmativement. Enn 1861, le mathématicien Moebius avait découvert et décrit une telle geometrie mono-latéralee a 1'aide d'un cercle, fait d'une bande retournée une fois sur elle-même,, effectuant ainsi une torsion. « Intuitivement tout se passé comme si cette bandee présentait deux faces. Pourtant il s'agit bien d'une surface a une seule facee (unilaterale) et a un seul bord. Il sufïit de parcourir cette bande a partir de n'import ee quel point pour s'apercevoir que Ton parcourt la surface tout entiere sanss franchir aucun bord. »80 L'effet d'une telle structure est la désorientation. Sanss recours a une troisième dimension, il est en effet impossible de saisir

788 A comparer au titre de Laplanche et Pontalis, o.c. 799 C'est done encore Lacan qui est 1'esprit contre lequel il se révolte. De cela en témoigne peut-êtree la métaphore de la bande de Mcebius, que Lyotard a pu emprunter au psychanalyste 1'ayant introduitee dans son séminaire (inédit) du 16 mai 1962 comme métaphore de 1'ambivalence du fonctionnementt psychique. En témoigne également 1'image dont Lyotard fait usage, celle d'une « barree ». Cf. Joel Dor Introduction a la lecture de Lacan. La structure du sujet. Paris: Editions Denoël,, 1992, pp. 129-138. Nous accentuons la continuité entre DF et EL, oü Lawrence Schehr veutt souligner plutöt la discontinuité (Lawrence R. Schehr. 'Lyotards Godpiece', in : Robert Harvey;; Lawrence R. Schehr Jean-Francois Lyotard: Time and Judgment. New Haven and London:: Yale University Press, 2001, pp. 62-76. Nous ne croyons done pas, comme suggère Pierree Billouet dans son étude sur le paganisme lyotardien, que la négativité de la figure en 1970 doitt être distinguée de sa positivité en 1974. La figure et le figural est ce qui surmonte cette oppositionn (Pierre Billouet Paganisme et postmodernité : J.-Fr. Lyotard. Paris : Ellipses, 1999, p. 56). . 800 Dor, o.c, p. 130.

138 8

Page 145: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

1'objett dans son ensemble et de s'orienter par rapport a lui. La bande de Moebius nee présente plus de difference entre ici et la-bas, entre 1'en-dessus et Pen-dessous.811 Elle demanderait un troisième point, « point de survol » dirai t Merleau-Ponty,, a 1'extériorit é de la monoface, grace auquel s'orienter. Les differencess ne sont plus localisables, ni ne peuvent être stabilisées en oppositionss bien déterminées. Autrementt dit, la barre du structuralisme lacanien perdrait sa fonction de separationn sur la 'monoface'. Lyotard se 1'imagine comme une « barre tournoyantee » (EL, 21-26). C'est par sa vitesse que Ie mouvement permanent de laa barre 'produit ' 1'impression d'une surface, qu'i l peut produir e même, en dernièree instance, des ordres d'opposition. De temps en temps, la barre reduit sa vitessee et se manifeste comme frontière, separation, principe d'opposition entre signifiantt et signifé, difference et structure. Or, Ie signe construit par cette experiencee surréaliste, Lyotard Ie nomme 'signe-tenseur' : la barre ne formant pass simplement 1'instance de separation mais plutöt celle de confusion des niveaux. .

LyotardLyotard lacanien

Enn contrastant structure et matrice, Lyotard vise a critiquer ce qu'i l appelle Ie 'nihilisme'' (ou la métaphysique) lacannien (RP, 175 ff.). Lacan n'aurait porté attentionn qu'au manque de 1'être, un manque par lequel il n'aurait pu engendrer Iee désir que comme la recherche inachevable de ce qui manque. Or, ce manque absolu,, ce grand « Zéro » (EL, passim), ferait de la theorie lacannien un nihilisme,, mais, il faut bien noter, un nihilisme qui resterait en tout tributair e de laa métaphysique classique.82 La tension du désir qui en résulte serait tout è fait déterminéee par la Grand Signifiant, instance de 1'ordre structurale de la signification,, instance de la Loi. Peut importe si 1'on appelle 'Dieu' ou 'Signifiant* ,, Lacan et Augustin seraient tous deux métaphysiciens, parce qu'il s auraientt tous deux installé Ie principe de la signification et du sens en dehors du pensable,, installé justement comme instance neutre et inébranlable, comme conditionn ou logos absolu.83 La sémiotique est un nihilisme (EL, 64) :« [ . . .] il n'yy a que des écarts, et s'il y a sens, c'est qu'i l y a signe, et s'il y a signe, c'est

811 Quant & la thématique de 1'orientation (dans 1'espace et dans la pensee), voir ci-dessous les chapitress 8 et 12. 822 Traitant du concept 'postmoderne' chez Lyotard, Denise Souche-Dagues oublie de mentionner cee nihilisme du Grand Zéro dans son : Nihilismes. Paris: PUF, 19%. 833 Cette interpretation n'est pas partagée par Lacoue-Labarthe et Nancy, qui considèrent Ie Signifiant-purr précisément comme Ie manque pur, 'manque-en-soi', et done même comme Ie manquee du symbole 0 ou de Dieu. Pour Lacan, il n'y a pas quetque chose qui manque dans Ie manque,, c'est Ie manque manquant en tant que tel, 1'être étant en tant que manquant, disons : 'tro pp de presence pour toute representation'.

139 9

Page 146: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

qu'i ll y écart [...] et extreme précision du système ou structure, et lè-dessus, éventuellement,, quand on a Tame religieuse comme Freud et Lacan, on produit 1'imagee d'un grand signifiant, tout è fait absent a jamais, dont la seule presence estt d'absentification, de réserve et de relève des termes qui en font des signes -substitutss les uns des autres -, 1'image d'un grand zéro qui tient disjoints ces termess [...]» (EL, 58).

Onn peut se demander si cette critiqu e est pertinente dans tous ses aspects. Dans saa 'Radiophonie' (1970), Lacan a brièvement réagi a Lyotard (dont Ie chapitre commentéé ici était apparu déja séparément comme article dans la Revue d'Esthétiqued'Esthétique en 1968). « Un professeur évidemment induit par mes propositions (qu'i ll croit d'ailleur s contrer, alors qu'i l s'en appuie [...], sans nul doute a plaisir)) a écrit des choses a retenir. »M Avec ce professeur, il se declare d'accord,, de sa maniere particuliere. Il souligne par exemple que la métaphore obtientt un effet de sens et non de signification85. Et, ce qui est plus pertinent, quee la critiqu e de Lyotard concerne Ie refoulement et Ie retour du signifiant dans 1'ordree des signifies. La aussi, la métaphore joue son röle. L'effet de sens se produitt dans Pactualité, est a prendre comme Ie retour du signifiant qui fait signee de 1'impossible, du reel, qui est la limit e du symbolique qui ne travaill e qu'aprèsqu'après coup et rétroactivement. Et c'est en ceci que, en effet, Ie rêve est métonymique,, concatenation des signifiants.

Parr Ie travail du rêve, pris sous 1'aspect de déplacement et done pris danss sa fonction métonymique, Ie rêve est généré comme une série de signifiants.. Vu que la série se base sur une perte irrécupérable par principe, la notionn de censure n'est pas a prendre d'une maniere secondaire. Ainsi la censuree ne vient pas après Ie désir, comme une intervention politique qui a pour butt d'arrêter une certaine volonté de réaliser Ie défendu. La censure est plus fondamentale.. Elle s'installe avec la perte originair e de 1'objet comme « Ie refoulementt originair e » découvert tardivement par Freud et, il faut Ie dire a sa defense,, par Lacan.86 Censure et signifiant-apostrophe vont de pair. L'effet de cettee censure primair e sur la série de signifiants est désastreux. Selon 1'algorithmee de la metonymie, elle équivaut a 1'installation de la barre séparant signifiantt et signifié, barre qui fait obstruction a la signification, qui fait que signifiantt et signifié soient a jamais 'out of joint' , que leur rapport soit incertain ett instable. C'est pour cette raison que Ie rêve, ensemble des signifiants, ne peut pass trouver sa signification definitive. Il y a toujours un exces des signifiants parr rapports aux signifies. « Il n'y a pas de langue existante, pour laquelle se posee la question de son insuffisance a couvrir Ie champ du signifié, étant un

844 Jacques Lacan Radiophonie in: Scilicet. Paris: Editions du Seuil, 1970, p. 69. 855 Ibid.t 68. 866 Lacan Television, p. 48.

140 0

Page 147: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

effett de son existence de langue qu'elle y répond è tous les besoins. »w Le rêve estt Pexpression d'une oscillation entre le désir de la chose perdue et la recherchee infïnie des remplacants provisoires. Trouvaille done.

Laa metonymie et la métaphore concernent le rapport de Pordre symboliquee au reel par le biais de 1' imaginaire. La signification est un processus dee rencontre entre au moins deux signifiants. Ce rapport est concevable comme la differencee du signifié et comme une concatenation des signifiants (metonymie); il estt également concevable comme la creation du signifié et comme la substitution d'unn signifiant par un autre (métaphore). Le rapport signifïant-signifïé presuppose donee le signifiant-apostrophe qui est indispensable a la signification, mais qui n'entree pas dans le jeu et trouve sur le seuil entre non-sens et sens, entre Pêtre nu et 1'êtree signifié, entre le reel et le symbolique, plus précisément: entre le réel et 1'ordree de signifiants comme signifiants (1'imaginaire). La schématisation suivantee s'impose88:

Metonymiee | Métaphorisation ChoseChose:: réel SignifiantSignifiant:: imaginaire SignifiéSignifié :

symbolique e

Isoléé dans Pêtre, le signifiant en est un element qui fait signe du fait que le sujet et lee réel se manquent 1'un et 1'autre, signe de separation. Ce trou du réel est 'La Chose'' du séminaire sur L 'éthique de psychanalyse, 'objet' introuvable du désir quii se trouve au-dela de 1'ordre des signifiants, au-dela done du sens et de signification:: presence immediate mais, pour le sujet, absolue dans le sens de absolvere.absolvere. « Das Ding est originellement ce que nous appellerons le hors-signifié. C'estt en fonction de eet hors-signifié, et d'un rapport pathétique a lui, que le sujet conservee sa distance, et se constitue dans un mode de rapport, d'affect primaire, antérieurr a tout refoulement »89 Elle est 'chaos', est le sublime ou plutöt YUngeheuerYUngeheuer dont la rencontre impliquerait la destruction du sujet puisqu'elle le « hors-signifiéé ». Cliniquement, 'La Chose' est a identifier au corps maternel, presencee fermée pour le désir par la defense de Pinceste, instance de Ia Loi (mais nouss passons grossièrement sur eet aspect 'éthique').90

877 Lacan 'L'instance de la lettre', p. 254. 888 Pour une explication sommaire de la division, voir Gilbert Diatkine Jacques Lacan. Paris : PUF,, 1997 et Antoine Mooij 'De Trias van Lacan: het imaginaire, symbolische en reële'. Amsterdam// Meppel: Boom, 1996, pp. 27-41. Ce rapport correspond d'ailleurs a celui entre ce quee Lacan appelle le 'Moi ideal', objet imaginaire a fonction de remplacer le signifiant perdu (le manquee de Pêtre) et '1'idéal du Moi', objet symbolique, constitue sous la loi et le nom du Père, a fonctionn de couvrir la perte par la signification (question de Pêtre). 899 Lacan L 'éthique de la psychanalyse, pp. 67-68. 9090 Ibid, pp. 82-83. Dans Ie suivant, nous nous appuyons sur: Mikkel Borch-Jacobsen Lacan. Le maitremaitre absolu. Paris : Flammarion 1995 (1990), pp. 269-262 (le chapitre 'Les atours du trou'); Philippee van Haute Tegen de aanpassing. Jacques Lacans 'ondermijning' van het subject.

141 1

Page 148: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Cettee 'Chose' est 'Autre', elle est 'présente' dans 1'autre personne, expliquee Freud, comme ce qui échappe, dans la communication, a ma comprehension:: tous ces traits particuliere, actuels et affectifs que Ton ne peut reproduiree mais qui sont tout de même determinants pour la relation. De ces singularités,, Ie sujet retient tout de même des 'traces mnésiques' (Erinnerungsspure)(Erinnerungsspure) affectives, des signifiants qui provoquent des significations, seulementt s'ils se mettent en structure différentielle.91 Le désir suit la loi de 1'incestee pour tenir a distance 'La Chose', et il le fait par la construction des objets fantasmatiquess dont la qualité n'est jamais adequate pour remplir le manque mais quii concretised le désir. La perte de 'La Chose' (de la mère) et done de la jouissancee absolue est compensée par un fantasme qui tourne autour de certains objets,, Lacan les appelle 'objet a\ Ces objets sont comme des « trou-bouchons »; n'importee quel objet peut fonctionner comme bouchon. Or le rapport du sujet a 'la Chose'' lacanienne n'est autre qu'une analogie indirecte a la matrice figurale (et a laa bande libidinale) lyotardienne : matrice et mère ont ceci en commun qu'elles donnentt a fantasmer.

Chose,Chose, objet a etfiguralité comme le 'trop' du manque

Danss leur difference, 1'imaginaire et le symbolique travaillent ensemble dans le but dee tenir a 1'écart le reel de 'La Chose' oü ils puisent tout de même leur existence. Danss 1'imaginaire et le symbolique tout peut être remplacant de tout, il y règne la loii (capitaliste) de 1'échangeabilité totale. D'oü 1'ambiguïté fondamentale chez Lacann : 'La Chose' est défendue mais pour se défendre contre elle il faut inventer dess fantasmes et un système dans lequel le sujet ne s'attache jamais d'une maniere absoluee a une chose, oü tout est échangeable. C'est la même loi qui prescrit d'une partt qu'il y a 'La Chose' défendue et d'autre part que 'rien' n'est défendu. Pour tenirr a 1'écart 1'absolu, il faut mettre tout en circulation et done tout relativiser.

C'estt par le remplacement métonymique, du au retrait du signifiant, que 1'ordree de 1'imaginaire s'ouvre et que 1'enfant essaie de couvrir la plaie du manque parr « I'objet petit a », 'bouchon' provisoire et insuffisant pour remplir le trou du reel.933 Ces deux notions, 'manque' et 'retrait de signifiant', sont centrales dans la thesee lacanienne. La metonymie est 'responsable' de la perte qu'elle indique. « [C'est]] la structure métonymique, indiquant que c'est la connexion du signifiant au

Nijmegen:: SUN, 2000, pp. 119-144; Ëiiek, Slavoj Schuins beziend. Jacques Lacan geïntroduceerdgeïntroduceerd vanuit de populaire cultuur. Amsterdam: Boom, 1996(1991), pp. 17-70. *'' Phillipe van Haute 'Dood en sublimatie in Lacans interpretatie van Antigone'. Amsterdam/ Meppel:: Boom, 1996, pp. 126-129. .. 922 Paul Moyaert 'Lacan over de naastenliefde: de verhouding tot het Ding in de ander die mijn naastee is'. Amsterdam/ Meppel: Boom, 1996, p. 91; cf. Idem Ethiek en Sublimatie. Over De ethiekk van de psychoanalyse van Jacques Lacan. Nijmegen: SUN, 1994. 933 Lacan explique Tobjet petit a a 1'aide de la bobine dans le jeu enfantin {Fort-Da) et comme le regardd : Les quatre concepts fondamentaux de la psychanalyse. Le séminaire, livre XI. Paris: Editionss du Seuil, 1973, pp. 71-75, 79-135.

142 2

Page 149: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

signifiant,, qui permet 1'élision par quoi Ie signifiant installe le manque de 1'être danss Ia relation d'objet [...] ».M Par elle, Ie désir de l'objet inconnu et inconnaissablee s'installe. (Et cela par opposition au 'besoin' qui est un 'désir' physiquee d'un objet determine, et è la 'demande' qui est un 'désir', dans Ie langage,, de la presence d'autrui , 'désir' d'amour.) Tout objet désiré, une chose matériellee ou une autre personne, cache en lui une reference impossible a 'La Chose'. .

Orr 1'objet a, 1'indice du retrait du signifiant, est corporel a 1'origine: unee 'partie ' isolée du corps (oeil, voix, faeces, sein etc.) qui fonctionne, dans le fantasme,, comme un 'talon d'Achille' , comme le passage infime liant paradoxalementt le sujet a 'La Chose' insupportable. II n'existe pas phénoménologiquement,, il est tout au contraire ce qui résiste a la phénoménologisation,, signe de 1'impossible totalisation. C'est ici que la correspondancee entre Lyotard et Lacan se manifeste. Pour Lacan, le fantasme n'estt point reffor t d'annuler le désir, le fantasme qui cercle autour de 1'objet petitt a est par contre la maniere dont le désir s'exprime et se constitue. La fantaisiee et 1'imagination sont des scenarios de la realisation du désir dans le senss qu'elles le mettent en scène dans 1'objet. Le sujet apprend a désirer au moyenn de ses fantasmes qui font d'un objet quelconque un objet-cause de son désir.. L'objet a n'existe que dans la perspective spécifique et fantasmatique du sujett désirant, perspective en transgressant sa bonne forme.95 Quant a cela, il est èè comparer a Foeuvre artistique. L'objet a est dans Pexpérience du désir Findice quii rappelle que le manque et la coupure sont irréparables. Il devient problématiquee (névrotique) lorsque le sujet le prend comme objet de la 'demande'' et qu'i l essaie de Fintégrer, de le figer comme pont de liaison, commee solution total i san te du problème du manque de 1'être.

Or,, l'objet a est ce qui destabilise précisément les deux ordres, de Fimaginairee et du symbolique, le 'surplus' par rapport a la chaine des signifiants,, le 'trop ' qui loge dans le manque: 'a-phénoménal' (au-dela du principee de réalité)96 et 'para-phénoménal' (dans le sens oü la sémiotique parle duu 'para-linguistique') , signe de Findescriptible, nceud d'une intensité impensablee mais dont la violence est concrètement sensible. Il est, dirai t Lyotard ,, l'objet d'un fantasme dans lequel Fomniprésence du figural s'est insérée.. Objet sans qualité, hors-signifiant et hors-signifié, nous dirons qu'i l est 'trou-bouchon'' sans 'valeur' , trouvaill e qui ouvre Ia plaie aussi bien qu'elle la couvre. .

9494 Lacan 'L'instance de la lettre' , p. 274. 955 Phillipe van Haute Psychoanalyse en filosofie. Het imaginaire en het symbolische in het werk vanvan Jacques Lacan. Leuven: Uitgeverij Peeters, 1989, pp. 141-142. 966 Sur ce point, la distinction Chose - objet (signifiable) de Lacan est tout proche de celle, kantiennee entre Ding-an-sich et phénomène. Cf. Juranville, o.c, pp.216-217; Antoine Mooij 'Kantt en Lacan'. Boom, 1996,110-120.

143 3

Page 150: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Ainsi,, 'la Chose' lacanienne n'est pas seulement manque et 'grand Zéro' du structuralisme,, elle est également surabondance, exces et surplus. C'est ce que Lyotard ,, après Le Dijférend et Economie libidinale, découvre, et c'est pourquoi ill fait régulièrement reference a elle sous des formes différentes : 1'ame est 1'otagee de la chose intraitabl e (MP, 164), le sentiment sublime est la jouissance duu réel (LAS, 75), le reel est en exces sur toute demande 'imaginaire' (ibid, 158),, réécrire (la modernité) concerne 1'anamnese de la Chose (L'Inh. , 42), le réell est le fait du désir et non un fait de reference d'un discours cognitif (LE, 78),, Paffect inconscient du refoulement originair e est 1'affaire de 'L a Chose' (ibid.),(ibid.), la 'Chose' n'attend pas qu'on la destine, elle insiste depuis le dehors oü ellee existe (ibid., 154), tout peintre est en proie a la chose, a la presence, a la couleurr (QP, 19) : « la chose brüle d'etre signifiée, c'est la joie d'inventer, les retrouvailless » (BS, 36). Probablement Lyotard est-il plus lacanien qu'i l ne le croitt lui-même, 'la Chose' étant le fond qui le fait chercher.

** * *

144 4

Page 151: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Chapitree 4

A1'instarr de Part

VolontéVolonté d'infini et experimentation philosophique

Enn empruntant un terme au jeune Nietzsche, nous avons caractérisé Ia philosophiee de Lyotard comme une métaphysique d'artist e (voir ci-dessus 'Insinuationn du vouloir dans la raison'). Elle est une métaphysique d'artiste dans laa mesure oü elle est la quête de rencontre avec ce qui fait chercher, rencontre avec 1'inachevable. .

L'artist ee n'est pas queïqu'un qui réconcilie, mais qui supporte que Punitéé soit absente. La 'laideur' de 1'oeuvre [...] manifeste que Part n'est pass religion (DF, 383).

Cettee quête a Ie caractère d'anamnèse, plutöt que de recherche ou d'inventivit é ou, pourr Ie dire plus précisément, Y anamnese ne se peut s'articuler que provisoirement souss forme de recherche et en guise d'invention. Sa métaphysique d'artiste s'érige surr cette aporie d'inspiration poétique qui donne sans dormer, qui suggère sans rien dire,, qui est rencontre en quête d'expression.

Sii done elle est en effet une métaphysique, c'est qu'elle est une désirologie.. C'est dire que 1'aspect de 'méta' a cédé sa place pour Ie 'para' : la logiquee qu'intéresse Lyotard est la paralogique, Ia temporalité qu'i l avance est 'parachronologique',, et, si Ie mot existait, on caractériserait sa pensee peut-être commee 'paraphysique' au-lieu de métaphysique.1 Toute reflexion sur 1'ordre de 1'êtree presuppose un désir de savoir, comme sa condition de possibilité, une conditionn qui comme telle ne peut ni entrer dans eet ordre, ni recevoir un méta-statut.. Ce désir réflexif n'est autre qu'une ouverture vers 1'être auquel il est Hé sanss en être detachable. Dans son état 'pur' , il n'est pas intentionnel mais simplementt tension et 'tensionnel'. Le désir signale qu'i l y a ('quelque chose'), qu'i ll *arrive ' ('quelque chose'), mais étant impliqué dans ce qui arrive, cette arrivéee ne peut se manifester que comme une derivation, un déplacement ou une condensation.. Arriver , c'est dériver.

11 En placant les reflexions de Lyotard, Foucault et Derrida dans le sillage de Nietzsche, David Carrol ll caractérisé leur travail , non sans raison, comme une 'para-esthétique'. L'ar t a une fonction critiqu ee par rapport a la theorie (et la philosophie), en ce qu'i l entraine la theorie dans Ia problématiquee de sa fin. E>avid Carrol l Paraesthetics : Foucault, Lyotard, Derrida. New York: Routledge,, 1989, pp. 1-22,185-188.

145 5

Page 152: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

C'estt ainsi que Ie philosophe 'désirologue', Ie Künstler-Metaphysiker, a aa apprendre des artistes qui, eux aussi, sont impliqués dans 1'être oü ils cherchentt a s'ouvrir a Pévénement de derivation et a la rencontre singuliere avecc 1'être. Ce moment peut être appelé Ie moment d'inspiration , il peut être égalementt Ie moment toujours provisoire d'achèvement d'une oeuvre. Ainsi, bienn qu'en effet Tart soit un intérêt principal de Lyotard, nous ne Ie prendrons enn consideration ici que dans la mesure oü Part est un lieu de trouvailles et parcee qu'i ll constitue pour Lyotard un appel a Vanamnese de Pineffable.

Danss Ie chapitre qui suit, nous allons d'abord développer la maniere dont Ie philosophe,, selon Lyotard, devrait se laisser 'inspirer ' par 1'artiste. La mediation entree Tart et la philosophic est néanmoins la psychanalyse, dont Lyotard apprendd surtout une certaine sensibilité a Pinattendu. De eet apprentissage découlee que Ie philosophe se reconnaisse plutöt dans Ie créateur que dans Pintellectuell moderne (par exemple Habermas) ou dans Ie professionnel. Il en résultee également que la philosophic anamnésique a pour vocation de chercher dee la resistance aux conditions actuelles, qui sont celles du capitalisme dévorant toutt par Ie principe de performativité. Comme 1'artiste, Ie philosophe résiste, par 'ex-périmentation',, a Pinhumanité du 'système' d'experimentation et de productionn performative, en faveur de Pinhumain irréductibl e qui est 1'ame.

IllisibilitéIllisibilité de l'art: difference sensorielle et principes freudiens

Danss Partiele 'Principal s tendances actuelles de Pétude psychanalytique des expressionss artistiques et littéraires' (DMF, 117-137), Lyotard oppose Ie terme d"expression'' a Pétude psychanalytique, puisque Pexpression est a distinguer dee la signification, comme 1'affectif Pest du textuel. Toute approche cherchant dee la signification dans Pceuvre d'art exige une sorte de lecture, un commentaire ett une interpretation. En faisant ainsi, elle négligé, comme il a déja été dit, Phétérogénéitéé et la difference dont il est question dans des expressions artistiques.. Fondamentalement, Poeuvre n'est pas texte, pas seulement en tout cas,, et Ie commentaire, distillant des significations dans Poeuvre, ne peut que la trahir .. Si Pexpression et la signification parlent, elles ne 'parlent' pas Ie même langage.. Leur difference est sensorielle, « elle n'appartiennent pas au même domainee de sens ». (DMF, 118, voir ci-dessous Ie chapitre 10) L'espace de la figurefigure et 1'espace figural, ainsi désigné dans la topologie lyotardienne - « Pimagee qui est induite dans Pesprit de lecteur, Ie trope qui opère Pordre des

22 Cf. Bruno Gélas 'L'inspiration: Ie poème, la langue et la voix', in: Chouvier, B. (et coll.) SymbolisationSymbolisation et processus de creation. Sens de l'intime et travail de l'universel dans l'art et la psychanalyse.psychanalyse. Paris : Dunod, 1998, pp. 108-124.

146 6

Page 153: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

signifiantss linguistiques » (DMF, 119) -, ne se réduisent pas a 1'espace communicationnel. .

Dee cette difference, Lyotard tir e la conclusion qu'on ne peut déflnir rexpressionn que négativement: il y a expression dans Ie cas oü Ie signifiant de Poeuvree n'est pas traduisible dans Ie fangage du commentaire et de FF interpretation, quand done la signification reste fermée en faveur de 'quelque chose'' qui se fait figure en se faisant entendre ou voir. Cependant cela n'impliqu ee pas que toute communication soit impossible, et la question reste de savoirr comment peut s'élaborer une psychanalyse de Part, qui est un travail d'interpretation ,, (peut se donner). A la base du raisonnement dans Der Witz und seineseine Beziehtmg zum Unbewussten, Lyotard - qui s'inscrit d'ailleur s dans Ie sii 1 lage de Anton Ehrenzweig (cf. son article 'Par dela de la representation') -croitt pouvoir determiner Ie rapport entre Tart et la psychanalyse d'une autre manieree que par Ie commentaire.3 C'est Ie texte de Freud « dans lequel ce sont less operations formatrices de 1'objet (ici Ie trait d'esprit, mais aussi bien Poeuvre)) qui sont analysées et rapportées au travail propre a 1'i neon se i ent » (DMF,, 120). Ainsi s'ensuit une deuxième definition de ce qui est expression : « L'expressionn est la presence dans Ie processus secondaire, dans Ie discours et danss la representation réaliste, d'operations propres au système inconscient » (ibid).(ibid). Cette presence, Lyotard 1'appelle dans Ie texte considéré encore tout simplementt * figure', dans Discours, figure, cela deviendra 'I e figuraP.

Cettee figure vient d'une 'autre scène' que Ie theatre langagier, pictural , sculpturall oü elle se produit , elle est expression d'un sens autre, Ie sens qu'ellee exprime n'est pas présent dans 1'ceuvre comme y est présente sa significationn immediate (DMF, 120).

Laa tache de la psychanalyse n'est done pas de réduire 1'ceuvre è 1'histoire psychiquee de son auteur, mais en revanche de Paccepter comme un lieu oü s'exprimentt des processus primaires indépendamment de cette biographie. Approcherr Part exige de se mettre è Pécoute de ce qui dans la representation n'estt pas présent d'une maniere significative, mais qui y est comme ce que Lyotardd appelle parfois simplement 'sens', comme force de Verstellung ou commee 'timbre' , pour emprunter déja un mot de Pinventaire lyotardien des annéess quatre-vingts.

JJ Freud Der Witz und seine Beziehung zum Unbewufiten. Frankfur t am Main: Fischer, 1998. Le textee est favorisé par Lacan, parce qu'i l montre clairement Ie caractere fortui t du signifié, étant I'effett poétique d'un flux des signifiants qui peuvent signifier n'import e quoi. Pour Lyotard, H est pertinentt pour la raison suivante: « Dans ce langage verbal lui-même, il y a des figures qui font échecc a la communication, et qui sont des rejetons de 1'inconscient Freud les a identifies sur le WitzWitz » (DF, 260). Cela correspond a la vision de Anton Ehrenzweig, pour qui la meilleure analysee de Poeuvre d'art faite par Freud se trouve dans Le Mot d'Esprit (Par-dele, 11).

147 7

Page 154: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Danss ses Formulienmgen über zwei Prinzipien des psychischen Geschehens (1911)4,, Freud explique - comme (Tailleurs dans la Vernemung - Ie développementt psychique de Fhomme par la succession du principe de réalité a celuii de plaisir. Dans la phase narcissique, 1'enfant habite un monde imagine et fantasmatiquee oü les energies psychiques se lient et se délient complètement librement,, et oü la satisfaction est donnée directement avec la pulsion. Le désir énergétiquee n'y est pas encore orienté. Le principe de réalité y intervient sous deux aspects,, qui touchent d'un cóté la liaison de 1'énergie dans un système linguistique ett de 1'autre cöté Ia mise a « Fépreuve de réalité » de ces representations psychiques.. Cette double face de la liaison correspond, dans le langage, aux functionss significatives et référentielles (ou désignatives ; DMF, 121). Le principe dee réalité restreint done la liberté pulsionnelle.5

AA la difference de ce qu'on pourrait croire, la restriction réaliste n'a pas, selonn Freud, Fambition de détruir e Ie plaisir. « In Wirklichkei t bedeutet die Ersetzungg des Lustprinzip s durch das Realitatsprinzip keine Absetzung des Lustprinzips,, sondern nur eine Sicherung desselben. » 6 II y a des moyens institutionnels,, comme la religion, la science et Féducation, qui envisagent précisémentt la conciliation du plaisir et de Ia réalité. Le mythe religieux de Fau-delaa met la satisfaction du désir de plaisir en suspension, mais cela seulement pour laa promettre plus forte dans eet avenir éternel. La science réussit encore mieux que laa religion, puisqu'elle sait transformer la satisfaction du désir de plaisir en plaisir intellectuell actuel (intellektuelle Lust) et qu'elle sait produir e des avantages pratiquess (endlichen praktischen Gewinn versprichf). Ainsi la connaissance dévie lee plaisir par une performativit é de statut a la fois intellectuel et technique. Enfin, comparablee a la religion et a la science, Fart est aussi une construction de cohabitation,, et il faut relever comment - harmonieusement ou de maniere conflictuellee - Fénergie non-liée s'y fait voir ou entendre. L'ar t est un 'espace' qui constituee le decor pour ce que Lyotard appelle « Fautre espace », Fespace inconscientt (DF, 209 ff.).

LeLe plaisir de la pensee: I 'art et le double remersement

Selonn Freud, Involution du principe de réalité va de pair avec ce qui mérite le nom dee 'ruse psychique'. Comme Fa montré Die Verneinung, la constitution de réalité comportee la genese de la faculté de jugement et de la pensee. Pris sous Fangle de saa formalit é restrictive, la generation de la pensee consciente se produit au

44 Sigmund Freud, 'Formulierungen über die zwei Prinzipien des psychischen Geschehens', in: DasDas Ich unddas Es. Metapsychologische Schriften. Frankfur t am Main : Fischer, 1994 (1992). 55 Analogue aux conditions transcendantales de Fexpenence qui restreignent, dans la critiqu e de Kant,, la tendance naturelle de la raison désirant la totalité, cf. ici bas le chapitre 12). 66 Ibid, p. 36.

148 8

Page 155: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

détrimentt de la liberté du plaisir. Alors, selon Freud, la fantaisie et 1'imagination sontt une sorte de compensation psychique pour la perte de plaisir primaire, puisqu'enn elles la pensee est libre en soi, en restant néanmoins pensee.

Mi tt der Einsetzung des Realitatsprinzips wurde eine Art Denktëtigkeit abgespalten,, die von der Realitatsprüfung frei gehalten und allein dem Lustprinzipp unterworfen bleibt. Es ist dies das Phantasieren, welches bereitss mit dem Spielen der Kinder beginnt und spater als Tagtraumen foitgesetztt die Anlehnung an reale Objekt aufgibt.7

Lee système psychique de la pensee autorise ainsi qu'une partie de soi reste sous Ie gouvernementt du principe de plaisir. Or ce qui vaut pour la fantaisie, vaut aussi pourr 1'imagination sexuelle et de surcroït pour Tart.

Selonn Freud, c'est Tart qui donne la possibilité aux deux principes psychiques,, au principe de plaisir et au principe de réalité, de chercher une conciliationn (Versöhnung).

Derr Künstler ist ursprünglich ein Mensch, welcher sich von der Realitat abwendet,, weil er sich mit dem von ihr zunachst geforderten Verzicht auf Triebbefriedigungg nicht befreunden kann und seine erotischen und ehrgeizigenn Wünsche im Phantasieleben gewahren laBt. Er findet aber den Rückwegg aus dieser Phantasiewelt zur Realitat, indem er dank besonderer Begabungenn seine Phantasien zu einer neuen Art von Wirklichkeiten gestaltet,, die von den Menschen als wertvolle Abbilder der Realitat zur Geltungg zugelassen werden.8

L'artistee a done è faire un « double renversement », Abwendimg de la réalité commee Fespace hostile a 1'accomplissement de ses désirs, et recherche du chemin dee retour vers cette même réalité. Ce détour le mène dans l'imaginaire, dont il ramenee les traits a la réalité. Le fait que le public autorise 1'artiste a procéder de la sortee est dü a un sentiment, partagé par tout le monde de maniere sublimée, d'etre mall place dans la réalité.9

77 Ibid, p. 34. Dans une note Freud explique la chose suivante : « Ahnlich wie eine Nation, deren Reichtumm auf der Ausbeutung ihrer Bodenschatze beruht, doch ein bestimmtes Gebiet reserviert, dass im Urzustande belassen werden und von den Veranderungen der Kultur verschont werden soil (Yellowstonepark)) ». La relation entre le principe de réalité et le principe de plaisir est apparemmentt impérialiste. La constitution de la réalité se produit au détriment du plaisir, mais se fondee quand même en lui. 88 Freud Das Jch und das Es, p. 36-37. Lyotard critique d'ailleurs Freud pour son esthétique, qui estt réaliste et qui ne montre aucune trace des courants expérimentaux viennois (Schönberg; Par dele,, p. 12). 99 Cf. Antoine Vergote La psychanafyse a l'épreuve de la sublimation. Paris. Cerf, 1997 ; surtout less chapitres 'rémanences inconscientes et creation* et 'figures de sublimation', pp. 115-237.

149 9

Page 156: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Err kann dies aber nur darum erreichen, weil die anderen Menschen die nSmlichee Unzufriedenheit mit dem real erforderlichen Verzicht verspüren wiee er selbst, weil diese bei der Ersetzung des Lustprinzips durch das Realitatsprinzipp resultierende Unzufriedenheit selbst ein Stuck der Realitat ist.10 0

L'ceuvree artistique re9oit son appreciation en reaction a 1'insatisfaction impliquée parr la transition de 1'ordre primaire a Pordre secondaire, du plaisir è la réalité. Elle estt comme une prime de seduction (Verlockungspramie), puisqu'elle séduit Ie publicc a s'ouvrir a cette difference psychique - difference des principes - qui dans laa réalité quotidienne n'est pas acceptable. Disons que Ie plaisir esthétique fonctionnee ainsi comme catalyseur du plaisir inconscient et du processus primaire.11 1

L'ceuvreL'ceuvre comme conciliation paradoxale

C'estt ainsi dans rinaccomplissement d'une quelconque plenitude significative et réaliste,, dans rinaccomplissement qui fait nécessairement partie de la réalité, dans cee « peu de réalité » (DF, 284-285), a cause du manque et du « retrait du signifiant »» (DMF, 122), que l'ceuvre artistique voit sa place iégitimée\ Cette légitimité 'date'' d'avant toute loi, puisqu'elle s'est inscrite dans Ie principe originaire qui est celuii du plaisir narcissique. Le talent artistique d'un auteur d'une oeuvre est identiquee a sa capacité de faire voir et de sentir ce manque, de faire 'voir et sentir' Fincongruencee du désir pulsionnel et de la réalité. Ainsi, l'ceuvre s'insère dans un vide,, non pas pour le combler, mais pour le faire voir.

Cee vide, c'est la possibilité, pour les flux d'énergie, de circuler dans 1'appareill psychique sans rencontrer des systèmes fortement charpentés, cee que Freud nommait des systèmes Hés, lesquels ne peuvent écouler Pénergiee qu'en Ia canalisant dans leurs formes inchangeables, qu'elles soientt 'rationnelles' ou imaginaires (DP, 85).

Sonn caractère est, dit Lyotard, 'epochal': « le plaisir de Part est le plaisir du jeu: annoncee est faite que, dans Ia réalité, la réalité va être écartée au benefice du

100 Toutes les citations dans ce paragraphe sont empruntées a Freud o.c, pp. 36-37. "" « Man nennt einen solchen Lustgewinn, der uns geboten wird, um mit ihm die Entbindung gröBeree Lust aus tiefer reichenden psychischen Quellen zu ermöglichen, eine Verlockungsprümie oderr eine Vorlust. Ich bin der Meinung, daB alle asthetische Lust, die uns der Dichter verschaf», denn Charakter solcher Vorlust trSgt, und daB der eigentliche GenuB des Dichtwerkes aus der Befreiungg von Spannungen in unserer Seele hervorgeht. » (Sigmund Freud Sigmund 'Der Dichter undd das Phantasieren', in : Der Mann Moses und die monotheistische Religion. Schriften über die Religion.Religion. Frankfur t am Main : Fischer, 1994 (1975), p. 40).

150 0

Page 157: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

plaisirr » (DMF, 122). L'oeuvre est Pouverture faite dans la réalité a Phétérogène surr et par lequel elle se constitue. Elle est suspension de la réalité constituée secondairement,, elle la 'retrousse' en faveur de Pautre 'espace'.12 Ecartement de la réalitéé au benefice du plaisir, au benefice aussi de la figure et du figural.

Sii Poeuvre s'installe dans Ie manque de maniere telle qu'elle incite chez Ie spectateurr ou Ie lecteur Ie désir primaire, dans quel sens faut-il alors comprendre Pexpressionn de Freud selon laquelle elle est 'conciliation' de deux principes? Lyotardd n'y voit pas une conciliation harmonieuse : les espaces de Pinconscient et dee la conscience sont et restent toujours hétérogènes. Conciliation veut seulement diree pour Freud que Poeuvre montre et trahit par son existence Pimpossibilité de Paccomplissementt du désir dans la réalité, non seulement dans la réalité de la perceptionn 'normale', mais encore dans la réalité même de Poeuvre (DMF, 123-124).. Elle ie fait en s'ouvrant aux processus primaires, a la Verschiebung et a la VerdichtungP VerdichtungP

Laa transgression de la regie constitue la face visible de ce travail qui peut certess être assimilé a celui de rêve et en general aux operations de processuss primaire, mais qui les répète en les renversant parce qu'il les appliquee a Poeuvre même de ce processus, c'est-a-dire aux figures du fantasmee (DMF, 133).

C'estt en ceci que, selon nous, Freud s'oppose a Kant, pour qui Part doit être pensé enn fonction de sa beauté. La beauté kantienne relève de ce formalisme qui, par Péquilibree harmonieux entre les facultés de connaïtre (imagination et entendement),, préparé la possibilité de la connaissance de la nature, lorsque Pesthétiquee freudienne considère Poeuvre précisément sous un autre angle, sous Panglee de la transgression de la réalité. Elle est ainsi une esthétique de Ia laideur (si Iee laid est ce qui destabilise la réalité).

Ill ne faut pas en tirer la conclusion que, pour Freud, Poeuvre soit un symptömee et que Partiste soit malade mentalement. Un symptöme est Peifet du refoulementt et du manque de censure, résultat de la lutte contre Pirruption de Pinconscientt dans la conscience, du plaisir dans la réalité. L'oeuvre par contre estt PerTort, plutot par « désoeuvrement » de la réalité que par construction, de fairee venir la vérité singuliere du processus primaire.14

1212 C'est dans cette « épochalité » que Pesthétique freudienne et 1'esthétique kantienne peuvent se rencontrerr et §g reconnaitre. Dans Ie jugement de beauté aussi, Ie jugement sur Ia réalité est suspenduu pour et par Ie sentiment, une suspension qui est également suspens de la temporalité (Elianee Escoubas Imago Mundi. Topologie de Vort. Paris: Gaülée, 1986, p. 41). 133 II ne reste, dans Das Unbewufite (1915), que deux parmi les quatre aspects du processus primairee formules dans la Traumdeutung (Freud 'Das UnbewuBte', in Das Ich und das Es, p. 138). . 144 « Désoeuvrement n'entralne pas mort des oeuvres (au contraire, qu'on voie proliférer les avant-gardes),, requiert lucidité dans 1'invention des procédures »(CS, 63).

151 1

Page 158: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Laa maladie n'est pas Firruptio n de Finconscient, elle est cette irruptio n ett la furieuse lutte contre elle. Le génie [artistique] s'avance jusqu'a la mêmee figure de profondeur que la maladie, mais il ne s'en defend pas, il laa désire (DMF, 129).

L'ar tt est la quête de la vérité introuvable, vérité qui tue ou, comme dans la légendee orphique (DF, 357), pétrifi e si on la regarde en face puisqu'elle déborde dee tout cadre de perception et de signification. « Si le Je advenait la oü est le £a, ill cesserait immédiatement d'etre le Je » (DMF, 126). L'ar t exprime la volonté dee 1'impossible, il est Pexpression d'une volonté d'infin i de la part de Partiste et d'unn désir impersonnel de la part de 1'effet libidinal . Il est la recherche de la véritéé de la difference.

[Laa vérité] se signale la oü elle n'est pas attendue. Son irruptio n suffit a fairee 1'oeuvre, non pas 1'ceuvre a la faire surgir. La force d'une expression littérair ee ou picturale ne reside pas dans son harmonie [...]. Elle est ce qui tientt et maintient ouvert, 'libre' , le champ des mots, des lignes, des couleurs,, des valeurs, pour que la vérité s'y 'figure' (DMF, 128).

L'ar tt est 1'espace désirologique laissé vide par Partiste pour que Pévénementiel puissee y avoir lieu.

LaLa philosophie apprendde la psychanalyse

C'estt pour cette raison qu'une psychanalyse de Pceuvre n'existe pas. Lyotard critiqu ee la notion de 'psychanalyse appliquée', le discours clinique n'étant pas équivalentt a celui d'un commentaire littérair e ou esthétique (DMF, 131; Par-delè, passim). .

Onn pourrait se diverti r a produir e de correlations entre Pceuvre et la vie, maiss il est sur qu'elles finiraient toujours par échouer, pour deux raisons auu moins : la première est qu'une telle 'psychanalyse' est impossible en PP absence du sujet (le peintre), la seconde qu'elle heurtera, même s'il est vivant,, a Pénigme d'un impouvoir exploité, d'une capacité de supporter le dessaisissement,, la passivité, de recevoir sans maitriser, 'de disposer le vide,, de preparer le cadre dans lesquels les forces créatrices pourront se donnerr libr e cours (DP, 85).

Cee que la philosophie doit apprendre de la psychanalyse n'est pas sa theorie quasi-naturaliste,, ni sa speculation autour du complexe d'Oedipe. Elle doit

152 2

Page 159: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

apprendree comment se comporter devant Pineffable dans Foeuvre esthétique. Ellee doit apprendre, non pas ce que la psychanalyse a appris de Part, mais la manieree dont elle Pa appris. La psychanalyse s'est constituée sur la base de Part tragique,, qui est Pexpression par excellence de Pattente de Pavènement de vérité. .

Sii la scène tragique va pouvoir servir de tremplin è la scène psychanalytique,, c'est que déja y est opéré ce renversement par lequel 1'espacee du désir, Pespace fantasmatique primaire, centre sur son manque,, est représenté dans Pespace scénique qui est celui que s'ouvre Iee désir de voir Ie désir. Ce n'est pas seulement par son contenu de destinn que la tragédie va inspirer Ie thème de la psychanalyse, mais la positionn d'expression, qui en appel Ie chez Partiste au même désaississementt que celui du héros (DMF, 135-136).

«« Désaississement»: ce sont Passociation libr e et Pattention également flottante quii se présentent, selon Lyotard, comme les equivalents de Part, en tant qu'elles tiennentt ouvert, dans les contraintes secondaires, un 'trou' , oü Ie figural peut fairee son oeuvre. « Une fois ouverte cette aire, la difference entre Part et Panalysee n'est peut-être pas plus large que celle qui sépare Ie désir de voir Ie désirr de celui de Ie dire » (DMF, 136). L'ar t veut voir, Panalyse veut dire, mais leurr difference, qui est sensorielle, cache une profonde homogénéité, è savoir danss Pouverture è cette difference même. La trouvaill e de la psychanalyse s'est fait,, en suivant Pexemple de Part, dans Pécart tenu ouvert dans la réalité, dans Pécartt entre signification et designation, oü 'danse' la difference et oü se produitt Pévénement de la vérité (cf. ci-dessus chapitre 2). Si la philosophic peut apprendree de la psychanalyse, c'est a elle de chercher la trouvaill e d'elle-même égalementt dans un tel écart. C'est-a-dire qu'elle a a faire Vanamnese de sa propree trouvaill e qui est P(in)condition de sa possibilité.15

155 Dans ce qu'il appelle 'la revolution esthétique', Jacques Rancière voit se dessiner deux directionss opposées. Cette revolution porte sur Pesthétique comme découverte que la puissance de l'artt relève (Tune difficil e co-présence du pathos et du logos, une ambiguïté encore présente dans (Edipe(Edipe RoU maïs déja supprimée dans la poétique d'Aristote, et cela d'avantage encore dans Ie classicismee de Corneille ou de Voltaire. La redécouverte que Part est Ie domaine oü il y a de la penseee dans Ia non-pensée et inversement, a été Ie paradigme oü la psychanalyse a pu s'insérer. Laa psychanalyse relève de Pesthétique, non comme un inventaire d'exemples, mais plutöt comme unee maniere de respecter Ie pathos imbriqué dans Ie logos. Cette imbrication peut être pensee ou bienn comme 1'immanence du logos dans Ie pathos, ce qui ouvre la voie è une herméneutique en vuee d'une victoire du sens (Hegel), ou bien inversement comme Pimmanence du pathos dans Ie logos,logos, comme ce qui résiste a toute herméneutique (Schopenhauer, Nietzsche). S'appuyant sur la remarquee de Freud que Panalyste doit porter attention au moindre détail, Rancière place la psychanalysee du cöté de 1'herméneutique. Le freudisme serait Ie combat contre Ie nihilisme menacantt dans Pinconscient esthétique - presence du pathos dans le logos, par exemple en attribuantt un róle décisif a la biographie psychique de rartiste. L'esthétique lyotardienne du sublime,, se fondant sur les trois piliers de Burke, Kant et Freud, oppose a la sublimation

153 3

Page 160: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

LL 'intellectuel a l'époque de I 'experimentation totale (Habermas)

L'apprentissagee a une fonction qui dépasse largement Pentreprise intellectuelle dee la philosophic classique. Le fait d'apprendre conceme la place que doit prendree la reflexion dans 1'actualité, actualité caractérisée par Lyotard comme unee condition postmoderne, qui est, comme il Fexplique dans Au Juste, une affairee d'expérimentation16. Le fait que nous insistions sur la trouvaill e comme Penjeuu décisif de la métaphysique dans son déclin désirologique et comme Penjeuu principal de la philosophic lyotardienne, suppose que la trouvaill e et Pexperimentationn se couvrent Pune Pautre. La pensee libidinale, aussi bien que laa pensee langagière de Lyotard, s'engagent a rendre compte du désir d'infini , caractéristiquee de la modernité, en cherchant sa source dans un absolu impensable. Toutess deux cherchent a articuler Pinfinit é qui s'est étendue sur le monde, après la mortt de Dieu, après la fin des grands récits et dans la Verwindung de la métaphysique.. Le déclin de la métaphysique implique Pimplosion de Pédifice de Pinfinii transcendante, implique la descente de Pinfini dans Pimmanence (sans originee dans Pau-dela), incarnation qui s'est produit dans VAufklarung, époque dee la modernité qui, dans Pimmanence, reprend Pinfinit é sur ses épaules. Le désirr d'innovation et Pappel a Pinventivité résultent de ce complexe d'Atlas. C'est surr ce plan culturel et sociologique qu'on a parlé de « Pexpérimentation totale ».

freudiennee « cette frappe du sublime qui fait triompher un pathos irréductible a tout logos ». Il s'agitt d'un « autre freudisme » qui met en cause le biographisme freudien et s'affirme plus respectueuxx du propre de 1'art [...] Ce freudisme execute alors, autour de la theorie freudienne, unn mouvement tournant, qui ramene au nom de Freud et contre lui ce nihilisme que ses analyses esthétiquess n'ont cessé de combattre » (Jacques Rancière L'inconscient esthétique. Paris: Galilée,, 2001, pp. 76-78). 166 « Le destinataire moderne serait 'le peuple', idee dont le referent oscille entre le Volk des romantiquess et la bourgeoisie fin de siècle. [...] Postmoderne (ou païenne) serait la condition des littératuress et des arts sans destinataire assigné et sans idéal régulateur, oü pourtant la valeur est régulièrementt estimée a 1'aune de Pexpérimentation [...], a la dénaturation que subissent les matériaux,, les formes et les structures de sensibilité et de pensee. Postmoderne n'est pas a prendre auu sens de la périodisation » (AJ 33-34). 177 Comparer Adriaanse 'Aufklarung und die Idee des Unendlichen' in : Harry Kunneman et Hent dee Vries Enlightenments .Encounters between Critical Theory and Contemporary French Thought.Thought. Kampen: Kok Pharos, Kampen: Kok Pharos, 1993, pp. 286-304. 188 Selon Jean-Loup Thébaud, il faudrait penser le différend entre Lyotard et Merleau-Ponty en termess de Vinfini. « Si pour [Merleau-Ponty] c'est Pimpossibilité de la totalité qui rend Pinfini impensablee [et cela avec nostalgie], pour Lyotard c'est au contraire rimprésentable de Pinfini qui rendrend impossible la totalité. » Autrement dit: totalité comme expression de Pinfini ou bien infini commee expression de ce qui est inachevable. (Jean-Loup Thébaud 'La chair et Tinfini', in : LL 'Esprit 6. Paris : juin, 1982, p. 162). 199 Jacques Poulain L 'age pragmatique ou I'experimentation totale. Paris : L'Harmattan , 1991.

154 4

Page 161: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Danss son opuscule Tombeau de Vintellectuel (1984) , Lyotard isole en revanchee dans F idéé d'expérimentation un 'moment' irréductible, en le distinguantt de la disposition technologique et pragmatique, caractérisée par Fexigencee de 'performativité'.21 Cette dernière fonctionne comme regie ou critèree devaluation d'efficacité et d'utilité, Pidée d'expérimentation désigne par contre,, au sens propre du mot, la maniere d'agir librement sans but circonscrit et danss Pincertitude de trouver un résultat. L'expérimentation non-performative viséee par Lyotard échappe alors a la totalisation, comme la paralogique échappe auxx exigences de la logique (CP, 98 ff). Si le désir infini de la modernité recoit sonn profil de la performativité, Lyotard cherche en lui un autre profil, auquel il attribuee un terme 'artistique' : creation. La creation presuppose Fécoute de Pindéfini,, qui échappe a la performativité tout en lui étant presuppose. C'est danss cette perspective que notre époque pose Pintellectuel devant la question de savoirr quel role jouer.

Enn tant qu'élève de Part, Lyotard proteste contre le statut de Pintellectuel qui en faitt une figure publique ayant la responsabilité de s'engager sur le plan social, technologiquee et économique. Lyotard s'oppose a Pidéal platonisant de Pintellectuel,, le « [...] situant a la place de Phomme, de Phumanité, de la nation, duu peuple, du proletariat, de la creature ou de quelque entité de cette sorte, c'est-a-diree s'identifiant a un sujet doté d'une valeur universelle » (TI, 12). L'intellectuell ne peut plus garder sa pretention sartrienne au röle de guide.22

Pourr le passage qui s'est présenté dans la vie de Lyotard, on compare : Bennington, Geoff Lyotard:Lyotard: From Discours and Figure to Experimentation and Event in: Paragraph 6: October, 1985. . 211 Autour de la notion du performatif, il y a beaucoup d'embrouillement. Andrea Kern explique deuxx usages du terme. Austin Pa introduit dans un sens restraint, indiquant un type de phrase 'qui faitt ce qu'elle dit' (par exemple le souhait). Dans la reflexion déconstructrice (Derrida, Butler, De Man),, le terme a une portee beaucoup plus large, touchant tout énoncé quant a la normativité présupposéee et pour ainsi implicitement réactivée è Pinstant de 1'énonciation même (Andrea Kern 'Conceptt of the Performative : Between Pragmatism and Deconstruction', in : Brief (Privacies). Amsterdamm : ASCA, 1999, pp. 83-95). Nouss suivons ici la definition pragmatique que Lyotard en donne: la performativité est le metlleurr rapport input/ output (CP, 76). On pourrait d'ailleurs reformuier la trouvaille comme étantt un 'performatif déconstructeur', a savoir comme ce qui est implicitement actif dans tout énoncé,, comme Yin actu de 1'énonciation. La trouvaille est la 'norme* qui se constitue dans 1'énonciationn en lui étant tout de même le presuppose : il faut chercher pour pouvoir trouver, il fautt avoir trouvé pour pouvoir chercher. L'énonciation même est un acte dans lequel Pénoncé se constituee (se trouve), mais qui en même temps presuppose la trouvaille de eet énoncé dont elle est l'énonciation.. Nous voulons dire par 'trouvaille' (Einfall) la simplicité (einfach) 'nue' que toute recherchee presuppose qu'il y a a trouver par le simple fait (factum) de 'I'i l y a' de l'énonciation mêmee qui se pose dans P attente de 'Parrive-t-il ?', la question est done la quête accompagnant implicitementt toute phrase. 222 Cela n'implique pas que Phomme n'ait pas de devoirs politiques en étant citoyen, comme, a Poccasionn d'une pronunciation de la conférence 'Gesture and Commentary' è Amsterdam (1994, repriss dans Appel), Lyotard expliquait dans une intervention concernant la responsabilité de Pintellectuell postmoderne. Tout homme « jouit des droits des simples citoyens et en exerce aussi

155 5

Page 162: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Toutt aussi peu 1'intellectuel devrait se transformer en professionnel. II faudrait rejeter,, par exemple, Fappel d'un porte-parole du gouvernement francais aux intellectuelss a s'engager a rattraper le retard de la France sur le plan mondial, appell qui ramene 1'intellectualisme a une attitude professionnelle, è la maftrise pratiquee et pragmatique d'un certain domaine culturel. L'intellectuel ne doit pas see faire le serviteur de la performativit é en se transformant en inventeur « de nouveauxx dispositifs » (TI , 13).

AA la place d'« intellectuel sartrien », Lyotard pourrait aussi parler d'intellectuell 'habermassien'. En 1981, lors il est en train de concevoir Le DifférendDifférend (1983), son livr e 'philosophique', Lyotard publie un texte supplementairee a la Condition postmoderne. Ce texte, intitul e Réponse a la questionquestion : qu 'est-ce que le postmoderne ?, fait echo a la Beantwortung der FrFr age : Was ist Aufklarung? (1784) de Kant: tous deux des textes de circonstance,, ils visent a intervenir dans un debat concernant 1'intérêt culturel et ethico-politiquee de la philosophic Pour Lyotard, la lecon qu'i l a apprise de Tart concernantt 1'expression le pousse a répondre a la philosophie de la communicationn de Jürgen Habermas. L'expression, irréductibl e a la signification,, pose pour le moins des problèmes a cette philosophie qui préconisee la possibilité d'une communication rationnelle. Dans la conférence DieDie Moderne - e in unvollendetes Projekt23 -, donnée a 1'occasion du 'Adorno-Preis'' de 1980, Habermas a développé une critiqu e sur 1'esthéticisme post-structuralistee des « postmodernes qui se présentent comme des anti-modernes » ett qui sont pour lui des 'jeunes néo-conservateurs'.24 Au lieu d'aspirer è 1'achèvementt de 1''Aufklarung, ils la déclareraient caduque.

Danss les conversations avec Jean-Loup Thébaud, collectionnées dans AuAu Juste, Habermas est 1'exemple du type d'intellectuels jugés prétendre être en possessionn de Ia bonne theorie dont on déduirait légitimement des prescriptions moraless et politiques. Habermas, dans 1'analyse de Lyotard, joue le róle platonicienn du roi philosophe conseiller en politique (AJ, 50-52). Il prend Ia defensee d'une moderaité communicative pour aider la vie concrete a s'unifïer et aa se totalises a concilier 1'hétérogénéité entre la connaissance scientifique, Téthiquee et la politique. Or, dans ce contexte, Habermas attribu e un role principall a Tart, qui aurait pour fonction de « jeter un pont au-dessus de l'abime

less responsabilités. Celles-ci ont pour enjcu la question : quel est le meilleur être-ensemble et commentt y parvenir ? » (TI, 17). Pour la critique sur 1'idéa! sartrien de 1'intellectuel, voir Particle 'Mots'' (LE, 89-106). 233 Jürgen Habermas, 'Die Moderne - ein unvollendetes Projekt', in Kleine politische Schriften t-IV,IV, Frankfurt am Main: Suhrkamp, 1981, pp. 444-464. Habermas répond è la critique provocatrice (Herausforderung)(Herausforderung) de la raison du cdté du néo-structuralisme francais (idem Der philosophische DiskursDiskurs der Moderne. ZwölfVorlesungen. Frankfurt am Main: Suhrkamp, 1986 (1985), 7ff). 244 Ce qui d'ailleurs provoque la boutade de Lyotard: « Habermas donne des le9ons de progressismee a Eterrida et a Foucault au nom du projet de la modernité »(TI, 81).

156 6

Page 163: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

quii sépare [ces discours] et de jfrayer ainsi un passage a une unité de I'experiencee » (PEE, 11).

Pourr Lyotard, Ie penseur allemand se range ainsi parmi ces intellectuels quii « de partout [...] nous pressent d'en finir avec Pexpérimentation » (PEE, 9). Aveee sa theorie communicationnelle il se declare a son avis 1'ennemi du libr e jugementt sans régies, du 'périr dans 1'extériorité' indéterminé. Il se positionne commee moderniste, puisque, selon Lyotard, il n'y que deux manières pour penserr une telle totalisation esthétique et communicationnelle : Dans une approchee hégélienne, 1'unité « socioculturelle » impliquai t que tous les elements dee la vie s'y plient et y trouvent leur place organique. Dans une approche téléologiquee kantienne, il s'agissait de 'passages' entre les jeux de langage hétérogèness de la connaissance, de 1'éthique et de la politique. Toutes les deux, elless s'appuyant sur « Pidée de la fin unitair e de 1'histoire et [...] du sujet » (PEE,, 12). Echappant a 1'expérience concrete, cette idéé s'insère dans une désirologiee métaphysique qui se résumé au désir de fermer Ie gouffre entre Pespritt et Ie réel (PEE, 17). Si Habermas désire achever {vollenden) les Lumières,, il évite ce que nous avons indiqué comme la consequence radicale du renversementt copernicien critiqu e - radicalisation plus que kantienne -, renversementt dans 1'ordre de 1' ontologie et de la désirologie qui, dans sa radicalité,, implique 1'impensable du réel comme ce qui tient ouvert Pécart entre savoirr et vouloir, entre nature et liberté, et entre description et prescription. Et c'est,, selon Lyotard, précisément a cette condition de dissensus qu'est due PP aspiration de Pintellectuel moderne au consensus.

CreationCreation puisque l 'impouvoir sentiment l 'emporte sur Ie rationnel

Enn Popposant a Pintellectuel classique et au professionnel, Lyotard attribu e un toutt autre röle a Pintellectuel, role plus adéquat a Pépoque d'experimentation totale.. Il Pappelle 'créateur' (TI , 16). Ce terme n'a aucune connotation chrétiennee ou romantique, n'impliquan t pas non plus de fonction culturellement édifïcatrice.. La creation est, selon Lyotard, un labeur « déproprié et dépropriateurr », travail sans auteur en position de savoir, sans intentionnalité et pourr cette raison « inhumain » dans le sens d'Apollinair e (TI , 16) et de Freud (DF,, 138ff).25 C'est ainsi seulement de loin qu'on puisse le reconnaitre dans le

255 II faut néanmoins noter le rapport ambigu de Lyotard avec le terme 'creation'. Dans Particle 'Principaless tendances actuelles de 1'étude psychanalytique des expressions artistiques et littéraires'' (DMF, 117-137), Lyotard écrit sans hesitation : « L'artist e est quelqu'un dans qui le désirr de voir la mort au prix de mourir 1'emporte sur le désir de produire. Il faut cesse de poser le problemee de Part en termes de creation. [...] L'ceuvre n'est jamais que le témoin de son inaccomplissementt » (DMF, 127). I) pense la creation artistique a l'instar de Freud en termes d'expression,, e'est-a-dire de « la presence dans le processus secondaire, dans le discours et dans laa representation réaliste, d'opérations propres au système inconscient. Cette introduction consiste

157 7

Page 164: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

professionnell et Pintellectuel classique. Le créateur se distingue dans la maniere spécifiquee qu'i l a de se rapporter au champ de son travail Comme Pintellectuel moderne,, il a Pambition d'interroger les limites de son champ, mais il ne le fait pass a partir d'une « vocation a Puniversalité » (TI , 14). Comme le professionnel,, il expérimente les limites de son domaine pour le questionner, mais,, contrairement a lui, le créateur n'est pas guidé par un critère «technique » ouu par P exigence de I'amelioration de la performativit é (TI , 13).

Travaillan tt sur et contre les limites, la vocation de celui que Lyotard désignee comme 'créateur' est d'ouvri r P esprit a la réflexivité. « Un artiste, un écrivain,, un philosophe n'est responsable qu'a Pégard de la question : qu'est-ce quee la peinture, 1'écriture, la pensee ? » (TI , 15). Questionnement incite précisémentt par la rencontre avec les limites, avec Pau-dela de la limit e qui ne peutt qu'être suppose. Ainsi, le créateur lyotardien est 'un chercheur dans Pindéterminé',, et son travail de 'creation' ne consiste en essence que dans le fait qu'i ll « expérimente » (TI , 15). Klee par exemple se caractérise comme un créateurr qui Vappuie' sur l'inhumai n de Pinconscient.26 En interprétant un passagee du Journal de Klee, Lyotard explique ce qu'impliqu e pour lui le terme métaphysiquee de 'creation':

Sii 1'oeuvre doit manifester de quelque maniere son étrangeté, cette propriétéé de n'être, 'de ce cöté-ci' {diesseitig\ pas vraiment saisissable (greifbar),(greifbar), alors Pobjet qu'elle est ne doit pas se laisser stabiliser en formee achevée, dans sa constitution actuelle doivent rester sensibles sa genese,, et done ce mouvement qui Pa disposée comme elle est, mais qui s'emportee au-dela d'elle et va produir e d'autres configurations. Monde

toujourss dans la formation d'une figure. »(DMF, 120) L'oeuvre n'est pas une sorte de sublimation subjectivee réussie par contraste avec les symptömes psychiques et inconscients. L'ceuvre comme lee symptóme sont engendrés dans cette 'rencontre' avec Finconscient, dans 1'événement oü « le je advientt la oü est le Qa », oü « il cesserait d'etre le Je ». (DMF, 126). Ill ne faut pas assocter la creation è une neutralisation de l'énergie, comme le propose Ernst Kris danss son interpretation de la sublimation. Freud associe la sublimation è la Lockerheit du refoulement,, c'est-a-dire a une quantité d'énergie non-liée qui ainsi tient ouvert le processus secondairee pour les forces primaires. Cette Lockerheit (laxité) n'autorise pas « 1'idée que le moi dominee le processus de 'creation', ou - plus fort ! - controle le processus primaire », comme suggéraitt Kris (DMF 126, ainsi également: Par-dela, 17-18). Il ne faut pas rapprocher la productionn artistique a la pensee scientifique, mais a la perversité. Cf. Ernst Kris Psychanatyse de ll 'art. Lefil rouge. Paris : PUF, 1978 (1952). 266 « En placant l'énergie au centre de sa conception de la creation, Klee fournit a 1'objet et au trait unn tout autre terrain de communication, qui n'est ni le texte reconnaissable de rapparence visible, nii 1'écriture géométrique de 1'écran plastique, mais un lieu (ou un non-lieu) obtenu grSce a des procédéss comme la derogation systématique aux régies de la perception et de la conception, le déplacementt d'objets hors de leur espace d'origine, la simultanéité du successif, la co-affirmation duu contraire, Ia condensation de constituants distincts, la mise en correspondence de ce qui passe pourr étranger » (DF, 231).

158 8

Page 165: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

possible,possible, Poeuvre ne perd pas son allure de venu d'ailleurs, malgré sa réalité.. La créativité excède la creature (DF, 233).27

Lee terme de creation renvoie a Pextériorité, a 1'étrangeté dépassant Pordre de la creationn créée. La creation suppose le désir d'excéder a Texistence' (a Yek-sistence),sistence), de *ex-périmenter\28

C'estt sur ce point que la critiqu e par Lyotard de Habermas, concernant Pidée de 1'achèvementt communicationnel des Lumières, prend appui sur le rapport entre idééé et experience esthétique.29 L'applicatio n concrete d'une idéé suppose sa misee en experience et par conséquent son es thé ti sat ion. Habermas et les penseurss modernes ayant peut-être leurs raisons respectables a prendre position contree Pexperimentation dans Part, toutes leurs positions se résument a « un mêmee rappel a Pordre, un désir de Punité, d'identité, de sécurité, de popularité (auu sens de la Öffentlichkeit, de 'trouver un public' ) » (PEE, 13). Cependant, ce

277 Et encore: « [L'objet de 1'art], la nature ne Ta pas produit. Bien loin d'etre conforme a son plan,, il est denature ou trans-naturel. II atteste que la creation excède la nature créée, et que Partistee est un endroit ou elle continue a produire ses fruits. Nature et art sont deux règnes de la creation.. Mais le second ne doit rien a la premiere » (DF 237-238). On sait_combien d'efforts Kantt a du faire, pour couvrir la separation de Part libre et de la nature bien réglée, et pour laisser 1'espacee ouvert qui sépare nature et liberté : couper les ailes au génie créateur - « Genie ist das Talentt (Naturgabe), welches der Kunst die Regel gibt. » -, insérer le sublime dans une certaine teleologiee de P emancipation rationnelle de 1'homme - « urn eine von der Natur ganz unabhangige Zweckmafiigkeitt in uns selbst fflhlbar zu machen » (KdU §§45-46, 50, 23). C'est en fait 1'effort duu sujet de se fermer aux effets de 'désccuvrement' qui sont donnés avec la créativité.

Danss notre relecture du point de vue lyotardien de quelques ceuvres pré-critiques de Kant, nous allonss rencontrer cette 'excédence', ce 'trop* qui échappe a l'ordre determinable par la métaphysique.. Notre these sera précisément que la notion chrétienne de créatio ex nïhilo, notion religieusee et qui ne peut être autrement, a été un ressort pour la trouvaille de la critique transcendantalee par Kant La simple trouvaille que la créativité échappe a la determination et è la manipulation,, que Pceuvre fait son ccuvre hors de l'ordre humain bien établi, cette trouvaille se e traduitt dans le langage métaphysique dont se sert Kant, en une critique de la notion intuitu* intellectus.intellectus. (Voir ci-dessous, le chapitre Terte du Dasein et denouement de 1'intuition intellectuelle'.) ) 299 Lyotard reproche même a 1'esthétique de Habermas de défendre une Aufkldrung 'dogmatique' duu style baumgartnerien, puisque Pidée d'une Streben vers la perfection est impliquée dans sa philosophicc communicationnel Ie (Inh., 109). Nous paraphrasons: reculant devant redeterminationn et Pincongruence sans lesquelles YAufklarung critique ne pourrait pas été engendrée,, Habermas ne peut expliquer le fond de sa propre pensee. Laa critique de Lyotard, ayant un but polémique, manque de nuance. Nous ne pensons pas que Habermass vise un achèvement dogmatique des Lumières. Le concept de 'contrafactualité' de tout consensus,, idéé régulatrice qui dirige la communication en principe en est le signe. L'idée d'un consensuss possible est inherente è la communication, sans qu'elle ne soit pas realisable. La critiquee de Lyotard n'a de valeur que si Pon accepte une interpretation substantielle et hégelianisantee au lieu d'une interpretation procédurale. Harry Kunneman Van theemutscultuur naarnaar walkman-ego. Contouren van postmoderne individualiteit. Amsterdam: Boom, 1996, pp. 164-200,, parte d'une alliance furtive entre Habermas et Lyotard autour de leur intérêt partagé pourr la justice, et leurs ontologies respectives qu'il nomme 'férologique', ontologie basée sur le principee d'interférence et de simultanéité des logiques hétérogènes.

159 9

Page 166: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

qu'il ss redoutent dans rexpérimentation est P incongruence entre Ie reel et la diversitéé interminable des representations de la réalité. Ce qu'il s redoutent est que,, dans Pexpérimentation libr e dans Part, Ie réel se montre comme un désir incontrölablee et provoque ainsi un sentiment d'impouvoir . Il s défendent ainsi unee foi dans la raison, se defendant contre Pimpouvoir de cette même raison par rapportt au réel. Il s croient que la réalité se présente selon un mode bien défini, auquell ils exigent que Part se plie également Stabilisation du réel dans un paradigmee géométrique par exemple (Ie paradigme du perspectivisme du Quattrocento),, ou dans Ie consensus critiqu e sur Part, ou dans la 'reproductibilit éé technique' de Part (dont se souciait Benjamin). Pour les modernes,, c'est Ie réel, Pexistence nue d'etre, qui doit être rappelé a Pordre de laa réalité.

Lyotardd s'y oppose. Le réel, pour lui, ne se laisse pas repousser. Par exemple,, Pexpérience esthétique du sublime, dans Part comme dans la nature, déchiree Pordre de la representation. Nous passons ici sur Pélaboration transcendantalee que Kant a donnée du sublime, elaboration qui répond a sa violencee et a la douleur qui en résulte, par le plaisir que donne son experience a Pespritt de se trouver ouvert précisément aux idees dont il faut présupposer la presencee dans la raison (KdU §23, 89). Nous passons même sur les importantes elaborationss que Lyotard en a données, pour ne mentionner que ceci: fidele au développementt historique de la désirologie, Lyotard semble vouloir en renverserr Pordre. L'idée n'est pas celle d'un pansement qui rend supportable le sublime,, mais celle d'un sublime qui est Pouverture esthétique de Pesprit resultantt dans la conscience douloureuse de Pimpossibilité de se réaliser. L'esthétiquee a priorit é sur la Vernunft, comme le désir a préséance sur la volontéé rationalisée. Et s'il y a un effet sublime dont la philosophie peut apprendre,, c'est sans doute qu'i l renvoie a la réalité, plus précisément au réel danss son retrait en échappant a la réalité qui dépend de représentabilité.

Lee réel (ex-istence) fait que les soi-disant réalismes dans Part ne sont en faitt que des anti-réalismes, « sparadraps » sur Pabïme qu'i l creuse. C'est la vocationn de Part, et a son instar de la philosophie, de mettre en question tout réalismee dont« la seule definition est qu'i l entend éviter la question de la réalité impliquéee dans celle de Part» (PEE, 16). L'ar t est appelé a rouvri r la plaie de la réalité.. Et la philosophie qui veut lui être fidele devrait s'abstenir de toute tendancee a réduire le jugement esthétique qui est réflexif è ce que Kant appelle unn simple jugement determinant. Le jugement esthétique se déroule dans Pindéterminationn se manifestant dans le sentiment subjectif. Devant Part, 1'auteurr et le public ne doivent pas vouloir de regies qui obstruent leur liberté expérimentale.. Ce que Part nous demande est que nous Papprochions comme si «« Pceuvre a a s'inquiéter de ce qui fait d'elle un objet d'art » (PEE, 17). La réflexivit éé envisagée par Lyotard est tout d'abord 1'effet d'une rencontre avec 1'indeterminablee (experience de la limite). « En lisant la correspondance de

160 0

Page 167: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Cézanne,, écrit-t-il , on comprend que son oeuvre n'est pas celle (Tun peintre de talentt qui aurait trouvé son 'style', mais qu'elle est un essai de réponse è la questionn : 'qu'est-ce qu'un tableau V » (Inh, 113). Faire preuve d'honnêteté facee a cette question exige d'adopter Fattitude de créateur et d'expérimentateur.

ExperimentationExperimentation comme resistance au capitalisme total isant

Lee préfixe ex dans Fexpérimentation correspond a Vex dans 'existence' (le reel).. L'usage lyotardien du terme d'expérimentation ne doit pas être confondu avecc F experimentation scientifique qui se plie au paradigme du performatif . II s'agit,, dans la recherche de la 'trouvaille ' du reel en retrait , de résister a la totalisationn du critère performati f inherent au capitalisme. Le capitalisme étant, selonn la these de Lyotard, par son omnipresence, synonyme de 'modernité' (TI , 77),, il ne faut pas le prendre pour un système. Ce serait le confondre avec une idee.. Le capitalisme est plus une condition 'métaphysique' ou 'ontologique', qu'i ll est politique, sociologique ou économique (TI , 78, 80). Recevant son aspectt total de « 1'investissement de Finfin i sur [...] la volonté » (TI , 77), il est laa condition que 1'on vit de jour a jour , condition d'un monde qui s'est « résolu aa tout savoir, a pouvoir et a savoir tout».

Onn peut signaler tout de même, paradoxalement, qu'on fait des progrès danss F approximation in fin ie sur la base du critère de performativité . Cela presupposee Fidée du système. Exigeant « I'optimisation sans Jin du rapport dépense/revenuu (input/output) » (TI , 78),31 et en se basant sur le principe cybernétiquee de retroaction (feed-back) purement formelle, universelle et intemporelle,, la performativit é pousse la volonté a maximiser son impact sur ce

Commee souvent ailleurs, Lyotard critique le marxisme pour être une illusion transcendantale, enn ceci qu'il identtfie le désir de 1'infini, une idee done, a une classe historique bien déterminée, cellee des propriétaires et des industriels. L'illusion transcendantale consiste dans la confusion des conceptss ontologiques et des concepts sociologiques (TI, 81). Il ne faut done pas prendre le capitalismee pour un système analysable en termes d'énergie et de thermodynamique, comme le voulaitt Marx. Ce qu'il veut dire, c'est qu'on ne peut pas parier, comme le prétendait Marx dans unn certain sens, d'une maniere quantitative du capitalisme. Il n'y a pas d'économie marxiste qui puissee comprendre 1'énergie. « Tout économie politique est Hbidinale », explique Lyotard (EL, 133).. Ainsi, il faut comprendre te figure, sous Paspect de laquelle considérer le capitalisme, commee reffet libidinal. Toute figure est I'expression et la presence dans le processus secondaire d'opérationss propres au système inconscient (DMF, 120). 311 Nous prenons ici le terme de 'performativité' dans le sens large du critère « technique » (TI, 13),, done en ce qu'il enveloppe d'autres formes d'amélioration qui se déroulent dans les quatre domainess du scientifique, du technique, de 1'économie et de 1'étatique. « Chacun de ces domaines,, qui est étroitement imbriqué avec les autres, ne s'en distingue que pour autant qu'il est régii par une idéé différente, le scientifique est régi par l'idée de la meilleure connaissance, le techniquee par celle de la meilleure performativité, 1'économique par l'idée de la meilleure richesse,richesse, 1'étatique par l'idée du meilleur être ensemble. Chacune de ces idees est un absolu et il s'agitt de s'en approcher »(TI, 44).

161 1

Page 168: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

quii est possibilité ouverte, possibilité d'infïn i et elle conserve en même 1'idée duu système comme Ie cadre auquel mesurer Ie progrès.

L'idéee de performance implique celle de système a stabilité forte parce qu'ellee repose sur Ie principe d'un rapport, Ie rapport toujours calculablee en principe entre chaleur et travail , entre source chaude et sourcee froide, entre input et output. C'est une idéé qui vient de la thermodynamiquee (CP, 90).

Laa performativité , étant 1'idée de 1'amelioration interminable du système, exprimee done une relation dans Ie temps, une relation entre 'input ' et 'output' et unee evaluation de cette relation qui la rend elle-même intemporelle (TI , 13).

Or,, tandis que la performativit é dépend de 1'idée du système, la science 'postmoderne'' ne tir e pas sa légitimité de cette structure, mais de ce que Lyotardd appelle la paralogie. Ainsi Lyotard « en enjambant les reticences » de Benjaminn et d'Adorn o (PEE, 19), repousse toute pretention positiviste des sciencess pour les soumettre, elles aussi, au principe des arts. La science postmodernee travaille, comme les arts, dans Ie vide dü au retrait du réel. Bien sur,, d'un cöté la condition capitaliste totalisatrice exige d'elle de suivre la regie duu profi t et du consensus scientifique (a la Habermas), science done sous Ie dictumdictum de la performativit é (PEE, 82 et 90). Cependant être 'réaliste' pour la sciencee (dans Ie sens de réel) a notre époque demande qu'on la considère sous

322 « Je me demande si la défaillance de la modernité sous la forme de ce que Adomo appelait la chutee de la métaphysique (qui pour lui se concentrait dans 1'échec de la dialectique affirmative de laa pensee hégélienne afirontée a la these kantienne de 1'obligation ou a 1'événement de l'anéantissementt insensé nommé Auschwitz), je me demande si cette défaillance ne doit pas être rattachéee a une resistance de ce que j'appellerai la multiplicité des mondes de noms, a la diversité insurmontablee des cultures » (PEE, 48). Pourr Lyotard, dans Ie sillage de Kripke, Ie nom est dans la langue Ie lieu oü 1'on décèle la trace de laa singularité. Le nom accompagne Ie passage du réel singulier et événementiel vers Ie monde stabilisee dans et par la langue (PEE, 66; D., 65-92, cf. Francoise Proust Point de passage. Pans : Kimé,, 1994, pp. 15-32). Son enjeu est, en partie, de s'approcher plus 'directement' de cette resistancee singuliere en écrivant sur la presence (cf. 'Sur le pas', in : Rue Descartes (15), Pans : Collegee International de Philosophic 1997, pp. 59-68). Cette approche, elle aussi, est liée a Adornoo et Benjamin. « En opposant au meurtre de 1'instant et de la singulanté, rappelle-toi les petitess proses qui composent Sens unique et Enfance berlinoise de Walter Benjamin et que Theodorr Adorno aurait nommées des 'micrologies'. Elles ne décrivent pas des événements de 1'enfance,, elles saisissent 1'enfance de 1'événement, elles inscrivent son insaisissable » (PEE, 129;; cf. pour le respect de Lyotard porté vers les micrologies aussi PEE 92-93). Et il poursuit en affirmantt ce qui a été expliqué sous Ie terme 'postmoderne' comme la découverte d'un peu de réalité,, et comme 1'initiation de 1'invention, comme la trouvaille done : « Ce qui fait un evenementt de la rencontre d'un mot, d'une odeur, d'un lieu, d'un livre, d'un visage, n'est pas sa nouveautéé comparée è d'autres 'événements'. C'est qu'il a valeur d'initiation en lui-même. On ne lee sait que plus tard. Il a ouvert une plaie dans la sensibilité. On le sait parce qu'elle s'est rouverte depuiss et se rouvrira, scandant une temporalité secrete, peut-être inapercue. Cette plaie a fait entrerr dans un monde inconnu, mais sans jamais le faire connaltre. L'initiation n'initie a rien, elle commencee »(PEE, 129).

162 2

Page 169: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Paspectt d'une métaphysique negative, qui cherche « Pévasion de la réalité hors dess assurances métaphysiques, religieuses, politiques que 1'esprit croyait détenir aa son sujet » (PEE, 19-20). La science postmoderne est artistique en ce qu'elle consistee en effet « dans la recherche des argumentations nou vel les, dans 1'inventionn de *coups' nouveaux et même de nou vel les régies des jeux de langagee » (CP, 88). E!le montre une réflexivité inherente qui tire sa vie de 1'instabilitéé systématique et non pas de sa stabilité. Dans cette perspective, les sciencess et les arts partagent Pindécision, la sensibilité pour Pinattendu et Ie désirr d'inventer sans entraves. L'invention d'autres réalités, Ia quête d'autres mondess et même d'autres sources fïnancières qui caractérisent Ie comportement scientifiquee actuel, impliquent « la découverte du peu de réalité [Ie réel] de la réalitéé »(PEE, 20) dont la recherche scientifique n'est que Ie reflet.

RésisterRésister au lieu de critiquer

Lee capitalisme libérant « toute zone érogène de Pinterdit, ouvrant toutes les éclusess » (DP, 13-14), la totalisation du critère de Ia performativité et du principee de désir de tout ne s'arrête même pas devant le langage, le matériau propree a Part qui s'appelle reflexion philosophique.

Cee qui est décisif dans ce qu'on appel Ie (Touraine, Bell) le postindustriel,, c'est que Pinfini de la volonté investit le langage lui-même.. La grande affaire depuis une vingtaine d'années [...], c'est la transformationn du langage en marchandise productive : les phrases considéréess comme des messages, a encoder, decoder, transmettre et ordonnerr (par paquets), reproduire, conserver, tenir a disposition (mémoires),, combiner et conclure (calculs), opposer (jeux, conflits, cybernétique)) ; et 1'établissement de Punité de mesure, qui est aussi une unitéé de prix, Pinformation. [...] Le siècle qui vient est celui de Pinvestissementt du désir d'infini, selon le critère de la meilleure performativité,, dans les affaires du langage (TI, 82-83).

Lee langage devenant « informational » (Tl, 49) au détriment de ses autres possibilitéss pragmatiques, le philosophe est tenté de chercher la resistance dans unee idéé critique. Cependant, selon Lyotard, il n'est pas nécessaire de chercher unn abri dans une quelconque idéé. Le capitalisme n'est pas un système a combattree ou a critiquer en adoptant le point de vue d'un autre système, rejeton inevitablee de toute idéé a laquelle on adhere. Critiquer implique toujours encore Phorizonn d'un système par rapport auquel le progrès se manifeste.

163 3

Page 170: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Laa critiqu e reste done dans la sphere du critique, il lui appartient [...] C'estt la même idéé [de Pactivité transformatric e efficacej qui règne chezz les patrons, grands bureaucrates, brasseurs d'affaires et d'hommes, officiers.. [...] Critiquer, c'est encore savoir, mieux savoir. La relation critiqu ee est encore inscrite dans la sphere de la connaissance, de la prise dee 'conscience' et done de la prise de pouvoir (DMF, 18-19).

Cependant,, Père de la critiqu e est passée. Craindr e Paliénation, quand sous 1'influencee de 1'informatiqu e les liens sociaux se transformed, suppose une naturalit éé ou même une religiosity une nature ou un vrai dieu, suppose des ideess done qui « doivent succomber comme figures de Pinfini » (TI , 83) sous la pressionn de la volonté généralisée de l'infini . II est 1'heure de chercher une resistancee dans les termes du système même.33 Si Ie penseur ne peut combattre Iee désir d'infin i qu'est le capitalisme pour la simple raison qu'i l en fait partie avecc sa pensee, il ne lui reste qu'a y résister d'une autre maniere.

Or,, ce que Lyotard essaie de penser a 1'instar de 1'art, est la cohabitation de 1'heterogene,, cohabitation de ce qu'i l désigne a un certain moment comme 1'intrusionn de Pinhumain, de Pinhumain de Pinconscient, de Penfance et du reel,, dans cet autre « inhumain », celui de la rationalité, du système, de la « réalitéé ». Ces deux inhumanités sont en conflit permanent (done en différend) et lee 'retard ' du réel sur le système (ou inversement) fait que Pinhumain systématiquee n'arrête pas de se caractériser par le trai t de recherche. Lyotard en retir ee une perspective positive. « Le retard initia l [de Penfance] sur Phumanité, quii en fait Potage de la communauté adulte, est aussi ce qui manifeste a cette dernièree le manque d'humanité dont elle souffre, et ce qui Pappelle a devenir pluss humaine » (L'Inh , 11-12).

Lee fait que le critère de performativit é se maintienne, que le langage mêmee tombe sous son régime, n'empêche nullement qu'i l faill e tomber dans le nihilismee ou le désespoir. Toute performativit é relevant du système puise sa vie danss ce qui n'est pas encore systémique ou qui ne peut le devenir. En ce qui concernee le langage, Lytoard fait confiance a sa richesse infinie.

Notree role de penseurs est d'approfondir ce qu'i l en est du langage, de critiquerr Pidée plate d' information, de révéler une opacité irremediable auu sein du langage lui-même. Celui-ci n'est pas un 'instrument de communication',, c'est un archipel hautement complexe forme de domainess de phrases a régimes si différents qu'on ne peut pas traduir e unee phrase d'un régime (une descriptive par exemple) en une phrase d'unn autre (une evaluative, une prescriptive). [...] Toutes les recherches

333 Lyotard s'oppose è Ia critique, celle-ci étant toujours théorique (Kimberley Hutchings Kant. CritiqueCritique and Politics. London: Routledge, 19%, p. 126).

164 4

Page 171: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

dess avant-gardes scientifiques, littéraires, artistiques [...] vont dans cette direction,, è découvrir 1'incommensurabilité des régimes de phrases entree eux. [...] Le critère de performativité, de ce point de vue, apparaït commee une invalidation grave des possibilités du langage (TI , 84; a comparee a AJ, 41-52).

Ill faut tirer espoir de la dialectique paradoxale selon laquelle plus le système soumett sous son pouvoir, manifeste son pouvoir, plus il est amené a révéler son «« impouvoir » quant a 1'irrécupérable. (Par exemple, le onze septembre 2001, le systèmee du complexe militair e américain a du révéler son impuissance vis-a-vis duu singulier 'humain' , déstabilisant tout un empire a Faide d'un simple couteau dee cuisine.)

Aussii longtemps qu'i l y aura du différend (et de la difference) entre les deuxx inhumanités, la cloture du système se montrera impossible. Résister exige d'etree attentif aux différends, dont le principe de performativit é presuppose Pabsence:: le rapport input - output se constitue de telle sorte que Voutput s'exprimee en termes qui sont également valables pour Vinput. La vocation du philosophee - et en general du créateur - est de témoigner de ce différend, en soumettantt son propre matériau (le langage conceptuel) et sa propre methode (la reflexion)) a la recherche de ce qui lui fait chercher.

ContinuitéContinuité de ce que rend discontinu

Cee que Lyotard a ainsi appris de Tart est, selon nous, cè qui determine la continuitéé de son oeuvre.34 Evidemment, la defense par Lyotard de

344 Nous référons ici a la discussion concemant la continuité et la périodisation de 1'ceuvre de Lyotard.. Réconstruire cette ceuvre a 1'aide d'une mise en périodes suppose une finalité bïographiquee et done la simplification d'une vie, caractérisée par la discontinuité. Cependant, mettree a la lumière la discontinuité exige une telle perspective générale. Lyotard lui-même pretendd avoir réfléchi « coup sur coup », en essayant d'ouvrir sa pensee a 1'événementiel. Selon Finn Frandsen, il faudrait alors définir la continuité comme continuité de 'moments discontinus', commee un mouvement, animé par un processus de déplacement ('L'honneur de penser. Philosophicc et déplacement chez Lyotard', in : Niels Brugger; Finn Frandsen ; Dominque Pirotte Lyotard,Lyotard, les déplacements philosophiques. Brussel: De Boeck-Wesmael, 1993, p. 14).

Selonn Frandsen la périodisation que suggére Veerman dans 1'interview précité compte tropp avec la discontinuité et avec des ruptures. Nous pensons en revanche que Veerman désigne bienn le 'substrat' de la continuité dont le déplacement n'est que 1'effet, a savoir une certaine 'monstruosïté*.. « Your writings could be summed up by saying that they all bear witness to the monsterr of truth and of good which exists outside of discourse and its oppositional values, outside off our languages, whether denotative or axiological. (...] This monstrosity - which is nothing other thann being - has access to the discourse at the critical moment, which is to say at the moment that thee discourse cannot manage to sustain and continue itself out of its own resources » ('An intervieww with Jean-Francois Lyotard', p. 281). Lyotard lui-même refuse bien entendu de penser cettee monstruosité en termes d'ontologie (Ibid, p.285).

165 5

Page 172: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

1'expérimentationn en Tart a aussi une portee pour notre reflexion sur la philosophiee de la trouvaille. Surtout dans la mesure oü elle indique la quête de 1'introuvabl ee reel qui en tant que tel doit être considéré comme Vincipit de cette quêtee même. Lyotard s'avere être en ceci un fidele élève de Merleau-Ponty.

Auu moment oü il vient d'acquérir un certain savoir-faire, écrit Merleau-Pontyy sur 1'artiste, en se référant a Rouault, Dubuffet, Rodin, il s'apercoitt qu'i l a ouvert un autre champ oü tout ce qu'i l a pu exprimer auparavantt est a redire autrement. De sorte que ce qu'i l a trouvé, il ne 1'aa pas encore, c'est encore a chercher, la trouvaill e est ce qui appelle

IS S

d'autress recherches.

Laa peinture ne sera jamais achevée. Et cela vaut également pour la

philosophic36 6

Laa trouvaill e s'inscrit dans la presence comme source inépuisable et 'cause'' de 1'expérimentation inachevable. Elle suscite a la fois Ie désir

Frandsenn critique également Bennington pour vouloir résumer 1'oeuvre de Lyotard sous Iee titre d'événement (Geoffrey Bennington Lyotard. Writing the event. Manchester: Manchester Universityy Press, 1988). 11 craint la reduction et la neutralisation de 1'inattendu caractéristique de laa reflexion lyotardienne. Etant trop fidele au singulier, cette sensibilité est relativisée par Lyotard lui-même.. « Vous savez, explique-t-il, que Geoff Bennington a fait un livre en prenant Discours figure,figure, Economie libidinale et Le Différend et en disant quej'y dis toujours la même chose. » Intervientt a ce moment 1'interviewer : « Oui, et je ne suis pas tout a fait d'accord sur ce point ». Lyotardd en revanche d'ajouter: « Mais il a sürement raison pourtanL J'ai 1'impression que je tournee toujours autour des mêmes problèmes simplement en les nommant autrement et peut-être enn les posant autrement » {Lyotard, les déplacements philosophiques, pp. 138-139). (Lyotard a souventt souligné cette obsession, par exemple a la fin de sa presentation de Confession d'Augustind'Augustin au College International de Philosophie (20 octobre 1997), lorsque, au moment des questions,, personne ne répond, il soupira, d'un ton ironique et triste a la fois, « je dis toujours la mêmee chose ».) „ nn n 355 Merleau-Ponty Vail et Vesprit. Paris: Gallimard, 1996 (1964) pp. 89-90. Dans un essai relativementt inconnu sur Bataille, Lyotard cherche une « économie sans perte » pour en finir ayec 1'idéee de 1'accomplissement qui, dans la mélancolie de 1'inachèvement, joue son r61e. « Bataille cherchee ceci: « accomplir » 1'inaccomplissement même. C'est-a-dire 1'inaccomplir è même. D oü l'expériencee [intérieure] »(SuppL, 228). . 366 Nous voulons transferer la sensibilité lyotardienne pour 1'ineffable dans la perspective du questionnementt transcendantal. C'est notre conviction que la critique transcendantale est en tant quee telle une réponse a, ou peut être un reflet de, 1'ex-périence, que la critique kantienne séparant lee pensable de 1'impensable, et le connaissable du pensable ne puise son énergie et son mobile que danss cette 'experience' singuliere venant de la part du reel. Le sublime n'étant qu'un des plusieurs nomss pour ce qui se trouve en retrait, il n'est pas nécessaire, comme il 1'est fait souvent, d'étudier lee rapport de Lyotard a Kant sous le seul aspect du sublime. L'intérêt pour le sublime et Tintérêt duu sublime' s'insèrent dans un champ plus vaste: Vanamnese de la presence. ('L'intérêt du sublime'' est le titre d'un texte de Lyotard dans Jean-Luc Nancy Du Sublime. Paris: Editions Belinn 1988, pp. 149-178, repris dans une version légèrement retravaillée dans LAS, pp. 195-230. Dans'lee texie il s'agit de l'intérêt des facultés de raison pour leur propre actualisation, lecture désirologiquee done, et de 1'impossibilité de leur realisation complete (cf. 'An interview with Jean-Francoiss Lyotard', in : Theory, Culture & Society (Vol 5, no 2-3). Sage Publication: London, Junee 1988, pp. 292-293).

166 6

Page 173: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

d'achee ver et l'impossibilit é de Pachèvement. Elle fait chercher de telle maniere quee tout 'résultat* de cette recherche n'est rien d'autre qu'une réponse provisoire,, hantée par Pinstabilité. Primair e ou 'primale' (CA, 76), une trouvaill ee est done ce qui (se) présente dans tout résultat d'une recherche (découverte)) ou d'une production artistique (invention), mais qui est è localiser ** avant' la dialectique chercher-trouver. La trouvaill e est a la fois Ie mobile de 1'experimentationn et la source de sa déstabilisation, un mobile sans stabilité ou permanence,, une presence sans 'présentification', selon la joli e traduction par Hermann Parret du terme de Darstettung37 Chez Lyotard, il s'agit de la presence quii ne se présente que dans la representation sans s'y pouvoir manifester.

Danss Poeuvre de Lyotard, cette 'presence impensable' garantit la continuité. Etantt source d'ambiguïté, elle porte beaucoup de noms : existence, presence, Chose,, coup, absolu, quod, 'arrive-t-il?' , enfance, inhumain etc. C'est ainsi que laa philosophic devient, a Pinstar de Part, créatrice, et qu'elle résulte -involontairementt mais nécessairement - en une affaire d'inventivité, pas dans le genree de P «invention pour Pinvention', mais dans le sens que cette série de 'synonymess non-substituables' renvoie a ce qui rend consistante Poeuvre inconsistantee de Lyotard. Cherchant Ia fidélité au 'plurie l singulier'(Nancy), ce quii implique infidélit é au general, ces noms sont les traces d'une presence toujourss présupposée, mais jamais récupérable. Presence du tempus Juit etjiigit, tempss dont la succession temporelle implique déja sa soumission a une structure intuitiv ee et secondaire.

Presencee toujours extérieure a tout effort de la présenter, de la 'présentifier'' Ce que le philosophe apprend de Part est la sensibilité a cette présence-ci. .

Itt seems to me, explique Lyotard, that precisely what is important in aestheticc time is what can be called 'presence'. Not in the sense of the present,, nor in the sense of what is there, but in that sense in which, on thee contrary, the activity of the very minimal synthesis of the given into thee very forms which are free (forms properly speaking, not merely schemas)) is suspended. It would be a question of a kind of, les us say, spasmm or stasis which has a relation, I think, with a 'direct ' access not too the meaning of the situation (which is the case with the forms), but to thee material. [...] One of the current aims of my work is to show that theree is [...] a mode of relation to something which is very certain

377 Nous empruntons le neologisme 'présentification' a Herman Parret, qui 1'introdui t comme traductionn de railemand Darstellung dans son 'Over de aanwezigheid. Lyotard en de fenomenologie*,, in: Peeters, Jeroen, 2000, p. 18, 29. La presence est ce qui ne se cree pas, ne se faitt pas, qui est immune pour la présentification.

167 7

Page 174: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

withi nn the given, but which also transcends those very empty forms withi nn which the given is habitually synthesized.

Laa 'trouvaille ' originair e incite a inventer des noms et des indices de 1'indicible. Ainsi,, dans un sens littéral , la liste des synonymes non-substituables, parce qu'inventéss chacun dans un autre paradigme ou contexte, est une liste de metaphores.metaphores. Qu'i l y ait de la presence incitant a penser, cela ne devient manifestee que dans 1'acte de la pensee même. La presence se 'retrouve' transfereee et inscrite dans un univers ou cette presence est soumise a un régime dee phrase, transferee et done, au pied de la lettre, 'métaphorisée'.

Laa quête de 1'absolu est experimentation, selon 1'étymologie (de Nancy) unn chercher (perire) dans 1'au-dela (ex) des bornes du champs ou 1'on se trouve (CS,, 61).39 Si J'experimentation désigne 1'acte qui, dans les arts comme dans la philosophic,, va de pair avec la postmodernité, la 'trouvaille ' est le terme qui indiquee le rapport problématique de la presence avec la representation, du reel avecc la réalité, de la Chose avec les phénomènes, de la matière avec la forme. Laa 'Trouvaille ' étant (également) une métaphore, la designation d'une experiencee dont il n'y a pas d'expérience, elle 1'est néanmoins dans 1'horizon du désirr d'infin i - volonté moderne de 1'idée, infinit e postmoderne du désir -, qui provoquee 1'ouverture du système vers son extérieur, et cela sur le mode ambigu dee 1'impossibilité et de 1'intrusion: in comme indice de négativité et comme prepositionn de situation (dans).

C'estt ainsi que la philosophie postmoderne apprend de Part. Chaque fois a nouveauu en recherche de son état naissant (PEE 24), cette pensee s'identifie a la 'presence',, dont la 'trouvaille ' rend possible la constitution d'une

388 'An interview with Jean-Francois Lyotard' (Willem van Reijen / Dick Veerman) 1988, pp. 288-289 9 399 A part de 1'étymologie a la base de perire, on peut encore remonter aux Grecs pour y trouver la racinee peira, apparentée kporos, « moyen », « passage » ou « trou ». L'expérimentation est la recherchee des 'trous' dans le système prétendument 'clos'. Sur Vex-crire, comparer: « Inscnre la presence,, ce n'est ni la (re)présenter, ni la signifier, c'est laisser venir, adverni et survenir ce qui nee se présente que sur la limite oü 1'inscription elle-même se retire (oü elle s'excrit). » Jean-Luc Nancyy 'Sens elliptique' in: Revue Philosophique de la France et de 1'Etranger (N°. 2.) Pans 1990,, p. 346. . . . . . 400 Cette double interpretation nous la devons è Levinas : « comme si - sans vouloir jouer sur les motss - le in de 1'Infini signifiait a la fois Ie non et le dans ». L'idée même de 1'infini, dit Lévinas danss 'Dieu et la philosophie', est désir. « Cet in de 1'infini désigne la profondeur de 1'affection dontt est affectée la subjectivité par le 'mise' de 1'Infini en elle, sans prehension ni comprehension. [...]] Mais Désir d'un autre ordre que ceux de 1'affectivité et de 1'activité hédonique ou eudémoniquee oü le Desirable s'investit, s'atteint et s'identifie comme objet du besoin et oü 1'ïmmanencee de la representation et du monde extérieur se retrouve. La négativité de Yin de 1'Infinii - autrement qu'être, divine comédie - creuse un désir qui ne saurait se combler, qui se nourritt de son accroissement même et qui s'exalte comme Désir - qui s'éloigne de sa satisfaction -- dans la mesure oü il s'approche du Desirable. » Emmanuel Lévinas De dieu qui vient a l'idee. Paris:: Vrin, 1986.

168 8

Page 175: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

representation,, en faisant en même temps obstruction a sa cloture. Recherche d'unee origine introuvable, « passion d'origin e »,41 recherche sous Fégide de Paporiee 'comment penser 1'impensable' qui ne signifie pas la fin de la pensee, maiss par contre son ouverture. La trouvaill e est une evidence para-esthétique et para-métaphysique,, mais elle Test de telle maniere qu'on la perd de vue nécessairement:: 'ex-vidence' alors.

** * *

411 Daniel Giovannangeli La passion de l'origine. Paris: Galilee, 1995.

169 9

Page 176: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

170 0

Page 177: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Chapitr ee 5

Laa phrase comme Einfall

PresentationPresentation et situation

Danss son ouvrage philosophique principal Le Différend, Lyotard développe ses reflexionss sur la 'phrase'. Philosophique, le livr e Test non seulement parce qu'i l trait ee de la presence et du temps comme étant des problèmes spécifiquement philosophiques,, mais aussi parce qu'i l ne pretend a une quelconque neutralité. C'estt de toute facon en cela que, selon Lyotard, la pensee philosophique se discernee de la logique et de la theorie (ici chapitre 2). Dans le chapitre 'La Presentation'' qui suit 'L e referent, le nom' - deux chapitres clés dans la recherchee 'phraséologique' -, Lyotard articule a deux reprises sa position vis-a-viss de la philosophic

AA la difference du logicien ou du linguiste théoricien, le philosophe a pourr regie de ne pas se détourner de ce fait : que la phrase formulant la formee générale de 1'opération de passage d'une phrase a Pautre est elle-mêmee soumise è cette forme de 1'opération de passage. En termes kantiens:: que la synthese de Ia série est aussi un element qui appartient aa la série (D, n°. 97).

Ett un peu plus loin, il écrit:

Lee discours philosophique a pour regie de découvrir sa regie: son a prior ii est son enjeu. II s'agit de formuler cette regie, elle ne peut 1'être qu'aa la fin, s'il y a une fin. Le temps ne peut done pas être exclu de ce discourss sans que celui-ci cesse d'etre philosophique (D, n°. 98).

Facee a 1'exigence de la synthese, la vraie philosophic ne négligé pas le théorème dee GÖdel, sur la limitatio n du système formel, qui démontre 1'impossibilité de définirr la cloture du système par les termes de ce même système (CP, 70, 90). Laa philosophie doit tenir compte de ce trou systématique qui impltque que sa tendancee désirologique, son Drang, vers 1'absolu, ne soit que recherche infini e parr les termes du système d'une trouvaill e supposée clöturant. L'infin i ne vient pass du dehors comme achèvement; étant immanent, il consiste dans le report interminablee de eet 'achèvement', ou, si 1'on cite Bataille, dans 1'expérience

171 1

Page 178: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

d'inachèvementt absolu, « puanteur du cadavre de Dieu, fin des fins, inprojet » (MPhil ,, 263).

Danss ce chapitre, nous allons voir comment Lyotard, dans Le Différend essaie dee penser a la fois 1'immanence et le report a 1'infmi . La phraséologie est un effortt de rompre avec la traditio n métaphysique du 'grand zéro', c'est-a-dire avecc le sentiment nostalgique de la presence accomplie. Son enjeu est de penser laa presence non seulement comme ce qui manque, mais simultanément aussi commee 1'immanence qui pousse infiniment le désir. La presence n'est pas ce quii viendra au bout du compte ; elle est ce qui fait qu'on se met a compter, qui intervientt chaque fois qu'on compte et ainsi difïere le compte final a jamais. La phrasee est Pexpression du paradoxe d'un manque présent, d'une défaillance affirmative .. Ainsi, répondant au désir qui traverse l'être, la phraséologie a une porteee ontologique, bien que cette portee ne soit que secondaire. Cet enjeu désirologiquee préparé notre étude de la trouvaill e de la critique, puisqu'elle portee sur la trouvaill e du retrait de Fêtre et sur 1'inventivit é philosophique dont témoignee la réplique kantienne qu'est la critique.

Ill sera expliqué comment 1'antinomie kantienne du commencement est liéee au problème lyotardien du sériel et a sa trouvaill e philosophique de la 'phrase'' comme signalétique qui comporte, in potentio, son propre 'univers' d'articulation .. Il faudra distinguer deux choses, la presentation et la situation de laa phrase, son in actu et son in situ. La distinction determine Ia portee ontologiquee de la phraséologie, une ontologie oü le logos, la comprehension et laa signification, n'a qu'un rapport faible avec Yeinai, avec l'êtr e des étants constituéss par la 'logofication'. La position de l'êtr e suppose 1'articulation pour s'articuler ,, articulation dans laquelle elle se perd et ne fonctionne que comme 'prothese',, et même, dans les critiques de Kant selon Lyotard, comme censure dee la presentation. Lyotard consióèrej'Empfmdung comme le coeur de la critiqu ee kantienne, comme une source de vie qui reste néanmoins hors de son scopee et relèverait même de ce que Lyotard appelle une 'tort' . Kant presuppose laa commutabilité entre matière et forme, un dialogue sans entraves, cependant, laa critique, enraciné dans le chiasme de Yexhibitio et de Vexpositio, n'est-elle pass précisément une maniere de respecter les limites du logos ? Le domaine de 1'expérience,, limit é par la critique, fait signe que Poubli de l'êtr e - qui ne peut qu'êtree oublié - n'est pas oublié par Kant. Ne pas oublier qu^on oublié nécessairementt relève de Fanamnèse. La psychanalyse renvoie la philosophic a laa recherche de 1'introuvable trouvaill e qu'est 1'évidence impliquée par toute phrase,, 1'évidence nue de F'i l se trouve que ...'.

172 2

Page 179: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

LeLe sériel ou la synthese mfiniment différée

Commee le montre le passage dans la première critiqu e concernant 'la decision critiqu ee du con fli t cosmologique', Penjeu du criticisme kantien, et, selon Lyotardd de toute philosophie digne de ce nom, est de ne pas fuir Ie problème de laa synthese et de la série. Ce problème se pose avec la dernière phrase a pretentionn de synthese definitive.

Est-ellee ou non une partie de leur ensemble ? Le dogmatisme répond non,, Pempirisme oui. Le criticisme remarque que la série n'est jamais donnéee (gegeben), mais seulement proposée (aufgegeberi), parce que sa synthesee est toujours différée. La phrase qui synthétise la série [...] ne faitt pas partie de la série quand elle 'a lieu' (comme occurrence), mais ellee est inévitablement destinée a faire partie de la série que synthétise laa phrase suivante. La série que forme le monde, notamment le monde dee Phistoire humaine, n'est ni finie, in in fin ie (on peut argumenter indifféremmentt ceci et cela), mais la synthese de la série, quant a elle, estt 'indéfinie' (D, p. 22).

Onn sait comment la solution kantienne de 1'antinomie de la raison pure a inspiréee a Lyotard sa fameuse proclamation de la fin des grands récits et leur fiabilitéfiabilité (CP, 55-55, 60-61). Ici, il pense le problème sur un autre bord. S'il n'y aa pas de fin, il n'y a pas de commencement, pas d'instance métaphysique rassurante.. L'evidence cartésienne du sujet, fondée sur la co-implication de la penseee et de 1'être, n'est pas P indubitable par excellence. « Ce n'est pas le j e pensantt ou réflexif qui résiste a 1'épreuve de doute universel, e'est la phrase et lee temps » (D, n° 94). De la pensee, on ne conclut pas a 1'être, comme Kant le soulignaitt déjè avant d'avoir élaboré son oeuvre critique, et ce qui sera 1'enjeu dee ses recherches. Ce qu'on peut conclure, c'est seulement qu'i l y a eu et qu'i l y aa des phrases.

Tantt pis pour Descartes, la pensee 'j e pense' n'est done pas la première certitude.. Elle est une phrase, qui a, comme le temps et le passage, sa propre nécessité.. Chaque phrase linguistique propose le langage dont elle puisse sa signification.. Cette inépuisable source langagière étant une totalité, une idéé danss le sens de Kant, n'est pas connaissable mais incite au passage infin i de propositionn a proposition auquel référait Wittgenstein (D, n°95). Il y a un 'avant'' de la phrase 'j e pense' avancée par Descartes comme première, comme ill y a une suite. Pour être 'première' il faut supposer déja la série et done la successionn temporei le. La série présupposant une 'operation' sérielle relève d'unee forme de passage d'un element a 1'autre. Elle presuppose une phrase antérieuree et done 1'enchancement et le 'passage' (D, n° 101). « Il n'y a pas de finn sans commencement, écrit Lyotard dans La Chambre sourde. Comment

173 3

Page 180: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

saurait-onn que la fin était une fin si on ne Ie racontait pas ? Le récit de la fin d'unn temps se raconte dans un nouveau temps qui conserve cette fin et, par la même,, se présente comme un début » (CS, 11). La synthese étant provisoire, la mobilit éé est infinie. LeLe cas de la phrase

Laa seule certitude, c'est la phrase. « Le seul qui soit indubitable, parce qu'elle estt immédiatement présupposée (douter qu'on phrase est en tout cas phraser, se tair ee fait phrase ; D, p.9) ; « qu'i l ny ait pas de phrase, cela est impossible » (D, n°° 101). Une phrase n'est pas une proposition (D, n° 99), pas seulement, c'est-a-dir ee qu'elle n'est pas un énoncé bien formé sous les régimes logiques ou cognitifs.11 En étant proposition, elle pourrait tomber sous la coupe du doute universel,, puisque les propositions sui-référentielles peuvent ou bien démonter n'import ee quoi - si elles sont positives -, ou bien se perdre dans Pindécidable -sii elles sont negatives - (D, n° 99).2 Cependant même dans Paporie du Crétois quii énonce la proposition selon laquelle tous les Crétois sont des menteurs, propositionn dont on ne peut plus determiner la vérité ni la fausseté, même dans cee cas, il est indubitable pour 1'énonciateur qu'i l y avait une 'phrase'. Pour pouvoirr faire son travail , le doute a besoin de points sur lesquels s'appuyer. Il less trouve soit dans la logique, en particulier dans la regie de non-contradiction, soitt dans Ia cognition et Ia determination de son sens et de son referent.

11 Lyotard ne defend pas une philosophic de langage du style wittgensteinnien, comme le suggèrentt Best et Kellner. Les phrases ne sont pas les jeux de langage, dont il était encore questionn dans La condition postmoderne. Il y a trop de 'volonté', trop d'anthropologie, impliquée danss le concept de 'jeu*; la phrase relève plutdt du 'désir' sans sujet. Steven Best, Douglas Kellnerr Postmodern Theory. Critical Interrogations. London: Macmillan, 1991, pp. 167-168. II fautt avouer d'ailleurs que Lyotard lui-même hésite sur ce point Dans son commentaire sur le peintree Maccheroni il écrit: « Une figure H.M. [Le. selon la matrice figurative de Henri Maccheroni]] présente un univers. Ce n'est pas un univers de phrase. H. Maccheroni ne parle pas. »» L'univers de la figure est autre que 1'univers de la phrase. (Jean-Francois Lyotard La portie de lapeinture.lapeinture. Cannes : M. Candela, 1980, p. 16.) Dans d'autres texte, 'phrase* est le nom pourtoute presentationn comportant un univers, par exemple: « On dirait qu'une ligne est une phrase poursuiviee par d'autres moyens. Une phrase est une demande. » (Idem 'On dirait qu'une ligne', in :: Adami, peintures récentes. Paris: Galerie Maeght, 1983, p. 3.) 22 « C'est pour interdire cette sorte de confusion que Russell introduit la theorie des types: une propositionn qui se réfêre a une totalité de propositions ne peut pas être une partie de cette totalité. Ouu alors elle cesse d'etre pertinente par rapport è la negation (c'est-a-dire au principe de non-contradiction),, elle n'est pas décidable quant è sa valeur de vérité »(D, p. 20). 33 L'intérêt de Lyotard pour la philosophic païenne et sophistique 1'amené a sa phraséologie, oü 1'onn le découvre n'étant pas sophiste ou sceptique lui-même: 'en dessous' de la problématique d'autoréférencee qui facilite la retorsion argumentative ('non' accepté comme 'oui'), il y a 1'indubitablee de la phrase, cf. Jean-Francois Lyotard "La logique qu'il nous faut' (transcription dess coleges a Vincennes). http:://www.platina.frl/Deleuze/bib.html. Idem 'Sur la force des faibles',, in: L'Arc (n°64). Aix-en-Provence: Chemin de repentance, 1976, pp. 4-12; idem 'Retorsionn en théopolitique' 5RP, 60-80). Pour la notion 'retorsion', cf. notre 7n civitate rei. Supplementaryy theopolitical thinking and the rhetoric of conversion in Augustin'. Amsterdam : ASCA,2001. .

174 4

Page 181: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Nii Ie sens d'une phrase, ni sa réalité ne sont indubitables. Son sens puis qu'i ll est suspendu a son enchainement sur une autre phrase qui 1'expliquera.. Sa réalité parce que son assertion est soumise aux regies d'établissementt de la réalité qui comporte 1'épreuve du doute (D, n° 101). .

C'est-a-diree que le doute universe 1, garant cartésien de 1'indubitabilité , s'appliquee au 'comment' d'une phrase. Le 'quoi* ontologique lui échappe (D, n° 103). .

Néanmoins,, comme la proposition, la phrase a le pouvoir de se prendre elle-mêmee pour referent (D, 20, 108). C'est a dire qu'i l y a des phrases qui disentt quelque chose sur Pobjet general ou concret 'phrase'. Ces phrases fonctionnentt alors comme des propositions théoriques. Mais elles ont un effet enn retour, la phrase occurrente dont il est question réfere a la phrase en general ouu concret, la phrase-type. Or, dans le doute, qui questionne la phrase ou une phrase,, il y a toujours quelque chose qui échappe au doute, a savoir le doute lui-mêmee et que le doute est une phrase.

Onn ne peut pas douter que quelque chose arriv e quand on doute: il arriv ee qu'on doute. [...] Il est toujours trop tard pour douter du quoi (D, n°° 104).

Ill faut done discerner la phrase comme occurrence, comme Fall (cas), et la phrasee articulée, disons pour le moment la phrase-proposition. Le Fall échappe auu pouvoir de la proposition (D, n° 104). Il est ce qui, dans la proposition, la 'precede'' nécessairement. II peut être pris en consideration par une autre proposition,, mais il perd alors. Si Ton parle de la phrase, il y a indubitablement laa phrase 'pariant' , impliquée mais présentée.

Alor ss qu'est-ce qu'une phrase ? Avant de répondre, notons seulement qu'i l y a dee phrase. 'I l y a' ne signifiant que 'quelque chose' est présenté, ce qui explique lee choix du terme 'phrase' si 1'on réfere a son etymologie. Selon le dictionnaire, phrazeinphrazein signifie d'abord 'montrer* ou 'indiquer* {show where to Jind), et ensuitee 'expliquer' , 'declarer' ou 'decider'.4 Lyotard explique encore :

PhrasePhrase vient de gr. Phrazö, rac. Phrad-, qui sauf erreur n'a pas de correspondancee étymologique latin. Phrazö est a lego comme telling, declaringdeclaring è speaking. Un sens ancien semble être indiquer. Le Liddel-Scott signale cette interessante occurrence dans Homère : phönèsai mén oukouk éihhé, tè dé khéiri éphrazé: 'incapable de sa faire entendre, il (ou

44 Liddell , Scott, p. 1952 (Cf. la notion d'appel; Pér., 29)

175 5

Page 182: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

elle)) montra (phrasa) de la main'. D'oü il ressort que phraser n'est pas donnerr de la voix (phonein).

AA un certain moment Lyotard 1'appelle simplement 'faire signe en silence' (MP, 35).. La phrase est ce qui montre, ce qui attire 1'attention et ce qui fait voir une certainee 'direction' ou mieux qui est directive dans Ie sens qu'elle comporte, nécessairement,, la phrase tacite 'il faut enchaïner'. Dans un deuxième temps seulement,, elle est aussi 1'énoncé signifiant d'un referent avec une fonction communicationnelle. .

Reprenonss la question : qu'est-ce que la phrase ? Il n'y en pas de definition (D, n°106).66 La question presuppose un ordre (D, n° 107). Elle demande de soumettree la phrase au régime d'une autre phrase, a savoir au régime définitionnell et méta-langagier. La question elle-même est une phrase qui s'enchalnee sur la phrase précédente en la transformant. Quoiqu'il en soit, elle reduitt nécessairement son actualité en 1'englobant. Dans la phrase qui défmirait lala phrase, Ie caractère événementiel de cette dernière se perdrait. Or, peut-on donnerr une definition veritable, sans prendre en compte cette actualité ? N'a-t-onn pas vu que ce trait est précisément ce qui caractérise la phrase par rapport auxx autres expressions, un trait qu'on ne peut done pas manquer dans sa definitionn ? La phrase est toujours présupposée a la definition, comme 1'est, selonn 1'argumentation sceptique, la connaissance de ce qu'est une definition. II yy a de phrase oü il y a de definition, et 1'« 'il y a' échappe a la capacité de signifier r

Or,, si le sceptique repousse Ie questionnement en arrière (recessus a Vinfini),Vinfini), dans la direction du fondement introuvable, e'est-a-dire a la definition definitivee de ce qu'est la definition, Lyotard, par contre, pousse le questionnementt en avant a 1'enchamement infini de mises en phrases de la question,, « procession sans fin dans la succession des phrases événements » (D, n°° 106). Ainsi, la philosophic lyotardienne des années 80 fait entrevoir, dans la reflexionn sur la phrase, une ascendance dans son intérêt 'païen' pour la sophistique,, intérêt qui a son tour était Pexpression de sa pensee libidinale, qui datentt de la décennie auparavant. Ainsi, même Freud n'est pas absent dans Le

55 Jean-Fran9ois Lyotard 'Discussions, ou phraser apres Auschwitz', in : Philipe Lacoue-Labarthee et Jean-Luc Nancy Les fins de 1'homme. A partir du travail de Jacques Derrida. Pans: Editionss Galilee, 1981, p. 295. 66 Dans la transcription de la discussion suivant son exposé 'Discussions, ou : phraser apres Auschwitz',, transcription d'ailleurs faite par Lyotard lui-même, on lit que Lyotard a dit: « II n'y a pass de definition de la phrase, parce que toute tentative dans ce sens conduit au concept d un ensemblee bien forme; il faut dire plutót que la definition est une familie de phrases, et son exigencee de 'bien forme' correspond a 1'univers qu'elle présente, et qui varie selon que la definitionn est logique, grammaticale, Hnguistique, analytique » ('Discussions, ou phraser apres Auschwitz',, in : Lacoue-Labarthe, Phillipe; Nancy, Jean-Luc Les fins de 1'homme. A partir du travailtravail de Jacques Derrida. Paris: Editions Galilee, 1981, p. 314).

176 6

Page 183: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Différend,Différend, nonobstant Ie fait qu'il n'y figure explicitement que quelquefois. Ainsi,, s'il y a métalangage dans Le Différend, et il y en a pour la simple raison quee le livre parle de la phrase, son enjeu est singulier. «Il en appelle è la faculté duu langage ordinaire de se référer a lui-même. » (D, n° 108) Sa temporalité étantt celle de 1'après coup (nachtraglichkeit) et du futur antérieur - la phrase auraa le sens qu'une phrase suivante lui aura attribué -, cette autoréférence peut avoirr lieu parce que la phrase _comprend son univers, son 'Gevierf qui est la conditionn de son articulation potentielle.

IlyIly a l'univers

Laa phrase est 'ce qui est le cas'. Il est nécessaire qu'il y ait de la phrase. Dans eett 'il y a' reside Punivers : « Il y a ce qui est signifié, ce dont c'est signifié, a quii et par qui 9a 1'est » (D, n° 111). L'univers est dirigé par un régime, qui determinee les rapports entre les quatre instances et done la spécificité de la phrase.. Chaque phrase comporte un univers pragmatique, étendu entre quatre poles:: destinateur, destinataire, referent et sens (D, n° 18). Ces instances sont autantt de valeurs d'enchaïnement (D, n° 123).

C'estt ainsi que 1'on comprend qu'il y en a quatre. Comment savoir sinonn la nature de l'univers que par 1'enchainement ? Pour determiner l'univers d'unee phrase, il faut poser des questions, il faut Pétudier, 1'enchainer done par dess phrases. Et la phrase enchalnée transformera le régime. Il y a des univers equivoques,, il y a des univers dont les instances ne sont pas marquees comme dess éclats ou des phrases signalétiques (D, n° 123) : ce n'est qu'après coup' que lee régime d'une phrase peut être établi, la maniere d'enchaïner determinant la phrasee précédente après qu'elle est passée. La philosophic 'pragmatique' de la phrasee tire ainsi des consequences de la lecon apprise de la 'métaphysique' de Freudd concernant la Nachtraglichkeit. C'est dire qu'au moment de 1'occurrence dee la phrase, les quatre poles ne sont pas encore marqués.

Ill n'y a pas, en principe, de pertinence dans 1'enchainement L'actualité dee la phrase énoncée entraïne redetermination, et done la possibilité ouverte, dee ses instances. Qu'une phrase comporte au moins un univers, que c'est dans 1'enchalnementt que vont apparaitre les instances qui seront accentuées, cela impliquee que c'est seulement dans 1'enchainement qu'aura lieu Ia determination dee ce qui était equivoque au moment de son actualité. La phrase suivante est 1'actualisationn d'un univers en suspens dans Ia phrase précédente. Alors, qui pourraitt determiner quel univers est le bon? Entre les possibilités d'enchaïnementt règne le conflit sans regie partagée, le 'différend'. Il n'y a pas dee pertinence sauf celle qui se fonde sur la convention, sur un 'genre de discours'' qui prescrit comment enchaïner, mais un 'genre' n'est pas fondamentalementt pertinent, même s'il pretend 1'être, parfois sous la protection

177 7

Page 184: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

d'unn 'grand récit' (D, n° 137-140, 147). Qu'i l n'y ait pas de nécessité téléologiquee quant a renchainement repose sur 1'indubitabilit é qu'i l y a une phrase,, c'est-a-dire de son 'i l y a'. L'être-l a et rêtre-maintenant de la phrase, sonn 'i l y a', est 1'irréductibl e qui résiste a toute mise en teleologie.

PhraséologiePhraséologie et ontologie

C'estt pour discerner la phrase comme cas événementie!, et la phrase comme universs (re)présentant eet evenement, que Lyotard introdui t la distinction entre 'presentation'' et 'situation' . La presentation est la phrase considérée comme étantt 'en acte', c'est dire : « une presentation est qu'i l y a un univers au moins » (D,, n° 115).7 On peut parler d'elle - comme nous le faisons maintenant - et alorss on 1'introdui t dans 1'univers de la phrase comme une instance spécifique (cellee du referent). La presentation est alors amenée et 'presentee' au moyen d'unn positionnement dans le situs qu'est 1'univers. La phrase n'est jamais sa propree presentation ; elle ne peut présenter que la presence déja 'passée' ou pas encoree arrivée.

Laa problématique n'est pas loin de celle de la difference ontologique de Heidegger,, et ceci quand bien même Lyotard suggère une difference. La presentationn dans son actualité n'est pas 1'être de 1'ontologie heidegerienne de YEreignis.YEreignis. « La nécessité qu'i l y ait: Et une phrase n'est pas logique (question commentcomment ?) mais ontologique (question quoi ?). Elle ne se fonde pourtant sur aucunee evidence; celle-ci exigerait qu'un sujet témoin indépendant de 1'enchaïnementt de phrases puisse attester qu'i l a toujours lieu » (D, n° 103). Lyotardd soupconne Heidegger d'anthropologisme dans la mesure oü l'homme restee le destinataire de la presentation qui est ainsi comprise comme 'donation' : parr Taccueil de la phrase l'homme accomplirait sa destination (D, p. 115). Au contraire,, la presentation de la phrase est selon Lyotard_aveugle - mais commentt le savoir ?- et sans destination préétablie.

Deuxièmee objection plus importante, que nous croyons pouvoir relever danss la reflexion lyotardienne.

77 Presence est ce qui est supposée par chaque presentation d'une phrase, comme on lit dans 'L'instant,, Newman': « La presence [...] rappelle ou appelle seulement qu'Ml y a' avant toute significationn de ce qu'il y a » (L'Inh., 97). Le problème de la phrase articuléee est qu'elle comporte saa presence seulement sous couverture de Tunivers. Nous avons 1'impression que Lyotard attribue aa 1'art la capacité de présenter la presence sur un mode moins impliqué dans 1'univers, c'est-a-dire pluss 'nu\ ce que aurait a apprendre surtout Tart théorique qu'est la philosophic, ainsi se transformantt en écriture. Sur le peintre Maccheroni il écrit:« L'instantané n'est pas repérable danss le temps de 1'univers présenté par la phrase elle-même. S'il peut 1'être, c'est dans celui d'une autree phrase qui présente cette (première) presentation. [...] Une phrase ainsi recue est ce qui passe,, le cas, der Fall » (Lapartie de lapeinture, p. 15).

178 8

Page 185: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

[Laa presentation] est ce qui dans une phrase-cas est Ie cas. L'être serait unn cas, une occurrence, le 'fait' que 9a 'tombe', que 9a 'accourt' (Fall, occurence).occurence). Non pas l'être, mais un être, une fois » (D, n° 113).

III s'agit d'une pensee de l'être en dispersion (D, p. 12), de l'être craquelé, ciselé,, « être singulier plurier » comme 1'a avance Jean-Luc Nancy. Ces êtres-scansionn ou ces êtres-coup ne peuvent être présentés dans une phrase que par unee transformation meurtrière, être transformés en étant, pour qu'il puisse occuperr sa place en situation. « L'être peut être présenté, comme un étant. Mais laa phrase qui Ie présente comporte elle-même une presentation, qu'elle ne présentee pas » (D, n° 114). La phrase présentant ne sait présenter le fait de sa propree presentation. Cette dernière se cache comme 'cas' ou 'instant de la presentation'' sous ce qui est présenté, Pétant. Mais prétendre pouvoir la mettre enn lumière nécessiterait la certitude que la presentation actuelle soit identique a lala presentation située dans un autre univers. Et comment le savoir ? L'être n'a pass de lumière, il est plutot destine a Pobscurité. Doute de YEntbergen-VerbergenVerbergen heideggerien ; doute aussi de 1'ontologie en general.

Ainsii Lyotard s'inscrit dans la tradition de Pontologie-négative.

Cee qui n'est pas présenté n'est pas. La presentation comportée par une phrasee n'est pas présentée, elle n'est pas. Ou : l'être n'est pas (D, no. 127). .

Pourr présenter la presentation, et done l'être pluriel, qui est sans être présenté, il fautt la transformer en element de la situation de 1'univers phrastique. L'être devenantt ainsi étant d'une phrase ontologique est Ia 'negation' de 1'être-présentation.. Cependant, cette negation' n'est pas de 1'ordre de la dialectique speculative'' hégélienne.8 Que l'être doive mourir pour être pensé ne comporte pass la foi dans sa resurrection par le concept. Le nihilum n'est pas 1'absence de l'être,, n'est pas son contraire. II est le 'rien* de la res (le rapport entre res et 'rien'' est étymologique), c'est-a-dire 1'absence dans et par la presence de la 'chose'.. La négativité de l'être relève de la difference, dans le sens de Discours,

figurefigure qu'on vient de discuter. Presence d'un 'trop' qui fait 'trou' dans le

Enn s'appuyant sur ta dialectique negative selon Adomo et sur la difference qu'il fait entre 'exemple'' et 'modèle', Lyotard discute 'Auschwitz' comme le modèle d'une para-expérience. « Lee modèle répond è ce renversement du destin de la dialectique : il est le nom d'un quelque chose (d'unee para-expérience, d'une parempirie) oü la dialectique rencontre un négatif non niable, s'y tientt dans l'impossibilité de la redoubler en un 'résultat'. » Auschwitz est le nom pour Ia mort absolue,, qui n'est pas la fin du fini, ouverture de 1'infïni du concept, mais « la fin tout court, y compriss la fin de 1'infini ». Ce nom est en jeu a chaque instant d'enchainement des phrases, instantt d'incommensurabilité et de la question arrive-t-il ?, qui est le vide de 1'occurrence (Fall). (Lyotardd 'Discussions, ou : phraser « après Auschwitz »', pp. 286-287,308.)

179 9

Page 186: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

receptaclee des facultés humaines. Cela aussi est une facon qu'a la presentation dee se perdre dans 1'oubli: Fêtre in actu doit mourir pour devenir 'être presentable',, Ie présentant se perd en faveur du présenté in situ qui, néanmoins residee dans une nouvelle presentation (LE, 112).

LaLa prothese de la these

Lee fait que la presentation d'une phrase ne puisse qu'être présentée dans une deuxièmee phrase, qui a son tour comporte une presentation, ouvre a une concatenationn infinie. La presence présentée et la presence comportée en même instantt sont irréductibles 1'une a 1'autre. D'oü la consequence : « la synthese de laa série des presentations presentees par une phrase-cas comporte une presentationn qui n'entre pas dans la série présentée par cette phrase-cas » (D, n° 118).. La situation articulée, la 'pro-position' , est comme une 'prothese', toujourss provisoire, de la position de 1'être, de 1'auto-thèse qu'est la presentationn de la phrase. La mise en situation est le moment synthétisant de la série,, c'est-a-dire qu'elle opère le lien entre les cas séparés qui autrement présenteraientt les phrases dans un rythme de staccato chaotique.

Danss la reconnaissance de ce fait se distingue, comme nous 1'avons indiquéé au début, la philosophic C'est la consequence qu'en tirai t Kant de 1'antinomiee de la raison. C'est 1'idée, le concept de totalité sans restes, qui doit see poser comme problème, faute de quoi on le confond avec le concept presentablee par le schematisme. Cela implique la modestie du cöté de la philosophicc modestie s'appelant critiqu e : toute synthese n'est que synthese provisoire;; synthétiser sans prendre en consideration la condition de sa possibilitéé équivaut a installer 1'illusion transcendantale. Lyotard en tir e encore unee autre consequence. Penser philosophiquement exige 1'abandon de toute instancee neutre et 'hors série' comme par exemple le sujet. II n'y a pas de sujet absolu,, témoignant de la série sans y faire partie. S'il y en avait, la synthese pourrai tt être achevée. La phrase étant presentation d'un univers oü le sujet est situéé et occupe sa place, il faut declarer, en philosophic, le sujet hors série ou horss monde et par cette declaration il est impliqué nécessairement dans la phrase.. L'ego transcendantal et le cogito n'occuperont jamais cette 'place' - qui estt un non-lieu - hors-phrase.

Laa phrase englobe tout, même la transcendance : « la transcendance est unee situation immanente a Tunivers présenté par la phrase qui la declare » (D, n°° 119). Le sujet étant positionné par et dans la phrase, la philosophic du différendd ne peut être pragmatique, considérée du point de vue de la communication,, pour laquelle « un message va d'un destinateur a un destinatairee qui 'existeraient' sans lui » (D, n° 123). La philosophie dans son essencee ne peut être subjectiviste, anthropologique ou humaniste, puisqu'elle se

180 0

Page 187: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

distinguee par le courage d'accepter que la synthese en principe fait partie de la sériee dont elle est la synthese. Mort du sujet, oui, a savoir du sujet métaphysique ett neutre.

CensureCensure kantienne de la presence

Laa difference entre presentation présentant (presentation tout court) et presentationn presentee (situation) provoque chez Lyotard une lecture critique du termee Darstellung dans Pesthétique transcendantale de la première critique de Kant,, lecture élaborée dans la première notice sur Kant (D, pp. 96-100).9

L'idéee d'une donnée (donnée immediate) est une maniere d'accueillir et dee censurer celle d'une presentation. Une presentation ne présente un universs a personne, elle est Pévénement de sa presence (insaisissable). Unee donnée est donnée a un sujet, qui la recoit et la traite. La traiter, c'estt la situer, la placer dans un univers de phrase (D, p. 96).

L'auteurr des trois Critiques est ainsi soumis a 1'invention phraséologique lyotardienne.. « La Darstellung kantienne n'est, malgré le nom qu'elle porte, nullementt la presentation d'un univers de phrase. Elle est la conjonction de deuxx phrases de régime différent » (D, p.99).10 Lyotard soupconne Kant de censurerr la presence (la presentation de la phrase) par le biais de son sujet transcendantal. .

99 II ne s'agit pas ici du problème de la Darstellung proprement philosophique, discuté par Jean-Lucc Nancy et concerné avec F impasse « que 1'exposé philosophique cherche a fournir une 'presentationn directe* du système entier de la pensee ». Le système entier est une Idee imprésentable,, qui repousse le discours philosophique done dans la défail lance oü il ne peut que fournirr de signes de cette totalité. Ainsi il devient 'discours de la syncope', discours 'colore' par lee sentiment double de plaisir - avoir l'idée du système - et de déplaisir - souiïrant 1'impossibiHté dee le présenter -, sentiment sublime done. (Jean-Luc Nancy Le discours de la syncope. 1. Logodaedalus.Logodaedalus. Paris:Flammarion, 1976.) Le theme porte néanmoins sur ce que nous discutons ici :: 'syncope*, le discours philosophique a è faire avec 1'hétérogénéité en son intériorité, avec le problèmee du jugement qui ne peut être qu'un 'saut' - ou un 'lapsus judicii' (Nancy; cf. Enth, 17 notee 3) - par défaut d'une regie absolue de I'enchainement. (Jean-Francois Lyotard 'Judicieux danss Ie différend' in : Derrida, Jacques (e.a.) Lafaculté dejuger. Paris : Minuit, 1985, p. 196-197.) ) 100 L'analyse laisse d'ailleurs entrevoir 1'inspiration freudienne. Cette transcription du vocabulaire dess facultés était déjè fait par Lyotard dans Economie libidinale « Le Je se constitue dans cette relationn de signe [relation è la réalité dénudée de Févénementiel] è la fois comme destinataire (ce quee Kant appelle Sinnlichkeü, Rezeptivitüt) et comme déchiffreur et inventeur des codes (intellect, Selbsttötigkeit,Selbsttötigkeit, autonomie). La réceptivité n'est ici que le moment constitutif indispensable de 1'autoactivitéé » (EL, 63).. Ce qui aftirme, encore une fois, la continuité entre un premier Lyotard 'libidüial'' et un deuxième 'phrastique'.

181 1

Page 188: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Enn effet, dans la première critique, la partie traitant de 1'esthétique transcendantalee s'ouvre avec la une proposition sur Texpérience.

Auff welche Art und durch welche Mitte l sich auch immer eine Erkenntniss auf Gegenstande beziehen mag, es ist doch diejenige, wodurchh sie sich auf diesselbe unmittelbar bezieht, und wodurch alles Denkenn als Mitte l abzweckt, die Anschauung (KRV, A19, 63).

L'analysee phraséologique a pour enjeu de critiquer la notion d'immédiateté intuitiv ee (unmittelbare Beziehung). Selon Kant, la connaissance d'une donnée presupposee - chez 1'homme, correction ajoutée dans la deuxième version de la critiqu ee - la faculté receptive, qui s'appelle Sinnlichkeit (sensibilité, confondue parfoiss par Lyotard avec 'sensation', traduction qu'i l utilise également pour VV Empfindung). Le texte de Kant hésite entre deux expressions. La sensation fourni tt le sujet de 1'objet (Gegenstanderi), mais aussi des representations (Vorstellungen).(Vorstellungen). L'intuitio n est done présentée comme passivité receptive « au cceurr du sujet, comme le dit Lyotard, qui d'autre part comme entendement, jugementt et raison est présenté par la phrase kantienne comme activité catégorielle,, schématique et idéelle » (D, p. 96). Il est clair que 1'hésitation que nouss venons de noter dans la terminologie kantienne, n'est pas dépourvue de sens,, Pinvention critiqu e étant justement la pensee de 1'objet comme resultant dee 1'acte de representation. L'objet résulte d'un Tiltrage' et d'un traitement subjectiff des impressions venant de 1'extériorit é et s'appelle par conséquent ErscheinungErscheinung (phénomène).

I'Empfindun gg comme cceur de I 'experience

Laa passivité de 1'intuitio n que Lyotard intitul e 'cceur', a en elle-même encore un autree cceur, plus profond et plus passif. L'intuitio n peut se rapporter a un objet (Gegenstand),(Gegenstand), si elle est éveillée par une Wirkung (un effet; KRV, A19, 63) de 1'au-dela,, recue par une réceptivité 'nue' et plus passive que 1'intuitio n qui au boutt du compte a un cöté spontane, une réceptivité, Y Empfindung, que Lyotard traduit ,, cette fois-ci correctement, comme « sensation ». UEmpfmdung expliquee Kant est la sensibilité sous son aspect d'ouverture a la matière comme effectivité. .

Inn der Erscheinung nenne ich das, was der Empfindung korrespondiert, diee Materie derselben, dasjenige aber, welches macht, daB das Mannigfaltig ee der Erscheinung in gewissen Verhaltnissen geordnet werdenn kann, nenne ich die Form der Erscheinung (KRV, B34, 64).

182 2

Page 189: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Laa sensibilité {Sinnlichkeit) consiste done en deux couches, Empjindtmg et reine (formelle)(formelle) Anschauung, dont la cooperation constitue Pobjet phenomenal. V'EmpfindungV'Empfindung est Ia faculté d'etre touche par la presence dans la presentation, facultéé paradoxale de 'touchabilité'.

C'estt en effet YEmpfindimg qui est au coeur, Ie cceur 'intrus' dans la faculté intuitive.. Pour Ie sujet, elle est affection, elle touche Ie Gemiit, c'est-a-dire Porganee 'emprique' d'une maniere singuliere.

Aucunn espoir d'universalité avec la seule sensation {Empfindung). Des goütss et des couleurs, on ne discute pas. Et, si Pon en reste la, on n'aura mêmee pas de données proprement dites, mais des moments d'impressions,, des affects, non rapportés a des objets. De simples états duu Gemiit, des idiolectes. Empirisme menacant, comme toujours avec la réceptivitéé (la féminité) (D, p. 96).

Rapportss d'intériorité, YEmpfindung est au sujet, comme la phrase de Pabsolu estt au relatif. La phrase, en tant que telle, presentation, est absolue (D, n° 126), ellee est « cryptage de Pintemporel dans Ie temporei » (CA, 100), de Pabsolu danss Ie relatif. La presentation est absolue par son insaisissabilité, par Pimpossibilitéé de la situer sans la perdre.

L'absoluu est Ie nom vide de ce qui excède toutes les mises en forme et enn objet sans être ailleurs qu'en elles. (MP, 34)

L'absolu,, Ie « sans rapport », peut tout de même « faire signe dans les formes, quii sont relation » {Ibid.). On pourrait Ie résumer comme Pirrécupérable presencee de la presentation qui persiste, insiste et résiste: sa persistance est donnéee avec Ia nécessité de la phrase ; son insistence consiste dans sa fonction dee signal et d'appel; sa resistance dans son exces et dans Pimpossibilité de Ia situerr dans Punivers de phrase, dans son 'inarticulabilité'.11

Kant,Kant, Ie modeste, peut-H faire un tort ?

Ainsii Pesthétique transcendantale est-elle decomposable en deux phrases. La premièree phrase comporte un destinateur inconnu qui « parle matière », comme

111 Lyotard associe la presence indiaiectisable parfois avec Ie sublime, dont la presence ne se fait noterr que par la destruction de Punivers récepteur. (« Avec Ie sublime, Kant aura toujours raison d'unn Hegel. Le Erhabene persiste, non pas au-dela, mais au sein des Aufgehobenen » D, no. 126). Enn effet, le sentiment du sublime n'est qu'un indice de ce qui est permanent, Pabsence de la presencee et la presence comme absence dans la presentation actuelle.

183 3

Page 190: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Iee dit joliment Lyotard, a un sujet, son destinataire. Le sens de la phrase est l'affection,, c'est « une phrase sentimentale ». La question a laquelle elle se réfèree n'est pas opportune. Elle n'est pas un referent determinable dans Tintuitio nn comme une chose, pas encore, et c'est pour cela qu'elle ne peut être davantagee que nouménale. A cette phrase s'enchaïne la phrase dont le sens est celuii des formes de 1'intuition , de 1'espace et du temps, phrase dans laquelle le sujett prend la place de destinateur et le destinateur inconnu de la phrase matériellee devient destinataire. Maintenant il y a aussi un referent, a savoir Pobjett phenomenal.

C'estt par 1'insertion de YEmpfindung dans les formes temporelle et spatiale,, par 1'application done des 'marqueurs déictiques' que le phénomène estt érigé. Entre ces deux phrases, il y a le différend : Ia phrase-forme s'empreint danss la phrase-matière, la soumet a ses régies sans savoir si cette dernière est ainsii adéquatement déterminée. C'est sa violence, si 1'on veut.

Enn superposant la phrase forme, celle du sujet actif, destinateur, a la phrasee matière, dans 1'univers de laquelle il est destinataire, 1'idéalisme transcendantall vient recouvrir le réalisme empirique. Il ne le supprime pas.. Il y a une première phrase, et elle ne provient pas du sujet. C'est pourquoii le recouvrement reste instable (D, p. 99).

Cettee superposition est-elle done un tort , dans la definition lyotardienne : « un dommagee accompagné de la perte des moyens de faire la preuve du dommage » (D,, n° 7) ?

AA première vue il ne 1'est pas. Il s'agirait d'un tort fait par 1'intuitio n au sentiment,, et cela au nom de la rationalité, si cette rationalit é n'était pas critique,, c'est-a-dire modeste et réservée dans sa pretention. Tort serait commis, sii Kant avait presume que la determination intuitiv e exprimait la vérité de la matière,, que le sujet avait un rapport adéquat avec, dans ce cas, ce qui mériterait lee nom de 'nature pure'. Il ne le fait pas: « Natur ist das Dasein der Dinge, sofernn es nach allgemeinen Gesetzen bestimmt ist» (Prol, §14, 49). Il ne tombe pass dans le piège de 1'illusion transcendantale qu'impliqu e la pretention è 1'intuitio nn intellectuelle. D'oü la différenciation critiqu e entre la sphere nouménalee du Ding an sich et le phénomène. Autrement dit, c'est en entendant laa voix de 1'altérité, de la matière et de la presence dans la presentation, par respectt pour son insistance, que Kant a fait la 'trouvaille ' de la critiqu e de la raison.13 3

122 La notion 'première phrase' n'est pas tres precise. En effet, on a vu qu'une première échelon de laa chaine ne se donne pas. La phrase-matière n'est pas présente, elle representee par les phrases duu philosophe qui reconstruit les conditions de la possibilité de Fexpérience données par un autre philosophee en termes de phrases. "" Que Kant s'est rendu compte de cette dépendance de Faltérité, de 1'impensable dans la representationn {Darstellung), a été élaboré dans Benoist 'L'impensée de la representation : De

184 4

Page 191: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Dialogue:Dialogue: refoulement de l'au-dela du logos

Laa duplicité de 1'intuition, c'est-a-dire de la receptivité et de 1'application des formes,, Lyotard la considère caractéristique de Fédifice critique.14 Elle présente laa structure d'un dialogue. Selon Lyotard, cette structure 'dialogique' est égalementt la matrice de la deuxième et troisième critique. Il s'agit toujours d'assemblerr deux elements hétérogènes, dont le rapport peut être concu comme unn échange entre deux 'personnages'. Ainsi Lyotard explique la position du sujett du point de vue d'une communication impossible, reprenant en ceci un thèmee déja décrit dans Economie libidinale (affirmant ainsi implicitement Ia continuitéé de son oeuvre) :

Lee Je se constitue dans [une] relation de signe a la fois comme destinatairee (ce que Kant appel le Sinnlichkeit, Rezeptivitat) et comme déchiffreurr et inventeur des codes (intellect, Selbsttatigkeit, autonomie). Laa receptivité n'est ici que le moment constitutif indispensable de 1'autoactivitéé (EL, 63).

Laa phrase-matière est comme une demande dont la phrase-forme est la réponse. Malgréé le respect et la prudence, le tort reste inevitable (MPhil, 53). Le sujet tt ran seen dantal est comme un sujet borné dans ses possibilités. Il ne peut recevoirr la sensation sans la capter dans des cadres qui lui sont étranges.

[Lee sujet] sait comme destinataire affecté par la sensation, comme receptivité,, que quelque chose, un sens, cherche a se phraser de cóté de Pautre,, et n'y parvient pas dans Pidiome de Pespace-temps. C'est pourquoii la sensation \Empfindung\ est un mode de sentiment, c'est-a-diree une phrase en attente de son expression, un silence ému. Cette attentee n'est jamais comblée » (D, p. 98).

Leibnizz a Kant', in : Kant Studiën (89. Jahrgang, Heft 3). Berlin : Walter de Gruyter, 1998, pp. 300-317. . 144 C'est en ceci que la lecture de Lyotard est plus radicale que celle de Claudia Brodsky, qui comparee le mode de procéder kantien è la narrativité, restant ainsi dans la perspective de la troisièmee personne, perspective théorique qui presuppose 1'echangéabilité symétrique des positionss du destinateur et du destinataire. Dans son ouvrage The imposition of form, Brodsky développee une comparaison entre répistémologie kantienne de la representation et le narratif romanesque,, c'est-a-dire 1'ensemble des régies a constituer une histoire. Pour elle, 1'imposition de Iaa forme, chez Kant, est k 1'oeuvre premièrement dans sa theorie de la connaissance dans la logique,, ensuite dans la theorie du sublime et enfin dans la conception de la liberté, qui, sans recevoirr la forme de la loi ne peut s'imposer. Bien qu'elle cite Le Différend, Brodsky passé sur 1'impositionn la plus radicale, celle qui se déroule dans la receptivité même (Claudia J. Brodsky TheThe Imposition of Form. Studies in narrative Representation and Knowledge. Princeton: Princetonn University Press, 1987).

185 5

Page 192: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

L'impuissancee vis-a-vis de la matière de la sensation peut remplir Ie sujet avec unn certain sentiment de nostalgie, mais cette nostalgie est fausse, en raison de leurr incompatibilité fondamentale. Dans la communication entre matière et forme,, communication des facultés au sens kantien, 1'hiatus reste insurmontable,, même si Ia mise en forme (en situation) peut suggérer autrement.. Il n'y a pas de Einlebung dans cette communication, Ia vie échappe souss la pression formelle.

Faut-ill conclure done que Ie terme de Darstellung n'est qu'un nom donné a cettee structure conversationnelle dans Ie vocabulaire de Kant et qu'ainsi il désignee un tort ? Oui, si Pon suit Lyotard dans son jugement sévère : « On ne saitt jamais ce que I 'Ereignis est. Phrase dans quel idiome ? de quel régime ? Le tortt est toujours de 1'anticiper, c'est-a-dire de 1'interdire » (D, n° 151). Traduite commee 'presentation', la Darstellung est, comme nous venons de le citer, « conjonctionn de deux phrases de régime différent » (D, p. 99), et done anticipationn inevitable et jamais une presentation pure.

Laa Darstellung est en general une adjonction, une conjonction, une misee a cöté, une comparaison, entre une regie établie ou inconnue et une intuitionn (ou ce qui en tient lieu [dans 1'imagination]). Le sujet présente unn objet a une regie, déterminée ou non, en vue de la validation de cette regie,, ou de sa découverte, ou de revaluation de Pobjet (D, p.100).

Or,, puisqu'une telle conjonction est aussi exigée par la connaissance, par ce que Kantt appelle Erfahrung (experience) oü le phénomène est determine par le catégoriel,, oü done sur la phrase ostensive (i'objet-la) de 1'intuition s'enchaïne lala phrase cognitive (le concept) de 1'entendement, Lyotard, dans une argumentationn pas trop élaborée, propose de transferer cette structure de Darstellung,Darstellung, qui selon lui consiste pour son essence dans le « dispositif de passagee » de YEmpfmdung a 1'intuition, aussi au rapport de 1'intuition et de 1'entendement.155 Dans 1'intuition selon Kant il est déja question de 'passage' ou 'd'impositionn de la forme', comme il le sera dans la Darstellung sous le controlee du concept. La Darstellung n'est pas la 'presentation', c'est une representation,, une mise en situation exigée par la faculté d'imagination qui se soumett au régime du concept.

Laa sensation ne serait qu'un idiolecte intransmissible si elle ne subissait laa remontrance de 1'intuition pure. Celle-ci resterait une phrase ostensivee ponctuelle si elle n'était pas soumise aux exigences de

155 Nous allons rencontrer ce transfert analogique également dans la strategie tacite de Kant, voir ici-bass le chapitre 'Orientation comme pré-heuristique'.

186 6

Page 193: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

FF imagination et du concept, et ces facultés a leur tour seratent sans porteee créatrice ou cognitive si elles ne s'en laissaient pas remontrer par laa sensibilité, etc. (D, p.100).

L'intuitio nn prefigure ainsi la connaissance dans une concatenation dialogique. Lee dialogue tient compte de la possibilité 'communicationnelle' de comprehensionn mutuelle des locuteurs, il s'adapte d'avance è Penjeu épistémologique,, en mettant la phrase-matière en situation, et c'est en ceci que «« le refoulement de la presentation sous la representation » aura lieu (D, p. 101).

Chezz Kant, il y a a peine un moment de respect pour la presentation matérielle. Ellee est peut-être trop vite 'oubliée' (même s'il est vrai qu'elle ne peut qu'être oubliée,, il y a des facons possibles de la respecter), ce dont témoigne 1'usage du termee de Darstellung pour la presentation. « Le redoublement ou dédoublement quii affecte déja la sensibilité annonce que le sujet ne peut avoir des presentations,, mais seulement des representations » (D, p.100). Le sujet est un autree mot pour le terrain clos, pour 1'inclusion de Fextériorité comme le non-problématiquee dans la situation phrastique. Ainsi le terme de Darstellung témoignee du 'refoulement' de la presentation dans la critique, et done d'un tort . Lee dialogue a pretention communicationnelle, supprime le dia du logos, 1'« a traverss » qui réfère a la presence 'au-dela' dans la presentation de toute phrase.

AA la defense de Kant, on doit néanmoins se demander s'il est possible dee faire autrement. Si la raison atteste de la presence comme étant 1'imprésentable,, elle ne peut le faire qu'en en étant le traïtre. Annoncer que 1'êtree se perd dans 1'annonce, c'est énoncer une performative aporétique : Pannoncee fait ce qu'elle révèle (en parlant de 1'être, 1'être dont on parle est absent),, mais en annoncant, 1'annonce fait preuve de I'actualit é de 1'être. Commentt s'imaginer une presentation {Darstellung) hors de 1'espace et hors du temps,, ce qui impliquerai t le paradoxe d'une esthétique an-esthétique, d'une presentationn sans aisthèsis et hors-phénoménologique ? Le sentiment souffre de cettee aporie et en est Ie signe, c'est-a-dire — dans les termes des Legons sur VanalytiqueVanalytique du sublime, qu'i l est 'tautégorique': « a la fois un 'état' de 1'ame et l"information '' que 1'ame recueille quant a son état » (LAS, 16). Le sentiment dit :: 'j e vous signale que j e suis en train de vous signaler'. C'est ainsi qu'i l est la phrase-même,, a la fois phrase phrasant et phrase phrasée, phrase sans articulationn dont toute articulation reste 1'otage.16

166 Voir ci-dessous chapitre 13. La phrase-affect est ce qui fait obstruction a la constitution du sujet transcendantall et du sensus communis annoncé par le sentiment du beau. C'est ainsi que la problématiquee de la presence porte plus loin que celle du sublime; 1'éloignement est celui de la tautégoriee sentimentale.

187 7

Page 194: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

LeLe chiasme de la critique : exhibitio et expositio

Unn autre argument a la defense de Kant, plus philologique, est encore possible. Onn doit se demander si le jugement lyotardien n'implique pas une petitio principii.principii. Pour Kant la Darstellung n'est jamais simplement équivalente a la presentation.. La 'Presentation' en est seulement la traduction francaise. Prouver quee Kant fait une erreur en attribuant a la Darstellung la fonction de 'présenter', alorss que 1'allemand kantien n'a pas une telle connotation, revient a prouver une conclusionn qu'on avait introduite comme hypothese. Dans le vocabulaire de Kant,, Darstellung est la traduction du terme dogmatique exhibitio (KdU, §59, 211),, terme qui figure dans la métaphysique de Wolf signifiant 'montrer' ou 'démontrer'.177 Chez Kant, le terme est interchangeable avec celui d'ostentio ou dee demonstrate (KdU, §57 Anm.1, 202). Deux couches de significations sont ainsii a distinguer dans la sémantique du mot : (vor)zeigen et konstruieren (commee dans une preuve géométrique).

Less deux significations figurent dans la citation suivante, qui réfère égalementt au pendant d'exhibitio, a savoir au terme d'expositio.

Demonstrierenn {ostendere, exhibere) heifit, soviel als (es sei in Beweisenn oder auch BloB in Definiëren) seinen Begriff zugleich in der Anschauungg darstellen; welche, wenn sie Anschauung a priori ist, das Konstruierenn desselben heiBt, wenn sie aber auch empirisch ist, gleichwohll die Vorzeigung des Objekts bleibt, durch welche dem Begriffee die objektive Realitat gesichert wird. So sagt man von einem Anatomiker:: er demonstriere das menschliche Auge, wenn er den Begriff,, den er vorher diskursiv vorgetragen hat [i.e. expositio], vermittelstt der Zergliederung dieses Organs anschaulich macht (KdU, § 577 Anm.1,202).

Enn accord avec 1'enjeu du projet critique la Darstellung fonctionne a la lumière transcendantale,, c'est-a-dire autour de la question de la possibilité de 1'expérience.. La mise en lumière (ex-habeo est 'mettre dehors') est une étape danss la procédure juridique : il faut pouvoir présenter un objet dont on pretend avoirr connaissance dans Fintuition pour qu'il puisse trouver validation juridique. .

Laa Darstellung est done le positionnement (Stellung) de 1'objet dans le Da,Da, le hie et nunc dans la fonction de démontrer ce qui dans 1'explication d'un conceptt a été trouvé. A part de cela, darstellen est encore construire. La connaissancee mathématique (géométrique), dit Kant, procédé par la 'construction'' de ses concepts, et c'est seulement dans la mathématique que

177 Cf. Julius Baumann Wolffsche Begriffsbestimmungen. Ein Hilsbüchlein beim Studium Kants. Leipzig:: Verlag der Dürrschen Buchhandlung, 1910.

188 8

Page 195: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

cettee construction est demonstrative (ostentensive oder symbolische KonstruktionKonstruktion ; Anschauungen a priori dargestettt ; KRV, B745, 661). Toute VorzeigungVorzeigung implique, selon 1'esthétique transcendantale, une 'construction' qui relèvee de la faculté de Pimagination (Einbildungskrafi), qu'elle soit productive ouu reproductive, faculté, comme le note Lyotard justement, qui est synonyme duu Vermogen der Darstellung (KdU, §23, 87).

Surr ce point quelques remarques encore. D'abord Uexhibitio est le complément d'expositio,d'expositio, quelquefois traduit par Kant comme Erörterung, déploiement, mise enn place ou explication d'un concept, préparatoire a sa definition (Log, §105, 574-5755 ; KdU, §55, 202)18 Or, dans le rapport entre ces deux termes reside toutee la nécessité de la philosophic transcendantale, on pourrait Pappeler 'chiasmee de la critique', correspondant a I'adage selon lequel les intuitions sans conceptss sont aveugles et les concepts sans intuitions sont vides. La possibilité d'expériencee et de connaissance presuppose la possibilité de la synthese a priori,, c'est-a-dire d'une synthese 'hors série'. Cette question est directement liéee a celle de la possibilité d'une métaphysique. Dans les Prolegomènes, Kant expliquee la possibilité des sciences a priori, de la mathématique et de la science physique,, comme prolégomènes a une métaphysique pure. Il y touche alors au problèmee de la presentation dans la discussion de la possibilité de la mathématiquee pure. Imaginons que notre intuition soit de telle sorte qu'elle atteignee directement les choses en soi. Une telle situation exclurait la connaissancee a priori, et serait fondamentalement empirique. « Denn was in demm Gegenstande an sich selbst enthalten sei, kann ich nur wissen, wenn es mir gegenwartigg und gegeben ist» (Prol, §9,34). Mais, dit Kant, il serait impossible dee comprendre comment je peux avoir connaissance d'une telle chose en soi. Carr 1* intuition de la chose présente (gegenwartige Saché) - done chose en soi danss une presentation permanente done - ne peut pas expliquer comment les propriétéss en soi peuvent être mises a mon pouvoir de representation (in meine VorsteïlungshrafiVorsteïlungshrafi hinüberwanderen können ; ibid.). Problème de 'passage' et de 'transfert',, qui exigerait une sorte de Eingebimg immediate, une donnée (Gebung)(Gebung) a et dans 1'intériorité des propriétés, intuition archétypique.

D'oüü la conclusion, déja établie dans 1'esthétique transcendantale de Ia premièree critique, que la mathématique a priori - et a son instar la métaphysique puree - n'est possible que si mon intuition precede 1'existence effective (Wirklichkeit)(Wirklichkeit) de la chose-qui-résiste (des Gegenstandes). « Wenn sie namlich nichtss anders enthalt als die Form der Sinnlichkeit, die in mei riem Subjekt vor allemm wirklichen Eindrücken vorhergeht, dadurch ich von Gegenstanden

188 Le sort de I'exposition et de 1'exhibition en fonction de l'exponibüité des 'idees esthétiques' en vuee des quelques consequences théologiques, nous avons suivi dans 'Te vondeling. De esthetiseringg van de dogmatiek* in: Michsjol Qrg. 9, n°. 1). Amsterdam/Brussel: Michsjol, 2000, pp.. 3-14.

189 9

Page 196: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

affiziertt werde » (Ibid), Ainsi, la Darstellung n'est pas du tout Ie terme kantien pourr la 'presentation', dans Ie sens que lui donne Lyotard. Kant préféré autres termess pour la designer : Wirklichkeit par exemple.

Deuxièmement,, Ie refoulement de la presentation n'est pas une affaire de Darstellimg.Darstellimg. Si Pon cherche vraiment une reduction, on la trouve dans la fameusee Stufenleiter au début de la dialectique transcendantale (KRV, B376-377,, 354). La, Kant introdui t Ie genre general (Gattung) des Vorstellungen (repraesentationes).(repraesentationes). Il est ensuite fait mention explicite de la Vorstellung mit BewusstseinBewusstsein (perceptio, representation consciente), ce qui suppose mais n'élaboree pas la representation inconsciente, comme seraient les presentations immédiates.. De ce point de vue Lyotard a raison (D, p.100).

L'aflfron tt a la presentation est encore plus évidente lorsque Kant range laa sensatio (Empfindung) et la cognitio (Erkenntnis) directement sous les perceptionesperceptiones et divise la dernière en intuitio (Anschauung) et conceptus (Begriff).(Begriff). La difference entre VEmpfindung et VAnschauung reste done intacte -ainsii que Ie statut cognitif et actif de la dernière -, mais la première (réceptivité pourr Pextériorité effective) est coupée de la 'presentation' puisqu'elle est considéréee explicitement comme representation II y avait encore une hesitation, duee a 1"incongruence' entre VEmpfindung et Pintuition , dans Pesthétique transcendantalee et dans la definition de VEmpfindung comme matière, citée ci-dessus,, dans la dialectique. Est-ce que cette hesitation, analogue a celle de WirklichkeitWirklichkeit et de Dasein?9 est symptomatique de toute pensee aux bords de la representationn consciente et rationnelle, symptomatique du refoulement ?

Troisièmement,, que la série pose Pantinomie de la raison pure qui ne peut être résoluee que par une synthese provisoire, tout cela est la base logico-transcendantalee de Ia philosophic phraséologique. Elle presuppose la procédure dee Postentation et de la demonstration. La série est une totalité qui ne peut pas êtree montrée (dargestellt) et qui, pour cette raison, ressort de Pordre de Pidée. Laa poser comme definitive est tomber dans 1'illusion transcendantale. Lyotard s'yy oppose - fin de grands récits -, et s'appuie ainsi indirectement sur la procéduree de la Darstellung. La critiqu e du concept de Darstellung ne peut donee pas en être une. Sans la Darstellung, la critiqu e perdrait sa pertinence et se montreraitt comme contradiction performative. Le commentaire sur la DarstellungDarstellung vise done une autre chose.

Quellee est cette 'chose' que ce commentaire a pour enjeu ? Lyotard a bienn vu que le problème de la critiqu e transcendantale concerne le passage (hinüberwanderen),(hinüberwanderen), et que Kant cherche une solution dans la position du sujet transcendantal,, horizon a prior i dans Iequel les 'objets' hétérogènes des facultés

199 Dasein correspond a VEmpfindung, dans la mesure qu'elle est seulement rencontrée dans 1'espacee et le temps.

190 0

Page 197: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

hétérogèness peuvent être lies. Dans Panalyse 'anamnésique' de la trouvaill e de laa critique, nous allons tenter de suivre Ie parcours qui y avait mené Kant. Nous allonss voir que la Wirklichkeit (a traduir e peut-être comme 'existence effective') defendd Fhomogénéisation de la facultés de 1'intuitio n et de la discursivité, et qu'enn même temps la faculté d'etre touchée par el!e (qffiziert werden) est présupposéee a 1'éveil de 1'expérience.

Or,, il faut se demander oü situer la problématique du passage. Kant 1'a miss dans Ie cadre du sujet en excluant Ie premier passage comme étant problématique.. Il a tendance a négliger Ie premier moment, non pas par la DarstellimgDarstellimg mais plutót par quelque chose que Pon pourrait nommer Einstettung.Einstettung. Dans 1'esthétique transcendantale, la presentation (presence présentative)) est mi se en forme, insérée dans un ordre, instituée, im-posé. Lyotardd déborde ce cadre par sa trouvaill e de la phrase. Le passage est possible, sanss jamais être définitif , puisque la phrase amène son propre horizon d'articulatio nn possible, a savoir 1'univers de la phrase, et puisqu'elle est soumise aa Ia temporalité successive a travers laquelle les univers sont marqués. Le sujet estt détröné de son statut métaphysique. Il fait part ie de ia succession, et par conséquentt tous les passages tombent au même niveau. Le résultat est que Ia problématiquee de la presentation sera présente a chaque moment oü il est passage.. Que la question de 1'« il y a », de la Wirklichkeit dans sa presence commee force (le 'signe tensoriel' de VEconomie lïbidinale ; EL, 57-64, 70-77) ett dans son retrait comme 1'insituable (la 'phrase-présentation' du Différend et dee la phrase-affect du Supplément au Différend, voir ci-dessous chapitre 13) se posee a chaque instant. En permanence une menace de la stabilité discursive.

Entstellungg dans la Darstellung : il se trouve qu'il trouve que ...

C'estt dans cette perspective que Lyotard a cherché du materiel a penser dans la psychanalyse,, qui avec 1'inconscient était consciente dès son début de 1'instabilit éé des passages (intrasubjectifs, rationnels, historiques et autres). Sa critiqu ee du concept de Darstellung n'est done pas naïve. Elle ne reproche pas è Kantt le refoulement, sachant qu'i l est nécessaire. Elle ne dit pas que la superpositionn intuitive , VEinstettung, est il legitime. Au contraire, le problème estt plutót sa légitimité. La critiqu e de Lyotard est que Kant, en refoulant ce qui nee peut pas être autrement, ait oublié ce qui s'oublie nécessairement, mais qui toutt de même revient dans des symptömes ou des effets de déplacements ou de condensation.. L'oubï i de 1'oubli, que reproche Lyotard a Heidegger dans HeideggerHeidegger et les 'juifs ', chapitre 1 -, est dans une certaine mesure également la fautee que commet Kant, en négligeant dans les deux premières critiques VEntstellungVEntstellung en faveur de VEinstettung et de la Darstellung, c'est-a-dire de la

191 1

Page 198: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

misee en forme des Vorstellungen. Si Ie travail de Lyotard possède Ie caractère d'anamnese,, c'est qu'i l prend d'une certaine facon parti pour V Entstellung.

Lee rapport Entstellung-Darstellung est, selon nous, ontologique. Il implique un rapportt d'incongruence a rintériorit é de la phrase, qui, pour cette raison, mérite lee nom de 'différend même'.20 Etant« un cas de conflit entre deux parties qui ne pourrai tt pas être tranche équitablement faute d'une regie de jugement applicable auxx deux argumentations » 'D, p.9), la phrase peut être appelée 'différend' par analogie.. Supposant la presentation en acte de 1'univers qui est la condition de laa mise in situ, chaque phrase est en soi 1'instabilit é de 1'incommensurable, du différendd entre 'presence' et 'situation' . Les régies d'articulatio n (de 1'univers) sontt incompatibles avec la 'nudité' de la presence. L'enchainement n'impliqu e donee pas seulement le problème du différend aux instants de passage, enchainementt de régimes de phrases (et de genres de discours) hétérogènes, a chaquee instant oü il y a une phrase, ce problème se présente. Le différend est ainsi,, dans son essence, une affaire de temps. Il est un autre nom pour 1'instant, pri ss au pied de la lettre comme instance, comme ce qui ne demeure pas, mais dontt 1'instabilit é ne peut se manifester dans (in) 1'horizon de ce qui est et rend stablee : 1'instant a la fois comme non-stans et in-stans.21 Le différend dans la phrasee est aïnsi dü a son impossible Einstellimg dans 1'univers qui a 1'Entstellungg de eet univers pour son effet.

A-t-onn le droit dire que la phrase est ainsi ce qui precede tout comme 1'indubitabl ee ? Ne faut-il pas penser une 'condition' (plutot une 'in-condition' ) encoree plus 'fundamentally' que celle de la phrase ? La phrase est ce qui montre,, mais qui se montre soi-même ne peut le faire que dans le 'contexte' du déjaa montre. II n'y pas de 'hors-phrase', peut-on affirmer avec Lyotard, même sii le penseur suppose un certain type de phrase, la phrase-affect, comme la presentationn dans le sentiment de la nudité de T'hors-univers'. Le sentiment n'estt néanmoins pas une presentation isolée, mais toujours une interruptio n d'unee concatenation, il est un Einfall : une chute ne peut être entendue que s'il y enn a un echo, qui en est le retentissement déformé.22 La phrase est done ce qui relèvee de VEinfall, 1'occasion déstabilisante par laquelle se trame 1'ordre de la réalitéé parce qu'elle amène son propre univers. Et YEinfall est le différend-même,, différend entre presence présentant et presence presentee.

200 D'oü le titre de 1'article de Lyotard cité dans 'L'insinuation du désir', auquel nous reviendrons danss le dernier chapitre. 211 Cf notre 'Lyotard hie et nunc, quelques mots a 1'occasion de sa mort', in: Psychologie Clinique.Clinique. Nouvelle série n°. 6 (Surdité, tache aveugle), Paris: L'Harmattan, 1998/2, pp. 181-188. 222 Notons: YEinfall n'est pas VEingebung. Il n'y a pas de donateur, pas de sens révélé dans 1'événementt syncopique, pas d'autre 'sens' de toute facon que celui de la 'presence'.

192 2

Page 199: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Peut-êtree faut-il dire: Die Welt ist nicht alles was der Fall ist.23 II n'y a pas de mondee (Welt) sans phrase et pas de phrase sans EinfalL Chaque phrase est Einfall,Einfall, même si elle ne se manifeste pas toujours comme un choc. La phrase est nécessité,, dont la nécessité surgit dans ces instants isolés qui se manifestent parfoiss dans F experience de Tart (la beauté, Ie sublime) et de Pécriture, de la penseee (Ie jugement éthique ou politique) et de la psychanalyse (Panamnèse). Laa phrase est la facticité-même et aussi, en ce sens, 'alles was der Fall ist*, 1**11 yy a\ C'est la raison pour laquelle nous préférons Pexpression de facticité d'« Il see trouve ...». Il se trouve que la phrase est tout. Mais alors, avant la phrase, il y aa la nécessité de 'se trouver'. L'évidence de la phrase est a trouver. De eet il-se-trouvetrouve impersonnel, Ie je-me-trouve, Ie sentiment et Pétat de Fame, en est Ie signe,, comme Pexpression propositionnelle je-trouve-que.24 La trouvaille precedee ainsi la question 'arrive-t-il ?', question d'enchainement que comporte, selonn Lyotard, chaque phrase, puisqu'il n'y a pas de question sans phrase, pas dee phrase sans qu'il se trouve qu'elle soit 'presentee'. La phrase-nue du sentimentt et la phrase articulée se rencontrent dans le fait qu'il y a phrase, il y a «« il-se-trouve ». C'est dans la rencontre de cet « il-se-trouve » impersonnel que Kantt a trouve Pin citation a la recherche de la critique comme réponse a tout ce qu'onn trouvait a son époque sur la problématique de Pêtre.

** * *

233 Pour paraphraser Ludwig Wittgenstein Tractates logico-pMosophicus. Frankfurt am Main : Suhrkamp,, 1990 (1918), p.11. 244 Pour une analyse sémantique-pragmatique du verbe 'trouver', comparer avec Oswald Ducrot 'Jee trouve que', in : idem Les mots du discours. Paris : Minuit, 1980, pp. 57-92.

193 3

Page 200: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

194 4

Page 201: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

DEUXIÈM EE PARTIE

TROUVAILL EE DE LA CRITIQU E

Page 202: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

196 6

Page 203: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Chapitr ee 6

Pertee du Dasein et denouement de Pintuition intellectuelle

(Lecturee de Einzig mögliche Beweisgrund de Kant)

Lee chapitre 'Le referent, Ie nom' dans Le Différend (D, 56-92), concernant les procéduress d'établissement de la réalité, s'ouvre par une these critique :

Less locuteurs ne rendent pas réel ce dont ils parlent en argumentant. L'existencee ne se conclut pas. L'argument ontologique est faux. On ne peutt rien dire de la réalité qui ne !a presuppose (D, no. 47).

Cettee these a ses consequences pour la question de la trouvaille. Si 1'être ne se déduitt pas, la trouvaille ne peut être que ce qui se présente dans et par ce qui a toujourss été presuppose. Elle se distinguerait alors de la creation ex nihilo, la creationn par la voix performative divine. Lyotard fait néanmoins usage du théologumènee 'creation', avec beaucoup de réserves, comme nous Favons expliquéé dans 1'introduction. Le terme indique pour lui Pin-vention de Paltérité, révénementiell qui se produit dans 1'être presuppose.1 La trouvaille est creation quantt a son aspect d'inattendu et d'imprévisibïe, quant è son 'trou' qui dépend duu réseau ontologique (du réseau des valeurs) sans s'y réduire. La trouvaille dépendd du retrait du réel dans la réalité, retrait de la facticité, de Pactualité ou dee la matérialité.

C'estt grace è Heidegger et son article 'Kants These über das Sein', que !aa problématique de 1'impossible déductibilité de 1'être est considérée comme le philosophèmee noeudal de Kant.2 Heidegger analyse a sa maniere la these qui

11 Les termes de 'creation* et d"événement' sont difficiles k associer, même s'ils sont impliqués danss une même idéé: celle de 1'engendrement inattendu. Ils ont été discutés a 1'occasion d'un colloquee autour de Jean Ladrière k Cérisy-la-Salle (21-31 aoüt 1995) sous la direction de Jean Greischh et Ghislaine Florival. Greisch souligne que Ia 'creation' est devenue 'auslegungsbedürftig',, c'est-a-dire qu'elle implique de la description philosophique du monde. Maiss avec elle, Pidée de 'données de faits' ou d'un « don du monde » (Rogozinski) est également problématiquee et des lors toute possibilité de philosophic en tant que telle : peut-on légitimement réfléchirr sur ce qui ne se donne pas, d'une maniere ou d'une autre, k la pensee ? Jean Greisch 'A laa recherche d'un nouveau paradigme', in: idem; Ghislaine Florival Creation et evenement. AutourAutour de Jean Ladrière. Louvain-la-neuve/ Louvain-Paris : Editions de l'institut supérieur de philosophic// Peetere, 1996, pp. 297-323. 44 Martin Heidegger 'Kants These Ober das Sein', in : idem, Wegmarken. Frankfurt am Main: Vittorioo Klostermann, 1978, pp. 439-473. Cf. Frank Schalow The Renewal of the Heidegger-Kant

197 7

Page 204: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

figuree dans la refutation de la preuve ontologique de 1' existence de Dieu, dans laa première critique. Pour lui, celle-ci exprime Ie problème de la difference ontologiquee et de la Seinsvergessenheit, selon laquelle 1'être ne s'exprime dans Iee discours que sur le mode deficient d'une sorte de 'chosification'. La these consistee en trois propositions, dont la première est une negation, la seconde une explicationn et la dernière une position.

SeinSein ist offenbar kein reales Pradikat, d.i. ein Begriff von irgend etwas, wass zu dem Begriffe eines Dinges hinzukommen könnte. Es ist bloB die Positionn eines Dinges, oder gewisser Bestimmungen an sich selbst (KRV ,, A598, 572).

Dir ee que 1'être n'est pas prédicatif mais positionnel, c'est dire qu'i l échappe a la reflexionn logique. Mais 1'être n'est pas 1'étant. Or, loin de prendre cette fuite commee fait accompli ou comme le terminus ad quern de la philosophic, nous la considéronss plutöt comme son terminus ab quo. C'est dans le trou, dans le retrai tt du reel auquel nous voulons rencontrer 1'inaccessibilité de 1'être, que la philosophiee trouve son incitation a la recherche.

Danss le chapitre suivant, nous allons faire un effort de remonter 1'histoire qui precedee la trouvaill e de la critiqu e kantienne. Dans ce mouvement, nous toucheronss en passant a 1'idée scolastique et rationaliste de Yintuitus intellect™, ainsii qu'a la maniere dont Kant 1'a recue dans sa dissertation de 1770 et dans sa refutationn de la Schwarmerei schwedenborgienne en 1766, pour nous concentrer surr les consequences de la these sur 1'être, ou plutöt sur 1'existence (Dasein) tellee qu'elle avait été élaborée déja dix-huit ans avant la Critique de la raison purepure dans Der einzig mogliche Bewiesgrund zu einer Demonstration des DaseynsDaseyns Gottes (1763). Comme nous 1'avons déja precise, il ne s'agira pas d'unee reconstruction historique, ni d'une généalogie. Nous procéderons a faire 1'anamnèsee de la trouvaill e de la critique, de la rencontre du 'trou de reel', qui nouss amènera a la trouvaill e de deux consequences. D'abord, nous serons témoinss de la déconstruction de la figure de pensee de Yintuitus intellectusy

déconstructionn nécessairement présupposée a la problématique transcendantalee qui défmit tout de même la vérité comme problématique de 1'adéquationn (Einstimmung mit dem Objekt, KRV, Al57, 212); ensuite, nous verronss comment cette déconstruction, et par conséquent toute la philosophie transcendantale,, dependent tacitement du théologumène de la creatio ex nihilo.

Dialogue.Dialogue. Action, Thought and Responsibility. Albany : State University of New York Press, 1992. .

198 8

Page 205: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

LafinitudeLafinitude de la pensee humaine

Onn a souvent dit, en simplifïant la lecture de Heidegger, que la critique de Kant consistee fondamentalement en un effort de prendre au sérieux la condition finie dee 1'homme. Contrairement k ce qu'a voulu faire la métaphysique dogmatique, laa critique transcendantale serait sceptique vis-a-vis de toute pretention au savoirr infini. Mais une telle facon d'approcher Kant a Ie risque de négliger Ie faitt que Kant n'a pu, indirectement, que rester fidele è la métaphysique, these commee Ie soutient Heidegger.3 Pour Kant, Ia problématique centrale de la philosophiee était encore cel Ie de 1' adequation ontologique, bien qu'il soit vrai quee la problématique a été déplacée vers celle de la possibilité de Pexpérience. Commee on vient de 1'indiquer dans VInsinuation de vouloir dans la raison, cettee problématique trouve cependant son articulation dans un cadre nouveau. L'adéquationn ontologique est secondaire a la question 'désidérologique'. Cela see montre en ceci que la question 'comment arriver a l'adéquation' est prioritairee a celle qui demande 'comment penser 1'adéquation (en la prenant pourr fait accompli)'. En effet, Ie problème fondamental (Grundproblem) de Kantt est celui du Hen entre la sensibilité et de l'entendement, entre Ie contenu et laa forme. Dans la première critique, la problématique se resume a trouver une 'liaison'' entre deux facultés profondément différentes quant è leur usage empiriquee ou pur (ganz ungleicnartig; KRV, BI76, 197). C'est en ceci que Heideggerr a cru pouvoir trouver la source d'une lecture ontologique de Kant. La critiquee transcendantale concerne selon lui la question de faire la liaison, de fairee Ie 'passage* (transcendere) qui vaut comme 'reparation'. La synthese fondéee dans la fameuse 'imagination transcendantale' est une nécessité ontologiquee pour 1'homme dans sa finitude. Elle remplace, comme nous allons Iee constater, la synthese 'automatique' qui serait caractéristique de l'entendementt divin.5 La finitude de la raison humaine est exprimée par Ie célèbree adage que les concepts sans contenu, c'est-a-dire sans intuitions, sont vides,, et que les intuitions sans concepts sont aveugles (KRV, B75, 95 et passim).passim). Quant a la possibilité de 1'expérience, c'est-a-dire de 1'être, 1'intuition ett Fintellect sont réciproquement dependants. C'est en ceci que Kant atteint 1'apogéee de sa critique sur Ie dogmatisme. Le dogmatisme prend les concepts et less idees pour des entités immédiatement substantielles. Kant les a vides {leer) dee leur contenu ontique prétendu.

33 Cf. Martin Heidegger Die Fr age nach dent Ding. Tubingen : Max Niemeyer Verlag, 1987 (1962),, pp. 87-92. 44 Sueo Takeda Kant und das Problem der Analogie. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1969, p. 122. Nouss donnerons une lecture 'anamnésique' de cette problématique dans le chapitre De la schématisation. schématisation. 55 Marti n Heidegger Kant und das Problem der Metaphysik. Frankfur t am Main : Vittori o Klostermann,, 1991 (1929), 134 ff

199 9

Page 206: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Enn formulant cette possibilité d'une connaissance véritablement humaine, Kant prendd position contre Pidée métaphysique de Vintuitus intellectus.6 Cela ne Fempêchee pas de soutenir avec les métaphysiciens que les deux termes, intuitio nn et intellect, sont operateurs dans la connaissance divine aussi bien que danss celle de Phomme.

L'hommee est creature et imago dei [...]: c'est a partir de Fidée de Dieu quee Fidée de l'homme est formée, par reduction et diminution . Dieu n'estt pas anthropomorphe - rien ne paraït plus scandaleux a Kant que Panthropomorphismee théologique -, l'homme est théomorphe; ce qui faitt qu'i l ne se comprend que comme creature et copie, comme raison ectype,, non archetype, se comprend a partir de son original, de son origine.7 7

Laa question est done de savoir qu'est-ce qui distingue 1'une de 1'autre. Dans Pintuitio nn intellectuelle 'voir ' équivaudrait a 'savoir' dans Ie sens de 'connaitre essentiellement'.. La connaissance divine se donnerait dans une immédiateté, horss des restrictions de la sensibilité, hors du temps et du lieu. Pour Phomme en revanche,, 'connaitre' est tout autre chose que 'voir ' intuitivement et immédiatement.. Ce qui reste néanmoins est le fait que 1'intuitio n soit « le rapportt immédiat de la connaissance avec les objets » (D, n° 96 ; cf. EEPhilWis, 1411 et VocTC, 542-543). La difference concerne la matière de 1'intuitio n humaine,, qui doit être donnée. L'intuitio n humaine est sensibilité, est passive, et laa connaissance qui se construit a partir d'elle exige 1'intervention des concepts ett une synthese spontanée de la part du sujet qui est entendement. Ainsi 1'intuitio nn est-elle soumise a Pactivité intellectuelle humaine pour devenir connaissance.. Dans la critique, la pensee discursive a priorit é sur 1'intuition , la 'médiateté'' sur Pimmédiateté.

66 Cf. Raymond Bénévent 'Kant: intuition humaine, intuition divine' in : Cahiers Phitesophiques dede Strasbourg (tome 5). Strasbourg: Universités des Sciences Humaines, mars 1997, pp. 183-210;; Sarah Gibbons Kant's theory of imagination. Bridging Gaps in Judgement and Experience. Oxford:: Clarendon Press, 1994, pp. 117-123. 77 Eric Weil Problèmes kantiens. Paris: Vrin, 1990, p. 43. 88 L'interprétation de Kant dans la tradition analytique voit ici une inconsequence de la part de Kant.. On lui reproche que rhomme aussi connait par ses intuitions, dans la geometrie ou dans 1'imagination.. Bennett par exemple est d'avis que Imposition entre passivité intuitive et activité discursivee n'est pas pertinente. Or, une telle negligence de 1'hétérogénéité repose sur le rejet ou surr l'incompréhension de la problématique ontologique et métaphysique. Pour Kant, il existe en effett une connaissance intuitive - le mot Erkenntnis est souvent utilise dans le sens general d'« objett de la conscience » - et la connaissance de la geometrie pure se constitue par construction. C'estt pour cela que Kant ajoute le prédicat 'sensible' pour différencier les types de connaissances. L'hétérogénéitéé ne s'applique pas a la difference entre 1'intuition et le concept. Elle s'applique a laa distinction entre 1'empirique et le pur et elle est déterminée par la nécessité que 1'être se donne avantt de se soumettre au subjectif. Cf. Jonathan Bennet Kants AnalyticNvN York: Cambridge Universityy Press, 1992 (1966), pp. 55-56. Pour la discussion avec la philosophie analytique, cf. Jean-Francoiss Lyotard 'Un partenaire bizarre', in : MP, 111-130.

200 0

Page 207: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

LïntuitionLïntuition intellectuelle dans la tradition métaphysique

Selonn une lecture ontologique, c'est déja dans les reflexions de Parménide qu'onn peut déceler Penjeu principal de la métaphysique, qui serait de trouver unee solution pour I'adequation entre 'penser' et 'être'. D'oü, par exemple, la conceptionn scolastique médiévale de la vérité comme adéquatio rei ad intellectumintellectum dont Yintuitus intellectus était P expression. 'Intuitus' s'associe au regard,, a Vintueor, et implique une perception immediate et accomplie; 'intellectus'' est, selon Ia fameuse etymologie scolastique, en quelque sorte une lecturee de Pintimité (est enim intelligere quasi intus legere ; NotPhil, 1 : 1330). Laa possession de 1'intellect' impliquerait la capacité de comprendre les determinationss intérieures completes (innere und durchgdngige Bestimmungeri) dess choses en soi, possession dont se moque Kant en discutant ces philosophes auto-baptiséss comme fondamentaux, - « gründliche Philosophen, wie sie sich selbstt nennen » -, qui pretendent 'percer' les choses de maniere telle « dafi ihnenn nichts verborgen bleibt, was sie nicht erklaren und begreifen könnten » (NegGr,, 2:816).

Laa chose doit trouver sont expression adequate dans Ie concept, pour quee la vérité puisse s'établir. Cela exige une faculté de connaftre correspondantee : par exemple la theooria platonicienne9 ou la visio intellectualis dee saint Augustin et de Nicolas de Cuse (HWPh, 1:349). C'est d'ailleurs dans less écrits du Cusanus qu'on trouve aussi, pour la première fois dans 1'histoire, Ie termee intuitus intellectus (VocTC, 537), qui fera son cours dans les pensees des 'modernes',, de Spinoza, Descartes, Newton, Leibniz et Wolff. C'est ainsi que Ie termee et 1'idée qu'il couvre ont pu trouver leur chemin vers Ie vocabulaire kantien.10 0

Danss un contexte théologique, 1'expression intuitus intellectus implique quee ce qui peut poser problème pour Pentendement humain, ne Ie fait pas pour Pentendementt divin. Cette difference évoque la foi en une autre maniere de penser,, oü penser et voir ne sont que synonymes. La distance entre la chose vue ett la chose pensee, caractéristique pour la Geworfenheit, état de dereliction dans lequell 1'homme se trouve, ne Pest pas du divin. L'être parfait est done la garantiee ideale de la possibilité d'adéquation. Pour Thomas d'Aquin, la vision béatifiantee des mystiques ne serait rien d'autre qu'une sorte d'analogie a

99 On la trouve chez Kant « [Plato] verlangte, dafi die wahren Gegenstande bloB intelligibel waren,, und behaupteten eine Anschauung durch den von keinen Sinnen begleiteten und ihrer Meinungg nach nur verwirrten reinen Verstand »(KRV B882,764). Selon cette definition, Ie terme intuitusintuitus intellectus s'applique également a la mathématique pure. 100 Cf. Amos Funkenstein Theology and the Scientific Imagination. Princeton : Princeton Universityy Press, 1986. Cassirer retrace les sources de Kant même dans Ie neoplatonisme plotinien.. (Ernst Cassirer Kants Leben und Lehre. Darmstadt: Wissenschaftliche Buchgesellschaft,, 1994 (1918), pp. 295-302.

201 1

Page 208: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

1'acquisitionn de la faculté divine. Au moyen de cette vision, 1'homme verrait 'la divinit éé en elle-même' et ainsi s'approprierait 1'ouverture d'une connaissance vraiee de 1'être. Et quand bien même une telle connaissance ne serait pas donnée aa tout Ie monde, 1'idée déja d'une telle connaissance changerait la situation dans laquellee se trouve rhomme, puisque sa maniere de 'se trouver' change radicalementt dès qu'i ! se rend compte de la compréhensibilité en principe de la sourcee de 1'être, dans laquelle il se trouve et qu'i l est lui-même.

S'ill y avait 'intuitio n intellectuelle', comme 1'écrit Kant, il n'y aurait aucunn besoin de tout l'édifïce de la Critique. Le sujet connaitrait la languee de destinateur premier et comprenait immédiatement la valeur référentiellee de la phrase première (D, p. 98).

Laa foi en Vintuitus intellectus rend manifeste le caractère inessentiel de son soucii et de son désir. Elle est 1'expression de la presupposition que la vérité est possiblee et sa recherche done transitoire.

Horss du contexte explicitement théologique qui a la fin du moyen age tutt lentement remplacé par celui d'un questionnement scientifique, c'était YintuitioYintuitio dans sa forme géométrique qui prenait la place de 1'intuitio n divine. L '' invention de la geometrie et de la mathématique, comme paradigmes de la recherchee et comme conditions sine qua non d'accès aux evidences rationnelles, ontt aidé au denouement de 1'idée de 1'intuitio n discursive (NotPhil, 1 : 1368). Cependantt la pretention a la connaissance dégagée de sa part empirique subsistait.. La mathesis universalis de Leibniz (selon Lyotard idéal de la croissancee de la techno-scientificité; L'Inh , 76-77; MP, 113-114) ou le sensoriumsensorium Dei de Newton ne sont que deux transformations de la structure selonn laquelle le divin aurait acces immédiat a la vérité de 1'être. Selon Kant, le premierr tombait ainsi dans 1'illusion idéaliste d'une connaissance des choses en soi. .

Derr beriihmte Leibniz [errichtete] ein intellektuelles System der Welt, oderr glaubte vielmehr der Dinge innere Beschaffenheit zu erkennen, indemm er alle Gegenstande nur mit dem Verstande und den abgesondertenn formalen Begriffen seines Denkens verglich. [...] Leibniz intellektuierteintellektuierte die Erscheinungen (KRV, B326-327, 316-317).

Cett idealisme implique le principe de 1'indiscernabilité des choses concretes et actuelless a la pensee. Newton est critiqu e pour avoir 'chosifié' dans son concept dee sensorium dei ce qui n'est qu'une idéé de 1'intellectus archetypus (KdU, §77,

111 Cf. dans le chapitre 'Incongruence et hétérogénéité' sous le titre Methode métaphysique indirecte : I'experienceI'experience comme indication de l'espace absolue.

202 2

Page 209: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

274).. On a done raison de croire que la naissance de 1'attitude scientifique modernee impliquait au même moment une sorte de 'secularisation' de la figure divinedivine de 1'intuition intellectuelle. Ce qui restait, aussi chez beaucoup des 'modemes',, était la foi en la possibilité de déduire Vesse a partir du passe, par exemplee concernant la preuve de Pexistence de Dieu a la base du principe leibnizienn de meilleur: P'être' est mei 1 leur que Ie 'pouvoir être' et Ie monde n'estt que le meilleur possible.13

LesLes trois faces de Ventendement divin : savoir voir, savoir pouvoir et pouvoir voir. voir.

Lee caractère divin de Vintuitus intellectus vient surtout en lumière dans un trait qu'ontt parfois négligé les commentateurs de Kant. A 1'encontre de la faculté intuitivee humaine, 1'intuition intellectuelle est active et surtout productive. Elle estt divine dans la mesure oü elle est creative, selon la métaphysique occidentale verumverum et factum convertuntur dans le travail de Dieu.14 Ce que Dieu produit n'estt pas le résultat d'un processus d'expérimentation ou d'un effort de réaliser unee idee. Son oeuvre n'est pas poësis dans le sens d'une transformation des matièress pré-données. Pour le divin, en possédant la faculté de 1'intellect intuitif ,, Ie 'penser' et P'être' sont co-impliqués mutuellement. L'idée de 1'intellectt divin est realisable sur Ie coup. Possibilité et réalité vont de pair. En étantt 1'instance de la vérité et de Pêtre, en Dieu il n'est pas question de décalage entree res et intellectus, 1'intuition intellectuelle cache encore l'idée théologique dee la creation.

Laa connotation creative est surtout devenue un aspect décisif de 1'idéalismee allemand après Kant. Fichte, qu'il 1'avait empruntée a Reinhold, 1'a réintroduite.. Contrairement a ce dernier, il ne la prend pas comme portant sur la réceptivitéé subjective {Thatsache), mais comme Pindication d'une subjectivité active,, qui par cela s'autoconstitue par une Thathandlung}5 Schelling a sa manieree définit 1'intuition intellectuelle comme « ein Wissen, das zugleich ein Produzierenn seines Objektes ist » (RGG, 3:797). Or, ce n'est pas seulement 1'idéalismee métaphysique, mais aussi 1'idéalisme critique de Kant, qui est pour

122 Francois Marty La naissance de la métaphysique chez Kant. Paris : Beauchesne, 1997, p. 394. Cf.. Fred Gebler Die Gottesvorstellungen in derfrühen Theologie Immanuel Kants. Würzburg: Königshausenn & Neumann, 1990, p. 58. 133 Funkenstein, o.c., p. 102-104. 144 Funkenstein, o.c, pp. 12 et 292. Funkenstein y reconnaft la preparation de Pexpérimentation scientifique,, qui, elle aussi, croit acquérir une connaissance au moyen de la pratique (Bacon). Danss cette perspective, la performativité dite postmoderne analysée par Lyotard et qui serait Pindexx de la vérité, s'inscrit directement dans le sillage de la métaphysique, a savoir de son « ergeticc ideal» a 1'opposition de son « contemplatif ideal »(Funkenstein, o.c, pp. 297 et 320). 155 Claude Piché 'La ^appropriation fichtéenne de l'intuition intellectuelle' in : Ferrari, Jean (red.) LL 'année 1793. Kant sur la politique et la religion. Paris: Vrin , 1995.

203 3

Page 210: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

ainsii dire un idealisme modéré - 'idealisme transcendantaP16 - et qui consiste précisémentt dans la refutation de toute pretention humaine a Fintuitio n intellectuelle,, qui considère 1' intuitio n intellectuelle comme une blofie SelbsttatigkeitSelbsttatigkeit c'est-a-dire comme une idee qui représente 1'auto-constitution et 1'auto-créationn d'une entité (KRV, B68, 90). Pour Kant, elle est le nom par excellencee pour la fonction d'engendrement par la pensee, une fonction qu'i l appellee intellectus originarius.

[Diee intellektuelle Anschauung ist] urspriinglich , d.i. eine solche, durch diee selbst das Dasein des Objekt der Anschauung gegeben wird (und die,, soviel wir einsehen, nur dem Urwesen zukommen kann ; KRV, B72,, 92).

C'estt pour cette raison qu'elle ne peut être attribuée qu'a 1'être absolu. L'intuitio nn divine telle, qu'elle comporte la connaissance par la vision et égalementt par la creation, disons une connaissance intuitiv e et pragmatique. La premièree porte sur le voir et le savoir, la deuxième sur le savoir et le pouvoir (et lee vouloir).18 Or, on y voit surgir vaguement, dans la conception de Pentendementt divin, ce qui sera determinant a contrario pour 1'architectonique critiqu ee de la raison. Cette imago dei témoigne de sa finitude par 1'hétérogénéité entree deux manières de connaltre, et par 1'hétérogénéité entre la nature et la liberté.19 9

166 L'idéalisme empirique ou materiel nie 1'existence des choses, ou laisse pour le moins irrésolue laa question de la possibilité de discerner le rêve de la réalité. L'idéalisme transcendantal ou formel acceptee la réalité des choses, mais nie le fait que le sujet humain soit capable de les apercevoir telless qu'elles sont, comme choses en soi (Dinge an sich). L'idéalisme est transcendantal en ceci qu'ill prend les phénomènes pour des representations subjectives (Vorstellungen), construites pour leurss formes sur la base d'une matérialité préexistante, par 1'application des formes de 1'intuhion ett des concepts de l'entendement (KRV B519, Mein 491). 177 Le terme est tiré du domaine juridique, oü 1'on parlait d'acuisitio originaria par opposition a YacquisitioYacquisitio derivata pour indiquer ia difference entre la possession due è son propre travail ou duee au travail d'une autre personne. L'homme de Kant n'est pas en possession de lui-même, il ne peutt pas produire le monde, ni se produire lui-même. 11 crée par derivation. « Notre pensee [...] nee serait pas créatrice, mais intuitive et receptive. Lecteur des jurisconsultes, Kant transpose leur terminologiee et distingue Yintuitus originarius, celui qui ne suppose rien avant lui et crée son objet,, comme Yacquisitio originaria ne suppose aucun être juridique et fait que quelque chose devientt mien, c'est-a-dire crée un droit, et Yintuitus derivatus, qui suppose avant lui un objet d'oü ill procédé, comme Yacquisito derivata procédé de ce qu'un autre a déjè fait sien, c'est-Mire supposee un droit antérieur. Seul l'entendement divin est originarius, l'entendement humain est derrivatus.derrivatus. ». Jean Lacroix Kant et le kantisme. Paris: PUF, 1993 (1966), p. 21. 188 Vuillemin note en passant que Newton et Kant étaient d'accord sur 1'aspect indéductible de 1'existence,, mais que le dernier avait pour objet de sa critique Yintuitus originarius, tandis que le premierr cherchait une solution dans 1'idée d'une intuition intellectuelle. Jules Vuillemin 'La theoriee kantienne des modalités' in : idem L 'intuitionnisme kantten. Paris : Vrin, 1994, p. 162. 199 Dans une certaine mesure on pourrait dire que le criticisme consiste dans la fermeture de la philosophicc è la question de créativité. C'est en ceci qu'il se distingue de la phénoménologie husserlienne,, comme 1'explique Lyotard en se référant è Eugen Fink. « La phénoménologie se

204 4

Page 211: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

AA part cette connotation de creation comme une donation immediate et autarciquee de 1'objet de la pensee, il y a encore une troisième signification impliquéee dans 1'idée d'intuition intellectuelle. Dans la Kritik der reinen Vernunft,Vernunft, Kant écrit:

[Diee Idee einer gröBte systematische, folglich auch zweckmaBige Einheit]] ist fur uns gesetzgebend, und so ist es sehr natürlich, eine ihr korrespondierendee gesetzgebende Vernunft (intellect™ archetypus) anzunehmen,, von der alle systematische Einheit der Natur, als dem Gegenstandee unserer Vernunft abzuleiten sei » (KRV, B723, 644).

Cettee intellection archétypique est urbildlich, c'est-a-dire qu'elle produit 1'imagee d'une totalité synthétique qui fonctionne, pour le jugement humain, au niveauu transcendantal, comme representation d'une totalité qui est fondement dee la possibilité de la forme synthétique et de Penchaïnement complet des elements. .

Ess ist hierbei auch gar nicht nötig zu beweisen, daÖ ein solcher intellect™intellect™ archetypus möglich sei, sondern nur, daB wir in der Dagegenhaltungg unseres diskursiven, der Bilder bedürftigen Verstandes (intellect™(intellect™ archetypus) und der Zufalligkeit einer solchen Beschaffenheitt auf jene Idee (eines intellectus archetypus) gefuhrt werden,, diese auch keinen Widerspruch enthalte (KdU, §77,274).

Ill s'agit d'une sorte de 'pouvoir voir', d'une faculté divine de voir la complétudee è la base de son pouvoir la penser.

Ainsii 1'entendement divin se résume-t-il, dans le contexte de la critique kantienne,, comme le 'savoir-voir' qui implique la connaissance intuitive (intuitus(intuitus intellectusX le 'savoir-pouvoir' de la connaissance par fabrication (intellectus(intellectus originarius) et le 'pouvoir-voir' c'est-a-dire de la formation par 1'intellectualisationn (intellectus archetypus). Respectivement: « ein Verstand, in welchemm durch das SelbstbewuBtsein zugleich das Mannigfaltige der Anschauungg geben [werd] » (KRV, BI35, 145b), « ein Verstand, durch dessen Vorstellungg zugleich die Objekte dieser Vorstellung existierten » (KRV, BI38, 150b),, et « eine gesetztgebende Vernunft » (KRV, B723, 644). Ce trias intellectualisintellectualis fait echo a la trinité platonicienne du vrai, du bien et du beau.

posee le problème de 1''origine du monde, celui-la même que se posaient les religions et les métaphysiques.. Sans doute ce problème a été éliminé par le criticisme, parce quMl était toujours poséé et résolu en des tenues aporétiques. Le criticisme Ta remplacé par celui des conditions de possibilitéé du monde pour moi. Mais ces conditions sont elles-mêmes mondaines, et toute 1'analysee kantienne demeure au niveau eidétique seulement, c'est-a-dire mondain »(Ph., 27).

205 5

Page 212: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

CritiqueCritique de Vintuition intellectuelle dans la Dissertation (1770) et dans Traüme (1766) (1766)

Lee chemin qui a mené Kant a sa critiqu e transcendantale sur 1* intuitio n intellectuellee commence bien avant la construction de sa première critique. II fautt suivre la these de certains commentateurs qui ont souligné la continuité danss 1'oeuvre de Kant, qui rejètent une separation trop stricte dans le développementt de la pensee kantienne, et qui considèrent 1'oeuvre couramment ditee pré-critiqu e (Vorkritisch) plutöt comme 'ante-critique' (Friihkritisch). La datee de 1781 impose un tournant seulement dans le respect qu'i l présente la solutionn 'critique ' et 'transcendantale* du problème de 1'adéquation ontologique.. Mais il n'y a plus de critiqu e qu'uniquement transcendantale, c'est-a-diree une exposition des conditions a priori de 1'expérience et de 1'adéquation.. Selon sa racine grecque, 'critique ' signifie 'isoler' . Heidegger soulignee son sens positif et architectonique dans le travail de Kant: « Kriti k ist Grenzenn ziehender, ausmessender Entwurf der reinen Vernunft ». Toute distinctionn en vue de le coherence d'un ensemble mérite ainsi le nom de la critiqu ee : distinction de la forme et de la matière, de 1'intérieur et de 1'extérieur, dee voir et d'entendre, du féminin et de masculin.

Nouss n'avons pas besoin, comme Heidegger, de retourner vers les Grecs.. Dans les lecons kantiens sur la logique, qui ne se déroule pas entièrement selonn la methode de la philosophic transcendantale, on trouve la description suivantee de la procédure critiqu e (kritisches Verfahreri). « [Sie ist] diejenige Methodee [...] nach welcher man die Quellen seiner Behauptungen oder Einwürf ee untersucht, und die Gründe, worauf dieselben beruhen » (Log, 5:515). Selonn cette definition kantienne, la critiqu e est ce qui concerne la recherche et la distinctionn des sources des jugements. Dans cette perspective, on a ainsi raison dee parler de la 'critiqu e pré-critique' . Sans avoir recours au vocabulaire transcendantal,, Kant, en 1770 dans sa dissertation De mundus intelligibilis atqueatque sensibilis, cherchait des sources a la connaissance, qu'i l croyait avoir trouvéess dans la sensibilité et 1'entendement. Dans 1'année précédente, Kant, écrivantt a son ami Marcus Herz, annonce jubilatoire , une trouvaill e philosophiquee qu'i l décrit comme ein grosses Licht. Selon 1'interpretation

200 Gebler, o.c, pp. 61 et 168. Cette these de continuité coincide avec 1'entrée en scène des interpretationss métaphysiques de Kant (contre les interpretations épistémologiques néo-kantiennes).. Malgré leurs differences Wundt, Heimsoeth (et Heidegger) font partie d'un tournant danss 1'interprétation kantienne qui accentue les questions de valeur, d'etre et de continuité historique.. Volker Gerhardt; Friedrich Kaulbach Kant. Darmstadt: Wissenschafthche Buchgesellschaft,, 1989 (1979), pp. 4-23. Quant a la philosophic pratique, Perreijn rejette même la differencee entre la morale pré-critique et critique, et il critique la prétendue evidence du tournant copernicienn vers la philosophic pratique. Perreijn - 'Qualitate* occultae en de periodisering van Kantss ethiek', in : AlgemeenNederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte. 88e Jaargang, Afl . 2 Assen :: Van Gorcum, april 1996, pp. 125-135. 211 Heidegger Die Frage nach dem Ding, pp. 92-94.

206 6

Page 213: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

dominante,, cette lumière correspond a la trouvaille de séparer intuition et entendementt (et pas encore, comme on Ta voulu croire souvent, celle de Fexplicationn du temps et de Fespace en termes d'une intuition formelle). « Today,, even more than at earlier times, the Dissertation is seen as a critical workk ».22 Cette interpretation de Scott-Taggart confirme notre these que la trouvaillee de la critique s'est déroulée dans la problématique de 1'intuition intellectuelle,, et que Vanamnese de cette trouvaille devrait s'occuper d'elle. La lumièree historiquement pré-critique de 1769 était systématiquement une lumière critique,, dans la mesure qu'elle isolait les deuxx sources du connaitre.23

C'estt dans la Dissertation que nous trouvons une refutation sans réservess de Vintuitus intellectus.

Einee Anschauung des Intellektuellen gibt es (für den Menschen) nicht, sondernn nur eine symbolische Erkenntnis, und die Verstandes Tatigkeit istt uns nur durch allgemeine Begriffe in abstracto verstattet, nicht durch einenn einzelnen in concreto. Denn alle unsere Anschauung ist an einen gewissenn Grand einer Form gebunden, unter der allein etwas unmittelbar,, oder als Einzelnes, von der Erkenntniskraft geschaut und nichtt nur diskursiv durch allgemeine Begriffe erfaBt werden kann (MSI, 5:41). .

Laa refutation s'articule encore dans le cadre de la philosophie leibnizienne-wolfïïenne,, mais Fexplication est tout a fait dans la perspective de la future critique.. Leibniz avait discerné la cognitio intuitiva et la cognitio symbolica, une differencee traduite en allemand par Wolff comme anschauender undfigiirlicher Erkenntnis.Erkenntnis. La première serait, selon Wolff, une representation de la chose elle-même,, la seconde la representation indirecte par des mots ou des signes (HWPh,, 10:719). Kant reprend la distinction en Fassociant a celle entre activité ett passivité. L'intellectuel est ce qui se déroule comme activité {Tatigkeit) de Fentendementt au moyen des concepts in abstracto. L'intuition procédé au moyenn des formes et d'une maniere immediate. Par suite, reprenant la distinctionn scolastique entre cognitio intuitiva et abstractiva, Kant considère l'intuitionn comme étant immediate et concrete, et Fentendement comme discursiff et conceptuel. Cette opposition ne se changera plus.

Parr ailleurs, dans le même texte, Kant établit la difference entre l'intuitionn humaine et F intuition divine. C'est parce que notre intuition a son fondementt formel dans le temps et dans Fespace, c'est-a-dire qu'elle se base sur cee qui se trouve être la condition a la connaissance sensible {sinnlichen

222 M.J. Scott-Taggart 'Recent work on the Philosophy of Kant', in : Lewis White Beck Kant StudiesStudies Today. Lasalle (Illinois): The Edward C. Hegeler Foundation, 1969, pp. 13-16. 2323 C'est pour cette raison que Castillo la caractérise comme 'généalogique'. Monique Castillo Kant.Kant. Paris: Vrin, 1997, p. 38.

207 7

Page 214: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Erkenntnis),Erkenntnis), c'est pour cette raison done, que notre entendement, intellectuel, ne peutt être simultanément intuitif. Kant cherche done 1'impossibilité d'une intuitionn intellectuelle humaine dans Ie contexte limité et spécifique de 1'intuitionn humaine. Dans sa soumission aux conditions de la temporalité et de lala spatialité, son intuition est limitée et passive.

Diee Anschauung unserer Erkenntniskraft namlich ist immer leidend ; undd folglich nur insoweit möglich, als etwas unsere Sinne affizieren kann.. Die göttliche Anschauung dagegen, die der Grund der Gegenstandee ist, nicht etwas Begründetes, ist, da sie unabhangig ist, urbildlichh (Archetypus) und deswegen vollkommen intellektuell (MSI, 5:41-43). .

Voilaa Ie troisième aspect de la definition de Yintuitus intellectus : Urbildlich et pourr cela toujours apte a la connaissance de 1'individuel. Et quant a la notion critiquee précritique, cette intuitus intellectus est done critiquée dans Ie sens oü ellee fonde la scission et une différenciation des sources de la connaissance. Sensibilitéé et entendement ont des racines dans des différents sols.

Quatree ans avant la dissertation, dans son Traüme eines Geisterseher de 1766, Kantt tente de réfuter toute pretention philosophique a 1'illuminisme ésotérique, unee philosophie representee par Ie Schwarmer suédois Emmanuel Schwedenborg.244 Cette refutation mérite, elle aussi, 1'épithète de 'critique'. Danss la logique kantienne, on trouve une description de la methode critique, qui,, pas encore articulée dans Ie cadre du transcendantalisme, est tout de même reconnaissablee dans une refutation pré-critique de Yintuitus intellectus. « Die Methodee des kritischen Philosophierens [...] besteht [darin], das Verfahren der Vernunftt selbst zu untersuchen, das gesamte menschliche Erkenntnisvermögen zuu zergliedern und zu prüfen: wie weit die Grenzen desselben wohl gehen mogenn » (Log, 5:456). Différenciation des facultés et determinations des limites dee la raison, telle est la vocation critique dont Ie dernier trait est déja explicitementt revendiqué en 1766. « In so feme ist die metaphysik eine Wissenschaftt von den Grenzen der menschlichen Vernunft» (Traüme, 2:983).

Mettantt fin au problème de 1'adequation entre penser et être, Y intuition intellectuelleintellectuelle est la faculté par laquelle Ie métaphysicien dogmatique croit percevoirr 1'être dans son immédiateté et dans son intériorité vraie. Tout métaphysicienn de ce genre n'était pour Kant qu'un Schwarmer, un Geisterseher. Kantt fait du scientifique et spiritualiste une caricature. Son analyse des ccuvres duu savant suédois, traitant de ses visions dans Ie royaume des esprits, étaient

244 Cf. notre article : 4De uittreding der geesten uit de onmondigheid. Kant en channeling' in: Mirandaa Moerland (red.) De Kool en de Geit in de Nieuwe Tijd. Utrecht: Van Arkel, 1996.

208 8

Page 215: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

pourr Kant les premières pas vers la critiqu e de la raison pure. Cette lecture Ta incitee a trancher a sa maniere entre 'intuitio n sensible', 'intuitio n pure' et 'intuitio nn intellectuelle'. De son rejet de la derniere notion déroule son effort d'opposerr 'intuitionner ' et 'penser discursivement'. Dans cette distinction, Foppositionn entre passivité et activité joue un role important. L'intuitio n humainee est sensible, c'est-a-dire qu'elle est réceptivité pour les données 'extérieures'' au sujet. Seule 1'intuitio n active est pour 1'homme 1'intuitio n pure, dontt témoigne la science mathématique, oü la pensee est construction de formes danss Ie for intérieur du sujet pensant. L'activit é est par la suite associée par Kantt a la temporalité, c'est-a-dire a la succession dans Ie temps. L'intuitio n mathématiquee se déroule dans Ie temps, mais dans un temps tout a fait intérieur. Laa seule maniere de penser activement qui porte sur les données extérieures de laa sensibilité (données qui se présentent dans la double forme du temps et de 1'espace)) est la pensee discursive. Pour Kant, la pensee discursive procédé de Puniversell analytique (analytisch Allgemeineri), c'est-a-dire des concepts (Begriffe),(Begriffe), au particulier (Besondere) qui est donné dans l'intuitio n empirique. Enn revanche, une pensee intuitiv e divine procéderait de 1'universel synthétique (Anschauung(Anschauung eines Ganzen) vers Ie particulier (cf. KdU, B349, 273).

TrouvailleTrouvaille de laperte du Dasein dans Ie Beweisgrund (1763)

Nouss venons de suggérer que la 'critiqu e pré-critique' de l'intuitio n intellectuellee soit préparatoire a la trouvaill e de la critiqu e transcendantale. La sourcee de différenciation entre les facultés est présente dans la dissertation de 1770,, la vocation critiqu e de trouver les limites de la pensee dans la satire de 1766.. En 1763, Kant publie son trait e Der einzig mögliche Beweisgrund zu einereiner Demonstration des Daseyns Gottes. Le texte a été réédité trois fois jusqu'enn 1794, ce qui montre Fintérêt que Kant lui portait . Il y répond a la problématiquee concernant le seul fondement possible a la preuve de Pexistence dee Dieu. C'est done moins la preuve que le fondement (Grund) a une preuve possiblee qui intéresse Kant. Un questionnement qui semble préfigurer Fapprochee juridiqu e de ses critiques transcendantales.

255 Négligeant son caractère critique, Gerding a soutenu la these, è notre avis a tort, que Kant a toujourss cru en Fexistence des esprits. (Johan Gerding Kant en het paranormale. Utrecht: Parapsychologischh Instituut, 1993.) Monique David-Ménard et Gottlieb Florschütz sont plus critiquess et attentifs au róle historique et systématique qu'a joué ce texte. Monique David-Ménard LaLa folie dans la raison pure. Kant lecteur de Swedenborg. Paris: Vrin , 1990, Gottlieb Florschütz SwedenborgsSwedenborgs verborgene Wirkung auf Kant. Wflrzburg: Königshausen und Neumann, 1992. Böhmee et Böhme considèrent le rapport entre Kant et Swedenborg comme la Ursprung der kritischenkritischen Philosophie. Nous crayons plutöt è une multiplicité des origines dans 1'oeuvre dite pré-critique.. Hartmut Böhme et Gemot Böhme Das Andere der Vernunft. Zur Entwicklung von RationalitatsstrukturenRationalitatsstrukturen am Beispiel Kants. Frankfurt am Main : Suhrkamp, 1985 (1983), pp. 250-261. .

209 9

Page 216: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Sonn texte pré-critiqu e mérite surtout Ie titr e de * critique' parce que nous y rencontronss ce que nous croyons être la trouvaill e inchoative de la quête de la philosophicc transcendantale, a savoir la trouvaill e de 1'impossible deduction rationnellee de 1'existence {Dasein). Mais il s'agit de plus que d'une critique. Le krineinkrinein qui sépare le connaissable et 1'inconnaissable, qui isole dans le champ dee 1'être la pensee et 1'existence, la possibilité et la nécessité réelle, est 1'objet d'unee anamnese. La trouvaill e de 1'inaccessibiHté de 1'être ou mieux de 1'être danss son aspect inaccessible - separation du Dasein et du Sosein -, incite la penseee a son travail infini , a la Durcharbeitung et a la 'sublimation' dans la constructionn du système transcendantal. La critiqu e transcendantale sera 1'inventionn répondant a la trouvaill e du trou du reel, qui est 1'existence toujours présupposée.. Or, bien que le concept intuitu* intellectus n'occupe pas une place explicitee dans 1'exposée de Kant, la rencontre du reel dans son retrait correspondd parfaitement avec le refus d'accepter une telle intellectualisation pourr 1'homme. C'est, comme nous allons le voir, surtout 1'aspect de 1'intuitio n originarius,originarius, plus précisément de la faculté de créer ex nihilo, qui coupe le lien entree la raison humaine et la raison divine. L'idée d'un dieu créateur accompagne,, comme son ombre, le projet de la trouvaill e de la critiqu e transcendantale. .

Lee texte consiste en trois parties. La première trait e de maniere a priori de la questionn du fondement a une preuve de 1'existence de Dieu. La deuxième le fait danss une perspective a posteriori. Dans la première partie du livre, on trouve unee argumentation a priori qui concerne le fondement dans le sens strict. Dans laa deuxième, Kant y ajoute des données a posteriori, comme des notions de fmalité,, d'harmonie et de perfection, qui viennent affirmer la trouvaill e de la premièree partie. La dernière partie enfin montre que le fondement a priori est le seull possible pour une futur e preuve.26 En fait, le nceud de la reflexion de Kant see trouve dans la première partie, dans ce que Cassirer a indiqué comme la preuvepreuve ontologique inversée : « [hier] wird nicht die Existenz als ein Pradikat Gottes,, sondern umgekehrt die Göttlichkeit als ein Pradikat der Existenz bewiesen.. »27 Au Heu de vouloir prouver 1'existence a partir du concept de dieu, Kantt tente de prouver que le concept de Dieu est compatible avec 1'indéniable nécessitéé de 1'existence. Nous allons tirer trois consequences de ce

266 (En effet,) ces différentes parties font reference respectivement a des discussions concernant la 'preuve'' leibnizienne, qui conclut è 1'existence surr la base des possibles et concernant la 'preuve' aa posteriori de Wolff. Pour une clarification de ce contexte, cf. Robert Theis 'En quel sens 1'« Uniquee fondement possible d'une demonstration de 1'existence de Dieu » de Kant est-il « unique »» fondement « possible » ?', in : Revue philosophique de Louvain. Tome 95, No 1. Louvain-la-Neuve,, 1997, pp. 7-23. 277 Ernst Cassirer Das Erkenntnisproblem in der Philosophie und Wissenschaft der neueren Leit. (Zweiterr Band). Darmstadt: Wissenschaftliche Buchgesellschaft, 1991 (1922), p. 594. Cf. H. de Voss Kant als theoloog. Baarn: Het Wereldvenster, 1968, p. 41.

210 0

Page 217: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

renversement.. Nous présenterons la these d'abord en fonction de son intérêt ontologique,, ensuite dans sa consequence méthodique et finalement dans son impactt théologique.

RenversementRenversement ontologique

Lee renversement indiqué par Cassirer correspond, dans une terminologie encore toutt a fait tributair e de la métaphysique, a ce qui sera dans la Kritik der reinen VernunftVernunft la these sur Pêtre qu'on vient de présenter au début de ce chapitre. « Lee moins qu'on puisse en dire, écrit Philonenko, c'est que la confiance kantiennee dans le rationalisme dogmatique s'épuise. »28 La these selon laquelle 1'existencee n'est pas un prédicat, est formulée ici comme suivante :

Dass Dasein ist gar kein Pradikat oder Determination von irgend einem Dingee (Beweisgrund, 2: 630).

Sii Pon déterminait complètement (ditrchgangig) une chose dans 1'esprit, c'est-a-diree comme possibilité, cette determination predicative ne résulterait pas dans 1'existencee réelle de cette chose. En séparant possibilité et réalité, Kant s'oppose aa Vintus legere de la métaphysique scolastique. Dans sa critique, le troisième aspectt de 1'entendement divin joue un role décisif. Kant remarque que si Pon imaginaitt Dieu 'créer' une chose entièrement déterminée dans sa possibilité, cettee creation de la presence n'impliquerai t nullement un ajout dans Pensemble dee ses predications. Ainsi Beweisgrund cache un germe crucial de la critiqu e transcendantalee sans être lui-même transcendantal. Il est également question d'unn indice indirect de la brisure dans Vintuitus intettectus.

Laa métaphysique ne peut que penser la creation a partir de la possibilité. Pourr avoir de résultat garanti, Pexistence devrait se trouver dans Tinventaire' duu possible, ce qui est une contradiction. Quand le métaphysicien cherche Pexistencee réelle d'une chose, il est done vain de la chercher parmi ses prédicats,, même pas parmi des prédicats parfaits. Pour pouvoir attribuer des prédicats,, il faut présupposer un prédicable, une 'chose' attribuable, a savoir Pexistencee qui, pour Phomme ne peut être trouvée que dans Pexpérience actuelle.. « Daher man auch urn die Richtigkeit [eines] Satzes von dem Dasein einerr solchen Sache darzutun, nicht in dem Begriffe des Subjekts sucht, denn daa findet man nur Pradikate der Möglichkeit, sondern in dem Ursprunge der Erkenntnis,, die ich davon habe » (Beweisgrund, 2:631). L'exemple d'une Sache,Sache, d'une chose considérée selon sa réalité est le fameux licorne de la

2SS Alexis Philonenko L'ceuvre de Kant. (Tome 1 ; La philosophic pré-critique et Ia Critique de la Raisonn pure) Paris: Vrin, 1993, p. 41.

211 1

Page 218: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

scolastique.. Par YUrspnmge der Erkenntnis est désigné Fexpérience empirique. Lee Dasein existentiel doit être pré-posé (vorausgesetzt).

Diee Beziehungen aller Pradikate zu ihren Subjekten bezeichnen niemals etwass Existierendes, das Subjekt müBte denn schon als existierend vorauss gesetzt werden. Gott ist allmachtig, muö ein wahrer Satz auch in demm Urteil desjenigen bleiben, der dessen Dasein nicht erkennet, wenn err nicht nur wohl versteht, wie ich den Begriff Gottes nehme. Allein seinn Dasein muB unmittelbar zu der Art gehören, wie sein Begriff gesetztt wird, denn in den Pradikaten selber wird es nicht gefunden. Und wenn nicht schon das Subjekt als existierend voraus gesetzt ist, so bleibt ess bei jeglichen Pradikate unbestimmt, ob es zu einem existierenden oderr bloB möglichen Subjekte gehore (Beweisgrund, 2:633-634).

Lee Dasein, on ne le trouve pas par une analyse de jugements prédicatifs. La penseee ne peut que le présupposer. Si nous cherchons le Dasein, nous ne pouvonss pas le trouver parmi les prédicats, parce qu'il appartient de maniere immediatee a la facon dont le sujet est posé. Sans présupposer le Dasein du sujet d'unn jugement, toute predication reste indéterminée et peut porter ou bien sur la possibilitéé ou bien sur la réalité. Chez Kant, la presupposition nécessaire de 1'êtree va de pair avec sa pré-donation. Pour Fhomme 'possibilité' et 'réalité existentielle'' ne sont pas identiques. La recherche de Pêtre ne s'épuise pas dans laa pensee conceptuelle. L'alienation entre concept prédicatif et intuition empiriquee est done implicitement présente. Nous avons déja vu, qu'elle était destinéee è aboutir au clivage explicite dans 1'intuition intellectuelle.

ConsequencesConsequences méthodiques : Real-erklarung - Nominal-erklarung

Dee la these ontologique, Kant tire pour la consequence de différencier 1'usage 'logique'' de Pusage 'thétique' de la raison, en ce qui concerne le concept de Dasein?Dasein?00 Le premier est nommé 'relatif, dans le sens qu'il porte sur les rapportss entre des termes. Le second est nommé 'absolu', puisqu'il s'y agit de la positionn existentielle de Pêtre, une position qui échappe a la competence

299 Remarquons que 1'argumentation est parallèle a celle de Lyotard, qui, dans Discours, figure défendaitt rirréductibilité de la designation a la signification, c'est-a-dire de 1'exténonté signifiable,, et modifïait cette these dans Le Différend en posant le 'différend' entre presence et situationsituation (ici, chapitre 5). . 300 La distinction est pertinente, surtout (si on la considère) par rapport a la discussion sopnistique. Less sophistes produisent leurs « retorsions » rhétoriques aussi dans la these soutenant que parce qu'ill est dit par definition du non-être qu'il est un être qui n'est pas, il est un être, è savoir un être quii n'est pas. La contusion de 1'être logique et de 1'être thétique invite alors au raisonnement sophistee (Cf Aristote Rhét 1402a sur Corax).

212 2

Page 219: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

logique.. Dans une phrase logique, 1'être n'est que la fixation d'un rapport entre deuxx termes dans un jugement. Ce jugement ressort du domaine de la pensee. Cett être presuppose la position et done un autre usage du terme 'être'. « Wir d nichtt bloö diese Beziehung, sondern die Sache an und vor sich selbst gesetzt betrachtet,, so ist diese Sein so viel als Dasein » (Beweisgrund, 2:632). Dans Ie conceptt de cette position (Setzung), l'existence est complètement simple (völlig einfach).einfach). Elle ne connait pas de développement, ni d' explication. Elle se retir e auu traitement discursif. Elle a la clarté et 1'évidence de simplicité, qui est Ie privilegee de 1* intuitio n immediate. Et, comme on vient de Ie voir, cette intuitio n exige,, quant a Pexistence, de rexpérience. Or, comme il n'y a pas de commensurabilitéé entre Ie relatif et Pabsolu, ni entre F usage logique et I'usage thétiquee du concept, il n'y aura également pas d'homogénéité entre ce qui se présentee immédiatement a 1'intuitio n empirique comme existence et la representationn conceptuelle de cette existence.

Quee reste-t-il de la recherche kantienne du fondement possible d'une preuvee éventuelle de l'existence de Dieu, une fois la scission entre possibilité et réalitéé accomplie ? La differentiation entre position absolue et position logique aa pour consequence une reconsideration de la base aristotélicienne logique sur laquellee se fonde traditionnellement une telle preuve. Kant découvre que la deuxièmee loi logique aristotélicienne de la non-contradiction n'est pas suffisantee comme fondement. Elle ne soutient que la pensee comme possibilité, maiss elle est insuffisante quant a la position absolue de l'existence. Bien que la nécessitéé qui est requise pour toute preuve digne de ce nom soit définissable logiquementt comme ce qui « dessen Gegenteil an sich selbst unmöglich ist » (Beweisgrund,, 2:642), la nécessité du Dasein relève d'un autre ordre.

Selonn Kant, une definition logique n'aboutira jamais plus loin qu'au niveauu d'une Nominal-Erklarung. La Realerklarung cherchée par Ie métaphysicienn lui échappe. Il faut distinguer entre logische Notwendigkeit et absoluteabsolute Realnotwendigkeit. « [Die logische Beziehungen zwischen dem Dinge alss einem Möglichen und seinen Predikaten] sind ganz was anders, als die Positionn des Dinges zusamt seinen Predikaten schlechthin, als worin das Dasein bestehtt » (Beweisgrund, 2:642). Ganz etwas anderes, complètement incommensurabless sont Ie Dasein logique et Ie Dasein existentie), et Yintuitus intellectusintellectus sera brisée par leur 'difFérend' .

Quantt a la preuve de l'existence de dieu, tout cela a pour consequence quee cette existence est renvoyée au royaume des pré-conditions indispensables dee la pensee elle-même. Toute possibilité qui peut être pensee, presuppose une réalitéé dans laquelle Ie pensable est donné ou par laquelle il est donné. D'oü la thesee suivante du fondement de toute preuve possible. « All e Möglichkeit setzt etwass Wirkliche s voraus, worin und wodurch alles Denkliche gegeben ist » (Beweiss 2:643). Cette conclusion change profondément Ie statut de la preuve. Cee qui doit être pensé par la pensee comme nécessaire a sa propre possibilité,

213 3

Page 220: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

n'existee pas nécessairement en-soi, mais elle reste nécessaire par rapport a la possibilitéé en tant que telle de la pensee. L'existence precede done F essence danss la mesure oü la première ne peut qu'être pensee. Puisqu'il serait contradictoiree de nier l'existence de la pensee (comme possibilité) elle-même -onn ne peut nier qu'i l y a de la pensee -, il faut accepter nécessairement Pexistence.. « Dasjenige aber, dessen Aufliebung oder Verneinung alle Möglichkeitt vertilgt , ist schlechterdings norwendig. Demnach existiert etwas absolutt norwendiger Weise » (Beweisgrund, 2:643-644). Puisque la negation impossiblee de l'existence présupposée a la possibilité serait identique a la negationn de toute possibilité, l'existence est en soi absolument (schlechterdings)

nécessaire. . Remarquonss encore la chose suivante. Le fondement de la preuve de

l'existencee de dieu se trouve dans la presupposition de la nécessité de 1'être. Celaa n'explique pas comment 's'élever' ou 'sauter' de cette généralité ontologiquee vers la preuve de l'existence d'un être thétique, c'est-a-dire d'un êtree positionnant qui serait Dieu. En fait, ce que le raisonnement kantien préparé,, c'est 1'impossibilité de la preuve de l'existence de dieu autxement que parr un saut dans la foi (Lessing) ou par une sorte de 'fiction ' exprimant 1'idée d'unn être positionnant, appelé Dieu (la dialectique kantienne). La première option,, Kant la rejète comme revelation, Schwarmerei ou illusion transcendantale.. Il faut se demander dans quelle mesure ce rejet a le caractère d'unn refoulement. Le deuxième terme de 1'alternative sera élaboré dans 1'inventionn de la fonction régulatrice de 1'idée de Dieu, dans les trois critiques transcendantales. .

ConsequenceConsequence théologique : ek-sistence de Dieu*1

Lee renversement de la preuve anselmienne dont parle Cassirer a eu encore une autree consequence. Kant est dorénavant en mesure de délier dans le concept du divinn son aspect d'intuitio n intellectuelïe et son aspect créateur (intellect™ originarius).originarius). Ainsi l'existence de Dieu devient indépendante de la creation, et onn y découvre sur le coup la liberté divine quant a son propre produit . La creationn est 1'acte par lequel Dieu s'ek-siste, prend place en dehors de ce qu'i l

311 Dans Heidegger et les 'juifs ', oü, nous l'avons vu, Lyotard pense Vek-sistence en relation avec lee concept freudien de l'enfance, d'une scène archaïque de 'rencontre avec 1'impossible , avec la 'chose'' qui porte différents noms: la difference sexuelle, le 'sexuel', castration de la mere, interditt de 1'inceste, meurtre du père, le père comme nom, dette, loi, stupeur etc. « Quelle que soit laa scène invoquée, dans la nuit des temps, de Hndividu ou de 1'espèce, cette scène qui n a pas eu lieu,, pas eu de theatre, qui même n'a pas été, puisqu'elle n'est pas re-présentable, maïs qui est, et quii est ex-, et le restera quelles que soient les representations, qualifications qu'on pourra en faire, dontt on pourra la doter, eet evenement ek-siste a 1'intérieur, en in-sistance, comme ce qui excède toutee synthese imaginative, conceptuelle, rationnelle » (HJ, 40). un autre terme encore pour cette scènee serait celui de créatio ex nihilo.

214 4

Page 221: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

crée.. La théologie chrétienne, surtout dans son articulation protestante, recoit ainsii a contrario un statut anti- ou para-métaphysique. Ce qui est exprimé dans Iee concept ex nihilo, est l'altérit é du divin, son ek-sistence?2 Ainsi F analogie entree Ie créateur et 1'artiste ou Partisan n'est plus valable (KdU, §§85-86). Regardonss maintenant comment, dans 1'argumentation kantienne, cette transcendancee divine s'installe.

Parallèlementt a la distinction méthodique entre 1'être logique et 1'être thétique, Kantt discerne, dans la question de 1'existence de Dieu, deux manières de réfléchir.. Premièrement, on peut attribuer è Dieu tout ce que Ton veut et cela mêmee selon un principe d'une augmentation de perfection, jamais n'en ré suit era sonn existence (Daseiri). C'est pour cette raison qu'i l faut se méfier de la pensee dee Spinoza. Pour lui, Dieu devient une entité changeable. « Der Gott des Spinozaa ist unaufhörliche Veranderungen unterworfen » (Beweisgrund, 2:633). Or,, cette these mérite une explication, que Kant ne donne pas, explication en conformitéé avec la signification thétique de Pêtre. Ce qui est néanmoins remarquable,, c'est que Kant, pour réfléchir sur la position absolue divine, changee de perspective. Il s'agit d'une sorte de lapsus de la parole. Au lieu de parierr de notre effort de penser 1'existence de Dieu, il s'imagine un Dieu en trainn de créer.

Wennn ich mir vorstelle, Gott spreche über eine mögliche Welt sein allmachtigess Werde, so erteilet er dem in seinem Verstande vorgestelltenn Ganzen keine neue Bestimmungen, er setzet nicht ein neuess Pradikat hinzu, sondern er setzet diese Reihe der Dinge in welcherr alles sonst nur beziehungsweise auf dieses Ganze gesetzt war, mitt allen Predikaten absolute oder schlechthin (Beweisgrund, 2:633).

322 Ainsi notre interpretation de Kant se rapproche-t-elle de la traditio n juiv e (et chrétienne) de l'altérit éé absolue du divin. « La grande force de Pidée de creation, telle que 1'apporta Ie monotheïsme,, consiste en ce que cette creation est ex nihiïo - non parce que cela représente une oeuvree plus miraculeuse que 1'ïnformation démiurgique de la matière, mais parce que, par la, 1'êtree séparé et créé, n'est pas simplement issu du pere, mais lui est absolument autre. » Cette notionn de creation ouvre Tespace' dans lequel, selon Levinas (et Kant), s'insère la philosophic de laa transcendance, c'est-a-dire de Péthique. « Ce qui embarrasse la théologie traditionnell e qui trait ee de la creation en termes d'ontologie - Dieu sortant de son éternité pour créer - s'impose commee une première vérité è une philosophic qui part de la transcendance : rien ne saurait mieux distinguerr totalité et separation que 1'ecart entre 1'éternité et Ie temps. Mais dès lors, autrui , par sa signification,, antérieure a mon initiative, ressemble è Dieu. [...] A 1'idée de totalité oü la philosophiee ontologique réunit - ou comprend - véritablement Ie multiple, il s'agit de substituer 1'idéee d'une separation resistance a la synthese. » Nous croyons que la trouvaill e de F existence en sonn retrait (et du retrait de 1'existence) se révèle aussi bien dans Ie retard éthique (vis-a-vis au visagee de 1'Autre) que dans Ie retard du au 'trop ' de 1'existence. Emmanuel Lévinas Totalité et infini.infini. Essai sur l'extériorité. La Haye: Martinu s Nijhoff / Kluwer Academie (poche), 1971, pp. 588 et 326.

215 5

Page 222: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Laa perspective est maintenant celle du créateur, c'est-a-dire qu'en ce moment-ci Kantt introduit un peu de 1'imaginaire religieux dans son argumentation.

Laa 'presupposition' (Voraussetzung) de 1'existence est a prendre au piedd de la lettre: presuppose est 1'être posé; creation est 'onto-thèse'. Logiquement,, cette 'onto-thèse' se débrouille bien sans 1'idée d'un créateur. Maiss réellement, puis que Ie domaine de la pensee est le possible, cette position pré-poséee échappe a la pensee. Kant se hate, dans la troisième critique, de montrerr que ni 1'association avec la religion, ni 1'existence de Dieu ne sont nécessairee pour 1'usage de ce terme. « Noch ist anzumerken, daB wir unter dem Wortee Schöpfung, wenn wir uns dessen bedienen, nichts anderes, als [...] die Ursachee vom Dasein einer Welt, oder der Dinge in ihr (der Substanzen) verstehen;; wie das auch der eigentliche Begriff dieses Wortes mit sich bringt (actuatio(actuatio substantiae est creatio) : welches mithin nicht schon die Voraussetzungg einer freiwirkenden, folglich verstandigen Ursache (deren Daseinn wir allererst beweisen wollen) bei sich ruhrt » (KdU, §87, 320). Mais celaa n'est-ce pas refouler le fait que tout concept porte nécessairement en lui un aspectt concret, comme il Pexplique dans Was heisst sich im Denken orientierenorientieren ? (voir ici le chapitre Orientation et préheuristique) ? Dans quelle mesuree la pensee est-elle destinée de se dérouler 'elliptiquement', c'est-a-dire danss un 'discours mixte', consistant en speculation par 1'analyse des concepts et enn signification par métaphorisation r

Pourr penser la position absolue, Kant a recours a la théologie, c'est-a-diree a la pensee qui se fonde sur 1'histoire biblique. Ainsi il respecte la defense dee predication existentielle, sans perdre en consequence la possibilité de penser indirectement,, par le biais biblique, sur 1'existence comme position absolue. L'expulsionn de 1'existence de 1'argumentation logique et predicative comporte 1'ouverturee au théologumenon de creatio ex nihilo comme ratio essendi - et non pass ratio cognoscendi - du Dasein. La rupture de 1'intuition intellectuelle, structuree onto-théo-logique par excellence, va de pair avec 1'irruption d'une parolee divine performative : Werde ! Avec ce Werde Dieu n'ajoute pas quelque chosee a son propre être, déja existant. Mais comment, pour qui et de quelle manieree pourrait-il être : 1'existence divine avant la creation invite d'innombrabless antinomies et apories ? Peut-être la 'creation' n'est-elle pas un concept,, mais plutöt 1'expression de 1'antinomie du commencement et de 1'étonnementt devant 1'énigme de 1'existence. « Ou était Dieu avant qu'il crée 1'êtree ? », se demandait déja Saint Augustin. Et Kant, dans la première antinomie,, placait conséquemment « dos a dos » (LAS, 39) la these selon laquellee le monde a son commencement dans le temps et 1'antithese selon

333 La suggestion est de Paul Ricoeur, cf. Hent de Vries Theologie im pianissimo & Zwischen RationalitatRationalitat und dekonstrukt ion. Die Aktualitat der Denkfiguren Adornos und Levinas \ Kampen: J.H.. Kok, 1989, p. 298.

216 6

Page 223: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

laquellee il est infmi (KRV, A426-427, 454) Pour cette antinomie, qui est mathématique,, il n'y a pas de solution.

Ill ne faut done pas, comme Spinoza Ie faisait selon Kant, penser la creationn comme une attribution predicative, mais comme un positionnement absoluu de ce que Fimagination divine a construit comme totalité relationnelle dess possibles (Reihe der Dinge in welcher alles sonst nur beziehungsweise auf diesesdieses Game gesetzt war). Si Spinoza avait raison, Dieu changerait par sa creationn et Ie monde ne serait qu'un attribut de la divinité. On tomberait alors danss Ie pantheïsme dont Kant aurait encore a se défendre plus tard. « Die Welt istt nicht ein Akzidens der Gottheit, weil in ihr Widerstreit, Mangel, Veranderlichkeit,, alles Gegenteile der Bestimmungen einer Gottheit angetroffen werdenn » (Beweisgrund, 2:653). Le monde est creation - un terme ou plutöt une métaphoree empruntée a 1'art par la religion (et/ou vice versa) -, creation ex nihilonihilo si Ton veut garder la position absolue de Fêtre. La creation n'est pas FF attribution de nouveaux traits {neue Bestimmungen) a la totalité de ce qui est représentéé {vorgestellt) dans Fentendement {Verstand) divin (ou par quelque chosee comme le sensorium dei de Newton). La creation est la position absolue dee cette Totalité, c'est-a-dire de cette série des choses {Reihe der Dinge), dans laquellee les choses representees seraient autrement seulement liées a la totalité penseee (wi welcher sonst nur beziehungsweise auf dieses Game gesetzt war).

Laa position spinoziste est rejetée a la faveur d'un Dieu a Fabri des changements,, un Dieu dont le mot Werde résulte en Fêtre comme existence transcendantee - et non seulement en Fêtre comme totalité des rapports -. (Ainsi Kantt legitime les scientifïques de son époque, qui ont mis au jour une harmonie selonn des lois naturelles, c'est-a-dire des rapports determines, pour lesquelles ils n'avaientt plus besoin d'un Dieu intervenant dans le développement des choses.34)) La critique pré-critique de la reduction accidentelle du monde affirme Fhétérogénéité,, la transcendance et Faltérité du divin.

Ainsii Fintroduction du créateur prefigure le développement de la penseee critique en ce qui concerne la conception de Dieu comme Idéé de la Raisonn - Idéé non-constitutive, mais nouménale et régulatrice, a savoir régulatricee comme indication de Fabsoluité et de Faltérité-, mais aussi en ce qui concernee le rejet de toute preuve de Fexistence de Dieu, a Fexception de la preuvee 'morale'. Elle préparé aussi le caractère 'ab-solu' des modalités dans la premièree critique. « [Kant] distingue les nécessités incréés, propres a Dieu, et less nécessités créés qui, bien qu'elles nous soient imposées par des idees claires ett distinctes et que Facte divin en fasse pour nous d'incontestables données de droit,, échappent complètement a notre comprehension en tant que produits arbitrairess de Dieu. Ainsi les modalités, au moins en tant que créées, se trouvent retireess du monde des purs concepts et ramenées, quant a nous, dans Forbite du

Michaell Friedman Kant and the Exact Sciences. Cambridge (Mass.)/ London: Harvard Universityy Press, 1992, p. 11-12.

217 7

Page 224: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

fini .. Le détour par la creation des vérités éternelles ne les soumet cependant qu'indirectementt et qu'imparfaitement au controle d'une connaissance vraiment méthodique.. »35 Penser le Dasein en tant que tel, supposerait le penser comme positionn absolue, c'est-a-dire comme 1'impensable. Impensable il Test, parce quee la pensabilité presuppose une existence a laquelle se rapporter. Il n'existe pass de génétique de 1'être absolu. On ne peut pas prouver ce qui est toujours presupposee a la preuve.

Onn sait que ce positionnement de 1'être par la creation ne peut pas être la réponsee definitive de la philosophie a 1'énigme de 1'existence. Dans son article 'L'instant ,, Newman', Lyotard commente le commencement antinomique : « II a lieuu dans le monde comme sa difference initiale, le début de son histoire. II n'estt pas ce monde puisqu'il 1'engendre, il tombe d'une prehistoire, ou d'une a-histoire.. Ce paradoxe est celui de la performance, ou de recurrence. L'occurrencee est l'instant qui 'tombe' ou 'arrive ' imprévisiblement, mais qui, sitött la, prend place dans le réseau de ce qui est arriv e » (L'Inh , 93). L'antinomi ee du commencement est comme les deux poles inconciliables d'un aimant.. Dans le discours philosophique elle se signale par 1'indécision, elle en signalee les limites, de ce discours qui dans son indecision s'ouvre a d'autres genres,, d'autres métaphores ou images. Dans ce cas-ci, la théologie et 1'idée de laa creation ex nihüo.

Selonn le Beweisgrund, la possibilité de la pensee n'a besoin que de 1'être de la penseee dans laquelle elle s'exprime. Si 1'on niait ce préalable, si Ton niait la positionn absolue, la possibilité de pensee deviendrait incomprehensible parce quee contradictoire. Mais en même temps, comme le domaine de la pensee est le possible,, la position présupposée échappe a la pensee argumentative. C'est ici quee la métaphore reiigieuse fait son entree. Le Dieu créateur ne peut être assujettii è la logique. Il se tient a 1'écart de toute preuve de son existence. 'Dieu'' est le nom pour le 'tenir a 1'écart', nom d*espacement qui isole 1'existencee de et dans 1'être. Parce que, si la nécessité de 1'existence de Dieu est fondéee dans 1'affirmatio n que sans existence positive préalable, toute pensee seraitt impossible, la pensee de cette existence arriver a toujours et par definition tropp tard. Penser la creation, c'est-a-dire la position absolue, sans poser ce qu'on pensee immédiatement, presuppose 1'être posé qu'on est en train de penser et de prouver.. Lyotard dirai t que la presence (ou 1'« en-acte »), se retir e de la situation.. Pour Kant, dans son role de critiqu e pré-critique, la religion signale le manquee de performativit é effective de la pensee humaine, c'est-a-dire du fait qu'ellee n'est pas intellect™ originarius?6 Ainsi la creation recoit a la lumière du

355 Vuillemin, 'La theorie kantienne des modalités', pp. 166-167. 366 Notre these concemant rimportance de la creation est confirmée par Pierre Laberge. Dans son analysee du Beweisgrund, il voit 1'idée de creation comme decisive pour la pensee de 1'existence

218 8

Page 225: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

raisonnementt kantien une signification particuliere. Elle n'est pas concept pour Pexplication,, mais plutot topos religieux indiquant un manque dans la pensee. Dieuu est un lieu, Ie lieu de « 1'absentement de la presence », ex-sistence.37 Or, commee Pécrivait-Lyotard dans les années '70 : « La religion n'est qu'un effet dee manque » (RP, 176).

** * *

dee Dieu. Laberge explique que Ie Beweisgrund s'enchaïne sur Ia refutation des preuves cartésiennee et wolfïienne que Kant avait données dans sa Nova Dilucidatio (1755). Ici comme la, Kantt prend la defense d'une certaine preuve ontologique. « Tandis que Descartes et [...] Wolff avecc lui concluent progressivement du possible comme fondement (Grund) a 1'existence de Dieu commee a une consequence (Folge), Kant conclut régressivement du possible comme consequence aa rexistence de Dieu comme a un fondement » (p. 89). La notion créationniste dans 1'argument dee Beweisgrund fait obstruction surtout a 1'interprétation spinoziste de la preuve ontothéologique. L'existencee absolument nécessaire (ens neccessarium) ne possede pas toute réalité (omnitudo realitatum)realitatum) comme dans Ie panthéisme spinoziste dont Kant était proche dans la Nova Dilucidatio.Dilucidatio. Elle est la réalité la plus élevée (ens realissimum). Seulement certaines réalités pré-données,, comme 1'intelligence et la volonté, peuvent être comptées parmi les determinations de Texistencee absolument nécessaire (p. 90). Selon la première critique, c'est Ie concept spinoziste auquell Ia raison humaine aboutirait naturel lement, si elle ne s'armait pas de la critique. Il s'agit de 1'êtree nécessaire concu comme Ie tout-enveloppant (Inbegriff). Le conflit spinozisme - kantisme see reduit alors dans le Beweisgrund a Ia difference entre Inbegriff et Grund, autrement dit è la considerationn de Dieu non seulement comme fondement logique, mais avant tout comme fondementt réel des possibilités internes (p. 117). Dieu n'est pas Weltbaumeister, mais Urheber. Pierree Laberge La théologie kantienne précritique. Ottawa: Editions de PUniversité d'Ottawa, 1973. . 377 II nous faudrait completer ou évaluer cette lecture par ce qu'a dit Jean-Luc Nancy sur Ia creationn comme étant synonyme d'existence. Jean-Luc Nancy Des lieux divins, suivi de Calcul du poète.poète. Mauvezin : Trans-Europ-Repress, 1997 ; 'La déconstruction du christianisme', in : Études philosophiques,philosophiques, n° 4, 1998, pp. 503-519; et idem 'Dies ilia'. D'une fin a 1'infini, ou de la creation'' in: Dolores Lyotard; Jean-Claude Milner, Gerald Sfez, Jean-Francois Lyotard. LL 'exercise du différend. Paris : PUF, 2001, pp. 77-99.

219 9

Page 226: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

220 0

Page 227: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Chapitr ee 7

Existencee et opposition réelle

(Versuchh den Begriff der negativen GröBen in die Weltweisheit einzufÜhren,, 1763)

Danss son Beweisgrund, Kant a isolé 1'indéductibilité de l'existence comme ce quii pose problème a Ia philosophie. L'existence résiste a la métaphysique, a la reflexionn sur la possibilité, comme ce qui a déja toujours été présupposée. Ainsi, laa position absolue de l'existence échappe. Ce qui se pose est Ie rapport entre dess données, et non les données elles-mêmes. L'existence est en tant que telle 'néant'' pour la reflexion, cependant Ie 'fait' de l'existence est indéniable. Cela incitee Kant a chercher une nouvelle methode pour la métaphysique. Si la logiquee ne donne pas d'accès a l'existence, il ne reste que 1'expérience concrete. Enn ce cas, la métaphysique devrait s'ouvrir a la methode mathématique reprise parr la physique newtonienne, ce que Kant propose de faire dans Ie petit texte VersuchVersuch den Begriff der negativen Gröfien in die Weltweisheit einzuföhren (1763).. 11 s'agit d'enrichir la Nominalerklarung par une Realerklarung qui ne pretendd pas fonder l'existence, mais plutöt lui procurer un acces autre que celui dee la determination des rapports entre les elements qui la constituent. Dans la mathématique,, Kant cherche une methode de relationnalité réelle, une facon de determinerr réellement ces rapports comme une question des forces.

Lee chapitre suivant va montrer que 1'introduction de cette nouvelle approchee en métaphysique résultera en la trouvaille de, au moins, deux sortes de 'rien'.. Le 'rien' logique, exprimé par toute transgression de Ia regie aristotéliciennee de la non-contradiction, est 'rien' pas son impossibilité logique : PP express ion « 'rien' est » se contredit lui-même. Le 'rien' reel par contre consistee en Popposition de deux forces dont Tune annihile 1'effet de Pautre. Peut-êtree que nous devons encore introduire une troisième espèce, a savoir le nihil,nihil, de Vex nihilo, néant absolu, contrepoint de l'existence. Il n'est pas synonymee du rien logique : si la logique ne porte pas sur l'existence, on ne peut diree non plus qu'elle porte sur Pinexistence. Et en dernier lieu un quatrième 'rien'' sera è définir, celui de l'existence lui-même, qui est dans et pour la pensee cee qui ne se pense pas, 'rien' de 1'absence de la presence.

Cess considerations nous pousseront a une lecture de la fameuse table dess 'riens', dans la première critique. Que ce passage témoigne d'une rechute de

221 1

Page 228: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Kantt dans une ontologique déterminée par la logique, ne peut qu'être une impressionn trop furtive : F existence y reste indéductible.1 Nous allons encore dégagerr une heuristique métaphysique, a la base de Fopposition réelle. Le chapitree montrera alors comment la perte de 1'existence (Dasein) dans la pensee provoque,, au moins systématiquement, la recherche d'une nouvelle methode en métaphysiquee a fonction d'heuristique et implique une étape vers 1'invention de laa critiqu e transcendantale. On rencontrera le principe métaphysique de la conservationn de la positivité, dont la légitimité réfère encore une fois a 1'idée de laa creation comme ce qui échappe précisément au principe qu'elle instaure dans 1'existence.. Dans nos termes: la trouvaill e (dans le sens de 'rencontre') de 1'existencee comme le 'rien' de la pensee incite a la trouvaill e ('invention' ) de la critique.. Le texte répond provisoirement a la question : comment faire valoir ce quii se retir e dans le 'trou du reel', mais qui se fait sentir comme opposition réellee ?

UnUn concept physico-mathématique a introduire dans la métaphysique

Danss le Beweisgrund, le Dasein est 1'existence positive et impermeable. Elle est encoree pour ainsi dire 'muette'. Elle ne signifie pas encore. Elle se présente commee le 'sans issue', le cul-de-sac de la reflexion métaphysique. En revanche, danss Negative Gröfie, créé la même année, mais publié Fannée suivante, Kant accedee a Ia problématique de Pexistence a Faide de la mathématique. Avec cettee idee, il s'oppose a la métaphysique de son époque. Arrogante est cette métaphysiquee quant au rapport avec les sciences. Quelques métaphysiciens ont prétenduu pouvoir imiter la methode mathématique, ce qui leur avait en effet procuree quelques avantages. Malheureusement, les désavantages étaient au moinsmoins aussi importants. A la lumière de la mathématique, la métaphysique a dü découvrirr 1'incertitude de ses propres speculations. Mais au lieu de Favouer avecc modestie, métaphysiciens ont souvent régi avec présomption.

Anstattt sich einige von den Begriffen oder Lehren der Mathematik zu Nutzee zu machen, [hat die Metaphysik] vielmehr sich oilers wider sie bewaffiiet,, und, wo sie vielleicht sichere Grundlagen hatte entlehnen können,, im ihre Betrachtungen darauf zu gründen, sieht man sie bemüht,, aus den Begriffen des Mathematikers nichts als feine Erdichtungenn zu machen, die auBer seinem Felde wenig wahres an sich haben.. (NegGr, 2:779).2

11 Ainsi Eugen Fink Alles und Nichts. Ein Umwegzur Philosophie. Den Haag: Martinus Nijhoft 1959,, pp. 85-96. 22 La pelle se moque du fourgon : ce dont Kant blêmera en 1766 (dans son Traümé) la métaphysique,, a savoir son inclination a la fiction {Erdichtung), est exactement ce que la métaphysiquee méprisait dans la mathématique. Pour Kant, le terme péjoratif Erdichtung ne

222 2

Page 229: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Quelquess métaphysiciens se sont intéresses aux résultats de Ia mathématique, maiss ils ne sont alles pas plus loin que limitation (comme Spinoza : de more geometricó).geometricó). L'introduction directe des concepts mathématiques dans Ie champ dee la métaphysique restait hors de leur champ de vision.

C'estt précisément cela, que Kant, comme 1'indique Ie titre de son écrit, veutt faire. Il explique que cela n'est pas irrationnel. On a beau rejeter par exemplee Ie concept d'une petitesse infinitésimale (unendlich Kleine) comme 'fictionneFF (erdichtet), il faut 1'accepter, dit Kant, parce qu'il correspond a Pexpériencee naturelle - Ie seul acces a Fexistence -, pertinente pour toute reflexionn métaphysique. « Denn wenn es Krafte gibt, welche eine Zeit hindurch kontinuieriichh wirken, um Bewegungen hervorzubringen, wie allem Ansehen nachnach die Schwere ist, so mufi die Kraft, die sie im Anfangsaugenblicke oder in Ruhee ausübt, gegen die, welche sie in einer Zeit mitteilt, unendlichklein sein. » (NegGr,, 2:780) La découverte newtonienne de la force de pesanteur resultant danss Vactio in distantia exige une maniere de penser qui était jusqu'alors étrangèree a la métaphysique, mais que Ia mathématique a clarifiée dans Ie conceptt de la petitesse infinitésimale. En approchant Ie point de repos de Pobjet,, son état zéro, la force se diminue d'une maniere graduelle, celle de FF approximation infinie.3

Kantt ne plaide pas pour une imitation de la methode mathématique par laa métaphysique, mais pour F introduction de concepts mathématique dont la valeurr empirique a été prouvée. Il s'agit de la mathématique comme science auxiliaire.. Le texte Untersuchung über die Deutlichkeit der Gnmdsatze der natiirlichenatiirliche Theologie und der Moral de la même année montre que la maniere dontt la mathématique pure approche I' evidence ne vaut pas pour la métaphysique.. Toute Fargumentation dans ce texte consiste a dire que, dans la mathématique,, le concept est créé, et done arbitraire, tandis qu'en métaphysique less concepts sont donnés. De cela découle que les definitions en mathématique sontt données avec la construction des concepts, tandis qu'elles résultent en métaphysiquee de 1'analyse des concepts, parmi lesquels d'ailleurs il y en a d'inanalysabless (comme par exemple celui de Fexistence). Conséquemment, la methodee philosophique exige de ne pas commencer avec les definitions, mais avecc ce qui est donné comme evidence, une methode que Kant compare a la manieree newtonienne de procéder. L'argument resurgira sous une autre forme — aa savoir sans recours immédiat a Fexpérience - dans la première critique : « Die

comptee pas pour la mathématique qui est une science qui procédé par la construction de ses concepts,, e'est-a-dire une science synthétique pure. Dans la table de rien, dont on discutera ci-dessous,, la Erdichtung est Paffaire de Yens rationis (concept vide sans objet), la construction mathématiquee pure avec Yens imaginarium (intuition vide sans objet). 33 Ernst Cassirer étudie 1'histoire du rapport entre Ia geometrie analytique et Ia physique dans : Das ErkenntnisproblemErkenntnisproblem in der Philosophie und Wissenschaft der neueren Zeit. (Erster Band). Darmstadt:: WBG, 1991 (1922), pp. 418-435.

223 3

Page 230: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

philosophischephilosophische Erkenntnis ist die Vernunfterkenntnis aus Begriffen, die mathematischee aus der Konstruktion der Begriffe (KRV, A713, 657).

Lee concept a introduire , dont Kant prend la defense, est celui de la 'grandeurr negative'. Son introduction n'est done pas un plaidoyer pour 1'imitatio nn méthodique de la mathématique. Elle est plutot une incitation a prendree au sérieux la physique (newtonienne), dont la mathématique n'est qu'un outil .. Kant développe 1'idée de Newton concernant les forces d'attraction et de repulsion.55 Il avance la these que 1'une comme 1'autre sont des forces 'positives',, mais contrariées.6 Si une chose tombe, la force d'attraction (la pesanteurr des choses) ne disparait pas au moment ou 1'objet a trouvé son lieu de repos.. D'une maniere latente, 1'attraction reste présente comme fondement positif,, même quand elle n'est pas actuellement effective, puisqu'on n'a qu'a souleverr le support, et 1'objet en repos poursuivrait sa chute. Or, le concept d'unee grandeur negative exprime que la latence de la force ne doit pas être penseee seulement comme une 'absence presque totale', e'est-a-dire au moyen duu concept de 1'approximation infinie. Qu'un objet attir é par la force de pesanteurr puisse trouver son repos, cela implique V Undurchdringlichkeit de ce support.. « Die Undurchdringlichkei t [setzet] eine wahre Kraf t in den Teilen des Körperss voraus, vermittelst deren sie zusammen einen Raum einnehmen »

(NegGr,, 2:791). Lee repos est 1'équilibre entre 1'attraction {Anziehung) et la force

contrariéee {Zunickstofiung). Les deux forces sont également positives.

Wennn ihr nun Anziehung eine Ursache, welche es auch sein mag, nennet,, vermöge deren ein Körper andere nötigt, gegen den Raum den err einnimmt zu drücken, oder sich zu bewegen [...], so ist die Undurchdringlichkei tt eine negative Anziehung. Dadurch wird als denn angezeigt,, daB sie ein eben so positiver Grund sei als eine jede andere Bewegkraftt in der Natur und die negative Anziehung eigentlich eine wahree ZurückstoBung ist (NegGr, 2:791-792).

44 La validation de cette distanciation quant au rapport entre 1'oeuvre pré-critique et critique peut êtree différente. Philonenko souligne Ia distance. Philonenko, o.c. (tome 1) 1993, pp. 49-50. Chenett met 1'accent sur le caractère préparatoire. (Chenet in : CEPh, p. 1229). 55 Dans sa cosmologie, Kant avait développe sa vision sur Tattraction qui détermmera, selon Susan Meldd Shell, toutes ses reflexions a venir. (The Embodiment of Reason. Kant on Spirit, Generation andand Community. Chicago/ London: University of Chicago Press, 1996, pp. 31 -80. 66 David-Ménard se trompe en remarquant que la force d'attraction était « la seule force admise parr Newton ». (David-Ménard, o.c. 1990, p. 62) La faute n'est pas seulement historique (HWPh 8:884-890),, comme montre la Theorie du Ciel de Kant qui cite Newton pour les deux forces. (Cf. Hartmutt Böhme et Gemot Böhme Das Andere der Vernunft. Frankfurt am Main, 19%, p. 97) La fautee est aussi exégétique. « [Newton verglichl die anziehende Kraft, welche in vermehrter Weite, dochh nahe bei den Körpern nach und nach in eine zurQckstoBende ausartet, mit den Reihen, in denenn da, wo die positive GröBen aufhören, die negativen anfangen »(NegGr.., 2:781).

224 4

Page 231: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Ainsii la physique newtonienne rend-elle possible la pensee simultanée de 1'absencee d'effectivité et de la presence latente de la force comme Ie fondement positiff d'une actual isation possible. El Ie montre a la métaphysique que la positivitéé existentielle s'avère Ie lieu de forces positives mais contrariées. C'est parr Ie biais de la problématique des effets physiques que Kant trouve moyen de réfléchirr sur I'existence positive. Et c'est de cette contradiction positive que Kantt revendique I'introductio n dans la métaphysique, dont la seule approche logiquee est insuffisante.

DeuxDeux sortes de 'tien *: vers wie métaphysique des forces

Pourr Ia métaphysique traditionnelle, la contrariété des forces réelles pose problème.. Kant explique que Fopposition logique et 1'opposition réelle sont des phénomèness entièrement différents.

Einanderr entgegengesetzt ist: wovon eines dasj enige aufhebt, was durch dass andre gesetzt ist. Die Entgegensetzung ist zwiefach: entweder logischlogisch durch den Widerspruch, oder real, d.i. ohne Widerspruch. Die erstee Opposition [...] besteht darin: daB von eben demselben Dinge etwass zugleich bejahet und verneinet wird . Die Folge dieser logischen Verknüpfungg ist gar nichts {nihil negativum, irrepaesentabile), wie der Satzz des Widerspruchs es aussagt. [...] Die zweite Opposition, namlich diee reale, ist diejenige: da zwei Pradikate eines Dinges entgegengesetzt sein,, aber nicht durch den Satz des Widerspruchs. Es hebt hier auch eins dasjj ent ge auf, was durch das andere gesetzt ist. [...] Die Folge davon ist auchh nichts, aber in einem andern Verstande wie beim Widerspruch {nihil{nihil privativum, repaesentabile). Wir wollen diese Nichts künftighi n Zeroo = 0 nennen » (NegGr, 2:783).

Kantt reproche è la métaphysique classique de ne vouloir accepter qu'une forme d'opposition,, a savoir cel Ie de 1'opposition logique (appelée par David-Ménard 'absolue'),77 qui est résumée dans la logique aristotélicienne. La première loi stipulee la possibilité de 1'identité de 1'être. Cette identité est garantie par la prohibitio nn logique de la contradiction interne - la deuxième loi -, selon laquelle unee chose ne peut porter un certain prédicat en même temps que son contraire8.

77 Pourtant, ce terme provoque aisément une confusion: 1'opposition logique, qui est contradictionn et en ce sens signe de 1'impossible n'est 'absolue* que dans la perspective de la logique,, mais non pas dans celle de laSetzung absolue. David-Ménard, o.c. 1990, p. 63 et passim. ** En fait, c'est dans cette condition ajoutée 'en mème temps' que reside toute la problématique du rapportt de la logique et de Pexistence. Selon la KRV, Ie temps, forme de 1'intuitkm , est la conditionn pour I'objet d'apparaftre, c'est-a-dire que Ie temps est I'index - comme Ie disent les sémioticienss - de Pexistence qui ainsi se retir e de la logique.

225 5

Page 232: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Celaa implique en fin Ia loi du tiers-exclu. L'auto-contradictio n n'est pas acceptable,, son impossibilité étant celle du nihil negativum. En revanche, la physiquee montre dans 1'expérience concrete 1'insuffisance de cette conception logiquee du nihil Si en effet dans un objet les forces d'attraction et de repulsion (d'imperméabilité)) s'opposent symétriquement, il en résulte un état zéro, qui est unn nihil relatif , relevant de l'équilibr e des forces. Il s'agit alors d'une quasi-absencee des forces, nommée par Kant Ie nihil privativum.

Laa logique ne pense 1'opposition que comme Widerspruch, littéralement commee 'contradiction' ; la mathématique est en état de la penser comme Entgegenstellung,Entgegenstellung, c'est-a-dire comme 'contra-position' (ou simplement 'op-position').. Le Widerspruch relève de 1'entendement, VEntgegenstellung de la sensibilité.. Dans un cas, 1'opposition est 'absolue', logiquement absolu, puisque laa logique n'accepte pas de position intermediaire. Dans 1'autre, 1'opposition est réelleréelle (Realopposition) et relative, dans le sens qu'elle dépend du rapport entre deuxx positivités qui se contrarient Tune et 1'autre.

Pourr exprimer symboliquement cette opposition réelle, la mathématique se présentee comme science auxiliair e a la physique. Kant attir e 1'attention sur le faitt que la notation symbolique ainsi que 1'expression {Ausdruck) negative GröfieGröfie ne doivent pas porter a confusion (NegGr, 2:787). La positivité et la négativitéé ne sont pas intrinsèques aux chiffres auxquels elle sont attributes souss la forme de + ou de -. « Eine Gröfie ist in Ansehung einer andern negativ, inn so feme sie mit ihr nicht anders als duren die Entgegensetzung kann zusammenn genommen werden, namlich so, daB eine in der andern, so viel ihr gleichh ist, aufhebt » (NegGr, 2:786).9 Le symbole (- 3) est aussi bien une grandeurr que le (+ 8), d'oü le paradoxe apparent que la soustraction de -3 et de -77 résulte dans une augmentation (- 10): si la négativité était le prédicat qualitati ff du chiffre, la soustraction résulterait en une diminution . Les symboles duu + et du - ne referent qu'aux rapports entre des forces, mais ils n'expliquent rienrien sur leur determination intrinsèque {innere Bestimmung). L'existence se tait encoree dans son intimité , même si elle se laisse penser selon son effectivité (ou ineffectivité). .

99 D'ailleurs, Kant differe encore entre deux formes de cette opposition réelle. Cette opposition peutt être ou bien effective (wirklich, oppositio actualis), ou bien potentielle (möglich, oppositio potentiate).potentiate). Actuelle est 1'opposition dans le cas oü deux forces positives mais contranées quant a leurr effectivité, se rencontrent dans un même sujet. Par contre, si ces mêmes forces touchent è deuxx objets différents, leur opposition reste seulement potentiellement effective. De telle sorte sont,, selon 1'exemple de Kant, le Lust et le Unlust quand ils font evenement dans deux sujets psychologiquess différents (NegGr.,2:806-807).

226 226

Page 233: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

CommeComme I 'existence, I 'experience réelle s 'oppose a la logique

L'existencee ne se reduit pas a la logique, et nous venons de présenter la mathématiquee de Popposition réelle pouvant être un moyen d'acces malgré tout. Cependantt une argumentation inverse pourrait également être défendue: Poppositionn réelle, c'est-a-dire Pexpérience concrete montre que la logique n'estt pas suffisante pour une métaphysique de Pexistence.

Beii der logischen Repugnanz wird nur auf diejenige Beziehung gesehen,, dadurch die Pradikate eines Dinges einander und ihre Folge durchh den Widerspruch aufheben. Welches von beiden wahrhaftig bejahendd (realitas) und welches wahrhaftig verneinend (negatio) sei, darauff hat man hierbei gar nicht acht. Z.E. Finster und nicht finster in einerleii Verstande zugleich sein ist in eben demselben Subjekte ein Widerspruch.. Das erstere Pradikat ist logisch bejahend, das andere logischh verneinend, obgleich jenes im metaphysischen Verstande eine Negationn ist (NegGr, 2:784).

Laa logique porte seulement sur Popposition relationnelle et formelle des prédicats,, c'est-a-dire sur le rapport d'identité formelle. Mais cela ne révèle rien quantt a Pessence véridique (wahrhaft) du phénomène dont le concept est la representation.. La logique ne dit rien sur la question concernant la réalité (realitas)(realitas) ou la négativité (negatio). La métaphysique concerne les fondements dee la possibilité, en ce cas-ci de la possibilité de Pobscurité. Elle accepte que Pobscuritéé soit déjè 'en soi' une negation, puisqu'elle est absence de luminosité. Lee terme d^obscurité' fait reference a Pexistence expérimentée et suggère Pabsencee de quelque chose, a savoir de la lumière.

Mêmee si c'est seulement en passant, la phrase selon laquelle Pobscurité estt une negation pour la métaphysique, est révélatrice quant a notre effort de reconstruiree la possibilité de P invention critique a partir de Pexistence, de Ia 'trouvaille',, qui se présente a Kant comme une 'perte' dans la métaphysique procédantt logiquement. Ce que Kant découvre en 1763, c'est que la determinationn métaphysique de la chose, c'est-a-dire la qualification essentielle ett nécessaire de la chose en-soi, ne se reduit pas a la logique et cela pour deux raisonss : premièrement parce que Pexistence n'est pas un prédicat (comme Fa montréé le Beweisgrund), deuxièmement parce que Pexistence fait preuve de son intraitabilitéé par la logique dans le fait du rien resultant de Popposition réelle (ici(ici dans Negativen Gröfie). Cependant le raisonnement de Kant ne porte pas pluss loin que le denouement de la logique et la métaphysique. Pour Ie reste, son discourss reste tributaire de F idéal métaphysique, a savoir la determination de Pêtree en soi.

227 7

Page 234: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Justee avant de passer a la deuxième partie qui traite des exemples concrèts, Kant introduitt la difference entre absence (Mangel) et manque (Beraubung). Le mot BeraubimgBeraubimg représente en allemand le concept latin de privatio. 'Mangel' représentee des termes comme defectus et absentia. Il s'agit d'un vocabulaire métaphysique,, mais, plus interessant que cela, Kant explique la difference entre less deux en faisant recours a un mode métaphysique de penser qui pretend au fondementt des choses en soi. « [Die Mangel] erfordert keinen positiven Grund, sondernn nur den Mangel desselben, [die Beraubung] aber hat einen wahren Grundd der Position und einen eben so groBen entgegen gesetzten » (NegGr, 2:790).. Si nous appliquons la difference a 1'exemple de Pobscurité, comment deciderr ? Ou bien 1'obscurité est due au manque d'un fondement ontologique positif,, ou bien elle 1'est au conflit réel des forces. Kant lui-même avoue que la differencee est souvent difficil e a determiner. « [Es ist] oftmals schwer sei auszumachen,, ob gewisse Verneinungen der Natur bloBe Mangel urn eines fehlendenn Grundes willen, oder Beraubungen sein aus der Realentgegensetzung zweierr positiven Grimde » (NegGr, 2:813). Pensant dans la perspective de la tournuree transcendantale, on dirait plutöt qu'elle est indeterminable tout court. Commentt la penserr ? II faudrait avoir acces a la position fondamentale (Dasein commee position absolue) comme le seul fondement vrai (wahren Grund) du Mangel.Mangel. Si le Mangel est une « Verneinung schlechthin » (NegGr, 2:794), elle estt 'absolue', c'est-a-dire 1'effet 'd'absence de positivité', du nihil absolutum.

Nouss ne pensons pas qu'a 1'époque Kant aurait répondu que le manque dee fondement positif s'explique adéquatement a 1'aide de la logique (a savoir du SatzSatz des Widerspruchs). Cela signifierait retomber dans la logique rationaliste ouu la dogmatique avait englobé 1'existence. L'absence du nihil absolutum n'est pass due a 1'impossibilité logique. Nous nous trouvons a mi-chemin entre la métaphysiquee dogmatique et la critique transcendantale. D'un cöté la métaphysiquee a perdu de son assurance dans la logique, dont 1'ontologie est en trainn de s'émanciper. De 1'autre elle n'est pas encore entree dans le champ transcendantal,, oü prévaut le rapport de 1'existence donnée aux facultés de la connaissance.. En 1763, Kant cherche encore une ontologie * substantialize' : 1'obscuritéé est en soi une negation. La tournure vers rintériorité spontanée du sujett n'a pas encore eu lieu.

TableTable de rien: l'absence du nihil absolutum et 1'existence inconnaissable du

sujet sujet

Toutee la discussion concernant 1'opposition logique et réelle, ainsi que les deux sortess de negation resurgiront dans la Kritik der reinen Vernunft. Par la trouvaillee de rinsufïïsance de la logique, la métaphysique s'est transformée en

100 Cf. Beatrice Longuenesse Kant et lepouvoir dejuger. Paris: PUF, 1993, pp. 346-349.

228 8

Page 235: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

unee philosophic qui s'est donnée pour tache de penser la possibiüté de Pexpérience.. C'est Ia métaphysique selon la conception transcendantale. La differencee découverte en 1763 est reprise dans la table du rien a la fin de Panalytiquee transcendantale, dans Pexposé sur Pamphibologie des concepts réflexifss (KRV, A291ff, 332ff.). L'opposition réelle et l'opposition logique s'y manifestentt sous les titres connus du nihil privativum, ce rien qui est possiblementt réel (repraesentabile, Kant avait expliqué en 1763), et du nihil negativum,negativum, ce rien dont toute realisation est impossible {irrepraesentabile). Danss Parchitectonique du Iivre, la difference marque Ie seuil entre Ia raison phénoménologiquee (entendement; possibilité de connaïtre) et la raison nouménalee (possibilité seulement de penser).

Eugenn Fink, dans son livr e déja cité, souiigne que Papproche kantienne duu 'rien' presuppose la 'subjectivité', c'est-a-dire Ie rapport entre objet et facultéss de connaitre." Kant se distingue en ceci radicalement de la logique métaphysiquee qui était binaire, une logique des rapports simples. En effet, dans 1'ouverturee du §19 de la deuxième deduction transcendantale, Kant avait reprochéé aux logiciens de ne pouvoir penser Ie jugement que comme un rapport entree deux concepts {Eines Verhaltenisses zwischen zwei Begriffèn, KRV, BI40,, 152b). Le medium dans lequel ce rapport existe (worin dieses Verhaltnis bestehe,bestehe, fistj hier nicht bestimmt, ibid.) n'est pas pris en consideration. Kant rejettee la vision de la logique parce qu'elle négligé le fait que le jugement soit unn rapport qui exige un 'troisième'. Toute possibilité presuppose un concept duu Gegenstand de cette possibilité, dont Ia réelle possibilité (Etwas oder Nichts) importee peu: on reconnaït la structure de F argumentation pré-critiqu e sur Pexistencee comme précédant la possibilité.

Danss le contexte de la première critiqu e il faut prendre en compte la tournur ee copernicienne. Le Gegenstand, connaissable au moyen des forces opposéess (Entgegenstellung) n'est plus pensé dogmatiquement comme chose en soi,, mais de maniere critiqu e comme conditionné par VApperzeption objective.

Finkk Ibid. C'est grace au paradigme 'objectiviste' que Kant a pu démasquer des concepts de la raisonn (idees) et les formes de 1'intuition pure (temps et espace), c'est-a-dire de representations de laa totalité. Pour Kant, le contraire de rien n'est pas *tout', mais Etwas, et c'est ainsi que le tout s'avèree comme le rien. Ce qui se présente comme un Etwas apparait, sous le jugement critique, commee un Nichts. Quoi que logiquement (et mathématiquement) non-contradictoire, le ens rationisrationis et le ens imaginarium s'averent impossibles sous le regard critique. (Fink, 1959 ibid.) 122 Gasché explique 1'apperception comme le lieu de la conscience reflexive, qui, dans la speculationn hégélienne, s'autodétruit par l'identification du copule *est' avec le travail de Fabsolu,, c'est-a-dire par l'identification de la substance avec le sujet. (Rodolphe Gasché The Tain ofof the Mirror. Derrida and the Philosophy of Reflection. Cambridge / London : Harvard Universityy Press, 1986, p.49.) Lyotard defend la position kantienne qui consiste, selon lui, précisémentt dans le fait que « la substance ne fait pas sujet » (MPhil, 39; cf. ici chapitre 14). II fautt tenir a 1'écart le Ich denke, mufi alle meine Vorstellungen beleiten können (KRV, B132, 140b)) et le sentiment de Pêtre, la reflexion, qui accompagne toujours (tacitement) toutes mes representationss (Cf. D, notice-Hegel, 137ff; LAS, 27).

229 9

Page 236: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Einn Urteil [ist] nichts anderes als die Art , gegebene Erkenntnisse zur objektivenn Einheit der Apperzeption zu bringen. Darauf zielt das Verhaltniswöïtchenn ist in denselben, um die objektive Einheit gegebenerr Vorstellungen von der subjektiven zu unterscheiden. [...] Wennn ich einen Körper Trage, so fiihle ich einen Druck der Schwere; aberr nicht: er, der Körper, ist schwer, welches soviel sagen will , als , diesee beide Vorstellungen sind im Objekte, d.i. ohne Unterschied des Zustandess des Subjekts verbunden, und nicht bloB in der Wahmehrming (soo oft sie auch wiederholt sein mag) beisammen (KRV, B141-142, 154b-155b). .

Retenonss de ce passage deux choses. D'abord la différenciation entre sensation subjectivee et constatation objective, ce qui marque la difference entre Ie scepticismee humeien et Ie criticisme de Kant. Dans Negativen Gröfie, Kant ne pouvaitt pas encore determiner cette difference. Il nous faut revenir. Ensuite, il fautt noter Ie déplacement qui s'est produit depuis 1763 quant au statut de 1'être existentiel.. Ce qui était dans Ie Beweisgrund 'existence absolue', accessible indirectementt selon une sorte de métaphysique des forces en Negativen Gröfie, estt devenu dans la première critiqu e 'objet' (Gegenstand) constitué è la base de 1'apperceptionn objective (a comprendre comme 'objectivant') . L'absolu existentiel,, dans Ie sens étymologique du terme 'ab-solu' (disons de Gegeniiberstellung),Gegeniiberstellung), s'est transformé par Ie biais empirique de 1'opposition réellee {Entgegenstellung) en objet {Gegenstand) constitué a la base de 1'apperceptionn transcendantale.

Or,, Fink souligne que Ie rien est trait e par Kant sous 1'aspect du GegenstandGegenstand überhaupt, et que c'est ce qui fait la difference avec la métaphysiquee dans Ie Beweisgrund et dans Negativen Gröfie. L'existence et 1'absencee y étaient encore concues sous 1'aspect de 1'absoluité, qui déterminait laa difference entre Beraubung, absence relative, et Mangel, - absence absolue, parcee qu'elle est absence d'un fondement positif. Ainsi, la table du rien commentee a sa maniere, dans un contrepoint négatif, la formule : « Gedanke ohnee Inhalte sind leer, Anschauungen ohne Begriffe sind blind » (KRV, B75, Meinn 95) Le 'rien' est trait e sur Ie mode transcendantal (catégoriel) de 1'objectivation. .

Laa table explique les quatre manières dont une pensee peut être vide. Ellee Test: 1. quantitativement, si son concept ne correspond pas a une intuitio n correspondante,, c'est-a-dire venant de 1'objet (Gegenstand, ens rationis\ raison pourr laquelle le concept n'est qu'un pur ens rationis (noumène, blofi Erdichtung selonn le commentaire de Kant); 2. qualitativement, si le concept se rapporte a un objett qui dans la réalité est absent (nihil privativum); 3. quant a la relation, si le conceptt se rapporte a une forme qui n'est pas objective, mais dont la fonction estt conditionnelle (ens imaginarium, les formes de l'intuitio n pure qui rendent

230 0

Page 237: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

possiblee la liaison de la pensee a la chose). 4. modalement, si son concept se contreditt lui-même logiquement, puisque sans concept possible, Fobjet correspondantt est impossible (nihil negativum, Unding). La liste se présente a premièree vue comme une simple combinatoire (comparable au carré sémiotique dee Greimas), mais elle ne Test pas puisque les termes utilises ne sont pas constants.. Kant en explique néanmoins la systématique. « [Das Gedankending (n.. 1) und das Unding (n.4)] sind leere Begriffe. Dagegen sind das nihil privativumm (n. 2) und ens imaginarium (n. 3) leere Data zu Begriffen » (KRV, A292,, 333). On voit, Ie 'rien', identifié comme Ie 'vide' (et non comme Faveugle:: vis-a-vis Ie 'rien' il n'y rien a voir) est pensé selon Ie rapport de representationn (Begriff) et de l'objet (Gegenstand).

Danss la première critique, Kant dira done du nihil negativum qu'il est unee non-chose (Unding). « Der Gegenstand eines Begriffes, der sich selbst widerspricht,, ist Nichts, weil der Begriff Nichts ist, das Unmögliche, wie etwas diee geradlinige Figur von zwei Seiten (nihil negativum) » (KRV, B348, Mein 332-333).. Le nihil negativum est ainsi présenté comme Fimpossibilité de toute possibilité.. Mais est-il en ceci 'absolu', est-il la négativité de Fabsolue existante ?? Témoigne-t-on ici d'une rechute de Kant dans une determination de FF existence de la part de la logique, cette fois-ci de la logique transcendantale ? Maiss non, cette impossibilité appartient a Ia logique transcendantale, qui est une logiquee portant sur la question du rapport entre pensee et être, et non pas sur la positionn absolue qu'est 1'existence. Il faut continuer a voir sous-jacente a la logiquee transcendantale la problématique de la position absolue. Elle reste littéralementt Fhypo-thèse de la critique, peut-être même son postulat mystique.. Le nihil negativum n'est pas a identifier au nihil absolutum, negationn de la position absolue du Beweisgrund.

JeJe ne pense pas quej 'existe

Illustronss cela a Faide de ce qui est nécessairement presuppose (hypothese, 'sous-position')) au jugement experimental: le Ich denke, que Kant appel!e VAktusVAktus der Apperzeption (KRV, BI37, 147b). Cet acte fait reference a la synthesee (elle est 'co-positionnement') dans Fexpérience et è toute pensee

133 David-Ménard, o.c. 1990, p. 65. 144 Intimité énigmatique et transcendante, a la fois extérieure et intérieure, analogue au 'fondement mystique'' de Ia loi morale. Jacques Derrida D'un ton apocalyptique adopté naguère en philosophicphilosophic Paris : Galilée, 1983 (publié 1981 dans Les fins de I'homme), p. 36. Dans son Force dede loi. Le 'Fondement mystique de l'autorité'. Paris: Galilée, 1994, p. 33, Derrida identifié le mystiquee et 1'instant performatif du discours moral, Finstant oü il trouve sa limite, la violence du «« tu dois ». La performativité dont nous sommes en quête sous 1'indice de la 'trouvaille' relève plutdtt d'une ontologique negative. Elle n'est pas ce qui s'installe dans et par le discours prononcé, maiss inversement ce dans et par lequel le discours s'érige et qu'il ne peut que manquer, la force dee F« il faut». Néanmoins, la difference est moins évidente qu'elle ne paraït.

231 1

Page 238: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

possible.. Le chapitre sur le paralogisme de la raison pure refute la suggestion dogmatiquee que eet acte présupposerait Tame comme substance. On ne peut ni conclure,, a partir de la possibilité, a 1'existence, ni, è partir de la condition de la possibilitéé (qui est Y Apperzeption\ a 1'existence de cette condition (qui serait le SeeleSeele comme Substanz). « Der Satz: Ich denke, wird [...] nur problematisch genommen;; nicht sofern er eine Wahrnehmung von einem Dasein enthalten mag,, (das Cartesianische cogito, ergo sum,) sondern seiner blossen Möglichkeit nachh [...] » (KRV, A347,375). Kant coupe le lien avec le dogmatisme cartésien.

Lee je pense pose problème par le statut du je, Le Ich est une representationn vide (leere Vorstellung, KRV, A 345-346, 374), explique-t-il, maiss il continue a avouer ne pas savoir si cette representation mérite la denominationn de 'concept' {Begriff). II est conscience pure accompagnant de touss les concepts (em blofies Bewufitsein das alle Begriffe begleitet, ibid.).

Durchh dieses Ich, oder Er, oder Es (das Ding), welches denkt, wird nun nichtss weiter, als ein transzendentales Subjekt der Gedanken vorgestellt == X, welches nur durch die Gedanken, die seine Pradikate sind, erkannt wird ,, und wovon wir , abgesondert, niemals den mindesten Begriff habenn können; um welches wir uns daher in einem bestandigen Zirke l herumdrehen,, indem wir uns seiner Vorstellung jederzeit schon bedienenn mussen, um irgend etwas von ihm zu urteilen [...] {Ibid.).

Lee Ich est le trou {Zirkel) dans la raison, un V dont la representation n'est pas concept,, ce qui pose le problème de le ranger sur la table de rien. Le Ich est le problème,, c'est-a-dire qu'i l est nouménon (KRV, B569, 529), ce qui se définit commee « die Vorstellung eines Dinges von dem wir weder sagen können das es möglich,, noch daB es unmöglich sei » (KRV, A286-287, 329). Il est peut-être le 'rien '' quantitati f de Yens rationis, un Gedankending, si nous acceptons de négligerr que cela exigerait qu'i l soit concept. Mais faut-il le négliger ? Selon Kant,, le nouménon ne peut être que Pobjet d'une intuitio n qui n'est pas sensible {nichtsinnlicher{nichtsinnlicher Anschauung, ibid.), c'est-a-dire de Yintuitus intellectus. Done s'ill est Gedankending, il 1'est dans la mesure oü Yintuitus intellectus, lui aussi, Test.15 5

Mais,, encore une fois, dans quel sens le 'vide' du ZcA-nouménon peut-il être un rien,, s'il hésite entre possibilité et impossibilité ? Quelle est la possibilité de cettee impossibilité ? Il est impossible selon la raison pure humaine qui ne peut lee concevoir que comme un 'trou' , mais il doit être possible selon la

155 Cf. Jacob Rogozinksi Le don de la lot Kant et l'énigme de Véthique. Paris : PUF, 1999, pp. 39-40,, lc considers comme Gedankending et remarque qu'ainsi, 1'abstenant de VUnding, Kant sauve laa métaphysique négativement. Rogozinksi, dans son livre, suit dans la perspective de réthique kantiennee une voie comparable a la nótre, qui est plutöt métaphysique.

232 2

Page 239: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

psychologiee empirique qui traite de 1'expérience interne (KRV, A347, 375). C'estt pour cette raison que Kant peut dire que même ce X ou ce trou du sujet ne ressortentt pas complètement de Pniventaire du 'rien', puisqu'ils sont aussi les indicess d'une existence.

Freilichh ist die Vorstellung: ich bin, die das BewuBtsein ausdrückt, welchess alles Denken begleiten kann, das, was unmittelbar die Existenz einess Subjekts in sich schlieBt, aber noch keine Erkenntnis desselben, mithinn auch nicht empirische, d.i. Erfahrung (KRV, B277, 275).

Cettee existence ne se livre jamais dans son immédiateté, puisque la connaissancee empirique de 1'existence du sujet presuppose transcendantalement Iee sujet dans son röle synthétique et existentialement Ie sujet de 1'existence poséee dans son altérité. Le sujet comme Gegenstand, Ie sujet empirique n'est pass le sujet transcendantal, et celui-ci n'est pas le sujet existant et connaissant. Lee vide du sujet hésite entre Popposition réelle du nihil privativum et, disons, 1'imaginationn rationnelle de Vens rationis. Il est ainsi d'une maniere double « le Zéro-qui-existee » pour emprunter Pexpression de Rogozinski.16 Le sujet est clivé,, écartelé entre son aspect 'psychologique' et son aspect 'transcendantal'. Unn clivage qui se reflétera dans la construction tordue et 'incongruente' des facultésfacultés de Tame et de la connaissance a la fin de 1'introduction a la critique de laa faculté de juger (KdU, LV11, 36).

Résumonss : le Ich = x n'équivaut pas a un concept vide. Il est noumenon, c'est-a-diree existence, 'objet' d'un intettectits intuitus. De cette existence, nous ne connaissonss rien en dehors de ses effets empiriques, c'est-a-dire grace è Poppositionn réelle. En soi, elle ne se livre pas. Or, 1'existence est done un 'rien' quii n'est pas rien (qui ne ressortit pas sous une des coins de la table de rien). Conséquemment,, le nihil negativum ne peut pas être identifïé au nihil absolutum}absolutum}11 L'absolutum négatif, 1'absence de fondement positif, que Kant croyaitt pouvoir encore determiner dans le Negativen Gröfie, est aussi peu accessiblee è la raison humaine que la presence de 1'existence. Existence et inexistencee sont dans leur absoluité indécidables, mais nous disposons tout de mêmee d'indices de la première dans Popposition réelle. Par conséquent, la distinctionn entre Mangel et Beraubung devient vague dans la première critique.

166 Rogozinski, ibid, 1999, p. 41. 177 Bien que toute la pensee transcendantale traite du rapport de la chose aux facultés de connaïtre, laa modalité, sous laquelle ressortit le nihil negativum n'est pas un prédicat reel. Quand le concept d'unee chose est déja tout a fait complet, on peut encore se poser des questions concernant la modalité.. Si on demande si robjet est possible, reel ou nécessaire, on ne pense aucune determinationn accidentelle dans robjet lui-même. (KRV, B266, 266-267) Le nihil negativum resultantt de Ia contradiction logique n'exprime done que Fimpossibilité de penser. II ne present Henn sur 1'existence ou 1*inexistence absolue de 1'objet.

233 3

Page 240: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Kantt utilise Ie Mangel, oü Ton attendrait la Beraubung. « Realitat ist etwas, Negationn ist nichts, namlich, ein Begriff von dem Mangel eines Gegenstandes, wiee der Schatten, die Kalte, (nihil privativum) » (KRV, B347, 332).

LeLe sujet empirique et Vheuristique analogique

L'exposéé sur la grandeur negative prepare la critiqu e transcendantale. Ni la logique,, ni la mathématique sont a prendre comme les methodes exclusives de

188 Dans le passage cité, Kant a remplacé 1'exemple de 1'obscurité de 1763 (NegGr, 2 :797) pas celuii de 1'ombre, ainsi suggérant clairement une opposition réelle - il y a quelque chose qui fait obstructionn a la lumière - et excluant 1'interpretation d'une absence absolue de fondement positif. 199 Nous rejetons la these de Goetschel selon laquelle les analogies de 1'opposition réelle seraient 'ironiques'.. (Willy Goetschel Constituting Critique. Durham and London : Duke University Press,, 1994, pp. 54 ff.) Rien de plus absurde peut-être que le raisonnement mathématique et quant'itatiff sur le sentiment et la morale, oü Kant explique 1'opposition réelle è I'aide de cette meree spartiate qui, en recevant le message du courage de son fils guerrier, a le sentiment quantifiablee comme 4a, diminué vers 3a après 1'annonce de sa mort (d'une valeur negative et contrariéee de a). Considérer 1'exemple purement comme ironique, ce n'est pas simplement négligerr 1'optimisme scientifique a 1'époque. C'est surtout négliger le fait que Kant place 1'exemplee sous un 'comme si' : « Nennet die Grade der Lust aus dem ersten Grunde allem 4a ... etc.. (NegGr, 2:793). L'analogiee est encore moins 'ironique' en ce qui concerne la conclusion trop hfitive de Uoetscnei, selonn laquelle Kant pousserait la mathématique en métaphysique ad absurdum en traitant de ce quii est qualité d'une maniere quantitaive {ibid, p.54). Kant combat la reduction de more géometricogéometrico de la métaphysique, done la mise en priorité de 1'intuition. Dans Uber die Deuthchkeit derder Grundsatze de la même année, Kant s'opposait a la croyance dans la mathématique de 1 ecole dogmatiquee wolffienne. Dans sa refutation, il s'agit de la methode mathématique (Deuthchkeit, 2-743-773).. Or, 1'ouverture de Negativen Gröpe répète que 1'optimisme concernant 1'introduction dee la methode mathématique en métaphysique s'est avéré intenable. « Man siehet nicht, daB der [methodenn Gebrauch] von einigem Nutzen gewesen sei, so groBen Vorteil man sich auch anfanglichh davon versprach (NegGr, 2:779). Kant plaide par contre pour 1'usage 'reel de quelquess axiomes mathématiques. Avantageuse était la mathématique 'appliquée' surtout sur le terrainn de la metaphysica spécialis de la physique {Naturlehre, HWPh, 5:1250). Danss Über die Deuthchkeit der Grundsdtze, Kant donne a la physique newtonienne la pnonte sur laa mathématique. « Die echte Methode der Metaphysik ist mit derjenigen im Grunde einerlei, die NewtonNewton in die Naturwissenschaft einfuhrte, und die daselbst von so nutzbare Folgen war. Man soil,, heiBt es daselbst, durch sichere Erfahrungen, allenfalls mit Hülfe der Geometrie, die Regeln aufsuchen,, nach welchen gewisse Erscheinungen der Natur vorgehen » (Deuthchkeit, 2 :75b). L'analogiee entre physique et métaphysique consiste dans le fait que les deux se fondent sur de jugementss synthétiques. La revolution de la 'Denkungsart' dans la critique transcendantale consisteraa dans la découverte de la possibilité de la synthese a priori, qui déterminera la differencee entre métaphysique et physique. La question dans Negativen Gröfien n «art pas, commee le suggère Goetschel: comment expulser la mathématique de la métaphysique. Elle était: commentt introduire un concept mathématique {negative Gröfié) dans les autres champs métaphysiques.. La réponse è cette question du 'comment' est en fait l'analogie. Le paradoxe est donee que Kant, en introduisant un concept mathématique dans la métaphysique par le biais de l'analogiee avec la physique, arrivera a émanciper la philosophie de la domination mathématique. Manquerr eet enjeu de la grandeur negative, le determiner comme ironique, c'est comme le dit Rogozinski,, manquer « un des fils conducteurs clandestins de toute 1'ceuvre » kantienne (Rogozinski,, Kanten. Esquisses kantiennes. Paris: Kimé, 1996, p. 64).

234 4

Page 241: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

laa métaphysique. C'est la physique (newtonienne) qui se base sur des données réellementt existantes et la mathématique qui y correspond, qui mentent attention.. Nous allons revenir sur les deux sciences, physique et mathématique, icii prises dans leur cooperation chez Newton, dans Ie chapitre sur la reconstructionn par Kant de Phistoire de Pinvention de la critique. La trouvaill e dee la tournure copernicienne transcendantale y est présentée comme Peffet d'un raisonnementt analogique a 1'instar de ces deux sciences, en suivant la chronologiee suivante: mathématique, physique, métaphysique critique. Que Panalogiee entre les deux dernières puisse avoir été moins immediate que Kant nee la suggère, cela va se montrer maintenant.

Laa physique établit ses lois a posteriori. La métaphysique en revanche est une sciencee apriori et est description de la possibilité. Kant ne se soucie pas encore dee la possibilité de traverser Ie gouffre entre les deux. La métaphysique embrassee toute la science (HWPhil , 5:1249-1254). Ainsi il propose, implicitement,, 1'analogie comme methode pour introduir e Ie concept de grandeurr negative dans la métaphysique.20 Si 1'existence est une affaire de la métaphysiquee générale, et si la physique, comme aspect de Ia metaphysica specialisespecialise a savoir de la cosmologica, s'occupe d'elle au moyen d'une analyse dee 1'opposition réelle, cette même analyse pourrait être uttlisable pour la metaphysicametaphysica specialis de \apsychologica (comportant morale et reflexion), mais nonn pour la théologie, puisqu' en Dieu les rapports sont incomparables aux rapportss humains (cf. KRV, A846, 759). La difference qualitative est infini e (NegGr,2:816).21 1

Enn vue de Putiliser dans les divers compartiments de la métaphysique, Kantt dote la trouvaill e de 1'opposition réelle d'un pouvoir heuristique. « Allenthalben,, wo ein positiver Grund ist, und die Folge ist gleichwohl Zero, da istt eine Realentgegensetzung, d.i. dieser Grund ist mit einem andern positiven Grundee in Verknüpfung, welcher die Negative des ersten ist » (NegGr, 2:790). Ill s'agit d'une indication resultant en un jugement analogique.22 La Logik d'expliquer: :

Nouss allons voir d'autres exemples de Ia force heuristique de 1'analogie dans les chapitres 9 et 12.. L'importance de 1'analogie pour Kant est remarquée par Francois Marty La naissance de la métaphysiquemétaphysique chez Kara. Paris: Beauchesne, 1997; C.A. van Peursen Ars imeniendi. Kampen: Kokk Agora.1993; Pieper, Annemarie 'Kant und die Methode der Analogie', in: Schönrich, Gerhardd und Kato, Yasushi (hrsg.) Kant in der Diskussion der Moderne. Frankfurt am Main: Suhrkampp Verlag, 1996; Sueo Takeda Kant und das Problem der Analogie. Den Haag: Martinus Nijhoff,, 1969. 211 Cf. Heidegger, o.c, 1987, pp. 83-92. 222 « L'analogie est d'abord une maniere de juger. Jugement effectué par l'identification d'une donnéee ou d'un rapport connu è une chose semblabte, mais qui est partiellement inconnue. Concluree que la baleine doit être une espèce de poisson, parce que, comme ce dernier elle frequentefrequente Peau, en est un exemple. Critique par la logique sérieuse qui ne 1'accepte que dans Ie mondee mathématique oü les elements sont comparables, elle a pourtant une fonction indispensablee dans la vie pratique. » Cf. notre 'La Magie et Ie Magique : figures philosophiques

235 5

Page 242: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Diee Urteilskraft , indem sie vom Besonderen zum Allgemeinen fortschreitet,, urn aus der Erfahrung, mithin nicht a prior i (empirisch) allgemeinee Urteile zu ziehen, schlieBt entweder von vielen auf alle Dingee einer Art [Jnduktion]; oder von vielen Bestimmungen und Eigenschaften,, worin die Dinge von einerlei Art zusammenstimmen, auff die tibrigen, sofern sie zu demselben Prinzip gehören [Analogie] (Log,, 5:564).

Lorsqu'unn effet est attendu, sur base d'une experience vécue, et que eet effet ne see présente pas, 1'on est en droit de supposer une opposition réelle. A 1'aide de cettee regie analogique, Kant croit pouvoir élargir le concept de 1'opposition réellee au-dela des limites du monde materiel {über den Grenzen der materialen WeltWelt ausdehen, NegGr, 2:813). Il va le transposer sur la metaphysica de la psychologiapsychologia rationalis. Les lois du monde extérieur se transposent sur 1'intériorité .. « Wenn man die Gründe in Erwagung zieht, auf welchen die hier angefuhrtenn Regel beruht, so wird man alsbald inne daB, was die Aufhebung einess existierenden Etwas anlangt, unter den Akzidenzien der geistigen Naturen desfallss kein Unterschied sein könne von denen Folgen wirksamer Kraft e in der korperlich ee Welt, namlich daB sie niemals anders aufgehoben werden als durch einee wahre entgegengesetzte Bewegkraft eines andern [...] (NegGr, 2:804-805).

Selonn Kant, le déplaisir (Unlust, plaisir négatif) est tout autre chose que simplementt une absence (Mangel) de fondement positif pour le plaisir (Lust). II yy a des cas oü toutes les circonstances sont favorables au plaisir et ou le sentimentt éprouvé reste malgré tout inexistant. Dans un tel cas, on a le droit de chercherr un fondement de déplaisir, positif mais cache, qui s'oppose au fondementt visible et positif du plaisir. Leur confrontation peut résulter en neutralit éé (Gleichgewicht) sentimentale. Le plaisir et le déplaisir sont a prendre commee des forces positives. Dans Negativen Gröfien Kant explique que la HafilichkeitHafilichkeit est une negative Schönheit, et que la Verabscheuung est un désir (Begierde)(Begierde) négatif (NegGr, 2:794, 810). Une vision dont la consequence se fera sentirr encore dans la troisième critique, oü le sentiment sublime oscille entre abstofiendabstofiend et anziehend, entre repulsion et attraction (KdU, §27, 103).

Analogiquement,, mais sur une échelle d'abstraction plus élevée, Kant expliquee la morale (praktischen Weltweisheit), un aspect de la psychologia rationalis,rationalis, en fonction de 1'opposhïon réelle (NegGr, 2 :814). Dans le cas oü les actess moraux feraient défaut, il existe une autre positivité contrariée. Pour Kant,

dee l'auto-débordance', in: Aries n°. 21, Paris: Archè/Edidit, 1998, p. 50. Ici 1'analogie consiste danss le jugement que le 'sans effet' d'un fondement positif doit résulter d'un fondement positif, ainsii que 1'effet résulte d'une position préalable. Pour le concept 'analogie', cf. HWPH 1: 214-2300 et Philibert Secretan, L 'analogie. Paris: PUF, 1984.

236 236

Page 243: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

laa moralité est (et restera) une lutte intérieure de la Gesinnimg. « L'éthiqu e kantienne,, avec sa determination de la Loi et du mal, apparait ainsi indissociablee de Ponto-logique de Popposition réelle', écrit Rogozinski dans sonn Don de la hi.23 Le mal n'est pas Pabsence du bien. Kant ne suit pas la solutionn privativ e néoplatonicienne de Saint Augustin. « Untugend {demeritium) istt nicht lediglich einde Verneinung; sondern eine negative Tugend (meritum negativumnegativum;; NegGr, 2 :795). Que 1'on soit capable de Pacte moral est du a la presencee d'une loi intérieure, conscience morale ou savoir de légalité, qui est a prendree comme fondement positif. L'homme qui porte Pamour du prochain commee loi en soi doit faire des efforts contre cette loi, s'il veut la négïiger. « Es kostett auch wirklic h einigen Menschen in Anfange merkliche Mühe, einiges Gutee zu unterlassen, wozu sie die positive Antriebe in sich bemerken [...] » (NegGr,, 2 :796). Cette lutte intérieure distingue Phomme de P animal. Elle fait égalementt de lui un livr e ferme au regard du jugement du monde. « Um deswillenn ist es Menschen unmöglich, den Grad der tugendhaften Gesinnung anderenn aus ihren Handlungen sicher zu schlieBen, und es hat auch derjenigen dass Richten sich allein vorbehalten, der in das Innerste der Herzen sieht » (NegGr,, 2:815). L'intériorité , lieu de Pessence des choses, est le champ privilegi ee de Dieu.

QueQue la lumière vienne dans mes pensees obscures !

Cee qui vaut pour les sentiments et pour la morale, sera aussi d*importance pour laa reflexion.

Einn inneres Akzidens, ein Gedanke der Seele, kann nicht aufhören zu sein,, ohne eine wahrhaftig tatige Kraf t eben desseïben denkenden Subjekts.. [...] Indem der Zustand der Materie niemals anders als durch aufiere,aufiere, der eines Geistes aber auch durch eine innere Ursache verandert werdenn kann; die Notwendigkeit der Realentgegensetzung bleibt indessenn bei diesem Unterschiede immer dieselbe (NegGr, 2:804-805).

Laa conscience est une question d'équilibre. La naissance d'une representation mentalee aussi bien que sa disparition relèvent des fondements positifs.

Kantt propose une analogie entre la lutte intérieure percevable (sentimentalee ou morale) et la comparable mais imperceptible lutte dans le cas dee changements des pensees. Par exemple, le changement apparemment simple dee la representation mentale d'un tigre par celle d'un chacal, exige un travail .

Rogozinksii suit un fil rouge de 1'opposition réelle a travers les oeuvres kantiennes, pour aboutir auu mal radical dans Die Religion innerhalb die Grenzen der blossen Vernunft (1793). Jacob Rogozinskii o.c, 1999, pp.24 ff., 271 ff.

237 7

Page 244: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Laa première presuppose un fondement positif, sa disparition et son remplacementt présupposent un autre. Autr e exemple, Facte de lire, dans lequel ill est question d'un flux de representations, se base sur Ie principe de 1'oppositionn réelle. « Man kann freilich bei dem Wechsel der Vorstellungen ebenn keine besondere Bestrebung der Seele in sich wahrnehmen, die da wirkte , umm eine von den gedachten Vorstellungen aufzuheben. Allein welche bewundernswürdigee Geschaftigkeit ist nicht in dem Tiefen unsres Geistes verborgen,, die wir mitten in der Ausübung nicht bemerken, darum weil der Handlungenn sehr viel sind, jede einzelne aber nur sehr dunkel vorgestellt wird » (NegGr,, 2:804). Dans les profondeurs de 1'ame, tout un dynamisme qui échappe aa la conscience, travaill e nos pensees et representations. Ce dynamisme est dignee d'admiration (bewunderenswürdig) et inconscient {nicht bemerken; dunkel),dunkel), ce qui n'exclut pas qu'i l suive les mouvements de 1'opposition réelle. Ici ,, 1'opposition réelle fait son travail et, nous allons voir comment Ie concept dee la grandeur negative sert a Ie clarifier .

Cee dont il est question est la distinction leibnizienne-wolffienne entre dess pensees obscures (dunkel) et des pensees claires (klar). Elle est expliquée parr la Logik.

Diee Verschiedenheit der Form des Erkenntnisses beruht auf einer Bedingung,, die alles Erkennen begleitet - auf dem BewuBtsein. Bin ich mirr der Vorstellung bewuBt: so ist sie klar ; bin ich mir derselben nicht bewuBt,, dunkel (Log, 5:457).

Kantt y ajoute encore qu'i l n'est pas la vocation de la logique de réfléchir sur la possibilitéé et la generation des representations. Celle-ci est la tache de la métaphysique.. Mais, comme Ie demande VAnthropologic, reprenant un argumentt sceptique : « Vorstellungen zu haben und sich ihrer doch nicht bewufitbewufit zu sein, darin scheint ein Widerspruch zu liegen; denn wie können wir wissen,, daB wie sie haben, wenn wir uns ihrer nicht bewuBt sind ? » (Antr , §5, 22).. Locke a qui Kant attribu e la question, conclut en consequence qu'une telle sortee de representations est non-existante. Kant lui répond que Fexistence dépassee de loin la faculté humaine de representation. Énigme s'ü en est que 1'hommee pour lui-même. Il témoigne souvent de la capacité obscure de son ame dee rendre conscient après coup ce qui est déja passé inconsciemment. Les representationss obscures passent sans être remarquées, leur existence ne s'avérantt qu'après leur actualité effective.

L'inconsciencee n'est pas seulement une affaire d'obscurité. Elle est en outree due a la presence de l'inconscience dans Ie conscient, une presence que la métaphysiquee indique par Ie concept 'indistinct ' (Undeutlich). Si 1'on voit de loinn une maison et qu'on la reconnaït sans pouvoir en discerner séparément les

244 Pour Ie thème de 1'inconscient dans la philosophic métaphysique, voir HWPhil, 11 :123-127.

238 8

Page 245: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

elements,, on presuppose tout de même la presence de ces détails qui déterminentt sa definition dans ta construction. li s sont presupposes sans être conscientss (Log, 5 :458). On regarde la lune a travers un telescope, ou un infusoiree (Infusionstiercheri) a travers un microscope, et on discerne plus que sanss ces appareils, alors que les circonstances naturelles n'ont pas change (Antr , §5,, 23). Or, la majorit é de nos representations reste obscure et Tame embrasse toutt un monde en lui, dont Ie sujet n'apercoit consciemment et clairement qu'unee toute petite partie.

III y a plus d'existence que ce que Ie sujet peut apercevoir. L'inconsciencee de nos representations est un signe empirique du fait que Pexistencee ne se livr e pas è nous, que nous n'en sommes pas maïtres, même pas maïtress dans notre propre domicile qui est la conscience de Pesprit subjectif. Nouss aurions besoin d'un acte créateur pour nous Ie représenter dans sa totalité.

Einee höhere Macht dürfte nur rufen: es werde Licht! , so würde auch ohnee Zutun des Mindesten (z.B. wenn wir einen Literator mit allem demm nehmen, was er in seinem Gedachtnis hat) gleichsam eine halbe Weltt ihm vor Augen liegen (Anthr , §5, 23).

Technicitéé {Teleskop et Mikroskop) ou voix divine (Es werde Licht /), il nous faudraitt une nouvelle lumière pour mettre au jour ce qui cache dans notre inconscience. .

Orr Popposition réelle est une découverte qui met Phomme sur Ie bon chemin danss la question métaphysique de la generation des concepts et de la vie la pensee.. Pour Kant, generation et disparition exigent leur propres fondements positifs,, qui en cas de stabilité existentielle s'opposent 'harmoniquement' (NegGr,, 2:803). Toutes les representations, inconscientes ou conscientes, ressortentt du pouvoir de 1'opposition réelle ; la faculté qui donne naissance aux conceptss è la base des representations intuitives aussi.

Einee jede Abstraktion ist nichts anders, als eine Aufhebung gewisser klarenn Vorstellungen, welche man gemeiniglich darum anstellt, damit dasjenige,, was iibri g ist, desto klarer vorgestellt werde. Jedermann weiB aber,, wie viel Tatigkeit hiezu erfordert wird , und so kann man die AbstraktionAbstraktion eine negative Aufmerksamkeit nennen, das ist, ein wahrhaftess Tun und Handeln, welches derjenigen Handlung, wodurch diee Vorstellung klar wird, entgegengesetzt ist, und durch die Verknöpfungg mit ihr das Zero, [...] der klaren Vorstellung zuwege bringtt (NegGr, 2:803).

239 9

Page 246: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

ïll s'agit de 1'opposition réelle entre attentio (Aufmerksamkeit) et abstraction deuxx manières de rendre conscientes des representations, comme 1'explique VAnthropologicVAnthropologic « Das Bestreben, sich seiner Vorstellungen bewuBt zu werden, istt entweder das Aufmerken (attentio), oder das Absehen von einer Vorstellung, derenn ich mir bewuBt bin (abstractió) » (Anthr , §3, 17). Si 1'on arrête de porter attentionn aux choses, autrement dit si Ton coupe Ie fondement positif de eet acte,, Ie résultat n'est pas 1'abstraction, mais la distraction. Entre attention et distractionn il y a opposition logique. Attention et abstraction par contre sont des vraiss actes, qui se rapportent Tun a 1'autre comme dans une opposition réelle.

[Diee abstractió ist] ein wirklicher Akt des Erkenntnisvermögens, eine Vorstellung,, deren ich mir bewuBt bin, von der Verbindung mit anderen inn einem BewuBtsein abzuhalten. - Man sagt daher nicht, etwas abstrahierenn (absondern), sondern von etwas, d.i. einer Bestimmung des Gegenstandess meiner Vorstellung, abstrahieren, wodurch diese die Allgemeinheitt eines Begriffs erhalt und so in den Verstand aufgenommenn wird (Anthr , §3,17).

L'oppositionn réelle qui existe entre attentio et abstractió s'avere être la preparationn de la scission entre les deux facultés de 1'intuitio n et Tentendement. Laa dissertation de 1770 attribu e Yattentio a la sensibilité et 1'abstractió a 1'intellect,, en soulignant que la seconde exige un vrai travail , une lutte pour vaincree la resistance de la première.25 La sensibilité est pour Kant done moins passivee qu'on ne Ie pense souvent. Ou mieux, sa passivité n'est pas celle d'une Unterlassung,Unterlassung, mais d'un vrai investissement, d'une attention. (Ce qui correspondd a la lecture lyotardienne de la Darstellimg kantienne : imposition d'unee forme au détriment de YEmpfindung, D, 99ff., cf. ci-dessus Ie chapitre 5.) Quee Kant accentue tres souvent que Ton n'abstrait pas quelque chose, mais qu'onn abstrait de quelque chose, est révélateur de ce qu'i l veut respecter dans la possibilitéé de conceptualisation 1'opposition réelle, opposition qui existe encore entree les facultés de 1'ame, qui, elles aussi, représentent done deux fondements positifs,, deux forces ou deux pouvoirs (comme Ie montre 1'expression de Urteilskraft). Urteilskraft).

'Dialectiquee des Lumières' a la maniere de Kant

L'heuristiqu ee analogique est légitimée par un principe métaphysique concernant 1'oppositionn réelle, celui de la conservation de positivité. Kant explique que Ie totall des fondements positifs coopérants ou opposes ne peut être que zéro. « In

255 Immanuel Kant De mundi sensibilis atque intelligibilis forma et principiis, in : Werke, bnd. 5 (Weischedel).. Darmstadt: WBG, 1983 (1958), pp. 34-37.

240 0

Page 247: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

allenn natürlichen Veranderungen der Welt wird die Summe des Positiven weder vermehrtt noch vermindert. » (NegGr, 2:808) Cette positivité peut être einstimmigeinstimmig ou real entgegengesetzt, peu importe: la totalité de positivité se tientt Elle est a prendre comme un équilibre, exprimé sous Ie signe de = 0. Un changement,, Pengendrement ou la disparition de quelque chose, se fait dans et a parti rr de cette totalité en repos. « Niemals [gescheht] eine positive Veranderung natürlicherr Weise in der Welt, deren Folge nicht im Ganzen in einer wirklicher oderr potentialer Entgegensetzung die sich aufhebt bestehe » (NegGr, 2:808-809).. Il s'ensuit que, si une chose se manifeste, une autre chose doit disparaïtre nécessairementt et cela de telle maniere que la totalité reste = 0. Le principe vaut encoree pour le rapport de Fexistence et de la pensee. Kant répète la consequence dee Fintroduction de la grandeur negative dans le raisonnement sur la possibilité d'engendrerr des concepts a la base de Vattentio et de Yabstractio. Ce que Ton gagnee du cöté de la clarté (c'est-a-dire ou bien par conceptualisation, ou bien parr 1'intuition) , on le perd du cöté de 1'obscurité. Ce que Ton gagne du coté du conceptt distinct, on le perd du coté de 1'intuitio n indistincte.

Beii den Handlungen des Verstandes fïnden wir [...], daB in j e höherem Gradee eine gewisse Idee klar oder deutlich gemacht wird, desto mehr werdenn die übrige verdunkelt und ihre Klarhei t verringert , so daB das Positive,, was bei einer solchen Veranderung wirklic h wird, mit einer realenn und wirklichen Entgegensetzung verblinden ist, die, wenn man alless nach der erwahnten Art zu schatzen zusammen nimmt, den Grad dess Positiven durch die Veranderung weder vermehrt noch vermindert (NegGr,, 2:810-811).

Pluss on sait, moins on comprend : 1'accumulation des vérités générales et abstraitess implique inversement la diminution des rapports concrets et singuliers.. L'opposition réelle, utilisée métaphysiquement, résulte done en une sortee de 'dialectique des Lumières', selon laquelle la raison abstraite et la representationn concrete ne peuvent qu'entretenir un rapport d'exclusion mutuelle:: 1'élargissement de la clarté conceptuelle va done de pair avec un obscurcissementt parallèle des autres representations, la prise de conscience avec laa perte de conscience. Chez Kant, la loi ontologique de 1'équilibre oppositionnell résulte en un relativisme épistémologique.26

Unee dialectique comparable, on trouve dans la critique du sujet kantien qu'articule Adorno. La distinctionn entre sujet transcendantal, siège rationnel d'un sensus communis et de la liberté universale,, et sujet empirique, qui concretise son conatus perseverandi a 1'aide de la rationalité calculatricee (schématique) et objectivant. Le savoir sert a persévérer au moyen d'une transformationn de Ia sensibilité concrete du monde. « Die Homogenitm des Allgemeinen und Besonderenn wird nach Kant durch den 'Schematismus des reinen Verstandes' garantiert. So heiBt dass unbewuBte Wirken des intellektuellen Mechanismus, der die Wahrnehmung schon dem Verstandd entsprechend strukturiert ». Et encore : « Die Sinne sind vom Begriffsapparat je schon

241 1

Page 248: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

LeLe paradoxe de la position absolue

Lee paradoxe: si, sur le plan d'immanence, le monde = 0 et que sïmultanément cee monde existe, quelle 'force' soutiendra alors cette positivité ? Autrement dit : lee principe qui est inherent a l'existence ne peut être le même que celui qui le faitt exister, puis qu'alors Pexistence comme force positive serait contrariée et neutraliséee par 1'inexistence. Il y a done un autre principe qui, disons 'de 1'extérieur',, doit tenir la positivité de 1'existence a sa place sans s'y perdre selon laa loi d'opposition réelle. La question est celle de Texcès' de 1'existence, de Yek-sistenceYek-sistence par rapport a son propre principe inherent.

Cee qui échappe au principe de la constance de positivité est ce qu'i l 1'instaure.. Dans Pexistence comme 'fai t nu', comme factum, on trouve non seulementt la limit e logique du raisonnement, mais aussi le concept de 1'oppositionn réelle qui en impose la limite. L'existence est un fait accompli sur lequell il n'y a plus a raisonner. La négativité logique est 1'exclusion de toute possibilitéé dans 1'ordre logique ; la négativité réelle est \aprivatio, mais quelle estt la négativité qui est opposée a - ou plutot qui est 1'autre de - la positivité présupposéee aux deux premières négativités, a savoir a l'existence ? Il s'agit du rapportt exprimé dans la figure de la creatio ex nihilo. L'ontologie a ses limites cherchee refuge auprès d'un théologumenon du 'désir' divin. « Das Ganze der Weltt ist an sich selbst nichts, auBer in so feme es durch den Willen eines andern etwass ist» (NegGr, 2:811). Et: « Allein der Will e Gottes enthalt den Realgrund vomm Dasein der Welt. Der göttliche Will e ist etwas. Die existierende Welt ist etwass ganz anderes. Indessen durch das eine wird das andre gesetzt » (NegGr, 2:817).. Ainsi le miracle de l'existence, impliqué dans la question fameuse leibniziennee 'pourquoi des choses existent plutöt que rien', ne trouve une 'réponse'' que dans une expression théologique d'altérité.

LaLa creatio ex nihilo comme figure sceptique

Commentt présenter a la raison cette altérité volontariste divine ? Selon la logique,, Vex nihilo comporte une contradiction qui n'oblige qu'a la conclusion d'exd'ex nihilo nihil. L'analyse logique de Pidée d'une volonté créatrice n'aidera pas.. « Ihr möget nun den Begriff vom göttlichen Wollen zergliedern so viel euchh beliebt, so werdet ihr niemals eine existierende Welt darin antreffen, als wennn sie darin enthalten und urn der Identitat willen dadurch gesetzt sei. » (NegGr,, 2:818). D'ailleurs, selon la métaphysique des forces et 1'opposition

bestimmt,, bevor die Wahmehmung erfolgt. [...] Kant hat intuitiv vorweggenommen, was erst Hollywoodd bewuBt verwiridichte : die Bilder werden schon bei ihrer eigenen Produktion nach den Standardss des Verstandes vorzensiert, dem gemËB sie nachher angesehen werden sollen. » Theodorr Adomo Diaiektik der Auflddrung. Philosophische Fragmente. Frankfort am Main: Fischer,, 1986 (1944), pp. 75 et 76. Cf. Ici chapitre 13.

242 2

Page 249: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

réelle,, Ie nihil, qui est par definition Fabsence de fondement positif, ne peut exercerr aucune force dans ou sur elle-même dont résuiterait la position absolue dee l'existence. L'existence comme position absolue ne peut pas être un changementt positif comme celui qui se prod uit de maniere naturelle {natürlicher{natürlicher Weise) dans Ie monde. Une opposition réelle de Pexistence a la volontéé divine est impossible, puisque cette volonté est Ie fondement positif de sonn existence. Volonté et existence se découvrent ici comme hétérogènes, un rapportt qui - il faut Ie noter dans la perspective de 1'invention de la critique transcendantalee - ne changera pas dans la pensee de Kant.

Cee qui reste est la forme d'un paradoxe :

Diee Summe des Existierenden in der Welt in Verhaltnis auf denjenigen Grandd der auBer ihr [ist] ist positiv, aber in Verhaltnis der inneren Realgründee gegen einander dem Zero gleich. [...] Also ist die Summe dess Existierenden in der Welt in Verhaltnis auf denjenigen Grund der auBerr ihr ist positiv, aber in Verhaltnis der inneren Realgründe gegen einanderr dem Zero gleich (NegGr, 2:811).

Enn soi Ie monde = 0 ; par rapport a la volonté divine il est positif. La creation ex nihttonihtto est une position sans 'restes', une position pure et 'absolue' telle qu'elle a étéé explicitée par Ie Beweisgrund.

Lee paradoxe du commencement ex nihilo invite a un changement de 'genree de discours' dans lequel s'exprime la pensee, invite Pidée théologique et/ouu la métaphore religieuse, qui en vérité sont moins des acces au miracle de l'existencee que des expressions de 1'impossibilité d'accès a celle-ci. Dans la premièree critique, Kant investit beaucoup d'efforts a écarter cette idéé. En traitantt du changement dans le monde - il s'agit de la discussion intense a 1'époquee concernant la generatio spontanea -, il pose la connaissance des forces réelless {Erkenntnis wirkliche Krafte) comme la seule voie legitime. Le phénomènee de la generation des choses n'est que changement empirique imd nichtnicht Urspnmg mis Nichts.

Wennn dieser Ursprung als Wirkung von einer fremden Ursache angesehenn wird, so heiBt er Schöpfung, welche als Begebenheit unter denn Erscheinungen nicht zugelassen werden kann, indem ihre Möglichkeitt allein schon die Einheit der Erfahrung aufheben würde [...] »» (KRV, A206,255-256).

L'hommee ne peut avoir d'accès a l'existence qu'empiriquement. Mais par Ia suite,, Kant laisse néanmoins ouverte la possibilité d'un regard sur le monde sur lee mode du comme si.

243 3

Page 250: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

.... obzwar, wenn ich alle Dinge nicht als Phanomene, sondern als Dinge ann sich betrachte, und als Gegenstande des bloBen Verstandes, sie, obschonn sie Substanzen sind, dennoch wie abhangig ihrem Dasein nach vonn fremder Ursache angesehen werden können; welches aber alsdann ganzz andere Wortbedeutungen nach sich ziehen, und auf Erscheinungen,, als mögliche Gegenstande der Erfahrung nicht passen würdee (ibid).

Souss 1'aspect du comme si, un tout autre monde s'érige, qui attire d'autres significations,, par exemple celles de la religion.

III n'y a done pas d'analogie entre le rapport humain et le rapport divin auu monde ? Toute comparaison de la volonté divine avec celle de 1'homme est vaine.. Le désir de 1'homme n'est pensable que sous la figure d'opposition du desirablee au non-désirable, ou sous celle du plaisir (Lust) a Inversion (Abscheu, NegGr,, 2:810). Tout cela ne vaut pas pour Pêtre le plus parfait (vollkommenst). «« Der Grund seiner höchsten Lust [schlieBe] sogar alle Möglichkeit der Unlust auss » (NegGr, 2:810). L'être supreme ne connaït pas de fondements pour 1'oppositionn réelle. En et par lui le tout est donné (in ihm unddurch ihn ist alles gegeben),gegeben), e'est-a-dire il 'a' et/ou 'est' la faculté de Vintuitus intellects sous sa formee d'intellects originarius. La difference de qualité entre 1'homme et Dieu estt incommensurable (unermefilich). En voulant calquer 1'analogie au rapport homme-Dieu,, on comparerait l'hétérogène, 1'existence positionnée qui n'est rienn pour soi (vor sich selbst nichts) et le positionnant par lequel 1'existant est (durch(durch welches allein alles ist, NegGr, 2:816). Non, avec la volonté supreme, dontt on ne sait même pas ce qu'elle est, il n'y a pas d'analogie. Et pourtant il doitt y en avoir une, sans quoi toute 1'argumentation qui precede resterait sans signification.. L'analogie ne peut être faite qu'avec 1'expérience finie de 1'énigmee de la creation, a savoir précisément avec la generation que Kant dans lala première critique a cherchée a soumettre et a rendre comprehensible sous le conceptt de causalité.

Paradoxalement,, il y a analogie entre 1'énigme de la creation positive et lee scepticisme de Hume, évoqué par Kant dans Negativen Gröfie?1 Hume rejette toutee comprehension du rapport causal: cause et effet sont logiquement hétérogènes.. On peut comprendre le rapport entre fondement et consequence, a conditionn que la consequence fasse logiquement partie du fondement. Les lois dee 1'identité et de la non-contradiction rendent tout a fait acceptable que la divisibilitéé (Teilbarkeit) presuppose 1'assemblage (Zusammensetzung) : une unitee non-assemblée est indivisible. « Eine logische Folge wird eigentlich nur darumm gesetzt, weil sie einerlei ist mit dem Grande » (NegGr, 2:817). Mais commentt comprendre que quelque chose découle (fliefie) d'une chose complètementt autre ? Comment 1'effet peut-il être compris comme 1'existant

277 Cf. Beatrice Longuenesse, o.c, 1993, pp. 412-415.

244 4

Page 251: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

causee par un autre existant ? « Wie soil ich es verstenen, daB, weil etwas ist, etwass anders sei ? » (ibid.) Ici, pour le sceptique, la comprehension s'arrête devantt la factualité.

L'expériencee sceptique de la causalité est ainsi Ycmalogon de la creatio ex nihilOynihilOy parce que, comme cette dernière, elle se fonde dans P incommensurable. Laa métaphysique de Kant, dans Negativen Gröfie, est un 'scepticisme onto-théologique'' quant a Pexistence comme position absolue. Elle présente aussi, surr le mode du principe de conservation de la positivité, la trouvaill e de la tragédiee de la pensee, trouvaill e de la 'dialectique des Lumières' dans les Lumièress et avant la critique, selon laquelle le gain de connaissance discursive impliqu ee la perte d'intuitio n immediate. Kant Pexprime, lorsqu'i l s'identifie a la plaintee de Simonides. « Je mehr ich über Gott nachsinne, desto weniger vermag ichh ihn einzusehen » (NegGr, 2:815).28

** * *

2121 L'expression se trouve, un peu modifiée, dans : Cicéron De natura deorum, 1,60.

245 5

Page 252: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

246 6

Page 253: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Chapitr ee 8

Incongruencee : signes d'une intériorit é existentielle

(Von(Von dem er sten Grimde des Unterschiedes der Gegenden im Raume, 1768) )

AA la trouvaill e de la perte du Dasein dans Beweisgrund s'enchaïna Ia différenciationn entre opposition logique et opposition réelle dans Negativen Gröfien.Gröfien. Étant une maniere indirecte d'approcher 1'existence telle qu'elle se manifestee comme 'système' de forces, Popposition réelle remplit pour ainsi dire Iee vide laissé par 1'existence dans son retrait . L'un e évoque Fautre comme par contagion,, ce qui est caractéristique des trouvailles. A Popposition réelle qui suppléee a Pinsuffisance logique, s'enchalne maintenant la trouvaill e d'une insuffisancee géométrique. Il s'agit du principe de différenciation dans Pespace, élaboréé par Kant dans son Von dem ersten Grande des Unterschiedes der GegendenGegenden im Raume datant de 1768. En effet, il y a un Hen direct entre Ie conceptt physico-mathématique de Popposition réelle et celui dont il est question.. Dans Ie premier est également sous-entendue la possibilité de VentgegenVentgegen : Popposition réelle est Entgegensetzung (cf. KRV, A282, 326). Un principee de différenciation spatiale done que Kant va découvrir dans la figure de Pincongruencee et dont il étudie la possibilité métaphysique. Il va la trouver dans Iee concept de Pespace absolu, espace continu et stable, espace de reference presupposee a toute determination géométrique.

Nouss avons exposé, dans Ie chapitre concernant la 'Verneinung' et la 'difference',, Ie raisonnement que suit Lyotard dans Discours, figure en vue de critiquerr a sa maniere la reduction de Pêtre a Popposition structurele. Pour défendree sa these que la vérité psychique ne se reduit pas au principe d'opposition,, comme Ie prétendait Ie structuralisme ou la pensee hégélienne dialectique,, il a dü introduir e un principe de difference. Par rapport a Kant, cette reflexionn s'est déplacée, puisque Penjeu n'est plus de trouver, dans Popposition réelle,, une nouvelle maniere de systématiser Pêtre pour pouvoir en determiner laa vérité, mais de montrer dans Pêtre une ouverture a travers laquelle la vérité faitt evenement comme ce qui est inanticipable. La difference n'est pas opposition,, elle est plutöt Verstettung dans Ie sens freudien. Or, c'est dans ce contextee que Lyotard fait reference au principe d'incongruence et qu'i l Papprochee de sa propre idéé de la difference résistante è Popposition. Dans Ie chapitree central au Discours, figure\ 'L e travail du rêve ne pense pas', Lyotard

247 7

Page 254: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

expliquee que penser la Verstellung comme une simple transposition d'une figuree géométrique dans la dimension oü elle s'établit revient a reduire le processuss primair e a la procédure oppositionnelle et structurale, ce qu'i l soup9onnee la pensee lacanienne de faire.

Unn triangle bidimensionnel peut être déplacé tout en restant dans les coordinnéess de la surface. La Verstellung en revanche, par exemple le miroitementt d'une figure, exige un mouvement par-dessus la surface. « Ce mouvementt se produit done dans une 'épaisseur', la même que Kant demande pourr pouvoir superposer par rotation deux triangles symétriques par rapport a unee droite, les ne peuvent coïncider par simple translation dans le plan » (DF, 243).11 Pour pouvoir penser un evenement bidimensionnel, la profondeur tridimensionnellee est présupposée, et ainsi de suite : la pensee de la Verstellung d'unee figure tridimensionnelle exigerait un espace a quatre dimensions. Lyotard rapprochee done la Verstellung freudienne de 1'incongruence kantienne. Comme nouss allons le voir, il va penser, dans Les TRANSformateurs DUchamp, le lien entree les deux dans la perspective d'une theorie topologique de Fespace (de Dedekindd et de Poincaré), a savoir de la theorie des coupures.

Danss le chapitre suivant, nous allons voir comment chez Kant le retrai t de 1'existencee se traduit dans la trouvaill e de 1'incongruence spatiale, de 1'espace absolu,, et également du sentiment comme la faculté de reception de cette incongruence,, comme lieu, done, oü 1'existence fait signe de son retrait . Nous avanceronss que 1'incongruence devïent par analogie un principe méthodique de laa nouvelle métaphysique et qu'elle est pertinente pour le développement de la critiqu ee transcendantale. L'opposition réelle se traduit dans 1'opposition {Widerstreif){Widerstreif) entre les facultés, entre le pouvoir d'imagination et d'entendement parr exemple: 1'incongruence se traduir a en principe dans ce jeu de forces commee orientation et comme comparaison de ces forces par le sentiment. Cette comparaisonn prend dans la langue de la première critiqu e Pappellation de 'reflexionn transcendantale'. La question qui se posera sera de savoir si, oui ou non,, cette reflexion peut être stable. Si Ton suit Lyotard et la theorie des coupures,, le sentiment se trouve coupé de 1'assurance d'un espace absolu, ce quii implique 1'instabilité. Il est par conséquent une sorte d'index anamnésique, commee 1'est sa presence dans le texte La confession d'Augustin. La reflexion

11 La reference pas mentionnée par Lyotard est au Prol. §13, 38, oü Kant discute le problème de rincongruencee dans Fespace. Dans Erste Grunde des Unterschiedes, Kant n'a pas encore 1 ceil pourr 1'incongruence dans la surface et la nécessité de sortir de 1'espace bidimensionnel. Ainsi, il posee abusivement que deux figures identiques et dessinées sur une surface peuvent toujours se superposerr Tune a Fautre (Gegend, 2 :998). 22 Un peu violemment, Goulyga souligne 1'esprit inventif de Kant et son affirmation des processus inconscients,, en Fapprochant de la theorie heuristique des mathematiciens francais, Hadamard et Poincaréé (La psychologie de l'invention dans le domaine des mathématiques): « 1'heuristique contemporainee traite des problèmes qui préoccupaient déja Kant ». Arsenij Goulyga Emmanuel Kant,Kant, une vie. Paris : Aubier Montaigne, 1985 (1981), pp. 117-119.

248 8

Page 255: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

sentimentalee est un jugement sans regie. On ne sait jamais si elle est prometteusee ou 'traumatique' . Cela ne se decide qu'après coup. La reflexion suitt le va et vient de Fexistence, c'est-a-dire de la presence de ce qui ne peut êtree qir absent a la raison.

LaLa region (Gegend) est présupposée a la disposition (Lage)3

Nouss allons présenter le texte court mais dense d'Erste Grimde des UnterschiedesUnterschiedes dans Pordre de sa division thématique. La première partie est propédeutiquee et discute le concept Gegend. Elle est suivie par ce qui parait être unee preuve indirecte de Pespace absolu par Pincongruence. Une discussion de Papplicationn philosophique (philosophischen Anwendung), qui conclut Particle, montreraa que Pespace absolu est un concept métaphysique et non seulement géométrique. .

Lee texte s'ouvre par une reference a Leibniz. Leibniz, comme tous les génies,, a laissé dans son oeuvre beaucoup d'inachevé. Promesse avait été faite, maiss non tenue, d'un trait e intitul e Analysin situs, analyse de fa situation. Kant doutee de ce que le titr e n'ait jamais été plus qu'un Gedankending {ens rationis), c*est-a-dire,, selon la definition de la première critique, un concept vide et sans objett (KRV, B348, 333). L'articl e qu'i l est sur le point de commencer s'inscrit peut-êtree dans le sill age de la promesse leibnizienne, mais il en sera bien différent.. Le concept analysin situs indique que Leibniz avait Pintention de traiterr de son objet de maniere purement géométrique. Kant, en revanche, vise unee determination philosophique et métaphysique du situs. La, ou Leibniz ne paraitt pas avoir cherché plus qu'une analyse, Kant a pour but de determiner la conditionn de possibilité.

[Ich]] suche hier philosophisch den ersten Grand der Möglichkeit desjenigen,, wovon [Leibniz] die GröBen mathematisch zu bestimmen vorhabenss war. Denn die Lagen der Teile des Raums in Beziehung aufeinanderr setzen die Gegend voraus, nach welcher sie in solchem Verhaltni ss geordnet sind, und im abgezogensten Verstande besteht die Gegendd nicht in der Beziehung eines Dinges im Raume auf das andere, welchess eigentlich der Begriff der Lage ist, sonder in dem Verhaltnisse dess Systems dieser Lagen zu dem absoluten Weltraume (Gegend, 2:993). .

Surr le plan de Pimmanence, un système géométrique se dé fin it comme un ensemblee dont la coherence consiste dans les rapports entre les elements

Cf.. Sarah Gibbons Kant's theory of imagination. Bridging Gaps in Judgement and Experience. Oxford:: Clarendon Press, 1994, pp. 67-78; Friedman, o.c. 1992, pp. 19-24,28-29.

249 9

Page 256: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

constituants.. La determination systématique se reduit a ïa description des rapportss entre des elements. Cependant, il faut voir que Ie concept géométrique duu Gegend (region) ne s'articule pas de cette maniere.

L'analysee des determinations relatives, des 'dispositions', ne touche pas aa la 'situation' des elements, a leur orientation régionale, c'est-a-dire a leurs rapportss aux points cardinaux. Pour comprendre Ie phénomène des Gegenden, onn a besoin d'un espace indépendant et fixe, l'espace absolu, par rapport auquel less Lagen, les dispositions relatives, sont orientées. L'espace relatif est englobé danss l'espace absolu qui lui donne son unite et sa stabilité. L'espace ne se définitt pas sur la seule base des elements (Teile) spatiaux et de leur relations. Auu contraire, ces elements ne sont que secondaires par rapport a l'espace absolu (Gegend,, 2:994). ,

Or,, Ie questionnement de Kant est métaphysique, dans la mesure ou il concernee la possibilité d'un concept pur de l'espace.

Meinn Zweck in dieser Abhandlung sei zu versuchen, ob nicht in den anschauendenn Urteilen der Ausdehnung, dergleichen die MeBkunst enthSlt,, ein evidenter Beweis zu finden sei, dafi der absolute Raum unabhangigunabhangig vort dem Dasein aller Materie und selbst als der erste GrundGrund der Möglichkeit ihrer Zusammensetzung eine eigene Realitat habehabe »(Kant souligne; Gegend, 2:994). .

Danss ce but, Kant fait la distinction entre Dasein et Realitat. Dasein est pris ici commee 1'existence matérielle des choses, dont la synthese, la mise en ordre, dépendd de l'espace absolu, qui a une Realitat sans existence. La pure formalit é dee l'espace absolu semble ainsi preparer 1'esthétique transcendantale, oü la formee de 1'intuitio n spatiale est la condition de possibilité de la synthese des donnéess de YEmpfindung, qui en est la matière. Comme il Ie faisait dans NegativenNegativen Gröfie avec Ie concept physico-mathématique de Newton, la reflexionn métaphysique part de 1'empirique et de Va posteriori des jugements intuitif ss (anschauende Urteilen) de Tart appliqué de la geometrie. La métaphysiquee peut apprendre de la geometrie, qui fait usage de principes évidents,, indéniables {unleugbar) et abstraits. L'usage concret de la geometrie montree la nécessité du principe d'orientation qui, selon Kant, a un statut métaphysique.4 4

44 Dans Sein und Zeit, Heidegger reconnatt également la priorité du Gegend pour 1'orientation dans l'espace.. Pour lui, Ie concept a un statut « existential », découvert dans l'usage journaher (alltüglichen(alltüglichen Umgangs) qui a une intimité presque évidente (Vertrautheit). Seulement dans la 'perte'' du quotidien, Ie Gegend et sa fonction pour 1'orientation se révèlent. « Das Besorgen des Daseins,, dem es in seinem Sein urn diesess Sein selbst gent, entdeckt vorgSngig die Gegenden [...]. lmm Nichtantreffen von etwas an seinem Platz wird die Gegend des Platzes oft zum erstemal ausdrücklichh als solche zuganglich » Martin Heidegger Sein und Zeit. Tubingen : Max Niemeyer,

250 0

Page 257: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

VexperienceVexperience corporelle du Gegend révèk un besom métaphysiqiie

Toutt ce qui se trouve a I'extérieur de nous n'est connaissable que par l'intermédiairee de notre corps. Concernant notre Ia relation a 1'espace, Kant 1'expliquee en localisant son caractère tridimensionnel dans 1'expérience subjectivee du corps oü se croisent les trois dimensions de maniere perpendiculaire.. Le corps s'érige perpendiculairement {senkrechi) a un plan horizontal,, qui a son tour divise 1'espace en deux, a savoir en regions supérieure ett inférieure {oben und unteri). Une autre 'paroi' imaginaire coupe en deux le corpss de maniere verticale et engendre les cötés gauche et droite {rechten und linkenlinken Seite). Perpendiculairement, mais aussi vertical, un troisième plan engendree Ia difference régionale du 'devant' et du 'derrière' {vorderen und hinterenhinteren Seite).

L'experiencee concrete des géomètres concerne 1'orientation dans 1'espacee qui n'est pas réductible a une geometrie des rapports. Les determinationss régionales ne sont pas des consequences de Ia disposition. En revanche,, la disposition dépend de la determination régionale. « Es ist klar, daB nichtt die Bestimmungen des Raumes Folgen von den Lagen der Teile der Materiee gegeneinander, sondern diese Folgen von jenen sind [...] » (Gegend, 2:1000).. Avec ce renversement, Kant critique la these de Leibniz selon laquelle 1'espacee absolu se définit sur la base de ses seuls elements. « Spatium absolutumm est locus plenissimus seu locus omnium locorum », écrit par exemple Leibniz.. Ainsi, il n'y aurait pas de difference absolue, mais seulement graduellee entre Pespace conditionné et 1'espace conditionnant. Kant, lui, croit avoirr découvert que la possibÜité d'orientation presuppose 1'horizon fixe d'un 'espacee absolu', qui, contrairement a ce que Leibniz avait posé, ne peut être dérivéé de ses elements.6

N'envisageantt plus uniquement une discussion avec Leibniz, Kant veut montrer quee le corps, étant le Heu de rencontre des dimensions spatiales, joue un róle principall dans 1'orientation. Il en donne trois exemples empiriques qui sont éclairants,, puisqu'ils montrent comment la forme de 1'espace absolu est impliquéee dans Fexpérience la plus concrete. En premier lieu, Pécriture et Ia lecturee exigent 1'orientation de gauche a droite, sans laquelle elles sont

19866 (1927), §22, p.104. La critique de Heidegger sur la conception métaphysique-transcendantalee de Kant sera discutée ci-dessous (chapitre 12). 55 Gottfried Wilhelm Leibniz 'Initia rerum mathematicarum metaphysica / Metaphyische Anfangsgründee der Mathematik' (1715), in: idem Philosophische Schriften bd. 4 (Schriften zur Logikk und zur philosophischen Grundlegung von Mathematik und Naturwissenschaft). Frankfort amm Main: Suhrkamp, 1996, p. 363. Parr exemple dans la definition suivante : « Spatium absolutum est locus plenissimus seu locus

omniumm locorum. / Der absolute Raum ist der ganze erftillte Ort oder der Ort aller örter » (Leibniz,, 1715, p. 363).

251 1

Page 258: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

impossibles.. (D'ailleurs, Pexemple correspond a celui que donne Lyotard pour montrerr la nécessité de la presence corporelle dans la lecture : sans situation orientéee du corps et en se fondant seulement sur un système oppositional géométrique,, on aurait droit de prendrait la lettre N pour un Z, ce qui déstabiliseraitt la signification DF, 212.) Ensuite, on peut produire un plan astronomiquee du ciel, sans 1'orientation corporelle, on ne serait pas capable de determinerr Ie mouvement du soleil de Pest a Pouest: le sens des regions n'est pass réductible a la connaissance des lieux (Örter) dans Fespace, a leur dispositionn selon un système de coordonnées. Et même, en dernier lieu, la determinationn des espèces biologiques est parfois basée sur Forientation: la differencee entre le houblon et le haricot, dont la forme de croissance est une spirale,, est déterminée par le fait que le premier pousse de gauche a droite, tandiss que le second pousse de droite a gauche.

C'estt le dernier exemple qui indique le mieux Pimportance métaphysiquee de la faculté de s'orienter. Les biologistes ont observe que les manièress de croïtre du houblon et du haricot restent les mêmes au-dela de Péquateurr oü le soleil suit le parcours est-nord-ouest au lieu d'est-sud-ouest. Ils enn ont tiré la conclusion que P orientation spécifique a chaque espèce ne provientt pas d'une quelconque influence extérieure, mais qu'elle est inherente a Pespèce.. Bufïon, biologiste hautement respecté par Kant, pense pour cette raisonn que les determinations biologiques sont a trouver dans les germes des espèces,, comme des données naturelles (Zusammenfaltungen der Natur in den KeimenKeimen;; Gegend, 2:993). « Diese bestimmte Eigenschaft wohnet ebenderselbenn Gattung von Geschöpfen unveranderlich bei » (Gegend, 2:996). Laa determination est interne (innere Bestimmung), ce qui pour Kant, a Fépoque pré-critique,, équivaut a une determination métaphysique de la chose en soi. La pertinencee de Porientation dans Pespace est qu'elle pourrait indiquer la directionn de la determination interne des choses.

Laa prétendue trouvaille de la determination interne et métaphysique vautt aussi pour Pespèce humaine, ce qui n'est pas sans importance pour notre thesee selon laquelle ce que Pon trouve ici prepare par transpositions analogiques PP invention de la critique transcendantale. La nature a determine le corps de manieree interne de telle sorte que les cötés gauche et droit different quant è leur pouvoirr respectif.

Daa das verschiedene Gefuhl der rechten und linken Seite zum Urteil der Gegendenn von so groBer Notwendigkeit ist, so hat die Natur es zugleich ann die mechanische Einrichtung des menschlichen Körpers geknüpft, vermittelstt deren die eine, namlich die rechte Seite, einen ungezweifeltenn Vorzug der Gewandtheit und vielleicht auch der Starke vorr der linken hat. [...] So wie aber die rechte Seite vor der linken den

252 2

Page 259: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Vorteill der Bewegkraft zu haben scheint, so hat die linke ihn vor der rechtenn in Ansehung der Empfindsamkeit (Gegend, 2:997).

L'anatomiee du corps est symétrique extérieurement, mais elle cache de maniere internee une difference de capacités: Pactivité relève du cöté droite; la réceptivitéé du cöté gauche. La symétrie apparente est une question de 'quantité', dee rapports identiques entre des elements spatiaux. Elle cache une difference 'qualitative'' portant sur la difference facultaire irréductible.7 Cette intériorité, pourr Kant, est essentielle. Il Pestime universelle. Ainsi tous les peuples sur terre sontt droitiers; tout Ie monde doit écrire - sous Ie dictat de la nature - de Ia main droite.. Nous y reviendrons : la difference est analogue a celle de la sensibilité et dee Pentendement, présentés continuellement par Kant dans Pordre de lecture gauche-droite,, et comme Ie passif et Pactif.

LL 'autre dans Ie même : incongruence comme dissimilation8

Pourr expliquer Ie concept d'incongruence Kant Penchame a ses reflexions sur Porientationn dans Pespace. L'incongruence est une affaire de 1'hétérogénéité qui habitee Ie corps humain. L'hétérogénéité que manifeste YEmpfindung interne fait signe,, se manifeste comme Pinsuffisance de la construction géométrique. Le fameuxx problème de la difference entre la main gauche et la main droite est la preuvee concrete de cette insuffisance. Si nous projetons sur une surface les contourss de la main gauche et les contours de Pautre main, en partant du principee qu'elles sont parfaitement symétriques, les deux formes peuvent être superposéess par une rotation au-dessus de Ia surface de projection. En revanche, sii Pon projette les contours des volumes tridimensionnels de la main gauche et droitee dans Pespace, si Pon construit deux gants, Ia figure de droite ne peut se superposerr a la figure de gauche. Et malgré cela, elles sont identiques dans la descriptionn géométrique. « Die rechte Hand ist der linken ahnlich und gleich, undd wenn man bloB auf eine derselben allein sieht, auf die Proportion und Lage derr Teile unter einander und auf die Gröfie des Ganzen, so muB eine vollstMndigee Beschreibung der einen in allen Stücken auch von der andern

77 Nous croyons pouvoir introduire cette terminologie métaphysique leibnizienne ici, puisque Kant enn est encore dependant. L'espace est selon Leibniz 1'extension de ce qui existe simultanément (spatium(spatium est ordo coexistendi). Quantité {quantitas) ou Men grandeur (Magnitude) est ce qui est connaissablee dans sa co-existence sünultanée (quod in rebus sola compraesentia cognosci potest). Qualitéé est ce qui se laisse connattre dans 1'observation d'une chose isolée (qualitas autem est, quodquod in rebus cognosci potest cum singulatim observantur). La symétrie qui est une affaire des rapportss entre des elements dans l'espace est quantitative. La determination interne par contre est qualitative,, puis qu'elle concerne les choses en tant qu'elles sont en elle-mêmes.

«« Dissimilation [est] la difference dans Fidentité, Ie hasard de la rencontre dans la prévoyance duu compose, la passion dans la raison - entre les deux, si absolument étrangers, la plus étroite unite:: la dissimilation » (EL, 67).

253 3

Page 260: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

geltenn » (Gegend, 2:998). Dans Ie miroi r par exemple la main miroitée est identiquee a son original, mais ne lui correspond pas entièrement. Ce qui fait la differencee dans la similitude, est rin-superposabilité, qui relève d'un principe autree que géométrique. « Es ist [möglich], daB die Figur eines Körpers der Figur einess andern völlig ahnlich und die GröBe der Ausdehnung ganz gleich sein könne,, so daB dennoch ein innerer Unterschied übrig bleibt, namlich der, daB diee Oberflache, die den einen beschlieBt, den andera unmöglich einschlieBen

könnee »(Gegend, 2:999). Lee gant et 1'image miroitée montrent qu'une identité 'extérieure' et

quantitativee peut cacher une difference intérieure qualitative. Kant désigne ce rapportt de difference dans la similitude par le terme déja mentionné d"incongruence\\ « Ich nenne einen Körper, der einem andern völlig gleich und ahnlichh ist, ob er gleich nicht in eben denselben Grenzen kann beschlossen werden,, sein inkongruentes Gegenstück. » (Gegend, 2:998) L'incongruence est donee mise en evidence comme ce qui échappe a la capacité de construction de la geometrie.. Elle est son terminus ad quem, sa limit e infranchissable.

Cee statut d'indice des limites a la construction, reflet de 1'absence tfintuitustfintuitus intellect™ humain, fait appel a un autre type de connaissance, la métaphysique.. Cette dernière n'utilis e 1'idée (la métaphore théologique) du divinn créateur que comme incitation a la reflexion.

Wennn man sich vorstelle, das erste Schöpfungsstück solle eine Menschenhandd sein, so ist es notwendig entweder eine Rechte oder eine Linke,, und urn die eine hervorzubringen, war eine andere Handlung der schaffendee Ursache nötig, als die, wodurch ihr Gegenstück gemacht werdenn konnte (Gegend, 2:999).

Autrementt dit, la difference régionale entre gauche et droite indique une differencee interne, qui est d'ordr e métaphysique. L'insertio n du créateur a ainsi unee fonction heuristique. Si le créateur procédait seulement sur la base des lois externess de la geometrie, proposées par des philosophes dogmatiques comme fondementt suffisant pour la determination de Fespace, il ne serait pas en état de poserr la difference entre gauche et droite. Si Dieu était géomètre, on pourrait grefferr n'import e quelle main a n'import e quel bras. Il faut done conclure que Dieuu n'est pas un constructeur géométrique et que 1'espace qu'i l a créé 'precede'' 1'espace constructible sur la base des régularités de disposition. L'incongruencee des choses réfère ainsi a l'existence comme source inaccessible dee Thétérogénéité entre gauche et droite. C'est a nouveau l'existence dans son retrai tt qui, a travers 1' incongruence, indique dans quelle mesure la mathématiquee peut servir de modèle a la philosophic : non pas méthodiquement,, puisque son pouvoir constructif est limit é et s'arrête la ou la

254 4

Page 261: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

métaphysiquee devrait commencer, mais indirectement comme point de depart pourr 1'analogie.

MethodeMethode métaphysique indirecte: Vexperience comme indication de Vespace absolue absolue

Quee Pespace absolu soit presuppose nécessairement, cela découle de Pinsuffisancee de la geometrie quant a la determination des objets incongruents. Maiss Ie passage éclaire de plus 1'enjeu méthodique de la métaphysique cherchée parr Kant. Selon cette methode, la métaphysique peut s'appuyer sur P evidence a posteriori.posteriori. Ainsi la physique montrait dans Ie phénomène de Popposition réelle laa valeur métaphysique du concept de la grandeur negative, et ici, c'est la geometriee appliquée qui appel Ie Ie concept métaphysique de Pespace absolu, penséé pour des raisons pratiques par les géomètres. La determination complete d'unn volume ne repose pas seulement sur les rapports des elements, mais encore surr Ie rapport a Pespace absolu « so wie ihn sich die MeBkünstler denken » (Gegend,, 2 :998). Il s'agit ia d'un rapport invisible : Pespace absolu n'est pas unn objet de Pexpérience. Experience il y a cependant, indirectement, des efïets dee Pespace absolu dans Ie phénomène de Pincongruence. « In der Beschaffenheitt der Köiper [können wahre] Unterschiede angetroffen werden [...],, die sich lediglich auf den absoluten und ursprünglichen Raum beziehen [...]] » (Gegend, 2:1000). C'est dans Ie caractère indirect que reside sa valeur métaphysique.. L'incongruence étant une difference qui ne se reduit pas aux rapportss visibles, il nous faut présupposer un rapport a P invisible comme conditionn de sa possibilité, c'est-a-dire a Pespace absolu comme Grundbegriff.

Quee Kant, avec sa methode indirecte, préparé Ie criticisme, indique bien unee analyse du contexte historique oü il se situe entre empirisme et dogmatisme. Avecc sa conception de Pespace absolu, Kant tranche dans Ie debat entre trois positionss différentes. Avec la refutation de la possibilité d'observer directement (unmittelbar)(unmittelbar) Pespace absolu, il prend position contre Pempirisme épistémologiquee de Locke, qui considérait, dans son Essay concerning human understanding,understanding, Pespace en tant que tel comme Ie résultat de Pabstraction faite enn partant de la vue et du toucher.9 Kant tient pour naïve et inconsequente cette positionn qui consiste dans la sensibilisation de tout concept. Locke cherche une noogonie,noogonie, une généalogie empirique de la pensee, contre laquelle proteste Kant (KRVB127,135;A271,317). .

Laa conception dogmatique de Pespace absolu, établie par Newton dans saa Principia, ressemble a une liaison entre la théologie et la science physique

99 John Locke An Essay concerning human Understanding. London: Penguin Books, 1997, 162-1633 (Xll l §§2-7).

255 5

Page 262: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

(HWPh,, 8:87).10 L'espace absolu n'est pas une donnée immediate de 1'expérience.. Il doit être presuppose comme existant pour rendre compréhensibless les mouvements dans l'espace. Comment determiner un changement,, si Ton ne peut être sur que 1'horizon dans lequel ce changement a lieuu soit un repère fixe. Pour fixer les lois physiques de la mécanique, il faut pouvoirr faire reference a un entourage spatial stable et permanent. Newton a cm pouvoirr trouver dans les étoiles fixes et Ie soleil les coordonnées de eet espace absolu.. Pour lui, Ie ciel se définit comme un système en repos, comme un espacee absolu auquel il attribuai t d'ailleur s également Ie caractère de 'temps absolu',, et par conséquent de 'mouvement absolu' (HWPh, 8:98-99). Il a pris cettee stabilité spatio-temporelle pour 1'attribu t divin du sensorium dei, remplacantt a sa maniere 1'intuitio n intellectuelle scolastique.11 L'espace et Ie tempss absolus sont les biais par lesquels Ie divin se réfère au monde, biais entre 1'absoluee et Ie relatif . Puisque Dieu est éternei et inchangeable, son sensorium 1'estt aussi, et e'est done par rapport a lui que 1'homme est capably de figer les loiss de la nature. La physique est ainsi un preambule a la théologie.

Unee telle conception théologique de l'espace absolu en fonction de sa nécessitéé pour la comprehension mathématique de la nature est rejetée par Leibniz.. Leibniz critiqu e Ie concept d'un mouvement absolu : chaque mouvementt est relatif et determine par Ie rapport d'un objet a un autre. Il en découle,, comme nous venons de Ie relever, que l'espace 'absolu' ne peut être autrementt que l'espace entièrement rempli. L'espace en soi est dependant de la monadee et done determine par une perspective spécifique. Ou Newton presupposee un espace absolu a l'espace relatif , Leibniz considère ce rapport commee depuis toujours déja inséré dans une perspective relative. Dans la monade,, Ie tout se reflète, mais il Ie fait de maniere spécifique è cette monade. Il l n'yy a done pas d'espace absolu qui soit détaché de la perspective des monades. Toutt espace est relationnel (HWPh, 8:102).13

Danss 1'interprétation de Kaulbach (HWPh, 8:90) et de Jaspers, Kant a cherchéé une position intermediaire è celles de Newton et Leibniz.14 De Leibniz, Kantt emprunte 1'idée du perspectivisme, mais il prend Ie sujet humain comme laa seule perspective è accepter: 1'orientation dans l'espace est relative et dépendantee de la corporalité. En même temps, et Kaulbach semble passer un peuu trop vite sur ce point, Kant prend justement ce phénomène concret comme

100 Cf. Ernst Cosher Substanzbegriffund Funktionsbegrijf. Untersuchungen über die Grundfragen derder Erkenntniskritik. Darmstadt: WBG, 1990 (1910), pp. 225-249 ; Alexandre Koyré From the closedd world to the infinite universe. Baltimore, London : Johns Hopkins University Press, 1982 (1957),, pp. 206-234. 111 « Newton called space - the empty, infinite, homogeneous, absolute Euclidian space - quasi a senss organ of God {sensorium Dei), without which there could be no real forces in nature » Funkenstein,, o.c. 1986, p. 24. 122 Ibid, pp. 62-63, 89-97. 144 Karl'jaspers 'Kant', in : Idem Die grofien Philosopher Mflnchen: Piper, 1997 (1957), p. 411.

256 6

Page 263: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

pointt de depart pour une conclusion métaphysique. Cette maniere de procéder, ill Pemprunte a Newton, qui, lui aussi, affirme la these métaphysique sur la base d'unee experience concrete, mais a I'encontre de ce dernier, il n'adapte pas sa conclusionn théologique.

PasPas de commentaire : incongruence et dissimilation évoquées par Duchamp

Lee phénomène de 1'incongruence occupe une place centrale dans les reflexions dee Lyotard. C'est dans ses TRANSformateurs Duchamp (1977) qu'il Pélabore dee maniere extensive, pour y revenir dans son livre posthume La confession d'Augustind'Augustin (1999). L'incongruence se révèle dans ce cas comme un phénomène dee 'dissimilation', une figure qui fascine Lyotard a Pépoque, comme elle 1'a toujourss fasciné. La dissimilation est due a la difference cachée dans le 'même'. L'apparentee symétrie et Ia similarité entre deux objets incongruents oblitèrent leurr difference. La figure ne nous est plus nouvelle: 1'opposition cache la difference,, les processus secondaires flottent sur les processus primaires, Ie lisiblee est destabilise par le figural, le moderne est porteur du postmoderne etc. Or,, Incongruence s'ajoute a cette enumeration comme la difference régionale 'enveloppée'' dans ce qui est géométriquement identique. Elle s'avère être pour Lyotardd un terme clé pour le commentaire philosophique de 1'ceuvre de Marcel Duchamp.15 5

LesLes TRANSformateurs DUchamp s'ouvre par une sorte de 'Fiche de lecture',, intitulée 'Incongruences'. Lyotard y présente 1'ceuvre de Duchamp commee ce qui ne supporte pas de commentaires, malgré la surabondance de critiquess a son propos. Cette oeuvre est trop 'nue', trop 'simple', trop 'dure' pourr être interprétée, malgré les notes et esquisses que 1'artiste avait rassembléess dans sa vie. Le travail de Duchamp est opus expeditum, une oeuvre sanss armes sérieuses de defense.16 En termes philosophiques, la determination pragmatiquee de 1'ceuvre est incertaine : a qui s'adresse-t-elle, de quoi parle-t-

155 Martin Jay décrit le r6Ie déconstructeur de 1'art de Duchamp. Idem Downcast Eyes. The DenigrationDenigration of Vision in twentieth-centruy Jrench Thought. Berkeley : University of California Press,, 1994 (1993), pp. 161-170. Henri Meschonnic considère que Duchamp « reste la grande referencee de Lyotard ». Idem Modernité Modernité. Paris: Verdier, 1993 (1988), p. 259. En effet, Duchampp est 1'exemple préféré de Lyotard, qui est d'avis que son oeuvre est caractéristique de la 'postmodernité** parce qu'elle se relate au retrait du reel par « le regret et Pessai » (PEE, 24 ; TI, 84).. Dans La philosophie et la peinture a l'ère de leur experimentation, Lyotard la caractérise commee une oeuvre « parachronique », qui est impossible a classer selon la périodisation et qui gardee ses mérites propres d'actualité puis qu'elle se soustrait a la chronologie (PPEE, 470). 66 Dans Chambre sourde, Lyotard décrit Part (de Max Jacob ou d'un Ignatius de Loyola) comme

1'exercicee d'une guerre dont le but est de provoquer le 'rien' - 1'être nu de 1'existence - a se manifester,, malgré la defense discursive et esthétique du sujet « Poétique disciplinaire, juste utile aa des francs-tireurs de la langue, combattants expediti, armés è la légere et expedients, operant par raidss contre la forteresse du moi, ils font brèche d'un trait dans son pompeux appareil, juste le tempss de surprendre le dur zéro de sens que les discours camouflent»(CS, 62).

257 7

Page 264: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

elle,, qui est son auteur si elle consiste dans des Ready Mades, des 'Etants donnés',, quel est son objet de reference ?

Lee commentaire est difficil e parce que Duchamp n'a rien a dire ou plutött que ce qu'i l dit dans son oeuvre est ce 'rien ' obscur. Ses travaux montrent cee 'rien'. 17 Le Grand Verre (The bride stripped bare by her bachelors, Even (The(The large Glass), 1915-1923) est une surface transparente a travers laquelle on regarde.. Étant donnés; 1° la chute d'eau, 2° le gaz d'éclairage (1946-1966) n'estt visible qu'a travers des trous, trou de serrure dans une porte fermée, brèchee dans un mur dans lequel doit s'introduir e le regard, pour finalement trouverr le trou féminin (mais est-il féminin ?). « Trous sur trou. Qu'y a-t-il a voirr d'un trou ? Un trou, dit Mme Rrose [i.e. Duchamp], est fait pour voir, non pourr être vu » (TD, 15). Or, l'inaccessibilité, la 'dureté', de 1'oeuvre consiste danss ce 'rien a voir' qui donne seulement a voir et qui se refuse a toute reductionn discursive.

Danss 'L'instant , Newman', Lyotard explique les deux ceuvres par rapportt a la temporalité et comme une impossible presentation.

LeLe grand Verre et Étant donnés se referent a des événements, la 'mise a nu'' de la Mariée, a la découverte du corps obscene. [...] Dans le 'retard enn verre', il n'est pas encore arriv e ; dans les buissons, derrière le judas, ill Pest déja. Les deux ceuvres sont deux manières de représenter ranachronismee du regard par rapport a 1'evenement de la mise a nu. Le 'sujet'' de la peinture est bien 1'instant, 1'éclair qui aveugle 1'ceil, une épiphanie.. Mais, selon Duchamp, cette occurrence, la 'féminité' , ne peutt pas être prise en compte dans le temps du regard de la 'virilité ' » (L'Inh ,, 90)19.

177 Les deux ceuvres que nous avancons sont parmi ses plus importantes. Elles sont liées : ce que la premièree suggère par son titre mais ne montre pas - la nudité feminine -, est donné ouvertement parr la deuxième, qui ne mentionne pas dans le titre. (Gloria Moure Marcel Duchamp. Madrid : Poligrafa,, 1988, p.26.) . . ,, .„ 188 Renée van de Val critique la dichotomie qui soutient cette problématisation, sans d ailleurs rejeterr le respect porté par Lyotard au caractère ouvert de 1'oeuvre. Lyotard est pourtant trop anxieuxx de défendre 1'art contre la reduction discursive. Aujourd'hui tout commentaire peut être accompagnéé d'une reproduction de 1'oeuvre, en garantissant ainsi leur hétérogénéité. Et, plus philosophiquementt elle critique Lyotard de dé-historiser rexpérience esthétique, du beau ou du sublimee et d'oblitérer ainsi le dialogue affectif et corporel qui existe entre 1'auteur et le public, et 1'oeuvree (Renée van de Vall Een subliem gevoel van plaats. Een filosofische interpretatie van het werkwerk van Barnett Newman. Groningen : Historische Uitgeverij, 1994). 199 Cf. Jean-Francois Lyotard L 'assassinat de I 'experience par la peinture, avec Jacques Monory. Pariss : Le Castor astral, 1984, p. 119.

258 8

Page 265: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Duchampp cherche a représenter Ie décalage du 'pas encore' et du 'déjè plus', décalagee dü a la nudité feminine, è la Chose, c'est-a-dire è ce 'rien qui n'est pas rien'' mais qui est Ie réel introuvable. Passons.20

Laa nudité vide de Tart irrit e les commentateurs savants, qui par conséquentt ne cessent pas de commenter Foeuvre. « On n'en finit pas de raconterr Le grand Verre et Étant donnés » (L'Inh , 91). Comme la 'chose nue' et Part,, le fïgural et le discursif s'y avèrent incommensurables et tout de même lies.lies. 'Dialectique des Lumières' : plus le commentateur trouve de pistes du cöté duu discursif et du savoir, plus il en perd du coté de 1'expérience de dureté. Il est ainsii poussé a faire semblant. « Il faudra être consciencieux et phraseur comme d'habitude,, et ne rien laisser paraïtre de la seule chose importante, a savoir qu'onn est intéresse par Duchamp a proportion inverse de ce qu'on a compris de luii et qu'i l vous a fait penser (commenter) » (TD, 19). C'est le commentaire mêmee qui « devra être incongruent avec Foeuvre » (TD, 20). Recherche de 1'incomprehensionn et de 1'inconsistance qui règne entre commentaire et commenté,, telle serait la tache de Pinterprétateur par rapport a Pceuvre de Duchamp.21 1

Cettee étrange sorte d'adaptation incongruente du commentateur a Pceuvre,, se resume pour Lyotard au concept précité de dissimilation. (Lyotard Paa retravaülé plus tard en évoquant Pimpossibilité du commentaire en faisant referencee a Vanamnese et Ia Durcharbeitung : Part est une recherche qui a pour

Danss 'Notes sur les sens de « post- »' et dans Heidegger et les 'juifs ', Lyotard refonnule cette temporalitéé du retard en termes de 1'anamnese, de Faffect inconscient et de la difference sexuelle. «« [...] Le veritable processus de Favant-gardisme a été en réalité une sorte de travail , long, obstiné,, hautement responsable, tourné vers la recherche des presuppositions impliquées dans Ia modernité.. Je veux dire que pour bien comprendre Foeuvre des peintres modemes, disons de Manett è Duchamp ou Newman, il faudrait comparer leur travail avec une anamnese au sens de la thérapeutiquee psychanalytique. Comme le patient essaie d'élaborer son trouble présent en associantt librement des elements apparemment inconsistants avec des situations passées, ce qui luii permet de découvrir des sens caches de sa vie, de sa conduite, - de même on peut considérer le travaill de [...] Duchamp comme une 'perlaboration' {durcharbeiten) effectuée par la modernité surr son propre sens (PEE, 112-113). Le refoulement primair e concerne la rencontre avec une 'chose** (Lyotard écrit encore a la lacanienne 'Chose') qui, dans un premier moment (non-temporel)) est 'trop ' pour être (en)registré par l'appareil psychique et qui dans un second temps se manifestee dans un affect sans cause. Cet evenement ne fait pas partie des syntheses kantiennes ou autres,, il « ek-siste ». Lyotard, è l'instar de Freud, Fappelle difference sexuelle. « Par difference sexuelle,, j'entends ici [...] le cas d'un exces, d'un débordement dans 1'abord, j'ent ends le nom d'unee fureur, de plaisir et de douleur mêmes, d'une disjonction inclusive ou exclusion conjonctive,, Fexogamie dite, dont l'appareil psychique n'a pas idee, qu'i l ne peut pas établir, synthétiser,, oü sa vie et sa mort se jouent, en dehors de lui quoiqu'en lui » (HJ, 40-41). L'expériencee esthétique avec Favant-gardisme de Duchamp retentit, encore dix ans plus tard, danss cette lecture anamnésique. 2i2i Le thème de 1'inconsistance reviendra dans Lectures d'enfance, oü Lyotard montre Finconsistancee du jugement Ceci est de Vort, avance par Thierr y De Duve dans son Kant after Duchamp,Duchamp, comme expression paradigmatique pour Fétat de F esthétique après Foeuvre de Duchamp.. Cf. notre 'En ... werkt 't? Lyotard en Valéry over de kunst van het denken' in: De passiepassie van de aanraking. Over de esthetica van Jean-Francois Lyotard. Budel: Damon, 2000, pp.. 133-149.

259 9

Page 266: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

butt aporétique d'exprimer 1'inexprimable de la 'presence' in actu, d'un geste de presentation.. Son travail est done toujours inachevé et manqué. Le commentaire philosophiquee ne peut rendre justice a 1'art qu'en retravaillant a son instar son propree materiel: la langue.)22 La dissimilation est une maniere de procéder que Lyotardd découvre (entre autres) chez Duchamp (TO, 27) : il y a de la difference danss le similaire.

Innocentt celui qui croit qu'on peut se tenir dans Pinconsistance comme onn se tient dans le sérieux : e'est-a-dire de facon consistante ! Il faut se tenirr inconsistamment dans l'inconsistance, done s'y mêler des segmentss consistants, et les rendre indiscernables des autres. [...] Duchampp tourne tout entier autour de cette académique question des indiscernables,, qui porta aussi le nom de question des incongruents dans less problèmes de geometrie (TD, 29 ; cf. LE, 109).

Toutee 1'ceuvre de Duchamp est un jeu avec le paradoxe apparent que ce qui est symétriquee n'est pas superposable, et avec « 1'Analysis situs [et] la topologie, c'est-a-diree [avec] une sorte de raisonnement sur les grandeurs qui s'interdit 1'hypothèsee (la facilité) de leur commensurabilité » (TD, 30).

KantKant d'après Duchamp™: incongruence, dissimilation et principe dd 'indiscernabilité

Cee qui lie, pour Lyotard, 'incongruence' et 'dissimilation' , e'est le principe leibnizienn de 1'indiscernabilité. On pourrait également, sans trop d'insistance interpretative,, réduire la critiqu e kantienne de la métaphysique dogmatique a cettee thématique. Dans le chapitre concernant la 'Amphiboli e der Reflexionsbegriffe',, au milieu de la première critique, Kant explique le principe d'indiscernabilit éé de Leibniz. Pour pouvoir discerner deux gouttes de 1'eau, il fautt avoir recours a la perception 'phénoménologique', et a ce que Kant appelle 'reflexionn transcendantale'. Il nous faut revenir sur ce dernier concept, et sur sonn analogie avec le sentiment corporel de distinguer 1'incongruent (ici chapitree 14), mais pour le moment il suffrt de noter que cette reflexion consiste aa attribuer de maniere transcendantale 1'aspect d'intuitio n a la faculté sensible et 1'aspectt discursif a 1'entendement. C'est seulement par cette différenciation reflexivee que Ton peut distinguer Tune de 1'autre deux gouttes d'eau dont la

222 Cf. Jean-Francois Lyotard 'Gesture and Commentary', in : Iyyun. The Jerusalem Philosophical QuaterfyQuaterfy n° 42 jan. 1993, pp. 37-48, partiellement retravaillé dans Karel Appel: ein Farbgestus. Berlin// Bern: Gachnang & Springer, 1998, pp.15-23, 32-39. Au milieu du dernier livre, le genre duu commentaire est transformé en une sorte de 'poeme-philosophique' (ibid., pp. 99-144). 233 Cf. Thierry De Duve Kant after Duchamp. London, Cambridge (Mass.): the MIT press, 1998.

260 0

Page 267: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

constructionn interne est identique, grace a leur emplacement différent dans I'espace. .

Soo kann man bei zwei Tropfen Wasser von aller inneren Verschiedenheitt (der Qualitat und Quantitat) völlig abstrahieren, und es istt genug, daB sie in verschiedenen Örtern zugleich angeschaut werden, umm sie numerisch verschieden zu halten. Leibniz nahm die Erscheinungenn als Dinge an sich selbst, mithin fur intelligibila [...] und daa konnte sein Satz des Nichtzuunterscheidenden (principium identitas indiscernibilium)indiscernibilium) allerdings nicht bestritten werden (KRV, A263-264, 312).24 4

Leibnizz qui ne comptait qu'avec la determination intérieure des choses, ne pouvaitt pas les distinguer en fonction de leur identité spatiale, d'oü sa conclusionn (véritablement 'parménidienne') que ce qui est identique pour la raisonn ne peut être discerné.

Quee F identique oblitère tout de même la difference et que cette differencee se manifeste si Fon change de perspective théorique - comme Ie fait Kantt en échangeant la logique-dogmatique pour Fapproche transcendantale -, c'estt Ie thème de dissimilation chez Lyotard. Dans Discours, figure, il discute unn passage extrait des notes de Duchamp. « Dans Ie sommeil de Rose Sélavy, il yy a un nain sorti d'un puits qui vient manger son pain de la nuit» (DF, 288). Le processuss de rêve fait son travail dans cette regie surréaliste, en transformant la «« substance sonore », la fïguralité, des mots 'pain' et 'nuit' en 'nain' et 'puits'. Cee renversement d'homophonie qui procédé avec « rigueur mathématique » sur lee plan figural résulte en une symétrie créant un effet d'hétérosémie au niveau dee la signification. Le jeu de mot n'est done pas seulement une procédure au plann sensoriel, comme dirait le Merleau-Ponty selon Lyotard. Il se défïnit par Finattenduu produit dans ce qui, a première vue, n'est qu'une transformation chiasmatiquee et symétrique. Pour pouvoir penser ce changement, il faut remplacerr Ie paradigme phénoménologique par le freudisme. La vérité est une affairee de perspective.25

DéconstructionDéconstruction avant-gardiste de l'espace absolue

Enn discutant, dans le chapitre Tarois', de Peffet de dissimilation, Lyotard avancee la reflexion suivante sur le miroir.

Dee rimpoTtance que Kant attribue a ce principe et & sa refutation témoigne le fait qu'il la répète auu moins encore trois fois : KRV A270,317 ; A272,318 ; A282,325. 255 Remarquons d'ailleurs que le figural et la dissimilation font encore leur oeuvre dans le pseudonymee de Duchamp: Rose Sélavy, qui se transpose en 'Rose, c'est la vie'. 'La vie en rose' estt 1'état oü le *même' vécu apparaït sous une lumière nouvelle et inattendue.

261 1

Page 268: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Laa paroi d'un miroi r est une machine alimentée par les objets qu'on lui présente,, et qui produit d'autres objets, les images qu'elle réfléchit. [...] Orr Ie produit diffère de 1'objet présenté par deux propriétés : sa distance apparente,, sauf exception, et sa position (TD, 51).

Laa dernière correspond, écrit Lytoard, a la découverte kantienne de 1'incongruence,, a la particularit é que Ie symétrique peut s'avérer être 1'insuperposable.. En effet, après avoir expliqué Ie principe de projection, Kant écrit: :

Diee Abbildung eines Objekt im Spiegel [...] erscheinet jederzeit ebensoweitt hinter demselben, als es vor seiner Flach stehet, und daher istt das Bild einer rechten hand in demselben jederzeit eine linke. Bestehett das Objekt selber aus zwei inkongruenten Gegenstücken, wie derr menschliche Körper, wenn man ihn vermittelst eines Vertikaldurchschnitt ss von vorne nach hinten teilt, so ist sein Bild ihm kongruent,, welches man leicht erkennt, wenn man es in Gedanken eine halbee Drehung machen laBt; denn das Gegenstück vom Gegenstücke einess Objekts ist diesem notwendig kongruent» (Gegend, 2:999).

Danss Ie miroir , la main droite se retrouve transformée en main gauche, et les deux,, original et reflexion, sont incongruentes. Comme Ie corps est en lui-même diviséé a la maniere d'un miroir , il comporte une incongruence inherente. Le reflett de la main droite qui est la main gauche virtuell e est done congruente a la mainn gauche réelle. Le double reflet - dans le corps et dans le miroir - annule 1'incongruencee et la dissimulation. Ainsi un montage en série produir a a tour de rölee dissimilation et similitude. Le premier reflet dans le miroir produir a un objett incongruent; le deuxième, miroitant 1'image du premier produir a une imagee qui sera congruente a 1'original et ainsi de suite.

Laa machine spéculaire est, quant a la position de ses effets, identifiante quandd elle est elle-même doublée (élevée a une puissance paire), maïs dissilantee quand elle fonctionne seule ou montée avec ele-même en quantitéss impaires. On observera que la fonction que la fonction premièree nommée, que nous appellerons assimilante ou spéculaire met enn jeu trois objets : Pobjet présenté au premier miroir , son image dans

266 La paraphrase du passage est déplacée par rapport a I'original. « Mais, ajoute le philosophe, il suffitt d'appliquer un miroir le long de 1'axe vertical de ce corps pour que la moitié présentée au miroirr produise, sous les espèces de son image réfléchie, un pendant pleinement congruent (superposable)) è 1'autre moitié » (TD, 51-52). Ce n'est pas ce que Kant écrit, maïs pour Targumentt cela ne fait pas de difference. L'article 'Machinations*, datant d'avant 'Parois', donne d'ailleurss ne paraphrase adequate (TD, 78-79).

262 2

Page 269: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

celui-ci,, et 1'image de cette image dans Ie deuxième miroir ; au contrairee les deux premiers sufftsant a la fonction dissimilatrice pour s'exercer:: c'est cette dernière que Marcel Duchamp appelle miroirique. (TD,, 52)27

Prisee sous Tangle de la parité, la série spéculaire paraït 'hégélienne', dialectisationn du négatif dans Ie troisième terme positif; en revanche, prise sous Tanglee de 1'imparité, elle est 'sophistique' (TD, 48-50, 52).28 Avec Ie principe dee dissoi logoi et de la retorsion, Ie sophisme déconstruit la reconciliation dialectique.. La dialectique sophistique respecte Tincongruence qui règne entre Iee positif et son négatif, elle ne cherche pas a réconcilier 1'heterogene et Tincompossable.. Elle est Tart rhétorique de Téristique (TD, 48) et d'agonistiquee (CP, 23, 46, 94-96). Elle est aussi un art de leurrer Ie public. Aristot ee Ta décrite comme Tart de savoir renverser la these la plus forte pour la pluss faible, et inversement de faire apparaitre F argument Ie moins vraisemblablee comme Ie plus fort . L'incongruence qui sépare T affirmatio n positivee et la negation determine leur hétérogénéité de telle maniere que leur comparaisonn logique, et Téventuelle reconciliation dialectique qui en suit, deviennentt impossibles. Nous pouvons dire, avec Lyotard, que ce que nous trouvonss ici, est«Ie principe renversé des indiscernables » (cf. EL, 95).

Duu cöté des sophistes, qui tirent ainsi leur avantage du principe d'incongruencee et déconstruisent de 1'intérieur la pretention dialectique (hégélienne),, Lyotard situe Kant comme Ie philosophe qui a pris a la fois au sérieuxx Tincongruence et Thétérogénéité. Le Kant isme et Ie sophisme se trouventt ranges sous le même toit !

Onn peut ruser avec la ruse, faire fabriquer de Tidentique a la machine d'altération.. Sur quelle fonction décidera-t-on d'arrêter le jeu de la ruse

277 Lyotard associe ce rythme d'enchaïnement en série avec la traditio n dialectique et hégélienne (unificationn de 1'opposée sous un troisième terme), si Ton a affaire a un nombre pair de parois, et avecc la traditio n sophistique (TD, 48-50, 52) et - bien étonnant de les trouver ensemble -kantiennee (TD, 79), s'il est question d'un nombre impair . « On peut ruser avec la ruse, faire fabriquerr de Tidentique a la machine d'altération. Sur quelle fonction décidera-t-on d'arrêter le jeuu de la ruse et de la fidélité ? Kant sur celle-la, Hegel sur celle-ci. Ou plutót: Ia question est plus hégéliennee que kantienne. Kant dit : en tout cas, s'il y a un jeu et quelque chose & arrêter, c'est qu'onn est d'abord dans la dissimilation ; 1'homogénéité de 1'espace est un résultat de géomètre » fTD,, 79).

Cf.. Jean-Francois Lyotard 'Sur la force des faibles' in : L'Arc (n°64). Aix-en-Provence: Cheminn de Repentance, 1976, pp. 4-12 et 'Retorsion en théopolitique' in : RP, 60-80. Les thèmes d'inspiratio nn sophistique dans la pensee de Lyotard sont abondants : dissimilation, retorsion, interminabilit éé de la série d'arguments (ou des phrases), hétérogénéité etc. li s coincident parfois avecc le paradigme méta-psychologoqique freudien, a la 'deuxième* Wittgenstein ou a Ia réflexivit éé kantienne sans regie. Cf. notre 'De kracht van 't zwakke. Augustinus' sofistische spiritualiteit '' in: Voorsluis B. (red.) Spiritualiteit en postmodernisme. Zoetermeer: Meinema, 2000,, pp. 14-33.

263 3

Page 270: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

ett de la fidélité ? Kant sur celle-la, Hegel sur celle-ci. Ou plutdt : la questionn est plus hégélierme que kantienne. Kant dit : en tout cas, s'il y aa un jeu et quelque chose a arrêter, c'est qu'on est d'abord dans la dissimilationn ; Phomogénéité de 1'espace est un résultat de géomètre (TD,, 79).

Lee géomètre négligé, comme Hegel, 1'incongruence et la dissimilation, mais qu'arriverait-i ll s'il ne le faisait pas ?

Cependantt Kant, lui aussi, fait des efforts pour fuir le sophisme de la sériee des incompatibles et de la dissimilation, tout en restant fidele è Phétérogénéitéé découverte par 1*incongruence. Dans Von dem ersten Grimde desdes UnterschiedeSy il pose le premier fondement de 1'espace absolu comme le princip ee qui fait irruptio n dans la série, qui tranche dans Pindécidabilité sophistique.. C'est a cette solution, purement métaphysique, que Lyotard s'oppose.. En remplacant la reflexion kantienne sur les regions par sa propre argumentationn concernant les dimensions de 1'espace, il déconstruit Porientabilit éé et la condition orientée de 1'espace au fondement de 1'espace absolu.. Le conventionnalisme mathématique de Dedekind et de Poincaré lui fouraitt d'une nouvelle analysin situs, d'une autre topologie que la topologie kantienne.. Selon ces derniers, la mathématique n'est pas une simple description, nii une analyse pure. Elle est a considérer comme une industrie constructive et inventive.. Lyotard va y trouver ses armes théoriques pour 'démesurer' 1'espace, ett non pas pour le *commensurer', comme le faisait Kant qui sous le couvert de 1'absoluu cherchait a rendre commensurable 1'incommensurable.29

Commee preuve du caractère construit de la mathématique, Poincaré se référaitt a la theorie de la 'coupure', créée par son prédécesseur Dedekind. Contrairementt è ce que Pon croit dans la métaphysique - comme par exemple Kantt dans sa conception de 1'espace comme forme pure de Pintuition -, 1'espace euclidienn ne peut être clos définitivement. Son ouverture irrecusable et done sa 'déconstructibilité'' se montrent dans ses dimensions. Il s'agit de la construction dee 1'inconnu sur Ia base du connaissable. A partir d'une figure a dimension connuee (mono-, bi- ou tridimensionnelle), on peut, en theorie, construire un espacee n-dimensionnel de n'import e quel degré. L'argument est le suivant: danss chaque dimension connue il y a des elements géométriques qui ont pour fonctionn de 'couper', de faire interruptio n et de séparer. Ainsi, le point coupe la

299 Dans 'Expedient dans la decadence', Lyotard avance que dans les 'nouvelles' mathématiques « laa question posée est celle de Yinvention de concepts nouveaux, celle de rendre opératoires les obstacless eux-mêmes que rencontre le désir d'opérer: invention de nombres, d'espaces qui bouleversee les mathématiques naturelles. [...] Elles vont de pair avec la decadence d'une conceptionn de 1'espace origine, comme en topologie, ou du nombre naturel, comme en theorie des nombres.. Ainsi elles ouvrent la porte a une puissance d'imaginer et d'opérer qui passe outre aux contraintess antérieurement tenues pour divines, naturelles, essentielles ou transcendantales. » (RP,, 127-128).

264 4

Page 271: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

ligne,, la ligne coupe la surface, la surface coupe Ie volume. On voit que 1'étayagee numérique dimensionnel est accompagné par la fonction coupante qui aa un degré inférieur. De même que Ie point est la fonction mono-dimensionnelle danss la surface bidimensionnelle, de même la surface bidimensionnelle Test danss Ie volume trid i mens ionnel. En outre, au niveau connu pour être Ie plus élevé,, Ie tridimensionnel, la fonction mono-dimensionnelle perd son effectivité dee coupure. Or, en suivant ce principe, Ie géomètre est en état d'extrapoler, k parti rr de ce qui lui est connu, è un espace quadri-dimensionnel, lui est inconnu. Danss eet espace virtuel , la surface perdra sa fonction coupante, sera remplacée parr Ie volume et la quatrième dimension sera celle dans laquelle Ie volume fera laa difference dans Pespace.

Cee principe théorique de construire par coupure, déconstruit 1'espace absoluu dans sa pretention 'definitive' . L'espace est interminable. « C'est a [la theoriee des grandeurs non mesurables] que [Duchamp] doit Pidée de Ia 'coupure',, dont Pusage doit permettre selon Dedekind de construire des espaces 'n-dimensionnels'' par-dela la forme intuitiv e que nous impose 1'espace perceptif,, 1'espace absolu de Kant» (TD, 79). Or, ce qui, pour Kant, signifiait la finn absolue de la regression dans la spatialité, est détruit par 1'infinit e inventive duu constructivisme mathématique. Ou bien, ce qui revient au même, 1'espace absoluu de Kant doit être considéré lui-même comme Ie résultat d'une construction,, d'une 'invention' qui n'est pas stable mais qui invite è une progressionn inachevable. Le rapport désirologique entre la volonté de savoir et f'ambitio nn métaphysique de donner au savoir la loi déterminante (ou régulatrice danss la première critique), ambition qui habite encore la pensee pré-critiqu e de Kant,, est ainsi renversé par 1'intervention déconstructrice de Lyotard. Aucune regiee métaphysique ne pourra jamais mettre fin a Pinventivité géométrique.

Onn protestera que la methode de Dedekind comporte un principe et une regie d'invention.. Elle est done régulatrice, comme Pest 1'idée d'une unite spatiale danss la dialectique transcendantale kantienne, idee sans laquelle la forme pure dee Pespace, successeur de Pespace absolu, ne pourrait être utile a Ia possibilité dee Pexpérience. Quelle est la difference entre les deux ? Puisque 1'idée ne peut êtree presentee, n'est pas concept, la recherche géométrique kantienne est interminablee comme Pest la recherche inventive de Dedekind. Le kantisme critiqu ee est ainsi une 'désidérologie' classique dans la mesure oü il regie par Pidéee la volonté d'établir des connaissances nouvelles en geometrie.

Cependant,, le point crucial pour Lyotard est moins le principe méthodiquee de la geometrie de construction que Peffet de dissimilation. Il est vraii que Dedekind observe une certaine logique dans son argumentation inventive.. Lyotard y discerne tout de même la presence d'une paralogique qui estt effectivement ce qui déconstruit. Or, si Kant introdui t Pidée de Pespace absoluu pour donner de la stabilité a Pespace relatif et comme explication de

265 5

Page 272: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

1'incongruence,, Lyotard prend 1*incongruence comme ï'indice de la difference dimensionnellee inherente a 1'espace, qui exclut tout effort de Ie penser adéquatement.. La surface est une dissimilation de deux options : ou bien elle est figurefigure bidhnensionnelle et ainsi résultat d'une construction topologique, ou bien ellee a une fonction de coupure et fait partie de la tridimensionnalité. La même figuree a deux faces qui exigent deux perspectives différentes, qui s'excluent mutuellement. .

Duchampp donne une image expérimentale de cette incommensurabihté (TD,, 80-82). Face a deux miroirs places 1'un par rapport a 1'autre en un triangle obtus,, le spectateur voit la ligne verticale, la charnière entre les deux miroirs qui touss deux donnent a voir des espaces tridimensionnels. C'est ici que Peffet d'incongruencee et de dissimilation se manifeste. Dans la ligne de jonction des deuxx mirroires, deux espaces virtuels se rencontrent. Mais cette division dans 1'espacee tri-dimensionnel presuppose la coupure par une surface qui n'est pas visible.. Le spectateur ne peut voir que la ligne oü les deux miroirs se touchent. Cettee ligne cache une surface qui lui est perpendiculaire et qui sépare 1'espace virtuel.. La ligne est ainsi un signe de la surface coupante, qu'on ne peut done voirr que latéralement et indirectement. En fait, la surface du miroir sépare 1'espacee tri-dimensionnel réel et 1'espace virtuel. Elle ne se fait pas voir dans sonn actualité de division. La surface, pour être coupante, doit être transparente, ett Pon perd de vue de la sorte la surface effectuant la division dans le continuumm tridimensional. Pour 'voir' la surface coupante, il faut observer le miroirr de maniere laterale, il faut voir son 'tain'. Ce qu'on voit, c'est une ligne dissimulantt la surface coupante.

Pourr Duchamp, le monde tri-dimensionnel oblitere ainsi le monde quadri-dimensionnei,, puisque 1'on peut considérer toute surface comme cachant unn volume coupant dans le quadri-dimensionnei. Inspire par le livre Voyage au payspays de la quatrième dimension d'un certain G. de Pawlowski, Duchamp expliquee concernant le Grand Verre: « Simplement, j 'ai pensé a 1'idée d'une

300 Nous ne pouvons pas élaborer ici 1'analogie apparente entre les thématiques de 1'incongruence ett de T« étain du miroir ». L'incongruence aussi est un effet de 'miroir', un redoublement du pareill inévitablement impliquant 1'insuperposabilité et Fhétérogénéité. Rodolphe Gasché dans TheThe Tain of the Mirror déconstruit, a l'aide de 1'ceuvre de Derrida, le concept philosophique de la reflexionn « Tain [...] refers to the tinfoil, the silver lining, the lustreless back of the mirror. Derrida'ss philosophy, rather than being a philosophy of reflection, is engaged in the systematic explorationn of that dull surface without which no reflection and no specular and speculative activityy would be possible, but which at the same time has no place and no part in reflection s scintillatingg play » (Gasché, o.c. 1986, p.6). L'étain est la condition de la possibihté de réflexmté quii doit être negligee et neutralisée pour ne pas perturber la reflexion dans sa pureté, par exemple danss « la fiction ou le mythe » d'une intuition synthétisant originairement {ibid. p. 237). Gasché identifiee l'étain avec le jeu infra-structural de la 'dissemination', e'est-a-dire avec 1'impossible unitee de Varchè, de 1'immédiateté ou de la dialectique. « Reflection appears to be affected by the infrastructuress that commands the mirror's play and determines the angles of reflection. [...J Reflection,, then, appears to be affected by the infrastructures that make it possible; it appers broachedd and breached as an inevitably imperfect and limited Scheinen »(ibid, p.238).

266 6

Page 273: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

projection,, d'une quatrième dimension invisible [...]. Tout objet de trois dimensions,, que nous voyons froidement, est une projection d'une chose è quatree dimensions que nous ne connaissons pas. »31 Selon Lyotard, c'est ce principee qui domine Poeuvre du Grand Verre de Duchamp. « La ligne qui séparee Ie haut et Ie bas du Grand Verre serait la tranche d'un plan. Ce plan figuree la charnière entre deux espace tridimensionnels virtuels, celui des Célibatairess et celui de la Mariée » (TD, 55 ; cf. TD, 75 ff.). Ainsi 1'image bi-dimensionnelle,, par exemple celle de la Mariée, est une projection d'une MariéeMariée tri-dimensionnelle, qui a son tour est une projection d'une Mariée quadri-dimensionnellee et ainsi de suite. L'enjeu de la machination de Duchamp estt d'imposer un 'retard' « a Pimpatience de voir » (TD, 69). « Tout Pespace doitt subir un retard irreparable »(TD, 75). Le regard est désirant, veut voir plus qu'ill n'y a a voir, mais il est retardé par les effets de la figuration. Ce que Ton voitt n'est jamais ce que Pon désire voir. Le figural (le dimensionnel) et le libidinall sont co-impliqués. Le sous-titre : The bride stripped bare by her bachelorsbachelors en témoigne.

Orr la dissimulation, manifestée par 1'incongruence, est le principe d'instabilité,, qui donne occasion a des effets imprévisibles, effets de singularité et,, comme le disait Lyotard encore è Pépoque, de libidinalité. C'est un effet pareill a la bande de Moebius, qui était dans L 'économie libidinale le 'modèle' figurall pour une pensee affirmative, une bande en cercle mais tournee d'un demi-tour,, possédant la propriété confondante d'etre a la fois mono- et bilaterale.. « La bande interminable a geometrie variable (car rien n'oblige a ce qu'unee excavation reste concavité outre qu'elle est forcément convexité au 'deuxième'' tour, si du moins elle persiste) n'a pas deux faces, mais une seule face,, et done pas d'extérieur ni d'intérieur » (EL, 11). Ainsi, représente-t-elle Ie principee même de P incongruence, qui, elle aussi, est a la fois unitaire et différente,, Ie principe que Lyotard appelait, dans Discours, figure, la 'difference'' tout court.

LL 'incongruence et I 'existence 'primale'

Danss la chronologie de Poeuvre de Lyotard, le livre sur Duchamp est une charnièree qui relie le libidinal a la pensee 'phrastique' ou postmoderne. L'incongruencee prepare Pidée de 'postmodernité', lorsque Lyotard propose une «« politique topologique » (TD, 30-31): une politique de la 'démesure', du sublimee done. Sur un ton de provocation a Pendroit des politiques marxistes, il soutientt que le corps concret du proletariat prend part avec jouissance et libido auu pouvoir technique et industriel, a Pénergétique qui le surpasse (TD, 25).

Citee dans : Luc Feny Homo aestheticus. L'imention du gout a I'age démocratique. Paris: Grasset,, 1990, p. 307. Ferry y explique d'ailleurs bien Ie principe de coupure {ibid., pp. 296-297).

267 7

Page 274: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Duchamp,, lui aussi, en étant une sorte d'artist e mécanique, fait dans son oeuvre laa libr e experience creative de la démesure de la modernité. « Il va falloir que [Iee corps habituel, institué] se mette a la démesure du pensé et du relevé, s'il doitt suivre : qu'i l excède ses données ; qu'i l invente ses possibilités. » [TD, 27] Onn pourrait en outre rapprocher rincongruence du sublime. Lyotard souligne parr exemple que Ie rapport entre Lust et Unlust dans Ie sentiment sublime, est unee oscillation sans reste et inapte a la dialectique réconciliatrice. (Par cette caractérisation,, il relie d'ailleur s implicitement opposition réelle a 1'incongruence.) )

Dass Gemüt fühlt sich in der Vorstellung des Erhabenen in der Natur bewegtbewegt [...]. Diese Bewegung kann (vornehmlich in ihrem Anfange) mitt einer Erschütterung verglichen werden, d.i. mit einem schnellwechselndenn AbstoBen und Anziehen (KdU, §27, 103).

Commee Ie sublime, 1'incongruence est une maniere de penser la presence de 1'unpresentablee dans la presentation, de penser Ie n-dimensionnel dans Ie tri -dimensionnel. .

Ill y a malgré tout des differences. A un certain moment, un peu obliquement,, Ie sublime et Ie principe d'incongruence de Duchamp sont opposes.. Dans son article 'L'instant , Newman' Lyotard compare Duchamp a Newman,, en concluant que le premier poursuit la traditio n de vouloir réduire 1'incongruencee a un principe topologique, tandis que le second se voue a la traditio nn ' épiphanique *.

Unn tableau de Newman [...] n'annonce rien, il est 1'annonce elle-même. L'enjeuu plastique des grandes pieces de Duchamp est de déjouer le regardd (et 1'esprit) parce qu'i l cherche a représenter analogiquement commentt le temps déjoue la conscience. Mais Newman ne représente pass une annonciation imprésentable, il la laisse se présenter (Inh, 90).

Duchampp compte encore trop, cherche encore des principes a Pinvention. Mêmee si Ton peut commenter son oeuvre comme une sorte de mise en scène ou dee machination du libidinal , elle reste soumise a la regie de bonne forme. Mais rincongruencee radicale serait le rapport d'absence de tout rapport calculable. Ellee serait ce qui fait trou, indice de 1'hétérogène, signe de 1'existence imprésentablee qu'on ne peut attendre que dans Pimpréparation. Absence de rapport ,, 'presence' de 1'ab-solu, du « rapport sans rapport ».

322 Cf. Christine Pries 'Königsberger Avantgarde \ oder: Wie modern was Immanuel Kant ? in : Wolfgangg Welsch; Christine Pries Asthetik im Widerstreit. Interventionen zum Werk von Jean-FrancoisFrancois Lyotard. Weinheim: Acta Humaniora, 1991, p. 156.

268 8

Page 275: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Cee développement de Pinterprétation du concept 'incongruence* vers TT incision faite par Pabsolu dans Ie fini' correspond a notre these que, pour Kant,, 1'incongruence atteste indirectement de Fexistence, c'est-a-dire en atteste danss son retrait . Dans Ie livr e posthume La Confession d'August in (1998), Lyotardd s'inscrit, a sa maniere, dans Ie texte du père de 1'église et touche ainsi è 1'idéee du Dieu créateur dont la presence impossible ne peut se prod uire que dans Pextase.33 3

Quandd j'interrogeai s les apparences du monde, e lies répondaient: nous nee sommes pas dieu, lui seul nous a faites. Mais cela, moi l'homme intérieur ,, Tame, je Papprenais per sensus corporis mei, a travers les senss corporels et par Ie ministère de l'homme extérieur. [...] Tu étais pluss au-dedans de moi que mon intimité , interior intimo meo, plus au-dessuss de moi que mon point Ie plus haut, superior summo meo (CA, 26). .

Commentt penser cette presence de 1'absolu dans Pame, comment penser cette « inventioinventio elle-même, la rencontre, la découverte de Dieu » (CA, 75) ? Comment présenterr Pimprésentable, la 'bizarrerie ' qui fait que l'homme perde ses points dee repère, que Ie sujet 'explose' et 'implose' en perdant sa subjectivité, que 1'' existence qui ne se construit pas sous Ie régime de P apperception transcendantalee s'y signale tout de même ? « Le coup [de Pabsolu] est une coupure,coupure, au sens de la theorie des espaces w-dimensionnels. [...] Pour concevoir laa logique de ces mutations d'espace, Augustin n'a pas la ressource de la geometriee de Dedekind et Poincaré » (CA, 27). Augustin invente Pimage d'une épongee dans la mer: saturation dans tous ses trous par P infinit e de la mer.34 Il s'agitt des trous dans Pesprit humain, du manque en lui qui frustr e la representation.. « La vraie vie, le bonheur sautent comme poissons volants dans mess trous de mémoire, poches pour ton océan et trouées pour ton ciel » (CA, 56).. Mais Pabsolu est au-dela des images, il provoque des incongruences sémantiques,, des * oxymorons': intériorit é extériorisée, absolue relativisée, actualitéé atemporelle, presence absente (CA, 25). Or, puisque Pexistence absoluee est sans relations, n'a pas de formes, même pas celles de Pespace et du tempss (on est toujours en retard pour Pexistence; CA, 47, cf. 35), pas des conditionss transcendantales, pas de raison a Ia recevoir, son (im)présence est au-delaa du possible. « La coupure, dit Lyotard, est primale » (CA, 57).

333 Cf. notre 'Augustinus aan zee. Absolute taal en temporaliteit in Lyotards lezing van de Belijdenissen*Belijdenissen* in : Jean-Francois Lyotard Augustinus' Belijdenis. Baarn: Agora, 1999, pp. 101-138,, et 'Les confusions d'Augustin ou la conversion inachevable. Lyotard lecteur des Confessiones',Confessiones', in : Labyrinth (vol. 2). 2000 (http^/h2hobel.phl.univie.ac.at/-~iafi Labyrinth) . 344 La reference est è Saint Augustin Les Confessions (précédées de Dialogues philosophiques). Pariss : Gallimard, 1998, Vll:v , p. 908.

269 9

Page 276: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

LaLa trouvaille de Vexistence et I'invention de la critique transcendantale

Nouss avons nommé 'trouvaille ' la rencontre de 1'esprit avec l'existence dans sonn impossibilité représentationnelle. L'existence est une affaire de Yintellectus originarius,originarius, de creatio ex nihilo. Cependant, face au vide de 1'existence, face au 'trou' ,, la raison fait état d'inventivité. La trouvaill e de l'existence implique la tensionn entre 1'absence (le 'trou' ) et la creation, la mise en oeuvre ('valorisation') .. Or, avant de clore ce chapitre, nous allons essayer de suivre la tracee inventive qui mène a la critiqu e transcendantale et qui est comme retentissementt de la trouvaille. D'abord nous allons disposer, dans un geste rétroactif ,, la topologie de 1'incongruence selon Duchamp et Lyotard de telle manieree qu'elle forcera la brisure entre intuitio n et intellection. Ensuite nous allonss montrer comment cette brisure fait echo dans les Prolêgomènes, oü Kant 1'élaboree lui-même, indirectement, en reference a 1'incongruence.

LeLe retard du voir et du savoir : demontage et analogie

Lyotardd a mis dos a dos, chez Duchamp, 1'incongmence et la dissimilation. Cettee coordination révèle une autre incongruence, plus théorique, qui concernee le rapport entre voir et savoir, rapport inherent a 1'entendement divin .. Le voir est 'en retard' par rapport au savoir. Et 1'inverse vaut égalementt : le savoir est 'en retard' par rapport au voir, ou plutót au 'percevoir'' et 'recevoir' de 1'expérience d*incongruence.

Lee premier décalage s'explique ainsi. La ligne visible qui sépare deux volumess oblitère la surface, invisible, dont on connaït la fonction 'coupante'. Nouss 'savons' que la surface divise le continuum tridimensionnel en deux volumes,, mais nous ne sommes pas capables de 'voir ' cette surface dans sa fonctionn coupante effective. L'incongruence qui destabilise par en-dessous 1'identitéé symétrique selon 1'intuitio n géométrique et qui appelle le concept de 1'espacee absolu, en soi invisible, cette incongruence, engendre, par la dissimilation,, 1'hétérogénéité entre voir et savoir. Le savoir se retrouve sur un plann plus élevé que le voir. Est-ce que nous avons è nouveau affaire au principe pré-critiqu ee de la Constance de positivité, principe d'une 'dialectique des Lumières'' ? Est-ce que Ton gagne ici aussi du cöté conceptuel, ce que 1'on perd duu cöté obscur de 1'intuitio n concrete ?

Lee retard du savoir par rapport a 1'effet d'incongruence vécue et recue see révèle au moment oü la construction géométrique n'arriv e pas a determiner cee phénomène. Pour cela, on a, dit Kant, besoin d'une toute autre faculté, celle dee 1'orientation par le sentiment différenciant. Et 1'invention de 1'espace absolu nee vient s'apposer qu'après coup. On ne decide pas de 1'incongruence sur la

270 0

Page 277: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

basee <Tun raisonnement, mais sur la base d'un sentiment vécu. Le point d'ou Ponn voit la réalité ne coincide pas avec le point de vue sur la réalité.

L'inversionn proportionnelle est aussi importante pour le développement de la penseee transcendantale quant a la question méthodique. La theorie de la coupure presentt une procédure d' analogie : de même que la surface divise le continuum spatiall tri-dimensionnel, de même Ie volume divisera le continuum quadri-dimensionnel.. Egalement, Pespace absolu n'est comprehensible que par analogiee a Pexpérience concrete d'une stabilité spatiale. (Comme Ie montreront d'ailleur ss les exemples que Kant va en donner dans son Was heifit sich im DenkenDenken orientieren?', cf. ici chapitre 12). Mais personne n'a vu cette fonction danss la quadri-dimensionnalité, personne ne peut en avoir une representation, mêmee pas pour son ceil intérieur.

Avecc 1'incongruence et son elaboration par Kant, nous assistons a la naissancee de la critiqu e transcendantale. Premièrement parce qu'elle instaure, a parti rr de Pempirique, Pidée 'métaphysique' (topologique) de Pespace absolu dontt la vérité ne s'affirm e que de maniere indirecte dans 1'expérience. Preparationn de la tournur e copernicienne, Ia réalité sera déterminée (ou régulée) aa partir du conceptuel et non 1'inverse. Deuxièmement, parce que 1'incongruencee entre voir et savoir, dont Discours, figure est Pélaboration, preparee 1'attributio n des röles entre 1'imagination et Pentendement (par la reflexionn transcendantale). L'incongruence dans Pespace est ainsi transposée parr analogie dans le sujet, sous forme d'une incongruence facultaire, une incongruencee dans Pame.

Quee la separation entre intuitio n et concept soit préparée par P incongruence, Phésitationn constatée par Kant quant a la classification rationnelle de Pespace absoluu en témoigne.« Ein nachsinnender Leser wird den Begriffdes [absoluten] Raumess [...] nicht vor ein blofies Gedankending ansehen, obgleich es nicht an Schwierigkeitenn fehlt, die diesen BegrifF umgeben, wenn man seine Realitat, welchee dem innern Sinne anschauend genug ist, durch Vernunitideen fassen wil ll » (Gegend, 2:100). L'espace absolu n'est pas une chimère, un pur GedankendingGedankending un ens rationis. II ne Pest pas, parce que P intuitio n intérieure est sufïisammentt capable de la représenter, elle est anschauend genug. La difficult é residee dans PefFort de penser Ia réalité du concept comme une idee de la raison. Ellee relève du fait que la critiqu e pré-critiqu e de la pensee dogmatique n'a pas encoree trouvé sa solution transcendantale. Kant admet que Pespace absolu est horss d'atteinte de la raison humaine, mais il ne sait pas encore quel statut donnerr è cette réalité. C'est comme s'il cherchait encore une expression du conceptt adequate a la fois pour Pintuition et pour P intellection.

Danss la critiqu e transcendantale ce noeud gordien sera coupé. L'espace absoluu sera identifié avec forme de Pintuition pure dans sa fonction form e lie a

271 1

Page 278: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

prioripriori Sa fonction de rendre possible 1'orientation spatiale sera transposed vers laa raison, sous le nom de la regulation par 1'idée de la totalité et de 1'unité cosmologique.355 L'espace absolu redistribuera alors ses fonctions entre deux facultéss : l'espace pur est la condition de possibilité de 1'intuition ; 1'idée cosmologiquee est la condition régulatrice de 1'entendement. Cette distributio n dess taches sera placée comme structure d'analogie a la base de Ia problématique dee savoir comment s'orienter dans la pensee {Was heifit sich im Denken orientierenorientieren ?).

L'intériorité-plus-qu'intérieureL'intériorité-plus-qu'intérieure ou Vextériorité de Vexistence

Laa scission dans le concept d'espace absolu repose sur Ia découverte de 1'hétérogénéitéé entre intuitio n et pensee discursive. Les Prolégomènes 1'expliquent.. Dans le douzième chapitre, Kant rend plausible que la preuve apodictiquee en geometrie ne peut qu'être pure. La preuve de 1'identité de deux figuresfigures géométriques implique qu'elles peuvent se superposer Tune a 1'autre {einander{einander decken), ce qui exige 1'intuitio n immediate et a priori. Egalement 1'axiomee que l'espace a trois dimensions {drei Abmessimgen) repose sur une intuitio nn a priori « In einem Punkte [können sich] nicht mehr als drei Linien rechtwinkli gg schneiden : dieser Satz kann aber gar nicht aus Begriffen dargetan werden,, sondern beruht unmittelbar auf Anschauungen und zwar reiner a priori, weill er apodiktisch gewiB ist [...] » (Prol, §12, 37). Ainsi l'espace n'est pas une caractéristiquee existant réellement dans la chose en soi, mais il est Ia forme a prioripriori de 1'intuition . Le paradoxe de 1'incongruence est avance comme en étant laa preuve.

Diejenigen,, welche noch nicht von dem Begriffe loskommen können, alss ob Raum und Zeit wirklich e Beschaffenheiten waren, die den Dingenn an sich selbst anhingen, können ihre Scharfsinnigkeit an folgendemm Paradoxon üben und, wenn sie dessen Auflösung vergebens gesuchtt haben, wenigstens auf einige Augenblicke von Vorurteilen frei, vermuten,, daÖ doch vielleicht die Abwürdigung des Raumes und der Zeitt zu bloBen Formen unserer sinnlichen Anschauung Grund haben mogee (Prol, §13,37-38).

Lee paradoxe de 1'insuperposabilité des deux objets parfaitement identiques n'a pass de solution, et c'est précisément dans son absence que s'insère le fondement {Grund){Grund) de la formalisation de l'espace.

355 Cette transposition n'est pas prise en consideration par Francois Marty, dans son explication de laa difference entre l'espace vrai et absolu de Newton et le destin de celui kantien dans la première critique.. Marty, o.c, 1997, pp. 39-50.

272 2

Page 279: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Deuxx triangles sphériques sont construits de maniere identique, mais ne sontt en dépit de cela pas superposables. Leur conformité n'est qu'intérieure, c'est-a-diree dependant de leur construction géométrique. Elle se heurte a une determinationn extérieure qui résiste a leur identification complete. Or, dit Kant, ett ceci est pertinent pour notre argument, cette extériorité résistante réfere en soi aa une determination interne mais inconnue a F entendement, une determination quii échappe a la constructibilité.

Verschiedenee spharische [Triangel] zeigen, ohnerachtet [ihrer ] völligen innerenn Übereinstimmung, doch eine solche Verschiedenheit im aufierenn Verhaltnis, daB sich eine an die Stelle der anderen gar nicht setzenn lafit [...]; und hier ist denn doch eine innere Verschiedenheit beiderr Triangel, die kein Verstand als innerlich angeben kann, und die sichh nur durch das auBere Verhaltnis im Raume offenbart (Prol., §13, 38) )

L'extériorit éé est recue comme signe révélateur. Elle révèle {offenbart) qu'i l existe,, dans 1'être, une intériorit é plus intérieure que 1'intériorit é géométriquementt determinable. « Gegenstande sind nicht etwas Vorstellungen derr Dinge, wie sie an sich selbst sind und wie sie der pure Verstand erkennen würde,, sondern es sind sinnliche Anschauungen, d.i. Erscheinungen, deren Möglichkeitt auf dem Verhëltnisse gewisser an sich unbekannter Dinge zu etwas anderem,, nSmlich unserer Sinnlichkeit, beruht » (Prol, §13, 39). L"intériorité -plus-qu'intérieure'' ressort de la sphere de la chose en soi, c'est-a-dire de 1'existencee (dont on ne peut même pas dire si elle est 'chose', comme Ie reprochaientt souvent les critiques avec raison a Kant).

Laa trouvaill e de 1'incongruence fait son apparition dans Pexpérience comme 1'indicee désignant Ie retrait de 1'existence. Elle est la trouvaill e de 1'existence au momentt de sa perte. Ainsi, elle est également du ressort de Ia reflexion philosophiquee pré-critiqu e et de la preparation de la critiqu e transcendantale : trouvaill ee du trou existentiel en vue de sa valorisation philosophique éventuelle, enn vue de la (ré)invention de la métaphysique. Mais cette trouvaille, ne contaminera-t-ellee pas la pureté transcendantale? La philosophie peut-elle dépasserr définitivement ce signe existentiel, signe de la resistance a la reduction géométrique?? Peut-elle Ie mettre de cöté comme n'étant plus qu'un instant fugiti ff dans I'histoir e de la pensee, 'in-stant' et done sans permanence (mais aussii se présentant dans Ie stans, dans Pétablissement du logos) ? Ce signe n'est-ill plus qu'un indice minime, singulier et négligeable, une Winke, un EinfallEinfall ou un Licht dans 1'esprit. La signification (Peffet) peut-elle supprimer ce cotéé 'archi-signifiant ' ? Refoule-t-on jamais avec succes la resistance existentiellee ?

273 3

Page 280: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

** * *

274 4

Page 281: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Chapitr ee 9

Histoir ee de la critiqu e

Refoulementt et retour de son Einfall

Less lectures des textes pré-critiques présentées dans les trois chapitres precedentss peuvent avoir détourné 1'attention du lecteur quant a notre intention, quii est de réfléchir sur la trouvaille comme '(ui)condition' ou comme Ie 'quasi-transcendantal'' de la philosophie en general et de la critique kantienne en particulier.. En effet, nous n'avons pas voulu donner une reconstruction généalogiquee ou historique de 1' invention de la critique. Brisure de Yintuitus intellectus,intellectus, opposition réelle et incongruence ne sont pas simplement des elementss constitutifs de Pinventaire critique, mais plutot des indications historiquess de ce qui se présente a P anamnese de la pensee, a savoir la trouvaillee qui est la rencontre avec Pexistence dans son retrait. Dans leur róle anamnésique,, elles travaillent la critique, puisque Pexistence reste ce qui doit toujourss Paccompagner.

Laa trouvaille n'est pas en tant que telle 'passée', evenement historique è situerr quelque part sur la ligne, sur cette representation spatiale de la temporalité successive.. L'histoire a pu donner des signes de trouvaille, lors d'une réforme ouu d'une revolution, dans un sentiment de faillite de la dogmatique, dans des découvertess scientifiques. Mais en tant que rencontre avec Yek-sistence, la trouvaillee n'a pas d'histoire.

[Ellee est] un 'passé' qui n'est pas passé, qui ne hante pas Ie présent, au senss oü il lui fait défaut, lui manquerait, se signalerait présentement mêmee comme un spectre, une absence, qui ne Phabite pas non plus qu'auu titre d'une belle et bonne réalité, qui ne fait pas objet a mémoire commee quelque chose qui serait oublié et doit être rappelé (aux fins de 'bonnee fin', de bonne connaissance). Qui n'est done même pas la commee blanc, absence, terra incognita, mais qui est lè pourtant (HJ, 27). .

Cettee presence ambigue de la trouvaille - présente et absente a la fois - est contradictoiree pour la philosophie qui compte sur 1'ordre oppositionnel; elle ne e Pestt pas dans Ie cadre d'une métapsychologie de 1'anamnèse, c'est-a-dire de Pinconscientt 'primal'. Sa 'primalité' nous oblige a modifier notre concept du 'trou'.. La trouvaille ne fait 'trou' qu'après coup, e'est-a-dire pour une pensee de

275 5

Page 282: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

valeurs,, de significations et de structures. Le trou de la trouvaille n'est pas un 'trouu de mémoire' parce qu'elle est oubliée ou refoulée ; il Test parce qu'il est 'trop'' : trop présent pour être représentable dans la mémoire. « Il est 'en trop' commee 1'air ou la terre sont en trop pour la vie d'un poisson » (HJ, 30). La trouvaillee est comme « 1'excès 'initial' » qui reste hors scène (HJ, 35). Elle est lala rencontre avec le 'trop de presence' qui, depuis son ek-sistence, ne peut se présenterr (sans être enregistrée, HJ, 33) qu'en insistant par un sentiment sublimee ou spasmodique (HJ, 61).

C'estt sur ce double mode que notre titre 'trouvaille de la critique' est a comprendree :entendu comme génitif objectif, la trouvaille (1'invention) concernee la methode de penser qui s'appelle critique transcendantale, comme génitiff subjectif, la trouvaille est ce qui habite cette critique comme son (in)condition.. Or, les deux génitifs correspondent a deux approches du rapport entree la critique et 1'historique. La critique comme système tentera d'effacer toutee trace de contingence due a sa propre invention (Sallis) ; la critique considéréee comme étant une methode cherchera 1'auto-ouverture de la raison (Proust).1 1

C'estt entre effacement et ouverture que le chapitre suivant s'étendra. Nous allonss voir comment dans un certain nombre de textes, Kant se rend compte de laa contingence historique de YEinfall de la critique. D'abord, il y a 1'ouverture dee la deuxième edition de la Kritik der reinen Vermmft, edition qui s'efforce de diminuerr le röle de 1'imagination en faveur de 1'entendement. Heidegger Pa montré.22 En conformité avec la tradition métaphysique relevée par Sallis, Kant essaiee de 'refouler' l'instant contingent de 1'invention critique en 1'inscrivant danss 1'histoire de la science en general. Pour rendre plausible 1'universale de sonn invention, Kant entreprend une reduction des circonstances historiques. II prendd le développement des sciences comme contexte determinant, pour mettre ensuitee 1'accent sur la veranderte Methode der Denkungsart (KRV, BXV11, 21) enfinn de 1'immuniser contre le contingent, en soulignant la formalité de YEinfall

critique. . Danss Les Prolégomènes comme dans la première critique, 1 aspect

systématiquee et méthodique est trouvé dans une evidence de 1'entendement: il n'yy a de connaissance que par le jugement. C'est ainsi que la systématicité trouvee son fondement; c'est également ainsi que la critique s'avère véritablementt methode. Mais on y trouve également 1'idée que 1'histoire fait signe,, cette fois-ci en reference a Hume, qu'elle produit des Winke comme pour

11 John Sallis Espace ment de la raison et de 1'imagination dans les textes de Kant, Fichte et Hegel. Paris:: Librairie philosophique J. Vrin, 1997 ; Francoise Proust Kant, le ton de 1'histoire. Pans: Editionss Payot, 1991. ,^ w . ... . 22 Martin Heidegger Kant und das Problem der Metaphysik. Frankfort am Main: Vittono Klostermann,, 1991 (1929), §31, pp. 160-171.

276 6

Page 283: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

'orienter '' la reflexion philosophique. La critique, avant d'etre methode, s'est orientée,, historiquement, a 1'aide d'indications.

L'histoir ee de la philosophie qui n'est qu'une cognitio ex datis fait sens seulementt pour inciter è philosopher, c'est-a-dire pour inciter au Selbstdenken surr la base de la cognitio exprincipiis (KRV, A836,751).

Mannn kann unter alien Vernunftwissenschaften (a priori ) nur allein Mathematik,, niemals aber Philosophie (es sei denn historisch), sondern, wass die Vernunft betrifft , höchstens nur philosophieren lernen (KRV, A837,, 752).

Avecc cette exigence bien connue et relevée souvent par Lyotard comme signe dee 1' intention dynamique de Kant (par exemple dans son 'Adresse au sujet du courss philosophique', PEE, 141-151, cf. LAS, 60), la critiqu e de l'histoir e se montree sous un autre aspect, proche du point de vue de Proust. Apprendre è philosopherr signifie apprendre a faire la conversion philosophique impliquée danss la revolution copernicienne, signifie auto-ouverture de la raison. On peut interpreterr cela, è Pinstar Proust, comme 1'ouverture è la temporalité historique, maiss aussi, comme nous allons Ie faire, comme la condition 'anamnésique' qui doitt accompagner toute la pensee.

Présentonss maintenant la double face de la critiqu e comme refoulement dee son propre Einfatt et comme ouverture de la pensee a 1'extériorit é d'existence. .

CritiqueCritique de l'histoire et histoire de la critique

L'histoir ee de la métaphysique est telle qu'elle est vouée a abandonner Phistoricitéé métaphysique. Dès les Grecs, la philosophie s'oppose a l'histoire, sciencee du singulier, se détourne d'elle au profi t de la vérité de la raison, c'est-a-diree du general. La recherche métaphysique aspire è sa propre fin. Dans Pontologie,, il n'y aurait plus de manque, done plus de volonté ou de désir, mais puree presence accomplie. La fin de l'histoir e équivaudrait a la trouvaill e de la véritéé et au renversement qui placerait Ie singulier sous la généralité du concept. Laa vérité ne connaitrait pas d'histoire, 1'universalité serait exempte de temporalité. .

Commee par un acte d'anticipation legitime par Ie savoir 'archéologique' dee son commencement et de son autorité, la pensee de 1'être en general, la métaphysique,, è tout moment, s'est arrogée Ie droit de recommencer l'histoire, dee mettre Phorloge a zéro pour pouvoir soumettre Ie temps è sa propre temporalité.. Nous rappelons que Lyotard appelle ce phénomène 'modernité' et ill impute Parrogance de la métaphysique a son usage badin des 'grands récits'.

277 7

Page 284: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

ModoModoyy tout juste maintenant, oü je commence, oü nous commencons, è raconter,, 1'histoire commence a se compter. L'antérieur n'a pas eu lieu, nouss ne devons rien a 1'ancien. La voix [du narrateur] saute dans le quelconquee cours des événements et decide que ceux-ci commencent en véritéé avec ce saut. Elle marque Finstant zéro a partir du quel la successionn sera désormais comptée et 1'histoire racontée (CS, 13).

Laa métaphysique ne cherche pas seulement è supprimer 1'histoire, elle s'est mêmee habituée a supprimer, dans son auto-présentation, cette recherche. « L'abandonn de 1'histoire au profi t de la raison a fini par aller de pair avec 1'abandonn de 1'histoire de eet abandon lui-même, écrit John Sallis, autrement dit ,, l'abandon de 1'histoire a tendu è supprimer sa propre histoire, la privant de toutt röle réellement constitutif. »

Kant,, lui aussi, appartient a cette tradition . Il rejète 1'idée d'une histoire dee la philosophic, pour la remplacer par celle d'une histoire philosophique de la philosophicc qui serait possible rationnellement et a priori. La vraie histoire de laa philosophic, qui est 1'histoire de la philosophic vraie, serait celle qui peut s'auto-constituerr dans la raison philosophique en tant que déploiement téléologiquee et qui ne se laisserait pas troubler par 1'accumulation infini e d'opinionss fortuites. C'est ainsi, comme Sallis le note a juste titre , que Kant, a laa fin de la première critique, a pu conserver 1'histoire de la raison pure comme unn lieu presque vide, puisque ce vide n'est pas une menace essentielle a la complétudee de la critique. « Ich begnüge mich, écrit Kant, aus einem bloB transzendentalenn Gesichtspunkte, namlich der Natur der reinen Vernunft , einen flüchtigenn Bliek auf das Ganze der bisherigen Bearbeitungen derselben zu werfen,, welches freilich meinem Auge zwar Gebaude, aber nur in Ruinen vorstellt»» (KRV, A852, 763). Le point de vue philosophique ne peut découvrir quee des ruines dans 1'histoire de la pensee, qui sont reconnaissables comme ruiness grace a un plan architectonique parfait et complet.

L'argumentationn de Sallis reprend la conception kantienne du point de vue du système,, de la pretention métaphysique done. Cependant on peut bien aborder la questionn d'un autre angle. Francoise Proust, dans son Kant, le ton de 1'histoire, approchee 1'histoire selon la critiqu e kantienne è partir de la troisième antinomie, oüü il est question de 1'énigmatique 'capacité' de 1'homme è commencer une sériee temporelle.4 La faculté de commencer, d'ouvri r une série, presuppose 1'ouverturee a 1'absolu. Le commencement absolu, dirons-nous, est précisément cee qui n'a pas de commensurable. C'est seulement après coup, c'est-a-dire par unn geste rétroactif , récapitulatif et reconstructeur, par la repetition done, que la

33 Sallis o.c. (1997), p. 17. 44 Proust, o.c (1991), p. 26.

278 8

Page 285: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

puretéé du commencement est reconnue. Ce qui explique son caractère énigmatique:: comment comprendre P absolu qui se retir e a la comprehension,, puisque Phomme ne comprend pas absolument mais relativementt et par analogie ? Comment peut-on 'toucher' par la pensee a cette facultéé receptive qui serait présupposée a Pénigme du commencement absolu ? Quee serait une telle faculté ?

Enn relisant Pesthétique transcendantale dans Ie cadre de la troisième antinomie,, Proust découvre que, pour Kant, Ie temps comme forme pure ne doit pass être reduit a sa fonction synthétique, fonction qu'i l ne recoit que grace a PP intervention schématique. S'il y a une possibüité humaine de 'commencer' absolument,, il existe nécessairement une réceptivité pure pour Ie temps. Ce tempss est découvert dans la faculté de réceptivité qui ne se manifeste qu'après avoirr faite abstraction du conceptuel et du sensible et qui se manifeste immédiatementt comme donatrice du temps. « C'est d'un seul et même geste quee Kant découvre la réceptivité (Ie pouvoir originair e d'etre affecté) et Ie tempss ou la donation du temps. »5 Comme Ie notait Heidegger dans son KantbuchKantbuch et comme Ie note Lyotard a sa maniere dans sa critiqu e de la conceptionn kantienne de la réceptivité dans Le Différend - explique ci-dessus danss le chapitre 5 -, c'est dans 1* imagination que reside le Hen énigmatique entree réceptivité et spontanéité.

Cependant,, Kant recule devant cette énigme. La spontanéité receptive dee la pureté temporelle est, dans la deuxième critique, oblitérée par la soumissionn de la liberté temporelle a la loi et dans Panalytique du beau elle est encoree mi se au service du rapport entre les facultés, dont la schématisation sans conceptt est la formule kantienne. C'est probablement seulement dans le sentimentt du sublime qu'on a affaire a la sensibilité pure au temps, pure dans le senss de libr e des concepts et de Pesthétique.6 Ce sentiment est enfin la

55 Proust o.c. 1991, p. 28. 66 Proust introdui t en parallèle au modus logicus et au modus estheticus de Kant, le modus patheticus,patheticus, qui serait donné avec le sublime. Le commencement, comme la réceptivité pure au possiblee concernerait ce dernier. Il faut se demander néanmoins si cette interpretation qui vise a écarterr 1'esthétique a la faveur d'une sensibilité pure, n'oblitèr e pas ce qui est fundamental au conceptt kantien du sublime. Kant dit expressément que le sublime ressort d'une esthétique negativee (KdU, 122). Il se caractérise par ce glissement pathétique de YUnlust vers le Lust, un glissementt dependant de la découverte (entdeckt) téléologique qui, dans YUnlust du a Pincapacité esthétiquee de la conscience, reconnalt la source d'un Lust, dfl & Pillimit é du pouvoir subjectif du commencement:: la continuation ou la repetition (KdU, §27,104). Par cette négativité esthétique, lee beau reste toujours présent comme Tombre* du sublime, ou, comme F explique YAUgemeine AnmerkungAnmerkung zur Exposition der dsthetischen reflektirenden Urteile, ils coopèrent et sont analogues parr rapport a robligation (KdU, 114). La pure pathétique du sublime est le sentiment de la limite, penseee 'sur' le seuil, Pindécis du glissement ou bien vers YUngeheuere, le chaos aveugle et sourd dee Pimpossible, ou bienn vers la destination suprasensible de Phomme. (Rogozuiski 'A Ia limit e de YUngeheuere'YUngeheuere' in: o.c. 1996, pp. 147-165.) C'est seulement dans le dernier cas, que Pon a le droit dee parler de rouvertur e du possible. Autrement dit, on a beau penser la ruptur e du commencementt sous 1'égide du sublime, cette pensee même est déjè repetition et done mise en formee et esthétisation. Penser 1'absolu temporei comme ouverture du possible (comme

279 9

Page 286: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

pathétiquee non pathologique, suggéré dans la Kritik der remen Vernunft par la notionn d'une réceptivité pure au temps. Et Proust de conclure : « La Critiqu e [...]] est un are tendu entre deux Esthétiques, entre ces deux extremes que sont YEsthétiqueYEsthétique transcendantale (1781) et VAnalytique du sublime (1790). Il n'y a pass troi s Critiques, il y a une seule Critiqu e qui, butant a chaque fois sur Ie mêmee problème, sur 1'Esthétique ou la sensibilité au temps, se voit contrainte dee se reprendre, de se déplacer et de se recreuser. »

C'estt en ce sens qu'i l faudrait comprendre la critiqu e kantienne de rhistoire .. Pour Kant, dans 1'interpretation de Proust, 1'histoire est ce qui peut (re)commencerr a chaque instant et les sentiments provoqués par des faits historiques,, comme par exemple par la revolution francaise, sont des signes. « Penserr 1'histoire, ce n'est pas chercher entre ou sous les experiences historiques Iee fil métahistorique unique les relierait et permettrait de les comprendre, voire dee les annoncer [...]. C'est une pensee qui cherche pour chaque présent de rhistoir ee a retracer les possibilités (réelles ou mort-nées, peu importe) qu'ouvrentt ces experiences, a dessiner la maniere dont chaque présent a ouvert ouu commence son histoire, la maniere, dont, en chaque point du temps, rhistoir ee commence. »8 La critiqu e de 1'histoire ne concerne pas (seulement) la finfin de 1'histoire, la manifestation de son sens 'métaphysique', elle concerne, avantt tout, sa condition de possibility autrement dit la condition de sa naissance ouu de ses naissances. Elle n'est pas - pas seulement - Ie système qui, rétroactivementt et comme par un geste herméneutique, rassemble Ie divers singulierr sous son propre toit et provoque la lecture déconstructrice de Sallis. Ellee est plutót la recherche de 1'ouverture de la raison a 1'absolu temporei, c'est-a-diree au commencement pur et, dans nos termes, a la trouvaille.

InventionInvention des sciences : logique, mathématique, physique

Pourr notre recherche de la trouvaill e qui precede la critique, relevons maintenantt quelques indications provenant des textes de Kant eux-mêmes. C'est danss la Vorrede zur zweiten Auflage k la première critiqu e que Kant, en dressant unee sorte d'histoir e de 1'invention de la critique, laisse entrevoir la singularité dee cette trouvaill e qui dans sa singularité pretend aussi a 1'universel.

commencement),, comme trouvaille done, implique 1'historisation (narrative par exemple). En reformulantt une phrase de Lyotard, on peut dire : 'il n'y a pas de commencement pur; comment saurait-onn que Ie commencement était un commencement si on ne Ie racontait pas ? (CS, 11). Le jugementt du sublime répondra, dans son moment de Lust, a la tension restriction - élargissement (voirr ci-dessous) qui traverse la raison kantienne: amour pour la nature et respect pour la loi réveillee par la nature - d'ailleurs deux sentiments hétérogènes qui caractérisent également le rapportt au divin en théologie - (KdU, 114). 77 Proust, o.c. 1991, p. 33. %%Ibid.Ibid. 1991, p. 27.

280 0

Page 287: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Apparemment,, pour rendre plausible cette coincidence du singulier et de 1'universel,, Kant inscrit 1'histoire de 1'invention de la critiqu e dans Phistoire des sciences,, a savoir de la logique, de la mathématique et de la science physique. Cettee histoire aussi est un parcours de trouvailles (KRV BV11, 14ff.), une voie oüü chercher dans Pespoir de trouver des vérités indubitables.

Kantt donne deux critères pour juger de la scientificité de ce que Ton trouvee en cherchant. Premièrement, une science n'est établie de maniere certainee que s'il n'y a plus de discussions entre les divers savants, c'est-a-dire s'ill y a communis opinio. La conviction partagée est Pindice sür de la scientificitéé de leur recherche. Deuxièmement, toute science vise un but (Zweck).(Zweck). Si elle se voit forcée, pour y arriver , de reculer et de rechercher une ou plusieurss autres voies que celle qu'elle avait prise pour commencer au début, il estt clair que cette science n'a pas encore trouvé de principe sür et certain. Une recherchee ne devient scientifique qu'è condition de posséder la methode qui lui garantissee sa progression indubitable (den sicheren Gang). Toute experimentation,, toutes les tentatives en lesquelles consiste 1'histoire scientifique,, n'ont pour but que de trouver (ausfindig zu macheri) la methode definitiv ee scientifique.

Enn effet, Kant considère Phistoire scientifique comme une quête de victoir ee sur Phistoricité des trouvailles scientifiques. La question méthodique prévautt sur tout. C'est seulement dans Ie cadre de la methode que les résultats scientifiquess peuvent perdre Pincertitude et la singularité et qu'il s peuvent, par Pannulationn de leur apparence d'invention, se transformer en vraies découvertes.. C'est dans la trouvaill e de la methode sure que reside Pessence de Phistoiree scientifique; dans cette perspective, la multiplicatio n des connaissancess n'est que secondaire.

Parmii les trois sciences traitées par Kant, c'est Ia logique qui a trouvé dès son débutt en Grèce sa démarche definitive. Depuis son elaboration par Aristote, elle n'aa ni reculé, ni fait de sauts en avant. Les quelques modifications et changementss qu'elle a vécus étaient plutöt affaire d'esthétique (Eleganz) que de nécessitéé méthodique (KRV, BV111, 14). Que Pon ait voulu la perfectionner, en ajoutantt des chapitres psychologiques, métaphysiques ou anthropologiques, cela prouvee que Pon n'avait pas compris sa nature. La logique n'a pour tache que de présenterr et de prouver les régies formelles de toute pensee, quel que soit son objet.. Ni la logique métaphysique qui est 'organique' dans Ie sens qu'elle se pliee a la spécificité de ses objets, ni les logiques appliquées qui s'adaptent è la contingencee subjective, ne font parties de la logique formelle. Constituée une foiss pour toutes, la logique ne nous apprend rien sur Phistoire scientifique quant aa Ia recherche de sa methode et quant a la trouvaill e qui transforme Ie contingentt en nécessaire. Dans la logique, Pentendement n'a affaire qu'avec lui-même,, ce qui explique, selon Kant, qu'elle ait pu se stabiliser dès son début.

281 1

Page 288: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Laa question se complexifie pour les sciences qui prennent en compte Ie monde dess objets. Commencant chez les Egyptiens qui n'ont pas trouvé la voie (Es fistjfistj unter den Agyptern beim Herwntappen geblieben, KRV, BX1, 16), la mathématiquee n'avait pas la capacité de trouver du premier coup sa 'voie royale'' (Heerweg).9 Son histoire témoigne d'une 'conversion' è 1'absolu méthodique,, ce qui revient a la trouvaill e de la 'fin ' de i'histoir e mathématique danss sa propre histoire. La mathématique a dü chercher longtemps avant de trouverr sa démarche propre.

Diesee Umanderung [ist] einer Revolution zuzuschreiben, die der glücklicheglückliche Einfall [nous soulignons] eines einzigen Mannes in einem Versuchee zustande brachte, von welchem an die Bahn, die man nehmen muBte,, nicht mehr zu verfehlen war, und der sichere Gang einer Wissenschaftt für alle Zeiten und in unendliche Weiten eingeschlagen undd vorgezeichnet war (KRV, BX1, 16).

Laa fin atteinte n'était pas directement Ie modèle parfait de la future mathématique.. Plutöt, elle se résumait au principe que toute mathématique, pour mériterr 1'épithète de scientifique, devait dorénavant se plier aux concepts mathématiquess a priori. Cette fin n'est néanmoins qu'un lapsus (Einfall), une indicationn qui, aussi futil e qu'elle puisse paraitre, a des consequences essentielles.. Jadis, un seul homme avait trouvé la reversion dans la maniere de penserr (Revolution des Denkarts). L'homme s'appelait Thalès et Kant en a pris connaissancee dans sa lecture de Diogène Laërce. « Die Sage [...] welche yon denn kleinsten, und, nach dem gemeinen Urteil , gar nicht einmal eines Beweises benötigen,, Elementen der geometrische Demonstrationen den angeblichen Erfinderr nennt, [beweist] daB das Andenken der Veranderung, die durch die erstee Spur der Entdeckung dieses neuen Weges bewirkt wurde, den Mathematikernn auBerst wichtig geschienen haben müsse, und dadurch unvergeBlichh geworden sei » (KRV, BX1, 16).10 Thalès a fait 1'invention de la demonstrationn géométrique, qui n'est pas matériellement révolutionnaire, mais

99 La Logik témoigne aussi d'un certain mépris a 1'adresse de 1'Egypte témoigne aussi la Logik.« Inn Zoroasters Zendavesta entdeckt man nicht die geringste Spur von Philosophic Eben dieses gilt auchh von der gepriesenen agyptischen Weisheit, die in Vergleichung mit der griechischen Philosophicc ein bloBes Kinderspiel gewesen ist Wie in der Philosophie, so sind auch in Ansehung derr Mathematik die Griechen die ersten gewesen, welche diesen Teil des Vemunfterkenntmsses nachh einer spekulativen wissenschaftlichen Methode kultivierten, indem sie jeden Lehrsatz aus Elementenn demonstriert haben» (Log, LV, 5:451). 100 Kant envisageait Ie passage 1, 24, oü Diogène raconte : « Paraphilia dit que, dans la geometrie, c'étaitt [Thalès] qui, en étant élève des Egyptiens, était Ie premier a construire dans Ie cercle Ie trianglee rectangulaire et qu'après cela il avait sacrifié un bceuf » (Diogène Laerce, 1989, p. 17). Contrairementt a la recherche historique de son époque, Kant considère comme indifférent de savoirr s'il s'agissait en réalité de Thalès:« er mag nun Thalès oder wie man will geheiBen haben »(KRV,, BX1,17).

282 2

Page 289: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

quii Test formellement puisque qu'elle ouvre une nouvelle voie de découvertes enn mathématique. Le fait que 1'anecdote soit devenue une légende, prouve peut-êtree que ce moment apparemment futil e est depuis considéré comme tres important .. La trouvaill e a laquelle pense Kant n'est done pas une revelation d'unee methode scientifique complete. C'est un instant presque indiscernable, unee trace de découverte (Spur der Entdeckung).

L'EinfallL'Einfall révolutionnaire de Thalès était celui de la demonstration a priori,priori, c'est-a-dire d'un veritable renversement des priorités.

[Thales],, der den gleichseitigen Triangel demonstrierte, ging ein Licht auf,, denn er fand, daB er nicht dem, was er in der Figur sah, oder auch demm blofien Begriffe derselben nachspüren und gleichsam davon ihre Eigenschaftenn ablernen, sondern durch das, was er nach BegrifTen selbst aa prior i hineindachte und darstellte (durch Konstruktion) , hervorbringen müsse,, und daB er, um sicher etwas a prior i zu wissen, er der Sache nichtss beilegen müsse, als was aus dem notwendig folgte, was er seinem Begriffee gemaJJ selbst in sie gelegt hat (KRV, BX1-X11,17).

Cee n'est ni la figure géométrique comme objet visible de 1'intuition , ni l'analyse conceptuellee d'une telle figure, qui montrent le chemin de la mathématique scientifique.. Le vrai mathématicien ne commence pas par analyser une figure donnée,, mais par la 'construction' de la figure sur la base de concepts a priori. « Wirr konstruieren Begriffe, dit Kant dans la Logik, wenn wir sie in der Anschauungg a prior i ohne Erfahrung darstellen, oder, wenn wir den Gegenstand inn der Anschauung darstellen, der unserm Begriffe von.demselben entspricht » (Log,, 5:446). Revolution coperaicienne: Pobjet mathématique ne peut faire autrementt que de se soumettre a ce que la pensee mathématique lui donne. Dans laa science mathématique, la synthese a priori a la priorit é sur l'analyse conceptuellee a priori et sur Pexposition d'une figure a posteriori. La preuve consistee dans la possibilité de construction a priori.

Cee qui vaut pour la mathématique, vaut également pour la physique. Contrairementt è la première, la recherche physique est tellement compliquée quee des siècles ont dü passer avant que Pon ait pu lui trouver sa propre voie scientifique.. Elle est compliquée, parce que ses objets ne sont que partiellement déterminabless a priori. La physique doit s'occuper de phénomènes relevant de Pexperience,, ce qui élargit considérablement son champs de recherche et la menacee encore plus gravement de contingence (KRV, BX, 16). Malgré cela, les physiciens,, eux aussi, ont réussi è trouver le bon chemin. Selon Kant, le nom emblématiquee de cette trouvaill e en physique est celui de Francis Bacon. Mais, dit-il ,, accentuant ainsi le caractère légendaire de ce nom, ce que Bacon a découvertt faisait déjè (implicitement) partie de la vision sur le monde de

283 3

Page 290: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

beaucoupp de physiciens. Bacon doit être considéré partiellement comme celui quii a incite a la découverte, et partiellement comme celui qui a ravivé (belebté) unee vision latente. Mais quel que soit leur nom, Galilee, Torricell i ou Stahl, tous less scientifiques qui faisaient des experiences avec la nature donnée, avaient été touchess par une même lumière (so ging allen Natwforschern ein Licht avf). « Siee begriffen, daB die Vernunft nur das einsieht, was sie selbst nach ihrem Entwurf ee hervorbringt » (KRV, BX111,18).n

Quee la physique soit expérimentale n'impliqu e pas de risque de contingencee dès que s'allient 1'expérience concrete et Ie principe determinant a priori.priori. La nature a beaucoup a apprendre au scientifique, non pas comme a un élèvee passif, mais comme a un juge actif qui s'approche des témoins. La physiquee est scientifique dans la mesure oü elle concerne 1'inscription de cas singulierss dans 1'universalité legale de la raison. Le questionnement scientifique recoitt ainsi sa légitimité de la part de la raison, qui déterminera ce que la nature peutt montrer en vérité. « Und so hat sogar Physik die so vorteilhafte Revolution ihrerr Denkart lediglich dem Einfalle [nous soulignons] zu verdanken, demjenigen,, was die Vernunft selbst in die Natur hineinlegt, gemaB, dasjenige inn ihr zu suchen (nicht ihr anzudichten), was sie von dieser lernen mufi, und wovonwovon sie für sich selbst nichts wissen würde (KRV , BX111-X1V, 18). Le retournementt paradigmatique en physique a été, comme en mathématique, un lapsuss singulier (Einfall), une revolution par laquelle 1'élève a du prendre la positionn du juge et par laquelle ce qui se présentait de facto a dü sa validit é et sa légitimit éé de jure aux principes a priori de la raison.

LaLa nouvelle métaphysique scientifique

Sii la situation a été difficil e pour Ia physique, elle est même précaire pour la métaphysiquee dans la mesure oü elle n'arriv e pas a comprendre ses propres lois selonn une methode a priori (KRV, BX1V-XV1, 18-19). Tout effort est inlassablementt synonyme d'une nouvelle deception. Ses adherents sont tellementt divisés entre eux qu'elle est plutöt un champ de bataille (Kampfplatz)

11«« De nobis ipsis silemus » écrit Kant dans la dédicace de la première critique, en citant Bacon : nouss sommes silencieux sur notre propre personne, seule raffaire de la vérité nous concerne. Le nomm propre, explique Lyotard dans Le Different, est un 'rigid designator', element indispensable commee operateur dans 1'établissement de la réalité d'une chose. Remplacant et figeant des déictiques,, les noms propres sont a considérer comme cicatrices des différends: dans ces noms le singulierr est supprimé a la faveur de 1'universel (D, 56-92). C'est exactement ce qui se passe ici. Pourr Kant, les noms propres ne sont que des indications inessentielles de la tournure dans la manieree de penser qu'ils désignent II accentue en passant le caractère légendaire de ces noms et construitt ainsi une sorte de mythe scientifique. Une déconstruction de l'auto-inscnption de la critiquee dans ce mythe et la déconstruction de la science comme mythe pourraient enchainer sur cess différends, en manifestant les torts faits aux personnalités convoquées. Nous ne voulons pas suivree ce chemin, d'ailleurs pas exempte de pertinence.

284 4

Page 291: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

qu'unn endroit paisible oü les opinions peuvent converger harmoniquement (einhellig).(einhellig). Elle n'obéit done pas encore è la première exigence, d'un consensus entree les chercheurs scientifiques. Comme Pavaient fait la mathématique et la physique,, la métaphysique s'est égarée dans un blofies Herumtappen. Cette situationn est grave, même paradoxale, puisqu'elle est la reine des sciences, la pluss vieille et comme Kant Ie souligne, la seule qui devrait exister toujours, mêmee si, dans un monde fictionnel, les autres sciences devaient disparaftre. Or, maintenantt — mais de quand date ce 'maintenant' — I'heure de la critiqu e de la raisonn speculative a sonné. La métaphysique va trouver sa methode, qui fera d'ellee une vraie science. Et cette trouvaille, elle la doit aux sciences.

Diee Beispiele der Mathematik und Naturwissenschaft, die durch eine auff einmal zustande gebrachte Revolution das geworden sind, was sie jetztt sind, wëre merkwürdi g genug, urn dem wesentlichen Stücke der Umanderungg der Denkart, die ihnen so vorteilhaft geworden ist, nachzusinnen,, und ihnen, soviel ihre Analogie, als Vernunfterkenntnisse,, mit der Metaphysik verstattet, hierin wenigstens zumm Versuche nachzuahmen (KRV, BXV-XV1, 19)

Unee reflexion est nécessaire sur Ie signe de la revolution paradigmatique qui s'estt produite dans Phistoire mathématique et physique, dans un seul coup. Une reflexion,, et peut-être une imitation . Reflexion est ici entendue comme nachsinnen,nachsinnen, terme intraduisibl e qui se rapproche de 'suivre ou s'orienter par les sens'.. Il s'agit de la sensibilité reflexive qui a pour but de delimiter Panalogie existantt entre les sciences mathématiques et physiques et la métaphysique. Cette reflexionn doit être comparative: elle doit comparer les sciences avec la métaphysiquee pour decider si P aspect inventif des premières peut compter égalementt pour la seconde. (Dans le chapitre 13, nous allons rencontrer cette réflexivit éé sentimentale et son röle dec isif pour la critique. Comme dans le cas d'incongruencee le sentiment de differentiation guide la pensee, ici un sentiment réflexiff guidera Ia comparaison entre les sciences et la métaphysique.)

Laa comparaison analogique et reflexive prepare Pexpérience philosophiquee qui se fait par imitation .

Mann versuche es [...], ob wir nicht in den Aufgaben der Metaphysik damitt besser fortkommen, dafi wir annehmen, die Gegenstande mussen sichh nach unserem Erkenntnis richten, welches so schon besser mit der verlangtenn Möglichkeit einer Erkenntnis derselben a prior i zusammenstimmet,, die über Gegenstande, ehe sie uns gegeben werden, etwass festsetzen soil (KRV, BXV1,19-20).

285 5

Page 292: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

AA l'instar des sciences, la revolution copernicienne ouvre véritablement une perspectivee sur la possibilité d'une métaphysique scientifique et méthodique, c'est-a-diree sur Vaprioricitè de son application. Or, ce qui mérite attention ici, c'estt que Kant soumet la métaphysique au critère de la performativit é pragmatiquee sous Ie titr e de besser fortkommen. En vérité, ce progrès dans la métaphysiquee ne peut être qu'un seul pas en avant, et peut-être même pas cela. Laa métaphysique, quant a sa vérité, ne peut pas avoir d'histoire. Le progrès scientifiquee est d'un autre caractère que le progrès philosophique. Pour le premier,, il s'agit de collecter des données et de découvrir des lois naturelles ; pourr le second, il ne peut s'agir que d'un changement de perspective, d'une reversionn ou d'une conversion du rapport a la réalité, d'une ré-orientation done. Or,, cette difference est oblitérée par 1'analogie qui transpose le toumant paradigmatique,, dont 1'efficacité pragmatique a été prouvée dans les sciences, verss la métaphysique oü il recoit une fonction de verification a priori On peut dire,, avec le Lyotard de La condition postmoderne, que les sciences contemporainess n'ont plus besoin de cette dernière fonction dans la mesure oü elless ne s'auto-légitiment plus seulement par leur performativit é concrete - qui impliqu ee encore un système stable de reference et d'évaluation (CP, 88-97) -maiss aussi par 1'invention paralogique des nouveaux coups dans leurs jeux divers.. La 'postmodernité' consistera done en une déstabilisation de la critiqu e quantt a sa fonction métaphysique.

AnalogieAnalogie oblitérant

Lee texte de Kant est fortcment performatif.13 En esquissant la possibilité de faire unee experience avec 1'introduction du nouveau paradigme dans la métaphysique,, Kant fait ce qu'i l décrit. « Man versuche es [...] einmal, ob wir nichtt in den Aufgaben der Metaphysik damit besser fortkommen, daB wir annehmen,, die Gegenstande mussen sich nach unserem Erkenntnis richten, welchess so schon besser mit der verlangten Möglichkeit einer Erkenntnis derselbenn a prior i zusammenstimmt [...] » (KRV, BXV1, 19-20). Il faut penser laa réalité, non pas en fonction de la chose en-soi, mais en fonction des conditionss de son experimentation. C'est seulement ainsi que 1'on découvre le

122 Lyotard s'est souvent distancié du terme 'critique ' (philosophique et esthétique), terme encore tropp dependant de 1'ambition théorique du système (DF, 318-319, 375 ; EL, 11, 14, 117, 123, 126ff.;; RP, 29,77,245; DMF, 14,17,132,169). # . 133 En la distinguant de la constation, Ducrot et Todorov expliquent cette notion d origine austiniennee ainsi:« Une expression est appelee performative si: 1. Elle décrit unecxrtameaction dee son locuteur et, si 2. son énonciation revient è accomplir cette action ». °?^v**** Tzvetann Todorov Dictionnaire encyclopédique des sciences du langage. Pans: Seuil 1979 (1972), pp.. 427-428.

286 6

Page 293: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

champp a priori sur lequel une métaphysique scientifique futur e pourrait s'ériger. Et»» comme c'est bien connu, Kant appelle Copernic pour témoin.

Cependant,, 1'avantage semble impliquer en même temps un grand désavantage.. Si la connaissance est dépendante des conditions a priori de Pexpérience,, comment valider les aspirations typiques et essentielles {wesentlichste){wesentlichste) de Ia métaphysique dogmatique, a savoir précisément la transgressionn de 1'expérience ? Un deuxième moment de la performativit é se révèle: :

Aberr hierin liegt eben das Experiment einer Gegenprobe der Wahrheit dess Resultats jener ersten Würdigung unserer Vernunfterkenntni s a priori ,, daB sie namlich nur auf Erscheinungen gehe, die Sache an sich selbstt dagegen zwar als für sich wirklich , aber von uns unerkannt, liegenn lasse. Denn das, was uns notwendig über die Grenze der Erfahrun gg und aller Erscheinungen hinaus zu gehen treibt , ist das Unbedingte,, welches die Vernunft in den Dingen an sich selbst notwendigg und mit aller Recht zu allem Bedingten, und dadurch die Reihee der Bedingungen als vollendet verlangt. (KRV, BXX, 22)

Pourr prouver la vérité de la 'revolution ' paradigmatique copernicienne, Kant entreprendd une explication a contrario, une Gegenprobe der Wahrheit, qui enchainee a ce désir qui est fundamental pour Ia métaphysique, entendue comme désidérologie.. C'est la « volonté de l'infïn i », qui fait signe d'une certaine inconsistancee consistante. Ce désir est consistant, puisque la série des conditionnéss presuppose l'inconditionn é comme la fin ou la condition de sa possibilité.. Il est inconsistant, s'il pretend trouver 1'inconditionné directement danss les choses-en-soi. Toute pretention è connaïtre 1'inconditionné sans contradictionn est vouée a 1'échec : toute connaissance est conditionnée. « Das Unbedingtee [wird ] nicht an Dingen, sofern wir sie kennen, (sie uns gegeben werden,)) wohl aber an ihnen, sofern wir sie nicht kennen, als Sachen an sich selbst,, angetroffen » (KRV, BXX, 22). Or, remarquons que Kant presuppose quee la chose en soi existe pour elle-même {wirklich), et qu'elle est inconnaissablee pour nous et que Pinconditionné que nous projetons sur elle, y estt projeté comme sur un *vide' inconnu.14 La preuve a contrario consiste done danss Pévidence de Pimpossibilité d'accéder directement a la chose en soi commee siège de l'inconditionné, ce qui, d'ailleurs, ne contredit nullement la légitimit éé du besoin rationnel de l'inconditionné. C'est ainsi que le texte fait

Enn enchalnant sur Kant, Vollmer propose une theorie projective de la connaissance a partir de rhypothèsee réaliste et le paradigme évolutionniste des cerveaux qui se sépare de 1'enjeu transcendantal.. Gerhard Vollmer 'Die Bedingungen der Möglichkeit von Erfahrung. Apriorismus, hypothetischerr Realismus und projektiv e Erkenntnistheorie' in : Gerhard Schönrich; Yasushi Katoo (hrsg.) Kant in der Dishtssion der Moderne. Frankfur t am Main: Suhrkamp Verlag, 1996, pp.. 139-165.

287 7

Page 294: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

effectivementt ce qu'i l explique et que Kant avait déja expliqué dans les textes pré-critiquess discutés : 1* introduction, non pas de toute une methode scientifique,, mais bien de son approche paradigmatique, de sa régie de penser. Laa trouvaill e du renversement dans les sciences incite è la (re)trouvaill e de renversementt dans la métaphysique.

Kantt legitime la critiqu e par son inscription dans Fhistoire scientifique. Cette inscriptionn se déroule sur deux plans a la fois. D'abord, Kant nous invite a faire unee experience dans la pensee, qui a pour but de tester 1'hypothèse de la revolutionn copernicienne. En ce faisant, Kant soumet la métaphysique a la methodee expérimentale scientifique. Cependant, en appliquant la methode expérimentale,, Kant dit aussi clairement introduir e la revolution par 1'analogie ett 1'imitation . Et c'est sur cette analogie, qu'i l nous faut nous concentrer, puis qu'ellee cache une aporie.

Enn introduisant la trouvaill e de renversement paradigmatique comme hypothesee dans la métaphysique, Kant ne prend pas eet Einfall comme 1'événementt d'un instant (comme un 'coup inattendu' dirai t Lyotard ; CP, 23, 31).. Il 1'introdui t comme accompli, comme si les revolutions scientifiques étaientt simultanément accompagnées de la conscience explicite de cette hypothese,, qui prend même valeur de principe transcendantal. Cette generalisationn est comprehensible : la singularité de YEinfall defend tout simplementt de Ie considérer de maniere analogique. Le singulier se soustrait a toutee comparaison, nécessaire a 1'analogie. Mais en ce faisant, Kant oblitère YEinfallYEinfall II oblitère la trouvaill e hasardeuse comme 1'instant presuppose è la critique,, YEinfall dont il parle peut-être dans une lettre a Herz en des termes similairess que lors de sa presentation de la trouvaill e scientifique, disant que 1'annéee 1769 lui apporta une grande lumière.15 Cette inscription de la trouvaill e danss la généralité scientifique aide 1'effacement de sa singularité qui pourrait déstabiliserr la presentation du projet critique.

AporieAporie de la trouvaille critique

Lee glissement de la trouvaill e comme singularité vers la trouvaill e comme hypothesee a encore ceci de curieux qu'i l s'insère, sinon dans une petitio principleprinciple du moins dans une sorte de 'co-implication' . La formulation kantiennee du principe déja trouvé par les scientifiques, datant d'Aristot e et de Thalès,, nourri t le soupcon qu'i l s'agit d'une une réécriture de ce principe sur la basee d'une critiqu e transcendantale déja accomplie. La these que Ya priori doit précéderr Va posteriori pour rendre une connaissance indubitable fait moins parti ee des sciences mathématiques ou physiques, qu'elle ne fait partie de la

155 Cf. Reflexion 5037. Pour cette interpretation : Daniel Dumouchel, ox. 1997, p. 69.

288 8

Page 295: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

reflexionn sur ces sciences, c'est-a-dire de la philosophic16 Cette these ne relève pass non plus de la logique. La logique s'occupant de la pure formalit é des pensees,, n'a pas P autorité de stipuler quelque chose pour Ia réalité. C'est done seulementt la métaphysique générale (1'ontologie) qui a Ie droit d'avancer une tellee these.17

Piree encore, 1'inscription de la métaphysique révolutionnée dans Phistoiree des sciences ne peut servir a la legitimation a cette première, puisqu'ellee a précisément la fonction d'ofrri r Ie fondement pour ces sciences. Onn a affaire a un étrange 'chiasme', les sciences donnant Ie principe transcendantall a la métaphysique expérimentale, qui a son tour Paffirme, pour aprèss légitimer les sciences sur la base de ce même principe qu'elles lui avaient fourni .. La métaphysique critiqu e a donné aux sciences ce qu'elle n'avait pas encoree elle-même, pour ensuite Ie recevoir d'elles comme ce qui lui manquait. Kantt suggère que les sciences, après leur tournant paradigmatique, se comportentt déja conformément aux exigences de la critiqu e transcendantale. Est-cee pour cette raison que Kant afïirme 1'existence de la métaphysique même aprèss 1'évanouissement de toutes les autres sciences ? Même si les scientifiques avaientt formule la trouvaill e de la reversion en terme de principe méthodique, cee principe ne serait Grtmdsatz, principe fundamental, qu'après I'affirmatio n métaphysique.. En introduisant la trouvaill e hypothétique scientifique dans la métaphysiquee pour montrer la possibilité de la scientificité de cette dernière, Kantt presuppose done ce qu'i l cherche. Est-ce que nous témoignons ici de Paporiee de la trouvaille: 'qui trouve en cherchant ce qui lui permettra de trouver,, n'aura trouvé que ce qu'i l ne cherchait pas* ?

Remarquonss que Ia réciprocité du presuppose métaphysique aux sciencess et des sciences è Ia métaphysique est analogue au problème du double génitiff exprimé dans Ie titr e Kritik der reinen Vernunft. Si la critiqu e est la methodee de la raison, son critère, on peut dire qu'i l n'est pas question d'une raisonn critiqu e avant Pintroduction de ce critère. Mais puisque c'est la raison elle-mêmee qui cherche et qui doit introduir e Ie critère, Ie raisonnement tombe danss la circularit é des presuppositions : sans critère, pas de raison, sans raison, pass de critère. Ce 'double bind* impliquerai t une temporalité dans laquelle la donationn du critère et sa reception auraient lieu d'un seul coup. Ou bien, selon laa temporalité inverse et du 'futu r antérieur\ qu'affectionne Lyotard (et ceci danss Ie si 1 lage de Freud; par exemplee RP, 66), en se donnant la regie, la raison laa recoit; pour pouvoir dormer, elle est supposée posséder ce qu'elle ne possède pass encore. Ce qu'elle donne, c'est ce qu'elle va recevoir; cela signifie inversementt qu'elle a recu avant de dormer. On pourrait reprocher que la reconstructionn historique de Pinvention de la critiqu e veut précisément oblitérer

166 Ainsi Pargument de Gloy, 1996, pp. 72 ff. 177 Kant utilise tout de même Ie terme Einfall pour sa propre entreprise (Prol, §39, 85, (voir ci-dessous). .

289 9

Page 296: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

cee 'double bind' dans la raison, en 1'extériorisant dans Ia temporalité successive. Laa aussi, on reconnait la structure du 'futu r antérieur', comme sous-jacente a Targumentation.. Les scientifiques disent ce qui aura été montré pour la premièree fois par Kant. Les revolutions scientifiques n'apparaissent comme véritablementt scientifiques que plus tard et après coup. La raison aura recu ce qu'ellee donne : la légitimité du tournant copernicien.

GraceGrace aujugement .juguler Vagrégat

Danss ses Prolégomènes, livr e dont 1'ambition scientifique s'avere dans le sous-titre ,, dans un passage parfois unique pour son ton autobiographique, Kant racontee quelle voie 1'avait mené a la critiqu e systématique (Prol, §39 et §43, 82-877 ; 91-92). Son explication reprend Targumentation dans le chapitre 'Von dem Leitfadenn der Entdeckung aller reinen Verstandesbegriffe', dans la Kritik der reinenreinen Vernunft (KRV, A66-A83, 107-121). Nous y rencontrons un Kant qui, a 1'encontree de ce qu'i l avait dit dans la première critique, sur 1'état achevé de la logiquee dès sa conception aristotélicienne, se place lui-même dans 1'histoire de laa logique dans le röle tfAujhlarer, de celui qui la porte a la lumière rationnelle (Prol,, §39, 83 et 85). Il est question de plus que de quelques ameliorations 'd'élégance'' seulement. Kant caractérise son intervention comme une veritable transformationn de YAggregat logique en un System. Aristote ne saurait aller plus loinn que de 'croire ' (vorher er glaubte nur) avoir rassemblé complètement ses contenuss au moyen de YAbstraktion et de Vergleichung (comparaison). Un agrégatt est une collection d'éléments rassemblés au hasard sans être guide par unn quelconque principe. Kant lui-mêmé, par contre, saurait {jetzt weifi er) certainementt et il comprendrait {Begreifen) le seul accomplissement systématiquee de la connaissance rassemblée. Le fondement de sa certitude, le philosophee le trouve dans un principe a priori, grace auquel sa recherche devientt méthodique.

Selonn Kant, Aristote n'a su travailler que comme grammairien, en cherchantt des concepts purs è partir de la connaissance empirique. « Aus der gemeinenn Erkenntnis die Begriffe heraussuchen, welche gar keine besondere Erfahrun gg zum Grunde liegen haben und gleichwohl in aller Erfahrungserkenntniss vorkommen, von der sie gleichsam die bloBe Form der Verknüpfungg ausmachen, setzte kein gröBeres Nachdenken oder mehr Einsicht voraus,, las aus einer Sprache Regeln des wirklichen Gebrauchs der Wörter überhauptt heraussuchen und so Elemente zu einer Grammatik zusammentragen [...]] » (Prol, §39, 83). Comme la grammaire, la logique ne peut que rester agrégatt si elle continue a se constituer sur la seule base de heraussuchen, c'est-a-diree sur le procédé d'abstraction, dans lequel sont comprises comparaison et reflexionn (Log, §6, 5 :524ff.). Cette maniere de chercher ne difïere pas

290 0

Page 297: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

radicalementt de la construction logique de concepts empiriques. L'agrégat logiquee et l'agrégat grammatical rassemblent des concepts qui apparaissent aprèsaprès coup comme nécessaires a priori, parce que sans eux aucune liaison entre elementss ne serait possible. Ces concepts portent sur la forme pure de la liaison {blofie{blofie From der Verkmipfimg). Selon Kant, Aristote n'avait en fait produit qu'unee rhapsodic

Or,, la correction kantienne d'Aristot e comporte deux interventions, la première comparativee (et reflexive), la deuxième heuristique-méthodique.1* Ce dont la logiquee rhapsodique aurait besoin n'est pas d'une reflexion en fonction de 1'abstractionn mais d'une reflexion critique. Parmi les soi-disant categories trouvéess par Aristote, il y avait quando, ubi et situs, qu'i l fallait isoler de la liste puisqu'elless ressortent sous la faculté intuitiv e et non pas de Pentendement « Beii einer Untersuchung der reinen (nichts Empirisches enthaltenden) Elemente derr menschlichen Erkenntnis gelang es mir allererst nach langem Nachdenken, diee reinen Elementarbegriffe der Sinnlichkeit (Raum und Zeit) von denen des Verstandess mit Zuverlassigkeit zu unterscheiden und abzusondern » (Prol, §39, 83).. Pour trouver des categories, il faut savoir distinguer ce qui relève de 1'intuitio nn de ce qui relève de Pentendement. Cette distinction résulte d'une reflexion,, intitulée dans la première critiqu e 'transcendantale' (KRV, A 260, 3099 ff.). Le heraussuchen, dans Ie sens de 'abstraction des concepts è partir du concret',, ne peut que donner le rhapsodique. Il doit être precede par une Untersuchung,Untersuchung, une recherche 'par en dessous' qui concerne les fondements de laa raison.

Cependant,, cette reflexion transcendantale n'est pas k confondre avec less jugements logiques ou transcendantaux. Elle ne fourni t pas un principe méthodiquee et heuristique a 1'aide duquel un système s'érigerait.

"" Les commentateurs ont beaucoup discuté sur la complétude prétendue de cette table, et cela souventt d'un point de vue logique. Heimsoeth leur reproche de ne pas avoir pris en consideration less sources ontologiques de Kant (par exemple Baumgarten). Elles 1'aident a expliquer la constitutionn de la table en reconstituant une procédure de selection selon cinq critères: la differencee intuition-concept; les Prödikabilien (par exemple 'force', 'presence', 'changement', 'action' ;; KRV, A82, 120) sont des concepts derives; les concepts réflexifs ne sont pas des categoriess ; les Transzendantalia {quodlibet ens est unum, verum, bonum; KRV, BI 13, 124) ne sontt que ces critères de toute connaissance; les concepts métaphysiques sont des idees (par exemplee celui de Yunitas absolute, de la simpltcité; KRV A435ffl, 458ff.). Le principe positif de laa selection reside, selon Heimsoeth dans leur pertinence pour robjectivité. « Kant erstrebte und statuiertee eine Tafel der „eimigen Begriffe, die sich auf Gegenstande überhaupt beziehen", wie er inn seinen spaten Metaphysikvorlesungen gesagt hat » (Heinz Heimsoeth 'Zu Herkunft und Entwicklun gg von Kants Kategorientafel', in : Peter Heintel; Ludwig Nagl Zur Kantforschung der Gegenwart.Gegenwart. Darmstadt: Wissenschaftliche Buchgesellschaft 1981, p. 32.) Notre intérët concerne moinss le principe et la complétude de rinventair e des concepts purs, que le principe de leur inventionn qui dépend d'un autre principe, celui du jugement et done la deduction métaphysique quii cherche 1'origine a priori des categories dans leur plein accord avec les fonctions logiques universelless de la pensee (KRV, $26 B159,177b).

291 1

Page 298: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Urnn ein solches Prinzip auszufinden, sah ich mich nach einer Verstandeshandlungg urn, die alle übrigen enthalt und sich nur durch verschiedenee Modifikationen oder Momente unterscheidet, das Mannigfaltig ee der Vorstellung unter die Einheit des Denkens überhaupt zuu bringen, und da fand ich, diese Verstandeshandlung bestene im Urteilen(Prol,§39,84). .

C'estt dans cette tautologie selon laquelle aucune pensee ne se constitue sans jugement,, puisque toute pensee est jugement, que Kant trouve Ie principe sur lequell Pagrégat se transforme en système. Juger est soumettre Ie divers a 1'unité. .

Différemmentt de ce que nous venons de montrer concernant 1'introductio nn historique è la première critique, la logique, quant a son evidence ett son accomplissement, n'est plus seulement un 'moment ideal' de 1'histoire dess sciences - sans role analogique puisqu'elle a été établie une fois pour toutes souss la plume d'Aristot e et ne fournit done pas 1'exemple du toumant paradigmatiquee -, ici, la logique se présente au travers de 1'analogie entre Ie jugementt formel et Ie jugement épistémologique, comme un modèle heuristique ett systématique. Le jugement est une Verstandeshandlung, un acte spontane de Tentendement,, auquel, selon Kant, on peut attribuer des fonctions. « Ich verstehee unter Funktion die Einheit der Handlung, verschiedene Vorstellungen unterr einer gemeinschaftlichen zu ordnen » (KRV, A68, 108). Les concepts ne s'appliquentt jamais directement aux choses, mais ils s'appliquent seulement indirectementt è leurs representations intuitives ou a d'autres concepts, qui, eux aussi,, ne sont que des representations. Le jugement est la connaissance mediate {mittelbare{mittelbare Erkenntnis) d'une chose, la representation d'une representation {die VorstellungVorstellung einer Vorstellung; ibid., 109). Ainsi la première critiqu e peut caractériserr 1'entendement comme un pouvoir de juger {ein Vermogen zu urteilen),urteilen), dont toutes les fonctions peuvent être trouvées {insgesamt gejunden) parr analogie au tableau complet des fonctions de 1'unité dans les jugements.

JugementJugement comme principe de la critique

L'analogiee est done une analogie entre les fonctions discursives et les fonctions formelless de la logique. Les deux concernent un dédoublement de representations.. Dans la Logik, le jugement est défini comme la representation {Vorstellung){Vorstellung) de 1'unité de la conscience des representations différentes. « Ein Urtei ll ist die Vorstellung der Einheit des BewuBtseins verschiedener Vorstellungen,, oder die Vorstellung des Verhültnisses derselben, so fern sie einenn Begriffausmachen » (Log. §17,5:531). Sans une telle representation de la manieree dont des contenus divers forment un ensemble pour la conscience -

292 2

Page 299: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

representationn de la relation entre des representations -, aucune pensee ne serait possible.. Ainsi 1'étude du ju gem ent, dans ses déploiements divers (Modifikationen(Modifikationen et Momenten) mènerait a la deduction de la complétude du systèmee logique des categories. Puisque la logique avait déja, selon Kant, établi lee tableau complet des jugements, il était lui-même en état de construire, sur la basee de ce tableau, Finventaire complet des fonctions pures de Pentendement {reine{reine Verstandesfimktionen). « Hier lag nun schon fertige, obgleich noch nicht ganzz von Mangeln freie Arbeit der Logiker vor mir , dadurch ich in den Stand gesetztt wurde, eine vollstandige Tafel reiner Verstandesfunktionen, die aber in Ansehungg alles Objektes unbestimmt waren » (Prol, §39, 84).

Onn passé ici sur le passage dans la première critiqu e oü Kant présente sess corrections de la logique de son époque (KRV, A71-76, 111-115). Ces correctionss sont dues au fait que la logique ne peut pas compter sur les contenus dess propositions dont elle determine les formes générales. Le tournant copemicienn paradigmatique qui considère la tèche ontologique de la métaphysique,, a savoir la determination du sens de Fêtre, d'un nouveau point dee vue, est presuppose a la systématisation de la métaphysique, par analogie è la logique. .

L'analogiee faite avec la logique porte ses fruits . En effet, dans le § 43 dess Prolégomènes, le jugement est avance comme Punique et commune source dee tout concept, appartenant aux divers genres de connaissance. « Es ist jederzeitt in der Kriti k mein gröBtes Augenmerk gewesen, wie ich nicht allein diee Erkenntnisarten sorgfaltig unterscheiden, sondern auch alle zu jeder derselbenn gehörigen Begrifïe aus ihrem gemeinschaftlichen Quell ableiten könnte,, damit ich [...] den noch nie vermuteten, aber unschatzbaren Vorteil hatte,, die Vol 1 standigkeit in der Aufzahlung, Klassifizierung und Speziflzierung derr Begriffe a priori, mithin nach Prinzipien zu erkennen » (Prol, §43, 91). La sourcee des categories, explique Kant, a été trouvée dans les quatre fonctions logiquess de tous les jugements de Pentendement. « Ich [habe] den Ursprung der Kategorienn in den vier logischen Funktionen aller Urteile des Verstandes gefundenn [...] » (Prol, §43, 91). La Logik les explique: la cohesion des representationss dans la conscience ne peut être representee, selon la logique, quee dans quatre formes de jugement : quantité, qualité, relation et modalité (chacunee encore a diviser dans trois possibles sous-formes ou fonctions ; Log, §20-30,55 :532-539).

Ett pourtant Ia, oü il y a analogie, il y a également difference. Le jugement cherchéé par Kant, jugement métaphysique, concerne des Erkenntnisse et la conditionn de la possibilité d'augmenter Finventaire épistémologique au moyen dee syntheses. Le jugement logique par contre n'est qu'analytique, peut rendre distinctt un concept, mais ne peut pas mettre de nouvelles connaissances en lumière.. La fonction discursive ne peut que porter sur P affection de Fintuitio n

293 3

Page 300: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

pourr ainsi générer synthétiquement des connaissances. (« All e Anschauungen, alss sinnlich, berahen auf Affektionen, die Begriffe also auf Funktionen » KRV, A68,108). .

Ichh bezog endlich diese Funktionen zu urteilen auf Objekte überhaupt, oderr vielmehr auf die Bedingung, Urteile als objektiv-gülti g zu bestimmen,, und es entsprangen reine Verstandesbegriffe, bei denen ich auBerr Zweifel sein konnte, daB gerade nur diese und ihrer nur soviel, [...]] unsere ganze Erkenntnis der Dinge aus bloBen Verstande ausmachenn können (Prol, §39, 84).

Laa synthese des intuition s est une affaire 'psychologique', un effet de rimagination.. « [Der Effekt] einer blinden, obgleich unentbehrliche Funktion derr Seele » (KRV, A78, 116). Elle est a comparer avec Ie schematisme. La logiquee transcendantale consiste dans 1'exposition de cette fonction énigmatique dee Tame, exposition dans Ie sens de 'auf Begriffe bringen\

DoubleDouble usage de la table des jugements

I ll y a un usage positif et négatif de la systématisation de la logique transcendantale.. La table est une Leitfaden pour découvrir la complétude de tout cee qui est rationnel et pur. Kant donne les tables des Grundsatze synthétiques (KRV ,, A161, 215), du Rien (KRV, A292, 333), de Tame (KRV, A344, 373) et dess quatre idees cosmologiques (KRV, A415, 444) comme preuve. « [Es] ïst immerr derselbe Leitfaden, der, weil er immer durch dieselben festen, im menschlichenn Verstande a priori bestimmten Punkte geführt werden muB, jederzeitt einen geschlossen Kreis bildet, der keinen Zweifel übrig laBt, daB der Gegenstandd eines reinen Verstandes- oder Vernunftbegriff s [...] vollstandig erkanntt werden könne » (Prol, §39, 86). Elle se prête aussi a un usage négatif (ausstöfit)(ausstöfit) d'expulsion des concepts hétérogènes (fremdartig). Pour les concepts dee la reflexion compte Ie fait qu'il s se plient è la systématicité catégorielle, mais,, puisque Ie principe de jugement concerne 1'applicabilit é aux choses, cette mêmee systématisation les met a 1'écart de 1'ensemble des concepts purs. « Diejenigee Begriffe, welche ich unter dem Namen der Reflexionsbegriffe gleichfallss nach dem Leitfaden der Kategorien in eine Tafel gebracht hatte, mengenn sich in der Ontologie, ohne Vergünstigung und rechtmatige Ansprüche,, unter die reinen Verstandesbegriffe, obgleich diese Begriffe der Verknüpfungg und dadurch des Objekts selbst, jene aber nur der bloBen Vergleichungg schon gegebener Begriffe sind und daher einer ganz andere Natur undd Gebrauch haben » (Prol, §39, 87).

294 4

Page 301: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

L'expulsionn la plus importante est selon Kant celle des concepts de la raison. Less idees ne sont pas des categories, puisqu'elles ne déterminent pas les diversess relations entre des representations. Elles ne sont pas non plus des conceptss empiriques, puisqu'elles portent sur ce qui échappe è 1'intuitio n sensible,, è savoir sur 1'inconditionné. Elles ne concernent done pas la determinationn a priori d'une synthese d'intuition , comme Ie font les categories, maiss la totalité des jugements et des syntheses possibles. De même que Ton déduit,, dans la logique, la condition mortelle de Socrate du fait qu'i l est humain, dee même dans la dialectique transcendantale la condition absolue a pour fonctionn de fournir des jugements de 1'horizon de totalité. « Da ich den Ursprungg der Kategorien in den vier logischen Funktionen aller Urteilen des Verstandess gefunden harte, so war es ganz nattirlich , den Ursprung der Ideen in denn drei Funktionen der Vernunftschlüsse zu suchen » (Prol, §43, 91) L'analogiee logique a faire n'est done pas avec la formalit é du jugement, mais avecc la formalit é des Vernunftschlüsse. La première critiqu e Pexplique.

Soviell Arten des Verhaltnisses es nun gibt, die der Verstand vermittelst derr Kategorien sich vorstellt, so vielerlei reine Vernunftbegriff e wird es auchh geben, und es wird also erstlich ein Unbedingtes der kategorischen Synthesiss in einem Subjekt, zweitens der hypothetischen Synthesis der Gliederr einer Reihe, drittens der disjunktiven Synthesis der Teile in einemm System zu suchen sein (KRV, A323,356).

Ill s'agit du rapport des jugements è la condition inconditionnée, des conclusions généraless done, ce qui revient è dire que les trois manières de faire des synthesess selon la categorie de la relation seront les sources d'oü les idees -respectivementt psychologique, cosmologique et théologique - jailliront .

AnalogieAnalogie entre synthese et predication

C'estt la même fonction qui, logiquement, determine 1'unite des formes de jugements,, et qui determine aussi de maniere transcendantale 1'unité des representationss dans Pintuition.

Dieselbee Funktion, welche den verschiedenen Vorstellungen in einem Urteüee Einheit gibt, die gibt auch der blofien Synthesis verschiedener Vorstellungenn in einer Anschammg Einheit, welche, allgemein ausgedrückt,, der reine VerstandesbegrifT heiBt. Derselben Verstand also,, und zwar durch eben dieselben Handlungen, wodurch er in Begriffen,, vermittelst der analytischen Einheit, die Logische Form eines Urteil ss zustande brachte, bringt auch, vermittelst der synthetischen

295 5

Page 302: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Einheitt des Mannigfaltigen in der Anschauung überhaupt, in seine Vorstellungenn einen transzendentalen Inhalt , weswegen sie reine Verstandesbegriffee heiBen, die a prior i auf Objekte gehen, welches die allgemeinee Logik nicht leisten kann (KRV, A79,117).

Or,, ce qui fait césure dans 1'analogie, c'est 1'exigence métaphysique de porter surr des choses, une exigence préparée par la reflexion transcendentale (distinctionn de 1'intuitio n et de 1'entendement). Pour Kant, cette césure ne pose pass de problème, elle est moins 'forte ' que la similarit y parce qu'i l pense 1'expériencee des choses comme 1'effet d'une synthese, et la dernière comme étantt conditionnée par la fonction a priori de juger. L'analogie entre logique et métaphysiquee s'insère dans la presupposition (tacite) de 1'identité de la synthese ett du jugement (propositionnel), Ie dernier étant identifié par Kant avec la penseee en general. « Denken ist: Vorstellungen in einem BewuBtsein vereinigen.. [...] Die Vereinigung der Vorstellungen in einem BewuBtsein ist das Urteil .. Also ist Denken soviel als Urteilen oder Vorstellungen auf Urteile überhauptt beziehen » (Prol, §22, 61). (Kant n'est pas en état - pas encore - de s'imaginerr une experience ou une conscience sans intervention de la pensee conceptuellee comme dans Ie jugement du beau).

Lee rapport entre jugement et synthese est 1'enjeu du livr e Kant et le pouvoir de jugerjuger de Beatrice Longuenesse. Elle pose la question de savoir comment le passagee de la table des jugements vers celle des concepts peut être reconstruit II fautt distinguer entre la version A et B de la deduction transcendantale. La premièree version s'oriente sur le modèle mathématique: Apprehension, ReproduktionReproduktion et Rekognition seraient les trois moments de la synthesis speciosa, c'est-a-diree la synthese de ce qui est donné a la sensibilité dans 1'intuition . Cette synthesee est nécessaire pour la possibilité de juger. Le juger travaill e le sensible enn vue de la discursivité. « L'acte de penser dont le résultat, c*est-a-dire la fin, estt le jugement affecte la passivité receptive et par la ordonne le donné sensible enn vue du jugement. »19 La version B fait recours plus directement au modèle logiquee pour rendre manifeste le principe du jugement qui soutient la critique. C'estt done la, qu'i l faut chercher une réponse a la question du passage du jugementt au concept. Selon Longuenesse, il existe une analogie profonde entre less formes des jugements logiques et les procédures ou jugements requis pour la generationn des concepts: comparaison, reflexion et abstraction. Les concepts réflexifss ont les mêmes formes que les différents usages basiques des concepts. C'estt ainsi que Longuenesse, sans le dire explicitement, defend une sorte ^interpretatio nn pragmatique-performative de la deduction transcendantale. « Less categories ne sont a aucun titr e plus originaires que 1'exercice du jugement. Auu contraire, elles résultent de 1'exercice des formes logiques qui commandent

199 Beatrice Longuenesse Kant et le pouvoir de juger. Paris: PUF, 1993, p. 224.

296 6

Page 303: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

less operations de comparaison, reflexion, abstraction appliquées au sensible donné.. » Le jugement est Ie principe fondamental de la critique, puisque Ie jugementt est a la fois application et creation de concepts. Or, c'est la même fonctionn du jugement qui crée, par la comparaison, la reflexion et rabstraction, dess concepts sur la base des données sensible, et qui les synthétise dans une intuition . .

Beaucoupp de questions subsistent : si I'usage des concepts et leur creationn reposent sur un même principe, si done Pessence de la critiqu e est, en principe,, performative et si 1'entendement est radicalement spontane, jusque danss 1'engendrement des categories, comment discerner Va posteriori (creation dess concepts empiriques) de Va priori des categories ? La question a ceci d'effrayantt qu'elle suggère de faire retomber la table des categories dans le rhapsodique.. Nous pensons néanmoins que la seule maniere d'éviter une telle regression,, est de comprendre Pexpression « la même fonction » par rapport a unee co-implication (qui est de Ia trouvaille) et a 1'analogie. Les categories sont a prioripriori et ne sont done qu'a découvrir: toujours présupposées è la pensee, elles fontt leur travail dans Pexpérience tacitement. Les concepts empiriques, en revanche,, sont a posteriori et done è créer sur la base du 'matériau' donné. La découvertee des categories ne se fait pas sans Pimplication des concepts empiriques,, et, inversement, Ia creation des concepts implique la synthese du pluriell sensible dans P intuitio n et done le catégoriel. On va voir que Kant, ci-dessouss dans le chapitre concernant Was heisst sich im Denken orientieren ?, admett que même les concepts les plus abstraits, comme par exemple 'substance** ne puisent leur signification que dans Ie concret qui est leur hypotyposee symbolique (KdU, §59, 212). C'est par analogie au concept empiriquee que la categorie peut trouver son expression (Ausdmck), une analogie quii repose sur la reflexion (plus précisément sur son transfert, Übertragung; ibid.,, 213) Ainsi, la question concernant le principe de la critiqu e touche directementt è celle de la trouvaill e (creation spontanée et performative des categoriess qui, puisqu'elles sont de concepts purs sont a considérer comme étant découvertes). .

Z'Einfal ll de Kant

Revenonss a notre question, concernant VEinfatt et la trouvaill e de la critique. La critiqu ee est une réponse 'mélangée' a deux exigences : laa métaphysique qu'elle préparéé doit concerner des objets et elle doit le faire de maniere a priori. La plausibilit éé de ce mélange est montrée dans Panalogie avec la revolution méthodiquee scientifique qui consiste dans une approche d'application des conceptss a Ia réalité, application a partir du sujet cherchant. Sa faisabilité est

Md.,Md., p.219.

297 7

Page 304: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

ensuitee esquissée dans 1'analogie avec la logique du jugement, qui, a son tour, presupposee d'ailleur s une trouvaill e spécifique. Et si nous nous demandons qu'ellee était la trouvaill e (1'invention) essentielle et propre a Kant, si elle n'était pass simplement Pidée lumineuse d'agir en philosophic par analogie aux sciences,, c'est ici que nous croyons 1'avoir trouvée, puisqu'elle n'a pas pu suivree un quelconque exemple : sa trouvaill e consiste dans 1'analogie entre la structuree de 1'application qui soutient Ie tournant copernicien et la structure du jugementt propositionnel. Kant Ie révèle en en parlant en termes négatifs.

Vonn einer solchen Einsicht in die Natur der Kategorien, die sie zugleich auff den bloBen Erfahrungsgebrauch einschrankte, lieö sich weder ihr ersterr Urheber [Aristote] noch irgendeiner nach ihm etwas einfallen (Prol,, §39, 85).

VEinfallVEinfall de la critique, manqué par Aristote mais trouvé par Kant - comme par less métaphysiciens en general -21, consiste dans la limitatio n immediate des categoriess en fonction de leur usage experimental, c'est-a-dire dans leur applicationn a la possibilité des choses. L'applicatio n est la soumission de la réalitéé a la regie de 1'entendement, comme Ie jugement est la soumission d'un sujett a un prédicat. C'est dans cette analogie entre predication et synthese qu'i l fautt chercher VEinfall propre a Kant, un Einfall développé par lui-même dans la thesee que la métaphysique concerne essentiellement (eigentlich) des jugements synthétiquess a priori dont la critiqu e prouve la possibilité (Prol, §2,21).

CritiqueCritique comme methode

Cee dont on vient de témoigner, dans 1'analyse retrospective de Kant de la constitutionn de la critique, est un effort de neutraliser la contingence de la trouvaill ee critiqu e par 1'inscription analogique dans 1'histoire des sciences et danss Ie système de la logique du jugement. En ce faisant, Kant manifeste le désirr de penser ce qui c'est produit historiquement - la critiqu e -, comme étant a-historique,, de montrer comment la critiqu e instaure la vérité atemporelle.

211 Cf. Kant Welches sind die wirfdichen Fortschritte, die die Metaphysik seit Leibnitzens und WolfsWolfs Zeiten in Deutschland gemacht hat ? (Weischedel 5:592) oü la même expression einfallen estutilisée.. „ . , __ ^ ,,. . , 222 C'est d'ailleurs cette analogie que Richard Rorty caractérise de 'confusion . Kant a determine 1'histoiree de la philosophic par sa distinction métaphysique des « compositions of propositions » (intuitionn et concept) au lieu d'une distinction pragmatique des rapports entre des propositions (sanss distinction des sources rationnelles)« and the degree of certainty attaching to them ». Rorty denoncee Tenjeu transcendantal de justifier la possibilité d'expérience a la faveur du sens commun.. Dans le même geste, il rejette IMdée d'une difference sensorielle chcz Platon Richard Rortyy Philosophy and the Mirror of Nature, Princeton : Princeton University Press, 1980 (1979), pp.. 148-155.

298 8

Page 305: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

C'estt par 1'analogie aux sciences que Ie principe critiqu e est trouvé, mais cette trouvaill ee ne contredit pas la position prioritair e de la critique. La mathématique ett la physique ont donné Pexemple du changement de perspective; la logique dontt 1'histoire n'a pas connu une telle 'conversion' foumit Ie modèle tfaprioricitétfaprioricité et de complétude. La fin de 1'histoire de la pensee 'rime* avec son commencement;; la critiqu e transcendantal rime avec la logique.

C'estt dans cette perspective qu'i l faut interpreter Penchainement direct parr lequel Kant met 1'accent sur Ie caractère méthodique de la critique, sur la generationn de 1'idée de complétude et de totalité de la métaphysique comme science. .

Inn jenem Versuche, das bisherige Verfahren der Metaphysik umzuandern,, und dadurch, daB wir nach dem Beispiele der Geometer undd Naturforscher eine ganzliche Revolution mit derselben vernehmen, bestehtt das Geschaft dieser Kriti k der reinen spekulativen Vernunft . Sie istt ein Traktat von der Methode, nicht ein System der Wissenschaft selbst;; aber sie verzeichnet gleichwohl den ganzen UmriB derselben, sowohll in Ansehung ihrer Grenzen, als auch den ganzen inneren Gliederbauu derselben. (KRV, BXX11,23).

Laa critiqu e de la raison pure est un effort de révolutionner (ttmzuündern) la manieree de procéder en métaphysique. C'est pour cela que Kant 1'appel Ie une methode:: elle préparé la métaphysique futur e qui est scientifique et montre Ie cheminn vers sa trouvaill e (découverte). La recherche métaphysique (et la recherchee de la métaphysique) est apparemment une affaire qui ressortit sous Ie questionnementt méthodique, ce qui fait de la critiqu e une 'heuristique' dans Ie senss large du terme. Selon sa signification étymologique, *mét-hode' est Ie cheminn è suivre pour arriver a la chose cherchée.23 Pour Kant la methode, synonymee de Lehrart (KdU, §60, 215), est 1'ensemble systématique des régies nécessairee a la construction d'une doctrine. La methode protege contre la contingencee et la rhapsodie, ce qui revient è dire que 1'historicit é de 1'invention dee la critique, de la methode même, doit être oblitérée. La methode guide 1'espritt cherchant en supprimant 1'ouverture de 1'esprit pour 1'inattendu et 1'impréé visible.

Onn peut se demander en quelle mesure, il est encore question de 'chercher'' quand Ie chemin méthodique est déja tracé. Qui maïtrise la methode, n'aa plus peur de perdre ce qu'i l a trouvé, parce qu'i l sait procéder selon des

233 L'accent peut être mis sur la methode comme recherche {investigation), ainsi par exemple chez Platon,, ou sur les régies de la recherche comme chez Aristote. Liddel & Scott Greek-English Lexicon.OxfotdLexicon.Oxfotd : Clarendon Press, 19%, p. 1091. ^opposition traverse également 1'histoire du terme.. Kant a libéré la methode en métaphysique de la domination mathématique a laquelle elle s'estt pliée depuis Descartes et Leibniz, et la pretention a la possibilité d'un ars inveniendU fondée surr une logique combinatoire (HWPh, 1314-1325).

299 9

Page 306: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

regiess {Verfahren nach Grundsatzen; KRV, B883, 765). Au moyen de la methode,, la trouvaill e s'élève au-dessus de la condition historique, singuliere et temporelle.. La methode sait consolider et rendre 'retrouvable' (reproductible), cee qui serait autrement singulier, éphémère et passager. Cependant, qu'est-ce quee 'chercher', si la recherche doit suivre un parcours predetermine ? La trouvaille,, dans le sens d'une invention d'une nouveauté, est dénudée de son caractèree absolu dès qu'i l y a une methode qui present les limites dans lesquelless cette nouveauté a droit a la reconnaissance. Et pour ce faire, la methodee elle-même a besoin d'une legitimation qui Pextrait de Phistoire et qui effacee toute trace de la trouvaill e dont elle est Farticulation après coup. La methodee suit la logique au futur antérieur : la trouvaill e est ce qui aura été Pobjetdee la methode.

LL 'heuristique a la lisière logique

Pourr Kant tout concept de la raison est une regie25, mais quelle est la regie du conceptt ? Question d'abyme qui concerae la reflexion et la mise en oeuvre des limites.. Ce que nous voulons dire pour le moment, e'est que, pour Kant, cette méta-règlee prescrit deux sortes de regies. Premièrement, le concept peut être regiee Constitutive', s'il fonde, conditionne et determine 1'experience objective ett les objets de rexpérience. Les concepts constitutifs sont Paffaire de Pentendementt et Pusage reel de Pentendement les restreint è la connaissance. Deuxiemement,, le concept peut être regie 'régulatrice' , et alors il porte le nom d'idéee ou de 'concept de la raison'. Kant explique qu'il s sont, proprement dit, dess 'fiction s heuristiques', e'est-a-dire qu'il s ne sont que des principes régulateurss de Pusage systématique de Pentendement dans le champ de Pexpérience.. « Die Vernunftbegriff e sind [...] bloBe Ideen [...]. Sie sind bloB

244 Notre critiqu e enchaine sur celle d'Adomo qui, dans Minima moralia, soupconne le culte de la nouveautéé (Poe, Baudelaire) caractéristique de la modemité de n'être que l'expression du feit qu'i ll n'y a plus de nouveauté. « Die Schicht des nicht schon Vorgedachten, des Intentionslosen, ann der einzig die Intentionen gedeihen, scheint aufgezehrt Von Ihr traümt die Idee des Neuen. Selberr unerreichbar, setzt es sich anstelle des gestürzten Gottes im Angesicht des ersten BewuBtenseinss vom Verfall der Erfahrung. » (Minima moralia. Reflexionen aus dem beschadigtenbeschadigten Leben. Frankfur t am Main: Suhrkamp, 1991 (1951), p. 317.) La methode, enracinée danss les conditions transcendantales, efface rexpérience de la nouveauté par la mise en prionté de Pitérabilit éé et de la recognition, transformation de nouveauté en innovation. Cependant a rencontree d'Adomo, nous essayons de penser la trouvaill e non pas comme invention innovatrice, maiss comme resistance et rencontre de rimpensable présupposée a toute innovation, affirmatio n duu 4paralogique* comme signe de rirréductibilit é de Texistence (CP, 98-99). 255 « Alles Erkenntnis erfordert einen Begriff, dieser mag nun so unvollkommen, oder so dunkel sein,, wie er wolle: dieser aber ist seiner Form nach jederzeit etwas Allgemeines, und was zur Regell dient »(KRV, A106,153). La methodologie explique que le concept est« eine Regel der Synthesiss der Wahrnehmungen » (KRV, B751,665). L'entendement est done a la fois le pouvoir dess concepts et le pouvoir des regies (KRV, A126,185 ; B198-199,213-214).

300 0

Page 307: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

problematischh gedacht, um, in Beziehung auf sie (als heuristische Fiktionen), regulativee Prinzipien des systematischen Verstandesgebrauchs im Felde der Erfahrun gg zu gründen » (KRV, B799, 703). Les fictions heuristiques ou bien cess 'creations de la raison' (Geschöpfe der Vernunft; KRV, B507, 483) 'orientent'' Pusage de 1'entendement; ils n'ont pas pour fonction de determiner Iee résultat de Pusage de la raison, mais de garantir Pusage systématique de telle manieree que la raison puisse évoluer vers sa perfection. Ce röle est aussi naturel quee celui des categories (KRV, B670,604-605) et c'est pour cette raison que les ideess ne sont pas simplement des 'fiction s artifïcielles' (Erdichtungeri).

Or,, que les fictions heuristiques ne soient pas artifïcielles, cela revient a dir ee qu'elles ne sont pas 'inventées' fortuitement et rhapsodiquement. Kant expliquee clairement que Pusage de la logique a été, dans Phistoire, double. D'unn cöté el Ie fonctionnait comme 'canon' (Kanon), nom que donne Kant, a Pinstarr d'Epicure, a la logique générale et transcendantale, quand il la définit commee une allgemeine Vernunftkunst qui sert adapter des connaissances aux exigencess de P entendement, a les juger (Beurteilung) et a les justifier (Berichtigung;(Berichtigung; Log, 5 :434 ; cf. KRV, A61, 102). De Pautre cdté, on utilisait , illégitimement,, la logique comme outil, comme organon, pour la découverte de nouvelless connaissances (Log, 5 :442, cf. KRV, A63, 104). C'est cette dernière fonctionn qui, chez les scolastiques et les dogmatiques, se nommait dialectique et quii avait donné occasion a Vernünfteln, au wortreich schwatzen et dans Ie pire dess cas a Ia Schwarmerei (KRV, A268, 315-316). Il est facile d'inventer des connaissancess qui sont formellement correctes et possibles - qui passeront Ie controlee canonique de Ia logique - mais qui sont tout de même impossibles d'un pointt de vue transcendantal. « Denn, obgleich eine Erkenntnis der logischen Formm völlig gem&Ö sein möchte, d.i. sich selbst nicht widerspröche, so kann sie dochh noch immer dem Gegenstande widersprechen » (KRV, A59, 101). Et, commee Kant 1'explique, on - Leibniz par exemple - avait invoqué la topique d'Aristot ee (KRV, A61, 103), comme une partie legitime de la logique, pour y fonderr un ars inveniendi qui, selon les critères transcendantaux, s'avéra souvent illégitime.26 6

Lee tournant copernicien a eu, pour Kant, cette consequence, qu'i l Pa forcee a soumettre Pusage de la logique au critère de la possibilité du réel et ainsi aa expulser de la logique sa pretention organique. La dialectique de la raison puree est pour Kant une critiqu e de Pambition inventive et, en ce sens, 'heuristique'' de la logique. « Der zweite Teil der transzendentalen Logik [...] heifitt transzendentale Dialektik , nicht als eine Kunst, dergleichen Schein

266 Ainsi par exemple Leibniz (HWPh, 3 : 1115-1118; ibid 10.1281): pour le rapport Kant -Leibniz,, concernant Yars inveniendi, cf. CA. van Peursen Ars inveniendi. Filosofie van de inventiviteitinventiviteit van Francis Bacon tot Immanuel Kant. Kampen: Kok Agora.1993, pp. 90-120, 181-213;; Andreas Meier-Kunz Die Mutter aller Erfahrungen und Entdeckungen. Ansdtze zu einer neuzeitlichenneuzeitlichen Transformation der Topih in Leibniz' ars inveniendi. WQrzburg : Königshausen & Neumann,, 1996.

301 1

Page 308: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

dogmatischh zu erregen [...], sondern als eine Kriti k des Verstandes und der Vernunftt in Ansehung ihres hyperphysischen Gebrauchs, urn den falschen Scheinn ihrer grundlosen Anmafiungen aujzudecken, und ihre Ansprüche auf ErfmdungErfmdung und Erweiterung, die sie bloB durch transzendentale Grundsiitze zu erreichenn vermeint, zur bloBen Beurteilung und Verwahrung des reinen Verstandess vor sophistischem Blendwerke herabzusetzen. » (KRV, A63-64, 105,, nous soulignons) La fonction de la critiqu e est surtout disciplinaire (KRV, A708FF,, 654) : aufdecken (dénuder, découvrir) des pretentions au lieu de générerr des inventions (Erfmdung) et d'élargir (Erweiterung) la connaissance humainee par des nouvelles 'découvertes' illégitimes.

L'heuristiqu ee se tient a la frontière de la logique du jugement, plus précisémentt a la frontièr e du jugement dans sa relation a la possibilité de 1'objet.. Ce que Kant appelle 'heuristique', 1'usage d'idees dans leurs fonctions régulatrices,, est done tres loin de ce que nous voulons indiquer par Ie mot de 'trouvaille' ,, a savoir la rencontre avec 1'existence 'nue' qui donne éventuellementt occasion a Finvention. L'idée 'aimante' la reflexion métaphysiquee et y insère une 'tendance' vers 1'accomplissement et la totalité.

LaLa tension de la raison entre restriction et élargissement

Ainsi,, la raison est placée par la critiqu e dans une tension. D'un cöté, il y la forcee attirant e et séduisante d'aller a 1'aide de la logique 'organique' au-delè de 1'expérience;; de 1'autre coté il y a une sorte d'obligation scientifique de restreindree les ambitions rationnelles aux conditions expérimentales de la

277 En enchaiiiant sur la double insuffisance, logique et mathématique, révélée déjè dans 1 oeuvre pré-critique,, il nous feudrait ajouter, dans Ie sillage de la tension entre 1'usage logique (Erweiterung(Erweiterung jusqu'è 1'illusion) et reel (restriction è rexpérience) de la raison, celle entre 1 usage mathématiquee (quanutatif) et dynamique (philosophique, qualitati f et done analogique). Avec précisionn Dietmar Köveker determine la critiqu e comme une relugattv-konstitutive Doppelstruktur.Doppelstruktur. L'interdépendance et la perméabilité de 1'analytique et de la dialectique (è rencontree de leur separation dans rinterprétatio n classique) est è souligner. Dans Ie 'système de touss les principes de la raison pure', a savoir dans Ie chapitre sur 1'analogie de rexpérience, Kant identifi ee les axiomes de Fintuitio n et les anticipations de la perception comme mathématiques et constitutives,, et Tanalogie de rexpérience et les postulats de la pensee empinque comme dynamiquess et régulateurs (KRV, A179-180, 233). Or, puisque 1'analytique parle du principe régulateurr et la dialectique en revanche des idees régulatrices, Köveker en tir e la conclusion^que laa première exprime pour ainsi dire la possibilité de 1'histoire scientifique, c'est-a-dire qu elle concernee Ie processus de la connaissance et la temporalité. C'est la maniere concrete selon laquellee Kant pense la constitution transcendantale de rexpérience par analogie a la constmnion mathématique.. Dietmar Köveker 'Die Konstitution der Erfehrungsweh und das Problem des Neuen',, in : Prima Philosophic juli-sept 1997, pp. 319-333. Pour une esquisse du rapprochement duu concept lyotardien de « différend » a la Widerstreit dans la première critiqu e (et a la problématiquee indiquée ci-dessus), cf. Idem 'Le(s) temps du différend. Remarques sur la logique dess énoncés temporels selon Jean-Francois Lyotard' , in : Dolores Lyotard; Jean-Claude Mitoer , Géraldd Sfez Jean-Francois Lyotard L 'exercise du différend. Paris : PUF, 2001, pp. 223-239.

302 2

Page 309: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

possibilitéé des choses. Nous verrons que cette 'obligation* est due au plus que seulementt a rexigence critique. Dans Was heifit sich im Denken orientieren ? Kantt soulignera que tout concept, même Ie concept ou Pidée Ie plus abstraits, a unee tendance naturelle vers Pintuitionnable. Tout concept est né dans la poésie, commee explique Kant dans son compte-rendu de 1'histoire de la philosophique danss la Logik, d'oü sa tendance vers P intuition .

Diee ersten Philosophen [kleideten] alles in Bilder ein. Denn Poesie, die nichtss anders ist, als eine Einkleidung de Gedanken in Bilder, ist alter alss die Prose. Man muBte sich daher anfangs selbst bei Dingen, die lediglichh Objekte der reinen Vernunft sind, der Bildersprache und poetischenn Schreibart bedienen (Log, 5:451).

Less Grecs étaient les premiers è faire PefFort de cultiver Ia connaissance rationnellee hors de la domination imaginaire (nicht an dem Leitfaden der Bilder, ïbid.ïbid.yy 5 :450). La raison, découverte ou construite par la critiqu e est un conatus ambigu,, une tension entre deux tendances naturelles, entre Ie désir (ou Ie penchantt et la poussée)28 du suprasensible et Pinclination a 1'intuitionnable.29

Laa suggestion de Kant est done que la critiqu e ne fait qu'entendre et obéirr a la maniere dont la nature se présente elle-même. Et sa trouvaill e a lui est quee Ia formal ité transcendantale du jugement peut rendre justice aux deux inclinationss a la fois: Dichtung (restriction è une chose presentable dans Tintuition )) et Schwarmerei (élargissement de la connaissance au-dela du sensible)) se trouvent transformées en constitution et regulation. Le concept de Pentendementt en cooperation avec P intuitio n met un terme a la pensee en imagess par la constitution de la réalité phénoménale; le concept de la raison souss la direction du jugement syllogistique met un terme a Pusage il legitime de laa logique par Pusage régulateur.

C'estt cette double face de la critiqu e - restriction catégorielle et élargissement guidéé par Pidée - qui fait qu'elle est methode systématique, c'est-a-dire qu'elle presentt au philosophe Punité architectonique, a savoir les limites, le cadre et la coherencee de la raison (Schema den Umrifi (monogrammq) und die Einteilung desdes Ganzen in Glieder; ibid. A833,749).

[Einn System ist] die Einheit der mannigfaltigen Erkenntnisse unter eine Idee.. Diese ist der Vernunftbegrif f von der Form eines Ganzen, sofern

288 Lyotard * Judicieux dans le différend', p. 208. 299 II faudrait analyser le rapport de ce double conatus kantien a la tension qui existe, dans 1'ocuvre dee Levinas, entre le « désir métaphysique » par lequel ouvre Totalité et infini et réconomie ontologiquee du conatus essendi. Lévinas, o.c. 1971 (1961).

303 3

Page 310: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

durchh denselben der Umfang des Mannigfaltigen sowohl, als die Stelle derr Teile untereinander, a prior i bestimmt wird (KRV, A860, 748).

Selonn notre these, cette double face, qui répond a la querelle naturelle entre deuxx inclinations de la raison, se fonde elle-même sur 1'extériorit é de 1'être, qui s'appellee existence. La critiqu e elle-même fait echo a 1'existence dans son retrait ,, qui est a la fois inaccessibilité d'une presence et vide d'une absence. Parcee que ^existence ne se déduit pas, notre connaissance doit se limiter et doit restreindree ses pretentions ; parce qu'elle nous échappe,. notre connaissance est toujourss accompagnée d'un manque a être et du désir de s'élargir.

L'existencee dans sa singularité - singuliere puisque incommensurable -aimantee la raison et y instaure son dynamisme. Ainsi la fonction implicit e de la critiqu ee est 1'ouverture de la raison vers 1'altérité de l'existence, vers ce qui lui échappee maïs la rend tout de même possible. Le jugement reel, principe sur lequell tout 1'édifïce critiqu e s'érige, liaison propositionnelle pure de Pincommensurable,, a savoir de 1'intuitio n et de 1'intellection, ce jugement flotte surr 1'ambiguïté existentielle. Disons que la raison selon la critiqu e est comme le hublott trouant le sol d'un aéroglisseur effleurant la mer: 1'eau qui le porte est la mêmee que celle qu'on voit couler sans pouvoir la toucher. Que la critiqu e soit methodee et système, renfermement de la raison a 1'intériorit é de ses limites, cela impliqu ee qu'elle flanque la métaphysique de la conscience d'une existence en retrait .. C'est cette distanciation du plus proche et du moins presentable qui ouvree la reflexion métaphysique. C'est la distanciation du doute et de 1'étonnementt avec lesquels depuis Platon commence tout questionnement philosophique. .

UnUn philosophe n 'est pas comme un moulage en plêtre

Nombreusess sont les remarques de Kant concernant 1'apprentissage et la fonctionn publique de la philosophic A la fin de la première critique, il distingue laa connaissance historique {cognitio ex datis) de la connaissance rationnelle {cognitio{cognitio ex principiis). La première se transmet cognitivement, a la maniere d'unee experience immediate (tmmittelbare Erfahrung), d'une narration (Erzahlung),(Erzahlung), ou d'une explication didactique (Belehnmg). L'élève apprend le systèmee d'une philosophic par imitation et reproduction. Il est dependant de ce qu'onn lui donne, et par conséquent il reste dépourvu de la lumière rationnelle, souss tutelle d'autru i même si sa connaissance est encyclopédique.

Err bildet sich nach fremder Vernunft , aber das nachbildende Vermogen istt nicht das erzeugende, d.i. das Erkenntnis entsprang bei ihm nicht aus Vernunft ,, und, ob es gleich, objektiv, allerdings ein Vernunfterkenntni s

304 4

Page 311: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

war,, so ist es doch, subjektiv, bloB historisch. Er hat gut gefaBt und behahen,, d.i. gelernt, und ist ein Gipsabdruck von einem lebenden Menschenn (KRV, A836, 751).

Unee philosophie qui mérite son nom par contre ne s'apprend pas comme une connaissance.. On ne peut jamais apprendre la philosophie, selon le fameux adagee de Kant, mais on peut apprendre a philosopher (KRV, A837, 752). Cet apprentissagee se fait par I'experience rationnelle.

Philosophierenn lafit sich nur durch Übung und selbsteigenen Gebrauch derr Vernunft lernen, explique la Logik. [...] Die philosophieren lernen will ,, darf alle Systeme der Philosophie nur als Geschichte des Gebrauchss der Vernunft ansehen und als Objekte der Übung seines philosophischenn Talents (Log, 5:448-449).

Laa philosophie exige que 1'élève ouvre son esprit a une reflexion basée sur les principess qui lui sont propres. « Vernunfterkenntnisse, die es objektiv sind, (d.i. anfangss nur aus der eigenen Vernunft des Menschen entspringen können,) dürfenn nur dann allein auch subjektiv diesen Namen führen, wenn sie aus allgemeinenn Quellen der Vernunft , woraus auch die Kritik , ja selbst die Verwerfungg des Gelernten entspringen kann, d.i. aus Prinzipien geschöpft wordenn » (KRV, B864-865, 751-752). Ce qu'on apprend par imitation peut être vraii objectivement, cela reste historique pour Pétudiant. C'est seulement si ce dernierr reconstruit la connaissance philosophique a partir des principes qui lui sontt inhérents, que sa subjectivité dépassera 1'individualit é et la passivité adaptative,, pour devenir le siège principal de l'objectivité. On ne peut être admiss a la communauté des philosophes que sous la condition d'y participer activement,, c'est-a-dire de réfléchir en utilisant les sources des connaissances propress è la raison humaine. Philosopher implique réinventer la philosophie, recommencerr dans sa propre autonomie rationnelle.

C'estt ainsi que peuvent aussi s'ouvrir les prolégomènes par un appel a rinventivité .. « Diese Prolegomena sind nicht zum Gebrauch fiir Lehrlinge, sondernn fiir künftige Lehrer und sollen auch diesen nicht etwa dienen, um den Vortra gg einer schon vorhandenen Wissenschaft anzuordnen, sondern um diese Wissenschaftt selbst allererst zu erfinden » (Prol,l). La chose è inventer ou a créerr (schöpfen) est la métaphysique comme science, c'est-a-dire comme systèmee formé a Paide d'une methode sure et certaine. L'appel de Kant présente laa critiqu e sous la forme d'une propédeutique, d'une Vorübung, d'un exercice préalable.. La critiqu e n'est qu'un Fufisteig, dit la dernière phrase de la la Kritik derder reinen Vernunft, qui attend encore sa transformation en une voie royale (Heerweg),(Heerweg), projet pour lequel Kant demande la participation du lecteur. « [Der

305 5

Page 312: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Leserr kann dazu beitragen] die menschliche Vernunft in dem, was ihre WiBbegierdee jederzeit, bisher aber vergeblich, beschaftigt hat, zur völligen BefHedigungg zu bringen » (KRV, A856, 766). Aussi minime que la critiqu e puissee être, elle est malgré tout Ie germe dans lequel se résumé la fin et 1'achèvementt de rhistoir e de la pensee.

Danss la première critique, comme dans les Prolégomènes, Kant appelle sess lecteurs è participer a Ia renaissance nouvelle (neue Geburt, Prol, 3) de la métaphysique.. Cet appel Ie place devant ce qu'on peut intituler Taporie de Ia transmission'' : ou bien Ie lecteur s'apprête a lir e les prolégomènes comme un livr ee scolaire, dont Ie contenu est a apprendre, et alors la methode critiqu e se voitt réduite a une connaissance historique - option que Kant rejette -, ou bien il Putilisee comme une source pour ses propres reflexions, une incitation a la philosophie,, et alors la critiqu e perdra sa pretention d'etre 1'invention de 1'uniquee methode en métaphysique - option a rejeter également-. C'est Taporie quii entoure toute invention de nouveauté quant a sa possibilité de transmission. Commentt convaincre autrui de la nouveauté d'une chose sans la représenter, sanss la répéter done et ainsi détruir e son caractère de nouveauté? Toute transmissionn implique la perte de nouveauté : transmis comme un fait accompli, unee invention se transformera, dans 1'esprit de 1'auditeur ou du lecteur, en une variantee de ce qu'i l savait déja.

Lee dilemme pédagogique devant lequel Kant se retrouve caractérise toutee Thistoire de la philosophie. La critiqu e se trahirai t elle-même dans une presentationn 'historique' : elle ne peut pas être encore une autre variante sur le KampjplatzKampjplatz (champ de bataille) de 1'histoire de la métaphysique. Elle est tout de mêmee bien une invention definitive, condition absolue de la métaphysique qui estt née avec elle écrit Kant, non sans présomption. La vérité ne se transmet pas commee une connaissance, transmission qui la réduirait au statut d'une doxa. Si ellee se transmet, c'est seulement sous condition qu'elle s'auto-expose comme ce quii 'precede' toute connaissance, condition inconditionnée. Devant la vérité, personnee n'est professeur ou professionnel. Personne ne la maitrise sans être touchéee par elle. Ainsi la philosophie est-elle 'confessionnelle* - une confession dee la part de 1'esprit d'etre toujours en retard sur la vérité, « d'etre le retard en personne,, de n'être jamais k 1'heure de [son] rendez-vous » (CA, 17) - ; confessionnellee avant d'etre professionnelle.

OuvertureOuverture de 1'histoire et kenose de la raison

Laa question se pose : si, dans les Prolégomènesy Kant rend indispensable une dimensionn d'exercice, n'envisage-t-il pas davantage que seulement 1'application dee la critique, presentee comme la methode infaillible , aux questions de la métaphysiquee ? Cet exercice vise en fait une simple chose, qui, dans sa

306 306

Page 313: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

simplicitéé est tres difficil e : Pécartement de tout ce qu'on croyait comprendre en métaphysiquee et Ie courage de s'exposer au doute méthodique. « Der wahre Philosophh muB also als Selbstdenker einen freien und selbsteigenen, keinen sklavischh nachahtnenden Gebrauch von seiner Vernunft machen » (Log, 5:449). Rompree avec 1'histoire, avec les connaissances rassemblées dans les écoles, avecc la situation confortable qui est celle. de 1'élève è qui on ne demande que de reproduir ee Ie savoir entassé dans des manuels et des traditions, tout cela demandee de courage. C'est Pappel aux Lumières. « Sapere aude ! Habe Mut , dichh deines eigenen Verstandes zu bedienen ! » (Aufklarung , 9 :53). Apprendre aa philosopher, c'est apprendre a être 'autodidacte', dit Lyotard en faisant referencee au concept de Selbstdenker. « 'Autodidacte' ne signifie pas qu'on n'apprendd rien des autres. Mais seulement qu'on n'apprend rien d'eux s'ils ne fontt pas apprendre a désapprendre » (PEE, 143). C'est dire qu'il s apprennent a commencer,, a recommencer a philosopher comme s'il n'y avait pas de maïtres, aa recommencer a 1'état nu de la pensee, a son enfance. « Exercice de 1'écoute » (PEE,, 144), apprentissage de la patience, de Panamnèse, du recommencement (PEE,, 144 ; 148), de i'aptitud e pour 1'impensable'.

Francoisee Proust souligne que ce courage ne s'inscrit ni dans une ontologie, ni danss une 'désidérologie'.

Cee qui commence, c'est Ie pur pouvoir de commencer qui s'expérimentee a même son exercice, qui s'éprouve comme pouvoir, commee Ie pouvoir {Vermogen), comme 1'expérience d'un possible (möglich),(möglich), comme 1'expérience de la liberie. [...] Commencer n'est pas unn descriptif (il ne décrit pas un état de Gemüt, une disposition ou un dispositiff des facultés) et c'est pourquoi il n'est pas un fait de la nature obéissantt a Ia loi de succession, mais ce n'est pas non plus un prescriptiff éthique.30

Lee courage concerne Ie « déclaratif 'Je commence' »; nous préférons dire Ie 'performatif ,, avec lequel on rompt avec Ia volonté de savoir au nom d'un désir incertainn de la vérité. L'exercice critiqu e concerne P exigence de recommencement,, de ruptur e dans Ia continuité par Pexpérimentation de la raison.. Autrement dit, « commencer, c'est s'essayerj s'expérimenter, s'exercer. »» C'est l'exercice de faire comme si 1'histoire n'existait pas et qu'on devait réinventerr la métaphysique è partir de la raison pure seule. Experimentation de laa pensee autarcique {selbstdenken).

Or,, de 1'aporie de la transmission, il faut en tirer la conclusion que la critiqu ee ne s'apprend pas comme un système historique, n'est pas non plus un

300 Proust, o.c. (1991), p. 89. 311 Ibid., p. 90.

307 7

Page 314: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

objett dormant libr e cours aux raisons individuelles, mais qu'elle a pour vocation dee transmettre sa propre 'histoire' singuliere, a la maniere d'une percée sceptiquee dans la pensee naturelle (qui est dogmatique) du public, et de Ie réorienterr vers la solution critique. La critiqu e exige qu'on s'ouvre k la question (die(die Frage einfallen lafif): « ob und wie überhaupt eine Wissenschaft [der Metaphysik]] möglich sei » (Prol, 2). Elle veut jeter Ie doute sur ce qui se présentee traditionnellement comme evidence. « [...] Der selbstdenkende Leser dieserr Prolegomenen [werd] an seiner bisherigen Wissenschaft zweifeln » (Prol, 3).. Un doute qui consiste en la suspension de la réalité comme elle est recue danss Ie paradigme 'naïf, un doute qui reside dans la trouvaill e de ce qui nous distanciee de cette 'normalité' confortable, dans la trouvaill e de eet étonnement enfantinn devant la simple existence. Sans distanciation sceptique, la critiqu e commee methode systématique ne saurait s'installer. La philosophie se considère tropp souvent comme sage. Cependant, sans critique, elle est naïve. Sa naïveté, dirai tt Lyotard, résulte de son age adulte, résulte de qu'elle ait oublié son 'enfance',, ou mieux, de 1'oubli de son enfance. « Chercher et apprendre, c'est fair ee de 1'anamnèse (zetein kai manthanein anamvésis holon estin) », explique Socrate.322 Sage, la pensee ne peut Ie devenir, qu'è la condition qu'elle soit 'anamnésique'. .

Celaa revient a dire, dans notre terminologie, que Kant ne peut transmettree son invention critiqu e au public que dans la perspective du Selbstdenken,Selbstdenken, qu'en promettant la trouvaille, malgré Ie risque de perdre rinfaillibilit éé systématique de sa methode. Cela touche a la solution transcendantalee du sensus communis, et ses régies.33 Le sapere aude de Kant n'estt pas un appel a 1'imitation , même pas une invitation a s'installer dans la lumièree de la vérité, mais il est invitation k participer au processus des Lumières,, a VAufklartmg. Cette participation suppose une kenose de 1'esprit, Pévénementt oü la raison individuelle trouve sa conversion. Elle est la version kantiennee de la maieusis platonicienne, de cette pédagogie d'anamnèse qui

322 Platon Menofu in: Werke in acht Banden (Band 2). Darmstadt: WBG, 1990 (1977), p. 540

"" Kant entreprend avec sa critique une double correction de YAufldürung : d'un cóté il critique le dogmatisme,, 'exagération' de la Schulphihsophie, de 1'autre il prend ses distances par rapport a laa WeltpMosophie dans sa forme de Popularphilosophie. Malgré tout il se rend compte que Ia critiquee revelation finale de la raison, doit unir les deux positions, qui sont complémentaires. « Ainsii la raison se partage-t-elle entre deux fins : Tune est celle de son unite systématique parfaite, rautree est la destination complete de 1'être humain. Dans la recherche réfléchie de cette unite, la Critiquee n'est rien d'autre, quant a la methode, que 1'exercice des trois maximes du sens commun:: [penser par soi-même; penser a la place d'autrui; pensee conséquente] ». (Michel Fichantt 'L'idée critique et Thistoire de la raison', in : Revue de Métaphysique et de Morale no. 4. Paris-- oct-déc. 1999, pp. 534-535.) Selon la première la raison pure a trouvé sa complétude et ses limites;; selon la deuxième la realisation des fins humaines consistent dans une approximation infiniee Les deux présupposent tout de même un moment de 'conversion', moment sceptique peut-être,, dans lequel la raison, a chaque fois et pour chacun de maniere nouvelle, découvre son propre étatt *nu'.

308 8

Page 315: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

s'érigee sur la mythologie de Tame étemelle.34 Mais 1'ame de Kant n'est pas éternelle.. L'anamnèse n'est pas memorisation des idees, n'est pas retour a ce pro-eidenai,pro-eidenai, cette connaissance transcendante des images originales (Urbilder) réfutéee par Kant (KRV, A313-314, 349-350). La pédagogie critiqu e vise k la transmissionn de Pexperience d'ouverture de la raison, è sa 'vidange* vis-a-vis 1'existencee et done du possible. C'est è ce degree zéro que la raison se rencontre elle-mêmee comme pouvoir, plutöt comme ensemble des pouvoirs hétérogènes, commee tension, a la fois devoir de restriction et ambition d'élargissement, doublee inclination a la realisation et au suprasensible. Pour Kant, la critiqu e promett a la raison qu'elle trouvera, dans ce vide et dans cette tension, son autarciee qui est universelle et qui préparé la thématique du sensus communis. L'universalit éé de la critiqu e n'est transmissible que par une concatenation pédagogiquee qui saute de trouvaill e en trouvaille, de conversion en conversion. Sonn universalité ne se transmet que singulièrement, comme par contagion, a la manieree du feu de Pentecóte. A chaque raison individuelle sa propre étincelle, quii appartient è la 'faculté' (qui est une réceptivité) de trouvaille.

Hume:Hume: Ie brin de Ui critique

C'estt dans perspective qu'on est enfin en état a interpreter 1'histoire concernant Hume,, 1'histoire souvent répétée sur la trouvaill e de la critiqu e et Ie réveil de 1'espritt de son sommeil dogmatique.35

Ichh gestehe frei : die Erinnerung des David Hume war eben dasj enige, wass mir vor vielen Jahren zuerst den dogmatischen Schlummer unterbrachtt und meinen Untersuchungen im Felde der spekulativen Philosophiee eine ganz andere Richtung gab (Prol, 6-7).

Cee qui doit être transmis par les prolégomènes, c'est r interruptio n de '1'attitud e naturelle'' de la raison - pour citer Husserl -, qui ne sait qu'attribue r la stabilité ett la véracité de la connaissance aux choses. Dans cette interruptio n est impliquéee la notion de 'reorientation' {andere Richtung), de retournement, de conversion.. Hume, selon Kant, n'avait pas fait la lumière definitive sur la métaphysique.. Il ne provoquait qu'une étincelle, qui aurait pu donner un feu s'il yy avait eu un esprit d'une sensibilité suffisante. « Er schlug doch einen Funken, beii welchem man wohl ein Licht hatte anzQnden können, wenn er einen

344 Que Kant, jusque dans I'exemple utilise, soit procfae de Platon quant a sa critiqu e des theories empiristess de Ia connaissance (Locke; Hume) est démontré dans: Judith Wubnig '7 + 5 = 12: Kantt and Plato', in : Gerhard Funke Akten des 5. Internationalen Kant-Kongresses (Mainz 4.-8. AmilAmil 1981). Bonn: Bouvier, Herbert Gnmdmann, 1981, pp. 71-79. 33 Pour Ie rapport Kant - Hume, cf. Michel Malherbe Kant ou Hume, ou la raison et Ie sensible. Paris:: Vrin , 1993.

309 9

Page 316: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

empfanglichenn Zunder getroffen hatte, dessen Glimmen sorgfaltig wSre unterhaltenn und vergröfiert worden » (Prol, 3; cf. ibid. 7). Un tel récepteur est évidemmentt Kant.

Lee brin en question est Ie doute de Hume sur Ie concept métaphysique dee causalité - comment en effet déduire de la position d'une chose la nécessité dee la position d'une autre chose ? - que nous avons déja rencontre la question danss notre discussion de Imposition réelle (ici chapitre 7). Selon notre interpretation ,, le concept de grandeur negative est 1'expression de l'existence danss son retrait . La causalité a son tour est présupposée a la force oppositionnelle.. Or, si la grandeur negative est une maniere indirecte d'accéder aa l'inaccessible et si elle presuppose également le concept de causalité, commentt donner a ce dernier un statut métaphysique, c'est-a-dire a priori ? L'existencee ne fait-elle pas ruptur e dans le rapport causal ? Comme position absolue,, n'est-t-elle pas la source même du scepticisme vis-a-vis la possibilité dee la métaphysique ? Telle est notre question, a partir du texte pré-critiqu e kantienn et telle est la question articulée par Hume.

Pourr Kant, la question fonctionnait comme 1' indication decisive de la directionn dans laquelle chercher, un Wink singulièrement produit dans 1'histoire.

Mann kann es [...] nicht ansehen, wie [...] seine Gegner [...] seinen Wink zurr Verbesserung so verkannten, daB alles in dem alten Zustande blieb, alss ob nichts geschehen ware. Es war nicht die Frage, ob der Begriff der Ursachee richtig , brauchbar und in Ansehung der ganzen Naturerkenntni ss unentbehrlich sei, derm dieses hatte Hume niemals in Zweifell gezogen; sondern ob er durch die Vernunft a priori gedacht werdee (Prol, 5).

Lee signal de Hume fut petit, minime - plus minime encore que le Fufisteig de Kantt -, mais il donna 1'impulsion a la reflexion critiqu e et ainsi a eine gam neue WissenschaftWissenschaft (Prol, 9). Hume ne doutait pas de la validité du concept de causalité,, mais de la possibilité de Ie penser de maniere a priori, c'est-a-dire danss son origine dans la raison pure. C'est sur ce point que le Winke de Hume et 1'analogiee avec !a revolution scientifique se rejoignent. La question du statut a prioripriori de la causalité et le problème de 1'impossibilité de la trouver dans l'existence,, de la causalité dont il ne peut y avoir de connaissance ni empirique nii pure, obligeaif Kant a l'adhérer a la fonction 'projective' , prioritair e de la raisonn humaine, de cette raison qui est juge de la nature, qui y impose ses lois et quii la juge. Dans le mélange du concept de la grandeur negative (et de 1'inaccessibilitéé de l'existence), du Winke de Hume et de la revolution copemiciennee s'est fait 1'invention de la critique, la trouvaill e qui pose 1'analogiee du jugement formel et du rapport entre raison et réalité.

310 0

Page 317: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

TROISIÈM EE PARTIE

ANAMNESESANAMNESES DE LA CRITIQUE

Page 318: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

312 2

Page 319: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

CHAPITRE1 0 0

DIFFERENCEE SENSORIELLE

Lyotard,Lyotard, Platon, De Saussure, Kant

Laa trouvaille de la critique nous a conduit a identifier 'trouvaille' et Tintrouvabilitéé de 1'existence*. Chez Ie Kant de la pré-critique, nous sommes témoinss d'un renversement de l'ordrejiabituel entre possible et réel dans la mesure oüü 1'existentiel precede Ie possible de la pensee sans s'y réduire. Cela a deux consequences:: d'abord 1'existence devient 'absolue' dans Ie sens de 'sans relation' ett done inaccessible. Cette absoluité reste néanmoins la conditio nécessaire de la philosophic,, conditio k laquelle elle ne peut se soumettre qu'au détriment de sa propree rational ité, c'est-a-dire en faisant appel a la figure de Dieu créateur ex nihilo ouu a Yintuitio intellectus. Face a 1'existence, la raison ne peut pas faire grand chose avecc ses moyens logiques. Le caractère absolu de 1'existence la renvoie è ses propress iimites. En fait, que 1'existence soit absolument supposée è la logique est unee evidence è laquelle F entendement n'a pas acces logiquement. La question se posee de la maniere suivante: comment recevoir le « don de 1'existence », si recevoirr implique s'approprier et done faire violence a la chose donnée. La seule chosee qui peut en être dite, c'est que 1'existence ne peut pas se contredire de manieree interne, puisque ce qui se contredh est impossible, et que 1'existence ne Testt pas, comme le prouve 1'évidence même de son existence.

Lee renversement du possible et du réel, dü a 1'opacité de 1'existence, prefiguree le tournant copernicien de la critique. La position absolue de 1'existence revient,, dans la première critique, sous Ie signe de la chose-en-soi, 'chose' dont la 'chosification'' d'ailleurs est, comme Ta montré par exemple Schopenhauer, injustifiable.. Or, comment la reflexion philosophique peut avoir connaissance de 1'inaccessibilité,, si précisément, elle n'y a pas d'accès ? Question problématique, selonn la definition kantienne du problème, puisqu'elle suggère que la reflexion rationnellee puisse se rendre compte de la 'chose' dont elle ne peut pas se rendre comptee logiquement

Deuxièmee point: pour assumer son röle critique et limitatif, la raison doit avouerr qu'elle est 'sensible', vulnerable è ce qui lui échappe logiquement. II y a autree chose que la seule logique et le principe anarytique de la non-contradiction (Prol,, §2, 15) qui joue dans la reflexion. II y a la question de la synthese, a posterioriposteriori et surtout a priori, concernant les conditions de possibilité de découvrir méthodiquementt des connaissances vraies a partir de ce qui est donné empiriquementt Ainsi, la deuxième consequence du renversement est le rapprochementt de la raison abstraite et du concret, rapprochement qui se manifeste commee problème de la determination a priori de ce qui se donne seulement a

313 3

Page 320: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

posteriori,posteriori, qui see manifeste encore, de maniere interne k la raison même, comme Ie paradoxee (ou comme paralogie, KRV, A341 ff., 370 ff.) de la raison installée sur elle-mêmee comme sur son siège psychique, receptacle d' impressions, en conservantt tout de même sa pureté dominante. Le problème se résumé è celui de la consciencee interne, de Pame comme instant pensant, è distinguer du concept pur dee YIch denke qui doit pouvoir accompagner toujours toutes nos representations.

Sanss vouloir réduire la critiqu e è une quelconque psychologie rationnelle, cee qui renverrait inévitablement la philosophie au regressus ad infinitum, nous avonss insisté, avec la question de la trouvaill e de la critique, sur rexistentiel (le reel)) comme Pinaccessible qui doit tout de même se signaler pour que la critiqu e soitt possible. UErfindung de la critiqu e repose sur YEmpfindung du logiquement impensablee (de la trouvaille), ce qui n'est pas une reduction de la philosophie critiqu ee au psychologisme empirique, mais qui presuppose par contre une experiencee au-dela de Pexpérimentable. C'est une chose de poser le rapport entre lee rationnel et 1'empirique comme le dilemme du pur ou de 1'impur ; c'est une tout autree de le faire reposer sur le problème de leur co-implication, de le poser comme 1'aporiee du rapport de 1'hétérogène (pur et impur) même. Le terme de 'trouvaille ' indiquee le moment chiasmatique oü le rationnel et le psychique se rencontrent, 1'in-stantt dont 'émanent' a la fois 1'expérience empirique et le rationnel pur, la premièree s'enracinant dans VEmpfindung, 1'autre dans YErfindung, mais tous deux commee 'réponses' è un défi, è savoir è 1'évidence de la trouvaille, evidence qui precedee même 1'évidence (il faut avoir trouvé 1'évidence pour pouvoir la poser).

Laa section suivante (chapitre 10) va jeter un regard tout d'abord phénoménologiquee sur le problème de 1'hétérogénéité et du refoulement de la trouvaille,, par ce que nous avons rencontre, dans le chapitre 2, comme topos recurrentt dans la philosophie. Comment penser de maniere consistante ce que présententt les yeux ou les oreilles, sinon par la neutralisation de leur difference sensoriellee ? En s'appuyant sur la reflexion logique, et en faisant abstraction de 1'expériencee concrete pour en construire des pensees, la philosophie ne peut que négligerr les differences sensorielles données avec les impressions en faveur de leur homogénéisation.. Et tout de même, cette difference hante la pensee, non seulement auu niveau de métaphores utilisées comme 'idéé', *évidence', 'harmonie' ou StimmungStimmung - métaphores qui sont toutes dérivées, si 1'on en croit Kant, de 1'expériencee concrete - mais aussi au niveau systématique: 1'intuitio n étant associéee a la vue (et a 1'espace), la discursivité conceptuelle s'associe a Pouïe et a laa succession dans le temps. La grande difference qui traverse toute Pceuvre critiqu ee laisse ainsi sous-entendre (ou entrevoir) la difference sensorielle.

11 « Man siefat leicht, dass [das Ich denke] das Vehikel aller Begriffe überhaupt, und mithin auch der transzendentalenn sei, und also unter diesen jederzeit mit begriffen werde, und daher ebensowohl transzendentall sei, aber keinen besonderen Titel haben könne, weil er nur dazu dient, alles Denken, als zumm BewuBtsein gehörig, aufeuföhren » (KRV, A 341-342,371).

314 4

Page 321: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Commee par illustratio n indirecte, nous allons suivre le sort de la difference sensoriellee dans quelques textes de Platon, de Saussure et finalement de Kant Chezz Platon, Fidée de Yintuitus intellectus s'est installée dans la pensee, c'est-a-diree Pidée d'une harmonisation parfaite de 1'intuitio n et de Pintellect et done conditionn de la vérité comme adequation. Néanmoins, chez Platon la vue 1'emporte surr Pouïe. De Saussure, en revanche, cherchant une theorie de la signification, soumet,, dans le concept de « 1'image acoustique », Ia visibilit é a l'audibilité . Nous voulonss montrer que la problématique de la difference sensorielle est fondamentale aa toute critiqu e ou déconstruction de la métaphysique et que critiqu e et déconstructionn se distinguent par le fait que la premiere accepte la predominance d'unn sens sur 1'autre (couramment cachée dans une synthese harmonieuse-vision;; image-acoustique; schematisme ou symbolisme), tandis que la seconde essaiee de penser selon cette incommensurabilité qui implique force, dissemination, écrituree et anamnese. Ainsi, le chapitre présent prepare la 'déschématisation', preparee la lecture anamnésique de Was heifit sich im Denken orientieren ? et preparee notre lecture du sensus communis.

LyotardLyotard comme penseur de la difference sensorielle2

C'estt Discours, figure qui nous confronte, des la première page, a 1'affaire de la 'differencee sensorielle', assimilée par Lyotard a la problématique de 1'' incommensurabilité de Ia vue et de 1'ouïe.3

Quee '1 'ceil écoute', comme disait Claudel, signifie que le visible est lisible,, audible, intelligible. [...] Ce livre-ci proteste : que le donné n'est pass un texte, qu'i l y a en lui une épaisseur ou plutot une difference, constitutive,, qui n'est pas a lire, mais è voir ; que cette difference, et la

22 Nous rejetons done la suggestion de Marti n Jay, qui caractérise Lyotard comme étant tributair e d'unn « discours antiocularcentric » (Marti n Jay Downcast Eyes. Berkeley 1994, p. 582). La positionn de Lyotard n'est pas 'anti' , mais plutót 'para* : Fccil et Foreille se présupposent 1'un 1'autree sans que cela implique la perte de leur hétérogénéité. Co-implication de rincommensurable,, telle est la definition du terme 'difference' id, un usage du terme qui n'est pass a confondre avec la dialectique oppositionnelle, comme nous avons expliqué dans le chapitre 22 Cf. Christian Ruby Les Archipels de la Difference, Foucault, Derrida, Deleuze, Lyotard. Paris: Editionss du Félin, 1989, pp. 103-106. 33 Les autres sens ne sont pas discutés dans la perspective d'une difference sensorielle. L'odorat , le goutt et le sens du toucher sont une affaire plutót de Ia sensibilité a la presence, a son ineffabilit é et invisibilité .. Sont-ils en soi expressions de la difference, de ce que Discours, figure avait définit commee une force signalisant ITrétérogénéité et la resistance de 1'être contre le logos ? Lyotard témoignee du syn-esthétique dans le * Ruth Francken. La bruhir e du silence', traitant de la peinture 'illisible '' qui aurait pour tache de d'exprimer 1'inaudible a travers le tactile (fiS, 34).

315 5

Page 322: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

mobilitéé immobile qui la révèle, est ce qui ne cesse de s'oublier dans le signifier(DF,9).4 4

L'êtree n'est pas lisible, n'est pas une affaire de 1'oreille et des sons qui, éventuellementt mediatises par de signes codifies et des lettres en soi sans importance,, traduisent la creation dans la langue de la revelation, traduisent ce qui faitt sens dans 1'extériorité vers une intériorité pure. Le rapport est insurmontable. Laa difference a même le statut du commencement de la pensee.

L'oeill est dans la parole puisqu'il n'y a pas de langage articulé sans Pextériorisationn d'un 'visible', mais il y est encore parce qu'il y a une extérioritéé au moins gestuelle, 'visible', au sein du discours, qui est son expression.. En poursuivant cette double extériorité, on pourra peut-être releverr le défi que la langage porte au visible, 1'oreille a l'oeil [...] (DF, 14). .

Cee défi consiste dans le paradoxe que 1'ceil et 1'oreille travaillent ensemble, sans êtree en harmonie 1'un avec 1'autre. Autrement dit, il y a co-presence dans 1'hétérogénéité,, difference, qui implique la question du transfert des signes d'un systèmee sémiotique vers un autre, par exemple de 1'auditif vers le visuel, transfertt intitule par Roman Jakobson comme 'traduction intersémiotique'. En cee faisant, il suppose deux choses. D'abord que le transfert est possible, ensuite quee la sémiotique se constitue a partir du langage, 'traduction' étant déja un termee qui nee se réfère qu'a un des deux sens, a savoir a 1'ouïe.

Laa 'critique' de Lyotard s'oppose aux deux tendances.6 Une fois posée 1'impossibilitéé de voir au moyen des oreilles et vice versa, la 'traduction', 1'expressionn de notre experience du monde phénoménologique en termes langagierss pose des problèmes, puisqu'elle présupposerait la possibilité d'une synthesee sensorielle. D'abord pour accorder 1'unité de 1'expérience mondiale avec cee qui è première vue est 1'incompatibilité sensorielle quant a notre acces au mondee phenomenal. Ensuite parce que le langage, dans lequel s'exprime notre

44 Lyotard He cette spiritualisation du visible a Tinvention de la lecture silencieuse par saint Augustinn qui« permet d'émanciper Tintelligence du texte de 1'élément fïgural qu'est 1'intonation expressivee » (DF, 217). Tribut d'ailleurs mal place, puisque ce n'était pas Augustin, maïs, selon less Confessions, son maïtre Ambroise qui en était rinventeur. La petite faute a été corngée de manieree posthume (CA, 34). # 55 Roman Jakobson 'Aspects linguistiques de la traduction' in : Essais de Imguishque générale. LesfondationsLesfondations du langage, Paris : Minuit, 1963, p. 79. 66 Ibid La possibilité d'intersémioticité s'articule bien dans la theorie de Peirce concernant 1'interprétantt comme signe: « Peirce donne une definition incisive du principal mécanisme structurall du langage quand il montre que tout signe peut être traduit par un autre signe dans lequell il est plus complètement développé. [...] Le methode [de traduction] serait intersémiotique sii on recourrait è un signe non linguistique, par exemple a un signe pictural. Mais dans tous les cass nous substituons des signes è des signes. » 'Le langage commun des linguistes et des anthropologues',, p. 41.

316 6

Page 323: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

connaissance,, se déroule dans Ie medium auditif , 1'oreille étant Pélément préféré dee la discursivité.

C'étaitt en raison de leurs reductions respectives que Lyotard, a 1'époque de sa penseee 'libidinale' , range Platon et Saussure parmi les philosophes qu'i l nomme 'nihilistes'' puisqu'ils cherchent a articuler et a stabiliser la connaissance de Pêtre surr un point neutre, hors de Pêtre empirique et temporel. Nihilisme que, dans une citationn de Economie libidinale oü figurent ensemble Platon et Saussure, Lyotardd confronte è une sémiotique affirmative.

Cee qui nous intéresse, encore une fois: Ie signe au sens klossowskien-romainn [...], Ie tenseur singulier avec sa multiplicit é folie de directions, nonn pas envisager de Ie distinguer du 'mauvais' signe nihiliste, celui de Platonn jusqu'a Peirce et Saussure [...] mais ceci: nous rendre assez raffinéss la oü nous sommes pour sentir, dans la grossièreté des signes échangeables,, les singularités irrépétables des passages d'affect (EL, 29, cf.57ff.;RP,, 175 ff.).

Laa vérité selon la reduction sensorielle se trouverait , selon Lyotard, hors d'atteinte, aa un point zéro oü la 'réalité' empirique apparait comme illusoire. La démarche aboutissantt a une telle philosophic 'nihiliste ' consiste a supprimer la difference sensoriellee par 1'isolation de un seul sens. Ainsi par exemple la stabilité métaphysiquee désirée se pense comme theatre (au Heu de la peau libidinale):

Platonn imaginant la vie sensible comme un theatre se voit entraïné a filer laa métaphore jusqu'au plus haut de Fintelligibl e : 1'Idée du Bien est un soleil,, 1'ame a un ceil etc. (RP, 44).7

Soitt qu'elle se pense comme 'Voix inaudible', voix de 1'absolu du donateur de la loii (TU, 24-25). La strategie métaphysique consiste done a refouler rincommensurabilitéé phénoménologique, refoulement auquel résiste Fanamnèse.

Laa même critiqu e est (Tailleurs faite è Lacan dans Ie texte lyotardien Téminité dans la métalangage':: « [Le schema tacanien de 1'inconscient [...] est un relevé plan de la caverne : a' commee ombre sur Ie mur, a comme moi identifié par son voir, A comme scenariste régentant les sequencess de passages d'objet derrière Ie petit mur, et S comme scenographe établissant 1'agencementt caverneux de la representation comme retrait de la presence. (Par oü Lacan est Ie dernierr grand philosophe francais vivant: que TAutr e discoure, et ainsi donne lieu a representation,, c'est renonce magistral sur lequel la philosophic ne cesse de se promouvoir) » (RP,, 44). Lacan reprend Tidée de Socrate que Ie désir (ou I'amour ) est instauré par le manque (penia)(penia) du Grand Signifiant ou de 1'Idée (RP, 217-218).

317 7

Page 324: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

DésidérologieDésidérologie selon la synthese ou selon Vincommensurabilité

Lee problème, directement lié a la problématique sensorielle, concernant Ie rapport entree la pensee et son extériorité (existence, matérialité, choseté) est done caractéristiquee de la philosophic occidentale. Ce rapport est souvent articulé en métaphoress sensorielles: evidence, voir, accorder, entendre, vision, theorie etc. Maiss rouvertur e a 1'extériorité n'est pas seulement sur le plan métaphorique une affairee des sens, elle Test aussi au niveau concret de Pépistémologie. Cela prepare lee schematisme kantien qui, a son tour, s'inscrit - de maniere indirecte - dans la problématiquee de la difference sensorielle. Elle prepare aussi la 'figur e matrice' Iyotardienne,, comme une maniere de penser Péquilibre et le déséquilibre sensoriel simultanémentt plutot que la suppression de Pun des partis dans le conflit.

Notree point de depart, que le conflit entre figure et discours correspond a Phétérogénéitéé entre les facultés de 1'intuitio n et de 1'entendement, mérite une clarification .. L'histoir e de la philosophic montre que Pceil et 1'oreille, chacun a son tour,, ambitionne le statut de Paccès a la vérité. Il a été suggéré, entre autres par le précitéé Claudel, que la métaphysique, surtout celle de 1'inspiration chrétienne, donnee priorit é a Paudible. L'oreill e serait le sens du temporei, le sens de Pabstrait. L'audibilit éé serait done assimilable a la formalité, a 1'abstraction et a la pureté conceptuelle.. Derrida Pavance sous le titr e du 'logo-phono-centrisme'. Et Lyotard, luii aussi, fait reference a la division classique des taches: « oreille pour la significationn discursive, oei! pour la designation representative » (DF, 136). Cependant,, n'oublions pas que, peut-être moins fréquemment en theorie qu'en pratique,, 1'autre opinion, qui defend la predominance de 1'ceil, se trouve également.. Cette vision se réfère principalement aux sources grecques de la pensee occidentale,, et au role décisif qu'y jouent la vision intérieure et 1'intuition . L'idée platonicienne,, la visio beata des mystiques (Cusanus), la narration imaginative semblentt fournir un supplément a Yapophasis philosophico-théologique. Historiquement,, ces deux positions contraires ont sans doute leur propre légitimité. Nouss croyons pourtant que, dans une perspective systématique, elles témoignent d'unee reduction simplificatrice. Dans Thétérogénéité on ne peut decider simplement.. Il y a le conflit des sens, gagné tantöt par la vue, tantöt par 1'ouïe, conflitt sans mesure commune, différend.

Danss la traditio n métaphysique 1'exigence de la 'traduction intersémiotique' impliquai tt de faire des efforts pour effacer la difference sensorielle au niveau conceptuel.. L'effacement est ainsi dü a un refoulement. Faire Panamnèse d'une penseee est par conséquent respecter la difference sensorielle comme Pirréductible. Laa recherche de Punité synthétique a souvent abouti a un compromis synthétique, dontt Pidée christologique d'une 'Voix incarnée' (TU, 35) est la figure ia plus forte.

88 Martin Jay parle du 'noblest of the senses* dans un chapitre concernant la période de Platon a Descartes.. (Jay Downcast Eyes, pp. 21-82.)

318 8

Page 325: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

I ll s'agh la encore dans la désidérologie métaphysique de mettre fin au désir, commee Ie faisait Kant, incite par rhétérogénéité sensorielle, par rinstanciation d'unee volonté ou d'une téléologique.

Laa désidérologie dite 'post-métaphysique' ne partage pas ce souci de surmonterr Ie problème de la difference sensorielle par la mise en priorit é dans son discourss de Tun des sens spécifiques et par la synthese. Chez Levinas, cité par Lyotardd dans son 'OEdipe juif , on trouve 1'idée d'une hétérogénéité sensorielle fondéee dans 1'absence de la Voix divine archaïque, un anarchisme qui se traduit danss une lecture et une écriture interpretative et infinie, et qu'i l localise 'phénoménologiquement'' dans Ie visage d'autrui : « La Tora est donnée dans la lumièree d'un visage ».9 La Voix est lumière, 1'inaudible est 1'invisible, dans une cooperationn qui n'est nullement harmonieuse, mais aporétique et oscillatoire (DMF,, 192-193). De cela témoigne a sa maniere aussi Lyotard lui-même, pour qui Iaa difference sensorielle implique en même temps 1'« exclusion mutuelle » et 1'« imbricationn cooperative et conflictuelle ». Ainsi, dans un texte sur Fartiste Ruth Francken,, il peut mélanger les sens: « La peinture, au même titr e que Ie langage, faitt taire ce qu'elle montre. Designer, qui va de pair avec signifier, c'est mortifier » (BS,, 11). Il ne nie pas que, en lisant, nous 'entendons' au moyen de nos yeux. Cependantt cette lecture n'est que secondaire, processus secondaire, et nous ne Ie feronss jamais qu'insuffisamment et cette insuffisance nous ne donne jamais repos. Danss les reflexions de Lyotard, la difference sensorielle est Ie lieu préféré de 1'inadéquationn et du différend. Elle est Pincommensurabilité qui motive la pensee, sonn manque et en même temps son exces, son trou et son 'trop' .

Platen:Platen: la question des dynameis

Pourr Platon, la problématique de la difference et surtout celle de son abolition est éminemmentt philosophique. Cela peut être révélé par une lecture du cinquième livr ee de IstRépublique (Politeia),10 Socrate y argumente en faveur du role politique duu philosophe. Le philosophe mérite la place d'un roi, parce que c'est lui qui, par sonn intelligence de la vérité, sait surmonter des differences qui autrement pourraientt déséquilibrer la société. La difference visible de prime abord est celle dess sexes. Aussi naturelle qu'elle puisse paraïtre, il faut quand même, dans un certainn échelon de la société (les gardiens), la surmonter et rejeter la discrimination sexuelle.. L'argument de Socrate se base sur une conception de la dynamis, traduisiblee par 'pouvoir ou faculté'.11 Ainsi il y a des dynameis grace auxquelles

99 Emmanuel Levinas Quatre lectures talmudiques. Paris: Minuit , 1968, p. 102. . 100 On utilise ici comme texte de reference: Platon Werke in acht Bonden, Band 4. Darmstadt: WBG,, 1990. 111 « Wir wollen doch sagen, Vermogen sei eine gewisse Art des Seienden, wodurch sowohl wir vennögen,, was wir vermogen, als audi jegliches andere, was etwas vermag. »Platon République 477-C,WBGp.457. .

319 9

Page 326: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

1'hommee est masculin, et la femme est feminine. Parce que la difference sexuelle nee tient qu'aux dynameis sexuelles, il faut se demander si leur difference determine 1'aptitudee des Fhomme ou de la femme pour certaines responsabilités dans la société. .

Or,, selon Socrate, la responsabilité du gardien n'a rien a faire avec la sexualité.. Par conséquent, on a des raisons suffisantes pour admettre hommes et femmess è la tache, qui exige d'autres dynameis que celles qui sont seulement sexuelles.. Ainsi, Socrate lui-même s'avère 'politiquement' engage, en affirmant quee les nécessités politiques dépassent la difference sexuelle. Analogiquement et quii plus est, la sagesse du philosophe sera favorable è la politique, cette sagesse philosophiquee étant Ie savoir 'dédifférencier'. En determinant les essences naturelles,, les dynameis, en sachant hiérarchiser les facultés humaines, en restreignantt la faculté sexuelle seulement a la fonction biologique et en Fexcluant dee la fonction sociale, Ie philosophe, ce synthétiseur et neutralisateur par excellence,, a Ie droit d'établir Fordre politique.

Celaa vaut aussi pour la difference sensorielle et pour la connaissance en general.. Les dynameis sont expliquées dans leur rapport aux sens.

Gesichtt und Gehör gehören zu den Vermogen. [...] An einem Vermogen sehee ich weder Farbe noch GestaK, noch etwas dergleichen, wie an vielem anderen.. [...] Bei einem Vermogen sehe ich lediglich danach, worauf es sichh bezieht und was es bewirkt , und danach pflege ich ein jedes Vermogenn als ein einzelnes zu benennen, und was fur dasselbe bestimmt istt und dasselbe bewirkt , nenne ich auch dasselbe.

Platonn enchaïne directement sur deux autres facultés, celle de la connaissance scientifiquee {epistèmè) et celle de Fopinion empirique {doxa). Entre les deux, explique-t-il,, il y a une hiérarchie. Le doxa relevant des impressions sensorielles se trouvee a un niveau inférieur è V epistèmè. Ainsi, il est aisé de comprendre que celui quii possède la connaissance {epistèmè), le philosophe, a droit a une position responsablee dans la politique.

Or,, qu*est-ce qu'un philosophe, et quel est le rapport è notre thème de la difference sensoriellee ? Le « Philosophos, explique Socrate, est 'amateur de la sagesse' », chercheurr de la connaissance de l'essentiel. Et parce que lephileoo, Famour, est le désirr de Fabsolu, la philosophic est le désir de savoir tout.13« Wer ohne Umstande allee Kenntnisse zu kosten pflegt und gern zum Lemen geht und unersattlich darin

122 Platon République 477c-d WBG 457 133 Lyotard soulignc eet aspect de désir, en le liant avec la découverte dans le Parménide (DF 100) ett dans la VIT lettre du caractère impensable de la position de Fobjet (DF 128 et DP 94).

320 0

Page 327: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

ist,, den werden wir wohl mit Recht weisheitsliebend (philosophos) nennen. »14 Le philosophee se caractérise par une curioshé insatiable.

Evidemmentt une telle pretention invite le sceptique a réagir. Glaukon prendd ce rêle, en soulevant la problématique de la difference sensorielle. Si la curiositéé fait le philosophe, il y aura partout beaucoup de philosophes: ceux qui ontt la curiosité des yeux et les curieux qui utilisent leurs oreilles.

Dennn zuerst die Schaulustigen (philotheamones) scheinen mir insgesamt solchee zu sein, weil es innen Freude macht, etwas zu erfahren, und dann unterr den Hörbegierigen {Philékooi) sind nun einige gar zu wunderlich, wenigstenss urn sie unter die Philosophen zu setzten, da sie ja zu Reden undd dem Verkehr mit diesen schon gar nicht Lust haben zu kommen, sondern,, als ob sie ihre Ohren dazu vermietet hatten, urn alle Chore zu horen,, laufen sie auf den Dionysien herum und fehlen weder bei den stadtischenn noch bei den landlichen. All e diese nun und andere, die nach Ahnlichemm wifibegierig sind, und die auf allerlei kleine Kunststücke Versessenen,, sollen wie die Weisheitsliebende nennen ?15

Socratee se defend. Pas tous les amateurs de savoir ne sont des philosophes. Les philothéamonoiphilothéamonoi et les philékooi, qui aiment savoir, ne ressemblent qu'au philosophos.philosophos. Cela s'exptique è 1'aide de 1'exemple du rapport entre des choses belless et la beauté pure. L'oeil du philothéamonos aussi bien que Poreille du philékoosphilékoos peuvent ouvrir le chemin a la beauté. Mais il s'agira toujours de la beautéé concrete, de la beauté incarnée dans des choses naturelles et culturelles.16

Less choses changent quand il s'agit de la beauté pure. Le philosophe veritable est celuii qui a acces immédiat au niveau de 1'idée oü habite la beauté essentielle. Cette beautéé étant unique, elle ne se partage pas selon les sens. Par contre, ceux qui preferentt rester au niveau de la difference sensorielle, ceux qui contemplent des chosess belles et écoutent des sons doux, n'auront jamais Pacces a la pureté et n'arriveron tt jamais è devenir philosophe. Leur apprehension des choses belles n'aboutir aa qu'è une sorte de connaissance è demi-chemin. lis ont une notion défectueusee de la beauté. Attaches aux sens, leur connaissance ne dépassera pas la doxa}doxa}1 1

Ainsi,, parallèlement è la difference sexuelle dans le cas de la politique, la differencee sensorielle est exclue du domaine de la pureté philosophique oü se

144 Platon Ibid 475c WBG 451 155 Platon, Ibid, 475od, WBG 451. LiddeU et Scott dame la suivante traduction de philékoos :« fond off hearing (conversation, discourses etc.) » et notent que Platon l'utüise d'une maniere aussi bien positivee que d'une maniere pejorative. Le motphilotheamoon témoigne également de cette ambigulté :: « fond of contemplating the truth » et« fond of seeing, fond of shows ». Glaukon joue avec cette ambigultéé sémantique. 166 Ibid., 480a, WBG 465-467 177 Ibid., 478a, WBG 459-461

321 1

Page 328: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

sententt a 1'aise les vrais amateurs de la vérité. La vision et 1'ouïe ne sont que dynameisdynameis déterminante des differences phénoménales. Au niveau fondamental, leurr difference ne fait pas obstruction a la synthese et k Punité de la vérité. L'hétérogénéitéé de la visibilit é et de Paudibilité, qui joue au niveau phenomenal, estt élevée, surmontée et transcendée dans 1'idée essentielle oü se fonde la connaissancee véridique {épistèmè).

LeLe désir philosophique de se débarrasser des sens

Cependant,, étant la vérité essentielle et unique de la difference sensorielle, VV épistèmè fonde de son cóté une nouvelle difference, précisément entre elle-même ett la doxa. Cette difference, decisive dans la conception métaphysique de la vérité, estt une transposition analogique de la difference sensorielle qu'elle pretend surmonter.. La doxa est une question de sens, qui relèvent des facultés spécifiques. Enn consequence, la vérité sur ces dynameis ne peut pas être dérivée de ce que la vuee ou 1'ouïe apprennent Aucune observation concrete ne peut donner la vérité sur lee fait et le principe de cette observation. Une telle vérité impliquerai t rinchision dee 1'observant dans 1'observé, du dynamis dans le dynamis, auto-référence diaboliquee favorisée par les sophistes. La recherche de la vérité demande un point dee vue transcendantal ou transcendant, une autre dynamis dit Socrate, a savoir la dynamisdynamis de la raison. Sans cette dynamis philosophique, on ne saurait jamais ce quee les sens signifient essentiellement. C'est grSce a elle que le philosophe sait accéderr k la vérité dédifférenciée. Ainsi la vérité apparaït comme une affaire de la penseee pure, non pas de la vue. « Von vielen sagen wir , daB es gesehen werde, aberr nicht gedacht; von den Ideen hingegen, daB sie gedacht werden, aber nicht gesehenn »18, these exprimant la pretention philosophique de 1'abandon de toute determinationn sensorielle.

Cependantt même 1'idéalité, dans sa pureté, exige une mediation, pour qu'ellee puisse être exprimée. Ainsi Socrate avance, enchainant sur la question d'unee explication plus élaborée de la vérité essentielle par rapport k la vie politique,, une 'image' littéraire , une eikoon. Il raconte la petite histoire d'un bateau,, conduit par un capitame presque sourd et aveugle, un capitaine done libéré dee la problématique de la difference sensorielle. Or un tel pilote serait catastrophiquee dans la politique. Le chef de 1'état, le roi, doit avoir ses yeux grand ouvertss et ses oreilles tres attentives. Il doit pouvoir s'informer sur ce qui se passé concrètement,, en vue de 1'évaluation de ces données, du point de vue de la vérité. Lee roi-phüosophe dok avoir la capacité de réduire des differences sensorielles è 1'unitéé de la connaissance essentielle, mais pour pouvoir faire cela, il aura besoin dee ses sens phénoménaux.

188 Platon République 507b, WBG 539.

322 2

Page 329: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Cettee histoire qui trait e d'une maniere indirecte de la qualité du philosophe, est racofitéee par Ie philosophe Socrate, qui ainsi manifeste une preuve performative de cee qu'i l raconte. En expliquant qu'i l a besoin d'une eikoon en vue de la transmissionn de la vérité concernant Ie rêle preeminent du philosophe, en expliquantt que, précisément puisque (le meilleur est sans comparaison', il ne nous restee qu'une approche indirecte pour la philosophie dans sa fonction explicative, enn expliquant cela, Socrate réintrodui t la dimension sensorielle dans son discours.

C'estt è ce respect, que Ie mot eikoon mérite a être étudier. On nous reprocheraa que c'est seulement la traduction scolaire qui Tentend comme 'image', privilégiantt ainsi la visibilité. En vérité, selon son etymologie, eikoon serait dérivée duu verbe irregulier eoika (apparaitre) qui ne donne priorit é a aucun sens.19 On a donee raison de croire que Platon 1'utilise ici dans une signification neutre, a reproduir ee peut être comme 'ressemblance'. Comme, dans 1'usage concret, eikoon see dit des images - des statues de dieux - et des sons, Platon Putilise, dans sa neutralité,, comme une accolade, englobant a la fois Pouïe et la vue. Le concept signifieraitt pour Platon quelque chose comme une *image-acoustique* et se référeraitt a une sorte de Bildersprache\ au langage synthétisant les differences sensorielles,, précisément dans le but de transmettre des vérités philosophiques pures. .

LeLe philosophos et la priorité du visuel

Unee tellee argumentation est valable. Cependant, malgré cette terminologie pure et philosophique,, au moyen de laquelle Platon pourrait avoir voulu surmonter la differencee sensorielle, les sens ne pouvaient que revenir, comme revient le refoulé. Sii la pensee a pour but d'expliquer la possibilité des experiences, F explication de laa possibilité de cette pensee même ne va pas sans recours au sensoriel. Cela n'est pass 'seulement' une question de métaphore. Si 1'on ne peut pas penser en dehors dee la métaphoricité, comme Kant aussi - malgré ses efforts de bannir tout langage fïguratif -- 1'avouera dans son texte sur 1'orientation (ici chapitre 12) - la pretention aa une vérité pure, dépourvue de la figuralité de la lettre, perd sa pertinence (cf. TU).200 La figure n'est plus quantité négligeable, quand une pensee sans figure ne

199 Chantraine, Pierre Dictionnaire êtymologique de la longue grecque. 1968. 'Image' serait la traductionn correcte de eidos (ou encore de idea). La, 1'aspect de la visibilit é a priorité , comme le montree la derivation êtymologique du grec oida (savoir) du latin videre (voir). 200 Les différentes analyses de Derrida sur ce théme sont ici sous-entendues. Nous voulons nous référerr par exemple a ce qu'i l désigne comme désir de cloture, dans la métaphysique occidentale, désirr de « vouloir-s'entendre-parier absolu », qui serait realise au moment oü la voix parlant serait sanss écriture, sans différance done, au moment de sa mort et son silence (Jacques Derrida La voix etet lephénomène. Paris: PUF, 1967, p. 115). Nous suivons Derrida en ce qui concerne son analyse selonn laquelle Saussure accorde un privilege éthique et métaphysique a la voix (Jacques Derrida 'L ee cercle linguistique de Geneve', in : idem Marges de la philosophie. Paris: Minuit , 1972, p. 179).. Nous avons pourtant F impression qu'un accent partial est mis sur la voix, é*ob la mise en

323 3

Page 330: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

seraitt que muette. Et la figure renvoyant è la phénoménalité - il y a des figures de laa visibilhé comme il y en a de Paudibilité - réimpose la question de rincommensurabilitéé sensorielle au milieu de la pensee. Le conflit sensoriel se réintrodui tt et avec celui la question de la suprematie. Toute neutralité synthétique danss la terminologie philosophique repose sur le refoulement de la difference.

Chezz le Platon de la République, c'est la vision qui Femportera sur 1'audibilité.211 En témoigne d'abord la première tentative de Socrate de définir le philosophee comme celui qui veut tout savoir. Dans ce contexte, il defend que les vraiss philosophes désirent voir la vérité : tous de alèthinous [...] tès alètheias philotheamonasphilotheamonas2222.. La comprehension de 1'essentiel passe par une intuition , une vue.. C'est ainsi que, dans 1'idéalité dédifférenciée, la problématique de la differencee sensorielle retourne sous le couvert de la métaphore visuelle.

Ensuitee le retour du refoulé se fait voir dans le passage oü Ia definition de laa philosophic arriv e è son comble, dans 1'explication répandue de 1'idée souveraine,, dans le septième livre. L'explication conceme de nouveau une visualisationn pédagogique, une eikoon, a savoir celle du mythe de la cave. Et de nouveau,, ce sont les yeux qui triomphent dans ce qui est présenté comme une analogiee entre la lumière du soleil et 1'idée du bien. Mais dans le texte clé de la métaphysiquee occidentale, Panalogie dépassera les bornes d'une simple métaphore. .

Diee Sonne ist nicht das Gesicht, aber als die Ursache davon wird sie von ebenn demselben gesehen. [...] Und eben die nun [...] verstehe [ich] unter jenemm SpröBling des Guten (agathou ekgonon\ welchen das Gute nach derr Ahnlichkeit {cmalogon eautooi) mit sich gezeugt hat, so dafi, wie jenes selbstt in dem Gebiet des Denkbaren (en tooi noètooi topooi) zu dem Denkenn (pros te vouv) und dem Gedachten (ta vooumend) sich verhult, so

parallèlee du logoccntrisme et du phonocentrisme, de laquelle le róle de Ia visibilit é ne serait qu'unee sous-détermination. « On pressent que le phonocentrisme se confond avec la determinationn historiale du sens en general comme 'presence*, avec toutes les sous-déterminationss qui dependent de cette forme générale et qui organisent en elle leur système et leur enchatnementt historial (presence de la chose au regard comme eidos [etc.])»(Jacques Dernda De lala grammatologie. Paris: Minuit , 1967, p. 23). Le parti pris contre le phonocentrisme pouiTait effacerr le conflit sensoriel, dont résulte dans Fhistoire métaphysique également un 'eidocentrisme'' - compare par exemple le De visione dei de Cusanus -, lui aussi avec la pretentionn d'attraper le présent sur le vif. Cette irréductibilit é des sens est, entre autres, 1'enjeu de Lyotardd dans Discours, figure. Passons. 211 C'est du moins 1'opinion de quelqu'un comme Marti n Jay. La traditio n grecque (Platon) montreraitt la predominance de l'ceil, tandis que Poreille serait réservée plutdt pour la traditio n judaïque.. C'est la mérite de Jay d'avoir relativisé une telle simplification. Nous dirons: comme la differencee sensorielle est Pinstabilité propre de toute hétérogénéité, une pensee grecque ou judaïquee n'est jamais purement de 1'un ou de 1'autre cóté. Jay, 1994, pp. 21-35. Comparer sur ce pointt a '(Edipe jui f DMF, 183-200) && Platon République, 475e, WBG 451

324 4

Page 331: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

diesee in dem des Sichtbaren (en tooi horatooi) zu dem Gesicht (pros te opsin)opsin) und dem Gesehenen (ta oroomena).23

L'analogiee est a élaborer dans deux directions. Premièrement, elle porte sur 1'epistemologie.. De même que Ie soleil rend visibles les choses, de même 1'idée du bienn les rend pensables. Cette analogie pourrait être interprétée dans un sens simplementt métaphorique et formel. Socrate y attache pourtant une deuxième analogie,, liée è la première d'une maniere inseparable, qui a un caractère ontologiquee et généalogique. C'est FIdée, dit-il , qui a engendré Ie soleil. L'Idé e a donnéé naissance a la condition de la possibilité de voir. Elle conditionne la possibilitéé de connaissance empirique (quant a 1'apparition des phénomènes), mais aussii hors de la lumière du soleil, FIdée est également la garantie de la possibilité dee connaissance essentielle. L'Idé e est mere de la lumière empirique, comme elle estt mère de la lumière noétique.

Ill n'est pas étrange alors que Socrate, après son discours sur Ia pureté de 1'idée,, continue son explication en disant que, parmi les sens, la 'vision' 1'emporte surr les autres. Sans aucune hesitation, il propose la vue comme prioritair e sur toutess les facultés sensorielles créées par Ie démiurge, qui montrera que la vue est indispensablee quant a la possibilité de 1'acces a la vérité.. Ainsi Ie retour du refoulé trouvee saa racine ontologique.

Selonn la theorie des dynameis, il faut comprendre la difference sensorielle aa la base des rapports aux objets. Le rapport entre 1'oreille et son objet, Ie son ou la voix,, est bipolaire. Il s'agit d'une relation sans mediation nécessaire. « Benötigen wohll das Gehör und die Stimme noch ein anderes Wesen, damit jenes höre und diesee gehort werde, so da&, wenn dieses dritt e nicht da ist, jenes nicht horen kann undd diese nicht gehort werden ? »24 La réponse doit être negative. L'ouïe comme less autres sens va directement vers son objet

Celaa ne vaut pas pour la vue. L'ceil aussi bien que son objet dependent pourr leur articulation et leur constitution d'un troisième element, a savoir de la lumière.. « Wenn auch in den Augen Gesicht ist und, wer sie hat, versucht, es zu gebrauchen,, und wenn auch Farbe für sie da ist, so weiBt du wohl, wenn nicht ein drittess Wesen hinzukommt [...], daB dann das Gesicht doch nichts sehen wird und diee Farben unsichtbar bleiben werden. » Autrement dit, les dynameis de voir et d'etree vu exigent une troisième dynamis plus élevée pour les synthétiser. Cette troisièmee instance est la lumière du soleil. Le soleil est la condition de la possibilité duu visible et de voir, qui annihile leur opposition. Or contrairement a ce que nous, lecteurss modemes, diraient, a savoir que le rapport immédiat remporte sur la mediation,, que la connaissance épochale des choses - idéal de la phénoménologie husserliennee - et done le rapport auditif servirait de modèle a la philosophie,

i&iVi ,, 508 b-c,WBG 541 244 Ibid, 507c-d, WBG 539.

325 5

Page 332: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Socratee raisonne ici autrement.25 C'est précisément par sa dualhé que Ie rapport oreille-sonn est ferme a la mediation. L'audmf fonctionne mal comme tremplin verss la vérité de 1'Idée. Sa dualité nous maintient dans la doxa. Le rapport visuel parr contre invite a la reflexion et a la speculation, puisqu'il est dependant d'un troisièmee terme. Le visuel est, pour ainsi dire, le receptacle de la lumière qui est la seulee condition de la vérité. Seulement par la vision, étape première vers l'intuitio n dee la vérité, rhomme peut se délivrer de ses chaines d'illusions. C'est done aussi le visuell qui ouvre la voie vers cette condition en dessus de toute condition qu'est

ridée.. _ x

Immédiatementt dans la jubilatio n métaphysique, 1'instabihté de la yenté puree a dü s'avérer. Aussitöt que Socrate avait posé le philosophos a un niveau hiérarchiquementt plus élevé que celui du phüotheamenos et du philèkoos,comme celuii qui a acces a 1'idéalité pure hors de la difference sensorielle, ia question s'est poséee de savoir comment ce philosophe peut y arriver , lui qui, après tout, est humainn ? Il ne le peut que par le biais de la lumière, de cette mere a la fois de la visibilit éé et de la possibilité noétique. La recherche philosophique du dédifférencié sensoriell presuppose le rapport visuel au détriment de 1'oreille, presuppose done la mêmee difference sensorielle qu'elle cherchait a surmonter. Rien d'étonnant done si laa philosophie se présente comme une enquête infinie. La trouvaill e de la vérité uniquee va de pair avec sa perte.

Passonss maintenant è 1'autre exemple historique.

DeDe Saussure: 'image-acoustique' et t'arbitraire du signe

Déjaa pendant sa vie, Ferdinand De Saussure avait une grande reputation. Il était respectéé pour sa these Mémoire sur le système primitif des voyelles dans les longueslongues indo-européennes (1878), these d'une grande importance pour la linguistiquee de 1'époque. Il Pétait aussi comme professeur. Cette renommée professionneUee s'est encore augmentée après sa mort, quand deux de ses élèves, Charless Balry et Albert Sechehaye, ont édité ces notes de cours sous le titr e Cours dede linguistique générale (1916). Le livr e est une presentation sur papier d'une penseee vivante: les reflexions de Saussure y sont refaconnées d'une maniere qui less transforment en une theorie 'coherente' de la signification. La portee de cette theorie,, notamment parmi les intellectuels francophones, est connue: la semiologie ett le structuralisme y sont nés.26 Mais la redaction des cours par les élèves qui d'ailleur ss n'étaient même pas presents au moment oü ils ont eu lieu parait, après coup,, assez problématique.27 Les édheurs ont voulu présenter un texte clair et

255 Soulignons ce «ici». L'accent peut également être mis sur eet autre raisonnement, selon lequel lee peintre et récritur e détoument et captent rattention dans \epseudos et bloquent ainsi la voie verss la vérité pure. (Ainsi Lyotard dans DF, 11,262; D, 44; EL, 86; L'Inh , 158-160.) 266 Dosse Histoire du structuralisme, 1992. 277 Bouquet Introduction è la lecture de Saussure, 1997, p. 64, note 1.

326 6

Page 333: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

systématique.. Cependant, en rédigeant et en nettoyant les cours, ils n'ont fait qu'augmenter,, sur certains points, leur ambiguïté. Les calepins portant les notes de courss du Genevois lui-même et quelques-uns de ses étudiants, sont a la fois moins bienn organises et moins ambigus. Dans 1'agrégat des trouvailles, il n'y est guère questionn d'une theorie coherente. Publiées dans une edition critique, ces notes montrentt vraiment un chercheur en quête de la regie de sa propre pensee.28

Laa redaction par Bally et Sechehaye de la terminologie sausurrienne a fortementt influence Ie debat sur Ie principe clé de '1'arbitrair e du signe', c'est-a-diree de son caractère immotivé. Si Ie signe consiste en deux aspects, quel est Ie rapportt entre les deux ? De Saussure explique : «Ie signe linguistique unit non une chosee ou un nom, mais un concept et une image acoustique » . Il faut noter d'abordd que Ie signe n'est done pas représentatif de la réalité et Ie rapport signe et chosee est en effet contingent. La contingence a laquelle se réfère 1'expression 'arbitrair ee du signe* se trouve ailleurs, a savoir a 1'intérieur du signe. La relation de significationn est celle que manifeste 1'expression d'« image acoustique », Ie signifiantt et un concept, Ie signifié, qui est arbitraire , sinon dans la pratique quotidienne,, au moins en droit . « Puis que ce qui dit 'b-ö-f d'un cöté de la fiontièrefiontière se dit 'o-k-s' de rautr e ».30 En fait, dit Saussure, Ie rapport signifiant-signifiéé est aussi inseparable que Ie sont Ie recto et Ie verso d'une feuille de papier. L'arbitrair ee est done une affaire de theorie, et non pas de la facticité.31 Cela pose dess problèmes.

Sii la signification est dépendante de la structure dans laquelle opère Ie signe,, elle se heurte è la facticité du rapport figé, inherent au signe. Pour pouvoir comparerr 'o-k-s' et 'b-ö-f, comparaison nécessaire pour conclure a rarbitrair e du rapportt signifant-signifié, il faut savoir séparer Ie concept de son signifiant32

Commentt cela est-il possible effectivement ? Est-ce que Ie théoricien possède Ie donn de penser hors du signifiant ? Selon Benveniste, la theorie du signe, unité arbitrair ee de signifiant et du signifié, n'est que Ie reste d'une traditio n representative,, de laquelle De Saussure voulait justement se libérer. « Ce problème n'estt autre que Ie fameux: tpvcrei ou Oéasi ? et ne peut être tranche que par décret. C'estt en effet, transpose en termes linguistiques, Ie problème métaphysique de 1'accordd entre resprit et Ie monde, problème que Ie linguiste sera peut-être un jour enn mesure d'aborder de manieree fructueuse, mais qu'i l fera mieux pour 1'instant de

211 L'éditio n présente en juxtaposition Ie texte de Bally et Sechehaye, et les notes originates. Parfoiss les épreuves de forts changements ne sont que trop évidentes. De Saussure (éd. Engler), 1989. . 299 De Saussure, p. 98. 300 Borch-Jacobsen, Lacan, Ie maitre absolu, p.208. 311 On a vu en revanche que Lacan, dans Ie but de repenser la difference conscience-inconscient, a rigoureusementrigoureusement séparé l'ordr e du signifiant de rordr e du signifié, mettant Faccent sur Ie premier, en nee laissant qu'un flux des signifiants dont 1'effet de signification, la creation 'poétique', est fondamentalementt contingente. 322 Benveniste 'Nature du signe linguistique ' (1939) in: Problèmes de linguistique générale 1, p. 49. .

327 7

Page 334: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

délaisser.. »33 II est question, selon nous, (Tune sorte de Replacement' ou de transfertt du problème de la representation, dont témoigne 1'adage « Ie signe linguistiquee unit non une chose ou un nom, mais un concept et une image acoustiquee »: Ie rapport entre Ie nom, tradraonnellement con9U comme representant,representant, et la chose, Ie représenté, est transféré vers rintériorit é psychique, oü ill réapparait dans la forme d'une image acoustique, représentant, et d'un concept, représentéreprésenté par ce signifiant. Ce transfert a done un double effet: premièrement rintériorisatio nn de la problématique du signe, deuxièmement Ie renversement de la hiërarchiee de la representation. Ou Ie nom représentait la chose, la Ie signifiant représenterareprésentera dorénavant Ie concept

RefoulementRefoulement dédifférenciant de la sensorialité par la redaction de Balfy et Sechehaye Sechehaye

Enn parlant de la signification d'un mot ou de son sens, nous séparons Ie 'signe', commee l'aspect transporteur, de son sens. Cette separation pourtant ne peut être matérielle.. Il ne peut être question du signe que s'il est question de signification. Selonn De Saussure, Ie signe n'existe que quand Ie porteur du sens et la significationn vont ensemble. Tout de même, la reflexion philosophique sur Ie signee peut avoir recours a une distinction entre les deux niveaux. Après quelquess efforts d'introduir e des néologismes comme sème ou somè du cöté phonologique,, De Saussure a propose (Ie 17 mai 1911) les termes 'signifiant ' et 'signifié' .. Le problème est que les éditeurs précités ont inséré la fameuse distinctionn déja dans les textes antérieurs a son invention. En outre, ils y ont ajouté leurss propres commentaires sans 1'indiquer. Ainsi ils suggèrent que 1'aibitrair e du signee est une affaire du rapport entre l'aspect signifiant et l'aspect de signifié.

L'effett d'une telle redaction devient clair dans les endroits oü les éditeurs ontt tout simplement place le rapport entre 'image-acoustique' et concept au même niveauu que celui entre signifiant et signifié. Cette assimilation témoigne, au moms danss la terminologie, du désir métaphysique et scientifique de surmonter le sensoriel,, comparable a la fonction d'eikoon chez Platon, qui unifie aussi 1'hétérogène.. L'expression 'image acoustique' laisse encore deviner d'oü sont venuss les signes. Avec * signifiant' leur ascendance est oblitérée

Orr ce qui nous intéresse pour le moment dans ce déplacement, c'est l'etfet de dédifférenciation.quantt a la difference sensorielle. De Saussure n'explique pas la raisonn de son invention de la terminologie, pour le moins remarquable, d'image acoustique.. Il s'agit d'un effort d'intérioriser le signe par son positionnement

344 Contre 1'intention de Saussure, Lyotard, a un certain moment, a compris 1'arbitraire, faussement,, comme ce qui joue entre signe et chose, et non a rintérionté psychique (DF, 63).

328 8

Page 335: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

commee phénomène intra-psychique. L'image-acoustique, dit De Saussure, est une impressionn de nos sens, un témoignage sensoriel. Il la separe des images visuelles, commee sont les gestes.35 Dans une note d'un de ses étudiants, on lit: « Cette image acoustiquee est a distinguer entièrement du fait non psychique (physique) du son. L'imagee verbale (acoustique) c'est Ie son rendu en sensations psychiques. »36 La purificatio nn psychique est encore soulignée par la citation suivante: « Le signe linguistiquee unit non une chose et un nom, mais un concept et une image acoustique.. Cette dernière n'est pas le son materiel, chose purement physique, maiss Pempreinte psychique de ce son, la representation que nous en donne le témoignagee de nos sens; elle est sensorielle, et s'il nous arriv e de 1'appeler '' materiel le', c'est seulement dans ce sens et par opposition a 1'autre terme de 1'association,, le concept, généralement plus abstrait. »37 La linguistique saussuriennee est phonocentrique.38 De Saussure croit pouvoir comprendre la semiologiee a partir de la phonologie, ce qui implique la soumission du visuel a racoustique.. Ce qui domine dans le système intra-psychique des signes est le son reduitt au signifiant, qui fonctionne comme une 'accolade pure' autour de la differencee sensorielle. Néanmoins, nous avons vu qu'i l ne réussit pas complètementt a résister a la force de cette difference, ce qui se montre dans le conflitt au moins terminologique et métaphorique entre 1'ceil et 1'oreille.

SolutionSolution lyotardienne du paradoxe des principes d'arbitraire et d'indissociabilüé

L'effacementt de la difference sensorielle, l'effacement de l'image acoustique, d'abordd sous 'Pacoustique' et ensuite sous le terme de 'signifiant' , correspond a ce quee Lyotard souligne comme Peffacement de la parole vivante en faveur de la languee morte, qui est du cóté de la structure (DF, 62). C'est par les sens que nous 'savons'' quoique ce soit de Pextériorité dont nous parlons, extériorité qui suscite la parole-- cöté phénoménologique de la problématique -. Cependant, ce n'est pas a laa phénoménologie de dire le dernier mot. La difference sensorielle héberge une forcee de resistance a toute reduction par le logos, de n'import e quel cdté, structuralistee ou phénoménologique. Cette reduction est, dans la terminologie de Lyotard ,, 'nüuliste', dans la mesure oü le signe perd tout son poids materiel en faveurr de sa fonction dialectique. Comme il n'y a dans la langue, selon De Saussure,, que du négatif, le recouvrement de la réalité implique la perte de sa presencee (DF, 120,143 ; EL, 130).

355 De Saussure Cours de linguistique generate,, p. 33. « Vintage acoustique n'est pas proprement dit :: c'est impression acoustique que Ton devrait dire, existant d'une fa^on latente dans notre cerveau.»» (ibid. p. 43) 366 Ibid, p. 38. 37i6iY£,p.. 149. 311 Compare ibüL, pp. 48-49,154.

329 9

Page 336: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Enn effet, Lyotard critiqu e Ie premier principe de Saussure, Ie principe de Parbitraire ,, pour déconstruire Phégémonie sensorielle. La composition du signe, compositionn du signifiant et du signifié, est arbitraire . Une simple comparison des langagess Ie montre. Néanmoins, ce principe contredit la these concernant 1'indissociabilitéé du signe, these selon laquelle Pimage acoustique est intimement liéee au concept, Ie sensoriel étant porteur de signification. Le problème se pose donee de savoir comment comprendre la possibilité de comparer deux termes ayant dess places différentes dans deux langues différentes, pour découvrir qu'il s ont tout dee même la même signification. Il faut savoir séparer 'o-k-s' et 'b-ö-f de leur conceptt signifié, pour pouvoir reconnaïlre qu'i l est dans les deux cas le même. Et inversement,, la même chose vaut pour la possibilité de constater que 'car' et 'car' , respectivementt dans Panglais et le francais n'ont pas Ie même sens (DF, 81).

Ill faut done corriger la version saussurienne du signe (plus précisément: la versionn de Bally et de Sechehaye) et c'est cela que Lyotard, a Pinstar de Benveniste,, entreprend de faire. Il suggère de situer la double exigence, de Parbitrair ee et de Pindissomble, sur deux niveaux différents. Dans le langage quotidien,, le signe est quasiment naturel. Le son est immédiatement Hé au concept. Ill y a hesitation quant a ce qu'une signification n'impliqu e que Passertion de cette immédiateté.. Le son se présente comme ce qui fait signe, comme ce qui doit avoir unn signifié même si le sujet n'est pas, pour le moment, en état de le comprendre. Auu quotidien, les signes se trouvent, pour ainsi dire, dans une 'transparence pragmatique'.. Le sujet individuel ne peut pas changer la signification d'un mot, au risquerisque de s'exclure de la communication. C'est le processus historique et culturel quii par contre se développe par une lente différenciation des rapports significatifs.

Lee principe de Parbitraire , selon Lyotard, ne peut se trouver que dans eett espace qui est suppose a la signification, mais qui n'en peut pas faire partie, Pespacee de la designation. C'est seulement au moyen du rapport entre Pimage acoustiquee et la chose que les differences culturelles peuvent être constatées.

Laa relation signifiant-signifié est en elle-même infaillible , et Parbitrair e n'aa aucun sens [...] Quant a la relation de designation, celle qui de 'signe'' renvoie a Pobjet dont il parle, il est certes legitime de la qualifier d'arbitrair ee (DF, 82).

Lee double caractère insoluble et arbitrair e du signe ne pose plus de problèmes, dèss qu'on le comprend en accord avec les deux dimensions du langage, la significationn et la designation.

330 0

Page 337: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

CommentComment Lyotard critique Saussure a I 'aide de Peirce

Laa critiqu e de Saussure par Lyotard implique done la dissociation du signe et de Pobjet,, e'est-a-dire la réintroduction de la problématique de la 'representation' danss la theorie du signe. II reprend la distinction triadiqu e du sémioticien Charless Sanders Peirce, en posant la difference entre les signes linguistiques et 'reels',, entre mots et choses qui portent signification. Selon la definition de Peirce,, le signe est un « representamen » d'une reference.39 Cependant, si le signee est representamen, se demande Lyotard, dans quelle mesure les 'mots' sontt des * signes' ?

Orr ce n'est pas le propre du signe linguistique, mais de tout signe de 'remplacerr quelque chose pour quelqu'un', comme la notait Peirce, 1'ouverturee du signe sur P autre, sa nature de tenant lieu sont ce qui le défïnit,, et les mots, s'ils sont signes, ne sauraient faire exception a cette regiee de Pimmanence indicatrice (DF, 74).

Malgréé le fait que, théoriquement, il faut attribuer aux mots une certaine qualité matérielle,, leur fonction pragmatique ne peut être considérée comme representative. .

Lee mot ne prend pas place d'une chose comme, par exemple, un portrai t d'unn dirigeant politique représente cette personne pendant son absence. Au contraire,, il est propre aux mots de perdre leur caractère materiel dans Pusage. C'estt leur essence que de se rendre invisibles et inaudibles - inessentialité des bruit ss non codifies - dans le but d'ouvri r la vue è 1'extériorit é de la chose a laquellee ils se referent.

Bienn loin que le mot vienne en avant de la chose en lui faisant écran, il s'effacee pour la manifester. Il n'est pas un substitut qui la cache, il n'est pass lui-même un symbole qui la re-présenterait par ses propres substancee ou forme, il est seulement dans ('experience du locuteur une percéee sur la chose, une ligne de mire qui la fait voir (DF, 82).

Lee mot est comme une fenêtre ouvrant sur le monde extérieur. Il institue une distancee entre lui-même et la chose, une distance « dans laquelle le geste pointe sonn objet », une distance gestuelle. « Elle est une profondeur de 1'espace atmosphérique,, elle suppose la lumière comme milieu oü s'exerce le voir » (DF,

399 « A sign, or representamen, is something which stands to somebody for something in some respectt or capacity. It addresses somebody, that is, creates in the mind of that person an equivalentt sign, or perhaps a more developed sign. That sign which it creates, I call the interpretarainterpretara of the first sign. The sign stands for something, its object. It stands for that object, not inn all respects, but in reference to a sort of idea, which I have sometimes called the ground of the representamen.. » (Peirce Philosophical writings, p. 99.)

331 1

Page 338: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

82).. De maniere comparable è Platon, Lyotard encastre Ie rapport entre mot et oreillee (ou entre mot et lecture, qui est 'entendre avec les yeux') dans le rapport duu visuel: sans distance, il n'y aurait pas de signification. Ainsi le mot n'est pas unn signe, dans le sens de Peirce. II n'est pas en lui-même visible, mais il rend visible.. L'audibl e fait voir, il oriente la vue.

Alors,, que peut-on appeler de signes ? Selon Lyotard, en prenant la definitionn de Peirce au pied de la lettre, les signes sont les effets produits par dess mots. Le mot n'est pas seulement un trou, une « percée », a travers duquel nouss observons le monde, il est également la constitution et Farticulation d'un mondee visible, c*est-a-dire la constitution de la chose comme étant, en elle-même,, representamen.

Less mots ne sont pas de signes, mais dès qu'i l y a mot, 1'objet désigné devientt signe : qu'un objet devienne signe, cela veut dire précisément qu'i ll recèle un 'contenu' cache dans son identité manifeste, qu'i l réservee une autre face a une autre vue sur lui, une vue qui ne pourra peut-etree jamais prise [...] Tout objet comme tel suppose la parole, la forcee de néantisation qu'elle exerce sur ce qu'elle désigne. II tient son épaisseurépaisseur de cette parole. Le mot qui le désigne et le fait voir est en mêmee temps ce qui lui retir e son sens immédiat et creuse son énigme (DF,, 82).

Disonss que le mot est comparable è un objectif braqué sur une chose, qu'i l est unee maniere d'isoler un objet par designation. Mais Pisolation implique de failli rr quant a la perception achevée, implique nécessairement la negligence d'autress aspects de la chose, implique la problématique d'Abschattungen. (Problématiquee par laquelle Lyotard fait preuve de son ascendance phénoménologique.) )

Laa chose naturelle, par exemple cet arbre la-bas, explique-t-il dans son introductionn a la phénoménologie, m'est donnée dans et par un flot incessantt d'esquisses, de silhouettes (Abschaitungen). Ces silhouettes, è traverss lesquelles cette chose se profile, sont des vécus se rapportant a la chosee par leur sens d'apprehension. La chose est comme un 'même' qui m'estt donné è travers des modifications incessantes et ce qui fait qu'elle estt chose pour moi [...], c'est précisément 1'inadéquation nécessaire de maa saisie de cette chose (Ph, 20-21).

C'estt au moyen du voir induit par les mots que 1'objet devient opaque, qu'i l se présentee comme cachant et oblitérant - comme ce qui fait obstruction a Ia lettre duu mot -, qu'i l devient 'signe'. C'est ainsi que, par 1'intervention de Peirce, le

332 2

Page 339: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

voirr est restitué dans la semiologie phonocentrique de Saussure. L'objet est avantt tout phénomène, c'est-a-dire signe promettant 1'objet comme il est en soi. L'obje tt est proprement dit 'phénoménologique', dans le sens que c'est le mot quii le constitue en phénomène.41

Refuserr que le mot soit signe, implique des consequences pour 1'interpretatio nn de la definition saussurienne du signe, signe non reel mais linguistique.. Saussure parlait du signe comme ayant une double face, signifiant ett signifié, ce qui implique une certaine épaisseur a 1'intérieur même du signe-mot.. Pour Lyotard cette épaisseur-ci n'est pas pertinente a la double fonction signification-designation.. Le signe linguistique fonctionne précisément malgré sonn épaisseur, la seule chose qui pourrait faire obstruction a son fonctionnement commee ouvrant sur 1'extériorité. « Comment comprendre que la signification offree a la fois la transparence que nous lui avons reconnue en commencant, et Popacitéé que la dualité du signe y determine ? » (DF, 95) Lyotard croit que la conceptionn du signe comme épaisseur se heurte a 1'axiomatique structuraliste quii a 1'ambition de réduire la signification a la valeur, a 1'effet des oppositions bienn réglées entre les signes au niveau de la langue, base pour le fonctionnementt quotidien de la parole. « L'espace [de la signification] est identiquee a celui de la valeur au sens saussurien du terme, que les variations qu'onn peut y observer ont logiquement secondes, qu'elles présupposent des intervalless invariants entre les signifiants, et que ses espacements fixes sont proprementt la signification. » (DF, 98) Le signe linguistique, étant opaque en lui-même,, réservant pour et dans lui-même des 'secrets' de references possibles, cee signe ne pourrait que menacer constamment la structure oppositionnelle, menacee d'instabilité. Si le mot est signe, il est épais, et s'il est épais, il se présentee comme ce qui signifié par lui-même, a savoir comme représentant quelquee chose. Or, le structuralisme pur ne pourrait que se fonder sur la transparencee du mot, et non pas sur le signe épais.

C'estt précisément pour cette raison que Lyotard déconstruit Pidée d'un signee structuraliste chez De Saussure. C'est de nouveau a Peirce a qu'i l se

400 On peut argumenter que pour Peirce la difference sensorielle est accentuée du cöté de 1'ceil. De celaa témoigne au moins Ie fait quMl nommait la nouvelle science de signes qu'i l était en train de créerr 'idéoscopie' ou 'phanéroscopie*. (Deledalle Mier Peirce aujourd'hui, p. 109) 411 Ainsi, indirectement, en introduisant la phénoménologie dans la problématique du signe, Lyotardd y introdui t également la critiqu e de Kant Quand pour Husserl la question est de savoir commentt le monde se genere dans rexpérience qui, en tant que telle, fait partie de ce même monde,, Kant pose le sujet transcendantal comme ce qui est absolu, qui n'est pas engage dans lui ett qui comporte les conditions a prior i en lui-même. Discours, figure est ainsi une invitation a lir e laa critiqu e kantienne d'une maniere phénoménologique et /ou sémiotique. (Comparer pour un positionnementt historique du criticisme, Formigari Le sémiotique empiriste face au kantisme.) D'ailleurs,, la description lyotardienne du signe comme phénomène reprend celle de Peirce oü ce dernierr park du phanèron comme étant « the collective total of all that is in any way or in any sensee present to the mind, quite regardless of whether it corresponds to any real thing or not » ('Thee principles of phenomenolgy' in: Philosophical writings of Peirce, p. 74). L'intérê t que portaitt Peirce au kantisme est d'ailleur s connu.

333 3

Page 340: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

réfère.. Le signe n'est pas seulement representation et ainsi obstruction a la reductionn structuraliste, la signification est è comprendre comme un processus, commee ce que Peirce appelle la semiosis. Peirce avait introdui t le terme 'interprétant '' comme étant le résultat de la signification. Or, comme pour De Saussure,, le signifié 'attaché' au signifiant est le but cherché dans la signification,, pour Peirce c'est 1'interprétant , qui est en lui-même un signe qui demandee la signification. Chaque signe cherche sa signification par un enchaïnementt infmi a d'autres signes, è tour de röles representamen ou interprétant .. Dans la theorie saussurienne, cela impliquerai t que chaque signifié nee serait qu'en lui-même un nouveau signe, représentant le signe antérieur. Ainsii le signifié serait a son tour signifiant pour un autre signifié a venir. Ainsi ill serait inutil e de défendre la separation nette entre signifiant et signifié, et le signee saussurien perdrait son épaisseur: le signifiant ne serait plus le représentantt qui cache et manifeste le signifié comme son essence. La déconstructionn s'attaque a 1'illusion duu signifié.

L'illusio nn du signifié, tenace, indurée par des siècless de réalisme idéaliste, prendd motif, dira-t-on, dans un transfert du rapport de designation sur celui dee signification, dans une sorte de rotation a 90° qui amène le désigné sur lee signifié et fait confondre ce dernier avec 1'objet. [...] C'est parce qu'on attribu ee au signifié le même statut qu'au désigné, parce qu'on le place au boutt d'une distance muable qui le sépare du signifiant, parce qu'on en fait unee essence exactement pensee sur le modèle de 1'étant de la chose, done parcee qu'on reporte au sein de la table de la langue une 'perspective' qui y estt impossible, qui est celle selon laquelle le visé, 1'intentionalisé s'offient auu sujet parlant - qu'en definitive la signification peut paraitr e a la fois manifesterr et cacher un signifié (DF, 100).

Cependantt le signifiant-signifié n'a pas d'épaisseur, pas de recto-verso: la significationn n'a pas a voir avec le fait de trouver le bon signifié, mais elle a è von* avecc un enchaïnement, c'est-a-dire avec le fait de trouver un 'bon' signe. Le signifiéé est éphémère, il est effet temporei, effet du temps de F enchaïnement. « Ce quii est vrai, c'est la presence immediate du signifié, qui n'est autre que le potentiel dess operations qui enveloppent le signifiant quand il se présente dans la chaine parléee : il n'y a pas de signifié, sauf par mirage.» (DF, 100)4

422 Notons deux chose: d'abord que la philosophic de la phrase {Le Different) est préparée par 1'introductionn de Peirce (de la semiosis) dans la pensee sémiologique (saussurienne); ensuite que laa déconstruction du double signe est identique è la theorie de Lacan qui, lui aussi, ne suppose que dess 'signifiants' - qu'il appelle parfois tout simplement de§ 'signes' - et qui considdre les signifies commee des effets éphémères et temporels. (Borch-Jacobsen Lacan. Le maitre absolu, PP- 211-214)) A la difference de Lyotard, Lacan exclut la référentialité et le caractère représentatif du signe:: « Le signifiant est un signe qui ne renvoie pas a un objet, même a Tétat de trace, bien que laa trace en annonce pourtant le caractère essentiel. Il est lui aussi le signe d une absence. Maïs en

334 4

Page 341: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

reconstructionreconstruction fyotardienne comme ré-différenciation sensorielle

Nouss voulons souligner que cette déconstruction lyotardienne de Saussure par laa definition sémiotique peirceienne implique une sorte de 'ré-différenciation sensorielle'. .

Less mots ou les unites linguistiques ne sont pas des signes par la significationn ; ils ne sont pas des signes par la designation ; mais ils font dess signes avec les objets qu'il s désignent (font voir) et signifient (font entendre),, et dont ils sont séparés (DF, 83).

Cettee ré-différenciation n'équivaut nullement a une separation simple et nette de deuxx espaces incompatibles. Au contraire, ces deux espaces se touchent constammentt et causent des perturbations dans les domaines de Pautre. Voir et entendree se hantent Tun et 1'autre. C'est pour cela que Platon et De Saussure n'ontt pas réussi a supprimer la difference dans 1'unité neutre, ni a supprimer Ie voirr dans la vue ou inversement. C'est pour cela qu'on a autant de raisons de caractériserr Platon de phonocentriste que Ton en a de Ie nommer eidocentriste. L'hétérogénéitéé sensorielle comporte des effets d'instabilit é qui ne se réduisent pass aux discours philosophiques, transcendantal, sémiotique ou structuraliste, en tantt qu'il s cherchent la pureté. Elle exigerait plutot une pensee de Pinconscient: PP incompatible se pense par analogie avec Ie processus primaire.

Orr que De Saussure ait construit Ie signe linguistique comme une chose opaque,, cela n'étonne pas. Toute theorie, nécessairement, doit tomber dans ce qu'onn pourrait nommer une illusion épistémologique. Elle se fonde dans une illusionn de signifié. La semiologie, comme métalangage, prend des mots pour objetss en les construisant ainsi quasi automatiquement en objets significatifs épais avecc un cdté visible et un autre invisible mais a trouver.

Cee jeu de clair et de Pobscur, de la signification et de la designation est celuii de tout métalangage. La linguistique est Ie moment dans lequel Ie langagee se prend pour objet Pour autant qu'i l se met au bout de la visée, il s'obscurcitt en tant que désigné, et Ie discours linguistique est de ce fait un discourss qui répand la nuk sur Ie discours. Cette nuit, c'est la profondeur dee la designation. Elle consiste justement, comme la nuit du rêve et de 1'inceste,, a violer la ratio, a faire varier les invariants (DF, 102).

tantt qu'i l fait paitie du langage, Ie signifiant est un signe qui renvoie a un autre signe, qui est commee tel structure pour signifier 1'absence d*un autre signe, en d'autres termes pour s'opposer è luii dans un couple. » (Séminaires lil, p. 188) On passé ici sur l'imbricatio n problématique du structurell et du temporei, de la langue et de la parole.

335 5

Page 342: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

III est inevitable que Ie métalangage objectif du langage ordinair e transforme les motss en signes et les dote d'épaisseur et d'opacité. Cette illusion épistémologique estt tellement naturelle, qu'on ne Pévite jamais complètement. La seule chose qu'onn pourrait faire avec, c'est, comme Kant le faisait avec 1'illusion rationnelle, dee la nommer. Une autre possibilité serait de souligner le role que joue, dans le métalangage,, 1'imagination.

Prendree les mots pour objets, implique les imaginer comme des choses. Cettee imagination sert a distancier, a rendre opaque. C'est un geste de 'fictionnalisation' .. Chaque theorie doit rencontrer a un certain moment la nécessité dee Pimagination, comme Lyotard Pexpliquait par exemple pour le cas de Jenseits desdes Lustpinzips (RP, 9-30) et comme nous 1'avons montré pour Platon et son retourr a la phénoménaHté de Veikoon.43 Or, ce qui vaut pour la theorie, vaut égalementt pour la philosophic Dans sa fonction d'etre la reflexion sur la possibilitéé de la réalité, elle découvre le langage comme condition qui donne a voir.. Cependant la reflexion même donne a voir et trait e les mots comme des choses.. C'est pour cela que la philosophie peut apprendre de 1'art, qui lui aussi donnee a voir, mais qui donne a voir non pas ce qui est comme étant dans la perspectivee du concept, mais ce qui est la sans pouvoir être situé conceptuellement. Laa philosophie a Pécoute de Tart cherche la presence a travers et en dehors de la situationn (cf. chapitres 4 et 5).

Kant:Kant: difference sensorielle analogue de la difference entre intuition et entendement entendement

Laa plus simple maniere de montrer 1'ceuvre de la difference sensorielle dans la critiqu ee kantienne mène probablement è une reflexion breve sur sa definition dess facultés de la raison. Bien que, a première vue, cette definition n'ait pas de rapportt avec la question des sens, il est aisé de construire une analogie sur la basee des dispositions temporelies respectives.

Danss la première critique, Kant donne une definition negative de Pentendement, qu'i ll considère comme une faculté de connaïtre non-sensorielle (ein nichtsinnlichesnichtsinnliches Erkenntnisvermögen; KRV, B92, 108). Les intuition s sensorielles,, explique Kant, sont fondées sur des affections {Affektioneri), tandis quee les concepts reposent sur des fonctions {Funktionen; cf. chapitre 14), la differencee recouvrant celle entre Pimmédiateté (et receptivité) et la médiateté (spontanéité). .

455 Le bcsoin de 1'imagination phénoménologique pour le métalangage s'avère également dans les grandss récits: imaginations narratives de la réalité comme un ensemble de signes. (CP, 35-42)

336 6

Page 343: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Daa keine Vorstellung unmittelbar auf den Gegenstand geht, als blofi die Anschauung,, so wird ein Begriff niemals auf einen Gegenstand unmittelbar ,, sondern auf irgendeine andere Vorstellung von demselben (siee sei Anschauung oder selbst schon Begriff) bezogen. Das Urteil ist alss die mittelbare Erkenntnis eines Gegenstandes, mithin die Vorstellungg einer Vorstellung desselben (KRV, B93,108).

Cettee difference est une affaire de temporalité: Pimmédiateté suppose une temporalitéé ponctuelle, la médiateté la temporalité sérielle, c'est-a-dire de discursivité.. Or, étant Ie sens de la spatialité et étant donné que la spatialité est laa simultanéité dans Ie temps, la vue représente non pas par la mise en série des données,, mais elle relève de la ponctualité temporelle. L'ouïe par contre dépend dee la durée, elle est done Ie sens de la temporalité sérielle.

Cettee distributio n de taches n'empêche pas un certain imbroglio.44

N'est-ill pas vrai qu'i l faut du temps pour voir — que done la ponctualité ne se donnee pas effectivement -, et que, inversement, la série auditive presuppose rarrivé ee et done la ponctualité temporelle ? Pour Kant, il ne s'agit que d'idéaux approximatif ss sensoriels.

Derr Sinn des Gesichts ist, wenngleich nicht unentbehrlicher als der des Gehörs,, doch der edelste: weil er sich unter allen am meisten von dem derr Betastung, als der eingeschranktesten Bedingung der Wahrnehmungen,, entfernt und nicht al Ie in die gröfite Sphere derselben imm Raume enthalt, sondern auch sein Organ am wenigsten affiziert fuhlt (weill es sonst nicht blolies Sehen sein worde), hiermit also einer reinen AnschauungAnschauung (der unmittelbaren Vorstellung des gegebenen Objekts ohnee beigemischte merkliche Empfindung) naher kommt (Anthr , §19, 50-51) )

Onn voudrait peut-être en tirer la conclusion que la 'presque pureté' de la vue la rendd la favorite de la raison. Cependant, Kant, dans un autre passage, affirm e quee c'est de 1'oreille que la pensee relève entièrement. « Denken ist Reden mit sichh selbst [...] folglich sich auch innerlich (duren reproduktiven Einbildungskraft )) Horen (Anthr , §39, 101 ; cf. ibid, §18).» 45 La raison, étant 1'ensemblee des facultés hétérogènes, reflète la difference sensorielle. La vue est

444 De cela témoigne la deduction transcendantale dans la première critiqu e qui, se basant clairementt sur Ie sens du visuel, compte néanmoins avec des instants de VEmpfindung qui, dans leurr diversité, doivent être synthétisés dans un Bild (voir ci-dessous chapitre 11). 455 Kant explique les arts selon la distinction entre intuitio n et discursivité. Sous la première subdivisionn tombent les arts qui font appel a roreill e et a 1'ouïe, sous la deuxième par contre seulementt les arts de Fouïe, a savoir la rfaétorique et la poésie (Anthr , §70, 174, cf. KdU, §51, 1766 et §53,183 ff.).

337 7

Page 344: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Iee sens immédiat de rintuition , Pouïe Ie sens médiat de la discursivité qui exige laa fonction de Purification (Pune après Pautre).46

DifferenceDifference sensorielle: commencement de la reason libre (MutmaBhcher Anfang derr Menschengeschichte)

Lee texte Mutmasslicher Anfang der Menschengeschichte, datant de Pannée 178647,, nous conduit è un effort plus intense et plus fructueux pour notre anamnesee de la critique. Le texte s'ouvre par une problématisation de la connaissancee historique. Comment comprendre le développement historique de Phommee ? Comment comprendre Phistoire ? Kant avoue qu'on ne le peut qu'en acceptantt la Mutmafiung, en consequence P imagination. Spéculer est acceptablee et même inevitable, quand la concatenation des causes et des consequencess se heurte è des hiatus, des trous (Liicken; Anfang, 9: 85)) concernant les moyens par lesquels certaines causes ont certains résultats. Unn trou dans une reconstruction scientifique legitime ainsi Pinventivité speculative.. Dans le texte, Kant s'appuie sur le premier livr e biblique pour trouverr une réponse a la question de savoir comment Phomme, différemment dess animaux, a jamais pu arriver a son état raisonnable et libre.

Nouss allons, pour conclure ce chapitre, traiter brièvement de ce texte, pourr trois raisons. Premièrement, pour la raison que sa publication date de la mêmee année que Pimportant Was heifit sich im Denken orientieren ? dont nous allonss encore traiter dans cette troisième partie, et qui nous montrera une sorte dee pré-heuristique kantienne. Ensuite parce que c'est dans Mutmqfilicher AnfangAnfang que nous pouvons montrer le role de la difference sensorielle pour Kant. L'incompatibilit éé de Pouïe et de la vue, est constitutive pour le développement dee la reflexion philosophique. Elle est, pour ainsi dire, préparatoire a la réflexivit éé même: elle incite a Porientation, elle est le soubassement de la différenciationn entre intuitio n et concept, comme elle Pest entre Pexpérience naturellee et la Hberté. La difference sensorielle se reflète, selon nous, dans ce quee nous allons intituler Pincongruence de Pame, source de la réflexivité. (Dans cettee mesure le présent chapitre rime avec le chapitre 14 qui va clore cette troisièmee partie de notre exercice.) Dans Mutmafilicher Anfang nous sommes enfinn témoins d'une reconstruction désirologique kantienne de Phistoire,

466 Nous voulons nous référer ici è la fameuse explication husserlienne de la pretention et de la retentionn a I'aid e de Texemple musical. 477 Le texte s'insère dans la critiqu e générale de Kant sur les Ideen de Herder, qui cherchart & réduiree le développement de Phomme è sa nature empirique. Cf. John H. Zammito The Genesis of KantsKants Critique of Judgment. Chicago/ London : University of Chicago Press, 1992, pp. 179 ff., 207. .

338 8

Page 345: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

reconstructionn dans laquelle la volonté libr e mais dirigée par 1'impératif catégoriquee Pemporte sur Ie désir libéré et Pinstinct sans liberté.4

Accepterr la conjecture dans I'histoire , cela ne signifie pas de donner priorit é a Fimagination,, prévient Kant. L'imaginatio n sans raison naturelle et saine pourrai tt aboutir a la Sehwörmerei (Anfang, 9 : 86). Le reconstructeur spéculatif dee I'histoir e ne voulant pas devenir romancier, il est défendu de faire surgir I'histoir ee entièrement dans des Mutmafiungen. Une histoire conjecturale n'est pass forcément une Erdichtung, si elle s'enchaïne è un état naturellement donné, unn état qui est, selon la lettre biblique, bon. Or, pour écrire une histoire de la naissancee de la liberté humaine, il faut commencer non pas par la creation de 1'homme,, par Vex nihilo qui n'est que Paffaire de VErdichtung, mais par son existencee donnée (cf. Lyotard qui souligne la permanence de la nature donnée et laa He a la première analogie de Pexpérience concernant la substance ; Enth, 96-97)49. .

Wil ll man nicht in Mutmafiungen schwarmen, so muB der Anfang von demm gemacht werden, was keiner Ableitung aus vorhergehenden Naturursachenn durch menschliche Vernunft fahig ist, also: mit der ExistenzExistenz des Menschen. (Anfang, 9:86).

Et,, pour des raisons qui ne seront pas développées ici, cette existence doit être mature,, existence oü 1'homme et femme se trouvent ensemble dans un environnementt protégé et favorable a leur existence. Pour expliquer la possibilitéé de la naissance de la liberté dans eet état naturel, Kant propose de fair ee usage de I'histoir e biblique, commencant par le deuxième chapitre de la Genese. .

Duu premier homme, Kant suppose qu'i l est en état de se déplacer et de penser,, puisqu'il sait - selon le récit biblique - parler. « Er konnte sprechen, ja reden,reden, d.i. nach zusammenhangenden Begriffen sprechen, mithin denken » (Anfang,, 9 : 87). La faculté de la raison est, notons-le-nous en passant, de 1'oreillee (plus précisément: de bouche è 1'oreille). Cependant, cette faculté dont Kantt veut apparemment éviter la reconstruction naturaliste et génétique, n'est pass encore développée. Elle est sommeillante (Anfang, 9 : 92), sans lumière et

4** Il faudrait prendre la peine de comparer la reconstruction kantienne avec la description freudiennefreudienne de la generation psychologique du jugement dans Die Verneinung (ici chapitre 2). Une tellee comparaison montrerait comme difference principale entre les deux que Freud essaie de comprendree YEntzweiung, tandis que Kant part de la supposition tacite de la dualité « sujet - objet ».. Il serait interessant, également, de réécrire le texte kantien a la lumière de Lacan: le paradis, commee 1'impossible reel, objet de rimagmaire; Fhistoire comme le terrain du symbolique et de rr imaginaire. 499 Nous rejetons d'ailleur s la lecture tyotardienne, qui prend le texte de Kant pour un roman, tandiss que Kant, selon nous, fait tous les efforts pour suggérer que la conjecture basée sur la bible nee soit qu'auxiliair e è la speculation sur la transition de Phomme vers la liberté.

339 9

Page 346: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

dunkeldunkel {ibid, 9 : 88,90,91). La raison humaine marchait encore entièrement a la lisièree de Pinstinct, c'est-a-dire qu'elle obéissait a la voix de la nature -identifiéee par Kant a la voix divine {Stimme Gottes ; Anfang, 9 : 87) - qui lui prescrivaitt ce qu'i l pouvait manger sans risques. Cet instinct, explique Kant, n'estt pas une faculté indépendante. Il est la capacité des sens immédiats d'odoratt et de gout, qui, par leurs liens physiques au système digestif - leur SympathieSympathie mit den Werkzeugen der Verdauung jugent 1'aptitude (Tauglichkeif) dess produits a la consummation (Anfang, 9: 87).50 Que 1* instinct, ainsi défini, s'exprime,, dans la métaphorique kantienne, comme une voix, est dü, probablement,, a Pimmédiateté que Pouïe et Podorat partagent. La voix de la naturee parle en nous de maniere indiscernable de Pinstinct, c'est-a-dire qu'elle parlee sur Ie mode des lois de la nature, celui de sa légalité qui dit que la nature nee peut se contredire.

Malgréé cela, Pénigme naturelle subsiste que la raison soit cette faculté parr laquelle la nature est capable de dépasser ses propres lois. Faculté qui rend laa raison 'consciente' d'elle-même, faculté reflexive. Pour être éveillée de telle maniere,, la raison n'a besoin que d'une incitation infime, explique Kant, par exemplee de 1'incitation par la vue (Anblick) d'une pomme, qui, par sa ressemblancee a d'autres fruits , eux acceptables pour Pinstinct ou parce que d'autress animaux pouvaient les manger, incite è l'homme Ie désir de manger. Autrementt dit, c'est dans la comparaison d'un fruit mangeable avec un autre, de Thommee avec Panimal, que naït Ie désir de transgresser la loi naturelle et la voixx divine.

Soo lange der unerfahrne Mensch die Rufe der Natur gehorchte, so befandd er sich gut dabei. Allein die Vernunft fing bald an sich zu regen, undd suchte duren Vergleichung des Genossenen mit dem, was ihm ein andererr Sinn, als der woran der Instinkt gebunden war, etwa der Sinn dess Gesichts, als dem sonst Genossenen ahnlich vorstellte, seine Kenntniss der Nahmngsmittel über die Schranken des Instinkt s zu erweitemm (Anfang, 9 : 87-88).

Selonn Kant, Ie sol dans lequel s'enracine la reflexion est done la difference sensoriellee entre la vue et Podorat, qui sont Ie propre de Pinstinct. Cette differencee est en même temps introduit e comme celle qui reside entre la vue et Pouïe,, de telle maniere qu'elle reflète la traditio n métaphysique, puisque Pinhérencee instinctive a été identifiée comme la 'voix' (de la nature). Comparer

500 A comparer a: « Als negative Bedingung des Wohlseins, um nicht schadliche Luft (den Ofendunst,, den Gestank der Moraste und Sser) einzuatmen, oder auch faulende Sachen zur Nahrungg zu brauchen, ist dieser Sinn [des Geruchs] nicht unwichtig. - Eben dieselbe Wichtigkeit hatt auch der zweite GenuBsinn, namlich der Sinn des Geschmacks, aber mit dem ihm eigentümlichenn Vorzuge, daB [...] er schon bei der Pforte des Eingangs der Speisen in den Darmkanall die Gedeihlichkeit derselben zum voraus beurteilt [...]»(Anthr , §22,54).

340 0

Page 347: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

unee chose goütée et une chose vue implique Ia faculté d'imagination, qui est la facultéé de representation par défaut de la presence actuelle de la chose representee.. Et c'est par 1'imagination que la raison provoque des désirs qui ne sontt pas forcément 'instinctifs' .

Ainsii rhomme est devenu conscient, les yeux lui sont ouverts sur sa propree raison : yeux ouverts métaphoriquement par Ie décalage entre les yeux physiquess et Ie gout et Fodorat immédiats (appelés eux-mêmes métaphoriquementt 'voix') . Ce que Kant décrit par la difference sensorielle n'est pass la genese de la raison, mais sa * découverte', c'est-a-dire la découverte de sa liberté. .

Soo gingen dem Menschen doch die Augen auf. Er entdeckte in sich ein Vermogen,, sich selbst eine Lebensreise auszuwShlen, und nicht gleich anderenn Tieren an eine einzige gebunden zu sein (Anfang, 9 : 88).

Facee a 1'infinit e de possibilités, sans avoir recours a aucune regie ou connaissance,, 1'homme se trouve comme sur Ie bord d'une falaise, comme devantt Ie sublime qui rend impossible un retour è Fétat d'eclavage (Dienstbarkeit).(Dienstbarkeit). Une fois goütée la liberté, il n'y a plus de retour possible.51

GrdceGrdce è la vue: transition désirologique de la voix naturelle a la voix de la liberté liberté

C'estt dans cette ouverture infini e qu*est la liberté de la raison que se pose la questionn de Fomentation. Nous allons traiter de cette question dans Ie chapitre suivant.522 Notons seulement que, pour Kant, la découverte de la liberté suit un parcourss quadruple. Après la première phase touchant a 1'appétit du ventre et Ie conatusconatus d'individ u (désir de manger Ie défendu), 1'instinct sexuel, touchant a la surviee du genre humain, a été transformé en amour par l'interventio n de rimagination.. C'est F imagination qui fait endurer 1'appétit sexuel, seulement momentanee et transitoir e chez les animaux. En couvrant la nudité par la feuille duu figuier, 1'amour et Ie sens du Beau Pemportent sur 1'appétit et YAngenehmheit,YAngenehmheit, et 1'apparition de la honte suscite, selon Kant, Ie respect pour autrui.533 L'imaginatio n de son avenir permet ensuite a 1'homme de s'orienter a

511 Notons que Ie passage de Fétat instinctif è la liberation du désir renvoie è la conception kantiennee des Lumières, datant de Fannée 1783, comme Fémantipation de 1'homme (Aufklarung , 9:53-61). . 522 Les quatre stades du développement se résument selon Fesquisse de premier homme dans Ie chapitree Der Character der Gattung de 1'anthropologie comme kultivieren, zivilisieren {der pragmatischepragmatische Anlage) et moralisieren (Anthr , 274 ff.).

Notons,, en passant, que la réflexivité esthétique commence explicitement par 1'amour et la beautéé de Fhomme, qui sera seulement suivie plus tard par celle de la nature. « Weigerung [de

341 1

Page 348: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

1'aidee de buts lointains, en cherchant son attitude par rapport è la conscience, typiquementt humaine, de sa propre mortalité. C'est enfin dans la conscience qu'i ll est lui-même Ie but de la nature que 1'homme s'élève définitivement en dessuss des autres espèces naturelles, qui lui servent è réaliser ses devoirs. La liberationn de Thomme de Tinstinct naturel coincide ainsi, sur Ie plan de la raison,, avec la découverte de Timpérati f catégorique qui est la voix de la liberté.

Restee que, Tanamnèse de la critique, qui est précisément Tentreprise de la soumissionn de la désirologie (lire : de la raison désirante) a la loi de la raison, ne peutt que de trouver dans son fond la difference sensorielle, dans laquelle s'érige Timagination,, cette faculté qui donne la vie è la raison. Chez Kant, Ie désir libéré danss Tincompatibilit é sensorielle doit se réinsérer dans la légalité de la loi morale. Ill donne la priorit é a la volonté morale, et non pas au désir 'libidina T ou 'imaginaire' .. Ainsi se prouve, comme a bien montré Lyotard, Tenjeu réconfortant duu texte.

Laa perversion qui menace la pensee devant Thistorico-politique, c'est dee désespérer de la providence, c'est-a-dire de la finalité de la nature, et d'accuserr un monde mal fait d'etre la cause des malheurs de 1'homme. [L'homm ee pensant] verra en effet que ce n'est pas la nature qui est causee de son malheur, mais la liberté que la nature lui a donnée (Enth, 98-99). .

Bienn sur cette reinsertion raisonnable et téléologique implique d'öter la priorit é aa Timagination. A la fin de son texte, Kant attribu e a Timagination non pas un rölee libérateur, mais un röle de rêve. ^

Oubliéé est, semble-t-il, Ie fait que Tesclavage naturel de Thomme n art puu être surmonté que par Timagination, qui dans la comparaison de Todeur et duu gout avec ce que les yeux offrent, avait donné a la raison Ie pouvoir de troublerr la voix de la nature par Tinstinct. « [Dieses] könnte der Vernunft die Veranlassungg geben mit der Stimme der Natur zu schikanieren und, trotz ihrem Widerspruch,, den eisten Versuch von einer freien Wahl zu machen »(Anfang, 9 :: 88). Il vaudrait mieux dire que ce qui se reconstruit du point de vue rationnel ett transcendantal trouve son complément nécessaire mais heterogene dans Ie pointt de vue anthropologique (ou historique).54 Lyotard souligne Teffet

1'appétitt sexuell war das Kunststück, urn von bloB empfundenen zu idealischen Reizen, von der blosstierischenn Begierde allmahlich zur Liebe, und mit dieser vom GefDhl des bloB Angenehmen zumm Geschmack für Schönheit, anfangiich nur an Menschen, dann aber auch an der Natur, überaiführenn » (Anfang, 9 : 89). Ceci donne un horizon ^interpretatio n important a la troisieme critiqu ee et surtout è la notion Ideale der Schönheit (KdU, §17, 77) et a celle de la beauté comme syroboledubien(KdU,§59,213).. „ A A ^ ^^ Sur ce point, Philibert Sercretan note: « il n'y a pas heu [dans Anfang] de séparer une theorie dee la connaissance et une anthropologic La question: quepuis-je savoir ? explicrte au niveau de laa science la question: Que suis-je en tont qu'homme ? Mais revocation des hmites qu il est dorénavantt interdi t a la raison théoricienne de franchir a son répondant dramatique dans

342 2

Page 349: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

sentimentall dans Anfang, effet qui a pour but d'apaiser la raison et d'opérer le lienn entre les facultés hétérogènes (Enth, 101). L'fime , grace è son incongruence,, est la vie de la raison, sa condition de possibilité (voir ci-dessous chapitree 14). Du point de vue de la critique, 1'imagination doit être soumise a la régularit éé de la raison. Cependant la critiqu e ne peut pas se penser de maniere radicale,, si elle ne se pose pas la question de la possibilité de sa propre invention,, la question done de la trouvaille. Cette pensee reflexive jusqu'au fondd de la critiqu e implique une sorte de basculement de perspective, perspectivee qui s'instaure alors en fonction de la difference sensorielle et de Fimagination. .

** * *

revocationn d'un Paradis perdu et d'une Histoire qui se fait » (Philibert Secretan Meditations kantiennens.kantiennens. En deca de dieu, au-dela de tout. Lausanne: Editions 1'Age d'Homme, 1981. LL 'analogie. Paris: PUF, 1984, p. 21).

343 3

Page 350: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

344 4

Page 351: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Chapitr ee 11

KRAF TT EINER VERBORGENEN KUNST

Dé-schématisationDé-schématisation et Vénigme de la trouvaille

Laa philosophic kantienne, et la philosophie en general, sont hantées par Ie désir dee vérité, concue comme correspondance adequate du concept et de la chose. Danss la traditio n phénoménologique transcendantale, commencant avec Kant, cettee question se resume a celle de 1'adéquation entre intuitio n et concept. En ce sens,, on peut, a première vue, comprendre également la problématique que pose Lyotardd dans Discours, figure comme phénoménologique. Le rapport de la figuree (image et forme) au discours, Pordre des concepts, est comparable a la problématiquee qui determine la première critiqu e kantienne. Dans ce qui va suivre,, 1'ouvrage de Lyotard sera pris comme une réécriture implicit e de cette problématiquee critiqu e de 1'hétérogénéité. Discours, figure, même si le nom de Kantt n'y figure que sporadiquement, est done a prendre comme la reflexion indirectee de Lyotard sur la problématique kantienne de 1'adéquation phénoménologique,, liée a celle de la difference sensorielle. Discours, figure fait d'unee certaine maniere Yanamnese de la première critique, puisque la rencontre avecc 1'hétérogénéité y est prise comme la condition de 1'invention de la critiqu e même,, condition instable mais indispensable.1

Laa critiqu e porte sur la question de la possibilité de Pexperience en general.. Si, comme nous Pavons suggéré au début, elle est une methode, visant laa stabilisation et la legitimation de la recherche scientifique, la critiqu e est en elle-mêmee une heuristique de Pexperience, heuristique modelée sur la traditio n métaphysiquee de 1'adéquation. Ainsi la critiqu e tend a la generalisation ontologique,, et, inversement, 1'ontologie 'risque' de devenir 'epistemologie' au momentt oü la critiqu e découvre comme seul lieu d'adéquation celui de Pexperience.. La réapparition dé 1'adéquation au sein de la critiqu e restreint la métaphysiquee aux exigences de la science expérimentale, affirmant ainsi la dominationn du régime de phrase appelé 'constatif et du genre de discours de Pepistemologie.. Il y a pourtant d'autres discours que cognitifs, et c'est Penjeu quee poursuit Lyotard dans des modes alternatifs d'ouvri r la pensee, par une déconstructionn d' inspiration 'freudienne'. Le moyen le plus radical pour y

Pourr designer la reflexion 'postmoderne' dont cette anamnese est une articulation particuliere, Pefaniss a employé, avec raison, le terme heterology (Julian Pefanis Heterology and the Postmodern.Postmodern. Bataille, Baudrillard, and Lyotard. Durham, London: Duke University Press, 1991).

345 5

Page 352: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

arriverr serait de mettre è nu, au sein même de la critique, Pinstabilité de 1'adéquationn sur laquelle se fonde la suprematie du genre cognitif. Or notre thesee sera que Discours, figure est è prendre comme 1'ouvrage dans lequel 1'articulatio nn du figural et du discursif'remplace' la fonction du schematisme et destabilisee ainsi subrepticement la deduction transcendantale qui est clef de voutee de la métaphysique critique. Le schematisme correspondant a cette articulationn est déconstruit en répondant a la difference sensorielle, 1'intuiti f (les figures)) étant associé au visuel et le conceptuel (la discursivité) a Pauditif.

Cee que nous allons chercher dans la lecture suivante, c'est done 1*incertitud ee sous-jacente au schematisme, une rencontre avec un réel libidina l -laa « figure-matrice » - dont émane la possibilité d'adéquation aussi bien que d'inadéquation.. Cette figure s'appelle « matrice », puisqu'elle se révèle comme modèlee (pour 1'adéquation, pour la mise en concept de la figure, pour 1'exposition),, mais aussi et plus fondamentalement puisqu'elle est le lieu de naissancee - Geburtsstatte dit Lyotard dans 'Grundlagenkrise' (Grondlagen 16, 22)22 - de 1'adéquation schématique. Disons que la figure-matrice est le schema 'aa 1'état naissant'.3 Le terme est une trouvaill e philosophique, exprimant ainsi la 'préheuristique'' refoulée dans et par la critique. Comme notion inventée, elle est unee trouvaill e de i a trouvaille' , de la rencontre avec la presence unpresentable dontt témoignent des effets et des sentiments inattendus qui sont comme des tracess du désir dans 1'ordre établi. La matrice - modèle ou paradigme, uterus ou étatt naissant, chose ou source de désir - s'avérera être la designation lyotardiennee de ce qui fait chercher.4 (Nous passons sur la connotation

22 Selon Lyotard, il s'agit dans Ie jugement de gout d'un effort kantien de descendre vers le lieu de provenancee de la subjectivité. On y reviendra dans le dernier chapitre. Ici, on a affaire è la déconstructionn du schematisme qui ouvre, è sa maniere, a cette katamnèse : « [...] lm Geschmack gehtt es nicht um ein Subjekt, das bereits konstituiert ware und das darOber hinaus ein Gefuhle erprobte,, sondern vielmehr um einen Absteig, eine Katamnèse zu dem, worauf sich die Konstitutio nn des Subjekts mit seinen heterogenen Vermogen stützL Es ist eine „Geburtsstatte" der Vermogenn und ihrer Vereinigung in einem Ich, die sich in der asthetischen Empfindung erschliefit»(Grund,, 16). . . 33 La figure-matrice correspond a la voix maternelle qui, pour André Malraux selon 1 interpretation lyotardienne,, sonne a travers les ceuvres et qui en est la ratio essendi: « Ce a quoi chercheè s'égalerr 1'ceuvre [...], c'est, paradoxalement, 1'accent d'une langue maternelle, dont André pretendd qu'elle ne lui a rien dit Une mere inaudible appelle a travers le visible, elle souffle qu'i l fautt s'en evader. Son murmur e anime les chef-d'ceuvre et les exempte de la mort »(SM, 97). 44 La matrice est une métaphore 'feminine' dans le sens que Lyotard lui donne en discutant 1'ceuvree de Stig Bregger: « Issu d'un geste matemel, eet [oeuvre] n'offir e que des phrases-affect J'aimeraiss les appeler féminines si le féminin, chez les hommes comme chez les gemmes, est cettee innocence coupable (coupable après-coup) qui n'averti t que d'un état de 1'Sme (ici du regard),, que de son bonheur ou de son malheur, sans 1'imputer ni a une signification articulable, nii è un referent, ni a un destinateur ou un destinataire » (FD, 32). Il est a remarquer que cette figure-matricee est absente dans Ivekovié Le sexe de la philosophic. Essai sur Jean-Francois^ LyotardLyotard et le féminin (1997) Elle discute néanmoins le court texte 'Féminité dans le métalangage' oüü Lyotard rend hommage au féminin pour son pouvoir déconstructif quand il est inséré dans ce métalangage.. (Un positionnement négatif du féminin au service de la crise de la philosophic qui, selonn Rosi Braidott i ne rend pas justice a la cause du feminisme. Rosi Braidott i Beelden van de

346 6

Page 353: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

'matérielle'' de la matrice : Ie désir libidina l fait trace comme provenant d'une matièree pour ainsi dire 'pure' , puisque sans representation ou mise en forme. La matricee figurale, c'est Ie materiel qui 'désceuvre' les oeuvres qui, a leur tour, lui doiventt leur vie.)

'Discours,'Discours, figure': echo de la première critique

Lee transcendantalisme de Kant vise la possibilité de 1'objectivité de 1'experiencee humaine. Il essaie de comprendre comment la subsomption des intuition ss empiriques a des concepts purs de l'entendement pourrait être possible.. Deux termes intuitif s y jouent un role : Bild et Schema, et la question estt de savoir comment replier le premier a Faide du second sous les categories. Notree recherche se fonde sur deux sections de la Critique de la raison pure. D'abordd sur Ie chapitre concernant la deduction transcendantale (KRV, A84-A130,, 126-191a), qui est un effort de legitimation de Pexpérience. La legitimationn signifie « deduction »_dans le contexte de la critiqu e : Bejugnis ou RechtscmspruchRechtscmspruch (KRV, A84, 126). « Déduire, c'est établir la légitimité d'une 'pretention' ,, établir qu'une synthese est bien fondée a prétendre au vrai, au juste,, au beau », explique Lyotard a ce sujet (MPhil , 36 ; è comparer a D, notice Kant-22 p. 174). Ensuite, dans le chapitre suivant, Kant trait e du schematisme (KRV ,, A137-147,196-205).5

Selonn certains commentateurs (surtout analytiques), ces deux chapitres nee font qu'une et même chose, raison pour eux de considérer le schematisme commee un ajout inessentiel ou même comme une brisure dans le raisonnement.6

Cependant,, en traitant du même problème, leurs enjeux et leurs points de depart respectifss sont différents. La deduction transcendantale s'occupe de Ia legitimationn par la logique transcendantale. Kant montre que 1'expérience comportee par nécessité des concepts purs, faute de quoi elle ne peut être

leegte.leegte. Vrouwen in de hedendaagse filosofie. Kampen: Kok Agora, 1990, p. 220.) lei, la figure-matricee sera insérée, par un geste d'analogie, dans le métalangage critiqu e pour la déconstruire au pointt du schematisme.

Ill y aurait trop è dire sur la deduction transcendantale pour prétendre même vouloir la présenter icii d'une maniere decisive. Ce que nous voukms faire n'est phis que montrer comment le chapitre surr le schematisme est prepare par la deduction et comment la tripartitio n que nous y trouvons -tripartitio nn de Bild, empirische* Schema, transzendentales Schema - répond a sa propre nécessité fonctionnelle.. Par exemple, on passé sur la problématique qui concerne le rapport et la difference entree la version A et la version B de la deduction (nous nous concentrons sur la version A), et aussii sur celle de la logique concernant la reconstruction des syntheses 'empiriques' (dreifache SynthesisSynthesis suivant Fordre psychologique) dans la première partie de la deduction A par rapport è cellee plutdt transcendantale (concernant les pouvoir presupposes a la légitimité de ï'expérience) danss sa deuxiéme partie. 66 Jonathan Bennen, Kant 's Analytic, New York: Cambridge University Press, 1992 (1966), pp. 141-152.. Johannes Robeck 'Kant s Schemata als wissenschafUiche ErkenntnismitteP, in : Funke, Gerhardd Akten des 5. Internationalen Kant-Kongresses. Bonn: Bouvier Verlag, p. 276.

347 7

Page 354: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

connaissance.. Le schematisme concerne, selon Philonenko, une 'phénoménologiee pure de la synthese', répondant ainsi a Pempirisme sensualistee de Hume et selon Locke, selon lequel les concepts sont derives physiologiquement.77 Il a done une fonction 'anti-sceptique', qu'i l accomplit par laa distinction entre Bild et Schema? Ainsi, en décrivant « Fopération complete dee F intelligence, compte tenu des résultats de la Deduction transcendentale », lee schematisme aurait done pour enjeu de combattre le psychologisme sur son propree terrain, c'est-a-dire au moyen d'une psychologie transcendantale, montrantt que les concepts purs et abstraits, dont la nécessité a été montrée dans laa Deduction, peuvent avoir en effet des consequences concretes. Cette perspectivee est articulée comme un jugement, comme une forme grammaticale selonn laquelle un prédicat est attribu é è un sujet. La possibilité de connecter intuitio nn et categorie exige un troisième terme, comme Fécrit Kant (KRV, A138,, 197), qui garantit la stabilité de cette liaison. C'est ce troisième terme qui estt le 'schema'.

Pourr Kant, la pluralit é d'impressions sensorielles (Mannigfaltige der Sinnlichkeit)Sinnlichkeit) qui nous parviennent par le biais de notre sensibilité n'est synthétisablee qu'au moyen de trois operations de la faculté de 1'imagination, décritee partiellement dans la deduction. Il s'agit respectivement de la production dee F image (Bild), d'une 'schématisation* que nous voulons appeler 'géométrique'' et d'une autre que nous appelerons 'schématisation transcendantale'.. L'expression 'schema géométrique' ne se trouve pas sous cettee forme dans le texte kantien, mais le chapitre distingue effectivement de

77 Philonenko L'ceuwe de Kant (tome premier). Paris : Vrin , 1993, p. 177. Par son interpretation Philonenkoo s'opposc a Heidegger, pour qui le schematisme est le noyau de toute la première critique,, puisque Kant y montrera ('imagination comme le fondement essentiel de Pomologie. « Diee transzendentale Deduktion (hat] zwar gerade das Ganze der ontologischen Erkenntnis in seinerr Einheit zum Problem gemacht. Dabei stand, bei der zentralen Bedeutung der Endlichkeit undd der Herrschaft der logischen (rationalen) Fragestellung in der Metaphysik, der Verstand im Vordergrund ,, d.h. sein Verhaltais zur Einheit bildende Mitte , zur reinen Einbildungskraft . Wenn jedochh alle Erkenntnis primar Anschauung ist und endliche Anschauung den Charakter des Hinnehmenss hat, dann muB fur eine vollgOltige Erhellung der Transzendenz ebenso ausdrOcklich derr Bezug der transzendentalen Einbildungskraft zur reinen Anschauung und damit der Bezug des reinenn Verstandes zu dieser eröïtert werden. [...] Die Freilegung des Wesensgrundes der ontologischenn Erkenntnis als endlicher reiner Anschauung unternimmt Kant in dem [...] Anschnitt,, der Oberschrieben ist „Von dem Schematismus der reinen VerstandesbegrifFe*\ » (Heideggerr Kant und das Problem der Metaphysik, p. 88-89) Par la recontextualisation historique duu schematisme, Philonenko croit pouvoir refoter Heidegger. « De lè vient la nécessité pour Kant dee répondre a Berkeley, c'est-a-dire de décrire [...] comment concrètement est possible I'idee généralegénérale et abstraite en tant qu'elle determine le particulier. On voit déja par lè que le schematismee n'est nullement 1'exposition de Pimagination comme racine de la connaissance ontologiquee finie, mais seulement la methode de penser le concept et le concret dans leurs relations.»» Philonenko, ibid, p. 179. 88 Monique Castillo Kant. Paris: Vrin , 1997, p. 72. 99 Philonenko, ibid 100 Kitcher Kant's Transcendental Psychologie (1990)

348 8

Page 355: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

manieree nette deux types de schémas, un premier type étant formel et intuitif , tandiss qu'un deuxième a pour fonction de lier intuitio n et concept pur, et s'appellee pour cette raison 'transcendantaP.

Cettee division tripartit e de Kant, on peut la retrouver dans Discours, figure,figure, oü Lyotard développe également sur trois niveaux son analyse de 1'incompatibilit éé de 1'ordre discursif et de 1'ordre des figures. Nous avons déja vuu qu'i l les appelle 'figure-image', 'figure-forme' et 'figure-matrice' . Il n'est pass vain de vouloir comparer ces deux séries de distinctions. L'objection qui veutt que Kant s'attache a I'intuitio n en general, alors que Lyotard se concentre seulementt sur la vue, n'est pas recevable. Par figure, Lyotard entend en effet 1'ordree de Timaginaire' en general, et done aussi Pouïe (DF, 249). Une autre objection,, plus importante, pourrait souligner que Kant raisonne au niveau transcendantal,, tandis que Lyotard trait e d'expériences esthétiques concretes ou psychologiques.. Cette objection peut être atténuée par la remarque de Philonenko,, selon qui Ie schematisme relève d'une phénoménologie psychologisantee prise sous Tangle du transcendantal isme, et par Ie fait que la strategiee freudienne de Lyotard vise la déconstruction du transcendantal isme. Il fautt noter enfin que, pour les deux auteurs, une même problématique est mise enn avant, celle de la possibilité ou de 1'impossibilité de lier 1'hétérogène. Kant préconisee la Gleichartigkeit présupposée a toute subsomption d'une chose a un concept,, et il note, dans Ie chapitre sur Ie schematisme, que les concepts purs ne sontt pas semblables aux intuition s empiriques (KRV, BI76, 196-197). Lyotard répondd indirectement a cette problématique kantienne par Ie désir de comprendree l'articulatio n du figural et du discursif, c'est-a-dire de comprendre «« comment Ie figural est présent dans Ie discours ». (DF, 283)

Néanmoins,, leurs interets communs ne doivent pas masquer leur differencee de but : Kant cherche 1'harmonie synthétique, tandis que Lyotard essaie,, en prenant parti pour la figure, de sauver 1'hétérogénéité. Si 1'un cherche laa possibilité de 1'adequation phénoménologique (et dans ce sens ontologique), 1'autree cherche la source de son impossibilité, c'est-a-dire de son inachevabilité. Avecc la figure-matrice cette difference deviendra claire. Etant un terme stratégique,, la figure-matrice destabilise la temporalité schématique qui, pour Kant,, est 1'essentie 1 de la possibilité d'adequation phénoménologique.

LaLa deduction transcendantale et Ie schematisme

Kantt présente Ie chapitre sur Ie schema et Ie schematisme comme une reflexion préparatoiree a la doctrine transcendantale du pouvoir de juger (Urteilskraft). Il y trait ee de la condition sensible {sinnliche Bedingung) de ce pouvoir (KRV, A136, 196).. On comprend ainsi que Ie schema a pour fonction d'expliquer la possibilitéé de jugement, c'est-a-dire de subsomption de 1'intuitio n au concept.

349 9

Page 356: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Cettee explication n'a-t-elle pas déja été faite dans la deduction transcendantalee ?

Kantt explique dans Ie chapitre sur Ie schematisme Penjeu de la deductionn transcendantale. Il est question de montrer que 1'usage des concepts purss (categories) n'est pas dogmatique mais purement empirique, c'est-a-dire qu'il ss ne portent pas sur les choses-en-soi mais sur les phénomènes. Les categoriess ne sont done pas des conditions de possibilité des choses en soi (Bedingungen(Bedingungen der Möglichkeit der Dinge überhaupt), mais elles sont, dans 1'usagee empirique, conditions de la possibilité d'expérience (Bedingungen einer möglichenmöglichen Erfahrung). Car, sans objets (Gegenstande) de reference, les conceptss sont dépourvus de signification (Bedeutung) et, dit-il , ils seraient mêmee impossibles (unmöglich). Or, puisque la seule maniere dont les objets peuventt nous être donnés est par la modification de la sensibilité, les concepts purss - n'ayant pas de signification relative a des objets - ont besoin d'une fonctionn formelle, en plus de leur fonction catégorielle dans 1'entendement. Cettee formalit é conditionnera de maniere a priori la sensibilité - a savoir celle dee T intériorit é et done de la temporalité - et sera nommée schema. « Wir wollen diesee formale und reine Bedingung der Sinnlichkeit, auf welche der Verstandesbegrifff in seinem Gebrauch restringiert ist, das Schema dieses Verstandesbegriffs,, und das Verfahren des Verstandes mit diesen Schematen denn Schematism™ des reinen Verstandes nennen. » (KRV, A140, 199). Le schemaa est done une fonction a prior i de la categorie qui la rend apte è 1'usage danss le jugement en ce qu'i l conditionne la sensibilité. (Ce qui d'ailleur s nous renvoiee a rouvertur e d'Orientieren et a ce qui y est dit sur la restriction : même

111 Pour faciliter la lecture, voici une schématisation des deux parties de la deduction

transcendentalee A:

Premièree partie (KRVV A 97-98) Synthesiss der: Apprehensionn der Vorstcllungen n

Reproduktionn der Vorstellungen n

Recognitionn der Vorstellungen n

Actionss établies Modificatio nn des Gemotss in der Anschauung g (temporalisationn )

Einbildun g g

conceptualisation n

Secondee partie (AA 115-116) Erkenntnisquelle e

Sinn n

Einbildungs--Kraf t t

Apperzeption n

Empirische e Vorstellungg der: Erscheinungenn in der Wahrnehmung g

Erscheinungenn in des AssoziarJonn (und Reproduktion) ) Erscheinungenn in dem emp.. Bcwufltsein der Identitatt dieser reprod. Vorstellungenn mit den Erscheinungen n (Rekognitkm) )

Presuppose: :

Reine e Anschauung g (inneree Form; die Zert) )

Reinee Synthesis der r Einbildungskraf t t Reine e Apperzeption n

122 Ayant la connotation de 'rendre a runité* . la notion de 'fonction' est importante dans 1'ceuvre dee Kant, comme nous allons expliquer ci-dessous chapitre 14.

350 0

Page 357: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

less concepts les plus purs y sont avances comme ayant des references réelles qui less ont engcndrés et qui incitent a 1'invention ; cf. chapitre 12.)

Autrementt dit, selon replication de Kant, c'est dans la deduction transcendantalee même, que la nécessité du chapitre sur Ie schematisme est mise enn lumière. La deduction posah la question: pourquoi est-il legitime de présupposerr des categories è la connaissance expérimentale ? Le schematisme a sonn tour posera la question: comment est-il possible que les categories, appartenantt au pouvoir de Pentendement, soient applicables aux intuitions, appartenantt è 1'intuition ? La question n'est plus 'comment 1'experience est possiblee et done legitime', mais: 'comment Pusage des concepts purs dans PP application et dans la determination des apparences {Erscheinimgeri) est-il possible?'.. La légitimité (Befugnis) est présupposée a Papplicabilité (Gebranch)(Gebranch) et done il faut lir e le chapitre sur le schematisme en ayant en tête la deduction.. Ainsi, pour rendre au schematisme sa propre nécessité, il faut discernerr la question de la possibilité procurant legitimation (dans la deduction) dee celle de la fonction du schema dans 1'application du concept a P intuition , questionn qui concerae la possibilité d'appliquer.

Cess deux questions, respectivement de légitimité et d'applicabilit é (de possibilité),, se rencontraient déjè dans la deduction, et c'est lè oü Pon doute de laa nécessité du schematisme. Le mot exprimant cette 'doublure' est Bild. Au momentt oü la deduction pose la question de la possibilité de Pexperience en se demandantt comment la pluralit é d'impressions peut être synthétisée, le mot einbildeneinbilden est introduit . Dans la deduction, Kant part du constat que 1'apprehensionn {Synthesis der Apprehension) seule de la pluralit é d'impressions nee donne pas Punité exigée pour Pexperience. Cette pluralit é se présente pour ainsii dire comme une pulsation sans ordre, et la question est de savoir comment cettee pulsation pourrait dormer occasion au phénomène si elle ne rencontrait pas unee forme, a savoir celle de la succession temporelle.13

Pourr qu'i l y ait transformation de pulsion chaotique en enchafnement dess moments, il est nécessaire que soient maintenus ensembles en permanence (beibehalteri)(beibehalteri) ces moments pour que puisse s'en dégager un phénomène. La synthesee de Papprehension n'est possible que si les elements sur lesquels elle prendd appui se rassemblent et sont collectes de telle maniere qu'il s puissent se constituerr en une unité. La synthese de Papprehension, qui est moins une synthesee qu'elle est une réceptivité sous Ie régime de la succession temporelle quii fait de la pulsation un moment dans la concatenation (KRV, A99, 143a), presupposee done la synthese de reproduction (Synthesis der Reproduktiori). La synthesee de reproduction est liée de maniere indisoluble è la synthese de l'appréhension(KRV,, A102,148a).

133 A comparer è la critiqu e de Lyotard sur ce point dans le chapitre sur la presentation et la situationn (ici chapitre 5): rappréhension kantienne reduit la singularité de 1'événcment (ce qu'on appellee pulsion et que Lyotard appelle de temps & temps 'spasme') a Tordr e de la succession.

351 1

Page 358: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Ess ist also in wis ein tatiges Vermogen der Synthesis des Mannigfaltigen,, welches wir Einbildungskraf t nennen, und deren immittelbarimmittelbar [nous soulignons] an den Wahmehmungen ausgeübte Handlungg ich Apprehension nenne. Die Einbildungskraf t soil namlich dass Mannigfaltige der Anschauung in ein Bild bringen; vorher muB sie alsoo die Eindrücke in ihre Tatigkeit aufhehmen, d.i. apprehendieren (KRV,A120,176a-177a). .

Cependant,, comme Kant 1'explique, même cette reproduction dans Pimage n'estt pas suffisante. Il faut encore a la raison la capacité de reconnaïtre les imagess comme étant des images de quelque chose, c'est-a-dire qu'i l lui faut encoree Ie pouvoir d'attribuer de la signification. Cela nécessite la Synthesis der RekognitionRekognition im Begriffe, ces concepts a leur tour étant des conditions d'unificatio nn indispensables è la possibilité et a la légitimité de 1'expérience.

Enfin,, puisqu'il est clair qu'une 'recognition' sans conscience n'est pas possiblee (KRV, A104, 151a), la possibilité de 1'expérience exige Purification a parti rr de cette conscience. Les concepts ont done la fonction de rendre 1'apparencee phénoménale reconnaissable, et ceci pour la raison qu'une connaissancee immediate de la chose-en-soi est impossible. (Autrement la stabilitéé de la connaissance serait donnée par ce monde en soi qui est ferme a la raisonn humaine, par défaut d'intuitio n intellectuelle.) Or, la stabilité de Pobjet quii Ie rend reconnaissable ne vient pas du cöté de la chose qui, dit Kant, est commee un grand X, mais elle vient du cöté du sujet, a savoir du cöté de son unitee purement formelle. Parce que Ie X est pour nous comme un rien, nous avonss besoin d'un facteur subjectif unificateur, et il est clair que « [...] die Einheit,, welche der Gegenstand notwendig macht, nichts anderes sein könne, alss die formale Einheit des BewuBtseins in der Synthesis des Mannigfaltigen der Vorstelhingenn » (KRV, A105, 152a-153a). Kant 1'appelle Punité de Paperceptionn (Synthesis der Apperzeption) et elle correspond au sujet transcendantal. .

Dass stehende und bleibende Ich (der reinen Apperzeption) macht das Korrelatu mm aller unserer Vorstellungen aus, sofern es bloB möglich ist, sichh ihrer bewuBt zu werden, und alles BewuBtsein gehort ebensowohl zuu einer allbefassenden reinen Apperzeption, wie alle sinnliche Anschauungg als Vorstellung zu einer reinen inneren Anschauung, namlichh der Zeit (KRV, A123-124,181a).

Lee vide de la chose en soi, son 'trou' , correspond done a la formalit é de VApperzeptionVApperzeption dont la nécessite exige encore le statut transcendantal. « Aller

144 Cf. Roviello sur 1'auto-institution de Ia raison, citée dans ^'orientatio n préliminaire' .

352 2

Page 359: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Notwendigkeitt liegt jederzeit eine transzendentale Bedingung zum Grande. » (KRV ,, Al06, 154a) Elle est celle de la transzendentale Apperzeption : « reine ursprüngliche,, unwandelbare Apperzeption » (KRV, A107, 155a) Or, si 1'aperceptionn transcendantale équivaut au sujet transcendantal, point focal de la critique,, l'aperception empirique est un autre mot pour Ie sens interne {innere Sinn)Sinn) comme forme intuitiv e de la temporalité et qui ne peut donner occasion è unee conscience de soi que soumise au flux du temps.

L'aperceptionn transcendantale est done Ie fond unitair e de Pexperience, danss la mesure oü elle garantit 1'unité des concepts a appliquer a ce qui se présentee d'abord, par 1'intervention de 1'imagination, sous forme d'une image (Bild).(Bild). Or, comme Ie note De Vleeschauwer, e'est ainsi que la deduction transcendantale,, rendant legitime et possible la conceptualisation des phénomèness et ainsi donnant légitimité a 1' experience, appelle encore une autre chose,, a savoir une fonction schématique (médiatrice selon lui) entre pure conceptualitéé et phénoménalité.16 Le schema est comme Ie dépliement temporei dee Punité transcendantale de l'aperception - et ainsi de toute categorie qui y recoitt sa permanence et son unité -. C'est Paffaire du jugement, affaire de la possibilitéé effective de soumettre Pempirique au conceptuel de telle maniere qu'i ll en re9oive sa stabilité épistémologique et qu'ainsi la vérité selon 1'adéquationn est rendue possible.

Commee nous venons de 1'indiquer, notre intention est de comparer la division figurativ ee kantienne avec celle que soutient le livr e Discours, figure. La Bild, le schemaa géométrique et le schema transcendantal seront ainsi rapprochés respectivementt de la figure-image, de la figure-forme et de la figure-matrice. Reprenonss la tripartitio n de Lyotard, que nous avons déja rencontrée dans la premièree partie de notre étude (chapitre 2 et 3).

Image,Image, forme, matrice: figures vue, pas vue et invisible

Laa discussion concernant les figures concerne surtout leurs rapports a la discursivité,, c'est-a-dire les rapports entre Pextériorité et Pintériorit é du discours,, entre ses fonctions de designation et de signification. La figure-image, ditt Lytoard, est ce qui mérite véritablement le caractère du 'signe': elle est ce quii se présente visiblement comme ce qui est révélateur. Pour la figure-image, laa distance entre le discours et son extériorité est conservée. Elle est« un objet

155 Sur le problèmc de ce focus imaginarius, idéal de VInbegriff de tout, voir Frnacoise Proust Le tonton de I'hist oir e, Paris, 1991, pp. 132-138. 166 De Vleeschauwer La deduction transcendentale dans l'auvre de Kant. Tome second. Gand : Faculteitt der Wijsbegeerte en Letteren, 1934, pp. 236-237.

353 3

Page 360: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

poséé a distance, thème; elle appartient k 1'ordre du visible : tracé révélateur » (DF,, 271, cf. 283). La figure-image est comme un signe révélateur qui substitue, danss Ie sens de Peirce, une chose a une autre a laquelle on n'a pas d'accès immédiat.. Elle est comme YErscheinung kantienne qui révèle au sujet i'existencei'existence d'une chose dont elle n'est que la representation, tandis que cette 'chose'' ne peut être concue que comme perdue (DF, 284). L'image-figur e et la BildBild ont done toutes les deux une fonction désignative qui peut être réaliste dans Iee sens qu'elles se referent dans leur phénoménalité a I'existence des choses danss Pextériorité.

Pourr pouvoir accomplir sa tache de póle concrèt de la designation discursive, la figure-imagee trouve son complément dans la figure-forme. Elle est ce qui est 'normalement'' invisible et qui ainsi « fait voir » sans être vu (DF, 305). C'est parr 1'analyse qu'elle peut être rendue visible. Lyotard la nomme un scheme (DF,(DF, 271), c'est-a-dire Ie contour ou 1'ordre qui, dans Ie visible 'dessine' 1'image,, 1'ordre 'géométrique. Cependant, pour Lyotard, la figure-forme ne se résuméé pas a cette formalit é du visible. Elle est aussi et surtout ce qui yient se logerr dans Ie discours et dans Ie langage comme disposition régulatrice. Un elementt du langage ne peut avoir aucune expression, si ce n'est en contact avec d'autress elements.

Enn effet, la formalit é est exigée non seulement dans des expressions concretes,, mais encore au niveau transcendantal de la langue comme structure, c'est-a-diree comme système réglé par Ie principe ^opposition oü les elements see tiennent k une distance fixe Tun de 1'autre en en determinant les effets de signification. .

Laa figure-forme est la presence du non-langage dans Ie langage. Elle est quelquee chose d'un autre ordre qui est logé dans Ie discours et lui confèree son expressivité. Nous ne pouvons pas, comme Hegel, espérer saisirr 1'immanence du sens a la signification, a Péchelle de Vunite linguistiquee ou visuelle: Ie mot, Ie triangle. L'échelle pertinente est toujourss celle de la phrase ou de la forme. Le mot par lui-même n'a pas dee pouvoir expressif par rapport k ce qu'i l désigne, il est devenu mot justementt au prix de perdre ce pouvoir et de se faire arbitrair e (DF, 51).17 7

Lee langage ne peut designer son objet, représenté par 1'image, que grace a sa propree 'bonne forme', qui est sa disposition codifiée et bien réglée (disposition

177 Remarquons en passant que dans ce fragment, on voit se preparer 1'intérêt de Lyotard pour la phrase,, un intéret élaboré dans Le Différend. La phrase est ce qui trouve sa forme dans le régime ouu bien ce qui, sans forme - comme par exemple la phrase-affect dont nous allons parier ci-apres -,, exige Tenchainement pour pouvoir être expressif.

354 4

Page 361: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

syntaxiquee ou grammaticale). C'est done par Ie biais de cette figure-forme que 1'autree figure, la figure-image, peut se poser devant Ie texte, 1'écriture ou la parole,, comme par une rencontre de deux choses hétérogènes (DF, 373).

Orr dans Ie rêve, oü Ton a affaire a ce que Lyotard appelle la « connivencee du désir avec Ie figural » (DF, 271-279), la figure-image peut être fortementt déformée. En raison de la connivence, 1'image onirique ne répond pas auxx exigences de la réalité, mais relève plutöt du principe de plaisir. L'espace dee la réalité et l'espace de la langue sont, comme Ie souligne Lyotard, transgressess par celui du préconscient oü Ie rêve se met en scène.

[Laa connivence radicale de la figure et du désir] permet d'articuler fortementt Pordre du désir et Pordre du figural par !a categorie de transgression:: Ie 'texte' du préconscient (restes diurnes, souvenirs) subitt des ébranlements qui Ie rendent méconnaissable, illisible; dans cettee illisibilité , la matrice profonde oü Ie désir est pris trouve son compte:: elle s'exprime en formes désordonnées et en images hallucinate»iress (DF, 271).

Derrièree la figure-image et la figure-forme, la première étant responsable de Paxee de designation et la seconde de la possibilité d'expression et done indirectementt de celle de signification, se cache la figure-matrice.

[Laa figure-matrice] n'est pas vue, mais elle n'est pas plus visible, qu'ellee est lisible. Elle n'appartient pas a l'espace plastique, et pas non pluss a l'espace textuel: elle est la difference même, et comme telle ne soufïree pas ce minimum de mise en opposition qu'exige son expression parlée,, ou de mise en image ou en forme que suppose son expression plastique.. Discours, image et forme la manquent pareillement, elle qui residee dans les trois espaces ensembles (DF, 278).

Laa figure-matrice appartient done è ce qu'on a relevé dans Ia première partie commee une logique freudienne. Puisqu'elle échappe aux espaces de 1'expresss ion, Lyotard refuse de la prendre comme une archè. Elle n'est pas origine,, ni origine exprimable, mais dans 1'impossibilité d'exprimer d'origine, ellee atteste être Pabsence d'origin e qui se trouve è la place de Varchè. Toute imagee qui se donne d'elle relève du fantasmatique (DF, 271).18 La figure-matrice,, étant ainsi un 'fantasme d'origine' , n'a pas un lieu, est a-topique.19

Cf.. Laplanche et Pontalis Fantasme originaire, fantasmes des origines, orignes du fantasme (1964). .

Cee caractèrc a-topique sera élaboré dans Economie libidinale sous la figure de la bande de Moebius:: sans recto, ni verso, 1'opposition qui determine la geometrie euclidienne y trouve sa limit ee (EL, 11-12).

355 5

Page 362: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Cecii n'empêche cependant pas Lyotard de la designer comme « source » de creation:: « les ceuvres d'un homme ne sont jamais que les rejetons de cette matricee » (DF, 278-279) et « elle engendre des formes et des images, et c'est seulementt de ces formes et images, qui sont ses produits, que Ie discours se met éventuellementt è parier » (DF, 327). L'origin e se trouve dans 1'espace discursif ett figural comme ce qui Tamme et Ie destabilise, mais aussi comme ce qui est la sourcee de sa vie. C'est ce qui fait chercher et qui fait que la trouvaill e ne s'exprimee que comme ceuvres, trouvailles, c'est-a-dire comme fantasmes d'avoirr trouvé. La matrice est done un autre mot pour ce que nous continuons dee chercher, pour la 'trouvaille ' avant toute invention ou découverte. La matrice est,, disons, 'I e trou de la trouvaille* .

LeLe rêve déconstruit la 'réaliïé' de Vimage (Versuch tiber die Krankheiten des Kopfes) )

Laa definition que donne Lyotard dans Discours, figure de la figure-image peut êtree mise en relation avec la Bïld de Kant. L'analogie consiste dans le fait que la figure-imagee se trouve « en face du discours » comme son referent. Cela n'est pass le cas de 1'image onirique : dans le rêve la reference est au moins déformée (yerstellt(yerstellt selon Freud). Comment le rêve menace-t-il la réalité de i'image ? Et peut-onn trouver cette problématique chez Kant ?

Laa première critiqu e ne discute pas explicitement du rêve, quoique le phénomènee ait été décisif comme motif de la recherche kantienne. La critiqu e aa plutdt pour vocation de faire disparaïtre tout ce qui relève de 1'ordre du rêve danss le conscient. On trouve par contre dans un texte pré-critiqu e de 1'année 17644 une description qui se penche sur le rêve par rapport a 1'état de veille. Danss Versuch über die Krankheiten des Kopfes, Kant s'inquiète de la faculté de 1'imagination,, qu'i l appelle a 1'époque Dichtungsfahigkeit et dont il redoute 1'aspectt créateur (schöpferisch). L'imaginatio n est indispensable, et n'est pas seulementt une affaire de malades. Même dans son état raisonnable et sain, toute amee humaine est capable de constituer des images pour se représenter des chosess absentes. La Dichtungsföhigkeit prefigure ainsi ce qui sera, dans la premièree critique, l'imagination reproductive. Cela n'est pas problématique. En revanche,, en dehors de la reproduction, la faculté est aussi créatrice et a done aussii une fonction productive. Il y a des choses dans 1'existence actuelle, dit Kantt en 1764, qui sont comme inachevées et qui demandent a être

200 De cela témoigne par exemplc la reconstruction de 1'invention de la critiqu e entrepnse par David-Ménardd dans La folie dans ta raisonpure (1990) dans laquelle le texte precritiqu e Traüme eineseines Geistersehers joue un röle pertinent A comparer aussi a Tintroductio n de Courtès ft la traductionn francaise (*Le livr e des dupes', 1989), Florschütz Swedenborgs verborgene Wirkung aufauf Kant (1992) et, de maniere trop lapidaire, notre 'De uittredin g der geesten uit de onmondigheid.'' (19%).

356 6

Page 363: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

supplémentéess par la Dictating, par \&poésis, cela, non seulement dans Ie rêve, maiss aussi dans la vie diurne. Et 1'imagination suit dans les deux cas les mêmes regies. .

Mann hat gar nicht Ursache zu glauben: da in dem Zustande des Wachenss unser Geist hierbei andere Gesetze befolge als im Schlafe, es istt vielmehr zu vermuten, dafi nur die lebhaften sinnlichen Eindrücke in demm ersten Falte die zSrtere Bilder der ChimSren verdunkeln und unkenntlichh machen, anstatt dafi diese im Schlafe ihre ganze Starke haben,, in welchem allen auBerlichen Eindrücken der Zugang zu der Seelee verschlossen ist (Krankheiten, A22,2:893).

Or,, la question qui se pose est de savoir si et comment valider la difference entree les images nocturnes et les images diurnes (aussi entre rêves enthousiastes ett images reel les), et, selon certaines interpretations, la quête de la critiqu e a cettee question pour enjeu. C'est la même imagination qui a dans un cas une fonctionn réaliste et qui dans 1'autre est illusion, ce qui explique que nous prenions,, dans Ie rêve, des choses d'illusion pour des choses réelles. Inexperiencee du som mei I se confond souvent, au moment oü elle est vécue, a cellee de la réalité (wahrhafte Erfahrungen wirklicher Dingé).

AA Pépoque, Kant n'y voyait qu'une difference d'intensité, qu'i l expliquee dans un vocabulaire physique. II en fait une affaire de forces, une oppositionn entre des images différentes, tout a fait dans Ie paradigme développé 1'annéee précédente dans Negative GröJSen. Pour des gens sains, la force d'une imagee réelle est plus grande que la faible force des images rêvées. Elle est une forcee vivante (lebhqfte) qui, normalement, eclipse les chimères de nuit, qui les rendd inconnaissables et qui les supprime ou, si Ton veut, les refoule de Pextériorité.. C'est done la réalité qui sert a écarter Pexpérience subjective, oniriquee ou chimérique, au profi t de 1'objectivité.

Or,, ce qui chez Freud est une fonction de I'interiorite , Ie principe de réalité qui corrigee les exces de 1'imagination, exigeant, notons-le en passant, le tournant copernicienn dont Kant a été P auteur, vient pour le Kant de 1'année 1764 de 1'extérieur.. Se basant sur les perceptions réelles, 1'imagination restera saine mêmee si elle reproduit (ou produit ) des images, par exemple dans les cas de la mémoiree ou de la poésie. L'ambiguït é de 1'image, dans Krankheiten, correspond ainsii au conflit entre le principe de réalité et celui de plaisir, en étant également unn conflit énergétique. Elle correspond également è la double face de la figure-imagee lyotardienne. L' image est d'abord ce pole de la designation, elle a une fonctionn 'réelle'. Mais présente dans le rêve, 1'image nous confronte avec la problématiquee de la référentialité onirique.

357 7

Page 364: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Nouss avons vuu que Lyotard reproche a Lacan de réduire Ie 'travai l du rêve' a la discursivitéé (chapitre 3). C'est pour cela qu'i l souligne Ie caractère figural de ce travaill - è cöté de la Verdichtung et de Ia Verschiebung - : la Rücksicht auf Darstellbarkeit,Darstellbarkeit, qui signifie__pour Lyotard littéralement que, dans rinterprétatio nn du rêve, il faut prendre garde è la figure (DF, 248). Dans Ie rêve, Iee mot est ainsi a considérer au pied de la lettre. « Le pied de la lettre est la figure,figure, si du moins on accepte 1'hypothèse que tout discours vise un objet extérieurr au langage, et qu'on peut le présenter {darstellen) comme sa reference »» (DF, 248). Remarquons done que, pour Lyotard, le rêve, malgré le fait qu'i l représentee des illusions, n'est pas exempt des exigences de rextériorité , qu'i l n'estt pas a prendre comme ce qui se présente sous la forme de la réalité bien établie,, mais comme ce qui ne peut se réduire au langage. Dans le rêve, les mots nee sont pas dépourvus d'épaisseur, puisqu'ils sont a prendre au pied de la lettre : c'estt qu'il s sont pris comme des choses.

Lee rêve fait reference è la réalité non pas comme a Pordre oü se trouve saa vérité, mais comme è une disposition oü il peut effectuer ses transgressionss (et qui est ainsi, seulement indirectement, Pespace oü se manifestee sa vérité). L'image onirique est transgressive: « transgression de Pobjet,, transgression de la forme, transgression de Pespace » (DF, 279). Le travaill du rêve P incite a la déconstruction des lois perceptives, trait e la figure-imagee de telle maniere que le contour et Ia silhouette perdent leur fonction de révélateurr de la réalité (DF, 277) : un certain dessein de Picasso représente une femmee endormie, de telle maniere que son corps est représenté simultanément danss diverses attitudes. Les diverses positions qu'un dormeur peut prendre durantt la nuit sont intégrées dans une seule forme. Ainsi Picasso viole la formalit éé temporelle. Le temps s'est rétréci sous Pinfluence du libido (de la fïgure-matrice)) qui est indifférent au temps et a la réalité (DF, 277).

Orr cette distorsion de Pimage dans le rêve et dans Part, Kant la supprimee en imposant les exigences de la raison et de la réalité aux démarches libress de P imagination. Et cela encore dans la critique, oü les concepts ont pour fonctionn de réguler les representations qui, sans concepts, sont *moins qu'un rêve'' (wentger als em Traum), ne sont alors qu'un jeu aveugle (KRV, A112, 64a).. Plus que conceptuelles, les exigences de realisation consistent en des critèress de continuité, de stabilité et de Pidentité. Alor s sont appelés a Paide les schémas,, dans leur fonction géométrique aussi bien que dans leur fonction transcendantale. .

LaLa fonction du schematisme géométrique

L'imagee (Bild) n'est, pour Kant, qu'un aspect de la constitution de Pexpérience. Ellee figure dans la reconstruction transcendantale comme une étape passagere.

358 8

Page 365: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Enn se constituant sur la base de 1'impression, elle ne sufïït pas a établir la constancee exigée pour la connaissance. Une Erscheinung n'est pas encore une Erfahrvng.Erfahrvng. Il faut autre chose pour combattre Ie raisonnement rhapsodique et Ie scepticisme,, a savoir la possibilité de reconnaissance (recognitio) et done une certainee cooperation avec Ie niveau conceptuel, comme il Ta été expliqué dans laa deduction.

Danss Ie chapitre sur Ie schematisme, la perspective a change. Kant se demandee comment ce que present la deduction comme condition de possibilité peutt être mise en oeuvre par la raison. C'est une affaire de jugement, de subsomption,, et done des pouvoirs dont on connaït Phétérogénéité, 1'intuitio n étantt différente de Pentendement. Si la Bild appartient a 1'intuition , comment la nouerr au concept, qui relève de la discursivité ? Il s'agit de la problématique ^incongruence^incongruence - mot important dans Poeuvre pré-critiqu e qui revient dans la critiqu ee dans Ie sens d'hétérogénéité -.

Dass Bild ist ein Produkt des empirischen Vermogens der produktiven Einbildungskraft ,, das Schema sinnlicher Begriffe (als der Figuren im Raume)) ein Produkt und gleichsam ein Monogramm der reinen Einbildungskraf tt a priori , wodurch und wonach die Bilder allererst möglichh werden, die aber mit dem Begriffe nur immer vermittelst des Schema,, welches sie bezeichnen, verknüpft werden mussen, und an sich demselbenn nicht völlig kongruieren [nous soulignons] (KRV, A141-142,200). .

AA première vue, on pourrait résumer: Bild et Begriffne sont pas congruents, donee il y a nécessité d'un troisième terme, Ie schema, pour faire Ie pont. Le schemaa serait ainsi un element de mediation. Son problème dans la critiqu e seraitt analogue a celui de la metexis platonicienne, a la question de Her 'idees' ett phénomènes correspondents. Cependant, il faut se demander: est-ce que 1'incongruencee peut s'annihiler par une mediation ?

Cee que la citation (KRV, A141-142, 200) présente est 1'image comme produitt de 1'imagination productive. Or, selon la description kantienne, le schemaa a trois caractéristiques. D'abord il dit qu'i l est schema des concepts de laa sensation, ou plus précisément de 1'intuitio n (c'est ainsi que nous voulons traduir ee pour le moment sinnlicher Begrijjf), comme par exemple des figures géométriquess dans Pespace. Ensuite, le schema est la condition qui rend possiblee Pimage. Enfin on trouve que le schema est ce qui est désigné (bezeichnen)(bezeichnen) par les images. Ces trois aspects du schema en déterminent le role pourr la problématiquee de P incongruence.

359 9

Page 366: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Lee schema est pour ainsi dire Ie 'poids' du concept, qui fait que chaque concept tendd vers 1'intuitif. 21 Le schema n'existe, dit Kant, que dans la pensee, oü il est, commee 1'image, le produit de la faculté d'imagination {Einbildungskrafi; KRV, A140,199).222 Quelle est la difference d'avec Pimage ? Prenons le nombre 5, qui estt un concept mathématique et auquel s' attache aisément, par le biais de PP imagination productive, la Bild Ac cinq points. Prenons maintenant un nombre pluss grand, par exemple 5555, et il sera évident que Pimagination aura des problèmess a réaliser une Bild. Malgré cela, dans la pensee reste quelque chose commee Pattente d'un imaginable, d'un ensemble de points correspondant au conceptt 5555. Alors nous avons a faire non pas avec Pimage, mais avec le schema.. Le schema n'est pas en soi 'quelque chose', n'est pas une image, mais plutött la methode qui present la maniere d'attribuer au concept son image correspondante,, même si cette image n'est pas realisable. Le schema se montre auu moment oü Pimaginable trouve sa limite. Sous-jacent a 1'image, on le trouve commee la maniere de procéder en general de la faculté de Pimagination. « Diese Vorstellungg nun von einem allgemeinen Verfahren der Einbildungskrafi , einem Begrifff sein Bild zu verschaffen, nenne ich das Schema zu diesem Begriffe » (KRV ,, A140, 199). La schématisation est une 'maniere de procéder', explique Kantt également dans la troisième critiqu e (KdU, §59, 211). Le schema kantien n'estt done pas une 'chose' (une forme), mais plutót une 'fonction' .

Kantt donne encore d'autres exemples de concepts purs et intuitif s {reiner{reiner sinnlicher Begriff). Probablement Kant a choisi 1'expression sinnlicher BegriffBegriff pour sa double connotation, qui le fait deliver è la fois de 1'intuitio n et dee la sensation. Un triangle est un exemple de la première signification. II est un conceptt auquel aucune realisation dans une image n'est jamais adequate. Le triangl ee en tant que tel ne se reduit pas è Pimagination qui ne peut en representerr qu'un exemple restreint. Et ce, quand bien même le concept 'triangle '' nous pousse dans la direction de P imaginable, une 'poussée' méthodiquee et schématique, qui n'existe que dans la pensee (KRV , A141,199). Ett ce qui vaut pour le concept purement intuitif , vaut aussi pour et - selon Kant mêmee a fortiori - pour des concepts empiriques, comme par exemple celui de 'chien'.. Il n'y a pas de representation possible du concept 'chien'. Mais ce qui estt donné avec et dans ce concept, c'est une regie sur la question de savoir commentt procéder pour dessiner un tel animal.

Voilaa le deuxième trai t indiqué ci-dessus du schema: il est une regie en fonctionn de laquelle procéder, et c'est pour cela que Kant a pu dire que sans lui

211 Nous nous référons pour ecci a l'ouvertur e de Was heifit sich im Denken orientieren ?, expliquéee dans le chapitre 12. 222 Dans les Prolegomena, Kant attribu c cette fonction a la sensibilité comme telle. « Die Sinne [konnen]] nicht die reinen Verstandesbegriffe in concreto, sondern nur das Schema zum Gebrauch derselbenn an die Hand geben». (Prol, §34,75). Ainsi il s'oppose a 1'idée d'une intuitio n pensante, maiss il négligé le róle de rimagination et de la description du concept, dans la première critique, commee tendance a la realisation en images.

360 0

Page 367: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

less Biïder ne seraient pas possibles. Il est Ie produit de la faculté de 1'imagination,, maïs il en est aussi et en même temps Ie Monogramm, c'est-a-dir ee la prescription méthodique pour la construction des images.23 Comment est-ill possible qu'un concept purement intuitif , mathématique, géométrique ou mêmee empirique puisse inciter a 1'imagination, cela restera énigmatique. Le simplee fait de cette possibilibité presuppose une fonction schématique, pour ainsii dire, 'collée' intrinsèquement au concept.

Dieserr Schematismus unseres Verstandes, in Ansehung der Erscheinungenn und ihrer bloBen Form, ist eine verborgene Kunst und derr Tiefe der menschlichen Seele, deren wahre Handgriff e wir der Naturr schwerlich jemals abraten, und sie unverdeckt vor Augen legen werdenn (KRV, A141,200).

Cett art est caché, puisque Pimagination est une faculté de Tame dont la fonction dee produir e des syntheses est aveugle (blind) mais tout de même indispensable (KRV ,, A78,116). Aveugle, ici, veut dire que cette faculté ne peut être réduite a 1'entendement,, ce qui n'empêche pas a 1'entendement de 1'exposer en concepts, c'est-a-diree de lui fournir une deduction.24

Danss la dialectique transcendantale, Kant compare les idéaux de la raison, comme par exemple I'ideall du sage, au monogramme, qui, lui aussi, a une fonction régulatrice. Le dernier est un produitt de 1'imagination, Ie premier de la raison. Il répete que Pimagination a un caractère énigmatiquee « darOber sich niemand erklaren und einen verstandlichen Begriff geben kann ». Les monogrammess ne sont pas determines par des régies que Ton puisse indiquer. Il s sont plutót commee des dessins flottants au milieu d'expériences diverses qui leur donne leur unité. « [Monogrammenn machen] mehr eine im Mitte l verschiedenener Erfahrungen gleichsam schwebendee Zeichnung, als ein bestimmtes Bild ausmachen, dergleichen Maler und Physiognomenn in flirern Kopfe zu haben vorgeben, und die ein nicht mitzuteilendes Schattenbild ihrerr Produkte oder auch Beurteilungen sein sollen. Sie können, obzwar nur uneigentlich, Ideal derr Sinnlichkeit genannt werden, weil sie das nicht erreichbare Muster möglicher empirischer Anschauungenn sein sollen, und gleichwohl keine der ErklSrun g und Pruning fShige Regel abgeben.»(KRV,, A570-571 Mein 551, è comparer avec le chapitre sur les idéaux de beauté dans KdU,, §17,72-77, oo le terme idéal est réserve pour le menschliche Gestalt) L'idée d'une science comportee un schema pour fonder son unite architectonique (au lieu d'un schema derive de rexpériencee qui ne serait que technique). Ce schema de la science, selon lequel le tout est organisee sur la base de rapports de parenté (Verwantschep) et sur la base d'une ftnalit é intrinsequee et dirigeante, s'appelle selon Kant monogramme, qui équivaut a Umrifi. Le schema est commee un germe présent même dans une collection rhapsodique des donnés empiriques, mais il fóutfóut le 'libérer * pour qu'i l puisse faire son travail architectonique (KRV, A834-835,749-750). 244 La fonction du schematisme annule la critique, souvent entendue du oftté de la Gestaltpsychologie,Gestaltpsychologie, que Kant ne peut penser des representations subjectives qu'a partir d'une reconstructionn & la base de ces elements. Cela.revient a prendre la procédure dans la deduction transcendantalee pour une description psychologique. C'est par le schematisme que le tout peut êtree donné immédiatement & 1'intuition . « Il est erroné d'attribue r & Kant (pour la lui reprocher) l'idéee que dans la perception les parties précèderaient le tout; il est plus erroné encore de lui attribuerr l'idée que la perception serait une combinaison de sensations simples » (Longuenesse KantKant et le pouvoir dejuger (1993), p.308).

361 1

Page 368: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Cee schema dont Ie pouvoir doit rester énigmatique, n'est done pas un « quelque chosee » qui fait Ie pont entre ou fait F accolade autour de 1'image et du concept. Etantt une 'fonction' , e'est-a-dire forme d'unification , il peut être tout de même représenté,, même s'il Test toujours sur un mode défaillant. Les images désignentt (Jbezeichnen) les schémas, elles en sont les signes et 1'expression, commee Ie triangle dessiné est Ie signe du concept pur 'triangle' ou comme Ie desseinn d'un chien est Ie signe du cöté schématique du concept. C'est pour cette raisonn que nous avons propose de nommer ce schematisme 'géométrique': il estt ce qui se laisse représenter par la Bild, même si elle ne Ie fait jamais de manieree adequate.

LL 'ceuvre déconstruit le schema géométrique et de la figure-forme (Butor versus Lhote) )

Ill y a différentes raisons d'établir une analogie entre Ie schema géométrique et laa figure-forme. Enumérons-en trois. D'abord, ce qui saute aux yeux est que touss deux ont (ou sont) une fonction régulatrice. Etant presence du non-langage danss Ie langage, comme le schema est la presence, d'une certaine maniere inexplicable,, du non-conceptuel dans le conceptuel, la figure-forme est responsablee de la possibilité d'expression, e'est-a-dire de la possibilité pour le discourss de faire reference et de toucher a son designation. Cette disposition est régulatrice,, elle est la condition pour Pimage de montrer et d'etre ainsi 'révélatrice' .. Comme Lyotard 1'explique a 1'aide de ce que 1'on pourrai t nommerr Timage-texte' Illustrations de Butor, la figure-forme est ce qui peut fair ee la liaison entre discours et image (DF, 373). L'arrangement des lettres sur lee papier fait de la representation aussi bien une écriture è lir e qu'un ensemble graphiquee a voir. Son graphisme relève a la fois de 1'art et de la codification, de laa designation et de la signification. Or, sans cet arrangement, qui est une affaire dee forme, il n'y aurait rien è lire, et done rien è voir, si Ton considère par voir l'actee par lequel on comprend ce que Ton voit. Illustrations montre ainsi combienn la lecture, étant un acte discursif de designation et de signification, dépendd de la figuralité formelle. Cette revelation faite dans la littératur e de

255 Le schematisme peut être approché a partir de la Tranzendentale Methodelehre. (KRV, A714-746)) oü Kant dénonce la métaphysique de mare géométrico, 1'espoir de pouvoir réduire la methodee en métaphysique au moyen de procéder mathématiquement, c'est-a-dire par symbolisme ett geometrie. Selon Kant, la philosophic est une question de discursivité, heterogene a 1'intui tt ionnalité. La métaphysique a besoin de la methode transcendantale. Mais tout cela n'empêchee pas Kant d'essayer de développer cette methode transcendantale par analogie a la mathématique,, en ce cas a la geometrie. Analogie n'est pas identité; elle est un moyen de respecterr rhétérogène et de Ie traverser en même temps. Dans le chapitre sur le schematisme, les deuxx sont différenciés et en même temps le schema transcendantal est expliqué par reference au schemaa géométrique.

362 2

Page 369: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Butorr correspond a celle du schematisme géométrique, dans la mesure oü lè aussii la fonction fïgurale est exigée pour que les concepts, purement intuitif s ou empiriques,, puissent trouver une designation {Bedeutimg dit Kant) et, inversement,, pour que les intuition s trouvent leur signification conceptuelle.26

Laa deuxième analogie concerne 1'invisibilit é de la figure-forme et du schemaa géométrique. Kant souligne cette invisibilit é d'une maniere qui montre sonn idealisme. Lyotard, pour sa part, associe la figure-forme au pythagorisme, qu'i ll illustr e a Paide du travail du peintre francais Lhote (DF, 119-224). Son travaill ne consiste pas seulement dans des dessins et des tableaux, mais égalementt dans une collection impressionnante de reflexions esthétiques. Dans celles-ci,, Lhote explique, de maniere en effet pythagoricienne et néoplatonicienne,, comment toute representation visuelle exige un schema géométriquee d'oü tirer Ie principe de sa construction. La fonction spécifique de Tartt est, selon Partiste, de révéler ces schémas invariables, ces 'archetypes* dont ill n'existerait qu'une quantité limitée et qui nous permettraient d'interpréter Ie mondee des images et des formes comme on lit un livre. Lhote refoule ainsi la differencee sensorielle et les effets de désir en faveur de 1' opposition et de la bonnee forme, transformation du visuel en faveur de la Hsibilit é (c'est-a-dire de Paudibilité;; DF, 223). Ainsi il s'inscrit dans 1'ambition métaphysique de réduiree Ie phenomenal a son logos.

Enn general, dans Ie discours, la figure-forme a tendance a se retirer commee figure et a se rendre invisible. Ainsi sont les lettres de 1'alphabet, dont la puree forme est codifiée, rendue invariable, pour que Pceil ne puisse pas se heurterr a leur presence matérielle. La forme est appropriée a ce jeu de cache-cache.. Elle travaill e invisiblement, sans ce que cela implique qu'elle ne se laisse pass visual iser dans Panalyse ou, comme Ie croit Lhote, dans Part géométrique.

Laa troisième analogie concerne la fonction régulatrice. On nous reprocheraa d'avoir dit que Ie schema géométrique de Kant n'est pas une forme, maiss plutöt une fonction ou une memode, et qu'ainsi il n'est pas apte a être renduu visible, ni ne peut être compare a la figure-forme lyotardienne telle qu'ellee est présentée chez Lhote. C'est ici que Poeuvre artistique déconstruit la conceptionn kantienne géométrique du schema. Kant a beau dire que Ie schema nee peut jamais trouver son expression adequate, il dit en même temps que Ie schemaa géométrique ne peut être pensé que par rapport è sa realisation faillible . Laa decision sur Pinadéquation est ainsi a différer a Pinfini . Ce qui se montre commee *archétype' ne peut être Parchétype même. La figure-forme de Lhote n'estt qu'une expression défaillante du schema géométrique pur, de cette

Ett cela selon Ie chiasme de Vexposition et de Vexhibition, exprimé dans Padage fameuse: « Gedankenn ohne Inhalt sind leer, Anschauungen ohne Begrifife sind blind. Daher ist es ebenso notwendig,, seine Begriffe sinnlich zu machen (d.i. ftinen den Gegenstand in der Anschauung beizufugen,)) als seine Anschauungen sich verstandlich zu machen (d.i. sie unter Begriffe zu bringen)) »(KRV, A51,95).

363 3

Page 370: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

fonctionn régulatrice qui ne se donne jamais dans la réalité. O les formes archétypiquess de Lhote ne sont pas les schémas en tant que tels. Elles sont des representationss (Bilder) de ces schémas, des images formelles qui révèlent leur fonctionn régulatrice mais qui, pour être capable de Ie faire, relèvent encore de cettee même fonctionnalité. La figure-forme travaill e sans être vue, et si sa fonctionn est mise en lumière elle perd son effectivité, la laissant a une formalit é régulatrice. .

Laa figure-forme visible n'est pas la figure-forme dans sa pureté géométrique.. Cette pureté n'est qu'une affaire de la pensee pure qui, a son tour, dépendd de la realisation. Ainsi Ie schema hésite entre figure et discours, entre intuitio nn et concept, entre voir et entendre. C'est sur ce point que la problématiquee de la difference sensorielle est è prendre au sérieux. Etant une fonctionn du concept, Ie schema travaill e implicitement: on ne voit pas un chien chaquee fois qu'on y pense. Cependant la tendance a la visualisation est la constammentt et la 'visualisabilité' du concept en est 1'indice défaillant. Cette tendancee est, selon nous, Ie seul indice * sensible' de la fonction schématique, souventt assimilée seulement a une formalit é pure.

Revenonss encore une fois sur Butor. La figure-forme fait Ie pont entre F image ett Ie texte, mais sa presence textuelle effectue une certaine incertitude.

Laa solution donnée par Butor au problème de Pinterpénétration de la figure-formefigure-forme et du texte, a pour résultat un ensemble qu'i l faut nommer *flottant' ,, qui est a la fois rigide et souple, et qui astreint 1'ceil a entrer avecc la page dans un commerce nouveau (DF, 373-374).

Fairee voir dans un texte son aspect figural implique la déstabilisation du code en Iee maintenant simultanément en place. Or l'écritur e a pour vocation d'oblitérer saa figuralit é et doit done stabiliser ses formes pour pouvoir être « entendue » par Iee lecteur. (Lir e n'est pas voir, disait Lyotard, c'est entendre.) Butor met en avantt les formes codifiées qui soutiennent la signification de telle maniere qu'elless recoivent un caractère d'image. Due è la difference sensorielle, 1'ordre duu discours et celui de 1'image se confrontent sans pouvoir se couvrir Pun Pautre,, d'oü découle une hesitation ou une 'oscillation' interminable. Le processuss secondaire qui organise 1'ordre linguistique de signification et 1'imaginairee comme une réalité stable s'avère être ouvert pour YEntstellimg et pourr un sens qui est evenement « parce qu'i l n'apparait pas oü on Pattend » (DF,, 374). En effet, « 1'étendue textuelle est secouée, elle se met a vibrer , a grincer,, et elle témoigne » (DF, 375). C'est en ce sens que Pceuvre poétique déconstruitt le discursif textuel, tout en le laissant intact. Ce que montre Poeuvre dee Butor correspond a la préconisation freudienne d'une * attention également fiottante',fiottante', attention de 1'anaryste aux deformations (Entstellungen) dans le

364 4

Page 371: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

discours,, superficiellement bien organise mais oü s'impriment les eiïets du processuss primair e (DF, 381).

Sii en effet, la figure-forme équivaut d'une certaine maniere au schema géométrique,, c'est qu'elle lie image et concept, intuitio n et discours. Pour ce faire,, elle « oscille » entre deux regions incommensurables, elle « flotte » -commee Ie dit non seulement Lyotard, mais aussi Kant en parlant du monogrammee schématique (KRV, A570-571, 551) -; elle flotte puisqu'elle se trouvee dans une sorte d'entre-monde, dans ce que Klee appelle Ie Zwischenwelt (DF,, 233, 382), qui se trouve entre Ie régime de 1'ceil et celui de Poreille. La purificatio nn de la forme, sa codification, ne sera jamais terminée et definitive. Ainsii Ie monogramme est-il une forme codée, constituée par Ie chi et Ie ro> deux lettress de Falphabet grec, pris ensemble pour indiquer Ie signiflé 'Christ'. 27

Simultanémentt ce monogramme reste une image. On y reconnaït par exemple la figuree d'un homme cloué sur une croix dans la forme de la croix d'André. Ces deuxx aspects, designation d'une figure cruciflée, et signification par code, ne se couvrentt jamais complètement Tun et Pautre. Leur rapport est incongruent; il estt un rapport de difference. La figure-forme est done bien cette figure codifiée ett régulatrice qui peut réduire Ie visible au lisible, elle reste également figurale, c'est-a-diree qu'elle tombe aisément du cöté de 1'image et du phenomenal. L '' oeuvre artistique peut Ie ré veler: la déconstructionn du schematisme est donnée danss 1'incongruence sensorieile. Or, avant de montrer comment la figure-matricee est a penser comme ce qui rend possible Pirréductibilit é du rêve et de PP oeuvre au schematisme experimental, nous allons analyser Ie röle mathématiquee que Kant attribu e au temps dans son effort de refouler toute sorte d'instabilité . .

Qu'est-cequeQu'est-ceque 'heterogene'pour Kant ?

Laa question de Phétérogénéité se trouve au coeur de la critique. Elle ne concerne pluss que seulement Ie rapport entre intuitio n et concept discursif. Il s'agit du jugementt transcendantal comme tel, jugement incluant Ie rapport entre Ie pur et Pimpur.. Dans Ie jugement empirique, pour Kant, Pintuition et Ie concept peuventt bien être reliés, et cela a cause de Pabstraction logique. Juger, c'est soumettree la representation d'une chose a un concept. Cette soumission exige quee Ie concept contienne ce qui est représenté. Dans Ie jugement 'Une assiette estt ronde', Ie concept empirique d'assiette peut être soumis au prédicat 'ronde',

Nouss avons élaboré 1'effet de la difference sensorieile qui se revele dans Ie refus de vocaliser Ie tétragramme,, dans la traditio n rabbinique, dans 'Het geschil en de godsnaam.* (1999) et dans notree commentaire dans 'Een stem in steen' (1997) sur 1'exégèse de Lyotard de Yaleph, Ia lettre sanss sonorite, par laquelle la voix divine ouvre Ie premier commandement et qui ouvre ainsi la traditio nn d'une lecture mfinie: rinscriptio n invocalisée cherche la voix adequate (cf. Lyotard 'Devantt la lot, après la loi' , 1996).

365 5

Page 372: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

parcee que ce dernier est impliqué dans le premier. Done, bien qu'i l soit vrai que lee concept empirique est une affaire d'entendement et de discursivité et que la formee d'un cercle appartienne k 1'intuition , leur liaison n'est pas forcément problématique. .

Inn alle Subsumtionen eines Gegenstandes unter einen Begriff muB die Vorstellungg des ersteren mit der letzteren gleichartig sein, d.i; der Begrifff muB dasjenige enthalten, was in dem darunter zu subsumierendenn Gegenstande vorgestellt wird . [...] So hat der empirischee Begriff eines Tellers mit dem reinen geometrischen eines Zirkel ss Gleichartigkeit, indem die Rundung, die in dem ersteren gedacht wird ,, sich im letzteren anschauen lafit (KRV, A137,197).

Laa diversité des impressions est synthétisée dans une Bild, qui dépend, pour être reconnue,, de la nomination par le concept empirique d'assiette, généré par le processuss de comparaison, de reflexion et d'abstraction (Log, §6, 5 : 524ff). Le conceptt contient done, implicitement, le caractéristique « cyclique » de 1'image.288 La rondeur, comme concept géométrique pur, est simplement la representationn conceptuelle d'une intuitio n pure: e'est le mot pour la forme. Danss le jugement, le concept empirique est ainsi soumis au concept de Pintuitio nn pure, ce qui ne pose pas de problèmes puisque ce dernier désigne, en étantt concept, la forme qui est impliquée dans le concept empirique. Bref, parce qu'i ll n'y a pas de concepts empiriques sans images (autrement ils ne seraient pass empiriques), et que toute image dépend d'une forme géométrique pure, la formee géométrique est impliquée par 1'image et 1'hétérogénéité ne fait pas obstacle. .

Pourr Kant, e'est seulement 1'hétérogénéité radicale entre pur et impur qui pose problème,, a savoir quand le concept pur de 1'entendement doit être lié è une intuitio nn empirique.

Nunn sind aber reine Verstandesbegriffe, in Vergleichung mit empirischenn (ja überhaupt sinnlichen) Anschauungen, ganz ungleichartig,, und können niemals in irgendeiner Anschauung angetroffenn werden. Wie ist nun die Subsumtion der letzteren unter die erste,, mithin die Anwendung der Kategorie auf Erscheinungen möglich, daa doch niemand sagen wird: diese, z. B. die Kausalitöt, könne auch durchh Sinne angeschaut werden und sei in de Erscheinung enthalten ? (KRV,A137,197). .

288 Longuenesse (1993), p. 147ff.

366 6

Page 373: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

C'estt cette hétérogénéité radicale {ganz imgleichartig) qui exige Ie schematisme transcendantal,, différent de son homologue géométrique quant & la possibilité dee construction. Le géomètre qui esquisse des lignes sur le papier représente danss le monde empirique une construction de 1'intuitio n pure. Par contre, les categories,, qui sont 1'affaire du philosophe, ne se represented pas directement ouu par construction. (Cela exige, comme nous a lions voir dans le chapitre suivant,, le symbole; KdU, §59, 212.) Les categories sont done profondément incompatibless aux images, d'oü le problème de leur 'applicabilité'. 29

LeLe schema transcendantal: soumission dei'espace au temps

Laa solution du schematisme transcendantal avait été déja suggérée dans l'esthétiquee transcendantale. La, 1'intuitio n était analysée selon deux axes : celui dee Pespace et celui du temps. Or, le schematisme géométrique exige Pespace pourr son expression, e'est-a-dire qu'i l se rapporte a la sensibilité et a Pextériorité.. Par contre, le sens interne n*occupe pas de place. II est entièrement Paffairee de la temporalité. Si done les concepts de P intuitio n pure peuvent, par less schémas géométriques, se déployer dans Pespace, les concepts purs de Pentendementt ne se déploieront que dans le temps.

Deuxx choses sont a remarquer: d'abord que Kant presuppose ainsi au tempss la fonction schématique et transcendantale, ensuite que le rapport entre less deux intuitions, entre espace et temps, est incongruent.30 L'intériorit é du sujett n'a pas d'espace. Par contre, Pextériorité du phénomène dans Pespace ne peutt être présente au sujet que sous la forme du temps. C'est la oü le temps recoitt sa fonction de schema transcendantal régulant Phétérogénéité entre intuitio nn empirique {sinnliche Erscheinung) et categorie purement intellectuelle.

Derr Verstandesbegriff enthalt reine synthetische Einheit des Mannigfaltigenn überhaupt. Die Zeit, als die formale Bedingung des Mannigfaltigenn des inneren Sinnes, mithin der Verknüpfung aller Vorstellungen,, enthalt ein Mannigfaltiges a prior i in der reinen Anschauung.. Nun ist eine transzendentale Zeitbestimmung mit der

Nouss sous-entendons Panalogje métaphysique qui part de la difference sensorielle et selon laqueltee PoreUle est le sens de la pureté (de Pimmédiateté), tandis que Pceil est le sens dependant dee la mediation et done de Pimpureté. Ainsi la difference sensorielle revient au ceeur de la problématiquee critique, abstraction faite du niveau phénoménologique. Ajoutons encore que Panalogiee continue quant è la difference entre les formes de Pintuition , entre Pespace et le temps, qui,, pour Kant, sont respectivement Pextériorité et Pintériorité , c'est-a-dire la vue et de PouTe.

L'mcongruencee est selon nous une trouvaill e essentielle pour la critique. Resultant de la reflexionn pré-critiqu e (cf. chapitre 8X elle se transforme et s'intériorise dans la conception critiqu e dee Tame et de la raison. Ce point sera élaboré ci-dessous chapitre 14.

367 7

Page 374: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

KategorieKategorie (die die Einheit derselben ausmacht) sofern gleichartig, als siee allgemein ist und auf einer Regel a prior i beruht. Sie ist aber andererseitss mit der Erscheinung sofern gleichartig, als die Zeit in jeder empirischenn Vorstelhmg des Mannigfaltigen enthalten ist (KRV, A138-139,198). .

D'unn coté, c'est Ie phénomène qui exige la temporalité pour sa constitution. La temporalitéé est ainsi Ie 'pont' entre la sensibilité de rextériorit é et celle de Pintériorité .. De P autre cöté, il y a la categorie qui est la determination a prior i dee Punité du multiple, comme Ta montré la deduction transcendantale (et commee Pexplique Ie chapitre sur Ie schematisme) : c'est dans la categorie que Pobjett recoit sa stabilité et que se constitue la 'recognition', sans laquelle il n'y auraitt pas d'expérience possible. Ce qui lie la forme interne du temps et la categorie,, est que tous deux rassemblent Ie multipl e dans Punité, tous deux sont générauxx {allgemein) dans Ie sens qu'il s déterminent ce qui est partagé par la multiplicit éé des impressions. Et puisque tous deux sont purs - il s'agit de la formee pure du temps et du concept pur -, ils opèrent selon des régies.

Laa decision prise par Kant est done que la regie qui dirige le temps doit êtree la même que celle qui dirige la categorie. Et, vu que les categories n'ont pas d'autr ee regie que celle de Punité en tant que telle, e'est-a-dire de Paperception ouu de Pidée, régie régulatrice done (pour le reste, en étant categories, elles sont leurss propres regies), la regie qui unifie les categories doit être la même que cellee qui unifie le temps, dans son role unificateur d'intuitions . La possibilité de surmonterr Phétérogénéité repose ensuite sur ce que Kant appelle une « notwendigee Vereinigung alles BewuBtseins in einer urspriinglichen Apperzeptionn » (KRV , A146, 203). Si Pexpérience est possible, elle demande Punitéé comme condition de sa constitution, une unite unique puisque la soumissionn du multipl e sous deux unites différentes équivaudrait a la détruire. II fautt done que Punité temporelle et Punité catégorielle se rencontrent et soient identiques.1 1

311 Si nous acceptons notre reconstruction de 1'argument, nous pouvons nous demander encore si Kantt ne presuppose ici, subrepticement, une petitioprincipii. Parce que d'oü vient ce 'il/au? ? Pourquoii n'y aurait-i l pas plusieurs unites et done des experiences multiples? Kant ne présuppose-t-ill pas ici 1'unité de 1'expérience vers laquelle il se dirige justement dans son argumentationn ? Oui, il le fait Mais son argument n'est pas une petitio principii, puisqu'il n'a pas lee statut d'une preuve. Kant n'envisage pas la preuve de 1'unité de 1'expérience. Tout au contraire, sonn argument est juridiqu e ou phénoménologique, et ce qu'i l fait est une legitimation de la pretentionn scientifique a 1'unité de rexpérience, e'est-a-dire a la stabilité des faits empiriques.II montree qu'i l est possible que la nature suive des lois. S'il y a experience scientifique, e'est-a-dire 'vraie \\ cette vérité exige une unite de laquelle la raison humaine ne peut être porteuse que sur la basee de sa propre unite aperceptive qui demande que 1'unité intuitiv e et Punité discursive soient identiques.. Cependant, comment peut-on garantir que cette unite de deux unites soit elle-meme possiblee en réalité ? On ne le peut pas. Il faut le présupposer. La seule chose est que, selon la troisièmee critique, la nature nous fourni t des occasions de beauté qui montrent que la cooperation harmonieusee entre les deux facultés hétérogènes est réellement possible. Ainsi la nature donne

368 8

Page 375: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Lee reste est une affaire d'analogie. Puisque Ie schema géométrique rend possiblee que 1'intuitio n pure se rapporte k la representation empirique (la rondeurr se représente dans Ie dessin d'un cercle), il faut une sorte de schema qui rendee possible que le concept pur, dont il n'y a pas de representation concrete, see rapporte k Pempirique. Ce schema est transcendantal, c'est dire qu'i l porte surr les facultés de la raison. Les schémas transcendantaux sont les determinationss du temps par les categories, une determination qui est possible puisquee temps et categories ressortent de la même unite.

Diee Schemate sind daher nichts als Zeitbestimmungen a prior i nach Regeln,, und diese gehen nacht Ordnung der Kategorien, auf die ZeitreiheZeitreihe [quantité], den Zeitinhalt [qualité], die Zeitordnung [relation] endlichh den Zeitinbegriff [modalité] in Ansehung aller möglichen Gegenstëndee (KRV, A145,203).

L'analogiee consiste dans un étagement (comparable a celui que nous allons mettree en lumière dans le chapitre suivant concernant Fheuristique transcendantalee dans Orientiereri). Le géométrique est analogue au transcendantal,, qui se trouve sur une echel le plus élevée. Le concept empirique ett T intuitio n pure ne se traduisent dans une Bild que par le schema géométrique. Lee concept pur ne se lie a la Bild que par la determination de 1' intuitio n pure qui estt le temps, une determination qui se fait au moyen du schema transcendantal.

LeLe nombre et son ombre temporei: mathématisation du schematisme transcendantaletranscendantale32 32

Cettee reduction a 1'unité aperceptive ouvre la porte, dans 1'approche kantienne, a laa mathématisation du temps. Dans quelques paragraphes difficiles, Kant spécifie lee rapport entre le concept pur {reine Verstandesbegriff; categorie) et 1'intuitio n pure,, en 1'insérant dans un paradigme mathématique. Ü distingue les trois niveauxx de la Bild, du schema /géométrique' et du schema transcendantal. L'imagee (Bild) est le produit du pouvoir empirique de I'imagination productrice ; lee schema des concepts empiriques (simxlicher Begriffe) est le produit du pouvoir purr de rimagination a priori , fond de possibilité des images - la rondeur pure est laa condition du cercle visible, leur rapport étant d'expression provisoire de la premièree dans le phénomène concret - ; le schema transcendantal, en revanche, n'aa pas d'expression et est le produit transcendantal de rimagination, c'est-a-dire

danss le sentiment de beauté un signe qui apporte un supplément a ce qui est exigé juridiquement pourr la connaissance. Le statut précaire de ce supplément sera discuté dans le dernier chapitre. "" Cf. Geroot Btihme €Zahl als transzendentale Zeit bestimmung', in : idem, Philosophieren mit Kant.Kant. Zw Rekonstruktion der Kantischen Erkenntnis- und Wissenschaftstheorie. Frankfur t am Main :: Suhrkamp, 1986, pp. 50-69.

369 9

Page 376: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

laa maniere de synthétiser au moyen de la determination du sens intérieur, pris souss sa forme, a savoir sous la forme du temps.

Dass Schema eines reinen Verstandesbegriffs [1st] nur die reine Synthesiss [...] die die Kategorie ausdrückt, und ist ein transzendentales Produktt der Einbildungskraft , welches die Bestimmung des inneren Sinness überhaupt, nach Bedingung ihrer Form, (der Zeit), in Ansehung allerr Vorstellungen, betrifft , sofern diese der Einheit der Apperzeption gemaBB a prior i in einem Begriff zusammenhSngen sollten (KRV, BI81, 200). .

Lee schema transcendantal est determinant pour toutes les representations, dans laa mesure oü elles ont leur coherence dans un concept, une mesure qui, quant a elle,, est celle de l'aperception, du 'sujet transcendantal'. L'unit é de Paperceptionn peut s'imprimer sur toute representation identifiable a un concept, puisqu'ill n'y a pas de representations qui ne soient pas soumise a la forme du senss intérieur. Le schema transcendantal est done ce qui opère le passage entre conceptt pur et intuitio n empirique, dont le temps est la forme la plus générale, formee intérieure et extérieure. Cette forme du temps est nommée par Kant « imagee pure ». Le schema transcendantal est la fonction synthétisante de cette imagee pure et du concept pur, sur le fond du Ich denke de l'aperception. Sur les deuxx cötés, il s'agit d'une unite qui est numérique.

Dass reine Bild aller GröBen (quantorum) vor dem SuBeren Sinne, ist der Raum;; aller Gegenstande der Sinne aber überhaupt, die Zeit. Das reine SchemaSchema der GröBe aber {quantitas), als eines Begriffs des Verstandes, istt die Zahl, welene eine Vorstellung ist, die die sukzessive Addition vonn Einem zu Einem (gleichartigen) zusammenbefaBt (KRV, BI82, 201). .

Unee forme géométrique se constitue selon ce schema de la quantité, c'est-a-dire selonn la règle synthétique et catégorielle qui prescrit, a travers 1'imagination productrice,, la collection successive du multipl e dans 1'unité de 1'appréhension. Danss 1'imagination, il n'y a pas d'autre maniere de construire une ligne, aussi petitee qu'elle soit, que par une composition successive qui procédé du point au pointt (KRV, B203,217-218).

Danss rarithmétique, les nombres se constituent k partir d'une unité è laquellee des unites comparables sont ajoutées. « Also ist die Zahl nichts anderes,, als die Einheit der Synthesis des Mannigfaltigen einer gleichartigen Anschauungg überhaupt, dadurch, dafi ich die Zeit selbst in der Apprehension der Anschauungg erzeuge » (KRV, B182, 201). Pour Kant, le fait que le nombre trouvee sa base dans 1'intuitio n ne le reduit pas a 1'empirique - comme chez

370 0

Page 377: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Humee -, mais a Ia maniere a priori de constituer d'images dans I'apprehension, unee constitution qui est successive et qui presuppose done 1'addition des unites danss un ensemble. C'est par la mise en priorit é de cette maniere de procéder (Methode(Methode des Verfahrens) schématique que la critiqu e se defend aussi bien contree Pempirisme que contre Ie rationalisme qui, naïvement, presuppose que la quantitéé pure de la pensee s'applique directement a 1'être. Selon la critique, Ie sujett ne peut se fournir des intuition s empiriques qu'au moyen d'une mise en unitéé du multiple, ce qui presuppose que Ie multipl e se laisse traiter comme un agrégatt des elements comparables et comptables. Puisque Ie temps est la continuitéé de la ponctualité, du multipl e de la succession, et que 1' apprehension nee se fait que successivement (ainsi engendrant te temps), c'est grace au temps quee la quant it as, unité pure de la pensee, s'applique a Pexpérience.

Lee caractère mathématique de la temporal ité kantienne se résumé probablement Iee mieux dans P axiome de 1'intuition , par rapport auquel peut être abordée la differencee avec la figure-matrice lyotardienne. Le principe de eet axiome est quee toutes les intuition s sont des quantités extensives {alle Anschauungen sind extensiveextensive Grossen; KRV, B202, 217), ce qui revient a dire que toute intuitio n see construit sur la base des unites élémentaires et commensurables (gleichartig).

Einee extensive GröBe nenne ich diejenige, in welcher die Vorstellung derr Teile die Vorstellung des Ganzen möglich macht, (und also notwendigg vor dieser vorhergeht) (KRV, B203,217).

Orr la difference sensorielle sur laquelle nous avons mis Paccent et qui réinsère laa reflexion philosophique dans la phénoménalité des sens, montre que 1' axiome faitt abstraction de la sensorialité concrete, trait e tous les sens d'une même facon sanss prendre en consideration leurs differences spéciftques. Même si Pon acceptee que les impressions se constituent mathématiquement, avoir des impressionss dans la vue est une autre chose qu'entendre par les oreilles. Et tout dee même, Pimage concrete se constitue par leur cooperation. L'ceil ne compte pass comme Poreille: leur difference se fait sentir, comme une force.

Encoree faut-il défendre Kant, en disant que c'est sous Paspect de YAntizipationYAntizipation der Wahrnehmung que cette force est concue sous la figure de Poppositionn réelle, puisqu'il s'agit la de la quantité intensive. « In allen Erscheinungenn hat das Reale, was ein Gegenstand der Empfïndung ist, intensive GröBe,, d.i. einen Grad » (KRV, B207, 220). Cependant, pour Kant, cette oppositionn réelle est soumise, elle aussi, a la reflexion quantitative. Le principe dee P anticipation est que dans tous les phénomènes le reel a une valeur numérique,, qui varie entre zéro et un. L'intuitio n n'est pas le 'lieu' pour cette intensitéé de se manifester; elle ne se manifeste que dans VEmpfïndung dans un momentt intensif, qui s'appréhende seulement comme unité (KRV, B210,223).

371 1

Page 378: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

L'in-mathêmatisable:L'in-mathêmatisable: V Empfmdung et la figure-matrice comme complément nécessaire nécessaire

Danss la mathématisation du schematisme transcendantal, tout dépend de la possibilitéé de réduire la diversité de 1' Empfindung a une pulsation sérielle. Or si laa difference sensorielle insère de rincommensurabilité dans Pappréhension, unee incommensurabilité qui se fait sentir comme une force, il faut se demander sii cette force est encore de Pordre du mesurable. La difference sensorielle fait referencee a un 'sens interne' tout autre que formel et temporei, un « sens » qui estt plutöt une sensibilité interne, signalisation de cette difference qui ne se comptee pas. Ce sens est sentiment et sa force est de Pordre de la difference des pouvoirss des sens, de leur incongruence. Difference qui fait brisure dans le monde,, presuppose continu par Kant {alle Erscheinungen, sowohl extensiv, als intensivintensiv betrachtet, sind kontinuierliche Grosse ; KRV, B212,225).

Lyotardd s'y oppose. II defend la notion temporelle a-mathématique, une sortee de « parachronologie », ou de « parachronisme » (FD, 19 ; L'Inh , 184 ; Appel,, 160)33. La force de l'Empfindung renvoie a la figure-matrice, qui est synthétisantee sans être achevable, synthese précaire qui se retir e de toute numérisation,, extensive ou intensive. Une figure d'avant Popposition de la synthesee et de Pantithèse, une figure qu'i l faudrait qualifier de « para-thèse », tenantt ensemble Pincommensurable. A la critiqu e de la mathématisaiton du tempss s'ajoute, chez Lyotard, la notion d'une ontologie de Pimpensable. L'êtr e n'obéitt pas simplement au logos, il est - comme dit Lyotard - 'paralogique' (CP,, 98ff.; D, p. 40, 111, n° 129). Or, le fond de ce 'paralogisme ontologique' estt a chercher dans la figure-matrice, qui correspond au schema transcendantal, maiss qui a ceci de particulier qu'elle est la source a la fois de la stabilisation et dee la déstabilisation de Pimage et de la forme, de la designation et de la signification.. Rêve et oeuvre puisent leur 'énergie' dans cette matrice, comme le fontt la connaissance dans Paperception transcendantale.

Sii une certaine correspondance doit être établie entre le schema transcendantal ett la figure-matrice, cette correspondance comporte de la difference. Nous avonss déjè constaté que le rêve est le lieu de déconstruction de Pimagination 'réaliste'' et que Pceuvre d'art est comme le lieu de la déconstruction du röle de laa figure-forme pour la signification. Rêve et oeuvre d'art sont pour Lyotard des domainess oü Pexpérience kantienne trouve sa limite, et oü, dans notre vocabulaire,, la trouvaille, rencontre de Pexistence 'vivante', se fait sentir.

333 Pour le demier titr e voir également: Lyotard 'Gesture and Commentary', in: The Jerusalem PhilosophicalPhilosophical Quarterly 42. Jerusalem, 1993, p.48.

372 2

Page 379: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Nouss avons discuté, dans Ie chapitre précédant, de comment la difference sensoriellee s'avère comme incommensurabilité évidente du point de vue de 1'expériencee concrete (et phénoménologique), tandis qu'elle est è neutralises souss Ie régime du concept, dans la connaissance. Kant, en identifiant experience ett connaissance, n'a pu que porter au jour ce dernier point. Lyotard, par contre, remett en cause, dans Discours, figure, 1'irréductibilit é de la difference sensorielle,, et accentue done Pexperience concrete. Cette experience est différentee de celle de Kant, puisqu'elle prend au sérieux Ie sentiment comme conditionn intérieure de toute Wahrnehmung. C'est ce sentiment conditioneel qui estt 1'enjeu de Vanamnese de la critique. Il ne s'agit pas simplement du sentimentt empirique, dont Kant, avec raison, dirait qu'i l fait 1'objet d'une experiencee intérieure. Le sentiment intérieur est Ie signe d'hétérogénéité (è comparerr a LAS, 181 ff) , signalant a Tame la difference sensorielle qui fait obstructionn a la neutralisation schématique et qui la nécessite. Dans Discours, figure,figure, Lyotard a conceptualise ce sentiment et la difference dont il est la manifestation,, dans la figure-matrice.

Laa structure tripartit e du raisonnement qui soutient Discours, figure est articulée commee trois formes de visibilité, toutes portant sur la difference sensorielle. D'abordd il y a la figure-image, c'est-a-dire 1'objet phénoménologique, opaque et épais,, qui a fonction de representanten, fonction propre a 1'oeil. Ensuite, il y a la figure-forme,, c'est-a-dire 1'inscription formelle, apte a la codification comme c'est lee cas des lettres alphabétiques et des signes conventionnels. Les formes ne sont pass lè pour être vues, mais pour être lues, c'est-a-dire qu'elles appellent la significationn et induisent la designation justement en s'effacant et en se stabilisant commee formes. Elles sont les formes de 1'abstrait, formes de 1'oreille ou de 1'oeil écoutantt comme disait Claudel.34

C'estt la troisième, la figure-matrice, qui nous intéresse ici, puisqu'elle apportee un complément au schema transcendantal kantien. La figure-matrice est le nomm pour 1'effet de ce qui tient ensemble, dans leur hétérogénéité, designation et signification,, nom pour la 'presence' d'un court-circui t entre le visible et I'audible, dee leur articulation réciproque (DF, 135 ff.).

Nonn seulement [la figure-matrice] n'est pas vue, mais elle n'est pas plus visiblee qu'elle est lisible. Elles n'appartient pas a 1'espace plastique, et pas nonn plus a 1'espace textuel: elle est la difference même, et comme telle ne souflree pas ce minimum de mise en opposition qu'exige son expression parlée,, ou de mise en image ou en forme que suppose son expression plastique.. [...] Les oeuvres d'un homme ne sont jamais que les rejetons de

344 D'ailleurs, c'est De Saussure qui a un certain moment identifie la formalit é de la lettre et 1'imagee acoustique. « L'écritur e est la forme tangible des images acoustiques » (De Saussure CoursCours de ïinguistique générale, p. 44).

373 3

Page 380: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

cettee matrice. [...] La confusion des espaces qui règne 'a rorigme' est tellee que les mots y étant traites comme des choses et des formes, les chosess comme des formes et des mots, les formes comme des mots ou des choses,, la déconstruction [porte sur] Ie lieu oü se tient la matrice. [...] Il fautt s'y attarder avec Freud (DF, 278-279).

Laa métaphysique, dans son effort de surmonter la difference sensorielle, prend la differencee comme opposition, en hiérarchisant ou en synthétisant. Kant, en mathématisantt la temporalité, n'a pas fait autre chose.

Commee nous venons de Ie dire, la difference sensorielle ne se manifeste quee comme sentiment. Dans 'A few words to sing, Sequenza 111', Lyotard explique cee sentiment, en termes freudiens, comme 1'effet des processus primaires, de la Verstellung,Verstellung, dans 1'ordre bien établi par le processus secondaire. II 1'appelle simplementt « le figural ». « Nous convenons de nommer figured toute trace de processuss primair e dans le secondaire » (DMF, 164). Le figural est le moment oü laa figure-matrice se fait sentir. II y a sentiment, s'il y a quelque chose qui cloche, quii est, pour citer Hamlet, out of joint. Le sentiment est le signe de défiguration, signee d'une disfigure, e'est-a-dire d'un ordre dont les composants sont incommensurables.. Co-existence et co-implication de 1'hétérogène, ainsi doit être concuee la structure qui est porteuse de ce sentiment figural, la structure de la figure-matrice. figure-matrice.

Ainsi,, la figure-matrice s'avère être la source de 1'instabilité qui menace toutee invention stabilisante. Le schematisme, ce point crucial de la critiqu e puisqu'ill tient ensemble ce qui est declare heterogene dans la philosophie critique, aprèss la scission de 1'intuitio n intellectuelle. Le schematisme ne peut executor son travaill que par un refoulement qui, comme Ta dit Freud, ne peut être jamais parfait :: tout secret a son talon d'Achille, faiblesse nécessairement publique, qui faitt qu'on le reconnait comme secret (le crime parfait n'existant pas; on n'oubhe pass qu'on a oublié).

355 La déconstruction du schematisme de la temporalité mathématisée par la figure-matricese continue,, dans l'ccuvre de Lyotard, dans Le Différend et après, sous forme de la phrase-affect, c*est-a-diree de Vhiatus dans la concatenation sérielle des phrases. Le sentiment que cette pftrase-affectt est, comme le dit Lyotard, actuelle et syncopique: instant hors rythme et hors-temps qui révèlee la discontinuité de la temporalité (CA, 50-53). Continue, la temporalité kantienne ne peut rêtr ee que grace a sa conception comme forme unitaire, comme totalité sénelle. ür cette conceptionn est rendue caduque par Lyotard (apparemment a 1'instar de HeideggCT): différenciationn infini e düe au retrait de 1'être dans sa difference. « Le temps est le différer même, ill n'autorise jamais la synthese complete des moments ou des positions par oü 1'espnt passé tandis qu'i ll s'approche d'un nuage de pensee. [„. ] Le temps déplace le nuage quand on croyait le connaïtree exactement II contraint le penser a recommencer rinvestigaüon, et celie-ci devra procéderr de surcrott è ranamnèsc de ce qu'ellc croit avoir déja élucidé. fLe temps] est le différer même,, et le différer de soi-même. » (Pér, 23, cf. 35,51-52).

374 4

Page 381: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Sii Ie noeud de la critiqu e se résumé dans Ie sujet transcendantal, dans la phrase 'Ich'Ich denke' mufi alle meine Vorstellungen begleiten können (KRV, B131, 140b),, Panamnese de la critiqu e a pour tache de mettre en miniere cette subjectivitéé en tant qu'« invention », è considérer comme réponse a la rencontre dee 1'existence inaccessible. Voulant savoir comment la critiqu e elle-même est possiblee (ce qui implique Paporie d'une critiqu e de la critique), Panamnèse découvree que Ie schematisme risque de devenir une solution trop solide, dans la mesuree qu'i l masque Phétérogénéité dont avait émané jadis Purgence de la critique.. Si Ie temps couvre Ie sens intérieur et extérieur de maniere trop parfaite,, la possibilité d'avoir conscience de la difference entre les deux se perd. Lee problème posé par Kant lui-même deviendrait incomprehensible si Pon acceptaitt le schematisme comme la clé total i san te de la reflexion qui se fait sur lee fond de 1'unité aperceptive. Si la synthese temporelle avait le premier et le dernierr mot a dire, il n'y aurait plus besoin de philosophic transcendantale. Il est urgentt de repenser Kant de telle maniere que sa philosophie critiqu e se rouvre a laa question de sa propre possibilité, c'est-a-dire a la réceptivité a PP incommensurable et a la difference (extérieure — intérieure, qui s'exprime commee difference sensorielle). La trouvaill e de la critiqu e étant le frui t de la trouvaill ee de 1'existence, le schematisme transcendantal et le röle unificateur de laa temporalité ne font que couvrir le « trou du réel » et le « trop du libidina l », commee Ia texture des vêtements couvre la sensibilité de la peau. Dans cette perspective,, la figure-matrice n'est qu'un supplément è la première critique, supplémentt nécessaire de caractère déconstructeur.

** * *

375 5

Page 382: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

376 6

Page 383: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Chapitr ee 12

ORIENTATIO NN ET TROUVAILL E

RechercheRecherche pré-heurisüque et transfer* analogique

AA la fin de la deuxième partie, concernant la recherche sur la 'postmodernité pré-critique'' - et en ce sens pré-moderne - de Kant, nous avons rencontre la tensionn de 1'ame et de la raison, inherente a la subjectivité. Cette tension a un intérêtt pour la question de trouvaille, comme nous voulons Ie montrer en nous concentrantt sur un texte relativement inconnu de Kant : Was heifit sich im DenkenDenken orientieren ? (1786).1 Malgré son caractère de texte de circonstance, nouss Ie croyons, historiquement parlant, décisif pour Ie développement de la penseee kantienne, en ceci que ce texte préparé la troisième critique. Décisif, il Testt aussi du point de vue systématique pour notre question de la possibilité de laa trouvaill e de !a critiqu e transcendantale. Dans 1'opuscule qui date d'après la trouvaill ee de la critiqu e transcendantale, Kant fait reference au texte pré-critiqu e VonVon dem ersten Grimde des Unterschiedes der Gegenden im Raume. Vu que Kantt fait plus que simplement s'y référer, en y prenant appui, nous pensons pouvoirr y trouver Ie lien entre Ie thème recurrent pré-critiqu e concernant 1'inaccessibilitéé de Pexistence et la trouvaill e de la critique. Pour qu'un tel lien puissee se faire, il faut faire jouer Ie fait que, dans Orientieren, c'est de la tension danss 1'ame vers laquelle Kant s'oriente pour trouver la réponse a la question de savoirr comment s'orienter dans la pensee qu'i l s'agit. La facuhé d'orientation se mesuree è 1'aune de l'ambiguïté qui reside, dans la raison, entre désir de speculationn illimité e et devoir d'auto-limitatio n en fonction de la réalité. Or, ce quee nous avons 1'intention de montrer, c'est que, en respect de cela, Ie texte OrientierenOrientieren se prête a une interpretation qui vise la trouvaill e de la critiqu e

11 Selon Cassirer la dissertation sur l'orientatioi i est « einen kurzen, aber fur seine Denkweise höchstt bezeichnenden Aufsatz », parce qu'i l montre comment Ie concept d'orientation ne re$oit sa significationn abstraite qu'après 1'expérience concrete et corporelle (Ernst Cassirer Philosophie der syrnbolischensyrnbolischen Formen. Teil 2: Das mythische Denken. Darmstadt: WBG, 1994, p. 116). Il considèree Ie texte comme un tournant, qui a donné è Kant la renommée qui lui a longtemps fait défautt <cf. Alexis Philonenko L'ctuvre de Kant. La philosophie critique (Tome 2 ) Paris: Vrin , 1993,, p. 13). Il remarque encore que Ie texte date de Pannée de la mort de Friedrich Ie Grand et qu'i ll rêflète Ie souci de Kant face a t'avènement d'un régime répressif, d'oü l'accent mis sur la libertéé de pensee (Cassirer Kants Leben undUhre. Darmstadt: WBG, 1994, p. 393).

377 7

Page 384: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

transcendentalee comme étant Taffair e d'une heuristique reflexive, c'est-a-dire d'unee heuristique 'd'avant 1'heuristique', orientée par les idees presentees dans laa dialectique de la première critique.

Bienn qu'i l soit indéniable que Orientieren trait e du rapport entre réalité et idéé (dee la liberté) et que 1'on a Ie droit de Ie lir e comme une sorte de popularisation dee Tentreprise critique, 1'ouverture du texte contient, de facon assez dense, une indicationn sur la maniere (plutöt que de la methode) de trouver des notions heuristiquess et, par conséquent, transcendantales.2 Cette maniere repose tout de mêmee sur un principe, a savoir sur Ie principe de 1'analogie tel qu'i l est expliqué danss Ie fameux paragraphe 59 de la troisième critique. Soulignons qu'ici il ne s'agitt pas d'une analogie logique, ni d'une analogie sémantique. Kant donne 1'esquissee d'une « maniere pré-heuristique » avec laquelle trouver des notions heuristiques,, par Ie biais de 1'imagination concrete et reproductive, c'est-a-dire parr Ie biais de Tempirique. C'est en ce sens que, dans ce chapitre, nous allons élaborerr la these de Lyotard dans ses Legons sur Vanalytique du sublime, these offertee de facon marginale mais qui n'en reste pas moins importante, selon laquellee « Ie transcendantal peut être constitué a partir de 1'empirique » (LAS, 54).33 La faculté d'orientation dans la pensee s'insère dans la faculté critique, qui aa son tour repose sur la trouvaill e de la bonne direction de penser. Evidemment, pourr Kant, toute pensee qui négligé la réalité concrete soutenue par 1'existence nee mérite pas le nom de philosophic critique.

22 La difference entre maniere {Manier) et methode {Methode) dans la conception kantienne correspondd respectivement aux modus aesteticus et modus logicus (KdU, §49, 174) ou plus simplementt a Manier {modus) et a Lehrart {methodus; KdU, §60, 261). Dans la Logik la differencee est appliquée directement a la pensee rationnelle, étant plus ou moins synonyme avec laa difference entre le jugement réflexif et le jugement determinant « All e Erkenntnis undI em Ganzess derselben muB einer Regel gemaB sein. (Regellosigkeit ist zugleich Unvernunft) - Aber diesee Regel ist entweder die der Manier (frei) oder die der Methode (Zwang). »(Log, §94, 5:571). Lyotardd met souvent 1'accent sur Ia difference, qui correspond grosso modo avec celle de 1 ame et dee la raison(cf. LAS, pass/m ;AppeL 32-39). 33 Lyotard mentionne le texte quelques fois dans son livre. Il souligne 1 importance ncunsüque du conceptt d'orientation, et il croit que ses consequences systématiques sont aisément pennies de vuee a cause du contexte de la querelle pantheïste. Le thème d'orientation, Lyotard11e reconnait danss la problématique de 1'amphibologie. Dans cette problématique il s'agit d hebergement -Lyotardd parle de domiciliation - correct des representations ou bien sous 1'intuition , ou men sous 1'entendementt Le sentiment d'orientation découvert par Kant aurait amsi une fonchon topologiquee dans la pensee abstraite (LAS, 20). Dans ce que Kant appelle la « reflexion transcendantalee », Lyotard reconnatt rindispensable sentiment d'orientation. L usage de Kant des métaphoress géographiques est done moins contingent qu'i l ne peut le paraitr e et Lyotard a un bon ceill pour cela (è comparer a la discussion sur la terminologie géographique dans la troisième critiqu ee (D 190; E, 33). Le sentiment a une fonction fondamentale en philosophic, non seulement commee sentiment psychologique, mais comme sentiment qui renseigne 1'iine sur son propre état commee sentiment 'tautégorique' (LAS, 47). Le terme du tautégorique, emprunté a Schelling et utilisee par Lyotard déja auparavant (D, 190), indique la source pré-réflexive de la reflexion transcendantalee et de Porientation.

378 8

Page 385: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Danss ce qui va suivre, nous présenterons d'abord Ie contexte historique qui a donnéé lieu a la publication du texte. Cela montrera Ie souci qu'avait Kant de la retombéee de la philosophie dans la Schwarmerei. Ensuite nous allons commenterr Ie texte, dont la structure interne est éclairante dans la mesure oü il estt 'performatif . Tout Ie texte est en effet une illustratio n et une mise en oeuvre dee ce qu'i l explique dans son début. Il s'agit d'un art pré-heuristique, d'une manieree de procéder sans regie sur la voie de la recherche philosophique, procéderr avec pour seul guide F analogie et la tendance qui fait pencher la raison verss Ie concret.

LesLes esprits en conflit: Mendelssohn, Jacobi et enfin Kant

WasWas heifit sich im Denken orientieren est un laboratoire. En étudiant Ie texte, Ie lecteurr est témoin de la constitution de la notion philosophique 'd'orientation' . Avecc ce terme, Kant fait irruptio n dans une querelle qui ébranle les esprits de 1'époque,, connue sous Ie nom de « querelle du panthéisme ». Cette dernière est enn vérité bien plus une querelle de 1'athéisme4,1'enjeu du conflit étant Ie souci d'unee philosophie complètement autarcique et autonome, une philosophie commee système autosuffisant et ferme. C'est alors surtout Mendelssohn (1729-1786)) et Jacobi (1743-1819) qui sont touches par ce conflit5 Le premier defend FF importance de faire confiance a la raison saine et au sens commun. Jacobi, lui, prendd la defense d'une philosophie révélatrice et « geniale », d'une philosophie pourr laquelle le sentiment a valeur d'argument. Jacobi dénonce chez Mendelssohnn ce qu'i l prend pour du rationalisme pur, comme étant une invitatio nn philosophique a Fathéisme.

Aprèss hesitation, Kant decide d'y intervenir avec son texte Orientieren. Sonn intervention n'est pas directe, ce qui, a première vue, pourrait étonner. Pourquoii en effet ne pas avancer directement ses propres idees métaphysiques si Fonn désire trancher dans un debat métaphysique ? Or, selon Kant, beaucoup des problèmess métaphysiques sont dus è une confusion dans F usage de concepts et dee maximes. Dans le conflit opposant Mendelssohn è Jacobi, la confusion reside d'unee part dans F idéé, répandue è Fépoque, de sensm communis (gemeine Menschenverstand)Menschenverstand) et son usage dans la speculation métaphysique, et d'autre

44 Gerard Rmlel AufklOrung. Les lumières allemandes. Paris: Flammarion, 1995, p. 179. 55 Julius H. Schoeps Moses Mendelssohn. Frankfur t am Main: JOdischcr Verlag bei Athenaum, 1989,, pp. 150-163; Alexis Philonenko 'Introduction' , in : Qu 'est-ce que s 'orienter dans la pensee ?? Paris: Vrin,1988, pp. 15-74; Raulet, o.c, pp. 179-186; Bernard Delfgaauw, Bernard 'Inleiding' , in:: Wat is Verlichting?. Kampen : Kok Agora, 1988, pp. 30-57 ; Goulyga, Emmanuel Kant, une vie,vie, pp. 154-158; Goetschel, Constituting critique, pp. 155-157 ; Alain Renaut Kant aujourd'hui. Paris:: Flammarion, 1997, pp. 80-89.

379 9

Page 386: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

partt dans le role de Pintuition sentimentale dans la philosophie. Ce que fera Kantt est de développer un concept, qui est lie, mais seulement indirectement, aussii bien k Pidée de « sens commun » qu'a celle de sentiment. En instaurant le conceptt d'orientation, il propose une solution rationnelle. Ainsi avance-t-il que sii Ton perd son chemin dans la pensee, il faut impérativement obéir a Pappel de chercherr des moyens de le retrouver. Par le concept d'orientation, Kant parvient danss une certaine mesure a faire se rejoindr e les opposants tout en les surmontant.. L'orientatio n n*est ni réductible au sentiment, ni a Pentendement seul.. Dans le phénomène, il y a cooperation de Phétérogène. L'ame et la raison puree y sont impliquées, dans leur incongruence.

Enn janvier de Pannée 1786, Moses Mendelssohn, penseur respecté par Kant et surnommé,, déja a son époque, le Platon des Lumières, décède.6 La rumeur court quee sa mort a été précipitée par la précitée querelle de Pathéisme qui Pénervait. Lee conflit avait en effet pris la forme d'une accusation ad hominem. Il touchait a laa renommée de Lessing, ami de Mendelssohn, que Pon croit - d'ailleur s probablementt è tort - avoir été immortalise par Lessing dans le personnage célèbree de Nathan le Sage. Après la mort de Lessing en 1781, dans une correspondancee privée avec Mendelssohn, Jacobi, un de ses élèves, provoque unee discussion en soutenant la these que malgré ses dénégations, Lessing était enn vérité spinoziste. Or le spinozisme est, pour Jacobi, comme pour le monde politico-ecclésiastiquee de Pépoque, un pêche grave. Spinozisme équivaut è atheïsme,, ce qui explique le ton vehement de Jacobi dans son attaque de Lessing. .

Laa foi (Glaubé) occupe la place centrale de la philosophie de Jacobi, étantt pour lui toute disposition subjective qui se refuse a la preuve rationnelle et pourr laquelle on ne peut que s'appuyer sur le sentiment {Gejuhl). Jacobi defend laa position que toute preuve presuppose quelque chose d'improuvabl e relevant dee la foi et révélé par le sentiment. Par cette position philosophique, Jacobi vise kk ouvrir un trou dans le système de la métaphysique, un trou pour la foi chrétiennee et pour Péthique : Dieu et liberté sont des 'choses' improuvables, affairess de foi. Or pour Jacobi, c*est Spinoza par excellence qui représente la

66 II faut d'ailleur s noter que Testime que portait Kant a Mendelssohn était ambigue. D'un cöté il respectaitt le rationalisme philosophique du penseur et son enjeu pour son emancipation, d'un autree cóté il était severe quant a sa naivete. Philonenko souligne que cette ambiguïté devient évidentee dans le fait que Kant, en prenant la defense de Mendelssohn, écrit lors de la publication d'Orientierend'Orientieren (octobre 1786) - précisément le jour du 4 aoüt 1786 - également dans le livr e d'un certainn Ludwig Heinrich Jakob (Prüfimg der mendelssohnschen Morgenstonden oder otter spekulativenspekulativen Beweise flir das Dasein Gottes) une introduction critiqu e è Mendelssohn, dans laquellee il lui reproche de manquer de courage de suivre ia raison dans ses désirs (Begierde) et de nee pas vouloir obéir a son vrai Bedürfnisse. Or, la critiqu e n'est pas accomplie au moment oü le penseurr s'arrete devant rinaccessibilité de la chose en soi. C'est tout au contraire la oü le philosophee a Fobligation de commencer a penser (au lieu de connaitre). Le nouménal est 1'enjeu principall de la philosophie critiqu e (Bemerkungen, 5:289).

380 0

Page 387: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

philosophicc qui se veut entièrement deductive et autarcique, et qui a la pretentionn de s'achever en, et par, elle-même.7

Enn attaquant Lessing, Jacobi s'attaque également au prétendu spinozismee de Mendelssohn. Il Ie lui reproche dans leur correspondance privée. Selonn lui, Mendelssohn lui aussi tend, peut-être a son propre insu, a 1'athéisme. Luii aussi defend 1'autosuffisance de la raison et 1'idéal de son autosatisfaction. Or,, Jacobi, suivant en ceci Pexemple de Lavater, 1'incite è se convertir au christianisme.8 8

Auu début du conflit, la réponse de Mendelssohn reste distanciée. Dans son livr e MorgenstundenMorgenstunden oder Vorlesimgen über das Daseyn Gottes (1785), il présente sa propree refutation de Spinoza, qu'i l croit être pantheïste plutöt qu'athée. En lieu ett place de ce panthéisme, il propose une preuve ontologique assez classique de Fexistencee de Dieu, introduisant la nécessité, pour la pensee, de s'orienter. Kant vaa reprendre ce concept.9 Pour Ie reste, quant a la discussion avec Jacobi, Mendelssohnn la réserve discrètement a leur correspondance intime.

Celaa change au moment oü Jacobi publie leur correspondance privée et yy ajoute ses propres commentaires. Mendelssohn en est gravement offense. Sa réponsee consiste dans une lettre ouverte aux amis de Lessing {An die Freunde Lessings.Lessings. Ein Anhang zu Herrn Jacobis Briejwechsel über die Lehre Spinozas), publiéee posthumément en 1786, dans laquelle il se plaint de la publication par Jacobi.. Dans Ie sillage de Pattaque ad hominem, déclenchée par Jacobi, il declaree que, pour celui qui la comprend dans son essence, la philosophie de Spinozaa est en effet respectable. Ensuite il rejette la critiqu e de Jacobi selon laquellee Spinoza serait athée. Cette association de Spinoza a 1'athéisme ne fait quee prouver Pincapacité philosophique de Jacobi, écrit-il . Par voie de consequence,, Mendelssohn rejette Pappel de Jacobi a la conversion, c'est-a-dire aussii bien k la conversion philosophique qui consisterait dans Paffirmation de la nécessitéé de la foi comme base indispensable de toute pensee, qu'è la conversionn chrétienne. A cette occasion Mendelssohn exprime de même sa propree foi dans la rationalit é de sa religion juiv e qu'i l croyait pouvoir réconcilierr avec la religiosité naturelle de Phomme en general. « La raison a par naturee la capacité de s'auto-légitimer, avance-t-il, sans devoir faire appel a une quelconquee revelation comme Ie voulait Jacobi ». L'homme est créé avec son entendementt sain qui lui sert de guide dans ses reflexions.

77 C'est en ceci qu'on dirai t que Jacobi, soulignant 1'impossibilité d'auto-constitution systématique dee la pensee, prélude a la theorie de types de Russell qui présent la separation du système et du méta-niveau,, a partir duquel Ie système est stabilise, et qui interdi t 1'autoréférence inclusive. La penseee ne peut se tirer par ses prorpes cheveux du marais. Voir ci-dessous notre lecture jyotardienne-sophistiquee de la conversion augustinienne. ** Schoeps, o.c, pp. 95-112. 99 Moses Mendelssohn Schriften zur Philosophie, Aesthetik und Apologetik l Hildesheim: Olms, 1968,pp.370-372. .

381 1

Page 388: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

KantKant entre foi sentimentale et raison saine

Laa mort inattendue de Mendelssohn termine brusquement la discussion, laissant unn silence douloureux et une atmosphere intellectuelle tres tendue. Raison pour Biester,, éditeur du Berliner Monatschrift - revue dans laquelle Mendelssohn et Kantt avaient déjè publié leurs visions respectives sur les Lumières -, de demanderr è Kant de donner son opinion sur Ie conflit resté apparemment sans conclusion.100 Par respect pour Ie décédé, Kant prend la plume, et Ie résultat est cee texte que nous prenons ici en consideration. On a dit que Kant, décu que ses grandss livres critiques n'aient pas rencontre de reel echo, avait voulu ayec ce textee s'adresser au grand public. Qu'i l y parvienne en démontre Ie fait que, selonn Cassirer et Philonenko, c'est par Orientieren que Kant avait été reconnu commee Ie grand penseur qu'i l était.

Danss ce texte, Kant critiqu e tout autant les deux philosophes pour leurs dogmatismess respectifs. La raison ne peut s'auto-instituer de telle maniere qu'ellee recouvrirai t la foi en son entier. La raison a ses limites. Cependant eet étatt limit é n'impliqu e pas du tout Ie besoin d'un fondement supplementaire dans laa revelation et Ie sentiment. Les concepts religieux ne se résument pas è la rationalité,, ni ne proviennent d'une extériorité inconnaissable. En fait, ce que Kantt essaie dans Orientieren, est de tenir 1'équilibre critique, exprimé dans la secondee introduction a la Kritik der reinen Vernunft (1787), dans la célèbre formulee sur Ie savoir qui doit faire place a la foi (« Ich muöte also das Wissen aufheben,, um zum Glauben Platz zu bekommen », KRV, BXXX , 28). Trouver less limites de la raison, cela ne signifie pas nécessairement ouvrir ses portes è la Schwarmerei.Schwarmerei. Ainsi Kant s'est positionné entre les deux opposants : de Mendelssohnn il adapte 1'exigence de ne pas sortir de la raison, de Jacobi PP intuitio n que la raison a ses limites.

Laa position qu'occupe Kant dans la querelle peut être résumée par la question « qu'est-cee que s'orienter dans la pensee ? »Il y aurait beaucoup è dire è ce sujet. Relevonss pour Ie moment seulement quelques points. D'abord il faut souligner

100 Norbert Hinske montre a quel point la question des Lumières était jjf 0 ™ P ™b l * ^ J * SchwarmereiSchwarmerei dans son florilège commenté de Berlinischen Monatsschrjft. (Norbert Hinske Jed ) WasWas ist Aufkldrung ? Beitrdge aus der Berlinischen Monatschrift. Darmstadt : WBU, IV»i

' '' Cassirer cité par Renaut a c, p. 88. (A comparer a Alexis Philonenko L 'antvre de Kant (11), pp. 13-14)) Plus tard dans une lettre è Jacobi du 30 aoüt 1789, Kant avouera être amené a pubher Ie textee « contre son inclination ». Philonenko reconstruit cette reluctance a partir de rimpasse dans laquellee Kant se trouvait : d'un cóté il voulah bien défendre les Lumières et, pw waitit, Mendelssohn;; d'un autre cóté il ne pouvait pas, selon ses propres principes critiques, délendre VAufidaruneVAufidarune sans attaquer Ie dogmatisme mendelssohnien naFvement montré dans sa preuve ontologiquee de 1'existence de Dieu (Philonenko, ac. 1988, pp. 20 et 26). Kant ne respecte aussi pass plus la Schwarmerei de Jacobi dont il écrivait Ie 7 avril 1786 a Marcus Herz qu elle n était qu'affectéee en vue de se faire un nom et qu'elle était par conséquent è peine digne d une refutationn sérieuse (Philonenko L 'oeuvre de Kant (11), p. 13).

382 2

Page 389: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

aa la suite de Philonenko qu'i l s'agit de la pensee et non pas seulement de la connaissance.. Le texte répond è la querelle métaphysique en introduisant 1'acte rationnell de penser, qui est è différencier de celui de connaitre. Dans leur differencee reside le centre de la critique. C'est d'elle que relève toute question duu dogmatisme, du rationalisme a la maniere de Mendelssohn ou de révélationnismee de Jacobi.

Ensuite,, il est a remarquer que Kant enchaine sur le debat métaphysique parr une recherche qu'on dirai t plutot méthodique. Cette maniere de procéder est parfaitementt en accord avec 1'enjeu du projet critique, qui, on vient de le noter, see définissait comme une methode. Trait e de methode, la critiqu e veut briser 1'enn ferme ment dogmatique de la pensee métaphysique. Au lieu de se placer au niveauu des theses philosophiques concernant le spinozisme, au lieu de prendre directementt position face a 1'ceuvre de Spinoza, Kant avance sa propre découvertee critique, et cela sous 1'égide d'une question.12

Relevonss enfin que la question sur la methode se distingue profondémentt de 1'approche critique, élaborée en 1781. Kant ne demande pas, a laa suite de Mendelssohn, « comment s'orienter » (wie\ mais bien « qu'est-ce quee s'orienter » {was heifit). Le comment évoque une réponse déterminée et déterminante,, réponse formulée du point de vue épistémologique dans Panalytiquee de la première critique. La réponse a la question « comment s'orienterr dans la connaissance » se résumé au respect des conditions de possibilitéé de toute connaissance, è Ia ftdélité au principe « principal » de tous less jugement synthétiques {obersten Grundsatz alles synthetischen Urteil). « Diee Bedingungen der Möglichkeit der Erfahrun g überhaupt sind zugleich Bedingungenn der Möglichkeit der Gegenstande der Erfahrun g » (KRV, BI97, 212-213).133 La question was heifit par contre, surtout si on la prend, comme le faisaitt Heidegger, dans son sens étymologique de « mettre en mouvement » (in BewegungBewegung \ersetzten\ vise une reflexion libre, une heuristique d'avant la réglementationn et en quête de rindéterminé qu'est la liberté. Question désirologiquedésirologique done, qui signifie premièrement : « comment P orientation de FF esprit dans la pensee est possible », et deuxièmement : « qu'est-ce que nous procuree cette orientation ? » Or, c'est a cette double question, impliquée dans le e titre ,, que Kant veut répondre. Avant de rapporter une réponse, sur la base d'une lecturee du texte, nous retournons encore brièvement au contexte historique.

12«« Kant refusa de prendre connaissance du spinozisme, objet du litige, et fit savoir froidement è Hamannn qu'i l avait bien assez ft faire avec son système pour s'occuper encore de celui des autres. Aussii bien quand on refuse de lir e Spinoza, on n'est pas honune ft se plonger dans tout ce qui parait»» (Philonenko, Qu 'est-ce que la philosophic ? 1991, pp. 107-108). 133 Cf. Heidegger, 1987, pp. 142-144.

383 3

Page 390: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

LaLa question kantienne d'orientation par rapport a celle de Mendelssohn

Lee mot orientieren, Kant 1'emprunte a Mendelssohn, qui ne Putilise que deux ouu troi s fois.14 Chose rare pour Kant, il indique clairement les pages correspondantess dans les textes mendelssohniens. La première reference nous renvoiee aux Morgenstonden. Mendelssohn y raconte un rêve atlégorique. Sous laa direction d'un homme suisse de peu d'intelligence (nicht vom feinsten Verstande)Verstande) et d'une dame visiblement exaltée (von schwdrmerischer Physiognomie)Physiognomie) puisqu'elle portait a sa tête des sortes d'ailes (Flügeln dhnlich), lee rêveur en compagnie d'un groupe de marcheurs fait une promenade dans les montagnes.. A un moment donné, les voyageurs tombent sur une bifurcation. Un désaccordd nait entre les guides sur la direction a prendre et chacun suit un autre chemin.. L'homme choisit le chemin a gauche, la femme préféré la direction opposée.. Les membres du groupe restent comme figés sur place, jusqu'è ce qu'unee voix derrière eux les fasse se retourner. Il s discernent une matrone, qui s'adressee è eux en ces termes :

Seidd getrosten Muthes, Wanderer! Ihr werdet nicht lange ohne Führer bleiben.. Die Personen, die euch zu Führeren gegeben worden, nennen sichh Gemeinsinn (sensus communis), und Beschauung (contemplatie); siee entzweien sich zuweilen auf eine kurze Zeit, nicht selten aus geringfÜgigenn Ursachen. Wenn dann die Reisenden standhaft genug sind,, am Scheidewege zu warten, und keinem von beiden zu folgen, so kommenn sie zurück, um ihren Zwist von mir entscheiden zu lassen.

Laa dame explique que tres souvent c'est Phomme, symbole de la vie pratique et attachéé a la réalité concrete, qui mérite d'etre suivi. Mais de temps en temps, il vautt mieux suivre la femme, malgré son exaltation et son imagination trop élevée.. Dans le cas présent, le sensus communis s'entête dans son jugement faux,, exigeant des voyageurs de n'entendre que son appel. Après cette explication,, la matrone-déesse est reconnue comme étant la raison (Vernunfi). Ellee a aussi nom céleste, mais étant sur le point de le reveler, la conversation est brusquementt interrompue par un bruit . Madame Beschauung et monsieur GemeinsinnGemeinsinn reviennent, en se bagarrant, de telle sorte qu'il s réveillent le rêveur.

Pourr Mendelssohn la question de 1'orientation se pose done au moment oüü la pensee se contredit entre deux directions a prendre.

144 Le vocabulaire géographique est d'ailleur s tout è fait kantien. Kant s'est toujours intéresse è la geographicc Dans ia Logik il donne le conseil au penseur de faire une recherche des horizons (logique,, esthétique et pratique) de la pensee. «[Weil] der Horizont betrifif t die Beurteilung und Bestimmungg dessen, was der Mensch wissen kam, was er wissen darfi und was er wissen soil» (Log,, 5:466). Ainsi 1'horizon est un mot clé, exprimant 1'enjeu de toute la critiqu e kantienne (HWPh,3:1198). .

Mendelssohn,, o.c, pp. 370-372.

384 4

Page 391: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Soo oft mich meine Spekulation zu weit von der HeerstraBe des Gemeinsinnss abzufiihren scheint, so stehe ich still, und suche mich zu orientiren.. Ich sehe auf den Punkt zuriick , von welchem wir ausgegangen,, und suche meine beiden Wegweiser zu vergleichen. Die Erfahrun gg hat mich gelehrt, dafi in den meisten Fallen das Recht auf Seitenn des Gemeinsinns zu sein pflegt, und die Vernunft mufi sehr entscheidendd für die Spekulation sprechen, wenn ich jenen verlassen undd dieser folgen soil.16

L'orientatio nn devient nécessaire dans une divergence directionnelle, lorsque gauchee et droite se manifestent dans leur opposition et leur incongruence. Dans lee cas normal, c'est le sensus communis qui est a suivre. La speculation n'est a obéirr que si la raison Taffirme.

L'autr ee source de Kant a été An die Freunde Lessings. Mendelssohn y écrit sur unn ton plus défensif. Jacobi 1'avait attaque de maniere frontale en publiant leur correspondancee privée. Il avertit Mendelssohn de ne pas tomber dans le piège dee 1'athéisme comme Lessing: la revelation religieuse n'est pas irrationnelle. Toutt au contraire, sans 1'abri de la foi en Dieu, la pensee métaphysique ne pourrai tt que tomber dans 1'abïme de la regression infinie. Toute demonstration presupposee une evidence qui en soi ne se prouve pas. « Jeder Erweis setzt etwas schonn erwiesenes voraus, wovon das Principium Offenbarung ist». Pour Jacobi, ill n'y a pas de pensee pour laquelle le milieu indispensable n'est pas la foi. Et pourr soutenir son propos, il fait reference notamment a un passage dans 1'oeuvre dee Lavater, le théologien exalté suisse qui, a 1'occasion d'un scandale precedent, avaitt voulu pousser le jui f Mendelssohn k Ia conversion au christianisme.

Mendelssohnn se defend. Il n'a pas besoin d'une cure thérapeutique. Il n'estt pas le penseur sèchement rationnel pour lequel le tient Jacobi. Mais la foi dee ce dernier ne peut entrer en conflit avec la raison et elle n'a pas besoin d'une quelconquee revelation. Mendelssohn ensuite admet son appartenance au judaïsme,, cette religion qui ne demande que la foi en des faits historiques et en l'autorit éé éthique et rituell e de la loi.

Wennn ich [...] von vernunftmaBiger Überzeugung rede, und solche im Judenthumee als unbezweifelt voraussetzen will , so ist die Rede nicht vonn metaphysischer Argumentation, [...] nicht von schulgerechten Demonstrationen,, die alle Proben des substilsten Zweifelmuths bestandenn sind, sondern von den Ansprüchen und Urtheilen eines schlichtenn gesunden Menschenverstandes, der die Dinge gerade ins Augee fafit und ruhig überlegt.17

166 Mendelssohn, o.c, pp. 371-372. 177 Mendelssohn An die Freunde Lessings, in: o.c, p. 476.

385 5

Page 392: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Seull Ie judaïsme est rationnel, dans la mesure oü il relie Pautorité divine a Pobéissancee de la loi morale. Il est naturel, puisqu'il n'exige que Ie comportementt éthique et il ne dépend pas d'une quelconque preuve dogmatique.. La vraie religion naturelle est accessible è 1'homme Ie plus simple, c'est-a-diree è Pentendement sain et commun. Indépendante de toute deduction métaphysique,, Ia foi est affaire d'un unverdorbenen, nicht mifileiteten Menschenverstand,Menschenverstand, puisque Pentendement sain est aussi fiable qu'une propositionn géométrique.

Clairement,, Mendelssohn avance encore la concordance de Pentendementt sain ou sensus communis et de la speculation comme Pidéal de la reflexionn métaphysique, aussi en matière de foi. C'est seulement en cas de déstabilisationn de eet équilibre qu'on a besoin de s'orienter.

Meinerr Speculation weise ich bloB das Geschaft an, die Aussprüche des gesundenn Menschenverstandes zu berichtigen, und so viel als möglich inn Vernunfterkenntniss zu verwandeln. So lange sie beide, gesunde Vernunftt und Spekulation, noch im gutem Veraehmen sind, so folge ich ihnen,, wohin sie mich leiten. Sobald sie sich entzweien, so suche ich michh zu orientieren, uns sie beide wo möglich, auf den Punkt

Ift t

zurückzufuhren,, von welchem wir ausgegangen sind.

C'estt ici que Mendelssohn, de maniere plus sévère que dans Morgenstunden, mett Paccent sur Pentendement sain, qui délivre Phomme de ses confusions sophistiquess et exaltées. « Der Mensch, dessen Vernunft durch Sophisterei noch nichtt verdorben ist, darf nur seinem geraden Sinne folgen, und seine Glückseligkeitt steht fest.»19 Il n'y a pas de vérité métaphysique qui contredise Ie senss sain de Phomme Ie plus simple. Pour trouver la vérité, Ie penseur doit chercherr è équilibrer sa speculation avec son entendement sain. Ainsi, pour Mendelssohn,, orientation implique reorientation qui se nourri t a la source de la raisonn saine, c'est-è-dire è ce que Phomme en general possede.

Danss Was heifit sich im Denken orientieren, Kant simplifi e Ie rêve de Mendelssohn. .

[Mendelssohnn fragt Orientation] im spekulativen Gebrauche der Vernunftt (welchem er sonst in Ansehung der Erkenntnis übersinnlicher Gegenstandee sehr viel, so gar bis zur Evidenz der Demonstration, zutraute)) durch ein gewisses Leitungsmittel, welches er bald den

"Ibid,"Ibid, p. "Ibid. "Ibid.

386 6

Page 393: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

GemeinsmnGemeinsmn (Morgenstonden), bald die gesimde Vernunft, bald den schlichtenschlichten Menschenverstcmd (an Lessings Freunde) nannte (O, 5:267).

Cee n'est pas tout è fait ce que Mendelssohn avait écrit, même pas dans Freunde (bienn que lè 1'accent soit plus fortement sur la raison saine). En fait, pour Mendelssohn,, Porientation se fait par la comparaison et la mise en concordance dee deux options sous la direction de la raison.20 Que dans son résumé, Kant réduisee néanmoins Pargumentation de Mendelssohn a un plaidoyer pour Ie Gemeinsmn,Gemeinsmn, cela s'explique peut-être par son désir de pouvoir parier d'une manieree positive de son collègue récemment décédé. Il esti me, il veut estimer Peffortt de Mendelssohn de ne pas vouer toute la pensee métaphysique a la speculationn libre. En fait, en réduisant Ie principe mendelssohnnien au sensus communis,communis, Kant, qui n'accepte pas de demonstration rationnelle ou de deductionn mathématique dans les questions métaphysiques (KRV, B762-763, 674-675),, arriv e a éviter de devoir Ie critiquer de maniere trop véhémente pour Pextremee dogmatisme de sa preuve de Pexistence de Dieu. ! Sa presentation s'insèree done dans sa strategie de parier positivement du défunt. « [Mendelssohn]] fehlte hierin allerdmgs, dafi er die Spekulation dennoch so viel Vermogenn zutraute, fÜr sich allein auf dem Wege der Demonstration alles auszurichtenn » (0 ,5 : 275).

Laa faute de Mendelssohn reside dans sa confiance dans la capacité logiquee de la speculation, malgré Paccent qu'ü met sur la nécessité de se fier a Pentendementt sain et au sensus communis lors les moments de con flit s réflexifs.. Cependant, puisqu'il considère la comprehension (Einsicht) comme Penjeuu de la raison, Mendelssohn a Ie mérite de ne chercher Ie dernier critère de Pacceptabilitéé d'un jugement que dans cette compréhensibilité raisonnable. « Indessenn bleibt ihm doch das Verdienst, dafi er darauf bestand: den letzten Probiersteinn der Zulassigkeit eines Urteil s hier, wie allerwërts, nirgends als alleinallein in der Vernunft zu suchen » (O, 5 : 275). La speculation dogmatique par contree est trop aisément irrationnelle. Elle perd de vue son propre intérêt et se perdd conséquemment dans ses propres raisonnements. Mendelssohn n'a pas ce travers. .

[Mendelssohn]] nannte die Vernunft in ihrem letzteren Gebrauche die gemeinee Menschenvernunft; denn dieser ist ihr eigenes Interesse

Enn effet, cette orientation mendelssohnienne ne satisferait pas Kant. La faute principale de Mendelssohnn est de ne pas avoir vu que Porientation est un principe subjectif de Ia raison, qui en estt seulement un supplément dans son usage objectif. Etant subjectify ce principe ne peut rien ajouterr è Fobjectivité rationnelle, ce qui revient a dire que la raison saine n'a pas de role pour Pobjectivitéé de jugements métaphysiques. 211 Pour la perte de 1'ideal de demonstration philosophique, cf. O., 5: 268, a comparer a : « Ein BeweiBB welcher der Grund mathematischer Gewifiheit ist, heifit Demonstration und der der Grand philosophischerr Gewifiheit ist, ein akroamatischer Beweis »(Log, 5:501).

387 7

Page 394: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

jederzeitt vor Augen, indes man aus dem natürlichen Geleise schon mufl getretenn sein, um jenes zu vergessen, und müBig unter Begriffen in objektiverr Rücksicht zu spMhen, um bloB sein Wissen, es mag nötig sein oderr nicht, zu erweiteren (O, 5 : 275).

Lee mérite de Mendelssohn est done d'avoir cherché la correction de la raison speculativee par la raison saine, qui est moins orientée par cette dernière qu'elle nee Test par 1*ideal d'une cooperation harmonieuse entre speculation et raison

22 2

saine. . Quoiqu'i ll en soit, le respect que Kant porte a Mendelssohn est pour son

attentionn a Pintérêt propre de la raison, qui reside, selon la critique, dans la decisionn sur la question de ce qui est objectivement connaissable et de ce qui est aa aspirer subjectivement. Corriger la speculation par Pentendement sain n'est pass encore faire une critiqu e de la raison. Cela témoigne néanmoins d'un besoin senti,, besoin (Bediirfniss) dont la raison est impregnée selon Kant. La faute de Mendelssohnn est done d'avoir cru que la raison se résumait è la logique épistémologiquee et de ne pas avoir vu combien la raison est tendue entre le désir dee tout savoir (désir infini ) et sa limitatio n par Pexpérience. Tension entre restrictionn et élargissement.

CompteCompte rendu

Nouss ne pouvons pas poursuivre dans tous ses détails la dispute métaphysique ett la solution qu'en propose Kant. Quelques mots sont cependant nécessaires pourr établir le cadre dans lequel nous allons tenter d'établir la question de la trouvaill ee dans la pré-heuristique kantienne. Malgré la raison urgente de sa parutionn dont derive son ton relativement populaire, le texte de Kant est extrêmementt dense. En quelques pages, il livr e un résumé de la première critiqu ee è laquelle il ajoute encore des nouvelles reflexions.

Nouss le voyons dans cinq parties, qui trait e chacune d'une notion spécifiquee concernant Porientation. Après une introduction méthodique et historique,, que Pon vient de citer et sur laquelle nous allons revenir parce qu'ellee cache Pheuristique qui est Pobjet de notre enquête, Kant élabore, selon lee principe méthodique indiqué dans ses notes introductives, son concept d'orientation.. II le situe sur trois niveaux d'abstraction, correspondant è troi s usagess respectifs du terme : Porientation géographique, Porientation mathématiquee et Porientation logique. L'orientatio n géographique concerne la recherchee du levant pour se savoir situer dans Pespace. L'orientatio n

222 La limitatio n de cc mérite a été montré dans la première critique, on il réjète la refuge de la dogmatiquee dans rentendement saine, « eine Zuflucht , die jederzeit beweist, daB die sache der Vernunftt verzweifelt ist»(KRV, B811-812, 712).

388 8

Page 395: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

mathématique,, Kant 1'explique par 1'exemple d'une chambre obscure, dans laquellee on ne discerne rien maïs dont la disposition nous est connue par Ie souvenir.. En touchant un objet connu, je suis capable de m'orienter a 1'aide de cee seul objet. L'orientatio n est done une affaire d'intériorit é (de mémoire), et n'estt pas dépendante de la visibilit é de 1'horizon. Ce genre d'orientation est mathématique,, puisque Ie sujet se situe dans 1'espace a 1'aide de la forme pure ett intérieure de 1'espace et de son sentiment subjectif de différenciation des regions.. L'orientatio n logique concerne Ie titr e de 1'article, l'orientatio n dans Ia pensee.23 3

233 Heidegger critiqu e ce passage dans Ie contexte der 'Raumlichkeit des In-der-Welt-seins', dont ill trait e de deux trait s Ent-fernung et Aus-richtung. L'orientatio n est un aspect d'Aus-richtung, termee allemand avec la double connotation de 'mirer ' et de 'réaliser quelque chose ou de s'accorderr a une chose'. La chose par laquelle Ie Dasein s'oriente n'est pas premièrement, selon Heidegger,, un sentiment subjectif, mais bien la structure ontologique-existentiale d'etre au monde,, c'est-a-dire une structure pré-réflexive. Or, Ie fait que Kant, dans la chambre obscure, s'orientee sur la base des données de sa mémoire, c'est-a-dire psychologiquement, est interprété parr Heidegger dans un sens existential : au lieu de la mémoire il faudrait lir e « die existentiale Verfassungg des In-der-Welt-seins ». Bien que Kant ait voulu éviter une constitution thématique (psychologique)) de l'orientation en utilisant 1'exemple de Ia chambre obscure comme indice de VaprioriVapriori subjective de la forme spatiale pure de 1'intuitio n (Return), eet a priori n'est pas encore assezz fundamental. « Das Aprior i der Ausgerichtetheit auf rechts und links gründet jedoch un 'subjektiven'' Aprior i des In-der-Welt-seins, das mit einer vorgSngig auf ein weltlose Subjekt beschrSnktenn Bestimmtheit nichts zu tun hat » (Heidegger Sein und Zeit, p. 110). Or i! est clair quee dans la confrontation de Kant par la critiqu e de Heidegger, on a affaire è un conflit des deux paradigmess métaphysiques. Le paradigme kantien est modeste par rapport a 1'utilisation « der stolzee Name einer Ontologie » (KRV, B303, 296), qu'i l associe a la métaphysique dogmatique. Heideggerr s'approprie 1'ontologie d'une maniere sécularisante, 1'ontologie s'enracinant dans Vin-der-Welt-seinder-Welt-sein qui a en soi une coherence significative. Toute confrontation paradigmatique risque d'etree un dialogue de sourds ou même un différend dans Ie sens lyotardien. Heidegger reproche è Kantt de défendre « ein weltloses Subjekt » et souligne ainsi 1'aspect idéaliste-rationnaliste de la critiqu ee transcendantale. Il aurait raison si son texte de lecture était Gegend, oü l'orientatio n et Va prioripriori sentimental se referent a 1'espace absolu. Dans Orientieren par contre, le sentiment est indicee de la forme spatiale subjectivement a priori - et en cela weltlos -, mais il est en même tempss indice de 1'indissohibilité du mondial et de Va priori dont témoigne la première phrase d1'Orientieren.. La maniere kantienne d*être-dans-le-monde consiste dans une sorte de co-implicationn qui prescrit que le pur ne peut être trouvé que dans et a sur laj>ase de 1'impur. La conditionn apriori ne peut se manifester qu'è partir de 1'application concrete de la forme et de Ia categorie.. On se demande alors si la refutation heideggerienne selon laquelle « das Dasein mit dicsemm 'btoBen GefÜhl* [de Kant] je schon in einer Welt ist und sein mufi, urn sich orientieren zu könnenn » est vraiment une critique. (Heidegger, o.c, p. 109).

D'ailleurs,, cette critiqu e est répétée par Philonenko, qui n'est pas toujours d'accord avec Heideggerr : « L'analyse kantienne renferme une absurdité : elle cherche a donner un sens a l'orientatio nn abstraction faite du monde et a rendre possible une orientation dans le monde sans le mondee » (Alexis Philonenko La theorie kantienne de Vhistoire. Paris: Vrin , 1998, p.69). L'absurdit éé est trop absurde pour être vraiment kantienne. Il vaudrait mieux prendre l'orientatio n ett le sentiment adjacent dans son ambiguïté d'etre pur et impur & la fois et prendre ainsi l'orientatio nn qui selon Kant est un aspect de l'entendement commun et sain - comme le point oü see touchent 1' a priori etV a posteriorly de telle maniere qu'i l faut dire que Va priori precede logiquementt Va posteriori et que Va posteriori precede réellement Vapriori. Si la critiqu e est la misee i jour des conditions de la réalité, il est 'logique' qu'au moment de la question de la

389 9

Page 396: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Laa troisième partie du textee trait e d'un sentiment {Geföhï) inherent a la raison, celuii de besoin (Bedürfhis). La raison connaït un besoin qui est insatiable par aucunee connaissance, mais qui doit être respecté dans son droit . Déjè la premièree critiqu e 1'avait noté.

Platoo bemerkte sehr wohl, daB unsere Erkenntniskraf t ein weit hoheres Bedürmiss ftihle, als bloB Erscheinungen nach synthetischer Einheit buchstabieren,, um sie als Erfahrung lesen zu können, und daB unsere Vernunftt natürlicherweise sich zu Erkenntnissen aufschwinge, die viel weiterr gehen, als das irgendein Gegenstand, den Erfahrun g geben kann, jemalss mit ihnen kongruieren könne (KRV, B370-371,350).

possibilitéé de Ia critiqu e elle-même, 1'ordre logique se renverse en faveur de 1'ordre reel. C'est ce quii se passé dans Porientation.

Orr Heidegger a bien vu que Kant fait consciemment usage de la structure significative ett ontologique de Dasein, en ce quMl se fie è Pévidence de cette structure, de sa selbstverstündlichkeit,selbstverstündlichkeit, c'est-a-dire au fait qu'elle se fait entendre par elle-même. Mais Pusage continuu de cette structure significative et évidente (das stündige Gebrauchmachen vort dieser Verfassung)Verfassung) ne lui donne pas Ie droit de sauter sur la nécessité d'une explication ontologique d'orientation .. Le conflit paradigmatique se manifeste alors comme une difference concernant la questionn si Pusage fonde la signification (Kant : il n'y a pas de Bedeutung sans application concretee des concepts) ou, inversement, si la signification fonde Pusage (Heidegger: la possibilité d'usagee presuppose un monde significatif). Il s'agit en fait de la question de Pextériorité existentielle,, thème resistant pour Lyotard qui critiqu e Heidegger,, au début de sa pensee, pour sa conceptionn trop anthropologique, parce que trop ontologique de Pêtre, et qui critiqu e Kant dans la mesuree oü il n'a pas toujours voulu tirer les consequences du tournant copemicien, qui sont la presencee de 1'insensé et du brut dans Pexistence nue. En fait, la question de la trouvaill e de ('existencee comme point de depart pour la trouvaill e (secondaire) de la critiqu e et de la modernité, tellee que nous la dégageons de Ia pensee de Lyotard, disparaft probablement dans la description tropp herméneutique de Heidegger. « Das Wahrsein als Entdeckend-sein ist [...] ontologisch nur möglichmöglich auf dem grunde des in-der-Weltseins »(Heidegger ibid., 219). 244 Dans le premier livr e de la dialectique transcendantale, d'oü vient la citation, Kant nous présentee un Platon a vénérer, un Platon véritablement philosophe dont le Geistesschwung, le *swing'' de Pesprit, son élan d'outrepasser, mérite respect et imitation. « Wenn man das Übeitriebenee des Ausdrucks [Idee] absondert, so ist der Geistesschwung des Philosophen, von der copeilichenn Betrachtung des Physischen der Weltordnung zu der architektonischen VerknOpfung derselbenn nach Zwecken, d.i. nach Ideen, hinaufzusteigen, eine BemOhung, die Achtung und Nachfolgee verdient, in Ansehung desjenigen aber, was die Prinzipien der Sittlichkeit , der Gesetzgebungg und der Religion betriff t wo die Ideen die Erfahrun g selbst (des Guten) allererst möglichmöglich machen, obzwar niemals darin völlig ausgedrückt werden können, ein ganz eigentümlichess Verdienst, welches man nur darum nicht erkennt, wei! man es durch eben die empirischenn Regeln beurteilt, deren Gültigkeit , als Prinzipien, eben durch sie hat aufgehoben werdenn sollen »(KRV, B375,353, cf. KRV, B796,700)).

Bienn que respectable, il faut éviter le swing de se distancer par une exagération (Übertriebenheit),(Übertriebenheit), d'en arriver a ce que Kant appelle aussi Überschwenglichkeit (Cf. Appel, 62). AA ce respect, Kant dénonce clairement Platon quant a la determination speculative et réaliste des idees.. (KRV, B371 note, 350). Le besoin de la raison, c'est son Geistesschwung, swing de Pesprit, SchwungSchwung sans Überschwenglichkeit. Or Ia question est de savoir oü trouver la rarJonnalit é de ce Schwung,Schwung, s'il ne s'achève pas dans la speculation. Dans la troisième critique, le beau est Pindicationn de la possibilité de faire le passage de Pêtre au devoir, de la nature a la liberté. C'est enn ceci que la beauté est symbole du bien (KdU, §59). Kant explique encore plus précisément le conceptt Geistesschwung dans §49. Geist, selon lui, est le principe dans Patne {Un Gemüte) qui fait

390 0

Page 397: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Ill s'agit du besoin rationnel de liberté, oü selon 1'interpretation kantienne de Platonn la raison puise ses critères purs pour juger moralement ou pour comprendree la nature comme système organise. Dans les idees, qui sont les objetss de ce désir rationnel pour ce qui dépasse Ie connaissable, reside même la veritablee valeur de Ia philosophie (KRV, B375, 353). Penser, au contraire de connaïtre,, implique de s'orienter è 1'écoute de ce besoin, c'est-a-dire de se dingerr rationnellement vers les idees. De cette obéissance, dans laquelle la raisonn se prend elle-même au sérieux malgré son incapacité a connaïtre, résulte laa légitimité des idees théoriques et pratiques dont la raison a subjectivement besoinn si el Ie veut et doit juger lorsqu'i l n'y a pas des concepts réalisables dans 1'intuition . .

Danss une quatrième partie de son article, Kant introdui t Ie terme de 'foi dee la raison' (Vernwifiglauben). Avec ce terme, il place les adversaires Mendelssohnn et Jacobi dos a dos. Mendelssohn a trop cru au pouvoir rationnel dee la speculation, il a voulu trouver la preuve de 1'existence de Dieu dans Ie raisonnementt seul. Jacobi par contre ne veut qu'enraciner la foi dans Pinspirationn révélatrice. Ainsi la raison sans foi et la foi sans raison, respectivementt Vernunfteinsicht et Vernunfteingebung sont mises en opposition. L'orientatio nn dans la pensee ne peut s'appuyer sur la logique de la preuve speculative,, ni sur 1'inspiration révélatrice. Son principe, sa boussole (Kompafi), estt la foi pure de la raison. Dans la conclusion è 1'article, Kant fait appel a la libert éé de pensee {Freiheit zu denken). Il prévient de la libre-pensée, de 1'exaltationn et de la génialité dans la pensee, qui sont loin d'etre libératrices puisqu'elless résultent dans 1'incoherence de la raison avec elle-même et qu'etles attirentt inévitablement la discipline nécessaire de la part de P autorité civile.

«« Orientation », « besoin de raison », « foi de la raison » et« liberté de penserr » sont les quatre termes par lesquels se résumé 1'argumentation de Kant ett par lesquels il dénonce a la fois Mendelssohn et Jacobi. La réponse de Kant a laa question « qu'est-ce que s'orienter dans la pensee » est de suivre Ie besoin inherentt a la raison en utilisant les idees théoriques et pratiques comme boussole. .

vivr ee (belebend). Il Ie fait vivre au moven d'une matière (Stqff) qui déclenche Pélan (in Schwung versetzt)versetzt) dans les pouvoirs de Tame (Gemütskrüfté) et cela d'une maniere orientée par la fin (zweckmdfiigX(zweckmdfiigX c'est-a-dire dans Ie jeu esthétique qui se maintient de lui-même. En effet, Ie princip ee Geist n'est rien d'autre que la faculté de présenter des idees esthétiques, ce genre de representationss qui donne beaucoup è penser (yiei zu denken veranlqfit). Ayant la fonction de « lieuu de passage » entre Ie jugement esthétique et Ie Geist, Ie texte Orientieren est préparatoire, commee il Test en son entier de la troisième critique. La découverte de Pesthétique philosophjque ett la secularisation de Pesprit (et de Ia speculation) vont ensembles (Cf. Doude van Troostwijk , 1999). .

391 1

Page 398: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

LL 'histoire de la trouvaille de la critique reflétée dans Orientieren

Danss sa biographie célèbre, Cassirer a souligné que Orientieren marque un passagee fondamental dans Ie développement de la reflexion kantienne. Le texte présente,, dit-il , une sorte de compte rendu de la voie suivie par Kant jusqu'è la découvertee de la critique. « Die Unterscheidung und Stufenfolge, die Kant hier angibt,, laöt sich auf sein eigene gedankliche Entwicklung anwenden. »M

Commee on vient de le dire, Kant distingue sur une échelle d'abstraction trois niveauxx que sont la géographie, la mathématique et la logique. Or la recherche kantiennee prend source dans la question du commencement cosmologique (Allgemeinen(Allgemeinen Naturgeschichte und Theorie des Himmels, 1755), d'oü résulte le désirr d'explorer les principes primordiau x de la nature en tant que telle. Cette recherchee Pamène vers la mathématique, par exemple vers les recherches dans NegativenNegativen Gröfie (1763).

Soulignonss encore, avec Philonenko, que Phistoire de la pensee kantiennee a suivi trois étapes, celle du dogmatisme, de P empirisme sceptique et dee la philosophic critique. Comme Kant Pavait expliqué lui-même, ce développementt est plus que contingent. Il s'agit de la voie tripartit e vers sa propree vérité, de la voie qui est propre a la raison, qui est reflexive et qui conduiraa au système fondé sur la critiqu e (au lieu de la censure ; KRV, B789, 694-695).. Ainsi, selon Philonenko, dans les années quatre-vingts, la querelle dogmatiquee entre Mendelssohn et Jacobi avait eu pour consequence le scepticismee de Winzenmann, Pauteur penetrant (scharfsinnige Verfasser) du textee Die Resultate des Jacobischen und Mendelssohnschen Philosophic untersuchtuntersucht von einem Freiwilligen, brièvement et anonymement mentionné par Kantt (O, 5:268 note). Or ce déroulement est décrit par Kant comme la marche naturellee des choses (Gang der Dinge; O, 5:281), comme Pinevitable faute de Porientationn critique. Orientieren présente dans une certaine mesure la critiqu e commee Ia troisième phase dans ce développement réflexif, c'est-a-dire comme tribuna ll rationnel favorable è la liberté de penser au lieu de la censure repressive autrementt inevitable par Pautorité civile.2

LL 'ouverture pré-heuristique

Cess interpretations, peut-être quelque peu abstraites, de Cassirer et de Philonenko,, soulignent 1'importance reflexive de Pouverrure de Partiele. En fait ,, Palinéa d'ouverture peut être pris comme une theorie succincte de

2525 Cassirer, o.c. 1994 (1918), p. 43. 266 Voir 1c chapitre 'La Marche des Choses*, dans Alexis Philonenko, Qu'est-ce que s'orienter dansdans la pensee ? Paris: Vrin, 1988, pp.28-32; a comparer a Philonenko, La theorie kantienne de ïhistoire.ïhistoire. Paris: Vrin, 1998, p. 213.

392 2

Page 399: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

1'inventionn transcendantale. Après avoir décrit en quelques phrases une procéduree d'abstraction, Kant avance la these suivante :

Auff solche Weise ist selbst die allgemeine Logik zu Stande gekommen ; undd manche heuristische Methode zu denken liegt in dem Erfahrungsgebrauchee unseres Verstandes und der Vemunft vielleicht nochh verborgen, welche, wenn wir sie behutsam aus jener Erfahrun g herausziehenn verstanden, die Philosophic wohl mit mancher nützlichen Maxime,, selbst im abstrakten Denken, bereichern könnte (0,5:267).

Laa pretention n'est pas modeste. L'ouvertur e d'Orientieren contient une descriptionn de la trouvaille, non seulement de la logique générale, mais aussi dess methodes heuristiques. Ainsi Kant ouvre-t-il son article concemant Porientationn par une description du chemin a suivre pour trouver des régies de penserr et des régies heuristiques (des maximes). Il montre la direction a la recherchee a Pheuristique, Ie chemin pré-heuristique qui mènera vers Theuristique,, la trouvaill e des methodes de trouver, c'est-a-dire la trouvaill e des manièress de procéder selon des principes, Verfahren nach Grundscitze (KRV, B883,, 765). Il s'agit done de la trouvaill e qui precede la pensee trouvant et qui, selonn la citation, ne se reduit pas a la logique générale, puisque même la logique aa été trouvée et constituée de cette maniere. D'ailleurs, c'est probablement mêmee la trouvaill e de la critiqu e qui s'y inscrit, puisqu'elle est caractérisée par Kantt comme trait e de la methode a trouver des vérités épistémologiques et métaphysiques. .

Notonss bien par ailleurs que Kant trait e d'une chose différente de Pabstractionn conceptuelle, décrite dans la Logik, qui explique les trois étapes de laa construction des concepts (expliquée ci-dessous chapitre 14). Ici, il n'est pas questionn de la procédure de comparaison, de reflexion et d'abstraction des representationss conscientes (Log, §5-6, 5:523-526). Il ne s'agit pas d'une voie pourr trouver ou créer des concepts. Néanmoins, nous avons affaire a une abstractionn de quelque sorte. Une abstraction qui ne vise pas Ie concept comme sonn résultat, mais qui Ie prend comme son point de depart:

Wirr mogen unsre Begriffe noch so noch anlegen, und dabei noch so sehrr von der Sinnlichkeit abstrahieren, so hingen ihnen doch noch immerr bildliche Vorstellungen an, deren eigentliche Bestimmung es ist, sie,, die sonst nicht von der Erfahrun g abgeleitet sind, zum ErfahrungsgebraucheErfahrungsgebrauche tauglich zu machen (O, 5:267).

Laa suggestion méthodologique de Kant est que les régies de pensee {Regel des Denkens)Denkens) se trouvent a partir de P usage empirique des concepts (Erfahrungsgebrauch),(Erfahrungsgebrauch), dans lequel sont probablement encore caches beaucoup

393 3

Page 400: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

dee methodes heuristiques. Et eet usage est possible, ou mieux est inevitable, puisquee tout concept, aussi abstrait qu'i l soit, pour être utilisable, garde des 'traces'' de Pintuition , conserve Pimaginaire.

Enn fait, ce que Kant présente ici est une étrange combinaison de la methodee expérimentale des sciences positives et d'une notion élémentaire de la premièree critique. Arrêtons-nous d'abord brièvement sur un premier aspect, pourr ensuite approfondir , sur la base de la première critique, Ie rapport entre conceptt et usage empirique caractérisé comme son eigentliche Bestimmung.

UsusUsus dat methodum (De mundi sensibilis atque intelligibilis )

Sii YOientieren reflète Pordre historique des sciences (géographie, mathématiquee et logique) dans Ie développement intellectuel de Kant comme Ie voulaitt Cassirer, ou encore Pordre historique des positions philosophiques (dogmatique,, sceptique, critique) dans Ie déroulement nécessaire de Phistoire de laa philosophie comme Ie souligne Philonenko, il faut encore ajouter è cela une troisièmee reflexion, pas moins historique, mais également d'une importance systématiquee quant è la possibilité de 1'invention de la critiqu e même. Kant lui-mêmee placait, dans I*introductio n a la KRV de 1787, la découverte de la critiqu ee comme base pour une métaphysique scientifique, dans la série historiquee des inventions (Einfalle) scientifiques. Dans Pordre de la logique, de laa mathématique et du physique, la science s'était établie dans sa certitude. Or Péclatt de ces découvertes scientifiques était Ie résultat d'un toumant dans la pensee,, fait par la mathématique, la physique et la logique. C'est dans cette sériee historique des tournants analogues Pun a Pautre que la critiqu e s'inscrit.

Enn 1786 Kant présente eet ordre historique d'une maniere inverse. La trouvaill ee du concept d'orientation comme concept heuristique presuppose Pabstractionn en trois étapes, nommées géographique, mathématique et logique. Cett ordre est en soi du genre systématique, c'est-a-dire qu'i l énumère les phases d'abstractionn réalisées par la raison pour arriver au niveau de son auto-illumination ,, de la manifestation de ses concepts. Ainsi Pordre historique et Pordree systématique se trouvent-il s dans un rapport symétrique de reflexion, similair ee au rapport de la main gauche è la main droite. Leur rapport est done incongruent. .

Lee progrès dans les sciences suit Pévolution des tournants qui ne rend possiblee pour la science spécifique de trouver des vérités que si elle cherche en respectantt les conditions heuristiques. La pensee ne peut trouver de vérité que si ellee découvre la logique comme Pensemble des régies auxquelles elle doit obéir.. La mathématique sera dans Perrance aussi longtemps qu'elle ne connaitra ett n'obéira pas a ses propres lois, et la même chose vaut pour la physique. Analogiquement,, la critiqu e est cette tournur e par laquelle la métaphysique

394 4

Page 401: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

trouvee les conditions de sa propre possibility k savoir son existence comme sciencee des choses (et non pas comme pensee seule comme Ie voulait la dogmatiquee rationaliste). Dans leur développement historique, les sciences suiventt 1'exemple de la logique pour trouver leurs propres conditions. Pour Ie pouvoir,, il faut que les sciences sachent les articuler et les manifester, ce qui relèvee d'un processus inverse. L'usage empirique de régies (de concepts) est Ie pointt de depart a Pélargissement de leur sphere d'application et P« exemple » analogiquee n'est pas des lors un exemple a suivre ou a generalise mais elle est enn soi transformation et transfert. Pour que la logique puisse trouver sa tournur e decisivee qui servira 1'exemple a la physique et done è 1'usage empirique des conceptss (physiques), il lui faut déja être constituée analogiquement et de manieree élargie a la base de eet usage empirique. La condition de possibilité historiquee de la vérité en physique a done la physique (1'usage empirique des concepts)) comme sa propre condition.

Danss ce cercle de co-implication, dans 1*imbrication de deux cercles -duu systématique et de Phistorique -, la trouvaill e de la critiqu e fait irruptio n en less recouvrant tous les deux. La critiqu e décrit les conditions de possibilité de toutess les sciences (logique, mathématique et physique), en suivant P exemple dee ces sciences et en élargissant leurs concepts respectifs. Elle décrit leur conditionss en determinant les limites de 1'usage des facultés sur lesquelles elles see fondent (intuitio n pour la mathématique, entendement pour la logique, intuitio nn et entendement pour la physique). Elle suit 1'exemple historique du tournantt dans la logique en 'inventant' une logique transcendantale. Pour pouvoirr arriver a cette autre conception de la logique, elle a du retourner de la logiquee è 1'usage empirique des concepts, a ce qui est la destination naturelle (eigentliche(eigentliche Bestimmung; O, 5: 267) de tout concept, ce que 1'on déduit de 1'impossibilitéé de les abstraire entièrement des representations imaginaires. C'estt done dans 1'usage empirique que Kant découvre que tout concept a eet usagee comme but et que cette destination procure a la philosophie son critère décisif. .

Danss la dissertation de 1'année 1770 De mimdi sensibilis atque intelligibilisintelligibilis forma et principiis se trouve une formule révélatrice a ce respect. Auu paragraphe 23, concernant la methode touchant au sensible et a Pintellectuel danss Ie champ de la métaphysique, il est dit (dans la traduction allemande de Hinske): :

Inn allen Wissenschaften, deren Grundsatze anschaulich gegeben werden -- entweder durch Sinnesanschaung (Erfahrung) oder durch sinnliche, aberr doch reine Anschauung (die Begriffe des Raumes, der Zeit und der Zahl)) -, d.i. in der Naturwissenschaft und Mathematik, gibt der Gebrauchh die Methode (usus dat methodum), und nachdem die Wissenschaftt zu einigem Umfang und Zusammenhang fortgeschritten

395 5

Page 402: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

ist,, leuchtet durch Versuche und Entdeckungen auf: welche Weg und welchess Verfahren man einschlagen müsse, damit sie zur Vollendung kommm (MSI, 5:81).

Enn essayant par experimentation, on peut trouver le chemin scientifique correct :: usus dat methodum. La certitude pré-critiqu e des sciences quant è leur capacité dee trouver les vérités se fonde sur la foi de Kant, peut-être naïve, en Pauto-évidencee de Pintuition . Cela veut dire que, a Pépoque, il fait confiance k Pévidencee mathématique pour Pintuition , et è Pexigence rationnelle de devoir présenterr è Pintuition des exemples pour affirmer toute pretention è la vérité physique. .

Enn métaphysique, qui est une science pure, cette evidence intuitionelle, parr definition, ne se donne pas et c'est la que la methode doit précéder la sciencee (methodus antevertit omnem scientiam ; MSI, 5:82). Pour cette raison la métaphysiquee peut être considérée comme la science rationnelle qui consiste danss Pauto-exposition de la raison dans sa disposition naturelle et Pexposition dess lois qui lui servent de fondements. Le critère de la methode métaphysique estt done e trouver dans sa pureté, et même si Kant ne sait pas encore comment laa trouver, une chose est claire pour lui : la methode en métaphysique exige la strictee separation du sensible et de Pintellectuel, et defend toute espèce de contagionn de Pintellectuel par le sensible (sensitivae cognitionis cum intellectualiintellectuali contagium ; MSI, 5:84).

Orr ce que Pouverture d'Orientieren suggère, c'est que la trouvaill e des conceptss purs (logiques et heuristiques) se fait bien au moyen de Pusage concret dess concepts. Kant a done trouvé un usage qui n'est pas contagieux, et eet usage estt celui que nous allons découvrir comme un procédé analogique et élargissant. Laa critiqu e fourni t la pureté méthodique de la métaphysique par « analogisation »» : usus dat methodum aussi dans la métaphysique si Pon ne se concentre pas surr les données de eet usage, mais sur P abstraction faite de Pusage même. De eett autre usus, Pouverture d'Orientieren en parle sous le titr e de ErfahrungsgebraucheErfahrungsgebrauche et le texte Passocie a la faculté empirique d'orientation, dontt Pusus donne la methode de s'orienter dans la pensee.2

277 Dans la première critiqu e (A), Kant fait une autocritique sur ce point « Nun sollt man denken, daBB der durch die transz. Asthetik eingeschrankte Begriff der Erscheinungen schon von selbst die objektivee Realitat der Noumenorum an die Hand gebe [...] und die Einteilung der GegenstSnde in Phaenomenaa und Noumena, mithin auch der Welt, in eine Sinnen- und eine Verstandesweh (munduss sensibilis et intelligibilis ) berechtigte » (KRV, A249, 298). Mais Kant rejette cette suggestion,, qui veut conclure a la chose intelligibl e a partir du phénomène qui en est la consequencee secondaire. Cette chose n'est qu'un objet transcendental, est 1'objet 'überhaupt' dont less categories sont les determinations au moyen de données sensibles. (« [Die Kategorien] dienen nurr dazu, das transzendentale Objekt (den Begrifif von etwas überhaupt) durch das, was in der Sinnlichkeitt gegeben ist, zu bestimmen, urn dadurch Erscheinungen unter Begriffen von Gegenstflndenn empirisch zu erkennen » (KRV, A250, 299-300). Autrement dit, la pureté - les categoriess - n'est pas isolable dans un monde intelligible, mais elle est provoquée par et en

396 6

Page 403: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

«« Eigentliche Bestimmung » des concepts dans ia première critique

Quell que soit son dégré d'abstraction, tout concept» selon Orientieren, conserve dess traces de sa provenance concrete. L'abstraction n'est jamais complètement achevée.. Un aspect imaginatif perdure dans les concepts, des images {bildliche Vorstellungen)Vorstellungen) y adherent toujours. Il nous faut penser a des termes comme substance,, causalité ou totalité, qui fonctionnent sur un niveau abstrait, mais auxquelss sont attachées des images concretes, si Ton les regarde de plus prés. Laa substance se réfère en effet a Facte porteur {sub-stare), la causalité a une chosee bien délimitée {causa) et la totalité a la collection complete des elements. Commee Ie montrent ces exemples, 1'étymologie peut aider a trouver les images originairess {totus derive d'une racine signifiante 'gonfler') .

Maiss pour Kant, le rapport de 1'image au concept n'est pas simplement dee 1'ordre de 1'étymologie sémantique.28 L'enjeu est justement de sortir du réseauu purement sémantique, oü - pour le dire dans le langage structuraliste - le senss est 1'effet des rapports entre les signifiants dans un champ partagé. L'enjeu dee la philosophie transcendantale est précisément de montrer que la significationn ne se reduit pas a la logique horizontale des rapports conceptuels, maiss qu'elle ne se constitue qu'è partir de la profondeur « verticale » de 1'intuitio nn évoquée par VEmpfindung. II n'y a pas de signification sans rapport a 1'extériorit éé du langage et de la pensee. Toute pensee est une pensee sur quelque chose,, tout d'abord sur une chose telle qu'elle se présente dans 1'intuition . La phénoménologiee kantienne implique, avant tout, la mise en discours de 1'intuition ,, de la figure, a laquelle le discours doit faire reference directement ou indirectement.. Fondamentale a la pensee transcendantale de Kant et a la critiqu e estt la these qu'i l n'y a pas de sens et de signification {Sinn und Bedeutung) pour less concepts sans cette reference a une intuitio n {Anschauung). Le terme Sinn signifiee « avoir le sens pour...» ; Bedeuten est« pointer vers quelque chose ».

Orr c'est seulement dans ce sens qu'on peut parler d'une etymologie kantienne.. Il ne s'intéresse a la découverte de Yétumos logos, a la découverte du vraii sens d'un mot, que dans la mesure oü la vérité est celle d'une experience. Laa sémantique kantienne est complètement englobée dans la philosophie critiqu ee de Pexpérience.29

cooperationn avec les données sensibles pour en constituer des objets empiriques. Les concepts purss ne sont que des fonctions de la pensee. « Die Kategorie ist doch eine bloöe Funktion des Denkens,, wodurch mir kein Gegenstand gegeben, sondern nur, was in der Anschauung gegeben werdenn mag, gedacht wird »(KRV, A253,301). 299 Ainsi Formigari qui remarque que la question du signe et de la signification repose sur le schematismee comme rapport entre concept et intuitio n (Lia Formigari La sémiotique empiriste faceface au kantisme. Liège: Pierre Mardaga, 1994). 299 Pour une discussion de la sémiotique de Kant, comparée a celle de Peirce, nous référons le lecteurr a Umberto Eco Kant et Vornithorynque. Paris: Grasset, 1999 (1997), pp. 8Iff .

397 7

Page 404: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Sii Ton se rend compte de ceci, on ne peut que découvrir combien Ie texte OrientierenOrientieren fait echo au chapitre Vort dem Grimde der Unterscheidung aller GegenstandeGegenstande überhaupt in Phaenomena und Noumena, qui, dans la première critique,, fait Ie lien entre la partie analytique et la partie dialectique. L'ouvertur e commencee par la fameuse comparaison de la raison avec un océan, dans lequel 1'entendementt pur est comme une ïle. L'océan donne occasion è Fillusion et è laa SchwarmereU 1'ïle en revanche est comme Ie sol fiable et stable de la pensee, ellee représente 1'analytique critique. D'un cöté eet océan est la limit e (Grenze) imposéee par la nature a 1'entendement, d'un autre cöté l'océan incite inlassablementt et tout naturellement Ie penseur a 1'aventure, une aventure « von denenn er niemals ablassen und sie doch auch niemals zu Ende bringen kann » (KRV ,, B295, 287). Seduction permanente, désir de transgression naturel, impossiblee accomplissement de ce désir. L'analytiqu e critiqu e est cette recherchee profonde (Untersuchung) dont Ie but est de montrer clairement au penseurr les limites de 1'usage de son entendement, pour qu'i l ne s'égare (yerirrt)(yerirrt) pas continuellement sur l'océan sans orientation (KRV, B298, 289). « Wirr haben namlich gesehen : daB alles, was der Verstand aus sich selbst schöpft,, ohne es von der Erfahrun g zu borgen, das habe er dennoch zu keinem anderenn Behuf, als lediglich zum Erfahrungsgebrauch » (KRV, B295, 288). La fonctionn critiqu e de l'analytiqu e est ainsi a réduire a un simple point de

convergence. . Cettee these préparé 1'implication de rimaginair e dans tout concept, au

débutt d'Orientieren. Kant souligne que 1'entendement n'a qu'un seul usage legitime,, a savoir 1'usage empirique, et qu'i l n'y a pas d'usage transcendantal dess categories (KRV, B303, 296). Les concepts purs de l»entendement ne recoiventt leur signification que dans leur application a des phénomènes {Erschemungen){Erschemungen) comme les seuls objets de toute experience possible (KRV, B298,289). .

Zuu jedem Begriff wird erstlich die logische Form eines Begriffs (des Denkens)) überhaupt, und dann zweitens auch die Möglichkeit, ihm einenn Gegenstand zu geben, darauf er sich beziehe, erfordert. Ohne diesenn letzteren hat er keinen Sinn, und ist völlig leer an Inhalt , ob er gleichh noch immer die logische Funktion enthalten mag, aus etwaigen datiss einen Begriff zu machen (KRV, B298,289-290).

Lee raisonnement concernant Ie sens reprend la formule célèbre selon laquelle less intuition s sans concepts sont aveugles et les concepts sans intuition s sont videss (par exemple KRV, B75,95).

Nunn kann der Gegenstand einem Begriff nicht anders gegeben werden, alss in der Anschauung, und, wenn eine reine Anschauung noch vor dem

398 8

Page 405: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Gegenstandee a prior i möglich ist, so kann doch auch diese selbst ihren Gegenstand,, mithin die objektivc GUltigkeit , nur durch die empirische Anschauungg bekommen, wovon sie die blofie Form ist. Also beziehen sichh alle Begriffe und mit ihnen alle Grundsatze, so seht sie auch a prior ii möglich sein mogen, dennoch auf empirische Anschauungen, d.i. auff data zur möglichen Erfahrung (KRV, B298,289-290).

Less concepts logiques comme les concepts mathématiques, indéniablement a priori,priori, ne recoivent leurs significations que par Ie biais de la demonstration, de YexpositionYexposition selon la terminologie technique de la métaphysique.30 « [Man] erfordert ,, einen abgesonderten [c.-è.-d. abstraité] Begriff sinnlich zu machen, d.i.. das ihm korrespondierende Objekt in der Anschauung darzulegen, weil ohne diese,, der Begriff (wie man sagt) ohne Sinn, d.i. ohne Bedeutung bleiben würde »» (KRV, B299, 290). Le sens des chiffres, aussi abstrait qu'i l soit, ne s'explique quee par i'intuitio n (Versinnlichung) qu'on peut en avoir avec les doigts ou un boulierr (le chififr e 5 dans le chapitre sur le schematisme ; KRV, BI79, 199). La mêmee chose vaut pour les categories. Même si un concept est généré de manieree a priori , son usage significatif ne se trouve fïnalement que dans 1'experience.. Ainsi Kant veut montrer qu'i l n'y a pas de definition réelle des categoriess sans recours aux conditions de la sensibilité, sans recours aux formes aa prior i du temps et de Pespace.31 C'est-a-dire que, même si le concept est généréé d'une maniere a priori, il recoit sa signification de son usage concret danss 1'experience.

Parr la suite, Kant explique a 1'aide d'exemples ce qui est presuppose danss Tintroductio n a Orientieren. Le concept de grandeur, par exemple, a beau êtree abstrait, pour 1'expliquer, on doit s'appuyer sur 1*intuition . Une description, quii n'est pas une definition du concept, le pose comme un ensemble dans lequel existee une pluralit é d'unites (vielmal Eines in ihm gesetzt ist; KRV, B300,292). Cettee multitud e de fois oü Pélément unitair e est ajouté dans la chose, se fonde, implicitement,, sur un geste (poser), sur 1'usage pratique d'une repetition successivee {sukzessive Wiederholimg) et par conséquent sur le temps et la synthesee d'une pluralit é d'unités dans 1'intuitio n temporelle. Le concept de

ExpositionExposition peut être ainsi prise au pied de la lettre: 'poser-en-dehors'. Selon Kant rentendementt ne peut rien prescrire quant aux choses-mêmes, mais il ne peut qu'anticiper la formeforme de I'expérience possible. Ainsi, explique Kant, les principes de Fentendement sont des principess de I 'exposition des phénomènes (Èrscheinungenj, c'est-a-dire de la maniere dont le sujett s'imagine 1'existence des choses en dehors de lui-même. Cette trouvaill e de la fonction d'expositionn de rentendement est tellement fondamentale, qu'elle remplace selon Kant 1'ontologie.. « Der stolze Name einer Ontologie, welche sich anmaBt, von Dingen überhaupt synthetischee Erkenntnisse a prior i in einer systematischen Doktri n zu geben [...] mufi dem bescheidenen,, einer bloBen Analyti k des reinen Verstandes, Platz machen » (KRV, B303, 296). Pourr une interpretation du terme exposition par rapport a Vexhibition, voir chapitre 5. 311 Kant explique en outre qu'une definition pure, sans ce recours, n'existe pas (KRV, A241-242, 293-294,, cf. KRV, A 245).

399 9

Page 406: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

réalitéé ne re9oit sa signification dans 1' imagination concrete que comme un tempss rempli de queïque chose; la substance ne signifïerait rien sans la 'connaissance'' experimental de la permanence d'une chose a travers Ie flux temporei;; la causalité serait sans signification si on ne la comprenait pas comme laa regie selon laquelle on conclut a 1'existence d'une chose a partir d'une autre etc.. (KRV, B300-301,293-294).

Mi tt einem Worte, alle diese Begriffe lassen sich durch nichts belegen, undd dadurch ihre reale Möglichkeit dartun, wenn alle sinnliche Anschauungg (die einzige, die wir haben), weggenommen wird , und es bleibtt dann nur noch die logische Möglichkeit übrig, d.i. daB der BegrifF (Gedanke)) möglich sei, wovon aber nicht die Rede ist, sondern ob er sichh auf ein Objekt beziehe, und also irgend was bedeute (KRV, B302-303,294). .

Laa suggestion de Kant est que, si Ton utilise des concepts abstraits, on presupposee qu'il s ont du sens. Or ce sens ne se découvre que par Ie biais de Fexpériencee concrete, c'est-a-dire de la temporalité. Pour Kant, penser, selon Ie modee humain, n'est possible que dans Ie temps, même si 1'homme a cette capacitéé miraculeuse de penser comme si Ie temps ne jouait pas de role. Ce qui doitt être tacitement supprimé dans tout raisonnement abstrait et pur, dans la mathématiquee et dans la logique, c'est 1'adhérence du sens a 1'usage concret. La logiquee ne trait e que de la forme du concept, de sa fonction concernant Ie rassemblementt du pluriel sous une unité. De la formalit é conceptuelle, on ne peutt rien conclure en ce qui concerne robjet. La fonction abstraite des concepts presupposee la fonction schématique pour que Ie concept revive sa signification (KRV,A245,295). .

Danss cette perspective, la critiqu e transcendantale est une maniere de repérerr Poblitération du schematisme dans '1« usage » pur des concepts dont il estt question dans la logique et la mathématique.32 Ainsi elle apprend au penseur less limites des concepts et elle rempêche de conclure a la possibilité transcendantalee des choses è partir de leur possibilité logique (KRV, B302, 294),, cela pour la raison que, comme Ie souligne Kant, 1'usage des concept purs nee peut être qu'empiriqu e et ne sera jamais transcendantal, c'est-a-dire qu'i l concernee les choses comme elles sont données dans 1'intuitio n sensible et non pass les choses-en-soi (Dinge überhaupt, ohne Rücksicht auf die Art zu nehmen, wiewie wir sie anschauen mogen ; KRV, B303,296).

322 Obliteration qui est en plus comprehensible dans la mesure oü Kant caractérise Ie schematisme lui-mêmee comme un art cache (yerborgene Kunst; KRV, BI 80,200). 333 Un peu plus loin d'ailleurs, Kant parte tout de même de 1'usage transcendantal du concept, sous lequell il entend la determination de Ia pensee d'un objet en general, et non pas la determination d'unn objet Or, dit il , cette expression « usage transcendantal » n'a pas de sens, puis que 1'usage Gebrauch)Gebrauch) implique la faculté de jugement (Urteilskraft) et Ie jugement implique la subsomption

400 0

Page 407: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

LaLa crux critica de la critique

Laa these de Pindissolubilité du schema et du concept se traduit dans Ie début ÜOrientierenÜOrientieren par la position selon laquelle même les concepts places (anlegen, étant:: 'viser' comme Ie chasseur vise sa proie, a comparer k la fonction des motss selon Lyotard dans Discours, figure) au niveau Ie plus élevé et Ie plus abstraitt sont encore imprégnés d'images, qui ont pour fonction de rendre possiblee 1'usage empirique (Erfahrungsgebrauche) des concepts (O, 5:267). Remarquonss bien : Kant ne fait pas provenir Ie concept pur de F experience. Il presupposee 1'existence des concepts purs et a priori. Il affïrme seulement que cess concepts resteraient inconnus et inutiles, si Phomme ne les « incarnait» pas danss des termes, dans des métaphores - a condition que Ton comprenne que la puretéé absolue ne s'exprime que métaphoriquement - et que F entendement humainn a construit de tels concepts, désormais aptes a Fusage empirique, usage quii est, selon le paragraphe introducteur a Orientieren, leur destination essentiellee {eigentliche Bestimmung).

L'indépendancee de 1'experience des categories, quant a leur provenance,, est fondamentale pour la possibility de la philosophic critiqu e elle-même.. « Die Kategorien griinden sich ihrem Ursprunge nach nicht auf Sinnlichkeitt [...]; scheinen also eine über alle GegenstMnde der Sinne erweiterte Anwendungg zu verstatten » (KRV, B305, 299-300). Comme les categories ne sontt que des formes (Gedankenformen) de la pluralit é de F intuitio n et des manièress de lier le pluriel {Verbindungsart des Mannigfdltigen), sans sensibilité elless n'ont aucune signification. Ainsi toute pretention a la connaissance des choses-en-soi,, choses de Fentendement (Verstandeswesen) ou noumena est fausse.. L'entendement ne fourni t que des categories, des formes de la pensee, et ill aurait besoin d'une intuitio n intellectuelle pour avoir des choses è disposition dee son usage. Or il faut discerner, selon la critique, le noumenon positif et le noumenonnoumenon négatif. Le premier est un objet presuppose par F intuitio n insensible, parr 1'intuitio n intellectuelle; F autre est un non-objet de Fmtuition sensible. La critiqu ee est comme un Janus bifrons: F analyse de la sensibilité positive impliqu ee nécessairement une theorie du noumenon dans le sens négatif (KRV, B306-307,301-302). .

(Subsumtion).(Subsumtion). Le schema est la condition formelle qui rend possible la soumission de ce qui est donnéé dans Fintuhion au concept Sans qu'on presuppose même tacitement 1'adhérence empiriquee du concept pur, dans une categorie pure done qui fait abstraction de toute condition de Fintuhionn sensible et humaine (von aller Bedingung der sinnlichen Anschauung, als der einzigen, diedie wis moglich ist, abstrahiert wird \ le complément schématique de la fonction conceptuelle disparaitra,, et il n*y aurait pas question de subsomption, ni par conséquent d'un usage des concepts.. Ainsi « der bloB transcendentale Gebrauch der Kategorien ist in der Tat gar kein Gebrauchh [...]». Bref: les concepts purs (categories) sans lews conditions formelles de sensibilité n'ontt pas d'usage transcendantaL puis que tout usage est impossible quand aucune des conditions dee Fusage est remplie. Le schema est la trace indispensable de Fempirique dans Fabstrait, qui garantitt la possibilité de Fusage des categories (KRV, B304,297).

401 1

Page 408: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Cettee structure « bifrontiqu e » découverte par la critique, est fondamentale pour laa dynamique de la pensee. C'est dans cette dynamique que s'insère la solution aa la question de F orientation dans la pensee. L'argument qu'est peut-être Ie plus 'crucial '' de la première critique, puisqu'il s'agit du crux de la critique, se formulee ainsi:

Wennn ich alles Denken (durch Kategorien) aus einer empirischen Erkenntni ss wegnehme, so bleibt gar keine Erkenntnis irgendeines Gegenstandess übrig ; denn durch blofie Anschauung wird gar nichts gedacht,, und, dafi diese Affektion der Sinnlichkeit in mir ist, macht gar keinee Beziehung von dergleichen Vorstellung auf irgend ein Objekt aus. Lassee ich aber hingegen alle Anschauung weg, so bleibt doch noch die Formm des Denkens, d.i. die Art , dem Mannigfaltigen einer möglichen Anschauungg einen Gegenstand zu bestimmen. Daher erstrecken sich die Kategorienn sofern weiter, als die sinnliche Anschauung, weil sie Objekt überhauptt denken, ohne noch auf die besondere Art (der Sinnlichkeit) zuu sehen, in der sie gegeben werden mogen. Sie bestimmen aber dadurchh nicht eine gröBere Sphere (KRV, B309,303-304).

Lee crux critica consiste dans une incongruence essentielle pour la connaissance dee la vérité. Du point de vue empirique, une connaissance peut bien être adequationn du concept et de 1' intuitio n et par consequent vraie ; du point de vue théoriquee cette adequation cache une non-adéquation oü le concept déborde de 1'intuitionnable.344 A la fois adequate et non-adéquate, rincongruence du crux criticacritica se traduit par une tension entre « restriction empirique du concept » {begrenzen),{begrenzen), présupposée a sa fonction de determination, et « élargissement » {weiter{weiter erstrecken), donné avec son caractère disproportionné par rapport a 1'intuition .. Cette extension est negative, en ce qu'elle ne couvre pas une sphere réellementt occupée par des intuition s sensibles {negative Erweiterung; KRV, B312,305). .

Incongruentt est ainsi le concept pur puisqu'il se laisse restreindre par Pintuitio nn sensible pour produir e de la connaissance, et a la fois il suggère, d'unee maniere negative, un autre « objet », propre a une autre intuition , inhumainee et done imaginaire. Cet objet, le noumenon, est problématique, en ce quee premièrement il ne contient pas de contradiction interne, deuxièmement il

344 On trouve une formule chez Eric Weil qui explique cette incongruence :« Ce que nous savons, maiss ne connaissons pas fonde ce que nous connaissons, mais ne comprenons pas parce que son contenuu est, pour notre passivité, pur donné» dans toute la mesure oü nous le connaissons. ». Et il enchainee en soulignant que cette structure chiasmatique que nous avons nominee avec la terminologiee kantienne « incongruence » presuppose la déconstruction de Vintellectus intuitu*. « Seull un intellect intuiti X une intuitio n intellectuelle, un entendement originaire, un intellectus archetypusarchetypus connahrait pas la pensee, étant pure activity pur acte, pure presence a lui-méme » (Eri cc Weil Problèmes kantiens. Paris: Vrin , 1990, p.30).

402 2

Page 409: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

n'aa pas de réalité objective et ainsi il est vide, et troisièmement il est» en dépit dee tout, nécessaire puisqu'il montre, dans sa vacuité, la limit e de 1'adequation épistémologiquee et done de la connaissance humaine et qu'i l est ainsi un GrenzbegriffGrenzbegriff (KRV, B310, 305).35 Le concept pur est a la fois la condition positivee de 1'expérience adequate et la condition negative de sa delimitation. Le mêmee concept a deux fonctions incommensurables, il est done incongruent.36

Connaissancee et auto-1 imitation vont de pair, 1'application constitutive du conceptt a Pexperience par le schema a pour contrepartie nécessaire la determinationn de la limit e du connaissable par la probléma. Le problème est Aufgabe.Aufgabe. Ou bien le schema en fournit la solution - comme dans Ia geometrie antiquee -, ou bien on doit arrêter (aufgebeh) de chercher une solution quelconquee (HWPh, 7:1402). \J incongruence dans le crux critique est celle qu'exprimee le doublet schéma-probléma, et encore, comme nous allons le voir danss un instant, celui de schéma-symbole.31

Cettcc argumentation revient impliritement dans 0,5:271. 366 Kant en tir e encore la conclusion que non seulement le concept pur dans son Erweiterung est problématiquee (logiquement non-contradictoire, réellement sans contenu, indispensable selon la critique),, mais que le concept d'un entendement intuiti f (intellectus intuitus) Test également « Derr Begriff eines Noumeni, bloB problematisch genommen, bleibt dem ungeachtet nicht allein zul&sig,, sondern, auch als ein die Sinnlichkeit in Schranken setzender Begriff, unvermeidlich. Aberr alsdann ist das nicht ein besonderer intelligibeler Gegenstand für unseren verstand, sondern einn Verstand, für den est gehorte, ist selbst ein Probléma, namlich, nicht diskursiv durch Kategorien,, sondern intuiti v in einer nichtsinnlichen Anschauung seinen Gegenstand zu erkennen »» (KRV, B311-312, 305). L'intuitio n intellectuelle est done pour la critiqu e un Grenzbegriff qui estt nécessairement posé par la pensee. 377 Ce que nous avons élaboré comme Fincongruence du concept peut être approfondi dans un autree vocabulaire comme un conflit dans 1'entendement Kant suggere quelque part que tous les conceptss philosophiques soient issus de rentendement, et que la raison n'est que cette 'force' (Vermogen)(Vermogen) qui libere des concepts purs de rentendement de leur restriction empiriques. Dans cettee esquisse 1'incongruence de la crux critica est concue comme resultant de la bataille entre deuxx forces, Tune restreignant (intuition) , l'autr e élargissant (raison). « Wir mussen bemerken, daBB nur der Verstand es sci, aus welchem reine und transzendentale Begriffe entspringen können, daBB die Vemunft eigentlich gar keinen Begriff erzeuge, sondern allenfalls nur den Verstandesbegriff,Verstandesbegriff, vond den unvermeidlichen Einschrankungen einer möglichen Erfahrung, jrei mache,mache, und ihn also Ober die Grenzen des Empirischen, doch aber in Verknnpfung mit demselben zuu erweitern suche » (KRV, B435,439). L'opposition des forces, et done toute la thématique de NegativenNegativen Gröfie revient également dans Introductio n è Ia dialectique transcendantale, oü Kant expliquee 1'apparence transcendantale (transzendentale Scheiri) k partir de et par analogie k la faussee apparence sensible, qui est due k la confusion des representations sensibles et des concepts d'entendementt Cette subreption facultaire est causee par « den unbemerkten EinfluB der Sinnlichkeitt auf den verstand [...] wodurch es geschieht, das die subjektiven gründe des Urteil s mitt den objektiven zusammenflieBen, und diese von ihrer Bestimmung abweichend machen, so wiee ein bewegter Körper zwar fur sich jederzeit die gerade Lini e in derselben Richtung hahen wttrde,, die aber, wenn eine andere Kraf t nach einer anderen Richtung zugleich auf ihn einflieBt, in krummlinig ee Bewegung ausschlSgt [...] Es wird daher nöüg sein, das irrig e urteil als die Diagonalee zwischen zwei Krflfte n anzusehen »(KRV, B350-351,335).

403 3

Page 410: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

OrientationOrientation grace a /'incongruence dans le concept pur

Lee terme incongruence nous est suggéré par Kant dans le texte concernant les GegendenGegenden que nous avons présenté comme étant une étape préparatoire è la trouvaill ee de la critique. L'argumentation de Gegenden est reprise dans Orientieren,Orientieren, dans le texte done qui suggère dans son ouverture une maniere de trouverr des notions pures, logiques ou heuristiques, a la base de Pusage experimentall de Pentendement.

Auff solche Weise ist selbst die allgemeine Logik zu Stande gekommen ; undd manche heuristische Methode zu denken liegt in dem Erfahrungsgebrauchee unseres Verstandes und der Vernunft vielleicht nochh verborgen, welche [...] die Philosophic wohl mit mancher nützlichenn Maxime, selbst im abstrakten Denken, bereichern könnte (O, 5:267). .

Danss Gegenden Kant avait montré des faits spatiaux qui invalidaient la doctrine dee Leibniz et rendaient plausible celle de Newton, concernant Pespace absolu. L'espacee absolu a été avance comme le fondement nécessaire a la possibilité de VV incongruence géométrique. Une reduction a la geometrie situationniste n'expliquaitt en effet pas des differences entre des regions, qui se manifestaient toutt de même durch eine klare Empfindung (Gegend, 2:997). Cette Empfindung estt corporelle, relève du sentiment distinctif de la gauche et de la droite, et est ainsii comme Pindice du fondement intérieur {innere Grund der VerschiedenheitVerschiedenheit;; Gegend, 2:999) des choses, nécessitant le concept de Pespace absolu.. Bref, Vincongruence dans Pespace renvoie au phénomène de la régionalitéé et exige une faculté d'orientation, intimement liée au sentiment du corps. .

Nouss Pavons déja dit, dans Orientieren Kant trait e de la faculté d'orientation surr trois niveaux successifs : géographique, mathématique et logique. L'augmentationn en abstraction est générée par le processus de Panalogie, qui trouvee son point de depart dans Porientation géographique et corporelle.

Sichh orientieren heiBt, in der eigentlichen Bedeutung des Worts aus einerr gegebenen Weltgegend (in deren vier wir den Horizont einteilen) diee übrigen, namentlich den Au/gang zu finden (O, 5:269).

Danss le mot orientieren se trouve un trai t empirique, une image : celle de Porientt ou de levant, direction oü se léve le soleil. L'orientatio n géographique équivautt done a Porientation empirique, comme le suggère le complément in derder eigentliche Bedeutung (a comparer a le passage sur Yeigentliche

404 4

Page 411: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

BestimmungBestimmung der Begriffe (O,5:267) et au sens du terme Bedeutung ci-dessus). Laa recherche géographique a besoin d*un sentiment subjectif, différenciant la droit ee de la gauche (Geföhl eines Unterschiedes an meinem eigenen Subjekt, namlichnamlich der rechten un linken Hand; O, 5:269). Kant spécifie son usage du termee Gefiïhl, en Ie rendant équivalent è Findice intérieur et done pas Hé è une differencee visible. « Ich nenne es ein Gefiïhl; weil diese zwei Seiten auBerlich inn der Anschauung keinen merk lichen Unterschied zeigen » (O, 5:269). Geföhl, sentiment,, est ce qui signalise de Ia difference, la oü elle ne se montre pas dans Iee monde extérieur.39

Orr comme Fincongruence dans F espace qui presuppose la régionalité se signalee par un sentiment, c'est aussi un sentiment qui se fait signal de ce qu'on vientt de caractériser comme 1'incongruence subjective, F incongruence de la categoriee a la fois adequate et inadequate a F intuition , incongruente puisqu'il s'agitt de deux points de vue sur Ie concept pur, deux perspectives incommensurables.. Ce crux critica est la tension dans Fesprit entre la tendance naturellee vers Fintuitionnabl e {eigentliche Bestimmung; O, 5:267) et Ie désir de laa raison de s'élargir au-dela de F experience (erweitern will ; 0,5:270).

Rienn d'étonnant alors a ce que Kant ne caractérise cette tension è nouveauu comme un sentiment (Gefiihl), puisque c'est par elle qu'on découvre unee difference la oü elle ne se montre pas a première vue, a savoir la difference entree eigentliche Bestimmung et Ie besoin inherent a Ia raison. L'orientatio n danss la pensee exige que Ie sujet fasse la difference entre ce qui est realisable et cee qui ne Fest pas, entre schema et problema, entre Ie besoin auquel peut répondree F intuitio n expérimentale et Ie besoin que F experience objective ne peutt satisfaire mais auquel peut répondre une idéé subjectivement indispensable,, comme par exemple F idéé de Dieu. De même que dans FF orientation géographique Ie sentiment inherent au corps montre la region du levant,, de même, dans F orientation logique, c'est-a-dire dans F orientation de la

388 En 1775 Kant a défini la géographie comme une science pragmatique, préparatoire pour 1'applicationn de connaissance scolaire a la vie. « Die physische Géographie [...] gehort zu einer Idee,, welche ich mir von einem nutzlichen akademisenen Unterricht mache, den ich: die Vorübungg in der Kenntnis der Welt nennen kann. Diese Weltkenntnis ist es, welche dazu dient, allenn sonst erworbenen Wissenschaften und Geschicklichkeiten das Pragmatische zu verschaffen, dadurchh sie nicht blofi vor die Schule, sondem vor das Leben brauchbar werden, und wodurch der ferti gg gewordene Lehrlin g auf den Schauplatz seiner Bestimmung namlich in der Welt eingeführt wird. »» (Von den verschiedenen Rassen der Mensenen, 9:26, è compare a Antr, . 6). La géographie estt pour Kant la description rhapsodique des faits divers, concemant 1'histoire naturelle et culturelle,, c'est-a-dire des phénomènes qui, relativement a 1'espace, se produisent dans Ie même temps.. Hans (Eisler Kant-Lexikon. Paris: Gallimard, 1994, pp. 456-457). 399 Cette definition formelle du sentiment rend facile pour Kant a faire des saujs d'abstraction et d'introduir ee les termes, a première vue paradoxaux, de Geföhl des der Vernunft eigenen BedQrfhissesBedQrfhisses (O, 5:270) et Geistesgefühl (KdU, XLV1I L 29). La position de Kant vis-a-vis du sentimentt est d'ailleur s souvent ambigu. D'un cóté c'est Ie sentiment qui signale Ie besoin, de 1'autree c'est Ie besoin qui crée Ie sentiment« Die Vernunft fühlt nicht; sie sieht ihren Mangel ein, undd wirk t durch den Erkenntnistrieb das GefÜhl des Bedflrfhisses »(0,5:274).

405 5

Page 412: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

pensee,, Ie sentiment inherent a la pensee montre oü et comment trouver Pidée indispensable.. Kant dit clairement que Ie sentiment fonctionne par rapport aux ideess comme fondement subjectif de la différenciation et qu'i l determine la facultéé de juger. « Dies subjektive Mitte l [...] ist kein anderes, als das Gefühl dess der Vermmft eigenen Bedürfiiisses » (O, 5:270). Le sentiment d'un besoin, inherentt a la raison, nous guidera dans la pensee qui ne peut plus s'appuyer sur dess repères empiriques ou mathématiques.

UU incongruence de la crux critica est la tension entre restriction par 1'intuitio nn et désir d'élargissement, tension qui se manifeste dans un sentiment qui,, de maniere analogique au sentiment géographique, oriente la pensee. La manieree dont la tension se montre rend évident qu'elle est inherente a la raison, qu'ellee en est un aspect naturel puisque la raison veut plus que vivre dans la réalitéé expérimentale. Le sentiment de la crux critica est en même temps sentimentt d'un besoin que définit la tension elle-même. Le concept est la pour Pusagee empirique, d'oü la tendance restrictive. La restriction ne peut être réaliséee que par Papplication a 1'intuitio n sensible adequate. Cependant le conceptt est plus large que 1'intuition , il pretend è une sphere übersinnlich. Cette pretentionn en soi n'est pas une faute, elle est un besoin naturel, pourvu qu'elle obéissee a certaines conditions, a savoir précisément a la tension critique, au fait quee le concept demande la realisation. Cette exigence impossible a sat is faire si lee concept déborde de Pintuition , la pretention de la raison doit tout de même se plierr a 1'intuitionabilité , ce qui pour les idees signifie qu'elles ne sont acceptabless rationnellement que dans la mesure oü elles sont au moins utiles è 1'usagee empirique de la raison (wenigstens tauglich zum Erfahrungsgebrauche unsererunserer Vernunft; O, 5 : 271). Inutiles sont les concepts purs sans correspondancee adequate dans Pintuition (idees), pour autant qu'on les considèree comme reels ; utiles sont les concepts dans leur fonction régulatrice, sii on les utilise par exemple théoriquement pour ordonner téléologiquement

400 Avcc cette fonction d'orientation du sentiment d'un besoin véridique de la raison (a savoir la foii de la raison), Kant arriv e a sa fin. « Der erweiterte und genauer bestimmte BegrifF des Sich-orientierensorientierens kann uns bebfllflich sein, die Maxime der gesunden Vernunft , in Diren Bearbeitungen zurr Erkenntnis übersinnlicher Gegenstande deutlich darzustellen » ( 0 ,5 :268-269). Le sentiment estt done un fit conducteur indispensable a la raison, non pas directement en étant révélateur (commee le voulait Jacobi), mais indirectement puisqu'il oriente la raison saine vers la foi rationnellee comme la réponse & son besoin naturel. II est done clair que Kant ne rejette pas la defensee par Mendelssohn de la raison saine, il rejette son rationalisme dogmatique. En feit, si nouss prenons la Logik comme texte autorisé par Kant, le philosophe avait même une grande estimee pour la faveur apportée è la raison commune. « Der gemeine Menschenverstand (sensus communis)communis) ist auch an sich ein Probierstein, um die Fehler des künstlichen Verstandesgebrauchs zuu entdecken. Das heiBt: sich im Denken, oder im spekulativen Vernunftgebrauche durch den gemeinenn Verstand orientieren, wenn man den gemeinen Verstand als Probe zu Beurteihmg der Richtigkeitt des spekulativen gebraucht » (Log, 5:484-485). Dans Orientieren, la correction ou la précisionn de la raison commune de Mendelssohn prepare - nous semble-t-il - la critiqu e esthétique dee cette raison dans la troisième critique.

406 6

Page 413: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

1'amalgamee des experiences ou pratiquement pour pouvoir les poser comme souverainn bien, comme Idee des höchsten Gutes (O, 5 :274).

Lee crux critica s'enracine dans 1'incongruence du concept simultanémentt adéquat et inadéquat. Cette incongruence se signale par le sentimentt de la difference et dans le besoin inherent de la raison. Elle est la sourcee de la dynamique de la raison et de son aspiration a ce qui dépasse FF intuition . Or Kant cherche la solution è cette aspiration insatiable dans la contre-forcee de la tendance è 1'empirique, - non pas, done, dans la tendence a la SchwarmereiSchwarmerei -, en exigeant des idees qu'elles soient d'une certaine utilit é théoriquee ou pratique pour le monde empirique. On a done deux plans sur lesquelss le crux critica fonctionne, premièrement celui de Padéquation du conceptt et de 1'intuition , deuxièmement celui de Pin adequation du concept et de FF intuition . Sur le premier plan c'est le surplus conceptuel par rapport a 1'intuitio nn qui instaure la dynamique de la raison et ainsi Ie désir typiquement humain.. Sur le deuxième plan c'est le manque d'intuitio n qui corrige ce désir et lee transforme en besoin, util e è Pexpérience d'une maniere régulatrice.

PerformativitéPerformativité du texte Orientieren

Enn suivant les trois points de vue, géographique, mathématique et logique, la notionn ^orientation elle-même spnt élargis. Dans cette procédure, 1'analogie jouee un róle important. La procédure qui puise son 'énergie' dans FF incongruence a mené ainsi vers une sorte de « logiftcation » de la notion empirique.. Par conséquent Kant considère Porientation logique comme « ein Geschaftt der reinen Vernunft [...] ihren Gebrauch zu lenken, wenn sie von bekanntenn Gegenstanden (der Erfahrung) ausgehend sich über alle Grenzen der Erfahrun gg erweitern will » (O, 5:270). L'orientatio n est une activité (Geschdft), unn geste de Ia raison pour s'élargir è partir de 1'usage empirique des concepts au-delèè de 1'expérimentable. Or, exprimée juste avant 1'articulation de l'orientatio nn logique comme étant enracinée dans le sentiment d'un besoin rationnel,, la proposition se réfère è la procédure dont elle fait partie, c'est-a-dire qu'ellee est performative. L'orientatio n logique est Pélargissement d'un concept dontt 1'usage est empirique k son usage abstrait. Au moment de la proposition, eett élargissement de la notion tf orientation est en acte. D'ailleurs, la performativit éé est valable pour toute la première partie du texte. L'introductio n donnee une sorte de theorie succincte de la trouvaill e de notions logiques et heuristiques,, dans laquelle le développement de la notion $ orientation logique estt è la fois un exemple et la condition même de possibilité : en effet, « commentt trouver l'orientatio n logique ? - au moyen de l'orientatio n logique ».

407 7

Page 414: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

L'opusculee Orientieren est done fortement performatif , en ce qu'i l explique ce qu'i ll met en même temps en oeuvre. Citons dans son entier l'introductio n de cettee 'methodologie'.

Wirr mogen unsre Begriffe noch so hoch anlegen, und dabei noch so sehrr von der Sinnlichkeit abstrahieren, so hangen ihnen doch noch immerr bildliche Vorstelhmgen an, deren eigentliche Bestimmung es ist, sie,, die sonst nicht von der Erfahrun g abgeleitet sind, zum ErfahrungsgebraucheErfahrungsgebrauche tauglich zu machen. [...] Wenn wir hernach von dieserr konkreten Verstandeshandlung die Beimischung des Bildes, zuerstt der zufalligen Wahraehmung durch Sinne, dann so gar die reine sinnlichee Anschauung überhaupt, weglassen : so bleibt jener reine Verstandesbegrifff übrig, dessen Umfang nun erweitert ist, und eine Regell des Denkens überhaupt enthalt. Auf solche Weise ist selbst die allgemeinee Logik zu Stande gekommen ; und manche heuristische Methodee zu denken liegt in dem Erfahnmgsgebrauche unseres Verstandess und der Vernunft vielleicht noch verborgen, welche, wenn wirr sie behutsam aus jener Erfahrun g herausziehen verstanden, die Philosophicc wohl mit mancher nützlichen Maxime, selbst im abstrakten Denken,, bereichern könnte (O, 5:267).

Commee nous 1'avons déja mentionné, la methode - s'il en existe une -ressemblee mais n'est pas pareille è la procédure de creation des concepts décrite danss la Logik (Log, §6, 5:525). La difference est que la procédure logique se concentree sur 1'abstraction du concept de sa 'couche' concrete et contingente, tandiss que la procédure dont il est question ici concerne une abstraction au niveauu de 1'usage de la raison.41 La construction logique de concepts se fait par unn acte de comparaison des données concretes, par la reflexion sur leurs trait s communss et par rabstraction de ces trait s et par leur denomination générale. C'estt un chemin au cours duquel on perd rimaginair e concret. Dans Ie cas présent,, nous n'avons pas affaire a une construction, mais a la découverte et a la trouvaill ee d'une maniere abstraite d'utiliser des concepts empiriques. On a done raisonn de nommer cette procédure abstraction transcendentale, en ce qu'elle concernee 1'usage rationnel des concepts, pour la distinguer ainsi de Vabstraction logique,logique, abstraction faite par la raison dans Ie champ de ses representations en vuee de la construction des concepts.

411 On trouve une indice de cette difference dans la Logik.« Man abstrahiert von einer Erkenntnis, wennn man die Anwendung derselben ignoriert , wodurch man sie in abstracto bekommt und un allgemeinenn als Prinzip sodann besser betrachten kann »(Log, 5:471). 422 Une reflexion, a dater entre 1768 et 1770, explique d'abord la difference entre des concepts derivess de rexpérience et des concepts dont la source est dans 1'entendement, et il explique ensuitee que les derniers ne peuvent être trouvés que par Ie biais de 1'usage empirique de la raison. «« Einige Begriffe sind von den Empfindungen abstrahiert; andere bloB von dem Gesetzte des

408 8

Page 415: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Lee point de depart est 1'usage empirique {Erfarungsgebrauch et konkrete Verstandeshandlung)Verstandeshandlung) d'un concept, qui aboutit a sa purification en ce qui concernee ramalgame des images {Beimischung des Bildes) impliqué dans 1'usagee empirique. Le démêlage se fait en deux étapes.43 D'abord il y a 1'' elimination dans 1'usage empirique de tout ce qui est image concrete et contingente,, c'est-a-dire qu'il faut nettoyer 1'usage de la Wahrnehumg durch Sinne.Sinne. Ensuite il faut éliminer de 1'usage des concepts la reine sinnliche AnschautmgAnschautmg überhaupt.** Trouver un concept pur ou une idee heuristique, demandee done qu'on le prenne tout d'abord dans son usage empirique pour ensuitee Ie débarrasser de toute phénoménalité, ainsi que de toute formalité intuitive.. Ces deux couches qui enveloppent le concept dans son usage empiriquee sont apparemment aussi des cadres qui le restreignent et dont ('eliminationn a pour consequence Pélargissement de la sphere du concept {dessen{dessen Umfang nun erweitert is/).

ManiereManiere plutot que methode

Immédiatement,, on constate que le double 'démantèlement' de 1'usage empiriquee et son élargissement final correspondent aux trois niveaux sur lesquelss la notion d'orientation est reconsidérée. L'élimination des images (1'imagee du levant) correspond au plan géographique; Pélimination des formes puress de 1'intuition correspond au plan mathématique et le concept pur de FF entendement è la logique. Ainsi Pintroduction au texte ne fait que décrire Pélargissementt du concept d'orientation mis en oeuvre par Kant, et il est justifié dee dire que le texte est pour ainsi dire Patelier experimental du philosophe, oü il décritt et montre simultanément la maniere - plutöt que la methode - de procéderpourprocéderpour trouver des regies (concepts) a trouver.

Laa question qui se pose est de savoir pourquoi le double démantèlement dee Pusage empirique d'un concept a pour résultat son élargissement. Comment

Verstandcs,, die abstrahierten Begriffe zu vergleichen, zu verbinden oder zu trennen. Der letzteren Ursprungg ist im Verstande; der ersteren in den Sinnen. All e Begriffe von solcher Art heiBen reine Verstandesbegriffe:: conceptus intellectus puri. Zwar können wir nur bei Gelegenheit der sinnlicbenn Empfindungen diese Tatigkeiten [!] des Verstandcs in Bewegung setzen, und uns gewisserr Begriffe von den allgenteinen VerbJUtnissen abstrahierter Ideen nach Gesetzen des Verstandesbewufitt werden; und so gilt audi hier Lockes Regel, dafi ohne sinnliche Empfindungen keinee Idee in uns klar wird [...]. ». (Reflektion 513, citee par Cassirer, Das Erkermtnisproblem in derder Philosophic und Wissenschaft der neueren Zeit (Zweiter Band), p. 622). 433 Curieusement, le caractere verbal du terme Beimischung dtsparait dans la traduction de Philonenko.. (Phitonenko, 1988, p.75). 44I II est clair que Kant fait reference ici aux formes pures de 1'espace et du temps. Neanmoins, ces formess ne sont pas des images ni des enveloppes, comme il le suggère ici, mais elles sont plutöt dess regies synthétiques pour la construction des images a partir des données sensibles (cf. la deductionn transcendantale). La forme spatiale est une coordination de simultanéité, et presuppose donee la forme du temps qui est une coordination successive.

409 9

Page 416: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

«« laisser de cöté la Beimischung des Bildes » peut signifier «trouver des régies logiquess et heuristiques » ? L'élargissement ne se ferait pas s'il était seulement questionn de débarrasser Ie concept de ses associations imaginaires. La definition empiriquee de Porientation nous aide. « Orientieren heiBt [...] aus einer gegebenenn Weltgegend [...] den Au/gang zu finden » (O, 5:269). La definition provisoiree relie Pacte de trouver a celui de s'orienter. L'orientatio n est une recherche,, dont Ie levant est la trouvaille. En soi, elle est done une procédure heuristique,, d'ailleur s plutot préheuristique que heuristique, qui s'achève par la découvertee d'une chose inconnue {den Aufang), a parti r d'une chose connue {aus{aus einer gegeben Weltgegend). Pour Kant Porientation n'est pas la recherche d'unn chemin a Paide d'un plan. Elle n'est pas méthodique. Elle n'est pas non plus,, a la difference de ce que suggère Mendelssohn, Part de choisir entre deux voiess données. Elle est reflexive, c'est-a-dire qu'elle est la recherche d'une regiee inconnue a partir de ce qui est donné. Comme Ie voyageur qui, dans la premièree critique, se sent tenté d'aller traverser Pocéan a partir de son ile bien connue.. Cette recherche réflexive,_nous la considérons plutöt comme une manieree que comme une methode (cf. LAS, 58-60,67-68 ; Appel, 32-39).

SymbolisationSymbolisation comme procédure d'élargissement de concepts (KdU, §59)

Lee paragraphe qui introdui t Orientieren décrit la reflexion inventive qui mène è Pamplificationn d'un concept sur la base de son usage empirique. Dans cette reflexion,, Panalogie joue un role important. Nous croyons pouvoir porter au jourr ce röle è Paide d'une analyse du fameux paragraphe 59 de la troisième critique,, intitul e Von der Schönheit als Symbol der Sittlichkeit, analyse inspirée parr celle que fait Lyotard dans la notice Kant-3 (D, pp. 191-193). Nous allons repérerr dans ce texte ce que nous croyons être la symbolisation, qui consiste a transfererr une maniere empirique de réflechir sur un autre plan. L'orientatio n reflexivee dans la géographie peut être transferee par analogie vers la mathématiquee et vers Ia logique. La symbolisation explique comment la procéduree analogique peut mener è Pélargissement de Pusage des concepts a parti rr de leur usage empirique.

Enn fait, la première phrase du §59 fait echo a celle tf Orientieren. « Die Realitaii unserer Begriffe darzutun, werden immer Anschauungen erfordert » (KdU,, §59, 211). On demande done des concepts qu'il s se rendent intuitionnables,, un processus nommé Hypotypose : « Darstellung, subiectio sub adspectumadspectum », qui se déroule sur trois niveaux. Il y a Phypotypose 'empirique' , quii exige des Beispiel e, exemples dans P intuition , c'est le niveau des images concretess {Bilder); puis Phypotypose 'schématique' concernant 1'intuitio n attachéee de maniere a priori aux concepts de Pentendement, et enfin Phypotyposee 'symbolique' qui porte sur les concepts de la raison pour lesquels

410 0

Page 417: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

ill n'y a pas d'intuitio n directe et qui fait usage d'une intuitio n provisoire. Or cettee intuitio n demande de la faculté de juger un traitement non pas a la maniere duu schematisme, mais un traitement analogique è cette maniere.

Laa fonction du schematisme explique ce qui est posé pour évident dans Orientieren,Orientieren, è savoir que tous nos concepts, aussi abstraits qu'il s seraient, comportentt des büdliche Vorstellitngen, et que cela les destine a Pusage empirique.455 Les concepts ne sont jamais donnés comme venant d'un autre monde,, d'un monde purement intelligible. La pensee pure est plutöt a représenterr comme 1'ensemble de quelques lignes auxiliaires, destinées a constituerr 1'expérience concrete (et la possible realisation de la liberté). C'est de 1'empiriquee que les concepts purs sont derives et la 'trace' de cette provenance temporeii Ie est discernable dans Ie schema. Le schema est ainsi une regie de transfertt et de déploiement du concept dans 1'espace et le temps, une regie de constructionn (en mathématique) ou même une methode de representation imaginative.466 Si la categorie est la regie de constitution d'un objet transcendantall überhaupt, le schema est la fonction qui rend possible 1'applicationn de ces categories aux données de 1'intuition , ce que Kant désigne parr le schema transcendantal, a savoir une regie concernant le temps. Puisque toutt concept est schématique, tout concept est apte et est même destine a Pusage empirique.. Or les concepts abstraits, comme les categories et les idees heuristiques,, ont pour destination une tendance naturelle de s'articuter dans 1'intui tt ion, parce qu'il s ne peuvent réaliser leur fonction de regie qu'a 1'aide du schematisme.. Ce schema est comme un art caché de la nature (KRV, Bi80, 200). .

Lee schematisme ne fonctionne pas, s'il s'agit des idees de la raison qui n'ontt pas, par definition, des intuition s correspondantes. L'hypotypose symboliquee s'instaure alors, « da einem BegrifTe, den nur die Vernunft denken, undd dem keine sinnliche Anschauung angemessen sein kann, eine solche untergelegtt werd, mit welcher das verfahren der Urteilskraf t demjenigen, was siee im Schematisieren beobachtet, bloB analogisch ist, d.i. mit ihm blofi der Regell dieses Verfahrens, nicht der Anschauung selbst, mithin bloB der Form der Reflexion,, nicht dem Inhalte nach Obereinkommt » (KdU, §59, 211). Tous les deuxx des formes d'hypotypose, la symbolisation ressemble è la schématisation, maiss cette ressemblance ne porte pas sur le contenu effectif, mais sur la reflexionn qui mène è eet effet. Il s'agit dans la symbolisation d'un transfert (Übertragung;(Übertragung; KdU, §59, 213) a un concept sans intuition , d'une certaine manieree de réfléchir sur un objet intuitionnable. Le symbolisme est ainsi une transpositionn d'une regie et non pas une presentation méthodique directe.

455 Nous référons, en ce qui concerne la problématique du schematisme, au chapitre 11. 466 Philonenko L'auvre de Kara. La philosophie critique (Tome 1), 1993, pp. 164-190.

411 1

Page 418: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Lee symbole représente une 'chose' qui ne Test pas puisqu'elle n'a pas de representationn dans 1' intuition . La representation n'est done pas la realisation d'unee connaissance empirique, mais plutot une reference è partir du connu vers Pinsensiblee et Pinconnaissable. Kant 1'explique è 1'aide du symbole de Pétat monarchique.. Son symbole peut être un corps vivant dans le cas oü il s'agit d'unee collectivité politique a la base des lois du peuple, ou il peut être une machine,, par exemple un moulin a bras, s'il est question d'un état despotique. Corpss et moulin sont des symboles, parce qu'il s représentent chacun une *chose'' qui n'est pas représentable dans 1'intuition , a savoir un certain ordre politique.. Cette representation est analogique. Il n'y a pas de ressemblance immediatee entre la machine ou le corps d'un cöté, et la monarchie despotique ouu populaire de 1'autre. Une ressemblance indirecte s'est pourtant enracinée danss la maniere de réfléchir sur le corps ou la machine, et ces reflexions se sont transposéess sur 1'objet inintuitionnabl e de la monarchie. La reflexion sur un corpss suit la regie qui dit : cette chose-ci est un organisme vivant et doit être compriss selon les lois spécifiques de la vie ; la reflexion sur le moulin suit la regiee de causalité mécanique. Par le transfert de ces régies respectives, la monarchiee populaire est concue comme étant dirigée par la volonté vivante du peuple,, et la monarchie despotique comme 1'effet d'une causalité mécanique qui enn est souveraine.

Lee transfert est analogique-symbolique dans 1'exemple puisqu'il consistee dans Ie principe suivant : la maniere dont on réfléchit sur 1'objet intuitionnabl ee vaut aussi pour 1'objet X qui n'est pas intuitionnable. L'exemple estt classiquement analogique dans le sens qu'on conclut a un certain rapport entree une chose connue (reflexion) et une chose inconnue (1'objet nouménale X) enn fonction d'un rapport entre deux choses connues (reflexion et objet x). Le symbolee ne doit pas être observe, mais demande la reflexion, comme le formule Ricceur,, s'inspirant directement de Kant,« le symbole donne a penser ».

TransfertTransfert analogique et transformation selon les contextes pragmatiques

Cependantt la structure classique de P analogie ne suffit pas pour comprendre la suitee du texte.48 Kant remarque que la question de la symbolisation mériterait unee étude plus approfondie, parce qu'elle n'est pas encore tres bien exposée.

477 Cf. Paul Ricoeur La métaphore vfve. Paris: Seuil, 1975, pp. 383-384; a comparer a la conclusionn de: idem La symbolique du Mal. Paris : Montaigne, 1960 oü, d'ailleurs, le terme scbellingienn de *tautégorie\ emprunté par Lyotard, est également discuté. 488 C'est ce que Annemarie Pieper ne tbématise pas. Elle admet le röle central de 1'analogk pour la constitutionn de la critique, mais elle ne probématise pas son röle pour Pinvention des articulations dee Pinarticulable (Annemarie Pieper 'Kant und die Methode der Analogie', in : Schonrich, Gerhardd und Kato, Yasushi (hrsg.) Kant in der Diskussion der Moderne. Frankfor t am Main : Suhrkamp,, 1996).

412 2

Page 419: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Sanss 1'élaborer, il indique implicitement la raison qui rend nécessaire une telle étudee approfondie.

Unseree Sprache ist voll von dergleichen indirekten Darstellungen [symboles]] nach einer Analogie, wodurch der Ausdruck nicht das eigenlichtee Schema fur den Begriff, sondern bloB ein Symbol für die Reflexionn enthalt. So sind die Wörter Grund (Stütze, Basis), abhangen (vonn oben gehalten werden), woraus Jliefien (staat folgen), Substanz (wiee Locke sich ausdrQckt: der Trager der Akzidenzen) und unzahlige anderee nicht schematische, sondern symbolische Hypotyposen und Ausdrückee fÜr Begriffe nicht vermittelst einer direkten Anschauung, sondernn nur nach einer Analogie mit derselben, d.i. der Übertragung der Reflexionn ttber einen Gegenstand der Anschauung auf einen ganz anderenn Begriff, dem vielleicht nie eine Anschauung direkt korrespondierenn kann (KdU, §59,212-213).

Laa langue dont parle Kant, notre langue (unsere Sprache), est la langue philosophique,, et c'est la raison qui justifi e une étude approfondie de la procéduree symbolique. Les concepts de la philosophic kantienne concernent Ia penseee pure et sont des concepts dépourvus par definition de representations intuitionnables.. Et cela pose des problèmes profonds pour la comprehension de laa possibilité de leur manifestation. Le transfert analogique, expliqué a ï'aide de Pexemplee de la monarchie, ne fonctionne pas de la même maniere pour les conceptss purs de la philosophie. V analogie est ici plus qu'un simple transfert d'unn rapport connu vers un rapport inconnu. En effet dans le rapport connu, les deuxx termes sont a notre disposition, è savoir 1'objet intuitionnabl e et la maniere dee réfléchir, alors que dans le rapport inconnu nous ne disposons que d'un seul terme,, a savoir la maniere de réfléchir. Kant donne par exemple le terme (Grund),(Grund), et entre guillemets la maniere de réfléchir. Il faut apparemment réfléchirr sur le terme philosophique Grund de la même maniere que sur son homonymee empirique, è savoir comme sur une chose qui est support ou base (Stütze,(Stütze, Basis). Le concept Grund a des sens différents en fonction de son usage:: le même terme peut prendre soit un sens schématique (intuitionnable) soitt une signification symbolique (nouménale). La symbolisation analogique n'estt ici pas seulement un transfert d'une maniere de réfléchir è partir d'un conceptt intuitionnabl e (corps, moulin) vers un concept non-sensible (état monarchique),, le transfert est en outre et en même temps un changement de la spheree d'usage du concept intuitionnable, un changement done du 'sens' empiriquee du terme en une signification philosophique. Ce transfert est plus qu'analogique,, il est transformation, élargissement de Phorizon d'usage du conceptt de depart, et en cela il est une maniere, la seule maniere en fait, de mettree è jour le concept pur. Pour trouver des concepts purs, e'est-a-dire pour

413 3

Page 420: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

less faire surgir de la raison, il faut done élargir symboliquement 1'usage empiriquee d'un concept. La symbolisation est la condition de la possibilité de manifestationn de concepts philosophiques et done de la philosophie en general.49 9

Dee ce surgissement des concepts purs, du surgissement done de la philosophie, ravant-propos'' d'Orientieren nous en donne la procédure, que nous pouvons comprendree comme 1'élargissement de 1'usage empirique des concepts au moyenn d'un transfert symbolique de la maniere de réfléchir sur ces concepts. Trouverr la signification philosophique du terme d''orientation implique Ie transfertt de la maniere de réfléchir sur 1'orientation empirique è des spheres 'pragmatiques'' élargies, respectivement celle de 1'usage mathématique et celle dee 1'usage logique du terme. Ce transfert est en quelque sorte une décontextualisationn de la reflexion d'origin e et une reinsertion de cette reflexion danss un autre contexte d'usage. La question de savoir si Ie concept Grund est è comprendree schématiquement ou symboliquement dépend complètement de son contextee d'usage. Sans ce contexte pragmatique, une explication fondamentale dess concepts purs ne serait que tautologique : Ie Grund est Ie Grund. C'est ici, commee toujours dans la critique, que 1'usage (la pragmatique) des concepts precedee leur signification, d'oü d'ailleur s 1'accent mis au début d'Orientieren surr la konkreten Verstandeshandlung (O, 5: 267).

Or,, Ie paragraphe 59 s'insère è sa maniere dans ce que nous venons de nommerr la crux critica. L'analogie dans Phypotypose symbolique exige deux étapes.. D'abord il faut prendre un concept dans son usage empirique, c'est-a-dir ee Ie 'restreindre' schématiquement pour trouver la maniere de réfléchir sur ce conceptt {Grund est un support). Ensuite il faut élargir 1'usage de ce concept én transférantt la reflexion a un contexte d'usage plus abstrait, c'est-a-dire 1'élargir symboliquementt pour ainsi tirer de la raison des concepts autrement inarticulables.. L'analogie s'insère ainsi dans une tension dynamique, une incongruencee qui s'exprime dans la possibilité d'un double (ou triple ) usage d'unn même concept. Or, chose fondamentale, 1'élargissement ne se fait par que parr Ie détour par 1'empirique, et done en passant par Ie schematisme. Bien que less directions de la schématisation et de la symbolisation soient opposées, cette dernièree exige une sorte de recul schématique pour pouvoir mieux sauter par la suite.50 0

499 Un rdle comparable pour rarticulatio n philosophique est destine a 1'hypotypose symbolique parr Eliane Escoubas' ('L'inventio n de la langue*) in : Imago MunM. pp. 345-361. ** Ainsi la fonction anaJogique par Ie transfert de la reflexion doit court-circuiter tout effort de fonderr la philosophie sur la seule Dichtung. Les concepts purs ne sont pas 'inventés', ils sont 'trouvés** au moyen de 1'analogisation symbolique et Ie transfert de la reflexion concrete vers d'autress contextes d'utilisation . La base de la philosophie n*est pas 'poétique' (littéraire) , elle est 'figurale' . .

414 4

Page 421: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Chapitr ee 13

«« £tat de naissance » : sentiment sans sujet

RecherchesRecherches paralogiques chez Kant etLyotard

Laa publication de Popuscule La condition postmoderne a provoqué, a 1'époque, quelquess discussions entre les représentants de la philosophic dite francaise et cellee des AUemands. Lyotard s'en prenait surtout au modernisme habermassien, consistant,, selon lui, dans la foi en 1 'unite universale du sujet humain (cf. chapitree 4). Les Lumières seraient a achever et seraient achevables grace a cette subjectivitéé universelle. Lyotard s'oppose a Habermas (et indirectement a son interpretationn de Kant) en se présentant comme incrédule a la priorité et a la désirabilitéé du consensus. Nous citons.

[Habermass suppose] que tous les locuteurs peuvent tomber d'accord surr des régies ou des métaprescriptions valables universellement pour touss les jeux de langage, alors qu'il est clair que ceux-ci sont hétéromorphess et relèvent de régies pragmatiques hétérogènes. [Sa] secondee supposition est que la finalité du dialogue est Ie consensus. Maiss nous avons montré, en analysant la pragmatique scientifique, que Iee consensus n'est qu'un état des discussions et non leur fin. Celle-ci est plutott la paralogie. Ce qui disparaït avec ce double constat (hétérogénéitéé des régies, recherche de dissentiment), c'est une croyancee qui anime encore la recherche de Habermas, a savoir que 1'humanitéé comme sujet collectif (universel) recherche son emancipationn commune au moyen de la régularisation des 'coups' permiss dans tous les jeux de langage, et que la légitimité d'un énoncé quelconquee reside dans sa contribution è cette emancipation (CP, 105-106). .

Cee qui nous intéresse, dans Ie chapitre suivant, sont deux choses. Premièrement, laa validation positive de la paralogie et la definition de la recherche postmodernee comme recherche d'opacités : on cherche ce qui donne a penser, onn cherche la trouvaille. Deuxièmement, la refutation lyotardienne du sujet universel,, tel que Habermas Ie presuppose a 1'émancipation et au développementt des sciences. Ce sujet consensuel suppose Ie concept d'intersubjectivité.. La juxtaposition des deux termes, sujet et paralogie, fait appel,, spontanément, è la dialectique kantienne dans la première critique. Elle

415 5

Page 422: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

estt pertinente aussi pour notre recherche sur et de la trouvaill e : si la trouvaill e estt ce qui precede toute regie et tout concept, puisqu'elle est la trouvaill e d'un rienn (de Pexistence dans son retrait) , elle n'est ni une affaire d'un sujet substantiel,, ni d'une aperception transcendantale. En effet, sujet et trouvaill e sontt relates comme situation et presence : ou il y a sujet, il n'y a plus trouvaill e (maiss invention ou découverte), et inversement, la trouvaill e comme presentationn actuelle ne peut pas faire objet du cogito. Autrement dit, le « j e pensee » ne peut se penser comme « penser en acte », comme evenement (ou pourr paraphraser Lacan : « je ne suis pas la, ouu j e pense »).

Nouss allons d'abord mettre cöte a cote la paralogie kantienne et la paralogiee lyotardienne, que nous allons comparer quant aux deux critères respectivementt de ia sophisma et de la Verwechslung. Kant et Lyotard different danss leur enjeu. Le premier, moderne, cherche la transparence, 1'autre, postmoderne,, 1'opacité. L'u n rejète la paralogie, puisqu'elle fait confondre statutt transcendantal et substance empirique; 1'autre Pembrasse puisqu'elle révèlee 1'impensable dans la recherche. Mais tous deux tiennent a la thématique dee la paralogie a cause de la legitimation épistémologique. Dans un deuxième temps,, nous présenterons, guides par Lyotard, une interpretation déconstructrice dee 1'idée du sensus communis qui, selon certains, se trouverait a la base de 1'intersubjectivité.. De cette lecture résultera une conclusion, qu'on resume commee « oü il y a sentiment (sensus), il n'y a rien de commun (communis) ». Lee sentiment de beauté sur lequel Kant greffe 1'idée du sensus communis, commee le principe de sa possibilité, ne peut servir la communicabilité universellee qu'après une mise en situation qui la transforme. Ce qui reste est le sentiment,, c*est-a-dire un signal

AuAu nom de la transparence: critique kantienne sur la paralogie concemant le sujet sujet

Laa critiqu e du paralogisme trouve sa place dans la dialectique transcendantale quii est définie par Kant comme la Kritik des dialektischen Scheins. Elle a pour butt de dévoiler la tentation, inherente è la raison par sa nature même, d'avancer laa vérité logique comme réelle. En distinguant Erscheinung de Schein (KRV, B349-350,, 334), elle est aufldaririsch en révélant le fond de 1'illusion transcendantale,, c'est-a-dire de la consideration transcendante de ce qui dépasse 1'expériencee (KRV, B 353, 336). Ce qui dans la logique, ne concemant que les formalitéss de jugements - raison pour laquelle elle peut faire usage de concepts ett de principes bien au-delè des limites d'expérience -, peut être acceptable, ne

11 Cf. la section 'Lacans theorie van het sujet*, dans Van Haute Psychoanalyse en filosofie, pp. 103-122. .

416 6

Page 423: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Testt pas automatiquement pour 1'experience et peut produir e des leere VernünjieleienVernünjieleien (KRV, B88,104).

Laa dialectique trait e aussi des idees de la raison. Selon Kant, la raison estt la faculté de tirer des conclusions. En étant raison jugeante, son principe fundamentall est qu'elle cherche Ie fond inconditionné de toute connaissance. « Derr eigentümliche Grundsatz der Vernunft [ist] : zu dem bedingten Erkenntnissee des Verstandes das Unbedingte zu finden, womit die Einheit desselbenn vollendet wird » (KRV, B 364,345). La raison cherche dans les idees 1'unitéé inconditionnée qui tient ensemble Ie conditionné épars. C'est, selon Pétymologiee du mot, une fonction definitive : schliefien, fermer et renfermer danss 1'unité du concept et du système. Or si la raison est fondamentalement Ie désirr de conclure et si la logique a découvert trois fonctions de juger -catégorique,, hypothétique et disjonctive -, ces trois fonctions peuvent être considéréess comme trois manières de schliefien d'oü émanent trois idees. Kant less appel Ie geschlossene Begriffe; elles mériteraient également la designation dee schliefiende Begriffe. Catégorique est la fonction rationnelle en ce qui concernee Ie sujet pensant comme condition absolue de la connaissance; hypothétiquee en ce qui concerne la coherence unitair e des objets (die absolute EinheitEinheit der Reine der Bedingungen der Erscheinung); disjonctive en ce qui concernee Punité absolue de la condition de tous les objets de la pensee (objet et sujet,, phénomène et raison) überhaupt (KRV 391, 365). Les trois fonctions ont leurss propres places dans la metaphysica specialis comme respectivement psychohgiapsychohgia rationalis, cosmologia rationalis et theologia rationalis avec leurs ideess correspondantes: Seele (Ie sujet pensant), Welt (Ie monde des apparences),, Dieu (condition absolue de toute possibilité). Dans la critique, les troi ss donnent occasion respectivement au paralogisme de 1'ême, aux antinomies dee la raison pure et a 1'idéal de la raison pure. Disons encore que ces idees « concluantess (fermantes) » sont absolues, puisqu'elles sont inconditionnées, qu'elless ont des fonctions régulatrices et qu'elles servent a penser la totalité commee système consistant et unifié.

L'enjeuu du paralogisme concerne la question: « comment Ie sujet peut-il se connaitree soi-même comme sujet connaissant? » Ainsi, la critiqu e du paralogismee a pour enjeu de determiner la fonction fermante de la raison et Ie statutt de Pame, considérée comme idéé absolue. Dans ce but, Kant distingue entree Ie paralogisme logique et Ie paralogisme transcendantal.

Derr logische Paralogismus besteht in der Falschheit eines Vernunftschlussess der Form nach, sein Inhalt mag übrigens sein, welcherr er wolle. Ein transzendentaler Paralogismus aber hat einen transzendentalenn Grund der Form nach falsch zu schlieBen. Auf solche Weisee wird ein dergleichen Fehlschlufi in der Natur der

417 7

Page 424: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Menschenvernunftt seinen Grund haben, und eine unvermeidliche, obzwarr nicht unauflösliche, Illusion bei sich führen (KRV, B399,370).

Cettee distinction correspond respectivement a la sophisma (paralogisme logique)) et Ia Verwechslung (subreption transcendantale). Le paralogisme de la raisonn n'est pas seulement con9U formellement par analogie è la logique, elle reprendd d'une certaine facon également la problématique de Pamphibologie de laa raison dont Kant trait e sur le seuil entre analytique et dialectique. Le même mott Verwechslung est utilise.2 Il y a Amphibolie der Reflexionsbegriffe, quand 1'usagee empirique de 1'entendement est confondu avec son usage transcendantal (KRV ,, B316, 309). La reflexion transcendantale évite qu'un concept soit trait e commee intuition , et inversement. Sans elle et sans son attributio n des representationss aux facultés, il y aurait confusion entre phaenomena et noumena.noumena. Parallèlement, dans la psychologie rationnelle, on prend subrepticementt Pidée d'un sujet absolu pour un objet de la connaissance, c'est-a-diree comme Seele. L'ame serait substance, recevant ainsi tous les attribut s qui yy sont analytiquement impliqués comme par exemple celui de simplicité, d'infinit ee ou d'immatérialité .

Laa critiqu e du paralogisme s'attaque done a la sophisma et a la Verwechslung.Verwechslung. Elle est formelle (logique) et transcendantale è la fois.

Inn dem Verfahren der rationalen Psychologie herrscht ein Paralogism, derr durch folgenden VernunftschluB dargestellt wird : Was nicht anders alsals Subjekt gedacht werden kann, existiert auch nicht anders als Subjekt undund ist also Substanz. Nun kann ein denkendes Wesen, blofi als ein solchessolches betrachtet, nicht anders als Subjekt gedacht werden. Also existiertexistiert es auch nur als ein solches, dl als Substanz (KRV, B410-411, 388b-389b). .

Laa faute logique, la sophisma figurae dictionis (KRV, B411, 390b), est du genre dee « mon manteau peut m'envelopper, ma valise peut envelopper mon manteau; donee moi aussi, j e peux aller dans la valise ». Ici, la faute concerne évidemment lee manteau, qui, en réalité, dans les deux cas prend une autre forme. Dans le paralogisme,, 1'équivocité concerne le double usage du terme de penser {denken).{denken). Dans la these majeure, denken est pris dans une signification générale ett abstraite, c'est-a-dire y compris connaitre: ce qu'on ne peut penser et connaitree que comme sujet doit exister comme sujet. Dans le minor, denken ne concernee qu'un denkendes Wesen blofi als solches betrachtet, c'est-a-dire sans

22 « Ohnc diesc Überlegung [i.e. reflexion] mache ich einen sehr unsicheren Gebrauch von diesen Begriffen,, und es entspringen vermeinte synthetische Grundsatze, welche die kritische Vernunft nichtt anerkennen kann, und die sich lediglich auf einer transzendentalen Amphibolie, d.i. einer VerwechslungVerwechslung [nous soulignonsj'des reinen Verstandesobjekts mit der Erscheinung grunden » (KRV,B325-326,316). .

418 8

Page 425: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

prendree en compte 1'objet de sa pensee, tin être purement pensant done, une penseee dont 1'objet n'est que Ie sujet pensant même. On a done a faire è deux chosess effectivement différentes qui se présentent sous un terme pareil: penser objectivementt n'est pas penser subjectivement.

Laa faute transcendantale du paralogisme s'enracine dans la Verwechslung.Verwechslung. Ce qui, dans la deuxième phrase n'est que la condition subjectivee de toute pensee (Pidée d'un sujet absolu d'aperception), cela est pris, danss la conclusion et sous la pression de la these majeure - qui fait abstraction dess facultés concrètement présupposées è la pensee -, comme Pobjet d'une connaissancee et done comme Ie contenu d'une éventuelle intuitio n (KRV, A 396,426a). .

Derr dialektischen Schein in der rationalen Psychologie beruht auf der Verwechslungg einer Idee der Vernunft (einer reinen Intelligenz) mit demm in allen Stücken unbestimmten Begriffe eines denkenden Wesens überhaupt.. Ich denke mich selbst zum Behuf einer möglichen Erfahrung,, indem ich noch von aller wirklichen Erfahrun g abstrahiere, undd schlieBe daraus, dafi ich mich meiner Existenz auch aufier der Erfahrun gg und den empirischen Bedingungen derselben bewuBt werden könne.. Folglich verwechsle ich die mögliche Abstraction von meiner empirischee bestimmten Existenz mit dem vermeinten Bewufitsein einer abgesondertabgesondert möglichen Existenz meines denkenden Selbst, und glaube dass Substantiate in mir als das transzendentale Subjekt zu erkennen, in demm ich bloB die Einheit des BewuBtseins, welche allem Bestimmen, alss der blofien Form der Erkenntnis, zum Grunde liegt, in Gedanken habee (KRV, B 426-427,426b-427b).

Lee concept logique, formel et conséquemment purement indéterminé d'un sujet pensantt prend la place d'une idéé de la raison qui n'a qu'une fonction régulatrice,, c'est-a-dire qu'elle oriente P entendement dans ses jugements. Cependant,, cette idéé est subrepticement approchée comme phénomène de 1'intuition . .

LeLe sensus communis comme idéé supplementaire du cogito transcendantal

Kantt écarté done la conception substantielle du sujet transcendantal qui est purementt formel. Défini comme condition pure de la possibilité et de la validité dee Pexperience, le sujet transcendantal relève du domaine juridique . En consequence,, Pame entendue comme réalité psychologique (de facto) et le sujet transcendantall sont mis dos è dos. Si le sujet n'est pas substance, il ne peut être ame.. S'il n'est pas ame, il ne peut être le siège d'experiences concretes et

419 9

Page 426: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

psychologiques.. Cela pose au moins deux problèmes. D'abord, sur Ie niveau de Panalytiquee de la synthese transcendantale, 1'unité aperceptive ne peut être conditionn que parce qu'elle coordonne !a synthese de Phétérogène, de rintuitio n empiriquee et de la categorie, par Ie biais du temps schématisant. Cette synthese presupposee Ie contact entre ïe pur et Fimpur. Cela ne nécessite pas une psychologisationn de Paperception pure, mais la problématique se déplace vers Ie rölee du sens interne qui est Ie temps. De cette problématique, Kant, dans la deductionn B, tir e la conclusion que la conscience de soi n'est pas forcément la connaissancee de soi (KRV, B158, 176b). Le sujet pensant se rapporte a l'Anschauungl'Anschauung de lui-même, a 1'auto-affection, pour avoir connaissance de soi, unee connaissance qui est done toujours celle du phénomène et que chacun peut apercevoirr dans son Gemüt (KRV, BI57, 174b).

Pluss important, en vue du röle du sensus communis, est que la philosophiee transcendantale semble exclure le sujet de sa sphere concrete et semblee négliger la subjectivité phénoménale a la faveur d'une sorte de « solipsismee transcendantal ».4 En stipulant que la condition de la pensee ne peut

33 « Wie das Ich, der ich denke, von dem Ich, das sich selbst anschaut, unterschieden und doch mit diesemm letzleren als dasselbe Subjekt einerlei sei, wie ich also sagen könne: Ich als Intelligenz undd denkend Subjekt, erkenne mich selbst als gedachtes Objekt, sofern ich mir noch Ober das in derr Anschauung gegeben bin, gleich anderen Phanomen, nicht wie ich vor dem Verstande bin, sondernn wie ich mir «scheme, hat nicht mehr auch nicht weniger Schwierigkeit bei sich, als wie ichh mir selbst überhaupt ein Objekt und zwar der Anschauung und innerer Wahrnehmungen sein könnee »(KRV, B155-156,172b). 44 Nous empruntons 1'idée de cette problématique a Höffe. D'ailleurs, il considère que quelques penseurss contemporains, a savoir Habermas et Apel, ont trop mis 1'accent sur le solipsisme du sujett transcendantal. Höffe souligne que le sujet transcendantal peut être le summum de la critique,, mais qu'i l n'est nullement le konstruktiven Abschluss der transzendentalen Verstandestheorie.Verstandestheorie. Cette fonction est plutót donnée au système de principes de la raison pure, concemantt la possibilité d'expérience et les lois transcendantales de la nature. « Man assozüert [diee Aperzeption transzendental] mit Monolog und privater Innenwelt, um ihr dann eine gemeinsamm geteute, genuin kommunikative Sprach- und Sozialwelt entgegenstellen zu können. [...]] Dagegen spricht, daB die transzendentale Apperzeption die Alternativ e monologisch oder kommunikativkommunikativ unterlauft , da sie als Subjekt vom BewuBtsein überhaupt in jedem BewuBtsein und jedemm SelbstbewuBtsein ein und dieselbe ist [...] Das transzendentale Ich denke ist kein empirischess Subjekt Es gehort nicht zum BewuBtsein eines Egos im Unterschied zu einem Alter Ego,, sondern zu jenen Bedingungen von Erkenntnis überhaupt, die im Verhahnis Ego oder Alter EgoEgo auf einer logisch höheren Stufe stehen » (Otfried Höffe 'Eine republikanische Vemunft Zur Kriti kk des Solipsismus-Vorwurfs', in : Gerhard Schönrich und Yasushi Kato (hrsg.) Kant in der DiskussionDiskussion der Moderne. Frankfur t am Main: Suhrkamp, 19%, p. 404). Höffe defend en outre quee la raison kantienne n'est pas solipsiste, mais démocratique - Kant dirai t républicaine -, une democratiee qui ne consiste pas dans la pratique du suffrage universel selon le critère de majorité, maiss dans 1'obligation de penser a la place de tout autre sujet possible {an der Stelle jedes andern denken,denken, KDU, §40, 145). Ainsi, il propose une lecture anthropologiquc du sensus communis, qui estt - il faut 1'avouer - suggérée par Kant (KdU, §40,145), mais qui, selon la critiqu e de Lyotard, harmonisee trop rapidement sa fonction transcendantale et a priori avec son röle empirique. D'ailleurs,, au nom de Höffe, nous pouvons ajouter celui de Philonenko qui, lui aussi, souligne 1'enjeuu concret et anthropologique de Kant, enjeu dont nous ne mettons pas en doute la justesse historiquee mais dont nous voulons accentuer le dilemme philosophique (Alexis Philonenko QuQu 'est~ce que la philosophie ? Kant et Fichte. Paris : Vrin , 1991).

420 0

Page 427: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

êtree objet de la connaissance, Kant risque de destiner tout son projet critiqu e è la spheree du pur possibilisme ou de la pure construction. Ce qui est de jure legitime,, pourrait être de facto irréalisable. Si Ie sujet reste purement transcendantal,, il se pourrait que toutes nos connaissances scientifiques se rassemblentt seulement sous 1'idée d'une unite, mais qu*en réalité, c'est-a-dire quantt a la possibilité de penser adéquatement - ce qui est une affaire de rapports entree nos facultés de connaltre -, ce rassemblement resterait vain. La seule idéé d'unn sujet unitair e ne rend pas encore entièrement concrètement liable la légitimit éé de 1'expérience.

C'estt dans eet horizon que nous crayons que Kant lui-même, dans la sectionn 40 de la troisième critique, introdui t 1'idée du sensus communis. Il y expliquee que toute connaissance qui est universellement valide {allgemeingültig){allgemeingültig) presuppose la communicabilité universelle. Cette communicabilitéé est fondée dans 1'application des categories aux jugements (au moyenn des schémas), dont parle 1'analytique de la première critique. Cependant, cee qui restait seulement sous-entendu dans cette deduction de la validité universellee des experiences, est que toute connaissance relève d'un rapport non-déterminéé a priori entre les facultés de connaitre, qui, è son tour, doit être aussi communicablee d'une maniere apriori. Grace au gout, qui presuppose 1'idée du sensussensus communis, nous savons que la proportion entre nos facultés de connaitre estt universellement communicable et done apte a porter 1'universalité des experiences.. « Unter dem sensus communis mufi man die Idee eines gemeinschqftlichengemeinschqftlichen Sinnes, d.i. eines Beurteilungsvermögens verstenen, welchess in seiner Reflexion auf die Vorstellungsart jedes anderen in Gedanken (aa priori ) Rücksicht nimmt, urn gleichsam an die gesamte Menschenvernunft seinn Urteil zu halten und dadurch der Illusion zu entgehen, die aus subjektiven Privatbedingungen,, welche leicht für objektiv gehalten werden könnten, auf das Urtei ll nachteiligen EinfluB haben wQrde » (KdU, §40, 144). L'analyse du jugementt réflexif esthétique a pour fonction de montrer la communicabilité universellee du rapport facultaire presuppose a priori a toute connaissance universellementt communicable. Ainsi Ie sensus communis est comme Ie contrepoidss du solipsisme transcendantal. Se manifestant è 1'occasion de la singularitéé de la beauté, il relève tout de même de la transparence de 1'idée, c'est-a-diree de la même sphere que de Paperception transcendantale.

AA la recherche de Vopacitê: laparalogie fyotardienne

L'usagee que fait Lyotard de la notion de paralogie, notamment dans La conditioncondition postmoderne, n'est pas strictement défini.5 Néanmoins, on peut y

33 Cf. Jean-Francois Lyotard 'L e jeu de 1'informatiqu e et du savoir', in: Dialectiques N°. 29, Paris: 1980,, p. 4. Lyotard groupe sous le terme de 'paralogie* des choses diverses comme «

421 1

Page 428: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

discernerr les deux traits, qu'on vient de relever chez Kant. Elle implique a la foiss une logique sophistique (comparable a la sophisma kantienne) et une affaire disonss « transcendantale » en ce qu'elle conceme la Verwechslung du pensable ett du connaissable. Pour Ie reste, 1'appréciation et la validation du concept par Lyotardd ne semblent que les négatifs de la conception de Kant. La paralogie, pejorativee pour Kant parce que désignant la confusion du sujet transcendantal avecc Ie sujet substantiel, est prise par Lyotard dans une signification positive danss la mesure oü elle conceme, selon lui, la legitimation des sciences. Cette legitimationn dite postmoderne consiste en Pinventivité.6 « Ce que j'appelle paralogie,, c'est Finvention de 'coups' nouveaux dans les jeux qui existent, ou Finventionn de nouveaux jeux. Einstein ou Duchamp ont inventé de nouveau jeuxx : ce sont des coups majeure » (CP, 98).

Etrangement,, c'est par ceci que les reflexions des deux auteurs sont en rapportt de miroitement, mais leurs fonctions sont identiques. Kant refute Ie paralogismee pour défendre Ie sujet transcendantal. Ce sujet a un statut iégitimantt pour Pexpérience. A 1'inverse, Lyotard defend Ie raisonnement paralogique.. Cependant, sa defense aussi a une fonction légitimante pour les sciences.. Cependant, tandis que Kant essaie de conserver la fonction unificatrice,, et pour cette raison rationnellerhent légitimante, dans la transparencee du sujet transcendantal, en Ie sauvant de Fillusion paralogique, Lyotardd cherche, dans la paralogie et dans 1'opacité de Pimpensable, Ie moment Iégitimant.. Le sujet kantien absolu appartient, aux yeux de Lyotard, au méta-récitt dont la crédibilit é est tombée en desuetude.

Laa these dite postmoderne concernant le röle Iégitimant de la paralogie s'attaquee a la fois a la conception systématique (Luhmann) et communicationnellee (Habermas) de la société et des sciences, et è la conception pragmatiquee des sciences.7 Quant a la theorie du système: c'est seulement

systématiquee ouvert, localité, anti-méthode » (CP, 98). Déja dans Economie Hbidinale, il accusait d'ailleur ss Augustin de 'paralogisme', consistant dans son effort de faire la difference entre le jeu bacchanall théfifral et la veritable fureur, un effort jugé par Lyotard comme anti-affirmati f et anti-libidina ll (EL, 18). Paralogique était-il aussi par sa these selon laquelle 1'unité du corps supposeraitt I'unit é englobant tout, le corps humain étant ainsi précaire (EL, 84). 66 Jacques Bouveresse critiqu e Lyotard (et Deleuze) de vouloir universalité précisément cette idéé d'unee créativité légitimante. « La legitimation par la créativité en soi (qui implique la valorisation systématiquee de choses comme ce que Lyotard appelle la 'paralogie', le 'dissentiment', le 'différend' ,, etc.) est précisément la seule forme de legitimation qui soit encore recevable aujourd'hui .. Concrètement parlant, cela signifie que le modèle propose a la philosophic (et, finalementt a la science elle-même) est celui des avant-gardes littéraire s et artistiques, oü la légitimit éé consiste souvent, pour Fessentiel, dans le désaccord avec ce qui a precede, le simple faitt de proposer 'autre chose' [...] (Jacques Bouveresse Rationalité et cynisme. Paris: Minuit , 1984,, p. 127). 77 « Oü peut résider la légitimité, après les métarécits? Le critère [de performativité ] est technologique,, il n'est pas pertinent pour juger du vrai et du juste. Le consensus obtenu par discussionn [...] viole 1'hétérogénéité des jeux de langage. Et 1'invention se fait toujours dans le dissentimentt Le savoir postmoderne n'est pas seulement l'instrument des pouvoirs. Il raffïne

422 2

Page 429: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

gracee a Ia continuité que Ie critère de performativit é fonctionne. La performativit éé exige la comparaison entre input et output d'un système stable.8

Lee système est ainsi homogénéisant, c'est-a-dire qu'i l suppose la stabilité unitair ee de ces composants. Quant a la raison communicationnelle d'Habermas, ellee est également homologisante, cherchant et présupposant « Die Einheit de Vernunftt in der Vielfalt ihrer Stimmen ».9 Homogénéité qui, nous Favons cité auu début de ce chapitre, efface les differences entre les « jeux de langages » ou dee « régimes de phrases ». Que le consensus serait prioritair e au dialogue et a l'intersubjectivité ,, Lyotard ne 1'accepte pas. C'est seulement le dissensus (le différend,, la difference, nous disons I 'incongruence) qui explique la nécessité et laa possibilité du dialogue.10 La science puise sa vie dans l'instabilit é et dans 1'incommensurable.. Elle est « performative », en raison de la production « de nouveauxx coups dans le cadre des régies établies, ou bien de 1'invention de

notree sensibilité aux differences et renforce notre capacité de supporter 1'incommensurable. Lui -mêmee ne trouve pas sa raison dans 1'homologie des experts, mais dans la paralogie des inventeurs »» (CP, 8-9). D'ailleurs, si Lyotard met Habermas et Luhmann dans ia même corbeille, en soulignantt leur homologisation de 1'hétérogène, c'est Habermas qui critiqu e Luhmann pour avoir remplacéé le solipsisme de la philosophic du sujet dont Kant est représentant par le solipsisme du systèmee anonyme (JOrgen Habermas 'Exkur s zu Luhmanns systemtheoretischer Aneignung der subjektsphilosophischerr Erbmasse', in : idem Der philosophische Dishirs der Moderne. Zwölf Vorlesungen.Vorlesungen. Frankfur t am Main: Suhrkamp, 1986 (1985), 426-445). Ainsi, 1'enjeu de Lyotard et dee Habermas paraft le même, les consequences tirées, dissensus versus consensus, différentes. 88 Comme Lyotard explique d'ailleur s également par rapport au système capitalize: « [La paralogie]] est incompatible avec le pouvoir du capital. Certes, celui-ci suscite la paralogie, car il enn a besoin pour inventer de nouveaux coups, pour ouvrir de nouveaux marches, mais en même temps,, il exige que les positions des gens sur les instances des jeux ne bougent pas, bougent peu, ouu ne beougent que selon sa volonté » (Ibid). 99 Jflrgen Habermas 'Die Einheit de Vernunft in der Vielfalt ihrer Stimmen', in : idem NachmetaphysischesNachmetaphysisches Denken. Philosophische Aufsatze. Frankfur t am Main : Suhrkamp, 1988, pp. 153-- 186. 100 De cela découle le déplacement dans 1'appréciation kantienne et lyotardienne du terme de la paralogiee : il est analogue au déplacement de « i'idée de la raison » comme telle. « Le principe d'unn métalangage universel est remplacé par celui de la pluralit é de systèmes formels et axiomatiquess [...], ces systèmes étant décrits dans une métalangue universelle mais non consistante.. Ce qui passait pour paradoxe ou même pour paralogisme dans le savoir de Ia science classiquee et moderne peut trouver dans tel de ces systèmes une force de conviction nouvelle et obtenirr rassentiment de la communauté des experts » (CP, 72). Cet assentiment n'est pas consensus:: le dernier demande une métarègle consistante approuvée *rationnellement' dans un DiskursDiskurs habermasien par la communauté scientifique, le premier est une affaire de sensibilité (de stylee ou de maniere). Ainsi Ia science avec son histoire « discontinue, catastrophique, non rectifiable,, paradoxale » repose sur une procédure de rendre inconnu ce qui est, globalement, connu,, et de le clarifier ensuite dans son propre système symbolique (CP, 97). « Elle suggère un modèlee de legitimation qui n'est nullement celui de Ia meilleure performance, mais celui de la differencee comprise comme paralogie »(ibid.). La science s'auto-légitime de maniere paralógique danss la mesure oü elle a pour but de faire apparaitre, au détriment de son apparence homogene et systématique,, Pmcommensurabilité de jeux de langage qui la fonde. Son enjeu n'est pas le consensus,, mais la paralogie (CP, 106), puisque c'est la paralogie qui fait apparaitre 1'hétérogène, conditionn de l'inventivité . On a done raison de caractériser la reflexion lyotardienne comme dissensusdissensus communis (Rudie Visker 'Dissensus Communis. Hoe te zwijgen 'na' Lyotard ?', in : TijdschriftTijdschrift voor Filosofie. (56 n° 1). maart, 1994, pp. 37-67).

423 3

Page 430: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

nouvelless regies » (CP, 71-72). La rationalité dite postmoderne est pour Lyotard Tinventivit éé infini e qui« donne naissance è des idees inconnues, a de nouveaux énoncéss » (CP, 104-105). Donner naissance par la recherche de Fopacité (CP, 99)." "

LaLa phrase absolve comme Ie différend-même

Laa recherche de 1'opacité est la recherche de « ce qui résiste ». Provoquant des differencess et des différends12, elle est selon nous renjeu principal de toute 1'ceuvree lyotardienne, qu'on a droit de caractériser comme anamnésique. Bien quee la notion de paralogie ne figure pas explicitement dans Le Différend13, cela n'empêchee pas que la recherche paralogique y est toute présente. Dans la sectionn suivante nous voulons montrer dans quelle mesure la recherche paralogiquee de Fopacité est synonyme de Vanamnese. Il s'agit au moins d'une confusionn de deux vocabulaires. Le premier est logique ou transcendantal. Il ne conceme,, a première vue, que la philosophic de la phrase. \J anamnese par contree - terme psychanalytique - concerne ici le sentiment comme signal de ce quii ne se présente pas et qui par conséquent est inconscient. A Paffect

111 A-t-on affaire ici a deux conceptions incommensurables de 1'absolu ? L'Absolu de Kant et 1'ab-soluu de Lyotard ? Nous le pensons. Les deux definitions correspondent aux usages différents du termee du paralogisme. C'est peut-être même toute la difference entre la pensee kantienne (moderne)) et lyotardienne (postmoderne) qui se resume ici. Pour le premier, 1'absolu est ce qui est fermee et fermant, limit e sans au-dela dont 1'idée est Texpression. Kant en explique deux sens. « Dass Wort absolut wird jetzt öfters gebraucht, urn bloB anzuzeigen, daB etwas von einer Sache an sichsich selbst betrachtet und also innerlich gelte. [...] Dagegen wird es auch bisweilen gebraucht, urn anzuzeigen,, daB etwas in aller Beziehung (uneingeschrankt) guitig ist»(KRV, B381,357). Il opte pourr la dernière utilisation du terme, dont il souligne l*indéterminité . « In dieser erweiterten Bedeutungg werde ich denn des Wortes: absolut, bedienen und es dem bloB komparativ oder in besondererr Rflcksicht Gültigen entgegensetzen » (KRV, B382,358). Ainsi, il 1'applique a 1'idée. «« Ich verstehe unter der Idee einen notwendigen Vernunftbegriff , dem kein kongruierender Gegenstandd in den Sinnen gegeben werden kann. Also sind unsere reinen Vemunftbegriffe transzendentaletranszendentale Ideen. Sie sind Begriffe der reinen Vernunft denn sie betrachten alles Erfahrungserkenntniss als bestimmt durch eine absolute TotalitSt der Bedingungen »(KRV, B383-384,359).. Pour Lyotard, 1'absolu est ce qui est sans rapport, qui est en ceci une presence absente, dontt 1'effet ne peut qu'être senti, mais qui ne peut pas être pensé sans être perdu (1'insertion dans lee réseau de concepts implique la mise en relation). « L'absolu, du point de vue de la categorie de relation,, est bien inherence pure, c'est-a-dire un 'objet' jugé n'avoir rien au-dehors de lui qui soit enn relation avec lui. Il est ce paralogisme d'une entité qui, du point de vue de la relation, est sans relation.. [I l faut admettre] que la presupposition, a peine secrete, de la pensee kantienne est qu' 'i l yy a la pensee' et que cela est absolu » (LAS, 152). Ainsi, 1'usage lyotardien du terme s'enchalne plutdtt a la première signification, rejetée par Kant, celle de Fintériorit é inaccessible des choses quii relève de leur singularité. ftft La recherche de Popaque et la recherche de Ftacommensurable vont ensemble. EUes se trouventt au cceur de ce que Lyotard appelle une postmodemité honorable (D, p. 11 ; cf. E, p.114),

Suee nous avons résumée comme anamnese de la trouvaille. ii Sauf dans quelques notices sur la rhétorique et sur Aristote, è savoir respectivement D, pp. 40 et

l l l , nM29 . .

424 4

Page 431: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

inconscientt on ne peut que prêter Poreille en dehors de toute univocité de la phrasee bien formée ou définie. « Au bout de 1'univocité, quelque chose s'annoncee (par Ie sentiment) que cette 'voix unique' ne peut pas phraser » (D, n°° 146). Cette signalétique de la presence est toujours présupposée è la phrase, quii a une pretention (quasi-)transcendantale (cf. chapitre 5). « II faudrait dire quee la double polarisation [pragmatique et sémantique] est une condition transcendantalee de 1'articulation d'une phrase plutöt qu'un fait empirique » (MPhil ,, 46). En appelant 1'articulation de la phrase une condition transcendantale,, Lyotard se crée négativement de Pespace réserve pour ce qui échappee a ces conditions. Une phrase se présente et c'est seulement après coiq>t

surr la base de la diversité de possibles enchaïnements, qu'on conclut qu'elle comportaitt un univers dont Penchalnement avait active telles ou telles instances.

Cependant,, il y a des phrases qui paraissent« ne pas se laisser enchaïner selonn les regies d'aucun genre de discours; [qui paraissent] ne pouvoir au contrairee que suspendre ou interrompr e les enchaïnements, quels qu'il s soient » (MPhil ,, 47). Il faut enchaïner? Oui peut-être, maïs il y a aussi des enchaïnementss qui font brisure dans la chaïne, qui la trouent, la coupent ou la suspendentt (MPhil , 53).14 Dans 1 'articl e 'L a phrase-affect ou Ie différend même',, Lyotard caractérise de telles phrases comme Ie « différend même ».15

Cee titr e provocateur fait reference è ce que Lyotard considère, faisant echo au conceptt freudien du trauma, comme tort radical, c'est-a-dire d'un différend qui estt inarticulable.16 « Dans Ie différend, quelque chose 'demande' a être mis en

Voilee la continuité aussi entre la pensee figurale-libidinal e et la pensee phrastique-pragmatique dee Lyotard. Dans Discours, figure on lit « Sous les dehors d'une simple opposition de type linguistiquee (fort/da), opere et se marque la difference comme néant qui tient écartés les deux momentss de Ia presence. » (DF, 353) La difference, comme Me différend même', marque rinterruptio nn dans 1'ordre et dans la série. 155 Le titr e a dispara alors dans Ie recueil posthume Misère de la philosophie, et il a été remplacé parr celui de La phrase-qffect (D'un supplément au Différena\ titr e correspondant, selon le commentairee editorial, « au nom dont Lyotard baptisait couramment ce texte » (MPhil , 44). La reflexionn sur Ie silence comme une phrase absolue qui brise Ia chaïne des phrases lui semble insinuéee par Rogozinksi, qui presuppose a Ia possibilité d'interruptio n une 'hors-phrase'. Jacob Rogozinskii 'Lyotard : le différend, la presence', in: Pierre-Jean Labarrièr e Témoigner du différend ...... quandphraser ne se peut. Paris : Osiris, 1989, pp. 70 et 124. 166 « Il faut reprendre le probléme d'un tort qui serait un tort radical et non pas un tort fait au genree de discours par la selection de 1'un d'eux dans un enchainement Et c'est évidemment avec cettee question d'un tort radical que je reviens au probléme, si vous voulez, de la loi, de la touche, dee la Chose, et d'une sorte de pré-occupation, si 1'on peut dire, de toute phrase par une phrase-affectt dont 1'origine est nécessairement oubliée, et qui fait que toute phrase, même argumentative, estt une phrase qui est habitée par quelque chose qu'elle ignore. Dans ce cas-la, on peut dire qu'on aa affaire au 'différend même', s'il est vrai que cette phrase [...] est silence. [...] Alors vous m'interrogezz sur 'même', et j e vous dirais qu'évidemment - en écrivant ce titre , ou du moins ce deuxiémee titre : 'ou le différend même' - c'était un peu une plaisanterie, car la notion d'un 'différendd même' est évidemment contradictoire » ( 'Examen oral' (1993), p. 141). Le même, expliquee Lyotard encore, faisait allusion è Duchamps La mariée mise a nu par ses célibataires, mêmemême a transposer vers La Chose mise a nu par les phrase articulées, même : ce 'même* veut dire 'quandd même'. Le caractère equivoque du mot 'même' dépend de son intonation.

425 5

Page 432: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

phrases,, et souffre du tort de ne pouvoir Pêtre è Pinstant » (D, n°. 23). Le différendd équivaut a une demande, exige 1'invention des nouveautés : « [...] instituerr de nouveaux destinataires, de nouveaux destinateurs, de nouvelles significations,, de nouveaux referents pour que le tort trouve a s'exprimer et que lee plaignant cesse d'etre victime » (D, no. 21). La recherche paralogique {anamnese){anamnese) rencontre ce différend comme un état oü il n'y a pas de phrase articulée:: le silence. Parce que s'il y a la nécessité de phraser par renchainementt et qu'on ne peut parier d'absence de la phrase qu*en présupposantt une phrase qui s'y enchaïne, le silence et 1* interruptio n sont aussi dess phrases.17 C'est une phrase negative puisque absence d'articulatio n (on dirait :: phrase-apostrophe ou phrase de rien) ce silence reste tout de même une phrasee qu se fait signaliser par un sentiment, désigné encore comme « une phrasee en attente de sa formulation »(TI , 59 ; cf. MPhil , 45).

Selonn Lyotard le sentiment est, en étant signal de la presence inarticulabl e qui faitt brisure dans la chaine, une phrase singuliere, la phrase-affect. Il lui interdi t cee qui caractérise toute phrase, è savoir qu'elle amène dans sa presentation son propree univers d'articulation . Elle fait occurrence, mais le moment de son evenementt n'apporte aucune diachronie. Dans la philosophie phrastique, la temporalitéé est sérielle, est celle de Penchaïnement.

Lee sentiment ne peut être identifié a lui-même par lui-même. Il ne peut qu'êtree éprouvé, comme on dit : il se signale lui-même, il est tautégoriquee dans le moment oü il advient. [...] Le maintenant encadré parr le dêjaplus et \spas encore de la conscience temporalisante ne doit pass être confondue avec le maintenant du plaisir: le premier est relatif, ill est une grandeur différentielle; le second est absolu, un 'un' sans deuxx (MPhil , 49-50).

Laa phrase-affect par contre résiste è la course du temps (CA, 98). Hors diachronie,, elle n'a pas de durée et on ne peut pas dire qu'elle revient. Elle n'existee que comme signal. On pourrait la caractériser comme « phrase de rien »» ou comme « phrase absolue ». La phrase-affect se produit dans le moment, le maintenantt actuel qui ne se main-tient pas. Elle est fermée en elle-même. Coup surr coup achevée et fermée (geschlosseri), elle est comme Pidée kantienne, avec cettee difference qu'elle est Paffaire du sensus {anima). Phrase-affect et idéé

177 Le différend est Petal instable et Pinstant du langage oü quelquee chose qui doit pouvoir être mis enn phrases ne peut pas 1'être encore. Cet état comporte le silence qui est une phrase negative, mais ill appelle aussi a des phrases possibles en principe. Ce que Pon nomine ordinairement le sentimentt signale eet état (D, no. 22).

426 6

Page 433: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

transcendantalee se rapportent Tune a Pautre comme 1'absolu singulier et PAbsoluu universe 1. Elles reflètent Vek-sistence et la 'Chose*.18

VersionVersion fyotardienne de la Verwechslung: dissimulation de la phrase absolve

Kantt écarté la Verwechslung par la critiqu e du paralogisme et par la distinction entree idéé et intuition . Lyotard par contre, en cherchant refuge dans un vocabulairee psychanalytique concernant 1'inconscient et Pinarticulable, souligne sonn inévitabilit é et Pembrouillement qui en résulte. Comment peut-on savoir qu'i ll y a de 1'absolu, si non en en parlant ? Il est toujours possible qu'une phrase suivantee prenne la phrase absolue pour referent et Ie dote d'un sens ou Ie situe surr Paxe pragmatique. (La présente reflexion en est un exemple performatif. ) Il n'estt pas seulement possible, il ne peut pas autrement. La phrase-affect, par presencee absolue et Pabsence d'univers, doit être articulée dans Punivers d'une autre,, insertion qui implique la doter d'un univers qu'elle n'a pas et produir e un tortt irreparable. En effet, la phrase-affect accompagne toujours 1'enchaïnement dee phrases. Le tort fait a la presence absolue est omnipresent.

Enn fait, P argument ne fait que reprendre le thème de la dissimulation quee nous avons relevé comme structure de la logique freudienne (chapitre 2).19

Unn passage du Différend concerne Phétérogénéité entre la phrase inconsciente

188 Sur ce point Lyotard admet explicitement 1'inspiration par Rogozinski et de vouloir faire le Hen entree « le différend même » et 1'absolu de la Chose. La paralogie phrastique s'avère ainsi comme anamnese,, Ie « différend même » comme instant de trouvaill e ('Examen oral. Entretien avec Jean-Francoiss Lyotard' (1993), pp. 140-141. 199 Et qui peut s'exprimer aussi dans un autre discours. Chez Aristote, on apprcnd a différencier entree phönè énarthos (voix articulée) et phönè sunkékhuménè (voix confuse). Condition de toute énonciationn significative (de toute lexis), la premiere est typiquement humaine: « [elle est] forméee d'articuli, de petits membits dépourvus de signification par eux-mêmes, assembles conventionneUementt pour former des mots, onomata, qui peuvent référer aux objets qu'i l désignentt parce qu'il s en sont des représentants arbitraire s » (LE, 131). C'est la voix qui donne naissancee au logos, milieu et instrument de la communication rationnelle (MPhiL 51). La phönè synékhuménèsynékhuménè quant a elle, loge dans le logos, y persiste comme 'expression' inarticulée du sentiment,, comme le silence du sentiment « [La phone] s'entend, même comme silence, dans la lexis.lexis. La voix inarticulée timbre la voix articulée. [...] Les affects squattent en silence les significationss référentielles et les destinations les plus explicites » (LE, 139). La phönè persiste danss le lexis et le logos sans qu'elle n'en fasse partie. Elle est tout ce qui relève de la racine mu connotantt Ia fermeture des lèvres (murmurer , mystère), tout ce qui est son bestial (« grognements, halètements,, soupirs ») ou geste (gestus) signalisant sans code (MPhiL , 5 1; LE, 151). La deuxièmee voix est«le maintien d'un différend au cccur même de ('articulatio n »('Examen oral' , p.. 143). Elle appaitient è Yinfantia, a Pantériorité & Vego, a ce qui, selon le vocabulaire freudien, relèvee du narcissisme primair e (immédtateté du réel) et de la perversité polymorphe (cohabitation dee la difference sexuelle). Comme la phönè n'est pas de t'ordr e de la Vorstellung, qui exige I'articulatio nn phrastique, mais de celui de t'affect, qui n'est signe de rien, mais qui est la signalétiquee du traumatisme de la Chose (MPhil , 54% le logos ne peut faire autrement que de lui demanderr de s'exprimer dans Punivers articulé, de s'adresser ou de se procurer un quelconque referentt C'est la signification du transfert en psychanalyse, implantation de 1'inarticul é sur Paxe pragmatiquee ou sémantique d'un autre univers.

427 7

Page 434: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

ett la phrase consciente. Tout ce qui relève de Pinconscient ne Ie fait que dans la presencee affective, qui, une fois traduite, perd son caractère d'inconscience.

Imaginezz deux póles extremes entre lesquels tous les genres se distribueraient.. L'un , Ie discours de connaissance, aurait pour enjeu de conduiree la série vers la dissipation de Péquivocité initiale. L'autre , Ie discourss de Pinconscient, aurait pour enjeu de maintenir celle-ci autant quee possible. Il n'y a pas è dire que Fun est plus ou moins fidele que Pautree è Tessence' du langage, ni que Pun est 'originaire ' et Pautre second.. li s seraient dans Pordre des discours comme la tautologie et la contradictionn dans celui des propositions : la phrase rationnelle présente Puniverss qu'elle présente, la phrase passionnelle co-présente des universs incompossibles (D, n° 143).

Presentationn présentée et presentation comportée, conscience significative et (in)signifiancee inconsciente, les deux couches de la chaïne phrastique sont incommensurabless et inseparables. Les symptömes, rêve, maladie, sentiment, sontt « un mode d'occurrence simultanée des incompossibles », une manifestationn des phrases « idiolectes » (D, n° 144). Comment transmettre et traiterr Pidiolecte ? « Le corps est un ensemble de symptömes lus et soignés è parti rr d'une Idéé du bon corps » (D, n° 145).20 Une douleur Pest seulement pour lee corps qui en souffie. L'idiolect e ne peut être trait e que lorsqu'on le prend pourr un exemple, un cas, de certains régimes de phrase dirigés par un genre. La dissimulationn est la structure de Particulation de Pinarticulable.

Enn dressant quelques parallèles entre la paralogie kantienne et la paralogie lyotardienne,, nous nous sommes trouvés face a la difference entre leurs conceptionss d'absolu respectives : absolu de Pidée non-substantielle du sujet ou absoluu du sentiment de la presence singuliere et actuelle. Dans cette opposition ill s'agit de deux manières d'etre introuvable. L'idée est irrécupérable, dans le senss qu'aucune intuitio n ne lui soit adequate mais, en étant fonction unificatrice, ellee a un róle régulateur è jouer dans la discursivité rationnelle ; le sentiment de laa presence est irrécupérable puisqu'il provoque des torts dans Penchainement discursiff des phrases. Sujet ou sentiment, pour les deux vaut le fameux dicton kantienn qu'il s doivent (pouvoir) toujours accompagner toutes mes representationss (è savoir comme sentiment«tautégorique »).

200 Dans Farticle précité 'Voix' , Lyotard suit la même intuitio n concemant la diagnostique médicalee : les termes comme 'cas' « signifient une flexion, un infléchissement (jusqu'a la chute) parr rapport & une norme [a\ savoir a la santé], a un état non casuel, qui fait office de témoin absolu.»» (LE, 131).

428 8

Page 435: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Sensuss communis et intersubjectivité

Lee concept d'intersubjectivit é est un neologisme introdui t par Husserl (Ph, 33-344 ; HWPH, 4 : 521).21 Dès lors, il a trouvé sa place surtout dans la philosophic pratique,, dans la sociologie ou dans Panthropologic pragmatique. Le concept « inter-subjectivit éé » s'y présente comme le début d'une reflexion, tandis qu'elle nee peut être que le résultat secondaire de ce qui demande une reflexion philosophique,, a savoir les concepts du « sujet» et de 1'« inter ». Sans savoir si ett comment le sujet est possible, sans pouvoir établir la possibilité de P« inter » autourr duquel ou au milieu duquel des sujets communiquent, le terme d'intersubjectivit éé ne peut recevoir de sens. Cette reflexion doit envisager 1'universalitéé du concept. Si 1* intersubjectivité est a considérer comme un conceptt universel, elle presuppose la communicabilité universelle entre les sujetss qui la constituent. Elle presuppose également que le milieu de cette communicabilitéé est universel. Or il faut se demander si le sensus communis kantienn peut garantir cette universalité requise par le concept d'intersubjectivité. Ill ne le peut qu'a condition qu'i l soit le sensus des sujets. Et c'est précisément cee qu'on peut mettre en doute, si Ton accepte 1'interpretation « tautégorique » lyotardiennee de ce sensus. Elaborant 1'indication de Kant, pour qui le sensus est sentimentt - « Man versteht unter Sinn das Gefuhl der Lust » (KdU, §40, 147; MPhil ,, 19) -, Lyotard le trait e comme une phrase absolue, comme singularité. Lee sujet par contre, il le range du cöté de Puniversel (du commun). La question estt de savoir dans quelle mesure ce sensus communis peut être principe de Tinter-subjectivité,, question qui revient a determiner le rapport entre le singulier-sentimentall et la subjectivité universelle.

Allgemeinheit,Allgemeinheit, objektive Allgemeingültigkeit, subjektive Allgemeingültigkeit

Lee sentiment du beau, dans la Critique de la Faculté de Juger de Kant, est une phrase-affect.. Selon Kant, elle ne se présente analytiquement que sous une

211 En expliquant 1'intersubjectivit é husserlienne, Habermas oppose Husserl et Kant, en attribuant auu dernier ce que nous avons intitul e ri-dessus un certain solipsisme transcendantal. « Bei Kant nimmtt das Subjekt eine doppelte Stellung ein: das transzendentale Ich steht der von ihm konstituiertenn Welt im ganzen gegenOber, wahrend das empirische Ich als einer unter vielen erscheinendenn Dingen in der Welt vorkommt und dem transzendentalen Ich so fremd bleibt wie jedess andere PhSnomen. Hin gegen stehen transzendentales und empirisches Ich bei Husserl in einemm intimen Verhfiltms. Die Lebenswelt erschliefit sich dem Phanomenologen nur aus der Innenperspektivee [...]. Und weil jede Person sein duren Epoche erwecktes transzendentales Ich gleichsamm in sich trfigt , gibt es das transzendentale Subjekt nur in der Mehrzahl » (JOrgen Habermass ,Edmund Husserl Ober Lebenswelt, Philosophic und Wissenschaft*, in : Texte und Kontexte.Kontexte. Frankfur t am Main: Suhrkamp, 1991, p. 37). Un positionnement pareil de la subjectivité husserlienne,, on trouve dans 1'opuscule sur la phénoménologie de Lyotard (Ph, 16,25 ff.). Sur la réponsee husserlienne & le solipsisme transcendantal, voir encore Paul Gorner Twentieth Century GermanGerman Philosophy. Oxford: Oxford University Press, 2000, pp. 43-48.

429 9

Page 436: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

formalit éé negative. Nous rappelons pour mémoire les quatre moments constitutifss de ce sentiment et du jugement qui Paccompagne. Qualitativement ill est sans intérêt; quantitativement il est libr e et sans concept, mais tout de mêmee universel (comment cela pourrait être possible ?); du point de vue de relationn il est une finalité sans fin et du point de vue de la modalité il est subjectivementt nécessaire. La dernière nécessité est conditionnée, dit Kant, par 1'idéee d'un Gemeinsinn, d'un sens commun, défini provisoirement comme « die Wirkun gg aus dem freien Spiel unserer Erkenntniskraft e » (KdU, §20 Mein 80). Lee sentiment du beau repose done sur Pidée d'un sensus communis.

Remarquonss que Paspect « communautaire » de ce sens exige selon Kantt une distinction conceptuelle. Il faut distinguer d'abord Allgemeinheit et AllgemeingültigkeitAllgemeingültigkeit et ensuite deux couches de signification dans le dernier concept:: subjective ou objective, qui sont respectivement transcendantale-esthétiquee ou transcendantale-logique.

[Die]] Allgemeinheit, die nicht auf Begriffen vom Objekte (wenngleich nurr empirischen) beruht, [ist] gar nicht logisch, sondern asthetisch, d.i. keinee objektive Quantitat des Urteils, sondern nur eine subjektive enthalte;; fiir welch ich auch den Ausdruck GemeingültigkeiU welcher diee Gültigkeit nicht von der Beziehung einer Vorstellung auf das Erkenntnisvermögen,, sondern auf das Geftihl der Lust und Unlust fiir jedess Subjekt bezeichnet, gebrauche. (Man kann sich aber auch desselbenn Ausdrucks fiir die logische Quantitat des Urteil s bedienen, wennn man nur dazusetzt: objektive Allgemeingültigkeit, zum Unterschiedee von der bloB subjektiven, welche allemal asthetisch ist (KdU,, §8, 52).

Unn concept est general - allgemein - , si son usage comme prédicat dans un jugementt ne porte pas uniquement sur une donnée singuliere, mais s'il est indépendantt de Pactualité phénoménale de cette donnée. En termes d'abstractionn utilises par Kant: un concept general exprime ce qui est partagé parr des données différentes et en ce sens « all-gemein »: commun a tout, resultantt d'abstraction (KdU, §8, 53 ; cf. sous le titr e «Reflexion logique' ici chapitree 14). La question centrale (et critique) de Kant ne porte pourtant pas sur cettee Allgemeinheit abstractive. Elle est transcendantale, c'est-a-dire qu'elle trait ee de la problématique de savoir comment des jugements synthétiques sont possibles.. La possibilité de Pexpérience concerne le problème d'adéquation universelle.222 Cette question ne vise pas VAllgemeinheit qu'i l faudrait traduir e

222 La question transcendantale porte sur la possibilité des jugements synthétiques, sur le principe quii fonde VAllgemeingültigkeit. Pour Kant cela exige la deduction transcendantale, la legitimation dee la possibilité de VAllgemeingültigkeit qu'i l noue a ce qui a ses yeux est indubitable et certain: lee jugement catégoriel. La categorie est une regie liable de liaison. C'est par le schema que cette regiee s'applique concretement a Pintuition empirique. Grêce au schematisme, la categorie peut

430 0

Page 437: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

peut-êtree par « généralité » (appartenant a un même genus), mais VAllgemeingültigkeit,VAllgemeingültigkeit, k traduir e comme « universalité ». Un jugement perceptif peutt être general: « Peau est chaude » est 1'application du concept general de chaleurr a 1'eau, étant donnée particuliere. Un jugement empirique par contre doitt être universel, parce qu'i l a pretention d'exprimer une vérité objective : « 1'eauu est bouillante a cent degrés ». Voile la première couche du terme AllgemeingültigkeitAllgemeingültigkeit:: ce qui vaut objectivement pour la totalité de certaines chosess en general.23

Or,, si on peut postuler, avec droit , F universalité objective des jugementss catégoriels, on a également Ie droit d'en déduire sa communicabilité ett done la possibilité de la communauté scientifique des savants dont rêvent Habermass et autres (MPhil , 23). Sur et a partir de 1'experience objective, les hommess peuvent communiquer parce que tous, ils ont en possession les mêmes facultéss objectives. C'est ainsi Ie concept catégoriel qui, au moyen des jugementss determinants, nouss unit dans 1'unité communautaire.

AA cöté, ou plutöt en dessous de Funiversalité objective, il y a encore 1'autre universalité,, celle-la subjective, du jugement de gout et du senstts communis.24

I ll se produit a Poccasion d'un phénomène qui incite è la predication « ceci est beauu ». Comme Ie jugement empirique, lui aussi, il est synthétique. « DaB die Geschmacksurteilee synthetische sind, ist leicht einzusehen, weil sie über den Begrifff und selbst die Anschauung des Objekts hinausgehen und etwas, das gar nichtt einmal Erkenntnis ist, namlich Gefiihl der Lust (oder Unlust), zu jener als Pradikatt hinzutun. »(KdU, §36,139). Mais Ie jugement de beauté déborde de la connaissance,, puisque Ia predication « ceci est beau » n'est pas déterminante, maiss reflexive, c'est-a-dire que « beau » est moins un concept general qu'une indicationn ou un nom pour Ie sentiment de plaisir occasionné par un bel objet. C'estt Ie plaisir qui nous revele la beauté et non pas une regie objective.

determinerr des intuition s fournies par la faculté de YEinbildungskrafi qui les produit L'universalit éé objective, YAllgemeingültigkeit, a son principe dans 1'applicabilit é déterminante dess categories aux jugements empiriques. C'est la categorie qui determine Ie rapport du concept generall et de 1'intuitio n et qui ainsi Ie stabilise et 1'universalise comme par postulation (KdU, §8,

Nouss voulons éviter ici la discussion, néanmoins apparentée et importante, concernant 1'interpretatio nn de la notion Wahrnehmungsurteil dans les Proiègomènes (Prol, $20, 56-57). Kant Pappeltee purement subjectif, c*est-a-dire qu'i ! considére ce jugement perceptif comme rarticulatio nn d'un rapport au monde dans une predication conceptuelle. Les termes utilises dans cettee subsomption sont allgemein, comme Ie sont par definition tous les concepts. L'exemple « WennWenn die Sonne den Stein bescheint, so wird sie warm » Ie montre. Pour Ie rendre un jugement d'expérience,, il faut ajouter une régie d'enchaïnement nécessaire, a savoir la causalité (Die Sonne erwarmterwarmt den Stein), C'est Pexpérience qui est objective et allgemeingültig (terme utilise par Kant danss Ie texte des Proiègomènes); c'est la perception qui est subjective (comme articulation) en faisantt usage des concepts généraux (Cf. Peter Rons 'Wahrnehmungsurteile und Erfahnmgsurteile',, in : Schönrich, Gerhard und Kato, Yasushi (hrsg.) Kant in der Diskussion der Moderne.Moderne. Frankfur t am Main: Suhrkamp Verlag, 19%, pp. 166-189). 244 Kant, dans la section 40, identifie tout simplement gout et sensus communis (KdU, §40,146).

431 1

Page 438: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

AA 1'occasion d'une Empfindimg singuliere, on se trouve done face a deux possibilités:: ou bien concept et intuitio n sont lies sous Ie dictat de la regie catégoriellee d'un objet überhaupt - ce qui est le cas dans un jugement épistémiquee -, ou bien le sentiment de plaisir ou de déplaisir s'applique directementt a la perception. Dans le cas d'expérience, les conditions pures de la possibilitéé d'objectivit é s'ajoutent {hinzukommeri) - comme le disait la note explicativee dans les Prolégomènes (Prol, §20, 57) - a la liaison entre les prédicatss de la perception.

Mi tt der Wahmehmung eines Gegenstandes kann unmittelbar der Begriff vonn einem Objekte überhaupt, von welchem jene die empirischen Prüdikatee enthalt, zu einem Erkenntnisurteil e verbunden und dadurch ein Erfahrungsurtei ll erzeugt werden. Diesem liegen nun Begriffe a prior i von derr synthetischen Einheit des Mannigfaltigen der Anschauung, um es als Objektt zu denken, zum Grunde; und diese Begriffe (die Kategorien) erfordernn eine Deduktion (KdU, §36,138).

Laa deduction exigée était celle élaborée dans la première critique, dont la complexitéé consistait en Peffort de penser robjectivit é a partir de la constitution subjective.. Dans le jugement esthétique il est question d'une immédiateté.

Mi tt einer Wahmehmung kann aber auch unmittelbar ein Gefuhl der Lust (oderr Unlust) und Wohlgefallen verbunden werden, welches die Vorstellungg des Objekts begleitet und derselben statt Pradikats dient, und soo ein asthetisches Urteil , welches kein Erkenntnisurtei l ist, entspringen. Einemm solchen, wenn es nicht blofies Empfindungs-, sondern ein formalen Reflexionsurteill ist, welches dieses Wohlgefallen jedermann als notwendigg ansinnt, muB etwas als Prinzip a prior i zum Grunde liegen, welchess allenfalls ein bloB subjektives sein mag (wenn ein objektives zu solcherr Art Urteile unmöglich sein solhe), aber auch als ein solches einer Deduktionn bedarf, damit begriffen werden, wie ein asthetisches Urteil aus Notwendigkeitt Anspruch machen können (Ibid).

Laa beauté est a la fois prédicat dans le jugement perceptif et regie qui identifïe cettee predication comme universellement valable. Cette regie et ce prédicat sont laa double fonction du sentiment de plaisir esthétique. Evidemment, le problème quii se pose ici est de savoir comment le sentiment, occasionné singulièrement, peutt légitimement prétendre a l'universalité.

Danss le deuxième moment de Panalytique du beau, Kant explique que laa beauté équivaut a ce qui est représenté comme Pobjet d'une appreciation généralee (eines allgemeinen Wohlgefallen; KdU, §6, 48). La généralité de la beautéé est sans concept et la question qui se pose est done de savoir si elle

432 2

Page 439: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

pouvaitt mériter la valeur d'universalité {allgemeingültigkeit). Si la beauté est unee affaire de sentiment, comment s'établira jamais son universalité ? Qu*est-ce e quii pourrait , dans Ie jugement de gout, remplacer les fonctions du concept et de laa postulation catégorielle ? Au lieu de la postulation, écrit Kant, il y a dans Ie jugementt sentimental une sorte de désir ou tension, indiquée comme Ansinnen. Lee sentiment (Sinn, sensus) se presse en avant pour s'imposer a tout autre sensus.sensus. Au lieu de Puniversalité du concept, il y a Pexpectation de 1'assentiment dee tous. « Die Bestatigung wird nicht von Begriffen, sondern von anderer Beitrit tt erwartet» (KdU, §8,54).

Pourr le dire plus précisément, le sentiment de beauté vfest pas universel,, il pretend Pêtre et cette pretention est un dynamisme inherent. Est-ce donee dans le sentiment esthétique que reside 1'universalité qui doit ouvrir a 1'idéee du sensus communis ? Comment un dynamisme sentimental peut-il donnerr occasion au jugement de gout, qui est universe], en se discernant du jugementt de 1'agréable, qui est privé ? L'universaiisation de ce qui se présente danss le sentiment du gout implique, selon Kant, la postulation de Pidée d'une voixx universelle.

Inn dem Urteile des Geschmacks [wird ] nichts postuliert als eine allgemeineallgemeine Stimme in Ansehung des Wohlgefallens ohne Vermittlun g derr Begriffe; mithin die Möglichkeit eines asthetischen Urteils, welches zugleichh als für jedermann guitig angesehen werden könne. Das Geschmacksurteill selber postuliert nicht jedermanns Einstimmung (dennn das kann nur ein logisch allgemeines, weil es Gründe anfiihren kann,, tun), es sinnt nur jedermann diese Einstimmung an, als einen Fall derr Regel, in Ansehung dessen es die Bestatigung nicht von Begriffen, sondernn von anderer Beitrit t erwartet. Die allgemeine Stimme ist also nurr eine Idee (KdU, §8,54).

Celuii qui utilise, a P occasion d'une perception singuliere, Pépithète de « beauté »,, implique, qu'i l ne le sache ou non, Pidée de YEinstimmung générale. C'est donee ici qu'on retrouve le thème de la brisure du solipsisme subjectif. Le bel objett fait signe è P individu que son sentiment de plaisir n'est pas privé, puisqu'ill implique un jugement - ceci est beau - qui concerne la totalité des sujetss capables de sentir et de juger. Comme ce jugement ne procédé pas de conceptss determines, il est réflexif.

EvenementEvenement et jugement

Nouss avons déja indiqué que, selon certains, la première critiqu e implique ce solipsisme.. Tout se déroulerait è Pintérieur et sous protection du sujet

433 3

Page 440: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

transcendantall qui se positionnerait en distance abstraite du monde, qui refuseraitt ainsi tout engagement historique et concret, mais qui se vouerait d'unee pretention purement constitutive. La critiqu e sur un tel solipsisme transcendantall passé trop vite sur 1'intention kantienne de s'opposer è la reductionn sceptique. « Erkenntnisse und Urteil e mossen sich [...] allgemein mitteilenn lassen; denn sonst [waren sie] insgesamt ein blofi subjektives Spiel der VorstellungskrSfte,, gerade so wie es der Skeptizism verlangt » (KdU, §21, 80). Fonderr toute generalisation dans Puniversalité incontestable de la raison, voici Penjeuu de la philosophie transcendantale et voici la fonction du sujet transcendantall kantien. La critiqu e sur Ie solipsisme transcendantal est done critiqu ee par rapport è la critiqu e sur Ie solipsisme psychologique et sceptique. C'estt justement en fondant Pexpérience sur Puniversalité apriori du jugement quee Kant, dans la première critique, a voulu écarter la menace du scepticisme et duu solipsisme: ce qui obéit a la logique du jugement est par definition universellementt communicable.

Toutt de même il nous sembïe que la recherche et la trouvaill e de 1'universalitéé subjective dans Ie gout supplémentaient d'une certaine facon Ie tropp d'abstraction (Ie trop de juridique ) qui caractérise la Begründung théorique. Laa deduction transcendantale théorique n'était pas suffisante quant au rapport dee la raison avec Phistoricité singuliere.25 Que les categories garantissent (au moyenn de leur application schématique) Puniversalité du jugement objectif, cela impliqu ee que les conditions subjectives soient également universelles en ce qui concernee Pobjectivité. « Sollen sich aber Erkenntnisse mitteilen lassen, so muB sichh auch der Gemütszustand, d.i. die [proportionale] Stimmung der Erkenntniskraft ee zu einer Erkenntnis überhaupt [...] allgemein mitteilen lassen; weill ohne diese, als subjektive Bedingung des Erkennens, das Erkenntnis als Wirkun gg nicht entspringen könnte » (KdU, §21, 80). Comment fonder YAUgemeingültigkeitYAUgemeingültigkeit subjective, qui est en jeu par exemple lorsque la reflexion cherchee des regies en toute liberté catégorielle, situation qui se présente a chaquee instant oü, dans Ie progrès scientiflque, le chercheur s'approche de nouveauu matériau de recherche, pas encore conceptualise? A de telles occasions,, les conditions subjectives ne sont pas soumises aux categories et Pétatt de Pame doit être tout de même favorable a la connaissance überhaupt.

Laa Gemütszustand (état d'arne) est définie par Kant en termes de proportionn des pouvoirs de connaitre. Elle doit être, malgré son caractère subjectif,, universellement communicable.

Diee Geschicklichkeit der Menschen, sich ihre Gedanken mitzuteilen, erfordertt auch ein Verhaltnis der Einbildungskraf t und des Verstandes, urnn den Be griffen Anschauungen und diesen wiederum Begriffe

Cf.. Weil Problèmes kantiens (1963).

434 4

Page 441: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

zuzugesellen,, die in ein Erkenntnis zusammenflieBen; aber alsdann ist diee Zusammenstimmung beider Gemütskrffte gesetzlich, unter dem Zwangee bestimmter Begriffe. Nur da, wo Einbildungskraft in ihrer Freiheitt den Verstand erweckt und dieser ohne Begriffe die Einbildungskraf tt in ein regelmaBiges Spiel versetzt, da teilt sich die Vorstellung,, nicht als Gedanke, sondern als inneres Gefühl eines zweckmëBigenn Zustandes des Gemüts mit (KdU, §40,147).

Pourr sortir du solipsisme transcendantal et psychologique, Ie sujet a besoin d'unee « experience » qui ne peut être objective et catégorielle, mais qui lui montree une universalité subjective. Cette universal ité est du rapport entre ses facultés.. L' « experience » correspondante s'appelle sentiment du plaisir de beautéé {Geföhl der Lust) et Ie jugement qui 1'expose est jugement de beauté. Communicabilitéé universelle du sentiment. C'est Ie subjectif qui soutient 1'objectiff et 1'universalité de ce premier doit pouvoir se manifester sans interventionn catégorielle (intervention objective) pour éviter Ie circulus virtuosis ouu la petitio principii du genre : 1'objectivité est universelle parce qu'elle reside danss la subjectivité qui est universelle parce qu'elle reside dans 1'objectivité etc. Lee sentiment de beauté est done Ie signe non seulement que 1'objectivité est légitimementt fondée, mais aussi que la critique, qui fonde cette objectivité dans laa subjectivité, Test.

Dèss le début de la critiqu e esthétique deux points de vue sur la beauté se sont ainsii entremêlés. Premièrement, la beauté est décrite comme une experience qui est,, sans concept, singuliere et qu'on peut appeler un evenement impossible a anticiperr ou a conceptualiser. Deuxièmement, la beauté est approchée comme l'efTett d'un jugement esthétique (KdU, §9, 55ff.).26 Cela implique nécessairementt la subsomption d'un sujet (le ceci désignant le bel objet) sous unn prédicat. Ces deux perspectives sur la beauté se présupposent, Tune a 1'autre, maiss elles ne sont pas réconciliables. On dirai t que leur rapport est de

2626 Paul Guyer parle de deux sortes de jugements réflexifs. « One, the 'unintentional ' reflection whichh produces the pleasure of aesthetic response; the other, that further and quite possibly intentoinall exercise of reflective judgment which leads to an actual judgment of taste, or determiness that the feeling of pleasure occasioned by a given object is such a pleasure. [...] The judgementt that a feeling of pleasure has a certain source and status is a mental act with a particularr prepositional content - the assertion of the intersubjective validit y of a given pleasure -whichh is clearly distinguishable from both the feeling of pleasure that is its subject and the productionn of that pleasure ». La separation entre les deux doit répondre a la circularit é de rargumentt dans KdU $9, oü le sentiment est & la fois produit du jugement et fondation du jugementt Autrement que Lyotard, Guyer refuse d'identifier la réflexivit é dans le sentiment m£me,, c*est-a-dire qu'i l refuse de réécrire cette circularit é « cleary absurd » en termes d'une tautégoriee (Kant and the Claims ofTaste. Cambridge : Cambridge University Press, 1997 (1979), pp.. 97-99).

435 5

Page 442: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

dissimulation:: le jugement qui exprime le sentiment, Pexprime sous une forme quii ne lui appartient pas.

Lee caractère événementiel de « 1'expérience » de beauté s*exprime dans less deux premiers moments de Fanalytique. Le jugement de beauté est desinteresse,, c'est-a-dire qu'i l ne réfère pas a 1'existence phénoménale d'un objet.. Il est sans concept, puisque la beauté est prédicat du jugement de gout {Geschmacksurteil){Geschmacksurteil) qui n'est pas un jugement de connaissance {Erkenntnisurteil{Erkenntnisurteil;; KdU, §38, 141). Lyotard souligne pour cette raison, dans rouvertur ee de rarticle qui nous sert ici de fil conducteur, que personne ne peut jamaiss être préparé a eet evenement de beauté, puisqu'elle se présente comme singularitéé absolue.27 Cependant, si le prédicat dans le jugement de gout n'est pass un concept determinant - ce qui rendrait le jugement de beauté objectivementt universalisable -, il faut se demander comment Kant pense la subsomptionn impliquée dans la notion de jugement. Or, dans la deduction du jugementt de gout, qui est selon Kant simple faute de Fexigence de légitimer la réalitéé objective d'un concept, Kant explique le jugement comme une subsomptionn sous un rapport facultaire, c'est-a-dire sous les conditions subjectivess de tout jugement.

[Dass Geschmacksurteil] behauptet nur, daB wir berechtigt sind, dieselbenn subjektiven Bedingungen der Urteilskraf t all gem e in bei jedem Menschenn vorauszusetzen, die wir in uns antreffen; und nur noch, daB wirr unter diese Bedingungen das gegebene Objekt richti g subsumiert haben(KdU,, §38,141).

Lee juger esthétiquement exige une subsomption spécifique. « [Subsumption einess Objekts] unter ein bloB empfindbares Verhaltnis der an der vorgestellten Formm des Objekts wechselseitig untereinander stimmenden Einbildungskraf t undd des Verstandes » {ibid.)?* L'événement de beauté consiste done dans la presencee d'un objet qui suscite, de fa9on incomprehensible selon les categories dee connaïtre et par sa pure formalit é un état d'Sme, un rapport facultaire harmonieuxx qui se fait sentir {empfindbares Verhaitnis) comme plaisir.

277 Dans 'Sensus communis, le sujet a 1'état naissant'. « Personne ne sera jamais préparé a ce sensus.sensus. [...] L'impréparatio n est le fait de mon sujet, le sensus communis, parce qu'i l F exige. Il exigee que l'intellect soit désemparé. Qu'i l n'ait pare a rien »(MPhil , 15-16). 288 La difficult é de comprendre le jugement esthétique est été noté par Helene Védrine: « on se demandee comment 1'imagination peut subsumer alors qu'i l n'y a pas de concepts de 1'objet». Elle conclut:: « Le jugement de gout, a la difference du jugement ordinaire, ne subsume pas des intuition ss sous des concepts, mais de l'imagination sous rentendement ». Nous pensons qu'i l s'agitt d'un équilibre fragile des forces sans soumission - comment soumettre une faculté a une autree ? - et que la soumission concerne la representation sous cette tension. (Helene Védrine Les grandesgrandes conceptions de l'imaginaire. De Platon d Sartre et Lacan. Paris : Librairi e générale de France,, 1990, p. 109.)

436 6

Page 443: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Ainsi,, dans la deduction, nous rencontrons Ie troisième et Ie quatrième moment dee Panalytique, a savoir que Ie jugement de beauté ne se fonde que sur la forme dee finalité dans une representation d'un objet et qu'i l pretend être universellementt communicable. Pour la deduction du gout, Ie dernier moment estt décisif. Il est legitime de prétendre, è Poccasion événementielle de la beauté, èè Passentiment universel, parce que P evenement consiste en une mise en rapportt harmonieuse des facuttés subjectives, un rapport qu'on peut supposer légitimementt a tout être humain raisonnable. Le miracle de la beauté est done qu'unee occasion événementielle fait découvrir un rapport universel qui, a son tour,, fonde la légitimité du jugement de gout. Ainsi, dans la troisième critique, lee sujet transcendantal semble descendre de son tröne pour se plier devant une experiencee non-épistémologique. Le sentiment de beauté ne peut être reconstruitt d'un point de vue transcendantal que comme reflexion libre, comme rapportt indéterminé entre les facultés de la raison.

SensusSensus communis et Vidée du substrat supra-sensible

C'estt dans eet horizon que Kant prend position dans le debat de son époque conceraantt la signification du terme sensus communis (HWPh, 9 :622-675). Il defendd que le gout mérite ce nom plus que le fait Pentendement sain. C'est-a-dir ee qu'i l considère le sensus communis logicus (gemeinen Menschenverstand) commee inessentiel en comparaison avec le sensus communis aestheticus. Cette preferencee presuppose, et Kant Padmet sans hesitation, une interpretation spécifiquee du terme sensus (Sinn). Dans Gememsinn (sensus communis), Sinn estt a entendre comme Peffet sentimental de la reflexion pure sur Pame (Wirkung(Wirkung der blossen Reflexion au/das Gemüt), c'est-a-dire comme Geföhl der LustLust (KdU, §40, 146-147). Que ce Sinn est gemein, universel, repose sur la topologiee de cette reflexion, qui se produit entre les facultés de connaitre. Mais celaa ne fait pas encore que le sensus en soi soit empiriquement universalisable ett fondement subjectif de la communauté concrete. L'universalit é du jugement dee beauté est done purement subjective, relevant d'une proportion harmonieuse entree les facultés.« Da sich nun diese Stimmung selbst muB allgemein mitteilen lassen,, mithin auch das Geftihl derselben (bei einer gegebenen Vorstellung), die allgemeinee Mitteilbarkei t eines GefÜhls aber einen Gemeinsinn voraussetzt: so wir dd diese mit Grunde angenommen werden können, und zwar [...] als die notwendigee Bedingung der allgemeinen Mitteilbarkei t unserer Erkenntnisse, welchee in jeder Logik und jedem Prinzip der Erkenntnisse, das nicht skeptisch ist,, vorausgesetzt werden mufi » (KdU, §21, 80). Sensus communis est Yldee d'unee faculté de juger partagée par tous. Kant renverse done radicalement Pusagee courant du terme. Si Sinn est a entendre comme Peffet de la reflexion puree sur Pame, le sensus communis est Pidée d'une efFectivité universelle de la

437 7

Page 444: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

réflexivit éé du sentiment. Il est PefFet et Pétat de Ia reflexion pure qui sont, en principe,, communicables a cause du fait qu'il s expriment Ie rapport harmonieux entree Einbildingskraft et Entendement. La communicabilité du sentiment n'est pass empirique, un sentiment singulier ne se partage pas, mais seulement sa possibilitéé est nécessaire d'une maniere apriori. Le reste est ansinnen.

L'IdéeL'Idée qui legitime l'universalité du gout

Unee interpretation concrete et « anthropologique » de Vansinnen et du senstis communiscommunis n'est pas possible. Lyotard, de toute facon, reste du cóté de Pinterprétationn transcendantale et réfiit e pour cette raison Hannah Arendt (LE, 86).299 Il reconnait néanmoins que Kant suggère Panalogie entre le sensus communiscommunis et la seconde maxime de Ia trias fameuse qui déterminerait la raison saine,, a savoir celle qui present une erweiterten Denken, une pensee qui pense è laa place de toutes les autres {an der Stelle jedes anderen denken, KdU, §40, 145).. La beauté serait, selon une lecture anthropologique, le résultat d'une comparaison,, d'une reflexion sur le jugement privé è partir d'un point de vue universell (KdU, §40, 146). Or, comment comprendre cette suggestion d'un sensussensus communis qui semble le contraire de la communauté qu'on vient de découvrir,, celle de VEinstimmung des facultés? Est-ce que la comparaison n'exigee pas un concept universel ? Et, si cela est le cas, le beau tomberait-il de nouveauu dans la sphere du determinable 730

299 Cf. Hannah Arendt Oordelen. Lezingen over Kants politieke filosofie. Amsterdam : Krisis/Parresia,, 1994. L'interprétatio n de la comparaison exigéc par 1'esthétique en termes d'une operationn portee sur une collectivité d'individu s « induit une definition réaliste empirique, anthropologique,, du dit sensus. Et toutes les illusions ou les crimes politiques qui ont pu venir se nourri rr de ce prétendu partage immédiat des sentiments. » (MPhil , 40) D'ailleurs, Kant dit clairementt que 1'acceptation du Gemeinsinn comme condition ne trouve pas son fondement dans n'import ee quelle observation psychologique (ohne sich auf psychologische Beobachtungen zu fitfien,fitfien, KdU, §20, 81). Pour Texégèse de ce passage, voir la section 'La procédure du partage*, danss LAS, 262-267. 300 Remarquons que Kant écrit: « Unter dem sensus communis muss man die Idee etnes gemeinschaftlichesgemeinschaftliches Sinnes, d.i. eines Beurteilungsvermögens verstenen, welches in seiner Reflexionn auf die Vorstellungsart jedes anderen in Gedanken (a priori ) Rücksicht nimmt, um gleichsamgleichsam an die gesamte Menschenvemunft sein Urteil zu halten und dadurch der Illusion zu entgehen,, die aus subjektiven Privat Bedingungen, welche leicht für objektive gehalten werden könnten,, auf das Urteil nachteiligen EinfluB haben würde. Dieses gesenieht nun dadurch, daB man seinn Urteil an anderer nicht sowohl wirkliche , als vielmehr bloB mdgliche Urteil e halt und sich in diee Stelle jedes anderen versetzt [...] » (KdU, §40,144-145). Il s'agit d'une comparaison a priori, quii concerne tous les jugements possibles et non pas reels et qui porte d'ailleur s sur la totalité de touss les autres et done sur une Idee unpresentable dans 1'intuitio n (cf. MPhil. , 40). Ces remarques semblerontt exclure toute interpretation empiriste du sensus communis comme un plaidoyer pour unee sorte de democratie esth&ique. Mais Kant présente encore des arguments plus pertinents.

438 8

Page 445: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Danss Ie paragraphe sur l'antinomi e du gout, Kant explique que cela n'est pas Ie cas.311 L'antinomi e consiste en {'opposition entre deux theses : d'abord la these selonn laquelle il n'y a pas de concept impliqué dans Ie jugement de gout; ensuitee celle qui exige un quelconque concept pour comprendre comment ce jugementt peut prétendre a Passentiment nécessaire d'autrui , une pretention qui presupposee la possibilité d'un conflit (streiteny KdU, §56, 197). En effet, il n'y auraitt plus d'antinomie si Ton était en état de comprendre la nature de la conceptualitéé impliquée dans Ie jugement du gout selon P antithese, qui, selon la these,, ne peut pas être determinant. La solution de l'antinomi e consiste dans Ie faitt que Ie concept visé par la these est un concept de 1'entendement, tandis que celuii mentionné dans Fantithèse relève de la raison. Il s'agit d'une idéé qui est indéterminéee et indeterminable.

Est-cee Tidée du serisus communis ? Non, Ie sensus communis a été définii comme Tidée d'une unanimité, c'est-a-dire d'un rassemblement de toutes less ames humaines quant au jugement sentimental du beau. Le sensus communis estt Pidée d'une Einstimmung générale avec 1'harmonie entre les facultés de la raisonn qui se découvre a 1'occasion d'un bel objet. Cette unanimité, dit Lyotard, n'estt que le signe d'une autre Idéé qui legitime 1'appel a Passentiment universel,, qui justifïe done déductivement la validité {Gültigkeif) de la pretentionn è la généralité {Allgemeinheit der Beistimmung). « C'est 1'Idée qu'i l estt dans la nature du sujet [...] que toutes ses facultés s'accordent pour rendre possiblee la connaissance en general » (MPhil , 34). Selon cette idéé, même 1'imaginationn la plus libre, celle du génie, reste toujours en contact avec le pouvoirr de comprendre, sans que cela exige sa soumission par la schématisation auu catégoriel. L'unit é des facultés de Fame est Pidée d'une finalit é subjective dee la nature pour notre faculté de connaitre.

Cettee unité est impliquée dans le troisième moment de Panalyse du gout,, oü le principe de subjective Zweckmafiigkeit a été décrit comme le BestimmungsgrundBestimmungsgrund du jugement de gout (KdU, §11, 60).32 Ce qui se présente commee hétérogénéité au niveau de 1'Sme, pour pouvoir être unité, presuppose Pidéee de ce que Kant appelle un übersinnliches Substrat der Menschheit (KdU, §57,, 199). Cette idéé d'une unité par un substrat super-sensible, qui n'est pas determine,, ni determinable, est tout de même naturelle. Elle est le fondement de laa legitimation de 1'appel a 1'universalité. C'est Pidée définie comme « affinit é dess facultés en vue de la connaissance en general » (MPhil , 36). Le sentiment prétendumentt universel est done le signe d'une destination naturelle des facultés hétérogèness dans la cooperation possible des facultés hétérogènes.

311 Cf. D, pp. 242 ff. 322 « Das BcwuBtscin der bloB formaten Zweckmafiigkeit im Spiele der Erkenntniskraft e des Subjekts,, bei einer Vorstelhing, wodurch em Gegenstand gegeben wird, ist die Lust [...] ». (KdU, §12,61) )

439 9

Page 446: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

SansSans substrat subjectif, le sensus relève de l'arrangement instable desfaaütés

Selonn Lyotard, le sentiment du beau n'est nullement, du point de vue transcendantal,, un sens interne, un affect qui se fait sentir, puisqu'il y a un sujet porteur.333 Ni est 1'idée du substrat suprasensible - mais elle n'est pas véritablementt substrat porteur, puisqu'elle est idee (LAS, 27) - celle du sujett qui serait nécessairement presuppose au sentiment: elle est 1'idée d'un arrangementt fait par la nature en faveur de la connaissance, et en ce sens au maximumm un « pré-sujet » (MPhil , 41). Non, le sentiment esthétique est libr e et réflexif,, c'est-a-dire qu'elle ne tombe pas sous la regie ou la fonction d'un sujet. L'auto-affectionn par contre exigerait la constitution d'une experience et d'un sujet,, celui de Je pense et 1'unité du temps catégoriquement determine. Dans le jugementt du gout, ce sujet est encore différé. Le sentiment du gout n'a pas besoinn de la stabilité d'un quelconque substrat, comme celui « d'un esprit, d' uneune pensee, d'un sujet » (LAS, 26). Un « je » - Lyotard le nomme animus - ne see co-constitue que dans l'aperception de rexpérience. Mais dans 1'état d'ame, étatt réflexif de comparaison et de plaisir, les facultés hétérogènes se rencontrent harmonieusementt sans perdre leur hétérogénéité et leur competition conflictuellee : 1'imagination libr e menace Pentendement par sa surabondance, commee 1'entendement menace 1'imagination par son pouvoir de la soumettre au conceptuel.. « [Les syntheses reflexives] se font sans Je pense. Sous un autre jour ,, en un autre temps. Ce que cherche è faire entendre la critiqu e du gout, c'estt la mise au jour , la naissance d'une fiance des facultés » (MPhil , 38). Il s'agitt de Yanima, d'un état instable, provisoire, de 1'équilibre qui est donné commee par le hasard musical de la Zusammenstimmung des facultés. « Le substratt n'est pas un sujet, pas le sujet, une Idéé seulement qui n'est pas impliquéee dans le concert, mais dans 1'analyse du concert » (MPhil , 38). Le concertt est 1'état de la naissance d'une subjectivité qui ne s'achèvera jamais, qui resteraa promise pour toujours, puisque son incarnation comme sujet, comme Ich denkedenke empirique ne sera qu'un modus deficient de 1'« unisson » impliqué par la beauté. .

Lee sentiment du beau, c'est le sujet a 1'état naissant, le premier appariementt de pouvoirs incomparables. Il échappe è la maïtrise par conceptt et volonté. Il s'étend en dessous et au-dela de leurs intrigues de leurr cloture. C'est ce que Kant entend par le « substrat naturel» qu'i l place déductivementt è son principe (MPhil , 41).

Laa reflexion esthétique et la pensee se manqueront è jamais.

3 3«« La notion d'un « sujet», sous sa forme substantive, ne paratt pas nécessaire a 1'intelligence de cee qu'est la reflexion. La notion de « pensee actuelle » [c'est-a-dire presence sans situation] est sufïisantee »(LAS, 27).

440 0

Page 447: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Chaquee fois qu'une forme procure le plaisir pur qu'est le sentiment du beau,, c'est comme si les dissonances qui divisent la pensee, celles de 1'' imagination et du concept, entraient en phase et laissaient place, sinon aa une consonance parfaite, è une conjugalité paisible, du moins è une emulationn bienveillante et douce, comme celle qui unit des fiances. Le sujett serait I'unit é parachevée des facultés. Mais le gout ne résulte pas dee cette unité. Et en ce sens il ne peut pas être éprouvé par un sujet. [...] Ill n'y a pas une subjectivité (ce couple [unification d'intuitio n et de concept])) qui éprouverait des sentiments purs, il y a ce sentiment pur quii promet un sujet. Dans Festhétique du beau, le sujet est 'a 1'état naissant'' »(LAS, 34).

Commee le sujet promis dans le sentiment, la communauté des facultés doit s'inscriree dans le rapport conceptuel d 'experience, oü elle se perd. Le sentiment seraa supprimé dans Ia connaissance. Comme la phrase de rien reste toujours a 1'écartt de la phrase-articulée, « il n'y a pas de transition entre la reflexion et la determination,, entre le substrat d'affinit é des facultés et Punité synthétique originair ee de Paperception » (MPhil , 39)34. Sous Fhégémonie du Je pense, le sentimentt dü a 1'hétérogénéité et a la rivalit é entre les facultés sera refoulé.

Ainsii le sensus communis ne peut se trouver a la base de rintersubjectivit éé qu'après coup, après son insertion (sa mise en situation) dans lee réseau catégoriel et sa soumission a la raison. Il ne legitime pas la priorit é du consensusconsensus intersubjectif. L'intersubjectivit é implique peut-être la communicabilitéé universelle, qui a son tour, dans la pensee transcendantale, impliqu ee la cooperation harmonieuse des facultés. Mais cette cooperation se produitt dans 1'événementiel et dans 1'hétérogénéité entre les facultés de connaitree qui se révèle comme sentiment de beauté. Ce sentiment est un « inter »:: oscillation libr e entre 1'imagination et P entendement, oscillation événementiellee échappant a toute determination et unification, qui, elles aussi, sontt impliquées dans le concept d'intersubjectivité.35

344 It faudrait nuancer cette these de Lyotard. La reflexion ne s'oppose pas a la determination, elle raccompagnee nécessairement (comme sentiment tautégorique, voir chapitre 14) sans qu'elle puissee se traduir e en determination. Leur hétérogénéité n'est pas une separation, mais une imbricationn conflictuelle, dissimulatrice. 355 C'est sur ce point que nous voulons corriger Gérald Sfez, lorsqu'i l écrit: « L'idée d'éclairementt du public presuppose le caractère consistant d'un sensus communis et la forme eminentee de ('interlocution . Or, dans Ie sens postmoderne, 1'accord de 1'interlocution n'est pas privilegie,, et, dans quelque régime que ce soit, 1'accord intersubjectif n'est pas le critère, même négatifjj de la légitimité. L'accord est de 1'ordre de I'evenement, il n'est pas de 1'ordre d'un sens communn » (Jean-Francois Lyotard, lafacultê d'une phrase. Paris : Galilée, 2000, p. 118). La questionn n'est pas, selon nous, accord intersubjectif ou accord événementiel. Il ne s'agit pas d'opposerr sens commun et evenement, mais il s'agit de « déconstruire » la notion du sensus communiscommunis en indiquant dans cette idéé la singularité sentimentale (sensus) qui ne relève pas de 1'ordree de l'idée régulatrice. Le sentiment n'est pas une fonction unificatric e de la raison.

441 1

Page 448: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Resumonss en citant Lyotard. On a a faire è deux manières de traiter de la subjectivité. .

Chezz Kant, ce qu'on appelle Ie sujet ou bien est Paspect subjectif de la pensee,, et tl consiste tout entier dans la tautégorie qui fait du sentiment Iee signe, pour la pensee, de son état, done Ie signe du sentiment lui-mêmee [...]; ou bien Ie sujet n'est que Ie point zéro oü vient se suspendree la synthese des concepts (dans la première Critique) ou Thorizonn toujours reporté de la synthese des facultés (dans la troisième Critique)Critique);; dans ces deux cas, il est une Idéé, en somme, dont la premièree Critique dénombres les paralogismes, qui s'y attachent si 1'on nee prend pas garde, réflexivement,,a rapparence transcendantale. C'est précisémentt par la reflexion, en se guidant sur Pétat subjectif de la pensee,, sur Ie sentiment qui Paccompagne en tous ses actes, que Ton peutt repérer cette apparence et rétablir les bonnes domiciliations. Et quandd Pacte de la pensee porte sur Ie sujet, e'est par la reflexion encore quee Pon peut faire la critiqu e de la notion de sujet (LAS, 40-41).

Laa liberté du plaisir esthétique consiste dans sa double emancipation de YEmpfindungYEmpfindung (sans intérêt) et du concept (sans concept). Elle reste toujours singuliere,, exceptionnelle, c'est-a-dire hors du conceptuel. Elle est une phrase dee rien hors de toute articulation. C'est dans cette exceptiónnalité que Ie sujet estt seulement attendu, appelé peut-être, provoqué même. Ainsi Pintersubjectivitéé ne peut que s'ériger dans la perte de la communauté sentimentalee qui est seulement, facticement, « assentie (angesonnen) ». On ne trouvee pas ensemble sujet et sentiment. Ni ne trouve-t-on ensemble communautéé intersubjective et communauté sentimentale. Si Pon trouve sujet ouu intersubjectivité, on les trouve dans la perte de la presence sentimentale. Maiss la presence ne se perd pas. Alors, nous allons nous demander a la fin du chapitree suivant, cette perte, dans quel sens est-elle perdue ? Même cette perte, onn ne Particule pas dans Punivers des phrases, des régies, des concepts et des principes.. La presence est trop actuelle pour être apte a la perte. Elle est« ab-soluee » et en tant qu'elle est la condition de la réflexivité, possibilité de la critiqu ee même.

** * *

442 2

Page 449: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Chapitr ee 14

Laa trouvaill e de quatre réflexivités

L'espacee de 1'intériorit é subjective est incongruent

Jusqu'aa présent, Vanamnèse de la critique kantienne - anamnese que nous consideranss comme 1'enjeu principal lyotardien - nous a révélé trois articulationss difficilement compatibles, portant respectivement sur Ie schematismee (intuition - concept pur), sur Ie symbolisme (experience - idéé) et surr !e sensus communis (sentiment singulier - universalité). Ces trois brèches, nouss les avons interprétées comme des retentissements de la brisure dans VintuitusVintuitus intettectus dogmatique, brisure décrite dans la deuxième parie de notre étude.. Dans Ie chapitre 10, la presence introuvable de Pexistence a été ré-articuléee dans Ie cadre phénoménologique de la difference sensorielle. Cette experiencee concrete mais negative, fait signal de 1'incompatibilité radicale de 1'être,, c'est-a-dire de son incongruence qui est la « structure » par laquelle VV existence, inaccessible pour la raison, se signalise tout de même. Par exemple, danss 1'experience métaphysique de 1'incongruence de l'espace, Pexistence se faitt sentir grace a la faculté d'orientation par sentiment.

Lee chapitre suivant qui va clore notre étude, s'est impose la tache de fairee une anamnese de la reflexion au moyen d'une sorte de 'surdétermination' ett d'une réécriture de la notion de 'réflexivité' qui, selon nous - et nous suivons enn ceci Lyotard plutot que Beatrice Longuenesse ~, constitue le centre de la critique.11 C'est la réflexivité qui se présente par exemple dans le titre de la premièree critique, critique étant de la raison et sur la raison a la fois, et qui a d'ailleurss conduit Hegel a critiquer le criticisme kantien comme étant une petitiopetitio principii? Dans la critique transcendantale la raison se prend elle-même

11 Beatrice Longuenesse, dans son Kant et le pouvoir dejuger, met surtout F accent sur les formes logtquess du jugement Ici, nous voulons accentuer la réflexivité qui precede, selon la lecture lyotardienne,, cette formalit é en ceci qu'elle est une affaire de sensibilité libra. C'est d'ailleur s Kantt lui-même qui suggère que la reflexion dépend d'un usage critiqu e des concepts (la determinationn d'un usage dogmatique; KdU, §74,260). 22 Voir le chapitre 'L e projet critique' dans Andre Stanguennec Hegel critique de Kant. Paris: PUF,, 1985, pp. 49-57. Lyotard suggère d'analyser cette situation dans le cadre de la theorie watzlawickiennee du double bind; CP, 96-97; 'Judicieux dans le dtfférend*, p. 231. Au lieu de parlerr de petitio principii nous pensons, avec Heidegger, qu'i l est plus adéquat d'y voir une experiencee essentielie de la pensee, qui porte a la lumière la structure de 1'expérience en tant que telle.. Le caractère circulair e {Kreisgang der Erfahrung) est le parcours que prend 1'être pour s'ouvrirr a lui-même.« Die GrundsStze des reinen Verstandes sind durch dasjenige möglich, was siee selbst ermöglichen sollen, - die Erfahrung » (Marti n Heidegger Die Frage nach dem Ding. Tubingen:: Niemeyer, 1987 (I962X p. 174).

443 3

Page 450: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

aa la fois comme objet et comme sujet. Les structures a priori de la raison sont portéess a la lumière par Popération critique, qui n'est, en elle-même, pas autre qu'unee operation de la raison et qui n'est possible que grace a ces structures a priori.priori. V auto-illumination de la raison est done reflexive dans Ie sens littéral du termee de miroitement: ce que la raison rend possible est ce qui rend possible la raison.. Or, tout comparable aux deux poles de la reflexion dans un miroi r se distinguantt seulement par rapport au principe de 1'incongruence, Pauto-réflexionn de la raison ne peut être portee a la lumière que grace a une relation incongruente,, inherente au sujet de la raison même.

Laa recherche critiqu e des conditions transcendantales de Pexpérience obligee par conséquent a chercher la possibilité (de la mise en conscience) de la reflexionn critiqu e même dans la condition ou dans « 1'origine » inchoative, dans lesquelless la raison se différencie d'elle-même, et a partir desquelles elle entreprendd la recherche de sa totalité. Toutes deux, ces recherches sont en princip ee inachevables: la trouvaill e de 1'origine inchoative ne s'avèrerait que danss Ie recommencement de la recherche puisque cette « origine » ne peut que see manifester d'une maniere performative (trouver ce qui fait chercher implique chercherr infiniment) ; la trouvaill e de la totalité se heurterait au problème de 1'auto-référentialitéé inclusive (la totalité de la série ne peut être partie de cette série). .

Danss Ie chapitre suivant, nous voulons montrer comment notre recherche sur et dee la trouvaille, comment 1'anamnese done, enchaïne sur un mode de penser constantt mais relativement caché chez Kant, è savoir sur celui de la réflexivité libre. libre.

D'abordd nous allons traïter de la notion de réflexivité, quant a son rapportt è la sensibilité et quant a sa difference avec Ie jugement determinant. Il nouss semble que Kant ait tendance a négltger (sinon parfois même a refouler) la reflexionn en faveur du jugement catégoriel. \S anamnese de la critiqu e peut la restituerr dans son droit , puisque son « objet », la trouvaill e du reel dans son retrait ,, échappe è toute logique (transcendantale ou non). Choisissant une perspectivee juridico-transcendantale, Kant pretend - selon surtout les interpretationss néo-kantiennes et post-néo-kantiennes - se limiter a soumettre less jugements de la raison è la critiqu e concernant leur validité.3 Cependant,

33 Surtout en ce qui concerne la refutation de rinterprétatio n « psycnologisante », qui prend la critiqu ee comme une theorie de la representation. Le Je pense kantien est considéré comme une critiqu ee du cogito cartésien, non pas fondement ontologique {ergo sum) mais regie destinée a 1'unificationn de rexpérience (et done, en ce sens une « fonction »). Nous croyons par contre que lee problème de la representation et de 1'incommensurabilité reste néanmoins ce qui nécessite rentreprisee critiqu e et qui provoque son invention continue - durant toute 1'histoire de la philosophicc on s'est posé la question sur les limites de la raison humaine -, bien qu'i l soit vrai que laa psychologisation de ce problème fait tort è Tintention de Kant On peut s'attaquer au psychologismee d'une autre maniere, a savoir au moyen d'une déconstruction du sujet psychologique,, ce qui est, selon nous, 1'enjeu de la psychanalyse radicale et de Vanamnese. Cf.

444 4

Page 451: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

nouss ne croyons pas que la question de validité puisse être séparée entièrement dee celle de 1'applicabilit é concrete et de la genese des jugements. L'indissociabilit éé de ces deux perspectives, celle de la validité juridiqu e et celle dee P origine génétique, se manifeste surtout dans la troisième critiqu e qui, traitan tt de la réftexivité Hbre, s'appuie sur une vraie incongruence due è Pétrangee imbrication dans Ie sujet de la raison, comme P ensemble de facultés dee connaitre, et de Pame, comme Ie siège subjectif de cette raison. Il est affaire dee co-implication : juger la validité implique Papplication des concepts ou des ideess qu'on a dü créer a partir de Pexperimentation naïve.

Danss la deuxième partie de ce chapitre nous allons radicalises en quatre étapes,, avec Kant et peut-être a Pencontre de son intention, la notion de la réflexivité.. (1) Nous allons voir comment la « reflexion », terminus technicus de laa logique, a sa fonction dans la procédure d'abstraction de 1'impression sensoriellee et de la creation du concept empirique. (2) La condition concrete et subjectivee de cette abstraction logique est donnée par la reflexion transcendantalee (ou topologique), qui decide sur la difference entre intuitio n et entendement,, c'est-a-dire entre sensation immediate et representation discursive.. (3) Sous-jacente a la reflexion transcendantale est la reflexion dont a trait ee Ie chapitre 12 et que nous appelons analogique ou symbolique. Elle fait découvrirr des concepts purs ou des idees a parti r de P experience concrete, ce quii suppose la transposition d'un rapport concret vers un niveau au-dela de PP intuitio n possible. (4) A la fin, nous allons rencontrer la reflexion paralogique, enjeuu de 1'anamnese. Elle est peut-être moins une reflexion que, comme dit Lyotardd quelque part, une « flexion » (LE, 131), signalisation de Pexistence nue aa la pensee qu'i l y a a penser.

LaLa reflexion toujours sous-jacente aujugement

Danss Pintroduction B a la Critique du pouvoir de juger, Kant explique la nécessitéé d'une critiqu e du pouvoir de juger en référant è Pincommensurabilité quii existe entre les jugements théoriques, dont la possibilité a été traitée dans la premièree critique, et les jugements pratiques, objets de la deuxième critique. Naturee et liberté sont hétérogènes, et tout de même, dans la vie pratique, il faut qu'unn passage entre les deux soit possible pour que la volonté puisse se réaliser concrètement.. La troisième critiqu e concerne alors la possibilité de faire Ie passagee entre Phétérogène. Ce passage est une affaire de la faculté de juger (Urteilsvermögen),(Urteilsvermögen), puisque, comme Pexplique 1'Anthropologic, elle envisage dee détecter aussi bien les differences que les identités des representations

Alexiss Philoncnko L 'école de Marbourg. Cohen, Natorp, Cassirer. Paris : Vrin , 1989, pp. 21-24; Gentt Wolandt 'Überlegungen zu Kants ErfahrungsbcgrirT(!978X in : Hans-Ludwig Olli g MaterialienMaterialien zur Neukantianismus Diskussion. Darmstadt: WBG, 1987, pp. 378-395.

445 5

Page 452: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

diversess (Anthr , §44, 113). Le besoin de faire une Kritik de cette faculté s'expliquee alors aisément. La critiqu e a pour vocation de determiner les limites dess facultés de connaïtre, ici done du pouvoir de juger. Juger, pour Kant, est soumettree le particulier è Puniversel. Le pouvoir de juger trouve sa limit e done oüü il n'y a pas d'universel auquel on pourrai t soumettre une quelconque donnée particuliere.. Ainsi est le jugement de gout. Le concept de beauté n'est pas universell dans le sens de concept objectif, mais il est singulier. C'est done dans cee cas spécifique que la faculté de juger est invitee a manifester son pouvoir de jugerr sans regie (sans concept), sans pouvoir determiner la subsomption du jugement.. Dans le cas de beauté, ce pouvoir est libre, « nu » dit Lyotard (LAS, 19),, mais Kant Pappelle simplement « seulement réflexif » (blofi reflektierend, KdU,, IV, 15). Ainsi, la Critique du pouvoir de juger manifeste une limit e dans lee pouvoir de juger, une limit e posée par la reflexion esthétique parce qu'elle est jugementt sans Pêtre : « ceci est beau » est un jugement qui en même temps échappee au caractère fondamental du jugement, a savoir d'etre subsomption d'unn particulier a un universel, puisque « beauté » n'est pas un concept de PP entendement

Nouss voulons souligner qu'i l serait done imprécis d'opposer les jugements determinantss et réflexifs. Kant écrit:

Urteilskraf tt überhaupt ist das Vermogen, das Besondere als enthalten unterr dem Allgemeinen zu denken. 1st das Allgemeine (die Regel, das Prinzip,, das gesetzt) gegeben, so ist die Urteilskraft , welche das Besonderee darunter subsumiert [...], bestimmend. 1st aber nur das Besonderee gegeben, wozu sie das Allgemeine finden soil, so ist die Urteilskraf tt bloB [!] reflektierend (KdU, IV, 15).

Chaquee jugement determinant exige et presuppose de la reflexion, c'est-a-dire presupposee une comparaison et une decision sans regie fixe. La reflexion, c'est-a-diree le pouvoir de juger sans regies, parait même comme le cceur de la faculté dee juger que Kant différencie, pour cette raison, de Pentendement. « Wenn der Verstandd überhaupt als das Vermogen der Regeln erklart wird , so ist Urteilskraf tt das Vermogen unter Regeln zu subsumieren, d.i. zu unterscheiden, obb etwas unter einer gegebenen Regel {casus datae legis) stehe, oder nicht » (KRV ,, B171, 193).4 Or la faculté de juger rencontre apparemment ses limites danss Pentendement, qui obéit entièrement a la logique catégorielle et qui,

44 A comparer a: « Der natürlichc Verstand kann [.„Jdurc h Belehrung mit vielen Begriflfen bereichertt und mit Regeln ausgestattet werden; aber das zweite intelIektueUes Vermogen, namlichh das der Unterscheidung , ob etwas ein Fall der Regel sei oder nicht, die Urteilskraft (judicium)(judicium) kann nicht belehrt, sondern nur geübt werden » (Anthr , §42,110).

446 6

Page 453: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

seulementt dans cette mesure, peut être identifiée par Kant comme étant, lui-même,, une faculté de juger.

All ee Urteile sind Funktionen der Einheit unter unseren Vorstellungen, daa namlich statt einer unmittelbaren Vorstellung [i.e. Intuition ] eine höhere,höhere, die diese und mehrere unter sich begreift, zur Erkenntnis des Gegenstandess gebraucht, und viel mögliche Erkenntnisse dadurch in einerr zusammengezogen werden. Wir können aber alle Handlungen des Verstandess auf Urteile zurückfuhren, so dafi der Verstand überhaupt als einn Vermogen zu urteilen vorgestellt werden kann. [...] Die Funktionen dess Verstandes können als insgesamt gefunden werden, wenn man die Funktionenn der Einheit in den Urteilen vol 1 stand ig darstellen kann (KRV,B94,109).5 5

Lee modèle logique ne fonctionne plus entièrement oü il est question de la problématiquee transcendantale. La logique fait abstraction de tout contenu d'unee connaissance, ce qui explique que les togiciens déterminent le jugement commee une representation d'un rapport entre deux concepts. Dans la deuxième deduction,, Kant souligne que cette definition n'est pas satisfaisante, puisqu'elle passéé entièrement sur la question de savoir en quoi ce rapport consiste (worin

55 Le róle de la critiqu e est de fonder la possibilité de F experience, róle qu'elle assume par Ia recherchee des fonctions unificatrices de la faculté de juger. Que Kant assimile cette fonction a 1'entendement,, cela indique qu'i l s'efforce de neutraliser rimportance concrete du talent de juger. Laa critiqu e se constitue par analogie a la logique, c'est-a-dire par analogie a la fonction de jugementss de rassembler le pturiel sous 1'unité conceptuelle. Ainsi on rencontre dans la première critiqu ee une hesitation autour de la faculté de juger. D'un cöté la faculté de juger est « neutralisée »,, identique a 1'entendement et è sa fonction unificatrice, d'un autre cdté elle est reconnue dans sa fonctionn concrete, qui est, disons, distribuée, de cas a cas différemment, par la nature a 1'Sme de chaquee homme.

C'estt dans cette perspective que le statut purement juridiqu e et légitimant de la critiqu e sautee a rail . La critiqu e n'est pas un modèle prescripteur pour 1'usage de 1'entendement, elle n'estt pas pragmatique dans le sens de 'utilisable' . La critiqu e est 'métaphysique' dans la mesure oüü elle découvre les conditions nécessaires pour qu'une connaissance soit liable, conditions dependantt de 1'unité de la raison comme source des connaissances, Autrement dit, la critiqu e ne donnee pas de critère pour juger une connaissance concrete - est-ce que le cas est soumis d'une manieree pertinente a la regie -, mais elle donne le critère de la possibilité de la connaissance. Cette fonctionn métaphysique determine aussi dans quelle mesure la critiqu e est methode, & savoir dans laa mesure oü elle réussit è se délivrer de rindéterminabilit é de la faculté de juger, du cöté du talentt C'est-a-dire a expulser la réflexivité. En suivant Longuenesse, nous avons montré (chapitre 9)) que le centre de la methode critiqu e est le jugement et sa structuration seton t'ordr e logique, structurationn par laquelle les concepts de reflexion (Reflexionsbegriffe) ont été mis en dehors (Prol,, §39,87).

Orr la base de cette approcbe critiqu e est a trouver dans le remplacement de la definition logiquee du jugement par la definition critique. Au lieu d'etre une representation d'un rapport entre concepts,, Kant définit le jugement comme une fonction, et la fonction, a son tour, comme 1'acte unifïcateurr de soumettre des representations différentes a une representation commune. (« Ich verstehee unter Funktion die Einheit der Handlung, verschiedene Vorstellungen unter einer gemeinschaftlichenn zu ordnen; KRV, B93,108.)

447 7

Page 454: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

diesesdieses Verhaltnis bestehe; KRV, B140-141, 152b-153b). Le jugement synthétique,, jugement dans lequel les termes ne sont pas par definition homogènes,, exige selon lui un talent, une sorte de sensibilité innée et donnée parr la nature6, pour laquelle il n'y a pas de regie donnée au préalable. Autrement dit ,, sous-jacent a la regie et è sa fixation par Pentendement conceptuel, il y a la facultéé de juger qui est indispensable pour Pusage de la raison. Le pouvoir de jugerr étant avant tout un talent, personne ne peut Papprendre et il ne peut qu'êtree entrainé.7 « Sollte es Lehren fur die Urteilskraf t geben, so müBte es allgemeinenn Regeln geben, nach welenen man unterscheiden könnte, ob etwas derr Fall der Regel sei oder nicht: welches eine Rückfrage ins Unendlichen abgibtt » (Anthr , §42, HO).8 Si 1'entendement voulait répondre, de maniere universelle,, a la question du rapport entre cas donné et regie (casus datae legis\ cettee réponse déterminante exigerait a son tour une regie. Or comment peut-on savoirr que le rapport entre cas et regie, qui en tant que tel est comme un cas de deuxièmee ordre, appartient a la regie avancée par 1'entendement ? Cela exigerait unee autre regie et ainsi de suite.

Surr ce point, Kant enchaine sur la traditio n philosophique qui, a la suite d'Aristote ,, discerne entre dialectique et rhétorique, distingue entre Verstand et lee don double de la nature, judicium ou ingenium (HWPH, 8 : 396-408 ; 11 : 430-442,, 479-485). Dans VAnthropologie, le judicium est identifié comme Phabiletéé a trouver le particulier pour le general, et Yingenium (Witz) comme cellee a trouver le general, la regie, pour le particulier .

Soo wie das Vermogen zum Allgemeinen (der Regel) das Besondere auszufindenn Urteilskraft [iudicium], so ist dasjenige zum Besonderen dass Allgemeine auszudenken der Witz (ingenium) Das erstere geht auf Bemerkungg der Unterschiede unter dem Mannigfaltigen, zum Teil Identischen;; das zweite auf die Identitat des Mannigfaltigen, zum Teil Verschiedenenn (Anthr , §44,113).

66 « Unter Talent (Naturgabe) vcrsteht man diejenige Vorzüglichkeit des Erkenntnisvermögens, welchee nicht von der Unterweisung, sondern der natflrlich e Anlage des Subjekts abhangt » (Anthr ,, §54,140).

I ll faut trouver le cas pour la regie, explique Lyotard, ou la regie pour le cas, et cela ne s'apprend pas.. Cela s'exerce. C'est cela qui s'appelle le jugement S'il ne s*apprend pas, il ne s'enseigne pass non plus ('Judicieux dans le différend', p. 207). ** La distinction joue un röle important dans la discussion entre Kant et Garve autour de la possibilitéé et de la désirabilité de Popularphilosophie. Garve defend la position que toute philosophiee qui ne peut s'expliquer dans le langage populaire fait preuve d'un manque principal danss sa constitution; Kant par contre defend que la philosophie est une affaire de principes, qui exigentt non seulement un langage adapté, mais aussi le talent intransmissible de comprehension reflexive.. Ekkehard Martens 'Gemeine un philosophise!» Vernunft' , in : idem Einfuhrung in die DidaktikDidaktik der Philosophie. Darmstadt: WBG, 1983, pp. 57- 75.

448 8

Page 455: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Kantt appelle Ie Witz encore wie faculté « d'homologation » (Verühnlichungsvermögen;(Verühnlichungsvermögen; Anthr , §54, 140). Il assimile des données hétérogèness qui sont dispersées selon la régularité associative de 1'imagination. Soulignonss done que juger, pour Kant, requiert du talent et qu'ainsi, Ia critiqu e nee peut être universelle que du point de vue juridiqu e et non pas au niveau de sa concrétisation.99 Cependant, si Papplicabilité de la critiqu e qui est en soi un jugement,, n'est pas effectivement universelle, comment savoir alors si la critiqu ee - ce pouvoir transcendantal a prior i de determiner les conditions du jugementt determinant -, dont Peffectivité ne peut être articulée et manifestée quee par son application aux jugements d'expériences, comment savoir alors si ellee est universelle ? N'a-t-on pas besoin au moins d'un signe, disons de F autre cöté,, du cöté de la nature, indiquant que, même si Ie talent effectif du jugement estt un don singulier, Ie principe de juger, c'est-è-dire Ie principe de la reflexion, estt bien universel (ou universalisable) ? Un signe indiquant une nature, qui se présentee comme si elle était destinée a la connaissance ?

Nouss pensons que c'est entre autres pour cette raison que la critiqu e du jugementt esthétique a une portee beaucoup plus vaste que seulement « esthétiquee », mais qu'elle concerne en profondeur Ie système transcendantal danss son ensemble. La reflexion esthétique qui se produit a 1'occasion de 1'experiencee de beauté est révélatrice. Elle révèle, précisément puisqu'elle n'est pass cognitive, la totalité de nos facultés de savoir et de leur possibles rapports (d'harmoniee dans Ie cas de beauté et de disharmonie dans Ie cas du sublime).10

Danss 1'experience de la beauté, nous devenons conscients de l'harmoni e de nos facultéss de savoir, c'est-è-dire leur aptitude a la connaissance überhaupt. C'est

99 So zeigt sich, dafl zwar der Verstand einer Belehrung und Ausrüstung durch Regeln fahig, Urteilskraf tt aber ein bcsonderes Talent sei, welches gar nicht belehrt, sondern nur geübt sei will . Daherr ist diese auch das Spezifische des sogenannten Mutterwitzes, dessen Mangel keine Schule ersetzenn kann; denn, ob diese gleich einem eingeschrankten Verstande Regeln vollauf, von fremderfremder Einsicht entlehnt, darreichen und gleichsam einpfropfen kann; so mufi doch das Vermogen,, sich ihrer richtig zu bedienen, dem Lehrlinge selbst angehören, und keine Regel, die mann ihm in dieser Absicht vorschreiben möchte, ist, in Ermangelung einer solchen Naturgabe vor MiBbrauchh sicher (KRV, B172,193-194). 100 « Die Reilexionstatigkeit, durch welche der Typus asthetischer Rationalitat charakterisiert ist, wir dd von Kant in zwei Dimensionen lokalisiert. [...] Die Ssthetische Anschauung ist dadurch ausgezeichnet,, daB von einer singulSren Anschauung oder von einem Komplex von Anschauungenn auf das gesamte Erkenntnisvermögen zurOckgegangen wird . D.h. an einzelnen Erkenntnissenn (Anschauungen) gewinnt man zugleich Einsichten in die Struktur von Erkenntnis überhauptt [...] In der asthetischen Erfahrung [...] wird der Mensch veranlafit, sich seiner FShigkeitenn zu Erkenntnis überhaupt zu vergewissem. [...] Es ist genau die reflexive Schwebe zwischenn einer singulaYen Erfahrun g und der Gewifiheit prinzipieller Erfahningsfahigkeit, welcherr den Zustand asthetischer Tatigkeit keimzeichnet [...] Die eigentümliche Rationalitat des Asthetischenn setzt also diejenigen Faktoren, die zu Erkenntnis überhaupt (KdU, §, 55) benötigt werdenn vonnis; lockert aber den der scientifische Rationalitat konstitutiven Zusammenhang: Erkennbarkeitt und das Verhahnis der Erkenntniskraft e zueinander werden in der asthetischen Rationalitatt (Kunst) eigens thematisch » Heinze Paetzold Asthetik des deutschen Idealismus. Zur IdeeIdee asthetischer Rationalitat bei Baumgarten, Kant, Schelling, Hegel und Schopenhauer. Wiesbaden:: Steiner, 1983, pp. 59-60).

449 9

Page 456: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

dee cette harmonie que provient la spécificité du Lust esthétique (KdU, §9, 57). Laa troisième critique, concernée avec la pure réflexivité (réflexivité sans röle serviteurr a la determination conceptuelle) a ainsi une fonction spécifique quant aa Funiversabilité de nos connaissances concretes.

Or,, entre Judicium (Urteilskraft) et Ingenium (Witz\ les deux talents réflexifss préparatoires a 1'entendement et done indirectement indispensable pour toutee application de la critique, il règne la tension, que nous avons déja rencontree dans Orientieren.

Ess ist angenehm [...], Ahnlichkeiten unter ungleichartigen Dingen aufzufindenn und so, was der Witz tot, fiir den Verstand Stoffzu geben, urnn seine BegrifFe allgemein zu machen. Urteilskraf t dagegen, welche diee Begriffe einschrënkt und mehr zur Berichtigung als zur Erweiterung derselbenn beitragt, [...] ist aber [...] in Ansehung der Freiheit zu denken einschrankend.. Des vergleichenden Witzes Tun und Lassen ist mehr Spiel;; das der Urteilskraf t aber mehr Geschafte. [...] Witz hascht nach Einfdllen;Einfdllen; Urteilskraf t strebt nach Einsichten (Anthr , §55,140-141)

Danss cette tension, la faculté de juger trouve sa limite, puis que c'est en elle que laa rationalit é de 1'entendement (Ie pouvoir de juger d'une maniere déterminante) ett Ie talent naturel (la reflexion) se rencontrent. Ceci se manifeste peut-être Ie pluss clairement dans la table de la raison que Kant établit a la fin de rintroductio nn è la critiqu e de la faculté de juger, selon cette double envergure. Nouss allons revenir tout de suite sur ce point de rincongruence subjective, mais toutt d'abord nous voulons étudier Ie röle que joue la reflexion dans Pabstraction logique. .

(\)La(\)La reflexion logique et laperte de Vintuition (dialectique des Lumières)

Danss la Logik, Kant explique la fonction de la reflexion dans Ie processus d'abstraction,, c'est-a-dire dans Ie processus de creation des concepts empiriques.. Sa description s'enchaïne a la difference entre intuitio n et discursivité,, que nous avons commenté dans la perspective de la difference sensorielle.. Reliant concept a concept ou intuitio n a concept, mais jamais la presencee de la chose (manifestée sous YEmpfindung) directement au concept, 1'entendement,, dit Kant, est médiat et discursif. La première mise en relation (duu concept au concept) est raffair e du jugement logique, la deuxième, qui prendd garde è 1'hétérogénéité entre intuitio n et concept, celle de la logique transcendantalee et du schematisme. Cependant, pourquoi une logique spéciale est-ellee requise, si la logique elle-même peut expliquer, a Paide de la reflexion, laa provenance du concept de 1* intuitio n ?

450 0

Page 457: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Regardonss d'abord ce que Kant lui-même a a dire, du point de vue logique, concernantt la construction des concepts empiriques. Dans la Logik, Kant définit rr intuitio n comme « eine einze Ine Vorstellung {repraesentatio singularis) », Ie conceptt comme une « allgemeine {representation per notas communes) oder reflektiert ee (representation discursiva) Vorstellung » (Log, §1, 5 : 521). Remarquonss tout de suite qu'ici , pour Kant, reflexion et pensee discursive sont synonymes.. Elles se distinguent de la simple representation, de 1' intuition , commee Ie contenu (Materie) se distingue de la forme. La logique, dit Kant, n'a aa faire qu'avec des formes de 1'universalité (Allgemeinheit) des concepts. Or cettee universalité se construit a partir de 1'intuitio n concrete par un processus résuméé sous Ie nom de la reflexion, mais constitué des trois actes de Pentendementt (Log, §5-6, 5 : 524-526).

Premièrement,, il y a la comparaison (Komparation) des intuition s donnéess par rapport è Punité de la conscience. Cette phase ne fait que fixer les differencess entre des données par rapport a F horizon continu et unitair e de la conscience.. C'est la stabilisation des differences, stabilisation sans laquelle toutee difference s'avèrerait contingente et sans aucune importance. Deuxième, laa question se pose de quelle maniere les differences ne sont pas seulement stabilisées,, mais également comprises dans la conscience. Cette question est cellee de la reflexion (Überlegung). C'est elle qui requiert du Witz, c'est-a-dire duu talent a trouver Ie pareil dans 1'hétérogène. Elle est decisive. L'unit e de la consciencee est telle qu'elle illumin e Ie commun qui, malgré les differences, se rassemblee en elle. Enfin, pour terminer Ie processus, 1'abstraction consiste dans laa mise de cóté (Absonderung) de tous ces aspects qui tombent en dehors du cerclee illumin e par Punité de la conscience et qui ne sont que les determinants dess differences. Et Kant de conclure :

Diee Abstraktion ist nur die negative Bedingung, unter welcher allgemeingQltigee Vorstellungen erzeugt werden können; die positive ist diee Komparation und Reflexion. Denn durchs Abstrahieren wird kein Begriff ;; - die Abstraktion vollendet ihn nur und schtie&t inn in seine bestimmtenn Grenzen ein (Log, §6,5 : 526).

Positivess sont la comparaison et la reflexion parce qu'elles constituent une relationn entre la conscience et P intuitio n donnée. Negative est P abstraction non seulementt parce qu'elle ne Ie fait pas, mais en outre parce qu'elle découpe cette relationn entre la donnée et Ie « commun » qui en est dérivé. L'abstraction isole Iee commun (Puniversel) du singulier.

Onn vient de noter que, pour Kant, reflexion est synonyme de discursivité,, ce qui s'explique parce que c'est par la reflexion que la conscience see replie sur ses representations, Ie « re- » impliquant la succession temporelle

451 1

Page 458: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

ett done la médiateté.11 Il s'agit done de Pacte de réfléchir dans Ie temps. Cette reflexionn peut être decisive dans la mesure oü elle determine Ie commun dans Ie pluriell différent, distinctive n'est que rabstraction et ce n'est que par elle que la penseee puisse entrer dans Ie domaine de la logique qui ne conceme pas Ie contenuu de ses representations mais seulement leur formalité. Or c'est précisémentt cette fbnetion distinctive ou separative de rabstraction qui provoquee Ie besoin de la critiqu e transcendantale et du schematisme. .

Nouss rencontrons ici ce que nous avons appelé une « dialectique des Lumières » danss la pensee pré-critiqu e de Kant (chapitre 7) et qui concernait Ie raisonnementt sur Ie principe d'oppositio realis d'oü résulte Ie rapport inverse entree la clarté augmentée de certains concepts et la perte de clarté des autres. C'estt par Vattentio qu'une chose est présentée a Pintuition , c'est par YabstractioYabstractio que cette chose a laquelle on porte attention retombe dans Pobscuritéé (NegGr, 2:810-811). Le gain de Puniversalité formelle va de pair avecc la perte de contenu concret.

Daa die allgemeine Logik von allem Inhalte des Erkenntnisses durch Begriffe,, oder von aller Materie des Denkens abstrahiert: so kann sie denn Begriff nur in Rücksicht seiner Form, d.h. nur subjektivisch erwSgen;; nicht wie er durch ein Merkmal ein Objekt bestimmt, sondern nur,, wie er auf mehrere Objekte kann bezogen werden (Log, §5, 5 : 524). .

L'accumulationn de Puniversalité abstraite signifie la diminution des rapports singuliers.. Plus on pense le commun du concept, moins on voit le différent de Pintuitio nn et le concret de la chose donnée. La reflexion logique s'accumule en unee separation de la connaissance et de Pexpérience concrete, puisque Pabstractionn la plus abstraite est celle de « quelque chose »{Etwas; Log, §6, 5 : 525-526),, concept qui n'attribu e aucune réalité intuitiv e et expérimentale. Rien d'étonnantt done que Kant, en cherchant la possibilité de Pexpérience, propose laa logique transcendantale comme reparation de cette perte d'intuitio n dans la connaissancee logique.

(2)) Reflexion topologique: effort de surmonter 'la dialectique des Lumières \

Laa reflexion logique pose è la raison un problème. Elle est Pacte de cette raison concrètementt conditionnelle pour la construction des concepts empiriques. C'estt sur la base de ces concepts que la raison peut procéder logiquement, c'est-

111 « Denken [enthalt] ein Reflektieren, welches nur in der Zeit geschenen kann »(Kant Das Ende alleraller Dinge, Weischedel 9 : 184).

452 2

Page 459: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

a-diree qu'elle raisonne selon les troi s principes logiques aristotéliciens. Cependantt cette raison ne s'épuise pas dans ce raisonnement logique, puisque la reflexionn ne se reduit pas a la conceptualité. Il reste done un residu rationnel qui estt autre que logique. Ce residu relève du talent et de Pame.

Pourr Kant, ce reste ne signifie pas une chose négligeable, mais, tout au contraire,, Ie signe de la nécessité d'une conception transcendantale et métaphysiquee de la raison. Plus fondamentale qu'elle, la critiqu e 'embrasse' la logique,, puisque qu'elle trait e des sources des representations, tand is que la logiquee ne peut que compter avec les relations formelles entre elles. Aussi est pluss fondamentale que la reflexion conceptuelle, pour Kant même dans sa LogikyLogiky la reflexion transcendantale. C'est par elle que Kant espère surmonter la «« dialectique des Lumières ».

Avantt d'ouvri r la Logik, Kant oppose la tache de la logique a celle de la métaphysique,, dont la critiqu e transcendantale est la preparation. Cependant, malgréé Ie cadre logique, Kant presuppose la critiqu e transcendantale, dans la mesuree oü la dernière démontre la distanciation entre chose et representation. Toutee connaissance directe de la chose étant impossible, il n'y a que des connaissancess des representations qui, dans la conscience humaine, exigent une facultéé double.

All ee unsre Erkenntnis hat eine zwiefache Beziehung: erstlich, eine Beziehungg auf das Objekt, zweitens, eine Beziehung auf das Subjekt. In derr erstern Rücksicht bezieht sie sich auf Vorstellung-, in der letztern aufss Bewufitsein, die allgemeine Bedingung alles Erkenntnisses überhaupt.. (Eigentlich ist das Bewufitsein eine Vorstellung, dafi eine andree Vorstellung in mir ist; Log, V, 5 : 457)

Etantt la condition de toute representation (de toute Erkenntnis\ la conscience estt I'unit é présupposée a la connaissance, 1'unité par rapport è laquelle la reflexionn se constitue. Or, mais nous allons y revenir, a cause de cette duplicité facultair ee se déplacera la definition de la reflexion, qui donne réponse a la questionn de savoir comment les differences qui sont manifestes dans la comparaisonn peuvent être présentes tout de même dans V unité de la conscience.

Soulignonss d'abord la remarque que la conscience est elle-même une representationn de la presence d'une representation: Eigentlich ist das BewufitseinBewufitsein eine Vorstellung, dafi eine andre Vorstellung in mir ist (ibid) . La formulationn est auto-référentielle. La Vorstellung étant la conscience de quelque chosee et la conscience étant Ie fait d'avoir une Vorstellung, cette conscience elle-mêmee n'est pas autre chose que la representation du fait d'avoir une representation.. Dans la conscience joue la circularité , peut-être énigmatique, quee j e peux avoir la conscience d'etre conscient d'avoir cette conscience. Cercle

453 3

Page 460: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

diabolique,, puisqu'elle exclut la presence actuelle de la conscience même et qu'ellee Ia situe dans la representation. (Perte de la presence, en faveur de la mise enn situation). Ainsi la conscience se découpe de Vek-sistence actuelle inaccessible,, en se renfermant dans une tautologie qui, en soi, semble également inaccessible:: dans cette tautologie reside, disons, son in-analysabilité. La representationn ne s'explique pas, puisque toute explication de la representation presupposee ce qu'elle devrait expliquer, a savoir la representation (Log, V, 5 : 458).. La conscience est Pénigme de Pexistence de la representation de la presencee des representations, énigme d'un dédoublement et de 1* isolement de la penseee dans sa subjectivité. En Pabsence de la conscience, c'est-a-dire de la representationn selon laquelle il y a une representation en moi, il n'y aurait pas dee reflexion. Le rationalisme s'érige dans cette énigme de dédoublement, parce quee c'est en lui que repose la possibilité de la reflexion.

Ett tout de même, malgré la circularit é auto-référentielle, ou plutöt grace è elle, laa cloture ne peut être definitive. La representation de la conscience qui doit toujourss pouvoir accompagner mes representations est la representation d'une intériorité ,, Représenter suppose presentation, intériorit é suppose extériorité. Le dédoublementt de la conscience est le moyen par lequel Pintériorit é se constitue ett par lequel, négativement, Pextériorité se constitue comme Pinconnu dont cettee intériorit é est le reflet. Avant qu'on puisse penser logiquement, la différenciationn entre intériorit é et extériorité est présupposée, une difference qui,, les deux concepts étant réflexifs (KRV, B321, 313), suggère a son tour comparaisonn et reflexion d'un autre ordre que logique. Kant Pappelle 'reflexion transcendantale*. .

C'estt encore d'une autre maniere que Pintroduction è la Logik fait referencee a la reflexion transcendantale. « In jeder Erkenntnis muB unterschiedenn werden Materie, d.i. der Gegenstand, und Form, d.i. die Art , wie wirr den Gegenstand erkennen » (Log, V, 5 : 457). Connaitre immédiatement un objett seulement a la base d'une intuitio n {blofie Anschauung) est une tout autre chosee que le connaitre indirectement è la base d'un concept {Anschauung und Begriffzugleich).Begriffzugleich). Expulsé de sa propre culture vers la modernité, explique Kant, unn homme primiti f ne pourrait voir les mêmes objets que nous, mais il les verraitt d'une maniere toute différente. Une maison ne serait pas un batiment a habiter:: c'est par le concept que les choses recoivent leur signification universellee et formelle (Log, §2,5 : 521).

Orr la difference entre logique et métaphysique se determine maintenant commee celle entre respectivement insensibilité et sensibilité pour Pobscurité des representations.. La logique s'occupant de la formalit é conceptuelle doit manquerr de « voir » la possibilité de representations obscures {dunkele Vorstettungeri)Vorstettungeri) dont nous avons déjè rencontre la possibilité selon Kant. « Bin ichh mir der Vorstellung bewuBt: so ist sie klar ; bin ich mir derselben nicht

454 4

Page 461: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

bewufit,, dunkel » (Log, V, 5 : 457). Malgré Ie paradoxe apparent et malgré 1'inconsii stance déilnitionnelle impliquée dans I'idée de representations en dehorss de la conscience, Kant introdui t 1'hypothese de leur existence pour comprendree la naissance des representations dans la conscience, dont la recherchee ressortit non pas de la logique mais de la métaphysique.

Daa das Bewufitsein die wesentliche Bedingung aller logischen Form der Erkenntniss ist: so kann und darf sich die Logik auch nur mit klaren, nichtt aber mit dunkeln Vorstellungen beschaftigen. Wir sehen in der Logikk nicht: wie Vorstellungen entspringen; sondern lediglich, wie dieselbenn mit der logischen Form übereinstimmen. - Überhaupt kann diee Logik auch gar nicht von den bloBen Vorstellungen und deren Möglichkeitt handeln. Das überlafit sie der Metaphysik (Log, V, 5 : 458). .

Laa métaphysique est la science des facultés qui font émerger des representations aa partir de 1'existence indifférée, expliquant ainsi Ie surgissement de clarté dans Pobscurité.. Elle requiert sa propre reflexion.

Reflektierenn wir auf unsre Erkenntnisse in Ansehung der beiden wesentlichenn verschiedene Grundvermogen der Sinnlichkeit und des Verstandes,, woraus sie entspringen : so treffen wir hier auf den Unterschiedd zwischen Anschauungen und Begriffen (Log, V, 5 : 460)..

Nouss avons des representations des choses grace k nos facultés de connaïtre, a laa sensibilité de f intuition , a 1'imagination et a la spontanéité de 1'entendement. C'estt par la reflexion métaphysique (transcendantale) que nous avons connaissancee de leurs rapports a ces sources. Ainsi, la reflexion logique se distinguee de la reflexion transcendantale d'une maniere analogue a celle dont se distinguee Thétérogène du non-identique. L'intuitio n concerne Ie rapport immédiatt entre representation et chose singuliere qui est representee; 1'entendementt porte sur des rapports indirects par Ie biais du concept, c'est-a-dir ee de Puniversalité. La difference logique entre intuitio n et entendement est donee la difference de non-identité (direct versus indirect).

Diee [Anschauungen] haben ihre Quelle in der Sinnlichkeit - dem Vermogenn der Anschauungen ; die [Begriffe] im Verstande - dem Vermogenn der Begriffe. Dieses ist der logische Unterschied zwischen Verstandd und Sinnlichkeit, nach welchem diese nichts als Anschauungen,, jener hingegen nichts als Begriffe liefert (ibid).

455 5

Page 462: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Cependant,, si Ton prend la difference du coté de la faculté, on a affaire è la differencee métaphysique ou transcendantale.

Beidee Grundvermögen lassen sich freilich auch noch von einer andern Seitee betrachten und auf eine andre Art definiëren, namlich, die Sinnlichkeitt als ein Vermogen der Rezeptivitat, der Verstand als ein Vermogenn der Spontaneitüt. Allein diese Erklarungsart ist nicht logisch sonderaa metaphysisch (Log, V, 5 : 460).

Laa métaphysique trait e de la possibilité des representations (Log, V, 5 : 458) et nonn seulement des régies formelles de la pensee. Métaphysique est la difference danss la mesure oü elle exprime l'hétérogénéité entre intuitio n et entendement. Autrementt dit, la difference entre intuitio n et concept est donnée par une reflexionn métaphysique sur les sources de ces representations et non pas sur des rapportss représentatifs. Une fois donnée, cette difference peut être affirmée par unn raisonnement logique. Ainsi, Ia reflexion métaphysique (transcendantale) enveloppee et precede la reflexion logique.

Pourr conclure, a la logique sont présupposées tacitement la comparaisonn (reflexion) transcendantale de Textériorit é et de Pintériorit é et cellee de la matière et de la forme. Cette distinction precede la reflexion logique, quee Kant, en opposant logique et métaphysique, distingue de la reflexion facultaire.. En fait, il s'agit de deux sortes de « creations » : de la transformation logiquee de la representation intuitionnell e (ou conceptuelle) en concept, et de la formationn facultaire et ainsi « métaphysique » de 1* impression donnée en une representation.. Or 1'avantage de la dernière est qu'elle n'est pas obligée de perdree de vue la concrétitude des choses données comme est 1'effet de la reflexionn logique. Nous interprétons ainsi la reflexion transcendantale comme unn effort kantien de surmonter la « dialectique des Lumières ».

LaLa reflexion transcendantale est topologique (renversement de l'ordre logique)

Danss notre anamnese de la critiqu e (et indirectement de la logique), la reflexion transcendantalee est une étape importante, puisque qu'elle fait trouver {ausfindig macheri)macheri) les conditions subjectives de la construction des concepts. Bien entendu,, pour Kant, il ne s'agit pas d'une reconstruction génétique des facultés. Less conditions subjectives de la construction des concepts ne sont pas les facultéss comme telles, mais les rapports divers des representations aux facultés.

Diee Überlegung (reflexio) hat es nicht mit den Gegenstanden selbst zu tun,, um geradezu von ihnen Begriffe zu bekommen, sondern ist der Zustandd des Gemüts, in welchem wir uns zuerst dazu anschicken, um

456 6

Page 463: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

diee subjektiven Bedingungen ausfindig zu machen, unter denen wir zu Begriffenn gelangen können. Sie ist das Bewufitsein des Verhaltnisses gegebenerr Vorstellungen zu unseren verschiedenen Erkenntnisquellen, durchh welches allein ihr Verhaltnis untereinander richtig bestimmt werdenn kann (KRV, B316,309).

Selonn la definition dans la Logik, la reflexion se distingue de la comparaison : la dernièree rapporte des representations dispersées a 1'unite de la conscience, la premièree découvre, sur Ie fond de cette unité, les trait s dans lesquels ces representationss sont pareilles (et différentes). Il est néanmoins caractéristique de laa reflexion transcendantale de ne pas réduire les representations a 1'unité consciente,, mais de les rapporter aux deux facultés différentes. Ainsi la reflexionn transcendantale retarde 1'unité de la conscience, ou plutot, comme la citationn 1'explique, elle est cette conscience même, une conscience définie commee la situation dans laquelle Tame subjective se trouve. Comme nous venonss de Ie dire, ce report a pour consequence un déplacement par rapport a la definitionn logique de la reflexion, qui recoit un role distributi f plus qu'elle est tranchantee dans Ie processus d'abstraction.

Laa reflexion transcendantale est plus basique que son homonyme logique.. Avant qu'on n'utilis e des representations, par exemple pour en déduire dee concepts par abstraction, il faut savoir, selon Kant, dans quelle faculté de connaissancee ces representations sont a ranger. Pas tout jugement, proposition liantt deux representations par une copule, n'exige une Uhtersuchung (recherche profonde)) du fondement de sa vérité (« eine Aufmerksamkeit auf die Gründe derr Wahrheit »; KRV, B 317, 309). Il existe des jugements évidents - par exemplee : entre deux points on ne peut tirer qu'une ligne droite (ibid) -, qui ne demandentt pas une deduction plus approfondie puisqu'ils component Ie fondementt de leur vérité en eux-mêmes d'une maniere analytique (la definition dee la ligne droite étant un trai t entre deux points, il s'ensuit analytiquement FF inverse). Tout jugement par contre exige une Überlegung, une « Unterscheidungg der Erkenntniskraft , wozu die gegebenen Begriffe [lir e representations]representations] gehören » (ibid), c'est-a-dire exige une réponse a la question dee savoir si les deux termes du jugement sont homogènes, ce qui rend Ie jugementt analytique ou synthétique, ou hétérogènes, ce qui Ie rend seulement synthétique.12 2

Cettee « domiciliation », comme Fappelle joliment Lyotard (LAS, 162), estt une obligation transcendantale (Pflicht; KRV, B 319, 311) toute différente dee la comparaison logique qui, comme nous venons de voir, prepare la reflexion

122 Dans la perspective de ce qui va suivre concernant la topologie transcendantale, il est séduisant dee détecter ici Ie caractère métaphorique et géométrique. VUntersuchung est la recherche du fondementt 'en dessous' du jugement V Überlegung, c'est la recherche des 'toits' , sensibilité ou spontanéité,, sous lesquels les concepts ressortissent

457 7

Page 464: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

ett Pabstraction. En effet Ie déplacement de la reflexion suit Ie cours de 1'inversionn copernicienne. Dans la logique la comparaison precede la reflexion; danss la critiqu e la reflexion (transcendantale) precede la comparaison. La comparaisonn concerae quatre oppositions: Einerleiheit et Verschiedenheit, EinstimmungEinstimmung et Widerstreit, Irmeren et Aufieren, Bestimmbaren (matière) et BestimmungBestimmung (forme), quatre oppositions qui - remarquons bien - travaillent aussii dans la reflexion logique, dans la mesure oü elles déterminent les différentess sortes de jugements selon la table catégorielle.

Vonn alle objektiven Urteilen vergleichen wir die Begriffe, urn auf die EinerleiheitEinerleiheit (vieler Vorstellungen unter einem Begriffe) zum Behuf der allgemeinenn Urteile, oder der Verschiedenheit derselben, zur Erzeugung besonderer,besonderer, auf die Einstimmung, daraus bejahende, und den Widerstreit,Widerstreit, daraus vernemende Urteile werden können usw. (KRV, B317-318,, 310).13

Ainsi,, Kant renverse 1'ordre du raisonnement en rendant problématique la presuppositionn tacitement acceptée dans la logique, è savoir celle de la 'comparabilité'' des elements dont consiste Ie jugement. Avant qu'on ne puisse appliquerr les conceptus comparationis (Vergleichimgsbegriffe) aux representationss - par exemple dans Ie but d'en faire abstraction -, on doit poser laa question concernant leurs respectives provenances facultaires. Un jugement, consistantt en des termes provenant de sources hétérogènes (sensibilité et entendement),, est différent d'un jugement homogene. Dans tous les cas, la reflexionn transcendantale doit précéder 1'usage des concepts de comparaison.

[...]] Ob die Dinge einerlei oder verschieden, einstimmig oder widerstreitendd sind usw. wird nicht sofort aus den Begriffen selbst durchh bloBe Vergleichung (comparatio), sondern allererst durch die Unterscheidungg der Erkenntnisart , wozu sie gehören, vermittelst einer transzendentalenn Überlegung (reflexio) ausgemacht werden können. Mann könnte also zwar sagen: daB die logische Reflexion eine bloBe Komparationn sei, denn bei ihr wird von der Erkenntniskraf t [...]

133 A 1'aide de la Logik, on peut en dresser la liste complete et découvrir la mesure dans laquelle la comparaisonn n*est que préparatoire: la troisième sorte de jugement se déduit des deux premières quii sont préparées par les concepts comparatifs.

Comparaisonn logique

Einheit// Verschiedenheit Einstimmung// Widerstreit Inneren// AuBeren Bestimmbar// Bestimmung

Table e catégorielle e Ouantitat t Oualitat t Relation n Modalitat t

Jugementss logiques:

Allgemeine e Bejahende e Kategorische e Problematisch h

Besondere e Verneinende e Hypothetische e Assertorisch h

Einzelne e Unendliche e Disiunktiv e e ApodDctisch h

458 8

Page 465: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

ganzlichh abstrahiert, und sie sind also so fern ihrem Sitze nach, im Gemüte,, als gleichartig zu behandeln, die transzendentale Reflexion aberr (welche auf die Gegenstande selbst geht) enthalt den Grund der Möglichkeitt der objektiven Komparation der Vorstellungen untereinander(KRV,, B318-319,311)

Danss la reflexion logique, 1'ordre est comparaison (a 1'aide des conceptus comparationiscomparationis par rapport a 1'unite de la conscience), reflexion (determination duu commun dans Ie différent), abstraction (mise a part de ce commun). Dans reflexionn transcendantale, Pordre est renversé: reflexion (determination de 1'hétérogénéitéé dans les representations), comparaison (è 1'aide des conceptus comparationiscomparationis par rapport è la dualité des facultés).14

Or,, en effectuant ce renversement, Kant se trouve face a la question de savoir parr rapport a quel horizon unitair e la reflexion transcendantale peut distribuer auxx representations les toits qu'i l leur faut. Ayant reporté 1'unité de la consciencee rationnelle (de la logique des representations homogènes), la reflexionn risque de se perdre sauf si elle sait s'orienter.15 Ce qui frappe est la métaphoriquee spatiale que Kant utilise. Il s'agit de trouver Ie bon lieu {Stelle) (KRV ,, B 318, 310) pour les representations : in der Sinnlichkeit oder im reinen Verstande,Verstande, un lieu nommé transcendantalen Ort (KRV, B324,315) et Tactivité reflexivee concerne la « transzendentale Topik » (ibid.). Cette métaphorique spatialee donne occasion a Papprofondissement de F anamnese de la critique, quantt è la reflexion. Elle est analogue a ce qui a été élaboré dans Gegend, concernantt 1'espace géométrique (cf. chapitre 8). Or, ici comme la, cette orientationn exige un sentiment.

(3)) Reflexion analogique s 'insérant dans I 'incongruence subjective

Laa reflexion logique explique la construction des concepts empiriques. La reflexionn topologique attribu e les différentes representations aux sources

144 « Die transzendentale Topik enthait nicht mehr, als die angenlhrten vier Titel aller Vergleichungg und Unterscheidung, [aber] diese Vergleichung bedarf zuvörderst einer Überlegung,, AA. einer Bestimmung desjenigen Orts, wo die Vorstellungen der Dinge, die verglichenn werden, hingehören, ob sie der reine Verstand denkt, oder die Sinnlichkeit in der Erscheimmgg gibt»(KRV , B 325,316). 155 En vérité, Kant presuppose Funité de rappréhension pure, sur laquelle il a fondé les categories ett conséquemment Ie schematisme. Nous prenons cette mise en priorit é de Funité comme un effortt de refouler Findécidabilité qui devient pertinente dans Fanamnèse de la critique, c'est-a-diree dans Ia recherche de son invention et de la 'trouvaille * qui la precede. Cette anamnese revele danss la critiqu e une tension entre sentiment et foi en la *pureté\ entre Fdme et 1'entendement pur. Ainsi,, chez Kant, Fimpur et Ie pur, sont les deux foei dans ce qu'on peut considérer comme Fellipsee tensorielle critique.

459 9

Page 466: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

facultaires,, ainsi stipulant leurs lieux de provenance. La troisième reflexion doit expliquerr la maniere dont les concepts purs se construisent. Nous avons fait PP analyse de 1* introduction d'Orientieren concernant la construction analogique ett pré-heuristique des concepts purs et des idees, qui, selon Kant, referent tous è laa maniere dont nous réfléchissons sur une donnée de 1' intuition . Bien sür, nous n'avonss pas voulu suggérer que les concepts purs soient des simples inventions contingentes.. Comment pourrait-on jamais decider sur la fictionalit é de la logiquee sans avoir recours précisément a une logique qui la presuppose ? Acceptonss done comme hypothese que les categories sont les produits de Pentendementt et les idees de la raison et qu'elles sont ainsi pures. La reflexion analogiquee est ainsi tout de même requise, a savoir pour 1* articulation - pour la 'misee en situation' - de cette pureté, articulation sans laquelle aucune pensee puree ne serait possible. Or Kant suggère qu'i l n'y a pas de pureté exempte de toutee symbolisation (ou métaphorisation) et qu'ainsi nous ne pouvons penser purementt qu'en pensant impurement.

Danss Ie cadre de cette reflexion analogique, nous avons introdui t Ie termee de crux critica, terme indiquant la double tendance contrariée : d'un cöté verss ramplification , de Pautre vers la restriction de Fusage de concepts rationnels.. Cette double tendance joue son röle même dans Pidée, qui, bien qu'ellee ne soit pas intuitionable, relève done, par analogie, de Pintuition concretee qui est la condition de son articulation. Une même idéé renferme ainsi unee double tendance, elle est done « incongruente ». (Comparable aux deux descriptionss géométriques identiques qui désignent deux formes spatiales insuperposables.)) Cette incongruence joue aussi quant au sujet pensant, qui est, aa la fois, Gemüt et faculté de connaïtre. Or nous croyons que la critiqu e est Paventuree de Pincongruence et que Panamnèse de la critiqu e a Pobligation de la retracer. .

Laa geometrie classique n'étant pas suffisante a expliquer Ie phénomène d'incongruence,, Kant apprend qu'i l y a plus d'existence qu'on ne pense, que la penseee ne couvre pas Pexistence mais qu'elle la cherche après coup. Comme ellee n'est pas créatrice, pas mtellectus originarius, la raison humaine se heurte è Pexistencee comme a ce qui doit être presuppose toujours. Ainsi Pexistence fait obstructionn è la pensee géométrique, ce qui provoque Ie besoin de la philosophiee critique. Mais, autrement que par analogie, c'est-a-dire indirectement,, la métaphysique ne peut rien dire sur Pexistence.

Laa déficience de la raison humaine par rapport è Pexistence se manifeste,, dans Ie système de principes synthétiques (synthetische Grundsatze), danss la difference entre principes mathématiques (Axiome der Anschauung, AntizipationenAntizipationen der Wahrnehmung) et principes dynamiques (Anahgien der Erfahrung,Erfahrung, Postulaten des empirischen Denkens überhaupt). Le terme 'analogie'' attir e notre attention.

460 0

Page 467: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Inn der Philosophic bedeuten Analogien etwas sehr Verschiedenes von demjj enigen, was sie in der Mathematik vorstellen. In dieser sind es Formeln,, welche die Gleichheit zweier Gröfien Verhaitnisse aussagen, undd jederzeit konstitutiv, so, dafi, wenn zwei Glieder der Proportion gegebenn sind, auch das dritt e dadurch gegeben wird , d.i. konstruiert werdenn kann. In der Philosophie aber ist die Analogie nicht die Gleichheitt zweier quantitativen, sondern qualitativen Verhaitnisse, wo ichh aus drei gegebenen Gliedern nur das Verhaltnis zu einem vierten, nichtt aber dieses vierter Glied selbst erkennen, und a prior i geben kann, wohll aber eine Regel habe, es in der Erfahrun g zu suchen, und ein Merkmal ,, es in derselben aufzufinden. Eine Analogie der Erfahrung wir dd also nur eine Regel sein, nacht welcher aus Wahraehmungen Einheitt der Erfahrung (nicht wie Wahrnehmung selbst, als empirische Anschauungg überhaupt) entspringen soil und als Grundsatz von den Gegenstandenn (der Erscheinungen) nicht koiistitutiv, sondern blofi regulativregulativ gelten (KRV, B 222-223,232-233).

Danss les mathématiques, sous lesquelles Kant range la geometrie, 1'analogie est constructive.. Ainsi Leibniz estimait pouvoir construire 1'espace absolu a la base dess ses constituants : si la ligne se construit a partir des points, la surface a partir dess lignes et te volume a partir des surfaces, Pespace doit être cette construction au-delèè de laquelle aucune possibilité ne se laisse pensen L'incongruence fait quee Kant découvre Pespace absolu comme condition nécessaire a 1'experience d'orientation .. L'espace absolu n'est done ni constitutif, ni constitué, mais régulateur.. II doit être presuppose comme préexistant.

Heideggerr articule les analogies de Pexpérience en fonction du rapport 'chercherr - trouver' .

Dass Dasein eines Gegenstandes [...] laBt sich niemals a prior i durch das bloBee Vorstellen seines möglichen Daseins unmittelbar erzwingen und vorr uns bringen. Wir können nur das Dasein eines Gegenstandes -dieses,, daft er da sein mufi - aus dem Verhaltnis des Gegenstandes zu anderenn erschliefien [...]. Wir können dieses Dasein nach bestimmten Regelnn suchen, es sogar als notwendig errechnen, aber dadurch immer nochh nicht und nie hervorzaubern. Es mufi sich erst finden lassen. Wenn ess gefunden ist, können wir es als das Gesuchte nach bestimmten Merkmalenn erkennen, ,identifizieren'. Diese Regeln des Suchens und Findenss des Daseinszusammenhanges der Erscheinungen - des Daseins derr nichtgegebenen Einen im Verhaltnis zum gegebenen Dasein des

461 1

Page 468: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Anderenn - diese Regeln der Verhahnisbestimmung des Daseins der Gegenstandee sind die Analogien der Erfahrung. »16

L'enjeuu principal de Ia critique, la possibilité de Pexpérience è la base de Pexistencee donnée, s'articule chez Kant comme une analogie, c'est-a-dire commee une regie de la recherche et de la trouvaille. La critiqu e transcendantale estt une heuristique de Pexpérience.

Nouss pouvons prendre, rétroactivement, la difference entre Panalogie mathématiquee et 1'analogie dynamique comme justification de la procédure analogiquee que Kant a suivie, selon nous, dans son oeuvre pré-critiqu e pour trouverr la critiqu e transcendantale. La question primordial e n'est pas de savoir commentt trouver Pexistant, qui ne se construit pas, au moyen des regies de recherche,, mais de savoir comment trouver ces régies de recherche. Cette questionn n'est pas forcement généalogique - dans Ie sens de la noogénèse lockiennee -, ni historique - quelles étaient les theories qui ont influence Kant ? -,, mais elle est tout d'abord « anamnésique »: elle concerne Ie problème de Pexistence. .

Lee principe de 1'analogie de Pexpérience est la regie qui facilit e la trouvaill ee de Pexistant comme ce qui peut être reconnu et identifié. Mais inversement,, c'est Pexistence dans son retrait, Yek-sistence done dans son Mntrouvabilité' ,, qui incite a la recherche. Il faudrait alors discerner entre une heuristiquee méthodique (la critiqu e transcendantale) et une heuristique pré-heuristiquee (reflexion analogique) qui concerne la trouvaill e de la perte de Pexistencee précédant Pinvention de tout mode de penser.

Laa reflexion analogique procédé par une transposition de Pusage d'un concept verss un autre contexte de son usage. Dans Was heifit sich im Denken orientierenorientieren ? le concept tf orientieren a été transféré du contexte géométrique verss un usage rationnel: la reflexion analogique consiste dans ce transfert symbolique,, plus exactement dans le transfert d'une certaine maniere de réfléchirr par décontextualisation : la reflexion physique est déménagée vers un contextee métaphysique.

Cee qui est souvent, et souvent subrepticement, co-transféré, soit-il égalementt sur un mode symbolique, est le contexte dans lequel la première reflexionn a eu lieu. Ce n'est pas seulement le terme orientieren qui recoit, dans lee vocabulaire de Kant, une fonction abstraite, le même vaut pour Pespace physique.. La reflexion analogique comporte le transfert de toute une topologie dee Pespace vers une topologie du sujet pensant. On a nommé Kant avec raison «

166 Marti n Heidegger Die Frage nach dem Ding. Tubingen: MaxNiemeyer Verlag, 1987 (1962X p-176. .

462 2

Page 469: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Iee topographe transcendantal » . Sa description des Gebiete der Philosophie überhauptüberhaupt en est une belle illustration .

Begriffe,, sofern sie auf Gegenstande bezogen werden, unangesehen ob einn Erkenntnis derselben möglich sei oder nicht, haben ihr Feld, welchess blofi nach dem VeiMltnisse, das ihr Objekt zu unserem ErkenntnisvermÖgenn Überhaupt hat, bestimmt wird . - Der Teil dieses Feldes,, worin für uns Erkenntnis möglich ist, ist ein Boden (territorium) fürr diese Begriffe und das dazu erforderliche ErkenntnisvermÖgen. Der Teill des Bodens, worauf diese gesetzgebend sind, ist das Gebiet (ditio) dieserr Begriffe und der innen zustehenden ErkenntnisvermÖgen (KdU, XV1-XV11,9). .

Remarquonss Ie transfert analogique basé sur Fétymologie: Gebiet est cette partiee du territoir e oü les concepts sont gebietend: autoritaires (gesetzgebend). Ainsii Kant reconnaït deux sortes de ditio dans 1'ensemble de nos facultés de connaïtree (wiser gesamtes ErkenntnisvermÖgen; KdU, XV11, 10): celle des conceptss a priori de la nature, et celle des concepts de la liberté.

Diee Gesetzgebung durch Naturbegriff e geschieht durch den Verstand undd ist theoretisch. Die Gesetzgebung durch den Freiheitsbegriff geschiehtt von der Vernunft und ist bloö praktisch [...]. Verstand und Vemunftt haben also zwei verschiedene Gesetzgebungen auf einem und demselbenn Boden der Erfahrun g (Ibid,).

Enn ce faisant, Kant implante symboliquement Ie vocabulaire géométrique dans Iee sujet pensant. Et, ce qui pour nous est Ie plus important, avec cette transposition,, la problématique de F incongruence dans 1'espace est transferee aussi:: un et même sol (Boden) implique deux juridiction s hétérogènes (analoguee de: deux mains descriptibles dans une même forme géométrique cachentt deux espèces insuperposables et hétérogènes).

Ainsi,, par F analogie exposée, Kant découvre la raison pure comme une sortee d'espace absolu intérieur, qui, comparable è Fespace absolu newtonien, estt fondamental. Ainsi dans la critique, on entend retentir Fécho de la métaphysiquee dogmatique. La raison pure est absolue, c'est-è-dire autarcique, puisqu'ellee est auto-critique, comme Ie montre Ie double génitif (critiqu e de et critiqu ee sur la raison pure).18

177 Fran9oise Proust Kant, Ie ton de l'histoire (1991X p. 296 ff. 188 Souvent, Lyotard se distancie d'une raison géométrique. Sa métaphore a lui est l'archipel. Le merr est comparée au Feld kantien, mais leur difference concerae évidemment la fluidit é de Ia premieree qui marque le caractere radicalement pTOvisoire de tout passage. Ce que Kant appelle « obstinémentt » une faculté de juger, est moins une faculté (n'est pas une lie, pas un genre de discours)) « qu'un armateur ou un amiral qui lancerait d'une 31e a 1 'autre des expeditions destinées

463 3

Page 470: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

IncongruenceIncongruence et la tension de la crux critica

L'mcongruencee de Pespace rationnel relève done de Phétérogénéité entre Pentendement,, Hé è Pintuition , et la raison, hétérogénéité que nous avons rencontréee comme la tension dans Pentendement entre restriction et amplificationn et que nous avons nommée crux critica. Dans sa geographic rationnellee Kant élabore cette crux sous la forme d'un chiasme.

Aberr daB diese zwei verschiedene Gebiete, die sich zwar nicht in ihrer Gesetzgebung,, aber doch in ihren Wirkungen in der Sinnenwelt unaufhörlichh einschrEnken, nicht eines ausmachen, kommt daher, daB derr NaturbegrifFzwar seine Gegenstande in der Anschauung, aber nicht alss Dinge an sich selbst, sondera als bloBe Erscheinung, der Freiheitsbegrifff dagegen in seinem Objekte zwar ein Ding an sich selbst,, aber nicht in der Anschauung vorstellig machen, mithin keiner vonn beiden ein theoretisches Erkenntnis von einem Objekte als Dinge ann sich verschaffen kann (KdU, XV111,10-11)

Lee crux transcendantal est un chiasme concernant les deux facultés de connaïtre:: Pentendement s'applique a VAnschauung ohne Ding an sich, la raisonn par contre concerne la Ding an sich ohne Anschauung. Les deux excluent laa connaissance théorique de la Ding an sich, e'est-a-dire de YÜbersinnliche, et délimitentt ainsi, chacune è sa maniere, le Boden dans le Feld. Le Feld est Pespacee inconnaissable. Cela n'empêche pas son importance pratique (et régulatrice).. Inconnaissable, mais pas impensable, la raison attribu e des idees au domainee du supersensible {mitldeen besetzen).

Jusqu'icii Panalogie entre Pespace et la raison quant a Pincongruence estt simple et univoque. Cependant, les choses sont plus compliquées. Selon les definitionss données au debut, le ditio fait partie du territoir e (Boden), e'est-a-dir ee de Pespace oü la connaissance est possible. Or, si Pobjet de la raison est Pidéee inconnaissable théoriquement, comment Kant peut-il soutenir que la

aa présenter è Pune ce qu'elles ont trouvé (inventé, au vieux sens) dans Tautre, et qui pourrai t servirr a la première de comme-si intuition pour la valider. Cette force d'intervention, guerre ou commerce,, n'a pas d'objet, etle n'a pas son lie, mais elle exigé un milieu, c'est la mer, YArchepelagos,YArchepelagos, la mer principale [...] » (D, p. 190). Dans Périgrinations, Lyotard préféré caracténserr les pensees comme «images, touches breches ». « Les pensees ne sont pas des fruits dee la terre. Elles ne sont pas consignees en sections dans un grand cadastre, sauf pour la commoditéé des humains. Les pensees sont des nuages. La peripheric d'un nuage n'est pas mesurablee exactement, c'est une ligne fractale de Mandelbrot [...] Vous pensez être entre bien avantt dans leur intimité , avoir analyse ce qu*on appelle leur structure, ou leur *post-structure' - et dee fait, c'est trop töt et trop tard. Un nuage projette son ombre sur Pautre, 1'ombre des nuages variee selon Tangle par oü vous les approchez »(Pér, 21-22).

464 4

Page 471: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

raison,, comme F entendement pur, relève du ditio ? Comment peut-il écrire la phrasee suivante ? « Eine unübersehbarc Kluf t [ist] zwischen dem Gebiete des Naturbegriffs,, als dem Sinnlichen, und dem Gebiete des Freiheitsbegriffs, als demm Übersmnlichen, befestigt [...] » (KdU, XIX , 11). Comment 1'idée suprasensiblee peut-elle tomber sous Ie ditio qui presuppose la connaissance ? Est-cee que Kant est inconsistant ? Nous ne Ie pensons pas. En effet, rincongruencee se complique ici.

Danss une des citations ci-dessus, nous sommes passés tacitement sur unee indication de 1'incongruence qui donne beaucoup a réfléchir. « Aber [...] diesee zwei verschiedenen Gebiete, die sich zwar nicht in ihrer Gesetzgebung, aberr doch in ihren Wirkungen in der Sinnenwelt unaufhörlich einschranken, [machen]] nicht eines [Kant souligne] aus » (KdU, XVIII , 10). La perspective a changee : au lieu de Fincongruence concernant Funité du territoir e qui cache deuxx sortes de ditio hétérogènes, nous avons maintenant a faire a Funité compossiblee de deux Gesetzgebungen (de Fentendement et de la raison) qui d'ailleur ss se manifestent, sur Ie niveau de Fexpérience concrete (de la Sinnenwelt),Sinnenwelt), comme étant oppositionnelles. Ce n'est pas simplement la juridictio nn rationnelle qui est en soi incongruente. Kant dit que cette incongruencee ne se manifeste que dans Fexpérience concrete, comme d'ailleur s Fincongruencee géométrique ne se montrait que dans Ie besoin concrètement sentii d'orientation.

Voila,, c'est pourquoi Kant ne fait pas une faute d'inconsistance définitionnelle.. La raison a bien un ditio dans la mesure oü elle a un rapport au mondee sensible, è savoir un rapport concrètement pratique. C'est seulement danss ce rapport concret qu'elle peut entrer en conflit avec Fentendement, dont laa ditio catégorielle se restreint a la synthese de Fexpérience. Et, sans ce conflit, onn n'aurait pas de raison ni d'occasion de poser Fhétérogénéité entre les deux ditio'sditio's et leurs facultés respectives. Le conflit est celui de la crux critica: Fentendementt ambitionne de décrire ce qui est donné a Fexpérience, la raison presentt ce qui n'est pas encore donné, la chose a réaliser dans la liberté. L'incongruencee du sujet pensant se montre dans un conflit effectif (JYirkimg) concernantt la tension dans le désir subjectif, tension entre connaitre et vouloir, tensionn désirologique done. En analogie presque parfaite avec Fincongruence danss Vom Unterschiede der Gegenden im Raume, cette incongruence du cogito see montre dans Fincompatibilit é de la description pure (ici: la juridictio n rationnelle)) et de Fexpérience d'orientation concrete (ici: « j e ne veux pas ce quee j e connais »). Tension due è Fincongruence dans 1'ame entre 1'ordre des rapportss et Fordre des principes.

465 5

Page 472: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

LaLa table tordue comme expression d'incongruence du sujet pensant

AA la fïn de Pintroduction a la troisième critiqu e se trouve la table des facultés de Tamee (Tafel der oberen Seelenvermögen). Dans ce tableau, « tordu » selon Ie jugementt de Lyotard (LAS, 16), on reconnaft la structure symbolico-géométriquee qu'on vient d'esquisser: les deux ditio's de la nature et de la libert éé et leurs facultés correspondantes (Verstand et Vernunfi) y sont présentes. Danss les deux doublets, Kant a inséré respectivement Tart (comme quast-ditio : Kantt rejète la conception du classicisme determinative) et YUrteilskrqft, cette facultéé de connaitre qui est sujet et objet de la troisième critique. Elle a pour fonctionn de faire Ie passage entre 1'entendement et la raison. Nous en passons. Soulignonss seulement les deux colonnettes qui portent respectivement les titres GesamteGesamte Vermogen des Gemiits et Prinzipien a priori. Voici Ie tableau comme Kantt Ie donne:

GesamteGesamte Vermogen desdes Gemüts19

Erkenntnisvermögen n GefUhll der Lust und Unlust t Begehrungsvermögen n

Erkenntnisverm. Erkenntnisverm.

Verstand d Urteilskraf t t

Vernunft t

PrinzipienPrinzipien a priori

Gesetzmafiigkeit t ZweckmaÖigkeit t

Endzweck k

Anwendung Anwendung auf auf Natur r Kunst t

Freiheit t

Commentt lir e ce tableau ? Lyotardd suggère de ranger les facultés de Tame sous la « psychologie

transcendantalee » (LAS, 16) et les facultés de connaitre sous la logique transcendantale.. Gilles Deleuze nous a appris une maniere de comprendre la differencee entre les facultés de Tame et les facultés de connaitre. Les dernières, dit-il ,, concernent les différentes sortes de réflexivité du sujet pensant, les premièress les rapports entre Ie sujet pensant et ses objets. Du point de vue de Pincongruencee nous voulons corriger un peu cette caractérisation. Pour faire cela,, regardons oü se trouve Ie point«tordu » dont parlait Lyotard : dans tout Ie tableau,, il n'est question qu'une seule fois d'un terme répété, è savoir celui de Erkenntnisvermögen.Erkenntnisvermögen. La faculté de connaitre fait partie de Pensemble des facultéss de la conscience, mais elle figure également comme titr e de la deuxièmee tripartitio n qui, en outre, suit analogiquement Pordre dans la première colonne.. Vraiment, un tableau tordu.

199 Pour des raison a expliquer, nous traduisons Gemat comme 'conscience*, terme impliquant un objett dont on a la conscience. Ainsi, nous réservons « ame » pour Seek. 200 Que d'ailleur s Fénigme de ce tableau ne peut pas être relativisée comme étant un glissement de styloo de Kant, est prouvé par la table des matieres de 1'Anthropologic, qui, dans les détails, Ie

466 6

Page 473: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

L'analysee de 1'incongruence qu'on vient de donner en explique la raison. Dans unee perspective descriptive, il n'y a qu'une seule raison. Elle peut faire, par exemple,, 1'objet de la psychologie humaine, oü elle peut être traitée comme une entitéé fermée {geschlossen). Cette unité se présente néanmoins è la reflexion philosophiquee et critiqu e comme l'ensemble de troi s facultés hétérogènes. La questionn est done de savoir comment ce qui est unité a première vue, la faculté dee connaitre, peut, dans un deuxième temps, dans Ie temps critique, s'ouvrir commee ayant un caractère tripolaire . Cela ne peut être autrement que par Ie biais dee son application concrete. Tout comme 1'espace est homogene et unique dans laa description géométrique, mais qu'i l se manifeste comme étant incongruent danss Ie besoin concret d'orientation, ainsi 1'homogénéité de la faculté de connaitree s'avère heterogene dans 1'application concrete. Or cette application concernee la nature, Tart et la liberté et se produit , concrètement, selon 1'ordre dess facultés de rapport. C'est en connaissant que nous nous rapportons a la nature,, comme êtres sentimentaux nous avons une relation avec les objets de beauté,, comme êtres désirants nous amb it ionnon s notre liberté. Raison pour restructurerr Ie tableau:

AmvendvngAmvendvng auf

Natur r Kunst t

Freiheit t

GesamteGesamte Vermogen desdes Gemüts21

Erkenntnisvermögen n Gefühll der Lust und Unlust t Begehrungsvermögen n

Erkenntnis-Erkenntnis-verm. verm. Verstand d Urteilskraf t t

Vernunft t

PrinzipienPrinzipien a priori

GesetzmSfiigkeit t ZweckmaBigkeit t

Endzweck k

Less Vermogen des Gemüts sont les pouvoirs des rapports (d'application); les ErkenntnisvermögenErkenntnisvermögen sont les pouvoirs des principes. L'incongruence est ainsi centralee pour la trouvaill e de la philosophie transcendantale: les rapports extérieurss et 1'impossibilité de les réduire a la faculté descriptive {Erkenntnisvermögen){Erkenntnisvermögen) comme elle se comporte dans rextériorit é provoque Ie 'besoin** d'un espace absolu de 1'unité de la raison, qui se déplie selon les principess a priori. La nécessité de la critiqu e a priori relève de 1'héterogénéité dess facultés qui, a son tour, ne peut se manifester que dans 1'application

reprendd : les trois livres de la première partie concernent Erkenntnisvermögen, Gefühl der Lust undund Unlust et Begehrungsvermögen, dans Ia première partie, la section §§ 40-44 trait e de VErkenntnisvermögen,VErkenntnisvermögen, sofern es auf Verstand gegründet wird (Anthr , 7-8). Le fait que Kant utilisee apparemment une definition restreinte (Erkenntnisvermögen comme entendement) en une definitionn plus large (impliquant aussi Bewusstsein, Sinnlichkeit, Einbildungskrqfi, Bezeichnungsvermögen,Bezeichnungsvermögen, Talenten), ne change rien quant a la torsion k laquelle est soumise le tableauu dans son ensemble. 211 Pour des raison & expliquer, nous traduisons Gemüt comme 'conscience', terme impliquant un objett dont on a la conscience. Ainsi, nous reservons « ame » pour Seele.

467 7

Page 474: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

concrete.. L'héterogénéité dans la raison est done comme le retentissement de rhétérogénéitéé dans Time.

(4)) La réflexoin anamnésique: le sentiment tautégorique

Notree lecture, et le role qu'y joue 1' incongruence, est confirmee par la première introductionn a la Kritik der Urteilskrqft, oü Kant trait e de la possibilité d'un systèmee philosophique a la base de la critiqu e de la raison pure. II explique la découvertee d'un principe propre a determiner la faculté de plaisir et déplaisir. Sonn explication ouvre par la refutation de la métaphysique rationaliste, s'appuyantt sur l'héterogénéité existant entre les différentes facultés psychologiques. .

Wirr können alle Vermogen des menschlichen Gemüts ohne Ausnahme auff die drei zurückfuhren: das Erkenntnisvermögen, das Gefühl der Lust undund Unltist und das Begehrungsvermögen. Zwar haben Philosophen, die wegenn der Gründlichkei t ihrer Denkungsart übrigens allen Lob verdienen,, diese Verschiedenheit nur fik* scheinbar zu erklüren und alle Vermogenn aufs bloBe Erkenntnisvermögen zu bringen gesucht. Allein ess laBt sich sehr leicht dartun [...] dafi dieser [...] Versuch, Einheit in diesee Mannigfaltigkei t der Vermogen hineinzubringen, vergeblich sei (EE,, 8: 182-183).

L'unit éé et Pirréductibilit é de la faculté de connaïtre, telle qu'elle se présente danss 1'expérience psychologïque, est done è prendre tout a fait au sérieux. La métaphysiquee qui Pessaie ne produit que des illusions. Kant explique la fausseté d'unee telle reduction a partir des possibles rapports subjectifs et objectifs.

Dennn es ist immer ein groBer Unterschied zwischen Vorstellungen, so fernn sie, bloÖ aufs Objekt und die Einheit des BewuBtseins derselben bezogen,, zum Erkenntnis gehören, imgleichen zwischen derjenigen objektivenn Beziehung, da sie, zugleich als Ursache der Wirklichkei t diesess Objekts betrachtet, zum Begehrungsvermögen gezahlt werden, undd ihrer Beziehung bloB aufs Subjekt, da sie fór sich selbst Grimde sind,, ihre eigene Existenz in demselben bloB zu erhalten und so fern im Verhaltnissee zum Gefóhl der Lust betrachtet werden [...]. (Ibid.)

222 C'est dans ce sens qu'i l faut comprendre Parret oü il distingue « domination du logos » et « maltrisee » : « Kant admet [...] qu'i l y a un au dele de 1'entendement, ou de Ia raison, échappant è laa domination du logos, que Ton peut pourtant maitriser en lui dormant sa place juste dans le jeu dess facultés. » (Parret, 1990, p. 35) En fait eet au dela ne se reduit pas a Taflfect seul - qu'i l considèree le « moteur même du raisonnement et responsable du caractère de récritur e philosophiquee », mais il compte aussi pour le désir comme faculté de Tame.

468 8

Page 475: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Lee concept de Vorstellung (representation), d'ailleur s indéfinissable selon Kant, estt utilise pour tout ce qui se présente comme contenu de la conscience.23 Si la representationn se rapporte a une chose présentée de telle maniere que cette representationn determine 1'unite de la conscience subjective de cette chose, il y aa connaissance. Si la representation porte sur Pobjet de maniere qu'elle exprime danss la conscience la cause de son existence, elle est affaire de volonté. Si la representationn porte sur la conscience de telle maniere qu'elle y reste, la consciencee est sentimentale.

Less facultés psychologiques ne sont pas unifiables réellement, ce qui va aa Tencontre de la métaphysique dogmatique (en dieu verum et bonnm convertuntur).convertuntur). Leur hétérogénéité souligne done la refutation de P intuitio n intellectuellee humaine. L'homme n'a pas le pouvoir de créer 1'être a partir de Hen,, son désir et sa connaissance sont ainsi séparés. L'existence de Pobjet ne ressortitt pas de la competence du sujet et ainsi il y a le clivage entre la consciencee de la cause possible d'une chose (volonté) et la conscience de sa causee et de son unite réelle (connaissance). Cette irréductibilit é interne determinee rim e comme un agrégat. « Die Gemütskrafte [machen] nur ein AggregatAggregat und kein System aus » (EE, 8 : 183) L'incongruence entre les deux colonness de facultés est done celle entre aggregat et système. Considérée en soi, laa faculté de connaitre peut être un système unique; appliquée a ses ditiones, ellee a a faire avec la Mannigfaltigkeit der Erscheimmgen, avec P infinit e du désirr et avec la contingence du sentiment qui révèlent son état fracture.

Laa connaissance peut bien porter sur la réalité expérimentale d'une chose,, et la volonté sur sa possibilité, c'est seulement le sentiment {Geföhl der LustLust und Unlust cm der Existenz; EE, 8 : 183) qui signale au sujet qu'i l se trouvee dans un rapport existent iel (actuel). Existence clivant, source inapproprablee de Phétérogénéité. Incitation a la reflexion.

IncongruenceIncongruence de Vdme et Vorientation par sentiment tautégorique

Pourr Lyotard, le caractère tordu de la table incongruente contient « peut-être toutt le secret du problème de la reflexion » (LAS, 16). Pour terminer ce chapitre,, nous voulons montrer que ce secret est a considérer comme le nceud impensablee de la reflexion, qui est la trouvaill e de Pexistence dans son retrait . Pourr faire cela, nous allons suivre des indications de Lyotard, mais, a Pencontre dee lui, nous n'allons pas chercher parmi les analyses du sublime, mais plutöt

«« Vorstellung ist noch nicht Erkenntnis, sondern Erkenntnis setzt immer Vorstellung voraus. Undd diese letztere lafit sich auch durchaus nicht erklaren. Denn man müBte, was Vorstellung sei? dochh immer wiederum durch eine andre Vorstellung erklaren » (Log., 5 : 458). Cf. Joceryn Benoistt 'L'impensee de ia representation : De Leibniz a Kant' , in: Kant Studiën (89. Jahrgang, Heftt 3). Berlin: Walter de Gnryter, 1998.

469 9

Page 476: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

danss celles de la beauté et du génie. Pour Ie dire vite: Ie sujet n'étant pas intéressee par YEmpfindvng ni par Ie Begriffde 1'objet, la beauté est précisément l'effett de 1'expérience de 1'existence dans son retrait ; Ie sublime aussi est Peffet dee Pexpérience de 1'existence a la limit e du chaos (Ungeheuer), experience de surabondancee qui soulève la raison par une distanciation et ainsi suppose, elle aussi,, Texistence retraitée.

Selonn la tache que se pose Pintroduction de la troisième critique, la reflexion a pourr but de réinstaller 1'unité de la raison. Dans cette perspective, explique Lyotardd justement dans Legons sur l'Analytique du sublime, 1'analyse du plaisir esthétiquee ne serait que préparatoire a la deuxième partie du livr e qui trait e de 1'idéee régulatrice d'une fmalité de la nature.24 La reflexion esthétique n'aurait selonn cette interpretation qu'une fonction heuristique. Ne suivant pas les principess des domaines théoriques et pratiques, principes développés seulement d'unee maniere apriori dans les deux premières critiques, la faculté de reflexion, quii n'a pas son propre domaine, s'applique a des objets donnés comme des particuliere.. « [Elle] va done s'efforcer de 'découvrir ' une généralité ou une universalitéé qui n'est pas celle de leur possibilité mais de leur existence » (LAS, 15).. Pour pouvoir unifier les deux raisons et pour faire Ie passage entre leurs domainess respectifs, il faut que Ie jugement réflexif se donne a lui-même son princip ee d'unification , c'est-a-dire qu'i l Ie produit en réfléchissant. « La faculté quii exerce [Ie principe transcendantal de juger réflexivement] est la même qui 1'inventee » (LAS, 15). Le principe a inventer est celui de la teleologie de la naturee pour la liberté: sans perdre leur hétérogénéité nature et liberté peuvent êtree réunies quand le sujet s'approche de la nature comme si elle était destinée è laa liberté de 1'homme. Or, dans la deuxième partie de la critique, ce projet prend formee dans une analogie de fmalité. Comme la raison dans son usage pratique, less lois empiriques forment, dans la raison théorique, un système d'expérience quii obéit a la fmalité qui est la causalité par 1'Idée.

AA cöté de cette fonction heuristique, Lyotard en a discerné un autre, qu'onn a déja rencontre quelques fois dans notre livr e et qui concerne les facultés dee 1'Sme. Ce qui, du point de vue transcendantal-logique s'appelle faculté de juger,, est, dans la perspective de 1'ame le sentiment de plaisir et de peine. Cet aspectt tautégorique de la reflexion désigne « que le plaisir est a la fois un 'état' dee 1'Sme et Tinformation ' que Tême recueille quant a son état » (LAS, 16). Sa nécessitéé s'explique de la maniere suivante.

Danss une experience, la faculté de juger a pour fonction de subsumer dess intuition s (Bilder) sous des concepts en observant les régies catégorielles. Danss 1'esthétique de beauté par contre, cette faculté est libre. Elle genere sa

244 Pour une problématisation de cette interpretation, comparer par exemple K. Kuyper Kants KunsttheorieKunsttheorie una die Einheit der Kritik der Urteilskraft. Amsterdam/London : North-Holland Publishingg Company, 1972.

470 0

Page 477: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

propree regie - elle est reflexive - qui ne s'applique qu'a elle-même. Ainsi le jugementt de beauté est comme la mise a nu de la faculté de juger elle-même (MPhil ,, 24). Il y a un sentiment de plaisir è F occasion d'une perception et la facultéé de juger decide que ce sentiment est è prendre comme le signe d'universalité.266 Dans le jugement de beauté, on a è faire avec une donnée singuliere,, le sentiment, a partir de laquelle on decide immédiatement - sans interventionn de Pabstraction - de son universalité. Cette universalité du sentimentt fonctionne en même temps comme une regie a laquelle la faculté de jugerr doit obéir, puisqu'elle decide en même temps que son jugement, « ce sentiment-cii est universe! », vaut a priori pour tout le monde, ce qui s'exprime danss F expression « ceci est beau ». A P occasion de ce sentiment la faculté de jugerr se dit : « il me faut juger maintenant universellement. » Le sentiment dont lee concept« beau » est le nom, qui a son tour est produit par la faculté de juger danss la phrase « ceci est beau », est empirique mais le jugement dans lequel ce nomm est utilise comme prédicat a pretention a Puniversalité : la beauté n'est pas unee affaire individuelle, le concept implique YEinstimmwtg de tout le monde.

C'estt cette structure auto-référentielle du jugement réflexif qui implique nécessairementt Fauto-référentialité sur le niveau du sentiment lui-même. Le sentimentt est plaisir, puisqu'il est produit par la cooperation harmonieuse des facultés.. Le sentiment est done le signe de Pétat dans lequel se trouve le sujet, sonn « état d'ame » ou, comme le dirai t Heidegger peut-être, sa Befindlichkeit. Maiss eet état, qu'est-ce qu'i l est autrement que précisément ce sentiment de plaisirr ? Signe et état se couvrent Pun et Pautre. L'état d'ame est le signe qui signalisee Pétat d'ame. L' Einsümmimg entre les facultés, exigée par le jugement dee beauté, est done synonyme du tautégorique, oü le sentiment est index suiï1

Laa Stimmvng est bestimmt par le sentiment, c'est dire que le sentiment determinee Pétat par sa voix, qu'i l determine les rapports harmonieux entre les facultés,, et qu'i l en est en même temps la signalétique (phrastique).

Laa critiqu e doit s'enquérir du 'domicile' de legitimation d*un jugement. Cee domicile est constitué par Pensemble des conditions a priori de possibilitéé de ce jugement. Mais comment sait-elle qu'i l y a un domicile,, et comment sait-elle oü le trouver, a supposer qu'elle ne soit pass déja informée de son adresse ? Et même serait-elle informée de celle-ci,, encore faudrait-i i qu'elle sache s'orienter pour la trouver (LAS, 20). .

25«« [Die Urteilskraf t ist] sich selbst, subjektiv, Gegenstand sowohl als Gesetzt» (KdU, §36,138). 266 « Es [tst] nicht die Lust, sondern die Allgemeingültigkeit dieser Lust, die mit der blossen Beurteilungg eines Gegenstandes im Gemote als verbunden wahrgenommen wird , wclche a prior i alss aUgemeine Regel fut die Urteilskraft , für jedermann guitig, in einem Geschmacksurteil vorgestelhh wild ». (Kdü, §37,139-140). 277 « [...] Dtese Stimmung kann nicht anders als duren das Gefühl (nicht nach Begriffen) bestimmt werden.»(KdU,, §21,80).

471 1

Page 478: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Sii la reflexion esthétique provoque Ie sentiment de plaisir, il est question d'harmoniee entre les facultés de connaftre et done Paptitude subjective pour la connaissance,, è savoir Padéquation, se présente spontanément (mais spontanémentt du cöté de Pimagination et non pas du cöté de Pentendement). Le sentimentt est done le principe de différenciation purement subjectif entre des objets,, sans intervention d'aucun concept et d'aucune fin déterminée.

Danss ce tableau, la pensee s'érige sur la reflexion pure qui est le sentiment (que d'ailleur ss Lyotard, d'une maniere peu confondante, identifie a la sensation; LAS,, 24). Le sentiment est aisthèsis, état esthétique de Pame oü le sentiment est enn même temps Pétat et la signalisation de eet état. Ainsi, il y a déja sur le niveauu préconceptuel une réflexivité qui consiste è différencier entre plaisir et déplaisir.. Immédiateté d'un jugement qui relève du fait que le sentant et le senti fontt une même instance et en même se différencient. Lyotard ajoute que le sentimentt accompagne toujours, c'est-a-dire è chaque instant actuel, la pensee.

Toutt acte de pensee s'accompagne d'un sentiment qui signale a la penseee son 'état'. Et c'est dans eet état que la faculté de juger naït, après qu'ellee s'est procurée des concepts (des régies ou des fins). Le sentimentt réflexif tautégorique est done, dans Pinterprétation lyotardien,, le signal de Pactualité de la pensee, indépendamment du domainee dans lequel la pensee pense (ibid).

Commee nous avons vu (chapitre 13), cette actualité ne doit pas être confondue avecc la substantialité de Pame, que Kant, dans les antinomies, a déconstruite. Enn efïet, le peu d'usage que fait Kant du mot sujet, dans la description de la reflexionn esthétique, est un indice pour le fait qu'on peut bien penser la réflexivit éé sur la base des facultés seules.

[Laa sensation] n'est que Pinsistance de Pombre portee par telle pensee actuellee sur elle-même, et non la persistance d'un prédicat substantie! attachéé a 'la pensee'. Dans la sensation, la faculté de juger juge subjectivement,, c'est-a-dire réfléchit Pétat de plaisir ou de peine oü se sentt la pensee actuelle (LAS, 29).

Arrêtons-nouss ici sur un point oü notre interpretation, néanmoins inspirée par Lyotard ,, cherche une autre direction.

288 D'ailleur s Lyotard n'est pas tres consistant sur ce point, en expliquant, un peu plus loin, Forientationn différemment (LAS, 28).

472 2

Page 479: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Laa sensation informe 'T esprit' sur son 'état'. Disons que Tétat d'esprit' ,, Ie Gemütszustand, est une nuance.29 Cette nuance affecte la penseee tandis qu'elle pense quelque chose. L'affect occupe une position surr un nuancier des affects qui s'étend du plaisir extreme è F extreme peine,, qui sentient comme la droite et la gauche pour la pensee réfléchissantee pure (LAS, 22-23).

Suivantt 1'analogie avec Ie role du sentiment pour 1'orientation comme Kant Ta expliquéé auparavant, nous dirions plutot que la droite et la gauche concerne les facultéss de connaitre, F imagination et I' entendement. Le sentiment oriente de 1'intérieurr la pensee dans la géographie de la raison, en ceci qu'i l est plaisir oü lee rapport est harmonieux, et déplaisir oü il ne Test pas. L'accord se révèle sous lee signe du plaisir, le désaccord sous le signe de déplaisir. C'est a cause de la polarit éé des sentiments que la pensee « avant-critique » peut s'orienter, c'est-a-dir ee qu'elle découvre en elle-même une difference cachée sous son unite apparente,, toute comparable è la découverte de la gauche et de la droite dans 1'experiencee de Fespace, qui se révèlent seulement grace au sentiment de différenciation.. Le sentiment manifeste done, comme le décrit Kant, 1'unité du rapportt entre imagination et entendement. « Die subjektive Einheit des Verhaltnissess [kann] sich nur durch Empfindung kenntlich machen » (KdU, §9, 57).. C'est sur ce role révélateur du sentiment que nous voulons terminer ce dernierr chapitre de notre recherche de la trouvaille. Il s'agit de la revelation de FF incongruence dans laquelle la nécessité de la critiqu e s'affirme.

RetraitRetrait de I 'existence, reflexion anamnésique et la trouvaille de la critique

Lee plaisir n'a done pas sa propre faculté. Il est transféré vers le niveau transcendantall comme Find ice du rapport harmonique entre les facultés d'imaginationn et de Fentendement, rapport qui est subjectif et sans concept. La réflexivit éé esthétique tombe ainsi sous une certaine finalité, mais elle est une finalit éé sans fin et sans concept (troisième et deuxième moment de Fanalytique dee beau). La réflexivit é téléologique par contre travaill e avec F idéé régulatrice, ett done avec un concept, ce qui la range du cöté de la connaissance. La reflexionn esthétique n'apporte rien a la partie théorique de la philosophie. « Elle n'estt que cette critiqu e du sujet qui constitue la propédeutique de toute philosophiee » (KdU, X, 32 ; LAS 18).

Laa traduction de Gemüt prêtc k confusion, comme 1'explique Lyotard plus loin. « Le Gemüt du GemützustandGemützustand est plus un mode sentimental qu'i l n'est un Geist » (LAS, 28). Mais, plus loin encore,, on lit « Comme dans toute doctrine (ou métaphysique) de 1'énergie, le plaisir est métaphoriséé en raugmentation de la force vitale du 'sujet' et la douleur en sa diminution. Le princip ee qui accroit la force est nommé Geist, que PhÜonenko traduit justement par ame, puisque c'estt sa fonction d'animer: le vif de la pensee »(LAS, 81).

473 3

Page 480: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Malgr éé Ie fait que selon la lettre de 1' introduction, la troisième critiqu e sert runificatio nn conceptuelle et Pexposition téléologique de la raison (fonction heuristique),, Lyotard avance Pimportance de la reflexion esthétique pour la manieree de chercher en philosophie. « Le jugement esthétique recèle, a mon sens,, un secret plus important que celui de la doctrine, le secret de la 'maniere' plutött que de la methode [cf. ici chapitre 12] par laquelle la pensee critiqu e elle-mêmee procédé, en general » (LAS, 19). Même s'il est vrai que la critiqu e se veutt methode et purement réfléchissante, la reflexion esthétique manifeste la reflexionn dans son état le plus autonome et le plus libr e de toute influence conceptuelle. .

Chercherr les conditions a priori de la pensee implique une reflexion dépourvuee de tout pré-jugement, de tout concept et Pouverture vers le sentiment quii va Porienter. Ainsi, on a raison d'attribuer a la reflexion esthétique une fonctionn préparatoire et conditionnelle a P invention de la critique. Autrement dit,, aidé par le thème du tautégorique lyotardien on peut interpreter la troisième critiqu ee comme le lieu oü Kant apporte a Pentreprise critiqu e une nouvelle direction,, a savoir celle de la possibilité de la genese de la critiqu e elle-même.

Carr la reflexion est le nom que porte, dans la philosophie critique, la possibilitéé de cette philosophie. Le pouvoir heuristique de critiquer , la Urteilskraft ,, est celui d'élaborer les 'bonnes' conditions a prior i de possibilité,, c'est-a-dire la légitimité, d'un jugement synthétique a priori . [...]] La critiqu e dispose dans sa reflexion, dans 1'état oü la met telle synthesee non encore assignee, d'une sorte de pré-logique transcendantale.. Celle-ci est en réalité une esthétique puisqu'elle n'est faitee que de la sensation qui affecte toute pensee actuelle en tant qu'elle estt simplement pensee, la pensee se sentant penser et se stvteaA pensee, ensemble.»» (LAS, 47-48).

Cettee question est celle de Panamnèse (Qui - mais est-il nécessaire de le répéter -- n'est pas génétique dans le sens de causalité ou d'histoire; LAS, 49.) L'inventio nn de la critiqu e ne serait pas possible si la pensee ne faisait pas une pausee contemplative, c'est-a-dire si elle ne faisait pas un geste de suspension, unee epoche.

Cettee epoche est celle de la critiqu e pré-logique qui, comme le souligne justementt Lyotard, n'est pas généalogique. Disons que la reflexion n'invente pass les conditions de la possibilité dont elle suppose la nécessité transcendantale,, elle invente peut-être le vocabulaire pour Pexprimer (invention quii n'est pas innocente). Mais elle pretend découvrir, et c'est pour cela que VépocheVépoche n'est pas généalogique mais anamnésique. « [Dans] Vanmnèse la penseee critiqu e elle-même [s'interroge] sur sa capacité de découvrir le bon usagee des lieux transcendantaux qu'elle a determines dans la Theorie

474 4

Page 481: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

transcendentaletranscendentale des elements que forment PEsthétique et la Logique (LAS, 49) ».. Lyotard attache & cette reflexion transcendantale qui se fait par Ie sentiment tautégorique,, ce qu'i l appelle des operateurs tautégoriques (par exemples : Idéé régulatrice,, fil conducteur, comme-si) pour lesquels nous avons schematise Ie tableauu réflexif ci-dessus (reflexion abstractive, transcendantale, analogique et maintenantt anamnésique). Les operateurs de la critiqu e ne tombent pas sous la critique,, c'est-a-dire sous les principes logiques. Selon Lyotard, 1' anamnese de laa critiqu e s'avance Ie plus loin dans la Kritik der Urteilskrq/t, puisque c'est la ouu la pression catégorielle se fait Ie moins sentir. Et néanmoins, Panalytique du beau,, qui n'est que Ie sentiment pur considéré comme jugement, ne peut procéderr qu'a F aide du tableau quadruple des categories. Comme si la reflexion tautégoriquee ne pouvait autrement que s'exprimer dans un langage qui la trahit enn la situant.

Pourr une raison ou une autre, dans ce qu'i l appelle anamnese de la reflexion tautégorique,, Lyotard oublie précisément « Poubli de Poubli » qui Pavait incite (parr exemple dans Heidegger et les 'Juifs *) a défendre Y anamnese. L'oubl i de Pêtree {Seinsvergessenheit) n'est pas une faute a réparer, mais une condition absoluee de I'existence, condition ó'ek-sistence. Dans la première partie nous avonss élaboré comment cette anamnese s'inscrit dans la traditio n psychanalytiquee (lacanienne) de la pensee mais aussi comment elle reflète la manieree de procéder dans Tart. La psychanalyse et Part sont des recherches infiniess de ce qui fait rever ou imaginer. Par analogie on dirai t que la philosophicc reflexive est la recherche infini e de ce qui fait penser et c'est cette phüosophiee que nous avons voulu penser sous Ie titr e de philosophic de la trouvaille. .

Or,, directement dans Ie premier moment de Panalytique du gout, Kant mett ensemble ces deux aspects. Le titr e de la deuxième section Das Wohlgefallen,Wohlgefallen, welches das Geschmacksttrteil bestimmt, ist ohne alles Interesse estt connoté par : « Interesse wird das Wohlgefallen genannt, das wir mit der Vorstell lung der Existenz eines Gegenstandes verbinden. Ein solches hat daher immerr zugleich Beziehung auf das Begehrungsvermögen » (KdU, §2,40). Dans Panalytique,, comme dans la dialectique de la troisième critique, Kant écarté toutt ce qui relève de YEmpfindung de son exposé. ... Cela n'est pas étonnant, maiss fait partie, dès Pesthétique dans la Kritik der reinen Verntmft, de la procéduree critiqu e (voir ici chapitre 5). Mais cette fois-ci, quant au jugement esthétique,, la mise è cöté de YEmpfindung ne sert pas seulement la formalisation,, sans laquelle la critiqu e ne peut pas s'établir. Ici, cette mise a cotéé est constitutive pour le caractère spécifique du jugement esthétique. Dans lee premier moment anatytique, la beauté est définie comme ce qui plait ohne allesalles Interesse, c'est-a-dire sans que le jugement puisse s'intéresser a ('existencee réelle de la chose jugée. Cette notion negative est fortement

475 5

Page 482: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

constitutive.. Elle suggère que, dans Ie jugement théorique, il y a bien intérêt a Fexistencee réelle. La première critiqu e prepare la métaphysique de la nature, qui estt une métaphysique des forces et ainsi de VEmpfindtmg. La première critiqu e determinee les conditions de Pobjectivité pour que la métaphysique puisse s'établirr comme science (et non comme rêverie). La troisième critiqu e par contree a pour but de determiner les conditions de la subjectivité. Elle demande « commentt des jugements sur les données de la nature sont subjectivement possibless », pour répondre (dans la partie esthétique du livre) qu'i l y a accord harmonieuxx possible entre les facultés et que Ie jugement réflexif repose sur 1'idéee d'un sensus communis. Constitutif pour la critiqu e esthétique est done quee la chose qui donne occasion au jugement ne reste pas la, tacitement, en attendantt un jugement scientifique (métaphysique) sur son existence réelle (sur VEmpfindungVEmpfindung qu'elle provoque par ses forces). L'existence dans la chose belle n'attendd pas d'etre jugée, sous les conditions objectives déterminées pas la critiques.. Tout au contraire, elle se retire, ne laissant chez Ie sujet que ses formes.. Elle se retire, e'est dire qu'elle fait coupure dans VEmpfindung qui, danss la première critique, n'était que mise en parenthese pour être retrouvée danss la métaphysique des forces. Dans Pexpérience du beau, VEmpfindung est coupéee de l'existence et destinée entièrement è Fintériorit é subjective. En formule,, Ie sentiment de beauté est VEmpfindung intériorisée et coupée de 1'extérieurr pas Ie retrait de Fexistence.30 Le sentiment de beau est done signe du retrai tt de Fexistence. Dans nos termes, il est signe de la trouvaill e (rencontre de Fexistencee dans son retrait) .

Pourr le jugement de beauté, le retrait de Fexistence n'est done pas seulementt méthodique (la critiqu e comme methode de mise en parenthese de ce quii relève de Fexistence et de son Empfindung\ il est constitutif. Ce retrai t est Févénementt de beauté. Signe événementiel de la nature, qu'i l est possible que 1'homme,, raisonnant transcendantalement, discerne entre matérialité et formalité,, entre impur et pur, entre a posteriori et a priori. C'est pour cela que Kantt n'arriver a pas k nous convaincre que la determination des conditions transcendantaless de la validité d'un jugement esthétique peut être réduite entièrementt et exclusivement au sujet et a son inventaire facultaire. Précédant et présupposéee a cette determination transcendantale, il y a autre chose, il y a la Chose,, le retrait de Fêtre qui échappe, par son absoluité, è Fembauche par la raisonn critique. Un jugement esthétique n'est pas fondé, quant a sa validité, sur less conditions de la raison, mais aussi et en même temps, sur la condition de

300 Nous voulons souligner encore l'importanc e de la signification étymologiquc de « contemplationn ». Derive du grecque temnoo (couper), le mot désigne le geste séparateur par lequell la reflexion se sépare des embrouillements de ses préjugés, lié a VEmpfindung. Aussi Kant différencie-t-ill explicitement Empfindung extérieur et Empfindtmg intérieur, qu'i l appelle Gefuhl (KdUU §3, 43). Cf. notre'Gewist weten. Esthetische contemplatie bij Kant en Giacometti*, in : Hoekema,, A,; Kal, V.; de Vries, H. (éds.) De reikwijdte van het geduid Wijsgerige en theologischetheologische opstellen. Zoetermeer: Boekencentnim, 1999, pp. 23-37.

476 6

Page 483: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Yek-sistence.Yek-sistence. Le jugement de beauté est pur dans un double sens: non seulementt indépendant de la presence empirique et matérielle (de YEmpjindung),YEmpjindung), mais aussi (et inversement) dependant de 1'imprésence absolue dee cette matérialité. Ou bien, pour le dire autrement, ce jugement est absolu danss un double sens, puisqu'il se fonde sur 1'absoluité (disons kantienne) des notionss qui ne peuvent être dérivées dans aucun 'au-dela' (les facultés de la raison,, la logique de jugement, les idees etc.) et puisqu'il se fonde sur PP absolu ité (disons lyotardienne) de l'existence.

Cee qui fait obstruction a la conceptualisation de beauté est une affaire dee l'existence en retrait . Ce retrait n'est pas une affaire de la raison: je ne decidee pas qu'une chose est belle en décidant que, dans un cas donné, j e fais abstractionn de l'existence. Retrait n'est pas abstraction. Tout au contraire, le retrai tt de Fexistence fait précisément obstruction a 1'abstraction, raison pour laquellee la reflexion esthétique est inachevable par aucun concept. Or, dans un tell point de vue spéculatif, on pourrait dire que la pretention a 1'universalité du jugementt de beau s'enracine dans une experience ontologique partageable universellement.. Puisque Fhomme est humain, il n'a pas le pouvoir de creatio exex nihilo, pas Ie pouvoir divin de Yintuitus intellectus, ce qui implique que 1'être see tient toujours a distance par rapport a ses facultés, que 1 être est, pour chaque homme,, ek-sistence. Dans ce point de vue, 1'événement de beauté n'est pas Fexception,, mais au contraire la revelation de 1'universalité de défait ontologique.. Il est une felure dans la texture secondaire — pour parier a la manieree de Freud -, dans la structure consciente de pare-excitation {animus) qu'estt constituée par la raison et qui a pour enjeu d'oublier que, Yek-sistence, Fhommee ne peut que Foublier. L'événement révèle que cette condition de Foublii de Foubli n'est que provisoire. En faisant Yanamnèse de la critique, nouss trouvons dans la separation spontanée qui nous écarté de l'existence le fondd de la reflexion.

** * *

477 7

Page 484: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

478 8

Page 485: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Conclusion n

Onn a dit que toute Phistoire de la philosophic occidentale se resume a une série dee notes explicatives de Platon. Notre recherche n'était pas une exception. S'il fallaitt determiner !e texte dont elle est Ie commentaire, il s'agirait du Banquet, ouu la discussion entre Socrate et ses amis se concentre sur YEros. En germe, on yy rencontre la « désirologie ». Pausanias nous enseigne que si Ie désir érotique entree amis sert a apprendre la science ou la vertu, son principe doit être Ie même quee celui qui gouverne la quête philosophique (184d)\ Ainsi, il affirm e que le désirr de la sagesse et du bien joue un role essentiel dans la philosophic Sa descriptionn est encore approfondie par Socrate, quand ce dernier enseigne que cee désir est universel et décisif pour Y eudaimonia, et que c'est pour cette raison quee la philosophic Test (204c). Selon le Banquet la philosophic se nourri t du désir. .

DésirologieDésirologie et trouvaille

Laa désirologie se défïnit en gros comme la recherche (logos) sur ce désir, c'est-a-diree sur Inspiration philosophique au savoir. Plus spécifiquement, dans notre definitionn la désirologie est la philosophie qui, en étant recherche, se pose la questionn de sa propre possibilité. Cette reduction de Pusage du terme è la recherchee de Porigine de la recherche philosophie pourrai t aussi trouver son inspirationn dans le Banquet. Pour Phaidros, qui ouvre les reflexions autour de la tablee rassemblant les amis, YEros est la divinit é d'origin e cosmique. En suivant Hésiode,, il souligne que Yeros et la gé (terre) ont été générés dans le chaos du commencementt (178b). Eros est le dieu d'origin e formatrice, force de beauté et dee bonheur, qui se realise dans Pêtre dont la terre est le siège. Reconnaissable « passionn d'origin e », nous avons suivi néanmoins la critiqu e de Socrate comme quoii YEros ne peut pas être identifié au principe formel ou final de Pordre cosmique.. Plutöt, comme YEros concerne la passion et non pas le résultat de cettee passion, nous avons identifié la désirologie philosophique par la formule

11 Nous citons le Symposium dans : Werke in acht Bonden (Griechisch undDeutsch; Band 3). Darmstadt:: WBG, 1990 (1977), pp. 209-394. Reference est faite dans le texte.

479 9

Page 486: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

qu'ellee est la recherche de et sur ce qui incite a la recherche. C'est aussi dans cettee perspective qu'on doit parier, en philosophie, de la «trouvaill e ». Sii Ton accepte de caractériser la pensee comme une recherche, la « trouvaill e désirologiquee » en philosophie concerne la rencontre avec ce qui donne a penser.. Cette trouvaill e radicale est un objet désirologique impossible (et c'est enn ceci que notre usage du terme est incompatible avec celui d'Urban, qui est psychosociale).. Trouver ce qui fait chercher, rencontrer ce qui fait penser, cela nee s'affirme que dans Ie fait même de chercher ou de penser. La trouvaill e désirologiquee concerne ainsi 1'énigme de la dynamique interminable de la penseee reflexive, concerne « la vie de 1'esprit ». Interminable, elle 1'est dans la mesuree oü la « trouvaill e » désigne Ie rapport aporétique qui existe entre chercherr et trouver: si 1'on trouve ce qui fait chercher, on cherche déja pour Ie (re)trouver.. Paradoxe signifiant que la trouvaill e de 1'origine de la pensee ne peutt se révéler que dans sa perte. Et que cette perte est continue (comme, pour Lyotard,«« 1'état de naissance de la modernité » était continu).

Cettee perte n'est done pas privative. Elle ne peut Fêtre, puisque la « trouvaill ee » n'est pas Ie résultat, mais 1'incitation conditionnelle a la recherche. C'estt seulement dans la pensee en representations qu'on utilise la notion de trouvaill ee dans Ie sens de « résultat ». On 1'appelle alors invention ou découverte.. La «trouvaill e » est a 1'origine ce qui provoque de telles trouvailles (dess résultats ou des effets de la recherche), sur Ie mode du futur antérieur. La « trouvaill ee » ne se trouve pas, mais on trouvera qu'i l y a eu une « trouvaill e », dontt témoignent des effets ou des produits.

LapauvretéLapauvreté abondante de la philosophie

C'estt ici qu'i l faut avouer que notre recherche de la trouvaill e n'est qu'une nouvellee mise en concept de la lecon de Diotime. La « trouvaill e » étant la rencontree avec 1'instabilit é permanente, elle est a la fois la Tm' de la recherche philosophique,, sa plenitude, et la rencontre avec son commencement, sa pauvreté.. Après que chaque participant au banquet a offert a sa maniere un élogee de YEros, Socrate, élève de Diotime en affaires d'amour, prend la parole. Ill explique YEros a 1'aide du mythe de sa naissance qui Ie pare d'un caractère tragique.. Il raconte. A la fête de la naissance d*Aphrodit e était invite Poros, Ie fil ss de Metis (son nom signifie inventivité, sagesse et habileté) dont Ie nom est a comprendree comme « pouvoir, abondance ». Apparemment, Ie fils se révolte contree son père prudent. Saoülé au nectar, il s'endort dans Ie jardin . C'est la que Iee trouve Penia, dont Ie nom signifie « Ie manque », qui se sent attirée par cette ivressee d'abondance et se fait faire un enfant par lui. Ce sera Eros, qui en tant qu'enfant-nomadee sans domicile fixe, manifeste la descendance maternelle. Maiss il est aussi chercheur, sophiste inventif plein de moyens, avec un penchant

480 0

Page 487: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

aa rexces comme son pere. Eros est en cela un cas limite, une figure borderline, mourantt et régénéré è la fois (203 d-e). Cette condition « érotique » est, selon Diotime,, également celle de la philosophie. Eros invente pour perdre, ce qui fait qu'i ll ne connaït ni pauvreté ni richesse. « Was er sich schafft, geht ihm immer wiederr fort , so dafi Eros nie weder arm ist noch reich. Und auch zwischen Weisheitt und Unverstand steht er immer in der Mitt e » (203e). Ni les dieux, ni less sages, ne pratiquent la philosophie, puisque la philosophie est Ie désir de la sagessee qui s'éteint si la sagesse est trouvée. Et, inversement, les ignorants ne la pratiquentt pas non plus, puisqu'ils se satisfont du status quo, sans ambition quelconque.. Tel est YEros, ce philosophe désirant savoir sans jamais «disposer»» de ce savoir. Diotime apprend a Socrate a donner, dans la philosophie,, Ia priorit é a Ia perspective du désirant au détriment de celle du désiréé (204c).

L'essencee de la désirologie ne se trouvant pas dans Ie résultat, la « trouvaill ee » désigne alors la rencontre avec 1'inadéquation radicale des facultés dee representation. La désirologie est radicale en raison de 1'impossibilité de la rencontree avec Pobjet du désir réflexif, dans des inventions et des découvertes quii ne sont que secondares et inadéquates par rapport a la trouvaill e radicale. Si ErosEros trouve en perdant, reproduisant la dynamique continue du vieillissement et duu renouvellement, c'est parce que Pexcès auquel il s'adonne ne provoque que Iee sentiment de manque. Il dispose de tous les moyens (porof), sauf de celui de s'approprierr ces moyens (penia). Ni la découverte ni Pinventivité, ni 1'acuité ni laa créativité, ne sont en mesure d'achever Ie désir, puisqu'en el les aussi peut se rencontrerr la trouvaill e qui donne a chercher. L'objet absolu de la recherche, la «« trouvaill e », est cache dans des trouvailles (inventions et découvertes). Lyotardd parle a ce propos de structure de dissimulation.

C'estt sur ce point que Socrate aussi critiqu e les panégyristes. Le fait que Ie fil s néé du « manque » et de la « surabondance » devienne 1'admirateur aveugle d'Aphrodite ,, et qu'i l soit continuellement envouté par sa beauté alors qu'i l est lui-mêmee ignoble, n'a pas pour consequence qu'i l soit beau ou qu'i l soit un princip ee de Pordre cosmique. Agathon, tragédien et organisateur du symposion, avaitt tort d'identifier dans son panégyrique Eros a un dieu juvenile qui fait naitr ee dans Pame tout ce qui est beau et bien. Ses louanges font perdre de vue Pambiguttéé d'Eros. Eros, comme principe explicatif du désir, ne peut être identifi éé è la fin du désir. On ne rend pas comprehensible le désir en postulant saa fin. Au contraire, on ne le rend que plus incomprehensible encore. Si le princip ee est la fin, on comprend Paccomplissement du désir mais on omet sa dynamique.. Si Eros est le principe d'une aspiration a la beauté, il ne la possède pas.. Il n'est done pas dieu, mais daimon (200e). Ainsi, le symposion procédé commee les autres maltre-dialogues de Platon a Vanamnese de I'origin e du désir

481 1

Page 488: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

quii est, comme recherche de 1'origine de la philosophic, anamnese de la trouvaille. trouvaille.

AnamneseAnamnese et trouvaille de l'madéquation

Lee mot d'ordr e de notre recherche est done anamnese. Recherche de 1'inadéquation,, Vanamnese cherche la « trouvaill e » que la presence échappe a laa representation (sa mise en situation, en phrase articulée). Pensee limite, done, puisqu'ellee est rencontre avec 1'inadéquation de la thématisation avec 1'effectivitéé singuliere, inadéquation de Vin situ et de Vin actu. Cette pensee déconstruitt alors la definition métaphysique de la vérité comme adéquatio rei et intellectu.intellectu. L'inadéquation reside dans le rapport entre cogito et esse. La deductionn ontologique n'est pas possible, e'est-a-dire qu'i l y a brisure entre VeinaiVeinai et le logos. C'est dans cette brisure que le désir puise son énergie. On définitt alors Vanamnese de la trouvaille comme la recherche de Pêtre « dans sonn retrait» , 1'existence ek-siste par rapport a la pensee qui se découvre comme «« dérobée » par rapport a Pêtre.2 Toute découverte ou invention dans la pensee n'estt qu'un effet inadéquat de la rencontre avec cette ek-sistence.

Onn nous reprochera que cette conception de V anamnese ne soit pas platonicienne,, pas maïeutique. Chez Platon, l'esprit mortel cherche la proximit é dee belles choses parce qu'elles provoquent en lui le souvenir de sa descendance divinee (209c). Bien que notre intention ne soit pas d'interpreter mais de commenter,, nous remettons en question que Vanamnese se réduise è la reminiscencee des idees dont le souvenir s'efface dans le processus d'incarnation.. Diotime donne de 1'anamnese une image beaucoup plus dynamique.. Elle souligne le caractère performati f du désir. Ce n'est pas la beautéé qu'on désire, c'est la generation en beauté, la procuration de quelque chose,, de physique ou de psychique, sur le mode de la beauté. « Weil eben die Erzeugungg das Ewige ist und das Unsterbliche, wie es im Sterblichen sein kann »» (206e-207a). C'est seulement dans la production, qui est toujours la transformationn du rien en quelque chose, que 1'être mortel peut réaliser un peu d'éternité.. Etant daimon philosophique, Eros realise le désir de Pinfïni par une performativit éé continue, par une ex-périmentation. L'immortalité , aspiration naturellee de l'esprit humain, n'est realisable que par le renouvellement infin i (207d).. Les dieux seuls préservent étemellement les idees. Chez Phomme, 1'éternitéé implique que toute perte soit remplie par une nouveauté qui soit destinéee a être perdue (208a-b). Bien que, selon Diotime, pour le philosophe réussii la beauté absolue ne se manifeste que dans une intuitio n immediate (212a)) et qu'i l lui faut descendre de 1'au-dela pour la réaliser (selon la Politeia danss le polis), 1'infmit é de Vanamnèse reste. L'état mortel de l'esprit empêche laa realisation parfaite de 1'éternel.

Jean-Lucc Nancy La pensee dérobée. Paris : Galilée, 2001.

482 2

Page 489: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

SupplementsSupplements a la philosophic: discours psychanalytique, conduite artistique

Enn tant que reflexion sur 1'inadéquation ontologique, la philosophic provoque (auu moins) deux complements, Tun discursif et Pautre pratique. La désirologie dépassee Ie domaine de la logique aristotélicienne (logique de non-contradiction) ett de la dialectique oppositionnelle sur lesquelles s'appuie la métaphysique.

Premierr supplément. De même que Diotime fait la recherche anamnésiqueanamnésique par le biais d'une reflexion sur Ie mythe d'Eros, de même la reflexionn freudienne peut servir a élucider la philosophie désirologique. Les sourcess d'inspiration freudiennes sont, selon nous, constantes dans Poeuvre d'ailleur ss tres variée de Lyotard.3 Avec Freud, Lyotard découvre la difference commee le rapport qui ne se reduit pas a Popposition avec laquelle comptent les logicienss et les philosophes discursifs. La difference est, comme YEros, un princip ee de P« entre-monde » (Klee). En maintenant a la fois séparées et ensemblee les extremes de Fopposition, elle a une fonction révélatrice. D'un cöté,, sans que les choses soient différentes, ni la notion d'opposition, ni par conséquentt un quelconque discours synthétisant ne seraient possibles. D'un autree cöté, c'est la difference qui fait obstruction a Phomogénéisation de Fêtre.

AA la place de Freud, Lyotard aurait pu citer la critiqu e socratique sur Fopinionn d'Erixymachos et d'Aristophane. Selon le premier, YEros est le principee naturel qui soude ensemble ce qui est oppose, principe thérapeutique et musicall d'harmonie (186d). Ce principe d'opposition harmonisée, Aristophane yy adhere en expliquant le mythe célèbre de Phomme clivé qui, dans la vie, ne peutt faire autrement que chercher sa contre-partie perdue et qui, en ce faisant, cherchee F unite perdue de Fêtre humain essentiel (191d; 192e). Diotime, par contre,, apprend qu'i l faut se méfier d'un tel manichéisme conceptuel (202a-b). UErosUEros n'est pas le principe de 1'harmonie et de la beauté. Mais cela n'impliqu e pass qu'i l soit enüèrement polemos et laid. Ne pas être beau n'équivaut pas a être laid.. Ainsi, dans la philosophie, il ne faut pas identifier « ne pas être savant » a «« être ignorant». Par exemple, une opinion sans legitimation connue se trouve a mi-cheminn entre F ignorance et la sagesse. De même, il y a un « entre-monde » entree d'un cóté la beauté et le bien, et d'un autre la laideur et le mal. La fonction dee Fopinion sans legitimation est de lier Fabsolu et le relatif . Elle se charge que Fêtree se rappoite è lui-même (202e). Ainsi, YEros maintient Pécart et rassemble;; il travaill e oü il y a difference.

33 *[Lyotard :] Vous savcz que Geoffrey Bennington a fait un Iivre en prenant Discours, figure, ÉconomieÉconomie libidinale et Le Different! et en disant que j*y dis toujours Ia même chose. [Interviewer: ]] Oui, et je ne suis pas tout èfait d'accord sur ce point... [Lyotard :] ... mais il a sürementt raison pourtant J'ai rimpression que je tourne toujours autour des mêmes problèmes simplementt en les nommant autrement et peut-être en les posant autrement Examen oral. Entretienn avec Jean-Francois Lyotard' in: BrOgger, Niels; Frandsen, Finn; Pirotte, Dominique (éds.)) Lyotard, les déplacements philosophiques. Brussel : De Boeck-Wesmael, 1993, pp. 138-139. .

483 3

Page 490: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Danss un souci de fidélité a cette ambiguïté d'Eros, il nous faut corriger rinterprétatio nn simplificatric e que donne dans Rudiments païens Lyotard du livr ee platonicien. Le manque, penia, motive la recherche, par 1'absence de Pobjett désiré. Lyotard Pidentifïe partout dans Phistoire de la philosophie occidentale.. Le Penia fait trou dans le discours philosophique, et lui procure ainsii une orientation. Par exemple, le «Grand Signifiant lacanien, le Dieu de la théologiee negative, ou Pidée régulatrice kantienne, ces « grands zéros », imposentt leur loi a la pensee et au désir, raison suffisante pour Lyotard, dans ses premierss livres, de caractériser la métaphysique comme nihiliste. La philosophie affirmativ ee que cherche Lyotard s'inspirait en tout du poros, principe païen et sophistiquee qui pense la oü la logique aristotélicienne se perd dans Paporie.

L'effor tt de penser le désir d'une maniere purement affirmativ e devait échouer.. Ce n'est pas seulement le naturalisme, selon 1'autocritique de Lyotard, quii n'était pas acceptable. La raison de eet échec est radicale. Dans VEros, le cötéé maternel ne se sépare pas du cöté paternel. Si Lyotard defend le parti des rudimentss païens, « d'un Eros qui est tout Poros », il oublie que VEros est, en lui-même,, fils d'un mélange des « incomposibles », qu'on ne sépare pas Poros ett Penia, que le manque est précisément pour ainsi dire « Feffet » de la surabondancee de 1'être, comme, inversement, la surabondance de Pêtre « est due »» a Pinsuffisance des moyens philosophiques. C'est pour cette raison que le Lyotardd des années soixante-dix avance une refutation libidinal e du nihilist e Lacan,, pour lui emprunter, quelques ans après, la « Chose », qui est, chez Lacan,, le lieu de rencontre entre Pexcès et le manque. Si Ton a écrit« effet» et «« être dü », c'est que, quand il s'agit de 1'impensable, on doit parier un discours inadéquat.. Personne ne « découvre » qu'i l y a une effectivité (une causalité) qui estt telle que la pensee est défectueuse ; personne n'« invente » un discours dont Peffett secondaire serait la découverte de la surabondance ontologique. Si Ton parlee de « découverte » et d'« invention », e'est de maniere provisoire, et c'est quee Ton parle trop tard ou trop töt.

Deuxièmee supplément: la « Chose » est Pobjet introuvable de la recherche artistique,, ce qui a dirigé continuellement Lyotard. La creation est essentiellementt inachèvement. Elle est experimentation, elle est periri (peiraomai,(peiraomai, chercher) dans V ek-sistence, extériorité dans ^ laquelle 1'experimentall se trouve engage sans distance. On ne déduit pas Pêtre de la pensee,, e'est-a-dire que Pêtre est la condition absolue de la pensee dont Pinexistencee effective est, pour Phomme, une contradictio in terminis. Le retrai tt de Pêtre ne se déduit pas par la pensee, on ne le pense pas, on le 'sent', et

44 « En invoquant le desir, on n'a encore rien dit, car il s'entend fort bien, Diotime 1'enseignait déja auu crédule Socrate, comme Penia, le manque; et cela suffit pour que la representation conserve touss ses droits. Elle sera seulement plus nostalgique, mystique: riche tradition, en Occident, de la théologiee negative du desir. Mais 1'humour procédé d'un Eros qui est tout Poros, rien que moyen dee moyenner, comme d'une logique sans aporie et d'une politique sans utopie »(RP, 58).

484 4

Page 491: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

c'estt en cela que la philosophic trouve son partenaire dans Part. Déja pour Kant, 1'expériencee de beauté était I'experience désintéressée, experience détachée de laa lourdeur de 1'être, qui ainsi se révèle comme extériorité absolue. Pour 1'artiste commee pour Ie public, la production artistique n'est que 1'effet secondaire de la recherchee de Ia presence (de son actual ité effective). Ceci se manifeste dans Ie géniee artistique qui, comme Ie savait déja Kant, donne a penser infiniment grace èè la liberté des formes et des couleurs (qui, dans la conception kantienne, exige pourr cette raison Ie gout afin de ne pas se perdre dans Ie chaos ; KdU, §48-49, 164-174).. L'ar t du génie est originair e et contagieux, dans Ie sens qu'i l donne a penser,, a retravailler et a produire.

DoubleDouble gênitif(l) : anamnese de la trouvaille

Ainsi,, art, theorie psychanalytique et philosophie forment, dans la reflexion lyotardienne,, Ie triangle désirologique. La philosophie n'est pas psychologie, maiss la reflexion analytique nourri t la philosophie sur Ie point de 1'impensable retrai tt ontologique. La philosophie n'est pas art, mais elle y apprend a réfléchir librement.. Et, a son tour, cette experimentation rime, selon Lyotard, avec « 1'attentionn librement flottante » que present Freud dans des situations cliniques, attentionn qui trouve ses racines dans Ie refoulement originair e (dans Ie traumatique)) et qui recoit un statut ontologique si Ie refoulement s'appelle « retrai tt de 1'être ». D'oü Ie double génitif dans Ie titr e de la première partie, AnamneseAnamnese de la trouvaille : c'est un génitif objectif puisque la «trouvaill e » est 1'objett de notre recherche; et c'est un génitif subjectif parce que c'est grSce a la «« trouvaill e » que la reflexion anamnésique se met en route. L'anamnese est donee tout autre chose que reminiscence. La «trouvaill e » ne s'avere que dans la perte.. Ainsi, la notion de « trouvaill e » désigne Ie caractère en premier lieu transitoir ee de la philosophie, sous le double aspect de Poros (« trop ») ou de PeniaPenia («trou ). Elle ne se manifeste qu'aux limites du discours philosophique et dee sa pratique, quand la philosophie rencontre le discours psychanalytique et 1'attitud ee artistique.

DoubleDouble génitif (2): trouvaille de la critique

Nouss sommes partis d'un double presuppose quant è 1'oeuvre de Lyotard. D'abord,, nous pensons qu'elle s'articule autour de la thématique désirologique (freudiennee si 1'on veut). Ensuite, nous croyons qu'elle concerne la dissimulationn de 1'absolu dans la representation qui n'est detectable que comme effett événementiel. C'est la philosophie de la dissimulation que Lyotard appelle «« postmoderne », et qui est la recherche de 1'inarticulabl e dans les

485 5

Page 492: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

representationss (inventions ou découvertes) philosophiques modernes. Le postmodernee désigne Pétat de naissance de la pensee, qui non seulement devancee la pensee, mais qui est un état constant; qui lui est non seulement antérieur,, mais qui est en fait un état constant de la pensee. Ainsi, la «trouvaill ee », la recherche de Pinadéquation de Pêtre et la pensee, est dans notree interpretation Pobjet (impossible) de toute Pceuvre lyotardienne.

Laa definition lyotardienne du postmoderne nous a poussé a chercher danss les textes pré-critiques de Kant la notion de « trouvaill e ». Le titr e de TrouvailleTrouvaille de la critique, son double génitif, s'explique par cette même perspective.. Historiquement, le pré-critiqu e precede comme lieu de sa naissance laa critique, qui a été Pobjet d'une (série de) trouvaille(s). Systématiquement, la «« trouvaill e » que nous avons cherchée était celle de la critique. El!e est 1'état« constantt » oü la critiqu e puise sa vie et sa nécessité. Dans notre deuxième partie,, ces deux perspectives sont enchevêtrées. En analysant quelques étapes textuelless vers 1'invention de la critique, nous reconstruisions ce processus historiquee en vue du retrait de 1'existence et de Pinadéquation ontologique. D'oüü notre point de depart, selon lequel la brisure dans le concept tf intuition intellectuelle,intellectuelle, due a la consequence radicale tirée par Kant de la non-déductibilit éé de Pêtre, prefigure la problématique de la futur e critiqu e et les solutionss qu'elle va découvrir ou inventer. L'êtr e est non-déductible, puisque la presencee est toujours présupposée è Peffort réflexif de la légitimer. Toute « thématisationn » de Pêtre échoue a penser Pêtre dans son actuelle effectivité.

Oppositionn réelle et incongruence sont des termes qui reflètent Pinadéquationn ontologique, Pun sur le terrain de la logique (de la discursivité), Pautree sur celui de la geometrie (de Pintuition) . Malgré, ou grêce a ce retrait de Pêtre,, ou bien, ce qui revient au même, è son inaccessibilité, Kant invente une descriptionn métaphysique de forces basée sur le principe de Popposition réelle. Cettee opposition ne se reduit pas a Popposition logique, purement formelle. Pourr la penser, il faut faire usage de la mathématique sans qu'on puisse y réduiree la philosophic Rien de surprenant alors qu'on la retrouve dans la logiquee transcendantale de la première critiqu e (la table de rien) qui est un effort dee rendre justice k Pexpérience réelle qui demande la logique de la synthese a priori.priori. Pour nous, la découverte du principe d'incongruence s'avère être la plus importantee et la plus decisive. L'incongruence implique que deux objets qui sontt identiques dans la description (géométrique) s'avèrent être radicalement hétérogèness (in-superposables) dans Pexpérience concrete. Le devoir et le pouvoirr de Porientation spatiale révèle Pinadéquation de la geometrie pour penserr Pespace. C'est le sentiment qui s'impose ici pour suppleer a la pensee danss son insufïisance.

486 6

Page 493: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

DoubleDouble génitif(3): anamnese de la critique

Danss la troisième partie, nous avons trouvé que la structure d'incongruence (homogénéitéé dans la description ; hétérogénéité dans Feffectivité concrete) se reproduitt dans celle de la raison critique, et comment elle Ie fait. C'est elle qui motivee Ie besoin de faire la critique, puisqu'elle se réfère au retrait de 1'être aboutissantt è 1'inadequation de la pensee discursive et intuitiv e par rapport a 1'êtree expérimenté. Autrement dit, se manifestant de la sorte dans un sentiment dee «trouvaill e », ce sentiment d'incongruence est Ie signe de la rencontre avec 1'inadéquationn ontologique. Il signale qu'i l y a a chercher et a penser. Le sentimentt est ainsi le supplément indispensable a la reflexion rationnelle, a laquellee il indique 1'inadéquation, en signalant ce qui donne a penser, la « sourcee » effective du penser, a savoir la rencontre avec 1'inadéquation. Ce sentimentt est, dans le vocabulaire lyotardien, « tautégorique » dans la mesure qu'i ll oriente la pensee sur son propre état

Laa «trouvaill e » d'incongruence est ce qui motive la reflexion radicale dee ranamnese. D'oü le double génitif du titr e Anamnese de la critique. Il s'agit dee la recherche reflexive de la source d'oü vient le mobile pour « Finvention » ouu « la découverte » de la critique, mais cette recherche est aussi critiqu e (radicalisationn de la critique) de la critiqu e elle-même. La reflexion est radicale, sii elle est pensee de ce qui fait penser, recherche de ce qui donne è chercher. Souss ce double génitif, inspire par le röle médiateur liant et stabilisant de YEros danss le Banquet, nous avons, dans la troisième partie, « surdéterminé » quatre incongruences.. Chacune correspond a sa propre réflexivité, qui fait echo a Thétérogénéitéé spéciflque a surmonter par la critique. Nous avons détecté quatre articulationss des diverses hétérogénéités dans et par la critiqu e : phénómène et concept,, faculté d'intuitio n et entendement discursif, tension entre restriction, et élargissementt de 1'entendement (reflexion sur 1'intuitio n concrete et invention dee 1'idée), sentiment et sujet. Elles correspondent respectivement a la reflexion logiquee (abstractive), è la reflexion topologique (transcendantale), è la reflexion analogiquee (symbol ique) et a la reflexion paralogique (anamnésique).

D'abord,, la reflexion logique (la creation des concepts empiriques par comparaison,, reflexion et abstraction) ne sait procéder qu'en refoulant la differencee sensorielle, difference qui d'ailleurs emerge dans 1'instabilité métaphoriquee dont fait état l'histoir e de la philosophie. Il y a une incongruence conceptuellee dans la mesure oü Fhomogénéité des concepts, utitisée dans la pensee ett constitutive de celle-ci, cache la difference phénoménale qui se fait « sentir » danss les sens.

Ensuite,, la reflexion analogique concerne 1'incongruence du contenu de la conscience,, qui, dans Ie jugement synthétique, est présentée comme unite, mais dontt la reflexion révèle les deux sources differences. Le schematisme a pour fonctionn d'harmoniser intuitio n empirique et concepts purs par 1'ordre temporei. Il

487 7

Page 494: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

presupposee une orientation transcendantale qui, en faisant appel a un sentiment, guidee la reflexion topologique, c'est-a-dire la distributio n des representations diversess a leurs facultés correspondantes, intuitives ou discursives. Mais cet ordre transcendantall est hanté précisément par le sentiment de la difference, sur lequel Lyotardd met le doigt, sentiment qui est signe de 1'instabilité dans rimbrogli o de la figuree et du discours. Ainsi, le schematisme refoule Pincongruence dans PP experience (incongruence cachée dans le jugement synthétique), mais le refoule ressurgitt comme une force destabilisante.

Laa troisième articulation est la reflexion analogique correspondante, qui estt une reflexion qui ne procédé pas par la comparaison des objets entre eux, mais parr la comparaison des rapports entre objets et pensee, concerne ainsi le transfert dee la reflexion sur 1' image concrete vers le niveau de Pidée. Ce transfert est indispensablee pour Pinvention de la critique. Elle est une « methode » kantienne (ouu maniere) symbolique de créer de nouvelles idees (par exemple celle du systèmee complet de la raison). Cette procédure « pré-heuristique » relève de la tensionn dans 1'ame entre intuitio n et entendement, repérable comme la tension ambiguee dans la raison, écartelée entre restriction épistémologique et élargissementt spéculatif. A nouveau, Punité de la raison cache une tension, d'ailleur ss modelée semble-t-il comme une opposition réelle, qui fait signe de son incongruence. .

Enfin,, le décalage entre sujet réfléchissant et sentiment réfléchissant nourri tt la critiqu e lyotardienne de Puniversalité homogénéisante abstraite du sujet transcendantal,, et la foi que Pon peut trouver son complément dans Pidée de sensussensus communis qui s'enracine dans le sentiment singulier du jugement esthétique.. Considérée dans une perspective désirologique, Pincommensurabilité duu différend radical entre phrase-affect et phrase articulée revient dans le sensus communis:communis: sentiment senti qui couvre le sentiment sentant qui ne peut être conceptualisee qu'après coup (nachtraglich). La singularité du sensus ne se donne pass sans particularisation, sans se soumettre è Puniversalité synthétique du concept ett du sujet {communis). C'est dans la reflexion paralogique que Pincongruence de laa raison et de la conscience, incongruence facultaire, se découvre. Ontologiquement,, il s'agit de Pincongruence entre être et penser qui se fait sentir danss la raison critiqu e même.

TrouvailleTrouvaille de la «trouvaille »

«« Qui accumule beaucoup, a beaucoup a perdre », a dit Lao Tseu. Qu'est-ce que nouss avons accumule après toutes ces pages de recherche et qu'est-ce que nous avonss a perdre ? Autrement dit : quelle est notre trouvaill e de la « trouvaill e » ? Quee la philosophie est désirologie avant d'etre theorie, épiiymologie avant d'etree epistemologie. Et que Pobjet de ce désir est la presence qui ne se présente

488 8

Page 495: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

pas,, presence sans présentiflcation, presence hors temps, hors lieu et hors logos, quii ne se manifeste que dans des effèts « para »: para-chronologique, para-topologique,, paralogique. Nachtr&glichkeit dans la temporalité schématique, VerstellungVerstellung dans la Vorstettvng et défiguration du discours conceptuel, la « trouvaill ee » ne se fait pas que comme perte et recommencement. Voici alors la pauvretéé de la trouvaill e que notre philosophic désirologique a pu récupérer en faisantt I'anamnese de la «trouvaill e », voici alors notre « invention » ou notre « découvertee »: que Pêtre et la pensee sont jncongruents. Et cette trouvaill e d'incongruencee onto-logique, n'est-t-elle pas ce qu'on appelle souvent« la vie dee T esprit» ?

** * *

489 9

Page 496: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

490 0

Page 497: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

BIBLIOGRAPHI E E

LITTÉRATUREE DE KANT

-- Der einzig mögliche Beweisgrund zu einer Demonstration des Daseyns Gottes (Gesammelte(Gesammelte Werke éd. Weischedel ; Tome 2) Darmstadt: Wissenschaftliche Buchgesellschaft(WBG),, 1983 (1762).

-- Versuch der Begriff der negativen Gröfien in die Weltweisheit eimuföhren. (Tome 2) Darmstadt:: WBG, 1983 (1763).

-- Untersuchung über die Deutlichkeit der Grundsatze der natürliche Theologie und der Moral.Moral. (Tome 2) Darmstadt: WBG, 1983 (1763).

-- Versuch über die Krankheiten des Kop/es. (Tome 2) Darmstadt: WBG, 1983 (1764).

-- De mundi sensibilis atque intelligibilis forma et principiis. (Tome 2) Darmstadt: WBG, 19833 (1770).

-- Kritik der reinen Vernunft Hamburg: Meiner, 1976 (1781 /1787).

-- Prolegomena zu einer jeden künftigen Metaphysik Hamburg: Meiner, 1969 (1783).

-- Beantwortung der Frage: Was ist AufklOrung ? (Tome 9) Darmstadt: WBG, 1983 (1783).

-- Einige Bemerkingen von Herrn Professor Kant (aus Ludwig Heinrich Jakobs Prüfung der mendelssohnschenmendelssohnschen Morgenstunden oder aller spekulativen Beweiseför das Dasein Gottes). (Tomee 5) Darmstadt: WBG, 1983 (1786).

-- Was heifit: sich im Denken orientieren ? (Tome 5) Darmstadt: WBG, 1983 (1786).

-- Metaphysische Anfangsgründe der Naturwissenschqft (Tome 8) Darmstadt: WBG, 1983 (1786). .

-- Kritik der praktischen Vernunft Hamburg: Meiner, 1990 (1788).

-- Kritik der Urteilskraft Hamburg: Meiner, 1990 (1790).

-- Welches sind ale wirklichen Fortschritte, die die Metaphysik seit Leibnitznes und Wolfs ZeitenZeiten in Deutschland gemocht hat ? (Tome 5). Darmstadt: WBG, 1983 (1791).

-- Verkündigung des nahen Abschlusses eines Traktats zum ewigen Frieden in der Philosophie.Philosophie. (Tome 5) Darmstadt: WBG, 1983 (1796).

-- Anthropologic in pragmatischer Hinsicht. Hamburg: Meiner, 1980 (1798)

-- Logik. (Tome 5) Darmstadt: WBG, 1983 (1800).

LITTÉRATUR EE DE LYOTAR D

-- Laphénomènologie, Paris: PUF, 1986 (1954).

-Discours,figure.-Discours,figure. Paris:EditionsKlincksieck, 1985(1971).

-- Derive èpartir de Marx et Freud. Paris: Galilee, 1994 (1973).

-- Des dispositifs pulsionnels. Paris : Galilée, 1994 (1973,1980).

491 1

Page 498: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

-- Économie libidinale. Paris: Minuit, 1974.

-- 'Par-dela la representation' in : Ehrenzweig, Anton L'ordre caché de l'art. Essai sur la psychologiepsychologie de I'imagination artistique. Paris : Gallimard, 1974.

-- 'La logique qu'il nous faut' (transcription des cours a Vincennes). http:^/www.platina.frl/Deleuze/bib.html. .

-- 'Sur la force des faibles' in: L 'Are (n°64). Aix-en-Provence : Chemin de Repentance, 1976,, pp. 4-12.

-- Rudiments païens. Genre dissertatif. Paris: Union générale d'éditions, 1977.

-- Instructions païennes. Paris : Galilée, 1977.

-- Les TRANSformateurs Duchamp. Paris : Galilée, 1977.

-- Lyotard, Jean-Francois 'L'autre dans les énoncés préscriptifs et Ie problème de Fautonomie'' in : Asor Rosa, Alberto e.a. En marge, {'Occident et ses « autres ». Paris : Aubierr Montaigne, 1978.

-- (avec Jean-Loup Thébaud) Au juste. Conversations. Paris: Christian Bourgeois, 1979.

-- Le Mur du Pacifique. Paris : Galilée, 1979.

-- La condition postmoderne. Paris : Minuit, 1979.

-- Lapartie de lapeinture. Cannes : M. Candela, 1980.

-- 'Logique de Levinas' in : Textespour Emmanuel Levinas. Paris : Jean-Michel Place, 1980, pp.I27-150. .

-- 'Discussions ou phraser après Auschwitz' in : Lacoue-Labarthe, Phillipe ; Nancy, Jean-Luc LesLes fins de l'homme. A partir du travail de Jacques Derrida. Paris : Galilée, 1981, pp. 283-315. .

-- Sur la constitution du temps par la couleur dans les oeuvres récentes d' Albert Ayme. Paris : Traversière,, 1981.

-- 'Faire voir les invisibles, ou: contre le réalisme' in : Daniel Buren Paris : Le Centre Nationall d'Art et de Culture George Pompidou / Musée National d'Art Moderne, 1981.

-- Le Différend. Paris : Minuit, 1983.

-- (avec Ruth Francken) L 'Histoire de Ruth. Paris: Le Castor Astral, 1983.

-- 'On dirait qu'une ligne* in : Adami, peintures récentes. Paris : Galerie Maeght, 1983, pp. 3-38. .

-- 'Plaidoyer pour la métaphysique (conversation avec Derida)' in : Le Monde. Paris, 28-29 septt 1984.

-- (avec Jacques Monory) L'assassinat de I 'experience par la peinture. Paris : Le Castor astral,, 1984.

-- Tombeau de l'intellectuel et autrespapiers. Paris : Galilée, 1984.

-- 'Immaterialien' in : Immaterialitdt undpostmoderne. Berlin : Merwe Verlag, 1985.

-- 'Judicieux dans le différend' in : Derrida, Jacques Lafaculté dejuger. Paris: Minuh, 1985, pp.. 195-236.

492 2

Page 499: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

-- 'L a philosophic et la peinture a Tere de leur experimentation* in : Cazenave, Anne; Lyotard,, Jean-Francois L 'art des confins. Mélanges offerts a Maurice de Gandillac. Paris : PUF,, 1985, pp. 465-477.

-- 'Histoir e universelle et differences culturelles' in : Critique (no. 456). 1985, pp. 559-568

-- L 'enthousiasme. La critique kantienne de l 'histoire. Paris : Galilee, 1986.

-- 'Grundlagekrise' in : Neue Hefteför Philosophie (n° 26 Argumentation in der Philosophie). Göttingen:: Vandenhoeck &Ruprecht, 1986.

-- 'Le cours philosophique' in : La grève des philosophes. Ecole et philosophie. Paris : Osiris, marss 1986, pp. 34-40.

-- Quepeindre ? Adami, Arakawa, Buren. Paris : La Différece, 1987.

-- L 'inhumain. Paris: Galilee, 1988.

-- Le postmoderne expliqué aux enfants. Paris : Galilée, 1988.

-- Heidegger et les 'Juifs'. Paris: Galilée, 1988.

-- 'L'intérê t du sublime' in : Nancy, Jean-Luc (éd.) Du Sublime. Paris : Belin, 1988, pp. 149-177. .

-- 'Foreword' in: Benjamin, Andrew The Lyotard Reader. Oxford : Blackwell, 1989.

-- 'Emma', in: Nouvelle Revue de Psychanalyse (n° 39 : Excitations .Paris: Gallimard, 1989. (aussii dans Misere de la philosophie)

-- Peregrinations. Paris : Galilée, 1990.

-- 'Definitions. Notes du traducteur* (avec Jacques Derrida) in : Revue philosophique de la FranceFrance et de l'étranger (n° 2). Paris: PUF, 1990, pp. 269-292.

-- Lectures d'enfance. Paris: Galilée, 1991.

-- Lecons sur l'Analytique du sublime. Paris : Galilée, 1991.

-- 'Aller et retour* in : Rajchman, John; West, Cornel La pensee américaine contemporaine. Paris:: PUF, 1991.

-- 'L a bruiur e du silence* in: Ruth Francken. Metz: La cour d'Or / Musées de Metz, 1991.

-- Moralités postmodernes. Paris: Galilée, 1993.

-- Legon de Ténèbres. "Like the paintings of a blind man" (Sam Francis). (Texte dactylographiéé en francais; seulement imprim é en anglais: Sam Francis. Lesson of Darkness).Darkness). Venice California : Lapis Press, 1993.)

-- Un trait d'union. Sainte-Foy (Québec)/Grenoble : Les editions Le Griffo n d'argil e / Presses Universitairess de Grenoble, 1993.

-- 'Gesture and Commentary', in: The Jerusalem Philosophical Quarterly 42. Jerusalem, 1993,, pp. 37-48.

-- 'C'est-a-dire le supplice. Une glose de l'expérience intérieure* in : Nouvelle Revue de PsychanalysePsychanalyse (L'inachèvement.) Paris: NRF, numero 50,1994.

-- 'L e monstre a occupé mes décombres (D'une biographie de Malraux) ' in : Critique (n° 591/592).. Paris: Minuit , aoüt-septembre 1996, pp. 628-648.

493 3

Page 500: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

-- Signé Malraux. Paris: Gresset, 1996.

-- 'Idee eines souverSnen Films' in : Elsasser, Thomas (éd.) Der zweite Atem des Kinos. Frankfurtt am Main : Verlag der Autoren, 19%.

-- 'Sur Ie pas* in : Rue Descartes (i5), Paris: College International de Philosophic, 1997, pp. 59-68. .

-- Flora danica. La secession du geste dans la peinture de Stig Broegger. Paris : Galilee et Danishh Contemporary Art Foundation, 1997.

-- Francois Rouan. Mirotopos. Paris: Galérie Daniel Templon, mars/avril, 1997.

-- Chambre sourde. L 'antiesthétique de Malraux. Paris : Galilée, 1998.

-- La confession d'Augustin. Paris: Galilée, 1998.

-- Karel Appel: ein Farbgestus. Berlin/ Bern : Verlag Gachnang & Springer, 1998.

-- 'L'aliénation' in: Chimères. Lafabrique des affects. No. 34, Paris: Automne 1998.

-- Misère de laphilosophie. Paris : Galilée, 2000.

InterviewsInterviews: :

-- 'Le jeu de rinformatique et du savoir', in: Dialectiques N°. 29, Paris : 1980.

-- 'Interview' (G. van den Abbeele) in : Diacritics (vol. 14, no 3). Baltimore : The Johns Hopkinss Univesity Press, 1984.

-- 'A conversation with Jean-Francois Lyotard', in: Flash Art, March, 1985.

-- 'Sprache, zeit, arbeit' (Giairo Daghini) in : Immateriality und postmoderne. Berlin : Merwee Verlag, 1985, pp. 35-53.

-- 'In een systeem van labyrinthen* (Pier Luigi Tazzi) in : Museumjournaal (no. 3). Amsterdam,, 1985.

-- 'An interview with Jean-Francois Lyotard' (Willem van Reijen / Dick Veerman) in : Theory,Theory, Culture & Society (Vol. 5, no 2-3). London : Sage Publication, June 1988.

-- 'Die Erhabenheit ist das Unkonsumierbare' (Christine Pries, 6-5-1988) in : Kunstforum International.International. Köln, 1989.

-- 'Examen oral. Entretien avec Jean-Francois Lyotard* in : Brögger, Niels; Frandsen, Finn; Pirotte,, Dominique (éd.) Lyotard, les déplacements philosophiques. Brussel : De Boeck-Wesmael,, 1993, pp. 137-153.

-- 'What is just?' (Ou justesse) in : Kearney, Richard States of MindDialogues with contemporarycontemporary thinkers on the European mind. Manchester : Manchester University Press, 1995,, pp. 290-304.

-- 'Devant la loi, apres la loi' (entretien) in : Weber, Elisabeth Questions aux judaïsme Paris : Descléee de Brouwer, 1996, pp.183-211.

-- 'L'ange qui nage.* (Thomas Berdorf; Peter Keicher) in : Tacho. Karlsruhe : Wolfgang Höhnee Verlag, 1995, pp. 3-81. (= 'Die Ambivalenz des Fremden* in : Information philosophicphilosophic juni 1998, pp.28-39.)

494 4

Page 501: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

OEUVRESS DE REFERENCE

Auroux,, Sylvain (dir.) - Encyclopédie philosophique universelle (Les notions philosophiques II,II, Tome 1 et 2. Philosophic occidentale). Paris : PUF, 1990.

Chantraine,, Pierre - Dictionnaire étymologique de la longue grecque. Paris : Klincksieck, 1968. .

Eisler,, Hans - Kant-Lexikon. Paris: Gallimard, 1994.

Galling,, Kui t (éd.) -Die Religion in Geschichte und Gegenwart. Tubingen : Mohr, 1986.

Lalande,, André - Vocabulaire technique et critique de la philosophic Paris: PUF, 1972.

Liddell & Scott - Greek-English Lexicon. Oxford : Clarendon, 1996.

Littré ,, Emile - Dictionnaire de la longue francaise. Paris : Gallimard / Hachette, 1958.

Mattel,, Jean-Francois (dir.) - Encyclopédie philosophique universelle (Les ceuvres philosophiquesphilosophiques III, Tome 1. Philosophic occidentale). Paris : PUF, 1990.

Ratke,, Heinrich - Systematisches Handlexikon zu Kants Kritik der reinen Vernunfi. Hamburg :Meiner,, 1991.

Ritter ,, Joachim (ed.) - Historisches Wörterbuch der Philosophic (A-V). Darmstadt : WBG, 1971-2001. .

Sandkühler,, Hans Jörg (ed.) -Europ&ische Enzyklopüdie zu Philosophic und Wissenschaften. Hamburg:: Meiner, 1990.

Wartburg ,, Walther von - Französisches Etymologisches Wörterbuch (25 vol.). Bonn : Klopp, 19222 ff.

UTTÉRATUR EE CRITIQU E

Adorno,, Theodor W.

-- Dialektik der Aufldarung. Philosophische Fragmente. Frankfur t am Main: Fischer, 1986 (1944);; - Negative Dialektik. Frankfur t am Main : Suhrkamp, 1975 (1966); Minima moralia.moralia. Reflexionen aus dem beschödigten Leben. Frankfur t am Main: Suhrkamp Verlag, 19911 (1951).

Adriaanse,, H.J.

-- 'Aufklarun g und die Idee des Unendlichen', in: Kunneman, Harr y / Vries, Hent de Enlightenments.Enlightenments. Encounters between Critical Theory and Contemporary French Thought. Kampen:: Kok Pharos, 1993, pp. 286-304.

Ahrendt,, Hannah

Oordelen.Oordelen. Lezingen over Kants politieke filosofie. Amsterdam: Krisis/Parrèsia, 1994.

Apel,, Karl-Ott o

-- 'Von Kant zu Peirce: Die semiotische Transformation der Transzendentalen Logik' in : idemm Transformation der Philosophic. Das Apriori der Kommunikations-gemeinschaft. Frankfur tt am Main : Suhrkamp, 1981 (1973), pp. 157-177.

495 5

Page 502: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Aristote e

-- 'Art' of Rhetoric. Cambridge/London : Harvard University Press / Heinemann, 1982 (1926). .

Augustin n

-- Les Confessions (précèdèes de Dialogues philosophiques). Paris : Gallimard, 1998.

Austin,, John

-- How to do things with wonis.Oxford, New York: Oxford University Press, 1975 (1962).

Bal,, Mieke

-- Reading Rembrandt. Beyond the Word-Image Opposition. Cambridge : Cambridge Universityy Press, 1991; - On Meaning-Making. California: Sonomia, 1994.

Balmès,, Francois

-- Ce que Lacan dit del'être (1953-1960). Paris : PUF, 1999.

Barthes,, Roland

-Leplaisir-Leplaisir du texte. Paris: SeuiL 1973 ; - 'L'ancienne rhétorique. Aide-memoire' in : idem LL 'aventure sémiologique.Paris : Seuil, 1985, pp. 85-165.

Baumann,, Julius

-- Wolffsche Begriffsbestimmungen. Ein Hilfsbüchlein beim Studium Kants. Leipzig: Verlag derr Deutschen Buchhandlung, 1910.

Baumanns,, Peter

-- Kants Begriff des inneren und aufieren Sinnes in: Funke, Gerhard Akten des 5. InternationalenInternationalen Kant-Kongresses (Mainz 4.-8. April 1981). Bonn : Bouvier Verlag Herbert Grundman,, 1982.

Beardsworth,, Richard

-- 'On the critical post: Lyotard's agitated judgement1 in : Andrew Benjamin (éd.) Judging Lyotard.Lyotard. London/New York: Routledge, 1992, pp. 43-80.

Bénévent,, Raymond

-- *Kant : intuition humaine, intuition divine* in : Cahiers Philesophiques de Strasbourg (tomee 5). Strasbourg: Universités des Sciences Humaines, mars 1997, pp. 183-210.

Benjamin,, Andrew (éd.)

-- Judging Lyotard. London/ New York: Routledge, 1992.

Benjamin,, Walter

-- 'Ober einige Motive bei Baudelaire', in ; idem Illuminationen. Frankfurt am Main: Suhrkamp,, 1977, pp. 185-129.

Bennett,, Jonathan

-- Kants Analytic. New York: Cambridge University Press, 1992 (1966).

Bennington,, Geoff

496 6

Page 503: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

-- Lyotard Writing the event. Manchester : Manchester University Press, 1988 ; - 'Lyotard : Fromm Discours and Figure to Experimentation and Event', in: Paragraph 6: October, 1985 ; -'Index'' in : idem Legislations. The Politics of Deconstruction. London : Verso, 1994, pp. 274-2955 ; - 'Derrid a en Lyotard: verschillende singulariteiten' in : Brons, Richard; Kunneman,, Harry Lyotard lezen. Amsterdam: Boom, 1995, pp. 158-174.

Benveniste,, Emile

'Remarques sur la fonction du langage dans la découverte freudienne' in : idem Problèmes dede linguistique générale, 1. Paris : Gallimard, 1997 (1966), pp. 75-87; - 'L'apparei l formel dee Pénonciation' in : Problèmes de linguistique générale 2. Paris, 1974, pp. 79-88.

Benoist,, Jocelyn

-- Kant et les limites de la synthese. Le sujet sensible. Paris: PUF, 1996 ; - 'L'impensée de Ia representationn : De Leibniz a Kant' in : Kant Studiën (89. Jahrgang, Heft 3). Berlin : Walter dee Gruyter, 1998, pp. 300-317.

Best,, Steven / Kellner, Douglas

-Postmodern-Postmodern Theory. Critical Interrogations. London : Macmülan, 1991.

Bezzola,, Tobia

-- Die Rhetorik bei Kant, Fichte und Hegel: ein Beitrag zur Philosophiegeschichte der Rhetorik.Rhetorik. Tubingen : Niemeyer, 1993.

Billouet,, Pierre

-- Paganisme etpostmodernité: J.-Fr. Lyotard. Paris : Ellipses, 1999.

Blanchot,, Maurice

'L ee Dehors, la Nuit' , 'L e regard d'Orphée' et 'L'inspiration , le manque d'inspiration * in : idemm L 'espace littéraire. Paris : Gallimard, 1988 (1955), pp. 211- 247.

Böhme,, Hartmut ; Böhme, Gemot

-- Das Andere der Vernunft. Zur Entwicklung von RationalMtsstrukturen am Beispiel Kants. Frankfur tt am Main : Sunrkamp, 1985 (1983).

Böhme,, Gemot

-- Philosophieren mit Kant. Zur Rekonstruktion der Kantischen Erkenntnis- und Wissenschaftstheorie.Wissenschaftstheorie. Frankfur t am Main : Sunrkamp, 1986; - 'Kant s esthetiek in een nieuw perspectieff in : Tacq, Jacques (red.) Een hedendaagse Kant De invloed van Immamiel Kant opp contemporaine denkers. Amsterdam: Boom, 1997, pp. 38-67 ; - 'Lyotard s LektQre des Erhabenen'' in : KantStudien 89. Jrg, Heft 2, 1998. Berlin : Walter de Gruyter, 1998, pp. 205-218. .

Boirel,, René

-- L 'invention-, Paris: PUF, 1955.

Borch-Jacobsen,, Mikke l

-- Lacan. Le maitre absolu. Paris: Flammarion 1995 (1990).

Bori ,, Pier Cesare

497 7

Page 504: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

-- L 'Interpretation infinie. Paris: Cerf, 1991.

Borsche,, Tüman

-- 'Ort e der Wahrheit, Ortc des Widerstreits. Zur diskursiven Bestimmung von Bedeutung nachh Lyotard* in : Simon, Josef; Stegmaier, Werner Fremde Vernunft-Zeichen und InterpretationInterpretation IV. Frankfur t am Main : Suhrkamp, 1998, pp. 113-138.

Bouquet,, Simon

-- Introduction a la lecture de Saussure. Paris: Payot & Rivages, 1997.

Bouveresse,, Jacques

-- Rationalitê et cynisme. Paris : Minuit, 1984.

Braembussche,, Antoon van den

-- 'Voorbi j het schone : Over het sublieme bij Kant en Lyotard ' in : Jacques Tacq (ed.) Een hedendaagsehedendaagse Kant. Amsterdam : Boom, 1997, pp. 68-105.

Braidotti ,, Rosi

-- Beelden van leegte. Vrouwen in de hedendaagse filosofie. Kampen : Kok Agora, 1990.

Brodsky,, Claudia J.

-- The Imposition of Form. Studies in narrative Representation and Knowledge. Princeton : Princetonn University Press, 1987.

Brook,, Andrew

-- Kant and the Mind. Cambridge : Cambridge University Press, 1997 (1994).

Brons,, R

-- Lyotard: filosofie tussen openbaarheid en sprakeloosheid. Utrecht : Universiteit voor Humanistiekk (typoscript), 1997; - 'Het onmenselijke sublieme: denken onder de vulkaan' in :: Brons, Richard et Kunneman, Harr y Lyotard lezen. Amsterdam : Boom, 1995.

Brons,, R / Kunneman, H.

•• Lyotard lezen. Ethiek, onmenselijkheid en sensibiliteit. Amsterdam : Boom, 1995.

Bruch,, Jean-Louis

-- La philosophie religieuse de Kant. Paris : Aubier Montaigne, 1986.

Bruder,, Klaus-Jürgen

-- SubjektivMt und Postmoderne. Der Diskurs der Psychologie. Frankfurt am Main :

Suhrkamp,, 1993.

BrQgger,, Niels; Frandsen, Finn; Pirotte, Dominique (éds.)

-- Lyotard, les emplacements philosophiques. Brussel : De Boeck-Wesmael, 1993 ; - 'What aboutt the Postmodern ? The Concept of the Postmodern in the Work of Lyotard ' in : Robert Harvey;; Lawrence R. Schehr Jean-Francois Lyotard: Time and Judgment (Yale French Studies).. New Haven/ London: Yale University Press, 2001, pp. 77-92.

Bulhof,, Use N. / Valk, J.M.M. de (éds.)

498 8

Page 505: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

-- Postmodernisme als uitdaging. Baarn : Ambo, 1990.

Bulhof,, Ilse N. / Riessen Renée van (éds.)

-- Als woorden niets meer zeggen. De crisis rond woord en beeld in de huidige cultuur. Kampenn : Kok Agora, 1995.

Buydens,, Mireill e (et coll.)

-- L 'image. Deleuze, Foucault, Lyotard. Paris : Vrin, 1997.

Carrilho ,, Manuel Mari a

-- Rhétoriques de la modernité. Paris : PUF, 1992.

Carroll ,, David

-- Paraesthetics: Foucault, Lyotard, Derrida. London/New York: Routledge, 1989.

Cassirer,, Ernst

-- Kants Leben und Lehre. Darmstadt: WBG, 1994 (1918) ; - Philosophie der symbolischen Formen.Formen. (Teil 1: Die Sprache, Teil 2: Das mythische Denken, Teil 3: Phünomenologie der Erkenntnis).Erkenntnis). Darmstadt: WBG, 1994 (1964) ; - Das Erkenntnisproblem in der Philosophie undund Wissenschaft der neueren Zeit. (Bnd. 1 und 2). Darmstadt : WBG, 1991 (1922) ; - La philosophiephilosophie des lumières. Paris : Fayard, 1966.

Castillo,, Monique

-- Kant. L 'invention critique. Paris : Vrin, 1997.

Célis,, Raphael

-- L'ceuvre et l'imaginaire. Les origines du pouvoir-être créateur. Bruxelles : Facultés universitairess Saint-Louis, 1977.

Chouvier,, B. (et coll.)

-- Symbolisation et processus de creation. Sens de l'intime et travail de l'universel dans Vort etet la psychanalyse. Paris : Dunod, 1998.

Chretien,, Jean-Louis

-- L 'arche de la parole. Paris: PUF, 1998.

Cicéron n

-- De inventione. London/Cambridge : Harvard University Press, 1993 (1949).; - De natura deorumdeorum (De goden). Amsterdam: Polak & Van Gennep, 1993.

Claret,, Jacques

-- L 'idéé et la forme. Paris : PUF, 1979.

Courtès,, F.

-- 'L e livr e des dupes* in : Kant, E. Rêves d'un visionnaire. Paris : Vrin , 1989, pp. 7-44.

Crowther,, Paul

-- The kantian Sublime. From Morality to Art. Oxford : Clarendon Press, 1991 (1989); -CriticalCritical Aesthetics and Postmodernism. Oxford : Clarendon Press, 1996 (1993).

499 9

Page 506: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Dahlstrom,, Daniel O.

-- "Thinking, knowing and schematism', in: Funke, Gerhard Akten des 5. Internationalen Kant-KongressesKant-Kongresses (Mainz 4.-8. April 1981). Bonn: Bouvier/Grundmann, 1982.

David-Ménard,, Monique

-- La folie dans la raisonpure. Kant lecteur de Swedenborg. Paris: Vrin , 1990.

D'Aviauu de Temay H.

-- 'Le sublime, comme resistance critique au speculatif in : Archives de Philosophie (Tome 622 Cahier 4). Paris, octobre - decembre. 1999, pp. 687-710.

Dee Dijn, Herman

-- 'Kritische Studie. Het onmenselijke en de toekomst van het humanisme' in : Tijdschrift voorvoor filosofie (56ste jrg. nr. 1). Leuven, maart 1994, pp. 68-72.

Dee Duve, Thierry

-- Kant after Duchamp. London, Cambridge (Mass.) : the MIT press, 1998.

Deledalle,, Gerard

-- Lire Peirce aujourd'hui. Bruxelles : De Boeck-Wesmael, 1990.

Deleuze,, Gilles

-- Proust et les signes. Paris : PUF, 1976 (1964); - La philosophie critique de Kant. Doctrine desfacultêes.desfacultêes. Paris: PUF, 1991 (1963).

Deleuze,, Gilles; Guattari, Felix

-- L'anti-CEdipe. Capitalisme et schizophrenic. Paris : Minuit , 1995 (1972/ 1973); - Qu'est-ce-quece-que la philosophie ? Paris: Minuit , 1991.

Delfgaauw,, Bernard

-- 'Inleiding', in: Wat is Verlichting?. Kampen : Kok Agora, 1988, p. 7-57 ; - Filosofie van de vervreemding.vervreemding. Kampen : Kok Agora, 1987-1990.

Dellee Santa, André

-- Une culture de I'imagination. Ou I'invention en rhétorique. Geneve: Patino, 1986.

Dee Mul

-- Het romantische verlangen in (postmoderne kunst en filosofie. Kampen : Kok Agora, 1991 (1990). .

Derrida,, Jacques

-- La voix et lephênomène. Paris : PUF, 1967 ; -De la grammatologie. Paris : Minuit , 1967 ; -'Lee eerde linguistique de Geneve' in : idem Marges de la philosophie. Paris : Minuit, 1972, pp.. 165-184 ; - La vérité enpeinture. Paris : Flammarion, 1978 ; - D'un ton apocafyptique adoptêadoptê naguère en philosophie. Paris : Galilée, 1983 ; - 'Psyche. Invention de Tautee' in : idemm Psyche. Inventions de I'autre. Paris: Galilée, 1987, pp. 11-61 ; - Force de lol Le 'Fondement'Fondement mystique de l'autorité'. Paris: Galilée, 1994.

Dews,, Peter

500 0

Page 507: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

-- Logics of Disintegration. Post-structuralist Thought and the Claims of Critical Theory. London/Neww York : Verso, 1990(1987).

Diatkine,, Gilbert

-Jacques-Jacques Lacan. Paris : PUF, 1997.

Didier,, Beatrice

-- he siècle des Lumières. Paris: MA-Editions , 1987.

Doring,, Eberhard

-- Zufall der Forschung. Aspekte zur Kunst der Erkenntnis. Berlin : Akademie Verlag, 1992.

Dor,, Joel

-- Introduction a la lecture de Lacan. I. L'inconscient structure comme un langage. Paris : Denoel,, 1985 ; - Idem 2.La structure du sujet. Paris: Denoèl, 1992.

Dosse,, Francois

-- Histoire du structuralisme. Tome 1 : Le champ du signe, 1945-1966, Tome 2 : Le chant du cygne,cygne, 1967 a nos jours. Paris : Editions de la Découverte, 1992.

Dotti ,, Jorge Eugenio

-- 'Quid juri s und quid facti' in : Funke, Gerhard Akten des 5. Internationalen Kant-KongressesKongresses (Mainz 4.-8. April 1981). Bonn : Bouvier Verlag/Herbert Grundmann, 1982.

Doudee van Troostwijk , Chris

-- 'Het levensbeschouwelijk atelier. Over de pragmatiek van zingeving in verband met kunst enn levensbeschouwing' in : Verbum (jrg . 59, n°. 8). *s Hertogenbosch, december 1992, pp. 141-1477 ; - 'De uittredin g der geesten uit de onmondigheid. Kant en channeling' in : Moerland,, Mirand a (éd.) De Kool en de Geit in de Nieuwe Tijd. Wetenschappelijk Reflecties opop New Age. Utrecht: Van Arkel , 1996 ; - Doude van Troostwijk , Chris 'Het einde van de theemutscultuur*,, in: Rood Koper, no.4, Amsterdam: Rode Hoed, sept 1996, pp. 22-24 ; -'Eenn stem in steen: Lyotard op theologenpad' in : Om het levende Woord. Kampen : Kok, 1997,, pp. 67-90 ; - 'De grondtoon van het mededogen. Een freudiaanse waardering van Benigni'' s humor in La Vita è bella* in : Hervormd NederIand/Voorlopig(55-e jrg . n° 21). Denn Haag, 1999, pp. 4-7 ; - 'Het belang van een nietszeggend woord. Over 'postmoderne' representatiecrises'' in : Interpretatie (5-e jrg . nr. 4). Zoetermeer: Boekencentrum, juni 1997, pp.27-300 ; - 'Generative Withdrawal and the Phallus' in : Brief. Intellectuel Traditions in Movement.Movement. (ASCA Yearbook). Amsterdam: ASCA-Press, 1998; - 'L a Magie et le Magique: figuress philosophiques de l'auto-débordance* in : Aries (n°. 21). Paris : Archè/Edidit , 1998, pp.. 29-61; - 'Lyotar d hie et nunc, quelques mots a 1'occasion de sa mort' in : Psychologie Clinique.Clinique. (N°. 6: Surdité, tache aveugle). Paris : L'Harmattan , 1998/2, pp. 181-188; -'Augustinuss aan zee. Absolute taal en temporaliteit in Lyotards lezing van de Belijdenissen* inn : Lyotard, Jean-Francois Augustinus' Belijdenis. Baarn : Agora, 1999, pp. 101-138 ; -'Gewistt weten. Esthetische contemplatie bij Kant en Giacometti' in : Hoekema, A.; KaL V.; dee Vries, H. (éds.) De reikwijdte van het geduld Wijsgerige en theologische opstellen. Zoetermeer:: Boekencentrum, 1999, pp. 23-37; - 'Het geschil en de godsnaam. Semiotische enn filosofische notities bij de vertaling van het tetragram* in : Tijdschrift voor Theologie (Jrg. 399 n°. 4). Nijmegen/Leuven, 1999, pp. 346-357 ; - 'De kracht van 't zwakke. Augustinus' sofistischee spiritualiteit * in : Spiritualiteit en postmodernisme. Zoetermeer : Meinema, 2000, pp.. 14-33 ; - 'Te vondeling. De esthetisering van de dogmatiek* in : Michsjol (jrg. 9, n°.l).

501 1

Page 508: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Amsterdam/Brussel:: Michsjol, 2000, pp. 3-14. (www.michsjol.demon.nl) ; - 'En ... werkt 't ?? Lyotard en Valéry over de kunst van het denken' in : De passie van de aanraking. Over dede esthetica van Jean-Franqois Lyotard. Budel: Damon, 2000, pp. 133-149; - 'Les confusionss d'Augustin ou la conversion inachevable. Lyotard lecteur des Confessiones' in : LabyrinthLabyrinth (vol. 2). 2000 (httpy/h2hobel.phl.imivie.ac.at/~iai7Labyrinth); - 'I n cititate rei. Supplementaryy Theopolitical Thinkin g and thé Rhetoric of Conversion in Augustin'. Amsterdam:: ASCA (publication interne), 2001.

Ducrot,, Oswald

-- 'Je trouve que' in : idem Les mots du discours. Paris : Minuit , 1980, pp. 57-92.

Ducrot,, Oswald; Todorov, Tzvetan

-- Dictionnaire encyclopédique des sciences du langage. Paris : Editions du Seuil 1979 (1972). .

Dumouchel,, Daniel

-- 'L'esthétique pré-critiqu e de Kant Genese de la theorie du « Gout » et du beau' in : ArchivesArchives de Philosophic (Tome 60, Cahier 1). Paris, janvier-mars, 1997.

Engell,, James

-- The creative Imagination. Enlightenment to Romanticism. London/Cambridge (Mass.) : Harvardd University Press, 1981.

Escoubas,, Eliane

-- Imago Mundi. Topologie de 1'art. Paris : Galilee, 1986.

Fages,, Jean-Baptiste

-- Comprendre Jacques Lacan. Paris : Dunod, 1997.

Mik ee Featherstone

-- 'I n Pursuit of the Postmodern: An Introduction' , in: Theory, Culture & Society (Vol 5, no 2-3).. : London: Sage Publication, June 1988, pp. 195-216.

Ferrari ,, Jean (dir.)

-- L'année 1793. Kant, sur la politique et la religion. Paris: Vrin , 1995.

Ferry,, Luc

-- Homo aestheticus. L'invention du gout a Vage démocratique. Paris : Grasset, 1990 ; - Le senssens du beau. Aux origines de la culture contemporaine. Paris : Cercle d'Art , 1998.

Fichant,, Michel

-- 'L'idé e critiqu e et 1'histoire de la raison' in : Revue de Métaphysique et de Morale no. 4. Paris:: octobre-décembre 1999, pp. 525-537.

Fink,, Eugen

-- Alles undNichts. Ein Umweg zur Philosophie. Den Haag: Martinu s Nijhoff , 1959.

Flam,, Leopold

502 2

Page 509: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

-- De esthetica van Kant. Leuven/Amersfoort: Acco, 1988.

Florschütz,, Gottlieb

-- Swedenborgs verborgene Wirkung auf Kant, WOrzburg : Königshausen und Neumann, 1992. .

Formigari ,, Lia

La sémiotique empiriste face au kantisme. Liège : Pierre Mardaga, 1994.

Foucault,, Michel

-- 'Qu est-ce que les Lumières' (1984) in : Dits et écrits II (1976-1988). Paris: Gallimard, 2001,, p. 1381-1397 ; - 'Qu est-ce que les Lumières* (1983) in : idem, pp. 1498-1507 ; - Les motsmots et les choses. Une archéologie des sciences humaines. Paris : Gallimard, 1966.

Frank,, Manfred

-- Was ist Neostrukturalismus ? Frankfur t am Main : Suhrkamp, 1984 ; - Die UnhintergehbarkeitUnhintergehbarkeit von Individualist. Reflexionen über Subjekt, Person und Individuum aus AnlafiAnlafi ihrer »postmodernem Toterklarung. Frankfur t am Main : Suhrkamp, 1986 ; - Die GrenzenGrenzen der Verstündigung. Ein Geistergesprüch zwischen Lyotard und Habermas. Frankfur tt am Main: Suhrkamp, 1988.

Frege,, Gottlob

-- 'On sense and meaning' in : Translations from the philosophical writings of Gottlob Frege. Oxfordd : Blackwell, 1980 (1952), pp. 56-85.

Freud,, Sigmund

-- Die Traumdeutung. Frankfur t am Main : Fischer Taschenbuch Verlag, 1996 (1900) ; - Neue FolgeFolge der Vorlesungen zur Einfuhrung in die Psychoanalyse (Studienausgabe, Band 1). Frankfur tt am Main : Fischer, 1969 ; - Der Mann Moses und die monotheistische Religion. SchriftenSchriften über die Religion. Frankfur t am Main : Fischer, 1994 (1975) ; - 'Formulierungen oberr die zwei Prinzipien des psychischen Geschehens' (1911), in: Das Ich und das Es. MetapsychologischeMetapsychologische Schriften. Frankfur t am Main : Fischer, 1994 (1992), pp. 29-38; - 'Das UnbewuBte** (1915) in : idem Das Ich und das Es. Metapsychologische Schriften. Frankfur t amm Main : Fischer, 1994 (1992), pp. 117-153 ; - 'Die Vemeinung' (1925) in : idem Das Ich undund das Es. Metapsychologische Schriften. Frankfur t am Main : Fischer, 1994 (1992), pp.319-3266 ; - 'Das Unheimliche' in : Der Moses des Michelangelo. Schriften über Kunst undund Künstler. Frankfur t am Main : Fischer, 1993, pp. 135-172 ; - 'Das Interesse an der Psychologie'' (1913) in : idem Abrift der Psychoanalyse. Frankfur t am Main : Fischer, 1996 (1994),, 170-172 ; 'Jenseits des Lustprinzips' (1920), in: idem Das Ich und das Es. MetapsychologischeMetapsychologische Schriften. Frankfur t am Main : Fischer, 1994 (1992), pp. 191-249 ; -'Erinnem,, Wiederholen und Durcharbeiten* (1914) in : idem Zur Dynamik der Obertragung. Frankfur tt am Main : Fischer 1992, pp. 85-96; - 'Konstruktionen in der Analyse* (1937), in: idemm Zur Dynamik der Obertragung (Band 1480). Frankfur t am Main : Fischer 1992, pp. 113-1288 ; - Der Witz und seine Beziehung zum Unbewufiten. DerHumor. Frankfur t am Main :: Fischer 1998 ; - Schriften über Traume und Traumdeutungen. Frankfur t am Main : Fischer 1997. .

Friedman,, Michael

-- Kant and the exact sciences. Cambridge (Mass.)/London: Harvard University Press, 1992.

503 3

Page 510: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Friesen,, Hans

-- Die philosophische Asthetik der postmodernen Kunst. Würzbur g : Königshausen & Neumann,, 1995.

Funke,, Gerhard

-- Akten des 5. Internationalen Kant-Kongresses (Mainz 4.-8. April 1981). Bonn : Bouvier Verlagg Herbert Grundmann, 1982.

Funkenstein,, Amos

-- Theology and the scientific imagination. From the middle ages to the seventeenth century. Princeton:: Princeton University Press, 1986.

Furrow,, Dwight

-- Against theory. Continental and Analytical Challenges in Moral Philosophy. New York andd London: Routledge, 1995.

Gadamer,, Hans-George

-- Wahrheit und Methode. Grundzüge einer philosophischen Hermeneutik. Tubingen: Mohr , 1986. .

Galay,, Jean-Louis

-- Philosophie et invention textuelle. Essai sur la poétique d'un texte kantien. Paris: Klincksieck,, 1977.

Gasché,, Rodolphe

-- 77» Tain of the Mirror. Derrida and the Philosophy of Reflection. Cambridge/London : Harvardd University Press, 1986 ; - Inventions of Difference. On Jacques Derrida. Cambridge/Londonn : Harvard University Press, 1994 ; - 'The Sublime, Ontologically Speaking99 in : Harvey, Robert; Schehr, Lawrence Jean-Franqois Lyotard: Time and JudgmentJudgment (Yale French Studies). New Haven and London : Yale University Press, 2001, pp. 117-128. .

Gauchotte,, Pierre

-- Le pragmatisme. Paris: PUF, 1992.

Gauthier,, Alain

-- Du visible au visuel. Anthropologic du regard. Paris : PUF, 1996.

Gay,, Peter

-- Sigmund Freud. Zijn leven en werk. Baarn : Tirion , 1991 (1988).

Gebler,, Fred

-- Die Gottesvorstellungen in der frühen Theologie Immanuel Kants. Würzbur g : Königshausenn & Neumann, 1990.

Gélas,, B.

-- *L'inspiration : le poeme, la langue et la voix', in C. Chouvier, Symbolisation et processus dede creation, Paris : Dunod, 1998, pp. 108-124.

504 4

Page 511: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Georgin,, Robert

-- De Livi-Strauss a Lacan. Paris : Écrits /Cistre, 1983.

Gerhardt,, Volker, Kaulbach, Friedrich

-- Kant. Darmstadt: WBG, 1989 (1979).

Ghitti ,, Jean-Marc

-- La Parole et Ie lieu. Topique de I 'inspiration. Paris : Minuit , 1998.

Gibbons,, Sarah

-- Kant's theory of imagination. Bridging Gaps in Judgement and Experience. Oxford : Clarendonn Press, 1994.

Giovannangeli,, Daniel

-- La passion de Vorigine. Paris : Galilee, 1995.

Gloy,, Karen

-- 'Kant s Philosophic und das Experiment', in: Schönrich, Gerhard; Kato, Yasushi Kant in derder Diskussion der Moderne. Frankfur t am Main: Suhrkamp, 1996, pp. 64-91.

Goetschel,, Will i

-- Constituting critique. Kant's Writing as critical praxis. Durham and London : Duke Universityy Press, 1994.

Goulyga,, Arsenij

-- Emmanuel Kant, une vie. Paris : Aubier Montaigne, 1985 (1981).

Gramont,, Jéröme de

-- Kant et la question de l'affectivitê. Lecture de la troisième critique. Paris : Vrin , 1996.

Greisch,, Jean ; Florival , Ghislaine

-- Creation et evenement. Autour deJean Ladrière. Louvain-la-neuve/Louvain-Paris : Institut supérieurr de philosophic/ Peetere, 1996.

Groupee u (Francis Edeline, Jean-Marie Klinkenberg, Philippe Minguet)

-- Traite du signe visuel. Pour une rhétorique de I'image. Paris: Seuil, 1992.

Guerin,, Michel

-- L 'qffectivité de lapensé. Le concept kantien de l'analogie). Avignon : Actes Sud, 1993.

GuibaLL Francis; Rogozinski, Jacob

-- Témoigner de diffèrend. Quand phraser ne sepeut. Paris : Osiris, 1989.

Guillermit ,, Louis

-- L 'elucidation critique dujugement de gout selon Kant. Paris: CNRS, 1986.

Guyer,, Paul

-- Kant and the Claims of Taste. Cambridge: Cambridge University Press, 1997 (1979).

505 5

Page 512: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Haber,, Honi Fern

-- Beyond postmodern politics. Lyotard, Rorty, Foucault. New York e.a.: Routledge, 1994.

Habermas,, JOrgen

-- 'Die Moderne - ein unvollendetes Projekt' in : Kleine politische Schriften NV, Frankfur t amm Main: Suhrkamp, 1981, pp. 444-464 ; - 'Exkur s zu Luhmanns systemtheoretischer Aneignungg der subjektsphilosophischer Erbmasse' in : idem Der philosophische Diskurs der Moderne.Moderne. ZwölfVorlesungen. Frankfur t am Main: Suhrkamp, 1986 (1985), 426-445 ; - 'Di e Einheitt de Vernunft in der Vielfalt ihrcr Stimmen' in : idem Nachmetaphysisches Denken. PhilosophischePhilosophische Aufs&tze. Frankfur t am Main : Suhrkamp, 1988, pp. 153- 186 ; - 'Edmund Husserll fiber Lebenswelt, Philosophie und Wissenschaft* in : Texte und Kontexte. Frankfur t amm Main: Suhrkamp, 1991, pp. 34-48.

Hamacher,, Werner

-- Entferntes Verstehen. Frankfur t am Main : Suhrkamp, 1998.

Davidd Harvey

-- The Condition of Postmodernity. An Enquiry into the Origins of Cultural Change. Oxford : Basill Blackwell, 1989.

Harvey,, Robert; Schehr, Lawrence

-- Jean-Francois Lyotard: Time and Judgment (Yale French Studies). New Haven and Londonn : Yale University Press, 2001.

Hasan,, Diab

-- 'De kwestie van het postmodernisme' in : Boomgaard, Jeroen; Lopez, Sebasqtiaan Van het postmodernisme.postmodernisme. Amsterdam: SUA, 1985, pp. 12-21.

Haute,, Ph. Van

-- Psychoanalyse en filosofie. Het imaginaire en het symbolische in het werl van Jacques Lacan.Lacan. Leuven : Peetere, 1989 ; - Tegen de aanpassing. Jacques Lacans 'ondermijning' van hethet subject. Nijmegen : SUN, 2000.

Heidegger,Martin n

-- 'Die Zeit des Weltbildes* (1938) in : Hohwege. Franfur t am Main: Klostermann, 1980 (1950XX pp. 73-110 ; - Sein und Zeit. Tubingen : Niemeyer, 1986 (1927); - Kant und das ProblemProblem der MetafysiK Frankfur t am Main: Klostermann, 1991 (1929) ; -PhanomenologischePhanomenologische Interpretation von Kants Kritik der reinen Vernunft. Frankfur t am Main: Klostermann,, 1995 (3); - 'Kant s These Ober das Sein' in : Wegmarken. Frankfur t am Main : Klostermann,, 1978, pp. 439-473 ; - DU Frage nach dem Ding. Tubingen : Niemeyer, 1962.

Heimsoeth,, Heinz

-- 'Zu Herkunft und Entwicklung von Kants Kategorientafel', in : Heintel, Peter e.a. Zur KantforschungKantforschung der Gegenwart. Darmstadt: WBG, 1981, pp. 25-59.

Henrich,, Dieter

-- Aesthetic Judgement and the Moral Image of the World. Stanford: Stanford University Press,, 1992.

506 6

Page 513: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Hinske,, Norbert (ed.)

Was ist AufklOrwtg ? Beitröge aus der Berlinischen Monatschrift. Darmstadt: WBG, 1981 (1973). .

Höffe,, Otfried

-- 'Eine republikanische Vemunft Zur Kriti k des Solipsismus-Vorwurfs* in : Schönrich, Gerhardd und Kato, Yasushi (hrsg.) Kant in der Diskussion der Moderne. Frankfur t am Main: Suhrkamp,, 1996, pp. 396-407.

Holenstein,, Elmar

-- Roman Jakobsons phanomenologischer Strukturalismus. Frankfurt am Main: Suhrkamp, 1975. .

Hottois,, Gilbert (ed.)

-- L'affectphilosophe. Paris: Vrin, 1990.

Husserl,, Edmund

-- Logische Untersuchungen (ll/Wnteruschungen zur Ph&nomenologie und Theorie der Erkenntnis).Erkenntnis). Tubingen : Niemeyer, 1980 (1913) ; - Vorlesungen zur Phönomenologie des innereninneren Zeitbewufitseins. Tubingen : Niemeyer, 1980 (1928).

Hutchings,, Kimberley

-- Kant Critique and Politics. London : Routledge, 1996.

Hyppolyte,, Jean

-- 'Commentaire parlé sur la 'Verneinung' de Freud' in : Jacques Lacan Ecrits. Paris : Sueil, 1966,, pp. 879-888.

Ingram,, David

-- 'The postmodern kantianism of Arendt and Lyotard* in : Benjamin, Andrew Judging Lyotard.Lyotard. London : Routledge, 1992, pp. 119-144.

Ivekovic,, Rada

-- Le sexe de la philosophie. Essai sur Jean-Francois Lyotard et Ie féminin. Paris : L'Harmattan ,, 1997.

Jacobs,, Cornée

-- 'Voorbi j een nostalgische esthetica van het verhevene' in : Oosterling H.A.F. / Prins A.W. (éds.)) Esthetica in de 20e eeuw : een andere verstandhouding. Rotterdam: Faculteit der Wijsbegeerte,, 1994, pp. 141-152.

Jakobson,, Roman

-- 'Aspects linguistiques de la traduction' in : Essais de linguistique générale. Les fondations dudu langage. Paris : Minuit , 1963, pp. 78-86.

Jaspers,, Karl

-- 'Kant' , in: Idem Die grofien Philosophen. MQnchen: Piper, 1997 (1957), p. 397-616.

Jay,, Marti n

507 7

Page 514: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

-- Downcast Eyes. The Denigration of Vision in twentieth-century French Thought. Berkeley : Universityy of California Press, 1994 (1993) ; - Cultural semantics. Keywords of our Time. Londonn :Athlone, 1998.

Julien,, Philippe

-- Pour lire Jacques Lacan. Paris: EPEL, 1990 (1985).

Juranville,, Alain

-- Lacan et la Philosophie. Paris: Quadrige/PUF, 1996 (1984).

Kearney,, Richard -- Poetics of Imagining. From Husserl to Lyotard. London/New York : Routledge, 1991 ; -StatesStates of Mind. Dialogues with contemporary thinkers on the European mind. Manchester : Manchesterr University Press, 1995.

Kern,, Andrea

-- 'Concept of the Performative: Bewteen Pragmatism and Deconstruction' in : Brief (Privacies).(Privacies). Amsterdam : ASCA, 1999, pp. 83-95.

Kerszberg,, Pierre

-- Critique and Totality. Albany: State University of New York, 1997.

Kitcher,, Patricia

-- Kant's Transcendental Psychology.Ncw York, Oxfors : Oxford University Press, 1990.

Klein,, Mélanie

-- 'Les situations d'angoisse de 1'enfant et leur reflet dans une oeuvre d'art et dans Téïan créateur'' in : idem Essais de Psychanalyse (1921-1945). Paris : Payot, 1972, pp. 254-262.

Kojève,, Alexandre

-- Introduction a la lecture de Hegel Paris : Gallimard, 1997 (1947).

Kok,, Nathalie; Nuijten, Kees (éds.)

-- In dialoog met Lacan. Psychoanalytische, filosofische en literatuurtheoretische beschouwingen.beschouwingen. Amsterdam/Meppel: Boom, 1996.

Kopper,, Joachim

-- Einfuhrung in die Philosophie der Aufklarung. Die theoretischen Grundlagen. Darmstadt: WBG,, 1990.

Körner,, S.

-- Kant. Harmondsworth : Penguin, 1960 (1955).

Köveker,, Dietmar

-- 'Die Konstitution der Erfahrungswelt und das Problem des Neuen. Einige Anmerkungen zurr erkenntnistheoretischen Funktion von Kants regulativer Vernunftkonzeption' in : Prima Philosophie.Philosophie. Cuxhaven/Dartford, juli-sept 1997, pp. 319-333 ; - *Le(s) temps du different Remarqucss sur la logique des énoncés temporels selon Jean-Francois Lyotard' in : Lyotard,

508 8

Page 515: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Dolores;; Milner , Jean-Claude; Sfez, Gerald Jean-Francois Lyotard L'exercise du différend. Pariss : PUF, 2001, pp. 223-239.

Koyré,, Alexandre

-- From the closed world to the infinite universe. Baltimore/London : Johns Hopkins Universityy Press, 1982 (1957) ; - 'La pensee moderne' in : idem Etudes d'histoire de la penseepensee scientifique. Paris: Gallimard, 1973 (1966), pp. 16-23.

Kremer-Marietti ,, Angèle

-- La raison créatrice. Moderne ou postmoderne. Paris : Kimé, 19%.

Kripke ,, Saul A.

-Naming-Naming and necessity. Oxford : Blackwell, 1980.

Kris ,, Ernst

-- Psychanalyse de I'art. Lefil rouge. Paris : PUF, 1978 (1952).

KrOger,, Hans-Peter

-- 'Postmoderne als das kleinere Übel. Kriti k und Affirmatio n in Lyotard' s Widerstreif in : DeutscheDeutsche Zeitschriftför Philosophic 38. Jahrgang, 1990, Heft 7, pp. 609-628.

Kunneman,, Harry ; Vries, Hent de

-- Enlightenments. Encounters between Critical Theory and Contemporary French Thought. Kampenn : Kok Pharos, 1993.

Kunneman,, Harr y

-- Van theemutscultuur naar walkman-ego. Contouren van postmoderne individualiteit. Amsterdam:: Boom, 1996.

KuyperSjK . .

-- Immanuel Kant. Baarn : Wereldvenster, 1966 ; - Kants Kunsttheorie und die Einheit der KritikKritik der Urteilskrqft. Amsterdam/London : North-Holland Publishing Company, 1972.

Labarrière,, Pierre-Jean (ed.)

-- Emmanuel Levinas - Autrement que Savoir. Paris : Osiris, 1988.

Laberge,, Pierre

-- La théologie kantienneprécritique. Ottawa: Université d'Ottawa, 1973.

Lacan,, Jacques

-- Écrits. Paris : Seuil, 1966; - Écrits l. Écrits 11 (Poche) Paris : SeuiL 1966; - 'Introductio n et réponsee au commentaire de Jean Hyppolite sur la * Vemeinung' de Freud* in : Jacques Lacan n Ecrits.Ecrits. Paris: Seuil, 1966, pp. 369-400; - 'De Trieb de Freud et du désir du psychanalyste' in :: Ecrits. Paris: Seuil, 1966, pp. 851-854; - 'Radiophonie' in: Scilicet. Paris: SeuiL 1970, pp.. 55-99; - Television. Paris : SeuiL 1974; - Les écrits techniques de Freud Séminaire 1. Pariss : SeuiL 1975; - Le Moi dans la theorie de Freud et dans la technique de la psychanalyse.psychanalyse. Séminaire 11. Paris: Seuil, 1978 ; - Les psychoses. Séminaire III. Paris : Seuil, 19811 ; - L'éthique de la psychanalyse. Séminaire Vil. Paris: Seuil, 1986; - Les quatre

509 9

Page 516: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

conceptsconcepts fondamentaux de la psychanatyse. Séminaire XI. Paris: Seuil, 1973 ; - Encore. SéminaireXX.SéminaireXX. Paris : Seuil, 1975.

Lacoue-Labarthe,, Philippe, Nancy, Jean-Luc

-- Le titre de la lettre. Une lecture de Lacan. Paris : Galilée, 1990 (1973).

Lacroix,, Jean

-- Kant et le kantisme. Paris : PUF, 1993 (1966).

Ladenthin,, Volker

-- 'Die Bestimmung des Unbestimmten. Aporien postmoderner Literaturastheti k bei Jean-Francoiss Lyotard und Wolfgang Welsch' in : Deutsche Zeitschrift jwr Philosophie. 39. Jahrgang,, no. 7,1991, pp. 915-925.

Laermans,, Rudi

-- 'Desirologie of het mislukte afscheid', in : Krisis (2-4). Amsterdam, nov. 1982, pp. 5-16.

Laplanche,, J.; Pontalis, J.-B.

-- Vocabulaire de la psychanatyse. Paris : Quadrige/PUF, 1997 (1967); - Fantasme originaire.fantasmesoriginaire.fantasmes des origines, origines du fantasme. Paris: Hachette, 1998 (1964).

Laplanche,, Jean

-- Le primal de Vautre en psychanatyse. Travaux 1967-1992. Paris : Flammarion, 1997 (1992). .

Lawson,, Hilar y

-- Reflexivity. The postmodern predicament. London: Hutchinson, 1987 (1985).

Leibniz,, Gottfried Wilhelm

-- 'Initi a rerum mathematicarum metaphysica. Metaphyische Anfangsgründe der Mathematik' (1715)) in: Philosophische Schriften (4). Frankfur t am Main: Suhrkamp, 19%, pp. 349-377.

Leilich,, Joachim (éd.)

-- Immanuel Kant. Kapellen/Kampen : Pelckmans/Agora, 1994.

Levinas,, Emmanuel

-- Quatre lectures talmudiques. Paris : Minuit , 1968; - *Dieu et la philosophie' in : De dieu quiqui vient a I'idee. Paris: Vrin , 1986, pp. 93-127.

Lipovetsky,, Gilles

-- L 'ère du vide. Essais sur 1'individualisme contemporain. Paris. Gallimard, 1983.

Locke,, John

-- An Essay concerning human Understanding. London : Penguin Books, 1997.

Longuenesse,, Beatrice

-- Kant et lepouvoir dejuger. Paris : PUF, 1993.

Loreau,, Max

510 0

Page 517: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

-Lagenese-Lagenese duphénomène. Lephénomène, Ie logos, l'origine. Paris : Minuit , 1989.

LuibL ,, Hans Jörgcn (Hg.)

-- Spuren im Grenzland Postmoderne Theorien und protestantische Theologie. Wien : Passagen,, 1996.

Lyotard ,, Dolores; Milner , Jean-Claude; Sfez, Gérald

-- Jean-Francois Lyotard. L 'exercise du différend. Paris : PUF, 2001.

Makkreel,, Rudolf A.

-- Imagination and interpretation in Kant. The hermeneutical Import of the Critique of Judgment.Judgment. Chicago/London : University of Chicago Press, 1990.

Malherbe,, Michel

-- Kant ou Hume, ou la raison et le sensible. Paris : Vrin , 1993.

Malraux ,, Andre

-- Le Musée Imaginaire. Paris : Gallimard, 1996 (1965).

Mannoni,, Maud

-- La theorie comme fiction. Freud, Groddeck, Winnicott, Lacan. Paris : Seuil, 1979.

Marquard ,, Odo

-- 'Kant und die Wende zur Asthetik' (1962) in : Heintel, Peter, Nagl, Ludwig Zur KantforschungKantforschung der Gegenwart. Darmstadt: WBG, 1981, pp. 237-270.

Martens,, Ekkehard

-- 'Gemeine und philosophische Vernunft ' in : idem EinfUhrung in die Didaktik der PhilosophicPhilosophic Darmstadt: WBG, 1983, pp. 57- 75.

Marty ,, Francois

-- La naissance de la métaphysique chez Kant. Une étude sur la notion kantienne d'analogie. Pariss : Beauchesne, 1997 (1980).

McCulloch,, Gregory

-- The Game of the Name. Introducing Logic, Language and Mind. Oxford : Clarendon, 1995.

McKeon,, Richard

-- Rhetoric. Essays in Invention and Discovery. Woodbridge: OxBow, 1987.

Meier-Kunz,, Andreas

-- Die Mutter aller Erfahrungen und Entdeckungen. Ansötze zu einer neuzeitlichen TransformationTransformation der Topik in Leibniz' ars inveniendi. Würzburg : Königshausen & Neumann, 1996. .

Mendelssohn,, Moses

-- Schriften zur Philosophie, Aesthetik undApologetik I. Hildesheim: Olms, 1968.

511 1

Page 518: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Menne,, Albert

-- Einföhrung in die Methodologie. Elementare allgemeine wissenschaftliche Denkmethoden imim Überblick. Darmstadt: WBG, 1984 (1980).

Merleau-Ponty,, Maurice

-- Phénoménologie de la perception. Paris : Gallimard, 1996 (1945) ; - L 'ceil et l'esprit. Paris :: Gallimard, 1996 (1964).

Mertens,, T.

-- 'Kants hernieuwde vraag naar de vooruitgang: over enthousiasme en de franse revolutie* in:: Tijdschrift voor Filosofie. 56e jaargang nr. 1, Leuven : HIW, maart 1994, pp. 73-106.

Meschonnic,, Henri

-- Modernité Modernitê. Paris: Verdier, 1993 (1988).

Meyer,, Michel

-- Le philosophe et les passions. Esquisse d'une histoire de la nature humaine. Paris: Librairiee générale de France, 1991.

Michalson,, Gordon E.

-- Kant and the Problem of God. Oxford: Blackwell, 1999.

Mooij,, Antoine

-- Taal en verlangen. Lacans theorie van de psychoanalyse. Meppel: Boom, 1983 (1975) ; -'Dee Trias van Lacan: het imaginaire, symbolische en reöle* in : Kok, Nathalie; Nuijten, Kees (éds.)) In dialoog met Lacan. Amsterdam/Meppel : Boom, 1996, pp. 27-41 ; - 'Kant en Lacan'' in : Kok, Nathalie; Nuijten, Kees (éds.) In dialoog met Lacan. Amsterdam/Meppel: Boom,, 1996,110-120.

Moore,, A.W. (ed.)

-- Meaning and reference. Oxford/New York: Oxford University Press, 1993.

Moure,, Gloira

-- Marcel Duchamp. Madrid : Poligrafa, 1988.

Moyaert,, Paul

-- Ethiek en Sublimatie. Over De ethiek van de psychoanalyse van Jacques Lacan. Nijmegen : SUN,, 1994; - 'Lacan over de naastenliefde: de verhouding tot het Ding in de ander die mijn naastee is' in : Kok, Nathalie; Nuijten, Kees (éds.) In dialoog met Lacan. Amsterdam/Meppel :: Boom, 1996, pp. 86-109.

Mul,, Jos de

-- Het romantische verlangen in (postmoderne kunst en filosofie. Kampen : Kok Agora, 1995. .

Nagl,, Ludwig

-- 'Einleitung' in : Heintel, Peter, Nagl, Ludwig Zur Kantforschung der Gegemvart. Darmstadt:: WBG, 1981, pp. 1-24.

512 2

Page 519: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Nancy,, Jean-Luc

-- 'Lapsus judicii ' in : idem L'impératif catégorique. Paris: Flammarion, 1983, pp. 33-60; -'L'êtr ee abandonné' in : idem L'impératif catégorique. Paris : Flammarion, 1983, pp. 139-\53;-Le\53;-Le discours de la syncope 1. Logodaedalus. Paris :Flammarion, 1976 ; - 'Dies Irae' in :: Lyotard, Jean-Francois Lafaculté dejuger, Paris: Minuit , 1985 ; - 'L'offrand e sublime' in :: Nancy, Jean-Luc e.a. Du Sublime. Paris: Belin, 1988; - Du Sublime. Paris: Belin, 1988; -'Senss elliptique' in : Revue Philosophique de la France etdel 'Etranger (N° 2.) Paris : PUF, avril-jui nn 1990, pp. 325-347 ; - 'Système du plaisir kantien' in : Cahiers Philasophiques de StrasbourgStrasbourg (tome 5). Strasbourg: Universités des Sciences Humaines, mars 1997, pp. 233-2433 ; - Corpus. Paris: A.M. Métailié, 1992 ; - Des lieux divins, suivi de Calcul du pokte. Mauvezinn : Trans-Europ-Repress, 1997; - 'L a déconstruction du christianisme* in : Études philosophiques,philosophiques, n° 4,1998, 503-519 ; - 'Dies ilia. D'une fin a Pinfini , ou de la creation' in : Lyotard ,, Dolores ; Milner , Jean-Claude; Sfez, Gerald Jean-Francois Lyotard L 'exercise du differend.differend. Paris : PUF, 2001, pp. 77-99.

Nasio,, J.-D.

-Le-Le plaisir de lire Freud. Paris : Payot & Rivages, 1999 (1994).

Nietzsche,, Friedrich

-- Die Geburt der Tragödie aus dem Geiste der Musik. Mflnchen : Goldmann, 1984 (1895) ; -'Versuchh einer Selbstkritik', in: idem Die Geburt der Tragödie aus dem Geiste der Musik. Mflnchenn : Goldmann, 1984 (1895X pp- 7-19.

Norris,, Christopher

-- The Truth about Postmodernism. Oxford (UK)/Cambridge (USA): Blackwell, 1993.

Onfiray,, Michel

-- La sculpture de soi. La morale esthétique. Paris : Grasset & Fasquelle, 1993.

Oosterling,, Henk

-- Door schijn bewogen. Naar een hyperkritiek van de xenofobe rede. Kampen : Kok Agora, 1996. .

Paetzold,, Heinz

-- Asthetik des deutschen Idealismus. Zur Idee asthetischer Rationalitöt bei Baumgarten, Kant,Kant, Schelling, Hegel und Schopenhauer. Wiesbaden: Steiner, 1983.

Pagel,, Gerda

-- 'Lacan: EinfDhrender Oberblick Ober einen schwierigen Denker und Erörterun g einiger Kritike nn und Kontroversen', in: Taureck, Bernard Psychoanalyse und Philosophic Frankfur tt am Main: Fischer, 1992, pp. 32-59.

Parret,H. .

-- 'Theorie kantienne de 1'affect et tonaJité affective du texte', in: Hottois, Gilbert (éd.) L'affectL'affect philosophe. Paris: Vrin , 1990; - 'L a rhétorique: heuristique et methode chez Kant' inn : Meyer, Michel; Lempereur, Alain Figures et conflits rhétoriques. Bruxelles : Université dee Bruxelles, 1990, pp.103-113; - Les passions. Essai sur la mise en discours de la subjectivité.subjectivité. Bruxelles: Pierre Mardaga, 1986.

513 3

Page 520: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Paton,, H.J.

-- 'Kant on the errors of Leibniz' in : Beck, Lewis White Kant Studies Today. Lassalle (Illinois):: Hegeier Foundation, 1969, pp. 72-87.

Pauen,, Michael

-- 'Revision der Moderne. Th. W. Adorno und Jean-Francois Lyotard' in : Deutsche ZeitschriftjurZeitschriftjur Philosophie. 39. Jahrgang, no. 8,1991, pp. 1266-1278.

Pefanis,, Julian

-- Heterology and the Postmodern. Bataille, Baudrillard, and Lyotard. Durham/London : Dukee University Press, 1991.

Peirce,, Charles Sanders

-- Philosophical writings (ed. Justus Buchler). New York : Dover Publications, 1955 (1940).

Peperstraten,, Frans van

-- 'Oordeel - Oorsprong. Lyotard tussen Kant en Heidegger' in : Tijdschrift voor Filosofie. (46ee jrg. No. 1), mars 1994, pp. 14-36 ; - 'Enkele filosofische interpretaties van Auschwitz' inn : Filosofie & praktijk (15/2). Landsmeer : Daedalus, 1994, pp. 75-91 ; - Jean-Francois Lyotard.Lyotard. Gebeurtenis en rechtvaardigheid. Kampen/Kapellen : Kok Agora/Pelckmans, 1995.

Perreijn,, Willem

-- 'Qualitates occultae en de periodisering van Kants ethiek' in : Algemeen Nederlands TijdschriftTijdschrift voor Wijsbegeerte (88e Jrg., N° 2). Assen : Van Gorcum, april 1996, pp. 125-135.

Peursen,, CA. van

-- Ars inveniendi. Filosofie van de inventiviteit van Francis Bacon tot Immanuel Kant. Kampenn : Kok Agora.1993 ; - Na het postmodernisme. Van metafysica tot filosofisch surrealisme.surrealisme. Kampen/Kapellen : Kok Agora/Pelckmans, 1994.

Philonenko,, Alexis

-- 'Introduction' in : Qu 'est-ce que s 'orienter dans la pensee ? Paris : Vrin, 1988, pp. 15-74 ; -QuQu 'est-ce que la philosophic ? Kant et Fichte. Paris : Vrin , 1991; - L'ceuvre de Kant. (Tome 11 La philosophie pré-critique et la Critique de la Raison pure) Paris : Vrin, 1993; - L'ceuvre dede Kant. (Tome 2 Morale et Politique) Paris : Vrin, 1993 ; - 'Science et opinion dans la critiquee de la faculté de juger' in : Frank, Manfred, Larthomas, Jean-Paul, Philonenko, Alexiss Sur la Troisième Critique. Combat: Editions de reelat, 1994, pp. 70-71; - La theorie kantiennekantienne de l'histoire. Paris : Vrin , 1998; - L'école de Marbourg. Cohen, Natorp, Cassirer. Paris:: Vrin, 1989.

Piché,, Claude

-- 'La impropriation fichtéenne de 1'intuition intellectuelle' in : Ferrari, Jean (éd.) L 'année 1793.1793. Kant sur la politique et la religion. Paris: Vrin , 1995.

Pieper,, Annemarie

-- 'Kant und die Methode der Analogie' in : Schönrich, Gerhard und Kato, Yasushi (hrsg.) KantKant in der Diskussion der Moderne. Frankfurt am Main : Suhrkamp, 1996.

Platon n

514 4

Page 521: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

-- Ménon in : Werke in acht Bonden (Griechisch und Deutsch; Band 2). Darmstadt: WBG, 19900 (1977), pp. 505-599 ; - Phaidon in : Werke in acht Bonden (Griechisch und Deutsch; BandBand 3). Darmstadt: WBG, 1990 (1977), pp. 1-207 ; - Das Gastmahl in : Werke in acht BandenBanden (Griechisch und Deutsch; Band 3). Darmstadt: WBG, 1990 (1977), pp. 209-394.

Poincaré,, Henri

LaLa science et l 'hypothese. Paris : Flammarion, 1968.

Pommier,, Gérard

-- Le denouement d'une analyse. Paris: Flammarion, 1996 (1987).

Poulain,, Jacques

-- L'age pragmatique ou I 'experimentation totale. Paris : L'Harmattan , 1991.

Pries,, Christine

-- 'Königsberger Avantgarde', oder : Wie modern was Immanuel Kant ? in : Welsch, Wolfgang;; Pries, Christine Asthetik im Widerstreit. Interventionen zum Werk von Jean-FrancoisFrancois lyotard. Weinheim : Acta Humaniora, 1991 ; - Übergange ohne Brücken. Kants ErhabenesErhabenes zwischen Kritik und Metaphysik. Berlin : Akademie Verlag, 1995.

Proust,, Francoise

-- Kant, le ton de l 'histoire. Paris: Payot, 1991; - Point de passage. Paris : Kimé, 1994.

Rajchman,, John; West, Cornel

-Lapensee-Lapensee ameriainecontemporaine. Paris:PUF, 1991.

Rancière,, Jacques

-- L 'inconscient esthétique. Paris : Galilée, 2001.

Raulet,, Gérard

-- Aufklarung. Les lumières allemandes. (Textes et commentaires). Paris : Flammarion, 1995.

Readings,, Bil l

-- Introducing Lyotard. Art and Politics. London/New York : Routledge, 1991.

Rcboul,, Olivier

-- La rhétorique. Paris: PUF, 1993 (1984).

Reijen,, Willem van

-- De onvoltooide rede. Modern en postmodern. Kampen : Kok Agora, 1987.

Renaut,, Alain

-- Kantaujourd'hui. Paris: Flammarion, 1997.

Richir ,, Marc

-- 'L a mélancolie des philosophies', in: Hottois, Gilbert (éd.) Vaffect philosophe. Paris : Vrin , 1990. .

515 5

Page 522: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Ricoeur,, Paul

-- De l'interprétation. Essai sur Freud. Paris: Seuil, 1965 ; - La métaphore vrve. Paris : Seuil, 1975. .

Robeck,, Johannes

-- 'Kants Schemata als wissenschaftliche Erkenntnismittel' in : Funke, Gerhard Akten des 5. InternationalenInternationalen Kant-Kongresses. Bonn : Bouvier Verlag Herbert Grundmann, 1982.

Rogozinksi,, Jacob

-- 'Lyotard: Ie différend, la presence', in: Labarrière, Pierre-Jean Témoigner du différend ... quandquand phraser ne se peut. Paris : Osiris, 1989, pp. 61-86 ; - Kanten. Esquisses kantiennes. Pariss : Kimé, 1996; - Le don de la loi. Kant et l'énigme de l'éthique. Paris : PUF, 1999.

Rohs,, Peter

-- 'Wahrnehmungsurteile und Erfahrungsurteile' in : Schönrich, Gerhard und Kato, Yasushi (hrsg.)) Kant in der Diskussion der Moderne. Frankfurt am Main: Suhrkamp Verlag, 1996, pp.. 166-189.

Roneil,, Avital

-- 'The Differends of Man. Reviewing Lyotard's Heidegger et « les Juifs #' in : Diacritics, Vol.. 19 N° 3-4, Fall-winter 1989, pp. 63-75.

Rorty,, Richard

-- Philosophy and the Mirror of Nature. Princeton : Princeton University Press, 1980 (1979)

Rouquette,, Michel-Louis

-- La créativité. Paris: PUF, 1973.

Roviello,, Anne-Marie

-- L 'institution kantienne de la liberie. Bruxelles : OUSIA, 1984 ; - 'La désaffection du sens chezz les post-modernes ou les mésaventures du sublime kantien' in : Hottois, Gilbert (éd.) Vaffectphilosophe.Vaffectphilosophe. Paris: Vrin, 1990, pp. 135-146.

Roy,, Jean

-- 'La revolution entre Tenthousiasme et la Schwarmerei* in : Ferrari, Jean (dir.) L'année 1793.1793. Kant, sur la politique et la religion. Paris: Vrin , 1995, pp. 81-85.

Roy,, Louis

-- 'Kant's Reflections on the Sublime and the Infinite' in : Kant-Studien. (88/1) Berlin: De Gruyter,, 1997, pp. 44-59.

Ruby,, Christian

-- Les Archipels de la Difference, Foucault, Derrida, Deleuze, Lyotard. Paris : Félin, 1989.

Salanskis,, Jean-Michel

-- * Jean-Francois Lyotard, le gardien du différend', in: Les Temps Modernes (53 n° 599), mai-juinn 1998, pp. 89-120; - *Méta-biographie de Lyotard-Malraux, esquisse d'une inter-affectivitéé philosophique' in: Les Temps Modernes (53 n° 600), juillet-aoüt-septembre 1998, pp.. 303-324.

516 6

Page 523: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Sallis,, John

-- Espacement de la raison et de Vimagination dans les textes de Kant, Fichte et Hegel. Paris : Vrin ,, 1997.

Samsom,, Antonie

-- Kants kennis der Griekse filosofie. Alphen aan de Rijn: Samsom, 1927.

Santa,, André delta

-- Une culture de Vimagination ou I'invention en rhétorique. Geneve: Patino, 1986.

Saussure,, Ferdinand de

-- Cours de linguistique générale. Edition critique par Rudolf Engler (Tome 1). Wiesbaden : Harrassowitz,, 1989.

Schalow,, Frank

-- The Renewal of the Heidegger-Kant Dialogue. Action, Thought and Responsibility. Albany :: State University of New York Press, 1992.

Schehr,, Lawrence R.

-- *Lyotard s Godpiece' in : Harvey, Robert; Schehr, Lawrence Jean-Francois Lyotard: Time andand Judgment (Yale French Studies). New Haven and London : Yale University Press, 2001, pp.. 62-76.

Schmidbauer,, Wolfgang

-- Freuds Dilemma. Die Wissenschaft von der Seele und die Kunst der Therapie. Reinbeck beii Hamburg: Rowohlt, 1999.

Schmidt,, Hartwi g

-- 'Weder Habermas noch Lyotard. Zwischen universalistischer und kontextualistischer Reaktionn auf die Pathologie der Moderne' in : Deutsche Zeitschrift fib- Philosophic (39 n° 8). 1991,, pp. 1367-1385.

Schneiders,, Werner

-- Die wahre Aufklarung. Zum Selbstverstdndnis der deutschen Aufkldrung. Freiburg/München:: Alber, 1974.

Schoeps,, Julius H.

-- Moses Mendelssohn. Frankfur t am Main: Jfldischer Verlag bei AthenSum, 1989.

Schopenhauer,, Arthu r

-- Die Welt als Wille und Vorstellung. Zurich: Haffinans Verlag, 1991 (1818).

Schort,, Robin May

-- Cognition and Eros. A Critique of the Kantian Paradigm. Boston : Beacon, 1988.

Scott-Taggart,, M.J.

-- 'Recent work on the philosophy of Kant' in : Beck, Lewis White Kant Studies Today. Lassallee (Illinois) : Hegeler Foundation, 1969, pp. 1-71.

517 7

Page 524: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Schönrich,, Gerhard; Kato, Yasushi (Herausg.)

-- Kant in der Diskussion der Moderne. Frankfurt am Main: Suhrkamp, 19%.

Secretan,, Philibert

-- Meditations kantiennes. En deed de dien, au-dela de tout. Lausanne : L*Ag e d'Homme, 19811 ; -L'analogie. Paris : PUF, 1984.

Seel,, Martin

-- Ethisch-asthetische Studiën. Frankfur t am Main : Suhrkamp, 1996 ; - Die Kunst der Entzweiung.Entzweiung. Zum Begriff der dsthetischen Rationalitöt. Frankfur t am Main : Suhrkamp, 1997. .

Seibert,, Thomas-Michael

-- 'Vom Nutzen und Nachteil des forensischen Modells fur die Philosophic des Diskurses' in: Kopperschmidt,, Josef (Hrsg.) Rhetorik undphilosophie. München : Fink, 1989, pp. 249-274.

Sfez,, Gerald

-- Jean-Francois Lyotard, lafaculté d'unephrase. Paris : Galilee, 2000.

Shell,, Susan Meld

-- The Embodiment of Reason. Kant on Spirit, Generation and Community. Chicago/London : Universityy of Chicago Press, 1996.

Silverman,, Kaja

-- The subject of semiotics. New York/Oxford : Oxford University Press, 1983 ; - The thresholdthreshold of the visible world. New York/London : Routledge, 1996.

Simon,, Josef (Hrsg.)

-- Zeichen und Interpretation. Frankfurt am Main : Suhrkamp, 1994.

Simon,, Josef; Stegmaier, Werner

-- Fremde Vernunft (Zeichen und Interpretation IV). Frankfur t am Main : Suhrkamp, 1998.

Souche-Dagues,, Denise

-- Nihilismes. Paris: PUF, 1996.

Stanguennec,, Andre

-- Hegel critique de Kant. Paris : PUF, 1985.

Starobinski,, Jean

-- 'Hamlet et Freud' in : Jones, Ernest Hamlet et Oedipe. Paris. Gallimard, 1980 (1967); -DiderotDiderot dans l'espace des peintres. Le sacrifice en rêve: Paris : Reunion des musées nationaux,, 1991.

Stegmaier,, Werner

-- Hauptwerke der Philosophie. Von Kant bis Nietzsche. Stuttgart: Reclam, 1997.

Tacg,, Jacques (éd.)

518 8

Page 525: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

-- Een hedendaagse Kant. De invloed van Immanuel Kant op contemporaine denkers. Amsterdam:: Boom, 1997.

Takeda,, Sueo

-- Kant und das Problem der Analogie. Eine Forschung noch dem Logos der Kantischen Philosophie.Philosophie. Den Haag: Nijhoff , 1969.

Taureck,, Bernhard H.F. (hrsg.)

-- Psychoanalyse und Philosophie. Lacan in der Diskussion. Frankfiir t am Main: Fischer, 1992. .

Taylor,, Charles

-- Sources of the self.The Making of Modern Identity. Cambridge (Mass.) : Harvard Universityy Press, 1989.

Taylor,, Mark C.

-- Disfiguring. Art, Architecture, Religion. Chicago/London : The University of Chicago Press,, 1992.

Teichert,, Dieter

-- Immanuel Kant: «r Kritik der Urteilskrqft ». Paderbora etc.: Schöntgh, 1992.

Thébaud,, Jean-Loup

-- 'L a chair et l'infini : J.F. Lyotard et Merleau-Pony' in : Esprit 6: Juin, 1982.

Theis,, Robert

-- 'De rillusio n transcendantale' in : Kantstudien (76, n° 2). Berlin/New York : De Gruyter, 1985,, pp. 119-137; - 'Limite s et ouvertures de la philosophie theorique de Kant' in : FilosofiaFilosofia oggi (XI , n° 4). Genova: Studio Editorial e di Culture, oct-dec.1988, pp. 671-683 ; -- 'Aux sources de ITisthétique transcendantale' in : Kantstudien (80 n°l). Berlin/New York: Dee Gruyter, 1989, pp. 3-47 ; - 'Aspects et perspectives du probleme de la limit e dans la philosophiee theorique de Kant' in : Tijdschrift voor Filosofie (52 n° 1), Leuven : Hoger Instituu tt voor Wijsbegeerte, maart 1990, pp. 62-89; - 'En quel sens V Unique fondement possiblepossible d'une demonstration de I'existence de Dieu » de Kant est-ii« unique » fondement« possiblee » ?* in : Revue philosophique de Louvain (Tome 95, n° 1). Louvain-la-Neuve : févr. 1997,, pp. 7-23.

Thérien,, Claude

-- 'Signiflcabilit é de la nature et recherche de langage dans F experience esthétique chez Kant' inn : Les étudesphilosophiques. Paris: jan-mars 2000, pp. 37-54.

Todorov,, Tzvetan

-- Theories des symbols Paris : Seuil, 1985 (1977).

Tomiche,, Anne

-- 'Rephrasing the Freudian Unconscious: Lyotard' s Affect-Phrase. Reviewing Lyotard' s Emma,, Heidegger and 'the Jews', The Inhuman, Lectures d'Enfance' in : Diacritics (Vol 24 n°° 1). Spring 1994, pp. 43-62.

Ulmer,, Gregory L.

519 9

Page 526: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

-- Heuretics. The logic of Invention. Baltimore/London : Johns Hopkins, 1994.

Urban,, Jean

-- L 'épitymologie (La désirologie). Paris: Mean, 1939.

Vaihinger,, Hans

-- Die Philosophie des Als Ob. Leipzig : Meiner, 1924.

Valéry,, Paul

-- 'Leonard et les philosophes' (1894) in : idem (Euvres (tome 1, Pléiade). Paris : Gallimard, 1957,, pp. 1234-1268 ; - 'Première lecon du cours de poétique' (1937) in : idem, pp. 1340-1358. .

Vail,, Renée van de

-- Een subliem gevoel van plaats. Een filosofische interpretatie van het werk van Barnett Newman.Newman. Groningen : Historische Uitgeverij, 1994.

Vandenabeele,, Bart

-- 'Op weg naar belangeloosheid. Van naar Schopenhauer heen en terug via Lyotard' in : De passiepassie van de aanraking. Budel: Damon, 2000, pp. 151-166.

Vann der Kuijlen, B.

-- 'Compte-rendu de Constituting Critique1, in: Tijdschrift voor Filosofie (58 n° 1). Maart , 1996,, pp. 173-174.

Vasse,, Denis

-- Le temps de dèsir. Essai sur Ie corps et la parole. Paris : Seuil, 1997 (1969).

Vattimo,, Gianni

-- Les aventures de la difference. Paris : Minuit , 1985 ;-Lafin de la modernité. Nihilsme et herméneutiqueherméneutique dans la culture postmoderne. Paris : Seuil, 1987.

Veerman,, D.; Boheemen, Christel van

-- Postmodernisme. Politiek zonder vuilnisvat. Kampenn : Kok Agora, 1988.

Védrine,, Hélène

-- Les grandes conceptions de l'imaginaire. De Platon d Sartre et Lacan. Paris: LGF, 1990.

Vergote,, Antoine

-- Lapsychanalyse al'épreuve de la sublimation. Paris : Cerf, 1997.

Corneliss Verhoeven

-- Het besef. Woorden voor denken en zeggen. Baara : Ambo, 1991.

Visker,, Rudie

-- 'Dissensus Communis. Hoe te zwijgen 'na' Lyotard V in : Tijdschrift voor Filosofie. (56 n° 1).. maart, 1994, pp. 37-67.

520 0

Page 527: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Vleeschauwer,, H. J. de

-- La deduction transcendentale dans Vctuvre de Kant (3 tomes). Gand: Faculteit der Wijsbegeertee en Letteren, 1934.

Vollmer,, Gerhard

-- 'Die Bedingungen der Möglichkeit von Erfahrung. Apriorismus, hypothetischer Realismus undd projektiv e Erkenntnistheorie' in : Schönrich, Gerhard und Kato, Yasushi (hrsg.) Kant in derder Diskussion der Moderne. Frankfur t am Main : Suhrkamp, 19%, pp. 139-165.

Vos,, H. de

-- Kant als theoloog. Baarn : Het Wereldvenster, 1968.

Vries,, Hent de

-- Theologie im pianissimo & Zwischen Rationalist und dekonstruktion. Die Aktualitdt der DenkfigurenDenkfiguren Adornos und Levinas'. Kampen : Kok, 1989 ; - Philosophy and the turn to religion.religion. Baltimore/London : Johns Hopkins University Press, 1999.

Vuillemin ,, Jules

-- 'La theorie kantienne des modalités' in : idem L'intuitionnisme kantien. Paris : Vrin , 1994, pp.. 147-169.

Wal,, G.A. van der

-- Wereldbeschouwelijk denken als filosofisch probleem. Den Haag : Kruseman, 1968.

Weber,, E.; Tholen G.C. (ed.)

-- Das Vergessene. Anamnesen des Undarstellbaren. Wien : Turi a & Kant, 1997.

Weil,, Eric

-- Problèmes kantiens. Paris: Vrin , 1990 (1963).

Wellmer,, Albrecht

-- Zur Dialektik von Moderne und Postmoderne. Vernunftkritik noch Adorno. Frankfur t am Main :: Suhrkamp, 1985.

Welsch,, Wolfgang

-- Vermtnft. Die zeitgenössische Vernunfikritik und das Konzept der transversalen Vernunft. Frankfur tt am Main: Suhrkamp, 1996.

Welsch,, Wolfgang; Pries, Christine (ed.)

-- Asthetik im Widerstreit. Interventionen zum Werk von Jean-Francois Lyotard. Weinheun : Actaa Humaniora, 1991.

Williams,, James

-- Lyotard. Towards a postmodern Philosophy. Cambridge : Polity Press, 1998 ; - Lyotard & thethe Political London/New York : Routledge, 2000.

Wittgenstein,, Ludwig

-- Tractatus logico-philosophicus. Frankfur t am Main : Suhrkamp, 1990 (1918)

521 1

Page 528: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Wohlfahrt,, Günter

-- Der Augenblick. Zeü und esthetisch Erfahrung bei Kant, Hegel, Nietzsche und Heidegger mitmit einem Exkurs zu Proust. Freiburg/München : Verlag Karl Alber, 1982.

Wolandt,, Gerd

-- 'Überlegungen zu Kants ErfahrungsbegrifF(1978) in: Ollig, Hans-Ludwig Materialien zur NeukantianismusNeukantianismus Diskussion. Darmstadt: WBG, 1987, pp. 378-395.

Wubnig,, Judith

__ *7 + 5 = 12: Kant and Plato* in : Funke, Gerhard Akten des 5. Internationalen Kant-Kongresses.Kongresses. Bonn: Bouvier/Grundmann, 1982.

Wyschogrod,, Edith

-- Saints and Postmodernism. Revisioning Moral Philosophy. Chicago/London : The Universityy of Chicago Press, 1990.

Zammito,, John H.

-- The Genesis of Kants Critique of Judgment. Chicago/London : University of Chicago Press, 1992. .

Zilsel,, Edgar

-- Le génie. Histoire d'une notion de l'antiquité a la renaissance.. Paris : Minuit , 1993.

Ziiek,, Slavoj

-- Schuins beziend Jacques Lacan geïntroduceerd vanuit de populaire cultuur. Amsterdam: Boom,, 1996(1991).

522 2

Page 529: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Samenvatting g

Dezee studie is een onderzoek naar de wijsgerige betekenis van het 'desirologische'' concept van trouvaille. Het onderzoek vindt plaats door enkele fragmentenn uit de voor-kritische en kritische filosofie van Kant te bestuderen vanuitt het gezichtspunt van Lyotard' s freudiaans gekleurde anamnetische denken.. Daarmee situeert de studie zich binnen de westerse metafysische traditie .. Filosofie, het liefhebben (phileiri) van wijsheid (sophid)y articuleert zich daarinn als een zoektocht naar de waarheid. Sinds Plato, heeft de metafysica het karakterr van een anamnese, een herinnering van het a priori voorgegevene dat hett denken van waarheid mogelijk maakt. De metafysica is daarin vooral gerichtt geweest op het denkresultaat. Metafysica zou echter ook tot een reflectie overr de problematiek van het vinden moeten aanzetten. Die reflectie wordt in de voorliggendee studie ondernomen.

Dee term 'trouvaille ' wordt hier gebruikt in een quasi-transcendentale zin.. Dat wil zeggen dat de kritische vraag naar de filosofische mogelijkheidsvoorwaardee wordt overgedetermineerd en aangevuld met de genetischee vraag naar de mogelijkheid van kritisch filosoferen. Trouvaill e wordt bepaaldd als de vondst van dat wat doet zoeken. Die vondst drukt zich nimmer opp adequate wijze uit als een denkresultaat, maar bewijst zich alleen in de performatiee van het zoeken zelf. Het gaat dus niet om de ontologische archè of omm het transcendentaal apriori. De trouvaill e is een naam voor de oorsprong vann het filosoferen als denkactiviteit. Zodoende betreft de filosofie van de trouvaill ee slechts het specifieke aspect van de metafysica, dat hier 'desirologie' (onderzoekk van het wijsgerig vertangen) genoemd wordt.

Inn dit desirologische perspectief verschuift de betekenis van de term anamnese.anamnese. Denken is zoeken, dat, zoals de retorische ars inveniendi en ook nog Kant' ss Anthropologic benadrukten, beschouwd naar zijn resultaat of een vorm vann ontdekken (entdeckeri), of een vorm van uitvinden (erfmden) pretendeert te zijn.. Ontdekken en uitvinden impliceren elkaar echter wederzijds, zonder dat hunn onderlinge verschil kan worden opgeheven. Zo moeten intuïtief ontdekte waarhedenn binnen een discursieve argumentatie gearticuleerd worden. Omgekeerdd heeft de discursieve uitdrukkin g alleen zin in zoverre er een voorgegevenn inhoud gedacht wordt waarop die uitdrukkin g betrekking heeft. Dezee differentiële complementariteit wijst op een dieper liggend filosofisch motieff dat, als een wig ingedreven tussen ontdekken en uitvinden, het metafysischh onderzoek continu in beweging houdt. Dat verschuift de betekenis vann anamnese van 'herinnering van de waarheid of van de condities van

523 3

Page 530: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

waarheidsvinding'' naar 'herinnering aan de principieel niet-thematiseerbare dynamischee aanzet tot filosoferen (trouvaille)'. Desirologisch beschouwd is anamneseanamnese het zoeken naar de onvindbare oorsprongstrouvaille die zich alleen verraadtt in effecten van destabilisatie (Entstellung) en in de onophoudelijke hernemingg van de filosofische denkresultaten.

Pointt de depart

Dee trouvaille verdient het daarom beschreven te worden als een 'point de depart'' (vertrekpunt waarvan men niet loskomt), die twee aporetische verhoudingenn impliceert. Allereerst veronderstelt elk zoeken een vondst, die niett opgaat in het wat (Lyotard zou zeggen het 'quid*) van het metafysische zoekresultaat.. De trouvaille is een quod, het signaal van 'er valt te denken'; minimalee voorwaarde voor de mogelijkheid van filosoferen. Daaraan ontrolt de eerstee aporie. De aanspraak 'te vinden wat doet zoeken' kan zich alleen aantonenn in de evidentie van het in actu: 'dat ik heb gevonden wat doet zoeken blijktt uit het feit dat ik zoek en klaarblijkelijk nog niet heb gevonden'. De tweedee daarmee samenhangende aporie betreft de principiële onvoltooibaarheid vann de filosofie. De niet-aflatende ontevredenheid met de eigen denkresultaten inn de filosofiegeschiedenis kan worden herleid naar de onmogelijkheid om het incitatievee moment van het denken definitief als thema te manifesteren. Het 'er valtt te denken' blijf t steeds motief, drijfveer in en van het denken. In het openingshoofdstukk duiden we deze aporie aan met een woordspel, dat ook in hett vervolg stilzwijgend de regulatieve denkstructuur zal blijven. *I1 faut penser quoiquee Ie trou vaille.' Het woordspel is zelf niet meer dan een inval, dat tot taakk heeft de armoede van het denken te tonen. De trouvaille is een conceptueel gatt (trou) in het filosofische discours, dat desondanks niet anders kan worden benaderdd dan alsof het zou gaan om de thematiseerbare en structurele waarde (valeur)(valeur) van een fenomeen of een teken.

Orientationn préliminair e

Ditt openingshoofdstuk benadert de desirologische thematiek vanuit historisch perspectief.. Het betoog vertrekt vanuit de lyotardiaanse formule, die de moderniteitt kenmerkt door de invoeging van het verlangen in de Rede (insinuation(insinuation du désir dans la raison). Kant opent de moderne ontwikkelingsweg mett zijn copernicaanse omkering en met de daarmee samenhangende problematiseringg van de verhouding tussen weten (natuur) en willen (vrijheid). Zijnn kritiek lijk t zoeken en vinden ondergeschikt te maken aan de limiterende enn eindige vermogens van het denkend subject. Kritiek impliceert dat denken en

524 4

Page 531: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

zijnn elkaar niet langer op adequate wijze dekken, zoals in de dogmatische metafysica.. Deze inperking van het ontologische bereik van de theoretische logoslogos opent voor de praktische Rede het veld van de vrijheid . De Kantiaanse ambitiee waarheid te ontdekken verschuift naar de prioritei t van inventiviteit en creativiteitcreativiteit bij Schopenhauer en bij (de vroege) Nietzsche: het zijn is doordesemdd van een blind verlangen dat niet langer beheerst wordt door een redelijkee en teleologisch aangelegde structuur.

Lyotardd interpreteren we als de desiroloog van de trouvaille. Hij articuleertt zijn desirologie door Freud's metapsychologische geschriften vruchtbaarr te maken voor de filosofische reflectie. Beoogd is daarbij de ontologiee van het reële, het Zij n in z'n soevereine absoluutheid dat zich manifesteertt in de incongruente verhouding tussen denken en zijn {inadequatio).{inadequatio). De trouvaill e laat zich niet conceptualiseren, maar is de naam voorr een ontmoeting {rencontre) met het ongevormde zijn {choc du reet). Lyotardd interpreteert Freud afwisselend vanuit een deleuziaanse en een lacaniaansee gezichtshoek. Nu eens wordt het verlangen beschreven als het effect vann libidinal e energie; dan weer wordt het beschouwd als reactie op een oorspronkelijkk traumatisch Zijnstekort . De twee perspectieven corresponderen globaall met de eerste paganistisch-esthetische en de tweede pragmatisch-ethischee periode van Lyotard' s denkweg. We menen dat Lyotard in een derde periode,, in het concept van de phrase-affect poogt het libinale 'teveel* {trop) en hett traumatische 'tekort ' {troü) samen te denken. Het denken schiet ten opzichte vann het zijn tekort, omdat het zijn zich vanwege zijn overvloed onophoudelijk terugtrektt en gaten achterlaat in de ontologie. Deze paradoxale dubbele karakteristiekk {trou du trop) achten we kenmerkend voor de trouvaille.

DeelDeel 1: Anamnese de la trouvaille

Hett eerste deel van deze studie, Anamnese de la trouvaille, biedt een verantwoordingg voor het terugvoeren van Lyotard' s denken op de noemer van dee trouvaille. Dat gebeurt door dit denken als desirologische reflectie te interpreteren.. Lyotard transformeert het filosofische discours op twee manieren. Tenn eerste door de introducti e van een aantal freudiaanse denkfiguren en dan ookk nog door het filosoferen naar analogie van de kunstbeoefening te beschrijven.. Aan deze denkbewegingen ontspringt de notie van een fundamenteell ontologische incongruence - door ons in de trouvaill e herkend -diee de noodzaak van een desirologische transformatie van de filosofie plausibel maakt.. De paradox van het zijnsoverschot dat in het denken een zijnstekort bewerktt {trou du trop) wordt verder uitgewerkt. Hoofdstukk 1 (L'anamnèse) behandelt het verschil tussen het denken en acte en hett denken als resultaat dat voor het onderscheid tussen descriptieve en

525 5

Page 532: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

desirologischee metafysica cruciaal is. De freudiaanse invloed verraadt zich in de conceptiee van het denken als een activiteit die in de schuld staat bij 'iets* (chose)(chose) dat te denken geeft en het object is van een Urverdrangung. Dit 'iets' is absolutee affectiviteit, absoluut in de betekenis van 'niet relateerbaar aan representatievee structuren'. In zijn voortvluchtigheid werkt het zowel storend alss constituerend voor het psychisch apparaat met zijn representerende en prikkelwerendee functie (pare-excitation). Filosofisch gezien is dit de absolute aanwezigheidd (presence) zonder representatie, het 'ek-sistente' en 'primale* objectt van een radicaal Vergeten. De filosofische anamnese moet dit Vergeten terugbrengenn in de herinnering. Lyotard beveelt daartoe de filosofische praktij k hett freudiaanse klinische model aan: vrij e associatie; oneindige arbeid (Durcharbeitimg),(Durcharbeitimg), bewustzijn van Nachtraglichkeit.

Hoofdstukk 2 (Die Verneinung) thematiseert de verwantschap tussen psychoanalysee en filosofie vanuit het 'trop ' aan de hand van Lyotard' s affirmatievee benadering van Freud's metapsychologie. Het concept difference staatt centraal. Wij vatten het op als Lyotard' s wijsgerige vertaling van een klinischh waarheidsbegrip. Waarheid is een lapsus (Einfcdl, evenement), waarbij eenn geuite propositie tegelijk zijn tegendeel kan betekenen. Dit waarheidsbegrip deconstrueertt de oppositionele aristotelische logica waarop filosofische en structuralistischee argumentaties worden gebouwd. Daardoor kan de logica van dee difference het denken gevoelig maken voor structuren van dissimulatie. Deze logicaa is volgens Lyotard werkzaam zowel in de kunstproductie, als in de theorieproductiee (bijvoorbeeld van de psychoanalyse). Wij herlezen in hetzelfde differentiëlee perspectief Freud's tekst Die Verneinung als een psychologische theoriee over het ontstaan van het oordeelsvermogen. Het hoofdstuk sluit af met dee analyse van het motief van sensoriële differentie. Het gehoor als vermogen vann betekenistransparantie, en het gezicht als vermogen van beeldende distantiëringg werken noodzakelijkerwijs samen, zonder hun onderlinge verschil opp te geven. Lyotard stelt in het verlengde daarvan dat het horizontale significerendee discours (prioritei t van het structuralisme) niet kan functioneren zonderr de verticale referentiële figuratie van de fenomenologie. Taal gaat over 'iets'' niet-taligs. Aan het incompatibele karakter van hun complementariteit ontspringenn echter verstoringen van respectievelijk de figuratieve en de discursievee representatieordes. Lyotard interpreteert deze verstoringen als libidinal ee (figurale) effecten. Die zijn psychoanalytisch terug te voeren naar het verliess van het primair e narcisme, en moeten filosofisch worden vertaald als 'pertee du réel'. Het differentiële raakpunt tussen discours en figure is defigure-matrice,matrice, die voor de representatie-ordes zowel geboortegrond als bron van figuralefigurale destabilisering is. Niet-synoniem aan maar wel subsitueerbaar voor de trouvaille,, moet deze figure-matrice worden beschouwd als een oorspronkelijk fantasme. .

526 526

Page 533: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Hoofdstukk 3 (Au-dela de Lacan?) benadert, in een lacaniaans perspectief, de parallelliee tussen filosofie en psychoanalyse vanuit de *trou\ Lyotard verwijt Lacann een metafysisch nihilisme, dat onkritisch de structurerende werking van eenn altijd afwezige Grand Signifiant zou veronderstellen, en daarmee differentiëlee en figuratieve effecten zou reduceren. Zo zou Lacan het wezen van dee droom terugbrengen tot de Traumgedanke als zijnde retorisch (en dus discoursmatig)) van aard. Tegen het lacan i aan se structuralisme bepleit Lyotard dee herwaardering van het figurale karakter van de Traumarbeit {Riicksicht auf Darstellbarkeif),Darstellbarkeif), die in een niet-adequate verhouding tot de Traumgedanke staat.. In de kern betreft Lyotard's kritiek het gebruik door Lacan van de semiologischee (saussuriaanse) opvatting van het teken, die bijvoorbeeld duidelijkk wordt in zijn beroemde algoritmen van de twee retorische figuren. Wij interpreterenn deze algoritmen op een nieuwe manier. Het zijn twee zijden van éénn medaille: de metonymie installeert een zijnstekort {manque d'etre) waarop dee metafoor 'antwoordt' met een creatieve betekenisproductie {étincette créatrice).créatrice). Ook Lacan heeft ruimte voor het 'teveel' van het reële {La Chose) datt verantwoordelijk is voor het traumatisch representatietekort {trou du réel).

Hett desirologisch karakter van Lyotard's denken wordt vervolgens (A Tinstarr de 1'art) duidelijk in zijn begrip van de moderne en postmoderne wil vann het oneindige (yolonté d'infmi). In de moderniteit wordt die wil onderworpenn aan de eisen van technisch-systematische performativiteit, (kapitalistische)) totalisering en communicatieve transparantie (Habermas). Het postmodernee denken antwoordt daarop met het creatieve experiment, dat in inventievee resultaten slechts secundaire en onvoltooide vruchten van het absolutee ziet {nachtraglichkeii). Wij verstaan, met Nancy, experiment dan ook letterlijkk als het oneindige zoeken in en van een absolute uitwendigheid {experiré),{experiré), het zoeken van de trouvaille. Het is dit experimenteren dat kunst, filosofiefilosofie en psychoanalyse tot verwante bezigheden maakt. Al kent Freud aan dee kunst de verzoenende rol toe het in de psychogenese door de overmacht van hett realiteitsprincipe gestichte Lusf-verlies te compenseren, in de interpretatie vann Lyotard gaat het niet om een verzoening tussen Lust en Realiteit. Het reële laatt zich niet 'temmen' door de realiteit. Volgens Lyotard dient de kunst een negatievee anamnese. Ze herinnert aan de absolute uitwendigheid van het zijn, datt per definitie vergeten wordt Daarbij wordt de kunst, net als de droom, geleidd door de vier principes van Freud's primaire proces, die de regels van de representatiee bruuskeren. Van beide, de psychoanalyse en de kunst, leert de filosofiee de openheid voor het onmogelijke {attention librement flottante) en voorr de waarheid van het evenement.

Hoee Lyotard deze psychoanalytische en kunstzinnige leerschool filosofischfilosofisch vertaalt, wordt duidelijk in het vijfde hoofdstuk (La phrase comme Einfalt).Einfalt). De frase-filosofie van Le Différend correspondeert met de oneindige bewegingg van het experiment. Slechts après coup wordt de enkelvoudige frase

527 7

Page 534: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

-- het in actu van haar absolute en singuliere presentie - gesitueerd (in situ) en ondergeschiktt gemaakt aan een bepalend regime van betekenisgeving, referentie enn communicatie. De phraseologie is zo bezien de wijsgerige neerslag van de 'volontéé de l'infini' . Lyotard kritiseert Kant' s transcendentale reconstructie van dee Darstellung. Kant zou de Anschauung als een louter receptief vermogen karakteriserenn en zodoende wegvlakken dat dit vormend en figuratief vermogen reedss onder regime van het Verstand opereert. Zo verdringt Kant de EmpfindungEmpfindung als het absoluut onherleidbare reële moment van de ervaring. Wij verdedigenn Kant echter door te stellen dat de kritie k op indirecte wijze de singulariteitt van het reële respecteert, juist door aan de ervaring grenzen te stellen.. Kant heeft nimmer de pretentie gehad met Darstellung (exhibitio) te sprekenn over de ondervinding van Wirklichkeit. De aporie van de 'trouvaille ' leertt bovendien dat respect nu eenmaal gelijk opgaat met het verraden (situeren; realiseren)) van wat hetgeen men wil respecteren, te weten de 'ek-sistentiële presentie'.. De wekroep van de ervaring (affectieve Empfindung) is dus ook bij Kantt te horen als een signaal van de werkelijkheid die een definitieve homogeniseringg van de ervaring blokkeert en destabiliseert. Dat maakt het mogelijkk telkens opnieuw een anamnese van de kritie k te ondernemen.

DeelDeel 2: Trouvaille de la critique

Watt gebeurt er als men in een denkexperiment Lyotards stelling dat het postmodernee voorafgaat aan het moderne in historische zin letterlij k neemt? Wij reconstruerenn in deel twee op grond van enkele prekritische geschriften hoe de trouvaill ee aanleiding kon zijn voor de inventie (cq. ontdekking) van een paar transcendentalee denkmotieven. Kant was reeds in de voor-kritische periode de afwezigee presentie op het spoor, waardoor de onderbouwing van het ontologischh adequatiemodel van de waarheid door het vermogen van de intuitus intellectusintellectus op de helling kwam. Dat maakte het kritisch project noodzakelijk. Hett existentieverlies trachtte Kant te compenseren met de motieven van reële oppositiee en incongruentie, waarvan de structurerende werking doorwerkt in de KritikKritik der reinen Vernunft. Het verbaast dan ook niet dat we in Kant' s eigen beschrijvingg van de vondst van de kritie k (in de B-uitgave van de KRV ) weinig geslaagdee pogingen aantreffen om het £/«/b//-karakter van die vondst te verbloemen. .

Kant' ss trouvaill e van de exterioriteit van het Zij n (Dasein) diepen we in hoofdstukk 6 (Perte du Dasein) op in zijn geschrift over de mogelijke bewijsgrondd voor het bestaan van God. Uit de mogelijkheid van het denken kan dee werkelijkheid van het Zij n niet worden afgeleid. De ontologische omkering diee Kant daarom bepleit kent aan het Zij n een absolute positie toe. Dat betekent

528 8

Page 535: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

datt het Zijn, in verhouding tot het denken, overvloedig is. Dat betekent ook dat dee mens, die niet beschikt over een scheppende verstand {intuitus intellectus; intellect™intellect™ originarius), het imago Dei- karakter van zijn denkvermogen slechts kann behouden in de gebroken vorm: de heterogeniteit van Anschauung en Verstand. Verstand.

Hett wordt vervolgens onvermijdelijk om te gaan onderscheiden tussen eenn (logische) Nominal-Erklarung van de werkelijkheid en een op newtoniaanse leestt geschoeide mathematische Real-Erklörung (Existence et opposition réelle).. Met de eerste correspondeert de opvatting van het door het verstand bepaalbaree nihil negativwn, met de tweede die van het nihil privativum die in de sensibiliteitt wordt gegeven. (Problematisch en 'dissimulatief is het concept van hett nihil absolutum dat Kant uiteenzet als het tegendeel van de absolute positiviteitt van het Dasein.) De geïntroduceerde krachtenlogica keert in de KritikKritik terug in de vorm van een vermogenslogica en in de spanning tussen de concretiserendee (attentiö) en de abstraherende (abstractio) ambities van de Redee (door ons de crux critica van de Rede genoemd).

Werdd in Negativen Grosse het tekort van de logica voor de metafysica gecompenseerdd met een beroep op een mathematisch concept, in Grimde verraadtt het concrete gevoel van oriëntatie het tekort van een geometrisch-mathematischee bepaling van de ruimte (Incongruence et hétérogénéité). Dat brengtt Kant ertoe Leibniz te kritiseren, die meende de absolute ruimte, ten opzichtee waarvan oriëntatie plaatsvindt, uit de samenstellende ruimtelijke elementenn te kunnen afleiden (terugkerend in de KRV als de kritiek op AmphibolieAmphibolie der Rejlexionsbegriffe en op Leibniz' principium identitas indiscernibilium).indiscernibilium). Oriëntatie vereist echter een teken (signaal) van het gevoel, datt Kant herleidt tot het principe van incongjruentie. Twee in de geometrische beschrijvingg identieke driedimensionale figuren kunnen in de werkelijkheid onuitwisselbaarr zijn (linker en rechter handschoen). Hun identiteit verbergt (dissimuleert)) een differentie waarvan het gevoel melding maakt. Na de kritischee wending zien we het incongruentieprincipe terugkeren als bepaling vann het redelijke subject dat in zijn eenheid de incommensurabele verschillen tussenn de vermogens omvat. Een excurs over Lyotard's boek over Marcel Duchamp,, waarin hij zich beroept op Kant en op de coupuretheorie van de constructivistischee mathematica, illustreert het deconstructieve en inventieve belangg van de incongruence.

Hoofdstukk 9 (Histoire de la critique) volgt Kant op de voet bij enkele vann zijn sporadische beschrijvingen van het inventieproces van de transcendentalee kritiek. Eerst lijk t Kant, door de copernicaanse wending in de metafysicaa in te schrijven in de wetenschapsgeschiedenis, het Ein/all-karakter ervann te bevestigen. Uiteindelijk ontkent hij haar in een petitio principii-redenatiee (Sallis). Dat gebeurt door de legitimerende metafysische Einfall van dee kritiek, betreffende de voorrang van het kennend subject op de

529 9

Page 536: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

werkelijkheid ,, reeds als ontdekte hypothese toe te schrijven aan de wetenschappen.. Een tweede verdringing van de singulariteit van de Einfall gebeurtt op grond van de ons inziens fundamentele ingeving om de analogie tussenn de unificerende functie van het propositioneel-logische oordeel en de synthetischee functie van de ervaring vruchtbaar te maken voor de transcendentalee logica. Door deze ingeving wordt kritie k als methode mogelijk, datt wil zeggen dat voortaan - onder aanvoering van het Verstand - het singulieree evenement uit de ervaringswereld kan worden buitengesloten. We willenn echter (met Proust) dit punt omdraaien. Juist doordat de kritie k grenzen stelt,, houdt ze de ruimt e open voor het ek-sistentiële (zie boven bij hoofdstuk 5). Zoo leiden we uit Kant' s respect voor de trouvaill e van het ontsnappende Dasein dee desirologische spanning in de Rede (de crux critica) af. Aangezien de existentiee niet uit de Rede kan worden afgeleid, moet de kennisambitie zich beperkenn tot het ervaarbare. Maar daardoor is de Rede ook permanent belast mett een Zijnstekort dat het verlangen sticht om zich te verruimen. De redelijke behoeftee aan restrictief denken door concepten van corresponderende AnschauungenAnschauungen te voorzien gaat hand in hand met het streven naar verruimin g vann haar concepten tot het veld van de onrepresenteerbare Idee. Kant' s gevoeligheidd voor de trouvaill e wordt tenslotte geïllustreerd door zijn opvatting datt filosofieonderricht niet verder kan komen dan tot het ieren filosoferen' (filosofiee in actu en spanningsvolle zelfwerkzaamheid van de Rede).

DeelDeel 3 : Anamneses de la critique

Naa de onderbouwing van de trouvaill e binnen een lyotardiaanse context in deel 11 en de inzet van de trouvaill e in een reconstructie van de ontstaansgeschiedenis vann de kritie k in deel 2, onderneemt het derde deel van deze studie een aantal anametischee lezingen van het transcendentaal kritische bouwwerk. Vertrekpunt daarbijj vormt een viertal kritische spanningsrelaties, die elk op eigen manier terugverwijzenn naar de problematiek van de trouvaill e en die, in het slothoofdstuk,, aanleiding geven tot het formuleren van vier verschillende soortenn reflexiviteit .

Deell 3 opent met de reeds uit Discours, figure opgediepte sensoriële differentie (Difference(Difference sensorielle). Aan de hand van een drietal historische voorbeelden wordtt geponeerd dat deze van oorsprong fenomenologisch-empirische differenti ee voelbaar blijf t op het (al dan niet metaforische) niveau van conceptualiteitt (bijvoorbeeld in de intuitu* intellects). De sensoriële differentie iss de fenomenologische uitdrukkin g van het verlangen dat de trouvaill e sticht en datt door de incongruente verhouding tussen de zintuigen onuitwisbaar is. Vergeefss heeft echter het denken toch keer op keer getracht de differentie uit te

530 0

Page 537: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

wissenn door het ene zintuig prioritei t te geven boven het andere. Bij Plato regeert,, in de intuïti e van de Idee, het gezichtsvermogen. De Saussure - althans inn de versie van Bally en Sechehaye - tracht het sensoriële verschil te dedifferentiërenn door, in het concept image-acoustique, aan het gehoor de prioritei tt te geven. (Lyotard kritiseert overigens deze semiologische positie met eenn beroep op de semiotiek van Peirce, die ook ruimt e geeft aan het visuele aspect.)) In Kant' s Mutmassliche Anfang, dat aan de hand van Genesis het ontstaann van de menselijke Rede speculatief reconstrueert, wordt de sensoriële differenti ee ontdekt als de origine van het voor de menselijke autonome Rede zo wezenlijkee reflectievermogen.

Opp de zintuigelijk e differentie is het schematismeprobleem geënt, dat in hett daarop volgende hoofdstuk (Kraf t einer verborgenen Kunst) wordt ontleed.. We onderscheiden in Kant' s hoofdstuk over het schematisme - een hoofdstukk dat men moet lezen met de transcendentale deductie (in de A-versie) inn het achterhoofd - drie operaties door middel waarvan de verbeeldingskracht dee veelvuldigheid van de Sinnlichkeit synthetiseert: Bildimg, geometrische schematiseringg en transcendentale schematisering. De in het oog springende analogiee met Lyotard' s drietal figure-image, figure-forme en figure-matrice wordtt onderzocht en getoetst op overeenkomsten en verschillen. In het algemeenn kan men zeggen dat Kant synthetiserende ambities heeft, terwij l Lyotardd de heterogeniteit tussen het figuratieve en het discursieve juist wil redden.. De figure-image verwijst bijvoorbeeld als opaak teken naar de fenomenologischee exterioriteit van een object. De Entstettung ervan in de droomarbeid,, die voor Lyotard ook filosofisch van belang is, lijken we een momentt ook terug te kunnen vinden in een prekritische tekst (Krankheiteri), maarr Kant geeft de rede al gauw de opdracht het beeld in overeenstemming met zijnn realiteitswaarde te corrigeren. Waar Kant het geometrische schema beschrijftt als een procedurele constructie- en realiseringsregel, tracht Lyotard' s analysee van de figure-forme deze bemiddelende functie te ontkrachten. Er is geenn verzoening tussen intuïti e en concept die ooit de incongruence tussen beidee volledig opheft. Het transcendentale schematisme tenslotte vervult, door dee hegemonie van een mathematisch tijdsbegrip, zijn functie om de radicale heterogeniteitt tussen de gegeven onzuivere intuïti e en de zuivere categorie te overbruggen.. Lyotard' s figure-matrice destabiliseert deze schematisering van de tijd ,, door zijn 'para-chronologische' (i.e. niet in de successieve temporaliteit situeerbare)) opvatting van Empfindung. Dit is het gevoel van trouvaille, dat het Vergetenn in de herinnering brengt dat in onze reconstructie de aanleiding was voorr Kant' s transcendentale onderneming.

Hoofdstukk 12 (Orientation et trouvaille) bespreekt de spanningsrelatie tussenn het concrete beeld en de abstracte ideeën. Na een historisch situering van dee tekst Orientieren wordt geresumeerd hoe Kant drie niveaus van oriëntatie (geografisch,, mathematisch en logisch) onderscheidt die stuk voor stuk een aan

531 1

Page 538: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

dee Rede inherent gevoel van oriëntatie vereisen. In de inleiding stelt hij bovendienn dat geen enkel abstract concept zich van zijn beeldend karakter kan nochh moet willen ontdoen. Het beeldende gebruik van empirische concepten is dee aanleiding om, via een methodiek van analoge transpositie, pure categorieën, ideeënn en heuristische regels te vinden en te articuleren. Het concept wordt overgeheveldd naar telkens een hoger gebruiksniveau (van geometrisch naar mathematischh naar logisch) hetgeen we illustreren met het symbolisatieproces (KdUU §59). Aan deze preheuristische inventiviteit ligt opnieuw de spanning van dee crux critica ten grondslag.

Hoofdstukk 13 (Etat de naissance) onderzoekt de in de sensus communiscommunis gesuggereerde harmonieuze verhouding tussen gevoel en universaliteit,, die Kant zou hebben bedoeld als een reflexief antwoord op het paralogischee probleem van het subject. We vergelijken eerst het gebruik door Kantt en door Lyotard van de term 'paralogie', in de betekenis van sophisma en Verwechslung.Verwechslung. Bij beiden hangt de problematiek samen met de legitimiteit van kennisaanspraken.. Kant verwerpt de paralogie van het subject als een transcendentalee illusie, die, door het empirische en het transcendentale met elkaarr te verwarren, het substantiële karakter van het subject als wetenschappelijkee kennis aanbiedt. Lyotard daarentegen omarmt de paralogie, daarr ze aan de opaciteit in het denken recht doet die weerstand biedt aan de systematischee en communicatieve paradigmata (Luhmann en Habermas) en prikkeltt tot het experimenteren, dat de wetenschap onder postmoderne condities kenmerkt.. In deze paralogische lijn van denken, laten we vervolgens zien hoe Lyotard,, met zijn absolute phrase-affect de sensus communis onderbreekt. Daarmeee ondergraaft hij het beroep op deze kantiaanse notie, dat men dikwijl s doett om de idee van een universeel subject en de mogelijkheid van een intersubjectievee gemeenschap te onderbouwen. Binnen de instabiele harmonie vann de kenvermogens duidt het schoonheidsgevoel hoogstens op het permanent inin statu nascendi zijn van het subject.

Hett slothoofdstuk (Intériorit é incongruente) neemt de sensoriële differentiee en de drie kritische spanningsrelaties als aanleiding tot het formulerenn van vier typen reflexiviteit. Kant's Logik beschrijft hoe door de logischelogische reflectie empirische concepten gecreëerd worden. Het abstraherende momentt (abstractie) dat in deze reflectie werkzaam is, impliceert het negeren vann de sensoriële differentie. De topologische reflectie, die aansluit op het probleemm van schematiserende betrekking tussen Anschauung en Verstand, betreftt het distribueren van de inhouden van de rede aan de bijpassende vermogens.. In deze reflectie wordt keer op keer de heterogeniteit van de vermogenss ontdekt en bevestigd. De analogische reflectie betreft, uitgaande van dee in de crux critica geformuleerde redelijke spanning, het verplaatsen van een wijzee van reflecteren over een concreet object naar een hoger en abstracter gebruiksniveau.. Deze preheuristische wijze om van de analogie gebruik te

532 2

Page 539: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

makenn verklaart de mogelijkheid om vanuit een empirisch conceptgebruik het reinee conceptarsenaal van de transcendentale kritie k te creëren. Daarmee is directt de inventie van de kritie k gemoeid. Tenslotte ontmoet Lyotard door zijn paralogischeparalogische reflectie (misschien doet men beter te spreken van 'flectie') , de phrase-qffectphrase-qffect die onherleidbaar is tot de subjectieve algemeenheid. Dat duidt op hett doorwerken van de trouvaill e van ontologische incongruence tot diep binnenn in de Rede.

Inn de Conclusion wordt het verband tussen de trouvaill e en de desirologischee transformatie van de metafysica hernomen in een kader dat wordtt ontleend aan de discussie over het verlangen in Plato*s Symposium.

533 3

Page 540: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

534 4

Page 541: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Summary y

Thiss study searches for the philosophical meaning of the 'desirological' concept off trouvaille. The research is conducted by studying various fragments from the pre-criticall and critical philosophy of Kant from the point of view of Lyotard' s Freudiann 'anamnetical' thought. In this way the study is placed in the Western metaphysicall tradition , in which philosophy - the love of wisdom - is articulatedd as a search for truth . Since Plato metaphysics has the character of anamnesis,, which is a memory of the a priori given, that which makes it possiblee to think of truth . In this view, metaphysics has always been focused on thee results of thought. However, metaphysics should also inspire a reflection on thee problem of the act of 'findin g the truth' . This study aims to provide such a reflection. .

Thee concept of 'trouvaille ' is being used here in a quasi-transcendental sense. Whichh is to say that the critical question regarding the philosophical conditions off possibility is being 'over-determined' and complemented with the 'genetic* questionn regarding the possibility of critical philosophising. Trouvaill e is describedd as ihejind (rather than discovery) of mat which urges on to search. Thatt find is never expressed adequately as a result of thought, but it proves itselff solely in the reformation of the searching itself. We are, therefore, not concernedd with the ontological arche or with any transcendental apriori. Trouvaill ee is the name for the source of philosophy taken as an activity of thought.. In that way the philosophy of trouvaill e concerns only the specific aspectt of metaphysica, which is called here 'desirology' (the research of philosophicall desire).

Inn this desirological perspective the traditional meaning of the term anamnesis iss shifting. Thinkin g equals searching which, depending on the result, pretends too be a form of discovery (entdecken) or a form of invention (erfinderi), a differencee emphasized by the classical rhetorical ars inveniendi and still by Kant' ss anthropology. However, discovering and inventing imply one another whilstt the difference between the two cannot be abolished. Intuitivel y discoveredd truths, for example, have to be articulated within a discursive argument.. The discursive expression, on the other hand, only makes sense in as farr as an intuitionabl e content of reference is being thought to which that expressionn is related. This differential complementarity points at a deeper philosophicall motive which keeps metaphysical research moving continuously,

535 5

Page 542: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

likee a wedge driven between discovery and invention. This shifts the meaning off anamnesis away from 'the memory of the truth or of the conditions required forr finding the truth' towards 'the research of the dynamic urge to philosophise (trouvaille)(trouvaille) which cannot be caught as a determinable theme of thought'. From aa desirological point of view anamnesis is the search for the source-trouvaille, whichh cannot be found and only shows itself in the effects of destabilisation (Entstellung)(Entstellung) and in the endless retaking of philosophical thought-results.

Pointt de depart

Therefore,, the trouvaille deserves to be described as a point de depart (a point off departure from which one cannot cut oneself loose), which implies two aporeticall relationships. Firstly, every search presuppose a find, which is not absorbedd into the 'what' (Lyotard would say the quid) of the metaphysical search-result.. The trouvaille is a quod, the signal which indicates that 'there is too think' (il yah penser): the minimal condition for the possibility of philosophising.. From this stems the first aporia. The claim 'to find what makes onee search' can only be demonstrated in the evidence of the in actu: ' the fact thatt I have found what makes me search is proved by the fact that I search and evidentlyy haven't found yet'.

Thee second, connected aporia concerns the principle that philosophy cann never be completed. The relentless frustration with the results of thought in thee history of philosophy can be reduced to the impossibility to thematise definitivelyy the inchoative moment of thought. II v a a penser is not a determinablee theme, not a result. It is an always already presupposed motive, urgingg thought. In the opening chapter we indicate this aporia through a wordplay,, which will remain consequently but silently our regulatory frameworkframework of thought. 'Il faut penser quoique le trou vaille'. The wordplay itselff is nothing more than an Einfall, a singular invention, which serves to show upp the poverty of thought. Trouvaille is a conceptual hole (trou) in philosophicall discourse, which nonetheless cannot be approached as if it concernedd a structural value (valeur) of a phenomenon or a sign.

Orientationn préliminair e

Thee opening chapter approaches the desirological question from a historical perspective.. The argument starts with the formula of Lyotard, which identifies modernityy by inserting desire into Reason (insinuation du désir dans la raison). Byy means of his Copernican turn and the related problem of the relationship

536 6

Page 543: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

betweenn knowing (nature) and desiring (freedom), Kant breaks the path of modernn development. His criticism seems to subordinate searching and finding too the limitin g and finit e abilities of the thinkin g subject. Criticism implies that thinkin gg and being no longer cover one another adequately, as it used to be the casee in dogmatic metaphysics. This restraint of the ontological reach of the theoreticall logos opens the way towards freedom for the practical Reason. The Kantiann ambition to discover truth shifts towards the priorit y of inventiveness andd creativity as with Schopenhauer and (the early) Nietzsche: the yeast of beingg is the blind desire, which is no longer restrained by a reasonable and teleologicall structure.

Lyotardd wil l be interpreted as the desirologist of the trouvaille. He articulatess his desirology by rendering Freud's metapsychological writing s receptivee to philosophical reflection. Through this approach he aims for the ontologyy of the real: being as a sovereign absolute which manifests itself in the incongruentt relationship between thinkin g and being (inadequatio). Trouvaille cannott be moulded into a concept but is a name designing the choc of the real, thee rencontre with the shapeless being. Lyotard interprets Freud alternately fromfrom a deleuzian and a lacanian viewpoint. Sometimes desire is being described ass the effect of libidina l energy; sometimes it is considered to be a reaction to a originall traumatic want of being. These two perspectives correspond roughly withh Lyotard' s first pagan-aesthetic train of thought and with the second pragmatic-ethicall period of his thought. We argue that Lyotard in a thir d period off his philosophising career tried to combine in thought both the libidina l excess (trop)(trop) and the traumatic want (trou) through the concept of phrase-affect. The relationn between thought and being must be inadequate, since being retreats continuouslyy because of its excess and leaves gaping holes in ontology. We considerr this paradoxical double characteristic (trou du trop) of distinctive valuee for our notion of trouvaille.

Partt 1: Anamnese de la trouvaill e

AnamneseAnamnese de la trouvaille - the first part of this study - presents a justification forr reducing Lyotard' s thought to the trouvaille. Interpretin g his thought as a desirologicall reflection does this. Lyotard transforms the philosophical discoursee in two ways. Firstly , he introduces a few Freudian patterns of thought, whichh enables him to describe subsequently the work of a philosopher as analogouss to that of an artist. From these thought patterns springs the notion of aa fundamentally ontological incongruence - in fact it is this incongruence which wee christened trouvaille — which makes plausible the necessity of a desirologicall transformation of philosophy.

537 7

Page 544: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Chapterr 1 {L'anamnese) discusses the difference between thinkin g as an act {en acte)acte) and thinkin g as a result which is essential for the difference between descriptivee and desirological metaphysics. Freudian influences reveal themselvess in the concept of thought as an activity, which is indebted to 'something'' {la chose) which incites to thinkin g and is the object of Urverdrangung.Urverdrangung. This 'something* is absolute affectivity, absolute in the sense off 'not relatable to representative structures'. This 'something' acts as a fugitive whichh is both disturbing and constitutive for the psychological apparatus with itss representative and defensive functions {representation et pare-excitation). In itself,, this absolute presence is - from a philosophical perspective - without representation,, it is an ek-sistent, a 'primal ' object of a radical loss (perte). The philosophicall anamnesis is the unachievable effort to retrieve this loss or forgetting.. Therefore Lyotard parallels and advocates the philosophical practice off the Freudian clinical model: free association; endless labor {Durcharbeitung\{Durcharbeitung\ consciousness of after-effects {Nachtraglichkeit).

Chapterr 2 {Die Verneinung) brings the relationship between psychoanalysiss and philosophy into a coherent perspective through Lyotard' s affirmativ ee approach to Freud's metapsychology. The central concept here is difference.difference. We consider it to be Lyotard' s philosophical translation of a clinical conceptt of truth . He considers truth to be a lapse, a sudden occurrence {Einfatt, evenement),evenement), in which a stated proposition at the same time can mean its opposite.. This concept of truth deconstructs the oppositional Aristotelian logic onn which philosophical and structural arguments are built . In this way the logic off difference can sensitise thought for structures of dissimilation. According to Lyotardd this logic is at work in the production of art as well as in the production off theory (as, for example, in psychoanalysis). We reread Freud's text Die VerneinungVerneinung from the same differential perspective and we take it as a psychologicall theory about the emergence of the abilit y to make judgements.

Thee chapter closes with an analysis of the subject of sensorial difference.. Hearing as the abilit y to make meaning transparent and sight as the abilit yy to distance oneself through images, work hand in hand out of necessity, withoutt giving up their mutual differences. In connection with this Lyotard maintainss that the horizontal signifying discourse (the priorit y of structuralism) cannott function without the vertical referential configuration of phenomenology.. Language is about 'something' which is non-language. From thee incompatible character of the way they complement one another spring, however,, distortions of the figurative and the discursive modes of representation respectively.. Lyotard interprets these distortions as libidina l (Jigural) effects. Thesee can be reduced psychoanalytically to the loss of primary narcissism and cann be reinserted and translated in philosophy as the ontological problem of the perteperte du reel. The differential point of contact between discours and figure is characterisedd by Lyotard as the figure-matrice, which is both place of birt h and

538 8

Page 545: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

sourcee of figurative destabilisation for representation. This figure-matrice has to bee considered as an original fantasy. Not being synonymous with the trouvaille, itt can be nonetheless substituted for it.

Chapterr 3 (Au-delè de Lacan?) approaches - in a lacanian perspective -- the parallels between philosophy and psychoanalysis. Lyotard accuses Lacan off a metaphysical nihilism which would presuppose uncriticall y the structurin g laborr of a forever absent Grand Significmt and thus reduce differential and figurativ ee effects. In this manner Lacan would reduce the essence of the dream too the Traumgedcmke as a rhetorical concept (and therefore subject to discourse).. In opposition to this lacanian structuralism Lyotard argues in favour off a re-appreciation of the figural character of the Trawnarbeit {Rucksicht auf Darstellbarkeif),Darstellbarkeif), which stands in an inadequate relation to the Traumgedcmke. Inn essence Lyotard criticises Lacan1 s use of the semiological (saussurian) understandingg of the sign, as he shows in an analysis of the famous lacanian algorithmss of two rhetorical functions (metaphor and metonymy). We interpret thesee algorithms in a different fashion, however. These are two sides of the samee coin: metonymy installs a want of being {manqué d'etre) to which the metaphorr 'answers' with a creative production of meaning (étincelle créatrice). Wee have to conclude that Lacan, too, creates space for the 'excess' of the real {La{La Chose) which is responsible for the traumatic lack of representation (trou dudu reel).

Inn A Vinstar de Van the desirological character of Lyotard' s thinkin g becomess clear from his understanding of the modern and post-modern wil l of thee infinit e {yolonté d'infini). In modernity this wil l is subjected to the demands off the technological-systematic performance, of totalising capitalisation and of communicativee transparency (Habermas). The post-modern answers with the creativee experiment, which sees in inventive results only secondary and unfinishedd fruit s of the absolute (comparable to the structure of nachtraglichkeit).nachtraglichkeit). In the vein of Jean-Luc Nancy we take the word experiment thuss literall y as 'the infinit e search in and of an absolute exteriority ' (ex-perire), thee search for the trouvaille. It is exactly this experimenting which turns art, philosophyy and psychoanalysis into related activities. Although Freud attributes too art the conciliating role to compensate for the loss of lust caused by the impactt and demands of reality in the process of psychogenesis, Lyotard' s interpretationn does not concern itself with reconciliation between lust and reality.. The real will not allow itself to be tamed by reality. According to Lyotard ,, art serves a negative anamnesis. Art reminds us of the absolute and non-representablee exteriority of being. Art , like the dream, is thus guided by the fourr principles of Freud's primar y process which destabilzes the rules of representation.. Both psychoanalysis and art teach philosophy the openness to thee unexpected, to the possibility of the impossible. They teach the attention librementlibrement flottante, i.e. the openness to the truth of the event.

539 9

Page 546: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Inn La phrase comme Einfatt it wil l become clear how Lyotard translates philosophicallyy this psychoanalytical and artistic school of thought. The phrase-philosophyy of Le Different! corresponds with the infinit e liveliness of the experiment.. The single phrase - the in actu of its absolute and singular presence -- is only situated (in situ) apres coup and only then made subordinate to a definingg regime of giving significance, reference and communication. Viewed fromfrom this perspective phraseology is the philosophical sediment of the 'volonté dee l'infini' . Lyotard criticises Kant' s transcendental reconstruction of the Darstellung.Darstellung. According to him, Kant characterises the Anschauung as a solely receptivee ability and - by doing so — he erases the fact that this forming and figurativ ee ability operates already under the active regime of the Verstand. In thiss way Kant pushes aside the Empfindimg as the absolute, irreducible, and real momentt of the experience. We defend Kant, however, by arguing that the critiqu ee indirectly respects the singularity of the real, precisely by putting limit s onn experience. Kant never pretended to be speaking about the experience of WirkiichkeitWirkiichkeit when he talks about the Darstettvng (exhibitio). Moreover, the aporiaa of the 'trouvaille ' teaches us that respect after all holds pace with the betrayall (situating; realising) of that which desires to be respected, i.e. the ex-istentialistential presence. The waking-up call of experience (affectivity, Empfindimg) can,, therefore, also be heard in Kant' s work as a signal of a reality which blocks andd destabilises a definitive homogenisation of experience. It is only therefore thatt it is possible time and again to pursue an anamnesis of criticism.

Partt 2: Trouvaill e de la critiqu e

Whatt happens if one takes literally , that is in a historical sense, Lyotard' s argumentt about the post-modern preceding the modern? In part two we reconstructt on the basis of various pre-critical texts how the trouvaill e functionedd as the inducement of the invention or discovery of some transcendentall thought-patterns. In the pre-critical period Kant was on the trai l off the absent presence, which undermined the foundations of the ontological modell of adequate trut h (adequatio rei et intellectus) through the abilit y of the intuitusintuitus intellectus. This necessitated the critical project. Kant attempted to compensatee for the loss of existence by introducing the patterns of real opposition'' and incongruence, the structurin g work of which finds its way into KritikKritik der reinen Vernunfi. It is, therefore, not surprising that we find in Kant' s ownn description of the discovery of criticism (in the B-edition of the KRV) somee rather dismal attempts to disguise the Einfall-characteT of that discovery. .

540 0

Page 547: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Inn chapter 6 {Perte de Dasein) we unearth Kant' s trouvaill e of the exteriority of Beingg {Dasein) from his writing s on the possible proof of the existence of God. Onee cannot deduce from the abilit y to think the existentiality of Being. The ontologicall inversion that Kant, therefore, argues for ascribes to Being an absolutee position. This means that Being is superfluous in comparison to thinking .. It also means that the human being, who doesn't have a creative intellectt at his disposal {mtuitus intellectus; intellectus originarius) can only retainn the imago Dei-character of his intellect in a broken form, i.e. in the form off the heterogeneity of Anschouung and Verstand.

Forr him it becomes necessary then, as we show in the chapter Existence etet opposition rèelle, to make a distinction between a (logical) Nominal-ErklarungErklarung of reality and a mathematical Real-Erklarung which is based on Newtoniann principles. The view of the nihil negativum, which is determinable byy the intellect, corresponds with the first; the nihil privativumy given in the arenaa of sensibility, corresponds with the latter. (The concept of nihil absolutum,absolutum, which Kant explains as the opposite of the absolute position of DaseinDasein is problematic and 'dissimulative'.) Kant introduced in so-doing a logic off force which he transforms in the Kritik into a logic of abilit y and into the tensionn between concrete-making (attentio) and abstracting {abstractid) ambitionss of Reason and which we shall indicate as the crux critica of Reason.

Whil ee the deficiency of logic for metaphysics was compensated in Kant' ss precritical texte on the Negativen Grofie by invoking a mathematical concept,, in his Grimde the concrete sense of orientation betrays the lack of a geometrical-mathematicall determination of space. In the chapter Incongruence etet hétérogénéité, we discuss how this could have inspired Kant to criticise Leibnizz who believed it possible to conclude to the existence of the absolute spacee — in relation to which orientation can occur — from the composing special elementss (this re-emerges in the KRV as a criticism of Amphibolie der ReflexionsbegriffeReflexionsbegriffe and as criticism of Leibniz's principum identitas indiscernibilium).indiscernibilium). However, orientation requires a sign (signal) of feeling, whichh Kant reduces to the principl e of incongruence. Two three-dimensional objects,, which in their geometrical description are identical, can be non-interchangeablee in reality (for example a left-hand and right-hand glove). Their identitiess conceal (dissimulate) a difference, which is indicated by feeling. After Kant' ss critical turn-around, the principl e of incongruence wil l return as a determinationn of the reasonable subject, which in its unity comprises the incommensurablee differences between the abilities. An essay on Lyotard' s book onn Marcel Duchamp in which Lyotard refers to Kant and to the theorie sur les coupurescoupures of constructivist mathematics, illustrates the deconstructive and inventivee importance of incongruence.

Chapterr 9 (Histoire de la critique) closely follows Kant in some of his sporadicc descriptions of the process of invention of transcendental criticism. At

541 1

Page 548: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

firstfirst Kant seems to confirm its £wi/flr//-character by including the Copernican turn-aroundd in metaphysics in the histoiy of science. Yet in the end he denies its existencee in a petitio pr/mri/wi-argument (as shows Salllis). This occurs by attributingg to the sciences the legitimising metaphysical Einfall of criticism -regardingg the priority of the knowing subject over reality - as an already discoveredd hypothesis. A second suppression of singularity of the Einfall takes placee on the basis of the - in our view fundamental - inspiration to make fertile forr transcendental logic the analogy between the unifying function of the prepositional-logicall judgement and the synthetic function of experience. By meanss of this inspiration criticism as a method becomes possible, which is to sayy that from now on - under the leadership of Verstand - the singular event cann be excluded from the world of experience. However, together with Francoisee Proust we would like to turn this around. Exactly because criticism setss limits it reserves space for the ek-sistential (see chapter 5). From Kant's respectt for trouvaille of the escaping Dasein, we thus deduce the desirological tensionn in Reason (the already mentioned crux critica). Since Being cannot be deducedd from Reason the ambition to know has to limit itself to that what can bee experienced. But thus Reason is also permanently burdened with a deficiencyy of Being which inspires the desire to expand beyond its limits. The reasonablee desire for restrictive thinking by providing concepts with correspondingg Anschauimgen accompanies the aspiration to expanding these conceptss to the field of the Ideas, which are per definition not fixable in any sensiblee representation. Finally, Kant's sensitivity towards trouvaille is illustratedd by his view that philosophical education cannot achieve more than teachingg 'how to philosophise', i.e. philosophy in actu and tension-filled self-activityy of Reason.

Partt 3: Anamnese de la critiqu e

Afterr putting in place the contours of trouvaille in a Lyotardian context in part 1 andd the introduction of trouvaille in a reconstruction of the history of the developmentt of criticism in part 2, part 3 of this study undertakes to perform a feww anamneses in Kant's transcendental critiques. Point of departure are four criticall tense relationships which each in their own way refer back to the problemm of trouvaille and which give cause to formulate four different forms of reflexivityy in the final chapter.

Partt 3 opens with a chapter on the sensorial difference {Difference sensorielle), ass we found it already in Lyotard's Discours, figure. Using three historical

542 2

Page 549: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

exampless it wil l be argued that this originall y phenomenological-empirical differencee remains palpable on the - whether or not metaphysical - level of conceptualityy (for example in the concept of intuitus intettectus). The sensorial differencee is the phenomenological expression of the desire which trouvaill e provokess and which is indelible because of the incongruent relation between the senses.. However, thought has often attempted and always in vain to erase the differencee by giving priorit y to one sense over the other. Eyesight rules in Plato'ss works on the intuitio n of the Idea. De Saussure - at least in Bally's and Sechehaye'ss version - tries to eliminate the sensorial difference by giving priorit yy to hearing in the concept of image-acoustique. Therefore, Lyotard criticisess this semiological position by appealing to the semiotics of Peirce, who reservess space for the visual aspect, too. In Kant' s Mutmafiliche Anfcmg, which onn the basis of the book of Genesis reconstructs speculatively the origin of humann Reason, sensorial difference is discovered as the source of the ability to reflectt which is so essential to human autonomous Reason.

Thee problem of schematics, which is being dissected in the following chapterr {Kraft einer verborgenen Kunst), is grafted upon the sensorial difference.. In Kant' s chapter on schematics - a chapter which one should read withh the transcendental deduction (in the A-version) in mind - we distinguish threee operations through which the imagination synthesises the multiplicit y of Sinnlichkeit.Sinnlichkeit. Bildung, geometrical schematisation, and transcendental schematisation.. The obvious analogy with Lyotard' s triad figure-image, figure-forme,forme, and figure-matrice wil l be investigated and tested for similarities and differences.. In general one could state that Kant has synthesising ambitions, whilee Lyotard on the other hand wants to save the heterogeneity of the figurativ ee and the discursive. For instance, fae figure-image points as an opaque signn to the phenomenological exteriority of an object. Briefly , we rediscover in aa pre-critical text (Krankheiteri) the Entstellung of this figure through the dream workk - which is for Lyotard, too, of philosophical importance -, but Kant swiftlyy orders Reason to correct the image and bring it in line with its reality value.. Where Kant describes the geometrical scheme as a procedural rule of constructionn and realisation, Lyotard' s analysis ofthe figure-forme attempts to enfeeblee this mediating function. There is no reconciliation between intuitio n andd concept, which could ever remove entirely the incongruence between both. Finally,, transcendental schematics serves its function - by means of the hegemonyy of a mathematical understanding of time - of bridging the radical heterogeneityy between the given impure intuitio n and the pure category. Lyotard' ss figure-matrice destabilises mis schematisation of time by its *para-chronological'' (i.e. not to be dated or situated in the successive temporality) understandingg of Empfindung. This is the feeling of trouvaille, which brings Forgettingg back into memory, which was the source of Kant' s transcendental exercise. .

543 3

Page 550: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

Chapterr 12 (Orientation et trouvaille) discusses the tense relation between the concretee vision and the abstract ideas. After a historical discussion of the text OrientierenOrientieren we wil l summarize how Kant distinguishes three levels of orientationn (geographical, mathematical, and logical) which each demand a feelingg of orientation, inherent to Reason. Moreover in his introductor y notes, Kantt states that no abstract concept can nor want to dispose of its pictorial character.. Through the methodology of analogous transposition, the expressive usee of empirical concepts is an inducement to discover and articulate pure categories,, ideas and heuristical rules. The concept is every time transferred to a higherr level of use (from geometrical to mathematical to logical) which we wil l illustrat ee using the process of symbolisation (KdU §59). Again, the tension of thee crux critica lies at the root of this pre-heuristic inventiveness.

Chapterr 13 (Etat de naissance) investigates the harmonious relation betweenn feeling and universality as suggested in the concept of sensus communis,communis, which Kant would have meant to be a reflexive answer to the paralogicall problem of the transcendental subject. Firstly , we compare the use byy Kant and by Lyotard of the term 'paralogy' under the denominators of the sophismasophisma and of the Verwechslung. Both for Kant and Lyotard, the problem relatess to the legitimacy of claims to knowledge. Kant rejects the paralogy of thee subject for being a transcendental illusion, which - by confusing the empiricall with the transcendental and vice versa - presents as scientific knowledgee the substantial character of the subject. In contrast, Lyotard embracess paralogy because it does justice to the opacity in thought, which resistss systematic and communicative paradigmata of for instance Luhmann and Habermas,, and which stimulates to the infinit e experiment characteristic for sciencee in post-modern conditions. Following this paralogical train of thought wee subsequently show how Lyotard breaks off the sensus communis by means off his absolute phrase-affect. In doing so he undermines the appeal to this Kantiann notion, which often occurs in order to buttress the idea of an universal subjectt and the possibility of an inter-subjective community. Withi n the unstablee harmony of the abilities of knowledge, the aesthetic sense which promisess a sensus communis at most points at the subject being permanently in statustatu nascendi.

Thee final chapter (Interiorité incongruente) takes the sensorial differencee and the three critical tense relations as cause to formulate four types off reflexivity . Kant' s Logik describes how empirical concepts can be created by meanss of logical reflection. The moment of abstraction (abstractio), which is at workk in this reflection, implies ignoring the sensorial difference. The topologicall reflection - which links in with the problem of the schematic relationn between Anschauung and Verstand - regards the distributio n of contentss of reason to the abilities that fit them. In this reflection the heterogeneityy of the abilities is discovered and confirmed time and again. On

544 4

Page 551: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

thee basis of the reasonable tension of the crux critica, the analogical reflection iss concerned with moving a mode of reflection on a concrete object onto a higherr and more abstract level of use. This pre-heuristic way of utilising the analogyy explains the possibility to create out of an empirical use of concept the puree arsenal of concepts of the transcendental criticism. This concerns directly thee invention of criticism. Finally, Lyotard meets the phrase-affect through his paralogicall reflection (it may be even better to speak of mere 'flection') , which cannott be reduced to subjective generality. This indicates the penetrating influencee on Reason of the trouvaill e which is concerned with the ontological incongruence. .

Thee Conclusion remakes the connection between trouvaill e and the desirologicall transformation of metaphysics in a framework, which derives fromfrom the discussion on desire in Plato's Symposium.

(Translation:: J.M. Doude van Troostwijk , Oxfordd 2002)

** * *

545 5

Page 552: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

546 6

Page 553: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

RÉPERTOIREE DES ABRÉVIATION S

Kant Kant Anthrr Anthropologic in pragmatischer Hinsicht Anfangg Mutmafilicher Anfang der Menschengeschichte Aufklarungg Beantworttmg der Fr age: Was ist Aufklarung ? Bemerkungenn Einige Bemerkungen von Herrn Professor Kant (aus Ludwig

HeinrichHeinrich Jakobs Prüfimg der mendelssohnschen Morgen-stundenstunden oder aller spekulativen Beweisefur das Dasein Gottes

Beweisgrundd Der einzig mögliche Beweisgrund zu einer Demonstration des DaseynsDaseyns Gottes

Deutlichkeitt Untersuchung über die Deutlichkeit der Grundsatze der natürlichenatürliche Theologie imd der Moral

Krankheitenn Versuch über die Krankheiten des Kop/es KRVV A/B Kruik der reinen Vernimft KPVV Kritik der praktischen Vernimft KdUU Kritik der Urteilskraft Logg Logik (Ausgabe Jasche) MSII De mundiis intelligibilis atque sensibilis MetNatt Metaphysische Anfangsgründe der Naturwissenschaft OO Was heifit: sich im Denken orientieren ? Proll Prolegomena zu einer jeden künftigen Metaphysik NegGrr Versuch der Begriffder negativen Gröfien in die Weltweisheit

einzuföhren einzuföhren

Lyotard Lyotard AJJ Au juste. Conversations Alienationn L 'alienation Appell Karel Appel: ein Farbgestus Assiss L 'assassinat de I 'experience par la peinture BSS La bruiure de silence (Ruth Francken) CAA La confession d'Augustin ConTemm Sur la constitution du temps par la couleur CPP La condition postmoderne

547 7

Page 554: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

CS S D D DF F DMF F EL L Enth h FD D

FF F Grund d Heid d Inh h IP P LAS S LE E Mphil l Par-dela a ParPeint t Pér r Ph h PhPeEx x PEE E QP P RP P SM M TD D TI I TU U

ChambreChambre sourde. L'cmtiesthétique de Malraux LeLe Différend Discours,Discours, figure DeriveDerive apartir de Marx et Freud ÉconomieÉconomie libidincde LL 'Enthousiasme FloraFlora Danica. La secession du geste dans lapeinture de Stig Brogger Brogger SurSur la force desfaibles Grundlagekrise Grundlagekrise HeideggerHeidegger et 'lesjuifs' LL 'inhumain. Causeries sur le temps InstructionsInstructions païennes LeconsLecons sur Vanalytique du sublime LecturesLectures d'enfance MisèreMisère de la philosophic 'Par-delaa Ia representation' LaLa portie de lapeinture Peregrinations Peregrinations LaLa Phénoménologie LaLa philosophic et lapeinture a l'ère de leur experimentation LeLe postmoderne expliqué aux enfants QuepeindreQuepeindre ? Adami, Arakawa, Buren RudimentsRudiments païens. Genre dissertatif SignéSigné Malraux LesLes TRANSformateurs Duchamp TombeauTombeau de l'intellectuel et autres papiers UnUn trait d'union

General General HWPhh Historisches Wörterbuch der Philosophic NotPhill Encyclopédie philosophique universelle (Les notions

philosophiquesphilosophiques II) VocTCC Vocabulaire technique et critique de la philosophic RGGG Die Religion in Geschichte und Gegenwart

548 8

Page 555: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

-Tablee des matières

Remerciementss 5 Sommairee 7 Pointt de depart 13 Orientationn préliminaire: Insinuation du désir dans la raison 33

Premièree partie Anamnese de la trouvaille 65

1.. L'anamnese: transformation de la recherche philosophique 67 2.. Die Verneimtng et la difference : travail sur une « logique »

freudiennefreudienne 83 3.. Au-dela de Lacan :« Ie travail de rêve ne pense pas » 109 4.. A 1'instar de Tart: volonté d'infini et experimentation

philosophiquee 143 5.. La phrase comme Einfall: presence et situation 169

Deuxièmee partie Trouvaille de la critique 193

6.. Perte du Dasein et denouement de 1' intuition intellectuelle 195 7.. Existence et opposition réelle 219 8.. Incongruence et hétérogénéité 245 9.. Histoire de la critique : refoulement et retour de / 'Einfall 273

Troisièmee partie Anamnese de la critique 309

10.. Difference sensorielle 311 11.. « Kraft einer verborgenen Kunst»: dé-schématisation et

1'énigmee de la trouvaille 343 12.. Orientation et trouvaille: recherche pré-heuristique et transfert

analogiquee 375 13.. « Etat de naissance »: sentiment sans sujet 413 14.. La trouvaille de quatre réflexivités: Ie sujet incongruent 441

Conclusionn 477 Bibliographicc 489 Samenvatting.. 521 Summaryy 533 Répertoiree des abréviations 545

549 9

Page 556: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard
Page 557: Trouvailles. Anamnèses de la critique. Kant, Freud, Lyotard

ChrisChris Doude van Troostw\flc

Trouvaille Trouvaille