Trainershandleiding bijscholing ‘omgaan met eenzaamheid onder ouderen’ Behorend bij: Richtlijn Eenzaamheid onder ouderen Doelgroep scholing: wijkverpleegkundigen en verzorgenden In opdracht van: V&VN Ontwikkeling scholing: Lectoraat 1elijnszorg HAN Auteurs: Rianne Elderhuis, Meike Heessels 20 december 2019
43
Embed
Trainershandleiding bijscholing omgaan met eenzaamheid ......signaleren en inschatten van de aard, risicos en gevolgen van eenzaamheid, het bespreken van eenzaamheid en waar wenselijk,
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Trainershandleiding bijscholing ‘omgaan
met eenzaamheid onder ouderen’
Behorend bij: Richtlijn Eenzaamheid onder ouderen Doelgroep scholing: wijkverpleegkundigen en verzorgenden In opdracht van: V&VN Ontwikkeling scholing: Lectoraat 1elijnszorg HAN Auteurs: Rianne Elderhuis, Meike Heessels 20 december 2019
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 2/43
Trainershandleiding bijscholing
omgaan met eenzaamheid onder ouderen
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 3/43
HAN (R. vd Sande, lector eerstelijnszorg, projectleider Richtlijn Omgaan met Eenzaamheid onder
ouderen)
Movisie (M. den Hollander, M. Talma)
VU (T. van Tilburg, T. Bouwman)
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 6/43
Doelen scholing Na deze scholing:
• Herkennen de deelnemers verschillende vormen van eenzaamheid (sociale, emotionele en
existentiële eenzaamheid);
• Hebben deelnemers inzicht in het proces van vereenzamen, oorzaken en gevolgen;
• Hebben de deelnemers gereflecteerd op hun eigen referentiekader en houding ten opzichte van
eenzaamheid;
• Hebben de deelnemers zicht op eventuele schroom en/of weerstand bij zichzelf en/of collega’s
om eenzaamheid te signaleren/bespreekbaar te maken;
• Kunnen de deelnemers eenzaamheid bij de cliëntpopulatie van hun eigen wijkteam vaststellen;
• Hebben de deelnemers begrip voor de complexiteit van eenzaamheid en weten zij dat
eenzaamheid niet (eenvoudig) op te lossen of te verminderen is;
• Weten de deelnemers hoe zij in gesprek kunnen gaan over eenzaamheid;
• Kunnen de deelnemers in gesprek gaan over wat van waarde/van betekenis is voor de cliënt;
• Hebben de deelnemers inzicht in wat zij kunnen doen bij weerstand tegen verandering.
Doelgroep De scholing is gemaakt voor wijkverpleegkundigen en verzorgenden en richt zich op eenzaamheid
onder ouderen. Eenzaamheid is echter een probleem wat op alle leeftijden voor kan komen, dus zal de
scholing ook bruikbaar zijn voor jongere cliënten die met eenzaamheid kampen. Verder is de
verwachting dat de scholing ook bruikbaar is voor andere doelgroepen dan wijkverpleegkundigen,
bijvoorbeeld voor welzijnsmedewerkers, brandweer, politie, vrijwilligers etc.
Bijeenkomsten De scholing bestaat uit 2 modules van een dagdeel. Bijeenkomst 1 gaat over het ‘signaleren van
eenzaamheid’, bijeenkomst 2 heeft het onderwerp ‘in gesprek gaan over eenzaamheid’. Module 2
volgt 3-4 weken na module 1. De groep bestaat uit 12 - max 16 deelnemers.
Voorbereiding van de modules Bij beide modules hoort een voorbereiding, bestaande uit het bestuderen van literatuur (verwerkt in
kennisbronnen in de bijlage) en/of een huiswerkopdracht. De benodigde voorbereiding wordt bij de
beschrijving van de module aangegeven.
Pilot scholing Pilot van de scholing is gedaan met 14 wijkverpleegkundigen/verzorgenden van Buurtzorg in
oktober/november 2019. De scholing is vanaf 2020 beschikbaar op verschillende plekken:
- Werkplaats Sociaal Domein Nijmegen (HAN)
- Vilans
- Toolkit 1tegeneenzaamheid
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 7/43
2 PROGRAMMA
Module 1 Signaleren van eenzaamheid
Inleiding Wijkverpleegkundigen en verzorgenden zijn, doordat zij als zorgverlener bij de cliënt thuis ‘achter de
voordeur’ komen, vaak degene die met eenzaamheid van ouderen geconfronteerd worden. Zij kunnen
daardoor bij uitstek een signalerende rol vervullen. Eenzaamheid is echter niet iets wat je direct kunt
zien aan mensen. Als wijkverpleegkundige kan je wel menen signalen van eenzaamheid op te vangen.
Eenzaamheid kan bijvoorbeeld optreden na ingrijpende gebeurtenissen, zoals het verlies van een
partner, kind of andere dierbare, of gezondheidsproblemen, of doordat de steun van een partner of
vrienden wordt gemist.
Signalen van eenzaamheid kunnen bijv zijn dat iemand zich verwaarloost, er niet meer op uit gaat,
aanklampend is in contact, erg gesloten of wantrouwend is, een neerslachtige houding heeft etc.
De aanwezigheid van één of meer van deze signalen is geen bewijs dat de cliënt eenzaam is. Het
herkennen ervan kan wel helpen bij het ondersteunen van je vermoeden en helpen het gesprek
daarover met de cliënt op gang te brengen. In deze eerste module staan we stil bij signalen van
eenzaamheid en oefenen we met een hulpmiddel bij het signaleren van eenzaamheid, de
signaleringskaart.
Het programma van module 1 is nader uitgewerkt in tabel 1. Op de notitiepagina’s in de powerpoint,
behorend bij module 1, staat op onderdelen een toelichting of een uitwerking van werkvormen.
Doelen Na afloop van deze module:
1. Herkennen de deelnemers verschillende vormen van eenzaamheid (sociale, emotionele en
existentiële eenzaamheid);
2. Hebben deelnemers inzicht in het proces van vereenzamen, oorzaken en gevolgen;
3. Hebben de deelnemers gereflecteerd op hun eigen referentiekader en houding ten opzichte van
eenzaamheid;
4. Hebben de deelnemers zicht op eventuele schroom en/of weerstand bij zichzelf en/of collega’s
om eenzaamheid te signaleren/bespreekbaar te maken;
5. Kunnen de deelnemers eenzaamheid bij de cliëntpopulatie van hun eigen wijkteam vaststellen;
6. Hebben de deelnemers begrip voor de complexiteit van eenzaamheid en weten zij dat
eenzaamheid niet (eenvoudig) op te lossen of te verminderen is.
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 8/43
Thuisopdracht Schrijf een casus van een eenzame oudere uit jouw wijk waarbij je hebt getwijfeld over of er sprake is
van eenzaamheid. Neem de casus mee naar de 1e bijeenkomst. Denk alvast na over de volgende
vragen:
- Wat is je opgevallen bij de cliënt/wat zag je?
- Waarom dacht je aan eenzaamheid?
- Wat deed het met je?
Ter voorbereiding op module 1, kun je de volgende informatie lezen (zie bijlagen):
Kennisbron 1: Achtergrondinformatie over eenzaamheid
Kennisbron 2: Handreiking omgaan met eenzaamheid
Tabel 1: Programma Module 1 Signaleren van eenzaamheid
Tijd Onderdeel Werkvorm Materiaal en tips
0.00 Introductie en welkom Verwachtingen, doel en programma
Plenair
Powerpoint
0.15 Vooroordelen over eenzaamheid
Energizer: Over de streep: met reflector vooroordelen over eenzaamheid korte nabespreking per vraag
Zet alle tafels en stoelen aan de kant, zodat er voldoende loopruimte ontstaat. Bespreek het vertrouwelijk karakter van de oefening. ➔ Zie uitleg
notitiepagina powerpoint
0.30 Reflectie eigen ervaringen met eenzaamheid
Er wordt in duo’s gereflecteerd op de eigen houding ten opzichte van eenzaamheid. Deelnemers wisselen hun persoonlijke ervaring met eenzaamheid uit. Het gaat hier om de eigen eenzaamheid en niet die van iemand anders. Dit hoeft niet groots te zijn. Het kan ook een situatie of voorval zijn. Ervaringen met de oefening worden plenair besproken.
Bespreek voorafgaande aan de oefening het vertrouwelijk karakter ervan. Deelnemers kunnen er plenair wat over vertellen, maar dit hoeft niet.
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 9/43
0.55 Zicht op vormen van eenzaamheid en het proces van vereenzaming
Interactieve uitleg over eenzaamheid - Definitie van eenzaamheid - Vormen van eenzaamheid - Negatieve spiraal - Mogelijke gevolgen van
eenzaamheid
Powerpoint
1.25 Zicht op eigen schroom en/of weerstand
Uitspraken worden op tafel gelegd met belemmerende gedachten om de eenzaamheid van een ander bespreekbaar te maken. Vraag de deelnemers er om heen te lopen. Vraag ze een uitspraak te kiezen die ze zelf herkennen, of die hen raakt. Vraag de deelnemers in duo’s uit te wisselen over de gekozen uitspraak aan de hand van de volgende vragen: - Wat roept deze uitspraak op? - Aan welke concrete praktijk- situatie moet je denken? - Wie is de jonge vrouw met de steunkousen of de man met de lege jaarkalender in jouw wijkteam? - Waar zit in dit geval jouw schroom en/of weerstand om hierover het gesprek aan te gaan? Plenair: Welke conclusies trek je?
Benoem ter inleiding op dit onderwerp een voorbeeld waarbij sprake is van schroom en/of weerstand bij het bespreekbaar maken van eenzaamheid (bij werkvorm 1 zijn 2 voorbeelden opgenomen). Materiaal werkvormen Bespreken van schroom en weerstand (werkvorm 1)
1.45 PAUZE
2.15 Bespreken van meegebrachte casuïstiek Oefening 1 - signaleren van eenzaamheid
- De deelnemers bespreken de casuïstiek die ze hebben meegenomen in tweetallen
- Zij beantwoorden hierbij de volgende vragen
a) wat zag je? b) waarom dacht je aan eenzaamheid? c) wat heb je hiermee gedaan? d) wat deed het met jou? e) wat hield je (evt) tegen?
Signaleringskaarten – (kennisbron 2) Tip: Pas bij de nabespreking de signaleringskaart benoemen. Deze wordt bij het volgende onderdeel toegelicht.
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 10/43
- Nabespreken van signalen uit casus
2.30 Signaleren van eenzaamheid Powerpoint-Interactief - Wat is signaleren - Wat is belangrijk bij het
signaleren van eenzaamheid? - Signalen van eenzaamheid en
signaleringskaart
Powerpoint
3.00 Oefening 2- signaleren van eenzaamheid
De deelnemers lezen de Persona’s (werkvorm 2) en bespreken in duo’s (of plenair) welke signalen van eenzaamheid zij in de beschrijving van de persona herkennen.
3.15 Uitleg van de thuisopdracht *Voer een casuïstiekbespreking in jouw wijkteam
Signaleringskaarten – (kennisbron 2)
3.30 Evaluatie bijeenkomst Afsluiten met gedicht
Gedicht ‘Kijk nog eens goed’ Powerpoint
Na afloop van de eerste bijscholingsmodule → bespreken in jouw wijkteam*
Voer een casuïstiekbespreking in jouw wijkteam, waarbij een casus wordt besproken van iemand die
mogelijk eenzaam is. Gebruik hierbij een van de signaleringskaarten als hulpmiddel.
1. Ga met elkaar na welke signalen je opmerkt bij cliënten die mogelijk kunnen wijzen op
eenzaamheid. a. Wie is de jonge vrouw met de steunkousen of de man met de lege jaarkalender in
jouw wijkteam (zie voorbeeld materiaal werkvorm 1)? b. Waar zit in dit geval jouw schroom en/of weerstand om hierover het gesprek aan te
gaan? c. Denk na over welke casus (a) je wilt inbrengen bij de volgende bijeenkomst (zet dit evt
op papier).
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 11/43
Module 2 In gesprek over eenzaamheid
Inleiding Bij een vermoeden van eenzaamheid is het belangrijk om hierover met de cliënt in gesprek te gaan.
Het erkennen en uitspreken van gevoelens van eenzaamheid geeft lucht en soms ook een opening om
het proces van vereenzaming te doorbreken. In een aantal gevallen zal erkenning van de eenzaamheid
en het bespreekbaar maken ervan al behulpzaam zijn voor de cliënt en bestaat er niet de behoefte om
een interventie in te zetten.
In deze module is er aandacht voor houding en vaardigheden die ondersteunend zijn aan het
bespreekbaar maken van eenzaamheid. De deelnemers leren welke vragen ze kunnen stellen om in
gesprek te gaan over eenzaamheid en ook op welke wijze ze in geprek kunnen gaan over wat van
waarde is. In dit kader wordt het concept Leefplezier geïntroduceerd.
Het programma van module 2 is nader uitgewerkt in tabel 2. Op de notitiepagina’s in de powerpoint,
behorend bij module 2, staat op onderdelen een toelichting of een uitwerking van werkvormen.
Doelen Na afloop van deze module:
1. Weten de deelnemers hoe zij in gesprek kunnen gaan over eenzaamheid;
2. Kunnen de deelnemers in gesprek gaan over wat van waarde/van betekenis is voor de cliënt;
3. Hebben de deelnemers inzicht in wat zij kunnen doen bij weerstand tegen verandering.
Ter voorbereiding op module 2, kun je de volgende informatie lezen (zie bijlagen):
Kennisbron 2: Handreiking omgaan met eenzaamheid
Kennisbron 3: Gesprekstips en vragen
Tabel 2: Module 2 In gesprek over eenzaamheid
Tijd Onderdeel Werkvorm Materiaal en tips
0.00 Introductie en terugblik vorige bijeenkomst Verwachtingen, doel en programma
Plenair Signaleren van eenzaamheid: hebben de deelnemers hier op basis van bijeenkomst 1 anders naar gekeken? Geoefend in de praktijk? Wat waren ervaringen?
0.15 Eigen gedachten/ overtuigingen over omgaan met eenzaamheid
Over de streep: Bewustwording van eigen gedachten/ overtuigingen over omgaan met eenzaamheid korte nabespreking per vraag
Zet alle tafels en stoelen aan de kant, zodat er voldoende loopruimte ontstaat. Bespreek het vertrouwelijk karakter van de oefening.
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 12/43
➔ Zie uitleg notitiepagina powerpoint
0.40 Voorbeeldgesprek met trainingsacteur
Wijkvpk Ans heeft de indruk dat dhr van der Laan eenzaam is. De situatie van meneer van der Laan is in het wijkteam besproken. Afgesproken is dat Ans in gesprek gaat met meneer van der Laan. Wijkvpk Ans (trainer) Meneer van der Laan (acteur)
Er wordt 2 keer een gesprek gevoerd. In het eerste gesprek wordt er niet goed geluisterd. Worden er gesloten vragen gesteld. En worden er oplossingen geboden. De deelnemers geven tips over verbeterpunten in gesprek. In het 2e gesprek worden er open vragen gesteld uit de handreiking → verdieping in gesprek met als gevolg dat dhr van der Laan zich erkend voelt in zijn eenzaamheid en het gevoel heeft dat er naar hem wordt geluisterd.
1.00 PAUZE
1.15 In gesprek over eenzaamheid (oefening rollenspel met trainingsacteur)
De deelnemers geef je de volgende opdracht: - Lees de handreiking met vragen - Kies 3 of 4 vragen uit de
handreiking - Bespreek met een medecursist
waarom je hebt gekozen voor deze vragen
Oefening in subgroepen met trainingsacteur: Rollenspel: o Schets de situatie van de
cliënt aan de trainingsacteur o Bepaal wie welke rol op zich
neemt –wijkverpleegkundige/ observator
De deelnemers brengen zelf een casus in uit hun eigen praktijk. Trainingsacteur Gesprekstips en vragen (kennisbron 3)
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 13/43
o Voer het gesprek (15 mn) over de mogelijke eenzaamheid
o De observator geeft feedback op de aspecten van effectieve communicatie (fbformulier).
2.15 Motivatie en weerstand Korte toelichting op weerstand tegen veranderen. De ambivalentie van willen veranderen en tegelijk níet willen veranderen. De relatie en interactie tussen hulpverlener en cliënt zijn cruciaal voor het ontstaan van weerstand en/of juist motivatie. - Herkennen van weerstand - Uitingen van weerstand - Omgaan met weerstand
Powerpoint
2.30 Omgaan met weerstand (oefening rollenspel met trainingsacteur)
Rollenspel: - oefenen in groepjes van vier - gesprek met een cliënt waarbij
er weerstand wordt ervaren Plenair nabespreken en conclusies trekken
De deelnemers brengen zelf een casus in uit hun eigen praktijk.
Trainingsacteur
3.30 Verkennen wat van waarde is/wat van betekenis is
Toelichting op fase binnen handreiking ‘omgaan met eenzaamheid’. Korte toelichting op Leefplezier en de Hartenroos. Neem bij degene die naast je zit een anamnese af over leefplezier (10 mn). Gebruik hierbij de hartenroos en/of interviewvragen. Plenair kort nabespreken
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 37/43
Belemmerende gedachtes ‘Waarom professionals de eenzaamheid van een ander niet bespreekbaar
maken…..’
‘Ik heb geen tijd om het
gesprek goed aan te gaan’
‘Ik heb het gevoel dan ook
verantwoordelijk te worden
voor de oplossing’
‘Ik twijfel of ik het wel goed
zie’
‘Ik ben bang dat er een
beroep op mij wordt
gedaan waar ik niet aan
kan voldoen’
Anders…..?
‘Ik ben bang voor een
negatieve reactie of
onvoorspelbaar gedrag’
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 38/43
‘ Ik vind het niet realistisch
dat de ander uit een
sociaal isolement komt
vanwege zijn/haar karakter
of ziektebeeld’
‘Ik heb geen vertrouwen in
een hulpaanbod dat goed
aansluit bij de vraag’
‘Ik ben bang om te
oordelen over de ander’
‘Het lijkt niet mogelijk de
ander te motiveren tot
verandering’
‘Ik vind het onderwerp
confronterend voor mezelf’
‘Ik ben bang dat de ander
mij bemoeizuchtig vindt’
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 39/43
Werkvorm 2 Persona’s
Deze bron is gebaseerd op:
Bouwman T., T. Van Tilburg Diagnostisch Interview Eenzaamheid. Nog niet gepubliceerd.
Materiaal behorend bij het onderdeel ‘Oefening 2 - signaleren van eenzaamheid’ module 1.
Uitleg opdracht
De persona’s (cliëntprofielen) opgenomen in deze bijlage, zijn typeringen van cliënten gebaseerd op
praktijksituaties uit de wijk. Er wordt in deze werkvorm geoefend met het toepassen van een
signaleringskaart (de trainer maakt hiervoor zelf een keuze uit de beschikbare signaleringskaarten).
De oefening kan in tweetallen worden gedaan, maar is ook geschikt om plenair te doen.
Toepassing in duo’s (15 mn)
• Zorg voor printjes van de persona’s en de gekozen signaleringskaart
• Vraag de deelnemers in duo’s uit te wisselen welke signalen van eenzaamheid zij in de beschrijving
van de persona’s herkennen (5 of 6 persona’s)
• Plenair: nabespreken
Toepassing plenair (10 mn)
• Zorg voor printjes van de gekozen signaleringskaart (of digitale beschikbaarheid)
• Lees de persona voor of presenteer de persona via beamer (5 of 6 persona’s)
• Vraag welke signalen van eenzaamheid de deelnemers in de beschrijving van de persona
herkennen
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 40/43
Mevrouw Bel, 73 jaar, is na een heupoperatie een half jaar geleden verhuisd naar een benedenwoning in een voor haar onbekende wijk. Ze is erg sociaal ingesteld en gaat graag met anderen om. Haar vriendinnen zijn ook al op leeftijd en over en weer bezoeken ze elkaar minder dan vroeger. Ze zegt: “vroeger liepen we bij elkaar de deur plat, maar ja, dat gaat nu niet meer. Ik kan nu niet even binnenlopen voor een bakkie, daarvoor is het te ver weg”. Mevrouw Geel, 63 jaar, heeft al jaren fysieke beperkingen. Haar contacten met mensen buiten haar werk zijn minder frequent geworden door haar beperking. Ze is sinds een paar maanden arbeidsongeschikt. Ze zit nu thuis en mist de dagelijkse contacten met collega’s, die ze “natuurlijk niet zomaar midden op de dag kan bellen”. Ze heeft hulp nodig bij allerhande klusjes (bijvoorbeeld zware boodschappen doen). Mevrouw de Vink, 81 jaar, heeft recent haar man verloren. In de periode direct na het overlijden van haar man had haar sociale netwerk veel aandacht voor haar en was er veel aanloop. Dit begint minder te worden. Ze merkt dat niet iedereen zich goed kan inleven in haar situatie en ze ook wat moeite heeft zich in te leven in anderen. Zo zegt ze: “ik voel me verloren, iedereen heeft het altijd maar druk”. Ze wil wel meer contact, maar vindt het moeilijk nieuwe contacten aan te gaan. Meneer van Vliet, 76 jaar, heeft nooit een partner gehad. Als jongste kind thuis had hij altijd het gevoel dat hij niet meetelde. Dit gevoel heeft hij zijn hele leven gehouden: hij vindt dat hij niet een goede vriend is voor anderen, en doet daarom vrijwel geen pogingen contact te leggen met andere mensen. Hij bevestigt dit voor zichzelf door regelmatig dingen te zeggen als: “ik ben blij dat ik niemand heb, dan word ik ook niet gekwetst” en “ik heb geen anderen nodig, ik regel het zelf wel”. Mevrouw De Jong, 78 jaar, zorgt voor haar dementerende man, maar ontvangt zelf geen zorg. Ze is door de zorg voor haar man niet in staat haar contacten te onderhouden en een deel van haar vriendschappen is al verwaterd. Mw. De Jong merkt regelmatig op dat ze “blij is dat ik dit voor mijn man kan doen”, maar ze laat zich ook wel ontvallen dat ze “niet weet wat ik zonder hem zou moeten, wie heb ik dan nog”. Meneer Mulder, 67 jaar, is gelukkig getrouwd en heeft een goed sociaal netwerk. De meeste contacten lopen via zijn vrouw en afspraken met vrienden maken ze alleen in het weekend. Nu hij met pensioen is, vindt hij dat “de dagen wel erg lang zijn”. Hij mist de dagelijkse aanspraak met collega’s en het iets te doen hebben. Mevrouw Yilmaz, 68 jaar, is twee jaar geleden verhuisd naar de wijk waar ze nu woont. Toen ze er een paar maanden woonde, is haar man overleden. Doordat de verhuizing en het overlijden van haar man zo dicht op elkaar zaten, heeft ze nooit contacten in de buurt opgedaan. Haar kinderen zijn verhuisd vanwege werk. Ze komen elk weekend langs, maar door de week voelt ze zich erg alleen. Omdat ze erg onzeker is over haar Nederlands, durft ze niet goed mee te doen met activiteiten in het buurthuis. Ze mist ook het contact met haar familie, die wonen bijna allemaal in Turkije. “Ik voel me niet op mijn gemak, ik mis mijn eigen land. Mijn kinderen zijn ver weg en ik durf niet met de buren te praten”. Mevrouw Van der Berg, 84 jaar, klaagt veel. Ze zegt dagelijks tegen de wijkverpleegkundige dat ze haar kinderen nooit ziet: “ze maken nooit tijd voor me, ze komen niet langs, ze bellen niet”. De wijkverpleegkundige weet de zoon en de dochter van mw. Van der Berg elke maand langs komen, en als het even kan vaker. Ook weet ze dat de dochter haar moeder elke week belt. Haar zoon komt altijd zo snel mogelijk als zijn moeder met een klusje zit. Mw. Van der Berg heeft ook nog andere familie
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 41/43
(één broer en een drietal nichtjes) die haar meermalen per maand bellen, en een paar vriendinnen komen af en toe langs. Mw. Van der Berg vindt dit niet genoeg, maar wil toch niet zelf haar contacten uitbreiden. Meneer Bakker, 72 jaar, is op zijn zestigste gescheiden van zijn vrouw. Ze waren toen ruim dertig jaar getrouwd. Hij zag het de afgelopen jaren niet zitten om op zoek te gaan naar een nieuwe partner. Omdat hij geen grote prater is, had hij altijd het gevoel het wel in zijn eentje te redden. Maar de laatste tijd mist hij het om dingen te kunnen delen met iemand, “zoals ik altijd alles met mijn vrouw deelde”. Zijn maten van de biljartclub kent hij al jaren, maar dat zijn geen types voor een diep gesprek. Meneer Vis, 69 jaar, is een beetje sociaal angstig en vindt het lastig om alleen naar buiten te gaan. “Als ik andere mensen samen zie, voel ik me alleen, ik twijfel dan aan mezelf”. Hij is goed ter been en kon vroeger ook erg genieten van een wandeling. In zijn jeugd heeft hij honden gehad. Meneer Lindemans, 70 jaar: “ik heb al met al niks te klagen. Ik heb een lieve vriendin (LAT-relatie) en genoeg vrienden in de buurt. Wat soms lastig is, is dat mijn dochter naar Luxemburg is verhuisd. We hebben elke week telefonisch contact, maar dat is toch niet hetzelfde als elkaar zien”. Zijn dochter is in verwachting van haar eerste kind en als zijn kleinkind straks geboren is, heeft meneer Lindemans graag intensiever contact. Hij wil graag leren hoe een tablet werkt, zodat hij met zijn dochter kan videobellen. Mevrouw Molenaar, 62 jaar, merkt dat nogal wat mensen uit haar netwerk zijn verdwenen. Een aantal oude vriendinnen is in de loop der jaren verhuisd en ook de kinderen wonen niet meer om de hoek. Mw. Molenaar verzucht: “ik wil wel nieuwe mensen ontmoeten, maar ik heb dat al jaren niet meer gedaan, ik weet niet of ik het nog kan”. Ze is onzeker over haar sociale vaardigheden, met de mensen die je al lang kent “heb je toch zo je eigen gekkigheden, maar dat zijn ze van je gewend”.
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 42/43
Werkvorm 3 Feedbacklijst
Deze bron is gebaseerd op:
- Heessels, M., M. Braun, J. Kroes, T. Dankers, K. Roozendaal, A. Ouwerkerk, D. Damoiseaux & M. van
Biene (2015). Eenzaam ben je niet alleen. Samen werken aan een nieuwe blik op eenzaamheid en
sociaal isolement. Utrecht: Movisie. Geraadpleegd op 21-11-2019, van