KORTE TOELICHTING TITELS MASTERPROEVEN VAKGROEP BELEID EN BESTUUR I. Inleiding In dit document vinden de studenten de titels van masterproeven terug die door de leden van de vakgroep Beleid en Bestuur (EB10) op de faculteitbrede lijst werden gezet. Die titels worden hier kort toegelicht zodat de studenten een beter idee hebben van de inhoud en draagwijdte van de onderwerpen. Bij wijze van introductie (punt II) is in de eerste plaast een tekst te lezen (van de hand van Fran Naert), die het thema van de vergrijzing en de impact ervan op lokaal beleid en bestuur toelicht. Het onderwerp van de vergrijzing is immers door de vakgroep naar voor geschoven als een collectief onderzoeksdomein, waarbij masterstudenten kunnen betrokken worden bij het uitwerken van hun scriptie. Dat betekent nochtans niet dat alle onderwerpen die hieronder besproken worden, met vergrijzing te maken hebben. In functie van het onderzoeksdomein van de elke docent komt een breed scala van thema’s aan bod. II. Vergrijzing en local governance, De vergrijzing is ondertussen een welbekend en goed gedocumenteerd fenomeen. De gevolgen ervan zijn veelvuldig en worden druk bestudeerd in vele wetenschappelijke disciplines. Vanuit de vakgroep ’Public governance, management & finance’
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
KORTE TOELICHTING TITELS MASTERPROEVEN VAKGROEP BELEID EN
BESTUUR
I. Inleiding
In dit document vinden de studenten de titels van masterproeven terug die door de leden van
de vakgroep Beleid en Bestuur (EB10) op de faculteitbrede lijst werden gezet. Die titels
worden hier kort toegelicht zodat de studenten een beter idee hebben van de inhoud en
draagwijdte van de onderwerpen.
Bij wijze van introductie (punt II) is in de eerste plaast een tekst te lezen (van de hand van
Fran Naert), die het thema van de vergrijzing en de impact ervan op lokaal beleid en bestuur
toelicht. Het onderwerp van de vergrijzing is immers door de vakgroep naar voor geschoven
als een collectief onderzoeksdomein, waarbij masterstudenten kunnen betrokken worden bij
het uitwerken van hun scriptie.
Dat betekent nochtans niet dat alle onderwerpen die hieronder besproken worden, met
vergrijzing te maken hebben. In functie van het onderzoeksdomein van de elke docent komt
een breed scala van thema’s aan bod.
II. Vergrijzing en local governance,
De vergrijzing is ondertussen een welbekend en goed gedocumenteerd fenomeen. De
gevolgen ervan zijn veelvuldig en worden druk bestudeerd in vele wetenschappelijke
disciplines. Vanuit de vakgroep ’Public governance, management & finance’ (EB10) is het
idee gegroeid om aan het bestaande werk een unieke invalshoek toe te voegen, met name de
algemene onderzoeksvraag hoe de vergrijzing de lokale governance impacteert.
Een studie van Belfius (2010) somt de gevolgen van de vergrijzing voor de lokale besturen
op. In de eerste plaats is er een budgettaire impact. Deze verschilt bovendien sterk
naargelang het type gemeente en dat niet alleen omwille van de heterogeniteit in de
demografische ontwikkelingen, maar ook door de verschillende strategische keuzes die
gemeenten maken. Aan de kant van de middelen is er vooral een invloed van de vergrijzing
op de relatief belangrijke inkomensbron van de aanvullende personenbelasting.
Pensionering gaat immers gepaard met een aanzienlijke daling van het inkomen van de
betrokkenen, die bovendien in België sterker is dan in andere landen. Dit tast de
belastingbasis van de gemeenten aan. Aan de kant van de uitgaven leidt de vergrijzing tot
nieuwe en te vernieuwen openbare voorzieningen op het vlak van huisvesting (rusthuizen,
rust- en verzorgingstehuizen, dagopvang, serviceflats, centra voor kortverblijf,…), vervoer,
sociale diensten (thuiszorg, maaltijden,…). Verder is er ook een directe impact via de
verhoogde pensioenuitgaven voor lokale ambtenaren.
De budgettaire impact kan gezien worden als de vertaling van een aantal sociale en
economische gevolgen van de vergrijzing. Vergrijzing brengt een verlies aan
zelfredzaamheid teweeg die zowel van fysieke als van financiële aard is en die niet volledig
wordt gecompenseerd door de vooruitgang in de medische verzorging. Er is een toenemend
aantal van alleenstaande ouderen, wat leidt tot een grotere vereenzaming en de noodzaak
voor de overheid, en dikwijls zal dat de lokale overheid zijn, om het verdwijnen van
meergeneratiegezinnen en de daarmee gepaard gaande intergenerationele
solidariteitsmechanismen te compenseren. Deze evolutie werkt ook daar naar andere
domeinen zoals veiligheid en mobiliteit. Het armoederisico bij ouderen is bovendien hoger
dan gemiddeld.
De vraag is dan hoe de lokale besturen met deze problematieken omgaan. Uiteraard moet
hun aanpak passen in wat er op hoger Europees, federaal en regionaal niveau aan beleid
wordt uitgestippeld en uitgevoerd. Niettemin beschikken de lokale besturen over een niet zo
kleine beleidsruimte om ook zelf het heft in handen te nemen. Daarbij spelen verschillende
actoren een rol met de gemeente als centrale pion. De gemeente is evenwel niet de enige
actor. Het is evident dat het OCMW – voorlopig nog - een belangrijke plaats inneemt en dat
bovendien in netwerken met andere gemeenten in bovenlokale verbanden en met actoren
uit de sociale economie en de privé sector wordt samengewerkt.
Deze schets van de problematiek van de vergrijzing op lokaal niveau biedt heel wat
aangrijpingspunten voor onderzoek. De expertise die daaromtrent door de vakgroep EB10
kan worden aangedragen is heel verscheiden. Een collectief van bestuurskundigen,
economen en juristen zorgt ervoor dat de vele facetten van het probleem afgedekt zijn.
Omdat het gevoelen leeft dat het gegeven van de masterproeven in de opleiding BPM een
belangrijke rol kan spelen in dit onderzoek, komt de vakgroep voor het academiejaar 2015-
16 naar buiten met een collectief aanbod van masterproeftitels rond het beschreven thema.
Referentie:
Belfius (2010), Vergrijzing: impact en uitdaging voor lokale besturen, Lokale financiën,
April 2010
III. Thema’s Masterproeven Filip De Rynck
1. Lokale burgerparticipatie
Burgerparticipatie is een centraal thema in lokaal bestuur en lokaal beleid. Hierbinnen kunnen
verschillende soorten thema’s worden uitgewerkt: evaluatie van adviesraden; onderzoek naar
de relaties tussen burgerinitiatieven en lokale overheid; evaluatie van participatieprojecten,…
Een belangrijk thema dat verschillende aspecten van burgerparticipatie raakt, is de relatie
tussen overheid en maatschappelijk middenveld. Speelt het middenveld een autonome rol in
de beleidsvorming, hoe evolueert de verhouding met de lokale overheid, ondersteunt de
overheid het middenveld of stuurt de overheid het middenveld? Een laatste thema in dit veld
is de verhouding tussen de representatieve democratie (partijen, verkiezingen) en de
participatieve democratie.
2. Decentralisatie en interbestuurlijke verhoudingen
De verhouding tussen centrale en lokale besturen raakt steeds de problematiek van
centralisatie en decentralisatie. Tussen de retoriek van decentralisatie en praktijk is er vaak
een groot verschil. Studenten kunnen hier thema’s ontwikkelen die te maken hebben met
meting en evaluatie van centralisatie/decentralisatie in Vlaanderen, eventueel in een
internationaal comparatief perspectief. Dat kan worden toegepast op allerlei beleidsdomeinen
De gemeenschapsgerichte politiezorg, ook gekend als community policing, blijft een
uitdaging binnen multiculturele buurten in ons land. Op basis van de bevindingen uit het
onderzoek ‘Multiple Community Policing: hoezo?’ blijven nog onbeantwoorde
onderzoeksvragen op tafel liggen (Easton, e.a., 2009).
3. Vergrijzing en uitdagingen op het domein van veiligheid en beveiliging
De vergijzing genereert een diversiteit aan vraagstukken ook op het domein van veiligheid en
beveiliging. Een algemene literatuurstudie maar ook het uitvoeren van concrete empirische
casestudies in organisaties/sectoren behoort tot de mogelijkheid.
4. Het managen van veranderingen bij veiligheidsdiensten (publieke politie, private
beveiliging, brandweer,…)
Heel wat veiligheidsdiensten ondergingen de afgelopen jaren ingrijpende
veranderingsprocessen. Er is niet altijd inzicht in hoe die veranderingsprocessen gemanaged
worden. Het in kaart brengen van de context, inhoud, processen en evaluatie van de
veranderingen is een afgebakende oefening. Een andere mogelijkheid is het verwerken van
eerder verzamelde data over dit thema.
5. Behoeftes inzake innovatie op het domein van veiligheid en beveiliging
Innovatieve oplossingen voor hedendaagse uitdagingen inzake veiligheid en beveiliging staat
hoog op de (politieke) agenda en dit zowel in relatie tot publieke overheidsactoren als private
bedrijven. Het exploratief in kaart brengen van deze behoeftes met aandacht is een eerste stap.
6. Beveiliging van kritische infrastructuur
Kritische infrastructuur is “een installatie, systeem of deel daarvan, van federaal belang, dat
van essentieel belang is voor het behoud van vitale maatschappelijke functies, de gezondheid,
de veiligheid, de beveiliging, de economische welvaart of het maatschappelijk welzijn, en
waarvan de verstoring de werking of de vernietiging van een aanzienlijke weerslag zou
hebben doordat die functies ontregeld zouden raken” (wet van 1 juli 2011). Het uitwerken van
een proactief beleid inzake beveiliging van kritische infrastructuur is geen overbodige luxe.
Voorbeelden van catastrofale incidenten zijn de bomaanslagen op het treinnetwerk in Madrid
van 2004, en op de metro in Londen in 2005 en de black-out in Europa van 2006. Bestuurlijke
analyse en empirische dataverzameling mogelijk.
VIII. Onderwerpen masterproeven Catharina Dehullu
1. De lotgevallen van de dataretentie richtlijn en haar implementatiebesluiten: een
onmogelijk spagaat tussen privacy en bestrijding van terrorisme?
Op 8 april 2014 heeft het Europees Hof van Justitie in Luxemburg de Europese
dataretentierichtlijn van 2006 vernietigd met terugwerkende kracht en met gelding voor alle
EU-landen.
De richtlijn legde de EU-landen op om een wet te maken die de telecommaatschappijen en
internetproviders verplicht alle communicatiegegevens die via telefoon of internet passeren te
bewaren, voor een termijn van minstens zes en maximum 24 maanden. Het doel van de
richtlijn was gegevens beschikbaar houden voor het onderzoeken, opsporen en vervolgen van
ernstige criminaliteit en terrorisme.
Reeds voordien hadden een aantal grondwettelijk hoven de uitvoeringswetten van de richtlijn
nietig verklaard wegens strijdigheid met het recht op privéleven: dat gebeurde in Duitsland,
Tsjechië, Cyprus en Roemenië. In Oostenrijk en Ierland werd naar aanleiding van een beroep
tot nietigverklaring een prejudiciële vraag gesteld aan het Hof in Luxemburg over de
verenigbaarheid van de richtlijn met de grondrechten. Het is naar aanleiding daarvan dat het
Hof van Justitie van de Europese Unie nu brandhout maakt van die richtlijn.
Intussen werd ook in België de uitvoeringswet aangevochten én nietig verklaard (arrest
84/2015 van 11 juni 2015). Nochtans zijn de regels over het bijhouden van telecomgegevens
cruciaal voor strafonderzoeken. Zelfs de voorzitter van de Privacycommissie heeft zijn
bedenkingen bij de beslissing van het Hof.
Hoe moet het nu verder?
2. Revolutie met recht: Urgenda en de klimaatzaak: in hoe verre kan en mag de
rechterlijke macht de politiek onder druk zetten?
Klimaatverandering dreigt de westerse wereld te ontwrichten. Daarom spande Urgenda –een
Nederlandse Stichting- een rechtszaak tegen de overheid in. In de voetsporen daarvan werd
ook in België een Klimaatzaak-VZW opgericht die eveneens een rechtszaak inspande tegen
de Belgische overheid. In Nederland deed de rechter al op 14 april 2015 een uitspaak. “De
Haagse rechtbank heeft de eisers in het gelijk gesteld en de overheid moet nu meer en
effectievere klimaatacties ondernemen om het aanzienlijke Nederlandse aandeel in de
mondiale uitstoot te verminderen” (zie website Urgenda). Het is de eerste keer dat een rechter
een Staat verplicht om maatregelen te nemen tegen klimaatverandering. Maar er zijn geen
boetes of dwangsommen aan verbonden. Niettemin een opsteker voor klimaatzaak-VZW.
Maar kan de rechter het milieuprobleem oplossen? Dreigt hij daardoor niet op de stoel van de
beleidsmaker te gaan zitten? Zijn de valkuilen van het milieurecht overkomelijk?
3. De valkuilen van het T-TIP verdrag: hoe reageert het Europees Parlement?
Wat het T-Tip verdrag is, zal intussen iedereen wel ongeveer weten: het betreft een
vrijhandelsakkoord tussen de VS en de EU dat de importrechten tussen de twee grootmachten
wil maar vooral ook de niet-tarifaire belemmeringen wil afschaffen. Niet-tarifaire
belemmeringen zijn het gevolg van uiteenlopende wetgeving in de beide continenten
betreffende bijvoorbeeld gezondheidsvoorschriften (de chloorkip!) of veiligheidsvoorschriften
(de testen voor auto’s; de voorschriften waaraan pakweg zonnecrème moet beantwoorden).
Het is de bedoeling die regels te harmoniseren zodat producten geproduceerd in Europa niet
nog eens de test inzake gezondheidsvoorschriften van de VS moeten ondergaan alvorens
geïmporteerd te kunnen worden.
Het Verdrag is bij het brede publiek zeer omstreden. De vrees bestaat dat de strenge
gezondheids- en milieuregels in Europa, afgezwakt zullen worden (die vrees bestaat overigens
ook in de VS). Bovendien is er ook een arbitragesysteem aan verbonden die mogelijks de
Europese en nationale wetgevers buiten spel zal zetten. Maar niet alleen daarom is het maar
zeer de vraag of het ontwerpverdrag ook de eindstreep haalt. Het wordt in Europa
onderhandeld door de Commissie, maar moet ook goedgekeurd worden door het Europees
Parlement en door alle lidstaten.
Het parlement is erg voorzichtig, om niet te zeggen aarzelend. Analyse van een moeizame
procedure.
4. Brengt het federaal forensisch psychiatrisch centrum in Gent soelaas voor
geïnterneerden?
België werd al herhaaldelijk veroordeeld door het Europees Hof voor de Rechten van de
Mens wegens schending van het recht op vrijheid (art5 EVRM) en zelfs van het verbod op
onmenselijke en vernederende behandeling (art.3) omwille van de behandeling van
geïnterneerden. Geïnterneerden zijn personen die een misdrijf hebben gepleegd maar daarvoor
ontoerekeningsvatbaar zijn verklaard om psychische redenen. Ze worden niettemin toch
opgesloten om veiligheidsredenen. De bedoeling is dat ze in aparte instellingen psychiatrisch
en psychologisch begeleid worden.
Er zijn op dit ogenblik ongeveer 4000 geïnterneerden, waarvan er 1.100 opgesloten zijn in
gevangenissen. Ze krijgen er dezelfde behandeling als geïnterneerden, maar hebben geen
vooruitzicht op vrijkomen.
Om aan de vraag van het EHRM tegemoet te komen werd in 2014 te Gent een forensisch
centrum geopend, dat plaats biedt aan 264 geïnterneerden.
De instelling is vergelijkbaar met een psychiatrisch ziekenhuis, maar met een hoge graad van
beveiliging.
Brengt het centrum soelaas? Een evaluatie.
5. Het Vlaams gezinsbeleid in Brussel: wie heeft er baat bij?
Gezinsbeleid is een communautaire, persoonsgebonden aangelegenheid. Ze wordt in Brussel
uitgeoefend door de Vlaamse en Franse Gemeenschap/Franse gemeenschapscommissie voor
zover het unicommunautaire instellingen betreft. De bicommunautaire instellingen en de
maatregelen die rechtstreeks de personen raken zijn een bevoegdheid van de
gemeenschappelijke gemeenschapscommissie. Het betreft dus –althans in Brussel- een
versnipperd beleid.
Bedoeling is om na te gaan hoe Vlaanderen in Brussel zijn beleid voert en of daar ruimte is
voor bijsturing.
6. Tussen wetgever en arbiter: het Grondwettelijk Hof en de bevoegdheid van de
deelstaten inzake buitenlandse handel en consulaire betrekkingen
Liesbeth Homans vocht de handelsmissie van de federale regering in Japan (mei 2015) aan.
Ze was van mening dat dit een Vlaamse aangelegenheid was en dat er minstens overleg met
de Vlaamse regering had moeten gebeuren. Reeds voordien had de Vlaamse regering een wet
aangevallen voor het Grondwettelijk Hof die alle consulaire werkzaamheden toekent aan de
federale regering. Volgens de Vlaamse regering schendt die wet de bevoegdheidsverdeling
omdat sommige van die werkzaamheden culturele, persoonsgebonden en economische
activiteiten betreffen en die vallen onder de bevoegdheid van de gemeenschappen en
gewesten. De uitspraak van het Hof is te vinden in arrest 80/2015 van 28 mei 2015.
Hoe zit dat nu eigenlijk met de bevoegdheid inzake buitenlands handel?
7. Het Vlaams inburgeringsbeleid: weldaad of miskleun: een evaluatie8. Het advies van het Europees hof van justitie over de toetreding van de Unie tot het
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens: opluchting of een gemiste kans?9. Eén jaar nieuwe familierechtbanken: een evaluatie10. Het Europees asielbeleid: hoe bedreigend is dit voor de Europese eenheid en waarden?
11. Hoe ervaart de burger de overheidsdienstverlening?
Diepgaand kwalitatief onderzoek naar de ervaringen en waarderingen van de burger bij zijn
contacten met de overheid naar aanleiding van een bepaalde levensgebeurtenis. Mogelijke
levensgebeurtenissen voor een burger kunnen zijn: een kind krijgen, chronisch ziek zijn,
schulden hebben, een huis bouwen, naar school gaan, 65 jaar worden, …
In samenwerking met Jolien Dewaele
12. Hoe ervaart de ondernemer de overheidsdienstverlening?
Diepgaand kwalitatief onderzoek naar de ervaringen en waarderingen van de ondernemer bij
zijn contacten met de overheid naar aanleiding van een bepaalde bedrijfsgebeurtenis.
Mogelijke bedrijfsgebeurtenissen voor een ondernemer kunnen zijn: ondernemer worden, als
ondernemer een vergunning aanvragen, als ondernemer belastingaangifte doen, als
ondernemer subsidie aanvragen,…
In samenwerking met Jolien Dewaele
13. Hoe ervaart een vereniging de overheidsdienstverlening?
Diepgaand kwalitatief onderzoek naar de ervaringen en waarderingen een vereniging bij haar
contacten met de overheid naar aanleiding van een bepaalde gebeurtenis. Mogelijke
gebeurtenissen voor een vereniging kunnen zijn: een vereniging oprichten, een vereniging
opheffen, een vergunning aanvragen, als ondernemer een vergunning aanvragen, subsidie
aanvragen, …
In samenwerking met Jolien Dewaele
14. Afhankelijkheid van de Vlaamse overheid van ICT-systemen.
De Vlaamse overheid is in toenemende mate afhankelijk van ICT-systemen (Verelst,
Mannaert 2009). Welke raamcontracten zorgen voor een verbeterde dienstverlening (intern
en/of naar de burger), een efficiëntere organisatie en betere voorwaarden (prijs+dienst). Is de
VO er in geslaagd om door het centraliseren van bepaalde diensten zich efficiënter te
organiseren.
In samenwerking met Jolien Dewaele.
IX. Onderwerpen masterproeven Stijn Goeminne
1. De impact van lokale politiek op de aanwezigheid van ondernemingen
Hebben beleidsbeslissingen van de lokale besturen een impact op de aantrekkelijkheid van
een bepaalde gemeente als vestigingsplaats voor ondernemingen? Enerzijds zou er een
rechtstreeks (en negatief) effect verwacht kunnen worden van het heffen van belastingen.
Hogere (eigen lokale) belastingen zouden een negatief element kunnen zijn bij de beslissing
van ondernemers om zich in een bepaalde gemeente te vestigen of er al dan niet te blijven.
Anderzijds kan een gemeente zich aantrekkelijker maken voor ondernemers door een
uitgebreide dienstverlening te voorzien of door te investeren in infrastructuur. Die keuzes
worden gemaakt door het lokale bestuur en worden gestuurd door de kenmerken van dat
bestuur. Globaal zou verwacht kunnen worden dat liberale besturen het ondernemersklimaat
versterken.
Specifiek voor deze (4) masterproeven zou kunnen nagegaan worden of de aanwezigheid van
ondernemingen kan verklaard worden door het lokaal gevoerde beleid :
a. Zorgen liberale besturen voor de aanwezigheid van meer ondernemingen?
b. Trekken gemeenten die uitgebreid investeren meer ondernemingen aan?
c. Zorgt een uitgebreide dienstverlening voor een positief effect op het aantal
ondernemingen?
d. Zorgen hoge lokale belastingen voor een negatief effect op het aantal ondernemingen?
2. De impact van lokale politiek op de winstgevendheid van ondernemingen
Dezelfde determinanten als hierboven zouden kunnen verwacht worden niet alleen de
aanwezigheid van ondernemignen te bepalen, ze zouden ook een impact kunnen hebben op de
winstgevendheid van ondernemingen. Zowel de aanwezigheid van een liberaal bestuur, veel
lokale investeringen als een uitgebreide dienstverlening zouden een positief effect kunnen
hebben op de winstgevendheid van de ondernemingen.
Specifiek voor deze (3) masterproeven zou kunnen nagegaan worden of de winstgevendheid
van ondernemingen kan verklaard worden door het lokaal gevoerde beleid :
a. Zorgen liberale besturen voor een hogere winstgevendheid van ondernemingen?
b. Leiden uitgebreide lokale investeringen tot een hogere winstgevendheid van
ondernemingen?
c. Zorgt een uitgebreide dienstverlening voor een positief effect op de winstgevendheid
van ondernemingen?
3. De impact van de politieke determinanten van lokale besturen op hun efficiënt
In tijden van financiële krapte moeten de lokale besturen alle zeilen bijzetten. Naast
besparingen kan het ook belangrijk zijn om te focussen op efficiëntie in de dienstverlening.
Hoe kunnen we efficiëntie van de dienstverlening meten? Hoe verschilt de efficiëntie tussen
de Vlaamse lokale besturen? Een bijkomende vraag die gesteld kan worden is of de
kenmerken van het bestuur hier een verklarende rol kunnen in spelen. Het is niet ondenkbaar
dat besturen met meerdere partijen in de coalitie minder efficiënt zijn doordat meerdere
programma’s worden uitgewerkt ten nadele van de efficiëntie. Of zijn er verschillen tussen
linkse en rechtse besturen? Linkse besturen geven traditioneel meer uit dan rechtse, maar is er
ook een verschil in de efficiëntie?
4. De impact van de vergrijzing op de lokale financiën/fiscaliteit
Belfius & Studiedienst Vlaamse Regering bewijzen dat de impact van de vergrijzing op de
lokale financiën potentiële onderzoeksmaterie is. In het bijzonder moet aandacht besteed
worden aan de impact van de vergrijzing op de inkomsten van de lokale besturen. Door de
vergrijzing daalt het aantal inwoners op actieve leeftijd, wat leidt tot minder belastbaar
inkomen en dus lagere belastingontvangsten. De impact ervan zou kunnen becijferd worden
door na te gaan wat de impact is van de oudere bevolking op de fiscale draagkracht van lokale
besturen. Dit kan indicatief zijn voor de impact van de vergrijzing in de toekomst.
5. Locatie! Locatie! Locatie! Plaatsgebonden determinanten van vastgoedprijzen
Je doorzoekt de wetenschappelijke literatuur aangaande vastgoedprijzen en geeft daarbij extra
aandacht aan ruimtelijke determinanten van vastgoedprijzen. De determinanten waarvan
aangetoond is dat ze het grootsteeffect genereren, worden opgenomen in een hedonische
regressieanalyse voor België of een deelgebied daarvan.
ism. drs. Junior Burssens
6. Beroofd, berooid, beloond. Crimimaliteit en de herverdeling van belastinginkomsten
aan gemeente
Je onderzoekt met deze masterproef de relatie tussen (vormen van) criminaliteit in een
Vlaamse gemeente en hun inkomsten uit het Gemeentefonds. Één van de doelen van het
Gemeentefonds is om de gemeenten te compenseren voor hun centrumfunctie. Die
centrumfunctie zou zich ook moeten manifesteren in een verhoogde criminaliteit. Deze
masterproef brengt beide elementen in kaart aan de hand van de wetenschappelijke literatuur
en beleidsdocumenten en onderzoekt het verband tussen beide door middel van een
regressieanalyse voor (een selectie van) de Vlaamse gemeenten.
ism. drs. Junior Burssens
7. Ik vertrek! Effecten van interne migratie op de belastinginkomsten van gemeenten
Wanneer inwoners besluiten om te verhuizen naar een andere gemeente heeft dit zijn weerslag
op de inkomsten van zowel de vertrekgemeente als op die van de aankomstgemeente.
Enerzijds zorgt een leegloop van de gemeente voor een daling aan inkomsten, anderzijds zal
een toename van de bevolking bijkomende kosten genereren. Je brengt aan de hand van de
wetenschappelijke literatuur de mogelijke kanalen van inkomstenverlies en kostentoename
voor de Vlaamse gemeenten in kaart en voert op basis daarvan een regressieanalyse uit voor
(een selectie van) de Vlaamse gemeenten.
ism. drs. Junior Burssens
8. Prijs bespreekbaar. Verschillen in vraagprijs en aankoopprijs van vastgoed
Over de prijs van vastgoed kan worden onderhandeld tussen koper en verkoper, al dan niet
ondersteund door een derde partij (vastgoedmakelaar, notaris). Dit impliceert een prijsverschil
tussen de vraagprijs en de uiteindelijke verkoopprijs. Het is niet duidelijk in hoeverre beide
prijzen van elkaar verschillen in België of haar deelgebieden. Enerzijds is het prijsverschil het
resultaat van de onderhandelingsmarge, anderzijds is deze marge waarschijnlijk verschillend
voor bijvoorbeeld een nieuwbouwwoning en een te renoveren pand. Je gaat voor deze
masterproef in de wetenschappelijke literatuur na wat van invloed kan zijn op het verschil
tussen beide prijzen en in welke mate ze verschillen in het buitenland. Vervolgens toets je dit
verschil voor België of een deelgebied daarvan aan de hand van een ter beschikking gestelde
dataset van vraagprijzen en een zelf samen te stellen dataset van uiteindelijke verkoopprijzen.
ism. drs. Junior Burssens
9. Vrije voorstellen
Studenten die een masterproef wensen te maken over lokale financiën of lokale fiscaliteit
kunnen vrij een inhoudelijk onderbouwd voorstel doen aan [email protected].
X. Onderwerpen masterproeven Bruno Seutin
1. Het decreetgevingsbeleid in Vlaanderen".
Uitwerking: wie maakt het decreet; procedurestappen, inspraak en kwaliteitswaarborgen;
kwaliteit van de Vlaamse decreetgeving en punten tot verbetering.
2. De hoofdoek in het onderwijs: eindelijk duidelijkheid of nog steeds verwarring?
Standpunten van de verschillende actoren.
Analyse van de recente rechtspraak van de Raad van State en het Europees Hof van de
Rechten van de Mens.
Wat na deze rechtspraak en hoe begrijpen de verschillende actoren die recente rechtspraak.
XI. Onderwerpen masterproeven Ellen Wayenberg
1. Beleidswerk in/rond de overheid
Onderwerp: Wat precies doen beleids(mede)werkers in en rond de overheid? Algemeen
gesteld ‘maken’ zij het overheidsbeleid. Tot op heden is er echter weinig empirische analyse
van hun expertise en aanpak. Hanteren zij steevast bepaalde methoden en technieken?
Raadplegen zij frequent dezelfde bronnen? Deze masterproef brengt het beleidswerk in beeld
dat wordt uitgevoerd binnen de overheid (vrije keuze overheidsniveau, -sector, -entiteit) ofwel
errond (zoals in politieke partijen, think tanks, belangenorganisaties, …). Voor de theoretische
onderbouw van de empirische analyse fungeert recent (internationaal en vergelijkend) werk
zoals van Colebatch, 2006; Hoppe & Jeliazkova, 2006; Wellstead & Stedman, 2010; Howlett
& Newman, 2010.
Methode: primair exploratief en beschrijvend / kwantitatieve en/of kwalitatieve methodiek
Promotor: Ellen Wayenberg
Uitvoering: Individueel / duo-uitvoering is mogelijk
2. Verhalen van beleid
Onderwerp: Klimaatverandering, terrorisme, mobiliteit, armoede, … de lijst van beleidsissues
is eindeloos. Rond tal van sociale problemen worden verhalen verteld die verduidelijken wat
het issue heeft veroorzaakt, hoe het verder zal evolueren en, vooral, hoe het best kan worden
aangepakt. Voor- en tegenstanders van zo’n issue hebben vaak hun eigen verhaal, al dan niet
ideologisch gekruid. In deze masterproef verdiept de student zich in het concept van ‘policy
narrative’: hoe ontstaat zo’n beleidsverhaal?, waaruit bestaat het precies? en, vooral, welke
impact gaat ervan uit op het latere beleidsontwerp, -proces en de –outputs van
overheidswege? De aldus verkregen kennis wordt afgetoetst aan de praktijk van verhalen
zoals vandaag in Vlaanderen/ België verteld rond één of meerdere actuele beleidsproblemen