This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
DEEL 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4 blz. 1
1.2.2.5 Opleidingscommissie 1.2.2.6 Studentenraad 1.2.2.7 DMR en Unitcommissie
1.2.3 Advisering en contacten met het werkveld 1.2.3.1 Raad van Advies 1.2.3.2 Samenwerking praktische vorming
1.2.3.3 Samenwerkingsverbanden
1.2.4 Lectoraat en kenniskring
1.2.5 Interne communicatie
1.2.6 Informatie
1.2.7 Huishoudelijk Reglement/Protocollen
1.2.8 Kwaliteitszorg
1.2.9 Onderwijswerkplaats
1.3 Varianten Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
1.4 Interculturalisatie en internationalisering
1.5 Speciale diploma‟s en getuigschriften
1.5.1 DCBO
1.5.2 RK. Godsdienst/Levensbeschouwing
1.5.3 Fries/Frysk
1.5.4.Onderwijsconcepten
1.5.4.1 Jenaplanonderwijs
1.5.4.2 Freinetonderwijs
1.5.4.3 Daltononderwijs
1.5.4.4 Montessori-onderwijs
1.5.4.5 EGO/OGO
1.6 Doorstroommogelijkheden
1.6.1 Post-HBO Bewegingsonderwijs
1.6.2 Leraar tweedegraads
1.6.3 Gespecialiseerd groepsleerkracht
1.6.4 Doorstroom naar Masteropleidingen WO
2. Onderwijs- en Examenregeling (OER) van de Opleiding tot Leraar
Basisonderwijs 19
2A Onderwijsbeleid
2A.1 Omschrijving van het onderwijs
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 4
2A.2 Verantwoording van het onderwijs 2A.2.1 Bekwaamheidseisen en competenties 2A.2.2 Visie op de relatie tussen opleiding en werkveld 2A.2.3 Visie op de toekomstige ontwikkelingen
2A.3 Opvattingen over leren en onderwijzen 2A.3.1 Opvattingen over de ordening van de leerstof 2A.3.2 Praktische vorming
2A.3.3 Didactische principes
2A.3.4 Verhouding contacttijd/zelfstudietijd
2A.3.5 De rol en de verantwoordelijkheid van de student
2A.3.6 De rol en de verantwoordelijkheid van de docent
2A.4 Groeperingen beleid
2A.6 Studeerbaarheid
2A.7 European Credit Transfer System
2A.8 Bindend studieadvies (BSA)
2A.9 Veranderen van opleiding binnen Stenden Hogeschool
2A.10 Kosten
2A.11 Stageplaatsing
2A.12 Drietalige pabo
2A.13 Leergang beweging
2B Curriculum van de opleiding 33
2B.1 Onderwijsinhoud 2B.1.1 Structuur van het onderwijsprogramma 2B.1.2 Organisatie van het onderwijsprogramma
2B.2 Programma 2B.2.1 Programma eerste studiejaar
2B.2.2 Programma tweede studiejaar 2B.2.3 Programma derde studiejaar 2B.2.4 Programma vierde studiejaar
2B.2.5 Overzicht programma DCBO en RK Godsdienst/ Levensbeschouwing 2B.2.6 Fries 2B.2.7 Bevoegdheid Jenaplanonderwijs
2B.3 Tweejarige verkorte opleiding voor Hoger opgeleiden (Pabo-verkort) 2B.3.1 Bindend studieadvies voor de opleiding Pabo-verkort
2B.3.2 Onderwijsactiviteiten Pabo-verkort, eerste studiejaar 2B.3.3 Onderwijsactiviteiten Pabo-verkort, tweede studiejaar 2B.3.4 Curriculum van de deeltijdopleiding: vervallen
2C.2.4 Directe toelating tot de postpropedeutische fase bij eerste 2C.2.5 Toelating tot de tweejarige, verkorte opleiding voor Hoger 2C.2.6 Toelating tot het reguliere driejarige studietraject: doorstroom mbo-hbo voor mbo-
studenten
2C.3 Vrijstellingen 2C.3.1 Vrijstellingen binnen de opleiding pabo-verkort
2C.3.2 Vrijstelling op grodn van andere diploma‟s (art. 7.28 van de WHW)
2C.4 Toelating tot het versnelde studietraject
2C.5 Academische Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 5
4. Regelgeving rond ziekte en andere bijzondere omstandigheden 107
4.1 Regeling in geval van ziekte of andere bijzondere omstandigheden
4.2 Niet behalen van de norm van het (bindend) studieadvies
4.3 Studievertraging
4.4 Bijzondere omstandigheden
4.5 Basisvoorzieningen voor studenten met een functiebeperking
4.6 Regeling medische verklaring in geval van ziekte
4.7 Studeren en RSI (CANS)
5. Adressenlijst 112
De studiegids wordt zo nauwkeurig mogelijk samengesteld, doch wijzigingen kunnen zich voordoen na vaststelling door de examencommissie. Deze wijzigingen worden gepubliceerd via Blackboard. Voor de tekstdelen over het propedeutische jaar wordt verwezen naar de studiegids CHN 2010-2011.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 6
1. Algemene informatie over de Opleiding tot Leraar
Basisonderwijs
1.1 Inleiding
In dit Studentenstatuut deel 2 voor het cursusjaar 2011-2012 vindt de student
informatie die nodig is voor de studie aan de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
van Stenden Hogeschool. De Opleiding tot Leraar Basisonderwijs heeft meerdere
varianten: de reguliere, vierjarige Opleiding tot Leraar Basisonderwijs (Croho-
nummers 34808-21Y en 34808-22ex) en de tweejarige Verkorte Opleiding tot
Leraar Basisonderwijs voor hoger opgeleiden. Er zijn vijf verschillende locaties
waar de opleidingen gevolgd kunnen worden.
Dit zijn:
Assen, Pabo De Eekhorst
Zeemanstraat 1, 9406 BZ Assen
T (0592) 853 300, F (0592) 853 301
Emmen
Van Schaikweg 94, Postbus 2080, 7801 CB Emmen
T (0591) 853 100, F (0591) 853 101
Groningen
Phebensstraat 1, 9711 BL Groningen
T (050) 311 2955, F (050) 313 8340
Leeuwarden
Rengerslaan 8, Postbus 1298, 8900 CG Leeuwarden
T (058) 244 1428, F (058) 244 1480
Meppel
Van der Duin van Maasdamstraat 1, 7942 AT Meppel
T (0522) 853 400, F (0522) 853 401
Het centrale correspondentieadres is:
Stenden Hogeschool
Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
Van Schaikweg 94
Postbus 2080, 7801 CB Emmen
tel. (0591) 853 154
Met vragen, verzoeken en opmerkingen kunnen studenten altijd op één van
bovengenoemde adressen terecht. Er kan ook via e-mail direct contact gezocht
worden met de medewerkers. De adressen zijn achterin in deze studiegids te
opgenomen.
1.2 Organisatie van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
1.2.1 Structuur en Functies
De Opleiding tot Leraar Basisonderwijs wordt vanuit Stenden Hogeschool
aangeboden op vijf locaties.
1.2.1.1 Het managementteam
Het managementteam van de School of Education van Stenden Hogeschool wordt
gevormd door de head of school, twee academic deans en vijf teamleiders. De
head of school is eindverantwoordelijk.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 7
De teamleiders zijn, binnen vastgestelde kaders, verantwoordelijk voor de
dagelijkse gang van zaken van de opleiding.
Per locatie is er een docententeam.
1.2.1.2 Teamleiders en docententeams
Op de verschillende locaties wordt het onderwijsprogramma aangeboden en
uitgevoerd door de docententeams. Aan enkele docenten zijn specifieke taken
toegewezen. De opleiding kent een aantal locatieoverstijgende coördinatietaken.
Elk team wordt aangestuurd door een teamleider.
1.2.1.3 Staf
De directie wordt bijgestaan door adviseurs voor onderwijszaken, personeel &
organisatie, finance en communicatie. Deze adviseurs verrichten verschillende
taken op het gebied van het ontwikkelen van onderwijsbeleid, kwaliteitszorg,
financiën, personeelsbeleid, public relations en communicatie.
1.2.1.4 Secretariaat en administratie
Op elke locatie is er administratieve ondersteuning. De administraties houden zich
onder andere bezig met:
• studentenadministratie
• post-, agenda- en telefoonzaken docenten
• notuleren lokaal werk/teamoverleg
De administraties zijn op specifieke tijden opengesteld voor studenten: zie
berichtgeving op de locaties.
1.2.1.5 De locaties
Alle locaties behoren tot de School of Education van Stenden Hogeschool, maar
iedere vestiging heeft ook zijn eigen kleur en gezicht. Die kleur wordt gevormd
door de Stendenwaarden, door de levensbeschouwelijke visie en door het
inhoudelijk profiel van de betreffende locatie.
Die ruimte voor „eigen‟ kleur is overigens in de praktijk zeer sterk afhankelijk van
de landelijke ontwikkelingen, hogeschoolafspraken en samenwerkingsafspraken.
De locaties organiseren regelmatig werkoverleg, teamleideroverleg en
teamoverleg. Daarin wordt de dagelijkse uitvoering van het programma
besproken. 1.2.1.6 Onderwijsvernieuwing
De curriculumontwikkelgroep is op dit moment bezig met een nieuw
kerncurriculum te ontwikkelen voor alle Stenden-Pabo‟s.
Daarnaast wordt het huidige curriculum voor tweede, derde en vierdejaars up to
date gehouden en de curriculumcommissie monitort dit.
1.2.1.7 Toetscommissie
De centrale toetscommissie coördineert alle zaken rondom toetsing en
beoordeling:
- Onderhoudt landelijk contacten op het gebied van toetsen in de
lerarenopleidingen Basisonderwijs.
- Ziet toe op ontwerp en kwaliteitsborging.
- Bewaakt tijdens de uitvoering de wijze waarop de toetsen worden uitgevoerd,
geëvalueerd en verbeterd;
- Ondersteunt docenten en andere betrokkenen bij de uitvoering van de
toetsing;
- Voert regie bij het ontwikkelen van kennistoetsen;
- Onderzoekt de werking van de toetsmomenten in relatie tot het gestelde doel;
- Werkt samen met een externe controlecommissie om tussentijdse audits uit te
voeren.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 8
1.2.1.8 Examencommissie
De School of Education kent één centrale Examencommissie. De
Examencommissie is eindverantwoordelijke op het gehele terrein van de
onderwijsinhoud van het curriculum. Om recht te doen aan de verschillende
locaties van de opleiding is de samenstelling van de Examencommissie zodanig
dat alle vijf de locaties vertegenwoordigd zijn. De taken en bevoegdheden van de
Examencommissie zijn neergelegd in het Stenden Hogeschool examenreglement
2011-2012 (zie Studentenstatuut deel I, 2011-2012). De Examencommissie stelt
de onderwijspuntenstructuur vast onder goedkeuring van de opleidingscommissie.
In de Examenregeling 2011-2012 (zie Studentenstatuut deel 2, 2011-2012,
hoofdstuk 2D) heeft de Examencommissie alle verbijzonderingen op het
reglement beschreven om daarmee alle zaken binnen de opleiding zo helder en
eenduidig mogelijk te laten verlopen. Alle studenten die zich met een verzoek
willen richten tot de Examencommissie kunnen dat doen door de secretaris
schriftelijk te benaderen. Voor informatieve vragen kan men de
Examencommissie ook rechtstreeks benaderen via het E-mailadres
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 33
2B Curriculum van de opleiding
2B.1 Onderwijsinhoud
2B.1.1 Structuur van het onderwijsprogramma
De opleiding is verdeeld in twee fasen: een propedeutische fase en een
postpropedeutische fase. .
2B.1.2 Organisatie van het onderwijsprogramma
Er wordt gewerkt met onderwijseenheden van 28 studiebelastingsuren (sbu) of
een veelvoud daarvan. De onderwijseenheden zijn gegroepeerd in perioden. Het
onderwijsprogramma bestaat uit vier modulen van tien weken of een veelvoud
daarvan. Een module van tien weken omvat
negen onderwijsweken waarin de onderwijsactiviteiten worden gepland en een
studieweek waarin de student extra tijd en mogelijkheid heeft voor het afleggen
van toetsgelegenheden, eerste kans toetsingen en herkansingen.
Iedere module bestaat uit 15 ec's. Ieder studiejaar bestaat uit een
studiebelasting van 1680 studiebelastingsuren (sbu) = 60 ec's.
2B.2 Onderwijseenheden reguliere vierjarige opleiding In dit hoofdstuk wordt het onderwijsprogramma van de reguliere vierjarige Opleiding tot Leraar Basisonderwijs geschetst. Als eerste worden de onderwijseenheden schematisch per studiejaar weergegeven en vervolgens wordt er een beschrijving per studiejaar gegeven.
Schema 2: Curriculumprogramma leerjaar 2
Module 2.1 Oriëntatie op Mens en Samenleving
Module 2.2 Bewogen en bevlogen
Module 2.3 Didactiek in de onderbouw, waaronder het werken met materialen
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 34
Schema 3: Curriculumprogramma leerjaar 3
Module 3.1 Onderwijs en identiteit
Module 3.2 Kwaliteit in het onderwijs
Module 3.3 Zorg voor het kind
Module 3.4 School in de maatschappij
Bovenstroom Projectopdracht PO 3 ec’s Stage 3 ec’s
Bovenstroom Projectopdracht PO 3 ec’s Stage 3 ec’s
Bovenstroom Projectopdracht PO 3 ec’s Stage 3 ec’s
Bovenstroom Projectopdracht PO 3 ec’s Stage 3 ec’s
Onderstroom Moduletoets 6 ec’s
Onderstroom Moduletoets 6 ec’s
Onderstroom Moduletoets 6 ec’s
Onderstroom Moduletoets 6 ec’s
Doorstroom Portfolio* 3 ec’s
Doorstroom Portfolio* 3 ec’s
Doorstroom Portfolio* 3 ec’s
Doorstroom Portfolio* 3 ec’s
15 ec’s 15 ec’s 15 ec’s 15 ec’s
Totaal leerjaar 3: 60 ec’s * De punten voor de doorstroom worden ingevuld met taken voor portfolio, ppb en leervragen. Zo’n
leervraag kan een persoonlijke leervraag zijn maar kan ook gericht zijn op het bekwamen in Frysk. De beschrijving van de leervragen is te vinden in hoofdstuk 2B.2.3.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 35
Schema 4: Curriculumprogramma leerjaar 4 Minor en Lio-fase: afstuderen
1e semester – minoren
30 ec’s 2
e semester – Lio-fase
30 ec’s
Minor deel 1 ** Onderzoek & scriptie
Minor deel 2 ** Onderwijs ontwerpen
Bovenstroom Keuze uit twee minoren (1 per periode):
1. Opleiden in organisaties (hogeschoolbreed, periode 3 of 4) 2. Internationaal: meertaligheid (Wales, Innsbruck, Antillen) 3. Internationaal: community development (Port Alfred) 4. Special Needs 5. Onderwijsmanagement 6. Identiteitsontwikkeling (gelinkt aan de kenniskring) 7. Schoolconcepten: 8. a. Jenaplan
b. Dalton c. Ervaringsgericht onderwijs (EGO) d. Algemeen/overige: TOM, adaptief, etcetera
1. De vakspecialist a. Rekenen / wiskunde b. Taal & communicatie c. Wereldorientatie d. Drama e. Beeldende vorming f. ICT g. Muziek h. Techniek i. Bewegingsonderwijs j. Godsdienstige vorming
A. Jenaplan B Dalton C Ervaringsgericht onderwij (EGO) D Algemeen/overige: TOM, adaptief, etcetera
7. De vakspecialist A rekenen/wiskunde B taal & communicatie C wereldorientatie D drama E beeldende vorming F ICT G muziek H techniek I bewegingsonderwijs J godsdienstige vorming
a. Lio-orientatie d.m.v. ppb b. Terugkomdagen, tussentijdse gesprekken
Aanbod semester 1 voorwaarde om deel te mogen nemen aan de Lio-stage.
Aantoonbare oriëntatie op de Lio-school van 40 sbu, deelname aan zes
intervisiebijeenkomsten tijdens ppb, opzet van het portfolio en minimaal 180 ec
geregistreerd in progress.
Let op: voor het aanbod van de minoren zijn per locatie en per periode verschillende mogelijkheden. Vraag hiernaar bij de voorlichting; het is ook mogelijk om op andere locaties of bij andere opleidingen of hogescholen een minor te volgen.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 59
Toelatingseisen internationale minor
Voor de internationale minoren gelden aanvullende toelatingseisen.
Studenten die hun minor in het buitenland willen lopen dienen aan de volgende
voorwaarden te voldoen:
- Je moet 150 ec's hebben behaald;
- Je hebt een goed plan van aanpak opgesteld;
- Je hebt een cultuursensitieve houding;
- Je bent communicatief vaardig;
- Je kunt goed zelfstandig studeren;
- Je beschikt over een goede actieve beheersing van de Engelse taal;
- Je bent sterk gemotiveerd;
- Je bent in het bezit van een rijbewijs;
- Je hebt een voldoende behaald op de toets 'onderzoeksvaardigheden'.
Van studenten wordt daarnaast een grote mate van zelfstandigheid verwacht.
Om in aanmerking te komen voor de minor buitenland dient de student een plan
van aanpak en een motivatie, gesteld in de Engelse taal, in bij de secretaris van
de opleidingsexamencommissie.
Als onderdeel van de toelatingsprocedure heeft de student een gesprek met de
coördinator buitenland. De opleidingsexamencommissie heeft de eigenlijke
selectie en de toelatingsgesprekken gedelegeerd aan de coördinatoren buitenland,
maar houd in alle gevallen de eindverantwoordelijkheid voor de toelating. Tenzij
er zwaarwegende redenen zijn om af te wijken van het advies van de coördinator
buitenland, zal dat advies door de opleidingsexamencommissie worden
overgenomen.
Bij deelname door de student aan een minor in het buitenland dient de student
zich te realiseren dat hij verantwoordelijk is voor zijn eigen studievoortgang. De
student kan aan buitenlands verblijf geen rechten ontlenen; het niet kunen
bijwonen van toetsgelegenheden is voor eigen verantwoording en is geen grond
voor het toekennen van extra toetsgelegenheden.
De organisatie van de eindstage/lio-stage
Onderdeel van het vierde studiejaar is een 21-weekse eindstage of Llio-traject
van vijf maanden = de major in de studie. De gestelde eisen met betrekking tot
de 21-weekse eindstage of het lio-traject zijn identiek. Bij beide dient de student
te voldoen aan de wettelijke startbekwaamheden (eindtermen). Het verschil
tussen een 21-weekse eindstage en een lio zit in de rechtspositionele gronden
van een student.
Het behoort ook tot de mogelijkheid om je lio-stage te lopen in het Speciaal
Basisonderwijs (SBO) of Speciaal Onderwijs (SO). Hiervoor is een aantal
voorwaarden geformuleerd.
De student moet in het bezit zijn van een positief advies van de
ppb'er/stagecontactpersoon.
De student moet alle stages uit het derde studiejaar met een beoordeling van
minimaal ruim voldoende hebben afgerond en de student is verplicht om de minor
special needs te volgen.
Met de lio-stage wil de opleiding de kloof tussen theorie en praktijk, ook wel de
praktijkschok genoemd, zo klein mogelijk houden. De twee mogelijke trajecten
worden hieronder (kort) toegelicht. Meer informatie over deze trajecten is terug
te vinden in het lio-draaiboek.
De totale studiebelasting voor deze studiefase is inclusief oriëntatie en
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 60
voorbereiding.
Gezien het beleid van de overheid zijn er twee mogelijkheden te onderscheiden:
a. De vierdejaars student sluit een stageovereenkomst met de opleiding en
de basisschool als stagiaire (21-weekse eindstage). De gebruikelijke
rechten en plichten van een stagiaire zijn nu van toepassing.
b. De vierdejaars student sluit een leerarbeidsovereenkomst met de opleiding
en het bevoegde gezag van de betreffende basisschool. Het
Rechtspositiebesluit Onderwijspersoneel (RPBO) is nu van toepassing. Er is
sprake van een lio-traject.
Ad a: De 21- weekse eindstage
Tijdens deze lange eindstage heeft de student de status van stagiaire. De
student heeft geen leerarbeidsovereenkomst en is dus niet
Eindverantwoordelijk voor een groep van de basisschool.
De student 'staat' drie dagen voor de groep, daarnaast komt de student
regelmatig naar de opleiding voor begeleiding; twee dagen worden
besteed aan voorbereiding en studie.
Net als in de lio-variant doorloopt de student ook hier een officieel
sollicitatietraject.
De begeleiding tijdens de 21-weekse eindstage vindt op twee manieren
plaats: op de basisschool door de coach en vanuit de opleiding door de
instituutsbegeleider.
De beoordeling van de student vindt op diverse momenten plaats. Er zijn
twee tussentijdse beoordelingen. Hiervoor vult de coach van de
basisschool een voortgangsevaluatie in.
Deze formulieren worden naar de instituutsbegeleider gestuurd. De
eindevaluatie vindt aan het eind van de 21-weekse stage plaats. Er vindt
dan een eindgesprek plaats met zowel de coach als de
instituutsbegeleider. De instituutsbegeleider beoordeelt uiteindelijk of de
30 ec‟s worden toegekend. De eindeisen met betrekking tot de 21-weekse
stage zijn gelijk aan die van de lio.
In beide gevallen dient de student te voldoen aan de wettelijke
startbekwaamheden zoals geformuleerd door de opleiding en het wettelijke
kader.
De instituutsbegeleider heeft in het begin van de 21-weekse eindstage
telefonisch contact met de basisschool en komt in een later stadium zeker
één keer bij de student op de basisschool op bezoek.
Toelating tot de sollicitatieprocedure.
De opleiding hanteert een toelatingsnorm voor de sollicitatieprocedure voor
plaatsing voor de eindstage. Studenten die in aanmerking willen komen, moeten
tenminste 135 ec's hebben bij aanvang van de procedure. De student moet een
uitdraai van Progress overleggen waaruit blijkt dat aan de norm is voldaan. De
student is verplicht de lio-stageschool op de hoogte te houden met betrekking tot
studievorderingen.
Dit om de lio-school een inschatting te geven met betrekking tot het risico van
voortijdige stopzetting van de lio. De lio-stage kan enkel en alleen gestart worden
nadat alle eerdere stageperioden met een voldoende beoordeeld zijn.
Indien de student, al na de start met de lio-stage alsnog niet voldoet aan de
eisen, dan wordt de lio-stage stop gezet!
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 61
Toelating tot de major: de 21-weekse stage
Om tot de 21-weekse eindstage te worden toegelaten moet de student aan een
aantal voorwaarden voldoen:
1. De student moet bij aanvang van de stageperiode in het bezit zijn van
tenminste = 180 ec's
én
2. Wanneer een student géén 180 ec's heeft bij aanvang van de lio, maar wel
toelaatbaar is geweest tot de lio-sollicitatieprocedure is de student alleen,
met schriftelijke toestemming van de voorzitter van de
opleidingsexamencommissie toelaatbaar tot de lio.
De ondergrens voor deelname is 166 ec's en binnen vier weken na de
start van de lio-stage
behalen van de resterende ec punten. Studenten die niet voldoen aan de
eis van 180 ec-punten en gebruik maken van de 166 ec-mogelijkheid en
de termijn van vier weken na de start van hun lio, dienen de stageschool
op de hoogte te stellen van de mogelijkheid dat ze de lio-stage wellicht
voortijdig dienen af te breken. De student dient hiertoe schriftelijk
een verzoek in bij de opleidingsexamencommissie. De
opleidingsexamencommissie kan aan de toelating aanvullende
voorwaarden verbinden.
Ad b: Het lio-traject
Tijdens het lio-traject heeft de student een leerarbeidsovereenkomst en
daarmee de status van werknemer met een salaris. Na een procedure
wordt de student, door het bevoegd gezag, aan een basisschool benoemd
voor een lio-periode van 21 weken. Gedurende drie aaneengesloten
dagen per week heeft de student de verantwoordelijkheid voor het
onderwijsleerproces in een bepaalde groep en alles wat daarbij komt
kijken. De overige dagen zijn voor voorbereiding en studie. Op deze wijze
kenmerkt het LIO - traject zich als een duaal traject van werken en
studeren. Het lio-traject wordt bij voorkeur in de 'bouw' van de gemaakte
specialisatiekeuze uitgevoerd. Voor de lio-stage bestaat niet alleen de
mogelijkheid te solliciteren op scholen in de regio, maar ook daarbuiten.
Stenden Hogeschool onderhoudt bijvoorbeeld contacten met
schoolbesturen in Rotterdam-Zuid en Den Haag. De mogelijkheid bestaat
ook dat een student, na overleg met de stagecoördinator, zelfstandig op
zoek gaat naar een lio-plek.
De student in het lio-traject wordt begeleidt door een coach in het
basisonderwijs en een ppb'er. De coach zorgt voor de dagelijkse
ondersteuning en begeleiding. De ppb'er is de begeleider op afstand. De
ppb'er heeft contact met de coach over het functioneren van de
student. Tijdens het lio-traject zijn er een aantal terugkommomenten op
de opleiding.
De beoordeling van de student vindt op diverse momenten plaats. Er zijn
twee tussentijdse beoordelingen. Hiervoor vult de coach van de
basisschool een voortgangsevaluatie in.
Deze formulieren worden naar de instituutsbegeleider gestuurd. Bij de
eindevaluatie vindt er een eindgesprek plaats met de coach, waarvan
verslag wordt gedaan aan de instituutsbegeleider.
De instituutsbegeleider beoordeelt uiteindelijk of de 30 ec's worden
toegekend.
Toelating tot de lio-sollicitatieprocedure
De opleiding hanteert een toelatingsnorm voor de sollicitatieprocedure voor
plaatsing voor de lio-stage. Studenten die in aanmerking willen komen moeten
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 62
tenminste 135 ec's hebben bij aanvang van de procedure. De student moet een
uitdraai van Progress overleggen waaruit
blijkt dat een de norm wordt voldaan.
Toelating tot de major: het lio-traject
Voor het lio-traject gelden wettelijke toelatingsbepalingen. Om als LIO te worden
benoemd of te worden aangesteld moet de student dus aan een aantal strikte
voorwaarden voldoen.
Zo dient hij/zij bij aanvang van het LIO-schap:
1. In de opleiding tenminste 180 ec's te hebben behaald;
2. Wanneer een student géén 180 ec's heeft bij aanvang van de lio-stage, maar
wel toelaatbaar is geweest tot de lio-sollicitatieprocedure, is de student alleen
met schriftelijke toestemming van de voorzitter van de
opleidingsexamencommissie toelaatbaar tot de lio.
De ondergrens voor deelname is 166 ec's; binnen vier weken moeten de
ontbrekende 14 ec-punten worden behaald. Studenten die niet voldoen aan
de eis van 180 punten en gebruik maken van de 166 ec mogelijkheid en de
termijn van vier weken na de start van hun lio-stage, dienen de stageschool
op de hoogte te stellen van de mogelijkheid dat ze de lio-stage wellicht
voortijdig dienen af te breken. De student dient hiertoe schriftelijk
een verzoek in bij de opleidingsexamencommissie. De
opleidingsexamencommissie kan aan de toelating aanvullende voorwaarden
verbinden.
Toetsing
De toetsing in het vierde studiejaar vindt plaats door:
1. De toetsing van de minors
a. De verplichte onderdelen: onderzoekstoets en onderwijs
ontwerpen;
b. Toetsing vindt plaats door een theoretische toets betreffende de
theorie rond onderzoeksvaardigheden;
c. Toetsing van de praktische toepassing vindt plaats in de scriptie en
het onderwijskundig ontwerp.
2. Het keuzeonderdeel, het afstudeerproject
a. Toetsing vindt plaats door middel van een scriptie en eindgesprek.
b. De scriptie wordt door de begeleider en een tweede docent
beoordeeld en besproken met de student.
c. Werkstukken worden in de laatste week van iedere periode
ingeleverd bij de begeleider. De herkansing van een werkstuk kan
in elke navolgende module ingeleverd worden in week negen.
Werkstukken dienen volledig ingeleverd te worden; op het juiste
moment conform het toetsrooster.
3. De toetsing van de lio-stage.
Toetsing gebeurt aan de hand van alle beschreven criteria in de
speciale gids voor de eindstage/lio-stage.
4. De toetsing van het portfolio door de ppb'er/stagecontactpersoon (de
doorstroom).
In dit deel wordt de persoonlijke ontwikkeling van de student getoetst
middels portfolio, pop's, de persoonlijke ontwikkelingsplannen en eigen
leervragen. Studenten houden een logboek bij, het pop wordt inzichtelijk
gemaakt en bijgesteld.
Deze ec's vormen een integraal onderdeel van de eindbeoordeling voor de
lio-stage.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 63
2B.2.5 Overzicht programma DCBO en RK Godsdienst / levensbeschouwing
In deze paragraaf worden enkele algemene uitgangspunten van het DCBO
(Diploma Christelijk Basisonderwijs) en de akte Godsdienst/Levensbeschouwing
voor de Rooms-katholieke basisschool omschreven.
Hoe ziet het programma godsdienstige vorming er voor alle studenten uit?
In de propedeutische fase maken alle studenten kennis met de algemene
christelijke beginselen.
Op het eind van deze propedeuse maakt de student(e) kenbaar of hij/zij zich in
de hoofd- en de sda-fase verder wilt oriënteren op de protestants-christelijke of
de rooms katholieke visie op het geloof.
In het tweede en derde jaar worden dan ook enkele modules in beide richtingen
aangeboden.
Een student(e) kan er voor kiezen om beide richtingen te volgen.
Na het derde jaar kan de student(e) in de sda-fase: afstuderen, kiezen om ook
het examen voor het DCBO of voor het diploma godsdienst/levensbeschouwing
voor het katholiek onderwijs af te leggen. Het examengesprek vindt plaats in de
tweede helft van het vierde jaar, zodat ervaringen vanuit de LIO-stage
gerelateerd kunnen worden aan de theorie opgedaan in de voorgaande jaren.
Het programma godsdienstige vorming voor de studenten van de verkort-
opleiding is aangepast. Het examengesprek DCBO of RK godsdienst /
levensbeschouwing is voor alle studenten gelijk. En vindt voor Verkort derhalve
plaats in de tweede helft van het tweede jaar. (zie verder onder 2B.3)
Aan de examens zijn geen specifieke ec's verbonden, het is onderdeel van je
getuigschrift.
Wanneer de student het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt daarvoor
een afzonderlijk getuigschrift afgegeven.
DCBO
Het beroepsbeeld
Naast de in deze Studiegids genoemde vijf beroepsrollen, hanteert de opleiding
ook een beroepsbeeld specifiek gericht op het werken als leraar aan een
christelijke basisschool, waarin het godsdienstonderwijs een belangrijke plaats
inneemt.
Dit beroepsbeeld is als volgt (verkort) te omschrijven:
Uitgangspunt voor het vormgeven van het godsdienstonderwijs op protestants-
christelijke basisscholen is een levensbeschouwing die de Bijbel als zin- en
richtingwijzende inspiratiebron kent voor de mens.
Voor de taak en de functie van de leraar houdt dat in dat hij/zij, als bemiddelaar
van de christelijke godsdienst en traditie, de leerlingen moet kunnen begeleiden
in hun godsdienstige ontwikkeling, zodanig dat de leraar hen recht doet in hun
godsdienstige ontwikkeling, zodat ze op latere leeftijd tot een persoonlijke
invulling van hun levensbeschouwelijke identiteit en dus tot een persoonlijke
verhouding ten opzichte van de christelijke godsdienst en traditie kunnen komen.
Dit houdt in dat de leraar de leerlingen inleidt in de christelijke godsdienst als
inspiratiebron voor het handelen en voor de kijk op mens en wereld. Kortom: de
leraar biedt de leerling een bepaald perspectief op mens en wereld.
De leraar is in staat dat perspectief in geheel zijn/haar onderwijzend handelen uit
te drukken.
Naast andere belangrijke aandachtspunten dient hij/zij daarbij minimaal rekening
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 64
te houden met de psychologische en godsdienstige ontwikkeling van kinderen
enerzijds, en anderzijds met het gegeven dat de christelijke godsdienst een
fundamenteel andere positie inneemt in de
samenleving dan vroeger en bovendien in sterkere mate dan voorheen pluriform
is.
De inhoud van het DCBO-programma
Om de student startbekwaam te maken voor de beroepspraktijk als leraar en
rekening houdend met bovenstaand beroepsbeeld, wordt in het vakgebied
Godsdienstige Vorming op de opleiding aandacht besteed aan zowel praktische,
theoretische als persoonsvormende aspecten van dit vakgebied.
Zo zal de student kennis maken met het brede vakgebied van de
godsdienstpsychologie en -pedagogie. Immers: jonge en oudere kinderen
verschillen in hun kijk op- en beleving van de wereld, van zichzelf... en van God.
Uiteraard heeft dat consequenties voor het pedagogische en didactische handelen
binnen het vak godsdienstige vorming! Welke verhalen vertel ik als leraar,
hoe vertel ik ze, welk godsbeeld wil ik overdragen met behulp van Bijbelse
verhalen; welke Kinderbijbel of Bijbel voor oudere kinderen wil ik gebruiken of
welke godsdienstmethode gebruik ik? Welke andere onderwijsmiddelen zijn er
nog; hoe voer ik een levensbeschouwelijk gesprek met kinderen; hoe leg ik het
verband naar andere vakgebieden en naar het nu; hoe geef ik een dagopening
vorm, hoe bid ik met kinderen enz.
Daarnaast komt een aantal (genres van) Bijbelverhalen aan de orde, met
aandacht voor de verschillende uitlegmogelijkheden en voor de vertaalslag naar
de actualiteit. Daarbij komt ook de Bijbel zelf ter sprake. De
ontstaansgeschiedenis van het Oude Testament en het Nieuwe Testament, de
Joodse achtergrond van beide, verschillende visies op de Bijbel, enzovoort.
Als laatste aandachtsveld noemen we de maatschappelijke dimensie. Dit betreft
het aspect van het handelen, dus de ethische en morele implicaties van geloven.
Maar niet alleen dat.
Godsdienst, en dus ook de christelijke, staat nooit los van maatschappelijke
ontwikkelingen. We besteden aandacht aan de veranderde en nog steeds
veranderende rol van het christendom in onze samenleving. Daarbij kan het niet
anders dan dat we ook aandacht besteden aan andere godsdiensten. Iedere
student krijgt in de stage te maken met kinderen uit andere culturen, met een
andere godsdienst; wat weet jij daarvan, hoe ga jij daarmee om? Juist in de
ontmoeting met anderen en met andere godsdiensten wordt het spannend te
formuleren wie jij zelf bent!
In dit programma speelt, aansluitend bij het vorige aspect, ook de godsdienstige
identiteit en beleving van de student zelf een belangrijke rol. In open gesprekken
met studiegenoten en docenten, in confrontatie met andere meningen krijgt de
student zicht op die eigen levensbeschouwelijk identiteit; een identiteit die veelal
nog volop in ontwikkeling is.
Dit persoonlijkheidsvormende element loopt dus als doorgaande lijn door alle
godsdienst/ DCBO-modules heen, vier jaar lang.
De bereidheid om het eigen standpunt ter discussie te stellen, dwz: in te brengen
in een gesprek, en een open houding voor andere meningen dan die van jezelf
zijn een noodzakelijke voorwaarde voor een leraar basisonderwijs, zeker wat
betreft de godsdienstige begeleiding van kinderen.
Het DCBO-examen
Nadat de student alle godsdienst/dcbo modules met goed gevolg heeft doorlopen
kan het DCBO-examen worden aangevraagd en afgelegd.
Bij het examen dient de student te laten zien dat hij over voldoende kennis,
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 65
inzicht en vaardigheden beschikt op het gebied van de protestants-christelijke
identiteit van de school en het vakgebied godsdienst in het bijzonder.
In principe kan alle in de modules behandelde stof onderwerp van het
eindgesprek zijn.
Het gesprek wordt mede gevoerd aan de hand van een vooraf bepaald aantal
stellingen.
Deze stellingen formuleert de student nav een gelezen theologisch,
godsdienstpedagogisch of godsdienstdidactisch boek en aan de hand van een
visiestuk. Vanaf studiejaar 2003-2004 geldt bovendien, dat de studenten een
groeidocument aanleggen vanaf hun eerste studiejaar, waarin de uitwerkingen
van (stage)opdrachten en materialen verzameld worden.
Dit groeidocument vormt mee de basis voor het DCBO-examen. Het examen
wordt afgenomen door een van de docenten godsdienstige vorming, met een
tweede persoon als protocollant.
Wanneer het examen met een voldoende wordt beoordeeld krijgt de student bij
uitreiking van het getuigschrift Leraar Basisonderwijs ook het Diploma Christelijk
BasisOnderwijs.
De eisen voor het DCBO-examen zijn terug te vinden in de brochure 'DCBO,
toetsingskader en richtlijnen competenties' uitgegeven door de landelijke
Besturenraad, 2005.
Voor wat de onderwijsvisie betreft die ten grondslag ligt aan het DCBO-
programma en de tentamen- en examenreglement: beide zijn conform de
Stenden Hogeschoolbrede regeling, resp. die van Stenden Hogeschool
Lerarenopleiding.
RK Godsdienst/levensbeschouwing op de katholieke school
Wie les wil geven op een katholieke school voor primair onderwijs stapt daarmee
in en brede traditie, die mede gekleurd wordt door Schrift, Leergezag, heiligen en
vele vormen van volksreligiositeit. Niet alleen de Bijbel is in de katholieke traditie
inspiratiebron voor het leven, maar ook de traditie. Deze vindt men terug in de
uitspraken van het kerkelijk leergezag, in de liturgie en in de kerkelijke praktijk;
in de geschriften van de kerkvaders, theologen, heiligen en mystici; in de uitingen
van vroomheid van de gewone gelovigen en in die van de christelijke cultuur
(beeldende kunst, muziek, theater, literatuur) en filosofie.
De katholieke traditie heeft altijd oog gehad voor de plaatselijke volkscultuur. De
uitingen ervan heeft ze dikwijls opgenomen in haar geloofsbelevingen. Vandaag
de dag betekent dit, dat deze traditie ook staat te midden van een multiculturele
en multireligieuze samenleving.
Haar theologiseren zal dan ook gevoed moeten worden door de interreligieuze
dialoog.
Voor de leraar op de katholieke basisschool betekent dit, dat hij/zij geïnspireerd
door de RK traditie ruimte weet te bieden aan kinderen uit andere culturen.
Rekening houdend met de culturele achtergrond van elk kind en met zijn
(geloofs)ontwikkeling zal een leraar zijn leerlingen leren de werkelijkheid met
eerbied en verwondering te benaderen. Het leven van ons mensen wordt volgens
de katholieke traditie, fundamenteel gedragen door een Mysterie, dat wij God
mogen noemen. Op voeden tot verwondering behoort dan ook tot de
fundamentele doelstellingen van de katholieke school. Opvoeden is samen met
het kind op reis gaan, een ontdekkingsreis door tijd en ruimte. Het is oog krijgen
voor het goddelijke geheim, dat besloten ligt in heel de werkelijkheid. Een
dergelijk onderwijzen zal het kind gevoelig maken voor symboliek en het
sacramentele denken stimuleren. Dit laatste wil zeggen, dat al het geschapene
wordt gezien als een verwijzing naar God. Dit veronderstelt dat de katholieke
school ruimte geeft voor stilte, meditatie en gebed. Maar daarnaast ook dat ze
opvoedt tot verdraagzaamheid en dat ze haar leerlingen leert dat het anders-zijn
van anderen een bron is tot verrijking en een uitnodiging tot solidariteit. De
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 66
katholieke school is een school die daartoe de oude, heilige verhalen opnieuw zal
vertellen en zal actualiseren naar deze tijd. Het is een school waar het leven niet
alleen geleerd, maar ook genoten en gevierd kan worden. Een school die het
visioen en de spiritualiteit van Jezus en zijn volgelingen levend probeert te
houden.
Inhoud van het vak
De bedoeling van de verschillende modules is niet dat je leert geloven, maar dat
je leert nadenken over verschillende visies op geloof en leven, zodat je daar
vruchtbaar mee kunt omgaan in je latere beroepsuitoefening. De lessen beogen
derhalve niet alleen een productdoel (kennis van en inzicht in een bepaalde
hoeveelheid leerstof), maar ook een procesdoel (namelijk, dat je in staat bent om
te komen tot een eigen stellingname en dat je deze kunt relateren aan die van
anderen). Daarnaast zal er gewerkt worden aan het verkrijgen van vaardigheden.
De lessen zullen dan ook voornamelijk het karakter hebben van een werkcollege,
waarbij de student niet kan ontkomen aan een zekere 'aanwezigheidsplicht'.
Binnen het vak RK godsdienst / levensbeschouwing willen we de student(e) in
communicatie laten treden met de religieuze zingeving van het bestaan vanuit RK
perspectief en in dialoog met andere levensbeschouwelijke visies. Daarbij zijn het
verhaal en de symboliek wezenlijke bemiddelingen in het religieuze
zingevingsproces. Op het niveau van verhaal en symboliek zal aandacht worden
besteed aan de sacramentaliteit van het bestaan. Deze sacramentaliteit van het
bestaan komt tot uiting in verschillende vormen van volksreligiositeit, verhalen
(sprookjes, mythen) en symbolen (dromen, beelden) der mensheid en krijgt zijn
nadere duiding in Schrift en Traditie. In het verstaan van de Schrift zal gelet
worden op historische, structurele en dieptepsychologische momenten en op zijn
doorwerking in midrasj, liturgie en sacrament. Daarbij zal de student(e) oog
moeten krijgen voor de hermeneutische cirkel in het interpretatieproces en voor
mogelijkheden van dit 'Schrift verstaan' naar kinderen toe, rekening houdend met
hun culturele achtergrond en hun ontwikkelingsniveau.
Concreet betekent dit, dat de student in de lessen RK godsdienst /
levensbeschouwing onder andere leert over Jezus, zijn Bijbel en joodse traditie,
maar ook over zijn volgelingen zoals Franciscus, Christoforus en vele anderen.
Aandacht wordt geschonken aan innerlijke en uiterlijke vormen van het katholieke
geloof, die de 'Aanhangers van de Weg', zoals christenen vanouds werden
genoemd, vanaf Abraham en Jakob zijn gegaan.
Studenten zullen ontdekken hoe sacramenten en feesten, meditatie en gebed
pijlers zijn van de katholieke spiritualiteit. Ze zullen leren omgaan met vragen
rond dood en leven en de vraag naar God daarbij. Al deze onderwerpen worden
benaderd vanuit een RK levensvisie die de interreligieuze dialoog en een
filosofische benadering niet uit de weg gaat, zodat je als leraar later kunt
functioneren op een katholieke school met een multiculturele schoolbevolking.
Daarbij weet je rekening te houden met de verschillende ontwikkelingsfasen van
het basisschoolkind en kun je er in je pedagogisch-didactisch handelen mee
omgaan. Je kunt verhalen vertellen aan kinderen, zowel uit de Bijbel als uit volks-
en jeugdliteratuur. Verhalen over heiligen en andere helden.
Bovendien weet je op een goede manier vormen van beeldende, dramatische en
muzische creativiteit catechetisch zinvol naar kinderen toe te gebruiken.
De modules van de RK leerroute godsdienst/levensbeschouwing zijn gericht op
identiteit en religieuze vorming. Bij identiteit staan we stil bij de katholieke
basisschool: bezield en zelfbewust. Hoe werkt de identiteit door in het gehele
onderwijs? Hoe geef je daar vorm aan? Daarbij wordt aandacht besteed aan het
vakgebied godsdienst/levensbeschouwing. Welke inhouden bied je kinderen aan?
Welke werkvormen gebruik je daarbij? In dit geval blijf jij zelf niet buiten schot.
Waar sta jij voor? Wat laat jij zien van jouw identiteit?
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 67
In de modules rond religieuze vorming wordt ingegaan op de bronnen van ons
geloof. Wat hebben verhalen ons te zeggen? Welke betekenis geef jij aan
Bijbelverhalen? Wie zijn voor jou inspirerende personen? Wanneer en waarom
vieren en feesten we? Wat is spiritualiteit?
Het examen godsdienst/levensbeschouwing voor het katholieke basisonderwijs
Nadat de student alle RK-go/lev-modules met goed gevolg heeft doorlopen kan
het RK go/lev-examen worden afgelegd. De student dient te laten zien dat hij
over voldoende kennis, inzicht en vaardigheden besch ikt op het gebied van de
katholieke identiteit van de school enhet vakgebied
godsdienst/levensbeschouwing in het bijzonder. In principe kan alle in
de modules behandelde stof onderwerp van het eindgesprek zijn. Uitgangspunt
voor het eindgesprek zijn een vooraf bepaald aantal stellingen. Deze stellingen
formuleert de student
naar aanleiding van een gelezen theologisch, godsdienstpedagogisch of
godsdienstdidactisch boek en aan de hand van een visiestuk. Bovendien geldt dat
de studenten een groeidocument aanleggen vanaf hun eerste studiejaar, waarin
de uitwerkingen van (stage) opdrachten en materialen verzameld worden. Dit
groeidocument vormt mee de basis voor het RK go/lev-examen. Het examen
wordt afgenomen door de eigen docente godsdienst/
levensbeschouwing, in aanwezigheid van een door de bisschop van Groningen-
Leeuwarden of zijn gedelegeerde aangewezen gecommiteerde.
Wanneer het eindgesprek met een voldoende wordt beoordeeld, krijgt de student
bij uitreiking van het getuigschrift Leraar Basisonderwijs ook de Akte van
bekwaamheid Godsdienst/Levensbeschouwing voor leraar katholiek primair
onderwijs.
De eisen voor het RK go/lev-examen zijn terug te vinden in het document
'Competentiegericht leren en opleiden in levensbeschouwelijk perspectief'
uitgegeven door IKO & VKLO, 2005.
Voor wat de onderwijsvisie betreft die ten grondslag ligt aan het RK go/lev-
programma en de tentamen- en examenreglement: beide zijn conform de
Stenden Hogeschool-brede regeling, respectievelijk die van Stenden Hogeschool-
Lerarenopleiding.
Regeling voor instromers
De regeling voor instromende studenten van andere opleidingen die het diploma
DCBO of RK willen behalen, geldt dat zij in principe alle onderdelen dienen te
behalen, die verplicht zijn, om het diploma te behalen.
Instromers die deficiënties hebben ten opzichte van studenten die het reguliere
programma, kunnen zich tot de verantwoordelijke docent wenden voor een
deficiëntieprogramma met het oog op de deelname aan het examen. Aan het
volgen van het deficiëntieprogramma zijn geen ec's verbonden, wanneer de
student voor de desbetreffende onderdelen reeds vrijstelling heeft verkregen van
de opleidingsexamencommissie.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 68
2.B.2.6 Fries
Sinds de invoering van de Wet op het Basisonderwijs is het Fries opgenomen in
de schoolwerkplannen van de basisscholen in Fryslan. Motieven hiertoe zijn
- pedagogische motieven: de school accepteert en waardeert kinderen zoals ze
binnen komen.
Daarom ook behoort de school de thuistaal van de kinderen te erkennen en
de Friese identiteit van de kinderen te waarderen.
- onderwijskundige motieven: voor een evenwichtige taalontwikkeling is het
noodzakelijk dat de moedertaal goed wordt ontwikkeld. Dit heeft positieve
gevolgen voor de gehele ontwikkeling van het kind.
- culturele motieven: het basisonderwijs is niet alleen een instructie-instantie,
maar is fundamenteel ten aanzien van cultuuroverdracht. Daar hoort in
Fryslan de Friese taal en cultuur bij.
- functionele motieven: het is in Fryslan vaak handig als je het Fries passief
en/of actief beheerst.
- taalpolitieke motieven: het onderwijs kan een bijdrage leveren aan de
instandhouding en kwaliteitsverbetering van de Friese taal.
Het kan daarbij gaan om het behalen van ec's binnen de zogenaamde algemene
ec's, zodat een programma met Fries binnen de wettelijk voorgeschreven 60 ec
per studiejaar blijft.
Aan het einde van het derde jaar kan een student de (voorlopige) bevoegdheid
verwerven tot het geven van het vak Fries in de basisschool.
Die bevoegdheid voor Fries wordt van kracht als de student aan het einde van het
vierde jaar voor de opleiding als geheel is geslaagd. Behalve binnen Fryslan wordt
het bezit van de bevoegdheid ook buiten de provincie, met name in gebieden
waar men met meer talen en of dialecten te maken heeft, zeer gewaardeerd.
Uiteraard kunnen ook studenten van de locaties Groningen of Drenthe voor deze
bevoegdheid kiezen. Het behoort op deze locaties echter niet tot het reguliere
aanbod binnen het kader van de vrije studiepunten. Meer informatie is te
P1 Eigen feardigens A Verplicht onderdeel voor alle niet-Friestalige studenten**
2 ec’s
P1 Eigen feardigens b Verplicht onderdeel voor alle niet-Friestalige studenten**/***
2 ec’s
P2 Eigen feardigens B Verplicht onderdeel voor niet-Friestalige studenten die het Foech Frysk willen halen*
2 ec’s
P2 Jeugdliteratuer* 1 ec punt
P2 Fakdidaktyk* 1 ec punt
P2/P3 Projekt* 1 ec punt
P3 Fakdidaktyk II/meartaligens* 1 ec punt
P1/P2/P3 Afuk-A diploma mogelijk 1 ec punt
* vrij keuze onderdeel
** Fries is alleen een verplicht onderdeel voor alle studenten op de locatie Fryslân *** Studenten die een voldoende hebben gehaald op de vrijstellende toets of in het bezit zijn van een
Fryslân-A diploma (Afûk), kunnen voor dit onderdeel een vrijstelling (2 ec) aanvragen bij de examencommissie.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 69
2B.2.6 Frysk
Sûnt de ynfiering fan de Wet op it BasisOnderwiis is it Frysk opnommen yn de
skoalwurkplannen fan de basisskoallen yn Fryslan. De motiven dêrfoar binne:
- pedagogyske motiven: de skoalle nimt de bern sa't se binne en wurdearret
se. Dêrom heart de skoalle de thüstaal fan de bern te erkennen en op de
Fryske identiteit yn te gean en dy üt te bouwen.
- ûnderwiiskundige motiven: foar in lykwichtige taaluntjouwing is it needsaaklik
dat de memmetaal goed untwikkele wurdt. Dat hat positive gefolgen foar de
hele untjouwing fan it bern.
- kulturele motiven: it basisunderwiis is net allinnich in ynstruksje-ynstansje,
mar is fan it grutste belang foar kultueroerdracht. Dêr heart yn Fryslan de
Fryske taal en kultuer by.
- funksjonele motiven: it is yn Fryslan maklik as men it Frysk passyf en/of
aktyf behearsket.
- taalpolitike motiven: it underwiis kin in bydrage leverje oan it yn stan halden
en de kwaliteitsferbettering fan de Fryske taal.
It kin dêrby gean om it heljen fan ec's binnen de saneamde algemiene ec's, sadat
in programma mei Frysk binnen de wettelijk foarskreaune 60 ec yn 't jier bliuwt.
Oan de ein fan it tredde jier kin in studint (foarriedich) it foech helje om it fak
Frysk jaan te meien op de basisskoalle.
Dat foech foar Frysk wurdt fan krêft as de studint de Oplieding Learaar
Basisskoalle helle hat. It foech Frysk wurdt net allinnich yn Fryslan, mar ek buten
dy provinsje wurdearre en dan benammen yn streken dêr't se mei mear talen of
dialekten üt ha te stean.
Fansels kinne ek studinten fan de lokaasjes Grins en Drinte kieze foar dit foech. It
heart op dizze lokaasjes lykwols net by it reguliere oanbod fan de frije ec's. Mear
ynformaasje is te krijen by frou Dussy Ybema (Ljouwert, keamer 287, tillefoan
(058) 244 1452).
Leargong Foech Frysk
PStudzjejier Underdiel Frysk European Credit
P1 Eigen feardigens A Verplicht onderdeel voor alle niet-Friestalige studenten**
2 ec’s
P1 Eigen feardigens b Verplicht onderdeel voor alle niet-Friestalige studenten**/***
2 ec’s
P2 Eigen feardigens B Verplicht onderdeel voor niet-Friestalige studenten die het Foech Frysk willen halen*
2 ec’s
P2 Jeugdliteratuer* 1 ec punt
P2 Fakdidaktyk* 1 ec punt
P2/P3 Projekt* 1 ec punt
P3 Fakdidaktyk II/meartaligens* 1 ec punt
P1/P2/P3 Afuk-A diploma mogelijk 1 ec punt
* vrij keuze onderdeel ** Fries is alleen een verplicht onderdeel voor alle studenten op de locatie Fryslân *** Studenten die een voldoende hebben gehaald op de vrijstellende toets of in het bezit zijn van een
Fryslân-A diploma (Afûk), kunnen voor dit onderdeel een vrijstelling (2 ec) aanvragen bij de examencommissie.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 70
2B.2.7 Bevoegdheid Jenaplanonderwijs
Inhoud van het programma
In het tweede studiejaar maken studenten kennis met het Jenaplanconcept. Aan
het eind van het tweede jaar kunnen de studenten ervoor kiezen om het
Jenaplantraject te volgen.
Het programma ziet er als volgt uit:
Derde jaar
De studenten komen bij elkaar in een trajectgroep. Ze zitten daarnaast tijdens de
eerste module in een stamgroep samen met de vierdejaars studenten en de
studenten van de opleiding
pabo-verkort die het Jenaplantraject volgen. De studiebelasting voor de
derdejaars bedraagt 56 uur (2 ec's). Dit valt onder de vrije studiepunten. De
stage in het derde jaar wordt gelopen
op een Jenaplanschool.
Vierde jaar
In het vierde jaar volgen de studenten in de eerste module de minor Jenaplan.
Tijdens de minor vormen de vierdejaars samen met de derdejaars en de
studenten van de opleiding Pabo-verkort een stamgroep. De invulling van de
tweede minor is vrij, maar het onderwerp wordt wel altijd gerelateerd aan het
Jenaplanconcept. De liostage wordt gelopen op een Jenaplanschool. Aan het eind
van het traject hebben de studenten stage gelopen op twee verschillende
Jenaplanscholen.
De stamgroep, die gevormd wordt door derde- en vierdejaars studenten, vindt
plaats in de eerste module. Tijdens deze module zijn er zes bijeenkomsten van
een dagdeel (= vier contacturen).
Afronding
Na het goed doorlopen van alle genoemde onderdelen, volgt een afsluitend
gesprek.
Het gesprek wordt gehouden met de docenten van de Jenaplanspecialisatie en
een medewerker van de Nederlandse Jenaplanvereniging (NJPV).
Schematisch overzicht
Programma van de Jenaplan-specialisatie
P3
Module 3.1 Trajectgroep Jenaplanstage*
Deelname aan stamgroep Regulier programma
2 ec’s (vrije studiepunten
P4
Module 4.1 Module 4.2 Module 4.3 en 4.4
Minor Jenaplan Deelname aan stamgroep Minor naar keuze Gerelateerd aan Jenaplan Lio-stage op een Jenaplanschool *
15 ec’s 15 ec’s 15 ec’s
* De student moet op minimaal twee verschillende Jenaplanscholen stage hebben
gelopen. Contactpersoon is mevrouw A. Reinders voor locatie Fryslan, mevrouw
C. Calon voor locatie Groningen en mevrouw P. Busstra voor locatie Emmen.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 71
2B.2.8 Bevoegdheid Daltononderwijs
In leerjaar 4 is het mogelijk een minor Daltononderwijs te volgen. De student
verdiept zich theoretisch in het Daltononderwijs en voert stageactiviteiten uit op
een basisschool,bij voorkeur een Daltonschool.
Op de stageschool geeft de student er blijk van, met een kritische kijk vanuit 'de
Daltonreferentie' dat deze het theoretische kader beheerst. Stenden Hogeschool
heeft voor dit profiel een beperkt aantal plaatsen beschikbaar. Na schriftelijke
aanmelding bij de sda-coördinatie vindt er bij overintekening loting plaats.
Inhoud van het programma
De uitvoering van deze minor wijkt af van andere minoren daar er met meerdere
organisaties rekening gehouden moet worden. In september, periode 4.1
beginnen de collegebijeenkomsten op de donderdagmiddag in Emmen (11
donderdagen) en in periode 4.2 kun je de stageopdrachten, die bij dit profiel
horen uitvoeren. Dit betekent dat de student gedurende de perioden 4.1 en 4.2
een andere minor naast de verplichte Daltonbijeenkomsten volgt.
De groepssamenstelling is altijd een mix van studenten van Stenden Hogeschool
(voorheen Hogeschool Drenthe en voorheen CHN) locaties Groningen,
Leeuwarden en Emmen.
Voorafgaande aan de eerste bijeenkomst in september is er een voorlichting over
de werkwijze van deze minor.
De student ontvangt tijdig een rooster met daarop de data en tijden. Er geldt een
aanwezigheidsplicht van 80%. De theorie wordt afgesloten met een schriftelijk
tentamen.
Van de bijeenkomsten moet een kort reflectieverslag gemaakt worden en moet de
student een werkplan opstellen voor de verplichte stageopdrachten met één
specifieke leervraag.
Goedkeuring voor het werkplan is nodig alvorens met de stageactiviteiten in
periode 4.3 kan worden gestart. De bijeenkomsten worden door verschillende
opleidingsdocenten verzorgd. Contactpersoon is mevr. P. Busstra.
2B.2.9 Bevoegdheid Bewegingsonderwijs
Op 12 juli 2000 heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen een
convenant voor het primair onderwijs gesloten met de HBO-raad waarin ook
afspraken zijn gemaakt over de startbekwaamheden voor het
curriculumonderdeel lichamelijke opvoeding: Bepaling 2: De Minister zal een
wijziging van de wet op het primair onderwijs bevorderen zodanig dat de
bevoegdheid tot het geven van onderwijs in lichamelijke opvoeding verbonden
aan het getuigschrift van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, uitgereikt op of
na 1 september 2001, is beperkt tot groep 1 en 2 van de basisschool.
Dit betekent dat je als student alleen bevoegd bent om aan de groepen 1 en 2
van het basisonderwijs lichamelijke opvoeding te geven. In samenwerking met de
andere opleidingen tot Leraar Basisonderwijs is een post-hbo opleiding ontwikkeld
genaamd: Leergang vakbekwame leerkracht bewegingsonderwijs voor de groepen
3 t/m 8. Deze opleiding bestaat uit 4 blokken van 5 modulen.
Tijdens de opleiding kunnen de studenten ervoor kiezen om een eerste deel (het eerste blok van 5 modulen) van de post-hbo-opleiding alvast te volgen en af te ronden; je doet
dat in de vorm van een minor.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 72
Om blok één van de leergang te mogen volgen moet de student aan de volgende
eisen voldoen:
- De student moet grote affiniteit hebben met het vak bewegingsonderwijs;
- De student moet de intentie hebben om ook in andere groepen dan in zijn
eigen basisschoolgroep de lessen bewegingsonderwijs te willen verzorgen;
- De student moet de modulen bewegingsonderwijs voor kleuters (spring in het
veld 1 en 2, het loopt, het lukt, maar leert het ook, inclusief de stageopdrachten)
aantoonbaar met een voldoende beoordeling hebben afgesloten.
De resterende blokken kunnen vervolgens op post-hbo-niveau gevolg worden in
de vorm van nascholing.
2B.2.10 Vervallen
2B.2.11 Traject doorstroom mbo-hbo
Voor studenten met een afgeronde opleiding Onderwijsassistent mbo niveau 4 is
het mogelijk om een versnelde route te volgen.
Motivatie en geschiktheid van studenten die hiervoor in aanmerking willen komen
worden beoordeeld in een intake gesprek. Daarin wordt aan de hand van de mbo
studieresultaten (cijferlijst), een portfolio (en andere relevante zaken waarmee je
je competenties kan aantonen, ondermeer stageresultaten) en eventueel het
advies van de Opleiding Onderwijsassistent bepaald of de student toelaatbaar is
voor het driejarig doorstroomtraject.
In schema ziet het eerste jaar van inschrijving er voor deze groep uit zoals
hierover weergegeven.
MBO-onderwijsassistent niveau 4
Standaardroute versnelling, voorwaarde: positief advies bij intakegesprek
Module 2.1 Bronnen van inspiratie
Module 2.2 Bewogen en bevlogen
Module 2.3 Werken met materialen in de onderbouw
Module 2.4 Het volle leven
Boven- en onderstroom 12 ec
Boven- en onderstroom 12 ec
Boven- en onderstroom 12 ec
Boven- en onderstroom 12 ec
Doorstroom: Portfolio 3 ec Aep Engels
Doorstroom: Portfolio 3 ec Aep Techniek
Doorstroom: Portfolio 3 ec
Doorstroom: Portfolio 3 ec
Doorstroom, specifiek programma / verplichting voor versnellers – 6 ec Introductie “instroom in het hbo”- 1 ec Ppb+groepsbijeenkomsten voor versnellers “leren in het HBO” (locatieoverstijgend) – 1 ec Aep jaar 1, Basistoetsen wereldoriëntatie, taal- en rekenvaardigheid – 1 ec Aep jaar 1, Schrijven – 1 ec
15 ec 15 ec 15 ec 15 ec
Totaal studiejaar 1 en 2 – 60 ec
Leerjaar 2 en leerjaar 3 is gelijk aan de voltijds reguliere opleiding leerjaar 3 en
leerjaar 4. Deze groep heeft ook het recht om twee jaar te doen over het behalen
van hun propedeuse. Deze groep is dus wel toelaatbaar tot het derde jaar zonder
hun propedeuse. De vrije ruimte binnen de aep is voor deze studenten beperkt
tot 1 ec, de rest zijn verplichte onderdelen. De student mag gedurende het eerste
leerjaar wel deelnemen aan het algemene aanbod op de locatie, als Frysk /
Gronings, DCBO et cetera om een aantekening te kunnen behalen.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 73
Vrijstellingen
Wanneer de student een positief advies heeft ontvangen kan bij de
Opleidingsexamencommissie een verzoek worden ingediend voor vrijstelling tot
een maximum van 60 ec-punten. De student krijgt in dat geval 54 ec-punten
vrijstelling over het programma van het eerste studiejaar en 6 ec-punten
vrijstelling over het programma van het tweede studiejaar. De vrijstellingen zijn
in het bovenstaande schema reeds verdisconteerd. De vrijstellingen worden pas
toegekend na het behalen van het aantal in het studiecontract vastgestelde
punten en/of nadat de student heeft voldaan aan de normen voor het bindend
studieadvies.
Propedeuse en bindend studieadvies
Wanneer de student een positief advies heeft ontvangen en is ingeschreven aan
de opleiding moeten voor het behalen van de propedeuse nog 6 ec worden
behaald, waaronder de basiskennistoetsen. De basiskennistoetsen maken deel uit
van de regeling voor bindend studieadvies en moeten worden gehaald in het
eerste jaar van inschrijving.
Wanneer de student aan het einde van het eerste jaar van inschrijving aan alle
eisen van propedeuse heeft voldaan, ontvangt hij een positief studieadvies.
Heeft de student aan het einde van het eerste jaar van inschrijving de
basistoetsen behaald, maar zijn nog niet alle onderdelen van de propedeuse
behaald, dan volgt een voorwaardelijk
positief studieadvies. De student moet voor het einde van het tweede jaar van
inschrijving alle onderdelen van de propedeuse met een goed gevolg hebben
afgesloten, anders volgt alsnog een negatief bindend studieadvies.
Heeft de student aan het einde van het eerste studiejaar niet alle basistoetsen
met een voldoende resultaat afgesloten dan volgt een negatief bindend
studieadvies. De student kan de studie aan de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
dan niet vervolgen.
2B.2.12 Studietraject “Versnellen”
De Opleiding tot Leraar Basisonderwijs van Stenden Hogeschool biedt studenten
met goede studieresultaten de mogelijkheid te versnellen. Dit betekent dat de
studenten in een korter tijdsbestek de inhouden en activiteiten uit het reguliere
programma doen. Er wordt bij voldoende deelname (minimaal 12 studenten) een
3,5-jarig versneld traject aangeboden.
De opzet van het versnelde programma
Vanaf het begin van het derde studiejaar volgen de studenten zowel het reguliere
P3-programma als het P4-minorprogramma. Het P3-programma wordt in het
standaard P3-tempo doorlopen. De minors uit het vierde studiejaar worden
daarbij tijdens periode 1 en 2 opgestart. De student kan naast het reguliere
programma de studiebelasting voor de minors zelf verdelen. Aan het eind van
periode 2 levert de student de minor in die is opgestart in periode 1 en aan het
eind van periode 3 levert de student de minor in die is opgestart in periode 2.
De deelnemers aan dit versnelde traject kunnen dan vervolgens in het vierde jaar
vanaf september tot januari hun lio-traject afronden. Het lio-traject heeft dezelfde
opzet als in de reguliere opleiding.
Schematisch ziet het programma er als volgt uit.
Nb. Vanwege het versnellen kunnen deze studenten (anders dan studenten die
kiezen voor het gespiegelde programma op de locatie Fryslan; 21-weekse
stage) vanaf 1 september 2008 wél voldoen aan de wettelijke eisen tot
toelating tot de lio-stage)
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 74
Curriculumoverzicht studietraject “Versnellen”
1 1.1 Module 1.1
1.2 Module 1.2
1.3 Module 1.3
1.4 Module 1.4
2 2.1 Module 2.1
2.2 Module 2.2
2.3 Module 2.3
2.4 Module 2.4
3 3.1 Onderwijs en identiteit Opstarten minor 1
3.2 Kwaliteit in het onderwijs Inleveren minor 1 Opstarten minor 2
3.3 Zorg voor het kind Inleveren minor 2
3.4 School in de maatschappij
4 Lio-stage
Persoonlijke- en Professionele begeleiding (ppb)
De ppb'er, de inhoudelijke begeleider van de minor, begeleidt de studenten in de
afzonderlijke programma's.
De student moet zich houden aan de volgende afspraken:
- de student participeert in alle aangeboden onderwijsactiviteiten;
- de student levert de gewenste producten op tijd in;
- de gewenste producten voldoen aan de, in het reguliere programma gestelde,
eisen;
- het derdejaars programma moet bij problemen de prioriteit krijgen.
Na de eerste module wordt gekeken of de student het traject kan vervolgen of
dat de student een dringend advies krijgt om te stoppen met het
versnellingstraject en verder te gaan met het reguliere derdejaars programma.
Eisen
Dit traject vraagt impliciet een extra studielast van 20 uur per week. De student
moet in totaal dus gemiddeld zo'n 60 uur per week studeren. De voorwaarden om
mee te kunnen doen aan dit traject zijn:
- de student heeft de propedeuse in één collegejaar gehaald;
- aan het eind van het tweede studiejaar heeft de student 120 ec's behaald;
- de student heeft op alle stagebeoordelingen een ruim voldoende en/of goed
gehaald.
- Bij het niet voldoen aan de eerste twee voorwaarden wordt toelating alleen in
behandeling genomen door de opleidingsexamencommissie als de student een
positief advies van de ppb'er en de teamleider van het eerste en tweede
studiejaar krijgt.
- De opleidingsexamencommissie beslist over de uiteindelijke toelating van de
student, de aanvraag moet voor 1 juli van het huidige studiejaar binnen zijn.
- Bij voldoende deelname (minimaal 12 studenten) en de mogelijkheid tot het
creëren van een major-/ lio-groep van september tot januari wordt dit
versnelde traject op alle locaties aangeboden. Is er op een locatie te weinig
deelname dan heeft de student de mogelijkheid op een andere locatie het
versnelde studietraject te volgen.
2B.3 Tweejarige verkorte opleiding voor Hoger opgeleiden (pabo-verkort)
In dit hoofdstuk wordt het onderwijsprogramma van de Verkorte Opleiding tot
Leraar Basisonderwijs geschetst. De Verkorte Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
voor Hoger Opgeleiden leidt HBO- en WO-afgestudeerden in twee jaar op tot
leraar basisonderwijs. Voor studenten die niet in het bezit zijn van een afgeronde
HBO of WO opleiding is er mogelijkheid om in te stromen, door een assessment
waarbij het HBO-niveau wordt aangetoond of door het goed doorlopen van de
aanlooproute voor de verkorte opleiding leraar basisonderwijs. Er vindt altijd een
intake-assessment plaats waarna de OEC bepaalt of toegang wordt verleend tot
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 75
een verkorte opleiding. Het onderwijs-programma omvat effectief twee jaar (120
ec-punten).
Deze groep studenten ontvangt op basis van vooropleiding 30 ec-punten
vrijstelling in de propedeutische fase en 90 ec-punten vrijstelling in de hoofdfase.
Zowel de inhoud als de structurering van de verkorte opleiding in verschillende
fasen en subfasen worden ontleend aan het programma van de initiële opleiding.
Vooropleidingseisen pabo-verkort
De toelatingseis voor de verkorte opleiding is of een afgeronde vierjarige hbo -
studie, een afgeronde master- of doctorale opleiding aan een universiteit of een
door een evc-procedure vastgestelde lijst van vrijstellingen bekrachtigd door de
OEC. De evc-procedure binnen de opleiding is een pilot en we zijn in afwachting
van verdere hogeschoolbrede ontwikkelingen.
Organisatie van de verkorte opleiding
Een studiejaar binnen de verkorte opleiding omvat vier perioden van tien weken.
Het programma bestaat uit een kernprogramma en een specialisatie-,
differentiatie- en afstudeerfase.
Het kernprogramma van de verkorte opleiding bestaat uit een propedeutische
fase van twee perioden en een hoofdfase van eveneens twee perioden.
Vervolgens zijn er vier perioden voor de fase van specialisatie, differentiatie en
afstuderen (sda-fase).
In het eerste jaar van de verkorte opleiding bedraagt het aantal contacturen in
een periode van tien weken maximaal 80. Deze zijn bestemd voor pgl-
bijeenkomsten (16 contacturen) en persoonlijke- en professionele begeleiding,
ppb (16 contacturen).
Een lesdag is als volgt opgebouwd: twee lesuren pgl, vier lesuren in het kader
van de zelfstudiepakketten, twee lesuren in het kader van ppb.
De studielast voor de bovenstroom (pgl) bedraagt elke periode 56 sbu, de
studielast voor de onderstroom bedraagt 112 sbu. De studielast voor de stage en
persoonlijke- en professionele begeleiding (ppb) bedraagt elke periode 168 sbu.
Voorts dienen er in iedere periode drie algemene ec's worden behaald.
De programmaopzet van het curriculum is zodanig dat aanwezigheid bij alle
contacturen verwacht wordt.
Zelfstudiepakketten binnen de verkorte opleiding
Voor de inhouden van de vak- en vormingsgebieden zoals die in de basisschool
aan de orde komen, zijn zelfstudiepakketten ontwikkeld. Richtinggevend voor de
inhoud zijn het beroepsprofiel, competenties en bekwaamheidseisen van de
opleiding en de ontwikkelingslijnen van kinderen. Zelfstudiepakketten bestaan uit
onder meer literatuurstudie, theoretische en praktische opdrachten en
stageopdrachten.
Voor vakinhoudelijke ondersteuning bij de zelfstudiepakketten wordt een aantal
responsiecolleges, hoorcolleges of werkcolleges aangeboden.
Modulegebonden en pop-gerelateerde leervragen binnen de verkorte opleiding
Naast het aanbod van de opleiding, is er binnen het onderwijsprogramma ruimte
om individuele accenten aan te brengen. Dit wordt gerealiseerd door te werken
met eigen leervragen, waarmee de student een invulling kan geven aan zijn
leerbehoeften en interesses. In iedere periode werkt de student 28 uur aan één
module gebonden eigen leervraag. Een leervraag richt zich op verdieping en/of
verbreding van de kennis en vaardigheden van een student ten aanzien van een
onderwerp dat gerelateerd is aan het thema van de periode. Het kader voor de
module-gebonden leervragen wordt gevormd door de doelstellingen van de
periode.
Daarbinnen formuleert de student zijn eigen leerdoelen. Deze zijn gerelateerd aan
de startbekwaamheden en de competenties.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 76
Bronnen voor modulegebonden leervragen zijn de pgl-taken, stage-ervaringen en
de zelfstudiepakketten. De leervragen kunnen betrekking hebben op zowel
vakoverstijgende onderwerpen als op vak/vormingsgebieden waarvoor de student
eerst een werkplan opstelt en ter goedkeuring voorlegt. De uitwerking van een
modulegebonden leervraag bevat een verplichte praktijkcomponent. De
activiteiten die in het kader van de modulegebonden leervraag worden
uitgevoerd, kunnen uitmonden in een artikel, een werkstuk of in overleg met de
persoonlijk- en professionele begeleider in een andere vorm.
Praktische vorming binnen de verkorte opleiding
In de verkorte opleiding wordt, evenals in de initiële opleiding, veel nadruk gelegd
op het opdoen van praktische ervaring. De stage is een belangrijk onderdeel van
de verkorte opleiding.
Behalve een toename in het aantal uren dat een student besteedt aan de stage, is
er eveneens een opbouw in de complexiteit van de stageactiviteiten.
Persoonlijke- en professionele begeleiding (ppb)
In de verkorte opleiding vindt voor de begeleiding wekelijks een bijeenkomst
plaats waarin de ervaringen in de opleiding, de voortgang van de studie en de
ervaringen in de stage besproken worden. Daarbij worden niet alleen praktische
zaken besproken, maar wordt er ook gereflecteerd op het leerproces en de
ontwikkeling van de student. De onderwerpen die aan de orde komen, zijn onder
meer bedoeld ter ondersteuning bij het formuleren van de leervragen en de
stageopdrachten die de studenten naar aanleiding van de pgl-bijeenkomsten
opstellen.
Toetsing binnen de verkorte opleiding
In de verkorte opleiding bestaat de beoordeling en toetsing van de activiteiten in
een periode uit verschillende onderdelen.
De stof en de activiteiten naar aanleiding van de boven- en onderstroom (pgl en
zelfstudiepakketten) worden elke periode getoetst in de moduleopdracht. In elk
moduleboek staat deze moduleopdracht beschreven, waarin ook de
beoordelingscriteria zijn opgenomen.
De stof en de activiteiten naar aanleiding van de doorstroom (stage, ppb) worden
elke periode getoetst in een reflectief verslag. In elk moduleboek staat
beschreven hoe dit reflectieve verslag eruit dient te zien. Ook de
beoordelingscriteria zijn opgenomen. Bij het beoordelen van de doorstroom zijn
de volgende personen betrokken: de student, de mentor, de stagecontactpersoon
en de ppb'er. De ppb'er stelt uiteindelijk de beoordeling vast.
De moduleopdracht, het reflectieve verslag en de leervragen dienen samenhang
te vertonen.
Daarom moeten de moduleopdracht, het reflectieve verslag en de uitwerking van
de leervragen in één band worden ingeleverd bij de ppb'er in week 9 van elke
periode. Aan het einde van periode 2 en periode 4 wordt het portfolio ingeleverd
waarna er een voortgangsgesprek plaats vindt met de ppb'er.
Voortgangstoets
De voortgangstoets is bedoeld om kennisontwikkeling gedurende de studie te
toetsen. Het gaat hierbij om objectieve kennis op het gebied van het beroep van
leraar basisonderwijs.
Het totale kennisdomein van de startbekwame leraar basisonderwijs wordt
bestreken.
De toets bestaat uit 200-250 items die alle vragen naar kennis die een leerkracht
basisonderwijs moet hebben. Studenten beantwoorden de items met 'dit is juist'
'dit is onjuist' of 'dit weet ik niet'. De stof is afgeleid uit de kerndoelen en ligt op
de volgende terreinen: psychologie, didactiek, pedagogiek, management, S&S
(school en samenleving), actualiteit, kennis, Nederlands, spreken, Engels,
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 77
De voortgangstoets wordt vier keer in de opleiding afgenomen.
De eerste keer is aan de start van de opleiding. De toets heeft dan een
diagnostisch karakter.
De student krijgt de uitslag op papier en bij elk onderdeel wordt aangegeven wat
de score is.
Deze toets maakt deel uit van het ppb-programma.
De tweede keer is na twee modules, halverwege het eerste jaar.
De derde keer is na vier modules, aan het einde van het eerste jaar.
De vierde keer is aan na twee modules in het tweede jaar, tevens het begin van
de lio.
Bij de tweede, de derde en de vierde keer moet de student een minimumscore
halen. Behaalt de student die score, dan krijgt hij daarvoor een ec-punt.
De uitslag wordt op landelijk niveau vastgesteld op basis van relatieve normering:
van elke jaargroep wordt de gemiddelde score berekend en de daarbij horende
standaarddeviatie.
De cesuur voldoende/onvoldoende wordt vervolgens vastgelegd op het
gemiddelde minus de halve standaarddeviatie. Voor deze normatieve score is
gekozen, omdat de moeilijkheidsgraad van de toetsen door de wijze van vragen
maken en toetsen samenstellen zeer varieert.
Bovendien zijn de vragen, afhankelijk van de opstellers, soms meer, soms minder
afgeleid van de leerstof van de deelnemende pabo's.
Voor pabo-verkort zijn de volgende normen vastgesteld:
1. De eerste voortgangstoets, halverwege het eerste jaar, na twee modules:
norm eind eerste jaar initieel.
2. De tweede voortgangstoets, aan het einde van het eerste jaar, na vier
modules: norm eind tweede jaar initieel.
3. De derde voortgangstoets, halverwege het tweede jaar, na zes modules:
norm eind derdejaar initieel.
Voor deze norm is gekozen omdat wij het wenselijk vinden dat het theoretische
niveau van de verkorte en de initiële opleiding gelijk zijn. Studenten van de
verkorte opleiding gaan twee keer zo snel door de opleiding heen en moeten dus
ook twee keer zo snel aan de norm voldoen. Ervaringen uit het verleden hebben
ons geleerd dat dit zonder problemen haalbaar is.
Behalen van het getuigschrift DCBO of de Akte van bekwaamheid
Godsdienst/Levensbeschouwing voor leraar katholiek primair onderwijs binnen
Pabo-verkort.
Binnen de verkorte opleiding is er tevens de mogelijkheid om een erkend Diploma
Christelijk Basisonderwijs (DCBO) of de Akte van bekwaamheid
Godsdienst/Levensbeschouwing op katholieke basisscholen te behalen.
Studenten kunnen deze keuze maken na periode 1.1 Leren in Context waarin ook
een godsdienst-module gegeven wordt. Zij kunnen kiezen voor 3 'extra'
godsdienst-modules.
De colleges voor deze studieonderdelen worden gezamenlijk (pc en rk) gegeven,
de opdrachten worden uitgewerkt naar het pc of rk basisonderwijs. De totale
omvang van de studiebelasting is verdeeld over 3 modules en bedraagt 3 keer 28
sbu plus een aantal sbu aan stageactiviteiten.
Wanneer iedere module met een voldoende is afgerond, krijgt de student 3
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 78
algemene ec's.
De colleges worden gespreid gegeven over het eerste studiejaar (Pabo-verkort
1.3 en 1.4) en de eerste helft van het tweede studiejaar (Pabo-verkort 2.2).
De inhoud van beide examens is gelijk voor reguliere en verkort studenten en is
terug te vinden in de studiegids onder 2B.2.5. Het examen wordt afgenomen in
de tweede helft van het tweede jaar.
Jenaplan in Pabo-verkort
Voor Studenten in Pabo-verkort is het mogelijk te participeren in het Jenaplan-
traject.
Voor informatie kan contact worden opgenomen met de docenten
Jenaplanonderwijs; mevrouw A. Reinders voor de locatie Leeuwarden en
mevrouw C. Calon voor de locatie Groningen.
2B.3.1 Bindend studieadvies voor de opleiding pabo-verkort
De hogeschool en dus ook de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs en dus ook de
variant pabo-verkort hanteert het Bindend Studieadvies (BSA). Voor een goede
studievoortgang is het voor jou als student van belang om een positief
studieadvies te ontvangen. In ieder geval
moet je vóór 31 augustus 2011 in het bezit zijn van een voorwaardelijk positief
studieadvies.
Het BSA heeft vooral consequenties voor het vervolg van je studie als je niet aan
de voorwaarden voldoet voor een (voorwaardelijk) positief studieadvies. In dat
geval krijg je namelijk een negatief advies mét afwijzing. Dat wil zeggen dat je de
opleiding dan niet aan Stenden Hogeschool kunt vervolgen.
De opleiding Pabo-verkort combineert het propedeutische studieprogramma én
het tweedejaars studieprogramma (met vrijstellingen op basis van getuigschriften
vanuit de vooropleiding) tot het programma van het eerste studiejaar.
Het BSA heeft betrekking op het propedeutische deel van het eerste studiejaar.
De toekenning van de 30 ec's vrijstelling valt buiten de regeling BSA.
Het propedeutische deel van het eerste studiejaar omvat:
a. de perioden 1.1, 1.2 ( 30 ec's) en
b. de basiskennistoetsen rekenen, spelling en wereldoriëntatie.
Voorwaarden voor een positief studieadvies zijn:
1. Je hebt voldaan aan alle onderdelen van de propedeuse (30 ec's) en
2. je hebt de basiskennistoetsen rekenen, taal en wereldoriëntatie behaald
3. Je bent geslaagd voor de propedeutische fase.
Voorwaarden voor een voorwaardelijk positief studieadvies zijn:
Aan het eind van het eerste jaar van inschrijving (31 augustus 2012) heb je:
- minimaal 20 ec's behaald in de perioden 1.1, 1.2;
- van die 20 ec's zijn de stageperiodes in de perioden 1.1, 1.2 met voldoende
resultaat afgesloten;
- je hebt de basiskennistoetsen behaald.
Als je niet aan deze drie voorwaarden voldoet, dan krijg je aan het einde van je
eerste van inschrijving een negatief studieadvies mét afwijzing.
Voldoe je wel aan deze eisen maar heb je nog niet voldaan aan de eisen voor een
positief studieadvies dan krijg je een voorwaardelijk positief studieadvies en moet
je, aan het einde van je eerste semester, in je tweede studiejaar de propedeuse
behalen. Anders wordt aan het einde van het eerste semester, van je tweede
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 79
studiejaar alsnog het studieadvies omgezet in negatief studieadvies mét
afwijzing. Vanwege het karakter en de structuur van de opleiding Pabo-verkort
is het behalen van de propedeuse voorwaarde voor toelating tot de LIO-stage.
Heb je op 1 december 2012 je propedeuse nog niet behaald dan loop je een
studieachterstand op.
De opleiding verwacht van de student dat deze via Progress zelf zijn of haar
behaalde ec's controleert. In de ppb bijeenkomsten kunnen docenten en
begeleiders de voortgang met de student bespreken.
Ten behoeve van het bindende studieadvies (BSA) en de studievoortgang hier
nog eens extra de zaken op een rijtje:
30 ec's en een voldoende voor de basiskennistoetsen
Heb je per 1 september 2012 de 30 ec's (een student Pabo-verkort kent 30 ec's
vrijstelling in het propedeutische programma) van de propedeuse en de
basiskennistoetsen rekenen, spelling en wereldoriëntatie behaald, dan geldt voor
jou dat je aan alle onderdelen van de propedeuse hebt voldaan, je bent geslaagd
voor de propedeuse en je ontvangt een positief studieadvies.
20 ec's of meer met voldoendes voor de stages en de basiskennistoetsen maar
minder dan 30 ec's
Is deze situatie per 1 september 2012 op jou van toepassing dan ontvang je van
de opleidingsexamencommissie een voorwaardelijk positief studieadvies dan moet
je, aan het einde van je eerste semester, in je tweede studiejaar de propedeuse
behalen. Anders wordt aan het einde van het eerste semester, van je tweede
studiejaar alsnog het studieadvies omgezet in negatief studieadvies mét
afwijzing. Met 20 ec's, inclusief de voldoendes voor de stages kun je al wel
starten met je studie in de hoofdfase van de opleiding; je start dan gewoon met
het tweede studiejaar. Voor je organisatie en planning betekent het echter wel
dat je voor toelating tot de LIO-stage in het bezit moet zijn van de propedeuse!
Minder dan 20 ec's of onvoldoendes voor de stage of de basiskennistoetsen
Heb je op 1 september 2012 de 20 ec's nog niet behaald (het toetsrooster
voorziet er in dat alle herkansingen plaats kunnen vinden vóór het zomerreces)
dan ontvang je een negatief studieadvies dat bindend is; je kunt de studie niet
voorzetten.
Bij de omschrijving van de norm voor het bindend studieadvies is de toekenning
van vrijstellingen buiten beschouwing gelaten. Het gaat hier dus om het aantal
studiepunten dat is behaald op grond van verrichte studieactiviteiten aan de
opleiding. Dit houdt in dat voor het behalen van de propedeuse 60 ec moeten zijn
behaald, te weten de 30 ec die onderdeel uitmaken van het propedeuse-
programma en de 30 ec vrijstelling.
De student dient schriftelijk bij de Opleidingsexamencommissie een verzoek in tot
het toekennen van vrijstellingen voor de propedeutische fase en de hoofdfase. De
vrijstelling voor de propedeutische fase bedraagt 30 ec en wordt bij aanvang van
het studietraject pabo-verkort aangevraagd.
De toekenning van vrijstellingen voor de hoofdfase geschiedt eerst dan wanneer
de student de propedeutische fase met goed gevolg heeft afgesloten en op die
gronden is toegelaten tot de hoofdfase van de opleiding. Ook hiervoor dient de
student een schriftelijk verzoek in bij de Opleidingsexamencommissie.
Beide verzoeken dienen vergezeld te gaan een kopie van de relevante
getuigschriften.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 80
2B.3.2 Onderwijsactiviteiten pabo-verkort: eerste studiejaar
Hieronder volgt schematisch het programmaoverzicht van het eerste studiejaar
van de verkorte opleiding.
Schema 1: Curriculumschema eerste studiejaar, pabo verkort
1.1 Leren in context 1.2 Leren en werken in de bovenbouw I (groep 4,5,6)
1.3 Leren en werken in de bovenbouw II (groep 7,8)
1.4 Leren en werken in de onderbouw Bovenstroom
Bovenstroom Probleemgestuurd leren
Bovenstroom Probleemgestuurd leren
Bovenstroom Probleemgestuurd leren
Probleemgestuurd leren
Onderstroom Zelfstudiepakketten: Apov Govo Muziek Taal Toetsing onder- en bovenstroom: moduleopdracht De Klant Studielast onder- en bovenstroom: 6 ec’s
Onderstroom Zelfstudiepakketten: Taal Rekenen/wiskunde Bevo Schrijven Toetsing onder- en bovenstroom: De repertoiremap Studielast onder- en bovenstroom: 6 ec’s
Onderstroom Zelfstudiepakketten: Wereldorientatie Muziek Cmv Drama Toetsing onder- en bovenstroom: De feestelijk leerzame afsluiting Studielast onder- en bovenstroom: 6 ec’s
Onderstroom Zelfstudiepakketten: apov Taal Rekenen/wiskunde Beweging Toetsing onder- en bovensstroom: De Hoek Studielast onder- en bovenstroom: 6 ec’s
Doorstroom Stage (ingroep naar keuze, orientatie op gehele basisschool) Persoonlijke professionele begeleiding Toetsing: reflectief verslag Studielast doorstroom: 6 ec’s
Doorstroom Stage (bij voorkeur in 4, 5 of 6) Persoonlijke professionele begeleiding Toetsing: reflectief verslag Studielast doorstroom: 6 ec’s
Doorstroom Stage (bij voorkeur in 7 of 8) Persoonlijke professionele begeleiding Toetsing: reflectief verslag Studielast doorstroom: 6 ec’s
Doorstroom Stage (bij voorkeur in 1, 2 of 3) Persoonlijke professionele begeleiding Toetsing: reflectief verslag Studielast doorstroom: 6 ec’s