Verslag over het boekjaar 1-1-2011 t/m 31-12-2011 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Akerstraat 92, 6411 HD Heerlen Postbus 4471, 6401 CZ Heerlen Telefoon: 045 - 5763 333 Telefax: 045 - 5741117 Ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken onder nummer 41095739
84
Embed
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en · Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2011 9 PSL Bestuursverslag
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Verslag over het boekjaar
1-1-2011 t/m 31-12-2011
Stichting
Bedrijfstakpensioenfonds
voor de Schoen-, Leder- en
Lederwarenindustrie
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-,
Leder- en Lederwarenindustrie
Akerstraat 92, 6411 HD Heerlen
Postbus 4471, 6401 CZ Heerlen
Telefoon: 045 - 5763 333
Telefax: 045 - 5741117
Ingeschreven in het Handelsregister van de
Kamer van Koophandel en Fabrieken onder nummer 41095739
2
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2011 3
PSL
Inhoud
Pagina
Bestuur en organisatie 5
Meerjarenoverzicht 7
Bestuursverslag
Algemeen 9
Ontwikkelingen in 2011 10
Fondsspecifieke ontwikkelingen 13
Pensioenparagraaf 23
Risicoparagraaf 24
Beleggingen 31
Samenvatting actuarieel verslag 35
Verslag van het verantwoordingsorgaan
Oordeel 2011 van het verantwoordingsorgaan 41
Reactie van het bestuur 43
Jaarrekening
Balans per 31 december 46
Staat van baten en lasten 48
Kasstroomoverzicht 50
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling 51
Toelichting op de balans per 31 december 55
Toelichting op de staat van baten en lasten 61
Risicoparagraaf 67
Overige gegevens
Gebeurtenissen na balansdatum 75
Financiering 75
Resultaatbestemming 75
Uitvoering 76
Actuariële verklaring 77
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 78
Bijlage
Begrippenlijst 81
4
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2011 5
PSL
Bestuur per 31 december 2011
Leden werkgevers Functie Namens
dhr. drs. P.H.C. van Drunen Voorzitter even jaren Federatie van Nederlandse Lederwaren- en Schoenfabrikanten
mw. mr. C.H. Dassen-Soons Secretaris oneven jaren Federatie van Nederlandse Lederwaren- en Schoenfabrikanten
dhr. drs. H.W.J. Wendel Bestuurslid Federatie van Nederlandse Lederfabrikanten
dhr. W.J.P. Mutsaers Plaatsvervangend bestuurslid Federatie van Nederlandse Lederwaren- en Schoenfabrikanten
dhr. R.J.M. van Bommel Plaatsvervangend bestuurslid Federatie van Nederlandse Lederwaren- en Schoenfabrikanten
dhr. R. Gerritsen Plaatsvervangend bestuurslid Federatie van Nederlandse Lederfabrikanten
Leden werknemers Functie Namens
mw. A. Nuijten-van Aard Voorzitter oneven jaren FNV Bondgenoten
dhr. T. Katerberg Secretaris even jaren CNV Vakmensen
dhr. H.C.P.J. van Herpen Bestuurslid De Unie vakbond voor industrie en dienstverlening
Rendement op basis van total return 4,35% 10,20% 11,37% -9,12% -0,41%
Dekkingsgraad 108,9% 118,4% 119,6% 112,3% 160,0%
1) Inclusief schulden uit hoofde van derivaten (opgenomen onder de kortlopende schulden).
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2011 9
PSL
Bestuursverslag
AlgemeenMet genoegen brengen wij u verslag uit over het boekjaar 2011. Dit verslag wordt uitgebracht overeenkomstig de statuten van de
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie (PSL). Het fonds heeft een stichting als rechtsvorm
en is statutair gevestigd te Tilburg. In het verslagjaar vergaderde het bestuur vijfmaal. De vergaderingen vonden plaats op 12 januari,
15 maart, 20 juni, 26 september en 30 november 2011. Verder heeft het bestuur drie extra bijeenkomsten gehouden op 15 februari,
19 april en 16 mei 2011. Het verslag is gemaakt door AZL, de administrateur van PSL. De gegevens over de beleggingen en het
beleggingsbeleid zijn door Blue Sky Group aangeleverd.
Bestuur
Het bestuur, dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van de door CAO-partijen opgestelde pensioenregeling
(pensioenovereenkomst), bestaat uit drie bestuurders van werkgeverszijde en drie bestuurders van werknemerszijde. De bestuursleden
ontvangen vacatiegeld en een reiskostenvergoeding. Op 20 juni 2011 heeft het bestuur de vacatievergoeding aangepast aan de door
de SER gehanteerde vergoedingsmethode. Deze vergoedingsmethode is opgenomen in de ‘SER verordening vergoedingen aan leden
van de raad, het dagelijks bestuur en de commissies 2011-2012’.
In 2011 hebben zich de volgende wijzigingen in de samenstelling van het bestuur van PSL voorgedaan:
De heer C.A. van Gils heeft zijn functies binnen het bestuur van PSL beëindigd. De heer P.H.C. van Drunen heeft de heer C.A. van Gils
opgevolgd als bestuurslid en voorzitter in de even jaren namens de Federatie van Nederlandse Lederwaren- en Schoenfabrikanten.
Voor de jaren 2012 en 2013 zal hij optreden als plaatsvervangend voorzitter. Mevrouw A. Nuijten-van Aard vervult in deze beide jaren
de functie van voorzitter van het bestuur van PSL. De heer R.J.M. van Bommel is tot plaatsvervangend bestuurslid namens de Federatie
van Nederlandse Lederwaren- en Schoenfabrikanten benoemd.
Het bestuurslidmaatschap van de heer M. Raaijmakers is geëindigd. Ter opvolging is de heer H.C.P.J. van Herpen benoemd als
bestuurslid namens De Unie vakbond voor industrie en dienstverlening.
Het plaatsvervangend bestuurslidmaatschap van mevrouw C.H.L. Kwakkelstein is geëindigd. Er is nog geen plaatsvervangend
bestuurslid namens FNV Bondgenoten benoemd ter opvolging van mevrouw Kwakkelstein.
Mevrouw C.H. Dassen-Soons, de heer P.H.C. van Drunen en de heer T. Katerberg hebben plaatsgenomen in de in 2011 nieuw
gevormde commissie risicomanagement en uitbesteding van PSL. De heer H.W.J. Wendel heeft ter opvolging van de heer C.A. van Gils
plaatsgenomen in de beleggingscommissie van PSL.
Doelstelling
Het fonds heeft ten doel het treffen van pensioenvoorzieningen voor de deelnemers en gewezen deelnemers en hun nagelaten
betrekkingen in de bedrijfstakken Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie, ter zake van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en/of
overlijden, een en ander als omschreven in de pensioenreglementen en de daarbij behorende bijlagen.
10
Voorts heeft het fonds ten doel het financieel ondersteunen van de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding Lederindustrie
(VUL), de Stichting Uittreden en Overgangsregeling Schoenindustrie (SUOS) en de Stichting Uittreden en Overgangsregeling
Lederwarenindustrie (SUOL) in het kader van de Overgangsregeling Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie. Deze regelingen gelden
alleen nog voor deelnemers die geboren zijn vóór 1 januari 1949, waardoor deze regelingen nog tot 2014 zullen moeten worden
uitgevoerd en ondersteund. De financiering van de pensioenvoorziening vindt plaats door bijdragen van werkgevers en werknemers.
De afspraken met betrekking tot de financiering en de uitvoering van de pensioenregeling zijn vastgelegd in een uitvoeringsreglement,
dat per 1 januari 2008 van kracht is geworden en geldt voor de bij PSL aangesloten werkgevers. Het uitvoeringsreglement is laatstelijk
gewijzigd op 15 maart 2011.
Ontwikkelingen in 2011
Algemene ontwikkelingen
Pensioenakkoord
Het pensioenakkoord dat de centrale organisaties van werkgevers en werknemers in juni 2010 met elkaar hadden gesloten, heeft in het
gehele verslagjaar de gemoederen flink bezig gehouden. Sociale partners slaagden er uiteindelijk in om het kabinet aan de voorstellen
voor een nieuw pensioenstelsel te binden. Deze voorstellen zijn verder uitgewerkt in een zogenaamd Uitwerkingsmemorandum.
Vervolgens wist minister Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) te bereiken dat de meerderheid van de Tweede Kamer
bereid is om het akkoord op hoofdlijnen te steunen. Daarvoor moest hij wel enkele toezeggingen doen. Bijvoorbeeld om de overgang
naar een hogere AOW-pensioenleeftijd voor de lagere inkomens te versoepelen. Daarnaast mogen onder meer de opbrengsten uit de
bestaande levensloopregelingen en de nieuwe vitaliteitsregeling voor vervroegde pensionering worden aangewend. Wat betreft het
aanvullende pensioenstelsel wil de minister bereiken dat in een reëel pensioencontract een zodanige prudente financiering van de
pensioenaanspraken plaatsvindt dat de rekening niet naar de huidige jongeren, de toekomstige generaties van pensioengerechtigden,
wordt doorgeschoven. Verder is de beoogde premiestabiliteit nader toegelicht. Tenslotte heeft de minister alvast enig inzicht gegeven
in de berekening van het vereist eigen vermogen, onder het duurder wordende regime van nominale pensioencontracten.
In betrekkelijke stilte worden nu onderzoeken uitgevoerd als voorbereiding op de noodzakelijke wijziging van de Pensioenwet en
daarbinnen van het financieel toetsingskader. Daarbij is het heel belangrijk dat de wetswijzigingen niet in strijd zijn met wetgeving
vanuit Brussel, met inbegrip van het collectief of individueel invaren van de pensioenrechten die onder het huidige, nominale contract
zijn opgebouwd.
De besturen van de pensioenfondsen hebben zich in het verslagjaar over het algemeen laten informeren over de contouren van
het reële pensioencontract en de informatie zoveel als mogelijk geanalyseerd. In dit verband is geconstateerd dat op belangrijke
onderdelen van het reële contract nog nadere uitwerkingen worden gemist. De daadwerkelijke wetgeving wordt in het begin van 2013
verwacht. De besturen van pensioenfondsen moeten deze wetgeving afwachten. Ook zullen zij de uitkomsten moeten afwachten van
het arbeidsvoorwaardenoverleg tussen CAO-partijen in hun bedrijfssector of onderneming. Daarbij doet zich het vraagstuk voor hoe
CAO-partijen en fondsbesturen nu en in het kader van het reële pensioencontract aankijken tegen hun toekomstige onderlinge taak-
en verantwoordelijkheidsverdeling.
Het bestuur van PSL heeft daarom een voorbereidingscommissie ingesteld voor het analyseren van de wijzigingen in de wetgeving
naar aanleiding van het Pensioenakkoord en het voorbereiden van adviezen aan CAO-partijen. AZL is gevraagd het initiatief te nemen
ten aanzien van de analyse van de wetgeving.
Naar verwachting zal 2012 een jaar worden van verder onderzoek naar de fondsspecifieke betekenis van een keuze voor handhaving
van het huidige nominale contract of invoering van een reëel pensioencontract. Een belangrijk onderdeel daarvan wordt gevormd
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2011 11
PSL
door de beslissing of de oude pensioenaanspraken en ingegane pensioenen kunnen worden ingevaren in het nieuwe contract. Zonder
dit invaren zouden de effecten van het nieuwe stelsel gering zijn en duurt het nog vele jaren voordat de beoogde doelen worden
bereikt.
Ten slotte zal de communicatie naar alle belanghebbenden alvast kunnen worden opgepakt. Dit ook omdat de maatschappelijke
onrust over de toekomstbestendigheid van het pensioenstelsel voorlopig onverminderd groot blijft. In dit verband is het opmerkelijk
maar niet onlogisch dat in toenemende mate aandacht wordt gevraagd voor de positie en de belangen van de jongere deelnemers
aan de collectieve pensioenregelingen. Inmiddels is het kabinet-Rutte demissionair geworden. Wat dit betekent voor de uitwerking van
het pensioenakkoord is nog niet bekend.
Ingang van AOW-pensioen naar de verjaardag
Uitgangspunt van het pensioenakkoord is onder meer een integrale benadering in de AOW en de aanvullende pensioenregelingen
van de pensioenleeftijd, flexibilisering van de pensioeningangsdatum en de stijging van de levensverwachting. In tegenspraak hiermee
kwam het kabinet in het verslagjaar met een andere ingangsdatum van het AOW-pensioen, namelijk de dag waarop de 65-jarige
leeftijd wordt bereikt. In de desbetreffende wetswijziging werd het aanvullende pensioenterrein ongemoeid gelaten. In aanvullende
pensioenregelingen hoeft de pensioendatum niet te worden gewijzigd. Vastgesteld moet worden dat het door de betreffende
maatregel veroorzaakte ‘AOW-gat’ niet tot de verantwoordelijkheid van de pensioenfondsen kan worden gerekend en dat buiten hen
om naar eventuele compenserende maatregelen moet worden gezocht.
Financieel crisisplan
De krediet-, schulden- of eurocrisis heeft de besturen van de meeste pensioenfondsen genoodzaakt tot het opstellen van
herstelplannen. Dit proces, alsmede de maandelijkse monitoring van de financiële situatie en de jaarlijkse evaluatie van de plannen,
hebben de Nederlandsche Bank (DNB) ertoe gebracht om de besturen op grond van een beleidsregel te verplichten een financieel
crisisplan op te stellen. Deze verplichting is, zonder nadere wetgeving, opgelegd op grond van het bestaande voorschrift van het
voeren van een beheerste en integere bedrijfsvoering. Alle fondsen dienen uiterlijk 1 mei 2012 over een dergelijk plan te beschikken.
De bedoeling is dat de fondsbesturen beter op een crisis zijn voorbereid dan op de huidige crisis. Daarom moet vooraf op fondsniveau
worden gedefinieerd wanneer sprake is van een crisissituatie en op welke wijze en met welke maatregelen deze crisis zal worden
bestreden. Het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie heeft het crisisplan
tijdig bij DNB ingediend.
De lopende herstelplannen
Ondertussen bleef ook in het verslagjaar het herstel van de financiële situatie van de pensioenfondsen van de besturen alle aandacht
vragen. De lage stand van de rente en de ontwikkelingen op de financiële markten van aandelen en obligaties, dwongen tot grote
alertheid. In dit verband wordt het bestaande wettelijke toezichtkader als knellend en niet langer toegeschreven op de realiteit ervaren.
Tevens moet echter worden vastgesteld dat het bestaande, wettelijke regime voor DNB weinig mogelijkheden biedt voor afwijkingen.
In het verslagjaar heeft DNB desondanks getoond oog te hebben voor de positie van de pensioenfondsen. Zo is bijvoorbeeld het
premiebeleid tijdens herstel nader gedefinieerd en werd toegestaan dat de premies in 2011 niet behoefden bij te dragen aan het
herstel. De premie moet wel kostendekkend zijn. Verder heeft de toezichthouder, in het kader van de op te leveren evaluaties van de
herstelplannen, besloten om een correctie toe te passen op de rentetermijnstructuur ultimo december 2011 en de voorgenomen
kortingen in percentage te maximeren. De evaluaties dienen te worden gebaseerd op de gemiddelde rente over het laatste kwartaal
van 2011, terwijl de aan te kondigen, noodzakelijke kortingen mogen worden beperkt tot maximaal 7%. Hoewel deze maatregelen
een aantal pensioenfondsen uit de acute problemen helpen, blijft in de pensioensector de opvatting overheersen dat grote behoefte
bestaat aan meer structurele maatregelen. Ook wordt om een soepeler opstelling door DNB gevraagd in de aanloopjaren naar de
invoering van de reële pensioencontracten.
12
Voor het overige wordt verwezen naar het hoofdstuk in dit jaarverslag over de fondsspecifieke financiële situatie.
Alternatieve bestuursmodellen en het initiatiefwetsvoorstel Koşer Kaya/Blok
Tegelijk met het pensioenstelsel dat de inhoud en materiële uitkomst van de pensioentoezegging raakt, heeft het kabinet in het
verslagjaar de bestuursmodellen van pensioenfondsen ter discussie gesteld. Minister Kamp publiceerde een voorontwerp van wet,
waarin alternatieve modellen worden voorgesteld. Met deze alternatieven wil de bewindsman in de eerste plaats bereiken dat de
deskundigheid van fondsbesturen wordt vergroot. Daarnaast wil hij dat de fondsorganen een juistere afspiegeling gaan vertonen
van de samenstelling van het deelnemersbestand . Ook dient rekening te worden gehouden met de mate waarin door welke
belanghebbende doelgroepen risico’s worden gedragen. In dit verband zal de naleving van de aanbevelingen van het Convenant
Bevordering Diversiteit Pensioenfondsen van december 2010 met minder vrijblijvendheid worden omgeven. Naar verwachting zal in
de toekomst in de jaarverslagen over de inspanningen op dit terrein verantwoording moeten worden afgelegd. Voorts wil de minister
het interne toezicht versterken en moet een efficiëntere organisatie worden bereikt door stroomlijning van de bestaande taken van de
onderscheiden fondsorganen.
Over het voorontwerp heeft de bewindsman in het onderhavige verslagjaar een consultatieronde ingelast. Sociale partners, de
Pensioenfederatie en DNB hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt en op zijn voorstellen gereageerd. Het wetsvoorstel is
in het eerste kwartaal van 2012 bij de Tweede Kamer ingediend. Uit de intenties van de minister moet worden afgeleid dat hij het
wetsvoorstel separaat van de grote pensioenstelselherziening wil afhandelen. Dit ondanks het feit dat er zeker verbanden met het
pensioenakkoord en de introductie van reële pensioencontracten kunnen worden gelegd.
Een andere, inhoudelijke verbinding kan worden gemaakt met het initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamerleden Koşer Kaya (D66)
en Blok (VVD). Naar verwachting wordt de Eerste Kamerbehandeling van hun voorstel, dat zich beperkt tot vergroting van de specifieke
medezeggenschap van pensioengerechtigden, binnenkort afgerond. Waarschijnlijk wordt de feitelijke inwerkingtreding die nog niet
geregeld is, niet zonder de parlementaire behandeling van het hiervoor genoemde wetsvoorstel van minister Kamp beoordeeld.
Vergunningen voor PPI’s
In het verslagjaar kwamen de vergunningen van DNB af met betrekking tot de oprichting van premiepensioeninstellingen (PPI’s).
Hiermee wordt deze nieuwe uitvoeringsvorm –voorlopig alleen ten behoeve van beschikbare premieregelingen– steeds meer
werkelijkheid. Hoewel primair bedoeld als antwoord op de grensoverschrijdende concurrentie binnen de Europese Unie tussen
pensioenuitvoeringsorganisaties, richten de Nederlandse PPI’s zich nog voornamelijk op de binnenlandse markt. De PPI speelt in op de
waarneembare trend –niet in de laatste plaats vanwege het pensioenakkoord– om loongerelateerde pensioensystemen te wijzigen in
beschikbare premieregelingen die de risico’s veel meer bij de deelnemers en gepensioneerden neerleggen.
Wijzigingen in de Pensioenwet
In het verslagjaar is de Pensioenwet gewijzigd en zijn vooral enkele knelpunten van technische aard aangepakt. Zo zijn de wettelijke
belemmeringen weggehaald voor het behoud van partnerpensioen op risicobasis in geval van een baanwisseling. Verder wordt
op korte termijn de mogelijkheid tot het aangaan van een kapitaalcontract tussen pensioenfondsen en hun herverzekeraars
afgeschaft. Ten slotte is een ministeriële bevoegdheid gecreëerd om bijbetalingsverplichtingen van de werkgever bij inkomende
waardeoverdrachten te mitigeren.
Staatssecretaris Weekers van Financiën wijzigde de fiscale wetgeving zodanig dat vervroegde pensionering vanaf de 60-jarige leeftijd
mag worden gecombineerd met het verrichten van arbeid.
Toezichtontwikkelingen
Met betrekking tot het toezicht vallen in het verslagjaar geen nieuwe toezichtontwikkelingen te melden, anders dan die welke
reeds waren gepubliceerd in het speerpuntenoverzicht 2010-2014. DNB herinnert de fondsbesturen voortdurend aan de
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2011 13
PSL
onderzoeksrapporten en aanbevelingen van de Commissie Frijns. Met name wijst de prudentieel toezichthouder op de noodzaak van
het vergroten van het inzicht in de beleggingen, het beleggingsproces en op het ontwikkelen van een beter risicomanagement.
De AFM publiceerde in het verslagjaar de resultaten van een specifiek onderzoek naar de inzichtelijkheid in en transparantie van de
uitvoeringskosten van pensioenfondsen, waaronder de kosten van het vermogensbeheer. Voorts vroeg de gedragstoezichthouder
aandacht voor de kwaliteit van de administratie, met name voor de juistheid en volledigheid van de uniforme pensioenoverzichten
(UPO’s).
Beide toezichthouders hebben als schot voor de boeg al aangekondigd dat zij stevig toezicht gaan houden op de nakoming van de
verplichtingen onder het regime van reële pensioencontracten. Zij verlangen in dit kader heldere normen voor de financiële opzet en
de communicatie over risico’s.
Fondsspecifieke ontwikkelingen
Fondsdocumenten
De toezichthouder DNB heeft in 2011 de fondsdocumenten van PSL getoetst. DNB heeft hierbij geconstateerd dat een aantal
bepalingen in lijn dienden te worden gebracht met de wet- en regelgeving. In reactie hierop zijn in de bepalingen inzake de
toeslagverlening in de pensioenreglementen 2002 en 2006 alle voorgeschreven tekstgedeelten uit de toeslagenmatrix opgenomen.
Waar nodig zijn verduidelijkingen toegevoegd. Ook de bepaling over de toeslagverlening van het uitvoeringsreglement is hierop
aangepast. Deze wijzigingen hebben geen consequenties voor de inhoud van het toeslagenbeleid.
In de overgangsregeling 2006 is bepaald dat het deelnemerschap aan deze regeling vervalt als recht bestaat op premievrije
deelneming wegens arbeidsongeschiktheid. Onder verwijzing naar een oordeel van de Commissie Gelijke Behandeling (2008/86),
heeft DNB aangegeven dat gedeeltelijke arbeidsongeschikten, voor het deel dat zij arbeidsgeschikt zijn, gelijk behandeld dienen te
worden als volledig arbeidsgeschikten. In de praktijk vervalt het deelnemerschap aan de overgangsregeling 2006 alleen in het geval
de deelnemer volledig arbeidsongeschikt wordt. Een gedeeltelijk arbeidsgeschikte die voor het arbeidsgeschikte deel deelnemer blijft
in het fonds, behoudt het deelnemerschap aan de overgangsregeling 2006. Het fonds handelt dus niet in strijd met het oordeel van
de Commissie Gelijke behandeling. De formulering van de betreffende bepaling in het pensioenreglement 2006 is aangepast aan de
opmerking van DNB.
Tot en met 2011 hanteert PSL het beleid dat de in pensioenreglementen 2002 en 2006 opgenomen flexibiliseringsfactoren
jaarlijks worden aangepast. In januari 2011 heeft het bestuur besloten dat er in het vervolg om de drie jaar een up-date van deze
flexibiliseringsfactoren plaatsvindt. De geldigheidsduur van de flexibiliseringsfactoren in beide pensioenreglementen is gewijzigd
van één jaar naar drie jaar. Hiernaast is in het pensioenreglement 2006 de formulering van de hoogte van het wezenpensioen
aangescherpt. In het pensioenreglement 2002 is de bepaling inzake de pensioenopbouw bij uitstel van pensioen in lijn gebracht met
de praktijk. In deze bepaling is opgenomen dat de verdere pensioenopbouw bij uitstel van pensioen alleen geldt voor deelnemers en
niet voor gewezen deelnemers.
Vutstichtingen
PSL heeft mede als doel het financieel ondersteunen van de vutstichtingen SUOS, SUOL en VUL. Daaronder is tevens begrepen het
namens de vutstichtingen verzorgen van de uitbetaling van de uitkeringen uit de Overgangsregeling die ter aanvulling dient op
het pensioen van werknemers die deelnemen aan de pensioenregeling zoals opgenomen in Pensioenreglement 2002 van PSL.
De vutstichtingen zijn jaarlijks een inkoopsom aan PSL verschuldigd voor het doen van uitkeringen uit deze Overgangsregeling.
De afspraken inzake de wederzijdse verplichtingen ten aanzien van de voldoening van de inkoopsommen en periodieke overboeking
van premies vanuit de vutstichtingen naar PSL zijn vastgelegd in overeenkomsten tussen PSL en de vutstichtingen.
14
Verplichtstelling en handhaving
PSL is een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds in de zin van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000.
Op grond van deze zogenaamde verplichtstelling zijn de werkgevers in de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie ten behoeve van
de bij hen in dienst zijnde werknemers verplicht tot deelname aan de pensioenregeling van PSL. Daarnaast heeft PSL de plicht om de
verplichtstelling uit te voeren en te handhaven.
Het bestuur van PSL heeft daarom besloten in 2009 te starten met een steekproef om ondernemingen te benaderen die zich mogelijk
moeten aansluiten bij het fonds. In aansluiting hierop heeft het bestuur in 2010 besloten om periodieke controles uit te voeren
op de handhaving van de verplichtstelling van PSL. De controles hebben tot doel vast te stellen of alle werkgevers die onder de
verplichtstelling vallen daadwerkelijk zijn aangesloten. De bevoegdheid inzake het verlenen van vrijstelling van de verplichtstelling van
PSL en vrijwillige toetreding tot de pensioenregeling berust bij het bestuur.
Naleving wet- en regelgeving
Het afgelopen jaar zijn aan het fonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het fonds
gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming
van de toezichthouder.
Uitvoeringskosten
In november 2011 heeft de Pensioenfederatie de Aanbevelingen uitvoeringskosten gepresenteerd. Hierin worden de pensioenfondsen
opgeroepen om de kosten van het pensioenbeheer, vermogensbeheer en transactiekosten te publiceren. Deze kosten moeten
naar de mening van de Pensioenfederatie volledig bekend zijn binnen het pensioenfonds en beschikbaar zijn voor deelnemers. De
aanbevelingen luiden als volgt:
– Rapporteer de kosten van pensioenbeheer in euro per deelnemer.
– Rapporteer de kosten van het vermogensbeheer in % van het gemiddeld belegd vermogen.
– Rapporteer separaat (eventueel geschatte) transactiekosten in % van het gemiddeld belegd vermogen.
Het fonds deelt de mening van de Pensioenfederatie en wenst volledige transparantie te realiseren ten aanzien van deze kosten. Dit
gaat dus verder dan alleen de direct in de jaarrekening te verantwoorden kosten. Het transparant maken van alle kosten en mogelijk
afzetten tegen een benchmark is daarbij een middel om de kosten verder te beheersen. Met het hierna volgend overzicht geeft het
fonds gevolg aan de aanbevelingen van de Pensioenfederatie.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2011 15
PSL
Kostenoverzicht
2011
Pensioenbeheer 1)
Kosten in euro per deelnemer € 112,19
Vermogensbeheer 2)
Kosten in % van het gemiddeld belegd vermogen 0,10%
Transactiekosten in % van het gemiddeld belegd vermogen 0,12%
1) Kosten van het pensioenbeheer bestaan uit de kosten van uitbesteding, bestuurskosten en de kosten van toezicht. De totale kosten bedragen € 1.334.000,-. Om de
kosten per deelnemer te berekenen is conform de aanbeveling van de Pensioenfederatie het aantal deelnemers gedefinieerd als de som van het aantal actieve deelnemers en
pensioengerechtigden. Gewezen deelnemers tellen dus niet mee. Dit in tegenstelling tot de methode ‘normdeelnemer’ waarbij elk type deelnemer een weging krijgt in het totale
aantal deelnemers. Een pensioengerechtigde en gewezen deelnemer kosten immers minder dan een actieve deelnemer.
2) Kosten van het vermogensbeheer kunnen in twee categorieën worden onderscheiden. De eerste categorie betreft de kosten zoals die in de jaarrekening zijn verwerkt. Daaronder
vallen de beheervergoeding van de vermogensbeheerder(s) en overige beheervergoedingen. Dit betreft een bedrag van € 212.000,-. De tweede categorie betreft kosten die
rechtstreeks ten laste van het beleggingsrendement zijn gebracht. Deze kosten zijn dus niet inbegrepen in de kosten van de vermogensbeheerder(s) zoals opgenomen in de
jaarrekening en zijn geschat op € 322.000,-. De totale kosten vermogensbeheer komen daarmee uit op circa € 534.000,-. Verder betreffen de transactiekosten ook een schatting.
Naleving Principes Goed Pensioenfondsbestuur
Het bestuur onderschrijft de principes voor goed pensioenfondsbestuur die de Stichting van de Arbeid heeft vastgesteld en die in
de Pensioenwet zijn opgenomen. De principes hebben betrekking op de volgende onderdelen: verantwoording en intern toezicht,
deskundigheid en functioneren van het bestuur, zorgvuldig bestuur, transparantie, openheid en communicatie.
Onderstaand volgt een overzicht per onderdeel waaruit blijkt hoe het bestuur in 2011 is omgegaan met goed pensioenfondsbestuur.
Verantwoordingsorgaan en deelnemersraad
Met ingang van 1 januari 2008 heeft PSL een deelnemersraad en een verantwoordingsorgaan ingesteld. De leden van beide organen
worden benoemd voor de duur van drie jaar. De vertegenwoordiger namens deelnemers en de vertegenwoordiger namens
gepensioneerden in het verantwoordingsorgaan hebben tevens zitting in de deelnemersraad. De deelnemersraad wordt aangevuld
met twee gepensioneerden. Het verantwoordingsorgaan wordt aangevuld met een vertegenwoordiger namens werkgevers. De leden
van het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad worden als zodanig niet bezoldigd. De leden van het verantwoordingsorgaan
en deelnemersraad ontvangen vacatiegeld en een reiskostenvergoeding.
Er hebben in 2011 geen wijzigingen plaatsgevonden in de samenstelling van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan.
De leden waarvan de zittingstermijn in 2011 afliep, zijn direct aansluitend herbenoemd. Het voorzitterschap van de deelnemersraad is
in 2011 overgegaan van de heer M. Bakkers naar de heer W. Elbers.
Het verantwoordingsorgaan geeft jaarlijks een oordeel over het handelen van het bestuur, het door het bestuur gevoerde beleid over
het betreffende kalenderjaar en de beleidskeuzes die betrekking hebben op de lange(re) termijn. In dit jaarverslag wordt separaat
verslag gedaan van de bevindingen van het verantwoordingsorgaan over 2011.
Intern toezicht
PSL heeft besloten het interne toezicht in te vullen door middel van een visitatiecommissie die eenmaal in de drie jaar het functioneren
van het pensioenfonds zal evalueren en toetsen. Het gaat dan om een beoordeling van de beleids- en bestuursprocedures,
16
bestuursprocessen en de checks en balances binnen het fonds. Tevens behelst het een beoordeling van de wijze waarop het fonds
wordt aangestuurd alsmede een beoordeling van de wijze waarop door PSL wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn.
De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke, externe personen die verder geen banden met het bestuur van het fonds hebben.
In 2010 is de eerste visitatie in opdracht van PSL uitgevoerd door het externe bureau Basis & Beleid. De visitatiecommissie heeft haar
bevindingen vastgelegd in een rapportage die, samen met de reactie hierop van het bestuur en van het verantwoordingsorgaan,
separaat in het jaarverslag 2009 zijn opgenomen. De volgende visitatie van het fonds zal plaatsvinden in 2013.
Deskundigheid en Zelfevaluatie
Het bestuur heeft in 2011 een geactualiseerd deskundigheidsplan vastgesteld, waarin de ‘Beleidsregel Deskundigheid van DNB
en AFM en de ‘Aanbevelingen Deskundig en Competent Pensioenfondsbestuur’ van de Pensioenfederatie zijn verwerkt. In het
deskundigheidsplan is een opleidingsplan opgenomen, dat jaarlijks wordt vastgesteld.
Het bestuur besteedt actief aandacht aan deskundigheidsbevordering van bestuursleden en van leden van de deelnemersraad
en het verantwoordingsorgaan. Hierbij wordt voor nieuwe bestuursleden en nieuwe leden van de deelnemersraad en het
verantwoordingsorgaan gebruik gemaakt van het cursusaanbod van SPO (Stichting Pensioen Opleidingen). Hiernaast wordt gebruik
gemaakt van informatiesessies verzorgd door externe adviseurs. In het verslagjaar is het bestuur van PSL op 15 februari 2011 en op
19 april 2011 bijeen geweest voor twee themavergaderingen. Tijdens deze themadagen heeft het bestuur zich, aan de hand van
diverse mogelijke toekomstscenario’s, verdiept in de toekomst van PSL. Tevens is extra aandacht besteed aan het beleggingsbeleid van
het fonds. De nieuwe bestuursleden de heer R.J.M. van Bommel en de heer R. Gerritsen hebben in 2011 de opleiding ‘Besturen van een
pensioenfonds’ gevolgd dan wel zijn hiermee gestart. De bestuursleden mevrouw A. Nuijten-van Aard en de heer T. Katerberg hebben
in 2011 opleidingen gevolgd op kennisniveau 2. De leden van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan hebben in 2011 een
toelichting gekregen op de mogelijke toekomstscenario’s van PSL.
Overeenkomstig de principes voor goed pensioenfondsbestuur heeft het bestuur in zijn statuten een procedure opgenomen teneinde
haar eigen functioneren, zowel van het bestuur als geheel als van de individuele bestuursleden, periodiek te evalueren. Het bestuur is
op grond van de zelfevaluatie van het bestuur over 2010, die in het eerste kwartaal van 2011 heeft plaatsgevonden, van oordeel dat zij
over het algemeen, als geheel en individueel gezien, goed functioneert. Kwaliteit van het functioneren van het bestuur en tijdigheid
van de besluitvorming zijn voldoende. De besluitvorming vindt doorgaans op basis van consensus plaats. Alle bestuursleden dragen in
voldoende mate bij aan de besluitvorming. De zelfevaluatie over 2011 zal worden afgerond in het derde kwartaal van 2012. Hierbij zal
het bestuur gebruik maken van de begeleiding door een extern deskundige.
Integere bedrijfsvoering
Het bestuur is van mening dat in het verslagjaar zo veel als mogelijk is voldaan aan de principes van goed pensioenfondsbestuur en dat
het heeft zorggedragen voor een integere bedrijfsvoering. In 2012 zal het bestuur onveranderd aandacht aan de principes voor goed
pensioenfondsbestuur blijven besteden.
Gedragscode/Compliance Officer
Het bestuur hanteert een gedragscode. Jaarlijks wordt door het bestuur bevestigd dat zij de gedragscode heeft nageleefd.
De compliance officer van PSL is mevrouw E.M.E. Thieme. De compliance officer is belast met de controle op de naleving van de
gedragscode.
Risicomanagement
Het fonds is verantwoordelijk voor de inrichting en goede werking van het interne risicobeheersings- en controlesysteem, het
risicomanagement. Risicomanagement is een continu proces waarbij de risico’s en de organisatie van het fonds integraal worden
bekeken. Het risicomanagement speelt een voorname rol bij het bepalen van de strategie van het fonds.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2011 17
PSL
Het bestuur heeft op basis van zijn verantwoordelijkheid voor het beheer van het fonds, de vereiste professionalisering en de
noodzakelijke risicobeheersing gekozen voor uitbesteding van alle werkzaamheden inzake pensioen- en vermogensbeheer aan
externe partijen. De risico’s die PSL daarbij loopt zijn ter uitvoering van de Uitbestedingsregels geïnventariseerd. Ter uitbreiding van
deze inventarisatie is het fonds in 2010 gestart met het opzetten van een integraal risicobeleid. Met dit beleid worden de belangrijkste
risicocategorieën, zoals die door DNB zijn benoemd, onderkend. Daarbij worden de beheersingsmaatregelen beschreven en de wijze
waarop over de beheersing van de risico’s gerapporteerd moet worden.
Het bestuur van PSL heeft het integraal risicomanagement verder vormgeven door in 2010 aan Towers Watson de opdracht te verlenen
voor een uitgebreide analyse van het risicomanagement van PSL. Deze risicoanalyse heeft plaatsgevonden aan de hand van het door
Towers Watson ontwikkelde ConFirm model, dat mede is gebaseerd op het FIRM model (het Financiële Instellingen Risico Model) van
DNB. Towers Watson heeft een risicomatrix voor PSL opgesteld die, samen met een aantal aanbevelingen, dient als basis voor verdere
beleidsvorming.
De uitkomsten van deze analyse zijn in 2010 aan het bestuur gepresenteerd. In aansluiting hierop heeft het bestuur op 15 februari 2011
een studiedag gehouden die voor een belangrijk deel was gewijd aan risicomanagement en het langetermijnbeleid van PSL. De leden
van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan zijn hierbij aanwezig geweest.
Het bestuur heeft in 2011 besloten om een commissie ‘Risicomanagement en uitbesteding’ in te stellen, die het bestuur adviseert
op het gebied van het risicomanagement en de bijbehorende beleidsprocedure. In de commissie nemen zitting: mevrouw
C.H. Dassen-Soons, de heer P.H.C. Van Drunen en de heer T. Katerberg. De commissie is verantwoordelijk voor het implementeren,
monitoren en aanpassen van het risicomanagement(beleid) van PSL en wordt ondersteund door AZL. De commissie heeft vergaderd
op 19 april en 23 augustus 2011.
In 2011 heeft het fonds het beleidskader vastgelegd in het beleidsdocument ‘Risicobeleid’. In dit document zijn de norm en
tolerantiegrenzen en de taakverdeling tussen de diverse commissies van PSL aangaande het risicomanagement vastgelegd. Aan het
document zijn als sturingsinstrumenten een ‘matrix risicomanagement’ en een ‘jaarplan risicomanagement’ toegevoegd. Hiernaast
hanteert het bestuur vanaf 2012 een ‘jaarplan bestuur’, om op alle beleidsterreinen in control te blijven. Het beleidsdocument bevat
tevens een contractenregister, waarin de voornaamste afspraken en kenmerken zijn vastgelegd van de overeenkomsten die PSL met
andere partijen is aangegaan.
Taakverdeling risicomanagement tussen de commissies van PSL
De commissie risicomanagement en uitbesteding monitort alle risico’s aan de hand van het jaarplan risicomanagement en vervult
een coördinerende rol. Deze commissie voert tevens het risicomanagement van de niet-financiële risico’s uit, met uitzondering van
de risico’s op het gebied van de communicatie. De beleggingscommissie heeft de taak om het risicomanagement voor de financiële
risico’s te verzorgen. De communicatiecommissie heeft de taak om het risicomanagement op het gebied van de communicatie te
verzorgen. Beide commissies rapporteren hierover aan de commissie risicomanagement en uitbesteding, die hierover vervolgens
rapporteert aan het bestuur.
Financieel crisisplan
Op grond van de Beleidsregel financieel crisisplan pensioenfondsen dient het fonds een financieel crisisplan op te stellen. Een
financieel crisisplan is een beschrijving van maatregelen die het bestuur van PSL op korte termijn zou kunnen inzetten, indien de
dekkingsgraad zich bevindt op of zeer snel beweegt richting kritische waarden, waardoor het realiseren van de doelstelling van het
pensioenfonds in gevaar komt. Met een dergelijk plan is het fonds beter voorbereid op een crisissituatie nog voordat de situatie zich
heeft voorgedaan. De toezichthouder DNB verwacht dat PSL het financieel crisisplan uiterlijk op 1 mei 2012 gereed heeft. Het bestuur
heeft op 30 november 2011 besloten om een financieel crisisplan op te stellen. Dit plan is in een themavergadering op 1 februari 2012
nader ingevuld. Het financieel crisisplan is in maart 2012 definitief worden vastgesteld en ter advisering worden voorgelegd aan de
deelnemersraad. Na een positief advies van de deelnemersraad heeft het bestuur het crisisplan tijdig bij DNB ingediend.
18
Communicatie
PSL heeft een communicatiecommissie die het bestuur adviseert op het gebied van communicatie. Deze commissie heeft in 2011 de
doelstellingen voor de communicatie in het verslagjaar geformuleerd.
In 2010 heeft het bestuur van PSL een communicatiebeleidsplan voor PSL voor de periode 2011-2013 vastgesteld. Onderdeel van het
plan is een communicatiejaarkalender, waarin de diverse communicatiemomenten en -middelen zijn opgenomen. Ook is in het plan
opgenomen voor wie welke vorm van communicatie bestemd is. Met het nieuwe plan geeft het fonds invulling aan haar ambitieniveau
ten aanzien van de (pensioen)communicatie. Belangrijke nieuwe speerpunten in het communicatiebeleid zijn: dialoog en feedback
met de deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgevers; op maat en persoonlijk communiceren; digitalisering; integratie
van communicatiekanalen en het inzetten van intermediaire kaders. Het bestuur heeft in januari 2011 besluiten genomen over de
gefaseerde invulling (concretisering) van de in het plan opgenomen communicatie-activiteiten gedurende de planperiode.
(Gewezen) Deelnemers en pensioengerechtigden
Het fonds heeft in 2010 het toeslagenlabel opgenomen in zijn communicatie-uitingen. De AFM heeft in februari 2011 aangegeven niet
langer handhavend op te zullen treden inzake het label. Dit betekent dat het fonds vanaf dat moment zelf de inschatting moest maken
of het gebruik van het label nog wenselijk is. Het bestuur heeft, op advies van de communicatiecommissie , op 20 juni 2011 besloten
om het toeslagenlabel niet meer te gebruiken.
In januari 2011 hebben de pensioengerechtigden een pensioenoverzicht en een brief van PSL inzake de toeslagverlening per 1 januari
2011 ontvangen. Het Uniform Pensioenoverzicht is in juli 2011 aan de deelnemers en gewezen deelnemers verstuurd. In september is
een pensioenoverzicht aan de pensioengerechtigden toegezonden.
In april 2011 en in november 2011 heeft PSL Pensioenkranten uitgebracht, waarin de deelnemers o.a. worden geïnformeerd over
de financiële positie van het fonds, het herstelplan, de toeslagverlening en over de ontwikkelingen rondom het pensioenakkoord.
Daarnaast wordt aandacht besteed aan de pensioenplanner en aan belangrijke gebeurtenissen op pensioengebied (life events) .
De pensioengerechtigden hebben in april 2011 en in november 2011 Pensioennieuwsbrieven ontvangen met informatie over onder
andere de financiële positie en het herstelplan.
Werkgevers
PSL heeft sinds 2009 een werkgeversportaal voor de aanlevering van mutaties door de aangesloten werkgevers. In het verslagjaar
zijn de aangesloten werkgevers via de website van PSL geïnformeerd over de relevante actuele ontwikkelingen binnen het fonds.
In aanvulling daarop heeft PSL in 2011 digitale nieuwsbrieven geïntroduceerd voor het informeren van de aangesloten werkgevers.
Deze nieuwsbrieven zijn verschenen in april, augustus en november 2011. De nieuwsbrieven bevatten o.a. informatie over de financiële
positie van het fonds, het herstelplan, de premies, de toeslagverlening en het pensioenakkoord. Daarnaast is aandacht besteed aan de
door de Stichting Wijzer in geld zaken in oktober 2011 georganiseerde Pensioen3daagse.
Uitbestede werkzaamheden
Administratie
De administratie van PSL is uitbesteed aan AZL te Heerlen. AZL draagt zorg voor de volgende zaken:
– de pensioen- en deelnemersadministratie;
– de financiële administratie;
– de jaarverslaglegging;
– de bestuursondersteuning en bestuursadvisering.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2011 19
PSL
Zowel AZL als Blue Sky Group hebben een ISAE 3402 type II rapportage. Dit biedt kwaliteitsgaranties, waarmee tegemoet wordt
gekomen aan de behoefte van het bestuur aan zekerheid.
Voor de meeste relevante processen is een beschrijving van de AO/IC en een beschrijving van de beheersingsmaatregelen voor
de betreffende processen opgesteld. De beheersmaatregelen van PSL zijn opgenomen in het risicobeleid, zoals omschreven in
de paragraaf ‘Risicomanagement’ in dit verslag. Voorts wordt het bestuur door middel van periodieke rapportages van zowel de
uitvoeringsorganisatie alsmede van externe adviseurs in staat gesteld de risico’s en fondssituatie goed te monitoren.
Waarmerking en advisering
Actuariaat
Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen adviserende en waarmerkende werkzaamheden. De waarmerkende werkzaamheden zijn
met ingang van boekjaar 2011 opgedragen aan Mercer Certificering B.V. te Amstelveen. De adviserende werkzaamheden zijn met
ingang van het verslagjaar uitgevoerd door AZL te Heerlen.
Controle
De controle van de jaarrekening 2011 is toevertrouwd aan Ernst & Young Accountants LLP te Maastricht.
Ontwikkelingen van het fonds op financieel gebied
Strategisch beleggingsbeleid
Jaarlijks wordt door het bestuur van PSL een normportefeuille vastgesteld waarin normwegingen en bandbreedtes voor de diverse
beleggingscategorieën voor de periode van één jaar worden bepaald en waarin bovendien de uitgangspunten ten aanzien van het te
voeren rente- en valutarisico worden vastgelegd. Bij de vaststelling van het strategisch beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van
een ALM-studie.
Sprenkels & Verschuren B.V. heeft in mei 2011, in opdracht van PSL, een ALM-studie uitgevoerd ten behoeve van het fonds. Met een
ALM-studie wordt, rekening houdend met alle relevante onderlinge afhankelijkheden, in kaart gebracht hoe het beleggingsbeleid in
een groot aantal scenario’s uitwerkt op het verwachte toekomstige verloop van belangrijke variabelen zoals het fondsrendement, de
dekkingsgraad, de kostendekkende premie en de kans op dekkingstekort. Uit de ALM-studie is gebleken dat er bij PSL sprake is van een
relatief evenwichtig beleggingsbeleid. Op basis van de verkregen inzichten, het in de ALM-studie bepaalde risicobudget en een aantal
door het bestuur uitgesproken kwalitatieve randvoorwaarden is er vervolgens in het eerste kwartaal van 2012 een strategische asset
allocatiestudie verricht. Het doel van deze studie is om tot een nadere verbijzondering van de beleggingsportefeuille op subcategorie
niveau te komen. Op basis van deze studie is in mei 2012 een aangepaste strategische beleggingsmix vastgesteld die inmiddels door
de vermogensbeheerder is geïmplementeerd. De belangrijkste wijzigingen in de strategische beleggingsmix hebben betrekking op
een herinrichting van de normwegingen binnen de vastrentende waarden portefeuille ten gunste van langlopende obligaties en een
lichte aanpassing van de regio-allocatie binnen de aandelenportefeuille. De nieuwe strategische beleggingsmix wordt beschreven in
het Jaarplan Beleggingen 2012 – 2013 die als bijlage bij de Verklaring Beleggingsbeginselen zal worden opgenomen.
Tactisch beleggingsbeleid
Op basis van de, in de normportefeuille vastgelegde normwegingen en bandbreedtes, heeft het bestuur aan Blue Sky Group een
mandaat verstrekt voor het te voeren tactische beleggingsbeleid.
Operationeel beleggingsbeleid
Voor het daadwerkelijke operationele beheer van het fondsvermogen belegt het fonds in beleggingspools van Blue Sky Group
(vastrentende en zakelijke waarden). Voor het beheer van het direct vastgoed maakt het fonds gebruik van de diensten van MVGM.
20
Herinrichting beleggingsprocessen
Mede ingegeven door de bevindingen van de Commissie Frijns, de resultaten van het beleggingsonderzoek van DNB en de
bevindingen uit de ConFirm analyse van het fonds heeft het bestuur in 2011 veel aandacht besteed aan de herinrichting van de
processen rondom de totstandkoming van het beleggingsbeleid van het fonds.
Met name is aandacht geschonken aan het beleid op het gebied van maatschappelijk verantwoord beleggen (zie hierna), de
strategische asset allocatie van het fonds, de formulering van het beleggingsmandaat aan Blue Sky Group en de daarbij behorende
beleidsrestricties alsmede aan de herinrichting van de beleggingsrapportages door Blue Sky Group.
In het verlengde hiervan heeft het bestuur de dienstverlening door Blue Sky Group geëvalueerd en haar bevindingen verwoord in een
evaluatierapport. Dit evaluatierapport is eind 2011 aangeboden aan de directie van Blue Sky Group. Het daaropvolgend overleg met
Blue Sky Group heeft in 2012 geleid tot een aantal aanpassingen in de processen van Blue Sky Group alsmede in een herformulering
van de dienstverleningsovereenkomst, inclusief een herschrijving van de Service Level Agreement. Het hierboven omschreven proces
van herinrichting van beleggingsprocessen wordt naar verwachting in de loop van 2012 afgerond.
Maatschappelijk verantwoord beleggen
Het bestuur van PSL onderschrijft het belang van maatschappelijk verantwoord beleggen. In 2011 heeft het bestuur hier in een
themavergadering uitgebreid aandacht aan besteed. In aansluiting hierop heeft de beleggingscommissie in 2012 een advies voor het
bestuur opgesteld. Inmiddels is het beleid verwoord in de abtn en in de ‘Verklaring inzake de Beleggingsbeginselen’ van het fonds.
Beleggingsadministratie
De administratie van de vastrentende en zakelijke waarden is uitbesteed aan Blue Sky Group. De administratie van het direct vastgoed
is uitbesteed aan MVGM.
Beleggingscommissie
De beleggingscommissie van PSL is verantwoordelijk voor de beleidsvoorbereiding en ziet (namens het bestuur) toe op de uitvoering
van het beleggingsbeleid door de aangestelde vermogensbeheerders. De beleggingscommissie van PSL heeft in 2011 vergaderd
op14 februari, 16 mei, 13 september, 6 november en 16 november. De beleggingscommissie wordt geadviseerd door AZL.
Financiële positie van het fonds
De voorziening pensioenverplichtingen is ultimo 2011 vastgesteld op € 230.022.000,-, de reserves (exclusief de bestemmingsreserve)
bedragen € 20.484.000,- hetgeen resulteert in een (aanwezige) dekkingsgraad van 108,9%. De vereiste dekkingsgraad voor PSL, op basis
van de feitelijke beleggingsmix, bedraagt 111,5% ultimo 2011. De vereiste dekkingsgraad op basis van de strategische beleggingsmix,
bedraagt 112,1% ultimo 2011. Het gemiddelde rendement op basis van total return bedroeg in 2011: 4,35% (2010: 10,2%).
In 2009 is bij PSL sprake geweest van een reservetekort, omdat de aanwezige dekkingsgraad lager was dan de benodigde
dekkingsgraad. PSL heeft daarom in 2009 een langetermijnherstelplan opgesteld en ingediend bij DNB. In dit herstelplan heeft het
bestuur aangeven hoe het fonds er voor zorgt dat binnen 15 jaar het aanwezige vermogen weer boven de vereiste dekkingsgraad
komt en zijn de sturingsmiddelen van het fonds benoemd. DNB heeft dit herstelplan goedgekeurd.
Vanaf mei 2009 lag de aanwezige dekkingsgraad weer boven de vereiste dekkingsgraad. In mei 2010 heeft PSL daarom aan DNB
kenbaar gemaakt het herstelplan als beëindigd te beschouwen. Dit omdat de aanwezige dekkingsgraad drie opeenvolgende kwartalen
(sedert mei 2009) boven de benodigde (vereiste) dekkingsgraad lag. Ultimo augustus 2011 is opnieuw een reservetekort ontstaan.
PSL heeft hiervan melding gemaakt bij DNB. Op grond van dit reservetekort is het in 2009 ingediende herstelplan opnieuw tot
uitvoering gekomen, waarbij tevens de up-date van het herstelplan vanwege de gewijzigde waarderingsgrondslagen van toepassing
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2011 21
PSL
is. Per 31 december 2011 voldoet PSL niet aan de norm voor het vereist eigen vermogen waardoor er ultimo 2011 sprake is van een
reservetekort.
Evaluatie herstelplan over 2011
In februari 2012 heeft PSL een evaluatie van het herstelplan over het boekjaar 2011 uitgevoerd. De voornaamste conclusies hieruit
zijn dat er op grond van deze evaluatie voor PSL geen noodzaak is om aanvullende herstelmaatregelen te nemen. De verwachting
op basis van de evaluatie is nu dat PSL aan het eind van de in het herstelplan aangegeven wettelijke hersteltermijn zal voldoen aan
de vereiste dekkingsgraad en daarmee uit de situatie van reservetekort zal kunnen komen. Er is nu geen noodzaak voor significante
beleidswijzigingen.
Wel heeft PSL aanvullende herstelmaatregelen getroffen in de vorm van het advies aan CAO-partijen om de doorsneepremie voor
de basisregelingen per 1 januari 2012 te verhogen met 0,5% (van 17,5% naar 18%) en de premie voor de overgangsregeling 2006 te
verhogen met 0,4% (van 1% naar 1,4%). DNB heeft de evaluatie van het herstelplan beoordeeld en besloten dat er op dit moment geen
aanvullende maatregelen nodig zijn, omdat voldoende aannemelijk is gemaakt dat het herstelplan van PSL daadwerkelijk kan worden
gerealiseerd.
Aanwezige Verwacht conform
dekkingsgraad 2011 herstelplan 2011
Primo 2011 118,4% 115,8%
Premie -0,5% -0,6%
Uitkeringen 1,1% 0,8%
Toeslagverlening 0,0% -1,5%
Rentetermijnstructuur -13,7% 0,0%
Overrendement 4,4% 1,9%
Overige mutaties -0,8% -0,1%
Ultimo 2011 108,9% 116,3%
Toeslagverlening 2011
Ten aanzien van de pensioenrechten en premievrije aanspraken heeft PSL de ambitie om deze jaarlijks te verhogen met 70% van de
consumentenprijsindex voor alle huishoudens, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Ten aanzien van
de opgebouwde pensioenaanspraken heeft PSL de ambitie om deze jaarlijks te verhogen met 70% van de procentuele algemene
loonstijging in de CAO’s van de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie, met dien verstande dat de Lederindustrie thans geen CAO
heeft en voor zover het de toeslagverlening betreft besloten heeft de sectoren Schoen- en Lederwarenindustrie te volgen. Het bestuur
beslist evenwel jaarlijks of en in hoeverre een toeslag wordt verleend. De voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit
de overrendementen. De premie bevat dus geen opslag voor toeslagverlening en er is geen bestemmingsreserve gevormd. Aan
verhoging in enig jaar kunnen geen rechten worden ontleend in toekomstige jaren. PSL hanteert categorie D1 van de Toeslagenmatrix.
Het bestuur heeft, gelet op de financiële situatie van PSL, conform het toeslagenbeleid per 1 januari 2012, geen toeslagen
verleend. De opgebouwde pensioenaanspraken, de ingegane pensioenen en premievrije aanspraken en de uitkeringen uit de
overgangsregeling zijn niet verhoogd. Tevens heeft het bestuur besloten geen inhaaltoeslag te verlenen ter compensatie van de
gedeeltelijke toeslag die per 1 januari 2009 is verleend. Per 1 januari 2009 heeft PSL, vanwege een reservetekort waar het fonds zich
in bevond, niet een toeslag verleend die gelijk is aan de toeslagambitie. Aan deelnemers is 1,8% procent toeslag verleend. Dit ligt
0,2% onder de ambitie. Aan gewezen deelnemers en gepensioneerden is 2,9% toeslag verleend. Dit ligt 0,3% onder de ambitie.
22
Per 1 januari 2010 en per 1 januari 2011 heeft PSL wel volledige toeslagen verleend aan de deelnemers, gewezen deelnemers en
pensioengerechtigden.
Herverzekering
De overlijdens- en premievrijstellingsrisico’s bij langdurige arbeidsongeschiktheid zijn in het verslagjaar herverzekerd bij Zwitserleven.
De herverzekering is afgesloten voor de duur van vijf jaar, in de vorm van een stop-loss verzekering met een prioriteit van 125%. Deze
verzekering keert eerst uit wanneer de totale jaarlijkse schade van beide verzekerde risico’s een bepaald minimum overschrijdt. In 2012
wordt bezien of deze risico’s nog moeten worden herverzekerd.
Kostendekkende, gedempte en ontvangen premie 2011
Artikel 129 van de PW schrijft voor dat de te ontvangen premie tenminste gelijk dient te zijn aan de conform de ABTN vastgestelde
kostendekkende premie. Een premiekorting is alleen toegestaan als aangetoond kan worden dat naast de onvoorwaardelijke
verplichting en het vereist eigen vermogen ook voldoende vermogen aanwezig is om de voorwaardelijke toeslagen te kunnen
nakomen.
De feitelijke premie over boekjaar 2011 bedraagt € 4.149.000,- (2010: € 3.915.000,-), de kostendekkende premie € 4.612.000,- (2010:
€ 3.939.000,-) en de gedempte kostendekkende premie over boekjaar 2011 bedraagt € 3.258.000,- (2010: € 3.056.000,-) De bedragen
over 2010 zijn herberekend (exclusief koopsommen). Gezien het voorgaande is de actuaris van mening dat de totaal ontvangen premie
toereikend is.
CAO-partijen hebben, op advies van het bestuur, de doorsneepremie voor de basisregelingen per 1 januari 2011 verhoogd met 1% (van
16,5% naar 17,5%). De premie voor de overgangsregeling 2006 is per 1 januari 2011 verhoogd met 0,2% (van 0,8% naar 1%).
Het bestuur heeft op 30 november 2011 CAO-partijen geadviseerd de doorsneepremie voor de basisregelingen per 1 januari 2012
nogmaals te verhogen met 0,5% (van 17,5% naar 18%). De geadviseerde premieverhoging is voor PSL noodzakelijk om in 2012 te
kunnen blijven voldoen aan de voorschriften die de PW stelt ten aanzien van de kostendekkende premie.
Tevens heeft het bestuur op 30 november 2011 CAO-partijen geadviseerd om de premie voor de overgangsregeling 2006 per
1 januari 2012 te verhogen met 0,4% (van 1% naar 1,4%). De geadviseerde premieverhoging is noodzakelijk om de overgangsregeling
naar de toekomst toe volledig te kunnen financieren en om te voorkomen dat de bestemmingsreserve waaruit de overgangsregeling
wordt gefinancierd tussentijds negatief wordt. Van deze verhoging komt de helft (0,2%) voor rekening van de werknemer en de
andere helft (0,2%) voor rekening van de werkgever. Het bestuur heeft besloten dat, wanneer CAO-partijen het advies van het bestuur
overnemen, voor alle drie de sectoren het werknemersdeel van de verhoging (0,2%) ten laste komt van de voorziening toekomstige
WGA-hiaatpremies.
Voorziening toekomstige WGA-hiaatpremies
PSL heeft tot en met 2005 de WAO-hiaatregeling uitgevoerd als onderdeel van de pensioenvoorziening ter zake van
arbeidsongeschiktheid. De reserve WAO-hiaat is in 2007 omgevormd naar de voorziening toekomstige WGA-hiaatpremies. Dit is
een voorziening, waaruit de premie voor de WGA-hiaatverzekering, die CAO-partijen in de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
collectief hebben afgesloten, wordt betaald.
In 2009 is vastgesteld dat minder is onttrokken uit de voorziening toekomstige WGA-hiaatverzekering dan verwacht. Aangezien
de hoogte van de voorziening ruim voldoende wordt geacht voor de WGA-hiaatverzekering, is besloten om de voorziening per
31 december 2010 toe te rekenen aan de verschillende CAO-partijen. CAO-partijen hebben de mogelijkheid om het gedeelte van de
voorziening dat aan hen is toegewezen, op een alternatieve wijze binnen het pensioenfonds en de vut-fondsen te besteden. Zo heeft
de Schoenindustrie het deel besteed aan de financiering van de overgangsreling 2002 om de termijn van premieheffing te verkorten.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2011 23
PSL
Daarnaast is het besteed aan het voldoen van een deel van het werknemersdeel van de premie over 2012 voor de overgangsregeling
2006. De Leder- en Lederwarenindustrie hebben hun deel gebruikt om het gehele werknemersdeel van de premie over 2012 voor de
overgangsregeling 2006 te voldoen.
Pensioenparagraaf
Pensioenregelingen van het fonds
Per 1 januari 2006 heeft het fonds twee pensioenregelingen. De regeling van pensioenreglement 2006 en de regeling van
pensioenreglement 2002. Welke regeling van toepassing is op de deelnemer hangt af van de geboortedatum en of de deelnemer op
31 december 2005 al pensioen opbouwde bij het fonds. Beide regelingen bieden deelnemers een levenslang ouderdomspensioen en
een partner- en wezenpensioen.
Pensioenreglement 2006
De regeling van pensioenreglement 2006 is van toepassing op deelnemers die geboren zijn op of na 1 januari 1949 én toetreders vanaf
1 januari 2006. De regeling is een middelloonregeling en heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst. De pensioengrondslag
is gelijk aan het pensioengevend salaris voor zover dat niet meer bedraagt dan het daarvoor gestelde maximum, verminderd met de
franchise. Ieder jaar wordt van de in dat jaar geldende pensioengrondslag 1,75% aan levenslang ouderdomspensioen opgebouwd
dat ingaat op de 65-jarige leeftijd. Daarnaast biedt de regeling een partner- en wezenpensioen op spaarbasis ter hoogte van 70%
respectievelijk 14% van het ouderdomspensioen. De regeling biedt tevens een voorwaardelijke overgangsregeling voor deelnemers
die
geboren zijn in de jaren 1949 tot en met 1960 en op 31 december 2001 en 31 december 2005 deelnemer waren aan de toen geldende
pensioenregeling van het fonds. Als aan alle voorwaarden wordt voldaan, kan de deelnemer met deze overgangsregeling extra
ouderdomspensioen verkrijgen. De opgebouwde aanspraken kunnen jaarlijks bij bestuursbesluit worden verhoogd als het fonds over
voldoende middelen beschikt.
De belangrijkste kenmerken van de regeling zijn:
2011
Pensioensysteem Middelloon met voorwaardelijke toeslagverlening
Opbouwpercentage 1,75%
Toetredingsleeftijd 21 jaar
Pensioenleeftijd 65 jaar
Franchise € 12.765,-
Maximum salaris € 55.621,-
Pensioenreglement 2002
De regeling van pensioenreglement 2002 is van toepassing op een gesloten groep deelnemers die geboren zijn vóór 1 januari 1949
én op 31 december 2001 al deelnemer in het fonds waren. De regeling is een middelloonregeling en heeft het karakter van een
uitkeringsovereenkomst. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris voor zover dat niet meer bedraagt dan
het daarvoor gestelde maximum, verminderd met de franchise. Ieder jaar wordt van de in dat jaar geldende pensioengrondslag
1,75% aan levenslang ouderdomspensioen opgebouwd dat ingaat op de 62-jarige leeftijd. Daarnaast biedt de regeling een tijdelijk
ouderdomspensioen voor de periode gelegen tussen de 62-jarige en 65-jarige leeftijd. De regeling biedt verder gedurende het
deelnemerschap een partner- en wezenpensioen op risicobasis. De opgebouwde aanspraken kunnen jaarlijks bij bestuursbesluit
worden verhoogd als het fonds over voldoende middelen beschikt.
24
De belangrijkste kenmerken van de regeling zijn:
2011
Pensioensysteem Middelloon met voorwaardelijke toeslagverlening
Opbouwpercentage OP 1,75%
Opbouwpercentage TOP 1,75% van franchise plus 0,45% van bereikbaar OP
Toetredingsleeftijd 25 jaar
Pensioenleeftijd 62 jaar
Franchise € 14.134,-
Maximum salaris € 55.621,-
Risicoparagraaf
Inleiding
Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste
doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioenverplichtingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd
naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. In deze paragraaf wordt ingegaan op
het beleid van het pensioenfonds en de risico’s die het pensioenfonds bij de uitvoering van zijn taken loopt. Voor de wijze waarop deze
risico’s zijn afgedekt en een kwantificering van deze risico’s wordt verwezen naar de paragraaf “Financiële risico’s” in de jaarrekening.
In de paragraaf “Risicomanagement” in dit bestuursverslag worden de activiteiten van het bestuur van PSL inzake de inrichting van
het risicomanagement nader omschreven.
Beleid en risicobeheer
Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de ABTN. Algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn beheer-taken is risicomijdend
operationeel management. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s.
Deze beleidsinstrumenten betreffen:
– ALM-beleid en duration matching;
– beleggingsbeleid;
– premiebeleid;
– toeslagbeleid;
– herverzekeringsbeleid;
– beleid ten aanzien van uitbesteding.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen
van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een
analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in
diverse economische scenario’s. In 2011 heeft Sprenkels & Verschuren in opdracht van PSL een ALM-studie uitgevoerd.
De invloed van deze beleidsinstrumenten op de financiële positie van het fonds wordt jaarlijks geëvalueerd. Bij deze evaluatie speelt
zowel de huidige financiële positie, alsmede de financiële positie van het fonds in de toekomst, een rol.
Om te toetsen of het beleid op lange termijn tot de gewenste ontwikkeling leidt, voert het pensioenfonds ten minste eens in de drie
jaar een continuïteitsanalyse uit. Het fonds heeft deze continuïteitsanalyse in het jaar 2008 voor het eerst laten uitvoeren door Towers
Watson. In het kader van het op te stellen herstelplan en het toeslagenlabel werd deze continuïteitsanalyse in 2009 geactualiseerd.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2011 25
PSL
Het risicomodel van DNB kent voor een aantal risicocategorieën vastgestelde scenario’s (‘schokken’). Het doorrekenen van deze
scenario’s resulteert in het vereist eigen vermogen (buffer). Kwantitatieve en kwalitatieve toelichtingen van deze risico’s zijn
opgenomen in de “risicoparagraaf” in de jaarrekening. Het vereist eigen vermogen wordt berekend op basis van de feitelijke
beleggingsmix en vormt het toetsvermogen voor de bepaling van de solvabiliteitspositie. Ter informatie wordt ook het vereiste
vermogen op basis van de strategische beleggingsmix weergegeven.
Financiële risico’s
Solvabiliteitsrisico
Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende
vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen
als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief
ontwikkelt, bestaat het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor eventuele toeslagverlening over de opgebouwde aanspraken en
ingegane pensioenen. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten
moet verminderen.
Het solvabiliteitsrisico bestaat uit de volgende risicocategorieën:
– Renterisico (S1),
– Zakelijkewaardenrisico (S2),
– Valuta risico (S3),
– Grondstoffenrisico (S4),
– Kredietrisico (S5),
– Verzekeringstechnisch risico (S6),
– Concentratierisico (S8).
Renterisico (S1)
Pensioenfondsen kennen doorgaans een langere looptijd voor hun verplichtingen dan voor hun bezittingen. Vanwege deze mismatch
ondervindt een fonds renterisico. Immers bij een rentedaling zullen de verplichtingen sterker toenemen in waarde dan de bezittingen.
Het standaardmodel van DNB bevat voorgeschreven rentescenario’s (verschuiving actuele rentetermijnstructuur via voorgeschreven
rentefactoren) om het vereist eigen vermogen voor dit risico te bepalen. Om de aanwezige mismatch te beperken, streeft het fonds het
renterisico door middel van beleggingen in vastrentende waarden en renteswaps voor 65% af te dekken.
Zakelijkewaardenrisico (S2)
De waarden van aandelen en onroerend goed zijn onderhevig aan marktfluctuaties. Fondsen die een deel van hun vermogen in
dergelijke zakelijke waarden hebben belegd, lopen hierdoor risico. Het fonds wijst slechts een beperkt deel van het vermogen toe aan
de zakelijke waarden en hanteert een stelsel van normwegingen (inclusief bandbreedtes daaromheen) om de allocatie naar zakelijke
waarden te sturen.
Valutarisico (S3)
Valutarisico betreft het risico dat de waarde van de beleggingen die luiden in vreemde valuta verslechtert als gevolg van veranderingen
van vreemde valutakoersen. De kans dat de wisselkoers van vreemde valuta verslechtert ten opzichte van de euro betekent een risico
voor een pensioenfonds omdat verplichtingen veelal in euro luiden en bezittingen (deels) in vreemde valuta. Dit risico is van belang
voor zowel directe posities in een valuta, als voor beleggingen die gewaardeerd zijn in een andere valuta.
26
Valutarisico’s worden afgedekt met valutaderivaten, voornamelijk valutatermijncontracten. De meest omvangrijke posities van niet
in euro’s luidende beleggingen zijn voor PSL de Amerikaanse en Australische dollar, het Britse pond en de Japanse yen. Het risico op
koersdalingen van deze munteenheden ten opzichte van de euro wordt met ingang van 2009 voor 100% afgedekt.
Grondstoffenrisico (S4)
Fondsen die beleggen in grondstoffen (commodities) lopen het risico dat de waarde van deze beleggingen daalt.
Het fonds wijst slechts een beperkt deel van het vermogen toe aan commodities en hanteert een stelsel van normwegingen (inclusief
bandbreedtes daaromheen) om de allocatie naar commodities te sturen.
Kredietrisico (S5)
Bij het kredietrisico dient het effect van een verslechtering van de kredietwaardigheid van een tegenpartij in de vastrentende
portefeuille tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze spread is het verschil
tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid, risicovrij,
tot uitkering zal komen. Het fonds wijst slechts een beperkt deel van het vastrentende vermogen toe aan obligaties die gevoelig
zijn voor kredietrisico en hanteert een stelsel van normwegingen (inclusief bandbreedtes daaromheen) om de allocatie naar deze
beleggingscategorie te sturen. Voor PSL geldt bovendien dat alle schuldpapieren waarin wordt belegd in beginsel tot de zogenaamde
investment-grade klasse dienen te behoren.
Verzekeringstechnisch risico (S6)
Naast de financiële risico’s staat het fonds bloot aan verzekeringstechnische risico’s. Binnen het verzekeringstechnische risico worden in
principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van
de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). De sterftetrend zelf dient te worden meegenomen
bij de bepaling van de voorziening voor risico fonds.
Concentratierisico (S8)
Wanneer een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt, loopt het fonds concentratierisico. Ten behoeve van hun
risicomanagement dient het fonds rekening te houden met concentratierisico, hetgeen kan resulteren in het aanhouden van een
reserve in het eigen vermogen. In het standaardmodel is de gevoeligheid van het eigen vermogen voor het concentratierisico
gelijkgesteld aan 0%. In overleg met de waarmerkende actuaris van het fonds is besloten om voor het fonds wel rekening te houden
met een buffer voor het concentratierisico.
Liquiditeitsrisico
Liquiditeitsrisico is het risico dat het fonds onvoldoende liquide middelen heeft om betalingen, waaronder de pensioenuitkeringen, te
verrichten. Alhoewel de premie-inkomsten op jaarbasis lager zijn dan de te verrichten pensioenuitkeringen wordt de hoogte van het
liquiditeitsrisico en de impact daarvan als relatief klein ingeschat. Een belangrijk deel van het vermogen kan, indien nodig, op korte
termijn worden geliquideerd. Het liquiditeitsrisico wordt ook beperkt door de invulling van het cashmanagement.
Inflatierisico
Het fonds belegt niet direct in inflatie gerelateerde producten zoals index-linked bonds maar wel in, onder andere, aandelen, vastgoed
en commodities. Van deze beleggingscategorieën wordt algemeen aangenomen dat ze tot op zekere hoogte bescherming bieden
tegen inflatierisico.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2011 27
PSL
Niet financiële risico’s
Sponsorrisico
De aangesloten werkgevers zijn de sponsoren van het fonds. Hierbij loopt het fonds risico’s, de zogenaamde sponsorrisico’s.
Voorbeelden van sponsorrisico’s zijn ondermeer: faillissementsrisico, betalingsonmacht van een werkgever veroorzaakt door negatieve
ontwikkelingen in de bedrijfstakken Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie, financieringsrisico, beëindiging van de aansluiting van
een werkgever en belangenverstrengeling tussen het pensioenfonds en een werkgever. Om het sponsorrisico te beperken wordt bij
PSL een incassobeleid gevoerd, dat strikt wordt gehandhaafd. De belangenverstrengeling bij een bedrijfstakpensioenfonds als PSL kan
alleen bestaan als het fonds aandelen van een betreffende onderneming in bezit heeft. Aangezien PSL het vermogen volledig heeft
uitbesteed en alleen belegt in fondsen, loopt PSL geen risico dat sprake is van belangenverstrengeling met een aangesloten
werkgever.
Omgevingsrisico
Hieronder worden risico’s verstaan als gevolg van externe veranderingen. Gedacht kan worden aan veranderingen in de
maatschappelijke wens om duurzaam te beleggen. PSL heeft in 2011 aandacht besteed aan het opstellen van beleid voor duurzaam
beleggen. De binnen het bestuur hierover gevoerde discussie zal naar verwachting in 2012 worden afgerond, waarna beleid zal
worden geformuleerd en vastgelegd in de “Verklaring beleggingsbeginselen van PSL” en in de ABTN. Verder kan gedacht worden aan
bijvoorbeeld de tevredenheid van deelnemers over het fonds. Om hier inzicht in te krijgen, zal er in 2012 een tevredenheidsonderzoek
worden uitgevoerd.
Operationeel risico
Het operationeel risico is het risico op verlies als resultaat van inadequate of foutieve interne processen, mensen en systemen
of als gevolg van externe gebeurtenissen. Operationele risico’s hebben een negatieve impact op een goede uitvoering van de
pensioenregeling. Voor deze operationele risico’s geldt wel dat een verregaande reductie onevenredig veel inspanning en kosten met
zich mee kan brengen. De operationele uitvoering geschiedt door onder andere AZL en Blue Sky Group. Deze partijen hebben een
ISAE 3402-rapportage (type II). Door het overleggen van deze rapportage tonen AZL en Blue Sky Group aan het pensioenfonds én aan
de accountant van het pensioenfonds aan, dat de uitvoering ‘in control’ is. Het overleggen van de ISAE 3402-rapportage komt tevens
tegemoet aan de vereisten omtrent uitbesteding, zoals vastgelegd in het Besluit Uitvoering Pensioenwet, waarin is vastgelegd dat een
pensioenfonds dat zijn administratie uitbesteedt aan een uitvoerder verantwoordelijk is en blijft voor een juiste administratie.
Uitbestedingsrisico’s
Het bestuur heeft onder behoud van zijn verantwoordelijkheden een aantal werkzaamheden structureel uitbesteed. De uitbesteding
van werkzaamheden aan een derde partij heeft tot gevolg dat het bestuur geen directe gezagsverhouding heeft met de personen die
bij de derde partij feitelijk en dagelijks zijn belast met de uitvoering van die werkzaamheden. Het bestuur heeft voorts geen rechtstreeks
zicht op en voert geen directe controle uit op administratieve processen, zoals uitbetaling van pensioenen, pensioenberekeningen e.d.
Daardoor ontbreekt eveneens zicht op de werkelijke uitvoeringskosten. Het bestuur erkent voorts dat aan de uitbesteding het risico is
verbonden van discontinuïteit van de dienstverlening door AZL en Blue Sky Group.
Bij alle uitbestedingsactiviteiten conformeert het fonds zich volledig aan de regelgeving van DNB op het gebied van uitbesteding.
Het fonds beschikt voor iedere extern uit te voeren activiteit over een uitbestedingsovereenkomst die voldoet aan het bij of krachtens
artikel 34 van de PW bepaalde. In voorkomende gevallen worden met de uitvoerende organisatie nadere afspraken omtrent
procedures, processen, informatieverschaffing en te leveren diensten vastgelegd in een Service Level Agreement (SLA). In een SLA
worden tenminste ook afspraken vastgelegd over de administratieve organisatie, de autorisatie en procuratiesystemen en de interne
controle van de uitvoerende organisatie.
AZL en Blue Sky Group zijn gecertificeerd volgens de richtlijnen van ISAE 3402. Voor de meeste relevante processen is een beschrijving
van de AO/IC opgesteld, die heeft geleid tot een beschrijving van de beheersingsmaatregelen voor de betreffende processen. Het
28
bestuur wordt door middel van periodieke rapportages van zowel AZL als Blue Sky Group in staat gesteld de risico’s en fondssituatie
goed te monitoren.
IT risico
De informatietechnologie is een belangrijke risicocategorie voor pensioenfondsen. Omdat het merendeel van de fondsen de IT hebben
uitbesteed, is dit risico tot een uitbestedingsrisico verworden. Dit geldt ook voor PSL.
Integriteitsrisico
DNB verstaat hieronder het risico dat de integriteit van het pensioenfonds dan wel het financiële stelsel wordt beïnvloed als gevolg
van niet integere, onethische gedragingen van de organisatie, medewerkers dan wel van de leiding, een en ander in het kader van
wet en regelgeving en maatschappelijke en door het fonds opgestelde normen. Bij de beheersing van dit risico kan gedacht worden
aan onder meer gedragscodes en procesmatige waarborgen. PSL heeft een gedragscode en een compliancebeleid. Beide zijn een
wettelijke verplichting en DNB ziet actief toe op naleving. Een regeling voor omgang met integriteitgevoelige functies komt relatief
weinig voor. DNB toets voorts nieuwe bestuursleden.
Juridische risico’s
Een pensioenfonds loopt het risico in rechte aangesproken te worden. Ten einde dit risico te beperken kan het fonds maatregelen
treffen. Eén risico is dat de fondsstukken niet voldoen aan de wettelijke bepalingen. Een ander risico is dat men als fondsbestuurder
in persoon kan worden aangesproken. Een derde risico betreft het niet in voldoende mate vorm geven aan consistent beleid, dit
maakt het fonds kwetsbaar indien het hierop wordt aangesproken. Een vierde risico betreft het niet of onduidelijk communiceren naar
partijen. Een vijfde risico betreft aansprakelijkheid door het niet of niet goed uitvoeren door partijen die het fonds heeft ingehuurd.
Onderstaand volgt een beknopt (niet volledig) overzicht van de wijze waarop het fonds met juridische risico’s omgaat.
1. Het fonds heeft een bestuursadviseur van AZL aangesteld. Deze toetst bij wetswijzigingen de fondsstukken en stelt waar nodig
wijzigingen voor aan het Bestuur.
2. Het fonds heeft geen bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering afgesloten.
3. Het fonds ziet erop toe dat besluitvorming consistent en goed gedocumenteerd plaatsvindt. Deze documentatie zorgt ervoor dat
ook derden de inhoud en werking van dit beleid kunnen volgen.
4. Het fonds werkt volgens een communicatieplan. Dit plan bewaakt de wettelijk verplichte communicatiemomenten. Naast deze
vereisten heeft het fonds eigen aanvullende communicatiedoeleinden. Middels het planmatig uitvoeren wordt bewaakt dat
communicatie aan de eisen van de wet en consistentie van de uitingen voldoet. Verder heeft het fonds een procedure vastgesteld
voor communicatie voor het geval zich een incident voordoet.
5. Met alle ingehuurde partijen zijn contractuele afspraken gemaakt. Partijen dienen regelmatig te rapporteren over het wel of
niet voldoen aan de gemaakte afspraken. Daar waar mogelijk heeft het pensioenfonds activiteiten gescheiden ondergebracht,
waardoor er een mechanisme ontstaat van controle van de ene door de ander partij.
6. Het fonds kent een voorwaardelijk toeslagenbeleid en communiceert dit beleid, conform wettelijke voorgeschreven formuleringen,
naar alle deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden. Door die communicatie is de kans zeer gering dat verwachtingen
worden gewekt en juridische claims moeten worden gehonoreerd. Aangetoond is dat het toeslagenbeleid, ook in financieel
mindere tijden, consequent wordt uitgevoerd.
7. Voor een bedrijfstakpensioenfonds als PSL, bestaat het sponsorrisico tevens uit het feit dat ondernemingen die onder de
verplichtstelling vallen, niet zijn aangesloten bij het fonds. Dit risico bestaat er uit dat PSL pensioen moet uitkeren indien een
werknemer van een onderneming die aantoonbaar onder de verplichtstelling valt, pensioen claimt bij het fonds terwijl daar geen
premie voor is betaald. PSL voert periodiek controles uit op de handhaving van de verplichtstelling van PSL, om vast te stellen of
alle werkgevers die onder de verplichtstelling vallen, daadwerkelijk aangesloten zijn.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2011 29
PSL
De commissie risicomanagement en uitbesteding monitort de risico’s en rapporteert hierover aan het bestuur. Daarnaast vinden er
jaarlijks controles plaats door waarmerkend actuaris en accountant op de uitvoering door het fonds. Materiële onvolkomenheden
worden door hen gerapporteerd. In het algemeen draagt het bestuur er zorg voor dat zij voldoende kennis en kunde bezit om
haar verantwoordelijkheid te kunnen dragen. De hierboven genoemde risico’s zijn niet limitatief maar de juiste afdekking van deze
genoemde risico’s geven wel een indicatie over de juridische weerbaarheid van het pensioenfonds.
30
Verzekerdenbestand
Deelnemers Gewezen Pensioen-
deelnemers gerechtigden
Stand per 1 januari 2011 1.400 12.940 10.141
Mutaties door:
Nieuwe toetredingen 152 -23 0
Ontslag met premievrije aanspraak -156 150 0
Waardeoverdracht 0 -19 0
Ingang pensioen -38 -985 1.082
Overlijden -3 -89 -294
Afkoop 0 -57 -371
Andere oorzaken -19 59 -3
Mutaties per saldo -64 -964 414
Stand per 31 december 2011 1.336 1) 11.976 10.555
1) Waarvan deelnemers met (gedeeltelijke) vrijstelling van premiebetaling wegens arbeidsongeschiktheid 202
Specificatie pensioengerechtigden 2011 2010
Ouderdomspensioen 8.622 8.128
Partnerpensioen 1.893 1.968
Wezenpensioen 19 21
Invaliditeitspensioen 21 24
Totaal 10.555 10.141
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2011 31
PSL
Beleggingen
Algemene ontwikkelingen
In maart 2011 werd de wereld opgeschrikt door een zware aardbeving, gevolgd door een tsunami en een nucleaire ramp in Japan.
Dit leidde in dit deel van de wereld tot een recessie en zorgde overal voor stagnaties in de aanvoer van onderdelen voor met name de
auto- en elektronica-industrie. Mede als gevolg hiervan kreeg de wereldeconomie vanaf het tweede kwartaal van 2011 te maken met
een groeivertraging. Deze groeivertraging werd versterkt door de gevolgen van de ‘Arabische Lente’ in Noord-Afrika en het Midden-
Oosten en de daarmee samenhangende stijging van de olieprijzen. Een voorzichtig herstel in Japan en de VS in het najaar van 2011 kon
niet voorkomen dat de Europese economie in het vierde kwartaal van 2011 in een recessie belandde. Belangrijkste reden hiervoor was
de aantasting van het consumentenvertrouwen in Europa als gevolg van een aanhoudende eurocrisis.
Kapitaalmarkt en rente
De eurocrisis werd ingegeven door toenemende speculaties over een mogelijke herstructurering van de Griekse staatsschuld. Als
gevolg hiervan liepen de spanningen in de Europese rentemarkten steeds verder op in 2011. Ook andere eurolanden (zoals Portugal,
Ierland, Spanje en Italië) raakten door het “Griekse drama” besmet. Tijdens een aantal Europese tops zetten beleidsmakers weliswaar
belangrijke stappen richting budgettaire en politieke integratie van de Eurozone, maar zij brachten, door het ontbreken van concrete
crisismaatregelen, geen structureel vertrouwensherstel bij beleggers. Het voortbestaan van de Eurozone stond in 2011 meer dan eens
ter discussie.
Ook in de VS was de staatsschuld een belangrijk thema. Op het laatste moment bereikten Democraten en Republikeinen in
augustus 2011 een akkoord over een verhoging van het ‘schuldplafond’. Het afgesproken bezuinigingspakket was in de ogen van
kredietbeoordelaar S&P echter onvoldoende, waarop zij de AAA-rating van de VS verlaagde naar AA+.
De Europese Centrale Bank (ECB), die door de oplopende inflatie in april de rente nog verhoogde, verlaagde de rente in november
en december tot 1,0%. Daarnaast nam de ECB maatregelen om de liquiditeit van de Europese bankensector te verbeteren en kocht
zij (beperkt) staatsleningen van landen als Spanje en Italië, vooral om de opname van nieuwe leningen in de markt soepel te laten
verlopen.
Terwijl de rentes van landen in de periferie van de Eurozone sterk opliepen, daalde de rente op staatsleningen van ‘veilige’ landen als
Duitsland, Nederland en de VS tot historische dieptepunten. De rente op Nederlandse staatsleningen daalde in 2011 bijna één procent
en eindigde het jaar op een stand van 2,2%. Ook de VS wordt, ondanks de enorme staatsschuld en het verlies van de AAA-rating, mede
dankzij de liquiditeit van deze markt, nog altijd gezien als ‘veilige haven’.
De onrust in de obligatiemarkt leidde tot oplopende spreads (opslagen) op risicovollere obligaties. Obligaties van opkomende markten
uitgegeven in harde valuta bleven, in verhouding tot eerdere crises, redelijk goed presteren.
Aandelen
Wereldwijde aandelen daalden, gemeten in euro, met 2,4%. Opkomende aandelenmarkten werden stevig geraakt door de hoge
risicoaversie bij beleggers en verloren 15,4%. Ook Aziatische markten kenden een teleurstellend jaar. Japanse aandelen daalden 11,3%
terwijl de overige volwassen Aziatische markten 9,8% inleverden. Europese aandelen daalden 7,5%. De Nederlandse AEX index schoot
met -11,9% nog dieper in het rood. De Dow Jones Index tenslotte, boekte dankzij de status van veilige haven en het economisch herstel
in de VS, een positief resultaat: +5,4%.
32
Valutamarkten
Door het verkrappend monetair beleid van de ECB in de eerste jaarhelft –en het zeer soepele beleid van de Federal Reserve– steeg
de euro in de eerste helft van 2011 tegenover de dollar (van 1,34 naar 1,45). De eurocrisis en het soepeler monetair beleid van de ECB
maakten de stijging in de tweede helft ongedaan. De euro/dollar daalde naar 1,30.
Vooruitblik
De wereldeconomie zal in 2012 verder vertragen: van een geschatte groei van 3,5% in 2011 naar 3,0%. Voor de volwassen economieën
als geheel zal de groei onder het lange termijn gemiddelde liggen. Er zijn echter grote regionale verschillen. Voor Europa wordt een
milde recessie verwacht, met een negatieve economische groei in de eerste helft van 2012. Hoe diep en hoe lang de Europese recessie
zal zijn, hangt grotendeels af van de manier waarop de staatsschuldencrisis wordt aangepakt. De nadruk op bezuinigen voorspelt
weinig goeds voor de toch al zwakke groeivooruitzichten in de Eurozone.
De Amerikaanse economie zal een recessie kunnen ontlopen. De presidentsverkiezingen in november 2012 zijn een risicofactor, omdat
Democraten en Republikeinen weinig zullen toegeven in de aanloop daar naartoe. Stimuleringsmaatregelen zijn daarom eerder uit
monetaire dan uit budgettaire hoek te verwachten.
Opkomende markten zullen niet ontkomen aan de afnemende groei van de wereldeconomie, omdat de importvraag vanuit de
volwassen economieën afneemt. Landen als China en India hebben echter de meeste ruimte om de (binnenlandse) economie te
stimuleren door het versoepelen van het monetair en budgettair beleid.
Kapitaalmarkt en rente
Verwacht wordt dat de ECB de korte rente verder zal verlagen, tot 0,5% in de eerste helft van 2012. De ontwikkeling van de lange
rente zal voorlopig bepaald blijven worden door de risicobereidheid van beleggers – en dus vooral door het verloop van de eurocrisis.
De ‘search for Yield’ door beleggers blijft een belangrijke steun voor risicovollere vastrentende beleggingen zoals bedrijfsobligaties en
obligaties van opkomende markten.
Vastgoed
Vastgoedaandelen presteerden een groot deel van 2011 beter dan de brede aandelenmarkt. Dit kwam mede door de daling van de
lange rentes. Een eventuele stijging van de kapitaalmarktrentes kan daarom negatief uitpakken. Een ondersteunende factor voor
beleggers in de vastgoedmarkt is het aantrekkelijke dividendrendement dat kan worden gerealiseerd op vastgoedaandelen.
Wereldwijde aandelenmarkten
Het jaar 2012 zal voor aandelenbeleggers een weg met obstakels zijn. Markten worden onderworpen aan extreme
stemmingswisselingen van beleggers. Hierdoor zal de volatiliteit (beweeglijkheid) hoog blijven. Bedrijven zijn echter gezond.
Zij worstelen niet met te grote voorraden of overcapaciteit. De kosten zijn goed onder controle, waardoor de winst beter bestand is
tegen een terugval in inkomsten. Balansen zijn sterk en de winstmarges bevinden zich nog steeds op hoge niveaus.
Verwacht wordt dat de Europese en Amerikaanse bedrijfswinsten in 2012 zullen gaan dalen. Voor Japan en de opkomende markten
wordt, uitgaande van een sterkere economische groei aldaar, uitgegaan van een lichte winstgroei. De waarderingen van aandelen
weerspiegelen al veel onzekerheden. Zij zijn aantrekkelijk vanuit een historisch oogpunt: de huidige koers-winstverhouding is lager dan
het gemiddelde op de lange termijn. Daardoor lijkt het risico van een recessie inmiddels ingeprijsd.
Valuta
Een verdere versoepeling van het monetaire beleid in de Eurozone kan de euro onder druk zetten. Risicoaversie en renteverlagingen
kunnen een negatief effect hebben op de valuta’s van opkomende markten. De valuta’s van grondstof gerelateerde (volwassen)
economieën, zoals Australië en Canada zouden kunnen gaan profiteren.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2011 33
PSL
Fondsspecifieke ontwikkelingen
Strategische beleggingsmix
De beleggingen voor risico van het pensioenfonds zijn in het verslagjaar in waarde gestegen van € 248.045.000,- per ultimo 2010
naar € 253.468.000,- op 31 december 2011. Aldus werd een waardestijging gerealiseerd van € 5.423.000,-. Het in 2010 ingezette
en in 2011 voortgaande herstel op de financiële markten heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de waardestijging van de
beleggingsportefeuille van het fonds.
De normportefeuille van het fonds is in 2011 niet gewijzigd. In het verslagjaar werden voor de diverse beleggingscategorieën de
volgende normgewichten gehanteerd:
Normweging
vastrentende waarden 65%
aandelen 20%
onroerend goed 10%
grondstoffen 5%
Een maal per jaar vindt een herbalancering van de vermogensallocatie naar de normgewichten plaats. Voor het overige (tenzij sprake
is van het overschrijden van de vooraf vastgelegde bandbreedtes) ademen de normwegingen gedurende het jaar mee met de
waardeontwikkeling van de bijbehorende benchmarks. Deze werkwijze wordt toegepast om te voorkomen dat het pensioenfonds
onnodige transactiekosten maakt om de vermogensverdeling in overeenstemming met de normwegingen te houden.
Rendement
De normportefeuille van het pensioenfonds heeft in 2011 een rendement behaald van 4,83%. De daadwerkelijke
beleggingsportefeuille van het fonds steeg in het verslagjaar met 4,35% in waarde. De rendementen van de normportefeuille en de
daadwerkelijke beleggingsportefeuille zijn als volgt samengesteld:
Portefeuille Normportefeuille
vastrentende waarden 6,04% 5,95%
aandelen -8,85% -8,56%
onroerend goed publiek -11,85% -12,60%
onroerend goed privaat -13,11% -13,11%
grondstoffen -1,82% -1,48%
De renteswaps zijn in het verslagjaar fors in waarde gestegen; ultimo 2011 bedroeg de marktwaarde van deze beleggingscategorie
ruim € 12.347.000,-. Aldus werd een belangrijk deel van de stijging van de marktwaarde van de voorziening pensioenverplichtingen
(samenhangend met de in 2011 gedaalde kapitaalmarktrente) gecompenseerd.
Per saldo leverden renteswaps in het verslagjaar een rendementsbijdrage van 3,5%; valutaswaps droegen in negatieve zin (-0,17%) bij
aan het beleggingsrendement van het pensioenfonds.
De feitelijke beleggingsportefeuille van het pensioenfonds rendeerde in het verslagjaar met 4,35% circa een half procent (-0,48%)
slechter dan de normportefeuille, die zoals gezegd 4,83% rendeerde. Deze “underperformance” is toe te schrijven aan zowel tactische
als ook aan operationele beleggingsbeslissingen.
34
Resultaten uit hoofde van de tactische beleggingsbeslissingen
Het tactische beleid van het fonds wordt vormgegeven door Blue Sky Group, die binnen door het pensioenfonds vastgestelde grenzen,
op zowel hoofdcategorieniveau als op subcategorieniveau, afwijkende posities mag innemen ten opzichte van de normwegingen.
Tactische beleggingsbeslissingen hebben in 2011 negatief (-0,25%) bijgedragen aan de relatieve performance van het pensioenfonds.
Als belangrijkste verklarende factor kan de in 2011 structureel toegepaste overweging van aandelen ten opzichte van vastrentende
waarden worden genoemd. Met name in het derde kwartaal droeg deze overweging relatief sterk bij aan de negatieve relatieve
performance van het fonds. Daarnaast droegen op subcategorieniveau de overweging van credits ten opzichte van staatsobligaties
(gedurende een drietal kwartalen) alsmede de overweging van aandelen uit de emerging markets (gedurende geheel 2011) negatief
bij aan de relatieve performance van het pensioenfonds.
Operationele beleggingsbeslissingen
Het operationele beleggingsbeleid van het fonds heeft in 2011 licht positief bijgedragen aan de relatieve performance van het
pensioenfonds. Het operationele beleggingsbeleid wordt vormgegeven door de diverse managers welke zijn aangesteld binnen
de beleggingspools van Blue Sky Group. Een aantal beleggingspools kent een passieve beleggingsstijl (en zal doorgaans slechts
een beperkte bijdrage leveren aan de relatieve performance); een aantal beleggingspools kent een ‘enhanced’ passieve stijl.
In laatstgenoemde categorie hebben de vermogensbeheerders meer vrijheidsgraden om een bijdrage te leveren aan de relatieve
performance van het fonds.
Z-score
Het ‘Vrijstellings- en Boetebesluit Wet BPF 2000’ geeft regels met betrekking tot de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder een
bedrijfstakpensioenfonds vrijstelling van de verplichte deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds verleent, kan verlenen, intrekt en
kan intrekken. Op basis van artikel 5 lid 1a van het Vrijstellings- en Boetebesluit Wet BPF 2000 moet vrijstelling worden verleend als uit
de performancetoets blijkt dat het feitelijk behaalde beleggingsrendement van het bedrijfspensioenfonds in negatieve zin afwijkt van
het rendement van de door het fonds vastgestelde normportefeuille.
Over 2011 is een z-score behaald van -0,33. De performancetoets over de periode januari 2007 tot en met december 2011 bedraagt
+2,03. Daarmee blijft de performancetoets ruimschoots boven het vereiste minimum van nul.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2011 35
PSL
Samenvatting actuarieel verslagIn deze samenvatting worden, naast de ontwikkelingen gedurende het boekjaar, de belangrijkste financiële cijfers van het fonds
gepresenteerd. Ter vergelijking van de cijfers van het huidige boekjaar zijn referentiecijfers opgenomen.
Financiële positie
De dekkingsgraad van het fonds is gedaald van 118,4% ultimo 2010 naar 108,9% ultimo 2011. De dekkingsgraad ultimo 2011 is lager
dan de vereiste dekkingsgraad. Het fonds verkeert daarom ultimo 2011 in een reservetekort. Onderstaande grafiek laat de ontwikkeling
In het eerste kwartaal van 2009 heeft het fonds een herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank (DNB) waaruit de maatregelen
blijken die het fonds heeft genomen om te herstellen tot het niveau van het vereist eigen vermogen. Het fonds heeft de voortgang van
het herstelplan begin 2012 geëvalueerd.
1) Ultimo 2011 is de technische voorziening gebaseerd op de door DNB voorgeschreven 3-maandsgemiddelde rentetermijnstructuur. Indien van de reguliere DNB
rentetermijnstructuur zou zijn uitgegaan dan leidt dit tot een dekkingsgraad van 105,7% ultimo 2011.
36
Hierbij is op basis van de dekkingsgraad per 31 december 2011 beoordeeld of de ontwikkeling nog conform het beoogde herstelpad
is en zo niet, welke consequenties dat heeft. In onderstaande grafiek wordt het verwachte pad weergegeven zoals dit in het
oorspronkelijke herstelplan is vastgelegd. Tevens toont de grafiek de realisatie van de dekkingsgraad tot en met ultimo 2011 en de
(minimaal) vereiste dekkingsgraad tot en met ultimo 2013 1) 2).
Dekkingsgraad Vereiste Dekkingsgraad
Min. Vereiste Dekkingsgraad Dekkingsgraad herstelplan
100,0%
110,0%
120,0%
130,0%
2008 2009 2010 2011 2012 2013
Op basis van het ingediende herstelplan zou ultimo 2011 een dekkingsgraad van 116,3% worden verwacht. De werkelijke
dekkingsgraad ultimo boekjaar 2011 is echter lager (108,9%).
Uit de evaluatie herstelplan ultimo 2011 blijkt dat tijdig herstel van de dekkingsgraad tot de vereiste dekkingsgraad naar verwachting
mogelijk is binnen de daarvoor gestelde termijn. Aanvullende maatregelen zijn derhalve niet aan de orde en het herstelplan blijft
ongewijzigd van kracht.
1) De vereiste dekkingsgraad ultimo 2011 is gebaseerd op de strategische beleggingsmix. De vereiste dekkingsgraad in de volgende jaren wordt verondersteld gelijk te zijn aan
deze vereiste dekkingsgraad.
2) De kwartaaldekkingsgraden zijn in deze grafiek niet weergegeven.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2011 37
PSL
De onderstaande grafiek (bedragen in grafiek x € 1.000,-) geeft het vermogen en de technische voorziening weer. De technische
voorziening is uitgesplitst naar de verschillende deelnemersgroepen en de overige technische voorzieningen.
Vermogen Gepensioneerden
Kostenvoorziening Voorziening langdurig zieken
Actieven en arbeidsongeschikten
Opslag sterftetrendontwikkeling
Gewezen deelnemers
245.898 230.981
214.057 207.678 193.099 190.685
250.506
230.022
0
100.000
200.000
300.000
2011 2010 2009 2008
Analyse van het resultaat
De daling van de dekkingsgraad van 9,5%-punt komt tevens tot uitdrukking in het negatieve resultaat van € 17.241.000,- in boekjaar
2011 (in boekjaar 2010 was er een positief resultaat van € 698.000,-). De invloed van het resultaat op de dekkingsgraad is in de grafiek op
de volgende pagina weergegeven en uitgesplitst naar mutatie-oorzaak.
0,1%
- 0,5%
0,0%
0,4%
1,2%
0,2%
- 1,6%
- 1,1%
- 0,1%
- 9,7%
- 0,5%
0,0%
0,0%
1,1%
0,3%
0,0%
0,0%
- 0,6%
-10% -8% -6% -4% -2% 0% 2%
Beleggingsopbrengsten
Premie
Waardeoverdrachten
Kosten
Uitkeringen
Kanssystemen
Toeslagverlening
Overige mutaties technische voorzieningen
Andere oorzaken
Realisatie 2010 Realisatie 2011
38
De daling van de rente gedurende het boekjaar 2011 is de voornaamste oorzaak van de verslechtering van de financiële positie. Dit
effect is conform de DNB-jaarstaat J605 verantwoord onder “Beleggingsopbrengsten”.
Kostendekkende premie
Conform de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) is de kostendekkende premie over boekjaar 2011 vastgesteld op basis van
een gedempt premiebeleid rekening houdend met een rente van 5,2%. De gedempte kostendekkende premie bedraagt € 4.109.000,-.
De feitelijk betaalde premie, ter hoogte van € 4.149.000,- , is hoger dan de gedempte kostendekkende premie. Een specificatie van
de feitelijk betaalde premie en de gedempte kostendekkende premie wordt in onderstaande grafiek (bedragen in grafiek x € 1.000,-)
weergegeven.
Solvabiliteitsopslag Feitelijke premie
Inkoop onvoorwaardelijke opbouw Risicopremies
Kostenopslag
3.915
4.593
3.424
3.855
4.583
3.432
4.1494.109
0
1.000
2.000
3.000
4.000
5.000
2011 2010 2009 2008
4.500
3.500
2.500
1.500
500
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2011 39
PSL
Bestemming van het saldo
Voor een beschrijving van methodiek van de bestemming van saldo wordt verwezen naar grondslagen voor waardering en
resultaatbepaling met betrekking tot de reserves op pagina 52 van dit jaarverslag. Het bestuur heeft besloten om het resultaat over
boekjaar 2011 als volgt te verdelen:
2011
x € 1.000
Reserve algemene risico’s 1.118
Bestemmingsreserve VPL-regeling 495
Overige reserve -18.854
______
-17.241
Tilburg, 21 juni 2012
mw. A. Nuijten-van Aard mw. mr. C.H. Dassen-Soons
(voorzitter) (secretaris)
40
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2011 41
PSL
Verslag van het verantwoordingsorgaan
Oordeel 2011 van het verantwoordingsorgaan
Oordeel Verantwoordingsorgaan over het door het bestuur gevoerde beleid in 2011
Inleiding
Op grond van de principes voor goed pensioenfondsbestuur heeft het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de
Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie (PSL) het VO van PSL verzocht om een oordeel te geven over het door het bestuur gevoerde
beleid in 2011.
Werkwijze 2011
In 2011 is het VO zesmaal bijeengekomen. Alle vergaderingen vonden gezamenlijk met de deelnemersraad (hierna DR) plaats. Op 15
februari, 20 juni en 30 november hebben gezamenlijke vergaderingen van het VO, de DR en het bestuur van PSL plaatsgevonden. De
belangrijkste onderwerpen, die zijn besproken, zijn de financiële situatie, de evaluatie over 2011, de mogelijke toekomstscenario’s van
PSL en het jaarverslag 2010.
In 2011 is bij het plannen van vergaderingen van VO en DR op verzoek van beide organen al rekening gehouden met verruiming van
de periode tussen bestuursvergaderingen en vergaderingen van VO en DR, ten einde de vergaderstukken tijdig beschikbaar te hebben
en zo een langere voorbereidingstijd te faciliteren voor VO en DR. Het VO is echter van mening dat de voorbereidingstijd die VO en DR
hebben tussen het tijdstip van ontvangst van de relevante stukken en het tijdstip van de vergadering ook nu nog te wensen overlaat.
Oordeel VO over het door het bestuur gevoerde beleid in 2011
Het VO is van oordeel dat het bestuur van PSL haar taken in 2011 naar behoren heeft uitgevoerd.
Teneinde haar taak te kunnen vervullen heeft het VO de volgende informatie van het bestuur van PSL ontvangen: de verslagen van de
bestuursvergaderingen, de besluitenlijst, de diverse concept jaarstukken over 2011, besluitvorming in het kader van beleidswijzigingen
en besluitvorming over de onderwerpen waarover het VO adviesrecht heeft. Tijdens de bestuursvergadering op 21 juni 2012 is
het jaarwerk 2011 in het bijzijn van het VO en de DR, in aanwezigheid van de waarmerkend actuaris, de adviserend actuaris, de
accountant en AZL, uitvoerig toegelicht. In 2011 is het VO nader geïnformeerd over de mogelijke toekomstscenario’s van PSL. In
themavergaderingen heeft het VO hierover toelichting ontvangen van externe adviseurs. Tevens is het VO geïnformeerd over het
beleggingsbeleid en het risicomanagement binnen PSL.
Financiële positie PSL
Ultimo 2011 was de vermogenspositie van PSL dusdanig dat er sprake was van een reservetekort.
Een Lange termijn herstelplan is van toepassing. De Evaluatie van het herstelplan in februari 2012 geeft geen aanleiding tot
aanvullende maatregelen/beleidswijzigingen.
Premiebeleid
Cao-partijen hebben, op advies van het bestuur, de premie voor de basisregelingen per 1 januari 2011 verhoogd met 1% (van 16,5%
naar 17,5%). De premie voor de overgangsregeling 2006 is per 1 januari 2011 verhoogd met 0,2% (van 0,8 % naar 1%). Het bestuur heeft
op 30 november 2011 Cao-partijen geadviseerd de premies voor de basisregelingen per 1 januari 2012 nogmaals te verhogen met
42
0,5% (van 17,5% naar 18%). Het VO is van mening dat het bestuur hierin haar verantwoordelijkheid neemt. Het VO staat achter dit advies
van het bestuur aan CAO partijen.
Toeslagbeleid
Het bestuur heeft, conform het huidige toeslagenbeleid van PSL, besloten om per 1 januari 2012 geen toeslag te verlenen aan de
actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de gewezen deelnemers. Het VO staat achter dit besluit van het bestuur.
Beleggingsbeleid
In 2010 heeft het bestuur veel aandacht besteed aan het beleggingsbeleid. Vooral risicomanagement (CONFIRM) en maatschappelijk
verantwoord ondernemen (MVO) waren belangrijke thema’s.
In 2011 werd door het bestuur het initiatief genomen om dit laatste onderwerp verder uit te diepen. Bestuur, DR en VO hebben
door middel van een enquête hun standpunten inzake MVO kenbaar gemaakt. Met inachtneming van deze standpunten heeft het
bestuur een Verklaring Beleggingsbeginselen opgesteld. In 2011 heeft een uitgebreide discussie plaatsgevonden tussen het bestuur
en BSG over onderdelen van de dienstverlening van BSG. Deze discussie heeft vertragend gewerkt bij de totstandkoming van de
beleidsdocumenten waarin het beleggingsbeleid van PSL is vastgelegd. Het VO spreekt haar zorgen uit over dit vertragend effect. Het
VO is tevreden over de bereikte beleggingsresultaten.
Uitbestedingsbeleid
In 2011 heeft het bestuur veel aandacht besteed aan de invulling van het risicobeheer via de commissie risicomanagement en
uitbesteding en de beleggingcommissie en het opstellen van jaarplannen. Aangaande het toezicht van het bestuur op de uitbestede
activiteiten aan AZL en BSG is het VO van mening dat het bestuur ’in control’ is. Beide organisaties zijn in het bezit van een ISAE 3402
rapportage en leveren kwartaalrapportages aan, op basis waarvan het bestuur kan bijsturen.
Vanaf het boekjaar 2010 wordt de accountantscontrole uitgevoerd door Ernst & Young Accountants LLP. De certificering vindt met
ingang van boekjaar 2011 plaats door Mercer Certificering B.V.. De taken van de adviserend actuaris worden vanaf 2011 uitgevoerd door
AZL. Het VO is van mening dat het bestuur de uitbestede activiteiten goed onder controle houdt en zich goed laat informeren door de
organisaties ,waar werkzaamheden van PSL aan zijn uitbesteed.
Deskundigheid
Het bestuur heeft in 2011 een vervolg gegeven aan een reeks samenhangende studiebijeenkomsten, waarin ruim aandacht wordt
besteed aan onder andere het beleggingsbeleid, het risicomanagement en de lange termijnvisie van PSL. Het VO en de DR worden hier
actief bij betrokken.
Het VO stelt vast dat het bestuur in 2011 voldoende aandacht heeft besteed aan de deskundigheidsbevordering van het bestuur.
Daarnaast faciliteert het bestuur de DR en het VO in voldoende mate bij het bevorderen van hun deskundigheid. Het VO verwacht in
2012, volgens planning na de zelfevaluatie door het bestuur in het najaar van 2012, een definitief deskundigheidsplan (opleidingsplan)
te mogen ontvangen.
Handhavingsbeleid
Het VO constateert dat het bestuur in 2011 voldoende aandacht heeft besteed aan het handhavingsbeleid. Continu aandacht voor het
handhavingsbeleid is belangrijk vanwege het belang van de strikte naleving van de verplichtstelling en het belang van uniformiteit van
de arbeidsvoorwaarde pensioen in de bedrijfstak.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2011 43
PSL
Communicatiebeleid
Het communicatiebeleid van PSL is vastgelegd in het communicatiebeleidsplan voor de periode 2011-2013. Het VO concludeert dat
het communicatieplan een hoog ambitieniveau heeft, maar wel realistisch is opgesteld en van hoge kwaliteit is, mede door het gebruik
van eigentijdse media.
Aldus vastgesteld d.d. 21 juni 2012 te Tilburg.
mw. G.D.M. van Bree
voorzitter
Reactie van het bestuurHet bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie (PSL) geeft op grond van de
principes voor goed pensioenfondsbestuur haar reactie op het oordeel van het verantwoordingsorgaan (hierna VO) over het door het
bestuur gevoerde beleid in 2011.
Het bestuur van PSL is tevreden met het oordeel van het VO en onderschrijft het oordeel.
Het doet het bestuur genoegen dat het VO haar tevredenheid uitspreekt over het communicatieplan van het fonds. Ten aanzien van
de zorgen van het VO over de uitgebreide discussie van het bestuur met BSG over onderdelen van de dienstverlening van BSG en
het vertragende effect hiervan, deelt het bestuur mee dat deze discussie in de eerste helft van 2012 is afgerond. De implementatie
van de door het bestuur met BSG overeengekomen verbeterpunten in de dienstverlening dienen in 2012 door BSG te worden
geïmplementeerd. Het bestuur en de beleggingscommissie van het fonds volgen dit nauwlettend. Inzake de beleidsdocumenten
deelt het bestuur mee dat de Verklaring Beleggingsbeginselen op 27 maart 2012 door het bestuur is vastgesteld en dat het Jaarplan
Beleggingen zich in een afrondende fase bevindt. Met betrekking tot de opmerking van het VO over de voorbereidingstijd voor de
vergaderingen van DR en VO geeft het bestuur aan dat hierover inmiddels aanvullende afspraken zijn gemaakt.
Het bestuur zal het VO na de zelfevaluatie in het derde kwartaal van 2012 informeren over de uitkomsten van deze evaluatie en het
definitieve deskundigheidsplan ter informatie aan het VO toezenden. Tevens zal het bestuur het VO in 2012 blijven informeren over de
lopende zaken.
Aldus vastgesteld en ondertekend namens het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en
Lederwarenindustrie d.d. 21 juni 2012.
mw. A. Nuijten van Aard mw. mr. C.H. Dassen-Soons
(voorzitter) (secretaris)
44
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2011 45
PSL
Jaarrekening
46
Balans per 31 december(na resultaatverdeling; in duizenden euro)
Activa 2011 2010
Beleggingen voor risico pensioenfonds [1]
Onroerende zaken
– Onroerend goed in exploitatie 946 1.202
– Aandelen vastgoedmaatschappijen 19.426 26.557
20.372 27.759
Zakelijke waarden
– Aandelen 52.070 56.223
Vastrentende waarden
– Obligaties 157.538 148.044
Derivaten
– Valutatermijntransacties 129 0
– Rentederivaten 12.347 4.375
12.476 4.375
Overige beleggingen
– Commodities 14.225 13.547
256.681 249.948
Vorderingen en overlopende activa [2] 947 1.317
Liquide middelen [3] 714 2.255
258.342 253.520
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal
onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2011 47
PSL
Passiva 2011 2010
Stichtingskapitaal en reserves
Reserve algemene risico’s [4] 11.501 10.383
Bestemmingsreserve VPL-regeling [5] 1.695 1.200
Overige reserve [6] 8.983 27.837
22.179 39.420
Technische voorzieningen
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds [7] 230.022 207.678
Contributie Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen -8 -7
UWV -1 -1
Overige -16 -18
-1.334 -1.286
1) Het verschil tussen de geraamde bijdrage 2009 en de werkelijke bijdrage over 2009 hebben in 2010 geresulteerd in een baat, waardoor het totaalsaldo over boekjaar 2010 nihil was.
66
2011 2010
[20] Overige baten en lasten
Mutatie voorziening dubieuze debiteuren -31 0
CAO-afspraken -308 0
Diverse kleine posten 66 9
-273 9
Saldo van baten en lasten -17.241 698
2011 2010
Actuariële analyse van het saldo
Beleggingsopbrengsten -17.532 3.867
Premies -378 -204
Waardeoverdrachten 11 24
Kosten -94 565
Uitkeringen 172 221
Sterfte 610 576
Arbeidsongeschiktheid 82 102
Reguliere mutaties -120 -33
Toeslagverlening -19 -2.642
Incidentele mutaties voorziening -52 -1.736
Overige oorzaken 79 -42
-17.241 698
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Jaarverslag 2011 67
PSL
Risicoparagraaf(in duizenden euro)
In de risicoparagraaf binnen het bestuursverslag is het beleid rond risicobeheersing uiteengezet. Hierna wordt een aantal specifieke
risico’s nader toegelicht en gekwantificeerd.
Solvabiliteitsrisico
Het belangrijkste financieel risico voor het Pensioenfonds is het niet kunnen nakomen van de pensioentoezeggingen.
Een belangrijke maatstaf hiervoor is het aanwezig Eigen vermogen. Wettelijk is een gestandaardiseerde methode vastgelegd
om te kunnen toetsen of het aanwezig Eigen vermogen voldoende is om een aantal specifieke risico’s op te kunnen vangen (het
standaardmodel). Het eigen vermogen van PSL per 31 december 2011 is kleiner dan het Vereist eigen vermogen volgens het
standaardmodel, zodat het Pensioenfonds hierdoor een langetermijnherstelplan heeft moeten indienen.
Jaarlijks vindt toetsing plaats aan de hand van dit standaardmodel. De verschillende risicofactoren hierin worden benoemd onder de
noemer S1 tot en met S6 en S8. Tevens wordt rekening gehouden met onderling compenserende effecten (diversificatie effect). Hierna
zijn de uitkomsten weergegeven voor de verschillende risicocategorieën:
Vereist eigen vermogen strategisch 112,1 feitelijk 115,2
De dekkingsgraad wordt berekend door het totaal van de activa voor risico van het Pensioenfonds (minus de passiefposten
Kortlopende schulden en overlopende passiva en de bestemming VPL-regeling) te delen door de Voorziening pensioenverplichtingen.
Het afgelopen jaar is deze, op grondslagen van het Pensioenfonds, afgenomen van 118,4% (2010) tot 108,9% (2011).
1) Het vereist eigen vermogen wordt jaarlijks vastgesteld als het maximum van het vereist eigen vermogen op basis van de strategische beleggingsmix en het vereist eigen vermogen
op basis van de feitelijke beleggingsmix.
68
Renterisico
Het Pensioenfonds kent een langere looptijd voor pensioenverplichtingen dan voor de looptijd van de beleggingen. Het renterisico
wordt veroorzaakt, doordat de rentegevoeligheid van de verplichtingen afwijkt van de rentegevoeligheid van de beleggingen.
De daling van de rentestanden die worden gehanteerd bij de berekeningen van de Voorziening pensioenverplichtingen
(eind 2011: 2,72% ten opzichte van eind 2010: 3,42%) leidt tot een stijging van de Voorziening pensioenverplichtingen (in 2011:
29,209 miljoen euro).
De beleggingen, gewaardeerd tegen marktwaarde, zijn in meer of mindere mate gerelateerd aan ontwikkelingen van de rentestanden.
Door de periodieke afstemming van beide ontwikkelingen wordt de dekkingsgraad nauwgezet gemonitord. Deze rentegevoeligheid
is één van de actoren bij de bepaling van de (strategische) assetallocatie en de duratie van de portefeuilles. Door rente swaps wordt de
duratie van de portefeuille van vastrentende waarden verlengd van 5,5 naar 8,1 jaar.
Duratie van de vastrentende waarden (inclusief derivaten) 8,1 jaar.
Duratie van de pensioenverplichtingen 15,3 jaar.
Gevoeligheidsanalyse:
Een daling van de marktrente van 1,0%-punt zou leiden tot een hogere verplichting ad 35.299 en tegelijkertijd tot een hogere
marktwaarde van de (vastrentende) beleggingen (inclusief derivaten) ad 24.809. Per saldo zou een dergelijke daling van de marktrente
een verlagend effect op het eigen vermogen hebben van 10.489.
Derivaten
Het renterisico is afgedekt door middel van renteswaps. Het ongerealiseerd resultaat bedraagt 8.395.
Zakelijkewaardenrisico
Mogelijke waardedalingen van beleggingen voor het vastgoed en de aandelen zijn in het hiervoor genoemde standaardmodel
begrepen. Hiervoor wordt een gedifferentieerde berekening naar categorieën van markten en beleggingen uitgevoerd. Ter zake van
het zakelijke waarden risico worden risico-inschattingen aan de hand van de in de markt gebruikelijke risicoparameters gemaakt. In
het beleggingsbeleid wordt met dergelijke risico’s rekening gehouden door ondermeer een toepassing van voldoende spreiding in
de beleggingsportefeuille naar categorieën, markten en dergelijke. De volatiliteit van de marktwaarden (prijsrisico’s) van beleggingen
wordt periodiek geëvalueerd en kan leiden tot bijstellingen in het vermogensbeheer.