Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
2
Inhoudstafel 1 Coördinatoren en coördinaten ................................................................................................. 3 2 De stages over de drie opleidingsfasen .................................................................................... 3 3 Doelstellingen, evaluatiecriteria en leerlijnen ............................................................................ 5 5 Observatie-participatiedagen ..................................................................................................14
5.1 De eerste observatie-participatiedag ~ contactname met mentor........................................14 5.1.1 Overleg- en observatietaken .......................................................................................14 5.1.2 Differentiatie voorbereiden (vanaf stageperiode 2) .......................................................14 5.1.4 Participeren ...............................................................................................................14 5.1.5 Afsluitverhaal vertellen ...............................................................................................15 5.1.6 Poppenspel ................................................................................................................15 Onderling af te spreken met betrokken docent. De opdracht hieromtrent kan doorheen het .......15 academiejaar nog wijzigen/aangepast worden. ........................................................................15 5.2 De volgende observatie-participatiedagen.........................................................................15 5.2.1 Observatie-participatie ...............................................................................................15 5.2.2 Zelf uitproberen – 1 activiteit ......................................................................................15 5.2.3 Voorbereiding weekstage ...........................................................................................15 5.3 De laatste halve observatie-participatiedag .......................................................................16 5.3.1 Voorleggen van de voorbereidingen ............................................................................17 5.3.2 Participeren ...............................................................................................................17
6 Doestage ..............................................................................................................................17 6.1 Aanbod van activiteiten ...................................................................................................17 6.1.1 Dagelijkse Impressie-activiteit .....................................................................................18 6.1.2 Vier activiteiten muzikale opvoeding ............................................................................18 6.1.3 Dagelijks lichamelijke opvoeding .................................................................................19 6.1.4 Taalactiviteiten ..........................................................................................................19 6.1.5 Groepsgericht aanbod : WIG (werktijd in groepen) ......................................................20 6.1.6 Dagelijks beeldende opvoeding ...................................................................................21 6.1.7 Opvoedende spelen (inclusief voorbereidend lezen & schrijven, wiskundige initiatie) ......22 6.1.8 R. K. Godsdienst: 2 bezinningsmomenten per week .....................................................22 6.1.9 Niet – confessionele zedenleer ....................................................................................22 6.1.10 Opdracht muzische vorming ....................................................................................23 6.2 Horizontale samenhang, integratie ...................................................................................23 6.3 Milieuverrijking ...............................................................................................................23 6.4 Differentiatie (vanaf stageperiode 2 in maart) ...................................................................24 6.5 Dagverloop en extra samenhang ......................................................................................24 6.5.1 De studenten voorzien klassikale onthaalmomenten en afsluitmomenten .......................24 6.5.2 Extra samenhang .......................................................................................................25 6.6 Stagemap .......................................................................................................................25 6.6.1 M.b.t. lesvoorbereidingen ...........................................................................................26 6.6.2 M.b.t. milieuverrijkingsfiches .......................................................................................27 6.6.4 M.b.t. het weekrooster ...............................................................................................28 6.7 Evaluatie ........................................................................................................................28 6.8 Afspraken .......................................................................................................................29
7 Stagescholen zoeken .............................................................................................................30 7.1 Ondertekenen stageovereenkomst ...................................................................................31
9 Gebruik van e-POS.................................................................................................................31 9.1 Wat is e-POS? .................................................................................................................31 9.2 Hoe werken met e-POS? ..................................................................................................31 9.3 Functionaliteiten .............................................................................................................32 9.3.1 Stagescholen .............................................................................................................32 9.3.2 Weekrooster ..............................................................................................................32 9.3.3 Feedback ...................................................................................................................32 9.3.4 Stagedocumenten ......................................................................................................32
10 Deadlines ..............................................................................................................................33 10.1 Data inleveren administratie ............................................................................................33
11 Cesuurbepaling STAGE BaKO ..................................................................................................34
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
3
1 COÖRDINATOREN EN COÖRDINATEN
Lerarenopleiding Groep lerarenopleiding – Campus Comenius Tiensevest 60 3000 Leuven Tel: 016 37 55 00 Fax: 016 37 55 99
Stagecoördinatie Kleuter Onderwijs Helene Stragier
Lokaal: C104 [email protected] Tel: 016 37 55 09 Fax: 016 37 55 99
Opleidingscoördinator Kleuter Onderwijs
Thu Dang [email protected]
Verantwoordelijke gezondheidstoezicht
Glenn Debruyn Lokaal: C104 [email protected] Tel: 016 37 55 08 Fax: 016 37 55 99
2 DE STAGES OVER DE DRIE OPLEIDINGSFASEN
Eerste opleidingsfase: twee stageperioden Periode 1:
observatie-participatieweek
voorbereidingsweek met twee observatie-participatiedagen
één week doestage
Periode 2:
voorbereidingsweek met twee observatie-participatiedagen
één week doestage
Tweede opleidingsfase: drie stageperioden
Periode 1:
wekelijks hele observatie-participatiedagen
voorbereidingsweek met één volledige observatiedag
één week doestage
Periode 2:
wekelijks hele observatie-participatiedagen
voorbereidingsweek met één volledige observatiedag
twee weken doestage
Periode 3:
wekelijks hele observatie-participatiedagen
voorbereidingsweek met één volledige observatiedag
één week doestage
Derde opleidingsfase: eerste semester periode + praktijksemester
Eerste semester periode:
observatie-participatiedagen
2 voorbereidingsdagen
twee weken doestage
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
4
Praktijksemester: keuze tussen
reguliere stage bestaande uit:
2 + 3 weken doestage +
2 + 2 weken keuzestage of 1 + 3 weken keuzestage
(telkens voorafgegaan door één observatie-participatiedag)
zelfstandige stage van 6 à 9 weken in binnen- of buitenland
(eventueel aangevuld met een reguliere- of een keuzestage).
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
5
3 DOELSTELLINGEN, EVALUATIECRITERIA EN LEERLIJNEN
Legende: >OF2 De doelstellingen van opleidingsfase 1 (OF1) blijven geldig. >OF3 De doelstellingen van opleidingsfase 1 (OF1) en opleidingsfase 2 (OF2) blijven geldig.
Voorbereidingswerk OF1 OF2 OF3
Stagemap De student voorziet per stage een uitgewerkte stagemap.
De stagemap is op de eerste dag van de doestage volledig, overzichtelijk en verzorgd (zoals beschreven in document ‘structuur stagemap’).
De stagemap is dagelijks op een zichtbare plaats aanwezig in de klas, ter inzage van de mentor en/of de bezoekende lector.
Lesvoorbereidingen De student gebruikt per stageles/activiteit een lesvoorbereidingsformulier van de hogeschool. De lesvoorbereidingen
worden correct qua structuur en taal ingevuld en voldoende gestoffeerd volgens de instructies uit de colleges.
De student voegt bij een lesvoorbereiding (lesfiche en lesverloop) volgende bijlagen toe (indien van toepassing):
verhalen, versjes, partituren, prenten, creavoorbeeld.
De student bezorgt de lesvoorbereidingen aan de mentor, zoals beschreven in de stagewijzer.
De student geeft begeleidende brief, stagewijzer en beoordelingsformulier tijdig ter inzage aan mentor (zie jaarwijzer).
De student brengt wijzigingen aan in de lesvoorbereidingen na feedback van de mentor. Van het weekrooster moet de
originele en de aangepaste versie aanwezig zijn in de stagemap.
De student post weekrooster tijdig op e-POS (zie stagewijzer).
Inzet en werkkracht
De student toont een groot engagement en gedrevenheid tijdens de OP-dagen/doestage en is een meerwaarde in de
kleuterklas voor kleuters en mentor.
De student neemt een actieve houding aan gedurende de hele stageperiode.
De student werkt zichtbaar hard om de hele stageperiode succesvol te beëindigen (komt verplichtingen en afspraken na, is tijdig aanwezig, werkt taken succesvol af, brengt mentor tijdig op de hoogte van zijn plannen,…).
Taalvaardigheden OF1 OF2 OF3
De student gebruikt correcte en verstaanbare mondelinge en schriftelijke taal.
De student kan schriftelijke boodschappen naar externen toe correct formuleren.
De student kan een
>OF2 De student gebruikt gevarieerd
taalgebruik met doelbewuste woordenschat, aangepast aan doelgroep.
De student reageert constructief
op taalgebruik van kleuters om
>OF3 De student communiceert gepast
met anderstalige leerlingen.
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
6
lesvoorbereiding zonder taal- en spellingsfouten schrijven.
De student kan een overtuigende lichaamshouding aannemen.
De student heeft een sprekende mimiek waarmee hij kleuters kan boeien.
ontluikende geletterdheid van kleuters te stimuleren.
De student gebruikt gepaste instructies/activiteiten om de
taalontwikkeling van kleuters te stimuleren.
De student laat kleuters kennis
maken met Franse taalinitiatie.
Attitudes OF1 OF2 OF3
Leergierigheid
De student neemt initiatief om bij te
leren door gerichte vragen te
stellen.
De student kan op een positieve en
constructieve manier feedback
integreren in zijn onderwijspraktijk.
>OF2 >OF3
Verantwoordelijkheidszin
De student neemt
verantwoordelijkheid op ten aanzien
van eigen professioneel handelen
(vb. afspraken nakomen, tijdig
aanwezig zijn, klas opruimen,
deadlines respecteren…).
De student informeert mentor tijdig
van zijn plannen, alsook wijzigingen
of afwezigheden.
>OF2
De student kan individuele noden detecteren en signaleren onder leiding van de mentor.
>OF3 De student kan spontaan
verantwoordelijkheid opnemen ten aanzien van de individuele noden van kleuters.
Flexibiliteit
Veranderingsbekwaamheid
De student past zich op vraag van
mentor aan aan wijzigende
omstandigheden.
De student heeft zelf aandacht
voor wijzigende omstandigheden
en past zich hieraan aan in
overleg met mentor.
De student past zich spontaan aan
aan wijzigende omstandigheden. De student kan loskomen van zijn
lesvoorbereiding en inspelen op de actuele situatie.
Creativiteit De student is creatief bij maken en
zoeken van low- en no budget
materialen.
De student heeft originele en
vernieuwende ideeën om het thema
in de klas binnen te brengen.
De student leert zijn eigen creatieve
De student kan op een originele
en creatieve manier kleuters
bewust tot ontwikkeling brengen.
De student heeft oog om
talenten van kleuters te
ontdekken en te ontwikkelen.
De student durft zijn eigen
creatieve zelf te zijn en dit ook bij kleuters te stimuleren.
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
7
talenten ontdekken in verschillende
domeinen.
Reflectievermogen
De student denkt na over eigen functioneren in de kleuterklas.
De student staat open voor feedback. De student heeft een realistische kijk op zijn eigen onderwijspraktijk.
>OF2 De student neemt gerichte
maatregelen voor zijn valkuilen.
De student kent zijn talenten en
past deze toe en laat ze groeien in
zijn handelen.
>OF3 De student reflecteert over zijn eigen
visie op onderwijs en handelt hier consequent naar.
Beslissingsvermogen
De student durft, in overleg met de
mentor, beslissingen nemen.
De student kan zelfstandig
beslissingen nemen m.b.t. het
klasgebeuren.
>OF3
BC 1: De leraar als begeleider van
leer- en ontwikkelingsprocessen OF1 OF2 OF3
Beginsituatie De student onderzoekt de
beginsituatie op vlak van kleuters,
leerkracht, klas, school en situatie
en houdt hier in de mate van het
mogelijke rekening mee.
>OF2 De student houdt in
lesvoorbereiding en klaspraktijk volwaardig rekening met de
beginsituatie. De student houdt in
lesvoorbereiding en klaspraktijk
rekening met de diversiteit
binnen de klasgroep.
>OF3 De student kan spontaan inspelen
op de verschillende noden en behoeften van elke kleuter.
Ontwikkelingsdoelen/lesdoelen
De student selecteert de juiste
ontwikkelingsdoelen per activiteit
of werkvorm.
De student formuleert concrete en
evalueerbare lesdoelstellingen
rekening houdend met de
verschillende netten.
De student vertrekt vanuit concrete
lesdoelen om een activiteit op te
bouwen.
>OF2
>OF3 De student hanteert spontaan de
verschillende doelstellingen, naar
gelang het onderwijsnet.
Uitwerking thema De student kan m.b.v. van de ’10
stappen van een thema-analyse’
>OF2
De student voorziet een
>OF3
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
8
een thema laten leven in de kleuterklas.
De student kan een weekthema verdelen in verschillende
dagthema’s op een voor kleuters logische en leerrijke wijze, met begeleiding van de mentor.
samenhang doorheen de weekdagen, rekening houdend met de noden, behoeften, voorkennis van de doelgroep
(rode draad).
Aanbod activiteiten De student maakt gebruik van
gevarieerde didactische
werkvormen, op basis van input uit
de hoor- en werkcolleges.
De student gebruikt passende activerende en uitdagende
werk- en groeperingsvormen in functie van beginsituatie, doelstellingen, materialen en evaluatie.
De student maakt gebruik van verschillende werkvormen om de
talenten van kleuters te ontdekken, te ontwikkelen en te benutten.
Lesopbouw De student bouwt een les
gestructureerd en doelgericht op
in leerfasen (inleiding, kern, slot).
>OF2 De student past een lesopbouw
flexibel aan tijdens de les met begeleiding van de mentor.
>OF3 De student past een lesopbouw
flexibel aan tijdens les.
Begeleiding en interactie De student heeft klasoverzicht.
De student gaat in interactie met
de kleuter.
De student benadert de kleuter
waarderend.
De student heeft oog voor het
welbevinden en de betrokkenheid
van kleuters.
De student heeft aandacht voor het
groei – en leerproces van kleuters.
>OF2 De student geeft gerichte
impulsen om de kleuter tot exploratie en experimenteren te
brengen. De student stimuleert de
zelfredzaamheid van de kleuter. De student heeft aandacht voor
het groei – en leerproces van
de individuele kleuter.
>OF3 De student past werk- en
groeperingsvormen spontaan aan tijdens de les.
De student gebruikt werk- en groeperingsvormen die verschillende talenten aanspreken en benutten.
Integratie zang/beweging
De student zingt de gebruikelijke
geplande opruim-, stilte- en overgangs-liedjes van de mentor
De student voorziet gepaste en voldoende geplande bewegingstussendoortjes in lesvoorbereiding.
>OF2
De student zingt spontaan tussendoor, afhankelijk van de actuele situatie.
De student gebruikt spontaan bewegingstussendoortjes als ontladingsmoment of beloning, afhankelijk van de actuele
situatie.
>OF3
Integratie initiatie rekenen, lezen, schrijven
De student biedt schriftelijke en rekengerelateerde afbeeldingen
aan in de klas.
>OF3 De student maakt de
kleuters bewust van de
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
9
De student vertoont modelgedrag ten aanzien van ontluikende geletterdheid/gecijferdheid.
De student biedt een variatie aan lees-, schrijf- en rekenmaterialen.
functie van taal en rekenen.
De student heeft continue aandacht voor voorbereidende
vaardigheden i.v.m. lezen, schrijven en rekenen.
Leermiddelen/milieuverrijking De student voorziet voldoende
gepaste, veilige en verzorgde
materialen. (rekening houdend met low- en nowbudget).
De student verrijkt en versiert de klas op een visueel aantrekkelijke wijze voor kleuters.
>OF2
De student selecteert en benut
materialen en multimedia om activiteiten doelgericht te ondersteunen en om maximale betrokkenheid van de kleuters te realiseren.
>OF3
De student stimuleert het
gebruik van multimedia door de kleuter zelf.
Differentiatie
De student neemt gepaste en
individuele
differentiatiemaatregelen op in
lesvoorbereidingen.
De student probeert gekozen
differentiatiemaatregelen uit.
De student reflecteert over
gekozen
differentiatiemaatregelen en
past aan waar nodig.
>OF3 De student past spontaan
differentiatiemaatregelen toe, op
basis van actuele observaties.
De student voorziet
klasdifferentiatie in aanbod van
werkvormen en activiteiten.
Zorgverbreding
De student neemt kennis van zorgbeleid van stageschool.
De student kan interventies
bedenken, voorstellen en uitproberen met het oog op een zorgbrede
aanpak in de kleuterklas.
BC 2: De leraar als opvoeder OF1 OF2 OF3
Positief leefklimaat De student gaat op een waarderende
en zachtaardige manier om met elke
kleuter.
De student stimuleert en bekrachtigt
gewenst gedrag van kleuters positief.
De student treedt consequent op ten
aanzien van straffen/belonen.
>OF2
De student (h)erkent en waardeert
de talenten van elke kleuter.
De student reageert met respect op
gevoelens van de kleuters.
De student heeft oog voor de
eigenheid van elke kleuter.
>OF3 De student leert kleuters
omgaan met emoties.
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
10
De student is streng genoeg om de
klasgroep te (bege)leiden.
Welbevinden De student heeft oog voor het goed en
veilig voelen van elke kleuter in de
kleuterklas.
>OF2
De student doet een klasscreening
en neemt gerichte maatregelen in
samenspraak met mentor.
>OF3 De student kan zelfstandig
alternatieven en interventies bedenken met het oog op een hoog welbevinden.
Attitudevorming De student vertoont voorbeeldgedrag
op vlak van waarden en normen.
>OF2
De student stimuleert en bespreekt gepast gedrag op vlak van waarden en normen.
>OF3
BC 3: De leraar als inhoudelijk
expert OF1 OF2 OF3
Kennis thema De student beheerst zelf de te
onderwijzen inhoud/vaardigheid.
De student verdiept zichzelf in het te
geven thema a.d.h.v. literatuur en
multimedia.
De student selecteert passende
leerinhouden met begeleiding van de
mentor.
>OF2 De student kan zelf passende
leerinhouden selecteren. De student kan leerinhouden
begrijpelijk en op niveau van de
kleuters uitleggen.
>OF3
Kennis ontwikkelingsniveau kleuters
Zie ook ‘differentiatie’ De student kan het
ontwikkelingsniveau van de kleuters inschatten na een gerichte
observatie.
De student kan geschikte
werkvormen aanbieden op niveau
van de kleuters.
De student voelt aan wanneer een
activiteit/werkvorm te
moeilijk/makkelijk is en past in
overleg met mentor aan.
>OF3 De student schat het
ontwikkelingsniveau van de kleuters correct in en past
activiteit, indien nodig, flexibel en spontaan aan.
Kennis m.b.t. specifieke werkvormen binnen verschillende domeinen
De student kent de didactische principes van elke werkvorm/activiteit en probeert deze toe te passen tijdens
oefenmomenten en stages.
>OF2 De student past de didactische
principes vlot toe met een
geïntegreerde en gevarieerde
aanpak over de verschillende
domeinen heen.
>OF3
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
11
BC 4: De leraar als organisator OF1 OF2 OF3
Klasmanagement De student kan klasactiviteiten veilig
organiseren.
De student is een leider met een
actieve houding.
De student behoudt klasoverzicht.
>OF2 De student kan activiteiten op een
efficiënte manier opstarten en
afronden.
>OF3
Dag- en weekverloop De student heeft bij het lesverloop
aandacht voor vooropgestelde timing.
De student reflecteert met kleuters op
wat geweest is en wat nog komen zal.
De student gebruikt, indien aawezig,
de dag- en weeklijn.
De student kan, met begeleiding van
de mentor, een logisch opgebouwd
dag- en weekrooster opstellen.
>OF2 De student tracht vooropgestelde
timing te respecteren en laat
lesovergangen vlot verlopen.
De student kan zelfstandig een
logisch dag- en weekrooster
opstellen.
De student kan flexibel om met
opgestelde dag- en weekrooster en
past zich aan, aan actuele situatie.
>OF3
Administratie De student vult het
aanwezigheidsregister in.
De student gebruikt feedbackschriftje
dagelijks en reflecteert hierover samen
met mentor.
>OF2 De student gebruikt het agenda
correct en reflecteert dagelijks.
>OF3 De student neemt verantwoordelijkheid
op voor taken i.v.m. financiële aspecten.
De student neemt verantwoordelijkheid op voor taken i.v.m. externen (bijv.oudercontact, briefing ouders,…).?
BC 5: De leraar als innovator en
onderzoeker OF1 OF2 OF3
Ondernemingszin
De student heeft oog voor onderzoeksresultaten om de eigen praktijk te verbeteren.
>OF2 De student durft vernieuwende/
creatieve didactische werkvormen
toepassen in de kleuterklas.
De student kan m.b.v. onderzoek
vernieuwend didactisch
materiaal/thema aanbieden.
>OF3 De student ontwerpt
vernieuwende
activiteiten/werkvormen aan op basis van persoonlijke visie.
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
12
BC 6 t.e.m. 9: De leraar als
verantwoordelijke voor de
school/onderwijsgemeen-
schap
OF1 OF2 OF3
Omgang met mentor De student communiceert open en
eerlijk met de mentor.
De student bouwt een positieve relatie
op met stagementor.
>OF2 >OF3
Omgang met teamleden/medestudenten
De student kan op een constructieve manier samenwerken met medestudenten.
>OF2
De student werkt op een
constructieve manier samen met
teamleden.
>OF3 De student integreert zich in
het schoolteam door een positieve interactie met het
schoolteam op te bouwen (bijv. aanwezigheid in het leraarslokaal, volgen van studiedagen, helpen met schoolse activiteiten,…).
Omgang met ouders De student stelt zich in
duidelijke en aangepaste taal voor aanvang van stage schriftelijk voor aan ouders.
>OF2
De student kan ouders informeren indien nodig.
De student kan een luisterend oor bieden voor ouders indien nodig.
>OF3
De student stelt zich bereikbaar op voor ouders en komt in duidelijke en aangepaste taal tegemoet aan noden/wensen van ouders.
Omgang met externen De student bouwt een positieve en actieve samenwerking op met externe
partners, indien nodig.
BC 10: De leraar als
cultuurparticipant OF1 OF2 OF3
cultuureducatie De student past leerinhouden aan aan
de interesse en leefwereld van kleuters
aan.
De student is zich bewust van de
invloed van cultuur/leefwereld op het
gedrag van de kleuter.
>OF2
De student durft uit zijn klas breken
en de wereld/omgeving te
verkennen.
De student kan de wereld in de klas
brengen en kleuters prikkelen.
De student kan huidige actualiteit
gepast vertalen naar de doelgroep.
>OF3
De student integreert op een gepaste
en leerrijke wijze actualiteit, diversiteit
en pluraliteit in de klas.
De student kan op een didactische en
waardevolle manier omgaan met de
diversiteit in de kleuterklas.
De student laat kleuters de culturele
identiteit van ieder waarderen en
respecteren.
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
13
4 OVERZICHT STAGES TWEEDE FASE
4.1 Programma
Periode 1:
Contactname + 1e O-P* dag: O-P dagen met 1 activiteit:
Voorbereidingsweek:
Doestageweek:
dinsdag 5/10/2015 dinsdag 13/10 - 20/10 – 27/10- 10/11
maandag 26/10 t.e.m. donderdag 29/10 + vrijdag 12/11
maandag 16/11 t.e.m. vrijdag 20/11/2015
Periode 2:
Contactname + 1e O-P dag:
O-P dagen met 1 activiteit: Voorbereidingsweek:
Doestageweek:
dinsdag 01/12/2015
dinsdag 8/12/- 16/02 - 23/02/2016 maandag 15/02 t.e.m. donderdag 18/02 + vrijdag 26/02
maandag 29/02/ t.e.m. vrijdag 04/03/2016 maandag 07/03 t.e.m. vrijdag 11/03/2016
Periode 3: Contactname + 1e O-P dag:
O-P dagen met 1 activiteit: Voorbereidingsweek:
Doestageweek:
dinsdag 19/04/2016
dinsdag 26/04 – 03/05/2016 maandag 02/05 t.e.m. woensdag 04/05/2016
maandag 09/05 t.e.m. vrijdag 13/05/2016
*O-P= observatie-participatie
4.2 Doelstellingen en evaluatiecriteria
We verwijzen naar de aangestipte doelstellingen voor de tweede opleidingsfase (OF) in de tabel onder 3.
In de stages van de tweede opleidingsfase ligt de klemtoon op de eerste vier competenties. Het
contact met ouders (competentie 6) willen we zien opstarten. De stageopdrachten zijn, in vergelijking met de eerste opleidingsfase, veel zelfstandiger uit te werken. De thema’s worden door de
stagementoren opgelegd. Er zijn meer stageopdrachten uit te voeren dan in OF 1, zowel voor de weekvoorzieningen als voor het aanbod van activiteiten. De overige competenties in de categorie
‘leraar in de school’ beperken we in OF 2 tot een eis van algemene sociale vaardigheid.
De studenten respecteren elementaire regels van wellevendheid. Zij staan open voor sociaal contact en communicatie, zijn bereid te luisteren naar feedback, zijn bekwaam zich nader te verklaren en
kunnen voor zichzelf opkomen op een assertieve manier (zonder enige vorm van agressief gedrag te vertonen). Zij zijn erkentelijk voor elke vorm van hulp die ze krijgen. Zij gaan uitermate discreet om
met de informatie die zij over de school en over de kleuters verwerven.
Bij de lijst van attitudes (zie tabel onder 3) voegen we werklust toe. Kleuteronderwijzers hebben veel voorbereidend werk (zowel denkwerk als handenarbeid). In de klas kan er niet ‘gerust’ worden,
integendeel, kleuteronderwijzers zijn continu alert, energiek, dynamisch, enthousiast en bovendien opgewekt van nature. De studenten kunnen ook de fysieke inspanningen van het werken met kleine
kinderen aan.
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
14
5 OBSERVATIE-PARTICIPATIEDAGEN
Elke doestageweek wordt voorafgegaan door wekelijks hele observatie-participatiedagen. De data (op
dinsdagen) zijn opgegeven en worden gerespecteerd. De studenten worden tijdens deze observatie-
participatiedagen lesvrij gemaakt. Zij moeten de hele dag aanwezig zijn.
De studenten mogen zelf extra observatie-participatiemomenten (bv. voor gebruikelijke
namiddagactiviteiten) afspreken met de mentor op momenten dat zij zelf vrij zijn (zij mogen dus geen colleges missen) maar mits de toestemming van de directie en de mentor.
5.1 De eerste observatie-participatiedag ~ contactname met mentor
De student bezorgt de eerste O-P-dag, de stagewijzer en de begeleidende brief aan de mentor. De stagementor krijgt aan de hand van de stagewijzer zicht op de verwachtingen t.a.v. student, mentor
en hogeschool. De stagewijzer wordt in de intreeweek meegegeven in de infobundel aan de student. De student kan voor het afgeven van de stagewijzer dit kopiëren voor zichzelf (zit verplicht in
stagemap) of digitaal raadplegen op E-POS bij stagedocumenten.
5.1.1 Overleg- en observatietaken
De student observeert de algemene beginsituatie aan de hand van de vijf beginsituatievariabelen (
kind, leerkracht, klas, school en omgeving, situatie). Dit is de eerste stap van de thema-analyse (zie hoorcollege opvoedkunde en didactiek). Het blanco formulier van de thema-analyse vind je terug op
e-POS onder stagedocumenten.
5.1.2 Differentiatie voorbereiden (vanaf stageperiode 2)
De studenten vragen de stagementor twee kleuters aan te duiden voor wie differentiatiemaatregelen
wenselijk zijn. Dit zijn geen kinderen met zware problemen, daarbij zullen de effecten van het differentiëren immers niet zo snel aan het licht komen. Aan de hand van het leerlingvolgsysteem PKK
CEGO (formulierenset 2, zie bijlage projectwijzer II,2) observeert de student tijdens deze dag de twee aangeduide kinderen. De student vult m.a.w. voor elk van de twee kleuters formulierenset 2 (p. 4
t.e.m. 9) in.
5.1.3 Agenda
De student vraagt aan de mentor welke klasagenda hij/zij gebruikt en of hij deze mag overnemen.
De studenten informeren naar de agenda. Zij vullen de agenda in voor hun stageweek volgens de gewoonten van de stageschool.
Ze vragen een blanco bladzijde uit de agenda om te kopiëren, en vullen het in volgens de richtlijnen van de mentor. Indien de stageschool een digitaal agendag gebruikt, dan maakt de
student alsnog een papieren versie hiervan.
Voor het invullen van de agenda wordt de lijst van de ontwikkelingsdoelen (www.ond.vlaanderen.be) gebruikt.
Voor 1 willekeurige dag noteren de studenten naast de ontwikkelingsdoelen ook de leerplandoelstellingen (OVSG/ GO!/ VVKBaO) die je online of in de stageschool kan raadplegen.
Na elke klasdag vullen de studenten ook de kolom evaluatie in.
De ingevulde agenda (met evaluatie) wordt na de stage afgegeven aan Mevr. Martens en wordt
i.f.v. het werkcollege didactiek geëvalueerd.
5.1.4 Participeren
De studenten helpen de stagementor actief tijdens de dag, zo leren ze de kleuters ook sneller kennen. Dit betekent: mee in de groep zitten, mee begeleiden tijdens werktijd in groepen, meehelpen bij
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
15
verzorgingsmomenten, speeltijd- en reftertoezicht, meewerken bij het opruimen van het lokaal en het
verzorgen van het materiaal.
5.1.5 Afsluitverhaal vertellen
Op het einde van de dag vertellen de studenten zelf een verhaal aan de hand van een prentenboek uit
de klasbibliotheek, om zo te ervaren hoe deze groep kinderen is (de voorbereiding gebeurt tijdens de observatiedag zelf – schriftelijke voorbereiding hoeft niet).
5.1.6 Poppenspel
Onderling af te spreken met betrokken docent. De opdracht hieromtrent kan doorheen het
academiejaar nog wijzigen/aangepast worden.
5.2 De volgende observatie-participatiedagen
Gedurende de periode van de volgende observatie-participatiedagen proberen de studenten de klas zo
goed mogelijk te leren kennen door observatie en participatie, ze proberen zelf al wat uit en ze bereiden hun weekstage voor.
Indien de student omwille van omstandigheden niet op de afgeproken data de OP-dagen kan doen, dan spreekt hij met de mentor zelf nieuwe data af, op moment dat hij geen college moet volgen aan
de hogeschool.
5.2.1 Observatie-participatie
De student werkt verder aan de taken vermeld onder 5.1
5.2.2 Zelf uitproberen – 1 activiteit
Vanaf de 2de O-P dag bereidt de student telkens 1 activiteit voor en voert deze uit tijdens die dag dat
hij aanwezig is. De andere activiteiten van de dag worden begeleid door de mentor zelf, de student ziet de mentor bezig en participeert waar mogelijk.
Welke activiteit de student op de O-P dag begeleidt wordt bepaald in onderling overleg met de mentor. Er kunnen ook suggesties gedaan worden vanuit de hoorcolleges. Als er op de O-P dagen ook
nog een afsluitverhaal wordt verteld, zal de student dit ook op zich nemen (bovenop de door hem voorbereide activiteit).
De activiteit op de O-P dag wordt niet officieel geëvalueerd, de mentor geeft wel feedback zodat de student kan groeien naar de weekstage toe. Het is mogelijk, maar niet gegarandeerd dat een lector
van de hogeschool langskomt om deze activiteit bij te wonen.
5.2.3 Voorbereiding weekstage
Uitschrijven overleg- en observatietaken
De verzamelde gegevens van de O-P dagen worden uitgeschreven.
De thema-analyse
De studenten bestuderen het thema, zoeken informatie en inspiratie. Ze analyseren het thema tot
5 infopakketten (5 dagthema’s) die in een logische en verrijkende opbouw geschikt worden. Ze houden ook rekening met de eventuele stageopdrachten van de lectoren van de hogeschool. Ze
zoeken naar Impressie-activiteiten die het meest relevant zijn voor elk dagthema, ze zoeken ideeën voor alle activiteiten. Ze vullen de gegevens in op de fiche ‘thema-analyse’ of aan de hand
van een zelfgekozen stappenplan (zie didactische werkvormen 2LK)
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
16
Het weekrooster invullen
Als leidraad geven wij volgend dagplan mee:
Voormiddag Namiddag
1. Onthaal, vertrouwelijk gesprek, kalenders en takenbord, ….
2. Impressie-activiteit 3. WIG (Werktijd in groepen)
4. Klassikaal gerichte activiteit. of
collectief gerichte activiteiten 5. Afsluiten van de voormiddag
6. Onthaal na de middag 7. Klassikaal gerichte korte activiteit
8. WIG 9. De namiddag eindigt met een
klassikaal aanbod van gezelligheid
en ontspanning en een afsluitverhaal
Stageopdrachten en weekvoorzieningen
De studenten verzamelen ideeën voor de verschillende activiteiten, verzamelen leermiddelen voor die
activiteiten en voor de milieuverrijking.
5.3 De laatste halve observatie-participatiedag
De week voor de doestageweek is een voorbereidingsweek. Op de hogeschool zijn er dan geen colleges, de studenten leggen de laatste hand aan de voorbereidingen van de weekstage. Op dinsdag
van de voorbereidingsweek gaann de studenten nog een laatste halve dag observeren/participeren.
Bij aanvang van deze laatste halve OP-dag in de voorbereidingsweek bezorgt de student zijn volledige weekrooster digitaal of op papieren versie aan de mentor (af te spreken),
zodat de mentor al inzage heeft in het document en constructieve feedback kan geven aan de student. Tijdens deze laatste OP-dag werkt de student op basis van suggesties en aanvullingen van de
mentor, zijn weekrooster af en geeft informatie aan zijn stagementor over zijn plannen voor de doestage: hij kan concreet vertellen welke verrijkingen hij in het klasmilieu wil aanbrengen, welke
inhouden hij in zijn activiteiten rond het opgegeven thema wil brengen (bijv. welke verhalen hij wil
gebruiken, welke stageopdrachten hij bedacht heeft voor het beeldend werk, enz).
De student bezorgt uiterlijk op de laatste OP-dag van de voorbereidingsweek de lesvoorbereidingen
digitaal of op papierenversie aan de mentor ter inzage (af te spreken met de mentor). Zo heeft de mentor voldoende tijd en ruimte om alsnog suggesties/aanpassingen ter verbetering voor te stellen.
De student neemt deze feedback in acht en past zijn lesvoorbereidingen aan. Uiterlijk op de eerste
dag van de doestageweek zitten de aangepaste en aldus definitieve lesvoorbereidingen in de stagemap.
De student laat het controle-document met betrekking tot het stagerooster en de lesvoorbereidingen op de laatste OP-dag in de voorbereidingsweek ondertekenen door de mentor als
bewijs van de aanwezigheid van de gemaakte voorbereidingen. Dit ondertekend document voegt de student verplicht bij het beoordelingsformulier dat dient afgegeven te worden op het
stagesecretariaat, uiterlijk de eerste maandag na de doestageweek. (zie verder bij
evaluatie).
Tijdens deze voorbereidingsweek (maar dit mag ook op vrije momenten tijdens de voorafgaande collegeweken), kunnen de studenten bijkomend activiteiten/lessen bijwonen die niet plaatsvonden op
de O-P dinsdagen (bv. L.O.-activiteit).
Indien de student omwille van omstandigheden niet op de laatste afgesproken OP-dag aanwezig kan zijn, dan spreekt hij met de mentor zelf nieuwe data in de voorbereidingsweek af. De voorwaarden
voor het afgeven van weekrooster en lesvoorbereidingen blijven identiek.
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
17
5.3.1 Voorleggen van de voorbereidingen
De studenten kunnen aan de stagementor, op papier, de thema-analyse, de
lesvoorbereidingen en het weekrooster ter controle voorleggen. De studenten kunnen aan de stagementor, tonen welke de inhoud zal zijn van de
verschillende activiteiten en van de milieuverrijking. De stagementor kan, via een gesprek,
deze voorstellen corrigeren zonder echter zelf inhoud aan te reiken. De stagementor schrijft op de keerzijde van het weekrooster een algemene beoordeling
(voldoet aan de verwachtingen, er zijn nog heel veel hiaten, welke vragen blijven
onbeantwoord, welke afspraken werden niet nagekomen,…). Het weekrooster kan nog verbeterd worden. De studenten binnen eenzelfde school leggen
hun weekroosters naast elkaar om bijv. dubbelboekingen van de zaal te voorkomen. De
definitieve versie van het weekrooster is klaar op het einde van de O-P dag en wordt ten
laatste op de woensdag voor de stageweek ge-POSt op E-POS (zie verder).
5.3.2 Participeren
Zie 1ste observatie-participatiedag.
6 DOESTAGE
In ‘Doelstellingen, evaluatiecriteria & leerlijn’’ beschreven we de vaardigheden die de studenten tegen
het einde van het tweede fase in voldoende mate moeten verworven hebben. De beschrijvingen zijn
vaak direct te vertalen in opdrachten. Voor sommige doelstellingen volstaan de beschrijvingen, voor andere doelstellingen is meer concrete informatie nodig. Deze concrete informatie volgt nu.
We beginnen met een overzicht tevens checklist van alle zaken die vooraf schriftelijk moeten voorbereid worden.
Weekvoorzieningen Activiteiten/week
Origineel + verbeterde versie weekrooster
Kopie controledocument
Thema-analyse
Woordenschatlijst
Milieuverrijkingsfiches A B C D
Agenda
Documenten reflectie en portfolio
Vijf Impressie-activiteiten
Vier MO-activiteiten
Vijf LO-activiteiten
Vier T-activiteiten
Min drie (3-4j) of min zes (5j)
volwaardige BO-activiteiten
Vijf (1ste en 2de periode) tot zes
(3de periode) Opvoedende Spellen
Twee bezinningsmomenten
6.1 Aanbod van activiteiten
De studenten werken hun activiteiten uit volgens de methodische richtlijnen die ze van hun lectoren
op de hogeschool hebben meegekregen. Informatie over het schriftelijk werk, zie ‘6.6 stagemap’.
De lijst met activiteiten die de studenten moeten maken is een lijst met schriftelijke voorbereidingen.
Of ze de activiteit effectief kunnen uitvoeren / of alles haalbaar is, zal afhangen van de beginsituatie van de kleuters (aantal kleuters, tempo, …). De student bereidt wel alle activiteiten voor. De student
zal voor aanvang van de stage een UITVOERIG gesprek hebben met de mentor over de haalbaarheid
van zijn volledige weekrooster. Indien de mentor aangeeft dat er teveel activiteiten ingeroosterd zijn, dan maakt de student aantekeningen en noteert welke activiteiten mogen wegvallen. Natuurlijk willen
we dat jullie zoveel mogelijk doelstellingen nastreven om het leerproces van de kleuters te stimuleren. We geven hier enkele suggesties hoe jullie verschillende leergebieden en activiteiten kunnen
integreren.
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
18
MET
Poppenspel Versje
BEWEGING Verhaal Lied aanleren
Ritmiek
MET
Waarneming
TAALSPELLETJES Prentlezen Verhaal
MET
Poppenspel
waarneming Verhaal
Beweging
MUZIEK (Lied aanleren is aparte activiteit, andere
kunnen geïntegreerd: zingen, lied herhalen, spelen met instrumenten, muziek
beluisteren, ritmische ontwikkeling)
Inleiding WIG …
6.1.1 Dagelijkse Impressie-activiteit
Dit zijn de activiteiten waarin kleuters informatie opdoen over het thema. Kinderen leren over de wereld (natuur, technologie, maatschappij, zichzelf en de anderen, vroeger en elders,…). De inhoud
moet dus realistisch correct zijn en in de inkleding (inleiding en afsluiten) moeten relaties gelegd worden met de leefwereld van de kleuters. Zelfs bij pure fantasieonderwerpen blijven aspecten van
overeenkomst mogelijk (bijv. van sociale en emotionele aard).
Impressie-activiteiten zijn waarnemingsactiviteiten en sommige taalactiviteiten (verhaal,
poppenkast en prentlezen). De keuze van de activiteit is afhankelijk van het thema: soms
dringen zich meerdere waarnemingen op, soms zijn verhalen en prenten eerder aangewezen.
We dringen in het tweede fase aan op het gebruik van mengvormen.
Vb1. Een verhaal kan ingeleid, afgesloten maar ook onderbroken worden door een stukje waarneming van voorwerpen waarover gesproken werd in het
verhaal ( = mengvorm: vertellen en waarnemen).
Vb2. Tijdens de waarneming kunnen ook prenten getoond worden waarover we de kinderen laten praten ( = mengvorm: waarneming en prentlezen).
Taalactivering is altijd doelgericht geïntegreerd (zie verder: taalactiviteiten).
Vanuit elke Impressie-activiteit worden verbanden gelegd met elke andere activiteit van
dezelfde dag (zie verder extra samenhang).
6.1.2 Vier activiteiten muzikale opvoeding
De studenten voorzien wekelijks minimum 2 volwaardige activiteiten i.v.m. met liedjes, met
instrumenten en/of ritmiek + 2 auditief geïllustreerde afsluitverhalen + meermaal zingen
tijdens de dag (zie weekvoorzieningen).
Keuzemogelijkheden voor de MO-activiteiten :
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
19
o liedjes: aanleren – spelen met liedjes – vingerpopliedje
o muziekinstrumenten: waarneming – orkest – dirigent spelen – als illustratie bij verhalen
o ritmiek: tegenstellingen ervaren – ritmische bouwstenen o muzikaal poppen- of schimmenspel
o muziek beluisteren
In deze muzikale activiteiten is altijd beweging en taal geïntegreerd aanwezig.
Doorheen de dag wordt meermaals gezongen: organisatieliedjes, liedjes geïntegreerd in
andere activiteiten, herhalingen van aangeleerde liedjes. Er worden actief minimum vijf verschillende liedjes gebruikt gedurende de week. Sommige kunnen overgenomen worden
van de mentor (klasgewoonten), andere worden zelf geïntroduceerd.
6.1.3 Dagelijks lichamelijke opvoeding
Er zijn wekelijks twee volwaardige LO-activiteiten die in een zaal doorgaan. De onderwerpen
zijn zeer gevarieerd : ballenspel, loopspel, werken met klein materiaal, parcours, aerobics,
enz. en er zijn verschillende organisatiemogelijkheden.
Voor de andere drie dagen worden bewegingsmomenten voorzien. Dit zijn korte activiteiten
die ook in de hall of speelplaats kunnen doorgaan. Er is zeker een volwaardige doelstelling
qua beweging, deze korte activiteiten worden dus ook schriftelijk voorbereid. De studenten zorgen voor bewegingsmogelijkheden gedurende de gehele dag : geïntegreerd
in andere activiteiten of als ontspanning en/of als aandachtsversterkers. Dit noemen wij
‘bewegingstussendoortjes’.
Integratie van muziek (minstens één liedje) van taalactivering (bijv. ruimtelijke begrippen).
Opm: zwemmen: Wanneer de stageklas een zwembeurt heeft in de loop van de stageweek,
zullen de studenten hierbij minstens actief participeren. Dan vervangt deze zwemles een
bewegingsmoment voor die dag. Wanneer zij zelf een zwemles voorbereiden en deze ook geven, kan deze een volwaardige LO-activiteit vervangen.
!! Naast deze stageopdrachten voorzien de studenten ook een bewegingshoek in de klas:
Creëer in tenminste één van je stages in OF2 (minstens 2 dagen - zelf te kiezen!) een
bewegingshoek in de klas/gang/…
Geef daarvan een visueel én tekstueel verslag af in de les LO waarin volgende zaken
toegelicht worden: Tenminste 4 verschillende foto’s van je hoek
Geef aan:
o Voor welke doelgroep
o Hoe het binnen je thema past
o Welke ontwikkelingsdoelen aan bod komen + licht telkens toe adhv. een concreet voorbeeld.
o Welke variatie/differentiatiemogelijkheden er waren + effect (!refereer naar specifieke leerlijnen!)
o Enkele (+/- 5) positieve reacties van je kleuters
o Enkele (+/- 5 negatieve reacties van je kleuters o Indruk dat je mentor over deze hoek had.
o Wat heb je uit dit experiment geleerd.
6.1.4 Taalactiviteiten
De studenten werken doorheen de dag continu aan de begeleiding van de taalontwikkeling bij
de kleuters. Alle gesprekken (bij onthaal, tijdens begeleidingen, tijdens
verzorgingsmomenten) zijn tegelijk taalactiviteit. Deze worden niet schriftelijk voorbereid
maar wel mentaal. Tijdens de novemberstage voorzien de studenten 2x per week een taalspelletje.
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
20
Tijdens de maartstage voorzien de studenten 2x per week een taalspelletje en voorzien ze
een activiteit dramatiserend vertellen.
Tijdens de meistage voorzien de studenten 2x per week een taalspelletje én in week 1 een
poppenspel; in week 2 een schimmenspel. De studenten luisteren steeds gericht naar de gebruikte kindertaal en reageren daarop door
deze te verrijken (bijv. kleuters woordenschat bijbrengen) of attent te verbeteren (bijv.
woorden of zinnen correct herhalen). Attent betekent: kinderen niet doen dichtklappen en opletten dat de boodschap niet ondergeschikt wordt aan het verbale.
Taalactivering wordt geïntegreerd in elke activiteit: wiskundige initiatie, opvoedende spelen,
LO, MO, enz., maar vooral in de Impressie-activiteiten. Deze activiteiten worden op vlak van taalactivering volwaardig voorbereid en doelgericht opgebouwd.
o De studenten zorgen voor afwisseling in illustratie-mogelijkheden bij vertellen
(visuele : losse figuren, prenten per fasen – los of in draaiboek of op draairol – , boekje, losse voorwerpen, schimmenspel,…auditieve : geluiden, instrumenten, stem).
o Poppenkastverhalen worden technisch goed gebracht en voorzien productieve inbreng van de kleuters. Er wordt gezorgd voor gepaste poppen en decors.
o Prentlezen heeft als hoofddoel de kinderen te doen spreken. Deze actviteit vraagt om
goed voorbereide vragen, een beperkte groep kleuters en variatie in het gebruik van de prenten (1 grote deelsgewijs ontbloten, ingebouwde verrassingen, losse prenten,
prenten in boeken,…). Andere taalactiviteiten die aan bod kunnen komen zijn:
o voordragen (aanleren van een versje),
o drama o voorlezen, (bij 5j volgens de ‘Luc Depondt-methode, cfr. cursus voorbereidend lezen)
o taalspelletjes (bijv. articulatieoefeningen, woordenschat, …) en eventueel
o samen met de kleuters versjes of verhaaltjes maken. De studenten maken een woordenschatlijst van zelfstandige naamwoorden (enkelvoud met
gepast lidwoord - de of het – vermelding van m. of vr. , meervoudsvorm, verkleinwoord),
werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en uitdrukkingen die horen bij het thema. Deze woordenschatlijst wordt consequent gedurende de gehele week gebruikt.
Pop en spel: specifieke afspraken rond pop en spel worden in onderling overleg met de
betrokken docent afgesproken.
Franse taalinitiatie: In de eerste stageperiode werken de studenten rond een vers. De
tweede stageperiode brengen de studenten taalinitiatie aan de hand van een lied. In de laatste stageperiode wordt taalinitiatie geïntegreerd in hoekenwerk. De gekozen
activiteiten sluiten telkens aan bij het weekthema.
6.1.5 Groepsgericht aanbod : WIG (werktijd in groepen)
Beeldende opvoeding gecombineerd met opvoedend spel en/of met zelfstandig spel in de
speelhoeken en aan de resterende tafels. Er wordt opvang voorzien voor kleuters die klaar
zijn met een opdracht. De studenten zorgen er zelf voor dat de gekozen activiteiten
combineerbaar zijn. De kleuters kunnen kiezen voor een aanbod. Indien in de stageklas een vorm van contractwerk gehanteerd wordt, wordt dat door de studenten overgenomen.
Differentiatie volgens leeftijdsgroep:
o bij 3- jarigen: telkens één begeleid aanbod (crea-opdracht of opvoedend spel) gecombineerd met vrij spel
o bij 3-4 jarigen: telkens drie aanbiedingen (begeleid/zelfstandig) gecombineerd met
vrij spel o bij 4- jarigen: telkens twee aanbiedingen (begeleid/zelfstandig) gecombineerd met
vrij spel o bij 4-5 jarigen: telkens drie aanbiedingen (begeleid/zelfstandig) gecombineerd met
vrij spel. o bij 5- jarigen: telkens drie aanbiedingen (begeleid/zelfstandig). Er wordt gestreefd
naar opdrachten voor alle kleuters, na het afwerken kan er onderling gewisseld
worden of is vrij spel als opvang mogelijk. Zorg ervoor dat alle tafels in de klas in gebruik zijn (speelgoed op tafels aanbieden) zodat er
nooit teveel kleuters tegelijk in de speelhoeken zijn.
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
21
In principe worden tijdens de WIG van de voormiddag opdrachten aangeleerd en uitgevoerd,
tijdens de WIG van de namiddag kan er afgewerkt en herhaald worden.
6.1.6 Dagelijks beeldende opvoeding
De studenten voorzien:
- bij 3- jarigen: 3 crea-lessen per week. Dit zijn steeds begeleide aanbiedingen. De overige twee dagen besteed je tijd aan de afwerking van je crea-opdrachten of de herhaling
van de crea-les.
- Bij mengklassen 3-4 jarigen: 3 crea-lessen per week. De overige twee dagen besteed je
tijd aan de afwerking van je crea-opdrachten of de herhaling van de crea-les.
Elke les voorzie je 1 crea-opdracht voor 3 jarigen en één 1 crea-opdracht voor 4 jarigen waarbij je vertrekt vanuit de opdracht voor 3 jarigen. Je
differentieert de opdracht voor 3 jarigen zodat ze geschikt is voor 4 jarigen. Elke les heb je dus 2 verschillende crea-opdrachten. Op één week heb je dan
samen 6 verschillende crea-opdrachten.
- bij 4- jarigen: 3 crea-lessen per week. Dit zijn begeleide of zelfstandige aanbiedingen. De overige twee dagen besteed je tijd aan de afwerking van je crea-opdrachten of de
herhaling van de crea-les.
- bij mengklassen 4/5 jarigen: 3 crea-lessen per week. De overige twee dagen besteed je
tijd aan de afwerking van je crea-opdrachten of de herhaling van de crea-les. Elke les voorzie je 1 crea-opdracht voor 4 jarigen en één crea-opdracht voor 5
jarigen waarbij je vertrekt vanuit de opdracht voor 4 jarigen. Je differentieert
de opdracht voor 4 jarigen zodat ze geschikt is voor 5 jarigen. Elke les heb je dus 2 verschillende crea-opdrachten. Op één week heb je dan
samen 6 verschillende crea-opdrachten.
- bij 5- jarigen: 3 crea-lessen per week. Per les voorzie je 2 crea-opdrachten. Dit zijn
begeleide of zelfstandige aanbiedingen. Op het einde van je stageweek bij 5 jarigen
heb je dus 3 crea-lessen uitgevoerd met in totaal 6 crea-opdrachten. De overige twee dagen besteed je tijd aan de afwerking van je crea-opdrachten of de herhaling van de
crea-les.
Dit aanbod is groepsgericht, er zijn altijd verschillende activiteiten tegelijk gaande (= WIG):
Per werktijd in groepen komt 1 aanbod (in de 1ste kleuterklas) of komen 2 aanbiedingen (in
de 2de kleuterklas) of komen 3 aanbiedingen (in de 3de kleuterklas of een mengklas 3-4 jarigen of 4-5jarigen) aan bod. De andere kinderen spelen in de speelhoeken, beschreven op de
formulieren ‘Milieuverrijking A’ en ‘Milieuverrijking B’. De resterende kinderen kunnen ook spelen aan de vrije tafels met crea-middelen of met klein speelgoed uit de klas, zoals
beschreven wordt op formulier ‘Milieuverrijking C’.
WIG (dagelijks) Lesvoorbereiding Milieuverrijking A + B Milieuverrijking C
1e kleuterklas 1 aanbod (crea of os) Spel in de speelhoeken Vrije tafels
Mengklas 3– 4 jarigen
3 aanbiedingen (2 crea + 1 os) Spel in de speelhoeken Vrije tafels
2e kleuterklas 2 aanbiedingen (crea + 1 os) Spel in de speelhoeken Vrije tafels
Mengklas 4/5 jarigen 3 aanbiedingen (2 crea + 1 os) Spel in de speelhoeken Vrije tafels
3e kleuterklas 3 aanbiedingen (2 crea + 1 os) Spel in de speelhoeken Vrije tafels
Beeldende opvoeding (per week) Lesvoorbereiding
1e kleuterklas 3 crea-lessen
Mengklas 3– 4 jarigen 3 crea-lessen
2e kleuterklas 3 crea-lessen
Mengklas 4/5 jarigen 3 crea-lessen
3e kleuterklas 3 crea-lessen
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
22
Er worden geen crea’s mee naar huis genomen om verder afgewerkt te worden door de stagiair.
6.1.7 Opvoedende spelen (inclusief voorbereidend lezen & schrijven, wiskundige initiatie)
Opvoedende spellen zijn spellen waarin de verstandelijke functies spelenderwijs geoefend
worden. Dergelijke functietraining gebeurt zeker ook in andere activiteiten (bijv. waarneming,
LO, Beeldende opvoeding, …). De doelstellingen van opvoedende spellen zijn terug te vinden in verschillende leergebieden, vooral Wiskundige initiatie, ook Taal (Lezen, Schrijven en
Taalbeschouwing), Muzische vorming (Beeld), e.a.
De studenten ontwikkelen elke stageperiode 4 spellen (ongeacht of de stageperiode 1 of 2
weken is; in de tweede stageweek mag de student de spellen gerust herhalen). Er is variatie in de onderwerpen (waarneming, geheugen, denken) en in organisatie (klassikaal, samenspel,
gezelschapsspel, individueel werk). Een lijst met stageopdrachten wordt door de lector op de hogeschool opgelegd. Sommige spellen zijn te begeleiden, sommige kunnen zelfstandig, alle
spellen moeten verzorgd aangeleerd worden. Elk spel wordt gedifferentieerd naar elke leeftijd
toe. De spellen worden opgenomen in een presentatiemap (zie verdere instructies in college Mevr. Kusters).
De map van opvoedende spelen dient vanaf dag 1 en gedurende de ganse stageperiode
samen met de stagemap ter inzage worden voorgelegd aan de stagementor en bezoekende lector.
Vanuit het college initiatie rekenen, lezen en schrijven worden 3 opdrachten gegeven, telkens
uit te voeren in een stageperiode (stageperiode 1: boekenhoek; stageperiode 2: functionele schrijfactiviteit; stageperiode 3: rekenpop). De praktische info omtrent de opdrachten wordt
tijdens het college gegeven.
Integratie van taalactivering, van sociale vorming en attitudevorming.
6.1.8 R. K. Godsdienst: 2 bezinningsmomenten per week
Enkel de studenten die stage lopen in een vrije school, een katholieke school dus, hebben de toelating
om godsdienst te geven. Wie lesgeeft in een gemeenteschool of GO! school, mag dit bij wet onder
geen enkele voorwaarde doen.
De studenten die in een vrije school stage lopen (dit zijn enkel studenten die optie Rooms Katholieke Godsdienst volgen), geven per volledige stageweek minstens 2 bezinningsmomenten die 15 à 20
minuten duren. Indien de school de gewoonte heeft om meer bezinningen te geven per week, dan past de student zich hieraan aan. Indien het om een katholieke school gaat waar niet of nauwelijks
een bezinningsmoment plaatsvindt, is de student dus verplicht twee lessen per volledige week te
geven.
De inhoud van de bezinningen: - sluit aan bij het weekthema van de student tenzij dit niet haalbaar is. (vb. thema
‘kriebelbeestjes’: over insecten is niet zo vaak sprake in de bijbel… Dan kan de
student het thema verbreden naar ‘dieren ‘ in het algemeen.) - ofwel: sluit aan bij belangrijke perioden van het kerkelijk (liturgisch) fase zoals:
advent, veertigdagentijd, paastijd…) Elke student met optie Rooms Katholieke Godsdienst moet tenminste 1 van de 3 stageperiodes in een
Katholieke school stage lopen.
6.1.9 Niet – confessionele zedenleer
Het vak zedenleer is geen onderwijsvak in de kleuterklas en wordt als dusdanig niet apart onderwezen
in de kleuterklas.
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
23
Tijdens de eerste stageperiode integreert de student in een les verhaal vertellen, prentlezen of
poppenspel twee werkvormen uit de “doos vol gevoelens”. De inhoud van de activiteit gaat in op de vier basisemoties (blij, boos, bang, verdrietig).
De student hanteren hier hun lesvoorbereiding verhaal vertellen of prentlezen of poppenspel en
verwijzen in de lesvoorbereiding duidelijk naar de link met N.C. Z.. In de lesfiche noteer je onder aan van deze activiteit: Verhaal Vertellen / N.C.Z.
Tijdens de tweede stageperiode integreert de student in een les verhaal vertellen, prentlezen of poppenspel minimum twee werkvormen uit de “de reeks Soemo kaarten”. De inhoud van de activiteit
gaat in op de waarden en normen bij kleuters. De student hanteren hier hun lesvoorbereiding verhaal vertellen of prentlezen of poppenspel en verwijzen in de lesvoorbereiding duidelijk naar de link met N.C. Z..
In de lesfiche noteer je onder aan van deze activiteit: Verhaal Vertellen / N.C.Z.
Tijdens de derde stageperiode begeleidt de student een activiteit “filosoferen met kinderen”. Dit
aan de hand van de gespreksmethodieken, thema’s etc die aangeboden worden tijdens het werkcollege NCZ.
6.1.10 Opdracht muzische vorming
Af te spreken met de docent van muzische vorming.
6.2 Horizontale samenhang, integratie
Dit betekent dat in elke activiteit duidelijk ontwikkelingsdoelen worden nagestreefd uit verschillende leergebieden. Elke activiteit wordt benoemd door de naam van de hoofdactiviteit. Bij elke activiteit
wordt minstens één andere discipline of leergebied geïntegreerd. Deze wordt correct benoemd, de
doelstellingen worden vermeld en nagestreefd.
Enkele afspraken : In een MO-activiteit wordt altijd beweging geïntegreerd
In een LO-activiteit wordt altijd muziek gebruik
In alle activiteiten worden taaldoelstellingen nagestreefd
Wiskundige initiatie wordt geïntegreerd waar mogelijk (Waarneming, LO, Crea, OS, …)
Bij verhalen wordt muzische vorming (drama) geïntegreerd
6.3 Milieuverrijking
De studenten brengen het thema in de klas via extra speelgoed dat de speelhoeken verrijkt.
Ook klasverrijkingen in functie van andere leergebieden (bijv. beweging) zijn mogelijk. De studenten bouwen thema-hoek/koffer op, die vanaf maandag aanwezig is en die in de
loop van de week stelselmatig aangevuld of veranderd wordt afhankelijk van de
geobserveerde betrokkenheid van de kleuters. Ze geven blijk van ondernemingslust, creativiteit én realiteitszin.
De studenten volgen het gebruikelijke speelhoekreglement. In geval dit er niet is,
introduceren zij zelf een basisreglement (pictogrammen voor gesloten/open en voor maximum
aantal kleuters). Na de stageweek wordt het klaslokaal terug gebracht in de staat waarin de studenten het aantroffen.
Alle veranderingen in de klas worden (bijv. bij het onthaal, in het slot van de Impressie-
activiteit of bij de start van de eerstvolgende werktijd in groepen) worden medegedeeld aan de kleuters. Eventueel worden bij die gelegenheid ook de nodige afspraken verwoord i.v.m.
het vrije spel.
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
24
6.4 Differentiatie (vanaf stageperiode 2 in maart)
Differentiëren van activiteiten
Differentiëren betekent dat je je aanbod zoveel als mogelijk aanpast aan de mogelijkheden en noden van elk kind. Je wil immers dat elke kleuter de ontwikkelingskansen krijgt waarmee het het
meest gediend is. Wetende dat het welbevinden en de betrokkenheid de belangrijkste motoren zijn om een ontwikkeling te stimuleren, richt je je daar steeds eerst op. Wat heeft dit kind nodig
om zich beter te voelen en om meer inzet en motivatie te hebben voor het spelend leren? Uiteraard wil je ook dat elk kind zich zo goed mogelijk ontwikkelt op de verschillende
ontwikkelingsgebieden (ook competenties genoemd). Als het gaat om deze competenties wordt
de vraag: ‘Wat kunnen we doen om het niveau van een bepaalde competentie te verhogen?’
Vanaf de tweede stage in maart in de tweede opleidingsfase verwachten we van de studenten dat ze bij 10 activiteiten differentiatiemaatregelen ontwikkelen voor minimum twee verschillende
kleuters (dus 5 maatregelen per kleuter).
Je vraagt de stagementor om twee kinderen aan te duiden die extra zorgen nodig hebben.
Aan de hand van het leerlingvolgsysteem PKK CEGO (formulierenset 2, zie e-POS) observeer
je deze twee kinderen. Je vult m.a.w. voor elk van de twee kleuters formulierenset 2 GRONDIG (p. 4 t.e.m.9) in. Bekijk zorgvuldig je observatiegegevens en bepaal de werkpunten
van de twee kleuters. Daarna ga je voor die kinderen differentiaties bedenken om deze in vijf verschillende
activiteiten te kunnen aanbrengen. Dat levert dus in totaal 10 verschillende
differentiatiemaatregelen op (nl. 5 maatregelen X 2 kleuters).
Per maatregel die je in je lesvoorbereiding noteert hanteer je volgende vragen en schrijf je
een verantwoording: 1. Waarom vind jij dat een goede differentiatie?
2. Wat hoop je met die differentiatie te bereiken bij het kind? Hoe sluit jouw differentiatie aan bij de balans van het kind?
3. Reflecteer je over het effect van de differentiatiemaatregelen
4. “Heeft het kind dankzij de differentiatiemaatregel iets positief bijgeleerd tijdens deze activiteit en waarom wel/niet?”
5. “Zou ik de differentiatiemaatregelen de volgende keer opnieuw gebruiken bij een gelijkaardige activiteit of hoe zou ik de maatregel aanpassen?”
Voer tijdens je stage de differentiaties uit.
Per stageactiviteit reflecteer je over het effect van de twee differentiatiemaatregelen die je
voor deze activiteit hebt uitgeprobeerd bij de twee kleuters; Richtvragen hierbij kunnen zijn: 1. “Heeft het kind dankzij de differentiatiemaatregel iets positief bijgeleerd tijdens deze
activiteit en waarom wel/niet?”
2. “Zou ik de differentiatiemaatregel de volgende keer opnieuw gebruiken bij een gelijkaardige activiteit of hoe zou ik een maatregel aanpassen?”
Schrijf deze reflecties voor beide kleuters onder de differentiatiemaatregel op je
lesvoorbereidingsfiche (dit mag uiteraard in pen zijn). Dit doe je dagelijks. Net zoals je dagelijks je agenda invult en reflecties schrijft.
6.5 Dagverloop en extra samenhang
6.5.1 De studenten voorzien klassikale onthaalmomenten en afsluitmomenten
De studenten organiseren het onthaal volgens de gebruiken van de stageklas. Ze eindigen het
onthaal met het lezen van de pictogrammen i.v.m. het dagverloop. Ze brengen elke morgen het nieuwe dagthema aan in samenhang met de vorige dagen. Deze presentatie wordt voor
elke dag apart beschreven in de bundel ‘weekvoorzieningen’.
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
25
De studenten zorgen voor nagesprek over de voorbije activiteiten, over geobserveerde
moeilijkheden met afspraken enz. Verder verzorgen studenten een bespreking van werkjes die
de kleuters gemaakt hebben indien dit niet gebeurde na de werktijd in groepen, gezamenlijke spelletjes uit het arsenaal bewegingstussendoortjes, luisterspelletjes,… Op het einde van de
schooldag laten ze de kinderen vooruitkijken naar de volgende dag, zetten de daglijn op ‘einde’, vertellen nog een afsluitverhaal en nemen rustig afscheid.
6.5.2 Extra samenhang
De studenten zorgen voor samenhang in de zin van uitbouwen tot één totaalbeleving. Ze
verzorgen overgangen tussen activiteiten (aanknopingspunten zoeken), tussen dagdelen en
tussen de opeenvolgende dagen zodat de week tot één groot geheel uitgroeit.
Uiteraard hebben alle activiteiten te maken met het thema en met het dagthema, daardoor
ontstaat al een eerste vorm van eenheid, maar er is meer. We vragen om in de Impressie-activiteit verwijzingen naar elke volgende activiteit van de dag
in te bouwen : op de keerzijde van de voorbereidingsfiche worden die verbanden opgesomd.
Enkele voorbeelden :
o Bijv. Het kind uit het verhaal heet hetzelfde als het kind waarover het lied gaat, het lied kan tijdens het verhaal ook gezongen worden terwijl het tijdens de MO-activiteit
effectief wordt aangeleerd.
o Bijv. In het poppenkastverhaal is een van de personages een heks, ze heeft een hoed op, tijdens de crea zullen de kinderen een hoed maken die ze herkennen vanuit de
Impressie-activiteit. o Bijv. In de waarnemingsles zijn voorwerpen gebruikt die verschillende kleuren hebben
(rode emmer, geel schepje, blauwe zeef, groene borstel), we laten de kleuters deze voorwerpen meenemen naar de zaal waar ze voor de oriëntatieloop zullen dienen.
o Bijv. het kind op de prenten van een verhaal komt terug in de illustraties bij het
aanleren van een versje, enz
6.6 Stagemap
Voor deze stage moet de student een stagemap samenstellen zoals hieronder beschreven:
JA/NEEN
PERIODE1
JA/NEE
PERIODE2
JA/NEE
PERIODE3
Voorblad
Naam van de student
Naam en adres van de stageschool
Periode van de stage
Naam en voornaam van de stagementoren
Klas
Tussenblad “Voorbereidingswerk”
Origineel en verbeterde versie weekrooster
Kopie controledocument weekrooster en lesvoorbereidingen
Thema-analyse
Woordenschatlijst
Milieuverrijkingsfiches A, B, C, D
Agenda
Documenten Reflectie en Portfolio
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
26
Tussenbladen “MA – DI- WOE- DO – VR”
Lesvoorbereidingen (volledige lesfiches en lesverloop)
Tussenblad “Beoordelingsformulieren”
Tussenblad “Stagevademecum en jaarwijzer”
Stagevademecum
Stagewijzer
Visie op vakmethodiek
Tussenblad ”O-P-dagen”
Verslagen O-P dagen
Tussenblad “Stageovereenkomst “
Kopie Stageovereenkomst
Tussenblad “risico-analyse”
Documenten risico-analyse
6.6.1 M.b.t. lesvoorbereidingen
Zoals eerder beschreven, bezorgt de student uiterlijk bij aanvang van de laatste OP-dag tijdens de
voorbereidingsweek de lesvoorbereidingen digitaal of op papierenversie aan de mentor ter inzage (af te spreken met de mentor). Zo heeft de mentor voldoende tijd en ruimte om alsnog
suggesties/aanpassingen ter verbetering voor te stellen. De student neemt deze feedback in acht en past zijn lesvoorbereidingen aan. Uiterlijk bij aanvang van de eerste dag van de doestageweek zitten
de aangepaste en aldus definitieve lesvoorbereidingen in de stagemap. Indien niet aan deze
voorwaarden wordt voldaan, kan de stage stopgezet worden.
De student maakt voor elke stageles of –activiteit een lesvoorbereiding die ook in de stagemap wordt opgenomen.
Alle activiteiten zijn schriftelijk voorbereid. De voorbereiding bestaat uit een lesfiche, een beschrijving van het lesverloop op toegevoegde papieren en soms een aanvullend blad.
De lesfiches worden correct en volledig ingevuld. Het lesverloop is overzichtelijk gestructureerd. Het bevat altijd drie fasen (inleiding, kern en slot) en per fase structureren de studenten de beschrijving
door gebruik te maken van ondertitels. De lesvoorbereiding moet meer zijn dan een stramien, ze moet de concrete informatie bevatten die eigen is aan de specifieke activiteit op dat moment, in dat thema,
voor die kleuters.
Op de keerzijde van tien voorbereidingsfiches of in de lesvoorbereiding zelf staat een differentiatiemaatregel beschreven.
Op de keerzijde van de voorbereidingsfiche van de vijf impressie-activiteiten staat beschreven welke connectie er is met de andere activiteiten van die dag. Zie ‘extra samenhang’, de ‘rode draad’.
De lesvoorbereidingen worden chronologisch geordend en worden in pakjes per dagdeel gescheiden
door een tussenblad (op die manier is het gemakkelijk te map te raadplegen – men vindt meteen de voorbereidingen van het dagdeel dat men observeert). De lesvoorbereidingen dienen overeen te
komen met het aanbod op het weekrooster. Met andere woorden, van alle activiteiten op het weekrooster, moet er een lesvoorbereidingen in de stagemap zitten, gescheiden door een tussenblad
per weekdag.
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
27
Bij deze lessen worden extra papieren toegevoegd, bijvoorbeeld:
bij een impressie-pop en spel-activiteit zit het volledig uitgeschreven scenario waarin de
voorziene inbreng van de kleuters meteen in het oog springt, bij de activiteiten MO-‘liedje aanleren’ en TA ‘versje aanleren’ zit telkens een extra blad
waarop het liedje en versje met een passende tekening staan,
bij de activiteit MO ‘lied aanleren’, zit altijd een blad met de liedanalyse
bij een MV Beeld-les zitten de zelfgemaakte opdrachten in de mate dat ze op A4 formaat zijn
(foto kan ook)
Tijdens de tweede stageperiode moeten de voorbereidingen van de eerste periode niet meer
aanwezig zijn, idem bij de derde periode.
6.6.2 M.b.t. milieuverrijkingsfiches
De studenten vullen 3 soorten formulieren in met informatie over de milieuverrijking in het thema.
Formulier A: beschrijving van de themahoek zoals die aanvankelijk wordt aangeboden en
van de veranderingen die er in de loop van week in aangebracht worden.
Formulier B: beschrijving van de verrijkingen in de andere speelhoeken en van de
versieringen en illustraties waardoor de klas gaandeweg helemaal in de sfeer van het thema komt.
Formulier C: per stagedag wordt genoteerd:
- met welke crea-middelen de kleuters vrij/zelfstandig mogen werken tijdens de WIG (bijv. plasticine, tekengerief, knutselgerief, inkleurplaat, papier en
schaar, …) en
- met welk (klein) speelgoed dat normaal opgeborgen is de kleuters
vrij/zelfstandig of met een opdracht mogen spelen aan tafels tijdens de WIG
(bijv. lego, maquette van boerderij, steeknagels, parels om te rijgen, opdrachtspel, …)
Formulier D: ‘De ontdektafel’: er wordt genoteerd welke onderzoeksmaterialen- en
hulpmiddelen nodig zijn voor de ontdektafel (optioneel, dus niet meer verplicht).
6.6.3 M.b.t. weekvoorzieningen
Lijst van gebruikte liedjes (minimum 5)
De studenten luisterden tijdens de observatie-participatiedagen naar welke liedjes in de klas gebruikt
worden als ‘organisatieliederen’, bijv. bij het onthaal en opruimen. Ze vroegen de stagementor naar de partituren ervan (zo die bestaan). Ze studeerden deze liedjes in om ze zelf ook te gebruiken. Ze
voegen hieraan de liedjes toe die ze tijdens hun eigen activiteiten zullen gebruiken (organisatie liedjes
of liedjes in het kader van andere activiteiten). Er wordt dus dagelijks meerdere malen (correct en vlot) gezongen, tijdens de activiteiten en ook daarbuiten.
Voorbeelden: Organisatieliedjes (kring, opruimen, stoppen met spelen, aandacht of stilte vragen,…),
Goede morgen – middag – liedjes, speelliedjes, poppenkastliedjes, aftelliedjes, …
Opmerking: Indien de mentor niet of weinig zingt en niet over 5 verschillende liedjes
beschikt, mag de student naar keuze organisatieliedjes toevoegen.
Lijst met bewegingstussendoortjes (minimum 5)
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
28
De studenten keken tijdens de observatiedagen welke ontladingsmogelijkheden de stagementor
aanbiedt. Ze gebruiken deze ook tijdens hun stageweek. De studenten zoeken zelf naar andere mogelijkheden, liefst aansluitend bij het thema.
Het formulier ‘weekvoorzieningen’ (gevolgd door de informatie over de drie stageopdrachten: de drie soorten ingevulde formulieren voor de milieuverrijking), fiche thema-analyse/zelfgemaakte
stappenplan, de verzameling van liedjes en de verzameling van bewegingstussendoortjes, de lijst met differentiatiemaatregelen, de presentatiemap opvoedende spellen.
6.6.4 M.b.t. het weekrooster
De student bezorgt uiterlijk bij aanvang op de eerste dag van de voorbereidingsweek het weekrooster
(dus samen met de lesvoorbereidingen) digitaal of op papierenversie aan de mentor ter inzage (af te spreken met de mentor). Zo heeft de mentor voldoende tijd en ruimte om alsnog
suggesties/aanpassingen ter verbetering voor te stellen. De student neemt deze feedback in acht en
past zijn weekrooster aan. Het aangepaste (o.b.v. suggesties en tips van mentor) en aldus definitieve weekrooster zit samen met het oorspronkelijk weekrooster, bij aanvang op de eerste dag van de
doestageweek verplicht in de stagemap van de student (in de map worden dus 2 documenten bewaard: het eerste weekrooster met de eventuele wijzigingen die gevraagd werden door de
stagementor en de handtekening van de stagementor (originele versie, dus geen afprint van e-POS); de definitieve versie zoals ze doorgegeven wordt aan de stagementor en aan de stagebegeleiders.
Daarnaast moet de student een weekrooster bezorgen aan zijn stagebegeleiders van de hogeschool
zodat zij hun bezoeken kunnen plannen. Hoe dan?
De student doet dit via e-POS (zie punt 9) ten laatste op woensdag in de week voorafgaand
de doestageweek.
Opgelet: De stage van een student kan niet aanvangen als de stagebegeleiders geen rooster ter
beschikking hebben.
6.6.5 M.b.t. twee weken doestage
Alle voorgaande afspraken blijven gelden, met uitzondering van:
1 week voorzie je een versje; 1 week voorzie je een liedje
Over de twee weken heen mag je 1 begeleide crea en 1 zelfstandige crea laten vallen
Verschillende differentiaties: over de twee weken heen differentieer je voor twee
kleuters in 10 verschillende activiteiten
De student biedt per week vier opvoedende spelen aan
6.7 Evaluatie
Op het einde van de stage vult de stagementor 1 algemeen beoordelingsformulier in. Het algemeen
beoordelingsformulier wordt door de student overhandigd op de eerste dag van de doestageweek. Dit formulier wordt ook ingevuld door de mentoren van L.O. Het ingevulde formulier wordt de
eerste maandag na afloop van de stage binnengebracht op het stagesecretariaat van de hogeschool. Bij het beoordelingsformulier voegt de student ook het controledocument
van de gemaakte lesvoorbereidingen en weekrooster bij. Bij het laattijdig indien van het
beoordelingsformulier en controledocument, krijgt de student een onvoldoende op het deelaspect ‘voorbereidingswerk’. Het binnenbrengen van zelfgemaakte of door de student of derden aangepaste
evaluatieformulieren wordt beschouwd als schriftvervalsing en fraude en als dusdanig ook gesanctioneerd, conform het examenreglement (art. 128).
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
29
De student is zelf verantwoordelijk voor het tijdig inleveren van dit formulier. Het formulier kan in
uitzonderlijke gevallen ook door de stagementor opgestuurd worden naar de hogeschool. De stagementor bespreekt in elk geval het ingevulde beoordelingsformulier met de student.
Indien de doestage een periode van twee weken is, vult de mentor slechts 1 beoordelingsformulier in voor de twee weken (dus niet voor week 1 een beoordelingsformulier en
voor week 2 een ander beoordelingsformulier).
De student neemt een kopie van het beoordelingsformulier vooraleer hij het indient op de
hogeschool.
Na elke stageperiode krijgt de student inzage in het evaluatieverslag van de betreffende stage. Elke student kan zijn individuele evaluatie nalezen op E-POS. Het evaluatieverslag is het oordeel dat de
stagecommissie neemt o.b.v. de beoordelingsformulieren van de mentor en de stagebegeleiders. Positieve- en werkpunten worden beschreven. Indien de student na het doornemen van dit
evaluatieverslag nog vragen of bedenkingen heeft, kan hij een individuele afspraak maken met de
stagecoördinator om dit door te praten. Studenten met een ondermaatse stage worden voor een persoonlijk gesprek uitgenodigd door de stagecoördinator. Om een gericht en constructief gesprek te
verzekeren, dient de student een reflectieverslag te maken als voorbereiding op het individuele gesprek. De student brengt dit INGEVULD en VOORBEREID mee naar het gesprek.
Voor het eindcijfer van het opleidingsonderdeel leerpraktijken stage van de tweede opleidingsfase
worden alle beoordelingen van de verschillende stageperioden samen in acht genomen. Het eindcijfer
is echter geen mathematisch gemiddelde van de basiscompetentie per stage, noch van de beoordelingen van de afzonderlijke stageperiodes (zie meer in vademecum).
6.8 Afspraken
De algemene afspraken die gelden voor alle stages van de opleiding staan beschreven in het
stagevademecum. Volgende afspraken worden specifiek voor de stage in de tweede opleidingsfase onder de aandacht gebracht:
Mentor of directie mag geen familie zijn van de student. Indien er in de stageschool zelf een familielid werknemer is, neem dan contact op met de stagecoördinator. Zij beslist of de
student stage kan en mag lopen in de betreffende stageschool.Indien de student deze
informatie niet meedeelt en toch stage loopt, kan de evaluatie van de stage herzien worden.
De student is altijd minstens een kwartier voor de aanvang en einde van de dag in de
stageschool aanwezig.
De student meldt zich altijd eerst bij de directie als hij op school toekomt. Indien meerdere
studenten samen in een stageschool staan, melden zij zich op hetzelfde tijdstip.
Als er tijdens de observatiestagedagen zijn dat er geen les gegeven wordt, is de student toch aanwezig in de stageschool (bvb. bij uitstap, sportdag, toneel, pedagogische studiedag) en
neemt hij deel aan de activiteiten. In bepaalde gevallen kan in overleg met de stagementor de observatiedag verzet worden naar een andere dag (zie vademecum).
Uitwisseling van documenten tijdens de voorbereidingsfase mag via e-mail. Alle bijlagen (zie
5.2.4) moeten wel toegevoegd en (digitaal) gemakkelijk toegankelijk zijn. De student en de mentor maken hierover zeer duidelijke afspraken. Als de mentor liever een papieren versie
wenst, zorgt de student hiervoor.
Als de stagemap niet in orde is, mag de student zijn stage niet starten. In dit geval brengt de stagecoördinator de stagementor telefonisch op de hoogte.
Tijdens de doestageweek is de student niet verplicht om speeltijdtoezichten mee te doen (om
bv. materiaal klaar te zetten voor de volgende activiteiten).
Als de student afwezig is tijdens de stage (wegens ziekte of een andere vorm van overmacht) waarschuwt hij tijdig de stageschool en de hogeschool. Bij ziekte wordt een attest van een
arts binnengebracht bij zowel de stageschool als de hogeschool.
Studenten die hun studie stopzetten, melden dit eveneens tijdig aan beide scholen.
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
30
Indien een student vrijgesteld is van een opleidingsonderdeel omwille van een flexibel traject
( combinatiestage, latere instromers) volgt hij de richtlijnen uit de stagewijzer OF 2, met volgende aandachtspunten in acht:
“M.O.: Student moet spelen met instrumenten, maar de materialen die hiervoor nodig zijn, mogen aangekocht worden (de instrumenten moeten dus niet zelf gemaakt worden). Indien
de student een ander instrument heeft aangeleerd dan de ukelele, is het toegelaten ook dit instrument te gebruiken. De student maakt een individuele afspraak met de betrokken
docent; in samenspraak met de docent wordt de inhoud van de cursus overlopen met de
student en indien nodig mondeling uitleg gegeven. Opvoedende spelen: De student voorziet per stageperiode 4 opvoedende spelen, waarvan
minstens 2 zelfgemaakte opvoedende spelen. De afspraken omtrent het maken van deze spelen (spelfiches, spelverloop, doelstellingen, differentiaties) zijn terug te vinden in de
cursus. De student maakt een individuele afspraak met de betrokken docent; in samenspraak
met de docent wordt de inhoud van de cursus overlopen met de student en indien nodig mondeling uitleg gegeven.
Taal: Nederlands: De student maakt een individuele afspraak met de betrokken docent; in samenspraak met de docent wordt de inhoud m.b.t. stagegerelateerde opdrachten overlopen
met de student en indien nodig mondeling uitleg gegeven, omtrent afspraken poppenspel, taalspelletjes, versje aanleren.
Frans: De student maakt een individuele afspraak met de betrokken docent; in samenspraak
met de docent wordt de inhoud m.b.t. stagegerelateerde opdrachten overlopen met de student en indien nodig mondeling uitleg gegeven.
Godsdienst: De student maakt een individuele afspraak met de betrokken docent; in samenspraak met de docent wordt de inhoud m.b.t. stagegerelateerde opdrachten overlopen
met de student en indien nodig mondeling uitleg gegeven.”
Algemeen: de cursus didactiek 1 en 2 zijn een zeer goede basis én hulpmiddel voor het verwerken en voorbereiden van de stage. Het is raadzaam deze cursussen te raadplegen en indien
nodig/gewenst, kan de student hiervoor contact opnemen met mevrouw Martens voor een
mondelinge toelichting.
7 STAGESCHOLEN ZOEKEN
De studenten zoeken minstens twee, maximum drie stagescholen:
school A voor de stage in november
school B voor de stage in maart en/of mei
school C (indien periode 2 en 3 niet in dezelfde school kunnen) voor de stage in mei
De studenten nemen bij het zoeken van de stageplaatsen volgende zaken in acht: In periode 2 of 3 loop je verplicht stage in de instapklas (2,5jarigen)
Periode 2 en 3 MOGEN in dezelfde school en ook in dezelfde klas, maar dit MOET niet.
De studenten zorgen ervoor om met minstens twee, liever meer in eenzelfde stageschool
(hetzelfde adres!) te kunnen werken en blijven binnen Vlaams-Brabant, ten oosten van Brussel. Wij vragen uitdrukkelijk om een school te zoeken binnen een straal van 25 km van
Leuven. De belangrijkste plaatsen in die regio zijn Leuven, Tervuren, Brussel-Oost, Vilvoorde, Mechelen, Kampenhout, Overijse, Tienen, Aarschot, St-Truiden, Landen, Diest, Keerbergen,
Haacht, Tildonk… Lukt het de student niet om in deze regio een stageschool te vinden of heeft de student een erg goede reden om een school te kiezen die niet in deze regio gelegen
is, dan legt de student het probleem voor aan de stagecoördinator en wordt er samen naar
een oplossing gezocht.
De stagementor of directie mag geen familie zijn van de student (ouder, broer-zus, oom-
tante).
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
31
Studenten die het keuzevak zedenleer volgen, lopen geen stage in een katholieke school.
Een student die het vak RK godsdienst volgt, zorgt ervoor dat hij minstens 2 stageperiodes
van zijn opleiding in een katholieke school stage loopt.
De studenten maken kennis met de stageschool nadat de directeur toelating gegeven heeft
stage te doen in zijn school (stageovereenkomst is ingevuld en stagevademecum wordt verplicht mee afgegeven). Ze verkennen o.a. de locatie, de reisroute en reistijd en de
uurregeling.
De afspraak met de stageschool voor dit contactmoment wordt door de studenten zelfstandig
gemaakt.
De student zorgt ervoor dat hij tijdens zijn hele opleiding in minstens 4 verschillende scholen
een reguliere stage loopt. De student heeft na zijn 3 opleidingsfasen bij ALLE leeftijden
gestaan (van 2,5-5-jarigen).
Studenten maken onderling afspraken om de last voor de directie minimaal te houden :
o 1 iemand contacteert de school om te vragen of er plaatsen zijn en voor een afspraak
o ze gaan SAMEN naar de school om de stageovereenkomst te laten ondertekenen
o per periode geven de studenten 1 aanvraagbrief af en laten 1 overeenkomst invullen
7.1 Ondertekenen stageovereenkomst
De studenten maken kennis met de stageschool nadat de directeur toelating gegeven heeft stage te doen in zijn school (stageovereenkomst is ingevuld, stagevademecum en begeleidende brief voor
directie wordt verplicht mee afgegeven). Ze verkennen o.a. de locatie, de reisroute en reistijd en de uurregeling.
De studenten stellen zich voor aan de directeur, ze vragen om de stageovereenkomst te ondertekenen. We vragen de studenten om zich in groep aan te bieden. Op die manier
proberen we de last voor de directie te beperken.
De stageovereenkomst wordt ondertekend door directie en student. De originele
overeenkomst wordt bewaard op de hogeschool, 1 kopie neemt de student op in de stagemap, 1 kopie bezorgt de student terug aan de directie van de stageschool.
8 ZWARTE PIET SPELEN IN EEN STAGESCHOOL
Indien de stageschool wenst dat de student zwarte Piet speelt in de school dan kan dit, maar enkel op
vrijdag 4 december. De student laat de aanvraag, bijgevoegd bij de stageovereenkomst, invullen bij het eerste contactmoment.
De school is verantwoordelijk voor kleding en mogelijke attributen. Het scenario en bijkomende informatie wordt op tijd door de school aan de student meegedeeld.
9 GEBRUIK VAN E-POS
9.1 Wat is e-POS?
e-POS staat voor elektronisch Platform voor de Ondersteuning bij Stages.
9.2 Hoe werken met e-POS?
Ga naar https://intranet.ucll.be/en meld je aan en meld je met r-nummer en wachtwoord.
Binnen de hoorcolleges wordt e-POS helder en concreet toegelicht.
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
32
9.3 Functionaliteiten
9.3.1 Stagescholen
Als de student een stageschool gevonden heeft, zet hij onmiddellijk de gegevens daarvan op e-POS.
Dit is noodzakelijk om te kunnen communiceren met de stagescholen en om correcte lijsten op te
maken voor de stagebegeleiders.
Indien de student dit niet doet, krijgt hij een onvoldoende voor administratieve orde bij de stage.
9.3.2 Weekrooster
Het weekrooster moet volledig ingegeven zijn ten laatste op woensdag voor de aanvang de stage.
Staat het weekrooster van de student niet tijdig op e-POS dan kan de student de stage niet aanvatten. Elke stagedag waarvan geen rooster gepost werd, wordt als ongeldig beschouwd.
De student kan op elk moment veranderingen aanbrengen in zijn weekrooster. Indien er iets
verandert, moet de student dadelijk zijn weekrooster aanpassen. Stagebegeleiders die een bezoek
gepland hebben, krijgen automatisch een e-mail van de aanpassing.
Bij ‘vestiging’ vermeldt de student steeds waar de les precies doorgaat als de les niet plaatsvindt in de hoofdvestiging van de school.
Bij ‘opmerking’ kan de student belangrijke informatie zetten die de stagebegeleider moet
weten. De student vermeldt daar bijvoorbeeld wanneer een L.O-les in de sportzaal van
de school wordt gegeven, zodat de bezoekende lector weet waar de student aan het
lesgeven is.
Indien de student na zijn stage nog lesuren moet inhalen die buiten de eigenlijke stageperiodes vallen, kan er een inhaalstage aangemaakt worden(zie procedure afwezigheden in het
stagevademecum).
9.3.3 Feedback
Wanneer een student bezoek ontvangen heeft van een stagebegeleider, kan hij feedback over de les
terugvinden op e-POS. Andere stagebegeleiders kunnen deze feedback ook bekijken om zo de stages van de student optimaal op te volgen.
9.3.4 Stagedocumenten
De documenten die de student nodig heeft voor de stage staan op E-POS.
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
33
10 DEADLINES
10.1 Data inleveren administratie
Periode 1: Eerste contactname + ondertekening overeenkomst door student bepaald
Indienen overeenkomst in lokaal C104: juni 2015; nieuwkomers: 29/09/2014
Stageschool + stagementor posten op e-POS ma 05/10/2015
Weekrooster posten op e-POS: wo 11/11/2015
Indienen beoordelingsformulier in lokaal C104: ma 23/11/2015
Periode 2:
Eerste contactname + ondertekening overeenkomst: door student bepaald
Indienen overeenkomst in lokaal C104: ma 05/10/2015
Stageschool + stagementor posten op e-POS ma 05/10/2015 Weekrooster posten op e-POS: wo 24/02/2016
Indienen beoordelingsformulier in lokaal C104: ma 14/03/2016
Periode 3:
Eerste contactname + ondertekening overeenkomst: door student bepaald Indienen overeenkomst in lokaal C104: ma 05/10/2015
Stageschool + stagementor posten op e-POS ma 05/10/2015 Weekrooster posten op e-POS: wo 04/05/2016
Indienen beoordelingsformulier in lokaal C104: di 17/05/2016
10.2 Beroepsprocedure
Zoals bij alle andere opleidingsonderdelen kun je, na de mededeling van de resultaten, beroep
aantekenen tegen je stagecijfer. Meer informatie vind je in artikel 154 en volgende van het Onderwijs- en Examenreglement.
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
34
11 CESUURBEPALING STAGE BAKO
OPLEIDINGSFASE 1:
Om te slagen moet je minstens 10/20 behalen.
Tolerantie is enkel mogelijk indien je 9/20 behaalt.
Minimumkader bij toekenning eindcijfer voor stage, op basis van
syntheseverslagen:
BIJ 1 ONVOLDOENDE Max. BIJ 2 OF MEER ONVOLDOENDES Max.
Voorbereidingswerk 9 Waarvan 1x voorbereidingswerk 8
Taalvaardigheden 9 Waarvan 1x taalvaardigheden 8
BC 1: Begeleider leer- en
ontwikkelingsprocessen
9 Waarvan 1x BC 1: Begeleider leer-
en ontwikkelingsprocessen
8
BC 2: Opvoeder 9 Waarvan 1x BC 2: Opvoeder 8
BC 3: Inhoudelijk expert 9 Waarvan 1x BC 3: Inhoudelijk expert 8
BIJ 1 RUIM ONVOLDOENDE 8
OPLEIDINGSFASE 2:
Om te slagen moet je minstens 10/20 behalen.
Tolerantie is niet mogelijk.
Minimumkader bij toekenning eindcijfer voor stage, op basis van
syntheseverslagen:
OPLEIDINGSFASE 3:
Om te slagen moet je minstens 10/20 behalen
Tolerantie is niet mogelijk.
Minimumkader bij toekenning eindcijfer voor stage, op basis van
syntheseverslagen:
BIJ 1 ONVOLDOENDE Max.
Voorbereidingswerk 9
Attitudes 9
Taalvaardigheden 8
BC 1: Begeleider leer- en
ontwikkelingsprocessen
8
BC 2: Opvoeder 8
BC 3: Inhoudelijk expert 8
BC 4: Organisator 9
BIJ 1 ONVOLDOENDE Max.
Voorbereidingswerk 9
Attitudes 9
Taalvaardigheden 8
BC 1: Begeleider leer- en
ontwikkelingsprocessen
8
BC 2: Opvoeder 8
BC 3: Inhoudelijk expert 8
BC 4: Organisator 9
BC 5: Innovator en onderzoeker 9
BC 10: Cultuurparticipant 9
BIJ 2 OF MEER ONVOLDOENDES Max.
8
Stagewijzer Bachelor in het Onderwijs, Kleuteronderwijs, 2BaKO GROEP lerarenopleiding – Campus Comenius
35
BC 5: Innovator en onderzoeker 9
BC 10: Cultuurparticipant 9
BIJ 2 OF MEER ONVOLDOENDES Max.
8
Scores
Op basis van syntheseverslagen stages
Normering in functie van cijfers, rekening houdend met het belang van elke BC
per OF (zie ook cesuurbepaling voor onvoldoendes).
Nipt voldoende: 10
Voldoende: 11
Overwegend voldoende maar ook meer: 12
Overwegend goed maar ook minder: 13
Overwegend goed: 14
Overwegend goed maar ook meer: 15
Alles zeer goed: 16 of meer