© Malmberg, 's-Hertogenbosch | blz 1 van 2 Staal Ouderbrief | Herfst | groep 5 STAAL OUDERBRIEF | HERFST | GROEP 5 Beste ouder/verzorger, Dit schooljaar zijn we in de klas gestart met Staal, een methode voor taal en spelling. In Staal taal werken we met thema’s van vier weken. In de eerste twee weken vergaren de kinderen nieuwe kennis die zij in week 3 toepassen in een betekenisvol eindproduct. Het eindproduct is bijvoorbeeld een presentatie of publicatie. In de vierde week maken de kinderen een toets. Op grond van de resultaten hiervan krijgt elk kind gerichte extra instructie, herhaling of verrijking aangeboden. LAGE RESOLUTIE S S S S Sj j j j œ œ œ œ œ œ œ œ œ œr r r rd d d d K K K K K K u u u uy y y p p p p p p p e e e e er r r r 26 LES 2 TAAL VERKENNEN HET GEHEIM VAN DE DICHTER Om te doen Weet je nog niet waarover je wilt gaan schrijven? Leg dan een aantal spullen op tafel. Denk bijvoorbeeld aan iets wat je vindt op straat. Bijvoorbeeld een takje, een kapotte sleutel of een papiertje met een paar woorden erop. Je kunt ook een artikel uit de krant nemen of een oude knuffel. W W W W W W W W W W We e e e e e e e e el l l l l l l l lt t t t t t te e e e e er r r r r r ru u u u u u u us s s s s st t t t t t te e e e e en n n n n n n I I I I I I I I I Ik k k k k k k k g g g g g g g g g ga a a a a a a n n n n n n n n na a a a a a a a aa a a a a a a ar r r r r r b b b b be e e e e ed d d d d d d, , , h h h h h he e e e et t t t i i i i is s s s s s s s s s s s s s s a a a a al l l l l l l l l la a a a aa a a a a a at t t t. . . E E E E E Ee e e e en n n n n n n n n n h h h h h h h h h h h h ho o o o o o o on n n n n n n n nd d d d d d d d b b b b b b b bl l l l l l l l la a a a a a af f f f ft t t t t i i i i i in n n n n n d d d d d d d d d de e e e e s s s s st t t t t t ti i i i i il l l l ll l l l l le e e e e s s s s st t t tr r r r ra a a a aa a a a a t t t t, , , a a a a al l l l l ls s s s so o o o of f f f f h h h h h h h h h hi i i i i i ij j j j j j j j m m m m m m m m me e e e e e e e et t t t t t t t t h h h h h h h he e e e e e et t t t t m m m m m m m m m m ma a a a a aa a a a a a a a an n n n n n nt t t t tj j j j je e e e e e p p p p p p r r r r ra a a a a aa a a at t t t d d d d da a a at t t t h h h h ho o o o o o oo o o og g g g g b b b b b b b b b bo o o o o o o o o ov v v v v v v ve e e e e e e en n n n n n n n d d d d d d d d d d de e e e e e e l l l l l l li i i in n n n n n n n nd d d d d d d e e e e e e s s s s s st t t t t t ta a a a aa a a a a t t t t t. . . W W W W We e e el l l lt t t te e e e er r r r ru u u u us s s st t t t te e e en n n n n n n h h h h h h ho o o o o o o o on n n n n n n n n nd d d d d d d d, , , , , m m m m m m m m m m m m ma a a a a a a aa a a a an n n n n n n n, , , b b b b b b b b bo o o o o o o oo o o o o o o o om m m m m m m m m m m m e e e e e e en n n n s s s s st t t t t r r r r r r ra a a a a a a a a a a at t t t t t t. . . . I I I Ik k k k k g g g g ga a a a a n n n n n na a a a aa a a a r r r r b b b b be e e ed d d d d. . . H H H H He e e e e et t t t t t i i i i i i i is s s s s s a a a a a a a a al l l l l l l l l l l l l la a a a a a a aa a a a a a a at t t t t t t. . . . . W W W W 1 W W W W W W W W I I I 2 LAGE RESOLUTIE 27 NACHT Ningo Ik weet wel dat je stof bent, met vulling – soms zie ik het wit uit je nek, of schiet je neus los – maar als ik ’s nachts mijn ogen dicht moet knijpen, omdat geen enkel donker mij mag zien, lig je altijd waar je liggen moet, te wachten op mijn armen om je heen. Niemand die je dat nadoet. Het geheim het geheim van de dichter is het geheim van mij want ik ben de dichter en het geheim blijft bij mij de slome slak slaapt in de slappe sla de slome slak slaapt in de slappe sla de slome slak slaapt in de slappe sla de slome slak slaapt idde slappe sla de slowe slah slawidde slawe sla de sllde slll asssasssssssss desll sssssss J J J J Je e e el l l lm m m me e e e er r r r S S S S S S S Sœ œ œ œ œ œ œ œs s s s s J J Jo o os se e ep ph hi in ne e e e e e e e S S Si il l ll l le e e e e e ev v v v v v v v v v v v v v vi i i i i i i i is s s s s s s J J J J J J J J o o o o o o o o o o o o o o ok k k k k k k k k k ke e e e v v va a a a a an n n n L L Le ee e e e eu u u u uw w w w w w w we e e en n n 3 4 5 42 LES 2 TAAL VERKENNEN HET GEHEIM VAN DE DICHTER WAT GA JE DOEN? Je leest gedichten. WAT LEER JE ERVAN? Je leert dat woorden belangrijk zijn in gedichten. Ze laten je iets voelen, zien of horen. ZO ZIT HET! Hoe laat een dichter met woorden iets voelen, zien of horen? • De dichter kiest woorden die je een gevoel geven. Je wordt er bijvoorbeeld blij of verdrietig van. • Door de woorden zie je in gedachten een plaatje. • De woorden hebben mooie klanken. PROBEER HET a Wat voel je bij het lezen van dit gedicht? Ik word slaperig. Ik word wakker. b Wat zie je voor je, als je het gedicht leest? de dingen die overdag gebeuren een kind dat naar bed gaat c Welke twee woorden hebben volgens jou de mooiste klank? OPDRACHT 1 Lees het gedicht fluisterend aan jezelf voor. Lees het daarna nog een keer. Welke drie woorden vind jij het mooist klinken? OPDRACHT 2 a Wat voel je bij het lezen van dit gedicht? Je mag meer woorden aankruisen. rust slaperigheid slapeloosheid angst troost verdriet iets anders, namelijk: b Welk woord of welke zin uit het gedicht past het best bij jouw gevoel? 2 26 5 27 3 27 NACHT 43 beschrijven – Precies vertellen of opschrijven hoe iets is of hoe het eruitziet. Hij beschreef hoe de camping eruitzag. OPDRACHT 3 a Wie of wat is Ningo, denk jij? b Welke drie stukjes uit het gedicht beschrijven het best hoe Ningo eruitziet? c Hoe ziet Ningo er volgens jou uit? Teken hem. OPDRACHT 4 a Weet jij wat het geheim van de dichter is? ja | nee b Waarom wel of niet? KIJK TERUG a Welk gedicht vond jij het mooist? b Waarom vond je dat het mooiste gedicht? Ik kreeg er een speciaal gevoel bij. Ik zag in gedachten een plaatje. Het had woorden met mooie klanken. GA VERDER Wat ga je doen? woordenschat oefenen op bladzijde 66 en 67 woordenschat oefenen op de computer spelen met taal op bladzijde 70 3 27 4 27 De kinderen werken in STAAL taal met een bronnenboek waarin teksten, foto’s en afbeeldingen staan die kinderen in het dagelijks leven kunnen tegenkomen. Met behulp van het bronnenboek maken ze de opdrachten in het werkboek.