SINUMERIK 810D/840D/840Di Einsteiger-Anleitung …€¦ · · 2015-12-221 Woord vooraf De digitale besturingen SINUMERIK 810D, 840D en 840Di onderscheiden zich door hun grote openheid,

SINUMERIK

SinuTrainBeginnershandleiding frezen en draaien SINUMERIK 810D / 840D / 840Di

Trainingsdocumentatie • 10/2003

2de herwerkte oplage 10/2003geldig vanaf softwareversie HMI06.03

Alle rechten voorbehouden

Reproductie of overdracht van tekstdelen, afbeeldingen of tekeningen is niet toegelaten zonder schriftelijke toelating van de uitgever. Dat geldt zowel voor vermenigvuldiging door fotokopieën of andere procedures als voor de overdracht op filmen, banden, platen, slides of andere media.

Deze trainingsdocumentatie is als coöperatie van de firma's

SIEMENS AGAutomatisierungs- und AntriebstechnikMotion Control SystemsPostfach 3180, D-91050 Erlangen

en

R. & S. KELLER GmbH

Klaus Reckermann, Siegfried Keller

Postfach 13 16 63, D-42043 Wuppertal

ontstaan.

Bestelnr.: 6FC5095-0AB00-0JP1

1

Woord vooraf

De digitale besturingen SINUMERIK 810D, 840D en 840Di onderscheiden zich door hun grote openheid, ze kunnen door de machinefabrikant en gedeeltelijk ook door de gebruiker zelf worden aangepast aan de individuele eisen. Ze zijn dus zowel voor kleine series als voor volautomatische productiestraten efficiënt inzetbaar en sterk verspreid.

Met deze handleiding willen we het grote aantal gebruikerseen makkelijk te begrijpen start met deze machtige besturingen te bieden.

Met de besturingen 810D, 840D en 840Di kunnen vele verschillende bewerkingsprocedures worden gestuurd. In deze handleiding worden de twee belangrijkste technologieën draaien en frezen behandeld.

Het document werd opgesteld in samenwerking met NC-specialisten en didactici. Onze bijzondere dank verdient de heer Markus Sartor voor zijn waardevolle tips en kritiek.

De handleiding sluit nauw aan bij de praktijk, de klemtoon ligt op praktische handelingen. Stap voor stap worden de toetsenreeksen verklaard. Dankzij de grafische ondersteuning kunt u uw eigen ingaven op de besturing altijd vergelijken met de waarden in de handleiding.

Tegelijkertijd is deze handleiding ook goed geschikt voor de voorbereiding of herhaling met het trainingssysteem SinuTrain op de PC.

De voorbeelden in dit document werden hoofdzakelijk aangemaakt met software-versie 5.2. Door verdere ontwikkelingen van de software en de reeds beschreven openheid van de besturing kan niet worden uitgesloten dat bepaalde procedures op uw besturing in details kunnen afwijken van de beschreven configuratie. Afhankelijk van de positie van de sleutelschakelaar op uw machine kan het ook vooromen dat niet alle beschreven functies ter beschikking staan. In zulke gevallen verwijzen wij naar de documentatie van de machinefabrikant resp. interne bedrijfsdocumenten.

Wij wensen u veel plezier en succes bij het werk met uw SINUMERIK-besturing.

De auteurs

Erlangen/Wuppertal, maart 2001

810D/840D/840Di Beginnershandleiding

Inhoudsopgave

1 Basisprincipes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5

1.1 Geometrische basisprincipes frezen en draaien . . . . . . . . . . . 51.1.1 Werktuigassen en arbeidsvlakken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51.1.2 Absolute en incrementele maataanduidingen (frezen) . . . . . . . . . . 81.1.3 Cartesiaanse en polaire maataanduidingen (frezen) . . . . . . . . . . . 91.1.4 Cirkelvormige bewegingen (frezen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .101.1.5 Absolute en incrementele maataanduidingen (draaien) . . . . . . . . . .111.1.6 Cartesiaanse en polaire maataanduidingen (draaien). . . . . . . . . . .121.1.7 Cirkelvormige bewegingen (draaien) . . . . . . . . . . . . . . . . . . .13

1.2 Technologische basisprincipes frezen en draaien . . . . . . . . . . 141.2.1 Snijsnelheid en toerentallen (frezen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . .141.2.2 Voeding per tand en voedingssnelheden (frezen) . . . . . . . . . . . . .151.2.3 Snijsnelheid en toerentallen (draaien) . . . . . . . . . . . . . . . . . . .161.2.4 Voeding (draaien) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .17

2 Bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18

2.1 Overzicht van de besturing. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182.1.1 Inschakelen, bereik omschakelen, uitschakelen. . . . . . . . . . . . . .192.1.2 Toetsenbord en schermindeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .22

2.2 Instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 282.2.1 Werktuigbeheer: Werktuig aanleggen en in het magazijn laden . . . . .292.2.2 Werktuigcorrectie: Werktuig aanleggen . . . . . . . . . . . . . . . . . .342.2.3 Werktuigen van de voorbeeldprogramma's . . . . . . . . . . . . . . . .382.2.4 Werkstukken aankrassen en nulpunt instellen . . . . . . . . . . . . . .40

2.3 Programma's beheren en uitvoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 432.3.1 Gegevens op diskette bewaren en van diskette inlezen. . . . . . . . . .432.3.2 Programma vrijgeven, laden, selecteren en uitvoeren . . . . . . . . . .48

2


3 Programmering frezen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52

3.1 Werkstuk "Langsgeleiding" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 523.1.1 Werkstuk en deelprogramma aanleggen . . . . . . . . . . . . . . . . . 533.1.2 Werktuigoproep en werktuigwissel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 563.1.3 Basisfuncties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 563.1.4 Eenvoudige verplaatsingswegen zonder freesradiuscorrectie . . . . . . 573.1.5 Boren met cycli en subprogrammatechniek . . . . . . . . . . . . . . . . 593.1.6 Subprogramma aanleggen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 673.1.7 Programma simuleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70

3.2 Werkstuk "Spuitvorm" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 733.2.1 Werkstuk en deelprogramma aanleggen . . . . . . . . . . . . . . . . . 733.2.2 Rechten en cirkelbogen - Baanfrezen met freesradiuscorrectie . . . . . 753.2.3 Rechthoekkamer POCKET3 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 793.2.4 Cirkelkamer POCKET4 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 823.2.5 Programmadeel kopiëren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83

4 Programmering draaien . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90

4.1 Werkstuk "As" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 904.1.1 Werkstuk en subprogramma aanleggen . . . . . . . . . . . . . . . . . 914.1.2 Werktuigoproep, snijsnelheid en basisfuncties . . . . . . . . . . . . . . 984.1.3 Vlakdraaien . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1004.1.4 Verspaancyclus CYCLE95 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1014.1.5 Nadraaien . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1024.1.6 Foutcorrectie - Hoofd- en subprogramma's parallel bewerken . . . . . 1044.1.7 Draadondersnijding volgens DIN76 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1054.1.8 Draadsnijcyclus CYCLE97 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1074.1.9 Groefcyclus CYCLE93 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109

4.2 Werkstuk "Compleet" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1114.2.1 SINUMERIK-contourcalculator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1114.2.2 Verspanen en nadraaien van de contour met ondersnijding . . . . . . 1194.2.3 Centrisch boren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1204.2.4 Kopvlakbewerking met TRANSMIT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121

AppendixTrefwoorden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126Behandelde commando's en adressen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128Behandelde cycli . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128Beeldreferentie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129

3

4



In dit hoofdstuk worden voor CNC-beginners enkele algemene geometrische geometrische en technologische basisprincipes verklaard voor de programmering bij het frezen en draaien.

De hier voorgestelde geometrische basisprincipes hebben grotendeels betrekking op de grafische SINUMERIK-contourcalculator. De screenshots ondersteunen hierbij de theorie.

Als u de theoretische voorbeelden reeds vooraf aan de besturing wilt proberen: bedieningsbereik 'Programma' > Nieuw deelprogramma aanleggen > In de teksteditor horizontale softkey [contour] > verticale softkey [contour aanmaken] > ...

Een praktisch voorbeeld waarin deze contourcalculator wordt gebruikt, vindt u in het hoofdstuk "Programmering draaien".

Op universele freesmachines wordt het werktuig meestal parallel t.o.v. de hoofdassen ingebouwd. Deze in een rechte hoek t.o.v. elkaar staande assen zijn volgens DIN 66217 resp. ISO 841 uitgericht op de hoofdgeleidingsbanen van de machine. Door de inbouwpositie van het werktuig ontstaat het specifieke arbeidsvlak.Bij het frezen is meestal Z de werktuigas.

Werktuigas Z - Vlak G17

Als het getoonde coördinatensysteem wordt gedraaid, worden de assen en hun richting in het arbeidsvlak gewijzigd (DIN 66217).

1 Basisprincipes

1.1 Geometrische basisprincipes frezen en draaien

1.1.1 Werktuigassen en arbeidsvlakken

FREZEN

5

1.1 - Geometrische basisprincipes frezen en draaien

Werktuigas Y - Vlak G18

Werktuigas X - Vlak G19

Op universele draaimachines wordt het werktuig meestal parallel t.o.v. de hoofdassen ingebouwd. Dezein een rechte hoek t.o.v. elkaar staande assen zijn volgens DIN 66217 resp. ISO 841 uitgericht op de hoofdgeleidingsbanen van de machine. Bij het draaien is Z de werkstukas.

Draaias Z - vlak G18 *Daar de diameters van draaiwerkstukken relatief makkelijk te controleren zijn, heeft de maataanduiding van devlakas betrekking op diameter. Op die manier kan de vakarbeider de actuele maat direct vergelijken met de maten op tekening.

* In het vlak G18 worden alle Draaioperaties geprogrammeerd.Boor- en freesoperaties op de voorzijde van het draaideel worden geprogrammeerd in het vlak G17.Boor- en freesoperaties op het mantelvlak van het draaideel worden geprogrammeerd in het vlak G19.

DRAAIEN

Met de toets kunnen help-schermen voor de selectie van de

De hier getoonde radius-maataanduiding staat ook op het help-scherm, ze komt echter"bijna nooit" voor.

Informatie: Het is mogelijk dat bij de softwareversie in uw besturing omwille van de compatibiliteit in het vlak G18 nog Z voor X staat. Dit heeft ook betrekking op het draaien (zie lager).

6


Opdat een CNC-besturing - zoals de SINUMERIK 840D - zich via het meetsysteem in de beschikbare arbeidsruimte kan oriënteren, bevinden zich daar enkele belangrijke referentiepunten.

Machinenulpunt MHet machinenulpunt M wordt door de fabrikant vastgelegd en kan niet veranderd worden. Bij het frezen ligt het aan de oorsprong van het machinecoördinatensysteem en bij het draaien bij het aanslagvlak van de spilneus.

Werkstuknulpunt WHet werkstuknulpunt W, ook programmanulpunt genoemd, is de oorsprong van het werkstukcoördinatensysteem. Het punt kan vrij worden gekozen en bevindt bij het frezen zich het best op de plaats van waar op de tekening de meeste maten uitgaan. Bij het draaien ligt het werkstuknulpunt altijd op de draaias en meestal bij het vlak.

Referentiepunt RHet referentiepunt R wordt aangelopen om het meetsysteem op nul te zetten, daar het machinenulpunt meestal niet kan worden aangelopen. De besturing vindt op die manier haar telbegin in het wegmeetsysteem.

Werktuigdrager-referentiepunt THet werktuigdrager-referentiepunt T is belangrijk voor het instellen met vooringestelde werktuigen. De getoonde lengtewaarden L en Q dienen als werktuig-verrekeningswaarden en worden ingevoerd in het werktuiggeheugen van de besturing.

7


Hier twee voorbeelden van de combinatie absoluut/incrementeel:

1.1.2 Absolute en incrementele maataanduidingen (frezen)

Absolute ingaven:De ingevoerde waarden hebben betrekking op het werkstuknulpunt.

Incrementele ingaven:De ingevoerde waarden hebben betrekking op de actuele positie.

*G90 Absolute maataanduidingen

Bij absolute ingaven moeten altijd absolute coördinatenwaarden van het eindpunt in het actieve coördinatensysteem worden ingevoerd (de actuele positie wordt niet in acht genomen).

*G91 Incrementele maataanduidingen

Bij incrementele ingaven moeten altijd de verschil-waarden tussen actuele positie en eindpunt worden ingevoerd, met inachtneming van de Richting.

Met de softkey kan altijd worden omgeschakeld.

Actuele positie

Actuele positie

EindpuntEindpunt

W W

**

8


Om het eindpunt van een rechte te bepalen, zijn er twee gegevens nodig. Deze kunnen er als volgt uitzien:

Cartesiaanse en polaire ingaven kunnen gecombineerd worden, bijv.:

De contextgebonden help-schermen kunnen tijdens de ingave worden opgeroepen en tonen de verschillende invoervelden.

1.1.3 Cartesiaanse en polaire maataanduidingen (frezen)

Cartesiaans: coördinaten X en Y invoeren Polair: lengte en hoek invoeren

Hoek 53,13° = starthoek t.o.v. positieve X-as ofHoek 39,094° = hoek t.o.v. het voorgaande element

InformatiAlle grijze waarden worden automatisch

berekend en aangegeven.

Eindpunt in X en hoek invoerenEindpunt in Y en lengte invoeren

9


Bij cirkelbogen worden volgens DIN het eindpunt van de boog (coördinaten X en Y in het G17-vlak) en het middelpunt (I en J in het G17-vlak) aangegeven.

De SINUMERIK-contourcalculator biedt u ook bij cirkelbogen de vrijheid elke willekeurige maat uit de tekening zonder omrekening over te nemen.

Hierna ziet u een voorbeeld met twee - slechts gedeeltelijk bepaalde - cirkelbogen.

Middelpunt invoeren (absoluut):

De volgende aanduidingen van de waarden zijn het resultaat als u alle bekende maten heeft ingevoerd en telkens in het invoervenster van de desbetreffende boog op de softkey heeft gedrukt.

1.1.4 Cirkelvormige bewegingen (frezen)

Na input: Na input:

De ingaven voor de bogen in de teksteditor luiden:

G2 X22.414 Y58.505 I20 J0 G2 X105 Y70 I=AC(90) J=AC(70)

10


Hier twee voorbeelden van de combinatie absoluut/incrementeel:

1.1.5 Absolute en incrementele maataanduidingen (draaien)

Absolute ingaven:De ingevoerde waarden hebben betrekking op het werkstuknulpunt.

Incrementele ingaven:De ingevoerde waarden hebben betrekking op de actuele positie.

Met de softkey kan altijd worden omgeschakeld.

*G90 Absolute maataanduidingen

Bij absolute ingaven moeten altijd absolute coördinatenwaarden van het eindpunt in het actieve coördinatensysteem worden ingevoerd (de actuele positie wordt niet in acht genomen).

*G91 Incrementele maataanduidingen

Bij incrementele ingaven moeten altijd de verschil-waarden tussen actuele positie en eindpunt met inachtneming van de richting in te voeren.

EindpuntEindpunt

Actuelepositie

* *

Actuelepositie

Opgelet:Afwijkend van DIN 66025 worden bij de hier geldige instelling ’DIAMON’ ook de I-waarden ingevoerd en weergegeven m.b.t. de diameter.

11


Om het eindpunt van een rechte te bepalen, zijn er twee gegevens nodig. Deze kunnen er als volgt uitzien:

Cartesiaanse en polaire ingaven kunnen gecombineerd worden, bijv.:

De contextgebonden help-schermen kunnen tijdens de ingave worden opgeroepen en tonen de verschillende invoervelden.

1.1.6 Cartesiaanse en polaire maataanduidingen (draaien)

Cartesiaans: coördinaten X en Z invoeren Polair: lengte en hoek invoeren

Eindpunt Eindpunt

Hoek 126,87° = starthoek t.o.v. positieve Z-asofHoek -39,094° = hoek t.o.v. het voorgaande element

(39,094° = 360° - 320,906°)

InformatiAlle grijze waarden worden automatisch

berekend en aangegeven.

Eindpunt in X en hoek invoerenEindpunt in X en lengte invoeren

12


Bij cirkelbogen worden volgens DIN het eindpunt van de boog (coördinaten X en Z in het G18-vlak) en het middelpunt (I en K in het G18-vlak) aangegeven.

De SINUMERIK-contourcalculator biedt u ook bij cirkelbogen de vrijheid elke willekeurige maat uit de tekening zonder omrekening over te nemen.

Hierna ziet u een voorbeeld met twee - slechts gedeeltelijk bepaalde - cirkelbogen.

Boog R10 invoeren: Boog R20 invoeren:

De volgende aanduidingen van alle waarden zijn het resultaat als u alle bekende maten heeft ingevoerd en telkens in het invoervenster van de desbetreffende boog op de softkey heeft gedrukt.

1.1.7 Cirkelvormige bewegingen (draaien)

Na input: Na input:

De ingaven voor de bogen in de teksteditor luiden:

G2 X50 Z-35 CR=10 G3 X30 Z-6.771 I0 K-20

13

1.2 - Technologische basisprincipes frezen en draaien

Het optimale toerental van een werktuig is afhankelijk van het snijmateriaal, het werkstukmateriaal en de werktuigdiameter. In de praktijk wordt dit toerental op basis van lange ervaring vaak zonder berekeningen direct ingevoerd. Het is echter beter het toerental met de uit de tabel overgenomen snijsnelheid te berekenen.

Snijsnelheid bepalenMet behulp van de catalogi van de fabrikant of een tabellenboek wordt eerst de optimale snijsnelheid bepaald.

Berekening van het toerental:Met deze snijsnelheid en de bekende werktuigdiameter wordt het toerental n berekend.

Als voorbeeld wordt hier het toerental voor twee werktuigen berekend:

In de NC-codering wordt het toerental met de letter S (Engels voor "Speed") aangegeven.

De ingaven luiden dan S580 resp. S900.Bij deze toerentallen wordt telkens een snijsnelheid van 115 m/min bereikt.

1.2 Technologische basisprincipes frezen en draaien

1.2.1 Snijsnelheid en toerentallen (frezen)

Snijmateriaal van het werktuig:

hardmetaalMateriaal van het werkstuk:

C45

vc = 80 - 150 m/min:Gekozen wordt de gemiddelde waarde vc = 115 m/min

nvc 1000⋅

d π⋅-----------------------=

d1 = 63mm d2 = 40mm

n1 580 1min----------≈ n2 900 1

min----------≈

n1115mm 1000⋅63mm π min⋅ ⋅----------------------------------------= n2

115mm 1000⋅40mm π min⋅ ⋅----------------------------------------=

(in het atelier ook vaakomwentelingen per minuut genoemd)

14


Op de vorige pagina heeft u geleerd hoe men de snijsnelheid bepaalt en de toerentallen berekent. Opdat het werktuig zou verspanen, moet aan deze snijsnelheid resp. dit toerental een voedingssnelheid voor het werktuig worden toegewezen.

De basiswaarde voor de berekening van de voedingssnelheid is de eenheid voeding per tand.

Bepaling van de voeding per tand:Net als de snijsnelheid wordt de waarde voor de voeding per tand aan de hand van het tabellenboek of de documentatie van de werktuigfabrikant bepaald.

Voedingssnelheid bepalen:Met de voeding per tand, het aantal tanden en het bekende toerental wordt de voedingssnelheid vf berekend.

Als voorbeeld wordt hier de voedingssnelheid voor twee werktuigen met een verschillende aantal tanden berekend:

In de NC-codering wordt de voedingssnelheid met F (Engels voor "Feed") aangegeven.

De ingaven luiden dan afgerond F340 resp. F780.

Bij deze voedingssnelheden wordt telkens een voeding per tand van 0,15 mm bereikt.

1.2.2 Voeding per tand en voedingssnelheden (frezen)



C45

Voeding per tand fz = 0,1 - 0,2 mm:

Gekozen wordt de gemiddelde waarde fz = 0,15 mm

vf fz z n⋅ ⋅=

vf1 0 15mm, 4 580 1min----------⋅ ⋅= vf2 0 15mm, 9 580 1

min----------⋅ ⋅=

vf1 348mmmin----------= vf2 783mm

min----------=

d1 = 63mm, z1 = 4 d2 = 63mm, z2 = 9

15

1.2 - Technologische basisprincipes frezen en draaien

Bij het draaien wordt - in tegenstelling tot het frezen - meestal direct de gewenste snijsnelheid geprogrammeerd, bij het voordraaien, nadraaien en steken.

Alleen bij het boren en (meestal) bij het schroefdraadsnijden wordt het gewenste toerental geprogrammeerd.

Snijsnelheid bepalenMet behulp van de catalogi van de fabrikant of een tabellenboek wordt eerst de optimale snijsnelheid bepaald.

Constante snijsnelheid vc (G96) bij het voordraaien, nadraaien en steken:Opdat de gekozen snijsnelheid op elke werkstukdiameter gelijk zou zijn, wordt het toerental door de besturing met het commando G96 = constante snijsnelheid aangepast. Dit gebeurt met behulp van gelijkstroom- ofdraaistroommotoren met frequentieregeling.

Bij een kleiner wordende diameter stijgt het toerental theoretisch op oneindig. Om risico's door te hoge centrifugaalkrachten te vermijden, moet daarom een toerentalgrens van bijv. 3000 1/min worden geprogrammeerd.

De ingaven luiden dan G96 S180 LIMS=3000.

Constant toerental n (G97) bij het boren en schroefdraadsnijden:Daar bij het boren met een constant toerental wordt gewerkt, moet hier het commando G97 = constant toerental worden gebruikt.

Het toerental is afhankelijk van de gewenste snijsnelheid (hier wordt 120 m/min gekozen) en de werktuigdiameter.

De ingaven luiden dan G97 S1900.

1.2.3 Snijsnelheid en toerentallen (draaien)


hardmetaal

Materiaal van het werkstuk:

automatenstaal

vc = 180 m/min:

nvc 1000⋅

d π⋅-----------------------=

n 1900 1min----------≈

n 120mm 1000⋅20mm π min⋅ ⋅----------------------------------------=

d = 20mm (werktuigdiameter)

16


Op de vorige pagina heeft u geleerd hoe men de snijsnelheid bepaalt en de toerentallen berekent. Opdat het werktuig zou verspanen, moet aan de snijsnelheid resp. het toerental een voeding voor het werktuig worden toegewezen.

Voeding bepalen:Net als de snijsnelheid wordt de waarde voor de voeding aan de hand van het tabellenboek, de documentatie van de werktuigfabrikant of de eigen ervaring bepaald.

Samenhang tussen voeding en voedingssnelheid:Met de constante voeding f en het desbetreffende toerental ontstaat de voedingssnelheid vf.

Omdat het toerental verschillend is, is ook devoedingssnelheid (ondanks dezelfde geprogrammeerde voeding) op de verschillende diameters verschillend.

1.2.4 Voeding (draaien)

Voeding f = 0,2 - 0,4 mm:Gekozen wordt de gemiddelde waarde f = 0,3 mm (in het atelier vaak ook mm per omwenteling genoemd).

De ingave luidt dan F0.3.



automatenstaal

vf2 710 1min---------- 0 3mm,⋅= vf1 2800 1

min---------- 0 3mm,⋅=

vf2 210mmmin----------≈ vf1 840mm

min----------=

vc 180 mmin----------=vc 180 m

min----------=

d2 80mm=

n2 710 1min----------≈

d1 20mm=

n1 2800 1min----------≈

vf f n⋅=

17

2.1 Bediening - Overzicht van de besturing

2 BedieningOnder het algemene begrip "Bediening" verstaat men in deze beginnersdocumentatie alle arbeidsprocessen die in directe interactie tussen de gebruiker en de machine plaatsvinden. Na een principiële inleiding in hoofdstuk 2.1 gaat het in het tweede hoofdstuk om het instellen en van werktuigen en werkstukken. In het derde en vierde deelhoofdstuk ligt de klemtoon op de productie, d.w.z. op het afwerken van NC-programma's.

Aan de basis van de besturingen 810D/840D/840Di ligt een open besturingsconcept, dat de machinefabrikant (en gedeeltelijk ook u als gebruiker) veel vrijheid biedt om de besturing aan te passen aan individuele eisen. Het is dus mogelijk dat de volgorde van bepaalde handelingen in detail afwijken van de beschrijvingen in deze handleiding. Neem evt. de informatie van de machinefabrikant in acht en controleer uw ingaven voor u de machine start.

2.1 Overzicht van de besturing

In dit hoofdstuk leert u de opbouw en de omgang met de besturingscomponenten toetsenbord en scherm kennen.

Beeld-voorbeelden:

• Bedieningspaneelfront OP 010C metTFT-kleurenscherm, softkey-balken (horizontaal en verticaal) en mechanisch CNC-toetsenbord met 65 toetsen.

Deze componenten dienen voor de programmering en de omgang met gegevens.

• Machinebedieningspaneel metoverride-potentiometers

Met dit bedieningspaneel worden onmiddellijk de bewegingen van de machine beïnvloed.

Het kan door de machinefabrikant gedeeltelijkindividueel worden geconfigureerd.

Andere bedieningscomponenten voor de besturing en de scholingstoetsenborden voor SinuTrainvindt u in catalogus NC60 "Automatiseringsystemen voor bewerkingsmachines"(SIEMENS bestelnr. E86060-K4460-A101-J8).

18


2.1.1 Inschakelen, bereik omschakelen, uitschakelen

Afhankelijk van het feit of u zich direct aan de machine in de besturing inwerkt of een Sinumerik-trainingssysteem op de PC gebruikt, begint u op een verschillende manier met het werk.

Inschakelen

Als ... Als u aan de machine werkt: Als ... Als u aan een Windows-PC werkt:

Dan moet u vanzelfsprekend eerst de hoofdschakelaar aan de zijkant van de machine of op de schakelkast bedienen.

Dan start u de software met het symbool op de desktop of met de ingave in het Start-menu (Start > Programma's > SinuTrain ... > SinuTrain START)

U kunt dan kiezen tussen de beide technologieën (frezen/draaien) en de aard van het werktuigbeheer (zie hoofdstuk 2.2.1 en 2.2.2).(Vanaf softwareversie 6 kunnen machines ook individueel worden geconfigureerd).

Na het inschakelen bevindt de besturing zich in het bedieningsbereik ’Machine’ en is de functie ’Ref’ (Referentiebeweging) geselecteerd.

De procedure om de beweging naar het referentiepunt te starten, verschilt afhankelijk van het machinetype en de machinefabrikant en kan daarom hier niet gedetailleerd worden beschreven.

Na de start van de software is het bedieningsbereik ’Machine’ actief en de bedrijfsmodus ’Auto’ geselecteerd.

Een referentiebeweging wordt op de PC niet gesimuleerd.

De bedrijfsmodus ’Jog’ voor de directe aansturing van verplaatsingsassen werkt op de PC niet.

19


Bereik omschakelen

Toetsen/Ingaven Scherm / Tekening Verklaring

Met de <bereikomschakeltoets> ( op het vlakke bedieningspaneel resp. op hetPC-klavier) kunt u - onafhankelijk van de bedieningssituatie waarin u zich bevindt - het basismenu met de zes bedieningsbereiken van de besturing oproepen.

Voorbeeld: Bewerkingscentrum met drielineaire assen (X,Y,Z) en 2 ronde assen (A,C)

In het actieve bedieningsbereik ’Machine’ verschijnt het basismenu. De softkey van het actieve bedieningsbereik is gemarkeerd.

In dit bedieningsbereik stuurt u de machine direct. Hier kunt u assen met de hand verplaatsen, krassen of NC-programma's uitvoeren.

Voorbeeld: Magazijnlijst aan een draaimachine met werktuigbeheer

Ga met de softkey naar het bedieningsbereik ’Parameters’.

Dit kunt u op het vlakke bedieningspaneel met de desbetreffende softkey doen. Op de PC kunt u de softkey met de muis aanklikken of het bedieningsbereik met

oproepen.

In het bedieningsbereik ’Parameters’ beheert u o.a. uw werktuigenen de tabel met de nulpunt-verschuivingen.

Actief bedieningsbereik ’Programma’ (opgeroepen met softkey, muis of )

In dit bedieningsbereik schrijft en simuleert u NC-programma's

Uitvoerig wordt dit thema in dehoofdstukken 3 (frezen) en 4 (draaien) behandeld.

20



Actief bedieningsbereik ’Diensten’

In dit bedieningsbereik kunt u bestanden beheren en via een seriële interface of een diskette in- en uitlezen.

Actief bedieningsbereik ’Diagnose’

Hier worden alarmen en service-informatie getoond en gedocumenteerd.

Voorbeeld: Draaimachine met twee spillen

Actief bedieningsbereik ’Inbedrijfstelling’

Zoals de naam doet vermoeden, is dit bedieningsbereik interessant voor systeemtechnici, die de NC-gegevens aan de machine willen aanpassen.

Bij het dagelijks gebruik van de besturing is dit bereik nauwelijks van belang. Daarom wordt het in deze handleiding ook niet verder behandeld.

( )

(...)

Afhankelijk van de configuratie van uw systeem kan ook de zevende en de achtste softkey van het basismenu gelabeld zijn. Daarmee kunt u dan andere toepassingen oproepen (bijv. AutoTurn).

21


( )

Als u meermaals op de <bereikomschakeltoets> ( ) drukt, kunt u tussen de beide bedieningsbereiken die het laatst actief waren heen en weer schakelen. Dat is bijv. praktisch bij het programmeren als u tegelijkertijd ook de werktuiggegevens wilt inkijken.

Probeer deze functie een keer uit met de bedieningsbereiken ’Programma’ en ’Parameters’.

De "etc.-pijl" onderaan rechts geeft aan dat er nog andere functies of toepassingen ter beschikking staan.

Met de toets op het vlakke bedieningspaneel resp. + op de PC * breidt u het menu uit. De softkeys krijgen - afhankelijk van de configuratie - nieuwe functies.

* ingedrukt houden, dan

Als u nogmaals op de toets drukt, keert u terug naar het basismenu van de bedieningsbereiken.

Uitschakelen

Als ... Als u aan de machine werkt: Als ... Als u met SinuTrain op een Windows-PC werkt:

Volg de instructies van de machinefabrikant!

Schakel ten slotte met de hoofdschakelaar de stroomtoevoer uit.

( ) In de uitgebreide basismenubalkvindt u een softkey om SinuTrain af te sluiten! (PC-klavier: > + > )

Daarbij worden alle gebruikersgegevens automatisch bewaard voor een latere zitting.

(alternatief: , zie pagina 26.)

2.1.2 Toetsenbord en schermindeling

Bij uw eerste contact met de besturingsinterface heeft u reeds de toets <bereikomschakeling> ( ), de <etc.>-toets ( ) en de horizontale softkeys van het basismenu leren kennen. Hierna worden systematisch andere belangrijke toetsen (naar het voorbeeld van de het SinuTrain-scholingstoetsenbord in "QWERTY"-uitvoering) en het besturingsscherm voorgesteld.

22


Vlak bedieningspaneel

Toets PC-toetsen Verklaring

... Met de horizontale softkeys (genummerd van links naar rechts) schakelt u om tussen de bedieningsbereiken. Binnen een bedieningsbereik gaat u met deze softkeys naar andere menu-bereiken en functies, die via de verticale softkeys kunnen worden opgeroepen.

+ *:+ *

Met de verticale softkeys (genummerd van boven naar onder) roept u functies op of vertakt u evt. naar onderfuncties, die op hun beurt via de verticale softkey-balk kunnen worden opgeroepen.

Met de toets <bereikomschakeling> wordt het basismenu met de bedieningsbereiken opgeroepen.

+ * Met de toets <etc.> breidt u de horizontale softkey-balk uit.

+ * Met de <machinebereiktoets> kunt u direct naar hetbedieningsbereik ’Machine’ springen.

Met de toets <Recall> sluit u het venster op de voorgrond en springt u terug naar het hogere menu. Deze functie staat alleen ter beschikking als het toetsensymbool boven de eerste softkey verschijnt.

* ingedrukt houden, dan de desbetreffende <F>-toets.

Op het afgebeelde scholingstoetsenbord zijnalle toetsen van het vlakke bedieningspaneel en het CNC-toetsenbord geïntegreerd, daarnaast ook de belangrijkste toetsen van het machinebedieningspaneel, die ook op de PC worden gebruikt.

Alle voor het werk met SinuTrain vereiste functies kunnen direct of via toetsencombinaties met een normaal PC-klavier worden aangesproken. Deze vindt u ook in de onderstaande tabel.

23


Volledig CNC-toetsenbord

Toetsen PC-toetsen Verklaring

Via het cijferblok voert u de cijfers en basisrekenfuncties in.

Gecombineerd met de <Shift>-toets (zie lager) kunnen speciale tekens(?, & ...) worden ingevoerd.

Met het "QWERTY"-toetsenbord voert u bijv. namen van deelprogramma's en natuurlijk ook NC-commando's in.

(De naam "QWERTY" is gebaseerd op de plaatsing van de toetsen.Op draaimachines wordt vaak een zogenaamd "DIN"-toetsenbord met alfabetische volgorde gebruikt. De werking is identiek.)

<Spatie> (space) voor het invoeren van spaties

Als u de <Shift>-toets indrukt, kunt u de bovenste tekens van dubbele toetsen aanspreken en hoofdletters schrijven (zie boven).

Met de <input>-toets neemt u een geëditeerde waarde over, opent u een directory of een bestand of markeert u het einde van een programmaregel in de editor en springt u met de cursor naar de volgende regel.

Praktisch voorbeeld:

U wilt op de besturing het volgende NC-blok invoeren: G0 X40 Z-3.5

+

+

+

Afhankelijk van de configuratie van uw besturing ...

• ... worden (ook zonder <Shift>-toets) altijd hoofdletters gebruikt.

• ... kan, anders dan op de PC, de <Shift>-toets reeds losgelaten worden voor u op de lettertoets drukt.

Elk NC-blok wordt met <Input> overgenomen.

Het gebruik van hoofdletters en de overzichtelijke structurering van de ingaven met een spatie is gebruikelijk en aan te bevelen. De besturing "begrijpt" echter ook deze invoer: g0x40z-3.5

Met deze toets bevestigt en wist u het alarm dat met dit symbool gekenmerkt is.

24


Het ’ i ’-symbool in de dialoogregel wijst erop dat u met deze informatietoets meer informatie over de actuele bedieningstoestand kunt oproepen. Bijzonder praktisch is bijv. de ’On-line-help’ bij bepaalde NC-commando's (zie pagina 76).

Als er meerdere vensters geopend zijn op het scherm, is één ervan altijd actief, herkenbaar door de gekleurde vensterrand. Met deze toets kunt u doorschakelen van venster tot venster (alternatief: muisklik in het venster). Toetsactiviteiten hebben altijd alleen betrekking op het venster met focus!

Met de toetsen <Page Up> en <Page Down> beweegt u deschuifbalk (scrollbar) van een venster. Op die manier kunt u bijv. door lange deelprogramma's "bladeren".

Met deze toets springt u met de cursor naar het einde van de regel.

Met de vier <pijltoetsen> kunt u de cursor bewegen.

Met de <selectietoets> of <toggle-toets> ( resp. ophet cijferblok met uitgeschakeld "NUM LOCK") activeert of deactiveert u een veld of kiest u in invoervelden(als het toggle-symbool verschijnt) tussen verschillendemogelijkheden (alternatief: muisklik).

Met de <Delete>-toets wist u in de editor het gemarkeerde tekenresp. de waarde van het invoerveld.

Met de <wistoets> (<backspace>) wist u het teken links naast de cursor.


U heeft het NC-blok G1 X0 F0.2 geschreven en met <input> afgesloten. Nu wilt u de voeding instellen op 0.3. Dat is op verschillende manieren mogelijk:

1. mogelijkheid:

Daar hier het laatste teken moet worden vervangen, springt u het best <END> naar het einde van de regel. Met <backspace>wist u de 2 (het teken links naast de cursor).

...

2. mogelijkheid:

Alternatief kunt u de cursor teken per teken naar rechts bewegen. Als de cursor op de 2 staat, kunt u die met <DEL> wissen.

25


Met de <Edit>- resp. <Undo>-toets schakelt u in de invoervelden om op de editeermodus (zie praktisch voorbeeld). Als u een vergissing in de editeermodus ongedaan wilt maken (Engels "undo"), drukt u opnieuw op . De overschreven ingave wordt dan hersteld.


U wilt in een invoerveld de waarde -82.47 in -82.475 veranderen zonder het getal helemaal opnieuw in te voeren. De te veranderen waarde is gemarkeerd ( ).

...

Editeermodus inschakelen

Cursor positioneren

Cijfer 5 toevoegen

veranderde waarde bevestigen (de oranje markering springt naar het volgende invoerveld)

Machinebedieningspaneel

Toets PC-toets Verklaring

+ +

+ *Met de toets <Cycle Start> wordt vooral de afwerking van programma's gestart.

+ +

+ *Met de toets <Cycle Stop> wordt de bewerking van het lopende programma gestopt. Vervolgens kan de bewerking met <Cycle Start> in het actuele blok worden voortgezet.

+ +

+ *Met de <Reset>-toets wordt de bewerking geannuleerd, worden mel-dingen gewist (zie ook ) en wordt de besturing in de basistoestand geschakeld (klaar voor een nieuwe programma-uitvoering).

+ +

+ *De toets <Single Block> biedt u de mogelijkheid een programma blok per blok af te werken. De bewerking stopt automatisch na elk blok en kan met <Cycle Start> worden voortgezet. Als u nogmaals drukt, schakelt u terug naar het volgende blok.

+ + + / / * Met deze toetsen worden de gelijknamige bedrijfsmodi AUTO, MDA en JOG geactiveerd (in de standaardversie van SinuTrain werkt alleen AUTO).

+ + + / / * Met deze toetsen wordt de spil geschakeld (niet in de standaardversie van SinuTrain).

+ ++ *

De toets <EXIT> bestaat alleen op het scholingstoetsenbord. Hiermee wordt de software afgesloten (alternatief ook met een softkey).

* Toetsen zoals aangegeven na elkaar indrukken en ingedrukt houden!

26


Schermindeling

8 Kanaalbedrijfsmeldingen (bijv. "Halt: NOODSTOP actief" of "Wachten: verwijltijd actief")

9 Kanaalstatusindicatie (bijv. ROV: De correctie voor de voeding werkt ook op de ijlgangvoeding SBL1: afzonderlijk blok met stop na elk machinefunctieblok)

10 Als het -symbool zichtbaar is, kunt u bijkomende help-teksten oproepen (zie toets

op het CNC-toetsenbord).

11 In het midden van het scherm bevinden zich - afhankelijk van het bedieningsbereik - arbeidsvensters (bijv. programma-editor) en/of zoals hier NC-aanduidingen (positie, voeding, ...).

12 De focus ligt altijd op slechts één arbeidsvenster. Dit venster heeft een gekleurde rand. In dit venster zijn evt. ingaven actief(zie ook toets ).

13 In dit bereik staan, indien beschikbaar,instructies voor de bediener.

14 Het ’Recall’-symbool geeft aan dat u zich in een ondermenu bevindt, dat u evt. met de toets kunt verlaten.

15 Het ’etc.’-symbool geeft aan dat er andere functies bestaan die u met de toets in de horizontale softkey-balk kuntoproepen.

16 Horizontale softkeys: Hier staan debedieningsbereiken of hoofdfuncties.

17 Verticale softkey-balk: Hier staanondermenu's en functies.

1 Hier wordt het actuele bedieningsbereik(Machine, Parameters ...) getoond.

2 Kanaaltoestand (reset, onderbroken, actief)

3 Programmatoestand (geannuleerd, loopt, gestopt)

4 Kanaalnaam (in SinuTrain staat hier de gekozen technologie, d.w.z. bijv. ’SinuTrain_Mill’)

5 In dit bereik worden alarmen enmeldingen aangegeven in combinatie met een nummer, waaronder in de documentatiemeer informatie opgezocht kan worden.

6 Bedrijfsmodus (AUTO, MDA, JOG) in het bedieningsbereik ’Machine’. (De scholingssoftware SinuTrain beschikt alleen over de bedrijfsmodus AUTO.)

7 Pad en programmanaam van het geselecteerdeprogramma

27

2.2 Bediening - Instellen

2.2 Instellen

In dit hoofdstuk leert u de basishandelingen bij het instellen met de SINUMERIK-besturing 840D/810D/840Dikennen.

Aan de hand van een freesmachine in de configuratie"met werktuigbeheer"* leert u ...

• hoe u in het werktuigbeheer een nieuw werktuig aanlegt

• hoe u dit in het echte magazijn en in de magazijnafbeelding in de besturing "inbouwt" (hoofdstuk 2.2.1).

Bij machines met een eenvoudige "Werktuigcorrectie" worden natuurlijk ook werktuigen beheerd, maar aan de hand van T-nummers en niet aan de hand van de namen.

Vooral aan draaimachines, waarbij alle werktuigen op de revolver makkelijk te overzien zijn, is deze eenvoudigere configuratie nuttig.

De configuratie "met werktuigcorrectie"wordt beschreven in hoofdstuk 2.2.2.*

In hoofdstuk 2.2.3 vindt u dan een lijst van alle werktuigen die in de volgende voorbeeldprogramma's worden gebruikt, in hoofdstuk 2.2.4wordt het krassen en het instellen van het nulpunt behandeld.

* De handelwijze kan zonder problemen worden overgedragen op een andere technologie!

28


2.2.1 Werktuigbeheer: Werktuig aanleggen en in het magazijn laden

We gaan ervan uit dat u een bewerkingscentrum met een (ketting-)magazijn heeft. U wilt eenmessenkop maat 63 in het werktuigbeheer aanleggen en op een willekeurige vrije magazijnplaats onderbrengen.

Plaats het werktuig eerst met de hand in de spil. Neem hierbij de instructies van de machinefabrikant in acht. Dan keert u terug naar het scherm van de besturing ...

Werktuig aanleggen


( ) Roep in het basismenu hetbedieningsbereik ’parameters’ op.

Standaard worden de werktuigen in de ’magazijnlijst’ weergegeven, in stijgende volgorde gesorteerd op plaatsnummer.

De horizontale softkey-balk verandert: Naast de ’magazijnlijst’ staat nu ook de ’werktuiglijst’ ter beschikking ...

29


In de weergave ’werktuiglijst’ worden de werktuigen gesorteerd op T-nummer (Tnr.).

Via de verticale softkeys legt u een nieuw werktuig aan.

FM63 Voer een naam voor het nieuwe werktuig in (bijv. ’FM63’ voor een vlakfrees met ø63mm).

Bevestig de ingave.

Verder naar keuzelijst ’Type’!

...

Geselecteerd is momenteel het type’120 schachtfrees’).

Open de selectielijst met en markeer het type ’140 Vlakfrees’.

Bevestig het geselecteerde type.

30


De vlakfrees werd aangelegd.

Ze heeft een gedefinieerde snijkant D.

Met de softkey gaat u naar het venster voor de correctiewaarden van deze snijkant.

134.26

31.5

Als u de correctiewaarde voor de lengte voordien met behulp van een werktuig-voorinstelapparaat heeft gemeten, kunt u deze waarde hier invoeren.

De radius van een meskop met diameter 63 is 31.5 ...

[Als u bij het nameten vaststelt dat een werktuig niet meer de juiste afmetingen heeft, kunt u dit verschil invoeren in de regel ’Slijtage’. De "ideale" maten blijven ongewijzigd.

In de kolom ’Basis’ kan evt. afzonderlijk de lengte van een adapter (die wordt gebruikt voor verschillende werktuigen) worden ingevoerd. Deze waarde wordt dan opgeteld bij de werktuiglengte.]

Adapter

Radius

Leng

te1

Leng

te1

Leng

te1

tota

al

Leng

te1

basi

s

31


De werktuiggegevens zijn compleet.

Terug naar de werktuiglijst

Het werktuig krijgt nu automatisch een T-nummer.

In het programma wordt het echter opgeroepen met zijn - veelzeggende - naam (zie hoofdstuk 3 en 4).

Als ... Als u de gegevens van een werktuig later wilt wijzigen ...

Markeert u de regel van het desbetreffende werktuig in de werktuiglijst.

Met de softkey [Werktuigdetails] opent u het invoervenster voor de werktuiggegevens.

... Voer de wijzigingen uit.

Met de softkey [<<] sluit u het invoervenster opnieuw en keert u terug naar de werktuiglijst.

Magazijn beladen

Markeer de regel van het werktuig dat u in het magazijn wilt laden.

De velden MN (magazijnnummer) en Pl (plaats) zijn nog vrij. Het werktuig bevindt zich dus quasi in de werktuigkast en moet nog in het magazijn worden geladen ...

Via de horizontale softkey roept u de functie voor het beladen op.

32


Als ... Als u het werktuig op een bepaalde magazijnplaats wilt hebben ...

Als ... Als u bijv. een "onoverzichtelijk", groot magazijn heeft, ...

... kunt u de gegevens met de hand invoeren:

... is het makkelijker een lege magazijnplaats te laten voorstellen door de besturing:

1

9

Start de laadprocedure met de softkey.

Het werktuig wordt in het magazijn geladen.

Terug naar het bovenste menuniveauvan het bedieningsbereik

33


2.2.2 Werktuigcorrectie: Werktuig aanleggen

Nu de variant met het eenvoudige werktuigbeheer: Uw SINUMERIK-besturing beheert dusT-nummers en geen werktuignamen. We gaan ervan uit dat u een draaimachine heeft en een3mm-steekbeitel op revolverplaats 5 wilt zetten ...


( ) Roep in het basismenu hetbedieningsbereik ’parameters’ op.

Standaard worden de correctiegegevens van het eerste werktuig (T1) weergegeven.

Met de verticale softkeys kunt u in de correctielijst navigeren en veranderingen uitvoeren:

Met deze softkeys springt u naar het werktuig met een hoger resp. lager T-nummer.

Met deze softkeys navigeert u tussen meerdere snijkanten van een werktuig.

Met deze softkey wist u een werktuig of een snijkant.

Puntjes in de softkey symboliseren in het algemeendat er nog een vraag volgt of een ondermenu bestaat.

U kunt met de softkeys gericht naar een bepaalde snijkant van een bepaald werktuig gaan.

Met deze softkey opent u de overzicht van alle werktuigen (zie hieronder).

Met deze softkey legt u een nieuw werktuig of een nieuwe snijkant aan.

34


In het overzicht ziet u dat T-nummer 5 hier nog niet toegewezen is.

Leg met de softkeys een nieuw werktuig aan.

(5) Bij oudere softwareversies moet hetT-nummer met de hand worden ingevoerd. Als u een nummer invoert dat reeds toegekend is, verschijnt er een melding.

Vanaf softwareversie 6.0 wordt automatisch het eerste vrije T-nummer ingevoerd.

Aan de verschillende werktuigtypes is een nummer toegewezen. Het eerste cijfer wijst de werktuigen toe aan een groep:

1xx - freeswerktuigen2xx - boorwerktuigen4xx - slijpwerktuigen5xx - draaiwerktuigen7xx - speciale werktuigen

In dit geval staat in het veld het nummer 220 voor het type ’Centerboor’.

35


Als Als u het typenummer voor 'groefstaal' nog niet kent ...

Als Als u het typenummer voor 'groefstaal' kent ...

... kunt u het type selecteren in de lijst:

... kunt u het nummer direct invoeren:

Tegelijkertijd met het wissen van het vooringestelde nummer wordt de selectielijst met de werktuiggroepen geopend.

520 Reeds bij het invoeren van het eerste cijfer wordt ter oriëntatie automatisch de selectielijst voor de draaiwerktuigen geopend.

U kunt de beide hier beschreven manieren voor de omgang met een selectielijst natuurlijk ook in combinatie gebruiken.

...

Markeer de groep’5xx draaiwerktuigen’ en bevestig de selectie.

Probeert u gewoon een paar verschillende manieren uitom het gebruik van de lijst te oefenen.

... Kies in de lijst volgens hetzelfde schema het type’520 groefstaal’.

Het werktuigtype is gekozen, het volgend themais de snijkantligging ...

( ) Bij het selectieveld voor desnijkantpositie bestaat er eenhelp-scherm, dat u met kunt oproepen.

36


3 Eerst moeten de correctiewaarden voor de linker snijkant (D1) worden ingevoerd.

93.1

42

0.1

Als u de correctiewaarde reeds heeft gemeten met behulp van een werktuig-voorinstelapparaat, kunt u deze waarde hier invoeren. Voorbeeld:

Lengte 1 (D1) 93.1Lengte 2 (D1) 42Radius van de snijkant: 0.1

Nu de tweede snijkant (D2):

4

Kengetal van de tweede snijkant: 4

39

Lengte 1 (D2) wie D1Lengte 2 (D2) 39Radius van de snijkant: zoals D1

. Het verschil tussen de beide waarden voor ’Lengte 2’ is de breedte van de steekbeitel-: 42 mm - 39 mm = 3 mm.

Alle correctiewaarden voor het werktuig zijn ingevoerd. Het werktuig kan nu met het commando T5 worden geselecteerd (zie hoofdstuk 3 en 4).

Terug naar het hogere menu!

. Volgens hetzelfde principe kunt u nu alle werktuigen aanleggen die u nodig heeft voor de voorbeeldprogramma's ...

Werktuigpunt 2

Leng

te1

(D1)

Leng

te2

(D2)

(snijkant D2)

Lengte 2 (D2)

Lengte 1 (D1)

WT-punt 1(snijkant D1)

G18:Z/X-vlak

37


2.2.3 Werktuigen van de voorbeeldprogramma's

In de voorgaande hoofdstukken heeft u bij wijze van voorbeeld een frees- en een draaiwerktuig aangelegd. In de voorbeeldprogramma's van de hoofdstukken 3 en 4 worden de onderstaande werktuigen gebruikt. Om deze programma's aan de hand van de simulatiegrafiek te kunnen volgen, moet u ook deze werktuigen aanleggen in het bedieningsbereik ’Parameters’.

(Natuurlijk kunt u ook uw "eigen" werktuigen van hetzelfde type met andere namen gebruiken. Houd bij de programmering dan rekening met de veranderde naam bij het oproepen van de werktuigen.)

Werktuigen in de freesprogramma's

Type Naam Snijkantgegevens (fragment)

140 vlakfrees

120 schachtfrees

120 schachtfrees

120 schachtfrees

220 centerboor

200 spiraalboor

200 spiraalboor

240 draadboor

SM60EM20EM16EM10CD12TD8_5TD10T_M10

D1 radius 30

D1 radius 10

D1 radius 8

D1 radius 5

D1 radius 6 *

D1 radius 4.25 *

D1 radius 5 *

D1 radius 5 *

* Afhankelijk van de software-versie kan de radius van een boor alleen door directe bewerking van het werktuig-initialisatiebestand worden ingevoerd. Als u daarmee niet vertrouwd bent, legt u boren voor de simulatie het best als schachtfrezen aan!

Voor het frezen staan in totaal de volgende werktuigtypes ter beschikking:110 kogelkopfrees 120 schachtfrees 121 schachtfrees met hoekafronding130 hoekkopfrees 131 hoekkopfrees met hoekafronding 140 vlakfrees150 schijffrees 155 kegelstompfrees 200 spiraalboor205 volboor 210 boorstang 220 centerboor230 kotterboor 240 draadboor regeldraad 241 draadboor fijne draad250 ruimer 700 sleufzaag 710 3D-meettaster711 randtaster 720 georiënteerde meettaster 900 speciaal werktuig

38


Werktuigen in de draaiprogramma's

Bij het aanleggen van draaiwerktuigen speelt, naast de snijkantradius en de lengtecorrecties, die u kunt bepalen door krassen of met behulp van een werktuig-voorinstelapparaat, ook de snijkantligging een belangrijke rol.Hiernaast vindt u als oriëntatiehulp daarom het help-scherm voor de snijkantligging.

Type Naam Snijkantgegevens (fragment)

500 voordraaistaal

500 voordraaistaal

510 nadraaistaal

510 nadraaistaal

540 draadstaal

520 groefstaal

200 spiraalboor

205 volboor

RT1RT2FT1FT2DraadGT_3 ***

TD5SD16

D1 radius 0.8 snijkantligging 3

D1 radius 0.8 snijkantligging 3 vrije hoek 44° **

D1 radius 0,4 snijkantligging 3

D1 radius 0,4 snijkantligging 3 vrije hoek 44° **

D1 snijkantligging 8

D1 radius 0.1 snijkantligging 3 lengte bijv. 42D2 radius 0.1 snijkantligging 4 lengte 2 bijv. 39

D1 radius 2.5 * ****

D1 radius 8 * ****

* Afhankelijk van de software-versie kan de radius van een boor alleen door directe bewerking van het werktuig-initialisatiebestand worden ingevoerd. Als u daarmee niet vertrouwd bent, legt u boren voor de simulatie het best als schachtfrezen aan!

** Als bij het aanleggen van een werktuig een ’vrije hoek’ of ’vrijsnijhoek’ niet gelijk aan 0 wordt ingevoerd, dan wordt deze bij het draaien van ondersnijdingen op botsinggevaar bewaakt (zie voorbeeld in hoofdstuk 4.2).

*** Dit werktuig werd in hoofdstuk 2.2.2 behandeld.

**** Als u in het G17-vlak boort (aanbeveling), heeft de lengte 1 in de werktuigcorrectie, afwijkend van de correcties van de draaiwerktuigen, betrekking op de Z-as. Zie hoofdstuk 5 van de handleiding.

Voor het draaien staan in totaal de volgende werktuigtypes ter beschikking:500 voordraaistaal 510 nadraaistaal 520 groefstaal530 afsteekstaal 540 draadstaal 730 aanslagDaarbij komen nog de boor-, frees- en speciale werktuigen die reeds bij de freeswerktuigen (pagina 38) werden aangegeven.

39


2.2.4 Werkstukken aankrassen en nulpunt instellen

Bij het aankrassen verplaatst u een voordien gemeten werktuig voorzichtig naar het werkstuk toe tot het werktuig tegen het werkstuk "krast". Uit de correctiegegevens van het werktuig en de actuele positie van de werktuigdrager kan de besturing de nulpuntverschuiving berekenen waarop de coördinaten van het NC-programma betrekking hebben.

Het aankrassen en het instellen van het werkstuknulpunt vormt dus een onmiddellijk samenspel tussen besturing en machine resp. tussen werktuig en ingespannen werkstuk. De functie ’aankrassen’ is daarom niet beschikbaar in de scholingssoftware SinuTrain.

Ga naar het basismenu van de besturing en roep het bedieningsbereik ’Machine’ op.

(Alternatief: toets )

( )

( )

Verplaats het werktuig bijv. in de bedrijfsmodus ’Jog’ "met de hand" (bijv. met de astoetsen van het machinebedieningspaneel) naar een positie die een botsingvrije werktuigwissel (revolverzwenking) mogelijk maakt.

...

Activeer het werktuig waarmee u het werkstuk wilt aankrassen(bijv. door in de bedrijfsmodus ’MDA’ een klein programma te schrijven dat de werktuigoproep uitvoert en de spil laat roteren).

Start het programma met de toets <Cycle Start> op het machinebedieningspaneel.

Keer vervolgens terug naar de manuele modus (bedrijfsmodus ’JOG’) (zonder tussendoor op <Reset> of <Cycle Stop> te drukken).

40


Hier kunt u de functie ’Aankrassen’ met een horizontale softkey activeren.

G54 In het functievenster legt u eerst vast in welke nulpuntverschuiving (G54, G55 ...) u het resultaat wilt leggen.

Plaats dan de cursor (met <pijl omlaag>, niet met <input>!) op het invoerveld ’Doelpositie’ voor de as waarin u het eerst wilt aankrassen (hier Z-as bij het draaien).

Beweeg het werktuig voorzichtig met de astoetsen, een afzonderlijk handapparaat of elektronische handwielen tot het in contact komt met het werkstuk. (evt. kunt u het werktuig dan verticaal t.o.v. de aankrasrichting terugtrekken en de spil stoppen.)

1 Voer nu in het veld ’Doelpositie’ de waarde in die deze coördinaat later in het programma moet krijgen. Daarbij moet ook de lengtecorrectie van het werktuig in acht worden genomen.(zie onderstaand help-scherm).

De verschuiving verschijnt links naast het invoerveld.

De lengtecorrectie van het werktuig in Z (’Lengte 2’) staat tegenover de as.

De geometrie van het werktuig wordt daardoor negatief in aanmerking genomen bij het berekenen van de verschuiving.

Dit gebeurt door het omschakelen op ’-’ in het veld achter de doelpositie.

41


... Bepaal evt. op dezelfde manier de nulpuntverschuiving voor de overige assen (bij het draaien niet vereist daar het draaicentrum altijd de X-waarde 0 heeft).

Neem ten slotte alle waarden over in de geselecteerde nulpuntverschuiving (NV), hier G54.

Alle nulpuntverschuivingen van de besturing kunt u in het bedieningsbereik ’Parameters’ "opzoeken".

De nulpuntverschuiving wordt bij de afwerkingdoor het oproepen van het desbetreffende commando (G54, G55, ...)actief in het NC-programma.

42


2.3 Programma's beheren en uitvoeren

In dit hoofdstuk vliegen - figuurlijk natuurlijk - de spaanders.

Als er een uitvoerbaar en getest programma bestaat (zie hoofdstukken 3 en 4 voor de programmering) ...

... leert u hier hoe u dit programma evt. van een diskette naar de besturing kopieert, vanuit het programmabeheer in de kern van de besturing laadt en uiteindelijk uitvoert.

2.3.1 Gegevens op diskette bewaren en van diskette inlezen

Uw SINUMERIK-besturing biedt verschillende mogelijkheden gegevens uit te lezen en in te lezen. Deze kunnen in het bedieningsbereik ’Diensten’ via de verticale softkey-balk worden geselecteerd:

[V24 ] seriële interface [PG] programmeertoestel[diskette... ] diskdrive [archief... ] Archief-directory op de harddisk

Hier wordt bij wijze van voorbeeld de gegevensuitwisseling tussen besturing en diskettebehandeld. Steek een geformateerde, diskette zonder schrijfbeveiliging in de diskdrive!

Besturing -> diskette (uitlezen)

De basis voor dit voorbeeld is een willekeurig werkstuk-directory (hier "TEST.WPD"), dat u in het bedieningsbereik ’Programma’ heeft aangelegd en waarbij bijv. een deelprogramma ("VOORBEELDPROGRAMMA.MPF") en een subprogramma ( "UP20.SPF") horen.

Het aanleggen van werkstuk-directories en programma's is uitvoerig beschreven aan de hand van een voorbeeld in hoofdstuk 3.1.

43

2.3 Bediening - Programma's beheren en uitvoeren

( ) Ga naar het basismenu van de besturing en roep het bedieningsbereik ’Diensten’ op.

In het venster ziet u de directories (type ’Dir’ voor ’Directory’), die ook in het bedieningsbereik ’Programma’ bereikbaar zijn via de horizontale softkeys.

Het werkstuk-directory "TEST.WPD" bevindt zich dus in de directory "Pieces.DIR":

...

Open de hogere werkstuk-directory ...

...

... en markeer de directory dat u wilt bewaren op de diskette (hier dus "TEST.WPD").

Als actief gemarkeerd is op de afbeelding de softkey [Data in].

Met de softkey [Data uit] schakelt u om op gegevensuitvoer.

44


In het venster verschijnt de inhoud van de diskette. De focus heeft het veld ’Archiefnaam’. Het draagt de werkstuknaam.

Als ... Als u voor het opslaan wilt controleren welke bestanden zich reeds op de diskette bevinden ...

Met de <Tab>- of de <END>-toets schakelt u de focus verder tot de oranje balk een regel in de bestandslijst markeert.

...

Met de toetsen <Pijl omlaag> en <Pijl omhoog> kunt u de cursor nu door de bestandslijst bewegen. Daarbij wordt de naam van het gemarkeerde bestand overgenomen in het veld ’Archiefnaam’ (en wordt evt. overschreven!).

Schakel de focus met <Tab> terug naar het veld ’Archiefnaam’ en voer opnieuw de naam van het werkstuk in.

Start het kopiëren van de gegevens uit de besturing naar de diskette.

De kopieerprocedure wordt in de indicatieregel geprotocolleerd. Als de gegevens met succes gekopieerd zijn, verschijnt de melding "Opdracht is klaar."

Open nu de werkstuk-directory "TEST.WPD", markeer het deelprogramma "VOORBEELDPROGRAMMA.MPF" ...

45


... en kopieer het als oefening nog een keer afzonderlijk naar de diskette.

Ga vervolgens naar het menu [Data beheren] en roep daar de inhoud van de [Diskette] op.

Het werkstuk-directory "TEST.WPD" werd met alle bestanden als "TEST.ARC" opgeslagen.

Het programmabestand "VOORBEELDPROGRAMMA.MPF" werd als "VOORBEELDPROGRAMMA.ARC" opgeslagen.

Achtergrond:

De extensie "ARC" staat voor archief. Binnen het archiefbestand "TEST.ARC" blijft de volledige gegevensstructuur van de werkstuk-directory, het deel- en subprogramma ongewijzigd.

Bij het terugschrijven van een ARC-bestand wordt deze structuur hersteld.

Verlaat het menu opnieuw met de <Recall>-toets.

De cursor markeert opnieuw het net op de diskette gekopieerde bestand.

Diskette -> Besturing (inlezen)

Kies nu het menu voor het inlezen van gegevens.

46


Het deelprogramma dat als "VOORBEELDPROGRAMMA.ARC" op de diskette werd opgeslagen moet opnieuw in de besturing worden ingelezen.

...

Markeer het bestand "VOORBEELDPROGRAMMA.ARC" in de bestandslijst van de diskette ...

... en start de transfer.

Daar het oorspronkelijke programma nog altijd aanwezig is in de besturing, verschijnt de vraag of u dit programma wenst te overschrijven.

Beantwoord de vraag met [Ja].

Het bestand werd vervangen door een kopie.

47


2.3.2 Programma vrijgeven, laden, selecteren en uitvoeren

Als een programma nog niet helemaal afgewerkt is of nog getest moet worden, kunt u de ’vrijgave’ van het programma onttrekken en daardoor verhinderen dat het geladen, geselecteerd en uitgevoerd kan worden.

Om een programma te kunnen uitvoeren, moet het zich in het NC-werkgeheugen bevinden. Dit gebeurt,als de besturing over een harddisk beschikt, via de functie ’Laden’. Daar de plaats in het NC-werkgeheugen beperkt is, moeten programma's die momenteel niet meer benodigd zijn, na de uitvoering worden ontladen, d.w.z. terug naar de harddisk geschreven worden (indien aanwezig).

Eén van de geladen programma's kan telkens worden geselecteerd voor afwerking. Dit gebeurt met de functie ’Selectie’. De naam van het geselecteerde programma verschijnt dan bovenaan rechts in de kopregel van het scherm.

Voor u een programma start, moet u absoluut de volgende punten in acht nemen:

Controleer precies aan de hand van de simulatie of het programma geen fouten bevat.

Wij aanvaarden geen aansprakelijkheid voor de voorbeeldprogramma's in deze documentatie!

Vooral de snijgegevens (toerental, voeding, snijbreedte) moeten evt. worden aangepast aan de omstandigheden in uw machine.

Controleer of alle in het programma gebruikte werktuigen in het magazijn resp. de revolver aanwezig en opgemeten zijn!

Controleer of het werkstuk goed ingespannen en het nulpunt correct ingesteld is!

Het is eventueel nuttig het programma eerst "droog", d.w.z. zonder werkstuk, uit te voeren om alle geprogrammeerde bewegingen nogmaals te kunnen testen op botsinggevaar.

Draai de voedings-override voor de eerste test van een programma op NUL, zodat u later ook bij fout geprogrammeerde ijlgangwegen nog tijd heeft om in te grijpen.

Op de bijzonder kritieke punten schakelt u bovendien het best op blok-per-blok-bedrijf.

48


Nu het concrete voorbeeld: U heeft in het bedieningsbereik ’Programma' van het werkstuk "Compleet" geprogrammeerd of in het bedieningsbereik ’Diensten’ de programmagegevens bijv. van diskette geladen ...

( )

( )

Ga naar het bedieningsbereik ’Machine’.

Als er andere bedrijfsmodus actief is, activeert u de bedrijfsmodus ’AUTO’.

...

Open het programma-overzicht ...

... en markeer het(de) werkstuk(-directory) COMPLEET".

Het werkstuk is reeds vrijgegeven.

Als oefening kunt u ...

• het werkstuk eerst de vrijgave onttrekken, ...

• en het dan (tevergeefs) proberen te laden, ...

• de melding bevestigen ...

• en het werkstuk uiteindelijk opnieuw vrijgeven.

49


Laad het werkstuk nu in het NC-werkgeheugen.

Als u met <input> de werkstuk-directory opent, ziet u dat bij het laden van de directory alle programma's (deelprogramma "COMPLEET.MPF" en subprogramma's "CONTOUR.SPF" en "WWP.SPF") mee werden geladen.

In het bestand DPWP.INI is de configuratie van de simulatie geblokkeerd. Deze is voor de afwerking op de machine niet vereist en wordt daarom ook niet geladen.

Als Als de werkstuk-directory en het deelprogramma zoals hier dezelfde naam hebben ...

Als Als het te bewerken deelprogramma een andere naam heeft dan de werkstuk-directory (omdat het deel bijv. aan twee kanten moet worden bewerkt en u daarom twee hoofdprogramma's met de namen "SIDE_1" en SIDE_2" heeft aangelegd) ...

... wordt door de 'selectie' (type ’WPD’) automatisch het gelijknamige deelprogramma (type ’MPF’) geladen.

... ... markeert u het deelprogramma (type ’MPF’) binnen de werkstuk-directory en drukt u vervolgens op [Selectie].

In de kopregel van het scherm staat nu de naam van het geselecteerde programma:

50


Verlaat het programma-overzicht met de <Recall>-toets.

In het geel geaccentueerde venster is nu het ’Actuele blok’ (d.w.z. het eerste blok) van het geselecteerde programma te zien.

Alternatief kan in het venster ook het volledige programma worden getoond.

(Met [Programma verloop] en [Programmablokken] kunt u wisselen tussen de beide weergaven).

...

U heeft verschillende mogelijkheden het verloop van het programma te beïnvloeden.

De status verschijnt in een statusregel aan de bovenkant van het scherm.

De actieve blok-per-blok-modus (SBL1, SBL2 of SBL3) kunt u met de toets <SingleBlock> op het machinebedieningspaneel bovendien altijd activeren en deactiveren.

Start vervolgens het programma.

Draai voorzichtig de voedings-override open als u het programma de eerste keer uitvoert.

In kritieke situaties:

of in het uiterste geval !

51

3.1 Programmering frezen - Werkstuk "Langsgeleiding"

3 Programmering frezenIn dit hoofdstuk leert u aan de hand van twee eenvoudige voorbeeldwerkstukken de programmering van de besturingen SINUMERIK 810D/840D/840Di kennen.

Natuurlijk wordt hier niet alles behandeld watmet deze machtige besturingen mogelijk is.

Maar als u deze beide werkstukkennageprogrammeerd heeft, bent u goed

voorbereid om u zelfstandig verder in tewerken.

3.1 Werkstuk "Langsgeleiding"

Aan de hand van het werkstuk "Langsgeleiding" leert u toets per toets de volledige weg van de tekening tot het afgewerkte NC-programma kennen. Daarbij worden de volgende thema's behandeld:

• Onderverdeling in werkstuk, deelprogramma en subprogramma

• Werktuigoproep enwerktuigwissel

• Basisfuncties

• Technologische functies(snijgegevens)

• Eenvoudige verplaatsingswegen zonder freesradiuscorrectie

• Boren met cycli en subprogrammatechniek

• Simulatie ter controle van de programmering

52


3.1.1 Werkstuk en deelprogramma aanleggen


( )

Uitgangstoestand:

• Willekeurig bedieningsbereik (hier ’Machine’) en bedienmodus (hier ’AUTO’)

• Kanaaltoestand RESET, d.w.z. er wordt momenteel geen programma afgewerkt. Indien dit nog niet gebeurd is, brengt u de besturing met de toets <Reset> in de ’Reset’-toestand (zie statusregel bovenaan links).

Wisselen naar het basismenu

In de horizontale softkey-balk staan de bedieningsbereiken. Het actieve bedieningsbereik 'Machine' is zwart geaccentueerd.

( )

Ga met de softkey naar hetbedieningsbereik 'Programma'

Er bestaan verschillende programmatypes, die nu te zien zijn in de softkey-balk.

Het gemarkeerde type 'Pieces' (WPD) is een directory, waarin alle relevante gegevens van een bewerkingsopgave (deelprogramma's, subprogramma's, etc.) kunnen worden bewaard.

Zo kunt u alle bestanden overzichtelijk structureren.

53


LONGIT...

Leg een nieuwe werkstuk-directory aan voor de "Langsgeleiding".

Voer de werkstuknaam in (er wordt geen onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters).

Bedenk dat elke naam slechts één keer kan worden gebruikt. (Eventueel moet u dus een andere naam kiezen.)

Tekst en cijfers bevestigt u op het besturingstoetsenbord altijd met de gele <input>-toets, op de PC met <Return>.

Daar u een werkstuk (WPD = WorkPieceDirectory) wilt aanleggen, kunt u het venster zonder verandering overnemen.

De kern van de bewerking is het deelprogramma (MPF = MainProgramFile).

In de nieuwe werkstuk-directory wordt automatisch een (gelijknamig) deelprogramma aangelegd.

Een sjabloon wordt hier niet gebruikt.

;

54


De editor wordt geopend waarin het programma wordt geschreven.

In de kopregel staat de naam van de werkstuk-directory en daarachter de naam van het hoofdprogramma.

De eerste programmaregel is gemarkeerd.

= eof = markeert het programma-einde (End of File).

Als ... Als op uw besturing deautomatische bloknummering actief is ...

U wilt programmeren zonder automatische regelnummering.

De besturing werkt ook zonder bloknummers en het schrijven van een programma zonder nummers is comfortabeler.

Later kunt u met de functie<Hernummeren> automatisch bloknummers toevoegen.

Bevestig het gewijzigde instelscherm.

... Wis het automatisch ingevoegde eersteregelnummer.

; Hoofdpr... Het kommapunt kenmerkt een commentaarregel.

U bevestigt elk programmablok met <input> ...

Als u wilt, kunt u in andere commentaarregels bijv. de gebruikte werktuigen vermelden ...

; Werktuiglijst:; Egelfrees 60mm; ...

Een extra lege regel (met <input>) dient om het programma te structureren.

55


3.1.2 Werktuigoproep en werktuigwissel

Ofwel Als u een besturing gebruikt die werktuigen met tekstnamen beheert(zie hoofdstuk 2.2.1)

Of Als u een besturing gebruikt die werktuigenmet T-nummers beheert(zie hoofdstuk 2.2.2) ...

T="SM60" ; egelfrees D60mm T17 ; egelfrees D60mm

Het werktuig (T = Tool) wordt met zijn tekstnaam geselecteerd die in hetwerktuigbeheer (bedieningsbereik’Parameters’) werd toegewezen.

Het werktuig (T = Tool) wordt met zijn T-nummer gekozen dat in het werktuigbeheer (bedieningsbereik ’Parameters’) werd toegekend.

Opgelet: Op dit verschil bij het werktuigbeheer wordt later niet meer teruggekomen. U moet de werktuigoproep dan zelfstandig veranderen!

M6 Op machines met werktuigwisselaar roept M6 de werktuigwissel op.

3.1.3 Basisfuncties

G17 G54 G64 G90 G94 Dit zijn basisfuncties die in het volgende overzicht nader worden verklaard.Vaak gelden deze functies voor een heel programma. Veiligheidshalve adviseren wij echter deze functies bij elke werktuigwissel uit te voeren.

Verklaring van de functies Functies uit dezelfde groep

G17 - vlakkeuze XY-vlak

G54 - activering van de eerstenulpuntverschuiving

G64 - verslepen. Het doel van een verplaatsingsblok wordt niet exact aangelopen, er bestaat een kleine afronding naar de volgende verplaatsingsweg.

G90 - programmering van absolute maten

G94 - Met F wordt de voedingssnelheid in mm/min geprogrammeerd.

G18 - vlakkeuze XZ-vlakG19 - vlakkeuze YZ-vlak

G55, G56, G57 - andere nulpuntverschuivingenG53 - alle nulpuntverschuivingen opheffen

(per blok actief)G500 -alle nulpuntverschuivingen uitschakelen

G60 - precieze stop. Het doelpunt wordt exact aangelopen. Daarvoor worden alle asaandrijvingen tot stilstand afgeremd.

G91 - programmering van incrementele maten(ketenmaten)

G95 - met F wordt de voeding in mm(per omwenteling) geprogrammeerd.

Functies van een groep heffen elkaar op. Welke functies momenteel actief zijn, kunt u in het bedieningsbereik ’Machine’ met de softkey "opzoeken".

56


Tot zover de eerste regels van het programma!

Het eerste werktuig werd reeds ingewisseld en belangrijke, algemene basisinstellingen vastgelegd.

Met dit 60 mm brede werktuig moet nu de 61 mm brede sleuf voorgefreesd worden.

3.1.4 Eenvoudige verplaatsingswegen zonder freesradiuscorrectie

G0 X110 Y0 In ijlgang (G0) wordt het werktuig eerst in het vlak XY naar zijn startpositie bewogen.

110 = X-waarde van de werkstukrand + freesradius + veiligheidsafstand = 150/2+60/2+5

(De -voor het overnemen van een programmaregel wordt vanaf hier voor een betere leesbaarheid niet meer extra aangegeven. Bevestig zelfstandig elke regel met !)

G0 Z2 S600 M3 M8 Voor de frees naar freesdiepte wordt bewogen, wordt deze op een tussenvlak (Z2) boven het werkstukoppervlak gepositioneerd.

Dat biedt veiligheid bij het inlopen van het programma (als het werkstuknulpunt of de werktuigcorrectie per ongeluk fout werd gezet). Bovendien kan de spil in de blok reeds opgestart en het koelmiddel ingeschakeld worden.*

S600 toerental S = 600 min-1

M3 Werktuig draait in klokrichting (rechtsom)

M8 Koelmiddel wordt ingeschakeld

* Opgelet: Alle gebruikte technologische gegevens hebben slechts voorbeeldkarakter. Gebruikt op de machine eigen ervaringswaarden en neem de gegevens in de werktuigcatalogus in acht!

G0 Z-10 In ijlgang (G0) wordt verder naar de bewerkingsdiepte verplaatst.

Opmerking:

Om veiligheidsredenen moet deze verplaatsingsweg eventueel alsG1-blok worden aangegeven bij de voeding:

G1 Z-10 F400

57


G1 X-110 F400 De frees beweegt in voeding (voedingssnelheid 400 mm/min) op een rechte (G1) naar het doelpunt X-110 (absolute maat m.b.t. nulpunt).

Bij G91 (incrementele maat) had X-220 geprogrammeerd moeten worden, daar de frees ca. 220 mm in negatieve asrichting beweegt.

G0 Z100 M5 M9 In ijlgang (G0) wordt de frees in Z-richting van het werkstuk verwijderd. Tegelijkertijd wordt met M5 de spil gestopt en met M9 het koelmiddel uitgeschakeld.

Lege regel voor een betere structurering op het einde van de bewerking met de egelfrees

T="EM16" ; schachtfrees D16mm

M6

Met de 16mm-schachtfreesmoeten nu de beide randen van degroef (61 mm breed voorgefreesdmet egelfrees ø60) op maatworden gefreesd.

G17 G54 G64 G90 G94 Dezelfde G-functies als bij de eerste bewerking vormen ook de basis van de bewerking met de schachtfrees.

G0 X85 Y22.5

G0 Z2 S600 M3 M8

G0 Z-10

G1 X-85 F200G0 Y-22.5G1 X85

In dit eerste voorbeeld wordt de contour voorbewerkt zonder automatische verrekening van de freesradius, d.w.z. de middelpuntbaan van de frees wordt geprogrammeerd:

22.5 = 61/2-16/2

X85 betekent 2 mm overloop.

De voedingssnelheid wordt met F200 lager gekozen dan voordien bij de egelfrees.

G0 Z100 M5 M9 Op het einde wordt het werkstuk opnieuw in ijlgang verlaten, de spil wordt gestopt en het koelmiddel uitgeschakeld.

58


Lege regel voor structurering

Als ... Als u alleen wilt frezen (niet boren) of gewoon de simulatie al eens wilt bekijken, kunt u het programma op dit punt afsluiten:

M30 M30 beëindigt het deelprogramma.

Bij de afwerking springt het programma bij M30 terug naar het begin en kan opnieuw worden gestart. M30 moet dus altijd op de laatste programmaregel staan.

U kunt het afgewerkte programma simuleren ... (gedetailleerde informatie in hoofdstuk 3.1.7)

... en na het verlaten van de simulatie

...

... in het bedieningsbereik ’Machine’, bedrijfsmodus ’AUTO’ uitvoeren (zie hoofdstuk 2.3.2).

Om later boorbewerkingen toe te voegen aan het programma, markeert u in het bedieningsbereik ’Programma’ de werkstuk-directory "LANGSGELEIDING.WPD". Open de directory met <input>, markeer het deelprogramma en open dit op zijn beurt met <input>.

Voeg de volgende programmaregels (z. o.: T="CD12" ...) in voor het commando M30.

3.1.5 Boren met cycli en subprogrammatechniek

Centreren

T="CD12" ; centerboor 90° D12mm

M6

Alle twaalf boringen moeten eerstworden gecentreerd.

G17 G54 G60 G90 G94 Bij het boren wordt met G60 (precieze stop)gewerkt om voor alle boringen eenhoge maatgetrouwheid te garanderen.

59


De boringen kunnen in twee groepen worden onderscheiden:

- 4 x M10 schroefdraad aan de hoeken

- 2 afzonderlijke boringen en1 boorcirkel in de sleuf

De posities van de eerste groep worden later in een subprogramma met de naam THREAD ingevoerd, die van de overige boringen in het subprogramma INTERNAL.

Subprogramma's zijn hier zinvol,daar de posities zowel voor het centreren als voor het boren en draadsnijden worden aangelopen.

G0 X-65 Y40

G0 Z2 S600 M3 M8

In ijlgang wordt op veiligheidsafstand de eerste draadboring (op de afbeelding bovenaan links) aangelopen en wordt het koelmiddel ingeschakeld.

F150 De ingave van de voedingssnelheid staat hier niet in een G1-blok, daar alle verplaatsingswegen van de bewerking vervolgens via een cyclus worden uitgevoerd:

Horizontale softkey voor het oproepen van het hoofdmenu ’Boren’

Op de verticale softkey-balk verschijnen dan de bijbehorende ondermenu's

60


( )

Via de verticale softkey wordt het dialoogvenster voor de boorcyclus CYCLE82 (boren, vlakken) geopend.

De cursor staat op het eerste invoerveld. Op het help-scherm is de betekenis van het veld grafisch verklaard, in gele kopregel staat deze verklaring in tekstvorm.

2

0

1 *

Enkele velden in het dialoogvenster bevatten reeds waarden.

Verander resp. vervolledig eerst de eerste drie ingaven zoals aangegeven op de afbeelding.

* ... of hier (daar reeds correct ingevuld) gewoon of

De boringen hebben volgens de tekening een diameter van 10 mm en moeten een 1mm brede afschuining krijgen. Een 90°-centerboor moet dus 5,5 mm diep binnendringen.

Opgelet ... Deze ’eindboordiepte’ kan op twee manieren worden ingevoerd:

( )-5.5

( )

5.5

ABS absoluut, d.w.z. de dieptemaat wordt ingevoerd m.b.t. het werkstuknulpunt.Hier dus: -5.5 ABS

INC Incrementeel, d.w.z. relatief t.o.v. ’referentievlak’. Daar slechts één bewerking "omlaag" zinvol is, wordt bij de incrementele dieptevermelding (negatief) voorteken ingevoerd.Hier dus: 5.5 INC

Tussen ABS en INC kunt u met de <omschakel>-toets en met de softkey [Alternatief] wisselen als het veld 'Eindboordiepte' gemarkeerd is.

Beide ingavevarianten zijn juist. Aanbevolen wordt voor het centreren echter de instelling INC, daar zo boringen op verschillende referentievlakken met een incrementele diepte gecentreerd kunnen worden.

61


De verwijltijd 0 kan onveranderd blijven.Sluit echter nog niet te snel hetdialoogvenster, want ...

Als ... Als links in de kopregel van het dialoogvenster de tekst ’Boren/CYCLE82’ staat, zou de cyclus in het programma slechts éénmaal worden opgeroepen.

In dit geval moet u nog op modale effectiviteit omschakelen.

De ingave in de kopregel wordt veranderd: ’Boren/MCALL CYCLE82’

’Modaal’ kan worden vertaald als 'zelfhoudend'. Dat betekent dat een commando (bijv. een G-functie, een geprogrammeerde aspositie of zoals hier een volledige cyclus) ook over het blok waarin hij staat heen actief is. Bij boorcycli heeft dat tot gevolg dat deze na elke aansluitend geprogrammeerde verplaatsingsweg opnieuw wordt uitgevoerd.

De cyclus wordt opgenomen in het programma.

Als u een cyclusblok wilt wijzigen, is dat mogelijk met de softkey [Terugvertalen].

THREAD ; subprogramma met coördinaten Het subprogramma zelf schrijft u later.Op dit punt wordt het gewoon met zijn naam opgeroepen. Op alle punten die in het subprogramma worden aangelopen wordt - als gevolg van de modale werking - de boorcyclus CYCLE82 opgeroepen.

Via deze beide softkeys schakelt u de modaliteit van de cyclus opnieuw uit en verlaat u het Boren-menu.

(Alternatief kunt u ook gewoon MCALL invoeren in de teksteditor. Bij deze handelwijze blijft u in het Boren-menu. Op het einde van de booroperaties verlaat u het met .)

-10

Roep opnieuw het dialoogvenster voor de boorcyclus op.

Alle ingaven van de eerste oproep zijn bewaard gebleven.

Als u de ’eindboordiepte’ incrementeel (INC) heeft ingevoerd, hoeft u hier alleen de waarde van het ’Referentievlak’ te wijzigen.

62


Als ... Als u de ’eindboordiepte’ absoluut (ABS) heeft ingevoerd, moet u deze hier ook wijzigen.

-15.5

Eindboordiepte absoluut = referentievlak - eindboordiepte incrementeel = -10-5.5

Neem de cyclus op in het programma.

INTERNAL ; subprogramma met coördinaten Dezelfde handelwijze als bij het subprogramma THREAD

Dezelfde handelwijze als bij het centrerenvan de 4 draadboringen

G0 Z100 M5 M9 Werkstuk verlaten, spil en koelmiddel UIT


Ter controle van het volledige programmadeel voor het centrerenin één oogopslag

Draad-kerngat boren

T="TD8_5" ; kerngatboor voor draad M10

M6

G17 G54 G60 G90 G94

G0 X-65 Y40

G0 Z2 S1300 M3 M8

F150

De draadboringenM10 hebben een kerngatmet ø8.5 mm.

Geboord wordt met een spiraalboor.

63


0

( )

-23

Roep (net als bij het centreren) het dialoogvenster voor de boorcyclus op en voer de waarden in.

De eindboordiepte moet hier absoluut worden ingevoerd (-23 ABS).

De 3 mm toegift op de plaatdikte wordt bepaald volgens de vuistregel voor het in acht nemen van de spitse hoek van 118°:

"Toegift = 1/3 boordiameter" !


THREAD ; z. h. Oproep van het subprogramma met de posities van de vier boringen

Via softkeys schakelt u de modaliteit van de cyclus opnieuw uit.

G0 Z100 M5 M9 De bekende procedure op het einde van een bewerking

Draadboren

T="T_M10" ; draadboor M10

M6

G17 G54 G60 G90

G0 X-65 Y40

G0 Z2 S60 M3 M8

G94 kan hier vervallen. De voedings-snelheid wordt bepaald door hettoerental en de draadspoed,die in de cyclus worden ingevoerd.

( )

( )

Er wordt zonder spankop geboord. Dat wordt duidelijk gemaakt door de grijze softkey-tekst ’z. spankop’.

Ook deze cyclus moet weer modaal actief zijn (zie MCALL in de kopregel).

64


2

0

...

( )

’Draairichting SCAC M5’ (spilstop) werkt pas na uitvoering van de cyclus.

Als de ingaven in de velden ’Tabel’ en ’Selectie’ niet met de systeemgekozen waarden overeenstemmen, kunt umet de toets omschakelen.

Een hoger toerental bij de terugtrekking spaart productietijd!


THREAD ; z. h. Dezelfde handelwijze ...

... als bij het kerngat!

G0 Z100 M5 M9

Doorgangsgaten ø10 boren

T="TD10" ; spiraalboor D10mm

M6

G17 G54 G60 G90 G94

G0 X-50 Y0

G0 Z2 S1300 M3 M8

F150

MCALL CYCLE82(2,-10,1,-23,0,0)

INTERNAL ; z.h.

MCALL

G0 Z100 M5 M9

Programmaregels voor dedoorgangsboringen INTERNAL

De boorcyclus voert u opnieuw met desoftkeys en de ingavedialoog in.

65


Als ... Als het Boren-menu nog actief is (omdat u de regel MCALL heeft ingevoerd i.p.v. deze te genereren met softkeys) ...

... keert u met de Terug-toets naar het hogere menu terug.

Het deelprogramma wordt opgeslagen en u keert terug naar het programmabeheer.

66


3.1.6 Subprogramma aanleggen

(verticale softkey in het programmabeheer in het bedieningsbereik ’Programma’, zie vorige pagina)

THREAD Het eerste subprogramma krijgt de naam THREAD (zie oproep in deelprogramma!)

Vooringesteld is echter nog het ’bestandstype’ ’Deelprogramma’!

Met de <Edit>-toets opent u de lijst met ’Bestandstypes’. Markeer en bevestig het type ’subprogramma’!(SPF = Sub Program File)

(Alternatief kunt u ook via de beginletter "u" het gewenste type direct selecteren.)

Het subprogramma wordt aangelegd en de editor geopend.

Schrijf nu het programma ...

G0 X-65 Y40

G0 X65 Y40

G0 X65 Y-40

G0 X-65 Y-40

Met G0-blokken worden de 4 posities van de draadboringen in ijlgang aangelopen.

De modaliteit van de cycli in het deelprogramma zorgt ervoor dat na elk G0-blok de desbetreffende cyclus wordt uitgevoerd (zie. pagina 62).

67


M17 M17 markeert het einde van eensubprogramma (zie M30 op heteinde van een deelprogramma).

Terug naar het programmabeheer

Deelprogramma (MPF) en subprogramma (SPF) maken beide deel uit van een werkstuk (WPD).

INTERNAL

Volgens hetzelfde schema legt u nu het subprogramma INTERNAL aan ...

G0 X-50 Y0 ... en schrijft u het NC-blok voor de eerste positie.

De boorcirkel wordt (net als de bewerkingen) ingevoerd via een dialoogvenster.

Extra info:

Op deze manier had men trouwens ook alle overige posities kunnen invoeren (zie softkey [Willek. positie]). Dat is - net als bij ABS en INC - een kwestie van programmeerstijl.

68


C...

0

0

20

...

Het positiepatroon krijgt een naam waarmee het op verschillende plaatsen in het programma opnieuw kan worden opgeroepen.

Alle waarden zijn ontleend aan de tekening.

Neem de ingaven van het dialoogvenster over in het programma.

De labelnaam ’cirkel:’ en de regel ’ENDLABEL:’ omspannen het positiepatroon en vormen zo als het ware een eigen subprogramma.

G0 X50 Y0

M17

Voeg de laatste boorpositie toe en voer M17 in voor het subprogramma-einde.

Terug naar het hoofdmenu van de editor

Terug naar het programmabeheer

... Markeer nu opnieuw het hoofdprogramma (type ’MPF’)LANGSGELEIDING ...

69


... en open het met de <input>-toets!

3.1.7 Programma simuleren

De simulatiegrafiek wordt aangelegd en het werkstuk in bovenaanzicht weergegeven (zie blauw omrande softkey).

Werkstuknulpunt en werkstukafmetingen stemmen echter nog niet overeen met het te simuleren programma.

Met de softkey opent u het dialoogscherm voor de simulatie-instellingen.

-75

75

...

Voer de uitgangsafmetingen (coördinaten) van het blok in.

Xmin -75 Ymin -50 Zmin -20Xmax 75 Ymax 50 Zmax 0

Bevestig de instellingen.

70


De werkstukafmetingen zijn nu correct.

Start de simulatie!

Als ... Als u een deel van de simulatie heel nauwkeurig wilt volgen ...

...

Met de softkey [Single Block] kunt u omschakelen op blok-per-blok-simulatie.

Na elk blok stopt de simulatie. Met [NC-Start] wordt ze voortgezet.

Als u nogmaals op [Single Block] drukt, schakelt u terug om op doorlopende simulatie.

Met de <pijltoetsen> kunt u een fragment verschuiven,en met <+>/<-> kunt u dat fragment vergroten en verkleinen (zoomen).

Met [Override] en <+>/<-> of de pijltoetsen kunt u tijdens de simulatie de snelheid beïnvloeden.

3D-weergave op het einde van de simulatie

71


Om de simulatie af te sluiten, drukt u op deze softkeyof op de <Recall>-toets ( ).

Met de softkey sluit u de editor.

Het bestand DPWP.INI wordt automatisch aangelegd. Het bevat o.a. de individuele instellingen voor de simulatie van de "Langsgeleiding".

Hoe u het programma in het NC-hoofdgeheugen laadt om het vervolgensin de bedrijfsmodus ’AUTO’ in het bedieningsbereik ’Machine’ voor bewerkingte kunnen starten, is uitvoerig beschreven in hoofdstuk 2.3.2.

72


3.2 Werkstuk "Spuitvorm"

Aan de hand van het werkstuk "Spuitvorm" leert u de besturingsfuncties voor het baanfrezen en kamerfrezen. Wij gaan ervan uit dat u het voorbeeld "Langsgeleiding" reeds bewerkt heeft resp. met deze thema's vertrouwd bent. In dit hoofdstuk worden de volgende nieuwe thema's behandeld:

• Cirkelbogen(cartesiaans en polair)

• Frezen met werktuigradiuscorrectie

• Rechthoekkamer(voor- en nabewerking)

• Cirkelkamer

• Programmadeel kopiëren

3.2.1 Werkstuk en deelprogramma aanleggen


( )

( )

( )

( )

Uitgangstoestand:

• Bedieningsbereik ’Programma’

• Werkstukbeheer

(dezelfde procedure als bij het werkstuk "Langsgeleiding" in hoofdstuk 3.1)

73

3.2 Programmering frezen - Werkstuk "Spuitvorm"

Spuitvorm

Leg een nieuwe werkstuk-directory aan voor de "Spuitvorm".

Leg het deelprogrammavoor het werkstuk "Spuitvorm" aan.

Het programma werd aangelegd en de editor geopend.

(Via / <Instellingen> / ... / schakelt u evt. de automatische bloknummering uit, zie hoofdstuk 3.1).

; Spuitvorm met baan- en kamerfrezen Commentaarregel als programmakop

74


3.2.2 Rechten en cirkelbogen - Baanfrezen met freesradiuscorrectie

Met een 20mm-schachtfrees moethet materiaal langs de blauwgeaccentueerde contour worden verspaand.

De contour moet bij punt Aworden aangelopen.

Gefreesd wordt in gelijkloop,d.w.z. dat de contour met de rechtsdraaiende frees in de richting van de klok wordt omrond.

De verplaatsingswegen langs de contour worden hier (als basisoefening) met aanloop- en verwijderingsweg direct in de editor ingevoerd.

U kunt de contour natuurlijk ook met de grafische contourcalculator invoeren in een subprogramma (zie de contour van het draaideel "Compleet")en met de cyclus CYCLE72 ([Frezen] > [Baanfrezen] ...) de bewerking programmeren.


M6

G17 G54 G64 G90 G94

Werktuigoproep (configuratiemet WT-beheer)

Werktuigwissel

Basisinstellingen(zie hoofdstuk 3.1.3)

G450 CFTCP G450 legt het aanloopgedrag naar het beginpunt van de contour en het gedrag bij het omronden van contourhoeken vast: Deze worden evt. op een cirkelbaan aangelopen resp. omrond.

CFTCP (afkorting voor "Constant Feed Tool Center Path") legt vast dat de geprogrammeerde voeding betrekking heeft op de freesmiddelpuntbaan (niet op de contour).

Uitvoerig worden deze commando's (en natuurlijk alle andere) commando's in de On-line-help verklaard die u zoals hierna beschreven kunt oproepen als uw besturing uitgerust is met een harddisk:

75


... Plaats gewoon de cursor op het commando waarover u meer informatie wenst.

Druk dan op voor een korte beschrijving en nogmaals om het elektronische programmeerhandboek op te roepen.

Met softkeys kunt u in het handboek navigeren en het uiteindelijk opnieuw verlaten.

G0 X-12 Y-12 Als startpositie van de frees op hetXY-vlak wordt een punt in de buurt van het startpunt A op de contour, net buiten het werkstuk, aangelopen.

G0 Z2 S1500 M3 M8

G0 Z-5

Aanloopbeweging in Z, toerental, draairichting en koelmiddel AAN

Buiten het werkstuk kan in de ijlgang op de freesdiepte worden aangelopen (of veiligheidshalvein de voeding: G1 Z-5 F100, zie pagina 57).

G1 G41 X5 Y5 F100 De contour wordt aangelopen ... *

* Vanuit het oogpunt van de productie was een tangentiële benadering van het punt via een tussenpunt bij X5/Y-12 (bij actieve G41) beter geweest. De hier gekozen manier (hoek tussen aanloopweg en eerste contourrechte kleiner dan 180°, d.w.z. startpunt voor de contour) is meestal makkelijker te programmeren: Als het eerste contourelement niet parallel staat met de as, zou eerst het exacte tussenpunt berekend moeten worden.

Zie ook de "intelligentie" van de aanloopstrategie met G450/G451 en de mogelijkheid voor het bewerken met de baanfreescyclus CYCLE72 ([Frezen] > [Baanfrezen] ...), die de aanloop- en verwijderingsweg automatisch genereert.

76


Met G41 wordt de freesradiuscorrectie ingeschakeld.

De geprogrammeerde coördinaten (X5/Y5) hebben bij ingeschakelde correctie geen betrekking meer tot de freesmiddelpuntbaan maar tot de contour!

G41 betekent: De frees staat, in de bewegingsrichting gezien, links naast de contour.

Een verplaatsingsweg met het werktuig rechts van de contour zou men met G42 programmeren:

G1 X5 Y75 Eerste verplaatsingsweg langs de contour:Verticaal op Y75

G2 X25 Y95 I20 J0 G2 - Cirkelboog in klokrichting:

Alternatief kan de cirkelboog ook via de radius (CR = Cycle Radius) worden gedefinieerd: Hierbij moet echter een gelijkheidsteken tussen het adres CR en de waarde (hier 20) worden ingevoerd:G2 X25 Y95 CR=20

[Bogen > 180° (stippellijn) zouden met eennegatieve radiuswaarde (CR=-20)

geprogrammeerd worden.]

X,Y Absolute maten van heteindpunt E

I Afstand tussen A en Min X-richting

J Afstand tussen A en Min Y-richting

I en J zijn dus de incrementele middelpuntcoördinaten van de cirkelboog, gerelateerd aan hetbeginpunt A.

G1 X120 Horizontale rechte op X120

77


Van de volgende cirkelboog zijn bekend:

Middelpunt P

Afstand RP tussenhet middelpunt (de pool) Pen het eindpunt E

Hoek AP tussen de positieveX-as van de rechte van P naar E

G111 X120 Y75

G2 RP=20 AP=4

Met G111 worden de (absolute!) coördinaten van het middelpunt (de pool) ingevoerd.

De waarden van de afstand RP (radius polar) en de hoek AP (angle polar) in het volgende G2-blok worden met gelijkheidsteken ingevoerd!

G1 X145 Y5

G1 X-12

Rechte G1 naar contourhoek onderaan rechts

Rechte G1 voorbij aan starten eindpunt van de contour en weg van het werkstuk

In de hoek die ontstaat door de beide rechten zorgt het bij het begin geprogrammeerde commando G450 voor een compensatieboog van de frees-middelpuntbaan.

(Alternatief kunnen met G451 de beide rechten van de middelpuntbaan tot aan hetsnijpunt verlengd.)

G0 G40 Y-12 G40 - Opheffing van de freesradiuscorrectie

Daar de frees reeds buiten het werkstuk staat, kan de radiuscorrectie in ijlgang worden uitgevoerd. De positie X-12/Y-12 heeft dan weer betrekking op het freesmiddelpunt.

G0 Z100 M5 M9 Werkstuk verlaten,Spil en koelmiddel UIT


78


Ter controle van het volledige programmadeel voor het baanfrezenin één oogopslag

3.2.3 Rechthoekkamer POCKET3

Voor de rechthoekkamer is op basis van de hoekradius R6 een kleinere frees nodig.

De kamer moet eerst met 0,3 mm toegift op de bodem en aan de rand worden voorbewerkt en vervolgens nabewerkt.

Deze stappen kunnen allebei met de rechthoekkamercyclus (POCKET3) worden gerealiseerd ...


M6

G17 G54 G60 G90 G94

Werktuigoproep

Werktuigwissel

Basisinstellingen

G0 X75 Y50

G0 Z2 S2000 M3 M8

In ijlgang naar het midden van de kamer

Aanlopen op veiligheidsafstand, toerental, draairichting, koelmiddel AAN

79


Rechthoekkamer voorbewerken

F200 Hoewel de voedingssnelheid F binnen de kamercyclus wordt gedefinieerd, adviseren wij dat u deze ook al vooraf programmeert: De in de cyclus gedefinieerde waarde verliest na afloop van de cyclus namelijk zijn geldigheid; evt. volgende "eenvoudige" verplaatsingsblokken (G1, G2, G3) zouden dan ongewild met de voedingssnelheid van de daarvoor geprogrammeerde bewerking bewegen.

Zoals de boorcycli in het voorbeeldwerkstuk "Langsgeleiding" wordt ook het invoerscherm voor de rechthoekkamercyclus met softkeys opgeroepen. Met de softkey in het hoofdmenu onderaan opent u het ondermenu op de verticale softkey-balk ...

2

0

1

( )

-15

( )

( )

60

40

...

De invoervelden voor de kamercyclus lopen over het zichtbare bereik van het dialoogvenster heen.

Met de schuifbalk aan de rechterkant (Engels "scrollbar") of met de pijltoetsen kunt u in het dialoogvenster navigeren.

Alle andere ingaven (CRAD enz.) ziet u op de beide afbeeldingen.

Bij de maximale aanloopdiepte MID werd tot software-versie 5.2 de veiligheidsafstand meegerekend! De 15,7 mm die berekend worden uit kamerdiepte, veiligheidsafstand en nabewerkingstoegift, worden gelijkmatig verdeeld. Hier wordt dus 3 x 5,233 mm aangelopen, waardbij in de eerste stap 4,233 mm wordt ingedrongen.

Vanaf software-versie 5,3 volstaat als aanloopdiepte de waarde 5. Er wordt 3 x 4,9 mm aangelopen.

Met 6 mm doet - onafhankelijk van de software-versie - niets verkeerd.

Neem de cyclus met de softkey op in het programma.

In de teksteditor wordt de softkey als volgt weergegeven:

80


Kamerrand en kamerboden nabewerken

Na het afwerken van de voorbewerkingscyclus beweegt de frees terug naar het startpunt van de bewerking. Voor de nabewerking wordt dezelfde frees gebruikt.

S2400 F160 Toerental en voedingssnelheidvoor de nabewerking

Daar u zich na de voorbewerking nog in het menu ’Standaardkamers’ bevindt, kunt u direct met een softkey opnieuw het dialoogvenster voor de rechthoekkamer oproepen.

...

...

16

...

Alle velden bevatten nog de ingaven die u bij de voorbewerking heeft gebruikt. Alleen de volgende invoervelden moeten dus nog gewijzigd worden ...

Bewerking: nabewerkingAanloopdiepte MID: 16V.-vlak FFP1: 160V.-vlak FFP1: 80

Opgelet: De waarden voor de beide nabewerkingstoegiften worden bijgehouden door de voorbewerkingscyclus! De nabewerkingscyclus berekent uit de nabewerkingstoegift en de veiligheidsafstand de aanloopbeweging. Gefreesd wordt uiteindelijk op de nominale maat.

Neem de cyclus voor de nabewerking op in het programma.

Afhankelijk van de versie en de schermresolutie kunnen er bij de weergave van de cycli in de editor verschillen optreden. Wijzigingen in de cyclusparametrering voert u veiligheidshalve bij voorkeur uit met behulp van de functie ’Terugvertalen’.

81


3.2.4 Cirkelkamer POCKET4

Alle vier cirkelkamers zijn identiek, afgezien van hun positie.

Geprogrammeerd wordt eerst de cirkelkamer onderaan links.

De andere drie kamers worden vervolgens aangemaakt door het kopiëren en veranderen van de eerste kamer.

S2000 F200 Toerental en voedingssnelheid voor het ruimen van de kamers

Roep het dialoogvenster voor de cirkelkamer op.

2

0

1

( )

-10

( )

15

25

25

...

Er moet onmiddellijk (in twee stappen) op maat worden gefreesd:

- bewerking ’Voorbewerking’- aanloopmaat ... *- geen nabewerkingstoegift

Alle ingaven vindt u op de beide afbeeldingen.

Neem de cyclus voor de eerste cirkelkamer op in het programma.

82


Met de softkey [Cirkel-kamer] zou u nu opnieuw het dialoogvenster kunnen oproepen voor de tweede cirkelkamercyclus. Zoals beschreven bij het begin, oefenen we hier echter een andere manier.

Verlaat dus het menu voor het kamerfrezen

3.2.5 Programmadeel kopiëren

De cyclus voor de cirkelkamer werd opgenomen in het programma. De cursor staat op de volgende (lege) regel.

Plaats de cursor op de programmaregel met de cirkelkamer POCKET4.

Druk op de verticale softkey [Blok markeren].

De cyclus wordt geaccentueerd en de softkey invers weergegeven (wit op blauw).

83


Kopieer met de softkey de cyclus in het buffergeheugen

Beweeg de cursor terug naar de volgende (lege) regel en voeg de cyclus uit het buffergeheugen op dit punt in.

Herhaal deze procedure nog tweemaal voor de derde en de vierde cirkelkamer.

Het resultaat zijn vier identieke cirkelkamercycli.

84


Nu hoeft u alleen nog bij de drie gekopieerde cycli de parameters voor de positie van de kamer aan te passen.

Met de softkey [Terugvertalen] worden de in de teksteditor cryptisch weergegeven cycli "vertaald" naar de weergave van het dialoogvenster.

Uitgaande van de eerste cirkelkamer onderaan links moeten de overige kamers nu in de richting van de wijzers van de klok worden bewerkt.

• De kamer bovenaan links ligt bij X25/Y75 ...

... Markeer detweede cyclus.

...

75

"Vertaal" decyclus en wijzig de waarde ’Middelpunt PO’.

Neem de gewijzigde cyclus voor de tweede cirkelkamer op in het programma.

• De kamer bovenaan rechts ligt bij X120/Y75 ...

Markeer de derde cyclus.

...

1275

Hier maakt u bij het invoeren van de waarde ’Middelpunt PA’ "opzettelijk per ongeluk" en fout en u "vergeet" de 0 van 120. Op de volgende pagina wordt deze fout bij de simulatie dan mee uitgevoerd.

Neem de gewijzigde cyclus voor de derde cirkelkamer op in het programma.

85


• De kamer onderaan rechts ligt bij X25/Y75 ...

... Markeer de laatste cyclus.

...

120

"Vertaal" de cyclus en wijzig de waarde ’Middelpunt PA’.

Neem de cyclus voor de vierde cirkelkamer op in het programma.

Plaats de cursor vervolgens op de volgende lege regel.

G0 Z100 M5 M9

M30

De bewerking is afgesloten: Werkstuk verlaten,Spil en koelmiddel UIT!

Programmaeinde (indien nog niet geschreven).

Oproep van de simulatie ter controle van de programmering

...

Het werkstuk ’Spuitvorm’ heeft een ander nulpunt dan het voordien geprogrammeerde werkstuk.

Dus moeten de hoeken van het uitgangsblok worden aangepast:Xmin 0 Ymin 0Xmax 150 Ymax 100

86


Start de simulatie.

Als ... Als u in de simulatie een fout ontdekt,zoals hier bij de foutgepositioneerde derde cirkelkamer:

Stop de simulatie, ...

... en activeer de editor om correcties aan te brengen.

De cursor bevindt zich dan reeds in de regel die bij het verlaten van de simulatie actief was (in dit geval dus de derde cirkelkamer).

87


... Corrigeer de fout, ...

... en keer met [Editor sluiten] terug naar de simulatie.

Simulatie, hier in detwee-zijden-weergave(bovenaanzicht en vooraanzicht)

Met de softkey of de <Recall>-toets ( )beëindigt u de simulatie.

Met de softkey sluit u ook de editor.

Hoe u het programma in het NC-werkgeheugen kunt laden om het vervolgens in de bedrijfsmodus ’AUTO’ in het bedieningsbereik ’Machine’ voor de bewerking te kunnen starten, is uitvoerig beschreven in hoofdstuk 2.3.2.

88


Notities

89

4.1 Programmering draaien - Werkstuk "As"

4 Programmering draaienIn dit hoofdstuk leert u aan de hand van twee eenvoudige draaidelen de programmering van de besturingen SINUMERIK 810D/840D/840Di kennen.

Net als in het freeshoofdstuk geldt ook hier: de voorbeeld-programma's zijn bedoeld als hulpmiddel, die u een eerste overzicht over de programmeermogelijkheden van de besturing moeten verschaffen.

Als u oefening heeft, kunt ude programma's later volgens uw eigen

voorstellingen optimaliseren.

4.1 Werkstuk "As"

Aan de hand van het werkstuk "As" (uitgangsdeel ø80, lengte 101) leert u toets per toets de volledige weg van de tekening tot het afgewerkte NC-programma kennen. Daarbij worden de volgende thema's behandeld:

• Onderverdeling in werkstuk, deelprogramma en subprogramma

• Subprogrammatechniek voor de contourbeschrijving en het aanlopen van het werktuigwisselpunt

• Werktuigoproep, snijsnelheid, basisfuncties

• Vlakdraaien

• Verspaancyclus CYCLE95

• Nadraaien met werktuigradiuscorrectie

• Draadondersnijdingscyclus CYCLE96

• Draadcyclus CYCLE97

• Groefcyclus CYCLE93

Bij de tweede as leert u deSINUMERIK-contourcalculator en functiesvoor een complete bewerking kennen.

90


4.1.1 Werkstuk en subprogramma aanleggen


( )

Uitgangstoestand:

• Willekeurig bedieningsbereik (hier ’Machine’) en bedienmodus (hier ’AUTO’)

• Kanaaltoestand ’RESET’, d.w.z. er wordt momenteel geen programma afgewerkt. Indien dit nog niet gebeurd is, brengt u de besturing met de toets <Reset> in de ’Reset’-toestand (zie statusregel bovenaan links).

Wisselen naar het basismenu

In de horizontale softkey-balk staan de bedieningsbereiken. Het actieve bedieningsbereik 'Machine' is optisch geaccentueerd.

( )

Ga met de softkey naar hetbedieningsbereik 'Programma'

Er bestaan verschillende programmatypes, die nu te zien zijn in de softkey-balk.

Het gemarkeerde type 'Pieces' staat voor directories, waarin alle relevante gegevens van een bewerkingsopgave (deelprogramma's, subprogramma's, etc.) kunnen worden bewaard.

Zo kunt u alle bestanden overzichtelijk structureren.

91


SHAFT

Leg een nieuwe werkstuk-directory aan voor de "SHAFT" (AS).

Voer de werkstuknaam in (er wordt geen onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters).

Bedenk dat elke naam slechts één keer kan worden gebruikt. Eventueel moet u dus een andere naam kiezen.

Tekst en cijfers bevestigt u op het besturingstoetsenbord altijd met de gele <input>-toets, op de PC met <Return>. Het veld ’Bestandstype’ krijgt de focus.

Daar u een werkstuk (WPD = WorkPieceDirectory) wilt aanleggen, kunt u het bestandstype zonder verandering overnemen.

Er verschijnt opnieuw een invoervenster voor het aanleggen van bestanden binnen de werkstuk-directory.

De kern van de bewerking is het deelprogramma (MPF = MainProgramFile). In de nieuwe werkstuk-directory wordt automatisch een (gelijknamig) deelprogramma aangelegd.

CONTOUR U wilt eerst een subprogramma in de draaicontour invoeren.

Voer "CONTOUR" in als naam voor het subprogramma.

Bevestig deze met <input>.

92


Met de <Edit>-toets opent u dan de lijst met de bestandstypes. Markeer en bevestig het type ’subprogramma’!(SPF = Sub Program File)

(Alternatief kunt u ook via de beginletter <s> het gewenste type direct selecteren.)

Een sjabloon wordt niet gebruikt.

De editor waarin het programma wordt geschreven, wordt automatisch geopend.

In de kopregel staat de naam van de werkstuk-directory en daarachter de naam van het programma. De eerste programmaregel is gemarkeerd.

= eof = markeert het programma-einde (End of File).

93


Als ... Als op uw besturing deautomatische bloknummering actief is ...

U wilt programmeren zonder automatische regelnummering.

De besturing werkt ook zonder bloknummers en het schrijven van een programma zonder nummers is comfortabeler.

Later kunt u met de functie[Hernummeren] automatisch bloknummers toevoegen.

Bevestig het gewijzigde instelscherm.

... Wis het automatisch aangelegde eersteregelnummer.

G18 G90 DIAMON G18 legt het XZ-vlak als bewerkingsvlak vast (standaard bij het draaien). G90 legt vast dat alle coördinaten absoluut ingevoerd worden, d.w.z. gerelateerd aan het werkstuknulpunt.

DIAMON staat voor "Diameter ON", in het Nederlands dus "Diameter AAN". Dat wil zeggen, X-waarden worden principieel (onafhankelijk van G90/G91) gerelateerd aan de diameter ingevoerd.

Alternatieven:’DIAMOF’ Radiusrelatie ... onafhankelijk van G90/G91

’DIAM90’ Diameterrelatie ... bij actieve G90 (absolute maatgeving)Radiusrelatie ... bij actieve G91 (ketenmaatgeving)

Met <input> wordt de cel afgesloten. De cursor springt naar de volgende regel. (Deze toets wordt hierna niet meer extra aangegeven.)

G1 X24 Z1

De commando's voor het vlakdraaien van het werkstuk bij Z0 worden later in het hoofdprogramma ingevoerd.

Het subprogramma begint met een G1-commando op een startpunt in het verlengde van de fase 2x45°.

Opgelet: de X-waarde heeft betrekking op de diameter!

94


G1 X30 Z-2 Het aanlopen naar de contour vanX24/Z1 en de bewerking van de45°-fase kan in één blok worden uitgevoerd.

De beitel verplaatst in X en Z telkens 3 mm naar de geprogrammeerde positie X30/Z-2

Het G1-commando uit de voorafgaande blokken is "modaal". Dat betekent dat alle volgende blokken als rechten worden verplaatst, ook zonder dat G1 wordt geschreven. (G1 wordt pas door een commando voor een boog G2/G3 of een ijlgangbeweging G0 opgeheven). Voor een beter overzicht schrijven wij hier echter overal G1.

G1 Z-20 Horizontaal overdraaien van de nominale draaddiameter.

De X-waarde 30 blijft behouden uit het vroeger geprogrammeerde blok, d.w.z. het blok is "modaal".

De draadondersnijding wordt later als zelfstandige cyclus geprogrammeerd.

G1 X40 RND=2.5

G1 X50 Z-30

Verticale op X40. De overgang naar de schuine lijn op X50/Z-30 wordt met 2,5 mm afgerond (RND = rounding).

95


G1 Z-44 RND=2.5

G1 X60 CHR=1

G1 Z-70 RND=1

G1 X66 RND=1

G1 Z-75 RND=1

G1 X76

Programmeer de overige verplaatsingswegen langs de contour! CHR=1 maakt een afschuining aan (Engels "Chamfer") tussen de rechten met de breedte 1 mm.

(een afschuining waarvan de lengte vastgelegd is, zou met het commando CHF geprogrammeerd worden.)

G1 X82 Z-78

M17

Afschuining en tangentieel verlaten van de contour

M17 markeert het einde van het subprogramma.

Overzicht van het volledige subprogramma!

Enkele programmaregels zijn op het scherm voorzien van commentaar. Commentaren in het programma worden gekenmerkt door een komma-punt aan het begin van de regel.

Het teken markeert het einde van een regel.

Natuurlijk had u deze contour ook met behulp van de contourcalcula-tor kunnen invoeren (zie de contour van het draaideel "Compleet").

96


Het subprogramma wordt opgeslagen en u keert terug naar het programmabeheer.

Afhankelijk van de configuratie van uw besturing kunt u het programma ook tussendoor met behulp van een softkey opslaan of wordt u bij het afsluiten gevraagd of u het programma wilt opslaan.

TCP

U

Leg volgens hetzelfde schema nu een subprogramma "TCP" (Tool Change Point) aan.

Dit subprogramma zorgt later voor het aanlopen naar het werktuigwisselpunt en wordt bij elke werktuigwissel opgeroepen.

G0 G18 G40 G500 G90 X400 Z600 T0 D0 G97 S300 M4 M9

M17

Schrijf deze beide programmaregels af! Op het einde van de eerste regel neemt u deze op met

. Tegelijkertijd springt de cursor naar de volgende regel.

Er wordt ...

- in de ijlgang (G0),- in het XZ-vlak (G18),- bij gedeactiveerde werktuigradiuscorrectie (G40)- in het machinecoördinatensysteem (G500)- naar de absolute positie (G90) X400/Z600

... verplaatst.

Deze positie is gerelateerd aan de werktuighouder (T0 D0). Werktuigcorrecties zijn uitgeschakeld. Daar de assen van enkele machines alleen bij roterende spil worden verplaatst, moet ook een toerental (G97 S300) en een draairichting (M4) worden geprogrammeerd. Het koelmiddel wordt uitgeschakeld (M9).

M17 markeert het einde van het subprogramma.

Sla het subprogramma op door de editor te sluiten.

97


4.1.2 Werktuigoproep, snijsnelheid en basisfuncties

AS Het deelprogramma "AS"wordt aangelegd.

TCP ; werktuigdrager op wisselpunt Oproep van het subprogramma voor het aanlopen van het werktuigwisselpunt en optioneel commentaar

Afhankelijk van de configuratie van uw besturing kan de wekoproep verschillend zijn:

Ofwel Als u een besturing gebruikt die werktuigen met tekstnamen beheert (zie hoofdstuk 2.2.1) ...

Of Als u een besturing gebruikt die werktuigen met T-nummers beheert (zie hoofdstuk 2.2.2) ...

T="RT1" D1 ; voordraaibeitel 80° R0.8 T1 D1 ; voordraaibeitel 80° R0.8

Het werktuig (T = Tool) wordt met zijn tekstnaam "RT1"geselecteerd, die in hetwerktuigbeheer (bedienings-bereik ’Parameters’)toegewezen werd.

Het werktuig (T = Tool) wordt met zijn T-nummer gekozen dat in het werktuigbeheer (bedieningsbereik ’Parameters’) werd toegekend. Dit nummer stemt overeen met de revolverplaats van het werktuig (hier plaats 1).

Opgelet: Op dit verschil bij het werktuigbeheer wordt later niet meer teruggekomen. U moet de werktuigoproep dan zelfstandig veranderen!

98


G96 S250 LIMS=3000 M4 M8 G96 schakelt de constante snijsnelheid in, d.w.z. de beitel snijdt mee - onafhankelijk van de diameter waarop hij zicht bevindt 250 m/min (zie hoofdstuk 1.2.3). Daar het toerental bij kleine diameters tegen oneindig zou lopen, wordt samen met G96 altijd een toerentalbeperking (LIMS voor Limit Speed) geprogrammeerd, in dit geval 3000 1/min.

M4 legt de draairichting tegen de wijzers van de klok (gezien "vanuit de spankop") vast.

M8 schakelt het koelmiddel in.

G18 G54 G90 Dit zijn meer basisfuncties die in het volgende overzicht nader worden verklaard. Vaak gelden deze functies voor een volledig programma ("modaal") en staan dan slechts één keer in de programmakop.Veiligheidshalve adviseren wij echter deze functies bij elke werktuigwissel uit te voeren.

Dit geldt in het bijzonder voor de volledige bewerking op draaimachines waar verschillende bewerkingen (draaien, boren, frezen) in verschillendebewerkingsvlakken gecombineerd optreden.

Verklaring van de functies Functies uit dezelfde groep

G18 - vlakkeuze XZ-vlak

G41 - werktuigradiuscorrectie links naast contour

G54 - activering van de eerstenulpuntverschuiving

G90 - programmering van absolute maten

G95 - toerentalvoeding in mm/omw(standaard bij het draaien, G95 wordt bij actieve G96 automatisch ingeschakeld)

G96 - constante snijsnelheid(voor de draaibewerking)

G17 - vlakkeuze XY-vlakG19 - vlakkeuze YZ-vlak

G42 - werktuigradiuscorrectie rechts naast contourG40 - deselectie van de werktuigradiuscorrectie

G55, G56, G57 - andere nulpuntverschuivingenG53 - alle nulpuntverschuivingen opheffen

(per blok actief)G500 -alle nulpuntverschuivingen uitschakelen

G91 - programmering van incrementele maten (ketenmaten)

G94 - lineaire voeding in mm/min(standaard bij het frezen)

G97 - constant toerental(voor boor- en freesoperaties)

Functies van een groep heffen elkaar op. Welke functies actief zijn,kunt u "opzoeken" in het bedieningsbereik ’Machine’ met de softkey .

99


Tot zover de eerste regels van het programma!

De werktuigdrager staat op het wisselpunt, het eerste werktuig werd ingewisseld en belangrijke, algemene basisinstellingen worden vastgelegd.

Met de voordraaibeitel moet nu het werkstuk worden vlakgedraaid.

4.1.3 Vlakdraaien

G0 X84 Z0.2 In ijlgang (G0) wordt de beitel eerst van het werktuigwisselpunt naar een positie 2 mm boven het werkstuk verplaatst.

In Z-richting wordt rekening gehouden met 0,2 mm toegift op het vlak voor het nadraaien.

(De -voor het overnemen van een programmaregel wordt vanaf hier voor een betere leesbaarheid niet meer extra aangegeven. Bevestig zelfstandig elke regel met !)

G1 X-1,6 F0,32 In de voeding wordt afgevlakt.

Daarbij wordt in X-richting overeenkomstig de snijkantradius over het draaicentrum heen verplaatst (negatieve X-waarde):

Snijkantradius 0,8 maal 2 voor de diametercoördinaten: X-1.6

G0 Z2G0 X80

Optillen van het werkstuk

Tussenpunt in de buurt van het startpunt voor de volgende voordraaicyclus.

Het eigenlijke startput wordt berekend door de besturing. Daar deze van op de actuele positie Z2 zonder botsing kan worden aangelopen, dient het blok G0 X80 Z2 alleen voor een betere leesbaarheid van het programma resp. voor de veiligheid bij programmawijzigingen. Het blok kan dus evt. ook wegvallen.

100


4.1.4 Verspaancyclus CYCLE95

Op de horizontale softkey-balk bevinden zich de hoofdmenu's.

Door het indrukken van de softkeys [Draaien] verschijnen op de verticale softkey-balk ondermenu's voor de verschillende draaicycli.

Via de verticale softkey wordt het dialoogvenster voor de verspaancyclus CYCLE95 geopend.

De cursor staat op het eerste invoerveld. Op het help-scherm wordt de betekenis van enkele velden grafisch verklaard. In de gele kopregel staat altijd een uitvoerige benaming van de parameter.

In het eerste veld is dus de naam van het contour-subprogramma gevraagd.

CONTOUR

...

Verander resp. vervolledig eerst de ingaven zoals aangegeven op de afbeelding.

Hier moet de ruwe bewerking ’voordraaien’ worden gekozen.

Het nadraaien gebeurt later afzonderlijk door de eenvoudige uitvoering van het subprogramma "CONTOUR".

De cyclus wordt opgenomen in het programma.

101


Met de <Recall>-toets verlaat u het menu met de draaicycli.

Als u een cyclusblok later wilt wijzigen, is dat mogelijk met de horizontale softkey [Terugvertalen].

TCP Oproep van het subprogramma voor het aanlopen van het werktuigwisselpunt

Een extra lege regel op het einde van de bewerking met de voordraaibeitel dient voor een overzichtelijke structurering.

4.1.5 Nadraaien

T="FT1" D1 ; nadraaibeitel R0.4

G96 S250 LIMS=3000 M4 M8

G18 G54 G90

Werktuigoproep

Snijsnelheid voorhet nadraaien 320 m/min

Basisfuncties voorde bewerking

G0 X32 Z0

G1 X-0,8 F0,1

G0 Z2

Kopvlak vlakdraaien op maat

X-0.8 houdt rekening met de snijkantradius R0.4

Optillen van het werkstuk

G0 G42 X22 Z2 Aanlopen in de buurt van de startpositie voor de nadraaiverplaatsingswegen van het subprogramma "CONTOUR". Tegelijkertijd wordt met G42 de werktuigradiuscorrectie rechts van de contour ingeschakeld.

CONTOUR Oproep van het subprogramma met de nadraaicontour

G0 G40 G91 X2 Tot slot wordt (hier als oefening een keer incrementeel met G91 en DIAMON) 1 mm van het werkstuk opgetild.

Tegelijkertijd wordt de werktuigradiuscorrectie uitgeschakeld (G40).

Als ... Als u het programma al een keer wilt simuleren ...

M30 De simulatie verwacht het commando M30 als teken voor het programmaeinde. Zonder M30 zou de simulatie weliswaar lopen, maar daarna zou er een storingsmelding verschijnen. Wij adviseren dus voor de eerste simulatie M30 te schrijven.

102


...

Roep de simulatiegrafiek op.

De werkstukafmetingen stemmen in de regel nog niet overeen met het tesimuleren programma.

80

...

Met de softkey opent u het dialoogscherm voor de simulatie-instellingen. Voer de afmetingen van het uitgangsdeel in (diameter en lengte):

Buitendiameter: 80Z-min: -100Z-max*: 1

* Toegift voor het afvlakken

Bevestig de instellingen.

Met de softkey [NC-start] start u de simulatie.

Met [Single Block] kunt u omschakelen tussen blok-per-blok-simulatie of permanente simulatie.

U heeft de keuze uit verschillende aanzichten.

Verlaat het simulatievenster met de<Recall>-toets.

Denk eraan dat u de volgende programmaregels voor het commando M30 invoegt.

103


4.1.6 Foutcorrectie - Hoofd- en subprogramma's parallel bewerken

Als ... Als u in de simulatie een fout heeft ontdekt, die bijvoorbeeld in het subprogramma "CONTOUR" te vinden is ...

Verlaat de simulatie met de <Recall>-toets.

...

Via de uitgebreide horizontale softkey-balk kunt u het subprogramma "CONTOUR" als tweede bestand in de editor laden en bewerken.

Hier werd blijkbaar het min-teken van de Z-waarde vergeten.

... Het ontbrekende min-teken werd ingevoegd.

Houd er rekening mee dat wijzigingen in dit tweede bestand niet automatisch opgenomen worden.

Het bestand moet eerst met de softkey worden opgeslagen!

104


...

Bedenk ook dat het hoofdprogramma ("AS.MPF") opnieuw de focus krijgt voor de simulatie nogmaals wordt gestart.

Daarbij is het voor de start van de simulatie onbelangrijk in welke regel van het programma de cursor staat.

Als in de simulatie nog altijd fouten herkenbaar zijn, verlaat u het simulatievenster principieel met de <Recall>-toets en niet met [Programma-correctie], daar met deze laatste functie alleen het hoofdprogramma kan worden bewerkt.

( ) Als het subprogramma uiteindelijk correct is, plaatst u de focus op het subprogrammavenster en sluit u dit met de softkey.

4.1.7 Draadondersnijding volgens DIN76

Als u de excursie in hoofdstuk 4.1.6 correct heeft gevolgd, heeft u nu alleen nog het hoofdprogramma in de editor.

G90 De verplaatsingsweg in het laatste blok werd incrementeel geprogrammeerd (G91).Schakel met G90 opnieuw om op absolute programmering!

G0 Z-10

F0,07

In ijlgang wordt een positie aangelopen van waar zonder crash de startpositie van de ondersnijding kan worden bereikt.

Voeding 0,07 mm/omwenteling

105


( )

Roep met de softkeys het invoervenster voor de ondersnijdingscyclus op.

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen vorm E en F (volgens DIN 509) en vorm A,B,C,D (voor draadondersnijdingen volgens DIN 76).

Met de softkey schakelt u evt. om op [Vorm A,B,C,D].

... Bij nominale diameter 30en referentiepunt Z-20 moet eendraadondersnijding FORM Bworden gedraaid.

Overname van de cyclus in het programma

Menu ’Draaien’ verlaten.

G0 X82 Z2

TCPVeilige tussenpositie aanlopen en werktuigwisselpunt aanlopen

Een extra lege regel voor een betere structuur

106


4.1.8 Draadsnijcyclus CYCLE97

Na de ondersnijding wordt de draad M30 gedraaid.

De ondersnijding is volgens de norm 9 mm breed. Voor de oriëntatie staat de waarde op het scherm tussen haakjes.

T="Thread" D1 ; draaddraaibeitel

G96 S200 LIMS=3000 M3 M8

G18 G54 G90

G0 X40 Z7

Werktuigoproep

Technologiegegevens:Om een rechtslopende schroefdraad aan te maken, moet de beitel"omgekeerd" in de revolver worden geplaatst.De spil moet dus met de klok mee draaien (M3).

Basisfuncties

In ijlgang van TCP naar de omgeving van het startpunt voor de draadcyclus

Volgens de norm heeft een M30-schroefdraad een spoed van 3,5 mm. Vuistregel voor de draad-inloopweg: ca. 2 - 3 x spoed (hier 2 x spoed gekozen)

107


( )

30

...

Voer de waarden voor de schroefdraadcyclus in.

Enkele waarden komen volgens de norm voort uit de nominale maat.

Zo worden de ingaven voor de draadspoed PIT en de draaddiepte TDEP automatisch vastgelegd.

Eindpunt en uitloopweg worden opgeteld tot een verplaatsingsweg in Z op -17. Aan de hand van de simulatie kunt u controleren of deze maat "past". Houd echter rekening met de werkelijke geometrie van de beitel.

... De laatste beide ingaven in omlaag "gescrollde" invoervenster.

Overname van de cyclus in het programma en verlaten van het menu

G0 X40

TCPAanlopen van een veilige tussenpositie en beweging naar het werktuigwisselpunt


De afbeelding toont het programmaoverzicht van de laatste twee arbeidsstappen(draadondersnijding en draad).

Oproep van de simulatie ter controle van de cyclus

Met de pijltoetsen <+>/<-> kunt u op het fragment inzoomen waar de bewering van de schroefdraad plaatsvindt.

...

Start van de simulatie

De bewerking van de schroefdraad wordt in een andere kleur weergegeven. De kleur kan onder [Instellingen...] > [Weergave en kleuren....] worden geconfigureerd.

108


4.1.9 Groefcyclus CYCLE93

Tot slot moeten twee groeven worden gemaakt.

De procedure volgt het ondertussen bekende schema:

• Werktuigoproep

• Technologiegegevens

• Basisfuncties

• IJlgangpositio-nering nabijde eerstegroef

• Voeding

• Cyclusoproep

T="GT_3" D1 ; groefbeitel 3mm, linker snijkant

G96 S250 LIMS=3000 M4 M8

G18 G54 G90G0 X64 Z-40

F0.05

...

Voer de waardenvoor de eerste groef in.

Hierbij moeten de volgende bijzonderheden in acht worden genomen:

In de velden ’Overgang’ kunt u met de softkey of de toets <Toggle> kiezen tussen afschuining (hier telkens 1 mm buiten) en afronding (hier telkens 0,1 mm binnen).

Een afschuining kan via haar breedte of haar lengte worden gedefinieerd. De selectie ’CHR’ legt vast dat de ingaven als "afschuiningsbreedte" worden geïnterpreteerd (overeenkomstig de maatgeving op de tekening 1x45°).

De relatie tussen de beide velden ’Selectie’ bovenaan en het veld ’Startpunt’ maakt het volgende help-scherm duidelijk:

langs, buiten, links

langs, buiten, rechts

langs, binnen, links

langs, binnen, rechts

vlak, buiten, boven

vlak, buiten, onder

vlak, binnen, boven

vlak, binnen, onder

START

109



-64

Alle ingaven van de groef die het laatst werd aangelegd, zijn behouden gebleven.

In dit geval hoeft u voor de tweede groef dus alleen de waarde voor het ’Beginpunt SPL’ veranderen.


Draaien-menu verlaten

G0 X82

TCP

Terugtrekking van het werkstuk

Beweging naar het werktuigwisselpunt

Het volledige deelprogramma in één oogopslag!

Wijzigingen in de "normale" programmaregels kunt u direct in de teksteditor uitvoeren. Als u passages van het programma wilt overschrijven, activeert u de softkey [Overschrijven].

Voor wijzigingen in een cyclus moet u de cursor naar de desbetreffende regel bewegen en dan met de softkey [Terugvertalen] het invoervenster van de cyclus openen.

Als u de bewerkingsvolgorde wilt wijzigen, bijv. de groeven vroeger wilt maken, gaat u als volgt te werk:

Plaats de cursor op het eerste teken van het desbetreffende programmablok (d.w.z. op de ’T’ in de regel T="Groef_3" D1).

Druk dan op de softkey [Blok markeren].

Beweeg de cursor met de pijltoetsen omlaag en naar rechts naar het laatste teken van het blok (d.w.z. op de ’P’ in de regel "TCP").

Druk op de softkey [Blok markeren].

Plaats de cursor op het punt in het programma waar de bewerking moet plaatsvinden en druk op [Blok invoegen].

Markeer dan opnieuw het blok op de oorspronkelijke plaats in het programma en wis het daar met de softkey[Blok wissen].

Met [Editor sluiten] slaat u het programma op en keert u terug naar het programmabeheer.

De stappen voor het afwerken van het programma op de machine zijn beschreven in hoofdstuk 2.3.2.

110


4.2 Werkstuk "Compleet"

Aan de hand van het werkstuk "Compleet" (uitgangsdeel ø90, lengte 101) leert u - naast een herhaling van de "klassieke" draaibewerking die reeds werd behandeld aan het voorbeeld van de "as" - andere elementaire en nuttige aspecten van de besturing kennen:

• SINUMERIK-contourcalculator voor de eenvoudige, grafisch ondersteunde Ingave van complexe contouren

• Centrisch boren op de draaimachine

• Decentrale bewerking van het kopvlak met de functie TRANSMIT (met aangedreven werktuigen)

• Gatencirkelcyclus HOLES2

4.2.1 SINUMERIK-contourcalculator


( )

( )

( )

( )

...

Leg een nieuwe werkstuk-directory aan, zoals u dat heeft ingeoefend bij het voorbeeld van de "As", en geef de directory bijv. de naam "COMPLETE".

In de directory legt u dan opnieuw eerst een subprogramma met de naam "CONTOUR" aan.

Zie evt. hoofdstuk 4.1.1.

U bevindt zich nu in de editor en u zou kunnen proberen de contour net als bij de "As" met G-functies in te voeren.

Veel eenvoudiger gaat dat echter met de grafische contourcalculator ...

111

4.2 Programmering draaien - Werkstuk "Compleet"

De interface van de contourcalculator bestaat uit drie delen:

• In de linker kolom wordt de contouromtrek weergegeven met kleine symbolen. In het begin ziet u alleen de symbolen voor het startpunt en het contoureinde.

• In het midden wordt de contouromtrek tijdens de ingaven dynamisch opgebouwd als grafiek. Op die manier heeft u een visuele controle over uw ingaven.

• Deze ingaven gebeuren in invoervelden aan de rechterkant, zoals u dat al kent van de cycli.

40

1

De contouromtrek begint 1 mm in X en 1 mm in Z voor het eerste contourpunt.

Informatie: Het is mogelijk dat bij de software-versie op uw besturing omwille van de compatibiliteit nog Z voor X (en bij cirkelbogen dus K voor I) moet worden geprogrammeerd!

Alle maataanduidingen in X-richting hebben betrekking op de ’diameter (DIAMON)’.

Bevestig het startpunt.

In plaats van in cryptische G-commando's te denken, kunt u hier de contouromtrek aanleggen met eenvoudige pictogrammen (zie verticale softkey-balk).

112


De contour begint met een schuine lijn ...

48

-3

... naar het eindpunt (met absolute maat)

X 48.000 absZ -3.000 abs

De hoek t.o.v. positieve X-as

α1 = 135.000 °

... wordt automatisch berekend en aangegeven. Naast de grafiek kan deze weergave als invoercontrole dienen.

Neem het eerste contourelement over.

Er volgt een horizontale rechte. Dit wordt aangegeven door een stippellijn.

( )

4

Het eindpunt Z is niet bekend.Het invoerveld blijft leeg.

De ’overgang naar het volgende element’, de boog R23, wordt met R4 afgerond.

Schakel evt. met de <toggle-toets> of met de softkey [Alternatief] van ’FS’ (fase, afschuining) op ’RD’ (radius) om en voer de waarde in.

Neem het gedeeltelijk bepaalde contourelement over. De Z-waarde van het eindpunt (?) wordt later bepaald op basis van de constructie van de volgende boog R23.

?

113


Roep het invoervenster voor bogen op:

( )

23

60

80

-35

Bekend zijn naast de draairichting en de radius ook de diameterwaarde van het eindpunt

X 60.000 abs

... en de absolute coördinaten van het middelpunt

I 80.000 abs *K -35.000 abs *

* De betekenis van I en K als middelpuntcoördinaten in X en Z worden verduidelijkt op het help-scherm, dat u, als de cursor op I of K staat, met de -toets kunt oproepen. Als u nogmaals op drukt, verschijnt opnieuw de on-line-grafiek.

( ) Na de ingave van R, X, K en I is de cirkelboog zover bepaald dat ook in de grafiek stippellijnen kunnen worden aangegeven.

Met de softkey kies u nu tussen twee mathematisch mogelijke eindpuntcoördinaten in Z (-14.288 of -55.712).

Kies het alternatief waarbij het punt bij Z-55.712 zwart gemarkeerd is.

Bevestig de dialoog.

( ) Daarnaast moet u beslissen of de overgang tussen de horizontale rechte en de boog ongeveer bij Z-20 of pas bij Z-50 moet komen (zie grafiek).

Kies het alternatief waarbij de zwarte lijn overeenstemt met de tekening.

Bevestig de dialoog.

114


Als ... Als u zich bij de dialoogselectie heeft vergist ...

... kunt u deze met de softkey opnieuw oproepen en veranderen.

Schakel de weergave van de invoerparameters om op [Alle parameters].

In deze weergave worden alle coördinaten van de boog zowel absoluut als incrementeel aangegeven (de ingevoerde waarden zwart,de berekende grijs).

Naast de coördinaten worden ook de hoeken van de boog berekend en aangegeven:

α1 starthoek gerelateerd aan de positieve Z-asα2 starthoek gerelateerd aan het voorgaande element (hier de horizontale rechte)β1 eindhoek gerelateerd aan de positieve Z-asβ2 openingshoek van de boog

Belangrijk voor de latere productie is hier de starthoek van de boog, die (zonder inachtneming van de afronding) iets minder dan 46° daalt t.o.v. de X-as.

De exacte hoek met inachtneming van de R4 zou bepaald kunnen worden als de R4 niet als afronding maar als "zelfstandig" contourelement met tangentiële aansluitingen (softkey [Raaklijn m. voorg.]) op de horizontale rechte en de boog R23 zou worden ingevoerd. Dit leidt tot een starthoek van de boog R23 van goed 42°.In het hoofdprogramma moet er bij de selectie van het werktuig op gelet worden dat de vrije hoek van het werktuig t.o.v. de Z-as groter is dan deze starthoek van de boog (zie ook hoofdstuk 2.2 "Instellen", pagina 39)!

115


4 Vergeet niet in te voeren dat ook de boog opnieuw met een afronding van 4 mm overgaat in de volgende horizontale rechte!

Neem het element over.

We gaan horizontaal verder:

-75

6

Het theoretische eindpunt van de rechte ligt bij ...

Z -75.000 abs

Er wordt met

RD 6 .000

afgerond.


Er volgt een schuine lijn:

90

-80

4

Deze eindigt "theoretisch" bij

X 90.000 absZ -80.000 abs

en wordt met ...

RD 4 .000

afgerond.


116


De afsluiting vormt een horizontale rechte:

-85

Voor de bewerking is niet de lengte van het uitgangsdeel interessant maar de Z-waarde tot waar bewerkt wordt.Met ...

Z -85.000 abs

... zit u met in achtneming van de afronding altijd goed.


Geheugensteun:

Ofwel element 1 met ’RD’of element 2 met [Raaklijn m. voorg.]

Verklaringen over het thema "overgangsradius of tangentiële overgang"Afgezien van de afschuining bij het begin bevat deze contouromtrek overal "zachte"(d.w.z. tangentiële) overgangen, die ontstaan door een overgangsradius naar het volgende element. Aan het theoretische overgangspunt tussen de hoofdelementen is de aansluiting echter niet tangentieel (linker grafiek).

Gebruik de softkey voor een overgangsboog alleen als u hem op basis van zijn maatgeving niet als afronding kunt invoeren (rechter grafiek).

Als ... Als u een element van de contour later wilt wijzigen ...

...

... kunt u met de <pijltoetsen> binnen de symboolketen navigeren

... en de invoerdialoog voor het desbetreffende element met <input> openen.

117


Neem de volledige contouromtrek over in de editor.

Spring met de cursor naar het regeleinde ...

... en met <input> naar een nieuwe regel.

M17 Voeg het commando M17 toe, dat het einde van het subprogramma aangeeft.

Als ... Als u de contouromtrek later wilt wijzigen ...

...

... plaatst u de cursor op een willekeurige programmaregel van de contouromtrek en drukt u op de softkey [Terugvertalen].

Verander geen waarden in de teksteditor, daar dit het latere terugvertalen evt. onmogelijk maakt!

Sla het subprogramma op door de editor te sluiten.

(Afhankelijk van de configuratie van uw machine heeft u voor het opslaan ook een afzonderlijke softkey[Bestand opslaan] op de verticale softkey-balk.)

118


4.2.2 Verspanen en nadraaien van de contour met ondersnijding

TCP

...

COMPLETE

...

Leg in dezelfde directory zelfstandig het subprogramma "TCP.SPF" voor het aanlopen van het werktuigwisselpunt en het deelprogramma "COMPLETE.MPF" aan.

De inhoud van het subprogramma is identiek aan het desbetreffende programma voor de "As".

De eerste regels verschillen slechts weinig van het begin van het programma voor de "As" in hoofdstuk 4.1:

Daar de contour van het werkstuk "Compleet" een ondersnijding bevat, wordt met 35°-platen (en dus een grote vrij hoek) gewerkt.

"RT2" R0.8 "FT2" R0.4

Afwijkend van het eerste voorbeeld wordt hier onmiddellijk met de voordraaibeitel op maat gevlakt (Z0).

Voeding en snijdiepte wordenaangepast.

Invoervelden voor de cyclus CYCLE95 (zie gemarkeerde regel in de editor), opgeroepen via de softkeys [Draaien] en [Verspanen]

119


4.2.3 Centrisch boren

; Centrisch boren

T="SD16" D1 ; volboor D16mm

G97 S1200 M3 M8

Na het draaien moetmet een langevolboor maat 16de doorgangsboringworden gemaakt.

Bij het boren wordt metconstant toerental (G97) gewerkt.De spil draait - anders dan bij de draai-bewerking - met de klok mee (M3)

G17 G54 G90 G95 Vlakselectie G17* voor de bewerking op het kopvlak, activering van de nulpuntverschuiving G54, absolute-maatprogrammering G90, voeding in mm/omw G95

* Bij het centrische boren kan de bewerking principieel ook in het G18-vlak worden geprogrammeerd. Houd er echter rekening mee dat dan de lengtecorrectie wordt gewijzigd: G17: Lengte1 in Z (zoals bij het frezen)G18: Lengte3 in Z !!!

G0 X0 Z2

G1 Z-105 F0,1

In ijlgang wordt het werkstuk aangelopen. Zorg er later bij de uitvoering van het programma voor dat er geen crash kan optreden met de losse kop!

In voeding wordt door het 100 mm lange werkstuk geboord (met 5 mm toegift).

G0 Z2

TCP

In ijlgang wordt de boor uit het werkstuk verwijderd.

Vervolgens wordt opnieuw het subprogramma TCP opgeroepen.

...

Oproep van de simulatie ter controle van deprogrammering ...

... en zelfstandige aanpassing van de ’Instellingen’ (uitgangsdeel ø90, lengte 101)

...

Met de <pijltoetsen> en <+>/<-> kunt u op het fragmentinzoomen dat u speciaal interesseert.

Simulatie van dedraai- en boorbewerking

120


4.2.4 Kopvlakbewerking met TRANSMIT

Steeds meer draaimachines beschikken over de mogelijkheid met aangedreven werktuigen ook frees- en boorbewerkingen op het kopvlak en het mantelvlak uit te voeren.

Uw SINUMERIK-besturing op een dergelijke machine ondersteunt deze bewerkingen vanzelfsprekend. Bij wijze van voorbeeld wordt hier de programmering voor een boorpatroon op het kopvlak voorgesteld.

; Boorkring op het kopvlak Commentaarregel voor een betere leesbaarheid van het programma

G54 G60 G90 G94

G18

SPOS=0

G-basisfuncties

Vlakselectie

Spilpositionering (C-as) op 0°

T="TD5" D1 ; spiraalboor D5mm Werktuigoproep

SETMS(2)

S2=1000 M2=3

Spil 2 (de spil die het werktuig aandrijft),wordt de zogenaamde "masterspil").

Toerental en draairichting van de tweede spil wordeningevoerd met gelijkheidsteken (zie S1000 M3 voorde hoofdspil van de machine).

TRANSMIT Met deze functie (Transform Milling Into Turning) gebeurt de transformatie van de assen voor de frees- en boorbewerking op het kopvlak.

De volgende verplaatsingsbewegingen kunnen in het van het frezen bekende cartesiaanse coördinatensysteem (X, Y) gebeuren. De besturing rekent deze programmablokken voor de reële assen (X, C) om. De Z-as blijft ongewijzigd.

(voor de mantelvlakbewerking heeft de overeenkomstige functie TRACYL).

DIAMOF

G17

G0 X15 Z2

F140

De X-waarden hebben vanaf hier betrekking op de radius.

Het XY-vlak wordt als bewerkingsvlak geselecteerd. Houd er rekening mee dat de assen X en Y t.o.v. het frezen 90° verdraaid zijn!

Aanlopen naar de omgeving van het startpunt voor de eerste boring. Let evt. op de positie van de losse kop.

Voedingssnelheid in mm/min (zie G94)

Bij wijze van oefening wordt hier de diepgat-boorcyclus CYCLE83 gebruikt.

121


... Vul de invoervelden in.

De cyclus moet op vier posities worden opgeroepen, hij moet dus modaal actief zijn (zie werkstuk "Langsgeleiding" bij het frezen).

Met het oog op de boorpunt wordt de eindboordiepte met ca. 1/3 x werktuig-ø vermeerderd.


De posities van het boorpatroon kunt u eveneens via een cyclus genereren ...

... Vul de invoervelden in.

(het help-scherm is statisch; de assen zijn in de realiteit 90° gedraaid.)

Neem de boorpatrooncyclus op in het programma.

I.p.v. de cyclus hadden we de 4 boorposities ook met eenvoudige G0-blokken kunnen programmeren (zie het freesvoorbeeld "Langsgeleiding"). Hier een vergelijking van de beide methoden, zoals ze er in de editor uitzien:

MCALL Het ’MCALL’-commando heft de modaliteit van de boorcyclus op.

122


TRAFOOF

DIAMON

SETMS(1)

De transformatorfunctie TRANSMIT wordt weer uitgeschakeld.

De volgende X-waarden zijn opnieuw gerelateerd aan de diameter.

De hoofdspil wordt opnieuw "masterspil".

TCP

M30

Werktuigwisselpositie aanlopen

Programmaeinde

...

Simulatie in het 2-zijden-aanzicht, die u via de softkey kunt oproepen.

Op het beeld werd bovendien met de weergave van de

werktuigbanen uitgeschakeld.

Met kunt u de focus tussen de beide simulatievensters omschakelen en zo op de verschillende beelden inzoomen etc.

Simulatiegrafiek verlaten

Editor sluiten om het programma op te slaan

Op de volgende pagina vindt u nog een overzichtvan het volledige deelprogramma.

123


124


Notities

125


Trefwoorden

AAankrassen ................................................. 40Aanloopgedrag G450 .................................. 75ABS ............................................................. 61Absolute maat ............................................. 58Absolute maataanduidingen ................... 8, 11Afronding RND ............................................ 96Afschuining CHR/CHF ........................ 96, 109afzonderlijk blok .......................................... 71Arbeidsvlakken ............................................. 5Archiefbestand ............................................ 46Archief-directory .......................................... 43BBaanvoeding ............................................... 75Bedieningsbereik ........................................ 27Bedieningsbereik ’Diagnose’ ...................... 21Bedieningsbereik ’Diensten’ ....................... 21Bedieningsbereik ’Inbedrijfstelling’ .............. 21Bedieningsbereik ’Machine’ ........................ 20Bedieningsbereik ’Parameters’ ................... 20Bedieningsbereik ’Programma’ ................... 20Bedieningsbereiken .................................... 20Bedieningspaneelfront ................................ 18Bereik omschakelen ................................... 20Bewerkingsvolgorde wijzigen .................... 110Bloknummering ........................................... 55Boorcyclus CYCLE82 ................................. 61CCartesiaans ............................................. 9, 12Centreren .................................................... 59Cirkelboog ................................................... 77Cirkelkamercyclus POCKET4 ..................... 82Commentaarregel ....................................... 55Commentaren ............................................. 96Contourcalculator ...................................... 111Contouromtrek wijzigen ............................ 118Correctiewaarden ................................. 31, 37DDeelprogramma .......................................... 54Deelprogramma's ................................. 53, 91Diameterrelatie DIAMON ............................ 94Diepgat-boorcyclus ................................... 121DIN-toetsenbord ......................................... 24Diskette ....................................................... 43

126

Doorgangsgaten .......................................... 65DPWP.INI .................................................... 72Draadboren ................................................. 64Draad-kerngat ............................................. 63Draadsnijcyclus CYCLE97 ........................ 107Draairichting ................................................ 97EEindhoek ................................................... 115FFocus .......................................................... 27Freesradiuscorrectie ................................... 77Freesradiuscorrectie opheffen .................... 78GGatencirkelcyclus ................................ 69, 122G-functies .............................................. 56, 99Groefcyclus CYCLE93 .............................. 109HHelp-schermen .............................................. 6Hoek ........................................................ 9, 12IIJlgang ................................................. 57, 100INC .............................................................. 61Incrementele maat ...................................... 58Incrementele maataanduidingen ............. 8, 11Informatie .................................................... 27Inschakelen ................................................. 19Interface ...................................................... 43KKanaaltoestand ..................................... 27, 91Koelmiddel ...................................... 57, 58, 97Kopiëren ...................................................... 83MMachinebedieningspaneel .................... 18, 23Machinenulpunt ............................................. 7Magazijn beladen ........................................ 32Magazijnlijst ................................................. 29Modale effectiviteit ................................ 62, 67NNabewerken ........................................ 81, 102NC-werkgeheugen ...................................... 72Nulpunt instellen .......................................... 40OOndersnijding ............................................ 119


Ondersnijdingscyclus CYCLE94 ............... 106On-line-help ................................................. 75Openingshoek ........................................... 115Overgangsradius ....................................... 117PPC-toetsen .................................................. 23Polair ....................................................... 9, 12Pool ............................................................. 78Precieze stop .............................................. 59Programmaeinde ....................................... 102Programmatoestand .................................... 27Programmeerapparaat ................................ 43QQWERTY-toetsenbord ................................ 24RRadiuscorrectie ........................................... 31Radiusrelatie DIAMOF ................................ 94Rechthoekkamercyclus POCKET3 ............. 79Rechtsom .................................................... 57Referentiebeweging .................................... 19Referentiepunt ............................................... 7Regelnummering ......................................... 94SSchermindeling ........................................... 27Scholingstoetsenbord .................................. 23Simulatie ..................................... 70, 108, 120Simulatie-instellingen .................................. 70Simulatiesnelheid ........................................ 71SinuTrain ..................................................... 19Snijkant ....................................................... 31Snijkantligging ............................................. 39Snijkantradius ............................................ 100Softkeys ...................................................... 27Starthoek ................................................... 115Subprogramma ........................................... 60Subprogramma's ................................... 53, 91Subprogramma-einde ........................... 68, 97Symboolketen ........................................... 117TTabellenboek ............................. 14, 15, 16, 17Tangentiële overgang ............................... 117Terugvertalen .................................... 110, 118Toerental ..................................................... 97Toetsen ....................................................... 23

Typenummer ...............................................36UUitschakelen ................................................22VVerspaancyclus CYCLE95 ........................101Vlak bedieningspaneel ................................23Vlakdraaien ................................................100Voeding .......................................................58Volgende blok ..............................................71Volledig CNC-toetsenbord ...........................23Voorbewerking .............................................80Vrije hoek .............................................39, 115WWerkstuk-directory .................................53, 91Werkstuknulpunt ............................................7Werktuig aanleggen (WT-naam) .................29Werktuig aanleggen (WT-nummer) .............34Werktuigassen ...............................................5Werktuigbeheer ...........................................28Werktuigcorrectie .........................................28Werktuigen in de draaiprogramma's ............39Werktuigen in de freesprogramma's ............38Werktuiglijst .................................................30Werktuigoproep .....................................56, 98Werktuigtypes ..............................................35Werktuigwissel .............................................56Werktuigwisselpunt ......................................97

127


Behandelde commando's en adressenBehandelde commando's en adressen Behandelde cycli

AAP= 78

CCFTCP 75CHF= 96CHR= 96CR= 77

DD 38, 98DIAMON 6, 94DIAMOF 6, 94DIAM90 94

FF 15, 17, 58, 100

GG0 57, 100G1 58, 100G2 10, 13, 77G3 13G17 5, 6, 56, 99, 120, 121G18 6, 56, 99, 120G19 6, 56, 99G40 78, 102, 119G41 76G42 102, 119G53 56, 99G54 39, 40, 56, 99G55 56, 99G56 56, 99G60 56, 99G64 56, 99G90 8, 11, 56, 99G91 8, 11, 56, 99G94 56, 99G95 56, 99, 120G96 16, 99G97 16, 120G111 78G450 75, 76G451 75, 76

II 10, 13, 77, 114

128

JJ 10, 77

KK 13, 114

LLIMS= 16, 99

MM2= 121M3 57, 107, 120M4 99M5 58M6 56M8 57, 99M9 58, 97M17 68, 69, 96, 97, 118M30 59, 86MCALL 62, 123

RRND= 96, 118RP= 78

SS 14, 16, 57, 97, 99, 120S2= 121SETMS( ) 121, 123

TT 56, 98T=" " 56, 98TRANSMIT 121TRACYL 121TRAFOOF 123

XX 5, 57, 94, 121

YY 5, 57, 121

ZZ 5, 57, 94

BoorcycliCYCLE82 61CYCLE83 121

FreescycliPOCKET3 80, 81POCKET4 82

DraaicycliCYCLE93 109CYCLE94 106CYCLE95 101CYCLE96 106CYCLE97 107

PositiecycliHOLES2 69, 122

Een beschrijving van alle commando'sen cycli van de besturing vindt u in de

Gebruikersdocumentatie’Programmeerhandleiding - Basis’

Wij danken de firma's

DMG

Europa-Verlag

Iscar

Reckermann

Sandvik

Seco

voor het ter beschikking stellen van beeldmateriaal op de pagina's 14, 15, 16, 17, 38 en 39.

Beeldreferentie

www.siemens.com/sinutrain

Subject to change without prior notice6FC5095-0AB00-0JP1

© Siemens AG 2008

Siemens AGIndustry SectorDrive TechnologiesMotion ControlPostfach 318091050 ErlangenDEUTSCHLAND

Meer informatie

Meer informatie over JobShop vindt u onder:www.siemens.com/jobshop

Gedetailleerde technische documentatie in ons Service&Support-portaal:www.siemens.com/automation/support

Voor een persoonlijk gesprek vindt u een contactpersoon in uw buurt onder:www.siemens.com/automation/partner

Via mail kunt u op het internet direct elektronisch bestellen:www.siemens.com/automation/mall

SINUMERIK 810D/840D/840Di Einsteiger-Anleitung …€¦ · · 2015-12-221 Woord vooraf De digitale besturingen SINUMERIK 810D, 840D en 840Di onderscheiden zich door hun grote openheid,

Documents