Jezelf zijn met beide benen op de grond, Groeien en bloeien met plezier, Bewust van wie je bent, met respect voor jezelf en de wereld, Je vleugels uitslaan, nieuwsgierig ontdekken en spelen, Samen jouw wereld delen in vol vertrouwen Schoolplan De Ontdekking 2016-2020
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Jezelf zijn met beide benen op de grond, Groeien en bloeien met plezier,
Bewust van wie je bent, met respect voor jezelf en de wereld, Je vleugels uitslaan, nieuwsgierig ontdekken en spelen,
Samen jouw wereld delen in vol vertrouwen
Schoolplan De Ontdekking
2016-2020
De Ontdekking, sociocratische school Drenthe e.o., Noorderdiep 99, 9521 BC, Nieuw-Buinen
Bijlage: sociocratische kringstructuur De Ontdekking Noot: De student wordt steeds in mannelijke vorm benoemd maar het staat voor zowel de mannelijke als vrouwelijke vorm.
Wij beschouwen de mening, gevoelens en behoeften van elk mens in beginsel als even waardevol en vinden dat deze meningen, gevoelens en behoeften geuit en gehoord moeten worden en waardering en respect verdienen, als voorwaarde om succesvol te kunnen deelnemen aan de maatschappij van nu en die in de nabije toekomst.
Ons inziens maakt de huidige moderne (Westerse) maatschappij een transitie door in bewustwording op het gebied van maatschappelijke inrichting en verduurzaming van de leefomgeving. Er bestaat behoefte aan een vernieuwende onderwijsvisie die handvatten biedt aan de veranderende behoeftes van kinderen en jongeren maar ook de maatschappij. Ons inziens is het de hoogste tijd om voorwaarden te scheppen voor een meer gelijkwaardige samenleving, die recht doet aan ieder mens.
De sociocratische organisatie sluit o.i. het beste aan bij onze visie en daarom is voor deze organisatievorm gekozen, als meest passend op dit moment.
1.2 Missie Onze missie is om jonge mensen zich te laten ontwikkelen naar zelfstandige, zelfredzame en nieuwsgierige volwassenen die hun eigenheid behouden en/ of herontdekken en van daaruit vol vertrouwen een plaats kunnen innemen in de dynamische maatschappij. De Ontdekking helpt de student ondernemend te leren waardoor hij bezig is met zelfstandig zijn en bewust-zijn en leert verantwoordelijk te zijn voor zijn eigen leven. De school is een open systeem waarin veel mogelijk is en waar ieder zich geborgen en veilig mag voelen.
1.3 Visie op de sociocratische organisatie
Sociocratie heeft als uitgangspunt dat mensen, jong en oud, wit en zwart, dik en dun, onbekommerd en beschadigd, met een diversiteit aan ervaring, kennis en vaardigheden, unieke personen zijn, die bij besluitvorming gelijkwaardig (dienen te) zijn en daarom evenveel inspraak dienen te hebben. Sociocratie kent geen meerderen en minderen, de sociocratische school kent dus ook geen 'onwetende' jeugd en 'alwetende' volwassenen. De Ontdekking als sociocratische organisatie heeft als uitgangspunt, dat: -mensen optimaal (gaan) functioneren, als ze langere tijd en veelvuldig in een omgeving verkeren, waarin hun gevoelens, meningen en ideeën serieus genomen worden, in gelijkwaardigheid met anderen en als zij zelf mede vorm kunnen geven aan die omgeving. Daarbij zijn de 5 kernwoorden van De Ontdekking een leidraad: Jezelf zijn, plezier, respect, nieuwsgierigheid en vertrouwen.
1.4 Visie op de sociocratische school als organisatie
De Ontdekking als sociocratische organisatie heeft als uitgangspunt, dat: -mensen, ook jonge, in principe uitstekend in staat zijn om hun leeromgeving in overleg met anderen adequaat in te richten en te organiseren; -mensen, ook jonge, uitstekend in staat zijn om hun eigen leerweg, met ondersteuning van deskundige docenten en begeleiders, optimaal vorm te geven. In de sociocratische school streven alle betrokkenen er naar om met respect om te gaan met zichzelf, de ander, de omgeving en de processen, vanuit een besef dat alles met alles verbonden is en een geheel vormt. De sociocratische school bereidt studenten o.i. beter dan de traditionele onderwijsvormen voor op actieve en (maatschappij)kritische deelname aan de toekomstige samenleving. De school vraagt dat men de gedeelde verantwoordelijkheid neemt voor het vormgeven van het schoolklimaat en de schoolgemeenschap en maakt dit mogelijk door gelijkwaardigheid en inspraak voor allen.
1.5 Visie op leren
De Ontdekking als school gaat er van uit dat:
-mensen van zichzelf actief en nieuwsgierig zijn en een natuurlijke drang hebben om zich te ontwikkelen; -leren het meest effectief en efficiënt is als mensen dit vanuit intrinsieke motivatie doen; -mensen de vrijheid moeten hebben hun unieke vaardigheden, creativiteit en talenten te ontwikkelen en toe te passen in de wereld waarin zij leven; -een krachtige en diverse sociale, natuurlijke en cultureel-technologische omgeving de beste voorwaarden biedt voor een optimale ontwikkeling.
1.6 Voor wie is De Ontdekking – profilering
De Ontdekking is een school voor ieder studieniveau waarin elke student zijn eigen leerlijn ontdekt en doorloopt. De school is toegankelijk voor studenten tussen de 4 en 18 jaar, zowel (primair)- als voortgezet onderwijs. De school kenmerkt zich door kleinschaligheid en begeleiding door deskundige docenten en begeleiders, hierbij in acht nemend dat ieder kind uniek is en samen ontdekt moet worden hoe het kind het beste kan gedijen binnen deze sociocratische gemeenschap.
Iedere student is welkom, mits hij gemotiveerd is om te leren en er geen sprake is van dusdanige gedragsproblematiek*, dat het de groepsprocessen en het individuele leerproces structureel belemmert.
*gedrag dat anderen in gevaar brengt, van slag maakt en hen belemmert in hun ontwikkeling. Dit
gedrag komt voort uit diverse oorzaken die, voordat een kind mag deelnemen aan De Ontdekking, onderzocht moeten worden en hiervoor eerst behandeling gezocht moet worden.
Daarnaast dient de student in staat te zijn actief deel te nemen aan de sociocratische besluitvorming.
Ouders/ verzorgers spelen een belangrijke rol bij de aannameprocedure; Een potentiële student is op zijn plek op De Ontdekking indien hij en zijn ouders in staat zijn aan te sluiten bij de visie en de werkwijze van de school. Daarbij is het belangrijk dat de school voor de leerling voldoende kansen tot ontwikkeling ziet.
Voor studenten die extra aandacht of een andere vorm van aandacht dan op andere scholen wordt gegeven, nodig hebben, is De Ontdekking een school waarbinnen veel mogelijk is en ruimte is voor velen manieren van zijn en manifestatie. De Ontdekking beschikt over een veelzijdig team met een eigen visie op het onderwijs. In samenspraak met de student proberen de docenten zoveel mogelijk vanuit de student te werken, richting zijn zelf gestelde doelen en via de samen bepaalde wegen. Het is vanzelfsprekend dat een student zich aanmeldt bij de Ontdekking om te leren, maar dan wel vanuit intrinsiek oogpunt. De schoolwoorden jezelf zijn, plezier, respect, nieuwsgierigheid en vertrouwen zijn hierbij de leidraden. De aanname van nieuwe leerlingen verloopt via een protocol: De eerste kennismaking is vaak een open middag of een aangevraagd gesprek. De mogelijk nieuwe student en zijn/haar ouder(s) hebben daarna een gesprek met de Oriëntatiekring. Deze kring bestaat uit de schoolleider, po-coördinator, vo-coördinator en enkele studenten (plus eventueel de ambulant begeleider i.v.m. zorgvragen). Studenten kunnen voorgedragen worden of er zelf voor kiezen deel te nemen aan de Oriëntatiekring. Zij zijn minimaal een half schooljaar lid van de Oriëntatiekring. Het deelnemen in de Oriëntatiekring is een stukje verantwoordelijkheid voor de school die de student op zich neemt zodat hij kan ervaringen kan delen en vragen van ouders en de kijkstudent kan beantwoorden. Als er interesse is voor De Ontdekking en de Oriëntatiekring geeft daarvoor consent, dan start de kijkstudent met een kennismakingsperiode van een maand. In deze maand is de kijkstudent elke week minimaal 2 dagen en in ieder geval één volledige schoolweek op De Ontdekking. De lengte van deze periode is gekozen om een zo goed mogelijk beeld te kunnen vormen voor de kijkstudent, de ouders en de school. Ouders volgen in deze kennismakingsperiode een cursus van twee momenten (avonden) waarin zij kennis maken met wat de sociocratie inhoudt en wat ontscholen is. Op deze manier kunnen zij beter het proces begrijpen waarin hun kind zit in de kennismakingsperiode. Mocht er onverhoopt aanleiding toe zijn, dan hebben zowel de kijkstudent, de ouders als de school de mogelijkheid om de kennismakingsperiode vroegtijdig te beëindigen. In de laatste week van de kennismakingsperiode vindt er een reflectief moment plaats waarin de schoolkring haar bevindingen deelt met de kijkstudent. De kijkstudent krijgt daarna zelf de gelegenheid aan te geven hoe hij/zij de kennismakingsperiode heeft ervaren. De Schoolkring geeft na de beeldvormingsronde consent of geen consent voor de betreffende kijkstudent. Op deze manier wordt er over en weer open en eerlijk aangegeven waarom een kijkstudent al dan niet past op onze school.
In de Pedagogische Driehoek – bestaande uit de kijkstudent, de ouders en (vertegenwoordigers van) de school – vindt het afsluitende evaluatiegesprek plaats. Als de Pedagogische Driehoek het vertrouwen uitspreekt dat binnen het onderwijsconcept van De Ontdekking de student kan leren en zich kan ontwikkelen, kan de kijkstudent worden ingeschreven en in principe in de eerstvolgende nieuwe periode op De Ontdekking starten. Op deze wijze is er een gecontroleerde instroom en niet te vaak een periode van onrust in de huidige groep studenten. Indien de uitkomst is dat de kijkstudent niet ingeschreven kan worden, dan wordt onderbouwd waarom hiertoe is besloten en wat de vervolgstappen (kunnen) zijn. Een ‘nee’ is namelijk niet een definitief ‘nee’. De kijkstudent krijgt de gelegenheid op een later moment opnieuw een kennismakingsperiode te doen om te laten zien dat hij toch wel degelijk de motivatie heeft.
2.1.De student als hoofdeigenaar van zijn eigen ontwikkeling
De Ontdekking is een school waar studenten hun eigen leerlijn ontdekken en ontwikkelen. Studenten worden spelenderwijs betrokken bij allerlei leerdoelen en docenten spelen in op datgene waar studenten mee bezig zijn. Studenten ontdekken spelenderwijs, geïnspireerd door elkaar en een rijke leeromgeving*. De docent observeert, ondersteunt, faciliteert en inspireert. Studenten leren van en met elkaar. De docenten houden samen de ontwikkelingen bij en zorgen ervoor dat de ontwikkelingen zichtbaar worden gemaakt in het LVS (leerling volg systeem). Dit gebeurt op dagelijkse- en wekelijkse en periodieke basis. De mentor houdt maandelijks en periodiek de ontwikkelingen bij waarbij 5 keer per jaar ook ouders betrokken worden en studenten hun ontwikkelingen en ontdekkingen kunnen delen.
We richten het leren zo in, dat er een voortdurende afstemming plaats kan vinden tussen de begeleider/docent met zijn kennis en levenservaring enerzijds en de student met zijn/haar persoonlijke interesses, wensen, behoeften en mogelijkheden anderzijds. *Volgens de visie van Reggio Emilia ontstaat een rijke leeromgeving door:
1: intrinsieke motivatie
2: leeftijdsgenoten 3: de omgeving als pedagoog
4: de docent
2.2 Onderwijskundig concept
Onze missie vertaalt zich in een onderwijskundig concept. In dit concept hanteren we 5 uitgangspunten, die leidend zijn voor ons werk:
● Jezelf zijn waardoor je zelf keuzes kunt maken t.a.v. de werkwijze c.q. de leermiddelen; Zelfstandig leren denken. ● Plezier hebben op school welke een basisvoorwaarde is om je te kunnen ontwikkelen, te ontdekken en te groeien ● Respect voor jezelf, de ander, de maatschappij en je leefomgeving van waaruit je leert samen te werken met een gemeenschappelijk doel ● Vertrouwen in jezelf en in je omgeving ● Nieuwsgierigheid naar groei en je omgeving. Hieruit vloeit als vanzelf nieuwsgierigheid naar de pluriforme samenleving* als vanzelfsprekend onderdeel van de school met haar sociocratische organisatiestructuur en achterliggende gedachtegoed. Immers, het ontwikkelen van respect voor en tolerantie ten opzichte van andere meningen en overtuigingen, geldt voor allen binnen onze samenleving. * Actieve deelname aan een pluriforme samenleving.
Wij leven in een land waar mensen met niet-Nederlandse culturen en religies, maar ook met andere
levensbeschouwingen en gewoonten wonen en werken, anderzijds is het steeds makkelijker om je als
Nederlander elders te vestigen. Dit betekent, dat kennis van en in aanraking komen met mensen met een andere levensbeschouwing, culturele achtergrond en/of religie vanzelfsprekend deel uitmaakt van ons
curriculum. De sociocratische inrichting van ons onderwijs is daarbij leidend voor de manier waarop dit aan de orde zal
komen.
Uitgelicht: “Actieve deelname aan de pluriforme samenleving”:
Op schoolniveau: Alle studenten zijn per definitie afkomstig uit verschillende 'culturen' en hebben verschillende levensbeschouwingen en achtergronden wat religie betreft. Door met elkaar om te gaan, moeten ze zich per definitie verhouden tot leeftijdgenoten met een andere levensbeschouwing, cultuur en religie (of het ontbreken daarvan). Signalen van intolerantie zullen -indien deze niet door studenten zelf ter sprake worden gebracht- door de staf- of topkring aan de orde worden gesteld.
Op maatschappelijk niveau: Onze visie (en het daaruit voortvloeiende beleid) impliceert dat mensen -kinderen- van nature nieuwsgierig zijn naar de wereld om hen heen en dat ze zich daarmee willen verbinden. Via hun eigen straat, wijk en woonplaats, televisie en de nieuwe media komen zij per definitie in contact met andere culturen en religies. Het beleid van de school bevordert een respectvolle houding naar andersdenkenden en -levenden, voor zover zij de Nederlandse wet naleven. Signalen van intolerantie zullen, indien deze niet door studenten zelf ter sprake worden gebracht, door de staf- of topkring aan de orde worden gesteld.
Op staatsburgerlijk niveau: De kerndoelen van 'mens en maatschappij' waarborgen, dat de studenten kennis nemen van en respect ontwikkelen voor de basiswaarden van de democratische rechtsstaat. Dat de school daarbij op kritische wijze aandacht besteedt aan en zo nodig stelling inneemt tegen radical(iserend)e of extreme opvattingen die indruisen tegen de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, staat ons inziens, gezien onze sociocratische uitgangspunten, buiten kijf. Juist het sociocratische gedachtengoed waarborgt dat iedere stem gehoord wordt, er consensus moet zijn en er dus geen podium kan ontstaan voor radicaliserende en/ of extreme opvattingen in groepsvorm.
Hoofdstuk 3. Pedagogisch/didactisch beleid 3.1 Didactiek In het pedagogisch-didactisch beleid kiezen we voor het leren en ontwikkelen vanuit intrinsieke motivaties. Het is belangrijk om de student datgene wat hij mag ontwikkelen of leren als zinvol ervaart. Pas dan kan de student kennis laten beklijven. De student leert wanneer er nieuwsgierigheid gewekt is middels persoonlijke ervaringen en een rijke leeromgeving. Dit kan zowel thuis als op school zijn want leren en ervaren doe je overal ten alle tijden. Op school is de plek om informatie en handelen (b.v. leren schrijven) nader uit te diepen waarbij de docent observeert en direct kan inspelen op leervragen. Daarbij is de docent een onderdeel van de rijke leeromgeving, inspireert en neemt zelf kennis en zijn persoonlijkheid mee. De volgorde in didactiek bij het aanleren van ‘middelen’ (zoals taalvaardigheden en rekenvaardigheden) begint dus bij het ervaren (praktijk, intrinsieke motivaties), nieuwsgierigheid, benodigde theorie/ kennis en praktisch toepassen. Deze lijn begint in PO en vloeit automatisch over in VO.
Creativiteit is een belangrijke leeringang die gebruikt kan worden bij het werken in de zojuist aangegeven volgorde. Elk leerproces levert een product op waar de student voldoening van ervaart en waar hij een eigen ‘kleur’ aan heeft kunnen geven. Studenten kunnen hun interesse vorm geven in een project. Deze gebruiken we bij de meeste vakken, vooral bij de niet cursorische vakken, waarbij aangesloten kan worden qua onderwerpkeuze bij actualiteit en persoonlijke interesses. Creativiteit zien we breed: iets schrijven, vormgeven, uitleggen, presenteren, laten horen, andere dan gebruikelijke oplossingen onderzoeken en vinden… etc. Studenten worden gezien , gehoord en positief bevestigd in wat ze verwerven aan kennis/vaardigheden. Dit alles delen de studenten ook met hun ouders/ verzorgers. Elke leerling heeft zijn eigen leerstijl, eigen manier van informatie verwerken. In didactiek werken we gedifferentieerd. De leerlingen die werken van beeld naar woord, en leerlingen die werken van woord naar beeld, de leerlingen met tactiele
talenten, leerlingen die beweging nodig hebben….. we komen ze tegemoet met verschillende vormen van didactiek. We maken gebruik van ‘Ik leer anders’ en Beeld&Brein schoolbasis (PO), Breingeheimen voor VO. Onze docenten hebben zich verdiept in de verschillende leerstijlen en leeringangen (M.I. Gardner) en kunnen hun kennis en inzicht toepassen. Aanwezig zijn diverse leermethodes voor zowel PO als VO: o.a. Alles telt, Getal en Ruimte, Bruuttaal, VO-Content etc. Ook zijn er vele andere online en open source methodes aanwezig waar veel gebruik van gemaakt wordt. Voor iedere student geldt, je vindt de manier die bij je past. We geven de studenten houvast met structuur, maar zijn er vooral op uit om ze hun eigen structuur en ritme te laten ontdekken, bewust te laten worden. Zelfonderzoek: Hoe groot is mijn spanningsboog bij het vak..? Hoe komt het dat ik weerstand heb tegen..? Hoe kan ik die verkleinen? Hoe kan ik dingen op mijn eigen manier leren? Welke afwisseling heb ik nodig? Waarbij verlies ik tijdsbesef? etc. Structuur geven we vooral op gebied van tijd, volgordes en plaats in de gezamenlijke dagindeling. Voorspelbaarheid op deze gebieden geeft rust in het hoofd, geen uitdaging om steeds grenzen op te rekken. Individueel mag er extra structuur op wens worden ingepast maar daarin je eigen vrijheid willen bepalen mag ook, mits de ander daardoor niet beperkt wordt.
3.2 De ononderbroken leerlijn
Doordat de student in de dagelijkse praktijk (en in overleg met de mentor) zelf aangeeft wat zijn volgende stap is op elk ontwikkelingsgebied, wordt de ononderbroken leerlijn gegarandeerd. Studenten worden goed in de gaten gehouden wat betreft hun ontwikkeling. De stafkring vergadert regelmatig om voortgang van de studenten te bespreken en actie te ondernemen indien nodig. Hierbij speelt het zorgteam een belangrijke rol indien nodig. Soms lijkt een kind meer toe aan bepaalde leerstof dan mag worden aangenomen voor een bepaalde leeftijd. Hoogbegaafde en hoog intelligente kinderen zullen juist op De Ontdekking ervaren dat er ruimte is om op eigen tempo en niveau te mogen leren. Echter geldt ook voor kinderen die minder snel kunnen meekomen, b.v. door een andere intelligentie of dyslexie dat ook voor hen een aangepast niveau en tempo erg prettig is. Vanuit de basis van mogen zijn wie en zoals je bent en vanuit een volledige acceptatie vanuit je sociale omgeving, zijn er veel meer mogelijkheden om tot volledige ontplooiing te komen en je ware potentie te leren gebruiken. Om naar deze basis te komen is vaak wel rust en tijd nodig waarbij ontscholen een belangrijke plek in neemt.
3.3 Het faciliteren van de ontwikkelingsgebieden en de kerndoelen
Voor het faciliteren van de ontwikkeling van onze studenten zorgen we voor:
● Een rijk en gevarieerd aanbod aan lesmateriaal en leermiddelen, dat goed toegankelijk is of bij specifieke behoeftes gezocht kan worden, waarbij we rekening houden met verschillende leervoorkeuren:
Leren door kennis-nemen-van, ervaren (experimenteren), reflecteren en evalueren
Differentiëren naar niveau en interesse, leeftijdsonafhankelijk Beelddenkers versus talig zijn
Het afstemmen van de voorbereide omgeving (leermiddelen, projecten, lesaanbod) op de interesses en de ontwikkelingsleeftijd van de leerlingen, met oog voor en kennis van doorgaande leerlijnen en de kerndoelen.
Het bewaken van een voor de leerling wenselijk evenwicht tussen spontaan en gemedieerd leren.
3.4 Vier vormen waarin de leerlingen leren bij De Ontdekking
Activiteitbepaald leren
De studenten ontwikkelen bepaalde vaardigheden, inzichten en kennis, doordat ze hun eigen activiteit inrichten. Ze hebben het onderwerp van hun activiteit als leerdoel vanuit een intrinsieke motivatie. Deze vorm van leren kan individueel, met andere studenten samen (coöperatief leren) en/of met een begeleider of vakdocent plaatsvinden. Docenten maken de leersituaties op school waar mogelijk levensecht. Er wordt echt een boomhut in de tuin gebouwd, er wordt echt een maaltijd gekookt, er wordt een echte brug gebouwd, er wordt een echte rommelmarkt georganiseerd etc. Belangrijk punt is hierbij dat geleerd kan worden vanuit een creatieve manier van zijn. Creatief wordt in deze niet bedoeld als het domein van de kunsten maar heeft veel meer te maken met het vermogen om vrij en anders te denken vanuit een open, nieuwsgierige geest. Iemand die creatief is, is in staat steeds nieuwe invalshoeken te zien en van daaruit ook nieuwe en onverwachte oplossingen voor meer of minder complexe vraagstukken te bedenken en uit te voeren. Dat dit een belangrijke ontwikkeling is bij elk kind in de maatschappij mag duidelijk zijn, gezien de huidige toestand waarin de maatschappij zich bevind met uitdagingen op het gebied van vrede, duurzaamheid en vergrijzing. Bijkomend leren door projectonderwijs
De studenten ontwikkelen bepaalde vaardigheden, inzichten en kennis terwijl ze met een project bezig zijn. Zo oefenen ze meetkunde en natuurkunde bij het bouwen van een boomhut of brug, leren ze o.a. organiseren, taal, sociale vaardigheden en rekenen bij het organiseren van een rommelmarkt maar doen ze ook kennis op bij koken over levensmiddelen, hoeveelheden en gezondheid. De integrale benadering help de student de verbanden tussen de vakken te zien. Er wordt dus veel vakoverschrijdend gewerkt. Dit gegeven is ook in diverse lesmethodes terug te zien.
Juist deze manier van leren wat met name bij projectonderwijs veel aan bod komt is o.i. de manier om kennis te laten beklijven. Emoties en gevoelens die worden ervaren tijdens deze manier van leren zorgen ervoor dat kennis makkelijker opgenomen wordt en blijvend is. Vanuit deze basis zal een kind zich de emoties en gevoelens blijven herinneren met daaraan vast gekoppeld de kennis. Het kind zal hierdoor onbewust op zoek willen blijven gaan naar nieuwe kennis (intrinsieke motivatie). Docenten zullen hier steeds gebruik van maken en inspringen op interessante leersituaties die ontstaan.
Leren vanuit lesaanbod
De studenten vragen om een project, cursus- of lesaanbod. Dit aanbod kan door begeleiders, vak- en gastdocenten gegeven worden.
Ook het zelfstandig werken uit bijv. methodeboeken, van diverse bronnen van internet en informatieboeken wordt als ‘leren vanuit aanbod’ beschouwd. De motivatie voor dit leren kan o.a. voortkomen uit een besef van de student dat de vaardigheden die in deze lessen ontwikkeld worden, nuttig zijn voor later. Ook kan de student in een afgestemde interactie met een begeleider werken, dit noemen we gemedieerd leren. Gemedieerd leren
Met elk van deze vier vormen waarin de studenten leren, kunnen steeds interacties met de begeleiders verweven zijn. De begeleiders kunnen zo gemedieerd leren tot stand brengen. Hieronder verstaat De Ontdekking dat studenten de kans krijgen om op verschillende manieren te laten zien wat ze kennen en kunnen. De school streeft er zoveel mogelijk naar om succeservaringen te creëren en studenten daar trots op te laten zijn. Het portfolio is hier een belangrijk onderdeel in. Docenten vragen studenten regelmatig formuleren, wat ze hebben geleerd, ook naar ouders/ verzorgers toe. De studenten denken dan niet alleen na over wat ze de afgelopen periode hebben gedaan, ze staan ook stil bij hoe ze hebben gewerkt en hoe ze hebben geleerd. Ze formuleren vervolgens actiepunten om zichzelf verder te ontwikkelen.
3.5 Persoonlijke vorming Een aantal studenten die zich aanmelden bij De Ontdekking hebben te maken met een persoonlijke situatie waarbij ze nog niet goed in hun vel zitten. Dit kan te maken hebben met o.a. het volgen van regulier onderwijs waarbij zij niet zich goed konden ontwikkelen en hun gevoel in de verdrukking kwam. Ondanks intrinsiek gemotiveerd te zijn komt een student met deze bagage toch in een ontscholings-fase terecht. Dit betekent dat er een verandering gaat plaatsvinden van altijd iets moeten naar eerst helemaal niets moeten. Dit heeft mentaal en emotioneel een grote impact op de student (en op de ouders/ verzorgers), het is een bewustzijnsverschuiving als het ware. Deze fase kan zich kenmerken door ander gedrag waarin oude manieren nog worden geprobeerd (maar niet werken), waarin afstemming met de groep moet plaatsvinden, waarin er dagenlang soms niets gebeurd maar ook waarin vaak lang weg gestopte lichamelijke klachten naar boven komen waardoor een student veelvuldig thuis is door vermoeidheid en/ of ziekte. Ook depressieklachten komen hierbij soms voor (verstandig is om hiermee naar een huisarts te gaan). De Ontdekking heeft een netwerk van organisaties en zelfstandigen die die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het welzijn van een student indien nodig gevonden door ouders/ verzorgers en/of student zelf. Ouders/ verzorgers hebben op het gehele proces (de keuze van de student om naar De Ontdekking te gaan en de eventuele ontscholings-fase) een grote invloed. Het is van belang dat zij volledig achter hun kind staan omdat anders het kind zich niet volledig kan overgeven aan deze nieuwe periode. Een kind zal altijd loyaliteit hebben naar ouders toe en daardoor in een impasse komen wanneer het ook graag wil deelnemen op De Ontdekking. Daarom zijn er bij de aannameprocedure cursusavonden georganiseerd om zo ook ouders goed te kunnen ondersteunen. In het lesaanbod is er nadrukkelijk aandacht voor persoonlijke vorming. Dit gebeurt spelenderwijs tijdens sociocratische kringgesprekken, spontane gesprekken en overleg maar ook tijdens maatschappijleer en burgerschap, 2 vakgebieden die 1 x per week worden gegeven vanaf een jaar of 13 of wanneer de jongere hier aan toe is. Belangrijk voor studenten is om geleerde zaken ook te gaan toepassen in het dagelijks leven. Door de ervaringen in de praktijk beklijven vaardigheden en kennis. Dit wordt als vanzelf doorgetrokken naar de thuissituatie waardoor ouders/ verzorgers er op een natuurlijke manier onderdeel van zijn. Vanuit plezier hiermee bezig zijn is een basisvoorwaarde evenals het vertrouwen naar de student toe dat deze goed bezig is en hierin ondersteund wordt door de docenten, medestudenten en ouders. Het samen leren en ontdekken is van groot belang binnen de setting van De Ontdekking omdat een student zo een goede beeldvorming van zijn sociale omgeving krijgt, kan reflecteren en leren wie hij is en wie de ander is, vanuit respect en gelijkwaardigheid.
Wanneer de hormoonhuishouding van tieners verandert, verandert er enorm veel in hun leven. De neo cortex wordt verbouwd en verbeterd, hormonen zorgen voor talloze fysieke, en daarmee ook emotionele en geestelijke veranderingen. Het is een intense tijd waarin relaties, intimiteit, loyaliteit en uiteraard seksualiteit een grote rol spelen. Voor tieners is het dan net zo moeilijk als voor kinderen om stil te zitten leren, zo niet moeilijker. Omdat er zoveel vertimmerd wordt in de hersenen is dit weliswaar een tijd waarop heel veel opgenomen en verwerkt wordt, maar dit gaat niet op een schoolse manier. Juist in deze fase zijn tieners het meest creatief, nemen ze de grootste risico's, en experimenteren ze met alles wat er maar hun aandacht heeft. In tegenstelling tot op het reguliere onderwijs, waar aanbod gericht en methode gericht gewerkt wordt, en er van de student gevraagd wordt dat deze zich aanpast aan de standaard informatie, kunnen studenten op de Ontdekking hun eigen interesses volgen en al doende, en zoekende hun leren gestalte geven. Deze manier sluit beter aan bij hoe tieners functioneren en zich willen ontwikkelen. Wat voor tieners centraal staat zijn twee dingen: wat ervaar ik en hoe verhoud ik mij tot de wereld om mij heen. Het gaat daarbij dus vooral om muziek, feestjes, uitgaan, de ontluikende seksualiteit; om het voelen dat je bestaat als zelfstandig wezen, loskomend van het ouderlijk nest. Relaties zijn enorm belangrijk. Tieners zijn zeer trouw aan hun vrienden. Vrienden betekenen enorm veel op deze leeftijd. Ook is lichamelijke activiteit in deze fase heel belangrijk: sport en dansen scoren vaak hoog. Dit zijn activiteiten die op de Ontdekking ook centraal kunnen staan in een individueel leerplan, naast dat ze als vrijetijdsbesteding thuis ook ingezet kunnen worden. Hetzelfde geldt voor muziek: zowel het maken van muziek als het er naar luisteren zijn in deze periode van groot belang, en hebben diepe impact. Op de Ontdekking is hier alle ruimte voor. Wanneer de zoals hierboven benoemde ontdekkende fase wat rustiger lijkt te worden, zie je een verschuiving bij tieners van het intrinsiek leren naar andere gebieden. Ze worden zich bewust van het eventuele nut van een diploma of een vakgebied. Docenten zijn hier zich steeds van bewust door observaties en gesprekken en zullen de student adviseren en begeleiden tijdens dit gehele proces (vanaf begin pubertijd)waardoor er een goede aansluiting naar een vervolg in opleiding of werk kan plaatsvinden na het 18e jaar en de student als een bewust jongvolwassene de maatschappij in kan stappen.
4.1 Vrijheden particuliere school versus eisen vanuit de onderwijsinspectie
In het particulier VO is een student (met toestemming van vader/moeder/verzorger) vrij om te bepalen of hij/zij wel of niet wil toewerken naar het behalen van een diploma. In de visie van De Ontdekking wordt de student in principe als hoofdeigenaar van zijn eigen ontwikkeling beschouwd, een opvatting die strookt met bovengenoemde vrijheid.
Zowel de wet op het voortgezet onderwijs (WVO), als de wet op primair onderwijs (WPO) eisen, dat bepaalde leerdoelen worden aangeboden. Dit 'aangeboden worden' houdt in het particulier onderwijs in, dat de student kennis neemt van de kerndoelen en er vaak spelenderwijs mee bezig is. Studenten die tussentijds besluiten naar ander onderwijs te gaan kunnen te maken krijgen met een ,, achterstand,, op bepaalde leergebieden, eenvoudig omdat zij zelf hier tot dat moment niet aan toe waren en er niets mee wilden. In ander onderwijs kan een beroep worden gedaan op deze kennis. De periode dat een student onderwijs via De Ontdekking heeft genoten heeft hij echter wel diverse belangrijke vaardigheden opgedaan die maken dat hij bewust kan kiezen om deze kennis snel tot zich te nemen wanneer hij besluit naar ander onderwijs te gaan en dit denkt nodig te hebben. De student heeft geleerd waar hij kennis vandaan kan halen en hoe hij dit kan gebruiken. Als de oudere student in een bepaald vak examen wil kunnen doen, is kennis van de eindtermen nodig. Om aansluiting te vinden op een eventuele vervolgopleiding op MBO, HBO of universitair niveau is meestal een diploma nodig, soms zijn enkele certificaten en een goede motivatie al voldoende. Basiskennis van de maatschappij is nodig om als jong volwassenen goed voorbereid deze maatschappij in te gaan.
4.2 Toewerken naar een erkend diploma of startkwalificatie
De Ontdekking verwacht binnen de school zowel studenten die (zo) vrij (mogelijk) willen zijn in wat ze leren en studenten die doelbewust willen toewerken naar het behalen van één van de VO diploma’s of een door de wet/het bedrijfsleven erkende startkwalificatie.
De begeleiders, mentoren en vakdocenten van De Ontdekking faciliteren de leeromgeving, projecten en lessen (op student zijn verzoek) zo, dat iedere student die dat wil, zich kan voorbereiden op vervolgonderwijs dat past bij de intelligentie en verdere mogelijkheden van de student. De Ontdekking biedt een gevarieerde en krachtige leeromgeving waar alles te vinden is om tot een bepaald niveau te komen, vanuit intrinsieke motivatie. Studenten van De Ontdekking stellen met hun mentor hun eigen leerplan op wat tussentijds bijgesteld kan worden in het LVS.
Dit leerplan geeft aan welk pad de student wil belopen, in welk tempo en op welke manier. Wanneer een student kiest voor b.v. een HAVO diploma, dan stippelen de student en de mentor samen de weg hier naar toe uit en gebruiken hiervoor de eindtermen die voor dit niveau nodig zijn. De student zal de examens afleggen als staatsexamens in Groningen/ Zwolle en kan er b.v. ook voor kiezen het examen in gedeeltes te behalen (certificaten).
4.3 Leren zonder diploma-doel
Studenten die overwegen om niet toe te werken naar een diploma of startkwalificatie zullen wel kennis nemen van de kerndoelen en daar op verschillende manieren aan werken. Zij stellen hun eigen curriculum samen en werken aan zelf gestelde leerlijnen, met de door hen gewenste begeleiding.
De mogelijkheid om praktijkervaringen op te doen wordt afgestemd op de interesses en de belangen van de student, zodat hij/zij zich kan oriënteren en voorbereiden op toekomstige studie, opleiding of beroep. Als een student gemotiveerd is en/of heeft afgesproken om getoetst te worden, dan wordt dit verzorgd door de school.
De mentor houdt de leeractiviteiten bij. De student houdt bij, naast het bijgehouden LVS, waarin de kerndoelen beschreven zijn, een eigen portfolio, waarin een eigen verzameling van documenten, verslagen en opdrachten terug te vinden zijn. Een portfolio is een persoonlijke map, digitaal of letterlijk waarbij de student de vrijheid heeft zijn/ haar creativiteit te laten zien en inzichtelijk te krijgen waar hij/ zij staat, waar talenten liggen, hoe het zelfbeeld, wat doelen kunnen zijn, etc.. Elke student houdt daarnaast in een eigen basismap nog eventuele diverse opdrachten en lessen bij. Studenten zullen altijd gesprekken hebben met hun mentoren over het wel of niet willen behalen van een diploma, hierbij de huidige maatschappelijke situatie aanhalend, echter vanuit een objectieve visie. Ook kunnen derden, met ervaringen opgedaan hebbende na de schoolperiode, deelnemen aan deze gesprekken om de dialoog goed van alle kanten belicht te voeren. Ouders spelen bij de diverse besluitvormingen een belangrijke rol echter blijft de kern van de visie dat er gelijkwaardigheid is tussen alle betrokkenen en de student niet gedwongen zal worden tot het behalen van een diploma. De student blijft de regisseur van zijn eigen route.
4.4 Stages In het individuele leerplan van elke student kan worden opgenomen dat hij/ zij stage gaat lopen. Dit kunnen 3 soorten stages zijn: 1.Het kan een snuffelstage zijn waarbij de student een week kan meedraaien bij een organisatie of bedrijf en daarbij een goede indruk krijgt van de mogelijkheden op de arbeidsmarkt.
2.Het kan een langere stageperiode zijn waarbij de student meedraait en praktijkkennis opdoet in een bepaald vakgebied. 3.Daarnaast kan het een maatschappelijke stage zijn waarbij de student meer inzicht krijgt van allerlei factoren in de maatschappij. De student bepaald samen met de mentor waar behoefte aan is en gaan samen op zoek om een geschikte plek te vinden. Van de periode wordt een verslag gemaakt door de student wat een onderdeel wordt van het LVS.
4.5 Rijpingstijd/Ontscholingsproces
Er zijn studenten die in overleg met hun ouders/verzorgers en mentor besluiten om een periode te gebruiken zichzelf weer te kunnen hervinden, soms zelfs gepaard gaande met diverse gezondheidsklachten. Studenten die vanuit een reguliere schoolsituatie afkomstig zijn, hebben sterk de behoefte aan zo’n periode. Het ineens niet meer moeten maar mogen is een omschakeling die veel impact heeft op het welbevinden en het leerproces. Begeleiders/ docenten en mentoren zorgen voor een goede begeleiding bij dit proces waarbij goed in de gaten wordt gehouden dat de nieuwe student kennis van neemt van de sociocratische structuur van de school. Ook ouders/verzorgers worden in dit proces betrokken tijdens de aannameprocedure. Zij worden verzocht deel te nemen aan de cursus ‘’sociocratie en ontscholen’’ die vijf keer per jaar (per periode) gegeven wordt (zie 1.6). Tijdens dit ontscholings proces wordt de student gestimuleerd om zich actief te richten op projecten en activiteiten die onderzoek doen naar intrinsieke motivatie en deze te (hervinden en) ontdekken. Ook de sociale omgang met medestudenten speelt een belangrijke rol. Hoe is de aansluiting? Vanuit de sociocratische omgang met elkaar zal de student moeten wennen aan andere manieren van socialiseren. Mensen hebben daarnaast voordat zij zich kunnen verbinden met leerstof eerst een veilige en vertrouwde basis nodig die gecreëerd wordt binnen de school. Dit proces heeft bij de één meer tijd nodig dan bij de ander en wordt geëvalueerd met de student en ouders/ verzorgers.
5.1 Veilig klimaat De basiszorg en begeleiding bestaat uit het bieden van een veilig pedagogisch en didactisch klimaat waarin leerlingen zich optimaal kunnen ontwikkelen en zich maximaal welbevinden. De basisbegeleiding die wordt geboden aan studenten bestaat uit de volgende belangrijke pijlers: - betrokken, respectvolle en gelijkwaardige interactie tussen ieder staflid en de student - respectvolle en gelijkwaardige interactie tussen studenten onderling en stafleden onderling - de zwaarte van elke stem is gelijk in de sociocratische structuur van de school - veel individuele aandacht - mentoraat met periodieke voortgangsgesprekken tussen student en mentor - periodieke studentbesprekingen in de stafkring en met ouders en student samen.
5.2 Mentorschap
We werken binnen De Ontdekking met mentorschap. Een mentor fungeert in principe als leerwegbewaker en vertrouwenspersoon. Hij is er om de ontwikkeling van de student te volgen en er op toe te zien dat deze ontwikkeling niet stagneert, om persoonlijke zaken te bespreken en indien nodig te bemiddelen bij conflicten. Op dagen dat de mentor niet fysiek aanwezig is, kan de student desgewenst/desnoods contact opnemen via de mail of in noodsituaties eventueel per telefoon.
Iedere student kiest in principe zijn eigen mentor. Dit is een docent of begeleider op wie de student in eerste instantie terug wil vallen. De student is niet verplicht om een mentor te kiezen; in dat geval zal de stafkring een mentor aanwijzen. De mentor fungeert dan meer als leerwegbewaker en contactpersoon voor de ouders/verzorgers en (nog) niet zozeer als vertrouwenspersoon voor de student.
De eerste periode van het mentorschap geldt als proefperiode. Na de proefperiode bespreken mentor en student het verloop hiervan en het vervolg. Zowel de mentor als de student kunnen (beargumenteerd) besluiten om de samenwerking te beëindigen; de student kan dan een andere mentor kiezen. Dit is bij aanwijzing van een mentor door de stafkring in principe niet mogelijk, tenzij er zwaarwegende argumenten zijn om van mentor te wisselen.
5.3 Inhoud mentorschap
De mentor ondersteunt de student bij het vormgeven en bijhouden van de eigen ontwikkeling. De mentor heeft intensief contact met de student onderhoudt tevens het contact en werkt samen met de ouders/verzorgers van de student. De mentor heeft de signalerende functie om eventuele stagnatie of bijzonderheden in het leerproces van een student op te merken. De signaleringsfunctie betreft alle volgende gebieden: 1. algeheel welbevinden binnen het schoolklimaat en in de concrete leeromgeving 2. sociale ontwikkeling en de interactie-gewoonten van de student
3. emotionele ontwikkeling en psychisch en emotioneel welbevinden 4. de motorische ontwikkeling en de bewegingsgewoonten van de student 5. de cognitieve ontwikkeling en de denk- en leerstrategieën van de student 6. de aansluiting van de (gekozen) leeractiviteiten bij/van deze student 7. de motivatie, de zingeving en het perspectief van de student De mentor is verantwoordelijk om signalen of informatie over of namens de student te delen met collega-stafleden en/of vakdocenten en het zorgteam. Beeldvorming van de student wordt zorgvuldig besproken met en getoetst aan collega’s. Zodoende wordt er afgestemd en worden begeleidingslijnen uitgezet en afgesproken t.a.v. elke individuele student. De begeleidingslijn wordt door de mentor (liefst samen met de student) opgenomen in het actuele leerplan van de student. Dit maakt onderdeel uit van het portfolio van de student en het wordt (ter inzage) in het studentdossier opgenomen.
5.4 Zorgstructuur
Welbevinden Bij de vraag of een leerling zich naar verwachting ontwikkelt, kijken we in de eerste plaats naar het welbevinden van de leerling. Of een leerling zich welbevind, signaleren we aan de hand van o.a. de volgende punten: -zin hebben om naar school te gaan -fysiek fit zijn -gemotiveerd zijn -zelfvertrouwen hebben -beschikken over een positief zelfbeeld -contact maken met medestudenten -het hebben van een goede band met begeleiders Gebrek aan welbevinden Als we signaleren, dat een student op meerdere bovengenoemde punten onvoldoende ‘scoort’, dan wordt dit in de stafkring gemeld.
De scheidslijn tussen de intensieve, reguliere begeleiding die De Ontdekking aan haar studenten biedt en extra zorg en begeleiding is niet eenvoudig te trekken. Juist omdat we het unieke en het persoonlijke functioneren van iedere student willen waarderen en willen accepteren, zijn we niet gericht op het problematiseren van deze ‘eigenheid’. We willen het reageren vanuit symptoom denken en probleem denken vanuit (DSMV of leerproblemen) diagnoses zoveel mogelijk vermijden. We willen echter wel maximaal aansluiten bij ontwikkelbehoefte van de student. Dit kan betekenen dat er extra begeleiding, tijd, aandacht of (specifieke/externe) deskundigheid nodig wordt geacht om het welbevinden en de gewenste ontwikkeling van de student te kunnen waarborgen. Pas dan spreken we van een student met zorgbehoefte. De signalering van een zorgbehoefte kan komen van de kant van de mentor, het zorgteam, de student zelf, andere stafleden, de ouders/verzorgers en zelfs van medestudenten.
Bij signalen en extra zorgvragen wordt er door de mentor, samen met het zorgteam
een Zorgmap aangelegd en bijgehouden.
Zorgteam
Het (interne) zorgteam is een groep van interne medewerkers die regelmatig met
elkaar overlegt en samen de extra benodigde begeleiding van de leerlingen verzorgt.
Het team wordt tenminste gevormd door iemand namens de topkring en PiTi, en
iemand namens de school- en stafkring die tevens met taken van de interne zorg is
belast, in casu de intern begeleider.
Indien leerlingen andere ondersteuning nodig hebben, kan het interne zorgteam een
beroep doen op het externe zorgteam. Dit externe zorgteam wordt gevormd door
externe specialisten bijv. een schoolpsychloog, externe betrokken zorgpartijen, de
politie, de GGD, leerplicht en maatschappelijk werk en komt op afroep van het
interne zorgteam bij elkaar.
Er wordt door de mentor/het zorgteam een concreet Zorgplan opgesteld. Dit komt altijd tot stand in overleg met of met medeweten van de student en de ouders/verzorgers.
Eerst wordt gekeken of passende extra zorg kan worden aangeboden door deskundigen intern (de binnenkring: staf- en topkring); is dat niet het geval, dan worden de deskundigen die aan De Ontdekking verbonden zijn geraadpleegd (de buitenkring). Mochten ook deze deskundigen niet de passende ondersteuning kunnen bieden, dan zal hier extern naar gezocht worden.
5.6 Deskundigheid ‘in huis’ (binnenkring en buitenkring)
Interne begeleiding Een docent op De Ontdekking moet heel veel kunnen. Er zitten veel verschillende
leerlingen op deze school, en allemaal leren ze op hun eigen manier. Maar hoe
kunnen we er nu voor zorgen dat iedere leerling het beste van zichzelf kan laten
zien? Op De Ontdekking hebben we daarvoor behalve een uitstekend schoolteam ook
nog een interne begeleider. Deze begeleider geeft hulp aan leerlingen tijdens
schooltijd. Deze hulp kan op verschillende gebieden zijn: zowel hulp bij plannen,
vakinhoudelijke ondersteuning, het vergroten van de studievaardigheden, hulp bij
ontscholen en bij eventuele problemen waarmee de leerling kan worden
geconfronteerd, zowel in – als buiten de school.
De intern begeleider is zoveel als mogelijk in de school aan het werk en heeft
daarom veel contact met de leerling, docenten en de mentor. Om de leerlingen goed
te ondersteunen en te helpen, wordt er geregeld overlegd met de mentoren. Maar de
intern begeleider zal ook, al dan niet samen met de mentor, huisbezoeken afleggen,
contacten met ouders onderhouden en contacten met externe diensten (in overleg
met het zorgteam) onderhouden, zoals leerplicht, maatschappelijk werk, GGD en
politie. De intern begeleider is onderdeel van het zorgteam. Wanneer een leerling
meer hulp nodig heeft, bijvoorbeeld van de orthopedagoog, psycholoog of van
anderszins benodigde externe specialisten, bespreekt de intern begeleider dit met
het zorgteam.
Een overzicht van wat wij kunnen aanbieden: -Extra begeleiding voor studenten met een zorgvraag -Testen en onderzoek -Psychologische hulp -Trainingen weerbaarheid/zelfvertrouwen Extra begeleiding voor studenten met een zorgvraag Studenten met een onderwijsbeperking kunnen extra ondersteuning op De Ontdekking krijgen waarbij gekeken kan worden of hiervoor zorggelden extra kunnen worden ingezet. Wanneer een student bij ons op school komt, wordt geïnventariseerd welke faciliteiten er nodig zijn en welke specifieke hulp er nodig is om de student zonder belemmeringen naar school te laten gaan. De ouders, de student, de mentor, en de stafkring als geheel zijn allemaal betrokken bij en verantwoordelijk voor de begeleiding van de student. Testen en onderzoek De psychologe verbonden aan onze school heeft toegang tot uiteenlopende testen en heeft de bevoegdheid om studenten te onderzoeken op sociale, emotionele, motorische en/of cognitieve problemen. Psychologische hulp De psychologe verbonden aan onze school helpt studenten die persoonlijke problemen hebben. Als een student het werk op school niet goed aankan of het contact met leeftijdsgenoten loopt niet zo lekker of er zijn problemen in de thuissituatie, dan kan de psychologe extra ondersteuning bieden. In overleg met de student wordt gekeken welke ondersteuning voor hem of haar het meest wenselijk is. Ouders/verzorgers geven vooraf hun akkoord aan deze hulpverlening welke zij zelf kunnen financieren middels hun zorgverzekering. Training weerbaarheid/zelfvertrouwen De Ontdekking biedt trainingen aan om de weerbaarheid van studenten te vergroten. Deze training is bedoeld voor studenten die door onzekerheid of faalangst slechter presteren dan van hen verwacht zou mogen worden. Studenten kunnen via hun mentor zelf aangeven of ze hiervan gebruik willen maken.Het doel van de training is onzekerheid en faalangst te verminderen en ervoor te zorgen dat ze hier beter mee kunnen omgaan.
Binnen De Ontdekking worden leerwegen en behaalde resultaten bijgehouden in het LVS (leerling volg systeem). Hierin wordt allereerst bij binnenkomst van een nieuwe student de beginsituatie van de student vastgelegd. Vanaf deze ‘nulmeting’ worden vervolgens in het LVS per dag, per week en per maand bijgewerkt hoe ontwikkelingen van een student zijn. Docenten communiceren ook nauw met elkaar d.m.v. dit systeem. Het systeem loopt via een eigen netwerk zodat alle docenten er altijd bij kunnen komen. Door observatie en gesprekken volgen we de feitelijke leerlijnen van alle individuele studenten. Ook door opdrachten, werkstukken en verslagen van projecten worden ontwikkelingen bijgehouden. Studenten houden een portfolio bij. In de portfolio’s worden geen oordelen en/of beoordelingen vermeld. Studenten maken samen met hun mentor een leerplan. Doordat de mentor regelmatig met de student het leerplan doorneemt, kunnen we volgen of en zo ja: aan welke leer- en kerndoelen hij/zij gewerkt heeft en welke nog aandacht verdienen. De kerndoelen van het VO staan beschreven in het LVS. De studenten kunnen deze zelf te allen tijde inkijken en bepalen hoe zij aan deze doelen gaan werken. Hierbij kunnen zij hulp inschakelen van één van de aanwezige docenten of van hun mentor.
Verder kunnen kerndoelonafhankelijke activiteiten, leerdoelen en vorderingen eveneens worden opgenomen in het portfolio. In een eigen map worden opdrachten, verslagen en werkstukken bijgehouden.
5.8 Zorgmap naast LVS logboek-map
Eventuele onderzoeken, uitslagen van testen of diagnoses van externe disciplines worden bewaard in de studentenmap welke niet inzichtelijk is voor medestudenten en veilig bewaard wordt in verband met de privacy gevoeligheid van deze informatie. Ook wordt e.e.a. digitaal in het interne netwerk opgeslagen en is niet voor iedereen inzichtelijk. Het documenteren is belangrijk voor het inzichtelijk maken van bepaalde uitdagingen van een student. Documenten die door derden in het verleden zijn opgesteld worden niet als leidraad genomen echter gebruikt om te kijken hoe een kind in het verleden is behandeld en beoordeeld. Dit geeft namelijk veel weer over hoe het kind nu in het leven staat. Vanaf het nu wordt op De Ontdekking gewerkt met een ,, schone lei,, en heeft elk kind de mogelijkheden om zich te ontwikkelen zoals het zelf zou willen en kunnen.
verantwoordelijkheden waar te kunnen maken moet hij/ zij vakinhoudelijk en
didactisch competent zijn.
Een docent/ begeleider die dit is, creëert een krachtige leef- en leeromgeving waarin
de student kan ontdekken wat hij/ zij belangrijk vindt en wat de relevatie is van
kennis en vaardigheden in relatie tot een beroep en het functioneren in de
maatschappij.
De docent/ begeleider:
-weet dat studenten verschillend zijn en leren van en met elkaar
-moedigt studenten aan in hun zelfgekozen leerweg
-weet dat deze wijze van onderwijs een voorwaarde is om tot ontplooiing te komen
-begeleidt de student in het ontwerpen van zijn/ haar eigen leerplan
-baseert zijn/ haar handelen op het principe van gelijkwaardigheid waarbij de leraar
ook leerling is en beide een spiegel zijn van elkaar en leren van en met elkaar.
-richt zijn/ haar handelen en begeleiden op het ontwikkelen van cognitieve
vaardigheden in het didactische vlak
6.6 Onderwijs- organisatorisch competent
De docent/ begeleider draagt samen met collega’s zorg voor alle aspecten van het onderwijsmanagement van de school ten behoeven van de leergemeenschap. De docent/ begeleider die verantwoordelijk is voor een bepaald vak of leergebied
zorgt voor organisatorische zaken die samenhangen met dat vak of leergebied en het
leerproces van de studenten.
Indien een student op een leerplek buiten de school, (stage of externe presentatie)
aan het werk is, zorgt de docent/ begeleider in samenspraak met de student en de
ouders voor afstemming tussen de school en die leerplek.
Een docent/ begeleider die organisatorisch competent is, zorgt voor een
overzichtelijk, ordelijke leer- en ontwikkelingsgerichte sfeer en zorgt er voor dat
studenten:
-weten waar ze aan toe zijn en welke ruimte ze hebben voor hun eigen initiatief
-weten wat de leergemeenschap van ze verwacht en met welk doel ze bepaalde
taken kunnen of moeten doen
-in een omgeving kunnen verkeren waar het leren en ontwikkelen op verschillende