Sterrenkunde Vrije Universiteit Brussel Academiejaar 2012-2013 1 Taak: Schijngestalten van de maan 1. Inleiding De maan en de aarde kunnen beschouwd worden als een Kepleriaans dubbelsysteem, waarin beide hemellichamen zich om een gemeenschappelijk massamiddelpunt heen bewegen. Aangezien de massa en de straal van de aarde veel groter zijn dan die van de maan, ligt dit centrale punt echter in de aarde, zodat de beweging van de aarde ten gevolge van de aantrekking door de maan verwaarloosd kan worden. Maar de maan bevindt zich wel degelijk in een waarneembaar traject om de aarde. Uit de eerste wet van Kepler volgt verder dat het om een elliptische baan gaat, met de aarde in een van de brandpunten. Zoals welbekend voert de maan die omwentelingsbeweging uit in iets minder dan een maand tijd. Preciezer gesproken staat de maan na 29 dagen, 12 uur en 44 minuten, een synodische maand, op dezelfde positie, zoals gezien vanuit het standpunt van de zon. Tijdens deze cyclus varieert het vanop aarde waargenomen beeld van de maan sterk. Immers, de maan zendt zelf geen licht uit, maar reflecteert het licht afkomstig van de zon en het deel van de maan dat vanop een bepaalde plek op aarde als verlicht wordt gezien, verandert dus afhankelijk van de onderlinge stand van de drie betrokken hemellichamen. De maan draait rond de aarde en de aarde rond de zon, intuïtief is het bijgevolg meteen duidelijk dat de relatieve posities van dag tot dag enigszins kunnen veranderen. Enkele van de zogenaamde schijngestalten of fasen van de maan die op die manier tot stand komen, hebben een specifieke naam. Als het naar de aarde gerichte oppervlak van de maan onverlicht is omdat de maan tussen de aarde en de zon in staat, spreekt men van nieuwe maan. Het is een interessante observatie dat het donkere deel van de maanschijf in de periode rond nieuwe maan soms toch enigszins zichtbaar is. Dit zogenaamde asgrauwe schijnsel wordt veroorzaakt door het zonlicht dat via de aarde, en in het bijzonder via de wolken, op de maan wordt gekaatst. Rekening houdend met de omwentelingsrichting van de maan om de aarde, wordt na nieuwe maan vanop aarde gezien de rechterkant van de maan langzamerhand meer en meer verlicht, van een kleine maansikkel tot het vanop aarde zichtbare maanoppervlak volledig belicht wordt door de zon, met andere woorden volle maan. De aarde bevindt zich bij volle maan als het ware tussen de maan en de zon, zodat een maansverduistering mogelijk is. Een dergelijke eclips gebeurt evenwel niet bij elke volle maan, vermits de baan van de maan een hoek van ongeveer 5.1° maakt met de ecliptica, het omwentelingsvlak van de aarde en de zon, en de maan zich bijgevolg het grootste deel van de tijd boven of onder de ecliptica bevindt. Tussen nieuwe maan en volle maan heet de maan ‘wassend’, waarbij ‘wassen’ gebruikt wordt in de zin van het werkwoord toenemen. Wanneer exact de rechterhelft van de zichtbare
Theoretische inleiding en verklaring van waarnemingen van de schijngestalten van de maan
Welcome message from author
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.