293464, revisie RUP Ten Bogaerde Onderzoek tot m.e.r. Concept gemeentebestuur Koksijde Zeelaan 303 8670 Koksijde Grontmij Vlaanderen Brugge, 26 november 2010
293464, revisie
RUP Ten Bogaerde
Onderzoek tot m.e.r.
Concept
gemeentebestuur Koksijde
Zeelaan 303
8670 Koksijde
Grontmij Vlaanderen
Brugge, 26 november 2010
293464, revisie
Pagina 2 van 27
Verantwoording
Titel : RUP Ten Bogaerde
Subtitel : Onderzoek tot m.e.r.
Projectnummer : 293464
Referentienummer : 293464
Revisie :
Datum : 26 november 2010
Auteur(s) : SDG, CVB
E-mail adres : [email protected]
Gecontroleerd door : RRO
Paraaf gecontroleerd :
Goedgekeurd door : RRO
Paraaf goedgekeurd :
Contact : Oostendse Steenweg 146
B-8000 Brugge
T +32 50 45 79 80
F +32 50 45 79 90
www.grontmij.be
293464, revisie
Pagina 3 van 27
Inhoudsopgave
1 Inhoud ........................................................................................................................... 5
1.1 Inhoud ........................................................................................................................... 5
1.2 Initiatiefnemer................................................................................................................ 5
2 Situering en beschrijving van het plangebied ............................................................... 6
2.1 Fysieke bestaande toestand......................................................................................... 6
2.1.1 Situering........................................................................................................................ 6
2.1.2 Beschrijving van het plangebied ................................................................................... 7
2.2 Juridische bestaande toestand ..................................................................................... 9
2.2.1 Gewestplan ................................................................................................................... 9
2.2.2 GRUP 7 Landbouwgebied, deelplan 1 Abdijhoeve Ten Bogaerde............................. 10
3 Doelstelling, reikwijdte en detailleringgraad van het RUP.......................................... 11
3.1 Aanleiding tot de opmaak van het RUP...................................................................... 11
3.2 Doelstellingen en reikwijdte van het RUP................................................................... 11
3.3 Detailleringgraad van het RUP ................................................................................... 11
3.4 Gewest- of landsgrensoverschrijdende effecten van het RUP................................... 11
3.5 Mogelijke alternatieven / nulalternatief ....................................................................... 12
4 Relevante contextelementen ...................................................................................... 13
4.1 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen .......................................................................... 13
4.2 Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan ........................................................................... 13
4.3 Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan.......................................................................... 14
5 Aftoetsing plan-MER plicht.......................................................................................... 15
5.1 DABM van toepassing ................................................................................................ 15
5.2 Planmerplicht .............................................................................................................. 15
5.3 Noodzaak tot passende beoordeling .......................................................................... 15
6 Screening milieueffecten............................................................................................. 17
6.1 Voorkomen van bijzonder beschermde gebieden ...................................................... 17
6.2 Bodem en water.......................................................................................................... 17
6.2.1 Bijzonder beschermde gebieden ................................................................................ 17
6.2.1.1 Waterwingebieden ...................................................................................................... 17
6.2.2 Bodem......................................................................................................................... 18
6.2.3 Watertoets................................................................................................................... 19
6.3 Fauna en flora............................................................................................................. 19
6.3.1 Bijzonder beschermde gebieden ................................................................................ 19
6.3.2 Biologische waarderingskaart ..................................................................................... 20
6.3.3 Zwaluwnesten ............................................................................................................. 20
6.3.4 Eco-kwetsbaarheid ..................................................................................................... 21
6.4 Landschap en archeologie.......................................................................................... 22
6.4.1 Bijzonder beschermde gebieden (monumenten, landschappen, stads- en
dorpsgezichten) .......................................................................................................... 22
6.4.2 Archeologie ................................................................................................................. 23
6.5 Landbouw.................................................................................................................... 25
6.6 Mens ........................................................................................................................... 25
Inhoudsopgave (vervolg)
293464, revisie
Pagina 4 van 27
6.6.1 Mens – ruimtegebruik ................................................................................................. 25
6.6.2 Mens – zoneringsplan................................................................................................. 26
6.6.3 Mens – mobiliteit ......................................................................................................... 26
6.6.4 Mens – Seveso ........................................................................................................... 26
7 Eindconclusie.............................................................................................................. 27
293464, revisie
Pagina 5 van 27
1 Inhoud
1.1 Inhoud
Vanaf 12 oktober 2007 dient er bij de opmaak van RUP’s formeel rekening gehouden te worden
met het onderzoek van milieueffecten die de realisatie van de bestemmingen in dit RUP kunnen
teweegbrengen. In de praktijk betekent dit dat voor elk RUP minimaal een ‘onderzoek tot m.e.r.’
dient uitgevoerd te worden.
De resultaten van het ‘onderzoek tot m.e.r.’ geven aan of de opmaak van een planMER al dan
niet noodzakelijk is. Bijkomend worden de resultaten aangewend om de ruimtelijke keuzes die
in het RUP ‘Ten Bogaerde’ gemaakt worden inhoudelijk te versterken en te onderbouwen.
Het document is opgebouwd uit volgende stappen:
• Situering en beschrijving van het plangebied en de ruimtelijke doelstellingen (ruimtelijk en
juridisch-beleidsmatig);
• Aftoetsing plan-MER-plicht van rechtswege
° Project-m.e.r.-plicht expliciet aftoetsen d.m.v. mogelijk relevante rubrieken uit bijlagen 1 en 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004 houdende vaststel-
ling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage (B.S.
17/02/2005);
° Noodzaak passende beoordeling aftoetsen:
− Gelegen in of in de nabijheid van speciale beschermingszones?
− Aard plan: mate van verstoring, versnippering,…;
Indien de noodzaak tot passende beoordeling van toepassing is en het plan geen klein
gebied op lokaal niveau of een kleine wijziging inhoudt, is een plan-MER vereist.
• Screening milieueffecten: eerste ruwe screening van de kwetsbaarheid van de omgeving en
de aard van de milieu-impact van het ruimtelijk uitvoeringsplan. De scoping biedt volgende
antwoorden:
° Is de opmaak van een PlanMER toch noodzakelijk?
° Zijn er een bepaalde relevante milieudisciplines die verder uitgewerkt dienen te worden?
• Indien noodzakelijk, diepgaander onderzoek van de relevante milieudiscipline(s) zoals vast-
gesteld in de scoping;
• Eindconclusie
1.2 Initiatiefnemer
De initiatiefnemer voor het plan waarop dit onderzoek tot m.e.r. betrekking heeft is:
Gemeentebestuur Koksijde
Zeelaan 303
8670 Koksijde
293464, revisie
Pagina 6 van 27
2 Situering en beschrijving van het plange-
bied
2.1 Fysieke bestaande toestand
2.1.1 Situering
Voorliggend RUP is gelegen tussen Koksijde centrum en Veurne, ter hoogte van het militair
domein. In het westen wordt het plangebied begrensd door de N8, de Ten Bogaerdelaan.
Topografische kaart met afbakening plangebied
Situering en beschrijving van het plangebied
293464, revisie
Pagina 7 van 27
2.1.2 Beschrijving van het plangebied
Het plangebied betreft een geïsoleerde zone gelegen in het agrarisch gebied en naast het mili-
tair domein.
Het plangebied kent een bewogen geschiedenis en bevat een uitzonderlijke historisch erfgoed
dat minstens tot de 12de eeuw terug gaat.
Volgende fasering kan worden onderscheiden:
• 12de eeuw. In 1148 zou Walter Cath de 'Bongart' aan de monniken van de Duinenabdij ge-
schonken hebben. Volgende decennia werd de plaats ingericht als uithof van de abdij. Hier-
over zijn noch historische noch archeologische gegevens gekend. Alleen landschappelijke
elementen zijn bewaard gebleven.
• 13de eeuw. In de 13
de eeuw wordt de abdijhoeve vermoedelijk volledig heringericht. Onder
abt Nikolaas Van Belle (1233-1253) trokken de monniken er een van de grootste cisterciën-
zerschuren in Europa op. De monumentale schuur en het poortgebouw zijn de enige over-
geleverde bouwresten uit die periode.
• 14de-16
de eeuw. Er zijn aanwijzingen dat de abdijhoeve na het economische hoogtepunt
(1200-1300) van de abdij werd verpacht om bijkomende financiële middelen te genereren.
• 16de-17
de eeuw. De abdijhoeve wordt versterkt op het einde van de 16
de eeuw en in de 17
de
eeuw werd de abdijhoeve een tijdlang omgevormd tot abdij (Ten Duinen IV: 1597-1627)
vooraleer ze in 1627 definitief naar Brugge verhuisde. Uit deze periode dateert het grootste
deel van het gebouwenpatrimonium.
• 17de-19
de eeuw. Vanaf het einde van de 17
de eeuw wordt Ten Bogaerde opnieuw pachthoe-
ve. Ten Bogaerde wordt geconfisqueerd tijdens de Franse revolutie (confiscatie in 1797) en
door de duinheren later opnieuw aangekocht. Gedurende deze periode werden heel wat
verbouwingen verricht en kreeg Ten Bogaerde haar hedendaags uitzicht. In 1870 werd het
eigendom overgedragen aan de kerkfabriek Sint-Salvator Brugge.
• WOI en II. Met betrekking tot het inrichten van de aanpalende militaire vliegbasis te Koksijde
tijdens WOI, vervult de abdijhoeve ook een belangrijke rol tijdens beide Wereldoorlogen en
blijft daarbij als bij wonder gespaard.
• 1949-2003: Een groot deel van het monumentaal erfgoed werd kort voor de opname als be-
schermd erfgoed (1951-52) zwaar gerenoveerd ten behoeve van de inrichting van de land-
bouwschool van het Sint-Bernarduscollege Nieuwpoort. Ook daarna werden nog heel wat
renovatiewerken uitgevoerd. In 1994 nam de gemeente Koksijde initiatief voor de renovatie
van de abdijkerk. Vervolgens werden op het domein tentoonstellingen en culturele activitei-
ten gehouden. In 2003 werd Ten Bogaerde aangekocht door de gemeente Koksijde. Er werd
een gastronomisch restaurant ingericht en een grootschalig valorisatieproject opgestart.
Ten Bogaerde is al meer dan 50 jaar beschermd als monument en sinds 2001 is ook de omge-
ving geklasseerd als beschermd landschap.
Situering en beschrijving van het plangebied
293464, revisie
Pagina 8 van 27
Afbakening plangebied op orthografische luchtfoto (AGIV)
Situering en beschrijving van het plangebied
293464, revisie
Pagina 9 van 27
2.2 Juridische bestaande toestand 2.2.1 Gewestplan
Koksijde is opgenomen in het gewestplan Veurne-Westkust vastgelegd in het K.B. van
06.12.1976, die een gewestplanwijziging ondergaan heeft binnen het M.B. van 09/02/1999.
Het gebied is grotendeels gelegen in agrarisch gebied. Aan de randen komt ook militair gebied
voor. Ten noorden ligt een zone in overdruk ten behoeve van het landen van vliegtuigen.
gewestplan
Situering en beschrijving van het plangebied
293464, revisie
Pagina 10 van 27
2.2.2 GRUP 7 Landbouwgebied, deelplan 1 Abdijhoeve Ten Bogaerde
Het gemeentelijk RUP 7 Landbouwgebied herbestemt de zone met zonevreemde gebouwen
naar 3 verschillende bestemmingszones, namelijk ‘zone voor openbaar nut, toeristisch-
recreatieve en culturele voorzieningen’, ‘zone voor boomgaard’ en ‘zone voor grasland’.
GRUP 7 Landbouwgebied, deelplan 1 Abdijhoeve Ten Bogaerde
293464, revisie
Pagina 11 van 27
3 Doelstelling, reikwijdte en detaillering-
graad van het RUP
3.1 Aanleiding tot de opmaak van het RUP
Met dit RUP wil het gemeentebestuur het bestaande GRUP zonevreemde constructies - GRUP
7 ‘landbouwgebied’ gedeeltelijk herzien, enkel voor detailplan 1 Abdijhoeve Ten Bogaerde. De
herziening betreft een aantal kleinere bijsturingen van dit reeds goedgekeurde GRUP in het ka-
der van een concrete invulling en herbestemming van de oude schuur en recentere loods tot
polyvalente tentoonstellingsruimte (in kader van 100 jaar WOI), museum van Grard (herlocalisa-
tie vanuit Gyverinckhove).
De zone voor openbaar nut is in dit detailplan binnen het bestaande GRUP erg star afgebakend
ter hoogte van de schuur: de contouren van de kopse muren werden exact gevolgd volgens de
huidige toestand, terwijl het oorspronkelijk volume van de schuur ontdubbeld was in noordelijke
richting. Door de starre afbakening binnen dit detailplan wordt het herbestemmen van de schuur
bemoeilijkt. Immers is het resterende volume erg smal. In die zin wordt met de herziening be-
oogd dat het volume kan worden uitgebreid met een verwijzing naar de oorspronkelijke schuur
zonder dit exact na te bouwen, maar eerder door via luchtige materialen een suggestie te ge-
ven. Hierdoor wordt herbestemming ook haalbaar.
De kern van het smalle gebouw gaat terug tot de eerste helft van de 17de eeuw en zal in ieder
geval behouden moeten blijven. Voor verdere uitspraken dient men de resultaten van het
bouwhistorisch onderzoek af te wachten. Het onderzoek is nog in volle gang.
3.2 Doelstellingen en reikwijdte van het RUP
Het RUP heeft als doelstelling om bijkomende mogelijkheden toe te laten aanvullend bij de be-
staande constructies. Aangezien de bestaande gebouwen beschermd zijn als monument en de
omgeving als beschermd landschap, zal bijzondere aandacht moeten gaan naar het erfgoed en
het landschap.
Concreet zijn volgende zaken gepland:
• uitbreiding van de schuur aan noordelijke langgevel binnen de perimeter van het bouwvolu-
me van de grote abdijschuur met invulling tot polyvalente ruimte (tentoonstelling, feesten…):
dus cultuur, toerisme, recreatie en openbaar nut
• herbestemming van de nieuwe loods tot museum George Grard, met de mogelijkheid beel-
den buiten te plaatsen rond het gebouw
• mogelijkheid voorzien tot het plaatsen van reclame en vlaggenmasten aan de inkom, con-
form de huidige toestand.
3.3 Detailleringgraad van het RUP
Het RUP zal randvoorwaarden opleggen om de duurzaamheid en kwalitatieve ruimtelijke inte-
gratie te garanderen van de gewenste ontwikkelingen. Specifieke aandacht zal gaan naar het
inpassen van nieuwe projecten, bestemmingen, … binnen de (gedeeltelijk) beschermde site zelf
en het omgevende beschermde landschap.
3.4 Gewest- of landsgrensoverschrijdende effecten van het RUP
Het plangebied ligt ver van gewest- of landsgrenzen verwijderd.
Doelstelling, reikwijdte en detailleringgraad van het RUP
293464, revisie
Pagina 12 van 27
Hoe ingespeeld wordt op effecten ten aanzien van mogelijk kwetsbare gebieden wordt uitge-
breid omschreven in het hoofdstuk ‘screening milieueffecten’.
3.5 Mogelijke alternatieven / nulalternatief
Binnen de huidige voorschriften is het erg moeilijk om de bestaande schuur een nieuwe invul-
ling te geven aangezien het gebouw erg smal is. Hierdoor ontstaat het risico op leegstand, wat
het gebouw niet ten goede zou komen.
293464, revisie
Pagina 13 van 27
4 Relevante contextelementen
4.1 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen
Koksijde is 1 van de 10 Vlaamse kustgemeenten en behoort naast De Panne en Nieuwpoort tot
het arrondissement Veurne. In het RSV vormen de 10 kustgemeenten een stedelijk netwerk
waarbij het beleid moet gericht zijn op de toeristisch-recreatieve ontwikkeling en de maritieme
transportfunctie. Binnen het stedelijk netwerk kust is Koksijde een kern van het buitengebied. In
het buitengebied staat ondermeer het bundelen van de ontwikkeling (wonen en werken) in de
kernen voorop.
Heel de kust wordt op Vlaams niveau beschouwd als structuurbepalend omwille van zijn toeris-tisch-recreatieve voorzieningen, de aanwezigheid van stedelijke gebieden en zijn natuurlijke structuur. De voornaamste rol van dit gebied is weggelegd voor kustgebonden toeristisch-recreatieve ontwikkelingen.
Bij de uitwerking van een stedelijk netwerk moeten ontwikkelingsperspectieven worden uitge-
werkt, zowel voor de stedelijke gebieden als het buitengebied en dat in sterke onderlinge sa-
menhang. Het stedelijk netwerk is daarbij niet één aaneengesloten stedelijk gebied, maar het
betreft een ruimtelijk beleidskader met een belangrijke plaats en rol voor de structuurbepalende
functies van het buitengebied binnen het stedelijk netwerk. De potenties van het stedelijk net-
werk Kust moeten op een zodanige wijze worden benut dat de bestaande natuurlijke en agrari-
sche structuur in hun ontwikkeling worden versterkt.
De N8 (Ten Bogaerdelaan) is geselecteerd als primaire weg II als verbindingsweg met de
hoofdwegen.
4.2 Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan
Koksijde, gelegen binnen het stedelijk netwerk kust, is geselecteerd als ruimtelijk structurerend
element op provinciaal niveau en gecategoriseerd als hoofdkustdorp.
Oostduinkerke-dorp en Koksijde-dorp worden geselecteerd als woonkern, zij zijn structurerend
voor het wonen in het buitengebied en hebben een lokale verzorgende rol; opvang van eigen
groei van de huishoudens op het niveau van de kern, lokale bedrijvigheid in verwevenheid met
wonen. Wulpen wordt geselecteerd als polderdorp.
De duinengordel met tal van overgangszones in het gedeelte van de Franse grens tot aan Wes-
tende-Bad wordt gekenmerkt door een rijke geomorfologische en biologische verscheidenheid.
Hier komen de duinen het meest landinwaarts. Het zijn de breedste duinen van de Vlaamse
Kust en door de overgang zee-strand-duinen-polders is er een grote verscheidenheid van mili-
eutypes. Het plangebied behoort tot de zone Van Schipgatduinen tot Ten Bogaerde (Koksijde):
een aaneenschakeling van duinen en binnenduinen die de overgang van zee naar polders ma-
ken met Schipgatduinen, Doornpanne, Noordduinen, Fluithoek, Belvedere en een steile over-
gang naar de polders.
Daarnaast behoort het plangebied ook tot de Westelijke Polderruimte. In het onmiddellijke ach-terland van de kust (tot de A18) worden toeristisch-recreatieve ontwikkelingen beperkt. Dit ge-bied wordt opengehouden als buffergebied tussen de toeristische ontwikkelingen aan de kust en het binnenland. Enkel lijnvormige toeristisch-recreatieve assen (kanalen) doorsnijden dit pol-dergebied. Kleinschalige toeristisch-recreatieve plattelandsactiviteiten zijn hier mogelijk op ac-tieve landbouwbedrijven.Ten zuiden van de A18 zijn er meer mogelijkheden in het kader van een landelijk toeristisch-recreatief netwerk. Dit is uitgewerkt in een specifiek beleidskader voor plattelandsactiviteiten.
Relevante contextelementen
293464, revisie
Pagina 14 van 27
Het Langgeleed werd geselecteerd als onderdeel van de natte ecologische infrastructuur, bij de ecologische structuur van bovenlokaal belang. Het plangebied grenst aan het Poldergebied Oostduinkerke – Wulpen dat is geselecteerd als gaaf landschap. 4.3 Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan
Koksijde heeft zich vanuit de oorspronkelijke dorpen loodrecht op de kustlijn ontwikkeld. Om het
dichtslibben langsheen de kustlijn en op de grens van duinen en polders te verhinderen moeten
openruimtecorridors gecreëerd worden tussen de badplaatsen. Door het spiegelbeeld van de
woonkernen, de open ruimtegebieden en corridors, te accentueren wordt de identiteit van de
verschillende deelkernen versterkt. Het gemeentelijk structuurplan voorziet vier van dergelijke
open-ruimtecorridors waaronder: Een (zeer) smalle corridor Ster der Zee - Ter Duinenabdij -
Noordduinen -Ten Bogaerde tussen St.-Idesbald en Koksijde. Hier zal de nadruk liggen op de
koppeling van landschappelijke natuurontwikkeling, met de bebouwde ruimte en de verkeersin-
frastructuur, naast cultuurhistorische en recreatieve functie.
Ten Bogaerde werd geselecteerd als beeldbepalend element in het Polderlandschap. De ge-
meente legt de nadruk op het recreatieve gebruik van dit cultuurhistorische element.
293464, revisie
Pagina 15 van 27
5 Aftoetsing plan-MER plicht
5.1 DABM van toepassing
Het Ruimtelijk uitvoeringsplan vormt het kader voor het toekennen van stedenbouwkundige
vergunningen.
Het RUP valt dus onder de definitie van een plan of programma en onder het toepassingsge-
bied zoals gedefinieerd in het Decreet houdende de Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid
(DABM).
5.2 Planmerplicht Er dient te worden afgetoetst of het RUP het kader kan vormen voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in bijlagen I en II van het besluit van de Vlaamse Rege-ring van 10 december 2004 houdende vaststelling van categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectenrapportage. (B.S. 17/02/2005)
De activiteiten die binnen het planologische kader van het RUP zullen kunnen gerealiseerd
worden, met name culturele, toeristische, recreatieve en gemeenschapsactiviteiten met een
horecazaak en woning voor de uitbater, vallen hier niet onder. De activiteiten die met de gedeel-
telijke herziening van het GRUP voor deze site worden beoogd, leunen nauw aan bij de reeds
bestaande activiteiten en zijn niet van die aard dat deze grote impact zullen hebben op het mili-
eu.
5.3 Noodzaak tot passende beoordeling
De passende beoordeling wordt voorgeschreven volgens artikel 36ter van het decreet Natuur-
behoud, en is van toepassing indien het plan betekenisvolle impact kan hebben op speciale
beschermingszones. Met speciale beschermingszones worden de habitatrichtlijnen en de vogel-
richtlijngebieden bedoeld. Samen vormen zij het Natura2000 gebied. Voor deze gebieden gel-
den een aantal verplichtingen zoals het uitvoeren van beschermingsmaatregelen, de monitoring
van effecten (ook van activiteiten buiten het gebied zelf, maar met invloed op het gebied) en het
opstellen van een passende beoordeling.
De passende beoordeling moet worden opgemaakt wanneer aan volgende voorwaarden is vol-
daan:
• Het voorgenomen plan heeft niet te maken met het beheer van de speciale beschermings-
zone
• Op basis van de voortoets kan een betekenisvolle aantasting van de beschermde habitats of
soorten uit de speciale beschermingszone niet worden uitgesloten.
Ten gevolge van de decreetswijziging van de planmerregelgeving van 8 mei 2009 heeft de initi-
atiefnemer van een plan ook in het geval dat voor een plan een passende beoordeling noodza-
kelijk is, de mogelijkheid via een screening aan te tonen dat ten gevolge van het plan geen aan-
zienlijke milieueffecten mogelijk zijn indien het plan een klein gebied op lokaal niveau betreft of
een kleine wijziging inhoudt. Bij noodzaak van een passende beoordeling dient in de scree-
ningsnota dan ook aangetoond te worden dat het plan een klein gebied op lokaal niveau of een
kleine wijziging betreft. Indien dit niet het geval is moet een planmer worden opgemaakt.
Het plangebied ligt niet in habitatrichtlijngebied en niet in vogelrichtlijngebied.
Aftoetsing plan-MER plicht
293464, revisie
Pagina 16 van 27
Het dichtste habitatrichtlijngebied ligt op 300m van het plangebied, maar is van het plangebied
gescheiden door de landingszone van het militaire vliegveld. Er wordt dus niet verwacht dat de
minimale wijzigingen in het plangebied impact zullen hebben op dit habitatrichtlijngebied. Moge-
lijke effecten op fauna en flora worden omschreven in het hoofdstuk ‘screening milieueffecten’.
Figuur natura 2000
293464, revisie
Pagina 17 van 27
6 Screening milieueffecten
6.1 Voorkomen van bijzonder beschermde gebieden
In het Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van projec-ten onderworpen aan milieueffectrapportage wordt aangegeven wat er verstaan wordt onder ‘bijzonder beschermde gebieden’:
• het Vlaams Ecologisch Netwerk overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betreffen-de het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;
• de gebieden aangeduid overeenkomstig de Conventie van Ramsar inzake watergebieden van internationale betekenis;
• speciale beschermingszones overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;
• beschermde duingebieden of voor het duingebied belangrijk landbouwgebied zoals aange-geven ter uitvoering van het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescher-ming van de kustduinen;
• natuurgebieden, natuurgebieden met wetenschappelijke waarde en de ermee vergelijkbare gebieden, aangewezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening;
• bosgebieden, valleigebieden, brongebieden, overstromingsgebieden, agrarische gebieden met ecologisch belang of ecologische waarde en de ermee vergelijkbare gebieden, aange-wezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimte-lijke ordening;
• beschermde landschappen, stads- of dorpsgezichten, monumenten of archeologische zo-nes; bouwkundig erfgoed
• waterwingebieden en bijhorende beschermingszones type I en II vastgesteld ter uitvoering van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer;
• een volgens een plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan vastgesteld erfgoedlandschap.
Aangezien het voorkomen van deze bijzonder beschermde gebieden vaak een bepalende rol
speelt in functie van de project-m.e.r.-plicht en gezien deze gebieden als bijzondere bescherm-
de gebieden worden beschouwd omdat ze een hoge waarde en/of kwetsbaarheid vanuit milieu-
oogpunt hebben, geeft het voorkomen ervan een goede indicatie van gevoeligheid van het
plangebied voor het mogelijk optreden van milieueffecten. Deze elementen worden daarom nu
voor het plangebied onderzocht. In een verdere stap wordt dan nagegaan of – rekening hou-
dende met de aard van het plan – een (aanzienlijk) milieueffect ten aanzien van deze gebieden
kan optreden en hoe dit kan voorkomen worden.
6.2 Bodem en water
6.2.1 Bijzonder beschermde gebieden
6.2.1.1 Waterwingebieden
In of nabij het plangebied is geen oppervlaktewaterwingebied of beschermingszone voor
grondwaterwinning gelegen. De activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP zul-
len kunnen gerealiseerd worden hebben bijgevolg geen impact op waterwinning. Projecten die
binnen het RUP gerealiseerd worden zijn verder onderhevig aan de vigerende wetgeving (Vla-
rem) en het respecteren hiervan.
Screening milieueffecten
293464, revisie
Pagina 18 van 27
6.2.2 Bodem
Het plangebied is volledig gelegen in kreekruggrond m.A6.
De kreekruggronden omvatten de met zand en met klei opgevulde Duinkerken II getijdekreken.
Ze bestaan uit slibhoudend zand tot klei dat met de diepte overgaat in een lichter materiaal.
Tot de A6 gronden worden alle hoogliggende gronden gerekend waar geen veen in de onder-
grond voorkomt. Nabij de duinen gelegen kan er kwelwerking zijn die wateroverlast veroorzaakt.
De landbouwwaarde komt nagenoeg overeen met die van A5 (De waterhuishouding is gunstig.
Bijna nooit vindt volledige uitdroging plaats. Er is echter niet zelden wateroverlast, vooral op de
lager gelegen A5 gronden. De bewerkbaarheid is zeer beperkt. De grond mag noch te nat noch
te droog zijn, zodat bewerking veelal slechts gedurende enkele weken mogelijk is. De minerale
reserve is van grote betekenis (vooral K). Organische bemesting is noodzakelijk, vooral voor
verbetering van de structuur van de bovengrond. De meeste poldergewassen geven topoog-
sten. Het weidebestand is doorgaans zeer goed. Dichte drainage is gewenst voor akkerland.)
Bodemkaart
Screening milieueffecten
293464, revisie
Pagina 19 van 27
6.2.3 Watertoets
grondwaterstromingsgevoelig infiltratiegevoelig mogelijk overstromingsgevoelig
Het plangebied en de volledige omgeving is zeer gevoelig voor grondwaterstroming. Gezien het
plan niet de bedoeling heeft ondergrondse constructies te voorzien is hier geen impact te ver-
wachten.
Enkele zones rondom zijn infiltratiegevoelig. Het plangebied zal hier geen invloed op hebben.
Een groot deel van het plangebied is mogelijk overstromingsgevoelig. In het plangebied is een
onbevaarbare waterloop van 2de categorie (noordelijke en oostelijke grens van het plangebied)
en een niet-geklasseerde waterloop (westelijke grens van het plangebied) gelegen. De princi-
pes van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hergebruik en infiltratie worden
gevolgd in geval van bijkomende verharding.
Bijgevolg wordt de watertoets gerespecteerd.
6.3 Fauna en flora 6.3.1 Bijzonder beschermde gebieden
Ten noorden van het plangebied is een grote eenheid natuur gelegen. Aangezien de activiteiten
die met het RUP voor deze site worden beoogd, nauw aanleunen bij de reeds bestaande activi-
teiten, zullen deze geen grote impact hebben op de grote eenheid natuur ten noorden van het
plangebied.
Screening milieueffecten
293464, revisie
Pagina 20 van 27
6.3.2 Biologische waarderingskaart
In het plangebied zijn complexen van biologisch minder waardevolle, waardevolle en zeer
waardevolle elementen te vinden. Deze moeten hun biologische waarde bij ingang van het RUP
kunnen behouden.
Aangezien de activiteiten die met het RUP voor deze site worden beoogd, nauw aanleunen bij
de reeds bestaande activiteiten, en slechts beperkte uitbreidingen mogelijk zullen worden ge-
maakt, kunnen in het RUP voldoende garanties worden ingebouwd om deze biologisch waar-
devolle elementen te kunnen behouden.
6.3.3 Zwaluwnesten
In de grote schuur nestelen zich al jarenlang boerenzwaluwen. Gezien de nesten (al dan niet
bezet) in België gedurende het hele jaar wettelijk worden beschermd, dient hiervoor naar oplos-
Screening milieueffecten
293464, revisie
Pagina 21 van 27
singen te worden gezocht. We adviseren om dit ongeveer een jaar vóór het nieuwe broedsei-
zoen en het concretiseren van de renovatie op de agenda te plaatsen.
6.3.4 Eco-kwetsbaarheid
ecotoopverlies eutrofiëring
verdroging verzuring
Het plangebied en omgeving zijn niet tot weinig kwetsbaar voor ecosys-
teemverstoring.
Screening milieueffecten
293464, revisie
Pagina 22 van 27
6.4 Landschap en archeologie
6.4.1 Bijzonder beschermde gebieden (monumenten, landschappen, stads- en dorpsge-
zichten)
Hoeve “Ten Bogaerde’ is gedeeltelijk beschermd als monument.
Meer bepaald is het volgende beschermd:
• beide eindgevels van de vroegere schuur
• het kerkgebouw met inbegrip van de twee lage zijgebouwen met lessenaarsdak
• de buitengevels van het woonhuis met inbegrip van de twee lage zijgebouwtjes met lesse-
naarsdak
• de ingangspoort naar de grote koer
• de overblijfselen van de oude muren die de grote koer afsluiten
• de vier wapenschilden waarvan één bestaat uit drie aan elkaar verbonden stenen.
Daarnaast is ook de omgeving hoeve Ten Bogaerde beschermd als dorpsgezicht om reden van
historische en artistieke waarde.
De Duin-Polderovergang Belvédère (gebied tussen de Svinxweg en de R. Vandammestraat) is
beschermd als landschap omwille van zijn esthetische, historische en natuurwetenschappelijke
waarde.
Het RUP moet voldoende garanties opnemen om de bestaande waardevolle elementen maxi-
maal te behouden.
De abdijhoeve Ten Bogaerde mag tot één van de belangrijkste en tevens één van de best be-
waarde uithoven in Vlaanderen en in Noordwest Europa worden gerekend. Het domein behoor-
Screening milieueffecten
293464, revisie
Pagina 23 van 27
de mogelijk reeds vanaf de jaren 1140 toe aan de abdij Ten Duinen, dat kort voordien in 1138
tot de Orde van Cîteaux was toegetreden.
De eerste vermelding is bekend uit een oorkonde van 1184. Ten Bogaerde wordt in de loop
van de tweede helft van de 12de eeuw (vóór 1197) uitgebouwd als een belangrijk exploitatie-
centrum of grangria.
De abdijhoeve Ten Bogaerde bevat een rijk en divers monumentaal erfgoed, waarvan de oud-
ste delen uit de 13de eeuw dateren. Naast het goed bewaarde middeleeuwse landschap, waar-
in dit omgrachte economische centrum zich duidelijk aftekent, is van de oude grangria slechts
de monumentale schuur voor een belangrijk gedeelte bewaard gebleven. De vroeggotische
schuur in baksteen werd vermoedelijk gebouwd tijdens het abbatiaat van Nikolaas van Belle en
kan daarmee in het tweede kwart van de 13de eeuw gedateerd worden. Gedurende de 14de
eeuw ging de abdij over tot verpachting van meerdere abdijgoederen teneinde haar domeinen
te consolideren als gevolg van drastische economische wijzigingen binnen een sterk verande-
rende maatschappij. Vermoedelijk onderging de abdijhoeve in deze periode hetzelfde lot, al is
dit lang niet zeker.
De grootste transformatie nam evenwel plaats vanaf de periode omstreeks 1600, toen de duin-
heren - na de confiscatie en verwoesting van de abdij tijdens de Tachtigjarige Oorlog - Ten Bo-
gaerde als toevluchtsoord hadden uitgekozen. De abdijhoeve werd voor de resterende monni-
kengemeenschap volledig omgebouwd tot een kleine abdij zodat het monastieke leven kon blij-
ven doorgaan. Uit deze periode bleef de kerk (1602?-1606/1610) bewaard, alsook het abtsge-
bouw (voltooid in 1612). De rest van de gebouwen (slaapzalen, refters, waterburcht, duivento-
ren en diverse nutgebouwen) zijn verdwenen, De abdijgemeenschap verhuisde in 1627 binnen
de stadsmuren van Brugge, waardoor Ten Bogaerde als tijdelijk monasterium werd verlaten.
Pas vanaf het einde van de 17de eeuw was Ten Bogaerde opnieuw als pachthoeve in gebruik.
De paardenstal aan oostelijke zijde dateert uit 1742-1744, maar is gebouwd op oudere funda-
menten.
(uit: LEHOUCK, A. 2010, Abdijhoeve Ten Bogaerde (gemeente Koksijde). Bouwhistorisch onderzoek van de
varkenstallen. Rapport, Intern Rapport Gemeente Koksijde, Koksijde, 45 pp. + bijlage)
Het architecturaal ontwerp van de realisatie van het RUP gebeurt in overleg met Ruimte en Erf-
goed.
6.4.2 Archeologie
Het plangebied betreft een archeologische site (site met walgracht, volle middeleeuwen, ):
• uitbreiding tot 13de eeuw
• van 1597 tot 1627 kort ingericht als abdij (na verlaten abdij Ter Duinen)
Screening milieueffecten
293464, revisie
Pagina 24 van 27
• daarna een pachthoeve Gezien het niet de bedoeling is vergravingen binnen het RUP toe te staan worden geen pro-blemen ten aanzien van archeologie verwacht.
Het uitbreiden van de schuur aan de achtergevel zal gepaard gaan met bodemingrepen. Dit
betekent dat hier tenminste een archeologische begeleiding zal zijn, en er in het slechtste geval
een preventief archeologisch onderzoek aan zal voorafgaan.
1 – korte bespreking archeologische neerslag:
Het is opvallend dat materieel onderzoek op het monumentale patrimonium van Ten Bogaerde
vrijwel uit bleef of in het beste geval beperkt bleef tot enkele beschrijvingen. De aandacht ging
voornamelijk naar de interessante bakstenen bouwwijze. De grote middeleeuwse abdijschuur
had de meeste belangstelling en dan nog is dit vrij gering te noemen.
De abdijhoeve werd meegenomen in het inventarisatieproces sinds de jaren 1960, waarvan de
beschrijvingen in de inventaris van het bouwkundige erfgoed op bedroevende wijze vrijwel tot
op vandaag het meest volledige naslagwerk zijn. Dringende consolideringwerken aan de grote
middeleeuwse schuur op het einde van de jaren 1980 en vooral de restauratie en renovatiewer-
ken van de kerk in de jaren 1990 en het abtshuis omstreeks 2003 hebben niet de aanzet gege-
ven tot een doorgedreven bouwhistorisch onderzoek. Dat hypothekeert uiteraard een verant-
woord erfgoedbeheer en monumentenzorg.
In 2009 werd door de gemeente Koksijde een aanvang genomen voor het opmaken van een
beheersplan dat echter een moeizame voortgang kent. In het kader van het valorisatieproject
werd in hetzelfde jaar ook een uitvoerige bouwhistorische studie verricht van de oude 18de-
eeuwse varkensstallen.
Niettemin in voorgaande jaren al enkele grondwerken hebben plaatsgegrepen, greep voor zo-
ver bekend een eerste archeologische begeleiding van graafwerken pas plaats in juni 2010.
2 – aspect archeologie bij noordwaartse uitbreiding
In het uitvoeringsplan voor de renovatie- en de herbestemming van de monumentale schuur
dient men rekening te houden met noodzakelijk bodemkundig onderzoek. Hierbij moet preven-
tief archeologisch onderzoek (voorafgaand aan de werken) plaatsgrijpen zodat de bewaring-
graad van de archeologische resten in de bodem geëvalueerd kunnen worden. De gemeentelij-
ke beheersarcheoloog dient hierbij zo vroeg mogelijk betrokken te worden zodat de nodige ar-
cheologische ingrepen kunnen ingepland worden.
3 – expliciteren
Voor de abdijhoeve Ten Bogaerde is men gebonden aan het decreet van 30/06/1993 houdende
bescherming van het archeologisch patrimonium, gewijzigd bij decreten van 18/05/1999,
28/02/2003, 10/03/2006 en 27/03/2009. Als gevolg dient dan ook elke bodemingreep van welke
aard ook voor advies voorgelegd te worden aan de bevoegde erfgoedbeheerder van Ruimte en
Erfgoed en de gemeentelijke beheersarcheoloog. Indien de grondwerken mogen worden uitge-
voerd, dient deze archeologisch begeleid te worden en dient de aanvang van de werken tijdig
aan de gemeentelijke beheersarcheoloog meegedeeld te worden.
Screening milieueffecten
293464, revisie
Pagina 25 van 27
6.5 Landbouw
Het plangebied en de zuidelijke omgeving zijn herbevestigd agrarisch gebied.
Het plangebied zelf kreeg een zeer hoge waardering in de landbouwtyperingskaart. Het plange-
bied zelf is echter historisch gezien nooit als dusdanig gebruikt. De nadruk wordt in dit RUP op
de historische en erfgoedwaarde gelegd, en minder op het agrarisch gebruik van de site. Het
RUP heeft geen impact op het nabij gelegen hoog gewaardeerde landbouwgebied aangezien
de activiteiten volgens het RUP nauw zullen aansluiten bij de huidige activiteiten.
6.6 Mens
6.6.1 Mens – ruimtegebruik
De functies in het plangebied zullen dezelfde blijven. Er worden enkel meer mogelijkheden in-
zake uitbating en toegankelijkheid voor mindervaliden geboden. Het ruimtegebruik zal dus ver-
beteren.
Aangezien met de herziening van het GRUP o.a. de oude schuur door restauratie een zinvolle
invulling zou kunnen krijgen, zal de verhouding mens-ruimte nog verbeteren. De oude schuur
staat momenteel immers leeg.
De belevingswaarde en beeldwaarde zijn zeer hoog door de ligging in cultuurhistorisch land-
schap en het aanwezige monument. Dit moet zo blijven.
Screening milieueffecten
293464, revisie
Pagina 26 van 27
6.6.2 Mens – zoneringsplan
Binnen het plangebied zijn volgens het zoneringsplan van VMM enkele zones aangeduid als
individueel te optimaliseren buitengebied. Aangezien het zoneringsplan moet worden gevolgd,
zal het RUP geen invloed hebben op de waterkwaliteit.
6.6.3 Mens – mobiliteit
Het gebied wordt ontsloten door de N8 (Ten Bogaerdelaan). Dit zal met het RUP gelijk blijven.
Het ruimtelijke programma wordt uitgebreid. Hierdoor kunnen mogelijks 2 bijkomende musea
worden ingericht. Ruw geschat hebben deze samen een bruto vloeroppervlak (bvo) van 3000m²
Als we de kencijfers uit CROW (“Verkeersgeneratie voorzieningen. Kengetallen gemotoriseerd
verkeer.”, CROW, publicatie 272, december 2008 – cijfers voor ‘rest bebouwde kom’ zoals in
CROW opgenomen) gebruiken komen we op ongeveer 300 motorvoertuigen per etmaal, werk-
nemers inbegrepen. Hierbij zijn de cijfergegevens van bibliotheken gebruikt aangezien deze
voor verkeersgeneratie gelijk zijn aan deze van musea.
De N8 vormt één van de primaire wegen in West-Vlaanderen die zich vanaf de E40/A18 als
kamstructuur vertakken tot de secundaire weg – Koninklijke Baan.
Aangezien het een bestaande aantakking op deze primaire weg betreft en het aantal mogelijk
bijkomende motorvoertuigbewegingen zo miniem zijn, worden hier geen problemen verwacht.
Wat betreft de parkeerbehoefte hanteren we de cijfers uit CROW (“Parkeerkencijfers – Basis
voor Parkeernormering”. CROW, publicatie 182, september 2008). Hierin word gerekend met
minimaal 1 tot maximaal 1,2 parkeerplaatsen per 100m² bvo, dus 36 parkeerplaatsen.
Op vandaag zijn er een 70-tal parkeerplaatsen voorzien die zo goed als niet gebruikt worden.
Dit zal ruim voldoende zijn om ook de museumbezoekers op te vangen.
6.6.4 Mens – Seveso
In de ruime omgeving van het plangebied zijn geen Seveso-bedrijven gelegen.
293464, revisie
Pagina 27 van 27
7 Eindconclusie
Voor de herbestemming die binnen het planologisch kader van het RUP ‘Ten Bogaerde’ zullen
kunnen gerealiseerd worden is er van rechtswege mogelijks planMER-plicht. Er zijn echter geen
aanzienlijke milieu-effecten te verwachten want:
• de impact van de bestemmingswijzigingen en de activiteiten die in dit planologisch kader
kunnen worden gerealiseerd hebben slechts een beperkte potentiële impact op de milieu-
effecten
• het plan kan gezien worden als klein gebied op lokaal niveau en behelst slechts een kleine
wijzigingen
• er zijn geen bijzondere kwetsbaarheden die de te verwachten milieu-impact zwaarder zullen
doen doorwegen.
Er dient bijgevolg geen planMER opgemaakt te worden voor het RUP ‘Ten Bogaerde’.
Wel dienen wel een aantal aandachtspunten meegenomen te worden in de verdere uitwerking
van het RUP ‘Ten Bogaerde’.
• de bestaande biologisch waardevolle elementen moeten worden behouden in het plange-
bied
• het RUP moet garanties inbouwen dat de beschermde cultuurhistorische elementen maxi-
maal worden behouden en dat het omgevend landschap wordt gerespecteerd. Bij ontwikke-
lingen op de site die betrekking hebben op het erfgoed wordt advies ingewonnen bij Ruimte
en Erfgoed.
• Het uitbreiden van de schuur aan de achtergevel zal gepaard gaan met bodemingrepen. Dit
betekent dat hier tenminste een archeologische begeleiding zal zijn, en er in het slechtste
geval een preventief archeologisch onderzoek aan zal voorafgaan.
• Elke bodemingreep van welke aard ook dient voor advies voorgelegd te worden aan de be-
voegde erfgoedbeheerder van Ruimte en Erfgoed en de gemeentelijke beheersarcheoloog.
Indien de grondwerken mogen worden uitgevoerd, dient deze archeologisch begeleid te
worden en dient de aanvang van de werken tijdig aan de gemeentelijke beheersarcheoloog
meegedeeld te worden.