Methodisch omgaan met agressief en moeilijk verstaanbaar gedrag bij dementie
Methodisch omgaan met agressief en moeilijk
verstaanbaar gedrag bij dementie
2
Beste cursist, Ik heet u van harte welkom. U staat aan het begin van onze training die u voorbereidt op professioneel handelen bij agressief gedrag in de ouderen zorg. Ik nodig u uit om uw vaardigheden te onderzoeken en verder te ontwikkelen. De training bestaat uit theoretisch en een praktisch deel. In deze hand-out, die als leidraad dient, vindt u de beknopte uitwerking van de theoretische achtergronden en de preventie- en hanteringstechnieken. In het praktische deel leert u moeilijk verstaanbaar gedrag (agressief gedrag) in het dagelijks werk te hanteren door verschillende interventietechnieken te gebruiken. Onze deskundige trainers en professionele trainingsacteurs begeleiden u en voorzien u gedurende de training van raad en daad. Namens de medewerkers van Kudding & Partners wens ik u plezier tijdens de training en wijsheid met de opgedane kennis. Edward Kudding
3
4
INHOUDSOPGAVE
INLEIDING .......................................................................................................................... 6
AGRESSIE EN GEDRAG .................................................................................................... 6
DEMENTIE EN AGRESSIEF GEDRAG............................................................................... 8
AGRESSIEPREVENTIE ...................................................................................................... 9
AGRESSIE HANTERING .................................................................................................. 12
METHODISCHE AGRESSIEHANTERING ........................................................................ 13
DEMENTIE EN AGRESSIEHANTERING PER FASE ........................................................ 15
BIJLAGE 1: BEGELEIDINGSADVIEZEN BIJ VERSCHILLENDE FASEN VAN DEMENTIE. ....................................................................................................................... 16
BIJLAGE 2: ORIENTATIE OP AGRESSIEPREVENTIE EN -HANTERING ........................ 17
5
6
Inleiding Dementie is een proces van achteruitgang van de hersenfuncties bij een persoon. De
ziekte tast hersencellen aan. Hetgeen onder andere effect heeft op het geheugen, het
denken, de oriëntatie, de mobiliteit, het uitvoeren van alledaagse handelingen en
vaardigheden en ook op het gebied van taal en de wijze van communiceren met de
omgeving. Het gedrag dat de persoon kan laten zien en de wijze waarop iemand
communiceert met zijn omgeving stuit regelmatig op onbegrip en niet-geslaagde interactie.
De mate waarin is afhankelijk van de fase van dementie waarin de persoon verkeerd en
natuurlijk ook op welke wijze de omgeving het gedrag kan duiden en hierop adequaat kan
reageren.
In het omgaan met mensen met dementie is en blijft het voor medewerkers en derden een
uitdaging om het gedrag en motieven van het gedrag te onderkennen en betekenis te
geven.
Vanuit het oogpunt van gelijkwaardigheid is het voor allen een opgave om de
dementerende medemens te willen ontmoeten afgestemd op diens emotie en fase van
dementie, de mate van grensoverschrijdend, agressief en moeilijk verstaanbaar gedrag. Zie
bijlage 1.
Agressief gedrag Bij agressief gedrag is er sprake van communicatie. Een cyclisch proces waarbij op basis
van beleving en interpretatie, waarneembaar gedrag wordt uitgewisseld tussen de agressor
en de professional.
Begripsverheldering Verbaal en of fysiek aanvallend en aantastend gedrag, waarbij de agressor (on)bewust de
ander, de omgeving of zichzelf schade toebrengt, waarbij het doel kan zijn:
De wil en behoefte kenbaar maken = frustratieagressie
Machtspositie innemen en bewust afdwingen = instrumentele agressie
Ontladen = explosieve agressie
(basisbehoeften)
7
Het gedrag overschrijdt de persoonlijke en algemeen geldende waarden en normen. Het
gedrag kan gedachten en gevoelens oproepen van verontwaardiging, boosheid, angst,
spanning, pijn of verdriet.
Uitingsvormen
Oorzaak en aanleidingen In het samenspel van gedachten, gevoelens en behoefte kan agressief gedrag zich
ontwikkelen. Intrapersoonlijke factoren zoals persoonlijkheid, ziekte/pathologie,
beperkingen en culturele waarden/normen zijn van invloed op de gedachtegang en
gevoelens van het individu. Meer of minder controle over gedachten en gevoelens zijn
bepalend of het agressieve gedrag zich zal uiten. Aanleidingen uit de omgeving kunnen
medebepalend zijn voor het verklaren van agressief gedrag. Een onvriendelijke bejegening,
teveel lawaai, privacy tekort zijn risico verhogende aanleidingen
lichaamstaal en dreigen met een voorwerp ,
8
Dementie en agressief gedrag
Bij dementie neemt de kwetsbaarheid toe, daarmee de kans op gedragsproblemen en
agressief gedrag. De mevrouw die in het verpleeghuis in haar eigen huis woont, kan
medebewoners als ongewenste gasten zien en hen met harde woorden en harde hand naar
buiten werken.
Gesloten deuren, maar ook vrijheid beperkende maatregelen, als een onrustband, kunnen
onrust en agressie veroorzaken. Als je iets van een dementerende oudere afneemt, een tas
of een ander voorwerp die de oudere beschouwt als haar eigendom, ligt een agressieve
uitbarsting voor de hand. Ontremming kan betekenen dat irritaties en frustraties vrij baan
krijgen.
Verminderd geheugen en begrip hebben vele gevolgen. De omgeving komt minder vertrouwd over. Het inzicht in de eigen of andermans motieven verminderd en de oudere kan zich moeilijker verplaatsen in andermans redenen. Andere aanleidingen en oorzaken van agressief gedrag bij de dementie kunnen zijn:
Lichamelijke problemen hebben, zoals pijn, honger, verstopping of een volle blaas.
(nieuwe) medicatie.
Gebrek aan privacy; bijvoorbeeld hulp bieden bij het wassen en het aankleden kan
soms als bedreigend worden ervaren.
Overvraagd worden zowel verbaal, emotioneel en/of op het gebied van
zelfstandigheid.
Het moeilijk adequaat maken van contact.
Het kenbaar maken van de wil en /of een wens.
Het kenbaar maken van een van de basisbehoeften: onder andere eten, drinken,
slapen, pijn maar ook veiligheid en vertrouwen.
Machtspositie innemen en bewust afdwingen.
Emoties die de persoon niet kan benoemen maar wel kan laten zien.
Uiten van lichamelijke ongenoegen zoals pijn, verstopping of een volle blaas
(lichamelijk niet prettig voelen).
Behoefte aan privacy; hulp bij wassen, toiletgang, aankleden wordt als bedreigend
ervaren.
Laten merken dat de persoon zich bekeken, bekritiseerd of vernederd voelt.
Communiceren over (emotionele) gebeurtenissen die de persoon zich herinnert uit
het verleden.
Zich bekeken, bekritiseerd of vernederd voelen.
Moeite hebben met praten en het communiceren met de omgeving.
Bang zijn, bijvoorbeeld voor geluiden of mensen die ze niet (her)kennen.
Zich gebeurtenissen uit het verleden herinneren.
Hallucineren of wanen hebben. Een waan is een idee dat niet klopt met de
werkelijkheid. Voor degene die een waan heeft, is het de waarheid. Iemand met
dementie kan er bijvoorbeeld van overtuigd zijn dat een ander hem kwaad wil doen
of dat zijn partner vreemd gaat. In de meeste gevallen kan niets hem van gedachten
doen veranderen. Achterdochtige mensen met dementie krijgen vaak ook wanen.
Bij een hallucinatie zie, hoor, ruik, voel of proef je iets dat er niet is. Dit kan erg
beangstigend zijn.
9
Agressiepreventie Preventie is gericht op het creëren van een veilige werkomgeving en het voorkomen van
agressie door te anticiperen op mogelijke aanleidingen voor agressief gedrag.
Door de organisatie, de afdeling en de professional kunnen preventieve maatregelen
worden genomen die hier vorm aan geven. Hieronder enkele voorbeelden van preventieve
maatregelen en preventieve communicatie modellen.
Bij het voorkomen van agressie is het van belang om achtergronden en betekenissen van
agressie te herkennen en te verwerken in een signaleringsplan. Een signaleringsplan is een
instrument dat gebruikt kan worden om de gedragingen van een persoon met dementie in
kaart te brengen zowel bij lage spanning als ook bij hoge spanning. Tevens wordt in het
signaleringsplan vastgelegd hoe de omgeving kan reageren om zoveel mogelijk te streven
naar geslaagde communicatie. Openlijk agressief gedrag is makkelijk te herkennen. Als de
persoon met dementie u wegduwt en u uit begint te schelden, dan kunt u gericht reageren.
Het is veel moeilijker om de signalen van ingehouden boosheid c.q. spanning te herkennen.
Pre-signalen:
- Veranderingen in het bewustzijn; de persoon met dementie komt helderder op u over dan
normaal, hij reageert alert op de omgeving of lijkt juist minder open te staan voor
communicatie.
- Afname concentratie.
- Heftigere reacties dan anders op zijn omgeving (emotionele verbale of non-verbale
reacties, verandering van de mimiek).
- Lichamelijke reacties als draaiende ogen, licht beven, versneld ademhalen, adem
inhouden, of transpireren.
- Verstarde houding (stokstijf zitten) of onrustig bewegen (ijsberen).
- Dreigende opstelling: de oudere balt zijn vuisten, komt direct op u af of wordt handtastelijk.
- Dreigende taal, sneller praten, uitingen van onmacht en woede of lichte angst.
Onsamenhangend praten, de oudere windt zich op over één punt en laat die onvrede in
de lichaamshouding zien.
Van belang is om het gedrag te zien, te duiden waar het kan en om te registreren in een
signaleringsplan. Informatie kan ook aan derden gevraagd worden. De informatie dient
ervoor om tijdig gedrag te herkennen en hier interventies op te plegen, zodat de spanning
en onrust niet oplopen. Het signaleringsplan geeft ook richtlijnen indien zich wel agressief
gedrag ontwikkeld.
10
Totale communicatie
In het kader van preventie is het werken vanuit de principes van Totale Communicatie met
personen met dementie effectief. Totale Communicatie is een visie waarbij wordt uitgegaan
van een communicatieve basishouding. Waarbij het recht hebben op een wijze van
communiceren, afgestemd op de emotionele toestand en de eigenheid van de ander,
centraal staan. Dit betekent dat de omgeving de wijze van communiceren aanpast c.q.
afstemt op de mogelijkheden en de communicatiewijze van de persoon met dementie. (De
omgeving gebruikt die communicatievormen die op dat moment zouden kunnen worden
begrepen. Enkele voorbeelden van verschillende communicatievormen zijn; lichaamstaal,
(natuurlijke) gebaren, foto’s, concrete voorwerpen, gesproken taal etc. Er kan gebruik
worden gemaakt van een communicatieprofiel en –plan waarin de communicatieve
mogelijkheden op methodische wijze in kaart worden gebracht. (uit; Ondersteunend
communiceren bij dementie van Scheres en De Rijdt, 2011)
In het contact met de persoon met dementie zal de intentie en de wijze waarop het contact
aangegaan wordt, bepalend zijn voor het verdere verloop van de communicatie.
In dit verband is het bewust werken met de contactcirkel een preventieve maatregel.
Iedere ontmoeting verloopt via rituelen of patronen. Het doel hierbij is een boodschap
overbrengen en voor de ontvanger de boodschap begrijpen. Hierbij is de positie ten
opzichte van de ander, de communicatievorm en emotioneel afstemmen van groot belang.
De contactcirkel is na afstemming onderverdeeld in 4 stappen:
Melden
Afsluiten Naderen
Samen op weg Afstemmen
Tijdens de contactcirkel stemt de omgeving af op de mogelijkheden en behoeften van de
ander. Houdt rekening met:
Positie Welke figuurlijke positie kies je? Roos van Leary: onder, boven, tegen,
op samen. Kun je variëren en wanneer doe je dat? Welke positie neem
je letterlijk in: blijf je staan of zit je op je hurken.
Ruimte Hoeveel ruimte neem jij in en hoeveel ruimte kan de ander innemen?
Communicatie Pas de communicatievorm(en) en het tempo van aanbieden aan.
Bijvoorbeeld de gesproken taal wordt ondersteund met een voorwerp.
Met het voorwerp wordt een handeling voorgedaan.
Tijd Hoeveel tijd krijgt iemand om te begrijpen wat wordt bedoeld, om zich
voor te bereiden op datgene wat er gedaan moet worden en hoeveel
tijd kan de omgeving zelf nemen.
11
Melden en naderen
Benader de persoon met dementie altijd van voren (face to face).
Vraag de aandacht van de persoon, bijvoorbeeld door zijn naam te noemen.
Houdt de aandacht van de persoon vast met bijvoorbeeld oogcontact, hand op de
onderarm of door dicht bij hem te blijven.
Maak gebruik van verschillende zintuigen om in contact te treden zoals het horen,
het zien, het voelen, het ruiken.
Zorg voor zo min mogelijk drukte of afleiding in de omgeving. Zet bijvoorbeeld het
geluid van de televisie of de radio uit, controleer of het hoorapparaat goed zit.
Beweeg langzaam en rustig, zodat de ander zo weinig mogelijk wordt afgeleid door
je eigen wijze van bewegen.
Laat in je houding zien dat je luistert.
Samen op weg
Vermijdt drukte, irritatie en opwinding.
Maak gebruik van de communicatievorm(en) die bij de situatie behoren.
Stem je spreektempo en het aantal woorden af op de ander.
Stel één vraag of maak één opmerking tegelijk in een zin.
Geef niet meer dan één (deel)taak tegelijk.
Blijf niet doorvragen als iemand iets niet meer weet.
Probeer discussie te vermijden. Dat kan leiden tot verwarring en irritatie, zowel voor
de persoon met dementie als voor u zelf. Tip; Verander de positie, verander het
gespreksonderwerp of zoek afleiding in de ruimte.
Doe samen dingen waar u in het verleden plezier in had.
Leg de nadruk op wat de persoon nog wel kan.
Gebruik humor. Lachen werkt vaak positief in op de sfeer.
Vertel wat er vandaag op dit moment aan de orde is, gebruik foto's (als er wordt
gesproken over bekenden). Ga voor het raam staan als er over het weer wordt
gepraat. Koppel taal (abstract) zoveel mogelijk aan object (concreet).
Voeg meteen de daad bij het woord (bijvoorbeeld ik zou het fijn vinden als u me met
afwassen helpt, dit meteen ook gaan doen). Als er tijd zit tussen woord en daad is
het snel vergeten.
Afleiden van een onderwerp door middel van gesproken taal, een voorwerp, een
verandering in je eigen gedrag en humor, kan direct invloed hebben op het gedrag
van de persoon met dementie.
Vermijdt het doorvragen als iemand iets niet meer weet. Probeer samen op zoek te
gaan door andere woorden te gebruiken, een voorwerp te laten zien en/of maak
samen een handeling een natuurlijk gebaar, hetgeen mogelijk het geheugen kan
ondersteunen
Let op de communicatieve (non-) verbale signalen van de ander. OBSERVEER!
Afsluiten
Benoem dat u weggaat, indien wenselijk met een reden.
Geef aan wanneer u terug komt.
12
Agressiehantering Bij agressiehantering is er sprake van agressief gedrag dat door de professional in goede
banen moet worden geleid. Het uitgangspunt bij agressiehantering is het bewaken van de
basale behoeften van autonomie en veiligheid van zowel de agressor als de professional.
Agressief gedrag kan heftige emotionele gevoelens, vernauwend denken en primaire
reacties oproepen. Het effect van deze reactie is in het algemeen escalatie van de situatie.
Als professional is het zaak om vanuit zelfbeheersing en spanningscontrole de ander
tegemoet te treden. Je bent dan beter in staat om gedrag waar te nemen en te beoordelen.
Vanuit een neutraal assertieve houding kan er aansluiting worden gezocht met de agressor.
13
Methodische agressiehantering Veiligheid, autonomie, het afstemmen op de emotionele toestand en een communicatieve
basishouding vormen de basis voor het methodische de-escaleren van agressief gedrag.
Op basis observatie en taxatie kan de professional schakelen tussen een A-B-C of D
interventie.
Fase 1. Observeren en taxeren
Observeer het gedrag van de persoon, mogelijke oorzaak achterhalen van het gedrag en de aanleiding
Taxeren van de veiligheid van de persoon, jezelf en de omgeving
Contact aangaan of terugtrekken
Fase 2. Agressie verminderen Afleidingstechniek (A) Ander (gespreks) onderwerp inbrengen, met een voorwerp, gaan zingen, wijzen naar iets in de omgeving, verplaatsen in de ruimte etc. Met andere woorden aandacht ‘verleggen’. Voordoen van het gewenste gedrag is voorwaarde, alleen verbale instructie is onvoldoende. Humor inzetten als afleiding. Aanbieden van een activiteit. Humor.
Buigtechniek (B)
De frustratie en onderliggende emoties erkennen en benoemen; ‘ik zie dat u boos bent’; ‘ik zie dat u verdrietig bent’. Daarbij de lichaamstaal en stemgebruik laten aansluiten bij hetgeen wordt gezegd.
Herhalen van datgene wat je waarneemt; u bent boos, bang of verdrietig. Indien mogelijk de reden aangeven omdat…..! Van belang hierbij is dat de lichaamstaal de woorden van de omgeving ondersteunen! Gebaren en pictogrammen gebruiken indien van toepassing.
De wie, wat, waar en wanneer vragen stellen om de reden te achterhalen is bij de persoon met dementie niet altijd mogelijk. Hiervoor moet de omgeving de persoon goed kennen en kunnen inschatten wat voor begrip op dat moment mogelijk is.
Confrontatietechniek (C)
Confrontatie techniek; de omgeving maakt kenbaar (verbaal en/of non-verbaal) welk gedrag ongewenst is en welk gedrag gewenst is. Gewenst gedrag is te realiseren door het gedrag te benoemen en/of voor te doen. Dit is afhankelijk van de fase van dementie waarin de persoon zich bevindt en de hoeveelheid spanning die de persoon ervaart.
Doelbewust negeren (D) Het gedrag dat de persoon laat zien aan zijn omgeving negeren met als doel dat het gedrag niet wordt versterkt. Bij deze interventie is het van belang dat gewenst gedrag wordt bekrachtigd. Echter alleen techniek D inzetten is onvoldoende, altijd in combinatie met andere technieken.
Fase 3. Afronden
Professional biedt een oplossing of alternatief aan om te komen tot en/of de veilige situatie te handhaven, zowel voor de professional zelf als ook voor de persoon met dementie en andere aanwezigen.
Nazorg aanbieden en/of zelf vragen
Evaluatie van (agressie)incident
14
Algemene tips
Blijf rustig als het niet lukt om een incident te vermijden.
Maak uzelf geen verwijten; de agressie is meestal niet persoonlijk bedoeld.
Haal een paar keer diep adem en tel tot tien als voelt dat u zelf boos en gefrustreerd
raakt. Ga desnoods even de kamer uit.
Geef de cliënt de ruimte als hij lichamelijk geweld gebruikt en probeer hem niet
tegen te houden. Blijf zelf op een veilige afstand. Verlaat eventueel de kamer en of
roep om hulp.
Het straffen van de persoon met dementie; na een incident is niet wenselijk. Er is
immers niet meer sprake van een opvoedkundige situatie! Tevens kan het zijn dat
de persoon zich het incident niet meer kan herinneren en zeker niet kan reflecteren
op zijn eigen gedrag.
Na een incident is het contact en de bejegening zo gewoon mogelijk en stel de
persoon gerust zodat de veiligheid terugkeert.
15
Dementie en agressiehantering per fase
Dementie heeft een voortschrijdend verloop. De wijze waarop het agressieve gedrag zich
voordoet zal dan ook verschillen. Hieronder de betekenis van agressie per fase van
dementie en de mogelijkheden om hier mee om te gaan.
Fase 1. ‘Bedreigde ik’
De persoon met dementie begrijpt goed gesproken taal in het hier en nu. Agressief gedrag
kan dan ook in het hier en nu besproken worden. Het gedrag benoemen is mogelijk. ( u
schreeuwt heel hard, u hebt het er moeilijk mee) en korte vragen stellen (wat maakt dat u dat
het zo moeilijk heeft?) Vat de antwoorden samen om de te helpen ontladen. Ondersteun met
het zoeken naar een eventuele oplossing. Agressief gedrag kan in deze fase ook begrensd
worden. Benoem het agressieve gedrag en geef richting aan gewenst gedrag. (U zwaait met
uw armen, laat uw armen maar zakken) Geef geen oordeel en probeer de woorden niet en
stoppen te vermijden. In deze fase kan je met gesproken taal de dementerende afleiden.
Biedt een geliefde activiteit aan. Start een gesprek over aansprekend onderwerp. Gebruik
eventueel humor.
Fase 2 ‘Verdwaalde ik’
Agressief gedrag overkomt de persoon met dementie in deze fase. Gevoelens van onvrede,
onrust en frustratie geven richting aan het gedrag zonder dat de persoon met dementie zich
bewust is van het gedrag. Gesproken taal wordt minder snel begrepen. Korte zinnen met
lage en langzame stem zijn effectief. Erken de emotie.( U voelt zich boos) Het contact zal
lichamelijker van aard worden. Doseer goed wanneer iemand wordt aangeraakt. In deze fase
neemt het aandeel van afleidingstechnieken toe om de persoon met dementie een meer
plezieriger, veilig en vertrouwd gevoel te geven. Begrenzen van het gedrag zal verbaal
bestaan uit het voordoen en benoemen van gewenst gedrag. Eventueel vasthouden, fysiek
meebewegen en geruststellen, door vooral ook je eigen lichaamshouding af te stemmen op
de ander, een rustig tempo van bewegen en rustig gelaat te laten zien.
Fase3/4 ‘Verborgen ik/ verzonken ik’
In deze fase komt het contact vooral van de ander. De inhoud van gesproken taal wordt niet
meer goed begrepen. Het stemgebruik kan bij frustratie een kalmerende functie hebben.
Spiegelen met de stem en het bewegen van je lichaam en tempo kan effectief werken.
Haptonomisch aanraken en meebewegen geven ontspanning. Het aanbieden van geuren,
kleuren, muziek en zachte materialen afgestemd op de persoon met dementie werkt
rustgevend en geeft veiligheid en vertrouwen. (zintuiglijke prikkeling op het juiste niveau)
16
Bijlage 1: Begeleidingsadviezen bij de verschillende fasen van dementie
Fase 1- ‘ bedreigde ik ‘
Vaardigheden gaan verloren of veranderen
Verlies van interesse in de omgeving
Stoornis in het korte termijn geheugen
Concentratie en inprentingstoornis
Verandering in beleving
Verlies van eigenwaarde
Verlies van veiligheid en vertrouwen
Begeleiding
Maak en houd contact
Benoem wat je doet en laat zien wat je doet
Ruimte geven aan emoties
Sluit aan bij de gewoonte handelingen/rituelen
Activeer het maken van keuzes in een situatie waar dat
mogelijk is
Activeer de zelfstandigheid door (deel) handelingen te laten
uitvoeren door de persoon zelf
Complimenteer gedrag
Oriëntatie/structuur aanbieden in ruimte, tijd, handeling en
personen
Bijvoorbeeld visualiseer wie komt werken, visualiseer de
ruimtes
Vast dagprogramma; activiteiten verbinden aan ruimtes
Herkenbaarheid stimuleren door geuren, liedjes,
handelingen
Fase 2- ‘ verdwaalde ik ‘
Stoornis in het lange termijn geheugen
Dwalen, niet komen tot handelingen
In het verleden leven
Denkvermogen en vaardigheden worden nog minder
Toenemende desoriëntatie
Verandering in mobiliteit (evenwicht, krachtverlies)
Verandering in beleving (trauma’s kunnen boven
komen)
Begeleiding
Visualisatie van een dag- of weekprogramma
Benoem wat je ziet in een situatie
Benoem de activiteiten van de dag
Visualiseer bijzondere gebeurtenissen van de dag
Maak in de communicatie gebruik van natuurlijke gebaren
Maak in de communicatie gebruik van voorwerpen die
dagelijks terugkeren ter ondersteuning van de gesproken
taal
Haal herinneringen op met behulp van foto’s van belangrijke
personen, gebeurtenissen etc. om in dialoog te blijven
Ruimte geven aan emoties
Sluit aan bij de gewoonte handelingen/rituelen
Fase 3- ‘ verborgen ik ‘
Vele dagelijkse vaardigheden gaan verloren
Incontinent
Afasie
Gehoor- en gezichtsvermogen kan verslechteren
Gevoelens worden ongecontroleerd
Weinig aandacht voor de omgeving
Vooral gericht op primaire behoeftebevrediging
Verval reflexen
Volledig zorg afhankelijk
Begeleiding
(Voor) naam noemen en (fysiek) contact maken en houden
Veiligheid en geborgenheid is leidend in de bejegening
De omgeving observeert en heeft aandacht voor
lichaamsgebonden reacties en stemt af
Geluiden en geuren inzetten om informatie te geven
Tijd geven om te reageren, Warme Zorg bieden en
onvoorwaardelijke acceptatie
Fase 4- ‘ verzonken ik ‘
Volledig bedlegerig
Baby reflexen zijn terug
Alleen reageren op de omgeving door middel van
gedrag
Vermoeid/veel slapen
De wereld wordt alleen nog zintuiglijk ervaren
Emotie en gedachten niet navolgbaar
Begeleiding
(Voor) naam noemen en (fysiek) contact maken en houden
Veiligheid en geborgenheid is leidend in de bejegening
De omgeving observeert en heeft aandacht voor
lichaamsgebonden reacties en stemt af
Geluiden en geuren inzetten om informatie te geven tijd
geven om te reageren, Warme Zorg bieden en
onvoorwaardelijke acceptatie
17
Bijlage 2: Oriëntatie op agressiepreventie en - hantering
Agressief gedrag: begripsverheldering
1. Wat roept het woord agressie bij je op?
2. In hoeverre is agressief gedrag naar jouw idee toelaatbaar?
3. Welke factoren zijn van invloed op het ontstaan van agressief gedrag?
Persoonlijke en professionele hantering van agressief gedrag
4. Wanneer word jij agressief en hoe ziet jouw agressieve gedrag eruit?
5. Merk je daarbij verschillen tussen je privé- en werksituatie?
6. Met welk specifiek fysiek en verbaal agressief gedrag heb je moeite?
7. Welke gevoelens, gedachten en welk gedrag herken je dan bij jezelf?
8. Op welke wijze probeer jij jezelf in een dergelijke situatie te beheersen?
Methodische agressiepreventie en –hantering van verbaal agressief gedrag
9. Welke preventieve maatregelen neemt de organisatie, neemt de afdeling en neem jij als professional om veilig te kunnen werken?
10. Welke aanpak werkt effectief bij het kanaliseren en reduceren van agressief gedrag? (Do)
11. Welke aanpak werkt juist escalerend? (Don’t)
12. Wat zijn jouw kwaliteiten bij het methodisch hanteren van agressief gedrag?
13. Welke kennis en vaardigheden m.b.t. methodische agressiepreventie en -hantering wil je verbeteren?