Top Banner
Quiz Nederlands
23

Quiz nederlands opendag

Jul 31, 2015

Download

Education

Johan Riemer
Welcome message from author
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Page 1: Quiz nederlands opendag

Quiz Nederlands

Page 2: Quiz nederlands opendag

1. Wat betekent het woord ‘beurtbalkje’?

A. een balkje dat je doorgeeft bij een estafetteloop (sport);

B. een balkje waarmee je boodschappen onderscheidt op de lopende band bij de supermarkt;

C. een lampje in de auto dat gaat branden als de auto een onderhoudsbeurt nodig heeft.

Page 3: Quiz nederlands opendag

2. Als je in je handen klapt ben je aan het: 

A. applaudisseren

B. applaudusseren

C. aplaudiseren

Page 4: Quiz nederlands opendag

3. Kies de goede vorm van het werkwoord: Je (uploaden - tt) die foto het snelst als je dit programma gebruikt.

A. uploadt

B. upload

C. uploat

Page 5: Quiz nederlands opendag

4. Het spreekwoord ‘de appel valt niet ver van de boom’ betekent:

A. de meeste mensen houden niet van verhuizen;

B. je karakter lijkt vaak op dat van je ouders;

C. elk ongeluk heeft een oorzaak.

Page 6: Quiz nederlands opendag

5. Waar komt het woord ‘vulkaan’ vandaan?

A. van de heer V. Ulkhan, een Turkse aardwetenschapper;

B. van het Oudnederlandse woord ‘vulle kan’, wat ‘volle kan’ betekent;

C. van Vulcano, de naam van een Italiaans eiland met veel vulkanen.

Page 7: Quiz nederlands opendag

6. Als je iets meteen doet, dan doe je het:

A. onmidelijk (1 D – 1L)

B. onmiddelijk (2 D – 1 L)

C. onmiddellijk (2 D – 2 L)

Page 8: Quiz nederlands opendag

7. Kies de goede vorm van het werkwoord: Mijn moeder (omschrijven - tt) haar droomhuis als een enorme villa met een zwembad.

A. omschrijfd

B. omschrijfdt

C. omschrijft

Page 9: Quiz nederlands opendag

8. De merknaam ‘Google’, de zoekmachine op internet, komt van het woord ‘googol’. Wat is een ‘googol’?

A. een kleine vogeltje met een goed geheugen;

B. een 1 met honderd nullen;

C. een ander woord voor ‘toveren’.

Page 10: Quiz nederlands opendag

9. Het gezegde ‘een kat in de zak kopen’ betekent:

A. iets kopen waar je lang plezier van kunt hebben;

B. iets kopen wat erg duur is;

C. iets kopen wat erg tegenvalt of snel kapot gaat.

Page 11: Quiz nederlands opendag

10. Hoe noem je het plastic uiteinde van een veter?

A. nestel

B. veterslot

C. kopje

Page 12: Quiz nederlands opendag
Page 13: Quiz nederlands opendag

1. Wat betekent het woord ‘beurtbalkje’?

A. een balkje dat je doorgeeft bij een estafetteloop (sport);

B. een balkje waarmee je boodschappen onderscheidt op de lopende band bij de supermarkt;

C. een lampje in de auto dat gaat branden als de auto een onderhoudsbeurt nodig heeft.

Page 14: Quiz nederlands opendag

2. Als je in je handen klapt ben je aan het:

A. applaudisseren

B. applaudusseren

C. aplaudiseren

Page 15: Quiz nederlands opendag

3. Kies de goede vorm van het werkwoord: Je (uploaden - tt) die foto het snelst als je dit programma gebruikt.

A. uploadt

B. upload

C. uploat

Page 16: Quiz nederlands opendag

4. Het spreekwoord ‘de appel valt niet ver van de boom’ betekent:

A. de meeste mensen houden niet van verhuizen;

B. je karakter lijkt vaak op dat van je ouders;

C. elk ongeluk heeft een oorzaak.

Page 17: Quiz nederlands opendag

5. Waar komt het woord ‘vulkaan’ vandaan?

A. van de heer V. Ulkhan, een Turkse aardwetenschapper;

B. van het Oudnederlandse woord ‘vulle kan’, wat ‘volle kan’ betekent;

C. van Vulcano, de naam van een Italiaans eiland met veel vulkanen.

Page 18: Quiz nederlands opendag

6. Als je iets meteen doet, dan doe je het:

A. onmidelijk (1 D – 1L)

B. onmiddelijk (2 D – 1 L)

C. onmiddellijk (2 D – 2 L)

Page 19: Quiz nederlands opendag

7. Mijn moeder (omschrijven - tt) haar droomhuis als een enorme villa met een zwembad.

A. omschrijfd

B. omschrijfdt

C. omschrijft

Page 20: Quiz nederlands opendag

8. De merknaam ‘Google’, de zoekmachine op internet, komt van het woord ‘googol’. Wat is een ‘googol’?

A. een kleine vogeltje met een goed geheugen;

B. een 1 met honderd nullen;

C. een ander woord voor ‘toveren’.

Page 21: Quiz nederlands opendag

9. Het gezegde ‘een kat in de zak kopen’ betekent:

A. iets kopen waar je nog lang plezier van kunt hebben;

B. iets kopen wat erg duur is;

C. iets kopen wat erg tegenvalt of snel kapot gaat.

Page 22: Quiz nederlands opendag

10. Hoe noem je het plastic uiteinde van een veter?

A. nestel

B. veterslot

C. kopje

Page 23: Quiz nederlands opendag

Hoeveel heb je er goed?