Protocol ‘Vegetatieopname’ Stephan Hennekens Alterra, Wageningen versie 9 maart 2020 Een vegetatieopname is een opsomming van een aantal plantensoorten die op een bepaald tijdstip met een bepaalde hoeveelheid samen voorkomen op een bepaalde afgebakende plek (proefvlak). Een dergelijke vegetatiebeschrijving is meer dan alleen een opsomming van een aantal soorten. Door ecologische kenmerken te koppelen aan de soorten, kan bijvoorbeeld van de onderzochte locatie de abiotische omstandigheden vrij nauwkeurig worden beschreven. De methodiek die al decennia lang wordt gehanteerd in Nederland voor het maken van vegetatieopnamen vindt zijn oorsprong in de zogenaamde Frans-Zwitserse school die in het begin van de vorige eeuw is opgezet door Braun-Blanquet. Onder andere wordt hierover uitvoerig geschreven in Schatten voor de natuur. Achtergronden, inventaris en toepassingen van de Landelijke Vegetatie Databank (Schaminée et al. 2006). http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/documenten/lvd/schattenvoordenatuur.pdf De methodiek die worden gehanteerd bij het opnemen van vegetatieopnamen behelst ten eerste het uitzetten van een proefvlak in een zo homogeen mogelijk stuk vegetatie. Afhankelijk van het soort vegetatie kan de grootte van het proefvlak variëren van enkele vierkante decimeters tot enkele honderden vierkante meter. In een bos worden doorgaans proefvlakken uitgezet van zo’n 100 à 200 m 2 , terwijl op een hoogveen proefvlakken van hooguit 1m 2 geen uitzondering zijn. Binnen de grenzen van het proefvlak worden alle plantensoorten genoteerd en wordt van iedere soort geschat met welke hoeveelheid deze voorkomt. Voor het schatten van de hoeveelheid van een soort zijn in de loop van tijd diverse zogenaamde opnameschalen bedacht die echter onderling wezenlijk nauwelijks van elkaar verschillen. De meest gebruikte schaal is die van de oprichter van de Frans-Zwitserse school, de Braun-Blanquet-schaal. Deze schaal kent 7 schaaldelen en is als volgt ingedeeld: r Zeer weinig exemplaren < 5% 1% + Weinig exemplaren < 5% 2% 1 Talrijk en < 5% < 5% 3% 2 Zeer talrijk of willekeurig <5% 5-25% 13% 3 Willekeurig 25-50% 38% 4 Willekeurig 50-75% 68% 5 Willekeurig 75-100% 88% In deze schaal wordt gebruik gemaakt van een gecombineerde schatting. Bij bedekkingen lager dan 5% wordt de focus gelegd op aantallen individuen. Bij hogere bedekkingen wordt alleen nog maar
12
Embed
Protocol ‘Vegetatieopname’ · 2020. 6. 8. · soort vegetatie kan de grootte van het proefvlak variëren van enkele vierkante decimeters tot enkele honderden vierkante meter.
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Protocol ‘Vegetatieopname’
Stephan Hennekens
Alterra, Wageningen
versie 9 maart 2020
Een vegetatieopname is een opsomming van een aantal plantensoorten die op een bepaald tijdstip
met een bepaalde hoeveelheid samen voorkomen op een bepaalde afgebakende plek (proefvlak).
Een dergelijke vegetatiebeschrijving is meer dan alleen een opsomming van een aantal soorten.
Door ecologische kenmerken te koppelen aan de soorten, kan bijvoorbeeld van de onderzochte
locatie de abiotische omstandigheden vrij nauwkeurig worden beschreven.
De methodiek die al decennia lang wordt gehanteerd in Nederland voor het maken van vegetatieopnamen vindt zijn oorsprong in de zogenaamde Frans-Zwitserse school die in het begin van de vorige eeuw is opgezet door Braun-Blanquet. Onder andere wordt hierover uitvoerig geschreven in Schatten voor de natuur. Achtergronden, inventaris en toepassingen van de Landelijke Vegetatie Databank (Schaminée et al. 2006). http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/documenten/lvd/schattenvoordenatuur.pdf De methodiek die worden gehanteerd bij het opnemen van vegetatieopnamen behelst ten eerste het uitzetten van een proefvlak in een zo homogeen mogelijk stuk vegetatie. Afhankelijk van het soort vegetatie kan de grootte van het proefvlak variëren van enkele vierkante decimeters tot enkele honderden vierkante meter. In een bos worden doorgaans proefvlakken uitgezet van zo’n 100 à 200 m2, terwijl op een hoogveen proefvlakken van hooguit 1m2 geen uitzondering zijn. Binnen de grenzen van het proefvlak worden alle plantensoorten genoteerd en wordt van iedere soort geschat met welke hoeveelheid deze voorkomt. Voor het schatten van de hoeveelheid van een soort zijn in de loop van tijd diverse zogenaamde opnameschalen bedacht die echter onderling wezenlijk nauwelijks van elkaar verschillen. De meest gebruikte schaal is die van de oprichter van de Frans-Zwitserse school, de Braun-Blanquet-schaal. Deze schaal kent 7 schaaldelen en is als volgt ingedeeld:
r Zeer weinig exemplaren < 5% 1%
+ Weinig exemplaren < 5% 2%
1 Talrijk en < 5% < 5% 3%
2 Zeer talrijk of willekeurig
<5% 5-25%
13%
3 Willekeurig 25-50% 38%
4 Willekeurig 50-75% 68%
5 Willekeurig 75-100% 88%
In deze schaal wordt gebruik gemaakt van een gecombineerde schatting. Bij bedekkingen lager dan 5% wordt de focus gelegd op aantallen individuen. Bij hogere bedekkingen wordt alleen nog maar
de bedekking in beschouwing genomen. In de vierde kolom is een soort rekenkundig gemiddelde opgenomen. Deze is opgesteld in de tijd dat verwerking met computers mogelijk werd. Hieronder wordt een overzicht gepresenteerd van alle opnameschalen zoals die zijn gehanteerd voor de registratie van de vegetatieopnamen die voorkomen in de Landelijke Vegetatie Databank (http://www.synbiosys.alterra.nl/lvd). Voor iedere schaalcode wordt een omschrijving gegeven, een voorstelling van de procentuele bedekking en een rekenkundig gemiddelde dat gebruikt wordt om rekenkundige analyses uit te kunnen voeren. Turboveg-opnameschaal ‘01’ Braun/Blanquet
De meest gebruikte schaal die al sinds begin vorige eeuw wordt toegepast.
2 zeer talrijk (<5%) of bedekkend (<25%) <5% of <25% 13.00
3 Willekeurig 25-50% 38.00
4 Willekeurig 50-75% 68.00
5 Willekeurig 75-10% 88.00
Turboveg-opnameschaal ‘02’ Braun/Blanquet (aangepast door Barkman, Doing en Segal) Afgeleid van de vorige schaal waarbij de code ‘2’ is opgedeeld in 2a, 2b en 2m waardoor meer differentiatie bestaat voor soorten met een lage bedekking http://www.telmee.nl/services/fielditems.php?fldid=58braun_blanquet(bds)
Turboveg-opnameschaal ‘03’ Londo (1) volledig Deze gedetailleerde schaal is in eerste instantie opgesteld voor het opnemen van Permanente kwadraten. http://www.telmee.nl/services/fielditems.php?fldid=58londo_complete
Turboveg-opnameschaal ‘11’ Tansley De Tansley-schaal is opgezet om vooral inventarisaties te kunnen verrichten van grotere oppervlakten (perceelsniveau). De rekenkundige vertaling naar procentuele bedekking is een grove benadering. http://www.telmee.nl/services/fielditems.php?fldid=58tansley
Turboveg-opnameschaal ‘20’ RWS-MD schaal Deze schaal wordt toegepast in het buitendijkse gebieden. Het betreft voornamelijk karteringsprojecten van de Meetkundige Dient van Rijkswaterstaat. http://www.telmee.nl/services/fielditems.php?fldid=58rws-md
r enkele exemplaren <1% 1.00
p meerdere exemplaren <2% 2.00
a veel exemplaren <3% 3.00
m zeer veel exemplaren <4% 4.00
2 willekeurig 5-10% 8.00
3 willekeurig 10-25% 18.00
4 willekeurig 25-50% 38.00
5 willekeurig 50-75% 68.00
6 willekeurig 75-100% 88.00
Turboveg-opnameschaal ‘21’ Maes schaal Wordt nagenoeg alleen gebruikt door de Bekenwerkgroep Nederland voor het inventariseren van laaglandbeken. http://www.telmee.nl/services/fielditems.php?fldid=58maes
1 zeer weinig <5% 3.00
2 weinig/ vrij veel 5-25% 18.00
3 veel 25-50% 42.00
4 uitzonderlijk veel 50-100% 82.00
Turboveg-opnameschaal ‘23’ RWS-RIZA schaal De schaal wordt voornamelijk gebruikt door het RIZA voor inventaristaties langs riveieren en grotere wateren. http://www.telmee.nl/services/fielditems.php?fldid=58rws-riza
Turboveg-opnameschaal ‘29’ Tansley-decimaal Wordt nagenoeg alleen gebruikt door de Bekenwerkgroep Nederland voor het inventariseren van laaglandbeken http://www.telmee.nl/services/fielditems.php?fldid=58tansley_decimal
1 sporadisch
1.00
2 zeldzaam
2.00
3 verspreid
3.00
4 lokaal vrij talrijk
7.00
5 vrij talrijk
18.00
6 lokaal veel aanwezig
30.00
7 veel aanwezig
42.00
8 co-dominant
63.00
9 dominant
83.00
Turboveg-opnameschaal ‘30’
Maes-Tansley Wordt nagenoeg alleen gebruikt door de Bekenwerkgroep Nederland voor het inventariseren van laaglandbeken http://www.telmee.nl/services/fielditems.php?fldid=58maes_tansley
3 zeer weinig <5% 3.00
5 weinig/ vrij veel 5-25% 18.00
7 Veel 25-50% 42.00
9 uitzonderlijk veel 50-100% 82.00
Turboveg-opnameschaal ‘31’
PNI-karteer Wordt gebruikt voor de integrale kartering van aandachtsoorten in de Provincie Noord-Holland. http://www.telmee.nl/services/fielditems.php?fldid=58pni_k