1 Naam: Tjalling Wiarda Jaar: 2012-2013 Rolnummer: 20121845 Bachelor Geschiedenis, Vak Oefeningen 1, Opdracht 3 c Prostitutiepolitiek in perspectief – een vergelijking van het aantal veroordelingen van bordeeluitbaters in Brugge, Gent en de steden in de Denderstreek tijdens de Bourgondische periode (1385-1515). Groep Middeleeuwen / Nieuwe Tijd Begeleider: Reinoud Vermoesen
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
1
Naam: Tjalling Wiarda
Jaar: 2012-2013
Rolnummer: 20121845
Bachelor Geschiedenis, Vak Oefeningen 1, Opdracht 3 c
Prostitutiepolitiek in perspectief – een vergelijking van het aantal veroordelingen van
bordeeluitbaters in Brugge, Gent en de steden in de Denderstreek tijdens de Bourgondische
periode (1385-1515).
Groep Middeleeuwen / Nieuwe Tijd
Begeleider: Reinoud Vermoesen
2
Er zijn veel historische studies over het fenomeen prostitutie in de Europese Middeleeuwen
verschenen, waarbij vooral is onderzocht hoe de maatschappij en de kerk tegen prostitutie en
prostituees aankeken. Zo is het onderwerp prostitutie vaak onderdeel van bredere studies naar
minderheidsgroepen of marginalen zoals in de boeken van Richards1 of Vanhemelryck
2.
Een meer sociaaleconomische invalshoek naar bijvoorbeeld hoe de prostitutie in de praktijk
was geregeld, wordt gegeven in een belangrijke studie naar de regulering van prostitutie in
Engeland (en Engelse steden) door Mazo Karras 3
, een studie waarin de eerste normatieve
Engelse bron uit 1162 ( de zgn. text of ordinances) als appendix is opgenomen.
Ook de situatie in Duitse steden m.b.t. het uitbaten van bordelen door de staat is uitgebreid
onderzocht in een standaardwerk van Schuster met als titel: Das Frauenhaus. Stadtliche
Bordelle in Deutschland 1350 bis 1600. Door mijn eigen bedrijfskundige achtergrond ben ik
vooral geïnteresseerd in de bedrijfseconomische aspecten van de prostitutie, de uitbating of
exploitatie van prostitutie door de bordeelhouders en de stedelijke prostitutiepolitiek – de
wijze waarop de toenmalige overheid hiermee om ging.
Binnen Europa wordt chronologisch geconcentreerd op de Bourgondische periode vanaf circa
1385 tot 1515 en geografisch op het oude Graafschap Vlaanderen, dat onderdeel werd van de
Bourgondische Nederlanden. Over deze periode in de Bourgondische Nederlanden is een
uitgebreid werk geschreven door Prevenier4, waarin aandacht wordt gegeven aan de vele
aspecten van de Bourgondische samenleving zoals de hoge graad van verstedelijking, haar
voornaamste steden en haar inwoners (de poorters), de ambtenaren, de corruptie en het
stadsleven met inbegrip van de prostitutie.
De prostitutie in Brugge is uitgebreid onderzocht in al haar aspecten door Dupont in zijn boek
Maagdenverleidsters, hoeren en speculanten. Doordat Dupont dit zo uitgebreid en grondig
heeft uitgevoerd, gebruik ik Brugge als standaard in mijn onderzoek. Ik wil de
prostitutiepolitiek inclusief het vervolgingsbeleid in Brugge vergelijken met die van Gent en
met een aantal kleinere steden door het aantal veroordelingen van bordeelhouders te
vergelijken en de verschillen te onderzoeken en te verklaren door analyse van de studies over
prostitutie in voornoemde steden, aangevuld met studies over de Bourgondische periode.
1 RICHARDS, Sex, dissidence and damnation, 116-131.
2 VANHEMELRYCK, Marginalen in de geschiedenis, 215-231.
3 MAZO KARRAS, “The regulation of brothels in later medieval England”, 399-433.
4 PREVENIER, Prinsen en poorters, 93-365.
3
Over de prostitutie in Gent zijn een aantal studies uitgevoerd door Naessens5 en is er een
scriptie over Gentse vrouwencriminaliteit- inclusief het uitbaten van bordelen- tijdens de
Bourgondische periode (onder promotorschap van professor Marc Boone)6.
Voor de vergelijking met prostitutiepolitiek in de kleinere steden gebruik ik informatie uit een
masterproef die over een viertal kleine en middelgrote steden uit de Denderstreek gaat (Aalst,
Dendermonde, Ninove en Geraardsbergen), eveneens onder promotorschap van professor
Marc Boone.7
Volgens Prevenier leren we “Die im Dunkeln” nog het best kennen wanneer zij door
overtredingen van de heersende moraal of door misdrijven in botsing komen met de kerkelijke
of wereldlijke overheid8. Historisch bronnenonderzoek over een onderwerp als prostitutie in
de Bourgondische periode leidt tot een tweetal primaire bronnen, de normatieve en de
justitiële bronnen. De normatieve bronnen zijn de verordeningen die de basis waren voor het
opleggen van boetes aan de uitbaters en verhuurders van bordelen in de onderzochte steden.
Het gaat hier om “costuymen”- de gewoonteregels- die informatie geven over hoe men met de
prostitutie omging en die de basis vormden voor de bestraffing. Bij prostitutie in de
Middeleeuwen is het van belang te onderscheiden dat niet de prostituee of de klant werd
bestraft maar de pooier, de bordeeluitbater of -verhuurder9. Voor dit onderzoek kunnen we
beschikken over de uitgegeven costuymen van de stad Aalst, Brugge en de voorgeboden van
Gent.
De daadwerkelijke bestraffing door de stad voor bordeeluitbating of -verhuur is terug te
vinden in de de justitiële bronnen waarin verbanningen en boetes zijn vastgelegd zoals het
ballincboek (Gent) en de stads- en schoutrekeningen in Brugge en de baljuwrekening in de
steden uit de Denderstreek. Het ballincboek is een (crimineel) register (van rechtspraak)
waarin alle personen die werden verbannen staan opgeschreven met hun naam, aantal jaren
van verbanning en de reden van hun verbanning (misdaad). De meeste verbanningen hebben
te maken met de verstoring van de openbare orde, hieronder valt de prostitutie
Degene die de vorst vertegenwoordigde bij de rechtspraak en actief was in de bestrijding van
criminaliteit was de schout (Brugge) of de baljuw (Gent en Denderstreek). Dit zijn
5 NAESSENS, “Seksuele delicten in het laat middeleeuwse Gent”, 155-189 & NAESSENS, “Wat
bordeelmadammen ons kunnen leren over het métier”, 147-162. 6 VAN EETVELD, Vrouwencriminaliteit in Gent tijdens de Bourgondische periode (1385-1515), 74-80.
7 VAN DER BRACHT, Marginaal gedrag in de laatmiddeleeuwse kleine en middelgrote stad, 70-88.
8 PREVENIER, , Prinsen en poorters, 10.
9 NAESSENS, “Seksuele delicten in het laat-middeleeuwse Gent”, 156.
4
verschillende namen voor dezelfde functie. Hij is de plaatselijke vertegenwoordiger van het
centrale gezag – de vorst10
. De rekeningen die hij naliet, bieden een schat aan informatie over
het plaatselijke leven (waaronder de prostitutie) en noteren de straffen (boetes en
verbanningen) en de composities en zijn te vinden in de Rijksarchieven van Brugge, Gent en
Brussel (voor de Denderstreek). Een compositie is een overeenkomst, een compromis tussen
de openbare ambtenaar die belast is met het opsporen en vervolgen van misdrijven en een
privaat persoon, die van een ander misdrijf wordt verdacht. In de praktijk in Vlaanderen gaat
het om het afkopen van een straf bij de schout of baljuw11
. Deze composities zijn inkomsten
voor de baljuw of schout en werden gebruikt om straffen zoals verbanningen of boetes af te
laten kopen. Ze werden genoteerd in het ballincboek of in de schout- of baljuwrekeningen.
De compositie is veel goedkoper en gemakkelijker voor een schout of baljuw, want als de
baljuw of schout zelf de verdachte aanklaagt, moet hij alle kosten dragen en veel moeite doen.
Hierdoor gaat hij graag direct tot compositie over indien een zaak weinig kansen op een
veroordeling geeft. In dat geval is een gerucht of vermoeden genoeg basis om tot compositie
over te gaan – hij heeft geen hard bewijs nodig zoals bij een vonnis12
. Bij lichte misdrijven
vindt de schout of baljuw het vaak niet de moeite om een zaak te vervolgen. Zeker indien
iemand op heterdaad is betrapt en de bewijslast eenvoudig is, zoals bij het uitbaten van een
bordeel. Hierdoor wordt er in de praktijk veel tot compositie gekomen. Omdat de composities
niet in vaste tarieven zijn vastgelegd, wordt de compositie aangepast aan het vermogen van
de verdachte – een rijke bordeeleigenaar betaalt altijd meer – en wordt de compositie ook
hoger indien de verdachte erom vraagt13
.
Om tot een vergelijking te komen van de inkomsten uit prostitutieboetes en composities
binnen de verschillende onderzochte steden moeten we allereerst de basis van de vervolging,
de normatieve bronnen, gaan vergelijken.
Uit Gent zijn de meeste normatieve bronnen in verband met prostitutie bewaard gebleven en
deze zijn opgeslagen in de Stadsarchieven van Gent. De toenmalige stedelijke wetgeving
waren de Gentse voorgeboden, die eerst fragmentarisch en vanaf 1482 doorlopend zijn
bewaard. De vroegst gevonden bepaling dateert uit 1350 en stelt dat het een prostituee
10
ART en BOONE, Inleiding tot de lokale geschiedenis van de 12de
tot de 18de
eeuw, 75 11
VAN ROMPAEY, “Het compositierecht in Vlaanderen”, 43-79. 12
Ibidem, 53-54. 13
Ibidem, 55-62.
5
verboden was om op het plein binnen de vesting te zijn14
. De overheid wilde de prostitutie
verbannen uit het centrum van Gent naar bepaalde, door de overheid aangewezen, zones die
buiten de oude vesting lagen. Hiertoe had zij specifieke verordeningen uitgevaardigd waarvan
de eerste dateert uit 148215
. Prostituees, bordeeluitbaters en -eigenaren werden gedwongen om
hun activiteiten te verhuizen naar deze wijken. Indien zij zich hier niet aan hielden, werden zij
bestraft door middel van een verbanning.
In Brugge waren er nauwelijks normatieve bronnen. Dit is gedeeltelijk te wijten aan het
ontbreken van vroege bronnen, maar aangezien we die wel in grote aantallen hebben t.a.v.
prostitutieveroordelingen (boetes en composities), wijst dit vooral op een grote vrijheid m.b.t.
prostitutieactiviteiten. In de costuymen van Brugge worden enkel zware zedenmisdrijven
zoals verkrachting benoemd16
. Prostitutie, wat als een licht zedenmisdrijf werd beschouwd,
duikt voor het eerst op in een verwijzing naar een gemeentelijk voorgebod (in Brugge
“hallegeboden” genoemd) bij een veroordeling tot een boete van een uitbater van een
badstoof in 145017
. Een gemengde badstoof (of badhuis) was oorspronkelijk bedoeld als
badgelegenheid (voor de stedelingen die niet over een bad beschikten) maar functioneerde in
de Bourgondische tijd vaak als verkapt luxebordeel18
. De enige verordening t.a.v. prostitutie
in Brugge is een verordening uit 1491 (uit de hallegeboden) die het ‘s nachts tippelen in het
commerciële hart van Brugge verbood19
.
Uit de Denderstreek hebben we enkel gegevens uit de stad Aalst. In Aalst dateert de eerste
ordonnantie waarin prostitutie wordt vermeld uit 1415. Deze ordonnantie van de schepenen
gaat over de rechtsgang en de zgn. “oestkuer”; dit is beter bekend als de vrije waarheid20
. Dit
was een vergadering van schepenen die een week duurde en steeds in verschillende delen van
de stad werd gehouden. Iedere inwoner van 15 jaar en ouder diende deel te nemen aan deze
vergadering. Het was een moment voor burgers om elkaar te beschuldigen en de baljuw kwam
snel misdrijven op het spoor die tot dan onbestraft waren gebleven. Een van de vragen op de
vergadering was wie er bekend stond als bordeelhouder21
. Nadien werden de beschuldigingen
onderzocht en de uitkomsten gerapporteerd aan de baljuw. Op de meeste misdrijven, zoals het
14
DE PAUW, De voorgeboden der stad Gent in de XIVe eeuw, 52. 15
NAESSENS, “Seksuele delicten in het laat middeleeuwse Gent”, 164. 16
GILLIODTS-VAN SEVEREN, Coutumes de la Ville de Bruges, 228-232. 17
DUPONT, Maagdenverleidsters, hoeren en speculanten, 51. 18
Ibidem, 39. 19
Ibidem, 51. 20
LIMBURG STIRUM, Coutumes des deux villes et pays d’Alost, 166-174. 21
VAN DER BRACHT, “Marginaal gedrag in de laatmiddeleeuwse kleine en middelgrote stad”, 43.
6
uitbaten van een bordeel, stond een straf van ten hoogste 3 jaar verbanning uit Aalst22
. De
baljuw had het recht tot compositie t.a.v. alle verbanningen uit de stad Aalst. De resultaten
van de vrije waarheid waren een ideale manier om inkomsten door composities van
bordeeluitbaters te genereren doordat men klagers en de (tot dan toe verborgen) bordelen
vond.
Als we vervolgens het aantal veroordelingen tot verbanning of het betalen van een boete
tussen Brugge en Gent en de steden in de Denderstreek willen vergelijken, doen we dit aan
de hand van het aantal veroordelingen voor het uitbaten van een bordeel waarover compositie
of inkomsten uit boete zijn ontvangen, omdat deze laatste gerapporteerd zijn in alle
onderzochte stads- en schout(of baljuw)rekeningen en het ballincboek.
In Brugge, waar de meeste inkomsten zijn gerapporteerd, maar ook in de Denderstreek was er
sprake van een fiscalisering van bordelen. Hoewel het uitbaten van een bordeel strafbaar was,
komt uit de Brugse stads- en schoutrekeningen naar voren dat dezelfde personen herhaaldelijk
werden beboet voor het uitbaten of verhuren van bordelen. Dit wordt uitgelegd als een
systeem van feitelijke fiscalisering en wijst op een tolerantie van de prostitutie23
. Een
fiscalisering waarbij de bordeelexploitant of -verhuurder een boete betaalde aan de schout en
de schepenen als een vermomde belasting24
. In de Denderstreek hield het in dat de baljuw het
recht had om compositie te sluiten voor de verbanningen uit de stad en dit ook bijna altijd
deed25
. De normale verdeling van deze financiële opbrengst tussen schout (of baljuw) en
schepenen was dat 2/3 naar de schout of baljuw (de centrale overheid) ging en 1/3 naar de
schepenen (de stad).
In Gent daarentegen bestond geen taxatiesysteem en werden bordeelexploitanten gemaand te
verhuizen naar de daarvoor bedoelde wijken. Dat was geen officiële verbanning of een boete,
maar kan wel gezien worden als een politiek van tolerantie t.o.v. prostitutie, een politiek meer
gericht op het terugdringen van de overlast dan op het verkrijgen van inkomsten. Men ging
pas over tot de straf van verbanning of boete indien de bordeelexploitant weigerde te
verhuizen. Tevens beschikken we voor de onderzochte periode in Gent enkel over het
ballincboek als bron, waarbij de registratie van prostitutieveroordelingen pas in 1473 start.
Naessens wijst er in haar artikel over de prostitutie in Gent op dat een verbanning meer als
22
LIMBURG-STIRUM, Coutumes des deux villes et pays d’Alost, 450. 23
DUPONT, Maagdenverleidsters, hoeren en speculanten, 52. 24
Ibidem, 56. 25
VAN DER BRACHT, Marginaal gedrag in de laatmiddeleeuwse kleine en middelgrote stad, 53.
7
middel werd gezien om tot een andere regeling te komen: het betalen van een boete of
compositie26
.
In Brugge zijn er uitgebreide lijsten met beboete bordeeluitbaters in stads- en
schoutrekeningen. We hebben daar de beschikking over ruim 3500 gerapporteerde prostitutie-
boetes waarvan er ruim 3000 betrekking hebben op het uitbaten van een bordeel (of
badstoof)27
. Voor onze vergelijking gebruiken we de gegevens uit de primaire onuitgegeven
bronnen van het stadsarchief Brugge, gepubliceerd in tabellen door Dupont in de bijlagen van
zijn boek Maagdenverleidsters, hoeren en speculanten28
. Voor de periode 1385-1515 zijn er
in Gent i.v.m. prostitutie 253 personen verbannen waarvan er 220 terugkeren door middel van
het betalen van een boete of een compositie. Van de 253 verbanningen vanwege prostitutie
gaat het in 192 gevallen om een verbanning vanwege het uitbaten van een bordeel.29
In de
Denderstreek gaat het in de baljuwrekeningen om composities voor veroordelingen tot
verbanningen i.v.m. het uitbaten van bordelen. Voor de 4 onderzochte steden in de
Denderstreek gaat het in totaal om 118 composities omwille van het houden van bordelen30
.
Tabel 1: Bevolkingscijfers versus aantal boetes in periode 1385-1515
Brugge Gent Denderstreek31
Aantal boetes /composities
bordeeluitbaters (A)
270932 16833 11734
Aantal inwoners (B) 3500035 4500036 1120037
% boetes t.o.v. totale
bevolking (A t.o.v. B)
7,7% 0,4% 1,05 %
26
VAN DER BRACHT, Marginaal gedrag in de laatmiddeleeuwse kleine en middelgrote stad, 53. 27
DUPONT, ,Maagdenverleidsters, hoeren en speculanten, 60. 28
Ibidem, 192-196. 29
NAESSENS, “Seksuele delicten in het laat-middeleeuwse Gent”, 160. 30
VAN DER BRACHT, Marginaal gedrag in de laatmiddeleeuwse kleine en middelgrote stad, 54. 31
Denderstreek zonder Geraardsbergen. 32
Het gaat in totaal om 2709 boetes voor het uibaten van bordelen of stoven aangezien we voor de vergelijking
in tabel 1 de 399 boetes voor het verhuren van huizen en stoven die als bordeel fungeren buiten beschouwing
laten omdat we geen vergelijkende gegevens hebben uit Gent en de Denderstreek. 33
Uit de cijfers blijkt dat bijna 87% (220 op 253) van de verbanningen ongedaan werd gemaakt door compositie
of het betalen van een boete, ditzelfde percentage is gebruikt t.a.v. bordeel uitbaters (87% van 192) en kom ik tot
168 personen die hun verbanning afkopen. 34
Omdat het in Geraardsbergen slechts over 1 geregistreerde compositie gaat, heb ik Geraardsbergen voor deze
vergelijking buiten beschouwing gelaten en gebruik ik in totaal 117 composities. 35