Top Banner
1 Naam: Tjalling Wiarda Jaar: 2012-2013 Rolnummer: 20121845 Bachelor Geschiedenis, Vak Oefeningen 1, Opdracht 3 c Prostitutiepolitiek in perspectief een vergelijking van het aantal veroordelingen van bordeeluitbaters in Brugge, Gent en de steden in de Denderstreek tijdens de Bourgondische periode (1385-1515). Groep Middeleeuwen / Nieuwe Tijd Begeleider: Reinoud Vermoesen
15

Prostitutiepolitiek in perspectief

May 01, 2023

Download

Documents

Welcome message from author
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Page 1: Prostitutiepolitiek in perspectief

1

Naam: Tjalling Wiarda

Jaar: 2012-2013

Rolnummer: 20121845

Bachelor Geschiedenis, Vak Oefeningen 1, Opdracht 3 c

Prostitutiepolitiek in perspectief – een vergelijking van het aantal veroordelingen van

bordeeluitbaters in Brugge, Gent en de steden in de Denderstreek tijdens de Bourgondische

periode (1385-1515).

Groep Middeleeuwen / Nieuwe Tijd

Begeleider: Reinoud Vermoesen

Page 2: Prostitutiepolitiek in perspectief

2

Er zijn veel historische studies over het fenomeen prostitutie in de Europese Middeleeuwen

verschenen, waarbij vooral is onderzocht hoe de maatschappij en de kerk tegen prostitutie en

prostituees aankeken. Zo is het onderwerp prostitutie vaak onderdeel van bredere studies naar

minderheidsgroepen of marginalen zoals in de boeken van Richards1 of Vanhemelryck

2.

Een meer sociaaleconomische invalshoek naar bijvoorbeeld hoe de prostitutie in de praktijk

was geregeld, wordt gegeven in een belangrijke studie naar de regulering van prostitutie in

Engeland (en Engelse steden) door Mazo Karras 3

, een studie waarin de eerste normatieve

Engelse bron uit 1162 ( de zgn. text of ordinances) als appendix is opgenomen.

Ook de situatie in Duitse steden m.b.t. het uitbaten van bordelen door de staat is uitgebreid

onderzocht in een standaardwerk van Schuster met als titel: Das Frauenhaus. Stadtliche

Bordelle in Deutschland 1350 bis 1600. Door mijn eigen bedrijfskundige achtergrond ben ik

vooral geïnteresseerd in de bedrijfseconomische aspecten van de prostitutie, de uitbating of

exploitatie van prostitutie door de bordeelhouders en de stedelijke prostitutiepolitiek – de

wijze waarop de toenmalige overheid hiermee om ging.

Binnen Europa wordt chronologisch geconcentreerd op de Bourgondische periode vanaf circa

1385 tot 1515 en geografisch op het oude Graafschap Vlaanderen, dat onderdeel werd van de

Bourgondische Nederlanden. Over deze periode in de Bourgondische Nederlanden is een

uitgebreid werk geschreven door Prevenier4, waarin aandacht wordt gegeven aan de vele

aspecten van de Bourgondische samenleving zoals de hoge graad van verstedelijking, haar

voornaamste steden en haar inwoners (de poorters), de ambtenaren, de corruptie en het

stadsleven met inbegrip van de prostitutie.

De prostitutie in Brugge is uitgebreid onderzocht in al haar aspecten door Dupont in zijn boek

Maagdenverleidsters, hoeren en speculanten. Doordat Dupont dit zo uitgebreid en grondig

heeft uitgevoerd, gebruik ik Brugge als standaard in mijn onderzoek. Ik wil de

prostitutiepolitiek inclusief het vervolgingsbeleid in Brugge vergelijken met die van Gent en

met een aantal kleinere steden door het aantal veroordelingen van bordeelhouders te

vergelijken en de verschillen te onderzoeken en te verklaren door analyse van de studies over

prostitutie in voornoemde steden, aangevuld met studies over de Bourgondische periode.

1 RICHARDS, Sex, dissidence and damnation, 116-131.

2 VANHEMELRYCK, Marginalen in de geschiedenis, 215-231.

3 MAZO KARRAS, “The regulation of brothels in later medieval England”, 399-433.

4 PREVENIER, Prinsen en poorters, 93-365.

Page 3: Prostitutiepolitiek in perspectief

3

Over de prostitutie in Gent zijn een aantal studies uitgevoerd door Naessens5 en is er een

scriptie over Gentse vrouwencriminaliteit- inclusief het uitbaten van bordelen- tijdens de

Bourgondische periode (onder promotorschap van professor Marc Boone)6.

Voor de vergelijking met prostitutiepolitiek in de kleinere steden gebruik ik informatie uit een

masterproef die over een viertal kleine en middelgrote steden uit de Denderstreek gaat (Aalst,

Dendermonde, Ninove en Geraardsbergen), eveneens onder promotorschap van professor

Marc Boone.7

Volgens Prevenier leren we “Die im Dunkeln” nog het best kennen wanneer zij door

overtredingen van de heersende moraal of door misdrijven in botsing komen met de kerkelijke

of wereldlijke overheid8. Historisch bronnenonderzoek over een onderwerp als prostitutie in

de Bourgondische periode leidt tot een tweetal primaire bronnen, de normatieve en de

justitiële bronnen. De normatieve bronnen zijn de verordeningen die de basis waren voor het

opleggen van boetes aan de uitbaters en verhuurders van bordelen in de onderzochte steden.

Het gaat hier om “costuymen”- de gewoonteregels- die informatie geven over hoe men met de

prostitutie omging en die de basis vormden voor de bestraffing. Bij prostitutie in de

Middeleeuwen is het van belang te onderscheiden dat niet de prostituee of de klant werd

bestraft maar de pooier, de bordeeluitbater of -verhuurder9. Voor dit onderzoek kunnen we

beschikken over de uitgegeven costuymen van de stad Aalst, Brugge en de voorgeboden van

Gent.

De daadwerkelijke bestraffing door de stad voor bordeeluitbating of -verhuur is terug te

vinden in de de justitiële bronnen waarin verbanningen en boetes zijn vastgelegd zoals het

ballincboek (Gent) en de stads- en schoutrekeningen in Brugge en de baljuwrekening in de

steden uit de Denderstreek. Het ballincboek is een (crimineel) register (van rechtspraak)

waarin alle personen die werden verbannen staan opgeschreven met hun naam, aantal jaren

van verbanning en de reden van hun verbanning (misdaad). De meeste verbanningen hebben

te maken met de verstoring van de openbare orde, hieronder valt de prostitutie

Degene die de vorst vertegenwoordigde bij de rechtspraak en actief was in de bestrijding van

criminaliteit was de schout (Brugge) of de baljuw (Gent en Denderstreek). Dit zijn

5 NAESSENS, “Seksuele delicten in het laat middeleeuwse Gent”, 155-189 & NAESSENS, “Wat

bordeelmadammen ons kunnen leren over het métier”, 147-162. 6 VAN EETVELD, Vrouwencriminaliteit in Gent tijdens de Bourgondische periode (1385-1515), 74-80.

7 VAN DER BRACHT, Marginaal gedrag in de laatmiddeleeuwse kleine en middelgrote stad, 70-88.

8 PREVENIER, , Prinsen en poorters, 10.

9 NAESSENS, “Seksuele delicten in het laat-middeleeuwse Gent”, 156.

Page 4: Prostitutiepolitiek in perspectief

4

verschillende namen voor dezelfde functie. Hij is de plaatselijke vertegenwoordiger van het

centrale gezag – de vorst10

. De rekeningen die hij naliet, bieden een schat aan informatie over

het plaatselijke leven (waaronder de prostitutie) en noteren de straffen (boetes en

verbanningen) en de composities en zijn te vinden in de Rijksarchieven van Brugge, Gent en

Brussel (voor de Denderstreek). Een compositie is een overeenkomst, een compromis tussen

de openbare ambtenaar die belast is met het opsporen en vervolgen van misdrijven en een

privaat persoon, die van een ander misdrijf wordt verdacht. In de praktijk in Vlaanderen gaat

het om het afkopen van een straf bij de schout of baljuw11

. Deze composities zijn inkomsten

voor de baljuw of schout en werden gebruikt om straffen zoals verbanningen of boetes af te

laten kopen. Ze werden genoteerd in het ballincboek of in de schout- of baljuwrekeningen.

De compositie is veel goedkoper en gemakkelijker voor een schout of baljuw, want als de

baljuw of schout zelf de verdachte aanklaagt, moet hij alle kosten dragen en veel moeite doen.

Hierdoor gaat hij graag direct tot compositie over indien een zaak weinig kansen op een

veroordeling geeft. In dat geval is een gerucht of vermoeden genoeg basis om tot compositie

over te gaan – hij heeft geen hard bewijs nodig zoals bij een vonnis12

. Bij lichte misdrijven

vindt de schout of baljuw het vaak niet de moeite om een zaak te vervolgen. Zeker indien

iemand op heterdaad is betrapt en de bewijslast eenvoudig is, zoals bij het uitbaten van een

bordeel. Hierdoor wordt er in de praktijk veel tot compositie gekomen. Omdat de composities

niet in vaste tarieven zijn vastgelegd, wordt de compositie aangepast aan het vermogen van

de verdachte – een rijke bordeeleigenaar betaalt altijd meer – en wordt de compositie ook

hoger indien de verdachte erom vraagt13

.

Om tot een vergelijking te komen van de inkomsten uit prostitutieboetes en composities

binnen de verschillende onderzochte steden moeten we allereerst de basis van de vervolging,

de normatieve bronnen, gaan vergelijken.

Uit Gent zijn de meeste normatieve bronnen in verband met prostitutie bewaard gebleven en

deze zijn opgeslagen in de Stadsarchieven van Gent. De toenmalige stedelijke wetgeving

waren de Gentse voorgeboden, die eerst fragmentarisch en vanaf 1482 doorlopend zijn

bewaard. De vroegst gevonden bepaling dateert uit 1350 en stelt dat het een prostituee

10

ART en BOONE, Inleiding tot de lokale geschiedenis van de 12de

tot de 18de

eeuw, 75 11

VAN ROMPAEY, “Het compositierecht in Vlaanderen”, 43-79. 12

Ibidem, 53-54. 13

Ibidem, 55-62.

Page 5: Prostitutiepolitiek in perspectief

5

verboden was om op het plein binnen de vesting te zijn14

. De overheid wilde de prostitutie

verbannen uit het centrum van Gent naar bepaalde, door de overheid aangewezen, zones die

buiten de oude vesting lagen. Hiertoe had zij specifieke verordeningen uitgevaardigd waarvan

de eerste dateert uit 148215

. Prostituees, bordeeluitbaters en -eigenaren werden gedwongen om

hun activiteiten te verhuizen naar deze wijken. Indien zij zich hier niet aan hielden, werden zij

bestraft door middel van een verbanning.

In Brugge waren er nauwelijks normatieve bronnen. Dit is gedeeltelijk te wijten aan het

ontbreken van vroege bronnen, maar aangezien we die wel in grote aantallen hebben t.a.v.

prostitutieveroordelingen (boetes en composities), wijst dit vooral op een grote vrijheid m.b.t.

prostitutieactiviteiten. In de costuymen van Brugge worden enkel zware zedenmisdrijven

zoals verkrachting benoemd16

. Prostitutie, wat als een licht zedenmisdrijf werd beschouwd,

duikt voor het eerst op in een verwijzing naar een gemeentelijk voorgebod (in Brugge

“hallegeboden” genoemd) bij een veroordeling tot een boete van een uitbater van een

badstoof in 145017

. Een gemengde badstoof (of badhuis) was oorspronkelijk bedoeld als

badgelegenheid (voor de stedelingen die niet over een bad beschikten) maar functioneerde in

de Bourgondische tijd vaak als verkapt luxebordeel18

. De enige verordening t.a.v. prostitutie

in Brugge is een verordening uit 1491 (uit de hallegeboden) die het ‘s nachts tippelen in het

commerciële hart van Brugge verbood19

.

Uit de Denderstreek hebben we enkel gegevens uit de stad Aalst. In Aalst dateert de eerste

ordonnantie waarin prostitutie wordt vermeld uit 1415. Deze ordonnantie van de schepenen

gaat over de rechtsgang en de zgn. “oestkuer”; dit is beter bekend als de vrije waarheid20

. Dit

was een vergadering van schepenen die een week duurde en steeds in verschillende delen van

de stad werd gehouden. Iedere inwoner van 15 jaar en ouder diende deel te nemen aan deze

vergadering. Het was een moment voor burgers om elkaar te beschuldigen en de baljuw kwam

snel misdrijven op het spoor die tot dan onbestraft waren gebleven. Een van de vragen op de

vergadering was wie er bekend stond als bordeelhouder21

. Nadien werden de beschuldigingen

onderzocht en de uitkomsten gerapporteerd aan de baljuw. Op de meeste misdrijven, zoals het

14

DE PAUW, De voorgeboden der stad Gent in de XIVe eeuw, 52. 15

NAESSENS, “Seksuele delicten in het laat middeleeuwse Gent”, 164. 16

GILLIODTS-VAN SEVEREN, Coutumes de la Ville de Bruges, 228-232. 17

DUPONT, Maagdenverleidsters, hoeren en speculanten, 51. 18

Ibidem, 39. 19

Ibidem, 51. 20

LIMBURG STIRUM, Coutumes des deux villes et pays d’Alost, 166-174. 21

VAN DER BRACHT, “Marginaal gedrag in de laatmiddeleeuwse kleine en middelgrote stad”, 43.

Page 6: Prostitutiepolitiek in perspectief

6

uitbaten van een bordeel, stond een straf van ten hoogste 3 jaar verbanning uit Aalst22

. De

baljuw had het recht tot compositie t.a.v. alle verbanningen uit de stad Aalst. De resultaten

van de vrije waarheid waren een ideale manier om inkomsten door composities van

bordeeluitbaters te genereren doordat men klagers en de (tot dan toe verborgen) bordelen

vond.

Als we vervolgens het aantal veroordelingen tot verbanning of het betalen van een boete

tussen Brugge en Gent en de steden in de Denderstreek willen vergelijken, doen we dit aan

de hand van het aantal veroordelingen voor het uitbaten van een bordeel waarover compositie

of inkomsten uit boete zijn ontvangen, omdat deze laatste gerapporteerd zijn in alle

onderzochte stads- en schout(of baljuw)rekeningen en het ballincboek.

In Brugge, waar de meeste inkomsten zijn gerapporteerd, maar ook in de Denderstreek was er

sprake van een fiscalisering van bordelen. Hoewel het uitbaten van een bordeel strafbaar was,

komt uit de Brugse stads- en schoutrekeningen naar voren dat dezelfde personen herhaaldelijk

werden beboet voor het uitbaten of verhuren van bordelen. Dit wordt uitgelegd als een

systeem van feitelijke fiscalisering en wijst op een tolerantie van de prostitutie23

. Een

fiscalisering waarbij de bordeelexploitant of -verhuurder een boete betaalde aan de schout en

de schepenen als een vermomde belasting24

. In de Denderstreek hield het in dat de baljuw het

recht had om compositie te sluiten voor de verbanningen uit de stad en dit ook bijna altijd

deed25

. De normale verdeling van deze financiële opbrengst tussen schout (of baljuw) en

schepenen was dat 2/3 naar de schout of baljuw (de centrale overheid) ging en 1/3 naar de

schepenen (de stad).

In Gent daarentegen bestond geen taxatiesysteem en werden bordeelexploitanten gemaand te

verhuizen naar de daarvoor bedoelde wijken. Dat was geen officiële verbanning of een boete,

maar kan wel gezien worden als een politiek van tolerantie t.o.v. prostitutie, een politiek meer

gericht op het terugdringen van de overlast dan op het verkrijgen van inkomsten. Men ging

pas over tot de straf van verbanning of boete indien de bordeelexploitant weigerde te

verhuizen. Tevens beschikken we voor de onderzochte periode in Gent enkel over het

ballincboek als bron, waarbij de registratie van prostitutieveroordelingen pas in 1473 start.

Naessens wijst er in haar artikel over de prostitutie in Gent op dat een verbanning meer als

22

LIMBURG-STIRUM, Coutumes des deux villes et pays d’Alost, 450. 23

DUPONT, Maagdenverleidsters, hoeren en speculanten, 52. 24

Ibidem, 56. 25

VAN DER BRACHT, Marginaal gedrag in de laatmiddeleeuwse kleine en middelgrote stad, 53.

Page 7: Prostitutiepolitiek in perspectief

7

middel werd gezien om tot een andere regeling te komen: het betalen van een boete of

compositie26

.

In Brugge zijn er uitgebreide lijsten met beboete bordeeluitbaters in stads- en

schoutrekeningen. We hebben daar de beschikking over ruim 3500 gerapporteerde prostitutie-

boetes waarvan er ruim 3000 betrekking hebben op het uitbaten van een bordeel (of

badstoof)27

. Voor onze vergelijking gebruiken we de gegevens uit de primaire onuitgegeven

bronnen van het stadsarchief Brugge, gepubliceerd in tabellen door Dupont in de bijlagen van

zijn boek Maagdenverleidsters, hoeren en speculanten28

. Voor de periode 1385-1515 zijn er

in Gent i.v.m. prostitutie 253 personen verbannen waarvan er 220 terugkeren door middel van

het betalen van een boete of een compositie. Van de 253 verbanningen vanwege prostitutie

gaat het in 192 gevallen om een verbanning vanwege het uitbaten van een bordeel.29

In de

Denderstreek gaat het in de baljuwrekeningen om composities voor veroordelingen tot

verbanningen i.v.m. het uitbaten van bordelen. Voor de 4 onderzochte steden in de

Denderstreek gaat het in totaal om 118 composities omwille van het houden van bordelen30

.

Tabel 1: Bevolkingscijfers versus aantal boetes in periode 1385-1515

Brugge Gent Denderstreek31

Aantal boetes /composities

bordeeluitbaters (A)

270932 16833 11734

Aantal inwoners (B) 3500035 4500036 1120037

% boetes t.o.v. totale

bevolking (A t.o.v. B)

7,7% 0,4% 1,05 %

26

VAN DER BRACHT, Marginaal gedrag in de laatmiddeleeuwse kleine en middelgrote stad, 53. 27

DUPONT, ,Maagdenverleidsters, hoeren en speculanten, 60. 28

Ibidem, 192-196. 29

NAESSENS, “Seksuele delicten in het laat-middeleeuwse Gent”, 160. 30

VAN DER BRACHT, Marginaal gedrag in de laatmiddeleeuwse kleine en middelgrote stad, 54. 31

Denderstreek zonder Geraardsbergen. 32

Het gaat in totaal om 2709 boetes voor het uibaten van bordelen of stoven aangezien we voor de vergelijking

in tabel 1 de 399 boetes voor het verhuren van huizen en stoven die als bordeel fungeren buiten beschouwing

laten omdat we geen vergelijkende gegevens hebben uit Gent en de Denderstreek. 33

Uit de cijfers blijkt dat bijna 87% (220 op 253) van de verbanningen ongedaan werd gemaakt door compositie

of het betalen van een boete, ditzelfde percentage is gebruikt t.a.v. bordeel uitbaters (87% van 192) en kom ik tot

168 personen die hun verbanning afkopen. 34

Omdat het in Geraardsbergen slechts over 1 geregistreerde compositie gaat, heb ik Geraardsbergen voor deze

vergelijking buiten beschouwing gelaten en gebruik ik in totaal 117 composities. 35

DUPONT, “Noot 9 Hoofdstuk 3”, Maagdenverleidsters, hoeren en speculanten, 171. 36

Gent heeft midden 14de

eeuw 60000 inwoners volgens VAN WERVEKE, Het bevolkingscijfer van de stad

Gent, 464 maar na 1584 bij de val van Gent en haar nasleep slechts iets meer als 30000 volgens Beleg van Gent

volgens “Beleg van Gent”, website geconsulteerd op 10 mei 2013. Ik heb deze 2 aantallen bij elkaar opgeteld en

door 2 gedeeld. 37

VAN DER BRACHT, Marginaal gedrag in de laatmiddeleeuwse kleine en middelgrote stad, 20,

(inwonersaantallen van Aalst,Dendermonde en Ninove uit de tabel 1, bij elkaar opgeteld)

Page 8: Prostitutiepolitiek in perspectief

8

In tabel 1 worden het aantal composities en/of boeten vergeleken en procentueel afgezet t.o.v.

het aantal inwoners.

Wat direct opvalt, is het relatief lage percentage in Gent in vergelijking met Brugge. Brugge

en Gent zijn beide grootsteden tijdens de Bourgondische periode waarbij Gent een belangrijke

nijverheidsstad is en Brugge een handelsmetropool. De eerste verklaring voor het grote

verschil ligt volgens Naessens38

in het niet homogene bronnenmateriaal uit Gent, wat de

studie naar prostitutie niet bevordert. Ze wijst erop dat de onderzoeker in Brugge zich kan

baseren op jaarlijkse lijsten van boetes, betaald door de organisatoren van de prostitutie, in de

schout- en stadsrekeningen terwijl de Gentse stadsrekeningen niets vermelden over

prostitutie39

. Het Gentse baljuwboek start bijvoorbeeld pas met de eerste registratie van boetes

voor prostitutie na 1515.

De grote verschillen in aantallen kunnen verklaard worden doordat Gent geen

fiscaliseringpolitiek t.a.v. prostitutie had zoals Brugge, maar een politiek om prostitutie te

verbannen naar vooraf bepaalde wijken. Doordat de prostitutie geconcentreerd was in deze

wijken, was er buiten deze wijken minder overlast van prostitutie en waren er daardoor

minder klachten over bordeeluitbaters. Tevens had Gent een speciale ambtenaar die belast

was met het toezicht op de publieke vrouwen, de zgn. “Coninc van den rebauden”. Deze

ambtenaar moest erop toezien dat de prostitutie zich niet verspreidde buiten de vooraf

bepaalde wijken om geen overlast te veroorzaken40

. Dit beïnvloedt sterk het aantal

bordeeluitbaters in de bronnen aangezien enkel de verbannen of beboete bordeelexploitanten

zijn gerapporteerd.

Het geconstateerde procentuele verschil in aantal beboete bordeelhouders tussen enerzijds

Brugge en anderzijds de kleine en middelgrote steden uit de Denderstreek, ondanks een zelfde

soort aanpak (fiscalisering), kan verklaard worden doordat er in de kleine en middelgrote

steden minder prostitutie was. Brugge en Gent waren bloeiende internationale handelssteden.

Prostitutie had meer kans in een ondoorzichtig stedelijk milieu waar het bruiste van de

activiteiten en waar de sociale verhoudingen anders en losser waren.41

. Dit was minder het

geval in de kleinere steden uit de Denderstreek (Ninove telde minder dan 2000 inwoners).

38

NAESSENS, “Wat bordeelmadammen ons kunnen leren over het metier”, 147. 39

Ibidem,147. 40

VAN UYTVEN, “De ledige vrouwen in de middeleeuwen”, 14. 41

VANHEMELRYCK, Marginalen in de geschiedenis, 216.

Page 9: Prostitutiepolitiek in perspectief

9

Van der Bracht benoemt de demografie van een stad als een doorslaggevende reden bij

prostitutie, aangezien dit naast de vraagzijde ook de aanbodzijde vertegenwoordigt.42

Naast minder prostitutie in de Denderstreek was er ook minder zichtbare prostitutie. In de

loop van de 14de

eeuw is er een verslechtering van de economische situatie, wat een invloed

had op de lakenindustrie in de Denderstreek43

. Er waren veel vrouwen werkzaam in deze

industrie en de aantrekkingskracht om de prostitutie in te gaan, was daar het grootst. Vrouwen

werden niet fulltime prostituee, maar gebruikten de prostitutie om hun inkomen aan te vullen.

Dit had invloed op de locatie en de manier waarop prostitutie werd uitgevoerd. Waar Gent en

Brugge beschikten over vele bordelen en badstoven, vond de prostitutie in de Denderstreek

plaats in normale huizen achter gewone deuren. Dit blijkt eveneens uit de wijze waarop men

prostitutieactiviteiten opspoort (de eerder beschreven “vrije waarheid”) in de Denderstreek.

Het feit dat veel vrouwen uit de lakenindustrie in prostitutie konden belanden, blijkt ook uit

de zgn. keuren van de Aalsterse wevers. In tegenstelling tot andere ambachten, bevatten deze

expliciete bepalingen om pooiers bij het ambacht tegen te gaan.44

Dat er procentueel minder prostitutieactiviteiten waren in Gent in vergelijking met de

Denderstreek heeft dezelfde redenen als het verschil tussen Gent en Brugge, namelijk de

prostitutiepolitiek (geen fiscalisering en concentratie van prostitutie in stadszones plus een

speciaal toezichtambtenaar om overlast tegen te gaan) en het gebrekkige bronnenmateriaal uit

Gent. Vanuit de Denderstreek hebben we wel gerapporteerde boetes en met name composities

i.v.m. veroordelingen van quaede herberghe45

in de baljuwrekeningen teruggevonden voor de

periode 1385-1515.

Een ander verschil tussen Gent en de andere steden is dat de baljuw niet het recht heeft om

ambtshalve een vervolging in te stellen zonder een aanklacht van een particulier persoon. In

bijvoorbeeld Brugge kan de schout zelf wel een vervolging instellen. In de praktijk heeft dit

consequenties voor de compositie: indien een klacht wordt ingetrokken, dan kan de baljuw

van Gent pas overgaan tot compositie terwijl hij in de andere steden geen klacht nodig heeft

van burgers. Hierdoor kan en wordt er meer tot compositie overgegaan in Brugge en de

Denderstreek.

42

VAN DER BRACHT, Marginaal gedrag in de laatmiddeleeuwse kleine en middelgrote stad, 72. 43

Ibidem, 80. 44

Ibidem, 35. 45

Ibidem, 53.

Page 10: Prostitutiepolitiek in perspectief

10

Ten slotte is de rol van de schout (of baljuw) een zeer belangrijk aspect voor de hoeveelheid

boetes en composities en de correcte rapportage in de bronnen. Dupont constateert dat het

financiële voordeel voor de schout in Brugge bij het beboeten van stoven en bordelen relatief

het grootst is t.o.v. de stad en haar schepenen. Voor de stad stelden de inkomsten uit

prostitutieboetes t.o.v. de globale jaarrekening weinig voor – nauwelijks een half promille46

.

Vanuit de onderzochte bronnen in Brugge, waarbij Dupont eveneens de financiële

opbrengsten in kaart heeft gebracht, blijkt dat de schout tussen de 3% tot wel 10% van zijn

jaarinkomsten uit prostitutie haalt.47

Aangezien de baljuw van Gent via zijn baljuwrekeningen

geen rapportage van boetes of composities heeft tot 1515, kunnen we enkel terugvallen op

het ballincboek, (bijgehouden door de schepenen en niet specifiek door de baljuw). Dit heeft

te maken met het reeds eerder geconstateerde verschil van beleid in Gent – geen fiscalisering

– waardoor de baljuw geen reden of belang had in actieve opsporing. Doordat hij geen actieve

rol had en nog belangrijker, er geen belang bij had, waren er veel minder verbanningen of

boetes.

De rol van de schout of baljuw was zeer belangrijk in de Bourgondische periode bij het

opsporen en beboeten van misdaad of het aanvaarden van compositie48

. Een onderzoek naar

het optreden van de schout van Brugge in 1468 leerde dat gemiddeld een derde van de als

compositie betaalde sommen direct in de zakken van de betrokken ambtenaar verdween49

. Dit

kwam vooral naar voren nadat het ambt werd verpacht. De verpachting van het ambt hield in

dat grafelijke ambtenaren, zoals hier de schout of baljuw, hun vorst van te voren betaalde op

verwachte inkomsten. Vanaf 1453 is het ambt van baljuw in de Denderstreek50

verpacht en

vanaf 1469 is ook het schoutambt van Brugge verpacht51

.

Een consequentie van verpachtingen is dat ze leiden tot een grotere ijver van de schout of

baljuw ten aanzien van het registreren van geïnde boetes. Hierdoor ging hij snel en veel

boetes innen zodat hij de pachtsom kon aflossen en als een extra bonus kreeg hij persoonlijk

50% van de inkomsten na aflossing van de pacht52

. Het is opmerkelijk hoe gemakkelijk het

voor de schout was om het minimumbedrag aan boetes te behalen en dat is temeer een bewijs

46

DUPONT, Maagdenverleidsters, hoeren en speculanten, 57. 47

Ibidem, 57. 48

VAN ROMPAEY, “Het compositierecht in Vlaanderen”, 45. 49

PREVENIER, Prinsen en poorters, 99. 50

VAN DER BRACHT, Marginaal gedrag in de laatmiddeleeuwse kleine en middelgrote stad, 51. 51

DUPONT, Maagdenverleidsters, hoeren en speculanten, 61. 52

Ibidem, 61.

Page 11: Prostitutiepolitiek in perspectief

11

dat hij voor de verpachting van zijn ambt maar een deel van de geïnde boetes aangaf53

. Het

voordeel voor de overheid was dat men meer en sneller inkomsten kreeg.

In deze onderzoekspaper is gekeken naar het aantal composities en boetes i.v.m. het uitbaten

van bordelen in Brugge in vergelijking met Gent en de kleine en middelgrote steden uit de

Denderstreek. Om alles in perspectief te brengen, is het aantal boetes per stad of streek

procentueel afgezet t.o.v. het aantal inwoners.

Het aantal in Gent is erg laag in vergelijking met Brugge en de Denderstreek maar ook t.o.v.

het eigen inwonersaantal. De hoofdreden is dat de prostitutiepolitiek in Gent gericht was op

het tegengaan van overlast. Dit deed men door bordeelhouders te laten verhuizen naar vooraf

bepaalde gebieden net buiten de stadspoort en ze onder toezicht te plaatsen van een speciaal

ambtenaar. Het aanmanen van bordeelhouders om te verhuizen was geen verbanning noch een

straf met financiële implicaties, hierdoor waren er geen vermeldingen van bordeelhouders in

het ballincboek of de baljuwrekening. Enkel indien de bordeelhouder weigerde, werd

overgegaan tot een bestraffing door verbanning waarna deze verbanning ongedaan kon

worden gemaakt door compositie.

In de andere steden was er een fiscaliseringpolitiek: de praktijk in Brugge van het jaarlijks

beboeten van de bordeeleigenaar, die gericht was op inkomsten voor de stad en de schout en

die niet zozeer gericht was op het beteugelen van overlast. Overlast was wel de manier in de

Denderstreek om verborgen bordelen op te sporen via de vrije waarheden, waarna werd

overgegaan tot een veroordeling door boetes of verbanning, wat leidde tot composities.

Een extra verschil met de andere steden is het feit dat door de prostitutiepolitiek van Gent de

baljuw zich nauwelijks bezig hield met de vervolging van bordeeluitbaters aangezien de

eerste registratie in de baljuwrekening dateert van 1516, na de door mij bestudeerde periode.

Het grotere aantal boetes en composities werd ook veroorzaakt doordat de schout uit Brugge

en de baljuws uit de Denderstreek geen aanklacht nodig hadden van een burger om te starten

met vervolging (om tot compositie te komen). Tevens was de ambtsverpachting in Brugge en

de Denderstreek halverwege de 15de

eeuw een stimulans voor de schout en de baljuw om

meer en sneller boetes en composities te registreren. Dat er relatief meer werd geregistreerd in

Brugge in vergelijking met de steden uit de Denderstreek is te wijten aan het feit dat er meer

bordelen waren in de grote stad vanwege de demografie.

53

DUPONT, Maagdenverleidsters, hoeren en speculanten, 61.

Page 12: Prostitutiepolitiek in perspectief

12

Een verdere onderzoeksmogelijkheid is een financiële vergelijking gebaseerd op een

benadering van de jaarlijkse gemiddelde inkomsten van de boetes en composities van de

baljuw of schout uit bordeeluitbating. Door het uitgebreide onderzoek van Dupont kunnen we

in ieder geval deze ingeschatte resultaten van Brugge vergelijken met de daadwerkelijke

gemiddelde inkomsten uit de bronnen54

en een inschatting maken van de hoeveelheid

inkomsten die de schout niet rapporteerde. In combinatie met de informatie uit de studie van

Blockmans55

betreffende corruptie tijdens de Bourgondische periode kan er aannemelijk

worden gemaakt dat de daadwerkelijke inkomsten uit de prostitutieboetes veel hoger lagen

dan uit de schoutrekeningen blijkt.

54

DUPONT ,Maagdenverleidsters, hoeren en speculanten, 192-196. 55

BLOCKMANS, “Corruptie, patronage, makelaardij en venaliteit”, 231-247.

Page 13: Prostitutiepolitiek in perspectief

13

Bibliografie

Bronnen

DE PAUW, N, De voorgeboden der Stad Gent in de 14de

eeuw,Gent, Annoot-Braeckman,

1885.

DUPONT, Guy, Maagdenverleidsters, hoeren en speculanten. Prostitutie in Brugge tijdens de

Bourgondische periode (1385-1515), Brugge, Van de Wiele, 1996 [bewerkte stadsrekeningen

uit Stadsarchief Brugge verwerkt in tabellen; zie Bijlage 1 t/m 4, 192-199].

GILLIODTS-VAN SEVEREN, L, Coutume de la Ville de Bruges, Brussel, F.Gobbaerts,

1887.

LIMBURG-STIRUM, Th, Coutumes des deux villes et pays d’Alost (Alost et Grammont),

Brussel, Gobbaerts,1878.

MAZO KARRAS, Ruth, “The regulation of brothels in Later Medieval England”, Signs, 14/2,

1989, 399-433 [zie Appendix: text of ordinances].

Literatuur

ART, Jan en Marc BOONE (eds.), Inleiding tot de lokale geschiedenis van de 12de tot de 18e

eeuw, Gent, Mens & Cultuur, 2004.

BLOCKMANS, Wim, “Corruptie, patronage, makelaardij en venaliteit als symptomen van

een ontluikende staatsvorming in de Bourgondisch-Habsburgse Nederlanden”, Tijdschrift

voor Sociale Geschiedenis, XI/3, 1985, 231-247.

BLOCKMANS W.P. en W. PREVENIER, De Bourgondiërs. De Nederlanden op weg naar

eenheid (1384-1530),Amsterdam, Meulenhoff, 1997.

DUPONT, Guy, Maagdenverleidsters, hoeren en speculanten. Prostitutie in Brugge tijdens de

Bourgondische periode (1385-1515), Brugge, Van de Wiele, 1996.

PREVENIER, W. (ed.), Prinsen en poorters. Beelden van de laatmiddeleeuwse samenleving

in de Bourgondische Nederlanden 1384-1530, Antwerpen, 1998.

MAZO KARRAS, Ruth, “The regulation of brothels in Later Medieval England”, Signs, 14/2,

1989, 399-433.

Page 14: Prostitutiepolitiek in perspectief

14

NAESSENS, Mariann, “Wat bordeelmadammen ons kunnen leren over het métier, enkele

opmerkingen over de bronnen voor de studie van de laatmiddeleeuwse Gentse prostitutie”,

Handelingen Nieuwe Reeks, LVIII, 2004, 147-162.

NAESSENS, Mariann, “Seksuele delicten in het laat middeleeuwse Gent: de grenzen van een

kwantitatieve benadering van de bronnen ”, in: MUSIN, Aude e.a. (red.), Violence,

conciliation et repression, Recherches sur l’histoire du crime, de l’antiquite au XXIe siecle,

Leuven, UCL Presses, 2008, 155-189.

RICHARDS, Jeffrey, Sex, dissidence and damnation: minority groups in the Middle

Ages,London, Routledge, 1991.

SCHUSTER, P, “Das Frauenhaus.Stadtliche Bordelle in Deutschland 1350 bis

1600”,Paderborn, Ferdinand Schoningh, 1992.

UYTVEN, Raymond, “De ledige vrouwen van de middeleeuwen”in: DEVOLDER, K. (red.),

Van badhuis tot eroscentrum. Prostitutie en vrouwenhandel van de middeleeuwen tot heden,

Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1995, 11-23.

VAN DER BRACHT, “Marginaal gedrag in de laatmiddeleeuwse kleine en middelgrote

stad: prostitutie en zelfmoord in de Denderstreek tijdens de Bourgondische periode (1385-

1515)”, Universiteit Gent, onuitgegeven Masterproef aan de Faculteit Letteren en

Wijsbegeerte , 2009.

VAN EETVELD, Katrien, “Vrouwencriminaliteit in Gent tijdens de Bourgondische periode

(1385-1515)”, Universiteit Gent, onuitgegeven scriptie tot het behalen van de graad van

licentiaat in de Geschiedenis, 2007.

VANHEMELRYCK, Fernand, Marginalen in de geschiedenis, Over beulen, joden, hoeren en

andere zondebokken, Leuven, Davidsfonds, 2004.

VAN ROMPAEY, J, “Het compositierecht in Vlaanderen van de viertiende tot de achttiende

eeuw” in: Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis, XXIX, 1961, 43-79.

VAN WERVEKE (H.), Het bevolkingscijfer van de stad Gent in de 14de eeuw, in:

Miscellanea Medievalia, Gent, 1968, pp. 339-349.

Page 15: Prostitutiepolitiek in perspectief

15

Websites

“Beleg van Gent”, Website van Wikipedia, De vrije encyclopedie,

< http://nl.wikipedia.org/wiki/Beleg_van_Gent>, geconsulteerd op 10 mei 2013.