Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Prevalentie en karakteristieken van tinnitus na muziekevenementen bij jongeren tussen 18 en 30 jaar Sofie Degeest Kimberly De Wispelaere Promotor: Professor. Dr. Bart Vinck Co-promotor: Dr. Hannah Keppler Scriptie voorgedragen tot het behalen van de graad van master in de logopedische en audiologische wetenschappen
40
Embed
Prevalentie en karakteristieken van tinnitus na ... · professionele sfeer. Echter, ook op muziekevenementen worden personen blootgesteld aan hoge geluidsniveaus. Het huidig onderzoek
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen
Academiejaar 2010-2011
Prevalentie en karakteristieken van tinnitus na
muziekevenementen bij jongeren tussen 18 en 30 jaar
Sofie Degeest
Kimberly De Wispelaere
Promotor: Professor. Dr. Bart Vinck
Co-promotor: Dr. Hannah Keppler
Scriptie voorgedragen tot het behalen van de graad van master in de logopedische en
audiologische wetenschappen
1
ABSTRACT
Tinnitus is een vaak voorkomende klacht bij personen die worden blootgesteld aan lawaai.
Reeds verschillende onderzoeken hebben zich gericht op het voorkomen van tinnitus in de
professionele sfeer. Echter, ook op muziekevenementen worden personen blootgesteld aan
hoge geluidsniveaus. Het huidig onderzoek richt zich op de prevalentie en karakteristieken
van tinnitus na muziekevenementen bij jongeren van 18 tot 30 jaar. Een vragenlijst werd
online verspreid en peilde naar demografische gegevens, karakteristieken van tinnitus en de
impact op het functioneren via een Nederlandstalige versie van de Tinnitus Handicap
Inventory. Er werd een onderscheid gemaakt tussen tijdelijke (<72 uur) en permanente
tinnitus. De data van 151 personen werd gebruikt om de prevalentie en karakteristieken van
tinnitus na te gaan. Verdere onderzoeken werden gedaan bij zeven personen met permanente
tinnitus om de karakteristieken van het gehoor en de tinnitus in kaart te brengen. Het
onderzoek bestond uit tympanometrie, reflexmetingen, tonale audiometrie, een meting van de
otoakoestische emissies en een tinnitusanalyse. De resultaten tonen aan dat 80,13% van de
ondervraagden ooit tinnitus heeft ervaren, waarvan 91,74% met tijdelijke tinnitus en 8,26%
met permanente tinnitus. Tijdelijke tinnitus werd voornamelijk bilateraal waargenomen en is
continu van aard. Er was meestal sprake van een zuivere toon met een hoge toonhoogte.
Permanente tinnitus was voornamelijk tussen één en vijf jaar aanwezig en toonde
gelijkaardige karakteristieken als tijdelijke tinnitus. De resultaten van de Tinnitus Handicap
Inventory toonden aan dat de tinnitus bij de meerderheid van de personen met permanente
tinnitus weinig impact heeft op het dagelijks functioneren. Ten slotte tonen de resultaten van
deze studie aan dat er geen relatie kan gevonden worden tussen de frequentie en duur van het
bijwonen van muziekevenementen en de kans op tinnitus kan verkleind worden met 1,52
wanneer men gehoorbescherming draagt.
ABSTRACT
Tinnitus is a common complaint in people exposed to noise. Several studies have focused on
the prevention of tinnitus in the professional environment. However, also on music events
persons are exposed to excessive noise. The current study focuses on the prevalence and
characteristics of tinnitus following musical events for young people aged 18 to 30 years. A
questionnaire was distributed online and concerned demographic data, characteristics of
tinnitus and the impact on the daily life by a dutch version of the Tinnitus Handicap
2
Inventory. A distinction was made between temporary (<72 hours) and permanent tinnitus.
The data of 151 individuals was used to examine the prevalence and characteristics of
tinnitus. Further investigations were made to seven people with permanent tinnitus to
investigate the characteristics of hearing and tinnitus. The audiological protocol consisted of
tympanometry, reflex measurements, tonal audiometry, a measurement of otoacoustic
emissions and tinnitus analysis. The results show that 80.13% of the respondents have ever
experienced tinnitus, of which 91.74% with temporary tinnitus and 8.26% with permanent
tinnitus. Temporary tinnitus was mainly observed bilaterally and is continuous in nature. The
tinnitus was mostly a pure tone with a high pitch. Permanent tinnitus was mainly present
between one and five years and showed similar characteristics as temporary tinnitus. The
results of the Tinnitus Handicap Inventory showed that the tinnitus in the majority of people
with permanent tinnitus has little impact on daily functioning. Finally, the results of this study
showed that there was no relationship between the frequency and duration of attending music
events and that the risk of tinnitus can be reduced by 1.52 when wearing hearing protection.
INLEIDING
Tinnitus, afkomstig van het Latijnse „tinnire‟, wat fluiten betekent, is de perceptie van geluid
bij de afwezigheid van een externe akoestische stimulus. (Bailey et al., 2001 in Shargorodsky,
Curhan & Farwell, 2010). Omtrent de criteria om van tinnitus te spreken, heeft men lang
gediscussieerd. Coles, Davis en Hazell definieerden tinnitus als een geluid dat minstens vijf
minuten aanhoudt. (Coles, 1984; Davis, 1995; Hazell, 1995 in Henry, Dennis & Schechter,
2005). Dauman en Tyler breidden deze definitie uit tot een geluid dat meerdere keren per
week minstens vijf minuten duurt (Dauman & Tyler, 1992 in Henry, Dennis & Schechter,
2005). Echter tot op heden bestaat er geen algemeen aanvaarde definitie van tinnitus (Davis &
Rafaie, 2000).
Er zijn verschillende mogelijkheden om tinnitus te classificeren. Enerzijds wordt er door
Møller een onderscheid gemaakt tussen subjectieve en objectieve tinnitus (Møller, 2003).
Subjectieve tinnitus wordt gedefinieerd als een intern geluid dat alleen door de patiënt zelf
wordt gehoord, daar objectieve tinnitus ook door een andere persoon kan worden
waargenomen. Objectieve tinnitus komt echter zeldzaam voor (Hazell, 1995). Anderzijds
definieert Hazell het verschil tussen somatische en neurofysiologische tinnitus, waarbij
somatische tinnitus voornamelijk te wijten is aan een onderliggend medisch probleem.
3
Dauman en Tyler (Dauman & Tyler, 1992 in Henry, Dennis & Schechter, 2005) maakten een
onderscheid tussen tijdelijke en permanente tinnitus. Enerzijds is tijdelijke tinnitus
waarschijnlijk te wijten aan een tijdelijke dysfunctie van het auditieve systeem door
blootstelling aan lawaai op professioneel of recreatief vlak of door ototoxiciteit. Anderzijds is
permanente tinnitus constant of intermittent.
Er zijn verschillende factoren die worden geassocieerd met tinnitus en worden dan ook vaak
aanzien als de oorzaak van het fantoomgeluid. Een bepaalde gebeurtenis, zoals bijvoorbeeld
een impulsgeluid, kan bijvoorbeeld de oorzaak zijn van het ontstaan van tinnitus. Het
mechanisme echter dat de tinnitus onderhoudt, is psychosomatisch van aard (Henry, Dennis &
Schechter, 2005). Jastreboff omschreef een neurofysiologisch model omtrent het ontstaan en
het in stand houden van tinnitus. De generatie van tinnitus is enkel mogelijk indien er
aanvankelijk een dysfunctie is in het auditief perifeer systeem en er simultaan
abnormaalheden optreden in het centraal zenuwstelsel. De detectie van tinnitus is gebaseerd
op patroonherkenning en doet zich voor op subcorticaal niveau. Verstoring van de spontane
neuronale activiteit op de auditieve zenuw creëert een patroon. Deze patronen worden
subcorticaal gerangschikt en versterkt volgens graad van belang. Bovendien worden deze
patronen opgeslagen in het auditief geheugen en vervolgens doorgegeven aan de cortex waar
bewust geluid wordt gehoord. De patronen krijgen door het limbisch systeem een gevoelslabel
toegewezen. Tinnituspatiënten zullen deze patronen associëren met sterk negatieve gevoelens
of een bedreiging. De uiteindelijke instandhouding van tinnitus is een proces waarbij zowel
corticale gebieden, het limbisch systeem en het autonoom zenuwstelsel bij betrokken zijn. Het
limbisch systeem zal het autonoom zenuwstelsel activeren, die het lichaam kan klaarmaken
om te reageren indien er een bedreiging aanwezig is; de tinnitus wordt zo een
geconditioneerde stimulus die leidt tot een geconditioneerde aversieve respons. (Hazell,
2000).
Er wordt vaak gesteld dat de meest voorkomende oorzaak van tinnitus geluidsblootstelling is
(Axelsson & Barrenas, 1992; Penner & Bilger 1995 in Henry, Dennis & Schechter, 2005).
Een duidelijke relatie tussen tinnitus en gehoorverlies werd reeds aangetoond (Axelsson &
Barrenas, 1992; Davis & Refaie, 2000). Bovendien heeft een meerderheid van de
tinnituspatiënten een graad van gehoorverlies (Axelsson & Ringdahl, 1989; Davis en Refaie,
2000). Vernon en Meikle (2000) toonde aan dat 70% tot 80% van de tinnituspatiënten
significante gehoorsproblemen hebben. De relatie tussen tinnitus en gehoorverlies leidt tot een
4
grotere prevalentie van tinnitus in populaties met een grotere prevalentie van gehoorverlies
(Hoffman & Reed, 2004).
Medicatie wordt in verband gebracht met zowel permanente als tijdelijke tinnitus (DiSorga,
2001 in Henry, Dennis & Schechter, 2005). Andere factoren die in verband worden gebracht
met tinnitus zijn ouderdom, hoofd – en halstrauma‟s, vasculaire en cerebrovasculaire ziektes,
systemische afwijkingen, infecties, auto-immuunziektes, oorproblemen en afwijkingen van
het temporomandibulaire gewricht (Perry & Gantz, 2000; Vernon & Møller, 1995). In de
Oregon Tinnitus Clinic werd een onderzoek gedaan bij 2000 patiënten. Uit dit onderzoek
bleek dat bij 40% van de patiënten de oorzaak van de tinnitus idiopatisch was. De oorzaken
van tinnitus bij de overige patiënten konden onderverdeeld worden in vier categorieën: (1)
geluidsblootstelling, (2) hoofd – en halstrauma, (3) hoofd – en halsaandoeningen, (4) andere
medische condities (Henry, Dennis & Schechter, 2005).
Een andere factor die geassocieerd wordt met tinnitus is leeftijd. De prevalentie van tinnitus
neemt toe met toenemende leeftijd, vooral vanaf 65 jaar (Axcelsson & Barrenas, 1992; Beck
et al., 2002 in Henry, Dennis & Schechter, 2005). Hoewel tinnitus vaak wordt geassocieerd
met gehoorverlies bij oudere patiënten worden ook andere factoren meer prevalent. Deze
factoren moeten bijgevolg erkend worden als potentiële oorzaken van tinnitus.
Omtrent prevalentie van tinnitus zijn er verschillende onderzoeken uitgevoerd. Eén van de
eerste studies betreffende de prevalentie van gehoorverlies, inclusief tinnitus, werd uitgevoerd
door Hinchcliff (Hinchcliff, 1961 in Davis & Refaie, 2000). De prevalentie van tinnitus
varieerde van 21% tot 39% in respectievelijk de leeftijdscategorie van 18 tot 24 jaar en van 55
tot 64 jaar. Leske (Leske, 1981 in Davis & Refaie, 2000 ) publiceerde een rapport waaruit
bleek dat 32,4% van de volwassen populatie in de VS een vorm van tinnitus gekend heeft.
Brown (Brown, 1990 in Davis & Refaie, 2000) concludeerde dat tinnitus bij 4,5% van de
Amerikaanse bevolking voorkomt en dat dit percentage steeg tot 12,3% bij personen vanaf 55
jaar. Verder toonden Quaranta et al. (Quaranta et al., 1996 in Davis & Refaie, 2000) aan dat
14,5% van de volwassenen in Italië langdurige spontane tinnitus ervoeren. Data betreffende
de prevalentie van tinnitus zijn tegenstrijdig. Dit is te wijten aan verschillende factoren. Ten
eerste bevatten deze studies slechts één vraag omtrent tinnitus, hetzij schriftelijk of via
interviews verkregen. (Davis & Refaie, 2000) en zijn niet gestandaardiseerd (Henry, Dennis
& Schechter, 2005). Ten tweede, andere factoren zoals de distributie van leeftijd en de aan -
of afwezigheid van gehoorverlies kunnen de prevalentie van tinnitus beïnvloeden. Ten slotte
maken deze studies niet altijd het onderscheid tussen normale en pathologische tinnitus.
5
Ondanks deze beperkingen blijkt uit deze studies dat de prevalentie van tinnitus bij
volwassenen 10% tot 15% bedraagt (Henry, Dennis & Schechter, 2005). Tinnitus komt niet
zelden voor bij jongvolwassenen. Het percentage tinnitus neemt toe tot 37% bij jongeren
tussen 17 en 18 jaar waarvan 63% één tot vier keer per week een discotheek bezoekt en 30%
muziek beluistert op het maximale volume met een draagbare muziekspeler (Savastano,
2004).
Vermits tinnitus een vaak voorkomende klacht is bij personen die worden blootgesteld aan
lawaai, speelt de industrie hierin een belangrijke rol. Reeds verschillende onderzoeken hebben
zich gericht op het voorkomen van tinnitus in de professionele sfeer.
Rubak et al. (2008) onderzochten het risico op tinnitus na lawaaiblootstelling in de
professionele sfeer bij zowel normaalhorenden als personen met gehoorverlies. De
gemiddelde intensiteit waaraan de deelnemers werden blootgesteld, bedroeg 83,7 dB(A). Een
gehoorverlies was significant meer aanwezig bij personen met tinnitus (43%) dan bij personen
zonder tinnitus (22%). Er werd geconcludeerd dat het risico op tinnitus toenam met
lawaaiblootstelling indien er reeds gehoorverlies aanwezig was. Steinmetz et al. (2009)
onderzochten de karakteristieken van tinnitus bij individuen die professioneel werden
blootgesteld aan lawaai. De deelnemers werden gedurende een relatief korte periode
(gemiddeld 6.8 jaar) blootgesteld aan lawaai met een intensiteit tussen 86 dB(A) en 91 dB(A).
Tweeëntwintig procent van de deelnemers gaf aan last te hebben van tinnitus. De prevalentie
bij mannen (16%) was hoger dan bij vrouwen (9%). Eenenzeventig procent van de
deelnemers had een normaal gehoor. Bilaterale tinnitus was het meest prevalent (46%) en
bovendien gaf 40% van de populatie aan een sissend geluid te horen. Tinnitus met een matige
intensiteit (49%), was wekelijks aanwezig (41%) en voornamelijk ‟s nachts (34%). Axelsson
en Prasher (2000) publiceerde een rapport waarin een overzicht werd gegeven van tinnitus in
zowel de professionele als de recreatieve sfeer. Een vergelijking van studies toonde een grote
variatie van de incidentie van tinnitus in de professionele sfeer aan. Het lijkt aanvaardbaar te
suggereren dat 20% tot 40% van de werknemers, tewerkgesteld in lawaai, last hebben van
tinnitus. Er werd bovendien vastgesteld dat door een aantal positieve wijzigingen de
incidentie van tinnitus binnen de industrie afneemt. Er is echter een verschuiving in etiologie
van tinnitus waarneembaar. Terwijl lawaaiblootstelling in de industrie afneemt, is er een
toename in de recreationele sfeer merkbaar. Er zijn reeds verschillende onderzoeken
uitgevoerd die de schadelijke invloed van luide muziek op het gehoor nagaan. Echter studies
die peilen naar de prevalentie van tinnitus na muziekevenementen zijn zeldzaam.
6
Gegevens omtrent de karakteristieken in de literatuur zijn vaak tegenstrijdig gezien men vaak
geen rekening houdt met het soort tinnitus en eventuele relatie met andere otologische
symptomen. In een studie bij 1400 tinnituspatiënten waarbij de tinnitus niet te wijten was aan
een onderliggende otologische aandoening trachtte men informatie omtrent tinnitus te
verkrijgen (Savastano, 2004). In de meeste gevallen was de duur van de tinnitus minder dan
één jaar of meer dan vijf jaar. Bij 75% van de patiënten is de tinnitus plots opgetreden. Verder
was in 55,2% van de gevallen de tinnitus unilateraal, 41,4% bilateraal en 3,4% centraal. De
meeste patiënten ervoeren hun tinnitus als continu (64%). De frequenties die overeenkomstig
de frequentiebepaling (pitch – matching) het meeste voorkomen zijn deze tussen 0 en 1000
Hz en boven 8000 Hz. Het luidheidsniveau van de tinnitus is bij 58,6% van de patiënten lager
dan 10 dB SL met een gemiddelde van 5,22 dB. In de meeste gevallen wordt het minimum
maskeerniveau (minimum masking level, MML) tussen 0 en 30 dB SL genoteerd. Voor de
overige patiënten is het luidheidsniveau groter dan 10 dB met een gemiddelde van 15,62 dB.
Hierbij ziet men in de meeste gevallen een MML tussen 31 en 60 dB. Er werd geen relatie
gevonden tussen het luidheidsniveau en de residuele inhibitie.
De Tinnitus Handicap Inventory (THI) is een subjectieve schaal die peilt naar de impact van
tinnitus op het dagelijks leven.
Newman, Jacobson en Spitzer (1996) ontworpen een vragenlijst die onder andere kort en
eenvoudig te hanteren en interpreteren is, de THI. Een studie werd opgezet om de validiteit
van deze vragenlijst na te gaan. Uit deze studie bleek dat de THI kan gebruikt worden in de
klinische praktijk om de graad van impact op het dagelijks leven na te gaan die bovendien niet
beïnvloed wordt door leeftijd, geslacht of gehoorverlies.
Het gebruik van de THI is aangewezen in de context met betrekking tot onderzoek, alsook in
de klinische setting kan het gebruik hiervan nuttig zijn. McCombe et al. (2001) hebben vijf
gradaties van ernst omschreven: (1) graad 1 of licht (THI 0 – 16), waarbij de tinnitus enkel
gehoord wordt in stille omgevingen en weinig interfereert met het dagelijks leven, (2) graad 2
of mild (THI 18 – 36), waarbij de tinnitus makkelijk kan gemaskeerd worden door de
omgeving en soms interfereert met het dagelijkse leven, (3) graad 3 of matig (THI 38 – 56),
waarbij de tinnitus kan waargenomen worden met de aanwezig van achtergrondlawaai en
frequent interfereert met het dagelijks leven, (4) graad 4 of ernstig (THI 57 – 76), waarbij de
tinnitus bijna altijd wordt waargenomen en vaak interfereert met het dagelijks leven en (5)
graad 5 of catastrofaal (THI 76 – 100), waarbij de tinnitus altijd aanwezig is en normaal
7
functioneren in het dagelijks leven verhindert. Hierbij werd aangegeven dat het optreden van
gehoorverlies waarschijnlijk is bij graad 4 en 5, maar niet essentieel.
Het huidig onderzoek richt zich op de prevalentie en karakteristieken van tinnitus na
muziekevenementen bij jongeren van 18 tot 30 jaar.
METHODOLOGIE
1. Deelnemers
Vooreerst werd gestart met het opstellen van een vragenlijst. Deze vragenlijst werd
samengesteld op basis van reeds twee bestaande vragenlijsten. De gebruikte lijsten zijn
Tinnitus Sample Case History Questionnaire (TSCHQ) en Tinnitus Handicap Inventory (THI)
van Newman et al. (1996). De uiteindelijke vragenlijst bestond uit (1) demografische
gegevens voor de verwerking van de prevalentiegegevens, (2) vragen in verband met de
karakteristieken van tinnitus en (3) een Nederlandstalige versie van de THI om de impact van
tinnitus op het leven na te gaan. De THI bestaat uit drie subschalen: de functionele
rolbeperkingen betreffende geestelijk, sociaal en fysiek functioneren (twaalf items), de
affectieve reacties op tinnitus (acht items) en catastroferende reacties op tinnitus (vijf items).
Er zijn drie antwoordcategorieën; “ ja” (score 4), “ soms” (score 2) en “ nee” (score 0).
Vervolgens werd de vragenlijst gevalideerd. Hiervoor werden de vragen mondeling
voorgelegd aan een groep van 30 personen. De steekproef bestond uit 15 mannen en 15
vrouwen; de gemiddelde leeftijd bedroeg 20,5 jaar (18 jaar – 28 jaar). Ook het laatste gedeelte
van de vragenlijst, de THI, werd gevalideerd, vermits we niet met zekerheid konden stellen of
dit reeds gebeurd was voor de Nederlandstalige versie. Op basis van de resultaten werden
enkele vragen aangepast.
De definitieve vragenlijst werd vervolgens online verspreid. Hiervoor werd gebruik gemaakt
van de website www.enquetemaken.be.
Uiteindelijk werd de vragenlijst ingevuld door 156 personen. De data van vier deelnemers
werd geëlimineerd omwille van het overschrijden van de leeftijdsgrens (30 jaar). Bijgevolg
werd de data van 152 personen gebruikt om de prevalentie en karakteristieken van tinnitus na
muziekevenementen bij jongeren na te gaan. Personen met permanente tinnitus hadden de