Tekst 1 (reader): Vraagstelling en identiteitPedagogiek
• Studieobject: opvoeding in gezinssituaties
* Onder opvoeding verstaan we de relationele en materiële
omgeving die opvoeders creëren met het oog op het welzijn en het
volwassen worden van de opvoedeling.
• Veronderstellingen:
- Opvoeding = essentieel
- Ouders stemmen handelingen af op de kinderen
Geheel = 'praxis'
• Het praxisbegrip: 3 elementen:
- Existentiële nood
- Relationeel gebeuren
- Mens moet ingeleid worden in een wereld van betekenissen
• Algemeen-pedagogische principes:
- Kind = opvoedbaar
- Persoonlijke vrijheid
- Authentiek aanbod van de opvoeder
- Menswaardigheid
• 2 verschillende aanspraken:
- Aanspraak van het kind op de menswording
- Aanspraak van de ouders op respect voor hun
verantwoordelijkheid
Niet steeds verzoenbaar, on-ophefbare spanning
* Pedagogiek is de wetenschap van de levensloopbenadering waarin
de ontwikkeling en volwassenwording van kind en jongere als een
doorlopend proces wordt gezien in een sociale context.
• Proximale omgeving
= Dagelijkse interacties en relaties met personen die een
invloed uitoefenen
• Distale sociale omgeving
= minder persoonlijke sociale gegevenheden
• Principe van de wederkerigheid: opvoeding is
tweerichtingsverkeer
• Opvoeding:
- systemisch karakter
= Het gezin is een sociaal systeem
- Dyadisch karakter
= geen uitleg in de tekst
• Gezinspedagogiek:
- Taak: beschrijven van processen in de gezinsopvoeding
- Doel: ontdekken van samenhangen tussen antecedenten van deze
processen
- Opgaven:
→ Empirisch onderzoek
= Analyse van ouder-kindrelatie → mogelijke verbeteringen?
→ Conceptueel onderzoek
= Wijze van verwoording van de ouder-kindrelatie zodat:
1. Het herkenbaar is
2. Het theoretisch aanvaardbaar is
3. Het verantwoordbaar is
→ Handelingsgericht onderzoek
= Optimalisering staat centraal
Pedagogiek en gezin (Historische context)
• 2e helft van de 18e eeuw:
- Samen met 3 fenomenen:
→ Uitbouw van de natiestaten
→ Veralgemening van het onderwijs
→ Professionalisering van het onderwijs
- Leerkracht = ideaalbeeld van de goede vader
- Ouders werden niet geacht pedagogisch deskundig te zijn
- Kwaliteiten van de goede ouder:
→ gevoeligheid
→ verzorging en dressuur
→ moederlijke bekwaamheid (indien men voldoende ondersteuning
had)
- Er werd normatief over het gezin gesproken
• Jaren 60: opkomst empirische pedagogiek
• Jaren 90: faculteiten, gezinspedagogiek als
opleidingsonderdeel
Gezinsopvoeding
• Het begrip gezin:
- Verruiming = noodzakelijk
- Mag niet beperkt worden tot het moderne huwelijksgezin
De gezinsopvoeding: een conceptueel kader (Hilde Colpin)
Inleiding
Een conceptueel kader van de gezinsopvoeding voorgesteld waarbij
de complexiteit van de gezinsrelatie gerespecteerd moet worden:
· Beeld geven over de wederkerige relatie tussen ouders en
kind
· Impact ruimere context op opvoedingsrelatie
2 stappen:
· Omschrijving gezinsopvoeding
· Gezinsopvoeding gesitueerd in ruimere context + risico-en
protectieve factoren
De opvoeding in het gezin
Een definitie van opvoeding
Gezinsopvoeding =
· Relatie tussen ouders en kind
· Interactioneel proces, ouders en kinderen beïnvloeden elkaar
(<-> unidirectioneel)
· Dynamisch proces
= bidirectioneel-systeem
<-> social mold: eenrichtingsproces waarbij ouders invloed
uitoefenen op hun kinderen
· Gezinsrelatie = transacties: langdurige spiraalvormige
interacties
· Opvoedingsaanbod + opvoedingsvraag: complementair
· Ontwikkeling + soort opvoeder is afhankelijk van samenspel van
de betrokkenen die elkaar wederzijds beïnvloeden
Aspecten in de opvoedingsrelatie
3 formele componenten in opvoedingsrelatie:
1. Finaliteitsvraag = vraag naar doelen die nagestreefd worden
voor de andere partners en voor zichzelf
2. Positiebepaling: op welke wijze proberen ouders en kind deze
doelen te realiseren?
3. Situationele context: ruimere leefwereld
3 deelaspecten in de opvoedingsrelatie:
1. Doel dat wordt nagestreefd
2. Gedrag waardoor men doel wil bereiken
3. Beleving
Aspecten in een diagnostisch gezinsgesprek:
· Wat is… vragen: feiten en beschrijvingen
· Waarom…vragen: rechtvaardigen en verklaren
· Wat betekent dat voor u…: expressie persoonlijke
belevingen
Volledige mogelijk beeld gezinsopvoeding: observeerbaar gedrag
zoals overtuigingen, emotie en percepties die dit gedrag betekenis
geven
Handelingsgerichte component <-> betekeniscomponent
Beeld van de rol bepaalt welke doelen, op welke manier en welke
gevoelens
Gedrag opvoeder + opvoedeling1. Affectief: gevoelsmatig
tegenover elkaar stellen 2. Cognitief: kennen + weten:
verwachtingen gedrag vd ander + eigen bekwaamheid gedrag vd ander
beïnvloeden
3. Conatief: motieven + doelen die men nastreeft
nauwe wisselwerking
Opvoeding begint voor geboorte, voor conceptie al voor
zwangerschap ouders verwachtingen (cognitief), gevoelens
(affectief) en intenties (conatief) bepalen relatie met het
kind
· Belang van de juistheid van de verwachtingen + risico’s van
niet vervulde verwachtingen
Onderschatting stress en moeilijkheid of overschatting voordelen
problemen aanpassing
ouderschap + aangename kanten ouderschap overschaduwen
· Moeders: verwachtingen voor en ervaringen na geboorte hangt
significant samen met problemen aanpassing ouderschap
· Vaders: niet significant
Besluit: wederzijdse beïnvloeding betekenis (affectief,
cognitief, conatief) en gedrag
De context van de gezinsopvoeding: risico- en protectieve
factoren
Het model van Belsky
Poging determinanten opvoedingsrelatie kindermishandeling te
identificeren
Parenting = bidirectionele relatie
Opvoedingsrelatie beïnvloedt door 3 groepen van factoren (zie
schema ppt):
1. Individuele kenmerken ouders: persoonlijk functioneren
2. Individuele kenmerken kind: kindkenmerken
3. Ruimere context: huwelijksrelatie, sociale netwerk,
beroepssituatie
· Beïnvloeden ook ontwikkeling kind
· Opvoedingsgeschiedenis ouders speelt ook een rol
· Persoonlijke functioneren ook onrechtstreeks invloed door
invloed op huwelijksrelatie, sociale netwerk en beroepssituatie
Opvoeding = buffered system = tekorten in 1 factor kunnen
gecompenseerd worden door de andere factoren
Hiërarchie:
1. persoonlijkheid ouders
2. bufferhiërarchie: contextuele factoren: eerst
huwelijksrelatie, dan sociale ondersteuning en als laatste
beroepssituatie
3. kindertemperament
social mold: kindkenmerken minder bepalend dan ouderlijke
kenmerken lichamelijke, psychische en sociale mogelijkheden ouders
beïnvloeden kind
unidirectionele-causale visie: interdependente asymmetrie:
hoewel ouders groter macht hebben kunnen kinderen ook een zeer
grote invloed uitoefenen op ouders
Reflecties bij het model van Belsky
Voordelen model:
· Beeld factoren die opvoeding beïnvloeden
· Wijze waarop factoren met elkaar en met opvoedingsrelatie
samenhangen
· Precedent
· Hypothesen formuleren en toetsen
· Tekorten 1 factor gecompenseerd vanuit andere factoren
· Hulpverlenend en preventieve aanknopingspunten
· Empirisch ondersteund
Unidirectioneel voorstellen van een aantal relaties gebeurt
omwille van heuristische redenen: in eerste plaats geïnteresseerd
in opvoeding, andere factoren relevant als ze een betekenis hebben
voor de opvoeding
Unidirectionele relaties gerelativeerd: geen conclusie over
causaal karakter (correlationeel onderzoek)
Moeilijk oorzaak-gevolg te onderscheiden tussen relaties tussen
de determinanten onderling en met de opvoeding doorheen de tijd
Beperkingen model:
· Ontbreken coherente theoretische grondslag
· Globale karakter determinanten
· Geringe aandacht omschrijven van de factoren en grote
diversiteit aan aspecten binnen de factoren
· Onduidelijk welke aspecten het meest van belang zijn
· Onduidelijk welke operationaliseringen het meest geschikt
zijn
· Slechts gedeeltelijk of geen bevestiging gevonden voor de
invloed van de determinanten
· Weinig bekend over hoe determinanten aan elkaar gerelateerd
zijn
· Onduidelijk of er is een hiërarchische invloed is
In model niet alle factoren opgenomen beperkt tot
microniveau
Onmiddellijke gezinscontext meest directe samenhang vertonen met
de ouder-kindrelatie
Gezinsopvoeding echter ook beïnvloed door ruimere sociale
context, meer dan sociaal netwerk en beroepssituatie
Wel mesosysteem aanwezig: onderliggende relatie tussen
micro-omgevingen
Geen exosysteem en macrosysteem
Bv: ontbreken “sociale klasse”: samenhang sociale klasse en
kwaliteit opvoedingsrelatie
· Lagere milieus: minder sensitief reageren, minder stimulerend,
meer autoritair
Samenvatting en besluit
· Gezinsopvoeding = transactionele wisselwerking tussen ouders
en kinderen, waarbij doorheen die interactie betekenissen
geconstrueerd worden
· Niveau van handelen (gedrag) <-> niveau van
betekenis(conatief, cognitief, affectief)
· Sociale context model van Belsky
· Kenmerken ouders, kindkenmerken, sociale steun/stress
· Stressbuffer-hypothese niet compleet, theoretisch weinig
onderbouwd, algemeen karakter
· Kan als uitgangspunt genomen worden
· Risico-en protectieve factoren identificeren preventieve en/of
meer curatieve opvoedingsondersteunende maatregelen
Samenvatting Reader: Theoretische uitgangspunten, modellen en
begrippen in gezinspedagogiek onderzoek (1):
Developmental systems perspective on parenting
I. Introductie
Parenting
Rutter
= dyadische relatie die deel uitmaakt van een bredere sociale
context
Lerner
= biologisch als sociaal proces dat bidirectionele relaties
omvat tussen leden van verschillende generaties overleving,
voortplanting, verzorging en socialisatie
Ouderschap (volgens Lerner)= is een biologisch en sociaal
proces; het is een reeks van gedragingen doorheen het leven in de
relatie tussen organismen, typisch voor mensen van een
verschillende generatie.
Ouderschap gaat om meerdere niveaus met organisaties die in en
door middel van geïntegreerde veranderen, ze zijn wederzijds van
elkaar afhankelijk en zijn gesmolten relaties die zich in zowel in
ontogenetische en historische tijd voordoen.
Ouderschap door leden van een oudere generatie over leden van
een jongere generatie geeft veel reproductieve successen. Door
connectiviteit en onderlinge onafhankelijkheid kunnen beide
generaties hun capaciteit, om te functioneren in hun nieuwe niches,
uitbreiden.
Voor de jongere generatie moeten ze hier veel plasticiteit
vertonen. Wat dan weer de kwaliteit vh leven vd oudere generatie
verbetert.
Het is niet alleen dat jongere generatie van de oudere generatie
leert, maar ook andersom vb: media.
Opvoeden is een complex proces
= NIET: moeder en vader die eten, veiligheid aan het kind
geven
= een bi directionele relatie tss 2 of meerdere generaties
(diversiteit is een sleutelkenmerk van ouderschap)
Het begrip van ouderschap kan nuttig worden ingelegd in
ontwikkelingstheorieën over de menselijke ontwikkeling.
Ontwikkelingstheorieën focussen op de dynamiek (of
‘samensmelten’) en het veranderen van relaties tss de ontwikkeling
van mensen en hun contexten en benadrukt deze betrekkingen.
II. Ontwikkelingssysteem Theorieën
Interesse: begrijpen van het milieu, de omgeving, ecologie of
context van de ontwikkeling van de mens.
Deze interesses zijn gemotiveerd door theoretische kwesties:
Variërend van degenen met biologische ideeën over bronnen van
menselijke ontwikkeling tot modellen zoeken, om de milieu
stimulerende condities te identificeren, die menselijke
ontwikkeling creëren en hoe ideeën over menselijke ontwikkeling
implementeren om gedrag te verbeteren op school in familie,
werkplaats, en andere contexten in het menselijk leven.
In de latere decennia van de 20ste eeuw: toepassing van
ontwikkelingswetenschap in sociaal beleid. Bijkomende theoretische
en sociale stimulatie tot een beter begrip van de integratieve
relaties die bestaan tussen zich ontwikkelende individuen en hun
veranderende multi-niveau context (hun biologische, individueel
gedrags-psychologisch, sociaal-relationeel, familiaal,
institutioneel, gemeenschaps-, cultureel, historische niveaus van
organiseren).
Ontwikkeling ingebed in een geïntegreerde matrix van variabelen,
voortkomend van multiple niveaus
van organisatie.
Lerner 2002: kinderen en ouders zijn verenigd, beiden
structureel en functioneel, in een multi-level systeem, mbt
biologisch, socio-cultureel en historische lagen van organisatie.
Ouders als individuen in het ontwikkelingssysteem en hun
gedragingen in hun verzorgende rol (parenting)worden beïnvloed en
beïnvloeden tegelijkertijd de andere niveaus van ontwikkeling.
Dit dynamisme betekent dat ontwikkelingsonderzoek moet gefocust
worden op de relaties in het systeem, welke zijn: op ouders en
parenting (op structuur en functie) als moderatoren (dynamische
interactoren) van de andere niveaus in het ontwikkelingssysteem en
op de veelvuldige niveaus van het ontwikkelingssysteem als
moderatoren van ouders en parenting.
Ontwikkelingssysteem theorieën: - Bronfenbrenner & Morris=
Bioecologische Theorie
· Lerner= Ontwikkelingscontextueel model
III. Ontwikkelings- contextualisme en parenting
Lerner: Contextualisme
Ontwikkelings-‘contextualisme’= de mens is actief, niet passief.
Ook de wereld omheen de mens in ontwikkeling (zowel de fysische-
als de sociaal ecologische omgeving) is actief. De verschillende
niveaus rond de mens in ontwikkeling variëren in interactie met
historische veranderingen= een tijdelijke, veranderende component
in het menselijk leven.
Alle ‘ontwikkelingscontextualisme ’theoretici zien de basis van
het ontwikkelingsproces als de vermenging of de fusie van de
verschillende niveaus van menselijke ontwikkeling. De integratie
van menselijke activiteit op de wereld enerzijds en de
acties/dynamiek van de wereld op de mens anderzijds, bepaalt de
kwaliteit van menselijk gedrag en psychologisch functioneren. De
bron van deze acties is de dynamische interactie tussen natuur en
nurture(voeden).
Biologische (organische) karakteristieken van het individu
beïnvloeden de context en tezelfdertijd de contextuele variabelen
in de organische wereld beïnvloeden de biologische karakteristieken
(bvb. meisjes die opgroeien in landen met betere voeding en
gezondheidszorg bereiken vroeger de puberteit dan meisjes die
opgroeien in minder voordelige omstandigheden).
A. A Developmental Contextual View of Parenting
De’ inner’ en ‘outer’ werelden van het kind zijn gefusioneerd en
dynamisch interactief. Idem voor de ouder(s)-werelden en de
kind-ouder-relatie.
Kind-ouders-relatie maken deel uit van een groter, verstrikt
geheel van verstrengelde relaties tussen de verschillende niveaus
die de ecologie van het menselijk leven uitmaken.(Bronfenbrenner
1979)
Ouder en kind zijn ingebed in een breder sociaal netwerk en elke
persoon heeft onderlinge, wederkerige reacties met dit netwerk.
Elke ouder en kind zijn meer dan individuen die slechts één rol
spelen in het leven. BVB. het kind is tezelfdertijd broer/zus, een
student, een adolescent, …; ouders zijn ook nog echtgeno(o)t/te,
een werknemer, zelf een volwassen kind,… Al deze netwerken zijn
ingebed in een bepaalde gemeenschap, maatschappij, cultuur,… En
deze relaties veranderen voortdurend in tijd en geschiedenis. Cfr.
De steen in het water.
De aard/karakter van ouder-kind relaties, ontwikkeling van
familie leven; de sociale en culturele invloeden op het ouder-kind
-familie systeem zijn beïnvloed door normatieve en non-normatieve
historische veranderingen (evolutionaire en revolutionaire).
Ouders, noch opvoeding door ouders alleen bepalen de
ontwikkeling van een kind, de effecten van het systeem pelen
hierbij een grote rol.
B. Child Effects and Parenting
De rol van het individu (m.n. het kind) als producer van zijn
eigen ontwikkeling. Child-effects= hoe we denken en ons gedragen
als volwassene (en bijzonder als ouder) is erg beinvloed door onze
ervaring met onze kinderen. Onze kinderen voeden ons op, zoveel als
wij hen. Het feit dat je een ouder bent, verandert je als
volwassene, dan we zouden zijn zonder kinderen. De specifieke en
speciale karakteristieken van een bepaald kind beïnvloed de ouder
op zeer unieke wijzen. De manier waarop wij ons gedragen tegenover
onze kinderen hangt veel af van de manier waarop zij ons
beïnvloeden ons te gedragen to hen. Dergelijke kind-beinvloeding =
Child-effects.
Elk kind (met uitzondering van identieke tweeling) heeft een
eigen uniek geno-type, een uniek genetisch erfdeel.
Geen enkel kind, incluis identieke tweelingen, ervaren op
precies dezelfde manier de zelfde omgeving. (Gottlieb
1970-1997)
Kinderen stimuleren differentiële reacties bij hun ouders; deze
reacties voorzien de basis van feedback naar de kinderen toe, die
terug stimuleert en de individuele ontwikkeling van het kind
beïnvloedt. Bidirectional child-parent relationships versus
bidirectional changes (Lerner)= De ouder vormt, ontwikkelt het
kind, maar de manier waarop, wordt bepaald door het kind zelf.
Kinderen vormen hun ouders, als volwassenen, als echtgenoten en
natuurlijk als ouders en op deze manier helpen ze de feedback op
henzelf te vormen. Feedback die verder bijdraagt tot hun
individualiteit = circulair functie model. Dit model wordt
aangevuld met ‘the goodness of fit model’.
C. Thomas & Chess: Goodness-of-Fit
· Goede ‘fit’ kindkenmerken ↔ context = positieve feedback en
adaptatie
· Povere ‘fit’ kindkenmerken ↔ context = risico op problemen
Easy
Gemakkelijk aanpassen aan nieuwe situatie
Difficult
Hebben niet graag verandering, routine nodig
Slow-to-warm-up
Uiteindelijk wel kunnen aanpassen
Het kind met zijn individuele karakteristieken wordt geplaatst
in een bepaalde sociale setting. Hier worden er eisen, in de vorm
van attitudes, waarden of stereotiepen, aan het kind gesteld op
basis van sociale of fysieke componenten van de setting. Het kind
moet proberen zijn kindkenmerken aan te passen (to fit) aan de
(meestal gedrags-of fysieke) kenmerken van hen uit zijn omgeving of
zijn omgeving (bvb afwezigheid van een rolstoelplank voor iemand
met een handicap aan onderste ledematen). De kindkenmerken in
verschillende interacties met zijn omgeving zijn de basis voor de
feedback die het krijgt van zijn sociale omgeving.
De mate van match (a goodness or poorness of fit) bij kind
worden bepaald door karakterkenmerken/individualiteit (bvb
temperament) van het kind en de druk of de eisen om bepaalde
gedragingen te stellen door de omgeving(bvb door de ouders). De
individuele karaktertrekken van het kind interfereren/reageren op
zijn omgeving en tezelfdertijd leeft dit kind in een omgeving die
zijn individu karakteristieken beïnvloed. Deze twee elementen van
het ontwikkelingssysteem bepalen ofwel positieve match ofwel
slechte/ongezonde match.
Gesteld dat het individu het centrum is van deze wederzijdse
acties, dan is hij/zij, door haar acties, de bron van zijn/haar
ontwikkeling.
In het ontwikkelings-contextualisme is een derde bron van
ontwikkeling het individu van het kind zelf. Het kind zelf speelt
een hoofdrol in de invloed op de ouders die op zich pogen het kind
te beïnvloeden.
Conclusie: De relatie tussen kind, ouders en de verschillende
niveaus van het ontwikkelingssysteem zijn het belangrijkst om het
karakter van ‘parenting’ te begrijpen en de rol van de ecologie van
de menselijke ontwikkeling op de ontogeny (ontwikkelingsfysiologie)
van het kind.
IV. Bronfenbrenner’s Bioecological Theory
The Ecology of Human Development Bronfenbrenner 1979
Micro = relaties tussen ontwikkelende persoon en omgeving van
die persoon
Meso = connecties tussen belangrijke omgevingen
Exo = Uitbreiding meso met formele en informele sociale
structuren (bvb werkplek vd ouders, stressvolle job,…)
Macro = bredere culturele invloed (maatschappij)
Chrono = basis alle andere systemen (historische
gebeurtenissen)
The Process-Person-Context Time Model (PPCT) Bronfenbrenner
&Morris 1998
Process= specifieke vormen van interactie tussen organismen en
leefomgeving, genaamd proximal processes
Person= bio-psycho-sociale karakteristieken
= 3 types van persoons-karakteristieken: -proximale effecten
-bio-ecologische bronnen, zoals vermogen, kunde, ervaring,
kennis en de kunde om proximale processen te laten functioneren in
bepaalde stadia van ontwikkeling.
Bronfenbrenner re-definieert het karakter van het microsysteem
door het te linken aan ‘the center of gravity’. ‘ Context: The
nested structure’= hij vergroot het concept van (intiem,
vertrouwelijk) microsysteem structuur door activiteiten,
inter-persoonlijke relaties en sociale rollen van de ontwikkelende
persoon tav andere personen, als ook zijn interactie met symbolen
en taal (het semiotisch systeem) bij het systeem te betrekken .
Time: micro-time = continuïteit versus discontinuïteit in de
gaande proximale processen;
Mesotime= periodiciteit van deze episodes met groot interval bvb
als dagen of weken
Macrotime= veranderingen in gebeurtenissen in de bredere
maatschappij, beïnvloed door
processen en resultaten van menselijke ontwikkeling doorheen
zijn levensloop
in een bepaalde generatie of tussen generaties.
Conclusie: Bronfenbrenners bio-ecologisch model
= een levend systeem
= de dynamische ontwikkelingsrelaties tussen een actief persoon
en zijn/haar complex geïntegreerd en veranderende ecologie
= een dynamische persoon-context gerelateerde kijk op de
processen van menselijke ontwikkeling
= de actieve persoon als agent van zijn eigen ontwikkeling
= het ontwikkelingsproces is een interactie een integratie
tussen de actieve persoon en zijn/haar actieve context.
V. Toepassingen model (ontwikkelings-contextualisme) in
onderzoek
A. De effecten van hard straffen
Raciale verschillen:
· Afro-Amerikaanse ouders gebruiken hoge mate van controle en
zware fysieke bestraffing <-> Europees-Amerikaanse ouders
gebruiken democratischere vormen van parenting/opvoeding.
Resultaat= een duidelijk verband tussen hard straffen en
externaliserend gedrag (=agressief gedrag gericht naar de externe
omgeving) bij Europees-Amerikaanse gezinnen, maar niet bij
Afro-Amerikaanse gezinnen.
· Verklaring= verschil in cultuur. Hard straffen wordt in Afro
cultuur als een gewone vorm van discipline gezien en als acceptabel
beschouwd.
· Als ouders hard straffen zien als onacceptabel, nemen kinderen
dit over.
Socio-economische verschillen:
· De stress van armoede heeft zijn tol op de mogelijkheden van
ouders om effectief op te voeden.
· Ouders met een laag inkomen gebruiken meer fysieke straffen en
zijn minder betrokken op de scholing van hun kinderen, dan
midden-klas ouders.
· Deze bevindingen kunnen implicaties hebben op andere
demografische groepen en andere ‘parenting’ praktijken. Er is
interactie tussen etnische groepen en fysische straffen, zo kan er
interactie zijn tussen generatie-groepen en fysieke straffen.
· Bvb Amerika voor jaren ’60: Fysieke straffen werden meer
geaccepteerd en gelegitimeerd en hierdoor minder aversie effecten
op kinderen
· Nog andere interculturele verschillen bij ‘parenting’
praktijken bvb fysiek contact (knuffels geven, kussen,
slaap-arrangementen,….) en onderhandelen (compromissen sluiten,
redeneervormen,… Bvb In Oost Aziatische landen zijn deze
‘parenting’ praktijken minder geaccepteerd dan in de VS en de
effecten op de kinderen ook minder positief.
Ontwikkelingssysteem theorieën: de context (de cultuur) en tijd
( generatie effecten) helpen de effecten van ‘parenting’
ontwikkelen.
Temporele verschillen (invloed van hard straffen is verschillend
naargelang het ontwikkelingsniveau van het kind)
· Meta-analyse niveau: de effecten van verwaarlozing door ouders
(nauw verwant aan harde discipline) en uiterlijk agressief gedrag
is groter bij oudere dan bij jongere kinderen.
De conceptualisering (in zich opnemen) bij kinderen van
ouderlijk gedrag neemt toe met de leeftijd van het kind. Oudere
kinderen worden meer negatief beïnvloed door negatief gedrag van
ouders.
B. Contextual Supports Against Risks
Interactieve effecten van ‘parenting’ en ecosysteem factoren op
risico families.
De negatieve effecten van negatieve ‘parenting’ factoren (bvb
psychiatrische aandoening bij de moeder, vader crimineel) en ander
disfunctioneren van ouders zijn veel groter in combinatie met
negatieve omgevingsfactoren, zoals armoede, lage socio-economische
status (SES), gezinsgrootte, slechte onderwijs en
gemeenschapsvoorzieningen.
Bij stadsjeugd nemen de aanpassingsproblemen met een factor van
15 toe (ipv 3) wanneer er thuis een gebrek is aan stabiliteit en
veiligheid (door bvb drugs, wapens in huis,…)
C. Familiesystemen
Het familiesysteem literatuur licht het meest de verschillende
factoren PPCT van de ontwikkelingssysteemtheorie toe.
Wanneer ouders overeenkomen in bepaalde issues heeft dit een
heilzaam effect op de kinderen (Vuchinich 1996)
D. Attachment (toewijding) (Cummings&Cummings)
Kinderen die een gevoelige en responsieve opvoeding krijgen,
zullen zelf een hechte, toegewijde relatie hebben met hun ouders en
later sociaal competente volwassenen worden.
Ook hier interculturele verschillen.
E. Famlie-types (Hernandes1996)
In de afgelopen 50 jaar is er een groeiend besef van generatie
verschillen in familiestructuren en familie functioneren.
Een felle toename van echtscheidingen, eenouder gezinnen,
adoptiegezinnen, lesbo-gay gezinnen, nieuw-samengestelde gezinnen
en een vermindering van aantal kinderen per gezin.
Ook onderzoek naar het effect van echtscheiding op kinderen
(Emery 1998)
De effecten van non-normatieve vormen van gezinnen evalueren in
de tijd. Het effect van bvb echtscheiding op kinderen was het begin
en midden van de twintigste eeuw groter dan nu, nu echtscheiding
veel meer als ‘geaccepteerd’/veelvoorkomend wordt beschouwd en nu
er veel meer sociale voorzieningen zijn om kinderen hierbij op te
vangen.
Ook hier zijn er culturele verschillen. In gemeenschappen waar
gezinstypes met lesbo’s/ homo’s, adoptiegezinnen of echtscheidingen
(bvb Japan) minder voorkomen en minder geaccepteerd worden, is het
effect op kinderen groter.
F. Conclusies over onderzoek dimensies.
De eerste studies over ‘parenting’ waren gefocust op ouderlijk
gedrag. Zelfs sociale context invloeden (armoede , cultuur,…)
werden gezien als gestuurd via de ouders.
Dit werd achteraf genuanceerd: het gedrag bij kinderen is ‘a
main effect’ of parenting of een bijgevoegd hoofd effect van
parenting en andere sociale context factoren.
In de analyse van de variaties op deze studies wordt parenting
gezien als een matige factor. Parenting interageert met andere
sociale context factoren. Een bron van beïnvloeding in het
ontwikkelingssysteem wordt altijd beïnvloed/ verbonden met andere
invloeden van het systeem. Het gaat altijd om de relaties van
invloeden.
VI. Toepassingen model in sociale programma’s en publieke
beleidstoepassingen
Dryfoos figuur: Een gezin staat vaak in het centrum van een
wirwar van onsamenhangende en vaak overlappende diensten, vaak
onderling in gevecht voor de zelfde beperkte middelen.
Oorzaken van de grote kloof tussen de studie over ontwikkeling
en de toepassing van ontwikkelingssysteem theorieën in de ‘echte’
wereld:
· Veel onderzoekers gebruiken dit model niet in hun onderzoek
bij kinderen, families en gemeenschappen.
· De meerderheid van het kinder-ontwikkelingsonderzoek niet
gefocust op de grote diversiteit binnen de groep van Amerikaanse
kinderen.
· Onderzoek in de academische wereld komt zelden overeen met de
realiteit in de politieke wereld, die verantwoordelijk zijn voor de
creatie en implementatie van beleidstoepassingen en
programma’s.
Toch zijn er federale en overheid familieprogramma’s die
gedeeltelijk de dimensies van het ontwikkeling systeemmodel
toepassen:
1) Early Head Start (EHS programma)
= Een federaal gesponsord programma voor laag- inkomen- gezinnen
met kinderen en peuters.
Doel: - prenatale zorg voor zwangere vrouwen, verbeteren van de
zorg voor zeer jonge kinderen en gezond familie functioneren
Resultaat: kinderen in het EHS programma tonen betere
cognitieve-, taal- en sociaal emotionele ontwikkeling en de ouders
vertonen beter parenting / opvoedings gedrag, nl; de ouders
gebruiken minder fysiek geweld naar hun kinderen en helpen/
stimuleren hun kinderen meer bij het leren thuis.
EHS programma is een voorbeeld van toepassing van
ontwikkelingssyteem theorie o.w.v.
· de dubbele generatie aanpak, gemeenschapsgebaseerde aanpak,
veelomvattende en preventieve aanpak.
· Gefocust op kind-, familie- , gemeenschap en
beleidsontwikkeling
· Gebaseerd op 9 basisprincipes: hoge kwaliteit, preventie en
promotie, positieve relaties en continuïteit, betrokkenheid van
ouders, implementatie, cultuur,
begrip-flexibiliteit-verantwoordelijkheid en intensiteit,
overgangen en samenwerking.
· Deze principes tonen de meervoudige interactieve aanpak van
het menselijk ontwikkelingssysteem. Het focust op de persoon (kind
en ouders), het proces van de individuele relatie tot anderen, de
familie en de cultuur (context) en dit in de tijd en doorheen de
levensloop.
2) HEALTHY Families in Massachusetts (HFM programs)
=Omvattende thuisbezoek service bij alle eerste kind-moeders
beneden de 21jaar en hun familie
= het eerste ‘statewide’ algemeen parenting programma in de
VS
=net als EHS gemeenschapsgebaseerd, op familie gefocust,
allesomvattende en preventieve aanpak, maar gefocust op tieners,
als risicogroep in parenting.
= beschikbaar voor alle familie, los van hun inkomen,
etniciteit, of geografische woonplaats
Doel= - verminderen van kindermishandeling en verwaarlozing
- optimaliseren van kinder- en peuter groei, gezondheid en
ontwikkeling
- scholingsniveau en economische zelfbereddering verhogen
- verminderen van tienerzwangerschappen
Huisbezoeken worden gedaan door para-professionelen die een
model zijn en les geven in positieve ouder kind relaties,
kinderontwikkeling, ouders stimuleren in scholing en professionele
ontwikkeling en doelen, crisisinterventies en een
doorverwijzingsfunctie naar andere sociale voordelen en
diensten.
Vooral huisbezoeken, maar ook werken in groep met enkel ouders
of kind en ouder sessies.
EHS en HFM programma zijn gelijkaardig, gefocust op het individu
(tienermoeder en haar familie), de relatie van het individu met
familie, gemeenschap en cultuur en het ontwikkelingsproces en de
noden van individuen en gemeenschappen doorheen de tijd.
3) Full-Service Schools
= model dat probeert diensten aan te bieden voor het lenigen van
noden van studenten, hun families als de gemeenschap.
=gecoördineerde samenwerkings -en veelvoudige sociale
dienstverleningsprogramma’s aan lokale gemeenschapsscholen en
betrekken hierbij schooladministratie, leraren, sociale diensten,
communautaire diensten en burgers. Communautaire diensten betrekken
met het doel (Lerner) ( Dryfoos) gezondheid, mentale gezondheid,
arbeidsdiensten, kinderzorg, ouderscholing, recreatie, welzijn,
case management, culturele evenementen, gemeenschapsbeleid in de
school binnen te brengen. Resultaat een gemeenschapgeoriënteerde
school. Bvb Intermediate School 218 in Washinton NY . Naast
opleiding in wiskunde, wetenschappen, technologie is er ook een
kunstafdeling, sportactiviteiten in de namiddag en avond. In d e
school is ook een Familie Resource Center en is open ’s avonds en
in het WE en de gemeenschap kan er terecht voor gezondheidzorg,
tandverzorging,…
Toepassing van ontwikkelingsysteem theorie: geen één-enkele
component kan betekenisvolle verandering brengen in het leven van
achtergestelde kinderen, jeugd en hun ouders, wel de cumulatieve
impact van een heel pakket aan interventies.
De school zorgt (volgens de principes van ontwikkelingsysteem
theorie) voor een allesomvattende, multi-generatie en
gemeenschapsgebaseerd programma voor gezinnen.
4) Voorwaarden voor een succesvol programma
· Duurzaamheid: financiële, structurele en politieke garanties
garanderen de duurzaamheid
· Gemeenschapsbetrokkenheid: mening vragen aan de betrokken
gemeenschap zelf, hun noden, interesses,…
· Evaluatie
VII. Conclusies
Ontwikkelingscontextualisme en het bioecologisch model spreekt
van 4 dimensies:
1) Het proces= Parenting begrijpen als een rol toepassen op het
kind door de basis relationele processen van menselijke
ontwikkeling. Een dynamische interactie , een fusie van
verschillende niveaus van organisatie betrokken in het
ontwikkelingsysteem. Geen enkel niveau (bvb biologische niveau) is
dominant in het systeem.
2) De persoon= het actieve individu (met eigen temperament,
attitudes, cognitieve stijl, waarden, intenties, doelen,…)
= het kind beïnvloedt de ouder en omgekeerd, maar ook het
ecologisch systeem van menselijke ontwikkeling (het meso-, exo- en
macro-systeem).
3) De context
4) De tijd: Beleid en programma’s om gezinsleven te bevorderen
(bvb voordelen van welvaart aan arme families, ouderondersteuning
aan tienermoeders,…) duurt jaren, zo niet decennia om een effect te
zien op de kwaliteit van leven van kinderen en ouders.
De ontmannelijking van de man
Recht op verschil
· Ongelijkheid wordt al snel als ongelijkwaardigheid
uitgelegd
· Beter emanciperen met de biologische stroom mee in plaats van
tegen de biologische stroom in
· Jongens vertonen meer problemen
· Jongens en mannen kunnen hun innerlijke roerselen uitdrukken
in gedrag (meisjes houden dit vooral voor hun eigen)
· In plaats van gedrag als een ongezonde situatie, wil men het
lastige gedrag stoppen en benoemt men het als ongezond
· Stoppen van lastig gedrag is begin, maar er moet ook iets
gedaan worden aan de oorzaak van het lastige gedrag
Verschillen tussen mannen en vrouwen
· Verschillen die gemiddeld tussen mannen en vrouwen
bestaan:
· Eigenschappen van de man die belangrijk zijn voor het
overleven van de soort steeds minder belangrijk
· Belang va verschillen tussen man en vrouw is afgenomen
· Ook aan fysieke kenmerken te zien: bv. Lengte
· Toch zijn verschillen niet helemaal verdwenen
· Verschillen zijn noodzakelijk
· Vrouw: noodzakelijk dat zij zich kan verplaatsen in een ander
(zorgen)
· Man is staat om nest te beschermen gebrek aan
inlevingsvermogen voor man noodzakelijk
· Op moment dat er iets anders van mens gevraagd wordt natuur
reageert daar op (bv. Bij zwangerschap vrouw produceert man meer
‘zorghormonen’)
Rigiditeit en manipulatie
· Man en vrouw hebben verschillende neigingen beïnvloedt hun
keuzes moeten rekening houden met kwaliteiten en zwakheden
· Rekening houden met verschillen betekent dat er gebruik
gemaakt wordt van elkaars kwaliteiten en zwakheden
· Vrouwen: beter inleven, maar ook beter liegen en bedreigen
· Mannen: rigide, maar langer concentreren op een onderwerp en
meer direct
· Mannen en vrouwen sterk in uidrukken van emoties
Reactie op gevaar
· Duidelijk voorbeeld van hoe mannen en vrouwen verschillen is
omgaan met angst
· Vrouwen willen graag prater (tend-and-befriend)
· Mannen ondernemen liever een lichamelijke activiteit
(fight-or-flight-respons)
· Verschil in reactie op gevaar kan man en vrouw uiteen
drijven
· Bv. Dood van een kind (1 op 6 gezinnen scheiden hierna)
· Man stort zich op werk
· Vrouw blijft er over praten
ze moeten van elkaar leren
Opvoeden, rekeninghoudend met verschillen
· Jongens: leiderschap bepalen adhv fysieke krachten
· Meisjes: leiderschap is democratisch van aard
· In opvoeding moet:
· Bij jongens belang van andere dan fysieke leiderscapaciteiten
stimuleren, zonder fysieke krachten weg te cijferen
· Bij meisjes van belang om leiderschap naar voor te halen en
assertiviteit te stimuleren
Een moeder voor de jongen, een vader voor het meisje
· Verstandiger jongen te vragen naar acties en gebeurtenissen
(uiten hun gevoelens hierin)
heeft zijn moeder nodig om hem te helpen zichzelf, maar ook
sociale interactie te begrijpen
· Meisjes naar gevoelens vragen
heeft haar vader nodig om haar te helpen zich assertief in de
maatschappij op te stellen
Opvoeden vanuit kracht
· We zouden meisjes kunnen opvoeden weerbaarder te zijn, meer
actie te ondernemen bij angst, zonder daarbij voorbij te gaan aan
hun neiging tot zorg om de ander en zonder assertiviteit tot dogma
te maken
· We zouden jongens moeten leren omgaan met hun zwakke kanten,
zodat deze uitgroeien als kwaliteiten en niet tot een agressieve
houding verworden
· Het zou verstandig zijn jongens meer mogelijk te bieden binnen
het schoolsysteem m te sporten
Specifieke aspecten voor pedagogische hulp
· Door de socialisatie kunnen verschillen tussen mannen en
vrouwen ten onrechte sterker geaccentueerd worden en talenten
kunnen ondergesneeuwd raken, maar de schillen getuigen niettemin
van fundamentele condities
· Je krijgt van je moeder geen autisme, maar een autistisch kind
maakt een moeder wel dominant, symbiotisch en (over(bezorgd)
· Belangrijk om aanleg onder ogen te zien en in de opvoeding
(ook in pedagogische hulp) daarbij aan te sluiten
· Jongens reageren vaker meer daadkrachtig en kunnen tot lastig
gedrag komen
· Meisjes daarentegen kampen vaak met psychosomatische reacties
als buikpijn en hoofdpijn
· Jongens reageren externaliserend
Meisjes reageren internaliserend
Opvoeden in Vlaanderen: feiten en verbanden1. Inleiding1.1
Opvoedingsgedrag: slechts één deel van de puzzel
• Slechts één mogelijke factor die kan bijdragen tot het welzijn
van kinderen • Andere factoren:
- factoren uit de omgeving- constitutionele eigenschappen
• Ecologische modellen → Rekening houden met:- Kenmerken van de
omgeving
- Kenmerken van het individu- Relaties• Patterson: - Ouderlijke
vaardigheden kunnen mediërende rol spelen tussen eigenschappen van
de context en probleemgedrag
- Ouderlijk gedrag:
→ Stimulerende rol → Onderdrukkende rol
1.2 Studies naar de relatie tussen opvoedingsvaardigheden en
probleemgedrag bij kinderen en jongeren
• Het ontstaan van antisociaal gedrag
- Link gelegd tussen opvoedingsvaardigheden en
probleemgedrag
- Farrington: opvoedingsaanpak → Voorspellende rol in de
ontwikkeling van delinquentie- Gebrek aan controle + hard &
autoritair straffen → significante bijdrage
- ouderlijke gedragingen als predictoren: → Tekort aan
supervisie → Verwerping → Weinig betrokkenheid
- Deater-Deckard: Probleemgedrag kan voorspeld worden
vanuit:
→ Verschillende kindkenmerken
→ Socioculturele eigenschappen
→ invloeden van leeftijdsgenoten en ouders
• Oregon Social Learning Center (OSLC)
- Patterson + collega's
- Ouderlijke vaardigheden = heel belangrijk
- Accent wordt gelegd op:
→ Positieve betrokkenheid
→ Positieve bekrachtiging
→ Probleem oplossen
→ Monitoring
→ Disciplinering
1.3 Meten van ouderlijk gedrag
• Methode:
- verschilt van studie tot studie
- Observatie, interview en vragenlijsten → afzonderlijk of in
combinatie gebruikt
- Verschillende informanten raadplegen
- Patterson: multimethod-strategie
= meerdere methoden en informanten over verschillende
meetmomenten- Huidig onderzoek: Schaal voor Ouderlijk Gedrag (SOG,
Van Leeuwen)
2. Methode2.1 GegevensverzamelingSamenstelling van een
representatieve steekproef
• Gezinnen met kind van 8 tot 14 jaar
• Om medewerking gevraagd via scholen:
- At random geselecteerd
- Rekening houden met:
→ Verdeling over Oost- en West-Vlaanderen
→ onderwijsnet
→ Ligging
• Uitval van scholen:
- 80% van de lagere scholen wil meewerken
- 60% van de secundaire scholen
- School die niet wil deelnemen → Vervangen door school met
dezelfde kenmerken
• Brief met uitleg aan leerlingen meegeven
• Antwoordbriefje met toestemming van de ouders
• Uitval van ouders:
- 41% van de ouders van de lagere school wilden meewerken
- 39% van de ouders van de secundaire school wilden
meewerken
- Belangrijkste rede van weigeren: tijdsgebrek
Bevraging van gezinnen
• Op afspraak aan huis bezocht
• Onderzoeksmedewerkers mondelinge en schriftelijke instructies
→ Zo gestandaardiseerd mogelijk
• Ouders en kind onafhankelijk van elkaar vragenlijsten
invullen
2.2 Variabelen en meetinstrumenten
• Gebruikte meetinstrumenten: positief beoordeeld
Ouderlijk gedrag:
• de Schaal voor Ouderlijk Gedrag (SOG)
- In kader van het onderzoek ontwikkeld
- ouderlijk gedrag in kaart brengen
- gebaseerd op:
→ Patterson
→ Katholieke Universiteit Nijmegen
→ Frick
→ Schaefer- Bevat 55 items → Kunnen worden toegewezen aan 9
subschalen
→ Autonomie
→ Positief ouderlijk gedrag
→ Regels stellen
→ Monitoring
→ Disciplinering
→ Inconsequent disciplineren
→ Negeren
→ Hard straffen
→ Materieel belonen
- Vragen aan ouders in welke mate ze het gedrag stellen
→ Ahv. Een 5-punten-Likertschaal
→ van 'nooit' tot 'altijd'
Satisfactie van ouders m.b.t. de opvoeding, zorgen omtrent eet-
en slaapgewoonten en de invloed van leeftijdsgenoten, het ervaren
van steun
• De Schaal voor Ouderlijke Beleving (SOB)
- info over 4 subschalen
→ Satisfactie
→ Steun
→ Zorg
→ Leeftijdgenoten
- 1 item: peilt naar moeilijkheden van ouders over tijdverdeling
over werk/gezin
Stress in de partnerrelatie
• De Vragenlijst Discussiethema's Partners (DISP)
- aanwezigheid van stress in een partnerrelatie
- Veronderstelling: meer discussies → meer spanning in een
relatie
- 20 discussiethema's → beoordelen hoeveel ouders verschillen
van mening
• 2 subschalen
- Levensstijl (financiën, tijdsbesteding,… )
- Kinderen
Tijdsbesteding aan kinderen/monitoring van ouders
• De Schaal voor Organisatie binnen het gezin (SORG)
- geeft beeld op de uitvoering van een aantal veelvoorkomende
taken
- 1 item dat nagaat hoe vaak het kind niet onder toezicht van
een volwassene staat
(monitoring meten)
Antisociaal gedrag bij kinderen
• De Checklist Antisociaal Gedrag
- zelfrapportage
- kind geeft aan hoe vaak het een gedraging stelt
- 5-puntenschaal
Emotionele en gedragsproblemen bij kinderen
• De Gedragsvragenlijst voor Kinderen
- op een gestandaardiseerde manier gedrags- en emotionele
problemen en competenties bij kinderen verzamelen
- Competenties
→ bevragen van hobby', taken, schoolprestaties en sociale
contacten
- gedrags- en emotionele problemen
→ Syndroomschalen
→ hebben betrekking op de psychopathologie
→ meten van internaliserend en externaliserend gedrag
→ Ouders scoren 113 probleemgedragingen
→ Dit wordt vergeleken met normgroepen
Het ervaren van stress met betrekking tot opvoeding
• De Nijmeegse Ouderlijke Stress Index (NOSI)
• Zelfrapportage van de ouders
• Doel: de subjectieve beleving van de opvoedingssituatie
meten
• 2 domeinen:
- het ouderdomein
- het kinddomein
• Het ouderdomein
- in welke mate is de ouder opgewassen tegenover een
opvoedingstaak
- 7 subschalen:
→ Competentie
→ Rolrestrictie
→ Hechting
→ Depressie
→ Gezondheidsbeleving
→ Sociale isolatie
→ Huwelijksrelatie
• Het kinddomein
- eigenschappen van het kind die bijdrage leveren aan het gevoel
van stress
- 6 subschalen
→ aanpassing
→ stemming
→ Afleidbaarheid/hyperactiviteit
→ veeleisendheid
→ positieve bekrachtiging
→ Acceptatie
• De levensgebeurtenissenschaal
- 40 items
- elke van een aantal ingrijpende mogelijk stressvolle
omstandigheden zich de afgelopen 12 maanden hebben voorgedaan
- in welke mate was dit belastend voor de ouders?
Persoonlijkheid van kinderen
• De Hiërarchische Persoonlijkheidsvragenlijst voor Kinderen
(HiPIC)
- 144 items
- gedrag van kinderen tussen 6 en 12 beschrijven
- adhv. 5-puntenschaal
- 5 brede persoonlijkheidsdomeinen
→ Extraversie
→ Welwillendheid
→ Consciëntieusheid
→ Emotionele stabiliteit
→ Vindingrijkheid
2.3 Subjecten
• Steekproef:
- Representatief
- 600 autochtone gezinnen
- 596 moeders en 535 vaders
2.4 Data-analyse
• Frequenties en Pearsoncorrelaties berekend
• Variantie- en regressie-analyse
3. Resultaten3.1 Opvoedingsgedrag van ouders
• Ouders: meer positief dan negatief ouderlijk gedrag
• Moeders en vaders: significante verschillen
• Moeders:
- meer positief gedrag dan vaders
- meer betrokkenheid
- lossen samen problemen op
- meer sociale beloning
- meer zelf beslissingen nemen
- stimuleren meer autonomie
- meer regelstellend gedrag
- meer monitoring
- meer disciplinering
• Vaders: meer materiële beloningen• Uitschelden/verwijten komt
vaker voor dan fysiek straffen
• Harde straffen: geen significant verschil tussen vaders en
moeders
• Negeren van ongewenst gedrag komt niet vaak voor
3.2 Satisfactie m.b.t. opvoeding, aanwezigheid van steun en
zorgen over je kind
• Meerderheid haalt voldoening uit het opvoeden (moeders meer
dan vaders)
• 15-25%: weinig/geen beroep op steunfiguren kunnen doen
• moeders: meer steunfiguren dan vaders
• Vaders: meer zorgen over eet- en slaapgewoonten →
Verklaringen:
- Door het missen van steunfiguren?
- Voelen zich als gezinshoofd verantwoordelijk?
- Moeders zijn misschien meer op de hoogte van de reële situatie
van het kind?
• Moeilijk vinden om tijd te verdelen:
- 1/5 van de moeders
- 2/5 van de vaders
3.3 Het ervaren van stress m.b.t. de opvoeding
• Vrij veel stress
• 15% vaders en 8% moeders voelen zich niet competent
• Meer dan 50%: ouderrol als vrijheidsbeperking
• 35%: gevoel van isolatie
• Deze bevindingen zijn niet gebonden aan de leeftijd van het
kind
• Vaders:
- vaker aangeven over onvoldoende vaardigheden te beschikken
- zich emotioneel minder goed verbonden voelen
- meer stress door kindeigenschappen
3.4 Algemene stressbeleving ten gevolge van belastende
gebeurtenissen
• sterk individueel bepaald
• MAAR: vaders:
- meer stress in verband met werk
- meer stress bij alle mogelijke belastende ervaringen
3.5 Probleemgedrag bij kinderen
• 3-8% van de kinderen: zwaar probleemgedrag
• 10-25%: minder zwaar probleemgedrag
• Moeders: rapporteren meer lichamelijke, angst- en depressieve
klachten van hun kinderen → Verklaringen:
- Meer opmerkzaam
- Sensitiever
- Nauwere betrokkenheid → Over meer info beschikken
- uit bezorgdheid meer probleemgedrag rapporteren
3.6 De relatie tussen opvoedingsgedrag en probleemgedrag bij
kinderen
• Vaak significant, maar niet altijd van substantiële waarde
• Weinig positief ouderlijk gedrag → Meer antisociaal gedrag
• Hard straffen
• Inconsequent disciplinerenRelatie met het voorkomen van
gedragsproblemen
• Negeren van ongewenst gedrag
!!! Correlaties laten wel niet toe causaliteit tussen de
opvoedingsgedragingen en het probleemgedrag aan te tonen
3.7 Het verband tussen opvoedingsgedrag en
opvoedingsbeleving
• Correlaties zijn niet altijd hoog
• sterkste verbanden zijn positief
• Positief ouderlijk gedrag → meer voldoening in de
opvoeding
3.8 De relatie tussen ouderlijk gedrag en het ervaren van stress
m.b.t. de opvoeding
• Negatieve relatie tussen positieve betrokkenheid en het
ervaren van stress
• Ouders die nauw betrokken zijn:
- meer competent voelen
- meer gehechtheid
- positieve reacties → werken bekrachtigend
- minder depressie
• Ouders die vaak straffen
- minder competent
- minder hechte band
- aanvaarden het kind minder
3.9 Verschillen tussen alleenstaande moeders en moeders in
2-oudergezinnen
• Alleenstaande moeders:
- verschillen weinig van niet-alleenstaande moeders
- voelen zich niet minder competent
- maken zich wel meer zorgen over hun kind + meer stress m.b.t.
externe factoren
3.10 De relatie tussen het aantal kinderen in een gezin en de
onderzochte variabelen
• Aantal kinderen staat niet in relatie tot een verschillende
manier van opvoeden
! Behalve: bij slechts 1 kind → meer materieel belonen
• Vaders van 4 of meer kinderen: minder goed voelen in de
vaderrol
• Moeders van 4 of meer kinderen: meer stress en meer geïsoleerd
voelen
3.11 De relatie tussen opvoedingsgedrag, stressbeleving en
taakverdeling in het gezin en het percentage tewerkstelling van de
ouder
• 3 categorieën:
- ouders die niet tewerkgesteld zijn
→ 24.3% van de vrouwen
→ 4.7% van de mannen
- Ouders die tot 50% per week werken
→ 19.3% van de vrouwen
- ouders die meer dan 50% per week werken
→ 56.4% van de vrouwen
→ 94.2% van de mannen (Slechts 2 mannen zijn huisman)
• Meer dan 50% werkende vrouwen: meer stress over
tijdsverdeling
• Niet-werkende moeders- negeren meer ongewenst gedrag - maken
zich meer zorgen over de omgang met peers
- meer taken op zich nemen - ervaren het minste voldoening
→ Andere rollen naast de moederrol kunnen tot meer persoonlijke
voldoening leiden• Tot halftijds werkende moeders: meer taken op
zich nemen
• Vaders die niet tewerkgesteld zijn:
- meer voldoening uit opvoeden
- meer huishoudelijke karweitjes
- minder stress
- meer zorgen over financiën
- meer gezondheidsproblemen
!!! Het tewerkgesteld zijn van moeder heeft geen verband met de
tijdsbesteding van vader aan de opvoeding van zijn kinderen.
3.12 De bijdrage van opvoedingsvariabelen,
persoonlijkheidsvariabelen en stressbeleving tot probleemgedrag van
kinderen
• Een aantal ouderlijke vaardigheden, stressoren en
persoonlijkheidskenmerken van het kind → Kunnen bijdragen tot
antisociaal probleemgedrag
• Positief ouderlijk gedrag = beschermende factor
• Slechte ouderlijke gedragingen → meer probleemgedrag
- weinig monitoring van de vader
- inconsequent disciplineren
- hard straffen van de moeder
• Het ervaren van algemene stress → meer probleemgedrag
• Enkele negatieve kindkenmerken → Meer probleemgedrag
( dominant, egocentrisch, irriteerbaar, niet creatief, niet
angstig/verlegen, pessimistisch,…)
4. Discussie
(hier wordt eigenlijk alles nog eens herhaald, dus dat staat er
niet in)
• Hoe kunnen deze resultaten in Vlaanderen gekoppeld worden aan
het thema van opvoedingsondersteuning?
- Klein percentage dat weinig positieve vaardigheden
vertoont
- Deze ouders:
→ info verschaffen over hoe het anders kan
→ zorgen voor steunfiguren
→ Deze ouders opvolgen
Jongeren in Vlaanderen: gemeten en geteld.
Vragenlijst ingevuld door studenten tussen 12 en 18 jaar
· Gepeild naar hun beleving van een groot aantal levensdomeinen
(zoals welbevinden, de opvoedingsstijl van de ouders, vrije tijd en
vrienden, religie, …
· Opgevat als platformonderzoek: het biedt een referentiekader
voor iedereen die wil weten hoe het met de jeugd in Vlaanderen is
gesteld.
Het gezin1. Inleiding
· Belangrijk ervaringsdomein van de jongeren: het gezin
· Maatschappelijk gezien: falende opvoeding
jeugdproblematiek
· Hoe beleven jongeren de opvoeding door hun ouders?
· Is er een samenhang tussen de beleving en achtergrondkenmerken
van de ouders, het gezin en het kind?
· Hoe is hun opvatting over de verdeling van de gezinstaken
tussen man en vrouw?
· Hoe is hun houding tov abortus en euthanasie?
2. Beleefde opvoeding
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk: behandelen de beleving van de opvoeding door
jongeren en de samenhang met achtergrondkenmerken van de ouders, de
jongere en het gezin.
Onderzoeksvragen:
· Hoe ervaren de jongeren het opvoedingsgedrag van hun
ouders?
· Zijn er verschillen in beleefde opvoeding naargelang leeftijd
en geslacht van de jongere?
· Zijn er verschillen in beleefde opvoeding naargelang het over
vader of moeder gaat?
· Zijn ver verschillen in beleefde opvoeding naar gezinsgrootte,
de gezinsvorm, de beroepsklasse van de ouders en de
arbeidsmarktpositie van het gezin van de jongeren?
Hoe beleven jongeren de opvoeding door hun ouders?
· 2 centrale dimensies
· Ondersteuning
· Verwijst naar het gedrag waarmee een ouder warmte, acceptatie
en begrip toont.
· Controle
· Betreft bedrag waarmee de ouder probeert het gedrag van het
kind te beïnvloeden.
· Ondersteuning
· Unidimensioneel: verschillende concrete gedragsuitingen
vertonen een grote onderlinge overeenkomst.
· Positieve ontwikkeling van het kind
· Ondersteuning die tegemoet komt aan de behoeften van het
kind
· Negatieve ontwikkeling van het kind
· Extreem weinig ondersteuning of extreem veel
· Kan leiden tot gedragsproblemen
· Controle
· Multidimensioneel: in het sturend gedrag van ouders wordt meer
dan 1 patroon onderkend
· Gedrag van het kind beïnvloeden
· Met het kind overleggen
· Uitleg geven
· Beroep doen op de verantwoordelijkheid en vrijwillige
instemming van het kind
· Democratische controle
· Ouder past de verwachtingen en normen aan de capaciteiten van
het kind aan en stimuleert een actieve rol van het kind.
· Minder of meer democratische rol: op een gepaste wijze of
kinderen worden onderschat
· Macht en gezag: strikte regels stellen, kind weinig
bewegingsvrijheid geven, gedrag afkeuren of straffen, … =
Autoritaire of restrictieve controle
· Supervisie
· De mate waarin ouders op de hoogte zijn van of betrokken zijn
bij het doen en laten van hun kinderen = toezicht houden of
monitoring of opvolgen van de jongere
· Hogere mate van opvolgen van de jongere minder
delinquentiegedrag
· Overdreven hoge mate van betrokkenheid beklemmend werken en
nadelige uitkomsten
· Evolutie van het gezagsmodel naar het
gelijkwaardigheidsmodel
· Gezagsmodel
· Opvoedingsrelatie: ongelijke relatie
· Opvoeder: volwassen, zelfstandig en verantwoordelijkKind:
onvolwassen, hulpeloos, onverantwoordelijk
· Volwassene moest onvolwassene tot de volwassenheid brengen
· Gelijkwaardigheidsmodel
· Wat ‘volwassen zijn’ is, moet in overleg bepaald worden.
· Groot worden = kritisch keuzes leren maken en verantwoordelijk
leren zijn voor de eigen zelfontplooiing en biografie
Ouders zullen erg ondersteunend zijn naar de jongeren toe +
jongeren ervaren hun ouders als erg responsief. (Moeders: meer
responsief ≠ vaders; dochters: ervaren moeder als meer responsief ≠
zonen) Jongens ervaren meer autonomie en minder toezicht dan
meisjes. We verwachten een samenhang van de beleefde opvoeding met
beroepsklasse van de ouders. Ook gezinsgrootte, gezinsvorm en
arbeidsmarktpositie spelen een rol.
2.2 Meetinstrumenten
· Onderzoek
· 7 schalen aan kinderen tussen 12 en 18 jaar voorgelegd (over
hun ouders) + ook bij ouders afgenomen
· Responsiviteit, affectie-expressie, autonomie, regels
hanteren, straf, negeren en materieel belonen.
· Lage maar significante positieve correlaties tussen oordeel
van de ouders en oordeel van de kinderen Overeenkomst tussen wat
ouders over hun opvoedingsgedrag rapporteren en wat adolescenten
daarover zeggen. MAAR ouders iets positiever beeld geven over
zichzelf
· Slechts 3 domeinen aanbieden, invullen voor vader en voor
moeder
· Responsiviteit
· De mate waarin het kind aangeeft in de ouderlijke opvoeding
responsiviteit te ervaren voor behoeften, signalen, en gesteldheid
van zichzelf.
· Autonomie
· De mate waarin kinderen aangeven in de opvoeding van en de
omgang met hun ouders duidelijke aanmoedigingen en accenten te
ervaren om zelfstandig en onder eigen verantwoordelijkheid op te
treden.
· Opvolgen van de jongere
· De mate waarin de ouders toezicht houden op het doen en laten
van hun kind.
2.3 Resultaten
2.3.1 Responsiviteit van de ouders
· Jongere kan met zijn of haar ouders praten over persoonlijke
problemen, … en daarbij het gevoel hebben begrepen en geholpen te
worden.
· Vader en moeder even responsief volgens jongeren?
· Meerderheid vindt dat hun moeder hun goed aanvoelt en veel
ondersteuning biedt.
· Bij vader: in mindere mate een luisterend en begrijpend
oor.
· Jongens en meisjes ervaren evenveel responsiviteit van de
moeder.
· Bij vader: jongens ervaren meer responsiviteit dan
meisjes.
· Leeftijd
· Hoe ouder het kind, hoe lager de ervaren responsiviteit.
· Sociaal-economische kenmerken
· Kinderen van ongeschoolde arbeiders, … ervaren minder
responsiviteit, evenals kinderen waarvan de vader werkloos is.
· Gezinsgrootte
· Hoe meer kinderen, hoe lager de ervaren responsiviteit.
· Kan gecompenseerd worden door broers en zussen.
· Gescheiden ouders of niet:
· Kinderen van gescheiden ouders: minder responsiviteit dan
kinderen uit intacte gezinnen.
· Ook afhankelijk van de plaats waar de kinderen wonen na de
scheiding.
· Meeste responsiviteit van de ouder bij wie ze wonen.
· Rol van nieuwe partner ook belangrijk.
· In geval van co-ouderschap: beide ouders erg responsief.
· Tabel reader p.67
2.3.2 Autonomie
· Wanneer krijgen jongeren autonomie?
· Zelfstandig en onder eigen verantwoordelijk optreden
· Mogen dingen zelf onderzoeken en uitproberen, zelf oplossingen
zoeken, …
= onderdeel van democratische controle dwz. Ouders passen hun
verwachtingen en normen aan aan de capaciteiten van het kind +
stimuleren een actieve rol van het kind
· Verschil vader en moeder
· Even hoog
· Jongeren hebben het gevoel dat ze niet veel autonomie krijgen
van hun ouders.
· Jongens ervaren wel meer autonomie dan meisjes.
· Jongens worden verwacht om autonomer en onafhankelijker te
zijn.
· Leeftijd van het kind
· Hoe ouder het kind, hoe meer autonomie het ervaart.
· Beroepsklasse van de ouders
· Arbeidskinderen worden iets meer gestimuleerd tot zelfstandig
en verantwoord handelen dan kinderen uit andere beroepsklassen.
· Gezinsgrootte
· Niet rechtlijnig
· Gescheiden ouders
· Kinderen uit een gescheiden gezin: meer autonomie
· Tabel reader p.69
2.3.3 Opvolgen
· Betrokkenheid of interesse in de bezigheden van de jongere
· Waar is het kind na schooltijd, wie zijn de vrienden, …
· Verschil moeder en vader
· Moeders houden meer toezicht dan vaders.
· Moeders volgen hun zonen minder op dan hun dochters.
· Vaders volgen hun zonen beter op dan hun dochters.
· Leeftijd
· Hoe ouder de kinderen, hoe minder opvolging ze ervaren.
· Figuur reader p.70
· Beroepsklasse
· Zelfstandigen of landbouwers volgen hun kinderen minder
op.
· Routine hoofdarbeiders en middelbare leidinggevenden geven
meer opvolging.
· Arbeidsmarktpositie
· Kinderen uit tweeverdienersgezin ervaren meer toezicht dan
kinderen waarvan één of beide ouders niet werken.
· Gezinsgrootte
· Kinderen uit grotere gezinnen ervaren minder opvolging.
· Gescheiden ouders of niet
· Niet gescheiden: kinderen ervaren heel wat meer opvolging.
· Tabel reader p.71
2.3.4 Samenhangen tussen de maten van opvoedingsgedrag
· We kunnen ervan uitgaan dat de opvoeding van de kinderen deels
gebeurt in overleg tussen de ouders, waardoor het opvoedingsgedrag
op elkaar wordt afgestemd.
· Bv: lage mate van autonomie door de moeder lage mate van
autonomie door de vader
· Tabel reader p.72
· Moeders en vaders blijken dus hun opvoedingsgedrag op elkaar
af te stemmen.
· Responsiviteit hangt sterk samen met het opvolgen van de
jongere.
3. Houdingen ten opzichte van niet-traditionele gezinsvormen,
man-vrouwrolverdeling en bio-ethische kwesties
3.1 Houding tov niet traditionele gezinsvormen
De werkelijkheid van de gezinnen van vandaag is complex: naast
het klassieke kerngezin kennen we ongehuwd samenwonen,
eenoudergezinnen, …
· Onderzoek naar de mening van jongeren
· 7 op 10 vindt de traditionele gezinsvorm voor de kinderen het
best. (Andere gezinsvormen zijn wel aanvaardbaar)
· 1 op 7 vindt dat je gehuwd moet zijn om een goed gezin te
hebben.
· 4 op 10 vindt dat kinderen in eenoudergezinnen en homogezinnen
evengoed kunnen opgevoed worden.
· Hertrouwen na een echtscheiding en een homohuwelijk: door
meerderheid aanvaardbaar
· Tabel reader p.74
3.2 Houding tegenover de rolverdeling tussen mannen en
vrouwen.
Vrouwen strijden voor meer gelijkheid tussen man en vrouw. Ook
op vlak van rolverdeling binnen het huis. Zie tabel reader
p.75.
· Onderzoek naar mening van jongeren
· Grote meerderheid vindt dat kinderverzorging evengoed de
verantwoordelijkheid is van de man als van de vrouw.
· Helpen in het huishouden blijft voor sommigen een
twijfelgeval.
3.3 Houding tegenover bio-ethische kwesties.
Abortus en euthanasie
· Abortus
· Meer dan de helft van de schoolgaande jongeren zijn het ermee
eens dat een vrouw een abortus moet kunnen laten uitvoeren, als ze
dit wenst.
· Euthanasie
· De helft vindt dat dit moet kunnen.
· Meer dan een vijfde vindt niet dat mensen een einde kunnen
laten maken aan hun leven door een arts (= euthanasie).
3.4 Samenhang tussen de diverse concepten
Tolerante houdingen tegenover alternatieve gezinsvormen hangen
negatief samen met traditionele opvattingen over de rolverdeling
tussen man en vrouw.Tolerante houdingen tegenover alternatieve
gezinsvormen gaan tevens samen met een zekere aanvaardbaarheid van
abortus en euthanasie.
4. Besluit
Eerst gingen we in op de beleving door de jongeren van de
opvoeding die ze krijgen van hun ouders.
· Responsiviteit (= ondersteunen)
· Autonomie (= democratische controle)
· Opvolgen (= toezicht houden)
De meeste jongeren groeien op in een democratisch
opvoedingsmodel, waar ouders responsief zijn voor de behoeften en
signalen van hun kinderen, hen stimuleren autonoom en onder eigen
verantwoordelijkheid te handelen, maar toch voldoende weet te
hebben van het doen en laten van hun kinderen.
Moeders: hogere mate van responsiviteit en opvolging; lager op
vlak van autonomie.Vaders: minder responsief en toezicht houdend;
stimuleren in gelijke mate de autonomie.
Leeftijd toont sterkste samenhangen met de opvoedingsaspecten.
Hoe ouder ze zijn, hoe minder responsiviteit, hoe meer ze
aangemoedigd worden om zelfstandig en onder eigen
verantwoordelijkheid op te treden, en hoe minder ze opvolging
ervaren van hun doen en laten.
Jongeren blijken tolerant te staan tegenover de zogenaamde
alternatieve gezinsvormen. Ook zijn ze voorstander van een meer
gelijke verdeling van de gezinstaken tussen man en vrouw. Meisjes
zijn consistent toleranter en voor een meer gelijke rolverdeling.
Abortus en euthanasie is voor een nipte meerderheid van de jongeren
aanvaardbaar.
Zorg in de gezinsopvoeding
(Vandermeulebroecke, De Munter, Moeyaert, Van Dan Bosch)
Inleiding
· ‘Zorg’ belangrijk thema in het denken over de verhouding tss
mannen en vrouwen
· Vrouwen vooral directe zorgtaken + zorgverstrekking, mannen
meer beslissingen nemen over de beleidsmaatregelen m.b.t.
zorgverschaffing
· Centrum voor Gezinspedagogiek (KUL): onderzoek naar de
verdeling, waardering en overdracht vd ‘vrouwelijke zorg’ in de
opvoeding
· Onderzoek naar samenhang tss zorgen als taak en zorg als
waarde op domein vd opvoeding
· Bespreken van empirische exploratie vh onderzoek dat nog
lopend is
· Ingaan op concepten ‘zorg’, ‘waardering van zorg’ en
‘koppeling van zorg aan man/vrouw zijn’ niet eenduidig omschreven
probleem bij ontwikkelen van meetinstrumenten
· Komen tot een accurate en bruikbare omschrijving vd ≠
componenten + onderzoeken hoe de componenten meetbaar maken
De zorg voor de kinderen: een analyse van de literatuur
· Nagaan welke antwoorden de literatuur biedt op de gesteld
vragen
Zorg delen?
· Vaders nemen typische, vrouwelijke zorgtaken nog niet of
nauwelijks op
· Van Der Avort
· Telefonische enquête bij 1000 gezinnen
· Taakverdeling rond arbeid en zorg traditionaliteit
overheerst
· 2/3 tot 3/4 vd zorg voor huishouden en kinderen door de vrouw
verricht
· Wanneer vrouw evenveel uren als man buitenhuis werkt 2/3 meer
huishoudelijke taken + 1/2 meer verantwoordelijkheid voor de
kinderzorg
· CBGS-enquête (K&G) in 1992
· 3500 Vlaamse gezinnen
· Mannen ± 22 uur meer beroepsarbeid + 21 uur minder
gezinsarbeid
· Totale gezinsarbeid: 60% bij sterk beroepsactieve vrouwen en
75% bij niet beroepsactieve vrouwen
· Opvoedingstaken: vrouwelijk aandeel 60 – 70% en nooit minder
als 50%
· Relatieve beroepspositie in termen vh aantal uren =
belangrijke factor bij verdeling vd huishoudelijke en
opvoedingstaken maar ongelijke verdeeldheid blijft bestaan
· Mannen meer kwalitatieve aspecten vd beroepsarbeid (zoals
functieniveau) taakverdeling traditioneel
· Opvallende sekse-specificiteit in de aard vd taakverdeling
binnenshuis
· Bij zorgende vaders ook sprake van ‘vrouwenwerk’ en
‘mannenwerk’
· CBGS-enquête: veel uren huishoudelijke taken bij vrouwen en
relatief veel uren karweien bij mannen
· Mannen op huishoudelijk vlak vooral sorteren van vuilnis,
tanken,…
· Vrouwelijke taken: strijken, kinderkledij kopen,…
· Opvoedende taken aandeel vd man het grootst (maar nog steeds
minder als vrouwen) op vlak van met de kinderen warm eten,
spelen,…
· Vrouw meer verantwoordelijkheid in het aankleden vd kinderen,
naar de dokter gaan,…
· Samenhang met nog andere factoren
· Leeftijd vd verzorger + leeftijd vd kinderen relevante
variabelen bij zorgverdeling
· Kinderen opgroeien moeder zien ‘zorg’ minder als dimensie vd
opvoeding
· Hoe groter de zorgbehoefte, hoe meer tijd aan zorgen, hoe meer
kans op een eerlijke zorgverdeling vooral het geval bij meer en
jongere kinderen
· Zorgomvang + zorgverdeling hangen nauw samen met de verdeling
vd beroepsarbeid
· Persoon die minder tijd over om te zorgen, naarmate deze meer
beroepsarbeid verricht
· Ook arbeidssituatie speelt een rol (= verhouding in aantal
werkuren en overlap in uurroosters)
· Relatie tss zorg en sociale klasse niet altijd even
eenduidig
· Onderzoek bij Afro-Amerikaanse families: hoger inkomen en
hogere opleiding bij de vader positieve invloed op
zorg-engagement
· Onderzoek Van der Avort: opleidingsniveau vd man geen invloed
op zijn taakopname in het gezin
· Onderzoek van Tuttle: negatief verband tss opleidingsniveau vd
vader en zijn participatie in de kinderzorg
hoger opgeleiden maken meer gebruik van kinderopvang
· Zorgcompetentie
· Kennis i.v.m. zorgen en zelfvertrouwen belangrijk voor het
opnemen van zorgtaken
= anticiperen op de noden vh kind + kennis hebben vd normale
kinderlijke ontwikkeling en van verzorgende vaardigheden + het
kunnen communiceren met kinderen
· Geen gegevens uit empirisch onderzoek
· Zorgen heeft voordelen voor degene die zorgt
· Ouderschap meer en meer aanzien als een middel tot
zelfontplooiing
· Positieve effecten
· een veelzijdiger bestaan
· meer plezier beleven aan de kinderen
· minder druk ervaren om carrière te maken
· meer gelijkwaardige relatie met de partner
· Als zorgen negatieve gevolgen heeft struikelblok voor vaders
om te gaan zorgen
· Sociale variabelen
· Huidig zorgend gedrag van vaders hangt nauw samen met hun
ervaringen als kind
· Door thuis mee te helpen of babysitten doen toekomstige ouders
ervaring en ervaring heeft een positieve invloed op later
zorgaandeel
· Ook taakverdeling vd eigen ouders van belang
· Jongeren uit stereotiepe thuissituatie leggen de
verantwoordelijkheid voor verzorging bij 1 vd ouders
· Slechts een kleine minderheid vd zorgende vaders had een
positief voorbeeld gehad maar deze zorgden meer dan de andere
mannen reactie op zeer lage betrokkenheid vd eigen vader
· Opvattingen en houdingen in de actuele gezinscontext zijn van
belang
· Opvattingen van de partner: weerstand bij vrouwen is een
hindernis om verantwoordelijkheid te delen + geloof vd vrouw in
eerlijke taakverdeling werkt stimuleren
· Steun van vrienden, familie en buren ook van belang
· Belang van voorbeeldmannen
· Beleid op macro- en mesoniveau
= (on)mogelijkheid die de maatschappij en de werkomgeving bieden
om als ouder zelf voor de kinderen te zorgen
· Keuzemogelijkheden op vlak van werken kan bijdragen tot een
eerlijke zorgverdeling in het gezin
Waarom (niet) zorgen?
Antwoord op vraag waarom er een ongelijke zorgverdeling is te
vinden in de wijze waarop zorg door de opvoeders gewaardeerd en aan
man/vrouw zijn gekoppeld wordt
· Mogelijke band tss zorg als waarde en zorgen als taak
· Mannen zullen meer zorgen wanneer zorg op waarde wordt geschat
en wordt losgekoppeld van sekse
· Zorg als waarde neemt centrale plaats in in de zorgethiek
· Zorg voor de ander is mogelijkheidsvoorwaarde voor de eigen
ontplooiing als mens
· Opnemen van zorg maakt de mens tot een zorgzaam persoon
· Zorgen wordt vaak opgevat als een typisch vrouwelijke taak met
een lage waardering
· Zorgen wordt vaak verengd tot verzorgen
· Onderzoek naar manier waarop jongeren de verzorging van hun
kinderen willen regelen naast een job
· 20% vd meisjes en 3% vd jongens wil de verzorging zelf op zich
nemen
· 2% vd meisjes en 24% vd jongens wil dit voornamelijk aan de
partner overlaten
· Vlaamse gezinnen: geen eensgezindheid i.v.m. het waarderen van
zorg
· 1/3 vindt dat gezinswerk afwisselend en creatief is
· 20% vindt het saai en eentonig
· Moeders beschouwen de verzorging van het kind meestal niet als
een typisch vrouwelijk opvoedingsactiviteit
· 77,1% vd moeders vindt dar de verzorgingstaken ook opgenomen
kunnen worden door de vaders
· Over het verband tss het opnemen van zorgtaken, het waarderen
van zorg en het aan man/vrouw zijn koppelen van zorg is weinig
onderzoek voorhanden
· Belang vd waardering van zorg en de (los)koppeling van zorg
van man/vrouw zijn voor de zorgverdeling
· 1/3 tot de helft vindt dat zorg aan man/vrouw zijn
koppelde
· Invloed van achtergrondfactoren op de waardering en koppeling
van zorg aan man/vrouw zijn
· Zorg meer gewaardeerd door personen die:
· Zijn opgegroeid in een gezin met een meer genderneutrale
zorgverdeling
· Zichzelf rekenen tot een kerkelijk gezindte
· Meer kinderen hebben
· Minder buitenhuis werken
· Zorg zou sterker met man/vrouw zijn geassocieerd worden door
gelovigen, personen uit lagere klassen en immigranten
Zorg van moeder op dochter en van vader op zoon?
De overdracht van zorg als waarde van ouders naar kinderen
· Theoretische argumentatie
· 3 aspecten in de overdracht van waarden en normen: stadia in
de waardenopvoeding
1. inprenting = alle vormen van gewoontevorming, van het
aanleren ven een gedragsrepertoire
· Initiatief bij opvoeder + bepaalt de inhoud
· 1ste ontwikkelingsstadium waarin waarden vanzelfsprekend zijn
voor het kind
· Grote openheid vanwege het kind dat zich opgenomen weet in de
waarden vd gemeenschap en ‘gaat meedoen’
2. onderrichting =alle minder of meer dwingende vormen van
informatieoverdracht met als doel dat het kind zich volgens de
juiste normen gaat gedragen
· Waarden en normen worden expliciet, als geldend in de
gemeenschap
· Initiatief vd opvoeder vergt een beantwoording hiervan
· Tweede ontwikkelingsstadium waarin het kind de W+N vd
gemeenschap ernstig gaat nemen, inoefent en zich bekommert om de
instandhouding vd waardengemeenschap
3. aanvaarding = het bevorderen bij het kind van een eigen
plaatsbepaling ten opzichte van heersende W+N
· Puberteit: vermogen om tot een zelfstandige en verantwoordbare
positiebepaling te komen
· Aanvaarden of het op zich willen nemen van W+N is iets wat
enkele de jongere zelf kan doen
· Accent vd waardenopvoeding verschuift in de richting vd zich
ontwikkelende persoonlijk vd kind
· Doorgeven van het ideaal van het ‘zorgen voor’
· Intersubjectieve dimensie als de meest essentiële vh
mens-zijn
· Meest wezenlijke kenmerk is dat de mens aangedaan wordt door
anderen
· Meeste natuurlijke relatie is die van zorgen voor de andere en
in die relatie beantwoordt de andere de zorgende persoon
· Belang van de dialoog en een praktijk van ‘zorgen voor’
doorheen de praktijk wordt het kind zelf verantwoordelijk (=
erkennen vd eigen aansprakelijkheid of plicht + ervaren vd
mogelijkheid om plezier te beleven aan het zorgen voor elkaar)
· Zeer belangrijk dat de opvoeder de jongeren aanmoedigt en
hem/haar het best mogelijk motief toeschrijft
· Waarde vh zorgen kan op heel spontane momenten worden
doorgeven
· Belang van voorbeeld + beloning
· Imitatie vd geliefde volwassene
· De mate waarin voor het kind gezorgd wordt, bepaalt de mate
waarin het kind voor zijn omgeving zal zorgen
· ID-vorming verloopt via identificatie met de ouder van
hetzelfde geslacht vaders moeten meer gaan zorgen zodat jongens
zich kunnen identificeren met zorgende mennen en deze activiteit
leren waarderen
· Waarden vh zorgen kan op een meer intentionele manier worden
doorgegeven
· Zie ‘onderrichting’
· ID-ontwikkeling via interactie en betekenisgeving
· Zowel oefening als dialoog essentieel in het opvoeden vd
ethische ideaal
· Mens moet leren hoe hij zich verhoudt tot anderen en hoe
anderen zich tegenover hem verhouden door van kindsbeen af
aandachtig te luisteren naar verhalen waarin essentiële verbanden
tss mensen worden uitgelegd
· Vanuit bestaande onderzoeken
· Meer jongeren uit stereotiepe thuissituatie willen de
verantwoordelijkheid vor de verzorging bij 1 vd partners leggen
· Ouders die minder sterk rolbevestigend gedrag vertonen
kinderen minder sekse-stereotiepe denkbeelden over mannelijke en
vrouwelijke gedragspatronen
Samenvattend
· Zorgverdeling vaak nog traditioneel
· Weinig verandering bij beroepsactieve vrouw
· Ongelijke kwantitatieve verdeling gaat gepaard met
sekse-specificiteit in de aard vd taakverdeling
· Literatuur: verband gelegd tss verschillende variabelen
(geslacht, leeftijd, aantal kinderen,…) en het opnemen van
zorgtaken
· Waardering en koppelen van zorg aan man/vrouw zijn hebben
invloed op zorgopname
· Niet zoveel aandacht aan dit onderwerp besteed, vooral geen
empirisch onderzoek
· Waardenopvoeding sluit aan op de stadia die het kind doorloopt
in zijn verhouding tot de waarden van zijn gemeenschap
· Waardenopvoeding begint bij het opgenomen zijn in een
gemeenschap
· Leren zorgen begint bij het opgenomen zijn in een
zorgpraktijk
· Waarden moeten expliciet aan de orde gesteld worden, in
dialoog waarin het kind eerst beaamt maar geleidelijk aan zelf meer
en meer een actieve en zich verantwoordende partner wordt
De concepten ‘zorg’, ‘waardering van zorg’ en ‘koppeling van
zorg aan man/vrouw zijn’: omschrijving en bedenkingen
De concepten in de literatuur
Naargelang de context kan zorg anders omschreven en gewaardeerd
worden
Zorg is term met ruime inhoud, die zowel in de gezinscontext
wordt gebruikt als in verpleegkundige, medische, psychologische,…
context
· Fisher + Tronto
· Zorg = specifieke activiteit die alles omvat wat wij doen om
onze wereld zo in stand te houden, te continueren en te herstellen
zodat we daarin zo goed mogelijk kunnen leven
· Zowel zorg voor jezelf, voor anderen en voor de wereld
· Tegen de wetenschappelijke verwaarlozing en de
maatschappelijke onderwaardering van zorgende activiteiten
· Perspectief ter discussie waarin zorg doorgaans wordt
verbonden met de privé-sfeer en met vrouwen
· Omschrijving van ‘zorg’ vrij abstract en omvattend
· 4 niveaus in zorgconcept:
1. zorgen om
· Meest abstract
· = zorg en aandacht voor het voortbestaan van de wereld
· Aandacht schenken aan die factoren die het overleven en
welzijn bepalen
· Kennis van zorgbehoeften, selectie vd middelen en keuze voor
handelingsstrategieën
· Erkenning vd zorg is noodzakelijk
2. zorgen voor
· = het nemen van verantwoordelijkheid in de zorg en het
daarnaar handelen
· Vereist inlevings-en oordeelvermogen, langdurige inzet en
kennis over specifieke situaties
3.verzorgen
· Verantwoordelijkheid voor het tegemoetkomen aan de nood aan
zorg centraal
· Vereist continuere beschikbaarheid en toewijding
· Moreel sleutelbegrip: competentie
4. zorg ontvangen
· Reacties van degenen op wie de zorg gericht is
· Zorg tussen ‘nabije’ mensen
· Inbreng van zowel zorgverlener als zorgontvanger
· Hier: nadruk op de opvoeder als zorgende en de overdracht van
zorg als waarde i.f.v. het opnemen van zorg
· Opvoeding = interactioneel proces waarin ouders en kinderen
positieve polen zijn die elkaar voortdurend beïnvloeden
· = Specifieke wijze om zich in een relationele context tot de
ander te verhouden, met het oog op de instandhouding en ontplooiing
van de ander
· = Zorgen voor de ander is ten dele te beschouwen als een
spontane reactie op degene met wie ik geconfronteerd wordt en deze
tegelijkertijd een plaats te geven binnen degene die ik wil
zijn
· Afzetten tegen altruïstische visie van zorg
· Zorg is geen kwestie van zelfopoffering maar een middel tot
zelfontplooiing
· Zelfontplooiing niet het eigenlijke motief tot zorgen
· Afhankelijkheidspositie van de zorgbehoeftige
· Zorg wordt hier verstaan als het voorzien in de basisbehoeften
en de elementaire sociale behoeften van een persoon die daartoe
niet in staat is
· Zorg voor kinderen = het ondersteunen vd ontwikkeling vh
gevoel van eigenwaarde en het begeleiden vd ontwikkeling naar
zelfstandigheid
· Zorgen = dimensie in de opvoeding waarbij de opvoeder het kind
vooral benadert in zijn hulpeloosheid en afhankelijkheid, niet in
staat om voor het vervullen van bepaalde behoeften zelf in te
staan
· Opvoeder erkent afhankelijkheid en is bereid om eraan
tegenmoet te komen
· Opvoedingshouding en-gedragingen niet beperkt tot jonge
kinderen maar blijven in verschillende uitingsvormen bestaan tot
kinderen volwassen zijn
· Verantwoordelijkheidsaspect van de zorgende
· Zorg als activiteit als een vermogen en bereidheid om
behoeften te zien en te horen en om verantwoordelijkheid op te
nemen dat er op die behoeften wordt ingegaan
· Meervoudigheid van het zorgconcept
· 3 componenten: gedrag, gevoelens en cognities
· Verzorgen als het opheffen van een noodtoestand vh kind + als
een passief sympathiseren met de toestand vh kind, een ruime
bekommernis om het psychische welzijn vh kind
· Complex van attitude en gedrag
· Zorg is een actueel maar niet eenduidig begrip
· Kan betrekking hebben op zorg voor de wereld, voor de ander of
voor zichzelf
· Kan gesitueerd worden op macro-, meso-of microniveau
· Wijzen op een cognitie, attitude, gedrag of composiet van
deze, waarbij dan nog niet duidelijke is om welke attitude of welk
gedrag het dan precies gaat
· Literatuur: in beperkte mate aanknopingspunten voor een
omschrijving van ‘waardering van zorg’ en ‘koppelen van zorg aan
man/vrouw zijn’
· Waarderen van zorg = de waarde die men hecht aan het geven en
ontvangen van zorg weinig duidelijkheid
· Waardering = de beleving, gevoelens + de betekenis, de plaats
die men zichzelf in de zorgende relatie toekent
· Verschil met het koppelen van zorg aan man/vrouw zijn is erg
klein vanuit de literatuur niet duidelijk gemaakt
Bedenkingen
· Afbakeningen van de concepten niet eenduidig
· Geen enkel onderzoek naar de waardering en de koppeling van
zorg aan man/vrouw zijn
· Onderzoekers kijken vanuit en gemeenschappelijke bril naar de
zorgrealiteit
· Alle verschillen aan gender toegeschreven omdat men uitgaat
van gendertheoretische invalshoeken
· Verdwijnen van de verschillen tss vaders onderling en moeders
onderling uit beeld
· De validiteitscriteria eisen overeenkomsten met de heersende
theorie en onderscheiden het ware/geaccepteerde vh onware/niet
geaccepteerde
· Alles wat niet tot de heersende theorie behoort verdwijnt uit
het gezichtsveld
· Onvolledig beeld
· Zorg is een breder begrip dan algemeen wordt aangenomen of
leiden tot het verschillend beoordelen van hetzelfde gedrag
naargelang de sekse
· Daarom: empirische exploratie opgezet
Empirische exploratie naar de verheldering van de concepten
‘zorg’, ‘waardering van zorg’ en ‘koppeling van zorg aan man/vrouw
zijn’
· Omschrijvingen en operationalisering van deze concepten nog in
volle ontwikkeling
· Relatie tss deze begrippen nauwelijks onderzocht
· Empirische exploratie
· 2 groepen respondenten: ouders + kinderen
· Oudergroep zo divers mogelijk
· Kinderen: klas van 17-18jarigen ondervraagd oud genoeg om
afstand nemen van en reflecteren over zorgsituaties in het
gezin
· Bijna allee jongeren hebben een traditionele
gezinsconfiguratie
· Data verzameld a.d.h.v. ‘self-report diaries’, interviews en
neergeschreven scenario’s
· Alle dagboeken en antwoorden aan inhoudsanalyse
onderworpen
· Kwalitatieve methode van data-analyse: ruwe teksten gecodeerd
naar thematisch eenheden
· Thema’s en hypothese zelf oprijzen uit materiaal
Het concept ‘zorg’
· Zorg is een composiet van affectieve, cognitieve en
gedragscomponenten
· Gedragscomponenten
· Veel zorgend gedrag is zichtbaar
· Activiteiten kunnen bijzonder of doodgewoon en dagelijks
zijn
· Gewone activiteiten heeft te maken met de aanwezigheid vd kind
zoals het kind voeden, naar school brengen,…
· Ook taken die ouders al uitvoerden voordat ze kinderen kregen
maar die nu meer op het kind gericht zijn zoals eten klaar maken,
winkelen,…
· Gaan werken wordt door jongeren als zorg gezien
· Meer vaders als moeders duiden deze activiteiten aan als zorg
voor het kind
· Vaders zien taken die ze daarvoor al deden ook als zorg voor
het kind
· Moeders krijgen veel specifieke zorgactiviteiten bij en zien
daardoor de andere activiteiten niet meer als zorg voor het
kind
· Met het ouder worden vh kind wordt emotionele zorg(oplossen
ruzie, telefoneren naar het kind,…) belangrijker als praktische
zorg(een wond verzorgen, een bad geven,..) : toch komen bij alle
leeftijden evenveel emotionele als praktische zorg aan bod
· Cognitieve en affectieve componenten
· Zorg kan ook onzichtbaar zijn
· Jongeren merken deze onzichtbare zorg bij ouders niet op
· Cognitieve en affectieve componenten lopen niet samen met het
gedrag
· Emotieve dissonantie = conflict tss wat men voelt en wat men
doet moeders geven deze situatie meer aan dan vaders
Verklaringen:
· Vaders meer beloond voor hun zorg
· Vaders minder verantwoordelijkheid of in minder mate bereid om
hun negatieve gevoelens te uiten
· Verschillende redenen waarom ouders tegen hun gevoelens in
toch bepaalde zorgactiviteiten stellen
· Moeders: zorgvraag waarnemen bij de kinderen
· Men handelt om het kinds bestwil
· Men veronderstelt dat de partner het verwacht
· Vanuit plichtsgevoel
· Conatief aspect
· Zorg als romantisch ideaal wordt door ouders niet vermeld
· Jongeren wijzen het motief ‘liefde’ om de zorg(vooral bij de
moeder) te verklaren
· Jongeren: romantischer beeld, ouders: realistischer
· Zorgsituatie door ouders beschreven is gericht op het voordeel
vh kind
· Ouders en jongeren wijzen naar de voordelen voor de zorgende
persoon bij de motivatie vd zorgactiviteit
Het concept ‘waardering’
· Meerderheid vd zorgsituaties worden positief gewaardeerd
· Neutraal gewaardeerde situaties = doodgewone situatie zonder
waardering
· Ouders baseren waardering op verschillende factoren
· Eigen gevoelens
· Effect
· Waardering door de verzorgde
· Belang van zorg als middel en als doel
· Verschillende factoren niet altijd even belangrijk
bevonden
· Discongruentie tss de gerapporteerde eigen gevoelens en de
uiteindelijke waardering
· Effect, juistheid van de zorg en waardering door het kind
wegen zwaarder op de eigen gevoelens
· Alle moeders wijzen op de gevoelens die ze bij het zorgen
ervaren
Het concept ‘zorg koppelen aan man/vrouw zijn’
· Voor een groot aantal activiteiten meent de respondent dat de
partner deze ook kan uitvoeren zorg wordt op cognitief vlak niet
verbonden met man/vrouw zijn
· Minderheid vd ouders zegt dat seksegebonden zorggedrag in hun
gedrag helemaal niet voorkomt
· Partner zou het wel kunnen doen maar door praktische
omstandigheden het niet doet
· Moeders gebruiken dit argument om vaders te verdedigen
· Nooit wordt gesteld dat een vrouw een bepaalde zorgactiviteit
door praktische omstandigheden niet kan doen
· Dus er is sprake van een zekere mate van kop