pantheon// tweemaandelijkse uitgave van d.b.s.g. stylos / nummer 3 / jaargang ’04’05 saai
Mar 16, 2016
pantheon// tweemaandelijkse uitgave van d.b.s.g. stylos / nummer 3 / jaargang ’04’05
saai
50884-omslag.indd 1 21/02/2005 8:44:00
colofonhet Delftsch Bouwkundig Studenten Gezelschap Stylos werd in 1894 opgericht ter behartiging van studie- en studentenbelangen van studenten aan de faculteit Bouwkunde van de TU Delft.
bestuur 111 D.B.S.G. Stylos voorzitter: Sander Dekkersecretaris / PR: Maudy Dekkerspenningmeester: Marten Dashorstonderwijs bachelor: Wouter Homsonderwijs master: Wouter Oostendorpevenementen: Jouke Sieswerdapaviljoen / debat: Laura Ubachs
adresD.B.S.G. Stylos, kab. 1.01Faculteit Bouwkunde Berlageweg 12628 CR Delft
telefoonnummersbestuurskamer 015 2783697commissiekamer 015 2784168secretariaat 015 2781369fax 015 2783059
[email protected]://www.stylos.nl
lidmaatschap Stylos 10 euro per jaargironummer 296475
donateurschap Stylos Stichting 45 euro per jaareerste twee jaar 25 euro per jaarbedrijven 90 euro per jaargironummer 1673413
Stylos Bookshopgeopend maandag t/m vrijdag 12.45 tot 13.45
RedactioneelKobe Macco
tweemaandelijkse uitgave van D.B.S.G. Stylos
jaargang 8, editie 3, februari 2005oplage: 2000
leden van Stylos en donateurs van de Stylos Stichting ontvangen Pantheon vijf maal per jaar
redactieadresBerlageweg 1, kab. 1.012628 CR [email protected]
redactieDennie JansenJeroen BorstKim van KloosterKobe MaccoKria DjoyoadhiningratMarien DaamenMarten DashorstSanne van Manen
aan dit nummer werkten meeAnthony TomBas de BoerCarien AkkermansCaspar FrenkenDavid de BruijnEdwin GardnerJouke SieswerdaKeith, Goh Jih HueiMarlies SwartMaurice NioMichiel van RaaijNick AlbersPatrick HealyWouter OostendorpYinyin Au
advertentiesMarten Dashorst
drukKoninklijke De Swart
foto omslagMarien DaamenDirk Costerplein, Delft
pantheon//
Van de voorzitterSander Dekker
Bouwkunde is weer ontwaakt uit haar winterslaap.
Zes weken lang lag het complete onderwijs stil
op de faculteit. Maar niet alleen het onderwijs,
ook alle aanverwante activiteiten stonden op
een laag pitje. Toch vreemd voor een opleiding
die gekenmerkt wordt door de dynamiek van het
ontwerpproces. Wat toetsen en misschien een
presentatie zijn het enige contact geweest tussen
student en faculteit voor bijna anderhalve maand.
En om in thema te blijven wil ik deze periode
tussen de twee semesters in, bestempelen als saai.
Ook dit merken we op Stylos. Er leek geen
einde aan te komen aan de tentamenperiode.
Een periode waarin je moeilijk activiteiten kan
plannen. Studenten zijn allen bezig met hun
tentamens welke prioriteit krijgen, logisch. Maar
wanneer je een geschikte datum in deze periode
kunt vinden, dan kamp je met het probleem;
hoe bereik ik mijn deelnemers. Aangezien de
studenten alleen tijdens hun toetsen aanwezig
zijn, is het heel moeilijk deelnemers voor je
activiteit te krijgen.
Desalniettemin heeft Stylos niet stil gestaan,
wat zal resulteren in vele activiteiten komend
semester. We zijn het semester al gestart met het
Grote GroepsGrootte Debat en een excursie naar
Hamburg. Verder zal het voorjaarssemester bol
staan van Stylos-activiteiten. Workshop Kijken
nog in februari, diverse excursies, Styloscafé met
een nieuwe debattenreeks, een lezingenreeks
etc. etc. Met uiteraard als klapper INDESEM2005
en misschien, heel misschien nog een zeer grote
lezing, maar daarover later meer.
Wij hebben er zin in, hopelijk jullie ook. Hou de
website in de gaten of lees de Stijloos Spiegel om op
de hoogte te blijven van de activiteiten, tot dan!//
Saai......?
Een moeilijk begrip, vaststaat dat Saai voor
iedereen iets anders inhoud. Wat voor de één
saai is, kan voor de ander heel interessant zijn. In
deze twee begrippen zit maar een klein verschil
en dat maakt dit Pantheonnummer nu juist zo
interessant. Het onderwerp saai is actueel in alle
onderdelen van een maatschappij, wat doet en
deed de overheid, in zowel binnen- als buitenland,
met Saai? Hoe gaan ontwerpers om met Saai?
Wat vinden studenten Saai? Hoe gaan bewoners
in een buurt om met Saai? Al deze nogal Saaie
onderdelen komen aan bod in dit nieuwe nummer
van de Pantheon.
Gaat het Pantheon-jaar onder deze nieuwe redactie
Saai worden? Nee, in tegendeel het gaat juist heel
interessant worden, oude rubrieken zijn behouden
een nieuwe is toegevoegd, het 'Pantheon//
forum'. Via de website van Stylos kan er op
stellingen gereageerd worden, de beste//mooiste//
opvallendste //interessantste meningen worden in
de Pantheon gepubliceerd!
Al met al is deze Pantheon dus nogal spannend,
en misschien is saai dus ook juist heel spannend?
Hoewel dit natuurlijk heel persoonlijk is...//
50884-omslag.indd 2 21/02/2005 8:44:04
1pantheon 3 ’04’05
Stylos2 INDESEM2005: a political actDavid de Bruijn
Jouke Sieswerda
3 Facing realityDe decaan op de werkvloer; een verslag
Wouter Oostendorp
4 Na kritiek komt...Edwin Gardner
5 Amsterdam WinterchillCarien Akkermans
Marlies Swart
26 Bouwkunde is niet saaiMarten Dashorst
28 De saaiste straat van DelftMarien Daamen
30 Jo Coenen, je bent een beschuitlulMichiel van Raaij
Thema// saai6 -Marien Daamen
7 Eenduidigheid hoeft niet saai te zijnInterview met Maurice Nio
Dennie Jansen
Kim van Klooster
10 Eén grote campingKim van Klooster
Sanne van Manen
14 Maffia in de Polder?Dennie Jansen
Jeroen Borst
Kria Djoyoadhiningrat
17 Serie 137 nieuwe stijlSanne van Manen
20 That's Boring!Patrick Healy
22 Boredom, across the UniverseKeith, Goh Jih Huei
24 Een Rietveldstoel voor de prijs van een BillyKobe Macco
Algemeen34 DommelschStenenCaspar Frenken
Nick Albers
37 LiberoRedactie
38 'Du machst das fertig am Wochenende, oder...?'Bas de Boer
40 Pantheon//forumLezers
41 AgendaRedactie
A L G E M E E N S A A I S T Y L O S I N H O U D S O P G A V E
50884-p001-005.indd 1 21/02/2005 7:54:43
2 pantheon 3 ’04’05
From Saturday 4th until Friday
the 10th of June a new edition of
INDESEM (INternational DEsign
SEMinar) will take place. During this
week you can enjoy lectures, debates
and the workshop…
This year INDESEM is a political act,
and sets out to debate the role of
architects in political, ethnic and
religious conflicts. The seminar will
confront participants with questions
like:
· How can or should architects work
in political, ethnic and/or religious
conflicts?
· How do spaces and buildings
function in these conflicts?
· Should or can architecture
propagate a certain political message
or ideology?
· Is 'neutral' architecture that avoids
conflict desirable or even possible?
· Should a building, built in a
democratic society, impart a
democratic message?
· Is architecture able to build a bridge
between different ethnic and socio-
political groups?
· Should an architect engage in
politics or religion, or confine himself
to aesthetical considerations only?
Further, are aesthetic and ethical
judgements really that unequivocally
distinguished?
· What role can symbolism play in
this architecture?
· What are the implications of the
safety concerns that are, considering
current circumstances, required for
such a building?
For more information on the
latest developments around the
theme, tutors and lecturers, check
www.indesem.nl or drop by (room
7.51 or 1.01).
ParticipateThe number of participants for the
workshop is limited to 80 people, 40
from Holland (including exchange
students) and 40 from abroad.
People studying in Holland will be
selected for the workshop through
a small competition: hand in an
object that expresses 'conflict' or
'controversy'. The only restriction
is that it must be made on a foam
board panel of 30cm by 30cm and
1cm thick. This 'work of art' can be
a photo, a (CAD)drawing, a collage,
or something completely different.
Anything goes, as long as it’s
controversial and fits on the panel…
The deadline for the competition
is Tuesday the 12th of April. A
professional jury will judge the
entries, and Thursday the 14th the
winners will be announced. The
40 best entries may participate in
INDESEM2005. Go to www.indesem.nl
and sign up. The lectures, debates
and presentations are, of course,
open for everybody, so watch for the
ticket sales (somewhere in May) in
the hall…
Students from abroad will have to
sign up on the website that will be
online very soon.//
>Want more info? [email protected] INDESEM, room 7.51Stylos, room 1.01www.indesem.nlwww.stylos.nl
David de BruijnJouke Sieswerda
INDESEM2005: a political actJune 4 - 10
S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N
50884-p001-005.indd 2 21/02/2005 7:54:44
3pantheon 3 ’04’05
Dit cadeau stond naast de bookshop
en bevatte de grootste knelpunten
van deze faculteit. Behalve
oplossingen voor problemen als
groepsgrootte, de verschotting en de
masterprogramma's, zat er ook een
uitnodiging in het cadeau.
Een uitnodiging voor de decaan om
een dag, of aantal dagdelen mee te
draaien in het reguliere onderwijs en
in het systeem van onze faculteit.
Hiervoor gebruiken we de formule
van 'het dagje op de werkvloer'.
In het cadeau zaten drie vouchers die
aan de decaan zijn overhandigd.
· Voucher 1
een dag als visiting critic Bsc 1.
· Voucher 2
een dag als visiting critic Bsc 4.
· Voucher 3
een dag als informatiepunt voor
studenten.
14 januari j.l. mocht onze decaan zijn
eerste voucher verzilveren.
"De decaan bezoekt de werkvloer" en
"faces reality".
Voucher één bestond uit een bezoek
van de decaan als visiting critic bij
de BSc 1 eindbeoordeling en een
evaluatiegesprek met studenten
van deze twee groepen over hun
ervaringen vanaf september 2004.
Om half tien begon de
eindpresentatie.
De decaan heeft een uur mee
beoordeeld bij de eindpresentatie
van BSc1 in het atelier van Aimee de
Back en Mikel van Gelderen, op 6N5.
Het was een gezamenlijke
presentatie van twee
ontwerpgroepen. In de groepen
waren duidelijk verschillende
prestaties van studenten in een Bsc1-
ontwerpproject te zien.
Hans Beunderman moest bij deze
projecten kritische vragen stellen
en ontdekte zo waar mogelijke
knelpunten in het project zitten en
wat het aandeel van de student en
docent daarin is.
Het was goed om te zien hoe de
decaan zich tussen de 27 studenten
begaf en vervolgens per student de
dialoog aanging over zijn of haar
project.
Een uur later en vier studenten
verder moest hij alweer naar zijn
volgende afspraak!
's Middags om drie uur, als alle
beoordelingen voorbij zijn, zou hij
terug keren om een evaluatiegesprek
met de volledige groep aan te gaan.
Het was de bedoeling dat Hans
Beunderman in een groepsgesprek
met de studenten zou zien wat
een eerstejaarsstudent allemaal
tegenkomt in zijn of haar studie.
De decaan kan hierbij natuurlijk
handige tips geven, maar de
studenten kunnen de decaan ook
adviseren over wat er anders kan of
wat absoluut niet moet veranderen.
Helaas waren de beoordelingen om
drie uur nog lang niet voorbij en om
vier uur ging de drukke agenda van
Hans Beunderman weer verder.
Gelukkig waren er vijf studenten
die het kantoor van de decaan graag
van binnen wilden zien en daar hun
verhaal aan Hans Beunderman kwijt
konden.
De decaan sprak juist hierover zijn
genoegen uit richting de docenten.
Ik citeer: 'Ook mocht ik 5 studenten
lenen voor een eerste semester
evaluatie: "nuttig" is hier een
understatement.
Ik gaf bevindingen intern al door.
Een ding staat vast: "de docent
maakt het verschil"
De studenten gaven duidelijk aan dat
zij de aandacht van docent voor een
goede feedback op hun eigen werk
erg belangrijk vinden.
Dit zorgt ervoor dat de studenten
weten wat de kwaliteit is van het zelf
ontdekte probleem en de zelfstandig
bedachte oplossing bij de opgave.
Verder concludeerde de decaan dat
de informatie nooit genoeg is en
ook de student het verschil op de
faculteit maakt.
Een mooie conclusie!
Het geven van een reëel beeld van de
faculteit aan de heer Beunderman
is, met de eerste Voucher, in gang
gezet. Dit jaar zullen de andere
vouchers ook verzilverd worden. Wij
nemen aan dat dit met hetzelfde
enthousiasme gebeuren gaat.
Hij heeft kunnen merken dat een
goed en rustig contact tussen docent
en student de faculteit maakt en
kwaliteit bevordert.
Hans Beunderman heeft veel
problemen en adviezen gehoord en
ondervonden.
Wij hopen de oplossingen en
besluiten gauw te vernemen.//
Facing realityDe decaan op de werkvloer; een verslag
Een grote groep studenten wil dat de decaan, Hans Beunderman, beter inzicht krijgt in de praktijk van het onderwijs op de faculteit. De decaan heeft voor de kerst van studenten en docenten het Cadeau gekregen.
Wouter Oostendorp
A L G E M E E N S A A I S T Y L O S
50884-p001-005.indd 3 21/02/2005 7:54:45
4 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N
Na kritiek komt...Edwin Gardner
Recent zoemen er een aantal 'buzzwords' door de ether van de architectuur. Slechts voor de gespitste luisteraar hoorbaar. Soms is een prediking te horen van een post-critical-tijdperk. Af en toe beluister je bezorgde geluiden waar het toch naartoe moet met kritische architectuur. Dit artikel zal een korte inleiding zijn op een ambitieus project van Stylos dat een onderzoek instelt naar de meest recente ontwikkelingen in de architectuurtheorie.
Architectuurtheorie houdt zich
zolang ze bestaat al bezig met de
vragen wat architectuur is of kan
zijn en hoe ze zich verhoudt tot de
tijd waarin ze acteert. Die vraag
wordt nooit definitief beantwoord en
moet dus steeds opnieuw worden
geformuleerd. Zo ook vandaag. In
de afgelopen jaren beginnen er zich
rond deze vraag nieuwe antwoorden
te formuleren. Antwoorden die
een verhouding schetsen over hoe
de ontwerper opereert in onze
laat-kapitalistische geglobaliseerde
wereld met haar eigen problematiek.
Deze antwoorden worden vooral op
schrift gesteld aan de andere kant
van de Atlantisch Oceaan, door
Amerikaanse architectuurtheoretici
en critici. Bijzonder is dat de
inspiratie hiervoor weer aan
onze kant van de oceaan ligt, in
Europa en in het bijzonder ook
in Nederland. Zoals Koolhaas en
zijn tovenaarsleerlingen, onze
‘blobmeisters’, Droog Design en
alle andere frisse Hollandse
conceptontwerpers, welke allen
Nederland ‘hot’ maken in het
hedendaagse architectuurlandschap.
Met Stylos proberen wij de vinger er
op te leggen waar onze Amerikaanse
vakbroeders het over hebben,
waar het vandaan komt en wat
we er uiteindelijk mee moeten?
Er zijn rond dit vertoog een aantal
‘buzzwords’ zoals post-critical,
performative, emergent, projective e.a.
Vanaf het begin van de twintigste
eeuw heeft architectuur
verschillende strategieën gehad om
geëngageerd en kritisch met de
wereld bezig te zijn. Eerst waren er
de modernen die een utopie voor
ogen hadden en het geloof hadden
dat architectuur de maatschappij
kon veranderen. Na de desillusies
van de ‘totalitaire verleiding’ (het
derde rijk en de Sovjet unie) koos de
architectuur voor meer onschuldige
tactieken zoals kleinschalig
humanistisch engagement, voor
een postmoderne architectuur die
zichzelf als een taal representeert
en te lezen is of de intellectueel
deconstructie en fragmentatie
van het deconstructivisme. De
architectuurtheorie houdt zich
bezig met de vraag hoe deze
verschillende strategieën zich in de
praktijk verhouden tot elkaar en de
maatschappij. Daarbij speelt de vraag
of er in deze praktijken een vorm
van kritiek aanwezig is een grote rol.
(Althans tot voor kort, Nu klinkt er
een ander geluid aan de overkant
van de oceaan. )
Een post-kritisch tijdperk voor de
architectuur wordt het daar soms
genoemd. Dus geen paternalistische
dogma’s, of maatschappijkritiek.
Niet als architect de hele tijd de
wereldverbeteraar hoeven uithangen.
Delft heeft in dit geval nog steeds een
zware erfenis van de heren Van Eyck
en Hertzberger als humanistische
en maatschappijkritische
wereldverbeteraars. In de nieuwe
voorgestelde (en al actuele)
situatie speelt de oneindig veel
interessantere voortdurend
veranderende realiteit de hoofdrol.
De realiteit heeft een oneindig
potentieel van inspiratie, voor
aangrijpingspunten en strategieën.
Zolang je maar weet waar je moet
zoeken. Zoals bijvoorbeeld met
de Paranoid Critical Method van de
Surrealisten die Koolhaas toepast in
Delirious New York. Hierbij wordt de
werkelijkheid geïdealiseerd waardoor
er onvermoede mogelijkheden
aan het licht komen. De recente
Nederlandse architectuur heeft
zich bevrijd van de verlammende
dogmatiek van het humanisme en de
maatschappijkritische inslag. Met als
vroegste ijkpunt Koolhaas.
In Amerika heeft zich in de
geschiedenis een zelfde tendens
afgetekend, alleen heeft dat een
ander gedaante gekregen. In de V.S.
ontwikkelde ze na de genoemde
desillusie van de totalitaire utopie
geen maatschappijkritische
dogmatiek zoals dit in Nederland
gebeurde. Zij ontwikkelden een
dialectisch model. Zoals K. Michael
Hays in 1984 het in zijn artikel Critical
Architecture: between Culture and Form,
het omschrijft: “a critical architecture
that claims for itself a place between
the efficient representation of pre-
existing cultural values and the
wholly detached autonomy of an
abstract formal system”.
Deze benadering heeft in de V.S.
nu een reactie gekregen, want
uiteindelijk is dit ook een model
wat op de wereld geprojecteerd
wordt en waarbinnen een dogmatiek
aanwezig is. Notes on the Doppler
effect and other moods of modernism
is een artikel van Robert Somol en
Sarah Withing welke een reactie
vormt op dit perspectief en in het
bijzonder op het genoemde artikel
van Hays. Zij formuleren onder de
term ‘projective’ een omschrijving
van een nieuwe architectuurpraktijk
die zoals hiervoor al omschreven
alle potenties van de realiteit wil
uitbuiten en architectuur wil inzetten
als een instrument dat gebruik
maakt van onze laat-kapitalistische
werkelijkheid. Op deze manier
ontstaat er in de discussie de
polariteit ‘projective’, ‘critical’.
Hoewel de theorieën voor een groot
deel uit Amerika komen, is dezelfde
polariteit herkenbaar en aanwezig in
de Nederlandse en Europese situatie.
‘Projective’ is de term die Sylos
gekozen heeft om als overkoepelende
term te fungeren voor een veelheid
aan nuances die uit deze positie
voortvloeien. Met als werktitel
‘Projective Landscape’ gaan we
samen met een kleine twintig
studenten de uitdaging aan om
inzicht in deze ontwikkelingen te
krijgen en hoe deze hun weerslag
hebben op de hedendaagse
architectuurpraktijk. Dit doen
we door in tien sessies een reeks
teksten en artikelen te lezen, te
behandelen en te bediscussiëren.
Vervolgens moet er in het najaar van
2005 een conferentie komen waar
de verschillende hoofdrolspelers in
deze aan de tand gevoel worden.
Waarna in het voorjaar van 2006
een publicatie in de vorm van een
heus uitgegeven boek gestalte zal
krijgen. Dit alles doen we met de
onmisbare ondersteuning van Lara
Schrijver, Jasper de Haan en onze
trouwe adviseurs Hans van Dijk en
Roemer van Toorn. We zullen jullie
op hoogte blijven houden van onze
ambitieuze onderneming. Aan het
eind van de zomer is er een speciale
Pantheon editie te verwachten welke
als voorpublicatie van de conferentie
zal fungeren. Hierin zullen we pogen
jullie duidelijkheid te verschaffen
in deze nieuwe wendingen in de
architectuur.//
> Koolhaas, R., Delirious New York: A Retroactive Manifesto for Manhattan, Monacelli Press, New York 1994> Somol, R., Whiting, S., Notes Around the Doppler Effect and Other Moods of Modernism, Perspecta 33: The Yale Architectural Journal, New Haven, 2002> Hays, K.M., Critical Architecture: between Culture and Form, Perspecta 21: The Yale Architectural Journal, New Haven, 1984> Toorn, van, R., No more dreams?, Harvard Design Magazine Fall 2004/Winter 2005, 21, The MIT Press, Cambridge 2004> Dialectiek – 1 kennisleer die van de dialoogvorm gebruik maakt, het denken van stelling via tegenstelling naar een synthese 4 (fil.) (hegeliaans) synthese van de innerlijke tegenstelling van een begrip of van een toestand in een hogere eenheid. Van Dale
50884-p001-005.indd 4 21/02/2005 7:54:47
5pantheon 3 ’04’05
Arcam; blob aan het waterHet ontwerp van René van Zuuk is
een compact en plastisch gebouw.
Het heeft drie lagen die met elkaar
in verbinding staan door vides. De
werkplekken zijn op de bovenste
verdieping. Op de middenverdieping,
ter hoogte van de prins Hendrikkade,
bevinden zich het informatiepunt
en de expositieruimte, waar een
tentoonstelling over de uitbreiding
van Schiphol te bezichtigen was.
Op de onderste verdieping, aan het
water, is een multifunctionele ruimte
waar vergaderingen en discussies
kunnen worden gehouden.
Het gebouw is bekleed met een
verzinkte aluminium huid, die
er omheen is gevouwen als een
doorlopend vlak. Aan de straatkant
ontstaat hierdoor in combinatie
met glas een bijzondere sculpturale
entree. Aan de kade bestaat de
gehele gevel uit glas, het gebouw is
van deze kant transparant. Voor de
bouw is een stalen frame opgezet
waarin de vorm van het gebouw al
goed te herkennen is. Deze is aan de
buitenkant bekleed met geprofileerde
staalplaten en daaroverheen is de
aluminium huid gelegd. Aan de
binnenkant zijn gipsplaten gezet,
deze zijn gepleisterd, waardoor de
sculpturale vorm wordt benadrukt.
Nadat we het Arcam met een
bezoekje vereerd hadden en de
expositie over de uitbreiding van
Schiphol bestudeerd hadden, gingen
we aan boord van de Anna-Maria,
een antiek vrachtscheepje. Zij voerde
ons via de Oostelijke Handelkades,
het Java- en KNSMeiland, Borneo-
Sporenburg en daarna door de
oude grachten weer terug naar het
Centraal Station. Tot onze verbazing
bleek de schipper behoorlijk in
architectuur geïnteresseerd en kon
ons zodoende nog het een en ander
bijbrengen. Ook Hein de Haan was
van de partij en gaf zijn visie op dit
nieuwe deel van zijn stad.
Waterstad IJburgNa onze lunch te hebben genuttigd
op de prachtige Anna-Maria
vertrokken we met de bus naar
het IJburg-informatiecentrum.
Hier kregen we een lezing over
het Oostelijk Havengebied en het
spiksplinternieuwe IJburg door ir.
Hein de Haan, en met dank aan
meneer Kaatee die de lezingenzaal
op het informatiecentrum aan ons
ter beschikking stelde.
Het drijvende informatie-centrum
van IJburg, dat is opgericht voor
de toekomstige bewoners van de
nieuwe wijk IJburg is afgemeerd aan
de punt van het Zeeburgereiland. Het
uit drie delen bestaande complex
-een tentoonstellingsgebouw, een
auditorium en een uitkijktoren- is
ontworpen door Attika Architekten.
Het fundament wordt gevormd door
een samengesteld drijvend platform
met positief drijfvermogen. Het
platform is opgebouwd uit een kern
van polystyreen-EPS (styrofoam), die
voorzien is van inwendige dwars- en
langsschoten, buitenwanden en een
dekvloer van gewapend beton. Deze
constructie is uiterst stijf, duurzaam,
zeer stabiel, optimaal isolerend,
milieuvriendelijk, onzinkbaar en
heeft een enorm draagvermogen. De
opbouw op het platform is uitgevoerd
in houtconstructiebouw (HCB). De
combinatie HCB en drijvend bouwen
is optimaal: de duurzame, flexibele
en milieuvriendelijke bouwmethode
garandeert een lichte maar zeer
solide bouwwijze, die een gezond
binnenklimaat koppelt aan een
buitengewoon energiezuinig beheer.
Het informatiecentrum heeft een
open houtconstructie. Hierdoor heeft
het gebouw een organisch karakter,
waarbij de raampartijen zorgen
voor een bijzonder visueel contact
met het water vanit alle hoeken
van het gebouw. Juist de drijvende
constructie geeft nog eens extra
dynamiek aan het gebouw.
Lambert Architecten BNATot slot waren we deze dag nog
welkom in de woning en het bureau
van architect ir. Aad Lambert voor
een rondleiding door de ontwerper
himself. En ook de honden van de
familie Lambert leverden hieraan een
enthousiaste bijdrage.
Het gehele huis heeft een
driehoekige plattegrond, is circa
40 meter breed en ondiep. Alle
kamers kijken uit op de brede tuin
en over het water. Je komt binnen
via een entreehof in het midden.
De entree is meteen de scheiding
tussen het architectenbureau en
het woonhuis. Het woongedeelte op
de begane grond is een deel van de
driehoek. De woonkamer ligt aan de
tuingevel.. De eerste verdieping is
vergaderruimte en atelier. De tweede
verdieping is een klein atelier met
badkamer en keuken en wordt ook
gebruikt als gastenverblijf. Overal
heb je een gevoel van ruimte door
de lange zichtlijnen en de volledig
glazen tuingevels. Opvallend is ook
de precieze detailering op bepaalde
punten en de ruwe afwerking van
andere onderdelen van de woning.
Ook al het meubelwerk, keukens,
trappen, wastafelbladen etc. zijn door
Lambert Architecten BNA ontworpen.
Uiteindelijk keerden we om zes uur
in totale duisternis en mist uit het
nog grotendeels braakliggende IJburg
terug naar de bewoonde wereld
van Amsterdam. Daarmee kwam er
een einde aan de eerste, geslaagde
excursie van de Excie 04/05.//
Vrijdagochtend drie december stonden we met 50 man op de stoep van het station om de vroege trein naar Amsterdam te nemen. We begonnen onze excursie die dag bij het Arcam, het architectuurcentrum van Amsterdam. Dit is gevestigd in een gebouw van René van Zuuk aan de Prins Hendrikkade in hartje Amsterdam.
Amsterdam WinterchillCarien Akkermans
Marlies Swart
De Enneüs Heermabrug naar IJburgvan Nicholas Grimshaw Architects
SMCS van Zwarts en Jansma
Het Arcam van René van Zuuk
A L G E M E E N S A A I S T Y L O S
50884-p001-005.indd 5 21/02/2005 7:54:50
6 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N
maar voor veel irakezen is dat – dat allemaal
in costa – heb je al aan de bevoegdheid van de
rechter gedacht de nieuwe moszkowicz – ja dat
ik bijna bezeten was van de geesten en het is me
uiteindelijk gelukt me daarvan los te maken – we
gaan spelen ans waar speel je voor – de keus is aan
de trainer ik kan op deze twee posities prima uit
de voeten – drop your weapon damn it drop your
weapon – monty powel deze man goed gemaakte
low kick – nu op twee cd’s bäng boom bäng – oh is
dat die nieuwe straatnaam – we vroegen vrouwen
de ariël doe het zelf test te doen – i don't want
anything movin' on that fucking river – de nieuwe
fles van calvé blijft – we will honour their request
– let me see you get low shake it babe – missy's
mom wasn't so into rap – raise your voice nu
in de bioscoop – where’s teal'c? i'm here o'neill
– but mister crabs...that’s the way captain – die
gedenkwand für die - the d-dree is stable – mont
blanc fire charges – en tenslotte komt alles samen
in het postkantoor – wat was het beroep van de
vader van pim fortuyn bij een fout antwoord val
je twaalfduizend euro terug – en psv krijgt ook
nog de champions league – shot fire did anyone
see – de hele beruchte loopbrug – i'm listening
to it on tape – langs de mississippi – hij komt
soms heel kleinerend over – mijn kind heeft een
vader nodig – ik weet niet of je daar op mag lopen
– he's gonna fuck with every single fucking one
of you - want natuurlijk is dat vreselijk voor een
jonge voetballer – the wife is here – you owe me
for twentyfour years – de nieuwe stevige anti-
rimpel verzorging – soros will remain critical of
government policies – and that's making me sick
– een avond over het leven – a place to call home
– seven seconds away – die toten und vermisten
– i'm still alive motherfucker Jan, ik verveel me. Ik ook Marien, ik ook.//
Marien Daamen
Ter nagedachtenis
Een jaar geleden is Eelko overleden. Een vriend en
bestuursgenoot. Hij liet ons zijn spirit na: "geniet
van elk moment, doe wat je het liefst wil doen en
doe het nu."
Dat hebben we gedaan en blijven we doen, maar
er gaat geen dag voorbij dat we niet aan je denken.
De herinnering blijft jong, het gemis groot.
Eén van ons, blijf je voor eeuwig; die 7e persoon, de
draad van de ketting, die de verschillende kralen
bij elkaar houdt.
Wij gaan je nooit vergeten.
Stylos bestuur 110,
Paul, Luc, Sietze, Onno, Corine en Edwin
-
50884-p006-013.indd 6 21/02/2005 7:59:01
7pantheon 3 ’04’05A L G E M E E N S A A I S T Y L O S
Steeds vaker wordt er geprobeerd door architecten een eigen stempel te drukken op hun ontwerpen door telkens nèt even iets anders te willen doen dan de buurman. Toch zijn er ook ontwikkelingen gaande waarbij eenduidigheid volledig lijkt geaccepteerd. Zo nemen we het schijnbaar voor lief dat we overal in Nederland staan te wachten in dezelfde 'saaie' bushokjes langs de weg. Een van de architecten die zich met het probleem 'saaiheid' in het openbaar vervoer heeft bezig gehouden is architect Maurice Nio. Wij waren benieuwd wat saaiheid voor hem betekende en hoe hij hiermee is omgegaan bij onder andere zijn ontwerp voor de bushaltes van de Zuidtangent.
Eenduidigheid hoeft niet saai te zijnVoor veel TU studenten bouwkunde staat de
Rotterdamse architect Maurice Nio bekend als
de ontwerper van Fluid Vehicle. Deze bushalte in
Hoofddorp is geenszins te vergelijken met de alom
bekende catalogus-bushaltes die in heel Nederland
te vinden zijn. In principe staat deze halte los van
de Zuidtangent, ofwel de hoogwaardige openbaar
vervoer verbinding die letterlijk over het landschap
is gelegen tussen Schiphol en de Haarlemmermeer.
In tegenstelling tot de stations en haltes die we
tijdens het reizen met het openbaar vervoer in
Nederland gewend zijn te zien, is de Zuidtangent
in het bezit van enkele afwijkende bushaltes die
opvallen door hun vorm en kleur. Dat deze haltes
zijn ontworpen door dezelfde ontwerper als die
van Fluid Vehicle lijkt daarmee bijna voor de
handliggend, maar wat heeft de architect bezig
gehouden bij het maken van deze ontwerpen? Wat
was de visie van de opdrachtgever ten aanzien
van dit traject? En belangrijker nog: wat heeft
'saaiheid' met het ontwerp te maken gehad?
combinatie van deze kenmerken. Hij zegt hierover:
"Door de dakvorm zo te maken zijn we in staat
geweest een soort hightech-beeld te injecteren
met iets plantaardigs. Daardoor is dat hele soort
lappendeken of dat gecrashte ding tevoorschijn
gekomen. We hebben elke halte van een andere
kleur voorzien, waardoor je ook iets plantaardigs
krijgt, weet je wel... elke keer groeit er iets anders."
Deze oplossing wijkt af van de geheel contextloze
architectuur zoals die is te zien bij normale
bushaltes.
Maar als de eindpunten dan zo belangrijk zijn, wat
is dan nog de rol van de tussenhaltes? Volgens
Maurice Nio is er bij het concept uitgegaan
van het traject als één geheel. De tussenhaltes
spelen daarin dus geen aparte rol, zodat het
ontwerp van de bushaltes niet wordt beïnvloed
door de directe omgeving. "Het speelt niet in op
Bornholm of Beukenhorst..." Maurice vervolgt: "de
gemeente had een prachtig boek gemaakt met
alle stations en die was wél zo te werk gegaan. De
stedebouwkundige had al wat impressies gemaakt
voordat wij aan de slag waren gegaan en die had
hij aan ons gegeven met de bedoeling... 'Kijk, zo
hadden wij dat in gedachte'. Maar wij zijn heel erg
vanuit de systematiek van de lijn gaan werken.
[...] Het werk verandert niet op het moment dat de
Zuidtangent langs McCain de patatfabrikant komt,
om maar iets te noemen."
Maar als de gemeente een visie had op deze haltes
waarbij de directe omgeving een belangrijke rol
speelde, waarom hebben ze dan toch voor jullie
ontwerp gekozen?
"Er waren in ieder geval vijf bureaus gevraagd
om een presentatie te geven. Ik was toen nog in
loondienst bij VHP Stedebouwkundigen, >
Dennie JansenKim van Klooster
"Het werk verandert niet op het moment dat de Zuidtangent langs McCain de patatfabrikant komt, om maar iets te noemen."
Maurice Nio heeft een duidelijke visie losgelaten
op de Zuidtangent, waarbij de eindpunten een
belangrijke rol hebben gespeeld. Hij ziet Schiphol
als een plaats waar efficiency hand in hand gaat
met hightech-architectuur, wat volgens hem
tegengesteld is aan het pittoreske en natuurlijke
karakter van de Floriade, waar één van de
(tijdelijke) haltes van de Zuidtangent is gesitueerd.
De vormentaal van de bushaltes bezit een
Fluid Vehicle in Hoofddorp
50884-p006-013.indd 7 21/02/2005 7:59:01
8 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N
> Architecten en Landschapsarchitecten. En VHP
werd samen met onder andere het bureau dat
voor de gemeente Rotterdam werkt, uitgenodigd,
maar ook Kuiper Compagnons, om een presentatie
te geven."
Hoe zien jullie dat ingevuld?
"Wij hadden toen dat boekje nog niet gezien van
de gemeente Haarlemmermeer. We hebben die
lijn zo zien zitten en zo is die uiteindelijk ook
geworden. En dat sprak de gemeente aan, blijkbaar.
Vervolgens kregen wij te horen, 'we hadden
eigenlijk gedacht dat het zo en zo zou gebeuren'."
Er werd dus uitgegaan van een situatie waarbij
de knooppunthaltes in grootte en ambitie sterk
verschilden met de tussenhaltes, die volgens het
gegeven programma van eisen de vorm moesten
krijgen van een standaard abri. De ambitie van de
Zuidtangent om een hoogwaardige busverbinding
te worden komt niet overeen met het plaatsen
van standaard bushaltes langs deze vrije busbaan.
Dat is een verkeerde opvatting naar je potentiële
klanten, oftewel de reizigers. "Wij vonden het
belangrijk dat de hele lijn gewoon heel bijzonder
zou zijn in zijn totaliteit. Dus niet dat je alleen
bij de knooppunthaltes iets moois krijgt... dat je
daar geld in stopt en vervolgens de rest heel saai
ontwerpt. Dus het hele programma hebben wij
verdeeld en ook het budget hebben we helemaal
verdeeld. Herverdeeld eigenlijk, over alles,
waardoor de knooppunten wel wat groter zijn,
maar dan alleen in formaat en niet in aanzien of
uitstraling. Dat is eigenlijk de grootste truc die we
hebben toegepast. Dat vind ik eigenlijk nog steeds
het beste van het hele ontwerp. Vervolgens hebben
we natuurlijk een mooi ontwerp gemaakt, maar
dat is dan na die beslissing."
Toch zijn er verschillen tussen de hoofd- en
tussenstations. Zo zijn de stations bij de
hoofdknooppunten groter en hebben deze meer
zitplaatsen, wat terugkomt in het ontwerp
door bijvoorbeeld een grotere overkapping, een
verbreding van de perrons en meer zitplaatsen.
"De kwaliteit hebben we nu dus eigenlijk overal
neergelegd. En dat is het bijzondere, denk ik, aan
dit project. Anders zouden er bij de kleinere, en
dat zijn dan negen van de veertien haltes, alleen
maar abri'tjes staan. Je weet wel, net zo als hier...,
nou eigenlijk zoals overal, dus zoals hier bij de
tramhaltes in Rotterdam. Die hoef je niet echt te
ontwerpen. Die kun je gewoon uit de catalogus
pakken en neerzetten."
Toch hoeft de standaard catalogus-bushalte
niet altijd een slechte oplossing te zijn. De
beste oplossing is per lijn en dus per opdracht
verschillend. Zo stelt Maurice Nio voor dat bij een
verlenging van de Zuidtangent een doorzetting
van de huidige bushaltes wenselijk is. Op het
moment dat er in de toekomst nieuwe takken aan
de Tangent gemaakt worden, ziet hij daarin een
duidelijk andere vormentaal voor zich dan bij deze
buslijn is gebruikt. "Op het moment dat je van de
Zuidtangent afslaat, moet je merken dat je op een
andere lijn zit. Dus dan moet je niet met hetzelfde
principe doorgaan."
Maurice vervolgt: "voor de Zuidtangent was er
gelukkig budget beschikbaar om iets bijzonders
te maken. Dus ik kan me voorstellen dat bepaalde
lijnen met zodanig weinig middelen gemaakt
moeten worden, dat je niet eens iets bijzonders
kunt maken. Dan moet je dat niet doen en dan
moet je dat niet willen. Ja, op het moment dat de
gelegenheid zich er toe aandient dan zou ik dat
meteen aanpakken."
Bij de ontwerpen van de Zuidtangent speelde
de invloed van de directe omgeving geen grote
rol. Dat wil overigens niet zeggen dat de invloed
van de omgeving moet worden verwaarloosd bij
het maken van een ontwerp. Een analyse van de
context is volgens Maurice Nio noodzakelijk, maar
bij de vertaling van de analyse naar een ontwerp
moet wel met een zekere kritische houding met
deze context worden omgegaan. "Ik vind niet dat
de architectuurstijl of de lokale opvattingen direct
terug te vinden hoeven zijn. Dat hoort bij een
bepaald tijdperk en bij bepaalde opvattingen die
misschien helemaal niet meer actueel zijn. Je hoeft
daar niet al te slaafs op in te gaan." [...] "het lijkt
me wel zinvol om daar goed naar te kijken, maar
om het dan vervolgens op een andere manier op
te lossen. We maken stedebouwkundig gezien
geen stempels meer vind ik, dus ik vind het een
beetje zinloos om nou ineens weer... ja, misschien
wel... weer stempels te maken, althans in de
VINEX-locaties is dat misschien wel aardig als
tegenhanger."
Op de website van het architectenbureau NIO
Architecten staan enkele projecten, waaronder
het ontwerp voor een bedrijfsgebouw van WASCO,
genaamd 'black mothafucka'. Dit gebouw breekt
duidelijk met zijn omgeving die bestaat uit een
standaard bedrijvenpark, waarbij de vele vormen
en kleuren de aandacht van de passanten opeisen.
"Hier vroeg de opdrachtgever eigenlijk niet eens
iets heel bijzonders of iets speciaals. Ze wilden
gewoon daar zitten omdat dit strategisch goed
was. Alleen de gemeente eiste dat er een mooi
gebouw zou komen. De opdrachtgever had dus al
een ontwerp liggen voor de gemeente. Alleen de
Een van de tussenhaltes van de Zuidtangent
Een van de hoofdknooppunten van de Zuidtangent
50884-p006-013.indd 8 21/02/2005 7:59:04
9pantheon 3 ’04’05A L G E M E E N S A A I S T Y L O S
welstand vond het niet goed. Dus ze moesten wel
naar een 'architect' gaan om door de welstand
heen te komen. En wij hebben toen gezegd: 'Ja, we
willen dat wel doen, het ontwerp maken, maar dan
willen we er ook bij betrokken blijven. Anders gaat
het naar een aannemer.' Dus de opdrachtgever
wilde eigenlijk helemaal niets, want daar was
alles te veel. Wij zijn wel door de welstand heen
gekomen en we hebben dat gebouw gemaakt.
Het WASCO-gebouw, dat is gelegen op het
bedrijventerrein Noord-West in Rotterdam,
fungeert als een soort blinde vlek in de omgeving.
We kwamen uit op een minimaal gebouw met
alleen wat gevelmaterialen en een heel simpel
concept eigenlijk, waarbij het kantoor ook niet
een apart onderdeel was ten opzichte van de
hal. Je ziet maar één gebouw. Je ziet niet èn een
kantoor èn een hal. Het is een tegenstelling tot
al die andere gebouwen, weet je wel... waarbij de
ingang iets speciaals heeft en waarbij de ruitjes
een speciaal kleurtje hebben en dat soort dingen.
We hebben geprobeerd om alles tot een minimum
terug te brengen. Een beetje Zwitserse, puristische
aanpak misschien, achteraf gezien."
Voor Maurice Nio is het belangrijk om bij elke
opdracht goed naar de situatie te kijken om op
die manier zo specifiek mogelijk in te gaan op de
vraag. "Ik denk dat dat hèt belangrijkste is. Want
elke keer kijk je naar de vraag: 'hoe kan ik dat,
ten opzichte van het budget, zo goed mogelijk
oplossen en hoe kan ik het zo specifiek mogelijk
maken zonder dat je dat heel geforceerd heel
bijzonder wil maken?' Daar gaat het uiteindelijk
ook niet om. Het wordt uit zichzelf al bijzonder
omdat het zo'n specifiek antwoord is. Bij het
WASCO-gebouw vond ik het ook erg vervelend
dat de opdrachtgever dat eigenlijk niet wilde. Voor
wie doe je het dan? Voor de gemeente... voor de
welstand? Maar dat zijn niet de partijen waarvoor
dat zou moeten gebeuren."
Over de welstand praat Maurice Nio met
gemengde gevoelens, omdat er sprake is van
tweeslachtige verhouding. "Soms hebben ze
projecten echt kapot gemaakt en soms hebben ze
projecten gered. Het ligt heel erg aan de kwaliteit
van de welstand, ook in een bepaalde gemeente.
Je hebt sommige welstanden, daar zitten echt
mensen in die moeten zo snel mogelijk iets anders
gaan doen. En sommige welstanden zijn heel
erg goed. Niet alleen inhoudelijk, maar ook qua
daadkracht."
Rotterdam wordt vaak door bouwkundestudenten
gezien als een vrije architectuurstad. Toch is
dit niet de reden dat Maurice Nio juist hier is
gevestigd met zijn bedrijf. Volgens hem hangt er in
deze stad een speciale sfeer. "Rotterdam is nog zo
blanco, nog zo saai...hahaha. Het is nog zo open.
Ik moet er niet aan denken om in Amsterdam te
gaan zitten, want iedereen weet daar al precies
wat er moet gebeuren en wat ze willen. Dat is
echt vreselijk vervelend. In Rotterdam weten ze
gewoon nog niet wat ze willen. Op het gebied van
grafische vormgeving, media, alles eigenlijk. Ook
in de politiek weten ze helemaal niet wat ze willen
en dat vind ik eigenlijk best wel goed. Best een
spannende tijd eigenlijk."
Een ander ontwerp van het bureau is dat van
een woningblok genaamd 'Eleventh House'. Toch
lijkt dit ontwerp veel op de bestaande flats uit de
omgeving die door vele mensen als saai worden
bestempeld. "Wat ik goed vind is, dat ze niet
hebben besloten om alles te slopen, maar om
gedeeltelijk te slopen en te herontwikkelen. Het
is natuurlijk ontzettend makkelijk om kritisch
te zijn ten opzichte van die saaie woonbuurten
en dan maar gewoon lekker alles plat te gooien
en iets hips ervoor terug in de plaats te zetten,
wat nog saaier is. Dan gaan we naar die VINEX-
wijken. Als je het dan hebt over saaiheid, dan..."
Maurice vervolgt: "in principe is er elke keer weer
hetzelfde programma. Een huisje met een keuken,
een woonkamer en de slaapkamers daarboven, en
een tuintje... en een parkeerplek. Maar dat die hele
wijk in partjes van vijftig woningen wordt verdeeld
en dat elke architect vervolgens ongelooflijk
zijn best doet om anders te zijn, dat vind ik zo
ontzettend, gruwelijk, saai...!"
Er zijn volgens Maurice Nio twee manieren
"Nou, wat ik echt heel saai vind is dat als je de verschillen te veel wilt opvoeren"
om saai te analyseren. "Je ziet saai als iets dat
steeds weer uitkomt op hetzelfde... een soort
vermenigvuldiging van steeds weer hetzelfde ding.
Maar je kunt ook zeggen dat saaiheid ontstaat als
je te veel verschillen hebt. Dat de verschillen er
eigenlijk niet meer toe doen. En wat ik zo mooi
vind van het eerste, is dat je door toevoegingen
juist die saaiheid op een hele bijzondere manier
kunt doorbreken, waardoor het saaie juist veel
sterker of eigener wordt. En dat is toch een beetje
de kunst in die oude wijken."
Maurice Nio verkiest dus eenvoud boven veelvoud
waarbij de saaiheid van de repetitie dus slechts
plaatselijk wordt doorbroken?
"Ik vind het een val door te zeggen dat saaiheid
bestaat uit het repeteren van één ding. Dat kan
heel spannend zijn. Kijk maar eens naar 'minimal
music', dat is ontzettend saai... op het eerste
gehoor... ja, niet op het eerste gezicht. Eerst... klinkt
het heel saai, maar als je er heel goed naar luistert
is het heel interessant, juist door de leegten die
er zitten... niet door het geluid, maar wat er zich
tussenin afspeelt. Luister maar eens naar de
muziek van Phillip Glass of dat soort dingen. Ja, ik
vind dat ontzettend boeiend, nog steeds eigenlijk,
het wordt steeds beter."//
> www.nio.nl> www.a-matter.com/eng/projects/bus-station-pr082-01-t.asp> www.philipglass.com
de 'Black Mothafocka' in Rotterdam
50884-p006-013.indd 9 21/02/2005 7:59:05
10 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N
Het begon allemaal zo mooi, de Oktoberrevolutie
van 1917. Rusland stond strak van de idealen.
Rusland zou de Tros van Europa worden, een grote
blijde familie, waarin alle leden gelukkig zijn.
Waarin iedereen gezamenlijk werkt voor het
land en voor hen, die door ziekte niet in staat
zijn te werken. In tegenstelling tot de Tros zou
Rusland door haar bloeiende economie en grote
tevredenheid onder de bevolking veel aanzien
genieten van de rest van Europa. Maar helaas, dan
komt het moment dat je moet kiezen om óf je in
te zetten voor deze idealen en je macht te delen
óf de idealen grotendeels te laten varen en de
totale macht naar je toe te trekken. Lijkt me geen
moeilijke keuze...
Zo geschiedde het ook op architectonisch gebied.
De avant-garde architecten uit de jaren twintig en
dertig hadden grote plannen met Rusland.
El Lissitzky zegt over de architectuur van die
tijd: "Het is de opgave van de architectuur de nieuwe
ontwikkelingen te doorgronden, om actief deel te nemen
aan de totstandkoming van de nieuwe wereld, door
het creëren van passende architectonische vormen.
Architectuur voor een wereldrevolutie." Ook Europese
architecten, veelal verbonden aan het Bauhaus
trokken naar Rusland om hieraan mee te werken.
Hoogtepunt persoonlijk vind ik het monument
voor de Derde Internationale van Tatlin. Naast
grote projecten, stortten zij zich ook op de
woningbouw en de stedebouw. Grote nieuwe
steden, die geheel in het teken van de arbeider
stonden, hadden ze voor ogen. Kantines en
kinderopvang maakten het leven van de arbeider
een stuk makkelijker.
De architecten waren zich bewust dat het uiterlijk
van deze enorme gebouwen, het uiterlijk van de
'nieuwe maatschappij' vormde. Reden te meer om
hier veel aandacht aan te besteden.
Helaas bieden dictaturen over het algemeen
weinig ruimte voor een experimentele zoektocht
naar nieuwe woonvormen. Onder Stalin moesten
de wilde plannen van de Avant-Garde plaatsmaken
voor het sociaal-realisme. Een kunstvorm die
geheel in het teken stond van het uitdragen van
de macht en succes van het communisme. De vele
posters met lachende arbeiders zijn onderdeel van
het sociaal-realisme. De klassieke stijl, die al vaker
in de geschiedenis heeft moeten opdraven om
macht en succes uit te stralen, werd hiervoor door
de architecten gebruikt.
Het type woningbouw waar ik het over wil
hebben, is van iets latere tijd, om precies te zijn,
van 7 december 1954. Op die dag legt Nikita
Chroestjov, partijvoorzitter en dus leider van
de Sovjet-Unie (1958-1964), op de Nationale
Conferentie van Bouwers, Architecten en Werkers
in de Bouwmaterialen Industrie, Werktuigbouw
voor Constructie en Wegen, en Ontwerp en
Onderzoeksorganisaties, de eerste steen van de
'panelenbouw'. Chroestjov begint zijn speech
met de enorme groei van de massa-industrie die
het land sinds de oorlog heeft doorgemaakt. Hij
trekt een parallel van massa-industrie naar de
massa-huisvesting. Als de industrialisatie van
de constructie van woningen net zo zou groeien
heeft binnenkort elke Sovjetburger een woning.
Volgens Chroestjov waren daar een aantal zaken
voor nodig. Alle gebouwen moeten op zo'n manier
gestandaardiseerd worden, dat elk gebouw uit
een pakket van een aantal onderdelen was samen
te stellen. Niet alleen moesten de onderdelen
gestandaardiseerd worden, de gevel moest dit feit
ook nog eens uitstralen. Zodoende was er geen
plaats voor ornamenten of andere elementen
die de gevel interessant zouden kunnen maken.
Pijnlijke woorden voor architecten. De architecten
die in het Sociaal-Realisme nog wel ergens hun
creativiteit kwijt konden, zagen hun toekomst in
duigen vallen. "Wij zijn niet tegen schoonheid, maar
tegen nutteloosheid", begint Chroestjov zijn kritiek
tegen Alexander Vlasov, de stadsarchitect van
Moskou. De Sociaal-Realisten gebruikten te veel
ornamenten, zowel wat betreft de gevel als de
gehele vorm van het gebouw.
Chroestjov beschuldigt de architecten ervan dat
ze dit slechts doen om hun eigen stempel op
de skyline van de stad te drukken. Verder vindt
Chroestjov dat de realisten hun ontwerpen enkel
goedkeuren met hun afkeur voor het
constructivisme. Deze uitspraken betekenden het
einde van het sociaal-realisme in de architectuur.
(De posters met blijde arbeiders werden nog
gewoon in hoge aantallen gedrukt.)
"Architectuur voor een wereldrevolutie"
Deze woorden vormen tevens de geboorte van
het hoogtepunt van saaie architectuur. Ik zeg wel
saai, maar aan de andere kant ook fascinerend,
omdat de panelenbouw zo'n belangrijk deel van
de geschiedenis van Rusland vertegenwoordigt. De
gebouwen die hieronder vallen worden
Chroestjovka's genoemd. Hun belangrijkste
herkenningpunt zijn de opvallende naden tussen
de panelen. Er wordt geen moeite gedaan om deze
netjes weg te werken, maar deze naden, in het
Engels 'honesty gap' genoemd, zijn juist
toegevoegd om de prefabricatie en massa-industrie
te benadrukken. Dit bleef ook na Chroestjov
bestaan. Verschillende catalogi werden in deze
tijd ontwikkeld. In 1976 kwam in Moskou een
Hoezo ontwerpen moeilijk en tijdrovend? Men neemt een catalogus en kiest een of meerdere gevelpanelen uit. Deze worden over de gehele gevel van het te ontwerpen gebouw herhaald, waarbij de naden tussen de panelen niet weggewerkt hoeven te worden. Het uiterlijk van het nieuwe gebouw is klaar. Tien minuten werk.
Sanne van Manen
Serie 137 nieuwe stijl
Chroestjov aan het woord tijdens de conferentie
50884-p006-013.indd 10 21/02/2005 7:59:06
11pantheon 3 ’04’05A L G E M E E N S A A I S T Y L O S
catalogus op de markt met 1500 producten,
waarmee tien gebouwen konden worden
'ontworpen'. Zo'n gebouw kreeg een bepaald
nummer en hoorde thuis binnen een serie.
Bijvoorbeeld de 1-335 serie of de 1-464 serie.
De saaiheid bevindt zich op meerdere niveaus.
De woning, het woongebouw en de wijk. In de
1-335 zijn alle keuzes in het 'ontwerpproces' van
de plattegrond het gevolg van het streven naar
zo'n klein mogelijk functioneel appartement. De
appartementen bieden geen enkele mogelijkheid
tot flexibiliteit, door de kleine ruimte is de plaats
van de meeste meubelen bij voorhand al bepaald.
De parallel tussen huisvesting en economie blijft
aanwezig, hoe slechter het ging met de economie,
hoe kleiner de appartementen. De meubelindustrie
sprong hier op in en ontwierp allerlei 'Alice in
Wonderland'-meubels, al dan niet opklapbaar. Het
uiterlijk van het woongebouw, putte haar saaiheid
uit de gevel, met zijn grijze, identieke panelen,
gescheiden door opvallende naden. Op stedelijk
niveau is het de herhaling. Zo'n gebouw komt niet
een keer voor, maar vormt soms wel tien procent
van de totale woningbouw in een stad. Elk gebouw
van de serie is precies hetzelfde. Russen kennen in
de meeste gebouwen van hun stad feilloos de weg.
Naar de wc vragen is slechts een formaliteit.
Door de snelheid waarin nieuwe technieken
werden ontwikkeld en waarmee de woonblokken
uit de grond werden gestampt, was de kwaliteit
niet erg groot. Waar Chroestjovka's vroeger deden
denken aan nette en betaalbare woningen voor
iedereen, vormen ze nu de achterbuurten van
steden.
"wij zijn niet tegen schoonheid, maar tegen nutteloosheid"
Na de val van het communisme raakten de
woningen in handen van particulieren, soms
werden bewoners eigenaar van hun eigen woning.
Gevolg hiervan was dat mensen met hun woning
konden doen wat ze wilden. Veel mensen bouwden
bijvoorbeeld hun balkon dicht, of schilderden zelfs
hun deel van de gevel. Dit levert weliswaar een
rommelig, maar ook een stuk interessanter
gevelbeeld op. Helaas schiet dat niks op voor de
huidige status van de gebouwen. Er zal op niet al te
lange termijn echt iets moeten gebeuren, renovatie
of nieuwbouw, maar daar zijn de autoriteiten zich
wel bewust van. Slopen kost ongeveer 100 dollar
per vierkante meter. Een stad als Sint-Petersburg
heeft al 891.200 vierkante meter bebouwing die
stamt uit de eerste serie paneelbouw.
In vergelijking met renovatie is slopen veel
duurder. De bouwfysische status van de
woonblokken is erg slecht. De gebouwen kunnen
niet veel warmte vasthouden. Door renovatie kan
het verlies van warmte met 40 procent worden
teruggebracht. Wat een energievermindering
van zeker 15 procent betekent. Hoe eerder er dus
gerenoveerd kan worden, hoe beter. Inmiddels is er
wel mee begonnen, maar het komt maar langzaam
op gang. In de iets welvarendere ex-Sovjetlanden
zoals de voormalige DDR en Tsjechië is men daar
al langer mee bezig. De eerste prioriteit gaat naar
de bouwfysische en technische gebreken. Daarna
komt de architectuur. Niet minder belangrijk, want
de troosteloze gebouwen vormen niet bepaald een
mooi visitekaartje voor een stad.
De architectonische renovatie neemt verschillende
vormen aan. Soms is het slechts 'opleuken' en
wordt de gevel in een mooi kleurtje geschilderd.
Maar ook schakelen steden architecten in om het
uiterlijk van het gebouw helemaal om te toveren.
In 2002 vond er een masterclass plaats in
Sint-Petersburg. De masterclass ging over de
renovatie van een aantal series woonblokken uit
de jaren '60, '70 en '80 in verschillende wijken van
de stad. De uiteindelijke concepten waren het
resultaat van een samenwerking tussen Russische
studenten, die begeleid werden door zowel
Russische als Duitse architecten (Philipp Meuser,
Cornelius Mangold, Tobias Neifer en Sergey
Grishin).
Vier series gebouwen zijn door de deelnemers
onder handen genomen. Een van hen is de G-i3
serie, een lang bouwblok van vijf verdiepingen
hoog, met een appartement aan de voorkant en
de achterkant. Dit type neemt 10 procent van de
totale paneelbouw in Sint-Petersburg in beslag.
Van belang was dus om een concept te verzinnen
wat te gebruiken is bij al deze gebouwen. Een soort
gestandaardiseerde renovatie die toch de
mogelijkheid tot differentiatie open laat, waarbij
de technische aspecten gestandaardiseerd worden
en de uitwerking verschilt, al naar gelang ligging of
bijvoorbeeld gebruik. Andere uitgangspunten
waren de modernisering van de gevels, waarbij
vooral de ingang extra aandacht kreeg en de
draagconstructie. De ingangen van deze gebouwen
zijn meestal niet prettig. Ze liggen in de gevel
weggestopt en zijn klein en donker. Vaak ligt de
ingang ook niet aan de kant van de weg, maar aan
de achterkant van het gebouw.
De draagconstructie is opgebouwd uit dragende
gevels en dragende binnenwanden. Veel gebouwen
zijn overgedimensioneerd en kunnen nog wel twee
extra verdiepingen dragen. De appartementen in
de gebouwen kunnen niet veel veranderd worden,
vanwege de dragende wanden, de twee extra >
De 'honesty gap' Bladzijde uit een catalogus
'Het schip' in originele staat
Toren uit de G-5 serie in originele staat
Flat uit de 137-serie in orginele staat
50884-p006-013.indd 11 21/02/2005 7:59:07
12 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N
> verdiepingen bieden zo de mogelijkheid om een
ander woningtype toe te voegen. Luxere en grotere
appartementen.
Het type 137 neemt wel 15 procent van de totale
paneelbouw van Sint-Petersburg in beslag. Deze
serie bevat gebouwen van verschillende hoogte,
maar allemaal hebben ze gemeen dat de gevel al
enige differentiatie bevat. Sommige delen van het
gebouw steken een stukje uit en deze serie heeft
ook balkons. Een nieuw uiterlijk van de gevel is
hier veel minder noodzakelijk, maar het interieur
kan wel een flinke opknapbeurt gebruiken. Bij
dit gebouw gaat de aandacht vooral uit naar het
vergroten van de woningen en het verbeteren
van de plattegronden. Ook hier ligt het plan om
bovenop het gebouw nog een paar lagen met
penthouses te maken.
Het wildste plan en daarmee ook het plan
waarbij nog het minst van het oorspronkelijke
gebouw over is, is de renovatie van een blok
uit de 1LG-600a-7 (LG staat voor Leningrad, de
vroegere benaming van Sint-Petersburg). Negen
verdiepingen hoog, 195 meter lang en 12 meter
diep. Onder de bewoners staat het gebouw bekend
als 'het schip'. Het schip bevat 322 appartementen
met een gemiddeld oppervlak van 34,2 vierkante
meter. Het totale vloeroppervlak komt op 17.023
vierkante waarvan 64 procent appartementvloer
is. Anders dan andere gebouwen bestaat de gevel
van deze serie uit twee panelen per woning.
Tussen de twee panelen bevinden zich de ramen.
Van een afstand lijkt het een gebouw met ramen
waartussen zich een borstwering bevindt.
Philipp Meuser leidde deze renovatie. Het eerste
belangrijke punt was het
behoud en zelfs versterken van het karakter van
'het schip'. Het tweede belangrijke punt was om
architectonische en constructieve elementen toe te
voegen die het monotone stedelijke landschap om
het gebouw heen relativeren. Dit wordt
bewerkstelligd door twee verdiepingen bovenop
het gebouw toe te voegen, met een open gekromd
dak, waarvan de staalconstructie zowel water
opvangt als water door het gebouw pompt. Dit is
mogelijk door de zonnepanelen (het blijft immers
panelenbouw) die aan het lagere deel van de stalen
constructie bevestigd zitten. De energiebesparing
kan zodoende oplopen tot 80 procent!
Meuser en de studenten hebben nog iets heel
slims bedacht. Ze hebben de eerste twee lagen
voor openbaar gebruik bestemd. In deze lagen ligt
dan een ruime ingang (verplaatst van de
achterkant naar de voorkant) die leidt naar de
hogere woonlagen. Nu is er geen sprake meer van
nare onpopulaire woningen op de eerste etage en
de woonlagen hebben nu ook een eigen identiteit.
Dit wordt versterkt doordat de eerste twee lagen
een stukje teruggelegd zijn ten opzichte van de
woonlagen. Uiteindelijk is nu een gebouw ontstaan
dat wat weg heeft van een schip en in principe
wel doet denken aan de oude panelenbouw, maar
wat nu een modern uiterlijk heeft en waarvan aan
de buitenkant goed de functies in het gebouw zijn
af te lezen.
Persoonlijk trekt mij dat wel aan. Hoe saai de
architectuur op het eerste gezicht ook kan zijn, het
weerspiegelt wel een periode uit de geschiedenis.
Het weerspiegelt theorieën waar mensen erg lang
over na hebben gedacht en waarvan ook is gedacht
dat zij de enige juiste waren. Het weerspiegelt
politieke stromingen, een maatschappij van
vroeger en ga zo maar door. Dit geldt niet alleen
voor Rusland of de voormalige Sovjetlanden, maar
ook voor bijvoorbeeld Nederland.
In Nederland staat genoeg woningbouw uit
bijvoorbeeld de jaren '50 of '70, waarover we het
allemaal eens zijn dat het een grote saaiheid
uitstraalt. Maar ook deze gebouwen weerspiegelen
politieke en architectonische stromingen. Het
lijkt me goed dat deze niet allemaal gesloopt
worden, maar op zodanige manier gerenoveerd,
dat het aangenaam is om er te wonen en er naar te
kijken, maar dat de tijdgeest van vroeger nog wel
aanwezig is.//
> Russia Prospekt, nr. 25> De Westerse Architectuur; Een geschiedenis, Watkin, D., Uitgeverij SUN, Nijmegen, 1994> Dat is Architectuur; Sleutelteksten uit de twintigste eeuw, Heynen, H. ed., 010 publishers, Rotterdam, 2001> Foto's uit Tsjechië: Jurriën van Duijkeren, 2005
Toren uit de G-5 serie na renovatie
Gebouw uit de 137-serie na renovatie
'Het schip' na renovatie
Gerenoveerde flat uit de jaren '60 in Tsjechië. De balkons zijn dichtgemaakt.
50884-p006-013.indd 12 21/02/2005 7:59:17
13pantheon 3 ’04’05A L G E M E E N S A A I S T Y L O S
50884-p006-013.indd 13 21/02/2005 7:59:25
14 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N
Deze vooroordelen zitten aan VINEX gekoppeld.
Is dit wel terecht, vroegen wij ons af, omdat toch
zoveel mensen hier gaan wonen en belangrijker,
blijven wonen. Tijd voor nader onderzoek.
Wij reisden af naar Emerald-Delfgauw, een
VINEX-wijk aan de rand van Delft. Deze wijk is
een stuk kleiner dan Ypenburg of Leidsche Rijn.
De wijk heeft 2400 woningen ten opzichte van
respectievelijk 11.000 en 60.000 woningen. De
bewoners omschrijven de wijk als 'gelegen in
een groen en waterrijk gebied, landelijk en ruim
van opzet'. De woningen zijn gerealiseerd vanaf
1998 en de laatste worden binnenkort opgeleverd.
Hiermee is Emerald een van de eerste VINEX
locaties die voltooid is. De wijk bezit een aantal
voorzieningen, zo is er een winkelcentrum van
1000 vierkante meter, met onder andere een
supermarkt, apotheek en een bank. Verder zit er
een gezondheidscentrum, een woonzorgcentrum,
een dagopvang en een kinderopvang. Daarnaast
is er ook nog een complex waarin zich een
sporthal, drie basisscholen, een peuterspeelzaal
en ouderenwoningen bevinden. De wijk bestaat
uit verschillende delen. Elk deel heeft zijn eigen
uiterlijk. Het deel waar wij ons op hebben gericht
is het oudste deel van de wijk, de mensen die
hier wonen hebben dus lang genoeg de min- en
pluspunten kunnen ervaren. Het wijkdeel bevat
twaalf blokken van tien à elf huizen. Volgens de
vastgoedbeheerder is dit deel ontworpen door van
den Broek en Bakema (bekend van de faculteit
Bouwkunde), op hun site is hier echter niks van
te vinden. In ieder geval is het stedebouwkundig
plan van het bureau Plein 11 en een deel van de
bebouwing ontworpen door D+E architecten.
Maandagochtend is overigens geen erg geschikte
dag voor een buurtonderzoek in een VINEX-wijk.
Bijna overal wonen tweeverdieners met kinderen.
Gelukkig zijn er nog wel een paar mensen die
maandag vrij hebben. Afgezien van een aantal
mensen die geen interesse hadden om iets te
kopen, werden we vriendelijk ontvangen. Als
eerste legden we uit dat er in het algemeen een
negatief beeld rondom het VINEX-concept hangt.
Een enkele bewoner wist niet wat VINEX was, maar
de rest reageerde noch verbaasd noch geschokt
hierover.
De meeste ondervraagden wonen al vanaf het
begin in deze wijk. In eerste instantie was meer
ruimte een reden tot verhuizen. Deze VINEX-
wijk is dan erg aantrekkelijk. De huizen zijn niet
bijzonder groot, drie slaapkamers en een zolder,
maar ook zeker niet klein. De belangrijkste
redenen om in deze buurt te gaan wonen waren
naast de ruimte, de kindvriendelijkheid, de
aanwezigheid van voorzieningen, waaronder
vooral de scholen, de bereikbaarheid van Den Haag
of Rotterdam, de rust en het feit dat nieuwbouw
in goede staat verkeerd. Een bewoner van de
Schellingstraat had hiervoor in het Laakkwartier
("bekend van het journaal") in Den Haag gewoond
en vergeleken met die wijk, was dit nu een oase
van rust "ik wilde gewoon huisje, boompje,
beestje". Iemand anders merkte op: "ik woonde
eerst in een ouder huis in Den Haag, maar daar
zou ik mijn kinderen niet buiten laten spelen."
Dit maakt dat iedereen het heerlijk vindt om
in deze wijk te wonen, beter dan hun vorige
woonsituatie. De mensen zijn zich ook niet heel
erg bewust dat ze in een VINEX-wijk wonen, wat
dan ook geen rol heeft gespeeld bij de keuze.
"Deze wijk is ruim opgezet en dus heel anders dan
bijvoorbeeld Ypenburg, daar zou ik nooit willen
wonen".
Ondanks de duidelijk positieve houding van de
mensen ten opzichte van hun woning, hebben wij
ze toch gevraagd een minpunt op te noemen. Hier
moest langer over nagedacht worden dan over de
positieve kanten. Elke bewoner had wel zijn eigen
persoonlijke kleine minpunt, zoals het gebrek aan
parkeerplaatsen, gebrek aan berging, aan de kleine
dakkapel en de geringe keuze aan supermarkten
(alleen een Albert Heijn). Toch hadden de bewoners
een gezamenlijk minpunt, wat zelfs voor een gezin
de reden tot verhuizing was. De gemeente staat
weinig aanbouw, opbouw, verbouw en andere
bouwsoorten toe. Het is wel toegestaan de >
Hier op Bouwkunde heeft VINEX een negatieve bijklank. De woningen zijn allemaal hetzelfde, de plattegrond is niet flexibel indeelbaar, het programma eenzijdig en überhaupt valt er af te vragen of het wel architectuur genoemd mag worden. Toch wonen er ruim anderhalf miljoen mensen, die bewust naar deze wijk zijn getrokken en hier over het algemeen prima wonen.
Eén grote campingSanne van ManenKim van Klooster
"Ik wilde gewoon huisje, boompje, beestje"
De Schellingstraat
50884-p014-021.indd 14 21/02/2005 8:00:40
15pantheon 3 ’04’05A L G E M E E N S A A I S T Y L O S
> woonkamer twee meter uit te bouwen, maar
daar blijft het bij. Veel mensen vinden hun
dakterras nutteloos en zien dat liever als deel van
hun zolder.
De plattegronden van VINEX woningen worden
door critici vaak als minpunt genoemd. Deze
zouden niet flexibel zijn. Uiteraard hebben wij
gecontroleerd of dit zo was. Enkele bewoners
beaamden dit en beschouwden dat ook als een,
weliswaar niet sterk, maar toch negatief punt.
De andere bewoners vonden hun woning erg
flexibel, ze konden immers de bank nog wel een
meter verplaatsen en de eettafel ergens anders
neerzetten, al was dit laatste bij nader inzien niet
handig wat betreft de toegankelijkheid van de
keuken. De interieurs van de huizen straalden
sowieso al weinig flexibiliteit uit, omdat in alle
huizen waar wij binnen zijn geweest de bank en
eettafel op dezelfde plek stonden. Flexibiliteit werd
overigens niet gezien als toevoeging aan de waarde
van het huis.
Ook al is het exterieur en deels het interieur gelijk
met dat van de buren, de bewoners hebben wel het
gevoel dat ze hun eigen identiteit in het huis kwijt
kunnen. Binnen blijven het toch je eigen meubels
en spullen die misschien wel op dezelfde plek
staan, maar wel degelijk verschillen. De voortuin
biedt voor het exterieur grote mogelijkheid tot
variatie. Bij bijna elk huis is aandacht besteed aan
de voortuin. Stoepjes, hekjes, struiken en zelfs
hele cowboys flankeren de gevel. Ook de deur is
zeer persoonlijk getint, deels door de aanwezige
"VINEX? Hoe bedoelt u?"
"In de zomer is het hier één grote camping"
accessoires als naambordjes, brievenbus en
plantjes, en deels door de kleur. Ondanks dat
het van de gemeente waarschijnlijk niet mag,
hebben veel mensen hun deuren en kozijnen een
ander kleurtje gegeven. Geen enkele bewoner ziet
hierdoor zijn huis hetzelfde als de buren.
Het contact met de buren ligt niet op niveau
van de wijk, of een wijkdeel, maar echt op het
niveau van de straat. Er zijn grote verschillen
tussen de straten. In de ene straat is het
gemeenschapsgevoel groter dan in de andere.
Met trots deelde een van de bewoners ons mee,
dat hun straat, in tegenstelling tot de andere,
‘s zomers één grote camping is. Een ander wist
te vertellen dat in zijn straat met oud en nieuw
geld wordt ingezameld om gezamenlijk illegaal
vuurwerk en opklaptafeltjes te kopen. In de
meeste straten was in het begin veel contact, in de
vorm van buurtcommissies, over het plaatsen van
schuttingen en meer belangrijke zaken, maar nu is
dat langzaam weggeëbd. De bewoners beschouwen
hun woning niet als saai, waarbij ze ook aangeven
dat in de lopen der jaren er veel veranderd is. In
het begin was de rest van de wijk nog niet af en de
voortuintjes stelden nog niks voor. Nu is dat er wel
allemaal. Elk huis heeft zijn eigen karakter en de
wijk oogt bewoond.
Kortom de bewoners zijn positief over hun woning
en de buurt. De vraag is dan waarom wij ons
allemaal zo druk maken over deze VINEX-wijken,
als de bewoners dolgelukkig zijn in hun woning.
Wie zijn wij om op deze manier van bovenaf te
bepalen dat woningen saai of niet goed zijn? Wie
zijn wij om ons zelf als ontwerper belangrijker te
achten dan de bewoners?
We kunnen dus gewoon Nederland volbouwen met
deze woningen, de bewoners zijn toch gelukkig
met hun woning. Zij staan neutraal tegenover de
architectuur, als hun woning maar praktisch is.
De behoefte om zich te uiten door het uiterlijke
ontwerp van de woning, is er niet. Wonen speelt
zich binnen de muren af. Je zou dus kunnen
stellen dat bewoners liever een VINEX-woning
hebben, dan een bijzondere architectonisch
sprekende woning. Hierbij speelt geld natuurlijk
ook een grote rol. Toch is het belangrijk dat er
kritiek gespuid blijft worden. Er zijn nog vele
punten waarop zulke wijken verbeterd kunnen
worden, want om eerlijk te zijn, wij vinden deze
wijk architectonisch niet erg interessant. Qua
stedenbouw is het een soort cirkel met spaken,
waardoor de wijk een samenraapsel van kleinere
wijkjes wordt, die elk hun eigen uiterlijk hebben.
De openbare ruimte rondom het plein stelt weinig
voor. Er zijn alleen parkeerplaatsen. De woningen
zijn nogal standaard. Bakstenen, kleine ramen
en lage plafonds. We moeten blijven zoeken naar
mogelijkheden voor een stedenbouwkundig en
architectonisch interessanter plan, wat toch
binnen de eisen van de bewoner blijft. Zodoende
mogen we best afgeven op andere projecten als we
zelf ook maar verder kijken dan alleen ons eigen
belang.//
> met dank aan de bewoners van de Schellingstraat en de Schildstraat>www.delfgauw.nl
50884-p014-021.indd 15 21/02/2005 8:00:45
16 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N
de Spaarndammerbuurt van Michel de Klerk
de Openluchtschool van Johannes Duiker
50884-p014-021.indd 16 21/02/2005 8:00:53
17pantheon 3 ’04’05A L G E M E E N S A A I S T Y L O S
Maffia in de polder?
Reeds vanaf de oprichting van 'de Schoonheidscommissie' aan het eind van de 19e eeuw, wordt ze achtervolgd door ruzies en verdachtmakingen. In de tijd van de Amsterdamse School heeft een welstandscommissie bestaande uit Amsterdamse School-architecten er voor gezorgd dat vrijwel uitsluitend hun eigen architectuur gebouwd werd. Maffia! Vele veranderingen aan de vorm van de commissies ten spijt; het imago van de achterkamertjespolitiek bleef overeind.
Sinds juli 2004 moet iedere gemeente volgens
de woningwet een individuele welstandsnota
hanteren bij het beoordelen op 'wel-staan'. De
nieuwe woningwet moet vooral zorgen voor meer
transparantie en duidelijkheid naar buiten. Om
inzicht te krijgen in de werking van het nieuwe
systeem is het zaak te kijken naar de praktijk.
Verwacht mag worden dat de grote steden hun
beleid wel op orde hebben. Tijd om te kijken hoe
het er in de kleinere plattelandsgemeenten aan
toe gaat.
De Ronde VenenDe gemeente De Ronde Venen, middenin het
Groene Hart en gelegen onder de rook van
Amsterdam. Hoger gelegen veenweidegebied,
plassen en lintdorpen kenmerken het gebied.
Volgens de VVV zijn er in De Ronde Venen "talloze
fiets- en vaartochten te maken." [...] "De jarenlange
veenafgravingen hebben De Ronde Venen een
toeristische trekpleister van formaat gegeven:
de Vinkeveense Plassen. Van de drie kernen
is Mijdrecht de meest dynamische. Er is een
fraaie winkelboulevard rondom het vernieuwde
gemeentehuis, met winkels waarvoor een grote
stad zich niet zou hoeven te schamen."
Vinkeveen staat dan bekend om haar plassen,
maar misschien nog bekender om het feit
dat André Hazes hier zijn thuisbasis had. Het
eens zo typerende veendorp Vinkeveen, is
overgenomen door de waterscootercultuur die
menig Jordanees iedere zomer naar de plassen
trekt. Grote landhuizen met marmeren zuilen
op de stoep vormen nu dan ook grotendeels
het beeld. Men hoeft niet lang te zoeken om
bouwwerken tegen te komen die nou niet
echt opvallen door hun oogstrelende uiterlijk.
Hoe heeft de welstandscommissie dit kunnen
goedkeuren? Misschien woont iemand van de
welstand hier zelf wel. In ieder geval bestaat de
welstand uit leden die geen smaak hebben en
zelf mislukt zijn als architect. Toch? Bovendien
kunnen ze al dat marmer wel bekostigen van de
vele 'relatiegeschenken' die ze toekomen. Tja,
de vooroordelen komen makkelijk de wereld
in. Eruit, dat is een andere zaak. (Een verdere
verkenningstocht door de gemeente vraagt om een
bezoek aan de leden van de welstandscommissie.)
De welstandsnota van de gemeente De Ronde
Venen telt 160 pagina's; ondanks dat het te
downloaden is van de gemeentelijke website is
dat nou niet echt wat je zegt toegankelijk. De
gemeente is bezig met het opknippen van het
bestand, zodat delen gekoppeld kunnen worden
met gemeentelijke bestemmingsplannen. Toch
ziet het geheel er verzorgd uit. Termen als
'verfijnde detaillering' en 'veelal' komen nog
steeds voor, maar de gemeente De Ronde Venen
heeft toch 'een heel aardig beleid' op papier
gezet, beaamt ook Anthony Tom, directeur van
de adviescommissie voor ruimtelijke kwaliteit
'Welstand en Monumenten Midden-Nederland'.
Jawel, de gemeente behandelt niet haar eigen
welstandszaken, maar besteedt dit uit aan een
extern bureau. Dat dit geen uitzondering blijkt te
zijn, wordt duidelijk uit het gegeven dat van de
33 gemeenten die de Provincie Utrecht telt, er 28
hun welstandszaken uitbesteden aan het bureau
'Welstand en Monumenten Midden-Nederland',
gevestigd in Bunnik.
Met dank aan BerlageDe welstand hebben we feitelijk te danken aan
Berlage. Eind 19e eeuw stond Amsterdam voor
de opgave om de stad ingrijpend te vernieuwen
en uit te breiden om in het spoor te blijven van
steden als Parijs en Wenen. Architect H.P. Berlage
riep het gemeentebestuur op, om dit alles in goede
banen te leiden, een commissie van kunstenaars
aan te stellen "wier advies in dergelijke
aangelegenheden wordt gehoord." De geboorte
van de welstandscommissie was een feit. Al
spoedig bleek het geen succes. De commissieleden
klaagden herhaaldelijk dat B&W hun advies
telkens negeerden. Niet zo verwonderlijk gezien
de indrukwekkende waslijst aan bouwwerken
die het stempel goedgekeurd niet meekregen;
het ontwerp voor het Tropenmuseum had in de
prullenbak moeten belanden, de Openluchtschool
van Duiker verbrak de eenheid in het Plan-Zuid en
het Spaarndammerplantsoen van Michel de Klerk
was al helemaal niet om aan te zien.
De welstandszorg, zoals wij die kennen is
allang niet meer dezelfde als 100 jaar geleden.
Bijna elke verandering ging gepaard met een
naamsverandering; schoonheidscommissie,
welstandscommissie, welstandstoezicht,
welstandszorg, en tegenwoordig, kortweg
welstand. Wat is overgebleven zijn de vele
vooroordelen die de welstand met zich meezeult.
De overheid had er klaarblijkelijk ook genoeg
van. In 1999 heeft J. Remkes, toendertijd nog in
de functie van staatssecretaris voor VROM, een
wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer, voor
een modernisering en verdere professionalisering
van het welstandstoezicht. De bedoeling was om
meer duidelijkheid en transparantie te verschaffen
naar de verschillende partijen toe, zodat de >
Jeroen BorstDennie Jansen
Kria Djoyoadhiningrat
de Spaarndammerbuurt van Michel de Klerk
de Openluchtschool van Johannes Duiker
50884-p014-021.indd 17 21/02/2005 8:00:56
18 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N
> vooroordelen bestreden konden worden.
Mislukte architecten?Hoogste tijd om de vooroordelen te toetsen.
We vragen de directeur, Tom van Welstand en
Monumenten Midden-Nederland of hij zelf ooit als
architect heeft gewerkt en hoe hij bij de welstand
terecht is gekomen.
"Ik heb architectuur en restauratie gestudeerd aan
de TUDelft. Dat bevredigde mij niet echt. Ik ben
mij daarna gaan toeleggen op de architectuur. Vlak
na mijn afstuderen ben ik na verloop van tijd via
via in aanraking gekomen met een organisatie die
zich met monumentenzorg bezighield. Vanuit mijn
studie heb ik daar al verwantschap mee gehad, dus
de stap was al snel gezet. De organisatie bleek zich
echter meer met welstand bezig te houden dan
met monumentenzorg."
Zijdelings zegt Tom wel een korte periode
als architect te hebben gewerkt, een eigen
bureau heeft hij echter nooit gehad. Zouden de
vooroordelen dan toch waarheid zijn?
Het huis aan de Groenlandse Kade naast die van
André Hazes is in ieder geval niet van hem.
Een vraag die wel vaker in menig discussie naar
voren is gekomen, is die van de noodzakelijkheid
van de welstand. Nederland is eigenlijk het
enige land waar de welstand in deze vorm wordt
toegepast. "Welstand gebeurt ook wel in andere
landen om ons heen, maar in een andere vorm. In
Duitsland bijvoorbeeld, kijkt een ambtenaar naar
het project en beoordeelt het dan voornamelijk op
het uiterlijk. In België is er voor ieder bouwwerk
een architect nodig. Hetgeen er dan gebeurt is
dat architecten zichzelf verkopen en alleen een
handtekening onder de plannen zetten. Nederland
is eigenlijk het enige land waar men voor een soort
polderoplossing heeft gekozen. De gemeenten
voeren hun eigen beleid en dat staat schriftelijk
vastgelegd in hun welstandsnota. Indien een
bouwwerk niet voldoet aan het opgestelde
beleid, kunnen we alleen op grond van dat beleid
een negatief advies uitbrengen. Wij zijn altijd
gesprekspartner, het is echter belangrijk dat de
gemeenten het niet meer op ons afschuiven."
480 gemeenten, 480 welstandnota'sHet gegeven dat iedere gemeente een eigen
welstandsnota moeten voeren, maakt het
niet meer dan logisch dat er grote verschillen
kunnen bestaan tussen de gemeenten onderling.
Nieuwegein en Amerongen zijn daar een sprekend
voorbeeld van. "Nieuwegein is een 'New Town' uit
de jaren '70. Daar denkt men mee met de burger
die iets wil bouwen. Daar is ruimtelijke kwaliteit
een heel ander begrip dan in Amerongen, waar
men het kleine historische dorpshart koestert en
waar men in de gemeenteraad al kan vallen over
de kleur van een voordeur." De welstandsnota
van de gemeente De Ronde Venen is wat liberaler
dan die van Amerongen, dat hadden we zelf
reeds ondervonden in Vinkeveen. "De gemeente
De Ronde Venen valt meer onder het Hollandse
zoals we dat noemen. Er heerst daar een gedachte
over het ruimtelijk beleid dat meer aansluit bij de
cultuur van Noord-Holland, dan bij het Utrechtse."
Bestaan er grote verschillen tussen de diverse
gemeenten, in het beleid van De Ronde Venen
bestaan er zelfs grote verschillen tussen de
diverse deelgebieden. Zo kan het zijn dat de
Groenlandse Kade, waar ook de villa van André
Hazes is gelegen, onder een liberaal beleid valt,
dan het even verderop gelegen dorpscentrum.
Het gevolg is dat waar iedere willekeurige
bouwkundestudent zich al snel zal afvragen
welke welstandscommissie dit nou heeft kunnen
goedkeuren, de gemeente het wettelijk zo heeft
vastgelegd.
Het bureau van A. Tom heeft de gemeenten
niet meegeholpen te schrijven aan de nota die
voor 1 juli 2004 klaar diende te zijn. "Er zijn
collega-organisaties geweest die zichzelf hebben
aangeboden om gemeenten te helpen bij het
opzetten. Wij zelf hebben dit expres niet gedaan,
omdat ik van mening ben dat je niet je eigen
toetsingsbeleid moet opstellen. Het is beter om dat
aan anderen over te laten. We hebben wel hier en
daar advies gegeven. Wij zijn dus wel altijd partner
geweest in het proces van de ontwikkeling."
Binnen afzienbare tijd zullen de eerste grondige
evaluaties de deur uitgaan. Het is natuurlijk een
slag geweest dat in een keer ruim 480 gemeentes
een eigen welstandsnota moesten gaan hanteren.
Daardoor is het niet meer dan logisch dat er nog
wel het een en ander te verbeteren valt. "De nota
van de Ronde Venen ziet er over het algemeen
goed verzorgd uit, maar tekstueel valt er nog wel
het een en ander te verbeteren. Als we kijken naar
termen als 'veelal', 'in deze buurt wordt veelal rood
metselwerk toegepast', juridisch gezien kun je daar
erg weinig mee. Dat zijn dingen die door de jaren
heen er nog wel uit zullen worden gezuiverd."
Eventuele aanpassingen in de welstandsnota gaan
echter niet zo eenvoudig, dit moet eerst weer langs
de gemeenteraad ter goedkeuring.
Sinds kort zijn de commissievergaderingen
verplicht openbaar, opgeschrikt door woedende
buurtbewoners worden ze echter nog niet. Raar?
Ondanks dat de commissievergaderingen gewoon
op het gemeentehuis zelf plaatsvind, is de
belangstelling niet overweldigend. Waaraan ligt
dat dan? "De openbaarheid van de vergaderingen
is nog vaak niet optimaal. Dat is de taak van de
gemeente." [...] "Bij de commissievergaderingen
van Veenendaal en Rhenen, komt er bij elke
vergadering een journalist van de plaatselijke
krant verslag doen. Dat brengt de discussie naar de
mensen toe. De openbaarheid is van groot belang
en wij proberen dat wel te stimuleren."
Dat de rol van de welstandscommissies door
de jaren heen wel heel verschillend is opgevat
blijkt wel uit een artikel van architect A.J.
Westerman uit 1923: "In het zweetkamertje
van Bouw- en Woningtoezicht zitten vaak zeer
bekwame architecten, die als leerlingen de nodige
terechtwijzingen van 'de meesters' ontvangen en
met een goed- of afkeuring blij of teleurgesteld
weer worden weggestuurd. De overdreven macht
die aan deze commissie is verleend, noodzaakt
bijna iedereen aan haar eischen gevolg te geven."
Inmiddels weten we dat dit niet meer aan de
orde is toch? Wat blijkt, Tom weet te melden dat,
"ondanks dat dit niet de bedoeling is, sommige
éénmansbureaus het juist wel prettig vinden om
hun werk door de welstand te laten toetsen. Op
deze manier krijgen ze toch een soort feedback
die ze ergens anders niet zouden krijgen. Dit is
dan in de vorm van een principeadvies dat we
uitgeven, voordat er een definitief oordeel wordt
uitgesproken."
Smaken verschillenWat maakt nou eigenlijk een goede architect? "Een
beetje goede architect kijkt naar wat hij om zich
heen ziet, houdt rekening met hetgeen eromheen
gebeurt en laat zich daardoor inspireren, dan kun
je met elkaar erover discussieren."
De dagelijkse werkelijkheid is zo dat de kwaliteit
van de architecten die bouwplannen indienen
in de kleinere gemeenten, niet overweldigend is.
"Men moet echter niet vergeten dat wanneer een
opdrachtgever bij een architect komt hij of zij al in
vergaande mate beïnvloed is door foldermateriaal
of foto's van bouwers uit het oosten van het
land. De architect staat dan voor het dilemma
dat hij of zij toch brood op de plank moet zien te
krijgen. Voordat mensen met hun droomhuis bij
de welstandscommissie komen is er al een heel
proces van discussie voorafgegaan."
Een andere ontwikkeling waar men in de
welstand mee te maken heeft, is de opkomst van
de projectontwikkelaar. "Als er al een architect
aan te pas komt, mag deze vaak alleen maar een
schetsje inleveren. De architect wordt er vaak al in
een vroeg stadium uitgegooid, waardoor we met
het probleem komen dat het oorspronkelijke plan
in de uitvoering drastisch afwijkt van hetgeen
dat is besproken in de welstand." De welstand
heeft alleen in de fase van de aanvraag voor de
bouwvergunning een adviserende rol, alles wat na
de aanvraag geschied, is de verantwoording van de
gemeente.
Als er iemand is die de laatste jaren een kruistocht
heeft gehouden tegen de welstand, dan is dat >
"'In deze buurt wordt veelal rood metselwerk toegepast', juridisch gezien kun je daar erg weinig mee."
50884-p014-021.indd 18 21/02/2005 8:00:56
19pantheon 3 ’04’05A L G E M E E N S A A I S T Y L O S
> wel Carel Weeber. In een interview met het NRC-
Handelsblad van 4 april 1997 deed hij onder meer
de uitspraak; "Nederland is saai en de esthetische
controle van de welstand zorgt voor orde en
netheid." Saaiheid heeft volgens Tom niet zozeer
te maken met de welstand, maar meer met de
ontwikkelingen daaromheen. "Ik denk juist dat het
goed is dat een welstandscommissie de regionale
identiteit bewaakt. Indien je mensen de vrijheid
geeft om te bouwen wat ze willen, dan wordt het
pas saai."
In de praktijkNou één ding kunnen wij wel vertellen, saai is
het allerminst in de gemeente De Ronde Venen.
Menig gerealiseerd bouwplan is onderhevig
aan kritiek. Als we alleen al kijken naar een
onlangs geplaatste GSM-mast midden in een
woonwijk. De mast is weliswaar geplaatst op een
sportterrein in een parkje, dit parkje ligt echter
temidden van drie woonwijken. Dat het gevaarte
niet de schoonheidsprijs verdient, is Tom het wel
over eens, maar op de vraag of dit goedgekeurd
is door de welstandscommissie kan hij geen
antwoord geven. Tom is zelf geen rayonarchitect
in de gemeente. Als we de welstandsnota erop
naslaan, dan lezen we: "De sportcomplexen
en recreatiegebieden zijn groene terreinen
met bebouwing in een veelal terughoudende
architectuur. De gebouwen hebben meestal een
eenvoudige, rechthoekige plattegrond en zijn
veelal gericht op het belangrijkste veld. Ze bestaan
in hoofdzaak uit één of twee bouwlagen met
een plat of licht hellend dak." Nou dat dit niet
helemaal opgaat voor het enorme gevaarte, dat
veel gelijkenis vertoont met een boortoren, lijkt
ons duidelijk. Een ander plan in het sportpark dat
onlangs werd gelanceerd is een enorme sporthal,
Tom weet te vermelden dat de welstand hier
wel een negatief advies heeft uitgesproken. De
gemeente heeft namelijk bepaald dat de plaats
waar de sporthal gepland staat, als een groene
zone vermeld staat in de gemeentelijke nota.
Als we een kijkje gaan nemen in het centrum
van Mijdrecht, "de meest dynamische van de drie
kernen", komen we de 'fraaie winkelboulevard'
tegen, met 'winkels waarvoor een grote stad zich
niet zou hoeven te schamen.' Te midden van de
lange Dorpstraat die het centrum kenmerkt, wordt
de winkelstraat omgeleid door een overdekte
'Passage'. Aan de zijde waar het verkeer doorrijdt
en waar de oorspronkelijke wandelroute gewoon
doorloopt, vinden we alleen nog dichte gevels
terug, met 'handige' inhammen. Ook hier
kunnen we niet de welstand de zwarte piet toe
spelen. Stedebouw is de taak van de gemeente,
wat volgens Tom een aspect is dat zeker de
laatste jaren niet of nauwelijks aandacht heeft
gekregen van de gemeenten. Juist de rol van een
stedenbouwer is van uitermate groot belang. De
plaatselijke drogist die een tiental meters verderop
lag, was buiten de routing geplaatst en heeft het
dan ook niet overleefd.
Naast Vinkeveen en Mijdrecht, vormt Wilnis
de derde grote kern in de gemeente. Wilnis
geniet voornamelijk bekendheid vanwege de
dijkdoorbraak van een jaar geleden. Het beeld
wat we hier krijgen is vergelijkbaar met dat
van Vinkeveen. De bebouwing op de ringdijk,
die een dominerende rol speelt in de structuur,
werd van oudsher getypeerd door kleinschalige
dijkwoningen en veenhuizen. In korte tijd heeft er
echter een slag plaatsgehad in de koop en verkoop
van kavels. Zuilen vormen ook hier veelal het
straatbeeld.
In een reactie hierop, reageert Tom; "Ik heb het
gevoel dat veel kleinere gemeentes helemaal niet
uit zijn op ruimtelijke kwaliteit, of dat helemaal
niet in hun gezichtsveld hebben. Ze hebben meer
in gedachte dat de ondernemer wil bouwen en
die onderneming zorgt voor arbeidsplaatsen en
het zal ons een worst wezen hoe het gebouw er
uitziet. Door de welstandsnota zijn de gemeenten
nu verplicht om eens naar hun eigen gemeenten te
kijken. Welstand is maar een klein onderdeel van
ruimtelijke kwaliteit."
Met de invoering van de nieuwe Woningwet op
1 januari 2003 is de taakomschrijving van de
welstand er een stuk duidelijker op geworden.
Met de nieuwe nota krijgen de gemeenten wat
het op papier heeft gezet; in het geval van De
Ronde Venen zijn dat zuilen. Toch bestaan er nog
steeds ontsnappingsclausules; de haast waarmee
sommige gemeentes hun welstandsbeleid hebben
samengesteld, zorgt voor nogal wat juridische
gaten. Gemeenten op hun beurt maken nogal
eens gebruik van de Artikel 19-procedure; het
veranderen van het bestemmingsplan. Het gevaar
van dit soort situaties veroorzaakt vaak een een
onomkeerbaar proces, waarin het welstandsbeleid
geen vat meer op de situatie heeft. Ontwikkelingen
waarin verstrengelde belangen een grote rol
spelen, drukken een belangrijke stempel op
de ruimtelijke kwaliteit. De welstand kan
de ontwikkeling van architecturale iconen
zoals de Openluchtschool van Duiker en het
SpaaRndammerplantsoen van Michel de Klerk niet
meer tegenhouden, de gemeente wel.
Het huis naast dat van André Hazes is niet van
Tom zelf. De vooroordelen zullen echter blijven
bestaan. Het is zaak om meer te publiceren,
misschien moet er wel een expositie worden
gehouden van projecten die langs de welstand
zijn gegaan. Hier ligt echter niet alleen een taak
weggelegd voor de gemeenten, maar met name
ook voor de welstand.
Het huis aan de Groenlandse Kade blijkt van een
plaatselijke architect te zijn, verantwoordelijk
voor negentig procent van alle bouwplannen in
de gemeente van de afgelopen jaren. Het huis
daarnaast is van zijn vriend, de plaatselijke
aannemer. Maffia in de polder?//
> met dank aan dhr. Tom, directeur Welstand en Monumenten Midden-Nederland.> Architect 1988-5 p.89-93 Onderzoek naar welstand in west-Europa> Archis 1996-12 p.46-53 Overwegingen bij het beeldkwaliteitsplan> Archis 1999-8 p.64-69 Analyse kwaliteitscontrole> Archis 2000-5 p.61-65 Begin van welstand?> Ons Amsterdam 1991-11 p.262-266 Eerste jaren > Platvorm 1995-29 p.1-48 Goed-fout> Stedebouw & ruimtelijke ordening 1997-1 p.16-28> Jaarverslag PUWC 2003> Welstand met beleid, voorbeelden uit de gemeentelijke praktijk, Federatie Welstand en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten Nov. 1999> www.architectenwerk.nl> www.dedigitalewelstandsnota.nl> www.derondevenen.nl
"Indien je mensen de vrijheid geeft om te bouwen wat ze willen, dan wordt het pas saai."
De 'Passage' in Mijdrecht GSM-mast midden in een woonwijk, Mijdrecht Rieten daken in Wilnis
50884-p014-021.indd 19 21/02/2005 8:00:59
20 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N
That's boring!The most complete philosophical treatment of
boredom is to be found in the winter semester
lectures of Martin Heidegger, of 1928-1929, and
published as 'Die Grundbegriffe der Metaphysik/ Welt-
Endlichkeit-Einsamkeit' by Vittorio Klostermann,
in 1983. There are several guiding threads in
Heidegger's enquiry. Firstly whether profound
boredom was the concealed and fundamental
attunement for 'Dasein', that is a letting be open
of something which is worthy of questioning, and
which does not pre-suppose ego, consciousness,
or some abstractions even as the self. It is a letting
be of the question as something that prevails.
Heidegger cites Novalis; "Philosophy is really
homesickness, an urge to be at home everywhere."
Not being at home we await the character of the
wholeness of world. This is to say we are underway
and away. But, to understand this finitude we need
to be gripped by something. This is what Heidegger
calls 'Stimmung', and we translate it as attunement.
This being underway and away, releases in the
question of homesickness an attack on man. The
question of dwelling here awaiting the wholeness
of the world. The attack is the fact that man is
what is already caught up in questioning. The
question is how this is launched, awoken, not as a
philosophy or theory, but in our essential ground
which lets the prevailing of the whole be? "We shall
see that we must not only put in question the venerable
conception of being, but also cause it to shatter in its
very foundation." Such an awakening of attunement
cannot be ascertained as a fact. There is a need
to be there in order to be away and hence this
'there and not there' is odd. The attunement is
connected in some obscure way with this peculiar
manner of being. For Heidegger the question is
why a philosophy of culture is necessary. "Are
we so uninteresting", he asks, "or do things stand in
such a way that profound boredom draws back and
forth, like a silent fog in the abysses of 'Dasein'?" The
word 'Langeweile', on which Heidegger meditates,
already says in Alemannic 'to have long time', and
it means the same as 'to be homesick'. Boredom
then, in listening to the wisdom of language, is a
profound attunement of philosophising.
Then the question; boredom, what is it? We speak
of boring things, becoming bored by boring things,
so that we are thereby 'bored'. We have then what
is boring, becoming bored by, being bored with and
boredom itself. How do they belong together? Just
to ask what the distinction is in 'being bored' and
'being bored with'? Heidegger draws a structural
comparison which also shows their relation to
profound boredom. Being bored by (BBB) and being
bored with (BBW) have the following relational
comparative interpretative possibility. In BBB we
have merely the absence of any fullness for an
emptiness that is at hand. In BBW the emptiness is
first forming itself. In BBB we are held in limbo,
detained by what is dragging in time, which we
need somehow. BBW is that we are not released
and we are set in place by standing time that has
been left behind. Heidegger gives the example of
smoking a cigar at a party. In BBB we are stuck
in a particular situation, limited by external
circumstances. In BBW we are not bound to the
happening unfolding in the situation; the wisps
of cigar smoke, a lazy eye over other guests. With
BBB an attempt to pass time in inconspicuous
occurrence of a passing time, hidden from the
self, that is bored in our around in the boredom.
With BBW there is an evasion in the face of
boredom, and boredom is a 'letting oneself be
bored'. In BBB you are being stuck in 'somethings',
among 'things', impersonalisation. In BBW there
is dissipation, floating. In BBB boredom is an
extrinsic arrival. BBW arises from within and
out of 'Dasein' BBB arises from a mere fidgeting.
In BBW we are drawn into the specific gravity of
boredom. It is a captivation, a being captured.
None of this is a definition. It is rather a learning
orientation in how to live and move in boredom.
This guides the question towards profound
boredom. It occurs at the telling refusal of beings
as a whole. They recede into an indifference.
Everything is, or becomes equally much and little.
Something happens to time in that refusal; there is
something left over. The horizon of time is a time
of entrancing.
Boredom is fascinating. It arrests and makes
empty. It offers the contingent experience that
we do not have time, that time has us, not as
an extensive quantity, a measure, but also what
does not appear even in the manifestness of
things without which, things could not be. Like
the shock of the question, it's only the moment
of vision that opens up everything again for
disclosure and thus for 'Dasein', its own possibility,
its relation to the world, to time, to being finite
among things. Questioning the difference among
beings only as the capacity for that question.
Boredom becomes profound as temporality.
We while away the way as we are underway.
Entranced in time, but this lets the moment, >
Patrick Healy
Next to boring architecture there are a lot of things that can be described as boring, but what is boring and is it possible to prevent something to become boring? We asked philosopher Patrick Healy to talk about his vision on boredom in a philosophical context.
50884-p014-021.indd 20 21/02/2005 8:00:59
S T Y L O S S A A I A L G E M E E N 21pantheon 3 ’04’05A L G E M E E N S A A I S T Y L O S S T Y L O S S A A I A L G E M E E N
>'Augenblick', of vision, vanish. And that is the
authentic possibility of 'Dasein's' existence, which
is only possible among beings as a whole, and in
the telling refusal of themselves. Is our 'Dasein'
so profoundly bored, that it is experienced as
emptiness as a whole, so that no one stands
with someone else, and there is no community
with any other in the rooted unity of essential
action? "Who is the custodian of the inner greatness
of 'Dasein'?", Heidegger asks. The lack of mystery
causes the terror of faith, even in oneself. It is the
fundamental emptiness that bores us. Danger is
suffocated, our contentment is the great refusal
that does not see the challenge of the withholding
refusal of beings. Thus our homesickness and the
attunement of philosphising. Thus for architecture
the seriousness of the question of dwelling where
there is a disclosive resolution of the moment of
vision. It is individual action that moves us from
possibility to actuality, which as event restores the
real.
Now we can return to think about something that
is so everyday, spontaneous forms of banality
like waiting for the plane. The monotony of the
demented arcades at airports is well known; the
aimless wandering through goods. While waiting
we are so bored that we start reading the back
of someone elses newspaper, we ask for gate
confirmation, we look at the ticket again to check
what time we are leaving. Not for the last time, the
clock-time seems slow. Anything can be annoying,
or maybe if you are lucky, one can walk out of the
bad air of airports, to light a cigarette near a taxi-
rank. It's only five minutes later when I return.
The 'tax free' is optically perfect, because my
eyesight seems to pilot sharply. I sit somewhere
else, reading the signs against carrying radioactive
material and notice that there is no graffiti to be
seen. The immense overhead lighting, the half-
house-mall, the deadly noises, the looking at the
clock while you are going nowhere. "Please wait
for gate..." We try to propel time, to get rid of it in
time, but looking at the clock is not waiting. The
precision of seconds, noting the various clocks
that show us the time-zones. Being bored is not
the clock-time, it is also not the waiting, because
the waiting itself is a suspense. We need to start
thinking. We still need to ask what truth belongs
to this attunement. How do we see boredom as it
bores us, or grasps it as it occupies us? Whenever
we make boredom an object, if one can speak
like this, from the very beginning we need to see
that it is something we turn against. Not in some
offhand way of time in which a confrontation with
boredom somehow occurs. It is this peculiar unity
we now approach.
There is something we approach beyond individual
experience that is given over the to the unity
of its passing with time. But… we are closer in
some way to this, and we constantly reside in
it. In passing the time we rescue ourselves from
boredom. We need to ask what is 'being passed'
here. We pass or drive away boredom by driving on
time. What opresses us in this concrete situation
is the peculiar waiting that we want done with.
But waiting and boredom are not identical.
Waiting can have the character of boringness, yet
it doesn't necessarily have to be so. We experience
many things, but boredom itself we cannot grasp.
We can speak of dying of boredom and in this
expression we hint indeed of something profound
at the root of 'Dasein'. What is at issue in boredom
is a whileing, a tarrying for a while, a peculiar
remaining, enduring…and so, after all, it is time.
Boredom is after all time. It is an intervention into
time as a confrontation with time.
The question than is what our relation to
time is, and what is happening to time, in this
confrontation? The looking at our watch is not the
passing of time, not like the flow we think of time
in general. When the plane will leave, our killing
of time lacks a precise goal. We want it to go more
quickly. We cannot just see the singular event of
being there, the being of ourselves. In boredom
we grasp nothing, see nothing, we are in fact
precisely bound by nothing… we want to overcome
the vacillation of time, even if it has no speed or
slowness.//
> photo: www. jeff-phillips.com/atlanta_airport/waiting.jpg> Patrick Healy is philosopher and assistant professor Architecture Theory at the Faculty of Architecture of the TUDelft
50884-p014-021.indd 21 21/02/2005 16:01:40
22 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N
Boredom, across the Universe
"And what is Dumas crying about?" asked the mother."Dumas is crying because Dumas has tears," replied the six-year old child.
from the Mémoires of Alexandre Dumas, 1802-1870
Boredom can be such that one is weeping from
being sheer jaded. As our days climb towards
the inevitable salience of modern science and
technology, boredom becomes an even more
global phenomenon. Boredom, across the universe
endeavours for a universal understanding.
Wasn't there a time when you stared in vigil at
your mobile phone before beginning to play the
senseless games on it? Wasn't there a time when
you missed the train and you had to literally gaze
at the clock, hoping that you could make time go
faster? And wasn't there a time when you gawked
mindlessly at your desktop before running your
mouse around the screen, thinking of conjuring
something up? These are moments of boredom,
across the world, filling up the nuances of our own
absence. What could be more intriguing then?
The following contains an interesting interview
with several MSc International Students studying
Architecture/Urbanism in TUDelft, from across
the world (or the universe). The questions seek
to unravel the candid and personal definition
of boredom to them while being here in the
Netherlands.
1. What was the first connection to your thoughts when you heard of the term 'boredom'? It can be
an image in your mind... or a word...
2. What does boredom mean to you when you are here in the Netherlands?
3. How and what would you think of boredom and architecture?
4. What do you find most boring in architecture?
5. There are always two sides of a story and two faces to a coin. Thus, what is the opposite of bore-
dom to you, in context of the architectural field?
6. Any concluding comments?
Keith, Goh Jih Huei
Natalia Busch, ChileMSc 1 Architecture
1. I could define boredom as the kind of mental
state in which nothing encourages you to explore
life any further.
2. I think boredom is very much connected to
motivation. According to that, it would only arrive
if this country (in the cultural, university, everyday
life) wouldn't motivate me, which is not the
case. That's why I don't see a specific connection
between both.
3. I could think of them as the endless repitition
of a singular dimension. I have the impression
that multicultural influence (and the necessity
to accommodate it) has become a very powerful
catalyser to overcome possible monotony in Dutch
cities.
4. I don't think architecture could become boring.
Nevertheless, it might produce boredom if it gets
pretentious enough to try anticipating people's
behaviour.
5. The unexpected and spontaneous behaviour of people. Architecture might of course encourage those reactions at different levels, from flexible planning policies at the urban scale to mixed-use programming at a smaller level.
6. ...
Maria Ludovica Rogers, ItalyMSc 1 Architecture
1. To me boredom is the lack of will to act. It
happens so often that we complain that we are
bored, but for me it is not caused by the fact that
one's life isn't interesting, but rather that one
doesn't have the will to make it interesting.
2. The weather! It really has a bad effect on me.
First of all daylight... it is always the same colour...
I have been living here only a few months, so
maybe spring is different, I hope! But also the rain;
when you wake up and it's a gloomy day, it really
makes you lose any will to do anything.
3. Boredom in architecture to me is the absence
of experimentation and innovation. The passive
application of acquired knowledge without
questioning it.
4. Low quality minimalism.
5. Any architecture or theory that poses some
questions, not necessarily answering them, but
forcing us to have an awareness of the complexity
of reality. This is one of the main reasons why I
am studying architecture in the Netherlands. I like
the way the Dutch architects are questioning what
architecture means in today's complex reality. I do
not necessarily approve the solutions given, but
experimenting is always a positive activity, and
one learns whatever the outcome.
6. Boredom is one of the worst states of the soul...
50884-p022-027.indd 22 21/02/2005 8:03:33
23pantheon 3 ’04’05 A L G E M E E N S A A I S T Y L O S
Keizo Okamoto, JapanMSc 1 Urbanism
1. I don't like what I feel ugly and mean. 'Boredom'
is not attractive to me and I don't feel anything
such as 'I like' or 'I don't like'. This 'boredom'
comes either out of anonymousness; what we
can find everywhere or in common, or elaborated
design; what is hidden and we cannot notice.
2. Any Dutch architecture looks considerably artistic and I like it. However, I sometimes don't feel anything when I watch it lately. In the Netherlands, such artistic architecture is found everywhere and therefore I feel them as anonymous buildings.
3. 'Less is a bore' was coming up as soon as I heard
the word 'boredom'... this 'less is a bore' doesn't
mean that modern architecture is boring... in the
Netherlands, we tend fo focus on the process of
design rather than on the form of the building.
From this aspect, the buildings without the process
would end in the first aspect of boredom; less-
consideration.
4. Another aspect of boredom is seen inside a
building. The restroom is normally hidden even
though it has a clear circulation to get there. If
the restroom itself stands out more than other
functions, we say the design is not sophisticated
or definitely sucks! We should not be lead until
we don't want to get there. We don't have to
perceive the location of the restroom at all times.
In architecture, there is much of this kind of
boredom; what is not necessary to be seen.
5. In order to create ingenious architecture the
boring aspect in the building is essential in
addition to the research process.
6. This 'less' doesn't mean less-expression of the
building but less-consideration during the design
process. Among the architecture, less-considerate
buildings, even though they have artistic
expression, are also boring to me.
Boredom is in the air as it is always part of us.
Boredom in life stems from the very little things
and repetitions that we do everyday; absence
of innovativeness in architecture examplifies
boredom; does it not also reflect the monotonous
experiences in life?
Interestingly enough, Boredom as a judgement of
taste though subjective yet highly coherent among
the interviewees. Kant was right.
A negative sensation, a silence in our repose. Can
boredom be joyful too? Or is boredom necessarily
agonizing? It seems like we would need a
heteronym like Pessoa, in order to express the
felicity of boredom, if there is any. To me, boredom
becomes a space in us, a space that hungers for
a state of euphoria; a void that needs to be filled
constantly, the search for the spark. Similar to
architecture, architects as designers of space, not
wanting low quality minimalism; 'Less is Bore';
mindless repetitions; the truth is we want a
free-play of spaces and spontaneity. These spaces
are the universal understanding of boredom, no
matter, 'nothing's gonna change my world'.//
"An echo's annexes overgrow the empty house.
I run for the doorstep into the valley
that is quiet, as if no one owned it, already an anachronism.
Why there's still all this space inside me, I don't know."
Wislawa Szymborska, 1923-
Grace Lam Pui Chi, Hong KongMSc 1 Architecture
1. (...emptiness...)
2.
3. They should not be in the same family. And they
should not be friends! However, they are infiltrat-
ing into each other through the living of architects.
4. Repetition of something without characters and
variations!
5. Something or someplace can kindle the curiosity
inside people. It can attract your exploration. It can
make you feel excited and moved!
6. Boredom is so empty that it doesn't even leave a
trace. If it lasts for a long time, you can still recall
the feeling of being bored but the context will be
left over. Or maybe it's too empty to be named or
mentioned!
50884-p022-027.indd 23 21/02/2005 8:03:35
24 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N
“Our role is to act as a mediator between the designer and the needs and dreams of the market.” Alberto Alessi, directeur Alessi
'Design' is een theoretisch en lastig te definiëren
begrip, een heel persoonlijk begrip en het kan
dan ook op allerlei manieren geïnterpreteerd
worden. Wel is er de mogelijkheid om het kader
af te bakenen door het begrip 'design' concreet te
omschrijven. Een enigszins bruikbare omschrijving
is uitgewerkt door het Internationale Design
Centrum (IDZ) van Berlijn:
- design mag geen omhullingstechniek zijn. Het
dient de specifieke kenmerken tot uitdrukking te
brengen;
- design moet de functie van het product en de
wijze waarop het gehanteerd dient te worden voor
de gebruiker duidelijk zichtbaar en begrijpelijk
maken;
- design moet de laatste stand der technische
ontwikkeling inzichtelijk maken;
- design dient zich daarbij niet tot het product
zelf te beperken, maar dient zich tevens bezig
te houden met de vragen op terreinen van
milieubescherming, energiebesparing, recycling,
duurzaamheid en ergonomie.
- design moet de relatie tussen mens en product
als uitgangspunt voor het ontwerpen nemen,
in het bijzonder met het oog op aspecten van
arbeidsomstandigheden en perceptie.
Het is voor veel mensen lastig om te
onderscheiden wat design is, veel fabrikanten
schreeuwen dat hun producten design zijn terwijl
dit vaak niet geheel terecht is. Aan de andere kant
is van veel ontwerpen die we thuis hebben staan
niet eens bekend dat het eigenlijk design is. Het is
zo gewoon geworden dat het ons niet eens meer
opvalt, en misschien hoort het met design ook wel
zo te zijn.
Neem bijvoorbeeld de witte tuinstoel van Sjef de
Vries, een stoel die iedere Nederlander wel ergens
in de tuin heeft staan. Inmiddels zijn er van deze
stoel al miljoenen gemaakt en wordt hij gerekend
tot de designklassiekers. Een multifunctionele
stoel die geschikt is voor allerlei doeleinden,
voetbalhooligans gebruiken de stoel als projectiel
maar hij is ook prima geschikt om gezellig met de
familie een avondje te barbecuen.
Deze stoel is ontwikkeld met de destijds
nieuwe 'spuitgiettechniek'. De stoel is
gemaakt van polypropyleen en na het
toevoegen van krijt en talk waren ook de eerste
initiële doorzakproblemen opgelost. Bij het
productieproces ontstond geen gram afval en de
stoel kwam in één stuk uit de matrijs, destijds
een ware revolutie. Het uitgangspunt van deze
zogeheten ‘Bali’ stoel was de stapelbaarheid, dit
was van belang om de transportkosten zo laag
mogelijk te houden. Vier stapels stoelen pasten
destijds precies op een europallet. De Vries heeft
nooit prijzen gewonnen met zijn stoel maar het
feit dat het ontwerp iedereen zo aansprak gaf voor
de Vries genoeg voldoening.
Zo zijn er tegenwoordig ook nog veel voorwerpen
te vinden die niet het predikaat design hebben
maar dit misschien wel verdienen. Zo is er
de winkelketen Ikea. Veel mensen vinden het
fantastisch om lekker een dagje te slenteren door
het fictieve doolhof van de woongigant, terwijl
anderen er niet aan moeten denken om zich in
deze drukte te begeven. De algemeen heersende
opvatting van de Nederlander over de Ikea is in
het algemeen niet een hele positieve. Veel gehoord
commentaar is dat de Ikea saai en nietszeggend is,
het zou een soort 'nepdesign' zijn.
De Billy boekenkast is bij de Ikea al jaren een
goed verkocht product, ontwikkeld door middel
van een slim concept. Het kernmateriaal van de
kast is spaanplaat waaroverheen een laag gelakt
beukenfineer zit. Op deze manier wordt enorm
bespaard op het materiaalgebruik en de kwaliteit
is voldoende om jarenlang mee te gaan. Bovendien
zijn de kasten bijna niet te onderscheiden van
kasten die volledig bestaan uit beukenhout. De
kasten zijn onbeperkt te combineren met allerlei
andere kastelementen. Ze worden verkocht in
platte pakketten en dienen door de koper zelf in
elkaar gezet te worden zodat de transportkosten
en montagekosten zo laag mogelijk gehouden
worden en de kast voor een relatief laag bedrag de
deur uit gaat.
In elk huishouden is wel een meubelstuk of
gebruiksvoorwerp van de Ikea terug te vinden.
Vaak zijn deze spullen niet in de woonkamer
te aanschouwen, de complete catalogus is in
Kobe Macco
Een Rietveldstoel voor de prijs van een Billy
Er is al jaren een discussie tussen ontwerpers, filosofen en academici gaande omtrent design. Wat is nu wel design en wat is geen design? Deze discussie zal ten allen tijde actueel blijven daar elke periode, elke stroming, elke cultuur zijn eigen definitie van design herontdekt.
50884-p022-027.indd 24 21/02/2005 8:03:35
25pantheon 3 ’04’05 A L G E M E E N S A A I S T Y L O S
hem in de verkrijgbaarheid. Duizenden Hollanders
weten wekelijks de blauw-gele blokkendoos langs
de snelweg weer te vinden. De meubelen zijn
meestal direct mee te nemen en te bezichtigen.
Ze kunnen dezelfde middag nog door de klant
thuis gemonteerd worden. De Bali-tuinstoel is
tevens bij elk tuincentrum in Nederland te koop
voor het schamele bedrag van 3,50 euro. Deze
verkrijgbaarheid zorgt ervoor dat de Billy-kast en
de Bali stoel niet dezelfde status hebben gekregen
als de meubelen van Rietveld.
Hier zit dus de kink in de kabel. Is het niet zo dat
de algemeen heersende opvatting over de Ikea
kunstmatig in stand wordt gehouden en dat op
die manier de 'haute couture' van de designwereld
ook nog enig leven wordt geschonken? Laat de
ontwerpers die design maken eerst maar eens
kijken hoe ze hun meubels betaalbaar kunnen
maken. Dan pas zou het eventueel mogelijk
worden hun ontwerpen ook tot design te rekenen.
De Ikea-meubels verdienen dus niet het predikaat
'saai' maar juist de eer die ook de meubels van
Rietveld toekomt. Ikea meubels zouden die
fameuze status kunnen krijgen mits ze moeilijk
verkrijgbaar en niet te betalen zijn. De Ikea moet
deze status helemaal niet willen hebben, het
concern wordt nog steeds groter en maakt het
mogelijk voor iedereen design in huis te hebben.
Het besef dat design niet duur hoeft te zijn hebben
de 365 miljoen klanten in de wereld al ingezien.
Misschien moeten de ontwerpers van het huidige
design accepteren dat de Ikea een goed concept te
pakken heeft.
(Overigens moet er geen afbreuk worden gedaan
aan het ontwerp van Rietveld Het ontwerp was
met de middelen van toen erg vernieuwend
bovendien voldoet het nog steeds aan de criteria
van design. Ze zouden de stoel moeten eren door
Ikea de stoel opnieuw te laten produceren en hem
dan wereldwijd aan te bieden voor de prijs van een
Billy!)//
> Design,Geschiedens, theorie en praktijk van de productontwikkeling, Bernard E. Burdek, 1996, uitgeverij ten Hagen en Stam bv.> www.ikea.com> NRC-Handelsblad, Rietveld-stoel van legoblokjes, vrijdag 3 september 2004 > D-sign, http://home.tiscali.be/d.side/> Algemeen Dagblad kater Wonen, Rood-Blauwe stoel zaterdag 5 oktober 2002> Algemeen Dagblad katern Wonen, Stapelen is essentieel, zaterdag 5 april 2003
de slaapkamer echter vaak aanwezig. Schamen
kopers er zich voor dat ze meubelen van de Ikea
hebben, zou het te goedkoop zijn? Laat je op deze
manier blijken dat je niet draagkrachtig genoeg
bent om een 'echte' kast aan te schaffen?
Waarom worden de meubelen van de Ikea niet
tot design gerekend, terwijl de meubelen van
bijvoorbeel Rietveld dat wel worden? Ze voldoen
allebei aan de defintie van design, veel verschil
in concept is er tussen de twee uitersten niet te
vinden.
Gerrit Rietveld (1888-1964) leerde het vak van
meubelmaker van zijn vader en in 1918 opende
hij zijn eigen meubelmakerij in Utrecht. Hij
werkte volgens de opvatting van De Stijl met als
kenmerken het gebruik van primaire kleuren
en strakke en lineaire vormen. Niet lang na de
opening van zijn meubelmakerij ontwierp hij
de fameuze Rood-Blauwe stoel. De leden van De
Stijl waren er enthousiast over, het leek werkelijk
mogelijk de ideeën van De Stijl praktisch toe
te passen.De Rood-Blauwe stoel bestaat uit 15
beukenhouten latten en twee triplex panelen, die
zonder schroeven aan elkaar zijn bevestigd. De
stoel wordt vaak als kunstobject gezien maar dit
was totaal niet het idee van Rietveld achter deze
stoel. Het moest een stoel worden voor de massa
en zo dus zo goedkoop mogelijk zijn.
Verschil is er qua concept dus niet tussen de
bekende Rood-Blauwe stoel van Rietveld en de
Billy-kast van de Ikea. Rietveld ontwierp ook voor
de massa en wilde zijn meubelen ook zo goedkoop
mogelijk houden. Is het toegankelijk maken
van design voor alle lagen van de bevolking niet
hetgeen wat de Ikea ook beoogt?
Een breed assortiment woonartikelen met een
goed en functioneel ontwerp, en ook nog voor
een betaalbare prijs. 'Designartikelen' worden
ontwikkeld door middel van slimme en goedkope
oplossingen. Massale verkoop en het inpakken van
de meubelen in platte kartonnen verpakkingen
zorgen ervoor dat de producten tegen een
schappelijke prijs verkocht kunnen worden. Dit is
het concept dat al vele jaren door de Ikea wordt
gehanteerd.
Dit concept heeft het concern dan ook geen
windeieren gelegd, de omzet is het afgelopen
jaar wederom gestegen met dertien procent naar
12,8 miljard euro. Met inmiddels tweehonderd
vestigingen in de hele wereld en twaalf vestigingen
in Nederland krijgt de Ikea een steeds stevigere
machtspositie in de woonmarkt. Het probleem
van de Ikea omtrent het imago van 'nepdesign' zit
Billy-kast van de Ikea
Bali stoel van Sjef de Vries
Rood-Blauwe stoel van Rietveld
50884-p022-027.indd 25 21/02/2005 8:03:36
26 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N
Een van de mooiste aanblikken van bouwkunde is, ironisch genoeg, te vinden op de bovenste verdieping van haar naaste buur Civiele Techniek. Vanaf daar gezien lijkt onze faculteit op een grote oceaanstomer die hoog boven de wilde golven uittorent. Een aanblik die het gebouw in een heel ander daglicht zet.
Bouwkunde is niet saaiIn 1956 werd er een prijsvraag uitgeschreven
voor nieuwbouw van de toenmalige Afdeling
Bouwkunde van de Technische Hogeschool Delft.
De afdeling was toen nog gevestigd aan de Oude
Delft in het centrum van Delft en kampte met veel
ruimtegebrek. Professor J.H. van den Broek nam
deel aan de wedstrijd, hoewel hij zelf ook in de jury
zat. Uiteindelijk werd hij ook de winnaar van de
prijsvraag en werd de ontwikkeling van het nieuwe
gebouw in gang gezet. In eerste instantie zou
de faculteit gebouwd worden waar nu (helaas?)
Elektro zit, maar door de trage planvorming is het
gebouw uiteindelijk terechtgekomen waar het
nu staat, schuin aan het eind van de Mekelweg,
tegenover het sportcentrum.
Tijdens het ontwerpproces is er veel aangepast,
is het programma uitgebreid, en zijn uiteindelijk
tijdens de bouwfase nog extra vloeren in de
dubbelhoog uitgevoerde tekenzalen gehangen.
In 1970 werd het bouwproces afgerond en na
de zomer van 1971 trokken de eerste gebruikers
van de nieuwe faculteit der Bouwkunde in. De
bezettingsgraad was ondertussen gegroeid van 750
personen tot 1250 na de ingebruikname.
Tegenwoordig delen wij dit gebouw met zo’n 3200
mensen, studenten én personeel.
1. EntréeDe hal van Bouwkunde is ontworpen als een
lange straat die algemene voorzieningen verbindt
met hoogbouw, en binnen met buiten. In feite is
het een grote glazen doos, waar voorzieningen
als kantine, bibliotheek en maquettehal als
dichte betonnen dozen ingeschoven zijn. Door
de loopbrug op de eerste verdieping ontstaat
een interessant spel van zien en gezien worden.
Doorkijkjes zijn om elke hoek te vinden en het spel
tussen licht en donker is op elk moment van de
dag anders. Het feit dat de hal een tussenruimte
tussen binnen en buiten vormt wordt nog eens
extra benadrukt door de vloertegels die, via de
entree, van buiten naar binnen ononderbroken
doorlopen.
Een veel gehoorde opmerking over de hal is de
ontzettende aanwezigheid van beton. De schijven
zijn van beton, de bruggen en balustrades zijn van
beton en de ingeschoven dozen zijn van beton.
Mensen vinden dit vaak een beetje teveel van het
goede.
Toch voorkomt een nadere blik op deze
hoeveelheid beton een hoop verveling. Er is
een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de
schijven en kolommen die de hoogbouw dragen
en de betonnen wanden van de dozen. Zo is de
draagstructuur van de hoogbouw gematerialiseerd
met veel ruwer beton dan de laagbouw.
2. Een zoektocht door BouwkundeZo af en toe kom je op Bouwkunde doorkijkjes
tegen die door toevalligheid uitblinken. Het lijken
vaak kleine samenspelletjes tussen materialisatie,
zichtlijnen en licht en donker te zijn, die op de
een of andere manier niet de intentie hebben
op te vallen, maar het toch doen. Zo is er op de
eerste verdieping, in de mannentoilet naast de
tentoonstellingszaal, een hooggeplaatst raam, dat
niet primair voor uitzicht bedoeld is maar slechts
voor daglichttoetreding. Toch is het beeld dat zij
biedt een interessante. Ze geeft een kijk op nieuw
en oud, op beton en staal. Als je erdoorheen kijkt,
wordt vaag de noodbrandtrap zichtbaar die in
2002 aangebracht is. Samen met het paarse van de
onderkant van de hoogbouw en het beton van de
constructie een spannend beeld.
Een van de aspecten waaruit blijkt dat er
achter dit gebouw een diepe technische kennis
schuilgaat is de geleding van de gevels. Aan
de buitenkant van het gebouw is duidelijk de
draagstructuur af te lezen, en ook de functies van
de verschillende delen zijn aan de buitenkant
goed zichtbaar. Plaatsen waar dit goed te zien is
zijn de balkons op de even verdiepingen. Deze
zijn bijna altijd afgesloten, maar als je voor de
liften op zo'n verdieping staat, krijg je bijna
hetzelfde beeld voorgeschoteld als op een balkon.
Marten Dashorst
Bouwkunde als oceaanstomer
50884-p022-027.indd 26 21/02/2005 8:03:37
27pantheon 3 ’04’05 A L G E M E E N S A A I S T Y L O S
Aan de rechterkant is het beton van de vertictale
ontsluiting te zien, terwijl tegenover je de kleine
ramen van de kabinetten te zien zijn. Deze
gevels krijgen een 'reliëf' door toepassing van de
windverbanden, en een 'beweging' door beton
dat dan weer tot bovenaan loopt, en dan weer
slechts een borstwering vormt. Achter je liggen
de dubbelhoge ateliers, vaak vergezeld van een
collegezaal. Aan een kant beton, aan de andere
kant glas. Het concept van de hoogbouw komt hier
op een plek samen.
3. Gebruik en belevingOok in haar gebruik is bouwkunde over de
jaren veel veranderd. Toen zij in de jaren zestig
opgeleverd werd waren computers in feite nog
grote rekenmachines. Van de desktop-PC had nog
nooit iemand gehoord. Ontwerpen werd gedaan
achter tekentafels en met pen en papier. Alle
ateliers waren zalen met rij na rij aan tekentafels,
en op de hele faculteit was misschien één
computer te vinden.
Tegenwoordig is dat wel anders. Je moet goed
zoeken naar een tekentafel, overal zijn zij
verdrongen door het stille geruis van computers
in alle soorten en maten. Je merkt het goed in
lage ruimtes, die aanzienlijk warmer zijn door de
continu draaiende computers en beeldschermen.
De plek waar tegenwoordig de grote
computerzalen zitten, was vroeger het epicentrum
van alle tekenactiviteiten. Hier zaten eerstejaars
zij aan zij gebogen over hun schetsrollen en vellen
kalkpapier. Het is ook te merken aan de ruimtes.
Laag, breed en diep, om zoveel mogelijk bruikbaar
volume te creëren, waren zij ooit ingericht
om de aandacht te richten op het ontwerp. Na
talloze verbouwingen is deze eens ruimtelijk
mooie locatie verworden tot een labyrint van
tussenwanden en glazen klapdeuren. Hoewel
je zou kunnen zeggen dat dankzij de computer
steeds vernieuwender architectuur beoefend
wordt, de ruimtes waarin dat gebeurt zijn
bijzonder saai en inspiratieloos.
4.Teveel?Tijdens de bouw bleek al dat de geboden
hoeveelheid ruimte te weinig zou zijn om alle
studenten bouwkunde te kunnen huisvesten. Waar
in het oorspronkelijke ontwerp nog gedacht werd
aan een studentenpopulatie van ongeveer 750
mensen, tijdens de constructie van de hoogbouw
moesten extra vloeren ingehangen worden om aan
de vraag te kunnen voldoen. Vlak na oplevering
namen circa 1250 studenten hun intrek in de
nieuwe faculteit.
Dat aantal was een goed aantal studenten. Door de
hoeveelheid ruimte konden de studenten atelier
houden op hun eigen faculteit.
Je kwam dus mensen tegen met andere
denkbeelden en ideeën over architectuur. Juist
door dat contact met de gemeenschap leverde
bouwkunde in die tijd vernieuwende en non-
conformistische architecten en bouwkundigen af.
Als je tegenwoordig door de faculteit loopt is
het soms moeilijk voor te stellen dat er al meer
dan 3000 bouwkundestudenten in Delft zijn.
Je komt op een doordeweekse dag de faculteit
binnen en de hal kan zo goed als uitgestorven
zijn. Alleen bij ingewikkelde colleges of tijdens
speciale activiteiten komen er uit alle hoeken en
gaten mensen tevoorschijn. Is ons gebouw dan
zo dynamisch dat dat het juiste gebruik is? Is de
indeling zo dat mensen overal hun ding kunnen
doen?
Vroeger misschien, maar tegenwoordig ligt de
uitgestorven uitstraling van bouwkunde, hoe
paradoxaal ook, juist aan de overbevolking van
het gebouw. Omdat er zoveel studenten zijn, en
zo weinig werkplekken of computers, kiezen veel
studenten ervoor om thuis te gaan werken of
ergens anders atelierruimte te huren. Ze kunnen
het gewoon niet aan om elke keer op een andere
plek te moeten zitten, elke keer hun spullen op
te moeten ruimen en elke keer te wachten tot
een luidruchtige bespreking in een aangrenzende
ruimte afgelopen is.
Deze manier van gebruik is een onderschatting
van de eigenschappen en filosofie van het
oorspronkelijke ontwerp. Daarin werd uitgegaan
van een symbiose tussen studenten onderling en
tussen studenten en docenten. Vergelijken met
anderen om je heen is immers de beste manier
om tot een goed ontwerper te komen. Doordat de
overbevolking deze filosofie onwerkbaar maakt,
wordt zij eigenlijk een groot onrecht aangedaan.
De overloop op de eerste verdieping is nu een
van de weinige plaatsen waar groepjes studenten
elkaar kunnen ontmoeten, waar het dynamische
bouwkunde echt zijn gezicht laat zien. Waarom
vinden wij dit niet terug in de hoogbouw, of in de
blokkenhal?
5. Saai? Nee toch?Bouwkunde is een groot gebouw, ook al is
het nu tegenwoordig te klein om de uit haar
voegen gegroeide studentenpopulatie te kunnen
huisvesten. Toen van den Broek en Bakema
eind jaren '50 het gebouw ontwierpen, stond al
voorop dat bouwkunde een studie is die heel
erg om personen gaat. Je bent als architect vaak
één-op-één bezig met opdrachtgevers, het is een
overdrachtelijke studie. Bouwkunde is ook een
overdrachtelijk gebouw. De architecten probeerden
ons te leren dat door detaillering en regelmaat
toch een spannend gebouw gemaakt kan worden.
Is Bouwkunde saai? In mijn ogen niet. Door de
kleine plekjes van het gebouw evenveel aandacht
te geven als de grote, publieke ruimtes, is een
gebouw ontstaan dat, ondanks haar imposante
grootte, toch klein blijft. Je voelt je nooit bekeken,
maar kan altijd anderen bekijken. Ik ben hier
weleens in de collegebanken in slaap gevallen,
maar dat lag in geen enkel geval aan het gebouw.//
>Breen, J. & Olsthoorn, B., De Wand, Publikatieburo Bouwkunde, Delft, 2002>Ibelings, H., Van den Broek en Bakema, 1948-1988, Architectuur en stedebouw, NAi Uitgevers, Rotterdam, 2000
grof en fijn beton voorzieningen als ingeschoven dozen het nieuwe trappenhuis
50884-p022-027.indd 27 21/02/2005 8:03:39
28 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N
Waar Delft minder bekend om staat, is de Eduard
du Perronlaan, de Derde Werelddreef, en de
Buitenhofdreef. Logisch, het is niet spannend
of spraakmakend, niet mooi of speciaal. Maar
Delft heeft veel meer plekken à la Eduard du
Perronlaan, dan dat het plekken heeft als de
Nieuwe Kerk. Buiten de binnenstad is Delft
eigenlijk niet zo speciaal. Het is misschien zelfs
een ietsiepietsiebeetje saai.
In kader van het thema saai ben ik op zoek gegaan
naar de saaiste straat van Delft. Deze straat is te
herkennen aan het ontbreken van kleur, van groen,
van variatie, en het ontbreken van differentiatie in
de materialisatie. Met deze checklist op zak ben ik
in de wagen gestapt en op onderzoek uitgegaan.
De kunst is saai niet met minimaal te verwarren.
Het ontbreken van, elementen, draagt in een
minimalistische straat bij aan de kracht van het
ontwerp. Een saaie straat gaat vervelen. En is dus
niet krachtig, maar voorspelbaar.
Het leek een makkelijke klus de saaiste straat te
vinden, maar dat viel tegen. Jeugdige overmoed
van mijn zijde bleek tijdens de rondrit. Het is niet
saai in Delft. Helemaal niet zelfs. Het is gewoon
spuuglelijk, maar ja, daar was ik niet naar op zoek.
De echt saaie straten zijn die straten die zo groot
zijn opgezet dat er niet of nauwelijks mensen
lopen en fietsen. Denk hierbij aan de Voorhofdreef
of de Buitenhofdreef. Van dit soort straten ben ik
niet uitgegaan in mijn onderzoek, ik zocht juist
naar de straten waar wel mensen lopen, fietsen en
leven en desondanks toch presteren saai te zijn.
Met deze randvoorwaarden kwam ik al snel in
de woonwijken terecht. In Tanthof vond ik wat ik
zocht: de saaiste straten van Delft.
Op nummer drie van saaiste straat van Delft:
de Sadatweg. De Sadatweg heeft een erg breed
straatprofiel; een brede stoep en parkeerplaatsen
die haaks op de weg staan. Oh ja, en natuurlijk
wat bomen. Door de weg zo breed te maken
heb je weliswaar alle ruimte en is alles goed te
overzien, maar er lijkt ook minder te gebeuren.
Een smal steegje met vier mensen is druk, een
Sadatweg met vier mensen is nagenoeg leeg.
Maar niet getreurd, de bomen zijn hier goed
geplaatst waardoor het niet al te leeg wordt. De
Sadatweg heeft aan weerszijden van de weg
verschillende bebouwing, ik noem het: variatie.
Binnen het bouwblok zelf zit weinig variatie. Op de
voorportaaltjes na is het moeilijk te onderscheiden
wanneer een nieuwe woning begint of eindigt. Die
voorportaaltjes zijn trouwens een goede methode
om wat reliëf (coulissen) in de straat te krijgen. Het
breekt de lengte van het blok een beetje, en het
brengt wat diepte in het straatbeeld. Reliëf is een
belangrijke factor is mijn eerste conclusie.
Op nummer twee: de Israëllaan. De Israëllaan
heeft hetzelfde 'probleem' als de Sadatweg , een
lang bouwblok, met het verschil dat hier geen
reliëf is gebruikt. Vandaar de hogere notering voor
deze straat. Het risico van de lange vlakke blokken
is dat de maatverhouding zoek raakt. Wordt het
bouwblok te lang doorgetrokken, dan wordt de
straat voorspelbaar. Wat betekent dat hij saai
wordt. Helaas voor de Israëllaan gaat de eerste
plaats aan zijn neus voorbij, daar de ontwerpers
rekening hebben gehouden met de lengte. Jammer
hoor. De huizen zijn allemaal grijs, en er zit geen
reliëf in de gevel op een luifeltje na. Toch is het
nog niet echt saai. Dat heeft te maken met de
breedte van de straat. Er gebeurt te veel tussen de
bebouwing: de groene grasstrook met de tramrails
doet het saaiheidsgehalte van de straat geen goed.
En dan nummer één; in het verlengde van de
Israëllaan, de Aziëlaan. In mijn optiek een saaie
straat, al moet ik toegeven dat het veel erger kan.
De straat is te kort en er is nog teveel variatie
in de straat om echt saai te kunnen zijn. Aan
Marien Daamen
De saaiste straat van Delft
Delft is beroemd om haar mooie binnenstad. Beroemd door haar grachten, het huis waar Willem van Oranje is neergeschoten, de scheve kerk met de grootste klok van Nederland en de begrafenissen van Claus, Juliana en Bernhard.
met stip op één: de Aziëlaan
een van de leukste straten van Delft: de Chopinlaan
50884-p028-033.indd 28 21/02/2005 8:06:15
29pantheon 3 ’04’05 A L G E M E E N S A A I S T Y L O S
beide zijden van de straat staat dan wel dezelfde
bebouwing, maar het is wel in een andere kleur
uitgevoerd, beige en grijs. De bomen weliswaar
zonder bladeren fleuren de straat toch op. Het vrije
stukje grond voor de huizen, waar mensen zelf
mogen weten wat ze er mee doen, brengt ook wat
variatie met zich mee. Dit heeft wel als risico dat
het er verpauperd uit gaat zien. Niet iedereen vind
het belangrijk om zijn rommel netjes op te ruimen.
De top drie bevindt zich volledig in Tanthof-West.
Een reden om eens wat achtergrondinformatie
over deze wijk op te zoeken. Tanthof-West is een
wijk uit de jaren '80 en '90. Het is een wijk met veel
ééngezinswoningen dus veel kinderen en relatief
weinig jongeren. Op de website www.tanthof.nl
is te lezen dat het een topwijk betreft, louter
tevreden burgers in Tanthof. Of toch niet? De vier
grote problemen van afgelopen jaar die zouden
worden aangepakt waren verkeersveiligheid,
overlast van jongeren(!), vuil in de openbare
ruimte, en stank uit de sloten. Het probleem
'jongerenoverlast' is het enige punt dat mijn
saaiheids-stelling lijkt te willen ondersteunen.
Zouden deze jongeren misschien last veroorzaken
omdat zij zich vervelen? De jongerenoverlast is
bestreden met activiteiten en strengere controle.
Niet met bouwen, dat lijkt me ook een beetje te
ingrijpend voor dit probleem.
De reden dat het niet saai is in Delft is dat ze hier
meester zijn met de saai-opheffende middelen.
Bomen planten valt onder de anti-saai-mores.
Het brengt wat kleur en diepte in de straat. Een
ander veelvuldig gebruikt middel in Delft is het
aanleggen van een gracht of vijver. Leuk, met
eendjes. Het enige nadeel is dat het gaat stinken
wanneer het stilstaand water betreft. Zoals we in
de Sadatweg en Israëllaan hebben kunnen zien
is het ook een goede oplossing om reliëf toe te
passen in de gevel. In de Bantulaan is dit reliëf niet
alleen voorbehouden aan de gevel, maar ook in
de bouwhoogte toegepast. Naar mijn mening een
uitstekende saai-opheffende maatregel.
In Delft wordt sinds vorig jaar de Leukste straat van
Delft-wedstrijd gehouden. Deze jury beoordeelt de
inzendingen op sociale betrokkenheid; worden
er activiteiten binnen de buurt georganiseerd,
wat voor activiteiten zijn er, is er voor jong en
oud iets te doen, worden omliggende straten
er bij betrokken? De winnaar was een hoge
middenmoter in de saaiheids-competitie:
drie straten (waaronder de Bizetstraat) uit de
Componistenbuurt hebben de Leukste straat-prijs
gewonnen met hun actie voor een buurtfeest
waarbij zij ook de bewoners van de Chopinlaan
hadden uitgenodigd. De leukste straat-prijs
heeft niets van doen met de vormgeving van de
straat of wijk, het gaat puur om de bewoners.
Dus nu de hamvraag: is de sociale cohesie van
een wijk te beïnvloeden of zelfs afhankelijk van
het stedebouwkundig ontwerp? Misschien geldt
wel hoe suffer de vormgeving van de straat hoe
minder sociale activiteiten binnen de wijk? Na
één telefoontje met Ans van Berkel, de organisator
van de wedstrijd, kan deze vraag ontkennend
beantwoord worden. Er waren niet opvallend
veel meer inzendingen uit de binnenstad dan uit
een willekeurig minder goed uitziende buurt. De
inzendingen waren ongeveer gelijk over de stad
verdeeld. Wellicht een teleurstelling voor de jonge
aanstormende stedebouwers en architecten die
de maatschappij willen vormen, maar helaas, hier
hebben wij (zo lijkt het na één leukste straat-
wedstrijd) geen invloed op. Bij diverse ontwerp-
groepjes heb ik gemerkt dat er altijd wel een paar
idealisten aanwezig zijn die koste wat kost een
wijk bouwen met als einddoel 'gezelligheid'. Bij
deze wil ik die mensen uit de droom helpen; het
kan wel gezellig worden, maar niet door jou.//
de Eduard du Perronlaan
de Voorhofdreef
een goede tweede: de Israëllaan
50884-p028-033.indd 29 21/02/2005 8:06:17
30 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N
Jo Coenen, je bent een beschuitlulHet Amsterdamse architectenbureau Benthem
Crouwel is bekend van hun ontwerpen voor
Schiphol. Ze realiseerden daar terminals, Schiphol
Plaza, kantoren en een spoorwegstation. In de
afgelopen jaren heeft het bureau de ene na de
andere opdracht voor een nieuw spoorwegstation
binnengesleept; eerst de opdracht voor Amsterdam
CS in 1997, toen in 2003 Utrecht CS en Den Haag CS
en tenslotte in de zomer van 2004 Rotterdam CS.
Waarom wordt steeds Benthem Crouwel gevraagd
voor deze opdrachten? Het Monopoly-bordspel
heeft maximaal vier stations en Benthem Crouwel
heeft er straks vijf gebouwd. En dat allemaal
binnen de Randstad. Terwijl de vier grote steden
– G4 – hoog opgeven over citybranding en het
unieke karakter van hun stad nodigen ze wel
alle vier dezelfde architect uit voor één van de
belangrijkste publieke gebouwen van de stad.
Buitenlanders zouden denken dat Benthem
Crouwel de staatsarchitecten zijn met Schiphol en
alle belangrijke spoorwegstations op hun naam.
Waarom zijn er geen andere architecten
gevraagd? Het Rijk stelt zichzelf tot doel om de
architectuur in Nederland te stimuleren en heeft
daarvoor onder andere een Rijksbouwmeester,
een architectuurnota en een Stimuleringsfonds
opgetuigd. De vier stations die in de planning
staan – Amsterdam, Utrecht, Rotterdam en Den
Haag – vertegenwoordigen een investering van
ruim 1,2 miljard euro. Als we hierbij de waarde
van de ontwerpen voor de metrostations voor
de Noord-Zuid-lijn in Amsterdam optellen,
vertegenwoordigt de orderportefeuille van
Benthem Crouwel ruim 1,4 miljard euro aan
overheidsinvesteringen. Dat is 0,3 procent van
ons BBP. Mijn vraag aan de rijksoverheid en
de betrokken steden; wordt de architectuur
gestimuleerd door 1,4 miljard aan opdrachten aan
een enkel architectenbureau te gunnen?
Ontwerpt Benthem Crouwel dan misschien hele
goede stationsgebouwen? Helaas is dit niet het
geval. Er zijn een aantal argumenten aan te voeren
waarom de architectuur van Benthem Crouwel
minder geschikt is voor stationsgebouwen.
ShapeDe aanleiding voor de nieuw- of verbouw van
Utrecht CS, Rotterdam CS en Den Haag CS is
de aanleg van de HSL en Randstadrail. Voor
Amsterdam CS geldt dit niet; de aanleiding is
hier de aanleg van de Noord-Zuid lijn. Hoewel
de HSL nu nog op Amsterdam CS stopt zal deze
vanaf 2006 Amsterdam WTC aandoen. De HSL-
Zuid zal stoppen in Rotterdam en Amsterdam
Benthem Crouwel heeft straks de vijf belangrijkste spoorwegstations in de Randstad ontworpen: Amsterdam CS, Rotterdam CS, Utrecht CS, Den Haag CS en Station Schiphol. Als dit geen keuze is om al deze stations volgens een Randstad-huisstijl te ontwerpen, waarom dan wordt juist Benthem Crouwel telkens weer gevraagd voor deze opdrachten?
Michiel van Raaij met tussenstations in Breda en Den Haag. De
HSL-Oost zal in Arnhem, Utrecht en Amsterdam
stoppen. Deze zes stations die aangepakt worden
zijn door het Rijk Nationale Sleutelprojecten (NSP)
genoemd en worden door het Rijk met 1,1 miljard
ondersteund. Benthem Crouwel ontwerpt drie
HSL-stations – Rotterdam, Utrecht en Den Haag.
Het nieuwe station van Arnhem is ontworpen
door UN Studio en is inmiddels grotendeels klaar.
De opdracht voor het nieuwe station van Breda is
zomer 2004 naar het team van Koen van Velsen &
Atelier Quadrat gegaan. Voor het zesde HSL-station
Amsterdam WTC zijn nog geen concrete plannen,
omdat de politiek nog geen keuze heeft gemaakt
over hoe de Amsterdamse Zuid-As ingericht gaat
worden in de toekomst.
De verschillende ontwerpen voor de stations zijn
onder te verdelen in twee groepen; de ontwerpen
van vóór 2001 en die erna. De eerste groep zijn
de ontwerpen voor Arnhem uit 1997 van UN
Studio en het ontwerp voor Rotterdam uit 2000
van Alsop Architects. Deze twee ontwerpen
zijn nog gemaakt tijdens de economische
hoogconjunctuur en weerspiegelen een enorme
ambitie, die vertaald wordt in een spraakmakende
architectuur. Het ontwerp van UN Studio wordt
gekenmerkt door gebogen dakvlakken voor de
stationshal en V-vormige schachten die toegang
bieden tot de ondergrondse parkeergarage.
Het ontwerp van Alsop is vooral bekend door
bebouwing in de vorm van champagne-glazen
boven het huidige stationsplein. Kijk je door de
champagneglazen heen dan combineert het plan
een heldere logistiek met een enorme hoeveelheid
aan gemengd programma – kantoren, culturele
voorzieningen, lounges, een parkeergarage, etc.
Volgens zijn eigen website ging Alsop uit van een
project van 1,3 miljard euro (het huidige plan is
486 miljoen euro).
Nadat Leefbaar Rotterdam in 2002 de
gemeenteraads-verkiezingen had gewonnen is
het plan van Alsop van tafel geveegd. Deze actie
markeert een shift in het denken over de HSL-
stations. De plannen die na 2001 zijn gemaakt
zijn een stuk soberder van opzet, maar er wordt
ook gekozen voor een heel andere architectuur.
In drie van de vier gevallen wordt gekozen voor
de architectuur van Benthem Crouwel. Een
architectuur die sommigen high-tech zullen
noemen, maar er vooral technologisch uitziet. Het
is een sobere architectuur van glas, staal en beton,
die vergelijkbaar is met de architectuur van Foster
and Partners.
Utrecht Centraal
Utrecht Centraal interieur
50884-p028-033.indd 30 21/02/2005 8:06:20
31pantheon 3 ’04’05 A L G E M E E N S A A I S T Y L O S
Architectuurcriticus Kenneth Frampton ziet
de architectuur van Foster als exemplarisch
voor de jaren zeventig en tachtig.1 Na het
Mediterane Modernisme van Le Corbusier en
het monumentaliseren van het technische in
de architectuur door Louis Kahn, ziet Frampton
de architectuur van Foster als een logische
vervolgstap. Terwijl Le Corbusier en Kahn nog
met één voet in de architectuurtraditie staan,
legt Foster zich neer bij de modernisering. Onder
invloed van Le Corbusier en Kahn moest Foster
zich wel richten op de rationele productie van
gedematerialiseerde, lichtgewicht, modulaire
structuren. De houding van zich uiteindelijk
neerleggen bij en leren omgaan met de
modernisering heeft volgens Frampton zijn
beperkingen, hoewel het technologisch briljant,
poëtisch en met opzet populair is. Foster heeft
de meest lucide en verbeeldingsvolle ontwerpen
gemaakt wanneer de omstandigheden vroegen
om een rationele productie van 'well-serviced
anonimity', om Cedric Price aan the halen, daar
waar het productie-proces in kwestie gereduceerd
kan worden en ondergebracht in één grote open
loods, zoals oneindige kantoorlandschappen
(Climatroffi ce, 1971), industriehallen (Renault,
1983) en airport-terminals (Stansted Airport, 1987).
Daarentegen zijn deze homogene megastructuren
inadequaat voor (semi-)publieke gebouwen en
de openbare ruimte, gezien de matige projecten
van Foster voor musea, stedelijke gebouwen en
woningbouw.
In de jaren negentig heeft de modernisering een
nieuwe stap gemaakt. Het is belangrijk te beseffen
dat het de laatste decennia onmogelijk was om
vorm te maken, laat staan sexy vormen. Aaron
Betsky stelt dat de laatste vorm-makers tragische
fi guren waren, zoals Louis Kahn, die hun shapes
zo fundamenteel en heroïsch moesten maken om
te rechtvaardigen dat ze zoveel materiaal en geld
kostten. Deze architecten werden achtervolgd
door het feit dat hun werk irrelevant werd, omdat
het zo duur was en omdat de sociale theorie
vroeg om 'bevrijdende' systemen in plaats van
monumenten.
Aldo Rossi was volgens Betsky de eerste die weer
vorm maakte.2 Om de architectuur uit de vormloze
positie te halen maakte hij weer architectuur die
iconisch was en herkenbare plaatjes opleverde.
Oude vormen en typologieën konden volgens hem
op een nieuwe plek wederom toegepast worden en
hoefden alleen maar aangepast te worden aan de
fysieke condities van de plek. Rossi realiseerde zich
echter niet dat de vertaling van deze types naar
nieuwe schalen de transformatie van deze types
noodzakelijk maakt. Uiteindelijk was het Frank
O. Gehry die met het Guggenheim Museum in
Bilbao erin slaagde vormen te maken die origineel,
sterk en fotogeniek genoeg waren om een plaats
in te nemen in het aanbod van de globale cultuur.
Gehry bewees dat architectuur kan verkopen.
Binnen de nieuwe economische condities draait
alles om de verpakking. Ook architecten ontkomen
hier niet aan. Beelden, iconen en merken zijn
de focuspunten. Architecten zullen eigentijdse
schoonheid moeten inzetten als middel tot
verleiding, aantrekking en identifi catie. Het draait
uiteindelijk om het aanspreken van de emotie.
In het emotietijdperk heeft iedereen besloten
dat ze recht hebben op gelukkig zijn. Gevolg is
dat keuzes worden gemaakt op basis van emotie.
Onderdeel hiervan is de beleveniseconomie,
waarin consumenten geen product meer kopen,
maar een gevoel. 3
Eén van de beste illustraties van ervaring en
emotie in de architectuur is het werk van
Neutelings Riedijk. De ervaring van het exterieur
heeft twee hoofd-componenten; shape en
materiaal & textuur. In de woorden van Neutelings
Riedijk: "Gebouwen zijn sculpturen in de stad.
Ze hebben een eigen karakter, ze zijn nors,
vrolijk, saai of serieus. Ze zijn kort van stuk of
breedgeschouderd. Ze hebben een torso, een rug,
een kop of een staart." [...] "Gebouwen horen
zwierige kuiven te hebben. Tegen wolkenluchten
tekent een silhouet zich af en dit silhouet verleent
het gebouw zijn herkenbaarheid." [...] "Gebouwen
moet je met alle zintuigen kunnen waarnemen. Je
moet ze kunnen horen, ruiken, voelen, proeven.
Een gebouw moet briesen, fl uisteren, dampen,
kraken, walmen, tochten." 4
Het is precies deze tegenstelling tussen Foster en
Gehry die terugkomt in de ontwerpen voor de HSL-
stations voor en na 2001. Terwijl de architectuur
van Foster en Benthem Crouwel inadequaat is
voor publieke gebouwen is de architectuur van
Gehry, UN Studio en Alsop dat juist wel. Het is
het verschil tussen massa-productie en mass-
customization, het is het verschil tussen een
anonieme, technologische structuur en gebouwen
met shape en materiaal & textuur die de emotie
aanspreken.
StedelijkheidEen traditioneel spoorwegstation in de 19e eeuw
was een stedelijk gebouw, dat de entree vormde
tot de stad. Het station in de 21e eeuw is vooral
een overstapstation tussen alle verschillende
verkeersmodaliteiten; HSL, treinen, metro, trams,
bussen en taxi’s. Slechts een deel van de reizigers
gebruiken het stationsgebouw nog in traditionele
zin als entree naar de binnenstad. Een puur
overstapstation hoeft in theorie helemaal niet in
de binnenstad te liggen, het kan ook in de periferie
liggen. In Frankrijk heeft men dit goed begrepen
en een aantal weilandstations gerealiseerd aan
de HSL-lijn naar Marseille. Een overstapstation
heeft wel wat van een vliegveld-terminal met zijn
ultieme doelmatigheid.
De gebruikers van het spoorwegstation kunnen
we onderverdelen in twee groepen met elk
hun eigen wensen; de forensen en de reizigers/
toeristen. De eerste groep, de forensen, gebruikt
het station dagelijks en routineus. Voor deze
groep is reizen een noodzakelijk kwaad, dat
vooral effi ciënt moet gebeuren. Zij gebruiken
het station veel om over te stappen tussen de
verschillende verkeersmodaliteiten. Een neutraal
terminal-gebouw is voor deze groep gebruikers
voldoende. De tweede groep gebruikers zijn de
(zaken)reizigers, dagjesmensen en toeristen.
Voor hen is het reizen een positieve ervaring.
Zij gebruiken het station onregelmatig en voor
hun is met name de verbinding met de stad
van belang. Deze groep gebruikt het station
dus op zijn 19e eeuws vooral als een stedelijk
gebouw. Voor de Nederlandse sleutelprojecten
heeft het Rijk gekozen voor een compromis
tussen het tradtionele, stedelijke station en het
overstapstation.
De ontwerpen voor de vier HSL-stations van
Benthem Crouwel laten neutrale hallen zien.
Het zijn fl exibele en effi ciënte terminals,
overstapstations, die de forens niet zullen irriteren,
maar ook geen emotie zullen brengen. De reizigers
en toeristen zullen zich echter vanaf aankomst
afvragen waarom ze hier naartoe zijn gereisd. De
neutrale hallen bieden door hun gebrek aan shape
en materiaal/textuur nul emotie, nul richting. Een
architectuur die vooral geen weerstand wil bieden,
maar zich daardoor ook niet uitspreekt en geen
richting kan geven aan de stad. Benthem Crouwel
heeft al eerder terminals op Schiphol ontworpen.
De titel 'OV-Terminals' die de sleutelprojecten
hebben meegekregen dekt absoluut de lading. Het
is echter ook een misleidende titel, die suggereert
dat een open hal het goede antwoord zou zijn op
de vraag. Een self-fulfi lling prophecy.
Het aspect van het stedelijke gebouw, het
monument, een poort naar de stad, krijgt in de
architectuur van Benthem Crouwel te weinig vorm.
Amsterdam Centraal busstation Amsterdam Centraal interieur
>
50884-p028-033.indd 31 21/02/2005 8:06:22
32 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N
> De gevel naar de stad is in alle vier ontwerpen
simpelweg het eind van de repeterende hal-
structuur. Waar de structuur ophoudt verschijnt
een glazen gevel. In plaats van shape en textuur/
materiaal is er alleen het immateriële glas dat
zoveel mogelijk transparant is en zo weinig
mogelijke emotie oproept. De stations van
Benthem Crouwel kiezen er niet voor met hun
body aanwezig te zijn in de stad, als monument de
stad te structureren. In plaats daarvan ontkennen
de open, transparante hallen hun aanwezigheid
in de stad, door zich zo neutraal mogelijk op te
stellen. Hoewel dit misschien acceptabel is voor de
dagelijkse routine van forensen, is het desastreus
voor reizigers en toeristen. En is dat niet de groep
reizigers die de HSL nemen? En was het niet juist
de aanleg van die HSL die de aanleiding was voor
de vernieuwing van de stations?
Meer van hetzelfdeAls we verder inzoomen op de individuele
ontwerpen valt op hoeveel de ontwerpen van
Benthem Crouwel lijken op de gebouwen die er nu
staan. In Amsterdam wordt de structuur van bogen
over de stations aan de IJ-zijde doorgezet in een
extra boog, waaronder het busstation zal komen
op dezelfde hoogte als de perrons. In Rotterdam
wordt de huidige structuur van een tunnel onder
de sporen die uitkomt in een hal aan de stadkant
bijna 300% opgeblazen. In Utrecht wordt de hal
boven de sporen vervangen door een langere
hal. En in Den Haag ten slotte wordt het dichte
platte dak vervangen door eentje die meer licht
doorlaat en wordt de glazen gevel iets verplaatst.
In abstractie verandert er niet werkelijk iets aan de
gebouwen die er al staan, behalve dat de capaciteit
wordt vergroot. Is er dan niets werkelijk verandert
in het denken over stationsgebouwen tussen de
tijd dat deze gebouwen zijn opgeleverd en onze
huidige tijd?
Er is wel degelijk wat veranderd. Behalve het al
besproken aspect van de emotie (shape + textuur/
materiaal) is er ook iets fundamenteels veranderd
in het programma. De stedelijke context van de
stations is qua programma enorm geïntensiveerd.
Dit komt het best tot uitdrukking in het huidige
gebouw van Rotterdam Centraal uit 1957 van
stationsarchitect Sybold van Ravesteyn. Om
het kleine programma van het stationsgebouw
enige body te geven heeft de architect de twee
kantoorverdiepingen voorzien van vier lagen
ramen, waardoor het gebouw twee keer zo hoog
lijkt, en werden grote poorten aan weerszijden
van het gebouw geplaatst. Het toen nog kale en
lege Weena is inmiddels veranderd in een gebied
met een enorm hoge dichtheid, die nog verder
zal stijgen. In de huidige stedelijke context past
een verdere intensivering met nieuw programma
uitstekend. Ook op dit punt verschillen de
ontwerpen van UN Studio en Alsop Architects van
de ontwerpen van Benthem Crouwel. Arnhem
Centraal is geïntensiveerd met een enorme
parkeergarage, winkels en veel kantoorruimte.
Alsop plande voor Rotterdam Centraal cultureel
programma, kantoren, winkels en lounges boven
de sporen. In de plannen die Benthem Crouwel
mocht maken is er geen sprake meer van een
dergelijk uitgebreid programma. In plaats van
een voortzetting van de intensiteit van de stad
zijn de stations van Benthem Crouwel zo een
onderbreking ervan. De stad begint niet in het
stationsgebouw, maar pas bij het verlaten ervan.
Als er dan niet werkelijk iets verandert met
de ontwerpen van Benthem Crouwel, waarom
worden de bestaande gebouwen dan niet
(deels) hergebruikt? Het is toch absurd dat de
stationshal in Utrecht eerst wordt afgebroken, om
er vervolgens een net iets andere hal voor in de
plaats te zetten. Ook in Rotterdam is het absoluut
niet nodig het bestaande stationsgebouw te
slopen. Het kan ook budgetair voordeel opleveren.
In januari 2005 verscheen er een bericht in de
kranten dat één van de ontwerpvarianten voor
Rotterdam Centraal die overwogen werd geen
perronoverkappingen had. Je zou dus in de regen
op de HSL moeten wachten. En dat terwijl er
gewoon overkappingen staan als je ze niet sloopt.
In plaats van een stedelijke hybride van oude
en nieuwe bebouwing, historische gelaagdheid,
vinden het Rijk, ProRail, de gemeente en de
architecten dat het helemaal nieuw moet.
ExcellentieWaar is de visie? Waarom is er geen durf?
Zoekend naar antwoorden op al deze vragen
komt de belangrijkste partij van het project weer
in beeld: de Rijksoverheid. Degene die het Rijk
vertegenwoordigt als het gaat om architectonische
kwaliteit is de Rijksbouwmeester, toen nog Jo
Coenen. In een nota over de sleutelprojecten stelt
Coenen: "Stations moeten uitstraling hebben. Ze
moeten een eigen gezicht hebben als gebouw."
Maar hoewel Coenen op dat moment (2003) wel
het gevoel heeft de architectonische visie van de
verschillende partijen verbetert, blijft hij sceptisch
over het geringe vermogen in Nederland om in
het belang van de publieke ruimte te denken. "Ik
zou wel aan de bel willen trekken, maar waar
moet ik dat doen? Er is geen adres meer, omdat
de overheid zoveel uit handen heeft gegeven aan
de marktpartijen en de ministeries zwaar moeten
bezuinigen. Uiteindelijk zou ik mijn pleidooi van
de grond af aan moeten opbouwen: door het te
richten op de Nederlandse burger. Dat is degene
die uiteindelijk de stad en het station moet
gebruiken, moet beleven. Het is het enige adres dat
nog over is." 5
Jo Coenen zelf blijkt echter ook geen garantie
voor goede architectuur. Meneer Coenen was
voorzitter van de selectiecommissie die uit 48
architectenbureau's zes architecten selecteren
die een ontwerp mogen maken, waaronder
OMA. Van de zes voorstellen is het ontwerp van
Benthem Crouwel verreweg het degelijkst en
met het minste risico. Saai dus. In de toelichting
bij de keuze voor Benthem Crouwel wordt geen
woord gerept over dat er al andere stations
door dezelfde architect worden ontworpen. En
zo komt de aap toch uit de mouw: Jo Coenen
is er persoonlijk verantwoordelijk voor dat
Benthem Crouwel vier HSL-stations bouwen de
komende jaren. Een citaat over het ontwerp van
OMA voor Rotterdam Centraal wil ik jullie niet
onthouden: "Het netvormige dak geeft volgens
de selectiecommisssie een prachtige verbeelding
van de richtingloosheid van het huidige
netwerktijdperk." Daar wordt je gewoon stil van.
"De Nederlandse overheid blijft volhouden
dat excellentie bereikt kan worden met
middelmatigheid. Om excellentie te bereiken
moeten we constant vernieuwen en risico’s durven
te nemen," aldus Roel Pieper. De architectuur
van Benthem Crouwel is risicoloos, net als
de architectuur van Jo Coenen zelf. Maar als
Nederland niet definitief in de economische
periferie van Europa terecht wil komen, zullen
er keuzes gemaakt moeten worden, zal er
risico genomen moeten worden. De mainports
Schiphol en de Rotterdamse Haven zijn duidelijke
keuzes. De aanleg van de HSL is dat ook, maar
de importantie van deze projecten wordt niet
doorgezet in de architectuur. De HSL is belangrijk.
De toekomst van onze bedrijvigheid zit immers
in de creatieve internationale bedrijvigheid in
de steden van de Randstad, die zit niet in een
bedrijventerreintje in Zuid Laren. De aanleg van
de HSL ligt in het verlengde van Schiphol. De
NS werkt niet voor niets samen met KLM als de
exploitant van de HSL. Schiphol heeft inmiddels
een enorme spin-off gegenereerd aan bedrijvigheid
rondom de luchthaven. De HSL-stations zullen
– zij het in mindere mate – eenzelfde effect
teweegbrengen. Kun je een project met een
dergelijke importantie half doen? Het laatste
HSL-station waar nog een ontwerp voor gemaakt
moet worden is het ingewikkeldste, maar ook het
belangrijkste station van allemaal; Amsterdam
Arnhem CentraalDen Haag Centraal
50884-p028-033.indd 32 21/02/2005 8:06:23
33pantheon 3 ’04’05 A L G E M E E N S A A I S T Y L O S
> 1 Duin, Leen e.a. (eds.), Constructie en Stijl, Publikatiebureau Bouwkunde, Delft 1996> 2 Berkel, Ben van & Bos, Caroline, UN Studio UN Fold, NAi Publishers, Rotterdam 2002.> 3 Piët, Suzanna, De Emotiemarkt, Pearson Education, London 2003> 4 Neutelings Riedijk Architecten, Aan Het Werk, 010 Publishers, Rotterdam 2003> 5
Schaap, Peter-Michiel, Verbinding, VROM Den Haag 2003
> Benthem Crouwel Architekten BV bna is auteur van de afbeeldingen van Utrecht Centraal, Amsterdam Centraal en Den Haag Centraal.
WTC. Dit station moet de poort worden tot wat
dé bedrijfslocatie van Nederland moet worden, de
Zuid-As. Een kans die we niet mogen laten liggen.
Laten we opportunistisch blijven, ook al is de
huidige Rijksbouwmeester niemand minder dan
Mels Crouwel.//
Rotterdam Centraal interieur stationshal
Rotterdam Centraal interieur passage
Het ontwerp van Alsop Architects voor Rotterdam Centraal
50884-p028-033.indd 33 21/02/2005 8:06:33
34 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N
Bij het ontwerpen en bedenken van 'het café
van de toekomst' loop je het risico verzeild te
raken in fantasierijke dromen, ideeën en idealen;
eerdere toekomstverwachtingen over de huidige
tijd en de nabije toekomst maken duidelijk dat
men geneigd is te overdrijven betreffende de
veranderingen die plaats zullen vinden. Daarom
hebben we ervoor gekozen om in plaats van het
café ván de toekomst, een café vóór de toekomst
te ontwerpen. Hierbij staat het begrip flexibiliteit
centraal. Juist het feit dat het gaat om een café
of uitgaansgelegenheid maakt dit ontwerp met
betrekking tot de toekomst interessant. Het café
is een veelzijdig begrip met veel verschillende
verschijningsvormen en het vervult een speciale
functie binnen de samenleving.
Ten eerste is er sprake van een commerciële
instelling. De klant vormt de bron van inkomsten
en het café moet inspelen op de wensen van
potentiële klanten. De gast staat centraal. Dit
heeft tot gevolg dat er sprake is van een instelling
die sterk afhankelijk is van de samenleving
en moet inspelen op wat er in de samenleving
gebeurt. Ze is economisch gevoelig en daarmee
ook trendgevoelig. De economie die hapert,
trends als 'loungen' die komen en gaan,
wetswijzigingen omtrent het gebruik van tabak in
openbare gelegenheden... het zijn maar een paar
voorbeelden.
Daarnaast verzorgt het café een sociaal-
maatschappelijke functie waarbij het een
omgeving conditioneert waarin mensen elkaar
ontmoeten, met elkaar afspreken, nieuwe
contacten leggen. Volgens het Groot Woordenboek
der Nederlandse Taal is een café een 'openbare
gelegenheid waar men zowel koffie en thee als
bier, sterke dranken en likeuren kan verkrijgen
en gebruiken'. Enkel het woord 'openbaar' houdt
verband met het café als ontmoetingplaats. Dit
aspect van het cafébezoek is volgens ons de basis
van het begrip café, een stabiele basis die niet weg
te denken is als onderdeel van onze samenleving.
Al vanaf het moment dat het idee van ons ontwerp
ontstaan was, waren we het er over eens dat het
in deze context de naam 'DommelschStenen'
zou gaan dragen. De huidige ambities van het
merk Dommelsch sluiten naadloos aan op de
mogelijkheden die ons concept biedt. Dommelsch,
dat samen met Felix Meritis de prijsvraag heeft
georganiseerd, heeft de afgelopen jaren een
imagoverandering ondergaan, mede door zich te
richten op een jonge en trendy doelgroep en dient
daarom als een logisch voorbeeld van een bedrijf
dat baat zou kunnen hebben bij het gebruik van
het Dommelschstenen-project.
De DommelschSteen is de drager van een sfeer en
associatie, bouwsteen van een grotere structuur
binnen een willekeurige locatie en op grote
schaal de basis voor een netwerk aan plaatsen die
constant in ontwikkeling zijn.
Een café van DommelschStenen is aanpasbaar aan
vrijwel alle denkbare factoren die een verandering
in de verschijningsvorm van het café wenselijk
zouden kunnen maken.
De DommelschStenen bestaan uit aluminium
frames waarop platen kunnen worden bevestigd,
zó dat ze een schijnbaar massief blok kunnen
vormen. Het frame is op iedere locatie een
vast gegeven dat door zijn elementaire vorm
een kenmerkend en tijdloos ontwerp biedt. De
ribben van een steen zijn respectievelijk 40,
60 en 100 centimeter. Op deze manier zijn ze
eenvoudig orthogonaal op elkaar aan te sluiten in
verschillende ritmen, waarbij de ribben aan elkaar
bevestigd kunnen worden. Met het oog op de
vereiste flexibiliteit, die de filiaalhouders in staat
moet stellen zonder al te veel moeite de opstelling
van de blokken geregeld te veranderen, hebben we
gekozen voor een combinatie van een bout- en een
kliksysteem. Het boutsysteem is met name voor
constructieve en permanente doeleinden.
De hoeveelheid aanwezige stenen per locatie staat
niet vast, waarmee meer of minder ruimte kan
worden geschapen. Wel hebben we een minimum
gesteld dat gelijk is aan het vloeroppervlak van
de horecagelegenheid. Ieder blok kan eenvoudig
verplaatst worden. Een eventueel teveel of
tekort aan blokken kan worden opgelost door
uitwisseling met andere vestigingen.
De afmetingen van de blokken zelf zorgen ervoor
dat de stenen alle gangbare elementen uit de
inrichting van een café kunnen vervangen. De
verschillende zijden sluiten op elkaar aan.
Aan de hand van de oneindige reeks van
materialen, bekleding en afbeeldingen die de
stenen kunnen dragen, staat de DommelschSteen
geen enkele ondernemer in de weg bij het creëren
van diens eigen café.
Doordat de stenen op zichzelf en als geheel in hun
verschijningsvorm en kwantiteit oneindig kunnen
variëren zijn ze geschikt voor iedere locatie en
vormen ze de perfecte basis om iedere gewenste
sfeer te bewerkstelligen, voor ieder publiek en elke
trend.
Dommelsch en Felix Meritis organiseerden in 2004 voor het derde opeenvolgende jaar de Café Cultuurprijs. De prijs is ontstaan vanuit de gedachte dat met de verandering van de Nederlandse samenleving ook de cafécultuur verandert. Dit jaar werd gevraagd een toekomstvisie op het café als ontmoetingsplaats te geven. De inzending van fling bestond uit een 170 pagina's tellend boekwerk, voorzien van tekst en uitleg over onze visie op het café van de toekomst.
DommelschStenenCaspar Frenken
Nick Albers
50884-p034-040.indd 34 21/02/2005 8:10:52
35pantheon 3 ’04’05A L G E M E E N S A A I S T Y L O S
Omdat het de bedoeling is dat het interieur
van de betreffende horecagelegenheid in zijn
geheel opgebouwd moet kunnen worden uit
de stenen, zal de producent de standaard
horeca-apparatuur in blokvorm verschaffen. De
blokken kunnen functioneren als lichtbronnen,
voorzien van hiervoor bestemde platen. Er zullen
lichtdoorlatende platen zijn, waardoor er de
mogelijkheid bestaat grote delen van het interieur
op te laten lichten of juist te verduisteren. Ook de
klassieke discovloer is natuurlijk een optie. Een
locatie die overdag dienst doet als hip eetcafé
kan met kleine moeite veranderd worden in een
jazzcafé of discotheek.
Leidingen lopen door speciale geperforeerde
platen of langs de ribben. De tap is geïntegreerd in
een combinatie van stenen, waarvan de beplating
eveneens is te vervangen. Verder kan men denken
aan platen die voorzien zijn van bijvoorbeeld
computers, glazenrekjes, spoelbakken.
De vlakken zijn eenvoudig te vervangen en kunnen
naar eigen voorkeur worden opgevuld of leeg
gelaten, waardoor er ook half open stenen kunnen
ontstaan. Men kan zo ook een financiële afweging
maken met betrekking tot welke platen er worden
aangeschaft. Het is de bedoeling dat de techniek
door de hoge oplage betaalbaar blijft, zodat ook
kleinere bedrijven gebruik kunnen maken van
de frames. Zo kan je eenvoudige platen met een
afbeelding of textuur voorstellen, maar ook platen
die bedoeld zijn om op te zitten. Deze kunnen
bijvoorbeeld voorzien zijn van een doorbuigend
vlak met pluche. Voor een groter budget bieden de
frames de mogelijkheid in plaats van een plaat een
LCD in te bouwen. Met licht op een armatuur aan
het frame kunnen transparante platen het effect
geven dat we in onze modellen hebben bereikt.
Een café is niet langer een op zichzelf staand
begrip, het wordt meer en meer ingezet als
onderdeel van een groter geheel. Steeds vaker
vindt men een horecagelegenheid die gekoppeld
is aan een andere openbare instelling waar
potentiële gasten hun tijd kunnen doorbrengen,
te denken aan winkelcentra, bioscopen,
tankstations, maar ook dance-events. Een bedrijf
als Dommelsch kan inspelen op deze plaatselijke
en vaak tijdelijke behoefte door op deze locaties
en events herkenbaar aanwezig te zijn middels het
creëren van een locale gelegenheid.
Zeker wanneer het gaat om het meegaan met
de heersende trends bieden de stenen uitkomst.
Enkele jaren terug resulteerde de plotselinge
behoefte van mensen die wilden 'loungen' in een
omvangrijke reeks nieuwe clubs en verbouwingen
in bestaande cafés die hierop probeerden in te
spelen. Nu, enkele jaren later, is die hype over en
zijn de clubs van toen niet langer the place to be.
Hieruit kun je afleiden dat het aantrekken van een
trendy en jong publiek, een populaire doelgroep,
niet automatisch resulteert in het behouden
hiervan. Het bedrijf kan zich in de toekomst aan
de hand van de flexibiliteit die de Stenen bieden
internationaal profileren door in te gaan op
wisselende locale trend; in disco's, cafés, malls,
overal ter wereld.
De stenen komen het best tot hun recht wanneer
deze als totaalconcept ingezet worden. De
eenvoud van het concept zal de tijd overleven,
de manier waarop het er gebruik van zal worden
gemaakt kan voortdurend veranderen. Het is
aan de gebruikers om elkaar en het publiek te
blijven verrassen met de onophoudende reeks
combinaties en ideeën voor nieuwe toepassingen
van de stenen en hun verschijning.
De inzending van fling was goed voor de eerste
plaats bij de Café Cultuurprijs. Voor eind 2005
staat het ontwerp van een jazzpodium op het
programma. Op dit moment hebben we commissie
voor een besloten prijsvraag voor het ontwerp van
een Villa in Oostenrijk, samen met vier andere
architectenbureaus.//
> fling bestaat uit: gastdocent ir. Tim van den Burg en de studenten Nick Albers, Caspar Frenken, Lieke van Hooijdonk, Timothy Vanagt, en Anna Weilhartner. > www.dommelschstenen.nl > www.cafecultuurprijs.nl
50884-p034-040.indd 35 21/02/2005 8:10:54
36 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N
50884-p034-040.indd 36 21/02/2005 8:10:59
37pantheon 3 ’04’05A L G E M E E N S A A I S T Y L O S
LiberoLearning from Las Vegas - Revised Edition
Toen dit boek in 1972 verscheen, veroorzaakte
het gelijk een gezonde discussie over het nut van
modernisme en minimalisme in de architectuur.
Via een analyse van Las Vegas en een essay over
the Duck en the Decorated Shed, komen Robert
Venturi, Steven Izenour en Denise Scott Brown tot
een conclusie die ook in 2005 nog interessant en
goed beargumenteerd is.
Las Vegas wordt door velen gezien als de
meest oppervlakkige plek op aarde. Honderden
reclameborden en duizenden lichten schreeuwen
om de miljoenen bezoekers die elk jaar naar de
stad komen om hun geld uit te geven in één van
de talloze casino’s of hotels.
Geschreven in een tijd waarin minimalisme in
kunst en 'form follows function' in architectuur
de dominante opvattingen waren, gooiden
Venturi, Izenour en Scott Brown de knuppel in
het hoenderhok door te zeggen 'Less is a bore' (in
tegenstelling tot de lijfspreuk van de modernisten
'Less is more'). De auteurs bewijzen door middel
van veel foto’s en schema’s dat niet alleen de
identiteit van de plaats zelf belang heeft maar ook
de symbolen en signalen die de plaats markeren.
Dit boek zou de ogen moeten openen van een
ieder die tegenwoordig nog steeds bevooroordeeld
de snelwegarchitectuur veroordeelt. Het daagt ons
uit met een frisse blik naar dit landschap te kijken,
hetgeen te zien en te begrijpen dat wij altijd uit
gewoonte als triviaal negeerden.
Het enige waar het boek misplaatst is, zeker 25
jaar later, is het gebrek van deze vernieuwende
ideeën in hun eigen architectuur. Hun werk lijkt
slapjes vergeleken bij de implicaties die uit hun
teksten voortkomen.
Learning from Las Vegas is een boek dat druipt
van de relevante en belangrijke opmerkingen over
architectuur, ook tegenwoordig nog, het is alleen
jammer dat de architectuur van Venturi en Scott
Brown dit nooit echt heeft laten zien. Maar dat is
misschien dan een taak voor ons…//
Marten Dashorst
Learning from Las Vegas - Revised Edition: The Forgotten Symbolism of Architectural FormRobert Venturi, Steven Izenour & Denise Scott BrownMIT Press/1977/192 blz./eng/€ 25,00ISBN: 0 2627 2006 X
Unit 20 - Projects by Unit 20 of the Bartlett School of Architecture, UCL
Unit 20 is een boek met een verzameling van
projecten van studenten van de Barlett School of
Architecture in Londen.
De eerste indruk die je krijgt van het boek is
een chaotische samenstelling van veel 'drukke'
illustraties, animaties en springende teksten. Het
boek bevat meerdere inhoudsopgaves die over het
hele boek terugkomen.
De eerste 50 bladzijdes zijn voorwoorden van de
directeur en professoren. De 250 bladzijdes daarna
zijn alleen projecten. Unit 20 is een interessante
combinatie van grenzen overschrijden in de
traditionele architectuur en ontwikkelingen in
innovatieve architectuur.
De projecten zijn van studenten die zich meer
hebben verdiept in de wetenschap en kunst.
Elke student wordt gestimuleerd om zich te
ontwikkelen in zijn of haar kader of interesse, wat
zich ontwikkeld in een een onderzoek van één
of twee jaar. De interesses en onderzoeken lopen
uit van bio-medisch onderzoeken, kleinschalige
intelligentie, licht constructieve creaties en
toepassingen van machines en robots.
Onderwerpen die in het dagelijkse leven meer
aandacht aan zou moeten worden geschonken.
Architectuur is opgebouwd uit verschillende
wetenschappelijke kennis, kleinschalige
intelligentie en objecten. Sommige van deze
onderwerpen worden over gediscussieerd in Unit
20.
Het duurt even voordat je door hebt hoe het boek
in elkaar zit. Het is wel chaotisch geordend, maar
doordat het uit veel illustraties bestaat heb je zo
door hoe het in elkaar is gezet. Als bio-medische
en futuristische wetenschap in combinatie met
architectuur je interesseert is dit een ideaal boek
voor je. Anders is het ook leuk om er doorheen te
bladeren voor inspiraties. Het is toch interessant
om te zien hoe de projecten verschillen van elkaar,
terwijl het vaak om hetzelfde gaat.//
Yinyin Au
Unit 20 - Projects by Unit 20 of the Bartlett School of Architecture, UCLMarcos Cruz & Salvador Perrez ArroyoActar Editorial/2002/288 blz./eng/€ 18,00ISBN: 84 9705 275 7
Onmoderne architectuur, hedendaags traditionalisme in Nederland
Het boekje 'Onmoderne architectuur' is een
onderdeel van de boekenreeks 'Fascinaties' die
is uitgebracht door het Nederlands Architectuur
Instituut. Het algemene thema, dat door de
auteur wordt omschreven als het 'hedendaagse
traditionalisme', valt direct te combineren met
het boekje 'Supermodernisme, architectuur in het
tijdperk van globalisering'.
Dit verband wordt duidelijk op het moment dat
de auteur het hedendaagse traditionalisme gaat
verklaren aan de hand van het supermodernisme,
of beter gezegd het verzet tegen de modernistische
drang tot vernieuwen. Wat daarbij opvalt is dat
het beeld van traditionele architectuur dat wordt
toegepast in nieuwe (stedelijke) ontwerpen niet
wordt beperkt tot de architectuur van huisje-
boompje-beestje.
Interessant is de relatie die Ibelings legt tussen
het supermodernisme en traditionalisme maar
ook de opvattingen die heersten ten aanzien
van traditionele architectuur en stedenbouw
in de vorige eeuw en op dit moment. Dit
maakt het boekje tot een informatief maar ook
subjectief essay dat met z'n vele foto's van
voorbeeldprojecten prettig doorleest.//
Dennie Jansen
Onmoderne architectuur, hedendaags traditionalisme in Nederland Hans Ibelings NAi Uitgevers/2004/144 blz./nl/€ 17,50
50884-p034-040.indd 37 21/02/2005 8:11:06
38 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E NS T Y L O S S A A I A L G E M E E N38 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E N
'Du machst das fertig am Wochenende, oder..?'
Afgelopen semester liep Bas de Boer, student MSc Architecture en Msc Building Technology aan de faculteit Bouwkunde in Delft, stage bij Behnisch, Behnisch & Partner in Stuttgart, Duitsland. Hier een verslag van een stage in het land van volksfeesten, bier, dure auto's en gründliche Architektur.
Na vijf jaren aan één stuk in Delft aan de TU te
hebben doorgebracht, werd het eens tijd voor iets
anders. Tijd voor een kleine studiepauze, tijd om
te ruiken aan het beroepsleven, tijd om naar het
buitenland te gaan! Hoezeer ik ook van Delft hou
en hoe graag ik ook studeer, niets zou volgens mij
verfrissender en motiverender kunnen werken
dan op stage gaan in het buitenland. Ik kwam als
stagiar terecht bij Behnisch, Behnisch en Partner in
Stuttgart, Duitsland.
Er waren verschillende reden om bij Behnisch te
gaan werken. Ten eerste wilde ik sowieso graag
naar het buitenland. Je leert simpelweg meer, niet
alleen over het vak architect, ook over een land,
de cultuur en de taal. Wat natuurlijk ook zwaar
weegt is dat de gebouwen die ik van Behnisch
kende me aanspraken; daarbij leek het bureau
niet in één bepaalde stijl te ontwerpen, maar
eerder per project pragmatisch te werk te gaan.
Een andere reden was dat Behnisch weliswaar
zeer beroemd is (vooral in Duitsland)¹ , maar, zo
ver ik kon inschatten, niet tot de absolute top
league behoort. Los van de vraag of ik überhaupt
zou worden aangenomen bij, om maar iets te
noemen, Herzog & De Meuron of Norman Foster,
leek het me beter om bij een iets kleiner bureau
te werken dat niet uitsluitend bezig is met het
aantal publicaties in de internationale media. Een
bureau waar men niet alleen een klein radertje in
het grote geheel is, maar waar men daadwerkelijk
in aanraking komt met de verschillende aspecten
van het vak. Daarnaast bood het bureau een mooie
stagevergoeding. Dit laatste zou ik persoonlijk
nooit als hoofdreden gebruiken, maar het kan je
natuurlijk wel degelijk over het laatste drempeltje
der twijfel helpen.
Het is natuurlijk ook belangrijk dat het bureau jou
wil hebben! Dat klinkt uiteraard makkelijker dan
het is! Als ik een kleine tip mag geven: draai een
goed portfolio in elkaar, niet te lang, en verstuur
deze met een mooie brief en een cv naar een
aantal bureaus (niet te weinig!) die jou aanspreken.
Verdeel en heers, is daarbij het devies! Het bloed,
zweet en tranen die het kan kosten zijn het zeker
waard. Wees daarnaast kritisch en zorg ervoor dat
je van tevoren weet wat en hoe groot je rol bij een
bureau wordt. Dit laatste is belangrijk!
Mij bracht het uiteindelijk in Zuid-Duitsland, bij
Behnisch, Behnisch & Partner.
Het was me meteen na aankomst in Stuttgart
duidelijk dat ze er bij Behnisch geen gras over
laten groeien. Vanaf het eerste moment was het
knallen geblazen. Maar het harde werken vond
ik geen probleem, integendeel, het was namelijk
meteen duidelijk dat er behoorlijk interessante
projecten waren om aan te werken. Bij Behnisch
wordt gewerkt in projectteams. Aan de leiding
van een team staat een projectarchitect die soms
ook projectpartner is. Daarnaast bevinden zich
meestal dan nog één of twee extra architecten en
één of meerdere stagiaires. Een groot voordeel van
deze werkwijze is dat je meteen betrokken wordt
bij alle facetten van het ontwerpproces waarin
het project zich bevindt. En aangezien je normaal
gesproken langer bij een team zit, leer je je
collega's goed kennen. Daarnaast neemt iedereen
een deel van de verantwoordelijkheid op zich. Men
werkt echt samen aan een project en je was niet
alleen een soort 'opdrachtenuitvoerder' van de
projectarchitecten.
Naast dat wat ik hierboven besprak, bestond mijn
stage uit nog twee positieve verassingen.
Ten eerste kwam ik binnen op een moment
dat er twee grote prijsvragen liepen waarbij de
concurrentie bestond uit namen als Hadid, Pelli,
Foster, Fuksas, Shafdie. Dit maakte mij in eerste
instantie een beetje nerveus, maar eigenlijk is
het natuurlijk alleen maar erg gaaf als je in die
gelederen je steentje bij mag dragen. Het werd
me duidelijk dat het bureau langzaam uit de
subtop wilde groeien. Met het ambitieniveau van
Stefan Behnisch en partners was in elk geval
niet zo veel mis! Ik kwam vrij snel terug van de
gedachte dat het misschien niet zo goed zou zijn
bij een bekend internationaal opererend bureau te
werken. Wat ik bij Behnisch heb gezien en gedaan
smaakt naar meer. Ten tweede: ik mocht echt
meteen ontwerpen. 'Lees je een beetje in, bekijk de
ontwerp- en presentatiemaquettes goed en ga los
op dit en dit onderdeel van het gebouw', dat was
ongeveer het eerste wat ik te horen kreeg. Niks
AutoCAD-feut; tekenen en maquettes bouwen,
ontwerpen! Je kunt het zo veel slechter treffen,
lijkt mij.
Zoals gezegd, beviel de gehele werkwijze mij heel
erg goed. Bij elk project kijkt men opnieuw welke
invalshoeken en concepten men nodig heeft en
analyseert men het programma en de situatie
grondig. Het ontwerpen zelf gebeurt met alle
Bas de Boer
50884-p034-040.indd 38 21/02/2005 8:11:08
39pantheon 3 ’04’05A L G E M E E N S A A I S T Y L O S 39pantheon 3 ’04’05A L G E M E E N S A A I S T Y L O S
middelen die ik op de TU ook heb gebruikt. Het
enige verschil is dat alles, maar dan ook echt elke
belangrijke ontwerpstap of verandering aan het
ontwerp in maquette wordt gebouwd en uitgetest.
Ik had dat nog nooit zelf in deze mate gedaan. Ik
heb echt ongeloofl ijk veel maquettes gebouwd.
Meer dan in mijn complete studie bij elkaar. Die
maquettes (en de tekeningen, conceptschetsen,
referenties etc.) worden altijd besproken met
de projectleider en om de zoveel tijd ook
gepresenteerd aan de twee chefs, Stefan Behnisch
en Günther Schaller. Er wordt bij Behnisch echt
de tijd genomen voor ontwerpen, proberen en
uittesten. Ik heb geen enkel moment gezien dat
er een of ander kant-en-klaar onderdeel uit de
kast werd getrokken, of dat men bijvoorbeeld
plattegronden tekende zonder dat het gebouw
eerst in maquette werd onderzocht. Door het
meemaken van die hele ontwerpcultuur was mijn
stage eigenlijk al geslaagd. Het mooie van het
werken bij Behnisch was dat de projecten groot
en internationaal aansprekend waren, maar dat
men tegelijkertijd nog steeds persoonlijk contact
met de projectleiders en chefs had én gedeeltelijke
verantwoordelijkheid kreeg.
Daarnaast kan men nog een beetje extra geluk
hebben met waar je terecht komt in het bureau en
vooral met wie je chef wordt. Ik heb geluk gehad
bij een van de hoofdarchitecten van het gehele
bureau terecht te komen. Ik heb echt ongeloofl ijk
veel van hem geleerd. Ik zou hem bijna mijn
leermeester willen noemen. De projecten die
hij en ik hebben gedaan waren interessant en
we werkten er meestal met zijn tweeën aan.
Dat betekent dat ik de rechterhand van de
projectarchitect was en overal bij betrokken werd.
Daar komt nog bij dat een van onze projecten
een prijsvraag was. Wat betekent dat je meteen
de nodige essentiële prijsvraag-ervaring opdoet.
Echter, als je heel erg veel pech hebt kom je in een
team terecht waarvan het project al bijna klaar is
en het gebouw bijna wordt opgeleverd. Dat zou in
het uiterste geval betekenen dat je bij wijze van
spreken alleen maar administratieve bezigheden
hebt en dan ziet je stage er toch een beetje anders
uit.
Dit neemt niet weg dat stagiaires bij Behnisch
in verhouding veel mogelijkheden en vrijheid
hebben. Het enige wat van ze wordt verwacht is
serieus en kneiterhard te werken. En dat was soms
wel even slikken. Het contract van 'offi cieel' 42 uur
in de week betekende vertaald: werken van negen
uur 's ochtends tot zeven of acht uur 's avonds en
daarbij meerdere weekenden en nachten tot drie
uur 's nachts doorwerken. Het is goed te beseffen
dat de stagiaires voor een bureau als Behnisch ook
van levensbelang zijn: het zijn gewoon goedkope
arbeidskrachten. Soms kreeg ik serieus het gevoel
dat het bureau bijna door de stagiaires wordt
gerund en staande gehouden.
Wat me ten slotte erg goed beviel, was het leven in
een vreemde stad met vreemde mensen en andere
gewoontes. Ik denk dat dit goed vergelijkbaar is
met mensen die gaan studeren in een andere stad.
Ik heb me zo snel mogelijk de taal eigen gemaakt
en meteen veel ondernomen. Naast het werken,
werd Stuttgartste nachtleven onveilig gemaakt. Die
Duitsers zijn zo gek nog niet... in eerste instantie
zijn ze wellicht een beetje gereserveerder dan wij
Hollanders met onze grote bek, maar achter die
facade lagen een paar goede vriendschappen voor
mij verborgen. Daarnaast viel mij de algehele 'als
je iets doet, doe het dan goed'-cultuur in Duitsland
op. De gebouwen zitten grotendeels goed in elkaar
en zijn goed gedetailleerd. Iedereen rijdt in een (te)
dikke, degelijke auto en de straat wordt elke dag
schoongemaakt. Er is een bakker in elke straat en
bier drinkt men in halve liters, om maar een paar
kleine voorbeelden te noemen.
Mijn tijd in Duitsland zit erop. Ik kan iedereen
aanraden een stage in het buitenland (of voor
mijn part bij een bureau in Nederland) te volgen,
wanneer je er mogelijkheid toe en tijd voor hebt. Ik
kan echt geen reden verzinnen waarom niet. Mijn
stagetijd was voor mij in alle opzichten verfrissend
en motiverend. De praktijk biedt andere inzichten
en het is soms ook gewoon heerlijk om hard te
moeten werken en veel te leren in plaats van altijd
maar in die gezapige universiteit te zitten.
Ik zeg hierbij onze oosterburen nu gedag en ik
verheug me er op om weer in Nederland te zijn, te
studeren, mijn 'eigen' projectjes te hebben om aan
te werken en vooral om niet elke dag van negen tot
half acht op het bureau te zitten. Daar is später nog
tijd genoeg voor.//
¹ Het huidige Behnisch, Behnisch & Partner onder leiding van Stefan Behnisch komt voort uit Behnisch & Partner, het bureau van zijn beroemde vader, Prof. Günther Behnisch. Het oorspronkelijke bureau ontwierp onder andere het Olympiastadion en –park in München voor de Olympische Zomerspelen in 1972 (onder andere met Prof. Frei Otto) en het parlementsgebouw van de West-Duitse Bondsregering dat in 1992 werd opgeleverd. Bekende gebouwen van Behnisch, Behnisch & Partner zijn het hoofdkantoor voor de Norddeutsche Landesbank in Hannover, het laboratorium- en kantoorgebouw voor IBN-DLO in Wageningen en het Genzyme Centre in Boston.Behnisch, Behnisch & Partner wordt gezien als één van de meest gerenommeerde architectenbureaus in Duitsland en was een leerschool voor veel huidige Duitse architecten. Een aanzienlijk deel van het personeelsbestand bestaat dan ook ten allen tijde uit (internationale) stagiaires.Behnisch, Behnisch & Partner heeft bureaus in Stuttgart, Duitsland en in Los Angeles, Verenigde Staten.
> www.behnisch.com
50884-p034-040.indd 39 21/02/2005 8:11:10
40 pantheon 3 ’04’05 S T Y L O S S A A I A L G E M E E N
Het debat op Bouwkunde is dood! Leve het debat op Bouwkunde! Pantheon heeft besloten hier een eind aan te maken, met jullie hulp. In de stijl van de Volkskrant een lopende discussie over het wel en wee van ons onderwijs en de architectuurwereld in het algemeen. Een eerste poging.
De discussie omtrent de groepsgroottes van het
ontwerponderwijs is het afgelopen jaar een heikel punt
geweest binnen de faculteit, naar aanleiding van het
groepsgroottedebat tussen de heer de Haan en de heer
van Weeren is er op het Pantheon//forum gepeild wat de
mening van de studenten is omtrent de stelling dat een
massastudie als bouwkunde saaie architecten oplevert.
Kria vindt dat het niet zozeer relevant is dat
een massastudie saaie architecten oplevert, een
massastudie levert saaie gebouwen op en daar zit
het probleem in. Alexandra is het hier mee eens,
als studenten niet persoonlijk gemotiveerd worden
dan ontstaan er saaie gebouwen. Een massastudie
kan ook wel wat opleveren, in de grote poel der
saaiheid is er, volgens Edwin, zoveel om je tegen
te verzetten dat dit wel bijzondere architectuur
moet opleveren. Volgens Dennie is de oorzaak
van saaiheid dat bouwkundestudenten in hun
opleiding te weinig tijd krijgen om met begeleiders
een discussie aan te gaan. Dit gebrek aan discussie
levert saaiheid op. Carel Weeber zorgt vaak voor
een hoop commotie door een controversiële
stelling aan te nemen. Het is niet zozeer belangrijk
dat hij gelijk heeft, het is veel belangrijker dat
door het aanslingeren van de discussie er in ieder
geval nagedacht wordt. Studenten worden niet
meer uitgedaagd door het tijdstekort, en hebben
geen tijd meer om in te gaan tegen de mening
van hun docenten. Studenten ontwikkelen tijdens
hun studie geen eigen visie meer. Jeroen is van
mening dat een massastudie in een massaal
gebouw, waar de architectuurgeschiedenis gericht
is op de uitwassen van de CIAM, saaie architectuur
oplevert. "een duidelijkere propaganda is niet
denkbaar."//
Hoeveel studenten zijn er aanwezig bij een college
architectuurgeschiedenis? Bij het eerste college zijn er
nog een groot aantal geïnteresseerden maar naarmate
de colleges vorderen zijn er steeds minder studenten te
vinden in de colleges. Moet architectuurgeschiedenis niet
in een andere vorm gegoten worden om de aandacht van
de studenten vast te houden?
Alexandra is van mening dat de tentamens vaak
al van te voren bekend zijn, dit nodigt niet uit om
naar de colleges te gaan. De tentamenvragen zijn
vaak volgens de 'goed- en fout-methode', dit
stimuleert niet om daadwerkelijk iets actiefs
te doen aan dit vak. Er is ook wel een voordeel
(weliswaar niet voor studenten) aan dit systeem
want bouwkunde kan door de schrapkaarten
de tentamens 'lekker' snel met de computer
nakijken.//
De meningen over welstandcommissies zijn altijd
verdeeld. Op het gebied van 'afschaffen of niet'
begeven we ons niet. De argumenten hiervoor en tegen
zijn al zo uitgemolken. Vooral de tegen argumenten.
De vraag is juist of er ook een positieve kant aan
welstandcommissies zit. Zodoende de stelling:
welstandcommissies zijn een goed middel tegen
saaiheid.
Deze stelling deed flink wat stof opwaaien. Daan
houdt niet van de welstandcommissie. "De
welstandscommissie zorgt nu juist voor die lullige
eenheidsworst! Meer vrijheid zorgt toch voor meer
diversiteit?" Maar afschaffen gaat hem toch iets te
ver. De commissie inperken en gedogen, maar niet
afschaffen is zijn advies. Edwin sluit zich hierbij
aan "Welstand is prima, alleen wat minder macht
graag. Een grote marge voor burgelijke rariteiten
en de commissie om excessen te voorkomen.
Wel(zo) (ver)stand(dig)." Toch heeft de commissie
zijn nut, meent Marten: "Een opvallend/afwijkend
huis als het oranje THONIK-huis van MVRDV was
afgebrand door allerlei welstandscommissies,
is uiteindelijk toch gebouwd, maar nu moeten
de bewoners het van de rechter toch in een
iets conservatiever kleurtje verven. Iets wat de
welstandscommissie al die tijd al zei..."
Saaie architectuur komt niet zo zeer door
de welstandscommissie alswel door de
welstandsnota's (die elke gemeente moet
opstellen) en het bestemmingsplan die voor de
saaiheid zorgen vindt Michiel. "Dat zijn allemaal
regels en die bevriezen simpelweg elke dynamiek.
Maar die welstandsnota’s zijn objectief en helder.
Dat is belangrijk." Michiel denkt dat met de Nota
Ruimte mensen vast geëmancipeerder worden
ten opzichte van architectuur. "Iedereen heeft
inmiddels een eigen mening over de inrichting van
woningen en keukens (al die woningprogramma's
op tv!). Volgende stap is dat iedereen een visie
krijgt op architectuur. Architectuur wordt
democratisch." Ook Kria gunt zijn medelander
een stem "Het lijkt me wel goed om een breder
spectrum beroepsgroepen in de commissie
te krijgen; power to the people!" schrijft hij.
Sanne neemt een andere invalshoek bij deze
stelling. "Welstandscommissies zouden best een
goed middel tegen saaiheid kunnen zijn. Maar
aangezien dit een subjectief onderwerp is, wordt
dat heel lastig. Wanneer de welstandcommissies
zich puur richten op objectieve richtlijnen, worden
er daardoor ook 'saaie' ontwerpen goedgekeurd die
wel aan de objectieve normen voldoen, maar niet
aan de subjectieve."
Alle modale burgers willen volgens Dennie
hetzelfde: een huisje in een tuintje met een hekje.
"dan wordt het wel heeeeel saai in Nederland. Het
lijkt me daarom logisch dat we de keuze van wat
we bouwen dan ook over moeten laten aan de
professionals, ofwel de architecten. Architecten
en stedenbouwkundigen kunnen zelf wel kunnen
bepalen wat het beste is voor een bepaalde locatie,
daar hebben zij geen welstandscommissie voor
nodig. Ik zie de welstandscommissie eerder als
een instantie die de architecten behoedt voor de
opdrachtgevers die hun eigen (onkunde) weten
door te drukken bij de ontwerpers."//
> Blijf je mening geven! Deze pagina is een pilot om te kijken of het debat op Bouwkunde niet dood is. Wij zullen dan ook elke twee weken twee nieuwe stellingen op internet zetten.
> Waar op internet? www.stylos.nl, en dan pantheon//forum.
> Zelf een interessante stelling? Mail hem dan naar [email protected] en hij zal op de site komen.
50884-p034-040.indd 40 21/02/2005 8:11:11
Agenda
Fresher Facts t/m 27 feb tentoonstelling
Ontmoeting in het Noorderparkt/m 5 mrt tentoonstelling
No. 250. An Exhibitiont/m 8 mei tentoonstelling
locatie: Buiksloterkerk, Amsterdam-Noord info: www.noord.amsterdam.nl prijs: gratis
Bouwbeurs 2005 t/m 26 feb beurslocatie: Jaarbeurs, Utrecht info: www.bouwbeurs.nl prijs: 20,-
Zó zit dat t/m 26 mrt tentoonstelling
mar apr
locatie: NAi Rotterdam info: www.nai.nl_tel: 010-4401200 prijs: 4,-
locatie: ARCAM, Amsterdam info: www.arcam.nl_tel: 020-6204878 prijs: gratis
locatie: NAi, Rotterdam info: www.nai.nl_tel: 010-4401200 prijs: 4,-
Ads & Architects t/m 17 mei tentoonstelling
locatie: NAi, Rotterdam info: www.nai.nl_tel: 010-4401200 prijs: 4,-
'My Architect' portret van Louis Kahn vanaf 24 feb filmlocatie: zie www.nai.nl info: www.myarchitectfilm.com prijs: variabel
David Mangin22 mrt lezing
Twintig Amsterdamse architecten en vormgevers hebben een stoel ontworpen speciaal voor deze tentoonstelling.
Beauty and waste in the architecture of Herzog & de Meuron
Urban Design26 t/m 28 apr beurs
Heerlen en Maastricht 18 mrt excursielocatie: Heerlen en Maastricht info: [email protected] prijs: onbekend,-
Integraal Ontwerpent/m 25 feb tentoonstellinglocatie: VIBA EXPO, 's-Hertogenbosch info: www.viba-expo.nl_tel: 073 – 6216943 prijs: 4,-
Pantheon// buren 4 apr deadline
locatie: RAI, Amsterdam info: www.urban-design.nl prijs: gratis
Oeuvre tentoonstelling van prof. ir. Jón Kristinsson
Tentoonstelling over de winnaars van de AM NAi Prijs 2004; de beste jonge architecten van Nederland
Tentoonstelling omtrent het winnende ontwerp van West 8 over de herstructurering van het stadspark Amsterdam
locatie: de Brakke Grond, Amsterdam info: www.arcam.nl_tel: 020-6204878 prijs: 7,50,-
Lezing van De Franse architect David Mangin die onlangs de prijsvraag voor de herinrichting van het Parijse gebied Les Halles won
Tentoonstelling omtrent de architect als marketinginstrument.
50884-omslag.indd 3 21/02/2005 8:44:06
50884-omslag.indd 4 21/02/2005 8:44:11