P0L29 : Instructiepsychologie en –technologie: Studiewijzer 2012-2013 Jan Elen, m.m.v. Liesbeth Michiels, Marleen Evers, Nick Stassens, Andy Thys, An Verburgh Deze studiewijzer heeft tot doel de studenten aanwijzingen te geven bij het bestuderen van dit opleidingsonderdeel. 1. Doelstellingen 1 Studenten zijn in staat om op basis van hun inzicht in achterliggende variabelen en theoretische modellen over leren en instructie concrete praktijksituaties te analyseren en vanuit een opgegeven standpunt te beoordelen. Studenten zijn in staat nieuwe informatie over de behandelde onderwijskundige problematieken zelfstandig te verwerken en hebben zicht op wat onderwijskundig onderzoek inhoudt. Dit impliceert dat studenten: 1. een grondige kennis van en inzicht hebben in centrale onderwijskundige begrippen: dit toont zich in het in eigen woorden correct kunnen omschrijven van deze begrippen, het kunnen geven van voorbeelden van deze begrippen en het herkennen van voorbeelden van deze begrippen. Het inzicht toont zich ook in het kunnen herkennen en aangeven van relaties tussen begrippen. 2. kunnen aangeven hoe begrippen theoretisch een geheel vormen en dat een andere theoretische invalshoek het gebruik van andere begrippen (en/of een andere invulling van die begrippen) impliceert. Dit impliceert ook dat studenten in staat zijn de gelijkenissen en de verschillen tussen verschillende theoretische benaderingen te omschrijven, illustreren en herkennen. 3. onderwijskundig onderzoek kunnen herkennen en dat binnen de verworven theoretische kaders kunnen plaatsen. 2. Evaluatie 1 Een nadere precisering is opgenomen in de bijlage.
14
Embed
P0L29 : Instructiepsychologie en technologie: Studiewijzer 2012 … · 2016-08-22 · P0L29 : Instructiepsychologie en –technologie: Studiewijzer 2012-2013 Jan Elen, m.m.v. Liesbeth
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
P0L29 : Instructiepsychologie en –technologie:
Studiewijzer 2012-2013
Jan Elen, m.m.v. Liesbeth Michiels, Marleen Evers, Nick Stassens, Andy Thys, An Verburgh
Deze studiewijzer heeft tot doel de studenten aanwijzingen te geven bij het bestuderen van dit
opleidingsonderdeel.
1. Doelstellingen1
Studenten zijn in staat om op basis van hun inzicht in achterliggende variabelen en theoretische modellen over leren en instructie concrete praktijksituaties te analyseren en vanuit een opgegeven standpunt te beoordelen. Studenten zijn in staat nieuwe informatie over de behandelde onderwijskundige problematieken
zelfstandig te verwerken en hebben zicht op wat onderwijskundig onderzoek inhoudt.
Dit impliceert dat studenten:
1. een grondige kennis van en inzicht hebben in centrale onderwijskundige begrippen: dit toont
zich in het in eigen woorden correct kunnen omschrijven van deze begrippen, het kunnen geven van
voorbeelden van deze begrippen en het herkennen van voorbeelden van deze begrippen. Het inzicht
toont zich ook in het kunnen herkennen en aangeven van relaties tussen begrippen.
2. kunnen aangeven hoe begrippen theoretisch een geheel vormen en dat een andere
theoretische invalshoek het gebruik van andere begrippen (en/of een andere invulling van die
begrippen) impliceert. Dit impliceert ook dat studenten in staat zijn de gelijkenissen en de verschillen
tussen verschillende theoretische benaderingen te omschrijven, illustreren en herkennen.
3. onderwijskundig onderzoek kunnen herkennen en dat binnen de verworven theoretische
kaders kunnen plaatsen.
2. Evaluatie
1Een nadere precisering is opgenomen in de bijlage.
De evaluatie bestaat uit drie delen: participatie aan onderzoek (2 punten), een opdracht uit te werken
tijdens het jaar (5 punten) en een schriftelijk examen tijdens de examenperiode (13 punten). Het
schriftelijke examen bestaat uit twee delen. Het eerste deel is gesloten boek en betreft het inleidende
deel van de cursustekst, het tweede deel is open boek en betreft het uitbreidende deel van de
cursustekst.
1. Participatie aan onderzoek
Om van nabij kennis te maken met het onderwijspsychologisch en onderwijstechnologisch onderzoek
participeren alle studenten aan een aantal thans lopende onderzoeken. Studenten nemen deel aan
een aantal onderzoekssessies. Tijdens de laatste les wordt informatie gegeven over de opzet van de
verschillende onderzoeken en worden voor zover mogelijk al eerste resultaten toegelicht.
Studenten die volledig aan de onderzoeken (zoals gestipuleerd op Toledo) hebben deelgenomen
ontvangen 2 punten mits ze het bewijsstuk van deelname ook op het examen meebrengen.
2. Opdracht
Onmiddellijk na de eerste les krijgen studenten een uitspraak waarover ze stelling moeten nemen. Na
enkele weken kunnen ze een revisie posten. Op deze revisie krijgen ze feedback.
Nadien komt een tweede uitspraak waarover stelling moet worden genomen. Deze stellingname
maakt deel uit van de evaluatie (5 punten).
Het werken aan de stelling heeft twee grote aspecten: (a) het identificeren van goede argumenten
(ook rekening houdend met wat in de cursustekst aan de orde komt) en (b) het in een beperkt aantal
woorden omschrijven van de stellingname.
Om de opdracht tot een goed einde te brengen is het voor vele studenten nuttig geweest van met
elkaar over de uitspraak te discussiëren, niet zozeer om al dan niet gelijk te hebben maar om elkaar
over de degelijkheid van de gebruikte argumenten te bevragen.
Een voorbeeld van een stelling is: "Door het gebruik van de computer in de klas verbetert de kwaliteit
van het onderwijs".
3. a. Geslotenboek examen over de eerste drie hoofdstukken (de inleiding)
Het gesloten examen bestaat uit kennisvragen en inzichtsvragen.
Belangrijk:
1) begrippen (bijvoorbeeld formatieve evaluatie; cognitieve strategieën) en theorieën
(bijvoorbeeld sociaal constructivisme) kennen en nuances tussen begrippen
(bijvoorbeeld constructivisme en constructivistisch onderwijs; leeromgeving en
onderwijsleeromgeving) kunnen hanteren.
2) verbanden kunnen leggen tussen de verschillende begrippen uit de cursus.
3) structuur van de cursus begrijpen (maak bijvoorbeeld een uitgebreide inhoudstafel
of een mindmap).
3. b. Openboek examen over originelewetenschappelijke teksten (de uitbreiding)
Het open examen bestaat uit inzichtsvragen en toepassingsvragen.
Belangrijk:
1) Kan je hetgeen je in een tekst leest toepassen op een voorbeeld?
2) Kan je linken vinden tussen een tekst en de cursus/andere teksten?
3) Kan je de boodschap van de tekst weergeven?
Soorten examenvragen die op het examen (kunnen) worden gesteld:
1) Meerkeuze vragen
Voorbeeld: Mevrouw Van de Meiklokjes, leerkracht Grieks, besluit in het eindexamen een vraag op te nemen naar de wijze waarop de leerlingen in de loop van het jaar hun woordjes studeerden. Op grond hiervan bepaalt mevrouw Van de Meiklokjes of de leerlingen woordjes hebben leren leren. Geef aan welke vorm van evaluatie mevrouw Van de Meiklokjes hanteert.
a. summatieve procesevaluatie b. summatieve productevaluatie c. formatieve procesevaluatie d. formatieve productevaluatie
2) Verhoudingsvragen
Voorbeeld: Onderwijsleeractiviteiten staan tot didactische werkvormen zoals
onderwijsleermiddelen staan tot ………………………………………………………………………
3) Wat past niet in het rijtje
Voorbeeld: Wat past niet in het rijtje en geef in één zin aan waarom.
a. algoritmen b. begrippen c. feiten d. heuristieken e. procedures
denken over onderwijs vanuit de lerende (Skinner; Glaser)
IP&TU2a
Bestuderen cursustekst
Bekijken van lesopnames
Indienen van vragen uiterlijk 14/04
16 april Interactief college met als uitgangspunt vragen van studenten Feedback TTT1
Feedback stelling 1
22-26/04 Uitbreiding: denken over onderwijs vanuit de lerende (von Glasersfeld; Brown, Collins & Duguid;)
IP&TU2b
Bestuderen cursustekst
Bekijken van lesopnames
Indienen vragen uiterlijk 21/04
23 april Interactief college met als uitganspunt vragen van studenten
29/04- 03/05
Uitbreiding: denken over onderwijs vanuit de lerende (Greeno, Collins, & Resnick; Keller)
IP&TU2c
Bestuderen cursustekst
Bekijken van lesopnames
Indienen vragen uiterlijk 28/04
30 april Interactief college op basis van vragen van studenten
Stelling 2 (beschikbaar)
06-10/05 Uitbreiding: onderwijsaanpak
Bestuderen cursustekst
Bekijken van lesopnames
7 mei Interactief college op
(van Merriënboer; Vermunt&Verloop; Mayer)
IP&TU3 Indienen vragen uiterlijk 05/05
basis van vragen van studenten
13-17/05 Uitbreiding: evaluatie (Black & Wiliam; Elen et al.)
IP&TU4a IP&TU4b
Bestuderen cursustekst
Bekijken van lesopnames
Indienen vragen uiterlijk 12/05
14 mei Interactief college op basis van vragen van studenten; beknopte introductie
Afleggen TTT2 (uiterlijk 17/05)
20-24/05 21 mei Interactief college op basis van vragen van studenten Feedback TTT2 Toelichting onderzoek Toelichting examen
Stellingname stelling 2 (via Toledo uiterlijk op 20/05 12.00)
13/06 Examen
Bijlage: Overzicht leerdoelen en begrippen
1. De studenten hebben een grondige kennis van en inzicht in centrale onderwijskundige begrippen4. 1.1 De studenten kunnen in eigen woorden de begrippen uit de lijst duiden. Voorbeeld: De studenten kunnen in eigen woorden omschrijven wat de essentiële taak is van onderwijsgevenden (wat is onderwijzen). Voorbeeld: De studenten kunnen aangeven uit welke elementen een competentie bestaat. 1.2 De studenten kunnen enkele kernwoorden geven die het eigene van onderstaande begrippen weergeven. Voorbeeld: De studenten kunnen drie kernwoorden geven die het eigene van een assessment center weergeven. Voorbeeld: De studenten kunnen drie kernwoorden geven die het eigene van de Gestaltpsychologie omschrijven. 1.3 De studenten kunnen voorbeelden geven en voorbeelden herkennen van onderstaande begrippen. Voorbeeld: De studenten herkennen ‘een samenvatting maken’ als een voorbeeld van een leerstrategie. Voorbeeld: De studenten kunnen een voorbeeld geven van het begrip accommodatie. 1.4 De studenten kunnen gelijkenissen en verschillen omschrijven tussen onderstaande begrippen. Voorbeeld: De studenten kennen het verschil tussen een leeromgeving en een onderwijsleeromgeving. Voorbeeld: De studenten kennen het onderscheid tussen een portfolio en een development center. 1.5 De studenten hebben inzicht in de relaties tussen onderstaande begrippen. Voorbeeld: De studenten hebben inzicht in de relatie tussen doelen, leerprocessen en onderwijsaanpak. Voorbeeld: De studenten weten dat een toetsmatrijs de inhoudsvaliditeit kan helpen waarborgen. 1.6 De studenten kunnen verschillende kernwoorden geven bij onderstaande eigennamen.
4Een overzicht van de te kennen begrippen binnen leerdoel 1 kunnen studenten vinden in bijgeleverde
begrippenlijst.
2. De studenten kunnen aangeven hoe begrippen theoretisch een geheel vormen. 2.1 De studenten hebben inzicht in belangrijke basisbeginselen van onderwijskunde, leren en instructie. Voorbeeld: De studenten kunnen aangeven hoe de onderwijsgevende het betekenisvol leren van lerenden kan ondersteunen. Voorbeeld: De studenten kunnen de rol van voorkennis omschrijven. 2.2 De studenten weten dat een andere theoretische invalshoek het gebruik van andere begrippen (en/of een andere invulling van die begrippen) impliceert. Voorbeeld: De studenten weten dat begrippen zoals interne processen, feitelijk ontwikkelingsniveau en krachtige leeromgeving begrippen zijn die binnen een bepaalde onderwijsbenadering wel worden gebruikt maar binnen een andere niet. Voorbeeld: De studenten kunnen aangeven dat geprogrammeerde instructie een andere visie op leren inhoudt dan de cognitive apprenticeship benadering. 2.3 De studenten zijn in staat de gelijkenissen en de verschillen tussen verschillende theoretische benaderingen te omschrijven, illustreren en herkennen. Voorbeeld: De studenten kunnen aangeven of (en waarom) de benadering van doelen binnen de cognitive apprenticeship benadering in lijn ligt met de benadering van doelen door Gagné. Voorbeeld: De studenten kunnen aan de hand van twee voorbeelden van een taak aangeven binnen welke onderwijsbenadering elke taak zou kunnen passen. 3. De studenten hebben zicht op resultaten van onderwijskundig onderzoek en kunnen deze toepassen. Voorbeeld: De studenten kunnen in eigen woorden uitleggen wat de resultaten zijn van vergelijkend media-onderzoek. Voorbeeld: De studenten kunnen een aantal voorwaarden opsommen waaraan voldaan dient te worden opdat samenwerkend leren succesvol kan zijn.