Overwegingen bij de herziening van Lettinga’s Grammatica van het Bijbels Hebreeuws Dr. Martin F.J. Baasten Vereniging Hebreeuws − Apeldoorn, 7 september 2015 door Van Peursen & Baasten (2012)
Overwegingen bij de herziening van Lettinga’s
Grammatica van het Bijbels Hebreeuws
Dr. Martin F.J. BaastenVereniging Hebreeuws − Apeldoorn, 7 september 2015
door Van Peursen & Baasten (2012)
• Verwijzingen naar BijbeltekstenPs. lxxxvii 16 > Ps. 87:16
• Overbodig Latijneen substantivum > een substantiefmem encliticum > enclitische mem
• Verwijzingen naar BijbeltekstenPs. lxxxvii 16 > Ps. 87:16
• Archaïsche spellingpraepositie > prepositie
• Overbodig Latijneen substantivum > een substantiefmem encliticum > enclitische mem
• Verwijzingen naar BijbeltekstenPs. lxxxvii 16 > Ps. 87:16
• Archaïsche spellingpraepositie > prepositie
• Archaïsch taalgebruik
• Overbodig Latijneen substantivum > een substantiefmem encliticum > enclitische mem
elisie van een der constitutieve consonanten> elisie van één van de radicalen
deed zich steeds sterker de behoefte gevoelen> kwam er een toenemende behoefte
AFRO-ASIATISCHE TALEN
Berber Tsjadisch Egyptisch Semitisch Kushitisch Omotisch
West-Semitisch Oost-Semitisch– Akkadisch– EblaïtischCentraal-Semitisch Mahrisch
Ethio-Semitisch
Noordwest-Semitisch Arabisch Sayhadisch
Kanaänitisch Aramees Ugaritisch– Phoenicisch– Moabitisch– Hebreeuws– …
AFRO-ASIATISCHE TALEN
Berber Tsjadisch Egyptisch Semitisch Kushitisch Omotisch
West-Semitisch Oost-Semitisch– Akkadisch– EblaïtischCentraal-Semitisch Mahrisch
Ethio-Semitisch
Noordwest-Semitisch Arabisch Sayhadisch
Kanaänitisch Aramees Ugaritisch– Phoenicisch– Moabitisch– Hebreeuws– …
KLANK- EN VORMLEER• ‘Stomme’ shwå
שלמה šlomo (niet: šәlomo of šelomo)
a. Fricativisering (ook wel ‘spirantisering’, vgl. § 5 c) treedt opbij bgdkpt:
2. wanneer een lettergreep met twee consonanten begint, waar-van de tweede een bgdkpt is: כתב ktob ‘schrijf!’, תבו כ kå·tbu ‘zijschreven’; יכתבו yik·tbu ‘zij zullen schrijven’.
§ 13. verdere veranderingen van de consonanten
KLANK- EN VORMLEER• ‘Stomme’ shwå
שלמה šlomo (niet: šәlomo of šelomo)
a. 4. Een lettergreep die met een cluster van drie consonantenzou beginnen, krijgt na de eerste consonant een hulpvocaal i, b.v.>) זכרו zkru < zkuru, §§ 45 o, 14 p) ‘herinnert u!’; שמך (< šmkå,
§ 39 s) ‘uw naam’, >) לצדקה lṣdåqå, § 63 a 2) ‘tot gerechtigheid’.
§ 15. verdere bijzonderheden van de vocalen
KLANK- EN VORMLEER• ‘Stomme’ shwå
שלמה šlomo (niet: šәlomo of šelomo)
a. 4. Een lettergreep die met een cluster van drie consonantenzou beginnen, krijgt na de eerste consonant een hulpvocaal i, b.v.>) זכרו zkru < zkuru, §§ 45 o, 14 p) ‘herinnert u!’; שמך (< šmkå,
§ 39 s) ‘uw naam’, >) לצדקה lṣdåqå, § 63 a 2) ‘tot gerechtigheid’.
§ 15. verdere bijzonderheden van de vocalen
>) זכר zkur) ‘herinner u!’>) זכרו zkru) ‘herinnert u!’
KLANK- EN VORMLEER• ‘Stomme’ shwå
שלמה šlomo (niet: šәlomo of šelomo)
a. 4. Een lettergreep die met een cluster van drie consonantenzou beginnen, krijgt na de eerste consonant een hulpvocaal i, b.v.>) זכרו zkru < zkuru, §§ 45 o, 14 p) ‘herinnert u!’; שמך (< šmkå,
§ 39 s) ‘uw naam’, >) לצדקה lṣdåqå, § 63 a 2) ‘tot gerechtigheid’.
§ 15. verdere bijzonderheden van de vocalen
>) זכר zkur) ‘herinner u!’>) זכרו zkru) ‘herinnert u!’
שמי (< šmi) ‘mijn naam’שמך (< šmkå) ‘uw naam’
KLANK- EN VORMLEER• ‘Stomme’ shwå
שלמה šlomo (niet: šәlomo of šelomo)
a. 4. Een lettergreep die met een cluster van drie consonantenzou beginnen, krijgt na de eerste consonant een hulpvocaal i, b.v.>) זכרו zkru < zkuru, §§ 45 o, 14 p) ‘herinnert u!’; שמך (< šmkå,
§ 39 s) ‘uw naam’, >) לצדקה lṣdåqå, § 63 a 2) ‘tot gerechtigheid’.
§ 15. verdere bijzonderheden van de vocalen
>) זכר zkur) ‘herinner u!’>) זכרו zkru) ‘herinnert u!’
שמי (< šmi) ‘mijn naam’שמך (< šmkå) ‘uw naam’
>) לצדקה lṣdåqå) ‘tot gerechtigheid’
KLANK- EN VORMLEER• ‘Stomme’ shwå
שלמה šlomo (niet: šәlomo of šelomo)
a. 4. Een lettergreep die met een cluster van drie consonantenzou beginnen, krijgt na de eerste consonant een hulpvocaal i, b.v.>) זכרו zkru < zkuru, §§ 45 o, 14 p) ‘herinnert u!’; שמך (< šmkå,
§ 39 s) ‘uw naam’, >) לצדקה lṣdåqå, § 63 a 2) ‘tot gerechtigheid’.
§ 15. verdere bijzonderheden van de vocalen
>) זכר zkur) ‘herinner u!’>) זכרו zkru) ‘herinnert u!’
שמי (< šmi) ‘mijn naam’שמך (< šmkå) ‘uw naam’
ביריחו (< biyriḥo < byriḥo) ‘in Jericho’
SYNTAXIS• Naamvallen als beschrijvende categorieën
• Informatiestructuur (topic, focus, extrapositie)
• Vorm en functie (lidwoord & bepaaldheid)
• Verbale en non-verbale zin
• Gesubstantiveerde zinnen
§ 74. HET GENITIVISCHE ATTRIBUUT
a. Bestaat het attribuut uit een substantivum, een gesubstantiveerdadiectivum of een substantivisch gebruikt participium, dan ontstaateen genitiefverbinding.
a. De status-constructusverbinding kan verschillende betekenisrela-ties uitdrukken:
1. een bezitsrelatie: בן־דוד ‘de zoon van David’,
b. In oudere grammatica’s wordt een naamwoordelijk element in extrapositieveelal casus pendens of nominativus absolutus genoemd.
§ 74. DE STATUS-CONSTRUCTUSVERBINDING
c. De genitiefverbinding kan tot uitdrukking brengen:1. een z.g. genitivus subiectivus: בן־דוד ‘de zoon van David’, מכה
אלהים ‘geslagen door God’ (Jes. Liii 4);
(11e ed., 2000)
§ 74. HET GENITIVISCHE ATTRIBUUT
a. Bestaat het attribuut uit een substantivum, een gesubstantiveerdadiectivum of een substantivisch gebruikt participium, dan ontstaateen genitiefverbinding.b. Zoals reeds opgemerkt in § 25 d, zijn in het Hebreeuws de naamvallen niet
meer formeel te onderscheiden. Toch biedt de indeling in naamvallen, zoals wedie kennen uit een oudere fase van het Noordwestsemitisch en uit andere Semiti-sche talen, een goed kader om de functies van het nomen te beschrijven. We moe-ten ze dan niet opvatten als morfologische, maar als syntactische categorieën. Wekunnen onderscheid maken tussen:1. het zelfstandige nomen dat fungeert als subject, als praedicaat in een nomina-
le zin of als vocativus: de nominativus (voor de z.g. nominativus absolutus zie§ 70 a);2. het nomen dat dient ter nadere bepaling van een ander nomen of adiectivum:
de z.g. casus nominalis of genitivus;3. het nomen dat dient ter nadere bepaling van een werkwoord: de z.g. casus ad-
verbialis of accusativus (§ 79).
(11e ed., 2000)
§ 74. HET GENITIVISCHE ATTRIBUUT
a. Bestaat het attribuut uit een substantivum, een gesubstantiveerdadiectivum of een substantivisch gebruikt participium, dan ontstaateen genitiefverbinding.
a. De status-constructusverbinding kan verschillende betekenisrela-ties uitdrukken:
1. een bezitsrelatie: בן־דוד ‘de zoon van David’,
b. In oudere grammatica’s wordt een naamwoordelijk element in extrapositieveelal casus pendens of nominativus absolutus genoemd.
§ 74. DE STATUS-CONSTRUCTUSVERBINDING
c. De genitiefverbinding kan tot uitdrukking brengen:1. een z.g. genitivus subiectivus: בן־דוד ‘de zoon van David’, מכה
אלהים ‘geslagen door God’ (Jes. Liii 4);
(11e ed., 2000)
§ 74. HET GENITIVISCHE ATTRIBUUT
a. Bestaat het attribuut uit een substantivum, een gesubstantiveerdadiectivum of een substantivisch gebruikt participium, dan ontstaateen genitiefverbinding.
a. De status-constructusverbinding kan verschillende betekenisrela-ties uitdrukken:
1. een bezitsrelatie: בן־דוד ‘de zoon van David’,
§ 74. DE STATUS-CONSTRUCTUSVERBINDING
c. De genitiefverbinding kan tot uitdrukking brengen:1. een z.g. genitivus subiectivus: בן־דוד ‘de zoon van David’, מכה
אלהים ‘geslagen door God’ (Jes. LIII 4);2. een z.g. genitivus obiectivus: יהוה יראת ‘de vrees, het ontzag
voor Jahwe’ (Spr. IX 10) (...)
(11e ed., 2000)
§ 74. HET GENITIVISCHE ATTRIBUUT
a. Bestaat het attribuut uit een substantivum, een gesubstantiveerdadiectivum of een substantivisch gebruikt participium, dan ontstaateen genitiefverbinding.
a. De status-constructusverbinding (§ 25) kan een grote varië-teit aan betekenisrelaties uitdrukken:
1. Bezit van diverse aard: בן־דוד ‘de zoon van David’, לך בית המ‘het paleis van de koning’, גל כף־ר ‘voetzool’ (…)
§ 74. de status-constructusverbinding
c. De genitiefverbinding kan tot uitdrukking brengen:1. een z.g. genitivus subiectivus: בן־דוד ‘de zoon van David’, מכה
אלהים ‘geslagen door God’ (Jes. LIII 4);2. een z.g. genitivus obiectivus: יהוה יראת ‘de vrees, het ontzag
voor Jahwe’ (Spr. IX 10) (...)
§ 74. HET GENITIVISCHE ATTRIBUUT
s. Een genitiefverbinding kan ook omschreven worden door ,ל voor-al wanneer het betreffende nomen onbepaald moet blijven: לדוד מזמור‘een psalm van David’ (…).
q. Indien het eerste lid van een statusconstructus onbepaald moetblijven, terwijl het tweede bepaald is, kan dit niet worden uitgedruktmet een status-constructusverbinding en moet dit omschreven wordenmet behulp van de prepositie zie) ◌ל § ##).r. Uitzonderingen op deze regel zijn ... .
§ 74. de status-constructusverbinding
(11e ed., 2000)
§ 74. HET GENITIVISCHE ATTRIBUUT
s. Een genitiefverbinding kan ook omschreven worden door ,ל voor-al wanneer het betreffende nomen onbepaald moet blijven: לדוד מזמור‘een psalm van David’ (…).
s. I.p.v. een st.c.-verbinding kan een constructie met ◌ל ge-bruikt worden, vooral wanneer het betreffende nomen onbe-paald moet blijven: לדוד מזמור ‘een psalm van David’ (…) enwanneer een st.c.-verbinding onduidelijk wordt, b.v. פר דברי ס
ישראל למלכי הימים ‘ het boek der kronieken van de koningen vanIsraël’.
§ 74. de status-constructusverbinding
§ 70. CASUS PENDENS
a. Een casus pendens of nominativus absolutus (§ 74 b) is eennaamwoord of voornaamwoord dat buiten het eigenlijk zinsverbandvooraan de zin is geplaatst. Wat op de casus pendens volgt, is op zich-zelf een zelfstandige nominale of verbale zin, waarin de plaats van decasus pendens wordt ingenomen door een terugverwijzend pronomen(hetzij separatum, hetzij suffixum).
a. Extrapositie is de afzondering van een zinsdeel door het voor- ofachteraan buiten de zin te plaatsen, waarbij op de oorspronkelijkeplaats via een pronomen naar dit zinsdeel wordt verwezen.b. In oudere grammatica’s wordt een naamwoordelijk element in extrapositie
veelal casus pendens of nominativus absolutus genoemd. Voor het Hebreeuws, datgeen naamvallen (meer) heeft, zijn deze termen minder geschikt.
§ 70. EXTRAPOSITIE
(11e ed., 2000)
§ 70. CASUS PENDENS
a. Een casus pendens of nominativus absolutus (§ 74 b) is eennaamwoord of voornaamwoord dat buiten het eigenlijk zinsverbandvooraan de zin is geplaatst. Wat op de casus pendens volgt, is op zich-zelf een zelfstandige nominale of verbale zin, waarin de plaats van decasus pendens wordt ingenomen door een terugverwijzend pronomen(hetzij separatum, hetzij suffixum).
Oude informatie = topicNieuwe informatie = focus
Het boek ligt op tafel Op tafel ligt een boek
§ 70. topic en focus
§ 70. CASUS PENDENS
a. Een casus pendens of nominativus absolutus (§ 74 b) is eennaamwoord of voornaamwoord dat buiten het eigenlijk zinsverbandvooraan de zin is geplaatst. Wat op de casus pendens volgt, is op zich-zelf een zelfstandige nominale of verbale zin, waarin de plaats van decasus pendens wordt ingenomen door een terugverwijzend pronomen(hetzij separatum, hetzij suffixum).
Oude informatie = topicNieuwe informatie = focus
Afzonderen oude informatie = topicalisatie / extrapositieAfzonderen nieuwe informatie = focalisatie
§ 70. topic en focus
EXTRAPOSITIE :
De boer ploegde voort.De boer | ploegde voort.De boer | hij ploegde voort.
De boer ploegde voort.ploegde voort, | de boer.
Hij ploegde voort, | de boer.
FOCALISATIE :
| Ik kan niet lezen.| Lezen kan ik niet.
EXTRAPOSITIE :
Lezen, | ik kan dat niet.
EXTRAPOSITIE + FOCALISATIE :
Lezen, | dat kan ik niet.
Bijbels Hebreeuws: informatiestructuurנו לה שלמים הם את אנשים הא ה‘die mannen zijn vredelievend jegens ons’ (Gen. 34:21)
extrapositie | focus subject predicaat | extrap.| hå’anåšim hå’éllε šlemim ’ittånu
Bijbels Hebreeuws: informatiestructuurנו לה שלמים הם את אנשים הא ה‘die mannen zijn vredelievend jegens ons’ (Gen. 34:21)
extrapositie | focus subject predicaat | extrap.| hå’anåšim hå’éllε šlemim ’ittånu
| šlemim hå’anåšim hå’éllε ’ittånu
Bijbels Hebreeuws: informatiestructuurנו לה שלמים הם את אנשים הא ה‘die mannen zijn vredelievend jegens ons’ (Gen. 34:21)
extrapositie | focus subject predicaat | extrap.| hå’anåšim hå’éllε šlemim ’ittånu
| šlemim hå’anåšim hå’éllε ’ittånu
hå’anåšim hå’éllε | šlemim hem ’ittånu
Bijbels Hebreeuws: informatiestructuurנו לה שלמים הם את אנשים הא ה‘die mannen zijn vredelievend jegens ons’ (Gen. 34:21)
extrapositie | focus subject predicaat | extrap.
Bijbels Hebreeuws: informatiestructuurנו לה שלמים הם את אנשים הא ה‘die mannen zijn vredelievend jegens ons’ (Gen. 34:21)
extrapositie | focus subject predicaat | extrap.| Yhwh gådol
Bijbels Hebreeuws: informatiestructuurנו לה שלמים הם את אנשים הא ה‘die mannen zijn vredelievend jegens ons’ (Gen. 34:21)
extrapositie | focus subject predicaat | extrap.| Yhwh gådol
| gådol Yhwh
Bijbels Hebreeuws: informatiestructuurנו לה שלמים הם את אנשים הא ה‘die mannen zijn vredelievend jegens ons’ (Gen. 34:21)
extrapositie | focus subject predicaat | extrap.| Yhwh gådol
| gådol Yhwh
Yhwh | gådol hu’
Bijbels Hebreeuws: informatiestructuurנו לה שלמים הם את אנשים הא ה‘die mannen zijn vredelievend jegens ons’ (Gen. 34:21)
extrapositie | focus subject predicaat | extrap.| Yhwh gådol
| gådol Yhwh
Yhwh | gådol hu’
gådol hu’ | Yhwh
Bijbels Hebreeuws: informatiestructuurנו לה שלמים הם את אנשים הא ה‘die mannen zijn vredelievend jegens ons’ (Gen. 34:21)
extrapositie | focus subject predicaat | extrap.| Yhwh haggådol
| Yhwh haggådol
Yhwh | hu’ haggådol
Yhwh | hu’ haggådol
| Yhwh hu’ | haggådol
§ 77. HET GEBRUIK VAN ‘PERFECTUM’ EN ‘IMPERFECTUM’
c. 2. Ook bij fiëntische verba drukt het ipf. toekomende tijd uit:(…), maar daarnaast ook tegenwoordige tijd, om aan te geven dat dehandeling (volgens de spreker) aan de gang is (duratief aspect), zovooral vaak in vraagzinnen: מה waarom‘ תבכי ל schrei je?’ (1 Sam. i8), wat‘ מה־תבקש zoek je?’ (ben je aan het zoeken)? (met in het ant-woord geen ipf., maar een pt. (…) (Gen. xxxvii 15).
(11e ed., 2000)
§ 77. HET GEBRUIK VAN ‘PERFECTUM’ EN ‘IMPERFECTUM’
c. 2. Ook bij fiëntische verba drukt het ipf. toekomende tijd uit:(…), maar daarnaast ook tegenwoordige tijd, om aan te geven dat dehandeling (volgens de spreker) aan de gang is (duratief aspect), zovooral vaak in vraagzinnen: מה waarom‘ תבכי ל schrei je?’ (1 Sam. i8), wat‘ מה־תבקש zoek je?’ (ben je aan het zoeken)? (met in het ant-woord geen ipf., maar een pt. (…) (Gen. xxxvii 15).
מה־תבקש ‘wat zoek je?’ (ipf.)מבקשאנכי את־אחי ‘ik zoek mijn broers’ (ptc.)
§ 77. HET GEBRUIK VAN ‘PERFECTUM’ EN ‘IMPERFECTUM’
c. 2. Ook bij fiëntische verba drukt het ipf. toekomende tijd uit:(…), maar daarnaast ook tegenwoordige tijd, om aan te geven dat dehandeling (volgens de spreker) aan de gang is (duratief aspect), zovooral vaak in vraagzinnen: מה waarom‘ תבכי ל schrei je?’ (1 Sam. i8), wat‘ מה־תבקש zoek je?’ (ben je aan het zoeken)? (met in het ant-woord geen ipf., maar een pt. (…) (Gen. xxxvii 15).
מה־תבקש ‘wat zoek je?’ (ipf.)מבקשאנכי את־אחי ‘ik zoek mijn broers’ (ptc.)
מה־אתה ראה ‘wat zie je?’ (Jer. 1:11) (ptc.)ראהשקד אני מקל ‘ik zie een amandeltwijg’ (ptc.)
c. 5. Het ipf. wordt vaak gebruikt om modaliteit uit te druk-ken. Het correspondeert dan met het Nederlandse ‘kunnen’, ‘mo-gen’, ‘moeten’, ‘willen’, enz. Afhankelijk van de context kan de zinbetrekking hebben op het heden of op de toekomst, (…). Zovooral ook in vraagzinnen: wat‘מה־תבקש zoek je?’ (eig. ‘wat zouhet kunnen zijn dat je zoekt?’ (Gen. 37:15, met in het antwoorduiteraard gewoon een pt. voor de tegenw. tijd, zie § 78 d 3), מה לwaarom‘ תבכי huil je?’ (1 Sam. 1:8) (…).
§ 77. het gebruik van ‘perfectum’ en ‘imperfectum’