Erik Schellekens, Ruben Roets woningen inspecteurs bij de renovatie van rijhuizen tot nulenergie Opstellen van een scorecard ten behoeve van energie Academiejaar 2014-2015 Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur Voorzitter: prof. dr. ir. Rik Van de Walle Industriële Technologie en Constructie Vakgroep Elektronica en Informatiesystemen,Vakgroep Master of Science in de industriële wetenschappen: bouwkunde Masterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van Begeleider: Anthony Tetaert Promotor: prof. Patrick Ampe
147
Embed
Opstellen van een scorecard ten behoeve van energie inspecteurs bij de … · 2015. 12. 5. · Academiejaar 2014-2015 Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur Voorzitter:
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Erik Schellekens, Ruben Roets
woningeninspecteurs bij de renovatie van rijhuizen tot nulenergieOpstellen van een scorecard ten behoeve van energie
Academiejaar 2014-2015Faculteit Ingenieurswetenschappen en ArchitectuurVoorzitter: prof. dr. ir. Rik Van de WalleIndustriële Technologie en ConstructieVakgroep Elektronica en Informatiesystemen,Vakgroep
Master of Science in de industriële wetenschappen: bouwkundeMasterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van
Begeleider: Anthony TetaertPromotor: prof. Patrick Ampe
Erik Schellekens, Ruben Roets
woningeninspecteurs bij de renovatie van rijhuizen tot nulenergieOpstellen van een scorecard ten behoeve van energie
Academiejaar 2014-2015Faculteit Ingenieurswetenschappen en ArchitectuurVoorzitter: prof. dr. ir. Rik Van de WalleIndustriële Technologie en ConstructieVakgroep Elektronica en Informatiesystemen,Vakgroep
Master of Science in de industriële wetenschappen: bouwkundeMasterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van
Begeleider: Anthony TetaertPromotor: prof. Patrick Ampe
I
Dankwoord
Bij deze willen we de professoren en assistenten van de Universiteit Gent bedanken die ons
doorheen de opleiding en bij het schrijven van deze masterproef begeleid hebben. We zouden graag
onze ouders bedanken voor de mogelijkheid deze opleiding te kunnen voltooien.
De auteurs geven de toelating deze masterproef voor consultatie beschikbaar te stellen en delen van
de masterproef te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen
van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te
vermelden bij het aanhalen van resultaten uit deze masterproef.
II
Samenvatting
Door de steeds strengere normen is de energetische kwaliteit van een woning een belangrijk
aandachtspunt bij nieuwbouw en renovatie. Met behulp van eenvoudige vragenlijsten wordt de
haalbaarheid beoordeeld van de renovatie van de woning tot een BEN woning.
Via deze vragenlijsten kan een energie inspecteur een duidelijk beeld vormen over de energetische
kwaliteit van de woning. Er worden verschillende energetische aspecten van de woning
geanalyseerd: de verluchting, technieken en de isolatiewaarden van de gebouwschil.
De conditie van de verschillende onderdelen van de woning is belangrijk bij het voorbereiden van
een energetische renovatie. Via een beknopte vragenlijst kan de conditie van een gebouwonderdeel
objectief worden ingeschat. Er wordt ook een haalbaarheidsstudie voor renovatie voorgesteld. Na
het doorlopen van deze vragenlijst wordt een aanbeveling geformuleerd aangaande de haalbaarheid
van een energetische renovatie of het overgaan tot nieuwbouw.
De gecreëerde checklisten zijn verwerkt in de Android applicatie GRate. Via de applicatie kan de
inspectie zeer gestructureerd verlopen. De inspecteur krijgt onmiddellijk feedback over de ingegeven
informatie. De gegevens worden opgeslagen en kunnen later worden aangepast of verwerkt.
5.7.1 Gas en stookolie .............................................................................................................................. 43
Fotovoltaïsche zonnepanelen zullen de energie van de zon omzetten in elektriciteit. De meeste
systemen met zonnepanelen zijn zo ontworpen dat de opgewekte energie wordt afgegeven op het
elektriciteitsnet. Op deze manier moet er geen lokaal systeem worden voorzien om de opgewekte
energie te stockeren.
Zonnepanelen zijn onder te verdelen in 3 types: amorf, monokristalijn en polykristalijn silicium. Zowel
de manier van productie als hun rendement verschilt. Monokristalijne zonnepanelen hebben over
het algemeen een iets hoger rendement. Polykristallijnen zonnepanelen hebben een blauw
oppervlakte dat lijkt te bestaan uit vele scherven. Monokristalijne en amorfe panelen zijn zwart van
kleur.
Zonnepanelen worden het best naar het zuiden gericht om de meeste zoninval te ontvangen. Een
hoek van 30 graden is het meest optimaal. Schaduw heeft een grote invloed op het rendement van
de zonnepanelen. Voor de plaatsing moet er dus goed worden gekeken naar eventuele
schaduwinval. Zonnepanelen die in de schaduw zijn geplaatst verliezen tot 20% van hun opbrengst.
[21]
Hernieuwbare en fossiele energiebronnen
34
Het rendement van een zonnepaneel is sterk afhankelijk van de oriëntatie en hellingshoek, zoals in
onderstaand schema verduidelijkt wordt.
Elektriciteitsopwekking in vergelijking met oriëntatie naar het zuiden met een helling van 30°.
Helling (°)
0 15 30 45 60 75 90
Oriëntatie
oosten 90 % 88 % 88 % 79 % 71 % 62 % 52 %
zuid-oosten 90 % 95 % 96 % 93 % 87 % 77 % 65 %
zuiden 90 % 97 % 100 % 98 % 92 % 83 % 70 %
zuid-westen 90 % 95 % 96 % 93 % 87 % 77 % 65 %
westen 90 % 88 % 85 % 79 % 71 % 62 % 52 %
Tabel 10: Elektriciteitsopwekking in functie van oriëntatie en helling [21]
Figuur 21: Werking zonnepaneel [15]
Hernieuwbare en fossiele energiebronnen
35
Het vermogen van zonnepanelen wordt uitgedrukt in wattpiek (Wp). Dit vermogen is berekend in
ideale omstandigheden bij loodrechte zoninval en een celtemperatuur van 25° C. De jaarlijkse
energieopbrengst wordt uitgedrukt in kWh per kWp. In België wordt er gerekend met een jaarlijkse
energieopbrengst van 85 % van het piekvermogen. 1 kWp staat dus ongeveer gelijk aan 850 kWh. In
onderstaande tabel worden de gemiddelde waarden gegeven voor de verschillende types
zonnepanelen.
Wanneer de gebruiker geen prestatiewaarden ingeeft, kan via de oppervlakte en type van de
zonnepanelen de opbrengst worden berekend. [22]
Type zonnecel Vermogen per
m2 (Wp/m2)
Oppervlakte
per kWp
(m²/kWp)
Opbrengst
per m2
(kWh/m2)
Monokristallijn
silicium 135 - 168 7,4 - 6 113 – 141
Polykristallijn
silicium 121 – 138 8,3 – 7,2 102 – 116
Amorf silicium 54 – 63 18,5 – 15,9 45 - 53
Tabel 11: Overzicht gemiddelde waarden zonnepanelen [22]
Centrale verwarming
36
5 Centrale verwarming
5.1 Verplichting verwarmingsaudits
Zoals eerder vermeld wordt in artikel 8 van de Europese richtlijn 2002/91/EG vastgelegd dat een
regelmatig onderhoud van het centraal stooktoestel vereist is. Alle verwarmingsinstallaties ouder
dan 15 jaar en met een nominaal vermogen boven de 20 kW werden verplicht een eenmalige
energiebeoordeling te ondergaan. Dit werd op Vlaams niveau bekrachtigd op 1 juni 2007. [13]
In de Europese richtlijn 2010/31 wordt deze regelgeving verstrengd. Elke verwarmingsinstallatie met
een nominaal vermogen boven de 20 kW behoort een regelmatige verwarmingsaudit te ondergaan.
In het Vlarel-besluit van 1 maart 2013 wordt deze regelgeving op Vlaams niveau bekrachtigd. Artikel
36 van dit besluit luidt als volgt:
“De eigenaar van een centraal stooktoestel met een nominaal vermogen van 20 kW of meer laat
telkens een verwarmingsaudit uitvoeren samen met de eerstvolgende onderhoudsbeurt, vermeld in
artikel 8, 4°, nadat het toestel vijf jaar oud is geworden en nadien vijfjaarlijks.
In afwijking van het eerste lid, laat de eigenaar van een centraal stooktoestel met een nominaal
vermogen van meer dan 100 kW een verwarmingsaudit uitvoeren met de volgende frequentie :
1° tweejaarlijks in het geval van een centraal stooktoestel gevoed met vloeibare brandstof;
2° vierjaarlijks in het geval van een centraal stooktoestel gevoed met gasvormige brandstof. “ [18]
Deze verwarmingsaudits hebben als doel de bevolking te informeren over de staat en energie-
efficiënte van hun verwarming. De audits worden uitgevoerd door een erkend vakman. Op het
verwarmingsauditrapport worden veel gegevens van de installatie vermeld. Via metingen wordt het
rendement van de ketel bepaald en worden aanbevelingen voor de klant gevormd.
Het vervangen van een oude ketel kan voor een grote jaarlijkse financiële besparing zorgen en de
uitstoot van zowel CO2 als schadelijke broeikasgasssen significant terugdringen.
De eigenaar is verplicht het verwarmingsauditrapport te bewaren zolang het toestel in gebruik is.
Door deze bewaarplicht vormt dit document een zeer goede graadmeter voor het verbruik en
rendement van de verwarmingsinstallatie. Dit document is dus ook zeer nuttig bij het inschatten van
de energetische efficiëntie van een verwarmingsketel.
Centrale verwarming
37
5.2 Kenplaat
Ketels zijn in vele gevallen voorzien van een kenplaat. In het Koninklijk Besluit van 11 maart 1988
werd in artikel 6 de aanwezigheid van een kenplaat op elk verwarmingstoestel verplicht. Indien een
kenplaat ontbreekt mag uitgegaan worden van een productiejaar voor 1988. Deze kenplaat bevat
verschillende gegevens:
- Naam van de constructeur
- keteltype met catalogusnummer
- Fabricagejaar
- fabricage nummer
- Nominaal vermogen van de ketel in kilowatt (KW) , megawatt (MW) of gigawatt (GW).
- Effectieve maximale bedrijfsdruk van het verwarmde fluidum
- Maximale vertrektemperatuur van het water in °C.
5.3 Vermogen
Het vermogen van een verwarmingsketel is afhankelijk van de hoeveelheid warmte die nodig is een
bepaalde ruimte te verwarmen en op temperatuur te houden. Wanneer een woning dus zeer slecht
geïsoleerd is, zal het vermogen groter moeten zijn om een bepaalde temperatuur aan te houden.
Het vermogen van een verwarmingsapparaat kan uitgedrukt worden in watt of kilocalorieën.
1 kilocalorie/uur is gelijk aan 1,16 watt. Een toestel met een vermogen van 1 watt gebruikt 1 joule
per seconde.
1 𝑊 = 1 𝐽
𝑠= 1
𝑘𝑔 ∙ 𝑚3
𝑠3
1 𝐾𝑐𝑎𝑙 = 1,16 𝑊𝑎𝑡𝑡
Het vermogen van de ketel staat steeds vermeld op de kenplaat. Het vermogen is afhankelijk van
verschillende factoren. het type brandstof en de werkingstemperatuur van de ketel.
In België zijn er 2 verschillende soorten aardgas, namelijk hoogcalorisch (G20) en laagcalorisch (g25)
gas. G25 bevat 14% stikstof en wordt geleverd op 25mbar. G20 wordt verdeelt op 20 mbar. Door de
lagere energetische waarde ligt het vermogen op G25 gemiddeld 18 % lager. Bij het gebruik van
laagcalorisch gas zal er dus meer volume ( m3 ) gas verbruikt worden. [24]
Dit verschil in energetische waarde wordt gecompenseerd door middel van
omrekeningscoëfficiënten.
1 m3 laagcalorisch gas = 9.9 kWh.
1 m3 hoogcalorisch gas = 11.5 kWh
Centrale verwarming
38
5.4 Rendement
Het rendement (η) van een verwarming is de verhouding tussen het nuttige vermogen (Q) dat aan
het medium wordt overgedragen en het vermogen dat de ketel verbruikt (P). Het rendement wordt
uitgedrukt in een percentage.
𝜂 = 𝑃
𝑄
Bij recente toestellen is een rendement van meer dan 100 % haalbaar. Dit lijkt logisch gezien
onmogelijk. In de Europese richtlijnen wordt het verlies van de warmte in de verbrandingsgassen niet
meegerekend in de berekending van het rendement. Er wordt gerekend met de onderste
verbrandingswaarde. Hierbij rekent men het aanwezige water mee als waterdamp in de
verbrandingsgassen. In de berekening houdt men rekening met een verlies van 11 % door deze
waterdamp. Hierdoor is een rendement haalbaar boven 100 %. [25]
De bovenste verbrandingswaarde houdt rekening met het water in vloeistofvorm. Het water is hierbij
dus gecondenseerd. Condensatieketels maken gebruik van de warmte in deze waterdamp en
bekomen dus een rendement hoger dan 100 %. De fysische grens voor het rendement ligt bij aardgas
op 111 % en bij stookolie op ongeveer 107 %. In de praktijk kan er op dit moment bij aardgas een
rendement gehaald worden van 109 % bij een deellast van 30 % en bij stookolie 104 %.
Figuur 22: Werking condenserende ketel [25]
Centrale verwarming
39
Wanneer het niet vermeld wordt, kan er uitgegaan worden van een rendement ten opzichte van de
onderste verbrandingswaarde. Wanneer het rendement gegeven wordt vanuit de bovenwaarde, kan
deze met onderstaande formule worden omgevormd.
𝜂 𝑜𝑛𝑑𝑒𝑟𝑤𝑎𝑎𝑟 𝑑𝑒 =𝜂𝑏𝑜𝑣𝑒𝑛𝑤𝑎𝑎𝑟𝑑𝑒
𝑓
Hierbij is f afhankelijk van de brandstof. Voor gas bedraagt deze 0.90. Bij stookolie is deze factor 0.94
De werkingstemperatuur van de ketel heeft een invloed op het rendement. Op nieuwere toestellen
zal het vermogen worden uitgedrukt in functie van de temperatuur van het medium bij het verlaten
van de ketel en bij het binnenkomen in de ketel. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het
rendement bij deellast en het rendement bij vollast. Het rendement op deellast 30 % is de
verhouding van het maximale vermogen en het vermogen bij een temperatuurregiment 40/30 °C.
Hierbij is de vertrektemperatuur 40 °C en de retourtemperatuur 30 °C.
Wanneer het niet specifiek vermeld staat, mag er vanuit gegaan worden dat er gedoeld wordt op het
rendement bij vollast. [25]
Centrale verwarming
40
5.5 Rendementseisen VLAREM trein 2013
Op 16 mei 2014 werd de definitieve goedkeuring gegeven aan de besluiten Vlarem-trein 20134. In dit
decreet worden de minimale rendementen bepaald op basis van het type en bouwjaar van de
brander. Gasbranders die niet voldoen aan onderstaande regelgeving moeten verplicht vervangen
worden.
Merk op dat vanaf 1 januari 2018 er geen rekening meer wordt gehouden met het bouwjaar van de
brander. Alle branders, met uitzondering van de niet-premix gasbranders, moeten een minimaal
verbrandingsrendement van 90 % behalen. Op dit moment haalt 25 % van de in België geïnstalleerde
gasbranders de norm van 2018 niet. Er zal dus nog een grote inspanning gedaan moeten worden om
collectief de norm te behalen. [27]
Voor stookolieketels zijn er sinds 1 juli 2013 strengere normen van toepassing. Elke brander op vloeibare vloeistof moet een minimaal rendement halen van 90 %. Indien dit niet het geval is, zal dit worden opgenomen in het verbrandingsattest.
Bij gasketels wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende ketels op basis van de aanvoer van
de verbrandingslucht.
4 besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu
Type toestel Bouwjaar
Minimaal CO2-gehalte (%)
Maximaal CO-gehalte
(koolstofmonoxide)
(mg/kWh)
Minimaal verbrandings-
rendement (%)
Maximale rookgas-
temperatuur (°C)
Gasvormige brandstof
Niet-premixgasbran
der (GI)
Vóór 1/1/1988 - 300 82 300
Tussen 1/1/1988 en 31/12/1997
- 200 86 250
Vanaf 1/1/1998 - 150 88 200
Premix gasbrander (GI)
Vóór 1/1/1988 - 270 84 250
Tussen 1/1/1988 en 31/12/1997
- 150 88 200
Vanaf 1/1/1998 - 110 90 180
Gasketel met ventilatorbrand
er (GII)
Vóór 1/1/1988 6,5 270 85 250
Tussen 1/1/1988 en 31/12/1997
7,5 150 88 220
Vanaf 1/1/1998 8,5 110 90 200
Gasvormige brandstof
Niet-premix gasbrander (GI)
Alle - 150 88 200
Premix gasbrander (GI)
Alle - 110 90 180
Gasketel met ventilatorbrand
er (GII) Alle - 110 90 200
Vloeibare brandstof
Alle Alle - 155 90 -
Tabel 12: Overzicht rendementseisen [26]
Centrale verwarming
41
Bij niet-premix gasbranders (G1) wordt slechts een deel van de verbrandingslucht gemengd met het
aardgas voor de verbranding. Bij premix gasbranders (G2) zal alle verbrandingslucht reeds gemengd
worden voor ontvlamming. Een derde type zijn de ventilatorbranders (G3). Bij deze ketels wordt de
verbrandingslucht actief aangezogen met een ventilator.
De types G1 en G2 worden in het nieuwe VLALEM decreet samengenomen tot module GI. De module
G3 wordt omgevormd tot GII. [26]
5.6 Thermostaat Bij sommige verwarmingssystemen wordt het water constant op temperatuur gehouden. Dit
systeem is vanzelfsprekend zeer inefficiënt en energie onzuinig. Een beter systeem is de
watertemperatuur te laten veranderen in functie van de warmtevraag. Hiervoor zijn er momenteel 3
systemen op de markt. [23]
5.6.1 Ketelthermostaat
Met deze regeling zal de ketelthermostaat de watertemperatuur op een bepaalde temperatuur
houden. De kamerthermostaat heeft geen invloed op de temperatuur van het water maar zal slechts
de circulatiepomp aansturen. Door deze circulatie zal het verwarmde water door de leidingen naar
de radiatoren vloeien. Deze zullen op hun beurt de warmte uitstralen. Hierdoor zal de temperatuur
van het water dalen en de ketelthermostaat zorgen dat het water terug op temperatuur komt.
5.6.2 Variabele watertemperatuur In dit geval zal de kamerthermostaat wel een invloed hebben op de watertemperatuur. Wanneer de
kamerthermostaat aanvoelt dat er vraag is, zal het water opwarmen. Indien er geen vraag is, zal de
ketel het water niet op temperatuur houden. Dit systeem is veel efficiënter door net niet constant op
temperatuur houden van het water.
Figuur 23: Werking ketelthermostaat [23]
Figuur 24: Werking kamerthermostaat [23]
Centrale verwarming
42
5.6.3 Weersafhankelijke regeling met buitenvoeler
Door het gebruik van een buitenvoeler zal de buitentemperatuur een invloed hebben op de
watertemperatuur. De gegevens van de buitenvoeler en de kamerthermostaat zullen de
watertemperatuur bepalen. In het zomerseizoen zal de buitenvoeler ervoor zorgen dat de ketel niet
actief zal worden. De buitenvoeler wordt op de buitenmuur geplaatst op een hoogte tussen de 2 en 3
meter. Deze zal gerust worden naar het noorden of noordoosten om rechtstreekse beschijning door
de zon te voorkomen.
Figuur 25: Werking buitenvoeler [23]
Centrale verwarming
43
5.7 Stickers verwarmingssystemen
Doorheen de jaren zijn er verschillende keurmerken en labels uitgebracht. Deze stickers geven
belangrijke informatie weer over de leeftijd en rendement van de verwarmingsketel. Zowel voor
gastoestellen als branders op stookolie zijn labels beschikbaar. Ook zijn er in de laatste jaren
keurmerken ontwikkeld voor pelletbranders.
5.7.1 Gas en stookolie
5.7.1.1 Keurmerk CE
In het Koninklijk besluit van 18 maart 1997 werd het CE-keurmerk verplicht op alle
verwarmingstoestellen. Door dit label wordt aangetoond dat het apparaat voldoet aan alle Europese
eisen. Dit keurmerk geldt zowel voor gas- als stookoliebranders. Bij gasbranders kan een brander met
het CE keurmerk qua rendement vergeleken worden met een HR+. Bij stookolieketels staat deze
gelijk met het OPTIMAZ label.
5.7.1.2 Energy Star
Stookolieketels die uitgerust zijn met een Energy Star label hebben een minimaal rendement van
85%. Gasketels met onderstaand label hebben een gegarandeerd rendement van 90%.
Figuur 27: Energy Star [28]
Figuur 26: CE keurmerk [28]
Centrale verwarming
44
5.7.2 Gas
5.7.2.1 Label BGV/AGB
Dit label werd uitgegeven door de Belgische Verenig der Gasvaklieden (BVG). Door de plaatsing van
dit label wordt aangegeven dat het toestel voldeed aan hun vereiste van een minimaal rendement
van 80 %. Indien enkel dit label aanwezig is, kan men uitgaan van het bouwjaar 1970.
5.7.2.2 Label HR
Dit label werd uitgegeven vanaf 1983. Dit label stelt dezelfde eisen aan de installatie als het
Koninklijk besluit van 11 maart 1988, artikel 4. Deze eisen werden beschreven in norm NBN D06. Elke
verwarmingsketel met een nominaal vermogen onder 30 kW moest een minimaal rendement halen
van 86 %. Voor een ketel met dit label mag een bouwjaar worden aangenomen vanaf 1983.
Figuur 28: Label BGV/AGB [28]
Figuur 29: Label HR [28]
Centrale verwarming
45
5.7.2.3 Label HR+
Door een aanpassing in het Koninklijk besluit van 1988 werd het te halen rendement voor een
nominaal vermogen van 30 kW verhoogt tot 87.5 %. Dit label werd uitgegeven vanaf 1996.
5.7.2.4 Label HR TOP
In het Koninklijk besluit van 18 maart 1997 werden de rendementseisen voor nieuwe gasketels
verstrengd. [29] Het HR-TOP label is enkel voor condenserende ketels. Het rendement bij volledige
belasting bij een HR-TOP ketel bedraagt minstens 92,5 %. Bij een gedeeltelijke belasting bij een
retourtemperatuur van 30 ° wordt een rendement van 98,3 % vereist. Dit label kwam in voege in
1998. Op dit moment zijn de regels voor erkenning als HR TOP ketel verstrengd. Het
minimumrendement bij vollast bedraagt 95%. Het rendement bij deellast moet ten minste 107 %
bedragen.
Figuur 30: label HR+ [28]
Figuur 31: Label HR top [28]
Centrale verwarming
46
5.7.3 Stookolie
5.7.3.1 Optimaz label
De Optimaz labels worden uitgegeven door Cedicol. Deze organisatie is het referentiecentrum voor
verwarmingssystemen met vloeibare brandstoffen. Dit Optimaz label is het bewijs dat de
stookolieketel voldoet aan de eisen van het Koninklijk Besluit van 1988. Dit minimum rendement is
86 %. Dit oudere Optimaz label werd uitgegeven vanaf 1990.
5.7.3.2 Optimaz
Het vernieuwde Optimaz label geeft aan dat de ketel voldoet aan de eisen van het Koninklijk besluit
van 18 maart 1997. Deze sticker wordt uitgegeven sinds 2005. Intussen moet een stookolieketel een
minimaal rendement halen van 93 %.
Figuur 32: Oud label Optimaz [28]
Figuur 33: Label Optimaz [28]
Centrale verwarming
47
5.7.3.3 Optimaz Elite
Het Optimaz Elite label is voorbehouden voor verwarmingsinstallaties met een condensatietechniek.
Deze ketels moeten een minimaal rendement halen van 97,5 %.
Figuur 34: Label Optimaz elite [28]
Centrale verwarming
48
5.7.4 Pelletketels
5.7.4.1 Nordicswann
Bij aanwezigheid van het NordicEcolabel op een niet-condenserende pelletketel mag een
minimumrendement van 87 % worden aangenomen.
5.7.4.2 Blaue Engel
Bij aanwezigheid van het label Blaue Engel op een pelletketel, mag een minimumrendement van 90
% worden aangenomen. Indien het bouwjaar niet gekend is, mag het bouwjaar 2006 worden
aangenomen.
Figuur 35: Label Nordic Ecolabel [30]
Figuur 36: Label Der Blaue Engel [31]
Centrale verwarming
49
5.8 Afgiftesystemen
Er zijn verschillende mogelijkheden voor het afgeven van de warmte van de centrale verwarming. Er
kan gewerkt worden met vloerverwarming, radiatoren, convectoren of luchtverwarming.
Het meest voorkomende afgiftesysteem zijn radiatoren. Het warme water van de ketel wordt door
de radiator gevoerd. In de radiator geeft het water warmte vrij in de vorm van stralingswarmte. In
een klassiek verwarmingssysteem zal het water een temperatuur hebben tot 70°C. In een BEN
woning zal gestreefd worden naar een watertemperatuur van 45°C. Deze temperatuurverlaging zorgt
voor een aanzienlijke energiebesparing. Door deze verlaging zal de radiator groter worden
gedimensioneerd.
Een andere mogelijkheid is de plaatsing van convectoren. Deze hebben bijna hetzelfde uitzicht als
een radiator, maar hebben een andere werking. Een convector bevat veel minder water. Onderaan
loopt er een koperen buis. Hieraan zijn aluminium lamellen bevestigd. Door het opwarmen van deze
lamellen zal de convectiewarmte in de woning worden verspreid. Convectoren op lage temperatuur
zijn een goede optie voor de verwarming van een BEN woning.
Bij vloerverwarming wordt de warmte in de woning verspreid door een buizennetwerk dat is
ingewerkt in de vloer. Het water van 30 tot 40 graden zal de vloer opwarmen. Vloerverwarming zorgt
voor zeer gelijkmatige verwarming en creëert een hoge gevoelstemperatuur. Door de lage
watertemperatuur is dit systeem zeer gunstig voor een BEN woning. Vloerverwarming is zeer goed te
combineren met het gebruik van een warmtepomp.
Een ander type verwarming is de luchtverwarming. Bij dit systeem zal de lucht via het
ventilatiesysteem verwarmt worden. Deze verwarming kan elektrisch, op warm water of via een
warmtepomp gebeuren. Dit systeem is enkel toepasbaar bij een verluchtingsysteem D. [23]
Decentrale verwarming
50
6 Decentrale verwarming
Naast de eventuele aanwezigheid van een centrale verwarming, kan er ook decentrale verwarming
aanwezig zijn. Deze lokale verwarmingsapparaten worden apart ingevoegd. Enkel vast geïnstalleerde
toestellen worden meegerekend. Verplaatsbare gasbranders of elektrische verwarming wordt niet
ingerekend. [23]
6.1 Elektriciteit
Lokale verwarming op elektriciteit kan opgedeeld worden in 2 soorten. Er is enerzijds de direct
elektrische verwarming en er is elektrische accumulatieverwarming. Een directe elektrische
verwarming zal de elektriciteit direct omzetten in warmte. Accumulatieverwarming zal s nachts
elektriciteit op nachttarief gebruiken om op te laden. Doorheen de dag geeft deze warmte af.
Statische verwarming geeft warmte af via natuurlijke straling en convectie. Bij dynamische
verwarming zal een ventilator ervoor zorgen dat de warmte sneller in de ruimte kan worden
verspreid.
6.2 Kachels
Kachels zijn een populaire vorm van decentrale verwarming. Er zijn verschillende soorten brandstof:
gas, kolen, stookolie, hout en pellets. Op de meeste kachels is een kenplaat voorzien. Deze kenplaat
kan belangrijke informatie voorzien zoals het bouwjaar en vermogen.
Kolenkachels en houtkachels werken met een manuele toevoer van de brandstof. Gaskachels zijn te
herkennen aan de koperen gasleiding. Stookolieketels worden via een dunne leiding voorzien van
brandstof. Pelletkachels hebben een lokale pellet opslag. Via een schroef worden de pellets
gelijkmatig in de verbrandingskamer gebracht. De stickers die besproken worden bij de gas, stookolie
en pelletketels zijn ook hier van toepassing.
Checklist sloop vs. renovatie
51
7 Checklist sloop vs. renovatie
In het energierenovatieprogramma 2020 [3] zijn er veel maatregelen opgenomen om via grondige
renovatie de energieprestaties van een woning te verbeteren. Voor sommige woningen is het niet
mogelijk of economisch onhaalbaar om deze te renoveren tot energiezuinige woningen. In deze
gevallen is gedeeltelijke of volledige sloop van de woning een betere keuze.
Om dit te onderzoeken stelde de Vlaamse Overheid het studiebureau PHL Arck aan. Arck is een
samenwerking van de faculteit architectuur en kunst op de Provinciale Hogeschool Limburg. Samen
met een team van specialisten van het WTCB, bouwunie en verschillende universiteiten
onderzochten ze welke factoren een rol spelen in de afweging om een woning (gedeeltelijk) te slopen
of te renoveren.
In Vlaanderen zijn er naar schatting een 2.535.00 woningen aanwezig. Hiervan zijn er ca. 1.500.000
gebouwd voor 1970 en ca. 460.000 voor 1945. In de laatste 10 jaar zijn er slechts ca. 152.000
woningen in nieuwbouw geplaatst. Dit stemt overeen met ongeveer 6 % van het Vlaamse
Woningpark. Er is dus een sterke veroudering merkbaar.
Er zijn verschillende factoren die in overweging moeten genomen worden. De leeftijd van de woning
geeft in vele gevallen een goede indicatie over de bouwmethode en basisstructuur van de woning. Er
zijn de bouwfysische en bouwtechnische elementen: vocht in de woning, falende structuur, weinig
licht, isolatieniveau… Daarnaast is ook het uitrustingsniveau van de woning een belangrijke factor:
aanwezigheid van centrale verwarming, keuken, badkamer, verluchtingsysteem …
Deze factoren werden in een overzichtelijke checklist vervat. Aan de hand van de uitkomst van de
vragenlijst kan een auditeur een objectieve beoordeling geven van de staat van de woning. Het is
vanzelfsprekend dat deze uitkomst niet bindend is. De ervaring en beoordeling van de auditeur zijn
bij deze beoordeling van groot belang. De vragenlijst leidt tot 3 verschillende uitkomsten.
Wanneer de woning beschermd is of een architecturale of cultuurhistorische heeft is sloop
vanzelfsprekend uitgesloten. De aangegeven problemen zullen in een grondige renovatie aangepakt
worden.
Wanneer de woning niet beschermd is en er een of meerdere oranje vragen positief werden
beantwoord, dan is sloop waarschijnlijk een betere optie dan een ingrijpende renovatie.
Als er enkel gele vragen positief werden beantwoord is de kans groot dat de woning met renovatie
kan omgevormd worden tot een woning die voldoet aan de huidige normen en eisen. [32]
Checklist sloop vs. renovatie
52
Tabel 13: Checklist sloop of renovatie
Tabel 14: checklist sloop vs. renovatie [32]
Conditiestaatmeting
53
8 Conditiestaatmeting
In de applicatie zal er zeer veel nadruk worden gelegd op de energie efficiëntie en prestatie van de
verschillende gebouwonderdelen. Deze informatie is noodzakelijk voor een goede inschatting van de
kostprijs en haalbaarheid van een doorgedreven renovatie.
Voor een goede inschatting zijn echter niet enkel de energetische kwaliteiten van de woning
belangrijk. Ook de staat van de verschillende gebouwonderdelen zijn een belangrijke factor bij
beslissingen over renovatie. Wanneer een muur bijvoorbeeld een goede isolatiewaarde heeft maar
grote scheuren vertoont, zal deze een eerste prioriteit moeten krijgen bij renovatie.
Voor een correcte en objectieve beoordeling is conditiestaatmeting noodzakelijk. In Europa zijn er
verschillende methode om de conditie van een gebouw te beoordelen. In het volgende onderdeel
worden de verschillende normen onderzocht en vergeleken. Uit deze vergelijking zal de beste
methode worden gezocht voor de integratie in de applicatie.
Conditiestaatmeting
54
8.1 EPIQR Europese methode EPIQR ofwel Energy Performance Indoor Environmental Quality Retrofit is een
middel ontwikkeld door onderzoekers uit verschillende Europese landen
(Zwitserland, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Duitsland en
Griekenland) met als voornaamste doel het verbeteren van de energieprestaties
en luchtkwaliteit in gebouwen en het helpen beslissen of een gebouw moet
worden gerenoveerd. EPIQR richt zich hierbij op residentiële gebouwen
voornamelijk appartementen. Hierbij wordt onder andere met het verval van
bouwelementen rekening gehouden. [33]
Figuur 38: De EPIQR software [33]
Een evaluatie van het gebouw gebeurt door een inspectie ter plaatse en een software tool. De EPIQR
tool kan worden gebruikt voor het opstellen van renovatieplannen en hun kost, het berekenen van
de energieprestaties, om uiteindelijk een globaal kwaliteitsrapport te verkrijgen. EPIQR is dus te
beschouwen als hulpmiddel om renovaties van residentiële woningen te plannen, met
energieprestatie als een belangrijke parameter. [33] [34] [35]
Figuur 37: Label EPIQR
Conditiestaatmeting
55
8.2 TOBUS Europese methode TOBUS is een hulp tool om architecten of/en ingenieurs te helpen bij het herinrichten van
kantoorgebouwen. Een team uit verschillende Europese landen heeft de TOBUS gemaakt om de
kosten van de nodige werken te ramen. Het maakt gebruik van een checklist. Deze is in software
verwerkt, de software is enkel beschikbaar voor Microsoft Windows. De bouwmaterialen,
kantoorvoorzieningen (bv. binnenverlichting), het “binnenmilieu en de energieprestatie” van het
gebouw worden bestudeerd. De gebreken en de ernst ervan worden vastgesteld, en met behulp van
de database wordt een keurletter toegekend. De staat of prestatie van een deel van het gebouw kan
zo van 'A' tot 'D' beoordeeld worden, gaande van ‘A’ uitstekend tot ‘D’ zeer slecht. Bijvoorbeeld een
buitenmuur waarin kleine barstjes zitten krijgt letter ‘B’, een buitenmuur meet grote barsten,
gescheurde voegen, zettingsscheuren, … krijgt letter ‘D’ In de database van de software staan
illustraties om de ingenieur/architect te helpen bij deze beoordeling. Een voorbeeld van de software
implementatie is onderaan weergegeven. [35] [36] [37]
Figuur 39: Tobus software [38]
Nadat de controle van het gebouw volbracht is stelt de software mogelijke herinrichting- of
verbeteringswerken voor en de geraamde kosten van deze praktijken. In de database van de
software staan ook verdere details over de nodige werken zodat de ingenieur/architect een beter
inzicht in krijgt. Zo kan er aan de potentiële klant een duidelijk overzicht gegeven worden van de
nodige werken en de geraamde kosten hiervan. [38]
Conditiestaatmeting
56
Tabel 15: Overlopen eigenschappen TOBUS
Toepassingsgebied De TOBUS beslaat enkel kantoorgebouwen die een nieuwe bestemming krijgen of gerenoveerd moeten worden. De binnen omgeving wordt geoptimaliseerd naar de vooropgestelde eisen van de eigenaar. Zo worden zij heringericht tot een functionele werkvloer
Inspectie wijze De inspectie werkt door middel van visuele controle door een ingenieur of architect. Het werkt met een schema en software die de ingenieur/architect helpt met het onderzoek. De software werkt op het besturingssysteem Windows
Beschouwde bouwonderdelen De norm bestudeert de bouwmaterialen, de verwarming, de waterleidingen, de kantoorvoorzieningen (bv liften), de verlichting, de energieprestaties van het gebouw en het milieu in de kantoorruimte. Dit bezorgt de ingenieur of architect voldoende informatie over de nodige werken die in dit kantoorgebouw moeten gebeuren om het een functionele ruimte te maken.
Beoordelingswijze In het project TOBUS werd een checklist opgesteld, deze checklist wordt verder ingedeeld in verschillende categorieën. De checklist helpt de architect/ingenieur bij het retrofitten (=herinrichten) van het gebouw. De mate en de oorzaak van de fysieke schade worden vastgesteld met behulp van de software. Volgens een database kan de gebruiker bepalen in welke staat het onderdeel zich bevindt, gaande van "A" tot "D". In de database staan ook de nodige werken en geraamde kosten van de werken per onderdeel beschreven.
Inspecteurs De controle wordt uitgevoerd door een ingenieur of architect die verantwoordelijk is voor de herinrichting van het gebouw.
Conditiestaatmeting
57
8.3 HHSRS Engelse norm HHSRS is een Engelse norm en staat voluit voor Housing Health and Safety Rating System. Het doel
van de norm is een zekere kwaliteit waarborgen van huurwoningen op het vlak van veiligheid en
gezondheid. De norm is gericht op niet-professionelen. Alle huurwoningen dienen aan deze norm te
voldoen. Een officiële inspectie kan worden aangevraagd door zowel huurder, verhuurder als
omwonenden. Door het hanteren van deze norm kan de verhuurder voorbereiden op een officiële
HHSRS inspectie. [39]
De norm werd ontwikkeld om eigenaars van huurwoningen een goede leidraad te geven hun
verhuurwoningen in orde te brengen op vlak van veiligheid en gezondheid. De woningen zullen na
aanpassing aan deze norm gecontroleerd worden door een professionele ambtenaar die indien nodig
nog de nodige aanpassingen zal opleggen. Bij zware overtredingen kan deze zelfs de woning
onbewoonbaar verklaren of zelfs een bevel geven tot het slopen van de constructie. De norm is
duidelijk onderverdeeld in verschillende onderdelen. De inspectie wordt uitgevoerd aan de hand van
een checklist. Elk element dat een veiligheidsrisico kan inhouden wordt door middel van een
checklist ingeschat. Elk risico heeft ook een eigen coëfficiënt waarin wordt vervat in welke mate het
risico bijdraagt tot het algemeen veiligheidsniveau. Uiteindelijk zal het gebouw een score krijgen van
9-5000, waarbij 5000 een zeer gevaarlijke situatie voorstelt. [40]
Tabel 16: Overlopen eigenschappen HHSRS
Toepassingsgebied Deze norm is van toepassing op woningen die door private eigenaars worden verhuurd.
Inspectie wijze De inspectie wordt uitgevoerd aan de hand van een checklist.
Beschouwde bouwonderdelen De norm onderzoekt de bouwfysische, materiele en hygiënische gevaren die de veiligheid van de bewoners in gedrang kunnen brengen. Ook het valrisico en de brandrisico’s worden ingeschat.
Beoordelingswijze Elk risico heeft ook een eigen coëfficiënt waarin wordt vervat in welke mate het risico bijdraagt tot het algemeen veiligheidsniveau. Uiteindelijk zal het gebouw een score krijgen van 9-5000, waarbij 5000 een zeer gevaarlijke situatie voorstelt
Inspecteurs De norm is ontworpen voor niet professionelen
Conditiestaatmeting
58
8.4 Portugese norm
De norm is bedoeld voor de beoordeling van huurwoningen met het oog op eventuele verhoging van
de huur. De checklist wordt gehanteerd door professionelen die een aparte opleiding krijgen voor
het gebruik hiervan. De checklist is onderverdeeld in verschillende onderdelen. Het eerste onderdeel
is een lijst van gebreken in de functionele onderdelen van de woning. In het tweede deel wordt er
aan elk defect een coëfficiënt toegekend. Hierna wordt er verantwoording toegevoegd die aan de
hand van foto’s en beschrijvingen. Daarna wordt de uiteindelijke evaluatie beschreven. Elke fout in
de woning wordt beoordeeld op een schaal van 1 tot 5. Waarbij 5 staat voor een klein defect en 1
een kritische fout voorstelt. Elk van de 37 punten van de checklist krijgt een coëfficiënt die kan
variëren tussen 1 en 6. Bij de eindevaluatie wordt de eindscore berekend. Deze kan dan worden
ingedeeld in 5 klassen. Vanuit deze onderverdeling wordt een besluit genomen aangaande de
maximale verhoging van de huurprijs. Het probleem met het inhuren van professionelen is dat het
loon voor het uitvoeren van een inspectie relatief laag is, waardoor het steeds moeilijk wordt
professionelen te vinden die een inspectie willen uitvoeren. Updates van de checklist worden niet
voldoende doorgegeven naar de inspecteurs, waardoor deze zeer traag worden geïmplementeerd.
Het ontbreken van een ondersteunende software tool verhindert een zeer eenduidig gebruik van de
norm. Op 5 jaar is er slechts 2% van de huurwoningen geïnspecteerd. De oorzaak hiervan is niet te
zoeken bij de norm zelf, maar bij het slechte economische klimaat waardoor een verhoging van de
huurprijs voor vele huurders niet haalbaar zou zijn en de leegstand sterk zou stijgen. [41] [42] [43]
Tabel 17: Overlopen eigenschappen MAEC
Toepassingsgebied Deze norm is van toepassing op woningen die worden verhuurd.
Inspectie wijze Het is een visuele inspectie waarbij de resultaten worden verzameld in een checklist.
Beoordelingswijze Elke fout in de woning wordt beoordeeld op een schaal van 1 tot 5. Aan de hand van een coëfficiënt wordt een algemene score tussen 1 en 5 bekomen.
Inspecteurs De norm is ontworpen voor professionelen.
Conditiestaatmeting
59
8.5 NEN2767 Nederlandse norm De Nederlandse norm betreffende de conditiestaatmeting van gebouwen heeft als doel een
eenduidige manier te leveren om de conditiestaat van gebouwen te evalueren. Al te veel worden
gebouwen te “subjectief” beoordeeld met als gevolg dat verschillende professionele inspecteurs
verschillende besluiten leveren. Met ruim uitgeschreven beoordelingscriteria en een punten systeem
probeert deze norm dit verschijnsel zo goed mogelijk in te perken. (Straub 2009)
De standaard richt zich naar (grootschalige) vastgoed eigenaars, huurders, aannemers en uiteraard
controleurs, de focus ligt voornamelijk bij de grootschalige onderzoeken. Het oordelen gebeurt
hoofdzakelijk door middel van visuele inspectie van het gebouw. De uiteindelijke beoordeling van het
gebouw gebeurt door middel van een score van 1 tot 6, wat enigszins afwijkt op de andere Europese
systemen, die eerder 5 scores hanteren. De score 1) staat voor zeer goed, en 6) voor zeer slecht. Een
score wordt bekomen door het evalueren van bouwonderdelen op 3 punten. [41] [44]
Figuur 40: Flowchart NEN2767
Elk defect wordt beoordeeld volgens zijn, intensiteit (1-3), de mate waarin het onderdeel van belang
is(1-3), en de mate waarin de schade reeds in doorgedreven (1-5). Voor elk bouwonderdeel wordt
dan een samenvattende score van 1 tem 6 opgesteld. Deze score valt via de 3 voorgaande criteria
(intensiteit, belang, en omvang) af te leiden uit Tabel 18: Conditiemetingsmatrix. Ongeveer 80 à 90%
van de bestaande courante materialen zouden al in de norm opgenomen zijn. [45] [46]
Bij het samenvoegen van de scores van de verschillende bouwonderdelen wordt er rekening
gehouden met de nieuwprijs van het constructieonderdeel. Door dit systeem zullen goedkopere
onderdelen in een slechte staat slechts weinig invloed hebben op de totale score. Deze
evenredigheid stemt niet altijd overeen met de praktijk. Een lekkende thermostatische kraan aan een
verwarmingselement zal door zijn relatief lage kostprijs slechts een kleine invloed hebben op het
eindresultaat. Dit defect kan echter zorgen voor drukverlies in de volledige centrale verwarming. Dit
drukverlies leidt tot een inefficiënt gebruik van de energie en in het ergste geval tot het uitvallen van
de totale verwarming. Het is duidelijk dat dit defect zeer ernstig is en een snelle reparaties vereist.
Door de lage kostprijs van het element zal dit niet worden gereflecteerd in de eindscore.
Door middel van deze score kan een totaal kwaliteitsniveau van de woning voorop gesteld worden.
Zo kan tussen huurder en eigenaar worden afgesproken dat geen enkel onderdeel onder score 3 mag
komen, het plannen van onderhoud kan dus vereenvoudigd worden via deze norm. Ook kan deze
Conditiestaatmeting
60
gebruikt worden om bij beheer van een groot patrimonium, prioriteiten te stellen aan welk
onderhoud eerst zal moeten gebeuren. Zo kan het onderhoudsbudget op de best mogelijke wijze
worden gespendeerd. Hiervoor zijn echter bijkomende studies nodig, omdat de norm zicht hier niet
expliciet op toespitst. [44]
Verdere nadelen van de norm zouden zijn dat deze te veel gericht is op grote projecten, en niet echt
goed toepasbaar zou zijn op bv een eengezinswoning. Ook zou het niet evident zijn bestaande
controleurs om te scholen naar dit systeem.
8.5.1 Overlopen betekenis verschillende scores Bron: [45]
Conditie 1
Deze conditie komt overeen met nieuwe, onbeschadigde elementen. Er zijn geen sporen van
veroudering vast te stellen. Er kan een zeer lichte vuilaanslag op het element voorkomen.
Functionele gebreken ten gevolge van een calamiteit kunnen voorkomen. De uitwerking en
detaillering van het element is deugdelijk. Ook de gebruikte basismaterialen en ontwerp zijn van
goede kwaliteit. Enige herstellingswerken zijn duurzaam uitgevoerd. (Plandatis 2012)
Conditie 2
Deze conditie is te beschrijven als nieuwbouw waarin de eerste tekenen van veroudering zichtbaar
zijn geworden. Er mogen zich geen functionele gebreken voordoen die bv. vochtoverlast ten gevolge
kunnen hebben. Materiaalaantasting kan zeer sporadisch te bespeuren zijn. Er kan een tamelijk
duidelijke vuilaanslag aanwezig zijn. Zowel het ontwerp, de gebruikte materialen en uitvoering zijn
“als degelijk” te omschrijven. Enige herstellingswerken zijn duurzaam uitgevoerd. (Plandatis 2012)
Conditie 3
Bij deze conditie is het verouderingsproces duidelijk te zien op de aanwezige elementen.
Tochtoverlast kan zich plaatselijk voordoen. Functionele gebreken die vochtoverlast of
onbruikbaarheid veroorzaken, mogen niet aanwezig zijn in de structuur. Er kunnen zich plaatselijk
ernstige gebreken voordoen in zowel de materialen als de constructie. Deze gebreken mogen echter
geen invloed hebben op de functionaliteit. De elementen kunnen een zeer duidelijke vuilaanslag
vertonen. Zowel het werk, de materialen en het ontwerp zijn als matig te omschrijven. Er zijn
duidelijk tekortkomingen te zien in de uitvoering en detaillering. Naast duurzame reparaties kunnen
er ook plaatselijke reparaties worden waargenomen die slecht zijn uitgevoerd of niet met de juiste
materialen. (Plandatis 2012)
Conditie 4
Het verouderingsproces is zeer duidelijk te merken. Functionele gebreken zoals tochtoverlast en
vochtoverlast kunnen zich incidenteel voordoen in de constructie. Deze gebreken zijn het gevolg van
de veroudering. Gebreken aan materiaal en constructie komen plaatselijk tot regelmatig voor. Deze
hebben gevolgen voor de functionaliteit van het gebouw. De elementen zijn duidelijk verweerd en
aangetast door het milieu. De algemene uitvoering van de constructie is zeer matig. De fouten in
materiaalkeuze en ontwerp hebben functionele gebreken tot gevolg. (Plandatis 2012)
Conditiestaatmeting
61
Conditie 5
Door ernstige gebreken aan materialen en de constructie zijn de primaire functies van het gebouw
niet meer gewaarborgd. De gebreken geven overlast in het gebouw en zorgen voor regelmatige
bedrijfsonderbrekingen en storingen. Door de slechte keuze van materialen en ontwerp zullen er
storingen optreden in het functioneren van de installaties. De constructie en technische installaties
zullen niet meer voldoen aan de normen en voorschriften. (Plandatis 2012)
Conditie 6
De conditie is zo slecht dat het niet meer te classificeren is onder conditie 5. De continue storingen
en gebreken zullen de functionaliteit van het gebouw in verval doen gaan. (Plandatis 2012)
Conditiestaatmeting
62
Tabel 18: Conditiemetingsmatrix
Conditiestaatmeting
63
8.6 Samenvattende tabel
Toep
ass
ing
sgeb
ied
Insp
ecti
e w
ijze
Bes
cho
uw
de
bo
uw
on
der
del
en
Beo
ord
elin
gsw
ijze
Insp
ecte
urs
EPIQ
R
Vo
orn
amel
ijk
app
arte
men
ten
Insp
ecti
e te
r p
laat
se
met
so
ftw
are
too
l
Vo
lled
ige
geb
ou
w
met
nad
ruk
op
ve
nti
lati
e en
iso
lati
e
Ein
dra
pp
ort
met
en
ergi
epre
stat
ies
Inge
nie
ur
of
arch
itec
t
TOB
US
Ren
ova
tie
en
h
erb
este
mm
ing
kan
tore
n
Vis
uel
e co
ntr
ole
met
so
ftw
are
on
der
steu
nin
g
Inte
rne
stru
ctu
ur
en
voo
rzie
nin
gen
Ch
eckl
ist
met
b
eoo
rdel
ing
van
A
tot
D
Inge
nie
ur
of
arch
itec
t
HH
SRS
Pri
vate
h
uu
rwo
nin
gen
Vis
ele
con
tro
le m
et
chec
klis
t
Bo
uw
fysi
sch
e,
mat
erie
le e
n
hyg
iën
isch
e ge
vare
n
Beo
ord
elin
g ve
iligh
eid
sniv
eau
va
n 9
to
t 5
00
0
Nie
t-p
rofe
ssio
nel
en
Po
rtu
ges
e no
rm
Hu
urw
on
inge
n
Vis
uel
e co
ntr
ole
met
ch
eckl
ist
Vo
lled
ige
geb
ou
w
incl
usi
ef t
ech
nie
ken
Alg
emen
e sc
ore
van
1
to
t 5
Pro
fess
ion
elen
NEN
27
67
Vo
orn
amel
ijk g
rote
ge
bo
uw
en
Vis
uel
e co
ntr
ole
van
ge
bre
ken
Vo
lled
ig g
ebo
uw
incl
usi
ef t
ech
nie
ken
en
afw
erki
ng
Sco
re p
er o
nd
erd
eel
of
volle
dig
e ge
bo
uw
, va
n 1
to
t 6
Pro
fess
ion
elen
Tabel 19 overlopen normen conditiestaatmeting
Conditiestaatmeting
64
8.7 Conclusie
In België bestaat er nog geen norm die de conditiestaatmeting beschrijft. Bedrijven die deze dienst
aanbieden in België hebben de vrije keuze welk controlesysteem ze toepassen. De meest toepasbare
norm in de applicatie is NEN 2767. Deze Nederlandse norm heeft als doel een eenduidige en
objectieve manier aan te leveren voor de conditiestaatmeting van gebouwen. Elk gebrek aan een
bouwonderdeel wordt beoordeeld op ernst, intensiteit en omvang. Hieruit resulteert een score van 1
tot 6, waarbij 1 overeenstemt met nieuwstaat en 6 een zeer slechte staat voorstelt. Deze manier van
beoordeling geeft een zeer duidelijk beeld van het gebrek.
Na het beoordelen van elk gebouwonderdeel kunnen deze scores worden samengenomen tot een
algemene score voor het gehele gebouw. Het samenvoegen van deze scores gebeurt evenredig met
de nieuwprijs van de verschillende bouwonderdelen. Deze samenvoeging zal in de applicatie niet
worden verwerkt.
Applicatie GRate
65
9 Applicatie GRate
9.1 Inleiding De verkregen checklisten zijn verwerkt in een android applicatie: GRate. Het voordeel van een
applicatie ten opzichte van een analoge checklist is zeer groot. De auditeur krijgt rechtstreekse
feedback vanuit zijn input. Ook kan de applicatie relatief makkelijk worden aangepast aan de
nieuwste normen.
Deze applicatie is bedoeld als proof-of-concept. Dit betekent dat deze applicatie een mogelijke
manier van implementatie wil aantonen. De applicatie is dus niet volledig operationeel. Niet alle
checklisten zijn in de applicatie verwerkt.
In het volgende deel wordt een kort overzicht geschetst van de applicatie. Het is niet mogelijk de
volledige applicatie op papier weer te geven. Hiervoor wordt er doorverwezen naar de applicatie.
9.2 Programmatie De applicatie is volledig uitgeschreven in code. Deze code is beschikbaar op de bijhorende CD-rom.
Het is onmogelijk het volledige programmeerproces te beschrijven. Als voorbeeld wordt de code
toegevoegd voor het bepalen van het advies na het doorlopen van de checklist sloop vs. renovatie.
Deze checklist is te vinden onder het hoofdstuk checklist onbewoonbaarheid. Na het doorlopen van
de vragen worden de antwoorden geïnterpreteerd door onderstaande code.
[1] European Energy Agency, "Air quality in Europe - 2014 report," in EEA report vol. No 5/2014, E. Agency, Ed., 5/2014 ed, 2014, p. 84.
[2] "Kyoto protocol to the united nations framework convention on climate change," ed: United Nations, 1998, p. 21. [3] L. Peeters, "Actieplan van het Energierenovatieprogramma 2020 voor het Vlaamse woningbestand versie oktober
2011," V. Energieagentschap, Ed., ed, 2011, p. 44. [4] "Submission by Denmark and the European commision on behalf of the European Union and its member states,"
D. P. o. t. c. o. t. e. u. 2012, Ed., ed, 2012, p. 7. [5] European Energy Agency, "Trends and projections in Europe 2014," E. E. Agency, Ed., 6/2014 ed, 2014, p. 124. [6] European Energy Agency, "Renewable energy in Europe approximated recent growth and knock-on effects," E. E.
Agency, Ed., 1/2015 ed, 2015, p. 70. [7] United Nations, "Report of the Conference of the Parties serving as the meeting of the Parties to the Kyoto
Protocol on its first session, held at Montreal from 28 November to 10 December 2005," UNFCCC, Ed., ed, 2006, p. 66.
[8] Raad van de Europese Unie, "Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG," vol. 2014/0011 (COD), ed. Brussel: raad van de Europese Unie 2014, p. 9.
[9] Belgische overheid. (2015). De aankoop van emissierechten in het buitenland (JI/CDM). Available: http://www.klimaat.be/nl-be/klimaatbeleid/belgisch-klimaatbeleid/federaal-klimaatbeleid/aankoop-van-emissierechten/
[10] Taskforce klimaatbeleid Vlaanderen, "Vlaams Klimaatbeleidsplan 2002 – 2005," M. v. d. V. Gemeenschap, Ed., ed, 2003, p. 216.
[11] Bouwelementen en bouwdelen - Warmteweerstand en warmtedoorgangscoëfficient - Berekeningsmethode (NBN B 62-002 : 2008), nbn, 2008.
[12] Professor Ingenieur P. Ampe. (2013). Bouwfysica 1. [13] Europees parlement, "Richtlijn 2002/91/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002
betreffende de energieprestatie van gebouwen," ed: Europees parlement, 2003. [14] Europees Parlement, "DIRECTIVE 2010/31/EU OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL of 19 May
2010 on the energy performance of buildings," E. Parlement, Ed., ed, 2010, p. 23. [15] L. Peeters, "Praktische bouwgids voor jouw BEN-woning," Vlaamse Overheid, p. 72, Januari 2015 2015. [16] Vlaamse Overheid: Departement Leefmilieu, natuur en energie, "EPB-eisen vanaf 2016," ed, 2015, p. 1. [17] Vlaamse Overheid. (2015, 2/08). Wat komt aan bod in een EPC ? Available:
http://www.energiesparen.be/epcparticulier/inhoud [18] Vlaamse overheid, "Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het VLAREL en tot wijziging van diverse
andere besluiten wat betreft erkenningen met betrekking tot het leefmilieu," V. gemeenschap, Ed., ed, 2013, p. 37.
[19] Brussels instituut voor milieubeheer, "Fiche 3.2: vergelijking van de verwarmings- en sww-systemen voor ééngezinswoningen en appartementsgebouwen in passiefbouw en lage-energierenovatie," L. Brussel, Ed., ed, 2010, p. 41.
http://www.daikin.be/nl/products/specs.jsp?id=RKOMBG-A [25] Europese Raad, "Europese Raad (23 en 24 oktober 2014 Conclusies," E. Raad, Ed., ed, 2014, p. 16. [25] Vlaams Energie Agentschap (VEA), "Bijlage: Ketelrendementen", ed, 2012. [25] Viessman, "Condensatietechnologie voor energiebesparing en een schoon milieu," ed: Viessman, 2006. [26] Vlaamse Overheid: Departement Leefmilieu, natuur en energie, "VLAREM-trein 2013: wijzigingen stooktoestellen
http://www.energiesparen.be/verwarming/verbrandingsrendement [28] Vlaamse Overheid: Departement Leefmilieu, natuur en milieu "Labels - Installaties," p. 5, 2015. [29] Belgische Overheid, "Belgisch staatsblad 20.06.1997," ed, 1997, p. 125. [30] Nordic Ecolabeling, "Nordic Ecolabelling of Stoves," vol. 4.0, N. Ecolabelinig, Ed., ed, 2014, p. 31. [31] Das Blaue Engel, "Zusammenfassung der Anforderungen des Blauen Engels für Holzpelletheizungen," 2010. [32] A. C. Griet Verbeeck, "Actieplan voor de bevordering van de vernieuwing van het deel van het Vlaamse
woningbestand dat niet meer in aanmerking komt voor een zinvolle energierenovatie," PHL, PHL, Hasselt, 2009.
Referentielijst
130
[33] F. Flourentzos, K. Droutsa, and K. B. Wittchen, "epiqr software," Energy and Buildings, vol. 31, pp. 129-136, 2// 2000.
[34] C. A. Balaras, K. Droutsa, A. A. Argiriou, and K. Wittchen, "Assessment of energy and natural resources conservation in office buildings using TOBUS," Energy and Buildings, vol. 34, pp. 135-153, 2// 2002.
[35] P. M. Bluyssen, "EPIQR and IEQ: indoor environment quality in European apartment buildings," Energy and Buildings, vol. 31, pp. 103-110, 2// 2000.
[36] F. Flourentzou, J. L. Genre, and C. A. Roulet, "TOBUS software — an interactive decision aid tool for building retrofit studies," Energy and Buildings, vol. 34, pp. 193-202, 2// 2002.
[37] F. Flourentzou, J.-L. Genre, and C.-A. Roulet, "EPIQR-TOBUS: a new generation of refurbishment decision aid methods," in Towards Sustainable Building. vol. 61, N. Maiellaro, Ed., ed: Springer Netherlands, 2001, pp. 161-169.
[38] E. Brandt and M. H. Rasmussen, "Assessment of building conditions," Energy and Buildings, vol. 34, pp. 121-125, 2// 2002.
[39] Department-for-Communities-and-Local-Government, "Housing Health and Safety Rating System Guidance for Landlords and Property Related Professionals," Department-for-Communities-and-Local-Government, Ed., ed, 2006, p. 72.
[40] Private-Sector-Housing-Team-Environmental-Health, rbkc, Ed., ed. UK, 2004. [41] A. Vilhena, J. B. Pedro, and J. Brito, "Comparison of Methods Used in European Countries to Assess Buildings'
Condition," 2011. [42] J. Costa Branco De Oliveira Pedro, J. Vasconcelos de Paiva, and A. Vilhena, "Portuguese method for building
condition assessment," 2008. [43] A. Vilhena and J. A. Costa Branco De Oliveira Pedro, "Portuguese method for buildings' Condition assessment:
Analysis of the first three years of application," 2010. [44] A. Straub, "Dutch standard for condition assessment of buildings," Structural Survey, vol. 27, pp. 23-35, 2009. [45] Nederlands_Normalisatie-instituut, "Conditiemeting - Deel 1: Methodiek," vol. NEN 2767-1+C1, ed. Delft, 2013. [46] Plandatis. (2012, 19-03). Conditiemeting NEN-2767 [Webpagina]. Available: http://nen-2767.nl/?page_id=41 [47]. Vanhove T., 2012, Isoleren van de gebouwschil (vloeren, muren en daken). Geraadpleegd op 10 maart 2015
via:http://www.habitos.be/nl/bouwen/isoleren-van-de-gebouwschil-vloeren-muren-en-daken-6653/ [48] .Debacker, W., Allacker, K., Spirinckx, C., Geerken, T., De Troyer, F., 2013, Journal of Cleaner Production:
Identification of environmentaland financial costefficientheatingandventilation services for a typicalresidential building in Belgium, 57, 188-199
[49] Het Vlaamse Energieagentschap, (z.j.), Wat komt aan bod in een EPC? Geraadpleegd op 8 maart 2015 via:http://www.energiesparen.be/epcparticulier/inhoud
[50] Het Vlaams Energieagentschap, (z.j.), Muurisolatie. Geraadpleegd op 10 maart via http://www.energiesparen.be/muurisolatie
[51] Dobbels, F. 2005, Mogelijke ontwerp- en uitvoeringsprincipes voor het luchtscherm. Geraadpleegd op 15 april 2015 via http://www.wtcb.be/homepage/index.cfm?cat=publications&sub=bbri-contact&pag=Contact8&art=125
[52] Vandevoordt, S. 2012, Vloerwarming: laag per laag onder de loep. Geraadpleegd op 15 april 2015 via http://www.livios.be/nl/techniek/verwarmingstechniek/vloerverwarming/vloerverwarming-laag-per-laag-onder-de-loep/
[53] Tukker, A. 2000, Environmental impact assessment review: Life cycle assessment as a tool in environmental impact assessment, 20, 435-456
[54] Judson, P., Maller, C., 2014, Building researschand information: Housingrenovationsand energy efficiency: insightsfromhomeowners’ practices, Vol. 42, no. 4, 501-511
[55] Belgisch staatsblad (2010) Transmissie referentie document ondertekend door AnnemieTurtelboom. Geraadpleegd op 20 april 2015 via : http://www2.vlaanderen.be/economie/energiesparen/epb/doc/transmissiereferentiedocument.pdf
[56] Vlaamse Energieagentschap (2013). Inspectieprotocol-energieprestatiecertifcaat bestaande gebouwen met woonfunctie.Geraadpleegd op 2 april 2015 via: http://www2.vlaanderen.be/economie/energiesparen/epc/doc/Samengevoegd_IP.pdf
[57] Vlaamse Regering (2013). Technisch verslag van het onderzoek van de kwaliteit van woningen. Geraadpleegd op 20 maart 2015 via : https://www.wonenvlaanderen.be/file/855/download?token=VsbuXuoODkaFmgWSMoWqzPLuT8L_Ih791Kaoq_xHcxc
[58] Vlaamse Regering (2013). Technisch verslag van het onderzoek van de kwaliteit van kamers. Geraadpleegd op 20 maart 2015 via : https://www.wonenvlaanderen.be/file/857/download?token=2p6qRZy51mQSiyI59Tju-dbaMbf7eTjFrxcsfeYsStY7
[59] Vlaamse Regering (2015). Technische richtlijnen voor een woningkwaliteitsonderzoek :handleiding bij de technische verslagen. Geraadpleegd op 20 maart 2015 via : https://www.wonenvlaanderen.be/file/2207/download?token=3HW5-VamBYOcsPqGxVUQ5VvqjhURDSVwXGYV5VOof_o
[60] De vereniging Metalen Ramen en Gevelbranche (2014) : Thermische isolatie. Geraandpleegd op 4 april 2015 via : http://www.vmrgkwaliteitseisen.nl/aluminium/functionele-eisen/thermische-isolatie#image_163
[61] Vlaamse Overheid (2014). Iedereen BEN. Geraardpleegd op 2 april 2015 via : http://www.iedereenben.be/watisben.html
[62] Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid (2013). Modulair handboek centrale verwarming :Module 4.1A Warmteverlies berekenen theoretische uitwerking. Geraadpleegd op 28 april 2015via :http://ffc.constructiv.be/~/media/Files/Shared/FVB/Centrale%20verwarming/NL/CV-warmteverliesberekening4_1A_theorie_for_web.pdf
[63] Aat de Kwaasteniet en Christian vonKlösterlein(2014) : Aanvullende info over isolatie. Geraadpleegd op 7 mei 2015 via : http://www.infofrankrijk.com/pdf/Extra_info.pdf
[64] Ludwig Vandenhove (Onbekend) : Monumenten van de toekomst : Modern bouw in Sint-Truiden 1900-1975 : Geraadpleegd op 6 mei 2015 via : http://bouwhistorisch-onderzoek.be/file_download/2/ERFG_BOE_OMD_BW_proef4.pdf
[65] Vanhove T., (2012), Isoleren van de gebouwschil (vloeren, muren en daken). Geraadpleegd op 10 maart 2015 via: http://www.habitos.be/nl/bouwen/isoleren-van-de-gebouwschil-vloeren-muren-en-daken-6653/
[66] Debacker, W., Allacker, K., Spirinckx, C., Geerken, T., De Troyer, F.,(2013), Journal of Cleaner Production: Identification of environmentaland financial costefficientheatingandventilation services for a typicalresidential building in Belgium, 57, 188-199. Geraadpleegd op 15 maart 2015 via: http://apps.webofknowledge.com/
[67] Judson, P., Maller, C., 2014, Building researschand information: Housingrenovationsand energy efficiency: insightsfromhomeowners’ practices, Vol. 42, no. 4, 501-511. Geraadpleegd op 14 maart 2015 via: http://apps.webofknowledge.com/
[68] Tukker, A. 2000, Environmental impact assessment review: Life cycle assessment as a tool in environmental impact assessment, 20, 435-456. Geraadpleegd op 17 maart 2015 via: http://apps.webofknowledge.com/
[69] Het Vlaamse Energieagentschap, (z.j.), Wat komt aan bod in een EPC? Geraadpleegd op 8 maart 2015 via: http://www.energiesparen.be/epcparticulier/inhoud
[70] Vandevoordt, S., (2012), Vloerwarming: laag per laag onder de loep. Geraadpleegd op 15 april 2015 via: http://www.livios.be/nl/techniek/verwarmingstechniek/vloerverwarming/vloerverwarming-laag-per-laag-onder-de-loep/
[71] Dobbels, F. 2005, Mogelijke ontwerp- en uitvoeringsprincipes voor het luchtscherm. Geraadpleegd op 15 april 2015 via: http://www.wtcb.be/homepage/index.cfm?cat=publications&sub=bbri-contact&pag=Contact8&art=125
[72] Het Vlaams Energieagentschap, (2010), Muurisolatie. Geraadpleegd op 10 maart via: http://www.energiesparen.be/muurisolatie