1 Subsidieaanvraag lokale kinderarmoedebestrijding 2014-2019 LANAKEN Omgevingsanalyse en participatief proces Kinderen in armoede zijn steeds kinderen van ouders in armoede. 1 Armoede wordt enerzijds uitgedrukt aan de hand van de armoederisicogrens. Volgens deze maatstaf lopen mensen een risico op armoede als hun inkomen lager is dan een bepaalde ‘norm’, een inkomen dat men associeert met een aanvaardbare levensstandaard. De norm of ‘armoederisicogrens’ komt in België en Europa overeen met 60 procent van de mediaan van alle inkomens. Maar armoede is meer dan een tekort aan inkomen. De financiële moeilijkheden zijn tegelijk vaak oorzaak en gevolg van uitsluiting op verschillende domeinen zoals tewerkstelling, onderwijs, huisvesting, gezondheid of maatschappelijke participatie. De indicatoren die Kind en Gezin hanteert om te bepalen of een kind geboren wordt in een kansarm gezin brengen deze multidimensionaliteit in kaart. Een gezin wordt als kansarm beschouwd als het op minstens drie van volgende zes criteria zwak scoort: het maandinkomen van het gezin, de opleiding en de arbeidssituatie van de ouders, de ontwikkeling van de kinderen, de huisvesting en de gezondheidssituatie van het gezin. Om het probleem van kinderarmoede in de kern aan te pakken dienen we verder te kijken dan enkel het kind en zijn familie. Hun situatie wordt ook beïnvloed door de gemeenschap waarin ze wonen, de omgeving waarin de ouders werken en de maatschappij waarin ze leven. In de omgevingsanalyse voor Lanaken zetten we eerst een aantal objectieve cijfers op een rijtje aangevuld met het aanbod dat er binnen Lanaken reeds bestaat, maar ook de noden, problemen die veldwerkers/ mensen in armoede zelf ervaren. Vervolgens sluiten we het beleidsplan af met een aantal beleidsdoelstellingen – actieplannen – acties. 1 Verslag STUDIO kinderarmoede – 30 november 2011- 4 december 2011.
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
1
Subsidieaanvraag lokale kinderarmoedebestrijding 2014-2019 LANAKEN
Omgevingsanalyse en participatief proces
Kinderen in armoede zijn steeds kinderen van ouders in armoede.1
Armoede wordt enerzijds uitgedrukt aan de hand van de armoederisicogrens. Volgens deze maatstaf
lopen mensen een risico op armoede als hun inkomen lager is dan een bepaalde ‘norm’, een inkomen
dat men associeert met een aanvaardbare levensstandaard. De norm of ‘armoederisicogrens’ komt in
België en Europa overeen met 60 procent van de mediaan van alle inkomens.
Maar armoede is meer dan een tekort aan inkomen. De financiële moeilijkheden zijn tegelijk vaak
oorzaak en gevolg van uitsluiting op verschillende domeinen zoals tewerkstelling, onderwijs,
huisvesting, gezondheid of maatschappelijke participatie.
De indicatoren die Kind en Gezin hanteert om te bepalen of een kind geboren wordt in een kansarm
gezin brengen deze multidimensionaliteit in kaart. Een gezin wordt als kansarm beschouwd als het op
minstens drie van volgende zes criteria zwak scoort: het maandinkomen van het gezin, de opleiding
en de arbeidssituatie van de ouders, de ontwikkeling van de kinderen, de huisvesting en de
gezondheidssituatie van het gezin.
Om het probleem van kinderarmoede in de kern aan te pakken dienen we verder te kijken dan enkel
het kind en zijn familie. Hun situatie wordt ook beïnvloed door de gemeenschap waarin ze wonen, de
omgeving waarin de ouders werken en de maatschappij waarin ze leven.
In de omgevingsanalyse voor Lanaken zetten we eerst een aantal objectieve cijfers op een rijtje
aangevuld met het aanbod dat er binnen Lanaken reeds bestaat, maar ook de noden, problemen
die veldwerkers/ mensen in armoede zelf ervaren.
Vervolgens sluiten we het beleidsplan af met een aantal beleidsdoelstellingen – actieplannen – acties.
1 Verslag STUDIO kinderarmoede – 30 november 2011- 4 december 2011.
2
1.Armoede in beeld - Lanaken - Inhoud2 Hoofdstuk 01 Inwoners met inkomen onder de armoedegrens
Inkomensniveau Wettelijke armoedegrens Europese armoedegrens
Hoofdstuk 02 Inwoners met een verhoogd risico op armoede
Arbeidsmarkt en werkloosheid Personen in problematische schuldsituaties Personen die energie moeilijk kunnen betalen
Sociale huisvesting
Personen op het wachtregister en ambtshalve geschrapten Personen van vreemde herkomst
Hoofdstuk 03 Kinderen en jongeren met een verhoogd risico op armoede
Geboorten en jongeren in de gemeente
Kinderen geboren in kansarmoede Kinderen in gezin zonder werk en jongeren zonder werk Kinderen in verschillende gezinnen Jongeren en diversiteit Onderwijskansarmoede
2 Steunpunt Sociale Planning – Armoede in beeld – Lanaken – meten en weten om te plannen – 07 mei 2014.
3
Hoofdstuk 01 Inwoners met inkomen onder de armoedegrens
In dit eerste hoofdstuk presenteren we een aantal indicatoren die een schatting kunnen geven van het aantal mensen dat in armoede leeft.
Op basis van de fiscale inkomensgegevens schetsen we een beeld van de financiële draagkracht van de inwoners. Deze cijfers zijn vooral interessant om de financiële draagkracht van de eigen gemeente te vergelijken met andere gemeenten. Daarna focussen we op het aantal inwoners dat moet rondkomen met een beperkt inkomen. Het aantal ‘armen’ in een gemeente is afhankelijk van de gehanteerde norm om armoede te bepalen. Dit kan op verschillende manieren.
Een eerste manier is om te kijken naar het aantal inwoners met een inkomen ter hoogte van de
wettelijke armoedegrens. Om hiervan een idee te krijgen, kijken we naar het aantal leefloners in de gemeente en naar het aantal inwoners met een andere sociale bijstandsuitkering ter hoogte van het leefloon, zoals de inkomensvervangende tegemoetkoming personen met een handicap en de inkomensgarantie ouderen.
Een andere manier om armoede in kaart te brengen, gebeurt door gebruik te maken van indicatoren die de Europese armoedegrens3 benaderen. Deze grens ligt hoger dan de wettelijke armoedegrens en sluit beter aan bij wat iemand nodig heeft om op een menswaardige manier deel te nemen aan de maatschappij. Om een idee te krijgen van het aantal inwoners in armoede kijken we naar uitkeringen of tegemoetkomingen die de Europese armoedegrens als inkomensgrens hanteren: het voorkeurtarief in de ziekteverzekering en de Tegemoetkoming voor Hulp aan Bejaarden (THAB).
3De Europese armoedegrens wordt bepaald als 60% van het mediaan gestandaardiseerd beschikbaar
huishoudinkomen van een land.
4
Inkomensniveau Op basis van de fiscale gegevens krijgen we zicht op de financiële draagkracht van de inwoners van Lanaken.
In het inkomstenjaar 2011 bedraagt het gemiddeld netto belastbaar inkomen per inwoner in Lanaken € 16.282. Dit is gemiddeld in vergelijking met het Limburgse gemiddelde van € 15.957. In het Vlaams Gewest bedraagt het netto belastbaar inkomen gemiddeld € 17.146. Een genuanceerder beeld van het inkomensniveau krijgen we aan de hand van het mediaaninkomen. Dit is de waarde van het middelste inkomen van alle inkomensaangiften: de helft van de gezinnen
verdient meer, de andere helft verdient minder dan het mediaaninkomen. In Lanaken bedraagt het mediaaninkomen € 22.127. Dit is lager dan het Limburgse mediaaninkomen (€ 22.596). Het mediaaninkomen van het Vlaams Gewest ligt op € 22.999.
Een laatste indicator - het aandeel inkomens lager dan € 20.000 – schetst een beeld van de aanwezigheid van gezinnen die beschikken over een beperkt of lager inkomen. In Lanaken is 44,3 %
van alle inkomensaangiften lager dan € 20.000. Dat is gemiddeld in vergelijking met het Limburgse aandeel van 42,9 %. Het aandeel inkomensaangiften <20.000 euro in het Vlaams Gewest bedraagt 42,3 %.
De gegevens over fiscale inkomsten hebben echter hun beperkingen. Ze worden opgesteld op basis van de aangiften in de personenbelastingen. Een aangifte kan echter ingevuld worden door één of
twee personen. Om zicht te krijgen op het aantal personen die in armoede leven, kijken we beter naar het aantal inwoners met een inkomen onder de wettelijke of Europese armoedegrens.
5
Wettelijke armoedegrens Er zijn verschillende sociale bijstandsuitkeringen die het inkomen opkrikken naar de wettelijke armoedegrens. Naast het leefloon is dit het geval met de inkomensgarantie voor ouderen en de
inkomensvervangende tegemoetkoming voor personen met handicap. De som van alle bijstandsuitkeringen geeft een idee van het aantal mensen dat moet rondkomen met een inkomen ter hoogte van het leefloon4. Dit cijfer is echter altijd een onderschatting. Niet iedereen die recht heeft op een uitkering maakt daar effectief gebruik van. Ook zitten alleen de rechthebbenden in de statistieken en niet de eventuele personen ten laste. En tenslotte ligt de wettelijke armoedegrens lager dan het bedrag dat algemeen aanvaard wordt als armoedegrens.
Leefloners5
Alleen wanneer men geen eigen toereikend inkomen en/of andere bestaansmiddelen heeft, komt men in aanmerking voor een leefloon. Het leefloon vult dat inkomen aan tot de wettelijke armoedegrens. Een leefloon wordt slechts toegekend na een intensief sociaal onderzoek waarvan een inkomens- en
vermogensonderzoek een belangrijk deel van uitmaakt. Lanaken telt in januari 2013 98 leefloners of equivalente leefloners. Tussen 2002 en 2013 steeg het aantal leefloners van 30 naar 98 (figuur 01.02). Het aantal leefloners per 100 inwoners op actieve leeftijd (18-64 jaar) ligt in Lanaken met 0,60 hoger dan Limburg (0,48). In het Vlaams Gewest is 0,81 % van de inwoners op actieve leeftijd afhankelijk van een leefloon. Het aandeel leefloners in Lanaken steeg tussen 2002 en 2013 van 0,19 % naar 0,60
% (figuur 01.03).
Figuur 01.02 | Evolutie aantal leefloners in Lanaken
Figuur 01.03 | Evolutie aantal leefloners per 100 inwoners op actieve leeftijd (%)
In Lanaken is in januari 2013 54,1% van de leefloners van het mannelijke geslacht. Figuren 01.04 en 01.05 geven een overzicht van de leeftijdsverdeling6 en de categorieën van de leefloners (alleenwonend, samenwonend, met gezin ten laste) in Lanaken.
4Het bedrag van het leefloon (op maandbasis) bedraagt sinds 1 september 2013 € 544,91 voor een samenwonende
persoon, € 817,36 voor een alleenstaande en € 1.089,82 voor een samenwonende persoon met gezin ten laste.
5Het recht op leefloon kan voortvloeien uit het ‘recht op maatschappelijke integratie (RMI)' of uit het ‘recht op maatschappelijke hulp (RMH)’ (equivalent leefloon). Als we het in dit rapport over leefloners hebben, is het de som van beiden.
6
Figuur 01.04 | Leefloners naar leeftijd (%) in Lanaken
6Het leefoon wordt pas toegekend aan personen die minstens 18 jaar oud zijn. Alleen in uitzonderlijke gevallen
(ontvoogd, tienerzwangerschap, kinderen ten laste, …) kunnen inwoners jonger dan 18 jaar er beroep op doen.
7
Figuur 01.05 | Leefloners naar categorie (%) in Lanaken
8
Ouderen met inkomensgarantie De inkomensgarantie voor ouderen (IGO) is een uitkering voor ouderen vanaf 65 jaar die pensioengerechtigd zijn maar van wie het inkomen onder de wettelijke armoedegrens valt. Via de
inkomensgarantie wordt hun pensioen aangevuld tot dat niveau.7 Begin januari 2013 wonen er in Lanaken 174 ouderen met een inkomensgarantie (IGO of GIB) (figuur 01.06). Dat is 3,6 % van alle 65-plussers in Lanaken. Lanaken scoort hiermee lager dan Limburg (4,2 %). In het Vlaams Gewest heeft 4,8 % van alle 65-plussers een inkomensgarantie (figuur 01.07).
Figuur 01.06 | Evolutie aantal ouderen met een inkomensgarantie in Lanaken
Figuur 01.07 | Evolutie aantal ouderen met inkomensgarantie per 100 65-plussers (%)
Personen met een handicap met een inkomensvervangende tegemoetkoming De inkomensvervangende tegemoetkoming wordt toegekend aan personen met een handicap (ouder dan 21 jaar) van wie het verdienvermogen serieus is aangetast of van wie de zelfredzaamheid verminderd is. Er wordt rekening gehouden met het inkomen van andere personen in het huishouden. De bedragen leunen aan bij de wettelijke armoedegrens.
Eind 2013 telt Lanaken 290 inwoners met een inkomenvervangende tegemoetkoming voor personen met een handicap (figuur 01.08). Dat is 1,43 % van de bevolking ouder dan 21 jaar, veel hoger dan Limburg (0,97 %). In het Vlaams Gewest bedraagt dat aandeel (0,94 %) (figuur 01.09).
7Degenen die genoten van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden (GIB) vóór 01.06.2001 kunnen ervan blijven
genieten, indien dit voordeliger is dan de IGO. Als we spreken over 'ouderen met een inkomensgarantie' bedoelen we alle ouderen met een GIB of IGO.
9
Figuur 01.08 | Evolutie aantal personen handicap met inkomensvervangende tegemoetkoming in Lanaken
Figuur 01.09 | Evolutie aantal personen handicap met inkomensvervangende tegemoetkoming t.o.v. het aantal inwoners ouder dan 21 jaar (%)
10
Europese armoedegrens Om een beeld te krijgen van het aantal inwoners dat moet rondkomen met een inkomen onder de Europese armoedegrens, bekijken we enkele uitkeringen en tegemoetkomingen die deze
armoedegrens als inkomensgrens hanteren: het voorkeurtarief in de ziekteverzekering en de Tegemoetkoming voor Hulp aan Bejaarden (THAB). Voorkeurtarief in de ziekteverzekering Het aantal mensen dat recht heeft op het voorkeurtarief in de ziekteverzekering, geeft ons een idee van het aantal inwoners in een gemeente dat over een relatief laag inkomen beschikt.
Minstens 13,3 % van de inwoners van Lanaken heeft een inkomen onder de Europese armoedegrens8. In 2013 zijn er in Lanaken 3.408 individuen9 die hun recht op voorkeurtarief in de ziekteverzekering
opnemen. Lanaken scoort hiermee gemiddeld in vergelijking met het Limburgse gemiddelde (14,1 %) (Vlaams Gewest 13,3 %). (figuur 01.11)
Het aantal personen met het voorkeurtarief in de ziekteverzekering steeg in Lanaken tussen 2008 en 2013 van 2.890 naar 3.408 (figuur 01.10). In diezelfde periode steeg het aandeel van alle inwoners in Lanaken van 11,6 % naar 13,3 %. In Limburg steeg het aandeel personen dat moet rondkomen met een inkomen onder de Europese armoedegrens in diezelfde periode van 13,3 % naar 14,1 %.
Figuur 01.10 | Evolutie aantal individuen met
recht op voorkeurtarief in ziekteverzekering in Lanaken
Figuur 01.11 | Evolutie aantal individuen met
recht op voorkeurtarief in ziekteverzekering per 100 inwoners (%)
In Lanaken gaat het om 1.510 mannen (44,3 %) en 1.898 vrouwen (55,7 %). Onderstaande figuren geven een overzicht van het aantal individuen dat hun recht op verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering opneemt naar leeftijd. Figuur 01.12 geeft het aandeel per leeftijdsgroep ten opzichte van alle individuen met een voorkeurstarief. Figuur 01.13 geeft het aandeel inwoners met een voorkeurstarief weer ten opzichte van alle individuen met die leeftijd in de gemeente.
8Het bedrag van de Europese armoedegrens voor België bedraagt op maandbasis € 1.000 voor een alleenstaande, €
1.300 voor een alleenstaande ouder met kind en € 2.101 euro voor een gezin (2 volwassenen en 2 kinderen ouder dan 14 jaar.
9Zowel titularissen als personen ten laste.
11
Figuur 01.12 | Inwoners met een voorkeurtarief in de ziekteverzekering naar leeftijd (% t.o.v. alle inwoners met voorkeurtarief) in Lanaken
Figuur 01.13 | Aandeel van het aantal inwoners dat een voorkeurtarief in de ziekteverzekering heeft, per leeftijdcategorie (%)
12
Tegemoetkoming Hulp aan Bejaarden (THAB) De tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden wordt toegekend aan de persoon met een handicap van 65 jaar of ouder die vanwege een vermindering van de zelfredzaamheid bijkomende kosten te dragen
heeft. Bij de berekening van de tegemoetkoming wordt er rekening gehouden met de inkomsten van de persoon met een handicap en de andere personen in het huishouden. Bepaalde vrijstellingen worden evenwel toegepast op die inkomsten. De ouderen aan wie deze tegemoetkoming wordt toegekend, hebben wellicht ook recht op het voorkeurtarief in de ziekteverzekering. Daarom kunnen we de cijfers van beide tegemoetkomingen niet zomaar optellen.
In 2013 hadden 474 ouderen van 65-... jaar in Lanaken een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden. Dit aantal steeg tussen 2010 en 2013 van 406 naar 474 (figuur 01.14). Dit brengt het
aandeel 65-plussers met THAB in 2013 op 9,9 %. Hiermee scoort Lanaken lager dan Limburg (11,9 %). Voor heel Vlaanderen bedraagt dit aandeel (8,9 %).
Figuur 01.14 | Evolutie aantal 65-plussers met tegemoetkoming hulp aan bejaarden in Lanaken
Figuur 01.15 | Evolutie 65-plussers met tegemoetkoming hulp aan bejaarden t.o.v. alle 65-plussers (%)
13
Hoofdstuk 02 Inwoners met een verhoogd risico op armoede
In dit tweede hoofdstuk hebben we aandacht voor groepen met een verhoogd risico op armoede. We bekijken het aantal personen zonder werk, met schulden of die energie moeilijk kunnen betalen in de gemeente. Ook brengen we het aantal kandidaat-huurders van een sociale woning, personen op het
wachtregister en ambtshalve geschrapten in kaart. Tot slot kijken we naar het aantal personen van vreemde herkomst in de gemeente. Niet iedereen van deze groepen leeft in armoede. Wel lopen ze een verhoogd risico om in armoede terecht te komen. Alle indicatoren die ons iets kunnen leren over de kwetsbare positie van kinderen en jongeren, brengen we in een volgend hoofdstuk samen.
Arbeidsmarkt en werkloosheid
Arbeid is een belangrijk instrument in de strijd tegen armoede. Het hebben van een betaalde job werkt als een buffer tegen inkomensarmoede en geeft zin aan het bestaan, verhoogt de eigenwaarde en levert status en identiteit. Arbeidsparticipatie is echter niet altijd en voor iedereen een hefboom om uit armoede te geraken. Niet
alle armen zijn immers activeerbaar voor de arbeidsmarkt. Denk maar aan personen die ziek, invalide of gepensioneerd zijn. Een tweede groep is al aan het werk: de 'working poor’. Flexibele jobs, deeltijds en tijdelijk werk of jobs met een loon onder of ter hoogte van de armoedegrens, verkleinen vanzelfsprekend het armoederisico niet. Een derde groep armen zou in principe wel kunnen werken maar staat in de praktijk zeer ver van de arbeidsmarkt af: mensen met ernstige psychische aandoeningen,
verslavingen, een complexe armoedeproblematiek, … Alleen een activering die oog heeft voor de totale context waarin ze leven, de materiële problemen waarmee ze hebben af te rekenen en de balans tussen hun draaglast en draagkracht, kan hun situatie verbeteren.
Werkzaamheidsgraad, werkloosheidsgraad en werkgelegenheidsgraad Aan de hand van enkele indicatoren schetsen we een beeld van de arbeidsmarkt op vlak van
werkloosheid, werkzaamheid en werkgelegenheid. Een eerste indicator is de werkzaamheidsgraad en leert ons in welke mate de bevolking op beroepsactieve leeftijd (15-64 jaar) effectief aan het werk is. De werkzaamheidsgraad in Lanaken (61,3 %) is in 2012 lager dan het Limburgse gemiddelde (64,2 %). In Vlaanderen bedraagt de werkzaamheidsgraad 66,2 %.
De werkloosheidsgraad bekijkt het aantal werkzoekenden ten opzichte van de beroepsbevolking (iedereen die zich aanbiedt op de arbeidsmarkt als werkende of als werkzoekende). De werkloosheidsgraad in Lanaken is met 8,3 % gemiddeld in vergelijking met het Limburgse gemiddelde
(7,4 %). Het Vlaamse aandeel bedraagt 6,9 %. Een laatste indicator die we hier bekijken is de jobratio (of werkgelegenheidsgraad). Deze geeft aan in
welke mate er in een gemeente jobs zijn voor de bevolking op beroepsactieve leeftijd. Met 47,9 jobs per 100 inwoners scoort Lanaken lager dan Limburg (61,9). In Vlaanderen zijn er 67,4 jobs per 100 inwoners op beroepsactieve leeftijd.
14
Figuur 02.01 | Werkzaamheidsgraad, werkloosheidsgraad en jobratio (%)
Onderstaande figuren geven de evolutie van de werkzaamheidsgraad en werkloosheidsgraad van Lanaken weer, vergeleken met Limburg en het Vlaams Gewest.
Figuur 02.02 | Evolutie van de werkzaamheidsgraad (%)
Figuur 02.03 | Evolutie van de werkloosheidsgraad (%)
15
Niet-werkende werkzoekenden In 2013 telt Lanaken gemiddeld 1.092 niet-werkende werkzoekenden. Dat is 6,6 % van het aantal inwoners op actieve leeftijd (18-64 jaar), gemiddeld in vergelijking met het Limburgse gemiddelde
(5,9 %). Het Vlaamse gemiddelde bedraagt 5,6 %. Figuur 02.04 en 02.05 geven de evolutie van het aantal en aandeel werkzoekenden tussen 2000 en 2013 weer.
Figuur 02.04 | Evolutie aantal niet-werkende
werkzoekenden in Lanaken
Figuur 02.05 | Evolutie aantal niet-werkende
werkzoekenden per 100 inwoners op actieve leeftijd (%)
Als we een aantal kenmerken van de niet-werkende werkzoekenden in Lanaken vergelijken met Limburg, valt op dat ten opzichte van alle werkzoekenden: het aandeel jonge werkzoekenden (< 25 jaar) met 20,7 % lager dan het Limburgse gemiddelde is, het aandeel laaggeschoolde werkzoekenden (44,0 %) in Lanaken lager dan Limburg is, en het aandeel langdurig werklozen (langer dan twee jaar) met 24,5 % hoger dan Limburg is.
Figuur 02.06 | Aandeel jonge, laaggeschoolde of langdurig niet-werkende werkzoekenden (% t.o.v. alle nwwz)
16
Personen in problematische schuldsituaties Personen met schulden lopen een verhoogd risico om in armoede terecht te komen. Als het inkomen hoog genoeg is om de gemaakte schulden af te lossen, is er geen probleem. Pas wanneer schulden
niet kunnen worden terugbetaald, ontstaan er problemen. Problematische schuldsituaties kunnen een oorzaak zijn van armoede of net het gevolg ervan. Eind 2013 waren er in Lanaken 107 kredietnemers met minstens één achterstallig, niet-geregulariseerd krediet (zie figuur 02.07). Dat betekent dat de kredietnemer nog geen regeling getroffen heeft met de bank of de kredietinstelling voor de verdere afbetaling. Ten opzichte van alle uitstaande kredieten in Lanaken is dat 4,5 %. Het gaat om consumptiekredieten en hypothecaire
kredieten samen. Lanaken scoort hiermee hoger dan het Limburgse gemiddelde (3,5 %).
Figuur 02.07 | Evolutie aantal kredietnemers met minstens één achterstallig, niet-geregulariseerd krediet in Lanaken
Figuur 02.08 | Evolutie aantal kredietnemers met minstens één achterstallig, niet-geregulariseerd krediet t.o.v. het aantal kredietnemers (%)
Inwoners die geconfronteerd worden met een overmatige schuldenlast of ernstige financiële moeilijkheden, kunnen beroep doen op de procedure van collectieve schuldenregeling. Deze cijfers zijn
een indicatie voor de meest extreme vorm van schuldenoverlast. In Lanaken zijn er 183 dossiers collectieve schuldenregeling in juni 2013. Dit aantal komt van 92 in 2007. Dat zijn er 7,1 per 1.000 inwoners, lager dan het Limburgse gemiddelde (8,5 dossiers per 1.000 inwoners).
17
Figuur 02.09 | Evolutie aantal dossiers collectieve schuldenregeling in Lanaken
Figuur 02.10 | Evolutie aantal dossiers collectieve schuldenregeling (per 1.000 inwoners)
18
Personen die energie moeilijk kunnen betalen Om zicht te krijgen op het aantal personen in de gemeente die moeilijkheden hebben bij het betalen van energie, kijken we naar twee indicatoren: het aantal sociale contracten elektriciteit en het aantal
klanten met een budgetmeter. Klanten met een sociaal contract zijn diegene die 'gedropt' werden door een leverancier op de vrije markt. Bij deze klanten heeft de leverancier het leveringscontract opgezegd. Indien de afnemer (ten laatste tien dagen voor het einde van de opzegtermijn) geen nieuwe elektriciteitsleverancier heeft gevonden, wordt de distributienetbeheerder van de klant zijn nieuwe leverancier en krijgt hij dus een sociaal contract.
Het gaat hier in tegenstelling tot wat de term zou kunnen doen vermoeden, niet om klanten met een sociale maximumprijs. Sommige inwoners met een laag inkomen betalen minder dan anderen voor
hun elektriciteit en gas. Hun leverancier rekent hen de sociale maximumprijs aan. We beschikken echter niet over bruikbare cijfergegevens om zicht te krijgen op het aantal klanten, die een sociale maximumprijs voor elektriciteit betalen.
In 2013 telt Lanaken 378 sociale contracten voor elektriciteit. Dit is een stijging in vergelijking met 2009, toen Lanaken 365 sociale contracten voor elektriciteit telde. De jaarlijkse evolutie stellen we voor in figuur 02.11.
Figuur 02.11 | Evolutie aantal sociale contracten elektriciteit in Lanaken
Figuur 02.12 | Evolutie aandeel elektriciteitsklanten met een budgetmeter in
Lanaken (%)
Een sociale leverancier kan bij zijn klanten een budget- of stroombegrenzer plaatsen bij niet-betaling
van de elektriciteitskosten. Een budgetmeter laat toe het energieverbruik op te volgen via een systeem van herlaadkaarten die de klant eerst voor een bepaald bedrag moet opladen. Het aantal klanten met een budgetmeter in Lanaken bedraagt eind 2009 174. Dit aantal daalt tot 167 klanten met een budgetmeter in 2013. Dat is 1,5 % van alle elektriciteitsklanten. In Limburg bedraagt dit aandeel 1,6 %.
Voor kandidaat-huurders van een sociale woning komt het recht op betaalbaar wonen in het gedrang. Door het tekort aan sociale huisvesting komen ze op een wachtlijst terecht. Eind 2012 telt Lanaken 290 kandidaat-huurders voor een sociale woning. Zij staan ingeschreven op de wachtlijsten van de sociale huisvestingsmaatschappijen om een sociale woning of appartement te huren. Dit aantal evolueert van 218 in 2009 tot 290 eind 2012. Ten opzichte van het aantal private huishoudens stijgt het aandeel in Lanaken van 2,1 % naar 2,7 %. In vergelijking met Limburg is het
aantal huurders op een wachtlijst van een sociale woning lager.
Figuur 02.13 | Evolutie aantal kandidaat-
huurders in Lanaken
Figuur 02.14 | Evolutie van het aantal
kandidaat-huurders t.o.v. het aantal private huishoudens (%)
Sociale woningen en huurders Sociale huurwoningen zorgen ervoor dat sociale huurders hun recht op wonen kunnen realiseren via betaalbare en doorgaans kwaliteitsvolle woningen. Voor mensen die wachten op een sociale woning
(kandidaat-huurders) kan het recht op wonen in het gedrang komen. Huren in de sociale sector kan het verschil maken tussen onder of boven de armoedegrens leven.
Op 31 december 2007 telt Lanaken 259 sociale wooneenheden. Dit aantal evolueert tot 278 wooneenheden eind 2012 (figuur 02.15). Ten opzichte van alle private huishoudens in de gemeente is dat 2,6 %. Lanaken scoort verhoudingsgewijs lager dan het Limburgse aandeel (5,5 %). In
Vlaanderen bedraagt het aandeel 5,5 %.
20
Figuur 02.15 | Evolutie sociale wooneenheden in Lanaken
Figuur 02.16 | Evolutie sociale huisvesting
21
Personen op het wachtregister en ambtshalve geschrapten Door het gebrek aan een duidelijk statuut, lopen sommige personen extra risico om in bestaansonzekerheid terecht te komen.
Personen op het wachtregister Kandidaat-vluchtelingen die een asielaanvraag doen, worden ingeschreven op het wachtregister van een gemeente. Pas als een persoon met een asielaanvraag erkend wordt als vluchteling, wordt hij ingeschreven in het bevolkingsregister. Afgewezen asielzoekers blijven ingeschreven in het wachtregister, ook als hun verblijf illegaal geworden is. Pas als vastgesteld wordt dat de persoon niet
meer op het aangegeven adres verblijft, wordt men geschrapt van het wachtregister. Lanaken telt 198 personen ingeschreven op het wachtregister op 01.01.2013. Per 1.000 inwoners is
dat 7,71 en scoort Lanaken veel hoger dan Limburg (3,10).
Figuur 02.17 | Evolutie aantal personen op het wachtregister in Lanaken
Figuur 02.18 | Evolutie aantal personen op het wachtregister (per 1.000 inwoners)
Ambtshalve geschrapten
Elke inwoner met een wettig verblijfsstatuut is in principe ingeschreven op het bevolkingsregister van een gemeente. Wanneer iemand niet meer verblijft op het adres waar men is ingeschreven en indien er geen nieuwe verblijfsplaats vastgesteld kan worden, kan een gemeente een persoon ‘ambtshalve
schrappen’ uit de bevolkingsregisters. Eénmaal een persoon ambtshalve geschrapt wordt, verliest hij zijn domicilie en hiermee ook het recht op sociale bijstand. Als de ambtshalve schrapping niet het gevolg is van een overlijden maar van een
problematische situatie, creëert deze administratieve ingreep een domino-effect van opeenvolgende uitsluitingen. In Lanaken werden er in de loop van 2012 96 personen ambtshalve geschrapt. Met 3,75 ambtshalve schrappingen per 1.000 inwoners, scoort Lanaken veel hoger dan Limburg (2,13). Het aantal schrappingen per 1.000 inwoners in Vlaanderen lag op 2,87.
22
Figuur 02.19 | Evolutie aantal ambtshalve geschrapten in Lanaken
Figuur 02.20 | Evolutie van het aantal ambtshalve geschrapten (per 1.000 inwoners)
23
Personen van vreemde herkomst Personen van vreemde herkomst lopen een hoger armoederisico dan autochtone personen, al zijn er binnen de groep personen van vreemde herkomst grote verschillen. In België ligt het armoederisico
het hoogst bij personen van Marokkaanse origine: meer dan de helft (54%) heeft een inkomen onder de armoedegrens. Ook bij Oost-Europeanen (36%), personen van Turkse origine (33%) en Zuid-Europese herkomst (22%) ligt het armoederisico een stuk hoger dan bij de autochtone Belgen (12%). Daarom bekijken we de aanwezigheid van personen van vreemde herkomst in de gemeente. Ook staan we stil bij de werkzaamheidsgraad en werkloosheidsgraad van personen van vreemde herkomst in de gemeente.
Personen van vreemde herkomst Lanaken telt op 01.01.2013 10.249 inwoners met een andere dan de Belgische herkomst. Het aantal
inwoners met vreemde herkomst evolueerde tussen 2007 en 2013 van 8.711 naar 10.249 personen. Op basis van de gegevens uit het Rijksregister definiëren we mensen van vreemde herkomst als volgt: mensen die niet de Belgische nationaliteit hebben; mensen die Belg zijn maar bij hun geboorte geen
Belg waren; en mensen die Belg zijn, dat al waren bij hun geboorte maar waarvan minstens één ouder bij geboorte niet-Belg was. Begin 2013 bedraagt in Lanaken het aandeel inwoners met niet-Belgische herkomst onder de bevolking 39,9 %, hoger dan het Limburgse gemiddelde (24,0 %). Het aandeel personen van vreemde herkomst steeg in Lanaken van 35,3 % in 2007 naar 39,9% in 2013. In Limburg steeg het aandeel personen van vreemde herkomst in diezelfde periode van 20,7 % naar 24,0 %. (figuur 02.20)
Figuur 02.21 | Evolutie aantal personen vreemde herkomst in Lanaken
Figuur 02.22 | Evolutie aantal personen vreemde herkomst t.o.v. alle inwoners (%)
Figuur 02.21 en figuur 02.22 geven een overzicht van het aantal en aandeel personen met een andere dan de Belgische herkomst, onderverdeeld in herkomstgroepen.
24
25
Figuur 02.24 | Personen vreemde herkomst naar herkomstgroep (%)
26
Werkzaamheidsgraad en werkloosheidsgraad van personen vreemde herkomst Analyses van de Studiedienst van de Vlaamse Regering op de gegevens van de Kruispuntbank Sociale Zekerheid wijzen op een verschil tussen de werkzaamheids- en werkloosheidsgraad van inwoners met
de Belgische herkomst en van inwoners van vreemde herkomst.10 Als eerste indicator bekijken we de werkzaamheidsgraad11 en maken hierbij een onderscheid tussen inwoners Belgische herkomst, met herkomst van EU-land en met herkomst van niet-EU-land. In 2012 is de werkzaamheidsgraad van personen van Belgische herkomst in Lanaken 63,6 %. Bij de inwoners met de herkomst van een andere land van de Europese Unie bedraagt de
werkzaamheidsgraad 28,8 %, bij de inwoners van niet-EU-herkomst 25,5 %. In het Vlaams Gewest bedragen de aandelen respectievelijk 75,1 %, 55,6 % en 46,9 % (figuur 02.23).
Figuur 02.25 | Werkzaamheidsgraad naar herkomst (%)
Figuur 02.26 | Werkloosheidsgraad naar herkomst (%)
De werkloosheidsgraad bij personen van Belgische herkomst bedraagt in Lanaken 5,6 % (Vlaams Gewest: 3,5 %). Bij de inwoners van EU-herkomst is dat 11,8 %, bij degenen van buiten de EU 16,0 %. In Vlaanderen is dat 6,9 % en 14,4 %.
10Meer achtergrond bij de analyses en meer gedetailleerde gegevens zijn terug te vinden in de 'Lokale inburgerings-
en integratiemonitor' van de Studiedienst van de Vlaamse Regering op http://www.lokalestatistieken.be 11Werkenden zijn personen die door de Sociale Zekerheid gekend zijn als werkend in loondienst, als zelfstandige of
als helper van een zelfstandige. Belangrijke opmerking hierbij is dat er werkenden zijn die geen band hebben met de Belgische sociale zekerheid en daardoor ook niet gekend zijn als werkend. Het gaat bijvoorbeeld om uitgaande grensarbeiders, werknemers die werken bij een organisatie of onderneming die geen bijdragen verschuldigd zijn aan de Belgische sociale zekerheid en internationale ambtenaren en diplomaten.
27
Hoofdstuk 03 Kinderen en jongeren met een verhoogd risico op armoede
In dit hoofdstuk verleggen we onze focus naar kinderen en jongeren. Kinderarmoede is echter geen fenomeen dat op zichzelf staat. Het is een som van alle sociale uitsluitingsmechanismen, die we in de eerste twee hoofdstukken in kaart brachten. Ook hier proberen we op basis van de beschikbare
gegevens op gemeentelijk niveau kinderen in armoede of met een verhoogd risico op armoede in kaart te brengen. Starten doen we met een korte demografische schets van het aantal jongeren in de gemeente. Verder brengen we het aantal kinderen geboren in armoede in kaart en kijken we naar de werksituatie van de ouders en jongeren. Vervolgens bekijken we enkele gegevens die erop kunnen wijzen dat het recht op een gezin in gevaar kan komen. Ook staan we stil bij de diversiteit onder de kinderen in de gemeente.
Tot slot bekijken we gegevens die ons iets leren over het risico op onderwijskansarmoede.
Geboorten en jongeren in de gemeente Vooraleer we focussen op kinderen met verhoogd risico op armoede, staan we stil bij enkele demografische gegevens.
Geboortes In de loop van 2012 zijn er in Lanaken 247 geboortes, 11 minder dan een jaar eerder (figuur 03.01). Per 1.000 inwoners in de gemeente geeft dat 9,65 geboortes. Dit geboortecijfer ligt voor Lanaken lager dan het Limburgse gemiddelde (10,35) (figuur 03.02). In het Vlaams Gewest zijn er 10,79 kinderen geboren per 1.000 inwoners in de loop van 2012.
Figuur 03.01 | Evolutie aantal geboorten in Lanaken
Figuur 03.02 | Evolutie van het aantal geboorten (per 1.000 inwoners)
Evolutie en prognoses van het aantal jongeren Op 01.01.2013 telt Lanaken 6.627 inwoners jonger dan 25 jaar. Het aantal jongeren daalt van 6.779 in 2000 naar 6.627 in 2013, een afname van 152 jongeren (<25 jaar) (figuur 03.03).
28
Figuur 03.03 | Evolutie van het aantal jongeren naar leeftijdscategorie (absolute cijfers)
Figuur 03.04 | Prognose van het aantal jongeren naar leeftijdscategorie (absolute cijfers)
De bevolkingsprojecties van de Studiedienst van de Vlaamse Regering voorspellen hoe het aantal jongeren de komende jaren zal evolueren. De projecties lopen tot en met 2030. Het voorspelde aantal jongeren (< 25 jaar) in Lanaken daalt van 6.395 in 2013 naar 6.231 in 2020. Tien jaar later bedraagt het aantal min-25-jarigen 6.393 (figuur 03.04).
29
Kinderen geboren in kansarmoede Kinderen die opgroeien in armoede vertrekken al van bij de geboorte vanuit een ongelijke startpositie. We bekijken achtereenvolgens het aandeel kinderen dat geboren wordt in een kansarm gezin, het
aantal kinderen dat recht heeft op een voorkeurstarief in ziekteverzekering en het aantal leefloners met kinderen ten laste. Geboorten in kansarme gezinnen Via Kind & Gezin krijgen we een beeld van het aantal geboorten in kansarme gezinnen. De regioteamleden van Kind & Gezin toetsen elke geboorte12 op zes criteria13 (laag inkomen, lage
opleiding ouders, zwakke arbeidssituatie ouders, vertraagde ontwikkeling van de kinderen, slechte huisvesting en zwakke gezondheid). Wanneer een gezin op drie of meer criteria scoort, wordt het als kansarm beschouwd.
In Lanaken vond in 201214 12,16 % van alle geboorten plaats in een kansarm gezin. Lanaken scoort hoger in vergelijking met het Limburgse aandeel (11,04 %). Limburg scoort op haar beurt hoger dan
het Vlaams Gewest (10,45 %) (figuur 03.05). Figuur 03.05 | Evolutie geboorten in kansarme gezinnen (%)
Figuur 03.06 geeft een overzicht van de afzonderlijke indicatoren die gebruikt worden om te bepalen of een gezin kansarm is. De percentages in de figuur zijn het aandeel van alle kansarme geboortes die scoren op de afzonderlijke indicatoren. De samengestelde indicator arbeid-inkomen-opleiding is het
aandeel van alle kansarme geboortes die op alle drie deze socio-economische factoren tegelijk scoren.
12Het geboortecijfer van Kind & Gezin ligt hoger dan het officiële geboortecijfer. Kind & Gezin registreert immers alle
geboorten, ook de geboorten van kinderen bij ouders zonder een legaal verblijfsstatuut. 13Meer info over de kansarmoederegistratie van Kind & Gezin: http://www.kindengezin.be/brochures-en-
rapporten/rapporten/diversiteit-en-kinderrechten 14De cijfers over het aandeel geboorten in kansarme gezinnen zijn voortschrijdende gemiddeldes over drie jaar.
30
Figuur 03.06 | Aandeel van alle kansarme geboortes die scoren op volgende indicatoren (%)
Aantal jonge kinderen met recht op voorkeursregeling in ziekteverzekering
Als kinderen in een gezin leven met een inkomen onder de Europese armoedegrens, hebben zij recht op verhoogde tussenkomst in de terugbetaling van hun medische kosten15. Daarom gebruiken we het aantal 0 tot en met 4 jarigen met recht op voorkeursregeling in de ziekteverzekering als indicator voor kinderarmoede. We bekijken de cijfers ten opzichte van alle 0-4-jarigen in de gemeente. Lanaken telt in 2013 86 0-4-jarigen met recht op voorkeursregeling in de ziekteverzekering. Ten
opzicht van alle kinderen (0-4 jaar) in de gemeente is dat 7,1 %, gemiddeld in vergelijking met het Limburgse aandeel (7,7 %). In het Vlaams Gewest heeft 9,4 % van alle 0-4-jarigen recht op de voorkeursregeling.
15Voor sommige personen en hun personen ten laste wordt de verhoogde tegemoetkoming automatisch toegekend.
Bijvoorbeeld voor iedereen die een sociale uitkering geniet, zoals een leefloon, een inkomensgarantie voor ouderen, een toelage voor persoon met handicap, … Anderen krijgen de tegemoetkoming pas na aanvraag, bijvoorbeeld WIGW's, personen met handicap, al meer dan een jaar volledig werklozen of arbeidsongeschikten, eenoudergezinnen, …. Deze categorieën komen in aanmerking als het gezinsinkomen onder een jaarlijks grensbedrag ligt. Maar ook alle andere gezinnen met een inkomen onder dit bedrag kunnen in aanmerking komen na aanvraag. Meer info over de verhoogde tegemoetkoming en wie in aanmerking komt: http://www.riziv.fgov.be/citizen/nl/medical-cost/santh_4_4.htm
31
Figuur 03.07 | Evolutie aantal kinderen (0-4 jaar) met recht op voorkeursregeling in ziekteverzekering in Lanaken
Figuur 03.08 | Evolutie aantal kinderen (0-4 jaar) met recht op voorkeursregeling in ziekteverzekering t.o.v. alle kinderen (0-4
jaar) (%)
Kijken we niet enkel naar de kinderen jonger dan vijf jaar, maar naar alle jongeren (0-19 jaar), zien
we dat Lanaken 466 jongeren met een voorkeurtarief in ziekteverzekering telt, 9,3 % van alle min-20-jarigen in de gemeente. Lanaken scoort hiermee lager dan Limburg. In het Vlaams Gewest bedraagt het aandeel jongeren met recht op voorkeurtarief in de ziekteverzekering 11,2 %.
Figuur 03.09 | Evolutie kinderen (0-19 jaar) met recht op voorkeursregeling in ziekteverzekering (absolute cijfers) in Lanaken
Figuur 03.10 | Evolutie van het kinderen (0-19 jaar) met recht op voorkeursregeling in ziekteverzekering (%)
32
Kinderen in gezin zonder werk en jongeren zonder werk Kinderen en jongeren in een gezin zonder werk
Kinderen waarvan geen van beide ouders werken, lopen een zeer hoog risico om in armoede op te groeien. Via gegevens uit de Kruispuntbank Sociale Zekerheid kunnen we een zicht krijgen op de werksituatie van de ouders van minderjarige kinderen. Enige voorzichtigheid bij het interpreteren van deze gegevens is op zijn plaats! De Kruispuntbank Sociale Zekerheid deelt elke persoon in in één van volgende categorieën: ‘werkend’, ‘werkzoekend’, ‘niet beroepsactief’ of ‘andere’. Onder de niet-beroepsactieven vallen onder meer personen met
uitkeringen (volledige loopbaanonderbrekers, voltijdse bruggepensioneerden, vrijgestelde werkzoekenden, …). De categorie ‘andere’ is een restcategorie waaronder onder meer niet-werkenden vallen (huismannen, - vrouwen, geschorste werkzoekenden, …). Maar ook personen voor wie het niet
mogelijk is de arbeidsmarktpositie te bepalen omdat ze bijvoorbeeld niet aangesloten zijn bij de Belgische zekerheid. Voor gemeenten met veel grensarbeiders kunnen de resultaten daardoor erg vertekend zijn.
Figuur 03.11 | Kinderen (0-17 jaar) naar werksituatie ouders (%)
In Lanaken leeft 33,3 % van alle minderjarigen in een gezin zonder werk. Dit wil zeggen dat geen van beide ouders werkt of wanneer het gaat om een alleenstaande ouder, deze geen werk heeft. Lanaken scoort hiermee veel hoger dan Limburg (15,3 %). In het Vlaams Gewest leeft 11,2 % van alle minderjarigen in een gezin zonder werk.
Figuur 03.12 bekijkt het aandeel kinderen in een gezin zonder werk per leeftijdscategorie.
33
Figuur 03.12 | Kinderen in een gezin zonder werk naar leeftijdscategorie (%)
Jongeren bedreigd in hun recht op werk Voor bepaalde groepen die de schoolbanken verlaten hebben en zich op de arbeidsmarkt begeven,
komt het recht op werk in het gedrang. Naast de jeugdwerkloosheidsgraad, kijken we naar twee risicofactoren voor het vinden van werk bij jonge werkzoekenden: laaggeschoold zijn (zonder diploma hoger secundair onderwijs) en langdurig werkloos zijn (langer dan één jaar).
De jeugdwerkloosheidsgraad zet het aantal niet-werkende werkzoekenden van 15-24 jaar af ten opzicht van de beroepsbevolking (15-24 jaar). In Lanaken bedraagt de jeugdwerkloosheidsgraad in 2012 18,0 %, gemiddeld in vergelijking met het Limburgse gemiddelde van 18,4 % (figuur 03.01). In
het Vlaams Gewest bedroeg de werkloosheidsgraad 16,3 %. Tussen 2003 en 2012 steeg de jeugdwerkloosheidsgraad van 16,0 % naar 18,0 % (figuur 03.13).
Figuur 03.13 | Evolutie van de jeugdwerkloosheidsgraad (%)
Figuur 03.14 | Evolutie aantal niet-werkende werkzoekende jongeren (15-24 jaar) in Lanaken
34
Gegevens van de VDAB schetsen een beeld van het aantal jonge werkzoekenden in de gemeente. In Lanaken bedraagt het aantal jonge niet-werkende werkzoekenden (15-24 jaar) in 2013 gemiddeld 226 jongeren (figuur 03.14).
Het niet hebben van een diploma hoger secundair onderwijs kan de aansluiting van jongeren op de arbeidsmarkt bemoeilijken. In 2013 telt Lanaken 88 laaggeschoolde, niet-werkende werkzoekende jongeren. Ten opzichte van alle jongeren (18-24 jaar) in de gemeente is dat 4,0 %. Hiermee scoort de gemeente gemiddeld in vergelijking met het Limburgse gemiddelde (4,2 %). In Vlaanderen bedraagt dat aandeel 4,0 %.
Figuur 03.15 | Evolutie aantal laaggeschoolde, niet-werkende werkzoekenden (18-24 jaar) in Lanaken
Figuur 03.16 | Evolutie van het aandeel laaggeschoolde, niet-werkende werkzoekenden (18-24 jaar) t.o.v. alle
jongeren 18-24 jaar (%)
Een andere risicofactor die het vinden van werk voor jongeren bemoeilijkt, is de langdurige werkloosheid. Wie langdurig werkloos blijft, ziet zijn kansen op werk immers afnemen. In 2013 is 2,4 % van de jongeren in Lanaken langer dan één jaar werkzoekend. In absolute cijfers gaat het om 53 niet-werkende werkzoekenden (18-24 jaar) die langer dan een jaar op zoek zijn naar werk. In vergelijking met Limburg scoort de gemeente gemiddeld in vergelijking met Limburg (2,5 %). In
Vlaanderen is het aandeel langdurig niet-werkende werkzoekenden onder de jongeren 2,1 %.
35
Figuur 03.17 | Evolutie aantal langdurig niet-werkende werkzoekenden (18-24 jaar) in Lanaken
Figuur 03.18 | Evolutie van het aandeel laaggeschoolde, niet-werkende werkzoekenden (18-24 jaar) t.o.v. alle jongeren 18-24 jaar (%)
36
Kinderen in verschillende gezinnen In dit hoofdstuk bekijken we de verschillende gezinstypes waarin kinderen opgroeien. We besteden bijzondere aandacht aan kinderen die opgroeien in een éénoudergezin. Onder meer door de moeilijke
combinatie van ouderschap en inschakeling op de arbeidsmarkt lopen zowel de ouders als de kinderen meer risico op armoede. We staan ook stil bij het aantal jongeren in de bijzondere jeugdbijstand. Ook voor hen kunnen de functies van het gezin in gevaar komen. Gezinstypes in kaart Op 1 januari 2013 telt Lanaken 10.654 private huishoudens. Als we de private huishoudens in Lanaken
verder onderverdelen in een aantal types, zien we dat 26,7 % van alle huishoudens bestaat uit een gehuwd paar met thuiswonende kinderen. Daarnaast zijn 5,5 % van alle huishoudens een ongehuwd paar met thuiswonende kinderen. Eenoudergezinnen maken 8,0 % van alle private huishoudens in
Lanaken uit.
37
Figuur 03.20 | Huishoudens naar type (%) in Lanaken
38
Kinderen en jongeren naar positie in het huishouden In Lanaken is 64,0 % van alle inwoners (jonger dan 18 jaar) een kind bij een gehuwd paar en 18,5 % is een kind bij een niet-gehuwd, samenwonend paar. 13,5 % van alle minderjarigen groeit op bij een
alleenstaande ouder.
39
Figuur 03.22 | Jongeren (0-17 jaar) naar positie in het huishouden (%) in Lanaken
40
Kijken we enkel naar de jongste leeftijdsgroep (0-2 jaar) zien we dat 50,8 % van de kinderen woont bij een gehuwd paar en 32,9 % bij een niet-gehuwd paar. 8,1 % van alle 0-2-jarigen woont bij een alleenstaande ouder.
41
Figuur 03.24 | Jongeren (0-2 jaar) naar positie in het huishouden (%) in Lanaken
Kinderen met een alleenstaande ouder Kinderen met een alleenstaande ouder lopen een hoger risico op maatschappelijke kwetsbaarheid. Lanaken telt begin 2013 602 minderjarige kinderen met een alleenstaande ouder, in 2007 waren er dit 599. Hiermee leeft 13,5 % van alle minderjarigen in een gezin met een alleenstaande ouder. Dit
aandeel is hoger dan het Limburgse gemiddelde (12,3 %).
42
Figuur 03.25 | Evolutie aantal minderjarige kinderen bij een alleenstaande ouder in Lanaken
Figuur 03.26 |Evolutie van het aantal kinderen bij een alleenstaande ouder t.o.v. alle minderjarigen (%)
Bekijken we enkel de 0-2-jarigen, dan stijgt het aantal kinderen met een alleenstaande ouder van 43 in 2007 naar 62 in 2013. Het aandeel stijgt in diezelfde periode van 7,2 % naar 8,1 %.
Jongeren onder maatregel bijzondere jeugdbijstand Voor jongeren onder een maatregel in de bijzondere jeugdbijstand kunnen de functies van het gezin in
gevaar komen. Voorzieningen van de bijzondere jeugdzorg zijn private organisaties die minderjarigen begeleiden of opvangen. Er worden diverse begeleidingsvormen aangeboden. Jongeren komen er terecht via de intersectorale toegangspoort (en dan is het vrijwillig) of via een jeugdrechter. In dat laatste geval is de maatregel opgelegd door de jeugdrechter ter ‘bescherming tegen een
problematische opvoedingssituatie’ of in het kader van een ‘als misdrijf omstreden feit’. Omdat een jongere gedurende een jaar in meerdere soorten voorzieningen begeleiding kan hebben, zijn dubbeltellingen in de cijfers onvermijdelijk. In de loop van 2012 waren er in Lanaken 166 begeleidingen door een voorziening van de bijzondere jeugdbijstand voor jongeren gedomicilieerd in de gemeente. Ten opzichte van alle minderjarigen in Lanaken is dat 3,7 %. Dat is gemiddeld in vergelijking met het Limburgse aandeel van 3,5 %.
43
Figuur 03.27 | Evolutie aantal begeleidingen bijzondere jeugdbijstand in Lanaken
Figuur 03.28 | Evolutie van het aantal begeleidingen bijzondere jeugdbijstand t.o.v. het aantal minderjarigen (%)
44
Jongeren en diversiteit In dit onderdeel staan we stil bij de herkomst van kinderen en jongeren in de gemeente. Niet alle kinderen van vreemde herkomst leven in armoede, wel lopen ze meer risico om in armoede terecht te
komen. Kinderen en jongeren naar herkomst op 01.01.2013 telt Lanaken 3.533 jongeren (0-24 jaar) met een andere dan de Belgische herkomst, 587 meer dan in 2007. Het aandeel jongeren met niet-Belgische herkomst bedraagt hiermee 53,3 %, hoger dan het Limburgse gemiddelde (34,3 %). Om de herkomst van de jongere te bepalen, kijken we
naar de nationaliteit bij de geboorte van de jongere én naar de nationaliteit bij geboorte van de vader en/of de moeder. Is één van die nationaliteiten een andere dan de Belgische, dan beschouwen we de jongere als 'van niet-Belgische herkomst'.
Figuur 03.29 | Evolutie aantal 0-24-jarigen niet-Belgische herkomst in Lanaken
Figuur 03.31 geeft een overzicht van jongeren niet-Belgische herkomst naar herkomstgroep.
45
Figuur 03.31 | Jongeren niet-Belgische herkomst naar herkomstgroep (%)
Als we binnen de groep jongeren enkel kijken naar de kinderen jonger dan drie jaar, zien we dat in Lanaken dit aantal stijgt van 345 naar 446 (figuur 03.32). Het aandeel kinderen met een vreemde herkomst onder de min-driejarigen bedraagt 58,3 %. Dit aandeel is in Lanaken hoger dan het Limburgse gemiddelde (37,2 %).
46
Figuur 03.32 | Evolutie het aantal 0-2-jarigen niet-Belgische herkomst in Lanaken
Figuur 03.33 | Evolutie van het aandeel jongeren (0-2 jaar) niet-Belgische herkomst (%)
Figuur 03.34 geeft een overzicht van het aantal 0 tot 3 jarigen naar herkomstgroep. Figuur 03.34 | Kinderen (0-2 jaar) niet-Belgische herkomst naar herkomstgroep (%)
47
Taal binnen het gezin Eén van de kenmerken die Kind & Gezin bij de geboorte van kinderen registreert, is de taal die de moeder met het kind spreekt. Zo krijgen we zicht op de taal die binnen de gezinnen gesproken wordt,
waar in een bepaald jaar een kind geboren werd. Dit is de opvoedingstaal waarin het kind overwegend wordt grootgebracht. Wanneer er meerdere talen worden gesproken, kiest Kind & Gezin voor de taal die overheerst tussen het kind en de ouder. Van alle moeders die in 201216 een kind kregen, spreekt in Lanaken 17,4 % overwegend een andere taal dan het Nederlands met hun kind. Voor heel Limburg is dit 21,0 %.
Onderstaande grafiek geeft een overzicht van de meest voorkomende talen bij geboorten in 2012 voor de gemeente Lanaken.
Figuur 03.35 | Geboorten naar taal die moeder met het kind spreekt (%)
Het aantal leerlingen in het kleuter-, lager en secundair onderwijs met een andere thuistaal, komen in het volgend onderdeel aan bod.
16De cijfers over het aandeel geboorten in kansarme gezinnen zijn voortschrijdende gemiddeldes over drie jaar.
48
Onderwijskansarmoede Lanaken telt in 2012 768 leerlingen in het kleuteronderwijs, 1.390 leerlingen in het lager onderwijs en 1.655 leerlingen in het secundair onderwijs. Het gaat om leerlingen die in de gemeente wonen,
ongeacht van in welke gemeente ze naar school gaan. Om de onderwijskansen van alle leerlingen te garanderen, schuift het Vlaamse financieringsdecreet voor het basis- en secundair onderwijs enkele indicatoren naar voren, op basis waarvan scholen extra middelen ter beschikking krijgen. Het gaat om volgende vier kenmerken van de leerling:
laag opleidingsniveau van de moeder; de gezinstaal is niet het Nederlands; leerling woont in een buurt met hoge mate van schoolse vertraging;
leerling heeft een schooltoelage. Deze vier kenmerken vormen samen de onderwijskansarmoede-indicator (OKI). De
onderwijskansarmoede-indicator geeft – afhankelijk van het aantal kenmerken waarop een leerling scoort, een score tussen 0 en maximum vier. De gemiddelde onderwijskansarmoede-indicator van alle leerlingen in gemeente laat ons toe, om de gemeente te positioneren ten opzichte van de provincie en Vlaanderen. In Lanaken bedraagt de gemiddelde score op de onderwijskansarmoede-indicator van de leerlingen in het kleuteronderwijs 0,41. In het lager onderwijs bedraagt die 0,45 en in het het secundair onderwijs
0,65. Onderstaande figuur vergelijkt de gemiddelde score van Lanaken met die van Limburg. Figuur 03.36 | Onderwijskansenarmoede-indicator voor kleuter-, lager en secundair onderwijs
Een eerste indicator die gebruikt wordt om de onderwijsarmoede-indicator op te bouwen, is het aandeel leerlingen met een moeder met een laag opleidingsniveau17. In Lanaken heeft 17,4 % van de kleuters een moeder met maximaal een diploma lager secundair onderwijs. Bij de leerlingen van het lager onderwijs is dat 19,4 %, in het secundair 26,7 %. Figuur 03.37 vergelijkt Lanaken met Limburg.
17We spreken van een moeder met een laag opleidingsniveau als de moeder maximaal het lager secundair onderwijs
heeft afgewerkt. Is het opleidingsniveau van de moeder onbekend, scoort de leerling niet op dit kenmerk.
49
Figuur 03.37 | Aandeel leerlingen met laag opgeleide moeder (%)
Figuur 03.38 | Aandeel leerlingen met andere thuistaal (%)
De gezinstaal18 verschilt van de onderwijstaal voor 8,9 % van de kleuters in Lanaken. In het lager onderwijs is de thuistaal voor 7,1 % van de leerlingen in de gemeente niet het Nederlands. In het secundair is dat aandeel 5,9 % (figuur 03.38).
1,4 % van de kleuters, 1,6 % van de leerlingen lager onderwijs en 7,5 % van de leerlingen secundair in Lanaken, woont in een buurt met hoge mate van schoolse vertraging19 (figuur 03.39).
Een laatste leerlingenkenmerk is het aandeel leerlingen met een schooltoelage (figuur 03.40). In het kleuteronderwijs ontvangt 13,4 % een schooltoelage, in het lager 17,3 % en in secundair 24,7 %.
18De taal die de leerling in het gezin spreekt is niet het Nederlands als de leerling in het gezin met niemand
Nederlands spreekt. Telt het gezin meer dan drie gezinsleden (de leerling niet meegerekend) is de thuistaal niet-Nederlands als er met maximum één gezinslid Nederlands gesproken wordt. Broers en zussen worden hierbij als één gezinslid beschouwd.
19Op basis van de woonplaats wordt bij elke leerling gekeken naar het percentage 15-jarigen met minstens 2 jaar schoolse vertraging in de buurt waar de leerling woont. Na rangschikking van alle leerlingen uit het basis- en het secundair onderwijs op basis van dit kenmerk, worden enkel die leerlingen in het hoogste kwartiel beschouwd als leerlingen die in een buurt met hoge mate van schoolse vertraging wonen. Dit betekent dat 25 % van alle leerlingen zal scoren op dit kenmerk. De bepaling gebeurt apart voor basis- en secundair onderwijs
50
Figuur 03.39 | Aandeel leerlingen in buurt met hoge mate van schoolse vertraging (%)
Figuur 03.40 | Aandeel leerlingen met schooltoelage (%)
In dit rapport brachten we heel wat gegevens over armoede (hoofdstuk 01 en 02) en kinderarmoede (hoofdstuk 03) in de gemeente samen. Een extra bron voor gegevens over kinderarmoede is de kinderarmoedebarometer20 van de Vlaamse Regering.
De Vlaamse kinderarmoedebarometer geeft aan de hand van zeven indicatoren een beeld van hoe het kinderarmoederisico verspreid is over de Vlaamse gemeenten. Omdat deze gegevens gebruikt worden voor de verdeling van de subsidies voor lokale kinderarmoedebestrijding, nemen we deze gegevens integraal over in dit rapport. Sommige van deze indicatoren overlappen met indicatoren die al eerder in dit rapport aan bod
kwamen. Sommige indicatoren kunnen echter afwijken. Dit doordat we bijvoorbeeld kozen voor een andere bron, een andere manier om de indicator te bereken of voor recentere gegevens21.
Figuur 03.41 geeft een overzicht van de score van Lanaken op elk van de zeven indicatoren van de kinderarmoedebarometer. Figuur 03.41 Indicatorenset kinderarmoedebarometer
Lanaken percentiel
Vlaams Gewest
Voorkeursregeling in de ziekteverzekering kinderen (0-4 jaar) 4,4 62,8 8,0
Eenoudergezinnen met kinderen (0-3 jaar) 7,8 69,7 8,6
Kansarmoede-index Kind & Gezin 12,2 88,9 10,5
Onderwijskansarmoede-indicator 43,5 61,2 77,5
Leefloners met gezinslast 0,73 57,6 1,40
Aantal huishoudens met kinderen (0-2 jaar) zonder werk 35,4 99,0 11,9
Aantal huishoudens met kinderen (0-3 jaar) één of beide ouders nationaliteit niet-EU
8,7 86,3 9,5
Score Vlaamse kinderarmoedebarometer 3
20De kinderarmoedebarometer werd ontwikkeld door de Studiedienst van de Vlaamse Regering. Meer info op
http://aps.vlaanderen.be/lokaal/kinderarmoede/kinderarmoede.html 21Voor de berekening van de Vlaamse kinderarmoedebarometer wordt gewerkt met de gegevens zoals die
beschikbaar zijn bij de Studiedienst van de Vlaamse Regering op 15 oktober van het jaar volgend op het jaar waarin de lokale verkiezingen plaatsvinden. Bij de lancering van het initiatief wordt gewerkt met gegevens beschikbaar op 15 januari 2014. Om de evolutie goed te kunnen opvolgen, wordt de kinderarmoedebarometer jaarlijks op 15 oktober geactualiseerd. Let wel: de verdeling van de subsidies lokale kinderarmoedebestrijding wijzigt pas bij aanvang van een nieuwe gemeentelijke legislatuur.
52
Een eerste indicator die de Vlaamse kinderarmoedebarometer hanteert om kinderarmoede in kaart te brengen, is het aantal kinderen jonger dan vijf jaar met recht op de voorkeursregeling in de ziekteverzekering. Als kinderen in een gezin leven met een inkomen onder de Europese
armoedegrens, hebben ze recht op verhoogde tussenkomst in de terugbetaling van hun medische kosten. In Lanaken heeft 4,4 % van alle kinderen (0-4 jaar) recht op het voorkeurtarief in de ziekteverzekering. Ter vergelijking: In het Vlaams Gewest bedraagt dit percentage 8,0 %. Kinderen met een alleenstaande ouder lopen een hoger risico op maatschappelijke kwetsbaarheid. Een tweede indicator is daarom het aantal eenoudergezinnen met kinderen 0 tot en met 3 jaar ten opzichte van alle huishoudens met kinderen van die leeftijd. Voor Lanaken bedraagt dit aandeel 7,8 %.
In Vlaanderen is 8,6 % van alle gezinnen met jonge kinderen (0-3 jaar) een eenoudergezin. Een indicator die ook al eerder aan bod kwam in dit rapport is de kansarmoede-index van Kind &
Gezin. In Lanaken is 12,2 % van alle geboortes er één in een kansarm gezin. Het aandeel in het Vlaams Gewest bedraagt 10,5 %.
Ook de onderwijskansarmoede-indicator voor het kleuteronderwijs maakt deel uit van de Vlaamse Kinderarmoedebarometer. In Lanaken bedraagt deze 43,5 (Vlaams Gewest: 77,5 ). Door het aantal leefloners met gezinslast af te zetten ten opzichte van alle huishoudens met kinderen (0-17 jaar), krijgen we een beeld van hoeveel gezinnen met minderjarige kinderen moeten rondkomen met een leefloon. Lanaken scoort op deze indicator een percentage van 0,73 % (t.o.v. 1,40 % in het Vlaams Gewest).
Om zicht te krijgen op de werksituatie van de ouders van jonge kinderen, kijkt de Vlaamse Kinderarmoedebarometer binnen het aantal huishoudens met jonge kinderen (0-2 jaar) naar het aantal gezinnen waarvan de referentiepersoon van het gezin (én de partner als die er is) niet werken.
In Lanaken in dit aandeel 35,4 % (Vlaams Gewest: 11,9 %). Zicht op de diversiteit binnen de huishoudens met jonge kinderen (0-3 jaar) krijgen we op basis van
een laatste indicator in de kinderarmoedebarometer. We kijken naar het aantal gezinnen waar één of beide ouders niet de nationaliteit hebben van een EU-land hebben. In Lanaken bedraagt dat aandeel 8,7 % en in Vlaanderen 9,5 %. Om de score van een gemeente op de kinderarmoedebarometer te bepalen, maakt de Vlaamse Regering gebruik van percentielen. Gemeenten die voor een indicator een score halen boven het 75e
percentiel, krijgen een risicoscore op die indicator. De andere gemeenten krijgen een risicoscore 0 op de indicator. Door de risicoscores op te tellen, krijgen we de score van een gemeente op de kinderarmoedebarometer. Lanaken scoort op 3 van de zeven indicatoren boven het 75ste percentiel. Enkel gemeenten met een
score van vier of meer komen in aanmerking voor een subsidie voor lokale kinderarmoedebestrijding.
53
2. Aanbod binnen Lanaken.
Binnen Lanaken leggen we reeds een aantal jaren een duidelijke focus op armoede en kinderarmoede
in het bijzonder. Dit naar aanleiding van de evaluatie van het Lokaal Sociaal Beleidsplan, maar ook
naar aanleiding van de signalen die we ontvingen van verschillende partners: het Consultatiebureau
van Kind en Gezin, de partners van het Lokaal Overleg Kinderopvang en Opvoedingsondersteuning
Vanuit het LOKO-LOO werd er dan ook een eerste aanzet gedaan om samen met verschillende
partners te werken rond ontmoeting – kinderarmoede – opvoedingsondersteuning. De eerste
verwendag voor ouders was geboren. Deze dag kwam tot stand in samenwerking met het Sociaal
Huis, het consultatiebureau van Kind en Gezin, opvoedingswinkel Maasland, de Sint-
Vincentiusvereniging, het lager onderwijs en vzw Tao. Deze dagen werden door de deelnemers als
zeer positief ervaren. Vooral de ervaringsuitwisseling tussen de ouders en de ervaring dat ook andere
gezinnen met dezelfde opvoedingsvragen kampen, werd als zeer positief ervaren.
Daarnaast werd er ook in samenwerking met vzw TAO22 ingezet op bewustmaking van andere
diensten werkzaam binnen Lanaken.
Om nog meer te kunnen doen rond kinderarmoede binnen de gemeente Lanaken besloten
verschillende partners de handen in elkaar te slaan en een aanvraag in te dienen voor subsidies voor
lokale projecten kinderarmoedebestrijding (project Stap Vooruit).
Met het project Stap Vooruit focussen we ons op de doelgroep kansarme gezinnen met kinderen
tussen 0 en 3 jaar en zwangere vrouwen.
Binnen het project voorzien we een integrale gezinsondersteuning d.m.v. huisbezoeken, uitgaande
van een vertrouwensrelatie. De gezinsondersteuner binnen Stap vooruit werkt aanvullend bij de
werking van de gezinsondersteuner van Kind en Gezin. Een nauwe samenwerking/ terugkoppeling
tussen het project Stap Vooruit en Kind en Gezin is dan ook onontbeerlijk.
Naast het luik van individuele benadering voorzien we ook in een tijdelijke flexibele kinderopvang,
werkende vanuit een begeleiderspool. De grootste nood, op dit moment, blijkt net de flexibele
toegankelijke kinderopvang te zijn bij de doelgroep kansarmen. De flexibele kinderopvang kan
tijdelijk aangeboden worden in afwachting van de inschrijving binnen het reguliere circuit.
Als derde luik wordt er een groepswerking uitgewerkt. Binnen deze groepswerking staat ontmoeting
en de kracht van het sociaal netwerk centraal. De groepswerking wordt op maat van de gezinnen
georganiseerd.
Het project werd ingediend door de dienst welzijn (OCMW – Sociaal Huis) i.s.m. dienst Jeugd,
consultatiebureau K&G en de lokale organisaties die werken met de doelgroep van maatschappelijk
kwetsbare jonge gezinnen. Door samen te werken met TAO Limburg vzw streven we een werking na
op maat van de gezinnen.
We zijn ervan overtuigd dat het project Stap Vooruit ook een extra dimensie kan geven aan het Huis
van het Kind. Gezinnen kunnen extra ondersteuning op maat aangeboden krijgen, die misschien niet
direct mogelijk is binnen de reguliere werking van opvoedingsondersteuning, kinderopvang en
preventieve gezinsondersteuning.
22 Vzw TAO Armoede is een deelwerking van vzw de Link en beidt vorming, coaching en advies aan diensten, organisaties die hun aanbod voor mensen in armoede effectiever willen maken.
54
Het project “Stap Vooruit” is van start gegaan vanaf januari 2013. Door dit project werd de
samenwerking tussen de verschillende partners binnen Lanaken rond kinderarmoede versterkt.
Het LOKO dat een aantal jaren geleden aangevuld werd met het LOO (in het kader van het decreet
rond opvoedingsondersteuning), werkt binnen Lanaken reeds sinds de opstart verruimd. Alle partners
rond kinderopvang – zowel de aanbod- als de vraagzijde – niet enkel buitenschoolse kinderopvang –
zijn van bij de opstart betrokken bij deze adviesraad.
Jaarlijks worden er vanuit het LOKO-LOO infomomenten georganiseerd rond opvoedingsondersteuning
en sinds een aantal jaren worden ook onder impuls van dit overleg verwendagen voor ouders in
kansarmoede opgezet. Deze verwendagen werden in eerste instantie georganiseerd i.s.m. het
Sociaal Huis – OCMW Lanaken, opvoedingswinkel Maasland en vzw TAO. Later werden de partners
uitgebreid met het Consultatiebureau van Kind en Gezin, Sint-Vincentiusvereniging en de
scholengemeenschap binnen Lanaken. De verwendagen worden georganiseerd binnen een zeer
Door de opstart van een Huis van het Kind en de uitbouw van een netwerk van alle partners
die binnen Lanaken bezig zijn rond preventieve gezinsondersteuning hopen we de
dienstverlening naar alle gezinnen en kinderen (-9 maanden t.e.m. 24 jaar) toe te
optimaliseren met een bijzondere aandacht voor kansengroepen. We gaan dit Huis van het
Kind verder concretiseren door samen met ouders/gezinnen/kinderen een participatietraject
op te starten.
Idealiter zouden binnen dit Huis van het Kind ouders en kinderen terecht kunnen voor: o Medisch-preventief en sociaal-verpleegkundig consult (Medische opvolging, screening,
signalering en detectie (prenataal, postnataal,…), nazorg) o Pedagogisch onthaal en advies (informatie over gezondheid, opvoeden, opgroeien,
naar school gaan, kinderopvang,…)
o Laagdrempelige ontmoetingsplek o Groepsgericht aanbod o Gezinsondersteuning (professioneel, vrijwillig) o Doorverwijzing (vrijetijd,…) o Spel-o-theek o Loket kinderopvang
Het luik opvoedingsondersteuning binnen het Huis van het Kind wordt in samenwerking met
de opvoedingswinkel Maasland uitgebouwd, onder meer onder de vorm van pedagogische
adviesgesprekken, aanbieden van vormingsmomenten,…
In 2012 startte 64,8% van de moeders met borstvoeding (Lanaken). Op dag 6 waren er dit
nog maar 52,7%. Om jonge moeders te stimuleren om borstvoeding te blijven geven, gaan
we de mogelijkheden onderzoeken om de kostprijs voor de uitleen van een afkolfapparaat
terug te betalen voor kansengroepen (via fonds kinderarmoede OCMW - federaal).
Ontvangsten/uitgaven:
Aan deze actie zijn geen geraamde ontvangsten/uitgaven m.b.t. de SALK-middelen
kinderarmoede gekoppeld.
Gemeente (niet-prioritair)
Beleidsdoelstelling 5.2
Alle bevolkingsgroepen zoveel mogelijk laten participeren aan vrijetijdsacties.
Resultaat:
Door in te zetten op structureel drempelverlagende en voorwaardenscheppende maatregelen hopen
we een stijging te zien in de participatie van alle bevolkingsgroepen aan verschillende vrijetijdsacties
en kansengroepen in het bijzonder.
Indicator:
-aantal deelnemers aan vrijetijdsacties vanuit verschillende bevolkingsgroepen.
Realisatietermijn: 2014-2019
Commentaar:
Er worden structureel drempelverlagende en voorwaardenscheppende maatregelen getroffen binnen
de verschillende vrijetijdsdiensten (sport, jeugd, cultuur, bibliotheek) door onder meer in te zetten op
levenslange sportparticipatie, rijk educatief aanbod met ruimte om te experimenteren, divers mogelijk
particulier jeugdwerkaanbod, laagdrempelige acties binnen de bibliotheek, doelgroepenprogrammering
voor bepaalde kansengroepen binnen het gemeenschapscentrum.
78
Ontvangsten/uitgaven:
Aan deze beleidsdoelstelling zijn geen geraamde ontvangsten/uitgaven m.b.t. de SALK-middelen
kinderarmoede gekoppeld.
Actieplan 5.2.1 Om een gediversifieerd publiek te bereiken worden er structureel
drempelverlagende en voorwaardenscheppende maatregelen genomen.
Realisatietermijn: 2014-2019
Commentaar: De vrijetijdsdiensten garanderen dat er permanent een evenwichtig aanbod aan optredens of andere culturele activiteiten zal worden georganiseerd. Het activiteitenaanbod zal op een meer integrale manier worden benaderd (grotere samenwerking tussen gemeentediensten, grotere samenwerking met externe actoren). De culturele verenigingen worden hierbij gezien als partners, die de gemeente verder blijft ondersteunen in het creëren van een cultureel aanbod.
Ontvangsten/uitgaven:
Aan dit actieplan zijn geen geraamde ontvangsten/uitgaven m.b.t. de SALK-middelen kinderarmoede
gekoppeld.
Actie 5.2.1.5 Er is een lokaal overleg en informatie-uitwisseling met de
vrijetijdsdiensten, dienst welzijn, OCMW en armoedeverenigingen.
Doel is het stroomlijnen van het beleid inzake (kans)armoede en vrijetijdsparticipatie van
maatschappelijk zwakkere groepen. Binnen het kader van afsprakennota vrijetijdsparticipatie
worden de mogelijkheden onderzocht om de UITPAS te implementeren binnen Lanaken, maar
ook duidelijkheid te creëren naar zowel organisaties als individuen toe m.b.t. het aanbod,
kortingssystemen,…Er wordt eveneens verder ingezet op de participatie van de doelgroep bij
de besprekingen van de acties m.b.t. vrijetijdsparticipatie.
Ontvangsten/uitgaven:
Aan deze actie zijn geen geraamde ontvangsten/uitgaven m.b.t. de SALK-middelen
kinderarmoede gekoppeld.
Deelacties:
-mogelijkheden onderzoeken om UITPAS te implementeren binnen Lanaken.
79
-verdere afstemming van het aanbod, subsidiestromen,…
Actie 5.2.1.15 Ondersteuning en implementatie van een beleid waarbij verenigingen
actief worden ondersteund om kansengroepen toe te leiden naar het lokale
vrijetijdsaanbod.
Indicator:
-aangepast subsidiereglement jeugd en sport i.f.v. toeleiding kansengroepen.
-aantal genomen acties m.b.t. verhogen van de toegankelijkheid vrijetijdsaanbod.
Realisatietermijn: 2014-2019
Commentaar:
Kinderen uit kansengroepen nemen op dit moment te weinig deel aan het
verenigingsleven omwille van diverse drempels (financieel, materieel,…). Door de
verenigingen bewuster te maken van deze problematiek, hopen we dat er binnen het
verenigingsleven (sport, jeugd,…) acties ondernomen worden om de toegankelijkheid te
verhogen. De verenigingen krijgen hierin zowel een financiële impuls (op basis van het
aangepast subsidiereglement), maar worden ook praktisch ondersteund (aanreiken good
practices).
Ontvangsten/uitgaven:
Aan deze actie zijn geen geraamde ontvangsten/uitgaven m.b.t. de SALK-middelen
kinderarmoede gekoppeld.
Deelacties:
-mogelijkheden bekijken om het huidige subsidiereglement jeugd en sport aan te passen i.f.v.
toeleiding kansengroepen.
-aanbieden van handvaten aan verenigingen om te werken aan een toegankelijk
vrijetijdsaanbod.
80
Gemeente (prioritair)
Beleidsdoelstelling 5.4
De uitbouw van een kwaliteitsvol en behoefte dekkend aanbod aan kinderopvang en
speelpleinwerking, in het verlengde van een flankerend onderwijsbeleid.
Resultaat:
Voorzien in een ruimer vakantieaanbod voor alle kinderen van Lanaken door de speelpleinwerking te
optimaliseren. Kansen geven aan alle lagere schoolkinderen om aan sport te doen door het aanbieden
van sport na school. Uitbreiden van het kinderopvangaanbod binnen Lanaken in samenwerking met
verschillende partners (bedrijven, zelfstandige initiatieven,…), maar ook door het voorzien van extra
plaatsen binnen de bestaande kinderopvang. Door het uitwerken van een flankerend onderwijsbeleid
hopen we in te kunnen zetten op taalstimulering/bevordering (boekbaby’s,…), maar ook een nauwere
samenwerking met het onderwijs te bewerkstelligen.
Indicator: - Uitbreiding van de speelpleinwerking in paas- en herfstvakantie. - Uitbreiding van de voor- en na-opvang tijdens de speelpleinwerking door een uitbreiding van de opvanguren. - Uitbreiding van de samenwerking tussen de diensten Jeugd en Sport, op het vlak van sport na
school. - Stijging van de private opvanginitiatieven (208 in 2013) ingevolge invoering van een
subsidiereglement voor investeringen die gericht zijn op nieuwe initiatieven of uitbreiding van bestaande initiatieven. - Stijging van de kinderopvang van de gemeente/OCMW van 71 plaatsen naar 127. - Opstart van een netoverschrijdend flankerend onderwijsbeleid.
Realisatietermijn: 2014-2019
Commentaar: De gemeente streeft naar een verdere uitbouw van het kinderopvangaanbod in Lanaken, zowel binnen de gemeente, OCMW alsook in samenwerking met de zelfstandige kinderopvangsector. Aangezien de huidige kinderopvang niet kan voldoen aan de opvangnoden, zal naast de bestaande speelpleinwerking, het aanbod van de speelpleinwerking uitgebreid worden met activiteiten in de paas- en herfstvakantie. Gezien de huidige opvanguren van de speelpleinwerking beperkt blijken, wil
het beleid de voor- en na-opvang uitbreiden.
Ter ondersteuning van het kleuter-, lager en secundaire onderwijs in Lanaken, wil de gemeente een net-overstijgend flankerend onderwijsbeleid gaan voeren. Naast de speelpleinwerking, zullen er ook in het kader van het flankerend onderwijsbeleid initiatieven opgezet worden om verder in te zetten op taalstimulering/bevordering.
Ontvangsten/uitgaven:
Aan deze beleidsdoelstelling zijn geen geraamde ontvangsten/uitgaven m.b.t. de SALK-middelen
kinderarmoede gekoppeld.
81
Actieplan 5.4.1 optimaliseren van speelpleinwerking
Realisatietermijn: 2014-2019
Commentaar:
De gemeente Lanaken wil graag aansluiten op de actuele noden m.b.t. het beperkt aantal plaatsen in
de buitenschoolse kinderopvang tijdens de vakantieperiodes door in te zetten op extra
speelpleinwerking in de paas/herfstvakantie en eveneens te voorzien in voor- en na-opvang om de
werkende ouders de mogelijkheid te geven hun kinderen af te zetten bij de speelpleinwerking.
Eveneens speelt de gemeente, door de organisatie van een taalbad binnen de speelpleinwerking, ook
in op het stijgend aantal anderstalige kinderen binnen de gemeente met als doel taaldrempels te
overwinnen en de stap naar het onderwijs, na een lange vakantieperiode, te vergemakkelijken.
Ontvangsten/uitgaven:
Aan dit actieplan zijn geen geraamde ontvangsten/uitgaven m.b.t. de SALK-middelen kinderarmoede
gekoppeld.
Actie 5.4.1.3 Taalbad anderstalige kinderen voorzien binnen de speelpleinwerking.
Indicator:
-Aantal aanwezige anderstalige kinderen tijdens de organisatie van het taalbad.
-Aantal kinderen van vreemde herkomst/jaar/Lanaken.
-Aandeel leerlingen met andere thuistaal (%)
Realisatietermijn: 2014-2019
Commentaar:
Door de organisatie van een taalbad voor anderstalige kinderen binnen de speelpleinwerking
hopen we naast taalstimulering/bevordering ook op een extra toeleiding van de doelgroep
anderstalige kinderen naar de reguliere speelpleinwerking. Het taalbad legt de nadruk op een
speelse onderdompeling in de Nederlandse taal. Voor de doorverwijzing zal er nauw
samengewerkt worden met de scholen.
Deze actie wordt eveneens mee opgenomen binnen het gemeentelijk integratiebeleid.
Ontvangsten/uitgaven:
Aan deze actie zijn geen geraamde ontvangsten/uitgaven m.b.t. de SALK-middelen