Page 1
Kapucijnenvoer 39
3000 Leuven
+32(0)16 33 69 10
fax: +32(0)16 33 69 22
www.kuleuven.be
Nota 3:
Ernstige psychiatrische aandoeningen en regulier betaald werk:
effectieve principes in de Vlaamse praktijk
Jeroen Knaeps
Ann DeSmet
Prof. Dr. Chantal Van Audenhove
Werknota maart 2011
Page 2
Opdrachtgever
Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding
Projectmedewerkers LUCAS – K.U.Leuven
Jeroen Knaeps
Wetenschappelijk medewerker
Ann DeSmet
Senior onderzoeker
Prof. dr. Chantal Van Audenhove
Directeur
Page 3
3
Samenvatting
Het doel van het onderzoek is om op basis van wetenschappelijke en lokale kennis een
effectieve benadering te beschrijven in het toeleiden naar regulier betaald werk van de
MMPP-doelgroep. Deze fase gaat na in welke mate momenteel evidence-based principes
in de Vlaamse arbeidrehabilitatie toegepast worden.
We kunnen stellen dat Vlaamse arbeidsrehabilitatie-programma‟s momenteel niet alle
evidence-based principes voldoende implementeren.
Wat doet men wel:
op zoek gaan naar een job die het best bij hem of haar past, en cliënten laten kiezen
uit een divers gamma aan jobs. Er worden bovendien weinig mensen geweigerd op
basis van arbeidsverleden, diagnose…
enkel arbeidsgerelateerde diensten aanbieden. Wanneer de randproblemen van de
persoon de begeleiding naar werk te veel hinderen, verwijst men door.
Wat doet men nog onvoldoende:
integratie van arbeid en geestelijke gezondheidszorg. Evidence-based praktijken
raden nochtans aan dat arbeidstraject-begeleiders deelnemen aan vergaderingen in
de geestelijke gezondheidszorg.
snelle zoektocht naar betaald en regulier werk. Langdurige niet-betaalde
voorbereidende stages vertragen dit proces. Volgens evidence-based praktijken is
het belangrijk dat de voorbereidende fase zo kort mogelijk gehouden wordt.
continu en functioneel assessment op de werkvloer. Momenteel worden weinig
werkgerelateerde competenties gemeten, bovendien meet men niet in realistische
werksituaties waardoor geen betrouwbaar beeld ontstaat.
caseload van max. 25 gebruikers per begeleider. De huidige hoge caseload
verhindert vaak zowel continu assessment als maatwerk.
Om beter aan te sluiten bij evidence-based praktijken moet de caseload afgebouwd worden
zodat meer tijd kan gaan naar het zoeken van een geschikte job, en dit zo snel mogelijk en
in overleg met de geestelijke gezondheidszorg. De geïndividualiseerde zoektocht, in
combinatie met functioneel assessment en langdurige opvolging, biedt de beste kansen op
langdurige tewerkstelling van de cliënt.
Page 4
4
Inhoudsopgave
1 Doel 5
1.1 Inleiding 5
1.2 Onderzoeksvragen 5
1.3 De evidence-based standaard 6
2 Methode 7 2.1 Deelnemers 7
2.2 Bevragingsinstrument 9
2.3 Procedure 12
3 Resultaten 13 3.1 Jobselectie 16
3.2 Integratie met ggz 16
3.3 Ontwikkeling van jobs 17
3.4 Begeleiding 17
4 Discussie 18
5 Besluit 20
6 Referentielijst 22
7 Bijlage 26
Lijst tabellen
Tabel 1 Principes van IPS ...................................................................................................... 7
Tabel 2 Overzicht bevraagde instanties ................................................................................. 8
Tabel 3 Functies van de geïnterviewden .............................................................................. 8
Tabel 4 Voorbeeld item „caseload‟ van de SEFS ................................................................ 10
Tabel 5 Beschrijving van de scores op de SEFS ................................................................. 10
Tabel 6 Factorstructuur van de SEFS .................................................................................. 11
Tabel 7 Scores op de SEFS.................................................................................................. 13
Tabel 8 Detailscores per item .............................................................................................. 15
Page 5
5
1 Doel
1.1 Inleiding
Door het toepassen van evidence-based principes (EBP), het gebruik van methodes die via
systematisch wetenschappelijk onderzoek als het meest effectief bekend staan, neemt de
kans op het bereiken van goede resultaten toe. De integratie van wetenschappelijke kennis
uit effect-onderzoek, klinische expertise van hulpverleners en voorkeuren van gebruikers
leidt tot de beste kwaliteit van zorg aan de gebruiker. De systematische toepassing van
EBP maakt het bovendien mogelijk om programma‟s met elkaar te vergelijken en te
evalueren.
In deze Nota willen we nagaan in welke mate er in Vlaanderen in arbeidsrehabilitatie
evidence-based principes toegepast worden. Dit stelt ons in staat een beeld te vormen van
het draagvlak dat momenteel bestaat in Vlaanderen voor het toepassen van evidence-based
principes. Het overzicht van principes die wel en niet toegepast worden, maakt het ook
mogelijk een inschatting te maken van welke noden aan vorming of bijsturing er zijn.
1.2 Onderzoeksvragen
In deze discussienota willen we nagaan:
“In welke mate past men in Vlaanderen praktijken van evidence-based practices,
zoals internationaal vastgelegd, toe in de arbeidsrehabilitatie om personen met
psychische problemen toe te leiden naar regulier betaald werk?”
In dit deel van het onderzoek gaan we de mate van toepassing van evidence-based
principes na voor 8 types voorzieningen die in Vlaanderen arbeidsrehabilitatie voor de
MMPP-doelgroep aanbieden. Verschillen tussen deze voorzieningen komen ook aan bod.
Page 6
6
1.3 De evidence-based standaard
De evidence-based standaard kwam tot stand via verscheidene gecontroleerde en quasi-
experimentele studies in Supported Employment. Supported Employment is een methodiek
die regulier betaald werk expliciet als doel stelt. Individual Placement and Support (IPS) is
binnen de Supported Employment-methodiek het meest onderzochte model. Meta-analyses
tonen aan dat IPS een gestandaardiseerd model vormt dat alle evidence-based principes
incorporeert (Bond, Drake, Mueser, & Becker, 1997).
Uit meta-analyses blijkt dat na het volgen van een IPS-programma de gemiddelde
tewerkstellingsgraad 61% bedraagt in vergelijking met 23% bij controlegroepen (Bond,
Drake, & Becker, 2008). Deelnemers van IPS-programma‟s werken bovendien meer uren
per week, verdienen meer geld en zijn meer aan het werk na 18 maanden (34% ten
opzichte van 12%) (Marshall et al., 2001; Bond et al., 2008).
Positieve resultaten op psychosociaal vlak zijn toe te wijzen aan toegenomen tevredenheid
met de eigen financiële situatie en het vinden van een doel in het leven (Bond et al., 2001a;
Mueser et al., 1997; Burns, 2009).
In Europa heeft men de effectiviteit van SE en IPS onderzocht in het internationaal
uitwisselingsproject EQOLISE (Burns & Catty, 2008; Catty et al., 2008; Burns, 2009). De
toepassing van IPS blijkt in de zes Europese landen (Engeland, Duitsland, Nederland,
Italië, Zwitserland en Bulgarije) effectiever dan andere vormen van arbeidsrehabilitatie.
Cliënten vonden meer dan twee keer zo vaak een regulier betaalde baan (54,5% versus
27,6%), behielden hun baan langer en werkten bijna vier keer zoveel uren tijdens de
volgende 18 maanden dan cliënten uit de controlegroep.
Als gevolg van de consistente positievere resultaten van IPS in vergelijking met
traditionele arbeidsrehabilitatieprogramma‟s, wordt IPS internationaal als de “evidence-
base practice” van arbeidsrehabilitatie beschouwd. Het doel van IPS bereikt men door op 7
principes te steunen (Becker & Drake, 1993); (van Erp & Michon, 2009):
Page 7
7
Tabel 1 Principes van IPS
Regulier betaald werk is het centrale doel.
Snel en gericht naar een baan zoeken.
De voorkeuren van de cliënt staan centraal.
De trajectbegeleider maakt deel uit van het ggz-team.
Langdurige ondersteuning zowel aan de cliënt als aan de werkgever.
Doorlopende, systematische inschatting van arbeidsmogelijkheden.
Advies en ondersteuning bij uitkeringskwesties.
Om onze onderzoeksvraag te beantwoorden, namelijk de mate van toepassing van EBP in
arbeidsrehabilitatie in Vlaanderen, wordt daarom gebruik gemaakt van instrumenten die
modelgetrouwheid aan SE en IPS meten.
2 Methode
2.1 Deelnemers
Om de implementatie van evidence-based principes na te gaan, werden personen bevraagd
die actief betrokken zijn in de arbeidsrehabilitatie van de MMPP-doelgroep. Hiervoor werd
op voorhand door de VDAB een lijst van acht verschillende types van instanties
opgegeven waaruit de onderzoekers een aantal locaties selecteerden. Vervolgens werd deze
lijst door de onderzoekers aangevuld door zoekacties op internet om de lijst uit te breiden.
Voor een uitgebreide beschrijving van deze doelgroep verwijzen we naar Nota 2.
Er werden 23 organisaties gecontacteerd. Enkele personen (5) weigerden deel te nemen
aan het onderzoek (responsgraad van 78%). De reden die hiervoor werd opgegeven was dat
men vond dat men te weinig kennis en ervaring had (4) of omdat in de eigen
koepelvereniging eerder onderzoek naar dit thema werd uitgevoerd (1).
In totaal werden 18 verschillende organisaties bezocht waar soms meerdere personen,
samen of afzonderlijk, werden bevraagd tijdens 20 interviewmomenten (tabel 2). In totaal
werden 24 personen bevraagd. Al deze interviews werden zo evenwichtig mogelijk
Page 8
8
verspreid over Vlaanderen: West-Vlaanderen (2), Oost-Vlaanderen (6), Antwerpen (8),
Vlaams-Brabant (3) en Limburg (5).
Tabel 2 Overzicht bevraagde instanties
Instantie Aantal
organi-
saties
Aantal
interviews/
instantie
GTB 3 4
GOB 3 4
DAC 1 1
BW 1 1
SW 1 1
Partners Zorg 2 2
Partners Empowerment 3 3
IBO 1 1
Psychiatrische zorginstelling 2 2
Ondersteunende dienst voor
werkgever
1 1
Totaal 18 20
Bij de 24 geïnterviewden zijn er 9 mannen en 15 vrouwen. De gemiddelde leeftijd is 35
jaar (voor 4 personen ontbreken de persoonsgegevens). Alle deelnemers hebben tussen 3
maanden en 25 jaar ervaring binnen arbeidsrehabilitatie. Gemiddeld heeft men 7,4 jaar
ervaring (voor 4 personen ontbreken de persoonsgegevens). Deelnemers hadden de
volgende functies (tabel 3):
Tabel 3 Functies van de geïnterviewden
Coördinator 13
Trajectbegeleider 6
Hulpverleners TAZ 3
Bedrijfsleider 1
Hoofd personeelsdienst 1
Page 9
9
2.2 Bevragingsinstrument
IPS is het enige evidence-based model dat geconcretiseerd wordt via duidelijke criteria in
een gebruikershandleiding (Bond, Becker, Drake, & Vogler, 1997; Bond, 2002). In deze
gebruikershandleiding, genaamd Implementation Resource Kit of kortweg toolkit (Becker
& Bond, 2002) wordt de implementatie en de evaluatie van SE-modellen uitvoerig
beschreven. De toolkit bevat hiervoor een uitgebreide checklist en vragenlijst: de
Supported Employment Fidelity Scale (SEFS). Deze geeft weer in welke mate een
programma de evidence-based principes van SE trouw volgt (Bond et al., 1997; Bond,
2002; Bond et al., 2001b; Bond, Picone, Mauer, Fishbein, & Stout, 2000; Cocks & Boaden,
2009). Aangezien 20 tot 60% van de variantie in tewerkstellingsuitkomsten verklaard kan
worden door de mate waarin een lokaal programma de bouwstenen trouw volgt (Drake,
Bond, & Rapp, 2006),wordt deze modelgetrouwheidschaal wereldwijd gebruikt. Onlangs
werd ze in het Nederlands vertaald en toegepast (Giesen, van Erp, van Weeghel, Michon,
& Kroon, 2007; Michon, Busschbach, van Vugt, & Stant, 2011).
Het gebruik van de SEFS maakt het mogelijk om programma‟s op te delen in SE en niet-
SE-programma‟s. Omdat IPS een gestandaardiseerde vorm van SE is geworden, en er dus
slechts minimale verschillen bestaan tussen SE en IPS, is de SEFS niet in staat in verdere
mate van detail te discrimineren tussen IPS-programma‟s en andere vormen van SE (Bond
et al., 1997; Bond, 2002).
De SEFS bevat 15 items verdeeld over drie categorieën: personeel, organisatie en diensten.
Elk item bevraagt een principe van SE en wordt gescoord op een 5-punt Likert-schaal. Hoe
hoger de score, hoe beter de implementatie van het principe (zie tabel 4 voor voorbeeld).
De categorie „personeel‟ omvat 3 items over de caseload en de taken van een teamlid. Om
een beter beeld te krijgen van de organisatie wordt in de tweede categorie („organisatie‟)
via drie items nagegaan of er exclusiecriteria bestaan, of de organisatie samenwerkt met de
gezondheidszorg en hoe het team organisatorisch gestructureerd is. De derde categorie,
„diensten‟, is de grootste (9 items) en gaat dieper in op de resultaten en aangeboden
diensten van het programma. Hierbij wordt er gekeken of de organisatie continue
arbeidsmetingen voorziet, maatwerk levert, nazorg verleent…
Page 10
10
Tabel 4 Voorbeeld item ‘caseload’ van de SEFS
Item: Caseload Scoring
Arbeidsbegeleiders begeleiden
maximaal 25 cliënten.
1= ratio van 81 of meer cliënten/begeleider
Of niet te scoren.
2= ratio van 61-80 cliënten/begeleider
3= ratio van 41-60 cliënten/begeleider
4= ratio van 26-40 cliënten/begeleider
5= ratio van 25 of minder cliënten/begeleider
De totaalscore op de SEFS wordt berekend door alle scores op te tellen. De minimumscore
bedraagt 15, de maximumscore 75, waarbij hogere scores op een hogere modelgetrouw-
heid wijzen (tabel 5).
Deze totaalscore geeft niet alleen de mate van implementatie van SE weer, ze voorspelt
ook de tewerkstellingsuitkomsten van een programma (Becker, Xie, McHugo, Halliday, &
Martinez, 2006). Dus hoe hoger de score op de SEFS, hoe effectiever het programma
(Becker, Smith, Tanzman, Drake, & Tremblay, 2001; Becker et al., 2006). Dit kan ook
geïnterpreteerd worden als een steeds groter effect naarmate meer IPS principes worden
toegepast.
Tabel 5 Beschrijving van de scores op de SEFS
Score Beschrijving
66-75 een goede implementatie van SE
56-65 een matige implementatie van SE
55 en minder geen SE
De meeste onderzoeken besluiten dat de SEFS een intern consistent instrument is
(Cronbach alfa‟s tussen 0,83 en 0,92) (Bond et al., 2001b; Bond et al., 1997).
De vragenlijst is chronologisch geordend volgens de thema‟s personeel, organisatie en
diensten. Als de antwoorden uit de interviews in internationale literatuur bekeken worden,
Page 11
11
kunnen de items in vier dimensies worden gegroepeerd, waarvan sommige zowel op
personeel, organisatie als diensten betrekking hebben. De vier onderliggende dimensies die
aan de basis liggen van de SEFS zijn: jobselectie, integratie met ggz, ontwikkeling van
jobs en begeleiding (Bond et al., 2001b). Deze vier dimensies werden via een factoranalyse
geëxtraheerd en groeperen items die, op basis van de antwoordpatronen van de
respondenten, inhoudelijk gerelateerd zijn. Samen verklaren deze vier dimensies 64% van
alle variantie in de antwoorden. De eerste factor, jobselectie, verklaart 26%. Items die op
deze factor laden handelen over interventies bij het kiezen van een baan waarbij rekening
wordt gehouden met de voorkeuren en mogelijkheden van de cliënt. De vier items die op
de tweede factor laden hebben te maken met de mate waarin een cliënt snel kan instappen
in een team dat samenwerkt met andere diensten. Deze factor verklaart 11% van de
variantie. De derde factor, ontwikkeling van jobs, verklaart 9% en betreft het snel beginnen
zoeken van een job, de tijd dat de trajectbegeleider doorbrengt in de gemeenschap en de
exclusieve focus op arbeidsgerelateerde interventies. De laatste factor verklaart 8% van de
variantie en bevat items die handelen over de structuur van het programma, de caseload en
de algemene in plaats van gefragmenteerde taakinhoud van een arbeidstraject-begeleider
(arbeidstraject-begeleider overloopt alle fasen van het proces).
Tabel 6 Factorstructuur van de SEFS
Factor Factorlading
Factor 1: Jobselectie
11. Langdurigheid van ontwikkelde banen 0,74
7. Continue inschatting van arbeidsmogelijkheden 0,66
9. Het zoeken naar werk afstemmen op de cliënt 0,64
10. Diversiteit in ontwikkelde banen 0,55
12. Werk als overgang 0,48
Factor 2: Integratie met ggz
6. Geen exclusiecriteria 0,67
15. Assertieve omgang en outreach 0,65
4. Integratie van arbeidsrehabilitatie in het ggz behandelteam 0,59
13. Ondersteuning die de cliënt volgt 0,57
Factor 3: Ontwikkeling van jobs
2. Werkbegeleiding door trajectbegeleiders 0,72
8. Snel zoeken naar betaald werk 0.70
Page 12
12
14. Hulpverlening in de maatschappij 0,69
Factor 4: Begeleiding
5. Een op arbeid gerichte eenheid 0,72
1. Caseload 0,71
3. Algemene arbeidsdeskundigheid 0,42
2.3 Procedure
Er werden 23 kandidaten door de onderzoeker telefonisch of via e-mail gecontacteerd om
het onderzoek uit te leggen en te vragen naar interesse voor deelname (bijlage 1). Van deze
23 kandidaten weigerden vijf deel te nemen aan het onderzoek (responsgraad van 78%).
Met de 18 kandidaten die wilden deelnemen, werd een afspraak van 1 à 1,5u gemaakt
waarbij afgesproken werd dat de onderzoeker ter plaatse zou komen. Er werd toestemming
gevraagd om het interview op audiotape op te nemen zodat de verwerking van de
interviews vlotter zou verlopen. Geen enkele persoon weigerde de opname van het
interview, maar vanwege praktische belemmeringen, werden vier interviews niet
opgenomen.
Alle interviews vonden plaats tussen oktober en december 2010. Elk interview begon met
een inleiding waarin het onderzoek en de doelstelling werden voorgesteld. Daarna werd de
anonieme verwerking van de gegevens gegarandeerd en werd het informed consent-
formulier door de geïnterviewde ondertekend.
Voor de analyse van de interviews werden de audiotapes volledig uitgeschreven.
Vervolgens werden de interviews gescoord via de toolkit en werden deze scores
geanalyseerd.
Page 13
13
3 Resultaten
De gemiddelde modelgetrouwheid van de 18 verschillende organisaties ligt zeer laag, met
een gemiddelde score van 43,1 op 75 (zie tabel 7). Deze score wijst op een zeer beperkte
implementatie van de wetenschappelijk bewezen principes bij de onderzochte
arbeidsrehabilitatieprogramma‟s.
De individuele beoordelingen tonen dat enkel de GOB‟s de principes in hun programma
matig integreren (zie tabel 7). Alle andere organisaties scoren onder de 55, wat erop wijst
dat deze niet als een programma van Begeleid Werken kunnen beschouwd worden.
Bij sommige betrokken organisaties hoort het op zoek gaan naar een competitieve job niet
tot hun takenpakket. Deze organisaties zullen logischer wijze lager scoren op de derde
categorie van de SEFS („diensten‟).
Tabel 7 Scores op de SEFS
Organisatie Score op
SEFS
GOB 3 65
GOB 2 61
GOB 1 57
GTB 3 49
SW 49
GTB 4 47
GTB 1 46
GTB 2 46
Partner Empowerment 3 43
Psychiatrische instelling 2 42
Partner Empowerment 2 39
Psychiatrische instelling 1 39
IBO 38
Partner Empowerment 1 36
Page 14
14
Partner Zorg 1 33
DAC 31
Partner Zorg 2 30
BW 25
Dankzij deze gestandaardiseerde kwantitatieve benadering is het mogelijk om eventuele
verschillen tussen organisaties na te gaan. Gemiddeld gezien scoren de GOB‟s het best met
61 op 75, gevolgd door de GTB‟s met een gemiddelde van 47. De psychiatrische
instellingen, partners Empowerment, IBO en Partners Zorg scoren veel lager (tabel 8).
Per type voorziening merken we een vrij grote gelijkenis bij de scores op SE principes.
In de detailscores per item (tabel 8) geven we daarom gemiddelde scores per type
voorziening weer.
Page 15
15
Tabel 8 Detailscores per item
Gemiddelde scores op de
items van de SEFS GTB
(4)
GOB
(3)
DAC
(1)
BW (1)
/
SW (1)
IBO
(1)
TAZ
–Zorg
(2)
TAZ –
Empowe
rment (3)
Psy.
Instelling
(2)
Gem.
in Vl.
Jobselectie 3,3 4,3 1 2,7 1,8 1 1,6 1,2 2,4
Langdurigheid van
ontwikkelde banen 3 4 1 3,5 1 1 1 1 2,2
Continue inschatting van
arbeidsmogelijkheden 1 4,3 1 2 5 1 3,7 2 2,4
Het zoeken naar werk
afstemmen op de cliënt 4 5 1 3 1 1 1 1 2,6
Diversiteit in ontwikkelde
banen 4,3 5 1 2 1 1 1,3 1 2,6
Werk als overgang 4 3,3 1 3 1 1 1 1 2,3
Integratie met ggz 2,9 3,35 2,3 2,1 1,8 3,1 3,1 3,6 2,9
Geen exclusiecriteria 4 5 2 1,5 1 4 4 3,5 3,6
Assertieve omgang en
outreach 3,5 3,7 5 4 4 3 3,7 5 3,8
Integratie van
arbeidsrehabilitatie in het ggz
behandelteam
1 1 1 1 1 2,5 2,3 3 1,6
Ondersteuning die de cliënt
volgt 3 3,7 1 2 1 3 2,3 3 2,7
Ontwikkeling van jobs 3,4 4,1 2 1,8 3,3 2,3 2,4 2,8 2,9
Werkbegeleiding door
trajectbegeleiders 4,8 5 4 2 5 4 4 4 4,2
Snel zoeken naar betaald werk 3,3 3,3 1 1 1 1 1 1 1,9
Hulpverlening in de
maatschappij 2 4 1 2,5 4 2 2,3 3,5 2,7
Begeleiding 3,1 4,6 3,7 3,2 4 2,3 3,9 3,8 3,6
Een op arbeid gerichte eenheid 3,5 3,7 5 3 4 3 3,7 4 3,6
Caseload 1,3 5 3 4 4 1 3,7 3,5 3,1
Algemene
arbeidsdeskundigheid 4,5 5 3 2,5 4 3 4,3 4 4
Totaal gemiddelde per
instantie 47 61 31 37 38 31,5 39,3 40,5
Page 16
16
3.1 Jobselectie
Uit dit overzicht blijkt dat de bevraagde organisaties een beneden-gemiddelde beoordeling
op de factor jobselectie behalen.
De GTB‟s scoren over het algemeen laag op een continu en functioneel assessment.
Daartegenover staan de IBO, de GOB‟s en de partners Empowerment die hierop heel hoog
scoren. De twee psychiatrische instellingen en de SW maken gebruik van een zeer
functioneel assessment. Doordat ze echter niet-competitieve stages aanbieden scoren ze
volgens de leidraad van de toolkit laag.
Wat de geïndividualiseerde jobzoektocht (gemiddelde GTB en GOB: 4,5) en de diversiteit
in de aangeboden jobs (gemiddelde GTB en GOB: 4,6) betreft, behalen GTB en GOB
goede cijfers.
3.2 Integratie met ggz
Van de principes die gebundeld worden onder de tweede factor, worden er twee goed
geïmplementeerd („geen exclusiecriteria‟ en „assertieve omgang en outreach‟) en één niet
(„integratie van arbeidsrehabilitatie in het ggz behandelteam‟).
De meeste organisaties scoren goed op het item „geen exclusiecriteria‟. Dit houdt in dat
cliënten zelden geweigerd worden als gevolg van bepaalde persoonskenmerken zoals
comorbiditeit. Deze positieve resultaten moeten wel genuanceerd worden. Hoewel de
organisaties vaak geen expliciete exclusiecriteria hebben, zullen ze toch regelmatig
bepaalde doelgroepen weigeren (zoals niet gestabiliseerde alcoholverslavingen). Andere
organisaties scoren artificieel hoog omdat ze iedereen moeten aanvaarden die naar hen
doorverwezen wordt. De mogelijke cliënten moeten bovendien steeds een bewijs van
arbeidshandicap bezitten en meerderjarig zijn. Deze twee voorwaarden werden niet als een
exclusiecriterium beschouwd omdat ze in alle organisaties toegepast worden.
De ondervraagde Vlaamse organisaties behalen goede beoordelingen op assertieve omgang
en outreach. Vooral bij de start van het programma tracht men cliënten zoveel mogelijk te
Page 17
17
betrekken in het proces en probeert men tijd te nemen om elkaar te leren kennen. Wanneer
cliënten niet komen opdagen, tracht men de cliënt terug te motiveren door enkele
telefonische contacten. Enkel het DAC gaat actief op zoek naar cliënten die een tijdje niet
komen opdagen.
De „integratie van arbeid met ggz‟ wordt nog niet voldoende toegepast. De contacten met
ggz zijn vaak beperkt als gevolg van de hoge werkdruk en de verplaatsing tussen diensten.
Ook het bieden van continue begeleiding scoort laag. De begeleidingen zijn vaak beperkt
tot drie maanden na tewerkstelling.
3.3 Ontwikkeling van jobs
De organisaties scoren hoog op „werkbegeleiding door trajectbegeleiders‟. Hoge
beoordelingen wijzen er op dat begeleiders alleen hulp aanbieden zolang dit
arbeidsgerelateerd is. Wanneer er geen direct verband is met arbeid, verwijst men door.
Het scoren van dit item is echter moeilijk omdat het niet evident is in te schatten hoeveel
tijd er naar arbeidsgerelateerde hulp gaat.
Hoewel de werkbegeleiding gefocust is op werk, vindt er geen voldoende snelle toeleiding
naar werk plaats.
3.4 Begeleiding
Het principe van „algemene arbeidsdeskundigheid‟, één begeleider voert zoveel mogelijk
fasen zelf uit, wordt zeer goed toegepast. De rehabilitatiefasen die worden onderscheiden
zijn: engagement, assessment, verkrijgen van een baan en langdurige ondersteuning.
Hoewel de gemiddelde beoordeling hoog ligt, zijn er slechts enkele organisaties die
werkelijk alle stappen met één cliënt doorlopen.
Op het item „caseload‟ scoren de GOB‟s en de IBO zeer goed. Er is vooral een hoge
caseload bij de GTB‟s en de partners Zorg. De BW houdt zijn caseload zelf in de hand en
stemt zijn aantal werknemers af op het takenpakket.
Page 18
18
4 Discussie
Door een vergelijking te maken tussen de behaalde cijfers op de SEFS van Vlaamse
arbeidsrehabilitatieprogramma‟s en EBP vanuit onderzoek, kunnen die principes
gedistilleerd worden waaraan voldoende aandacht besteed moet worden. We vertrekken
hierbij van de basisprincipes van EBP (zie ook tabel 1).
1) Het model legt geen exclusiecriteria op, iedereen die wil werken, kan deelnemen aan
het programma.
Met een bovengemiddelde beoordeling, scoren de onderzochte Vlaamse
arbeidsbegeleidingsdiensten goed op het includeren van zoveel mogelijk mensen die nood
hebben aan begeleiding. Indicatie van arbeidshandicap en meerderjarigheid werden niet
opgenomen als exclusie-criterium omdat deze criteria in alle organisaties voorkomen. De
score op dit item kan verhoogd worden door een nog bredere doelgroep aan te spreken in
de begeleiding naar een reguliere job (mensen met verslavingsproblemen, mensen die
dreigen uit te vallen op huidige job…)
2) Het model stelt de inschakeling in een regulier betaalde baan als doel.
Of regulier betaalde banen een centrale doelstelling zijn, wordt in de SEFS nergens
rechtstreeks bevraagd. De lage beoordelingen op verscheidene items (assessment op het
werk, snelle zoektocht voor competitieve jobs en diversiteit van de competitieve jobs)
weerspiegelt echter een gebrek aan doelstellingen die in eerste instantie regulier betaalde
banen nastreven.
3) De wensen en doelen van de cliënt staan centraal.
Maatwerk is in Vlaanderen heel belangrijk en wordt weerspiegeld in de goede scores op de
geïndividualiseerde en gediversifieerde job- en stage-zoektocht van die organisaties die
hiervoor instaan (dus met uitzondering van bv. Partners Zorg, BW en SW).
4) Een snelle zoektocht naar werk, een beperkte voorbereidende training en intensieve
begeleiding met natuurlijke ondersteuning op de werkvloer hebben het beste effect.
Page 19
19
De zoektocht naar werk met een beperkte voorbereidende training en een intensieve
training op de werkvloer, moet zo snel mogelijk plaatsvinden na instap in het programma.
In de onderzochte Vlaamse steekproef duurt dit echter te lang, waardoor men op dit item
uiterst laag scoort op de SEFS.
5) Via een continu en functioneel assessment tijdens het werk gaat men de competenties
na.
Hoewel er door verschillende organisaties degelijke competentie-analyses uitgevoerd
worden, scoort men over het algemeen relatief laag. Dit komt doordat sommige
organisaties eenmalige en algemene assessments uitvoeren welke ook niet steeds
uitgevoerd worden tijdens werkactiviteiten.
6) Er is een transdisciplinaire samenwerking met de ggz.
De intensieve samenwerking tussen arbeid en zorg is in Vlaanderen relatief nieuw, wat ook
blijkt uit de lage score. Minimale vereisten voor een goede samenwerking met de ggz is
een wekelijks contact, gezamenlijk overleg over de doelen van een cliënt en integratie in
elkaars teams.
7) De cliënt en zijn omgeving worden continu begeleid na het verwerven van de job.
Met een cijfer van 2,67 op 5 scoren de onderzochte Vlaamse organisaties gemiddeld op
nazorg. Deze score wordt gedrukt door de tijdgelimiteerde en beperkte nazorg in de meeste
organisaties. Het installeren van nazorg-begeleiders of onbeperkte nazorg in tijd door één
begeleider, zijn interventies die de beoordeling op dit item doen verhogen.
Page 20
20
5 Besluit
De implementatie van wetenschappelijk bewezen principes werd gemeten via de SEFS.
Om een antwoord te formuleren op de eerste onderzoeksvraag “In welke mate
implementeren Vlaamse organisaties evidence-based principes?” kan besloten worden dat
effectieve principes slechts in zeer beperkte mate in Vlaamse arbeidsrehabilitatie-
programma‟s worden toegepast. De hypothese dat de beschutte werkplaatsen en
dagactiviteitencentra laag scoren op de SEFS wordt bevestigd. Deze lage scores, maar ook
die van de sociale werkplaatsen, de psychiatrische instellingen en Partners Zorg en
Empowerment kunnen verklaard worden doordat ze vaak niet betrokken zijn bij de
rechtstreekse toeleiding naar reguliere arbeid. Een hoge totaalscore of hoge afzonderlijke
itemscores kunnen echter enkel bereikt worden wanneer competitieve arbeid of stages
aangeboden worden.
We kunnen besluiten dat de principes het best geïmplementeerd worden bij de GOB‟s. Bij
de andere organisaties was er een zeer beperkte implementatie van integrale evidence-
based principes aanwezig.
GTB en GOB blijken goede cijfers te halen op een geïndividualiseerde jobzoektocht en
diversiteit in de aangeboden jobs. Enkele principes zijn echter moeilijker te implementeren
voor alle locaties. Hieruit kunnen volgende aanbevelingen gedistilleerd worden:
- De integratie van arbeid en geestelijke gezondheidszorg is in Vlaanderen nog zeer
beperkt, met uitzondering van de TAZ. De integratie van experten uit de geestelijke
gezondheidszorg is cruciaal voor de begeleiding van mensen met langdurige
psychische problemen.
- Continue begeleiding blijkt moeilijk te organiseren en veel begeleidingen zijn
daarom beperkt tot drie maanden na tewerkstelling. Vanwege het cyclische karakter
van psychiatrische problemen zou de MMPP-doelgroep baat hebben bij
ongelimiteerde opvolging in tijd (McHugo, Drake, & Becker, 1998; Bond, 2004).
- De toeleiding naar werk kan momenteel enkele weken tot meer dan een jaar in
beslag nemen. Een snelle toeleiding naar werk is echter belangrijk indien men de
cliënt gemotiveerd wil houden en succesvolle arbeidsuitkomsten wil bereiken
Page 21
21
(Bond, 1986; McFarlane et al., 2000; Bond, Dietzen, McGrew, & Miller, 1995;
Bond et al., 2001a).
- Lage scores op continu en functioneel assessment kunnen verhogen door meer
assessments op de werkplek. De GOB‟s, IBO en partners Empowerment hebben
momenteel de ruimte om vaardigheden in stage- en werksituaties te meten en
bieden daardoor concrete hulpmiddelen aan de cliënt om zich verder te
ontwikkelen.
We kunnen besluiten dat, om aan te sluiten bij evidence-based praktijken, Vlaamse
arbeidsrehabilitatie-programma‟s:
- sneller starten met een zoektocht naar regulier betaalde banen
- caseloads van begeleiders afbouwen zodat meer tijd gestoken kan worden in
degelijk assessment op de werkvloer en de opbouw van een vertrouwensrelatie
- meer geïndividualiseerde en continue nazorg aanbieden
- intensiever overleggen en samenwerken met de geestelijke gezondheidszorg
Page 22
22
6 Referentielijst
Reference List
Becker, D. R. & Bond, G. R. (2002). Supported employment: Getting started with
Evidence-Based Practices. Rockville: MD: Center for Mental Health Services.
Becker, D. R. & Drake, R. E. (1993). A working life: The individual placement and
support (IPS) program. New Hampshire-Dartmouth: Psychiatric Research Center.
Becker, D. R., Smith, J., Tanzman, B., Drake, R. E., & Tremblay, T. (2001).
Fidelity of Supported Employment Programs and Employment Outcomes. Psychiatric
Services, 52, 834-836.
Becker, D. R., Xie, H., McHugo, G. J., Halliday, J., & Martinez, R. A. (2006).
What predicts supported employment program outcomes? Community Mental Health
Journal, 42, 303-313.
Bond, G. R. (2002). A scale to measure quality of supported employment for
persons with severe mental illness. Journal of Vocational Rehabilitation, 17, 239.
Bond, G. R. (2004). Supported employment: evidence for an evidence-based
practice. Psychiatric Rehabilitation Journal, 27, 345.
Bond, G. R. (1986). Accelerating entry into transitional employment in a
psychosocial rehabilitation agency. Rehabilitation Psychology, 31, 143.
Page 23
23
Bond, G. R., Becker, D. R., Drake, R. E., Rapp, C. A., Meisler, N., Lehman, A. F.
et al. (2001a). Implementing Supported Employment as an Evidence-Based Practice.
Psychiatric Services, 52, 313.
Bond, G. R., Becker, D. R., Drake, R. E., & Vogler, K. M. (1997). A fidelity scale
for the individual placement and support model of supported employment. Rehabilitation
Counseling Bulletin, 40, 265.
Bond, G. R., Dietzen, L. L., McGrew, J. H., & Miller, L. D. (1995). Accelerating
entry into supported employment for persons with severe psychiatric disabilities.
Rehabilitation Psychology, 40, 75-94.
Bond, G. R., Drake, R. E., & Becker, D. R. (2008). An update on randomized
controlled trials of evidence-based supported employment. Psychiatric Rehabilitation
Journal, 31, 280.
Bond, G. R., Drake, R. E., Mueser, K. T., & Becker, D. R. (1997). An update on
supported employment for people with severe mental illness. Psychiatric Services, 48, 335-
346.
Bond, G. R., Picone, J., Mauer, B., Fishbein, S., & Stout, R. (2000). The quality of
supported employment implementation scale. Journal of Vocational Rehabilitation, 14,
201-212.
Bond, G. R., Vogler, K. M., Resnick, S. G., Evans, L. J., Drake, R. E., & Becker,
D. R. (2001b). Dimensions of supported employment: Factor structure of the IPS fidelity
scale. Journal of Mental Health, 10, 383.
Page 24
24
Burns, T. (2009). The impact of supported employment and working on clinical
and social functioning: Results of an international study of individual placement and
support. Schizophrenia Bulletin, 35, 949.
Burns, T. & Catty, J. (2008). IPS in Europe: the EQOLISE trial. Psychiatric
Rehabilitation Journal, 31, 313-317.
Catty, J., Becker, T., Drake, R., Fioritti, A., Knapp, M., Lauber, C. et al. (2008).
Predictors of employment for people with severe mental illness: results of an international
six-centre randomised controlled trial. British journal of psychiatry, 192, 224.
Cocks, E. & Boaden, R. (2009). Evaluation of an employment program for people
with mental illness using the Supported Employment Fidelity Scale. Australian
Occupational Therapy Journal, 56, 300-306.
Drake, R. E., Bond, G. R., & Rapp, C. A. (2006). Explaining the Variance Within
Supported Employment Programs: Comment on 'What Predicts Supported Employment
Outcomes?'. Community Mental Health Journal, 42, 315-318.
Giesen, F., van Erp, N., van Weeghel, J., Michon, H., & Kroon, H. (2007). De
implementatie van Individual Placement and Support in Nederland. Tijdschrift voor
Psychiatrie, 49, 611.
Marshall, M., Crowther, R., Almaraz-Serrano, A., Creed, F., Sledge, W., Kluiter,
H. et al. (2001). Systematic reviews of the effectiveness of day care for people with severe
mental disorders:(1) acute day hospital versus admission;(2) vocational rehabilitation;(3)
day hospital versus outpatient care. Health technology assessment, 5.
Page 25
25
McFarlane, W. R., Dushay, R. A., Deakins, S. M., Stastny, P., Lukens, E. P., Toran,
J. et al. (2000). Employment Outcomes in Family Aided Assertive Community Treatment.
American Journal of Orthopsychiatry, 70, 203-214.
McHugo, G. J., Drake, R. E., & Becker, D. R. (1998). The durability of supported
employment effects. Psychiatric Rehabilitation Journal, 22, 55-61.
Michon, H., Busschbach, J. T., van Vugt, M., & Stant, A. D. (2011). Effectiviteit
van Individuele Plaatsing en Steun in Nederland. Verslag van een gerandomiseerde
gecontroleerde effect-studie. Deelrapport 1 Utrecht: Trimbos-instituut.
Mueser, K. T., Becker, D. R., Torrey, W. C., Xie, H., Bond, G. R., Drake, R. E. et
al. (1997). Work and nonvocational domains of functioning in persons with severe mental
illness: a longitudinal analysis. The journal of nervous and mental disease, 185, 419.
van Erp, N. & Michon, H. (2009). Integratie van mensen met ernstige psychische
stoornissen in betaald werk. In A.Ploou, S. van Rooijen, & J. van Weeghel (Eds.),
Psychiatrische rehabilitatie. Jaarboek 2008-2009 (pp. 143-155). Amsterdam: SWP.
Page 26
26
7 Bijlage
Bijlage 1: Telefonisch contact.
Telefonisch contact:
Mijn naam is …. en ik werk mee aan een onderzoek over arbeidsrehabilitatie in
Vlaanderen dat in opdracht van de VDAB door LUCAS - KU Leuven wordt uitgevoerd.
We hebben van de VDAB uw contactgegevens gekregen met de vraag of we u als expert in
dit domein mogen interviewen. Het gesprek zal ongeveer 30 minuten in beslag nemen.
Omdat verscheidene onderzoekers als team aan deze studie samen werken, zal ik het
gesprek ook opnemen zodat we de analyse nadien zo getrouw mogelijk aan dit gesprek
kunnen uitvoeren. Deze opname blijft echter binnen het onderzoeksteam en uw anonimiteit
wordt in het hele onderzoek gegarandeerd, ik hoop dat dit voor u ok is.
Bent u bereid deel te nemen aan het onderzoek?
Indien ja: Wanneer kunnen we hiervoor een afspraak maken, waarop we bij u kunnen
langskomen?
Indien nee: Mag ik u voor de representativiteit van onze bevraging nog vragen aan te
geven wat voor u de belangrijkste redenen zijn om niet aan dit onderzoek deel te nemen?
(open bevragen) Ik dank u voor deze informatie en wens u verder nog een fijne dag.
Bijv. geen tijd, geen interesse in onderzoek, geen nood aan verandering, geen
vertrouwen in dergelijke initiatieven,…
Page 27
27
Bijlage 2: Interviewleidraad op basis van SEFS.
1. Inleiding ter plaatse (2 min):
Mijn naam is …. en ik werk mee aan een onderzoek over arbeidsrehabilitatie in
Vlaanderen dat in opdracht van de VDAB door LUCAS - KU Leuven wordt uitgevoerd.
LUCAS is een interfacultair onderzoekscentrum van de KU Leuven voor zorgonderzoek
en consultancy.
Een van de kerndomeinen van de studies bij LUCAS is het kiezen en implementeren van
wetenschappelijk onderbouwde strategieën in de praktijk van de zorg voor specifieke
doelgroepen.
Het project voor de VDAB kadert precies in dit domein en gaat meer specifiek over
arbeidsrehabilitatie voor mensen met een medisch, mentale, psychische of psychiatrische
problematiek (MMPP doelgroep). Alle vragen in dit onderzoek zijn dan ook allen op deze
doelgroep gericht. We willen in dit onderzoek nagaan wat de huidige praktijken zijn in
arbeidsrehabilitatie in Vlaanderen, welke methodieken er worden gebruikt, wat er werkt en
waar er vraag is in de sector naar verandering. Het gesprek zal ongeveer 45-60 minuten in
beslag nemen.
Zoals eerder aan telefoon werd vermeld, wordt dit gesprek ook opgenomen omdat
verscheidene onderzoekers als team aan deze studie samen werken en we de analyse zo
getrouw mogelijk willen kunnen uitvoeren. Deze opname blijft echter binnen het
onderzoeksteam en uw anonimiteit wordt gegarandeerd.
De resultaten van deze fase van het onderzoek wordt in een deelrapport overgemaakt aan
het Open Kennisnetwerk van de VDAB. Indien u dit wenst, kunnen we u hiervan een
samenvatting bezorgen.
Dan had ik nu graag het informed consent formulier ingevuld met u, dat duidelijk maakt
dat het onderzoek vrijwillig is en dat u op elk ogenblik kan stoppen. Is dat goed voor u?
2. Huidige praktijk (20 min):
Het eerste deel van dit gesprek wil ik graag wat zicht krijgen op hoe arbeidsrehabilitatie op
dit moment in uw voorziening georganiseerd is. In een tweede deel gaan we dan in op wat
u hierin als als de succesingrediënten van deze aanpak beschouwt en wat u eventueel als
belemmeringen ziet als een arbeidsrehabilitatie-traject niet oplevert wat u of de cliënt
hadden verwacht. Graag willen we aan het einde van het gesprek u dan ook om uw mening
vragen over wat de VDAB zou kunnen doen om u te helpen om de dienstverlening verder
uit te bouwen.
L1. Kan u kort omschrijven welke dienstverlening uw organisatie aanbiedt in
arbeidsrehabilitatie?
Biedt u bijv. vorming, loopbaanoriëntatie, training in sollicitatie-
vaardigheden, zoeken naar een baan, begeleiding op werkvloer, contacten
met werkgever,…?)
Welk soort steun biedt jullie organisatie aan cliënten? Aan de werkgevers?
Page 28
28
QSEIS-O06. Als een cliënt voor de eerste maal bij u komt, hoe omschrijft u dan wat hij of
zij van u mag verwachten? Wordt aan cliënten informatie meegegeven? Indien ja, welke?
SE5. Zijn er begeleiders in uw voorziening die ook andere ondersteuning dan zuiver
beroepsgerichte begeleiding aan deze cliënten aanbieden, zoals bijv. case management of
zorgcoördinatie, dagbesteding, psychosociale voorbereiding op werk zoals empowerment,
psychotherapie of andere vormen van geestelijke gezondheidszorg?
En indien ja, welke? Hoe zou u deze andere begeleidingsactiviteiten
omschrijven?
Ja
Nee
SE6. Hoe is voor de meeste van deze begeleiders de tijd verdeeld over de beroepsgerichte
begeleiding en deze andere begeleiding?
Neemt beroepsgerichte begeleiding meer dan de helft van de tijd in beslag?
Gaat het over 1 dag per week, 2 dagen per week,…
Indien het varieert van persoon tot persoon, wat zijn de uitersten?
Andere taken dan arbeidstrajectbegeleiding nemen:
80% of meer van de tijd in beslag
Tussen 60% en 80% van de tijd in beslag
Tussen 40% en 60% van de tijd in beslag
Tussen 20% en 40% van de tijd in beslag
Er worden geen andere taken aangeboden
Niet van toepassing / onbekend
SE6b. Worden de taken rond 1 cliënt in arbeidsrehabilitatie in uw voorziening door
verschillende begeleiders gedeeld (bijv. een persoon staat in voor het assessment van
vaardigheden terwijl een andere begeleider instaat voor het vinden van een baan) ?
En indien ja, welke taken worden dan meestal door anderen uitgevoerd?
Ja
Neen
Page 29
29
SE7. Als we volgende fasen in een proces van arbeidsrehabilitatie beschouwen: 1.
assessment, 2. zoeken van baan, 3. plaatsing, 4. coaching tijdens de job en 5. langdurige
opvolging. Hoeveel van deze fasen worden meestal door dezelfde begeleider van een
cliënt in uw voorziening opgenomen?
Wordt de persoon voor latere fasen in het proces doorverwezen naar een
andere persoon binnen de organisatie, of wordt dit opgenomen door
personen van een andere organisatie?
De begeleider voert alle fasen van arbeidsrehabilitatie zelf uit
Verscheidende fasen in dit proces worden door de begeleider zelf uitgevoerd, maar
niet alle
Slechts 1 fase in dit proces wordt door de begeleider zelf opgenomen
Cliënt wordt voor meeste fasen van arbeidsrehabilitatie naar andere programma‟s
doorverwezen
SE13-14. Is er binnen uw voorziening tussen verschillende arbeidstrajectbegeleiders ook
overleg over niet-gemeenschappelijke cliënten, zoals bijvoorbeeld in intervisiegroepen?
Arbeidstrajectbegeleiders bespreken cliënten niet onderling
Arbeidstrajectbegeleiders bespreken cliënten onderling maar niet in
intervisiegroepen
Arbeidstrajectbegeleiders komen samen in intervisiegroepen
SE15. Organiseert uw voorziening ook supervisie voor de arbeidstrajectbegeleiders?
Is dit een individuele supervisie? Of wordt dit soms in groep
georganiseerd?
Arbeidstrajectbegeleiders krijgen geen supervisie binnen de voorziening
Arbeidstrajectbegeleiders krijgen supervisie maar deze supervisor verschilt van
begeleider tot begeleider
Arbeidstrajectbegeleiders krijgen individuele supervisie van dezelfde supervisor
Arbeidstrajectbegeleiders krijgen groepssupervisie van dezelfde supervisor
L2. Welk doel wordt ultiem vooropgesteld bij de begeleiding van de cliënten met
psychische problemen? Indien dit doel sterk individueel verschilt, hoe bepaalt men dit doel
voor een individuele cliënt?
Page 30
30
Op basis van wensen van cliënt, op basis van mogelijkheden die uit
assessments bleken, uit informatie van arbeidsgeneesheer, op basis van
lokaal aanbod,…)?
L3. Naar welke doelgroepen is deze dienstverlening gericht? Wie doet in de praktijk vooral
beroep op uw diensten? Hoe sterk is hierin de groep van mensen met psychische
problemen vertegenwoordigd?
SE16. Worden bepaalde cliënten met psychische problemen als niet ontvankelijk
beschouwd voor de arbeidsrehabilitatie die in uw voorziening wordt aangeboden?
Nee, iedereen kan aan een begeleiding beginnen
Ja, er zijn welbepaalde inclusiecriteria
SE16b. Indien inclusiecriteria bestaan, welke zijn deze?
SE16c. Op welke manier wordt het assessment uitgevoerd om de beroepsvaardigheden van
de cliënten na te gaan?
Is dit vooral gebaseerd op resultaten van testen of ook door de personen te
observeren in gesimuleerde of echte werksettings?
Assessment wordt enkel uitgevoerd van beroepsvaardigheden op basis van
gestandaardiseerde testen, beroepsvragenlijsten, e.d.
Assessment wordt uitgevoerd ter plaatse als onderdeel van bijv. een dagonderdeel
van het programma, maar niet op basis van werkervaring
Assessment van beroepsvaardigheden wordt uitgevoerd door de persoon te
evalueren in een beschermde maar betaalde werksetting
Assessment van beroepsvaardigheden is gebaseerd op een korte of tijdelijke
werkervaringen bij een werkgever
Assessment van beroepsvaardigheden gebeurt continu in reguliere banen in de
maatschappij.
QSEIS-S2. Hoe langt duurt dit assessment meestal? (langer dan 1 week voor alles rond
is?)
Page 31
31
QSEIS-O08. Is er een wachtlijst vooraleer mensen in begeleiding kunnen komen? (langer
dan 1 week voor alles rond is?)
SE18. Wie staat meestal in voor het bepalen of iemand in aanmerking komt om het
programma voor arbeidsrehabilitatie te volgen?
De zorgcoördinator of zorgbegeleider
De arbeidsgeneesheer
Gespecialiseerde arbeidsonderzoeksdiensten (GA)
Gespecialiseerde arbeidstrajectbegeleidingsdiensten (GTB)
RIZIV
Andere, namelijk …………………………………………………………………
SE19. Wordt de arbeidsrehabilitatie in uw voorziening op vrijwillige basis aangeboden of
wordt het extern opgelegd?
Meestal op vrijwillige basis
Deels vrijwillig, deels opgelegd na doorverwijzing
Volledig opgelegd na doorverwijzing
SE17. Door wie worden de cliënten naar jullie doorverwezen?
SE8. Indien bij een cliënt met psychische problemen ook in begeleiding is voor deze
psychische problemen, is er dan een vorm van communicatie tussen
arbeidstrajectbegeleiders en zorgbegeleiders over hun gemeenschappelijke cliënt?
Ja
Nee
SE9. Op welke manier verloopt deze communicatie tussen zorg en arbeid het vaakst?
Enkel telefonisch contact
Page 32
32
Apart overleg tussen arbeidstrajectbegeleider en therapeut of zorgcoördinator wordt
georganiseerd, er is geen aanwezigheid van de arbeidstrajectbegeleider op patiënt-
/behandelvergaderingen
Arbeidstrajectbegeleider neemt deel aan sommige patiënt-/behandelvergaderingen
Arbeidstrajectbegeleider neemt deel aan alle patiënt-/behandelvergaderingen
Arbeidstrajectbegeleider maakt integraal deel uit van het team van zorgbegeleiders
SE10. Zijn er vaste samenwerkingsverbanden tussen bepaalde zorgbegeleiders en
arbeidstrajectbegeleiders, zodat bepaalde arbeidstrajectbegeleiders altijd met dezelfde
zorgpartners samenwerken?
SE9b. Wat is meestal de aanleiding voor dit contact tussen arbeid- en zorgbegeleider?
SE12. Hoe groot is de afstand in locatie van waaruit de arbeids- en zorgbegeleiders
werken?
QSEIS-O011. Hoe wordt de informatie over een bepaalde gedeelde cliënt opgeslaan? Is dit
elk in eigen registratiesystemen? Zijn deze toegankelijk voor de andere begeleider?
SE1. Heeft elke begeleider een welbepaalde caseload van cliënten die hij/zij ondersteunt
(actieve dossiers)?
Ja
Nee
SE2. Wat is gemiddeld gezien deze caseload per begeleider (FTE) in uw voorziening?
25 of minder cliënten per begeleider
Tussen 26 en 40 cliënten per begeleider
Tussen 61 en 80 cliënten per begeleider
81 cliënten of meer per begeleider
Niet van toepassing / onbekend
Page 33
33
SE3. Hoe vaak ongeveer ontmoet de begeleider zijn/haar cliënten?
…/ week OF
… / maand OF
… / jaar
SE4. Hoe lang blijven cliënten gemiddeld genomen in begeleiding in uw voorziening?
… weken OF
… maanden OF
… jaar
SE23. Moeten bepaalde fasen doorlopen worden door cliënten in uw voorziening alvorens
ze een baan kunnen zoeken in een regulier betaald circuit, zoals tests of trainingen? Indien
ja, welke? Zijn deze voorbereidende fasen verplicht?
SE24. Hoe lang duren deze voorbereidende fasen bij de meerderheid van de cliënten?
Wat zijn de uitersten (het kortst en het langst)
Wat is gemiddeld gezien de tijd die er over heen gaat tussen het begin van
een begeleiding hier en het eerste contact met een werkgever in het normaal
economisch circuit? (binnen de maand, tussen 1 maand en 6 maanden,
tussen 6 en 9 maanden, tussen 9 maanden en een jaar, een jaar of meer)
SE28. Hoe wordt in de begeleiding van uw cliënten binnen uw voorziening gezocht naar
een geschikte baan?
Hoe wordt gekeken naar waarvoor de persoon geschikt is, wat die zou
wensen, hoe wordt de afweging tussen beiden gemaakt?
Wie neemt de beslissing over welke jobs men uiteindelijk gaat zoeken?
Wat is de invloed van de beschikbaarheid van banen, contacten die men
heeft met werkgevers op deze beslissing?
Page 34
34
SE30. Worden soms gelijkaardige banen, bij dezelfde werkgevers of gelijkaardige settings
voorgesteld aan verschillende gebruikers? Hoe vaak komt dit voor? In welke gevallen of
omstandigheden?
SE31. Wordt voornamelijk naar tijdelijke banen gezocht of worden ook contracten van
onbepaalde duur voorgesteld? Indien niet, waarom niet?
Bijv. liever eerst uitproberen, geen vertrouwen dat het wel zal lukken, nog
mogelijkheid er terug uit te stappen, of geen bereidheid van werkgevers,
niet juiste klimaat op arbeidsmarkt om dit mogelijk te maken
SE32. Wat is het aandeel van vrijwilligerswerk en onbetaalde banen versus betaalde banen
aan een competitief loon bij de banen die men voor de cliënten zoekt?
SE37. Is er nog een begeleiding voorzien eens de persoon werk heeft gevonden? Staat er
een beperking op hoe lang men iemand na het vinden van een baan kan begeleiden? (duurt
deze begeleiding langer dan een jaar?)
SE34. Is er begeleiding voor de cliënt als de tewerkstelling die men gevonden heeft
eindigt? Start dan een nieuwe begeleiding of kan de oorspronkelijke begeleiding met
dezelfde hulpverlener opnieuw opgestart worden? Moet men dan het hele proces opnieuw
doorlopen?
SE42. Zijn er acties of contacten die worden genomen bij cliënten die niet meer in
begeleiding komen opdagen?
SE43. Worden alle begeleidingsactiviteiten van op kantoor uitgevoerd of zijn er ook
activiteiten die men buiten de muren van het kantoor opneemt? Indien ja, welke en hoe
vaak komt dit voor?
Page 35
35
QSEIS-S14-S15. Worden soms ervaringsdeskundigen of familieleden betrokken in de
begeleiding?
L4. Zijn er bepaalde methodieken die u hanteert in de begeleiding? Deze kunnen uit uw
eigen ervaring ontwikkeld zijn of gebaseerd op vorming, boeken, theoretische
modellen,… Kan u deze methodieken even omschrijven?
L5. Integreert u bepaalde wetenschappelijk onderbouwde methodes in uw praktijk, of
internationale modellen? Indien ja, welke methodes of modellen? Wat zijn uw ervaringen
hiermee? Welke elementen vindt u gemakkelijk te integreren, welke vindt u eventueel
moeilijker te gebruiken?