Page 1
NEGATIEVE 360 GRADEN FEEDBACK EN AFFECTIEVE REACTIES BIJ LEIDERS: EEN SCENARIOSTUDIE VAN DE ASSOCIATIES TUSSEN FEEDBACK AMBIGUÏTEIT, FEEDBACK DIMENSIE EN NEED FOR CLOSURE
UNIVERSITEIT GENT
Aantal woorden: 12577
Anna Van Bedaf Studentennummer: 01602712
Promotor: Prof. dr. Bart Wille
Begeleidster: Justine Amory
Masterproef II voorgelegd voor het behalen van de graad master of science in de psychologie, afstudeerrichting bedrijfspsychologie en personeelsbeleid
Academiejaar: 2020 - 2021
Page 3
III
Dankwoord
Met dit dankwoord leg ik de laatste hand aan mijn masterproef. Het was een zeer leerzaam
proces waarbij ik ervan genoten heb om mij te verdiepen in de feedbackliteratuur. Ik zou hier
graag de mogelijkheid willen benutten om verschillende mensen te bedanken die mij
geholpen hebben om deze thesis tot een goed einde te brengen.
In eerste instantie, mijn promotor, Prof. Dr. Bart Wille die mij de kans heeft gegeven
om onderzoek te doen binnen het brede domein rond ontwikkeling van leiders. Verder heeft
hij de ruimte gegeven om zelf een specifieke onderzoeksvraag te bedenken die aansluit bij
mijn persoonlijke interesses. Hiernaast wil ik mijn begeleidster Justine Amory bedanken voor
de wijze raad en hulp in iedere stap van het proces. Van het formuleren van mijn hypotheses,
tot de analyses als tot het uiteindelijke schrijven. Dankzij haar kritische blik en constructieve
feedback kon ik steeds verder wanneer ik even vast zat en dit stelde mij ook in staat om alles
zo goed mogelijk te optimaliseren.
Natuurlijk wil ik ook de participanten bedanken die hebben deelgenomen aan mijn
onderzoek. Zonder hen was het mij nooit gelukt.
Daarnaast wil ik mijn vrienden, in het bijzonder Amber, Indra en Lotte, bedanken
voor de steun en het meedenken over mijn onderwerp. Ik hoop dat ik andersom ook heb
kunnen helpen met hun thesis. Verder wil ik mijn vriend Remco bedanken om te luisteren
naar de uitweidingen over mijn onderwerp en mij steeds opnieuw te motiveren om door te
gaan. Tot slot wil ik mijn ouders bedanken dat ze mij de kans hebben gegeven om deze
opleiding te volgen en om mijn masterproef meerdere keren grondig na te lezen.
Page 4
IV
Abstract
Dit onderzoek werpt een blik op de relatie tussen ambigue 360 graden feedback en negatieve
affectieve reacties bij leiders, waartussen een positieve relatie werd verwacht. Hiernaast zijn
er twee potentiële moderatoren opgenomen. Ten eerste, feedback dimensie die bestaat uit de
volgende levels: persoonsgerichte en taakgerichte feedback. Met de verwachting dat
persoonsgerichte feedback de relatie tussen ambigue 360 graden en negatief affect bij leiders
zou versterken. Ten tweede, is het persoonskenmerk need for closure (NFC) opgenomen als
moderator. Wederom met de hypothese dat hoe hoger een leiders NFC, hoe sterker de
bovenstaande relatie zal zijn. Dit alles is nagegaan aan de hand van een 2x2 between-subjects
scenariostudie (N = 288). De voorgeschotelde scenario’s verschillen naargelang de feedback
dimensie en mate van ambiguïteit. Aan de hand van een manipulatiecheck zijn deze
assumpties gecontroleerd. De resultaten toonden dat negatieve niet ambigue 360 graden
feedback leidde tot meer negatieve affectieve reacties bij leiders dan ambigue feedback. Dit
was tegengesteld aan de vooropgestelde hypothese. Verder onderzoek naar de valentie en
ambiguïteit in feedback is noodzakelijk om tegenstrijdigheden in de literatuur te weerleggen.
De interactie-effecten van zowel persoonsgerichte feedback als NFC waren niet significant.
Echter, hebben beide een direct effect op negatief affect bij leiders. Negatieve
persoonsgerichte feedback leidt namelijk tot meer negatief affect dan negatieve taakgerichte
feedback, ongeacht de mate van ambiguïteit. Ten slotte, zal een hogere mate van NFC sterker
samenhangen met negatieve affectieve reacties bij leiders dan lage NFC. Deze resultaten
tonen het belang aan van het op bedachtzame wijze formuleren van feedback, rekening
houdend met persoonskenmerken en de feedback dimensie, omdat het wel degelijk een effect
heeft op de affectieve reacties van leiders.
Page 5
V
Inhoudsopgave
Negatieve 360 Graden Feedback en Affectieve Reacties bij Leiders: Een Scenariostudie van
de Associaties tussen Feedback Ambiguïteit, Feedback Dimensie en Need for Closure .......... 4
Ambigue 360 Graden Feedback ..................................................................................... 4
360 Graden Feedback ......................................................................................... 4
Ambigue Feedback ............................................................................................. 5
Ambigue 360 Graden Feedback en Affectieve Reacties op Feedback .......................... 6
Ambigue 360 Graden Feedback, Affectieve Reacties en Need For Closure ................. 9
Ambigue 360 Graden Feedback, Affectieve Reacties en Feedback Dimensie ............ 10
Methode ................................................................................................................................... 14
Participanten ................................................................................................................. 14
Opzet ............................................................................................................................ 17
Procedure ..................................................................................................................... 17
Materiaal ...................................................................................................................... 18
Affectieve Reacties........................................................................................... 18
Need for Closure .............................................................................................. 19
Demografische Variabelen ............................................................................... 19
Controlevariabelen ........................................................................................... 19
Analyses ....................................................................................................................... 20
Pilootstudies ................................................................................................................. 20
Manipulatiecheck ......................................................................................................... 23
Resultaten ................................................................................................................................. 23
Beschrijvende Statistieken ........................................................................................... 23
Resultaten Hypotheses ................................................................................................. 26
Hypothese 1 ...................................................................................................... 26
Hypothese 2 ...................................................................................................... 27
Hypothese 3 ...................................................................................................... 28
Hypothese 4 ...................................................................................................... 28
Discussie .................................................................................................................................. 29
Theoretische Implicaties .............................................................................................. 29
Page 6
VI
Praktische Implicaties .................................................................................................. 33
Beperkingen en Toekomstig Onderzoek ...................................................................... 34
Conclusie.................................................................................................................................. 37
Referenties ............................................................................................................................... 38
Appendix A .............................................................................................................................. 44
Appendix B .............................................................................................................................. 50
Appendix C .............................................................................................................................. 52
Appendix D .............................................................................................................................. 54
Page 7
1
Feedback geeft aan hoe anderen het gedrag van een individu waarnemen en evalueren,
waardoor het een belangrijke bron van informatie kan zijn (Ashford & Cummings,
1985). Zo wordt feedback met betrekking tot iemands effectiviteit al lang beschouwd
als essentieel voor het creëren van motivatie bij mensen en ook om leren te stimuleren
in organisaties (Ilgen et al., 1979). Dit laatste is belangrijk voor alle werknemers in het
bedrijf, maar is ook zeer essentieel bij leiders, omdat zij een invloed hebben op
verschillende organisationele, groeps- en individuele uitkomsten (Zimmerman et al.,
2008). In de media wordt iedereen om de oren gegooid met tips over hoe feedback je
een betere leider kan maken. Vaak gaat het om pseudowetenschap waardoor mogelijke
kennis over feedback steeds verder komt te staan van zijn theoretische en
wetenschappelijke basis (Bracken et al., 2016). In het bedrijfsleven wordt er nu eenmaal
vaak feedback ontvangen van meerdere beoordelaars. Deze zullen uiteraard niet altijd
dezelfde mening hebben. Nu is de grote vraag wat het effect is van deze variërende
boodschappen op de reacties van de ontvangers? Nieuw is dat dit bekeken wordt bij
leiders in een 360 graden (360°) context. Dus in plaats van deze methode te vergelijken
met zelfevaluaties of feedback van een enkele bron bekijkt deze studie specifiek de
gevolgen van 360° feedback op affectieve reacties bij leiders. Uiteraard hebben de
acties van een leider direct en/of indirect een invloed op de werknemers, waardoor de
effecten van ambigue feedback veel breder strekken dan op de leider alleen.
Zimmerman et al. (2008) gaan nog een stap verder en stellen dat het succes van een
organisatie direct gerelateerd is aan de effectiviteit van de leider(s).
De relatie tussen ambigue 360° feedback en de affectieve reacties van leiders
wordt dus nagegaan. Affectieve reacties verwijzen naar de gevoelens en stemmingen
van de ontvanger van de feedback. Gebaseerd op de Affective Events Theory (AET)
van Weiss en Cropanzano (1996) kan feedback beschouwd worden als een affectieve
gebeurtenis die een effect heeft op iemands attitudes en gedrag via de invloed die het
heeft op het affect dat ze ervaren (Ilies et al., 2007). Dit onderzoek focust, zoals reeds
aangehaald, op een context van 360° feedback, wat staat voor het ontvangen van
beoordelingen of evaluaties op een persoons jobprestatie door een brede waaier aan
anderen die met deze persoon gewerkt hebben (Campion et al., 2015). Ambigu verwijst
naar het niet overeenkomen van de valentie van deze verschillende evaluaties. Zo ligt de
focus op de ambiguïteit in feedback tussen bronnen in plaats van de ambiguïteit binnen
Page 8
2
feedback. In andere woorden, het zal niet gaan om inconsistente feedback van één
beoordelaar, maar om de veroorzaakte inconsistentie door de verschillende feedback die
gegeven wordt door meerdere beoordelaars.
Er is evidentie dat positieve feedback leidt tot betere prestaties en
ontwikkelings-intenties dan negatieve feedback (De Muynck et al., 2017; Zhuang et al.,
2017). Contrasterend met voorgaande onderzoeken vinden Gong et al. (2019) juist
evidentie voor het feit dat positieve feedback gebaseerd op succes ervaringen leidt tot
herhaling en minder innovatie. Er bestaan nog veel onduidelijkheden rond het effect van
de valentie van feedback. Zeker wanneer het gaat om conflicten of ambiguïteit in die
valentie. Verder is iemands perceptie en reactie op feedback afhankelijk van zijn of haar
persoonlijke karakteristieken en de natuur van de boodschap (Ilgen et al., 1979).
Daarom worden die ook opgenomen in dit onderzoek. In de literatuur komt namelijk
naar voren dat er bij cognitieve inconsistentie een bepaalde mate van negatief affect
wordt opgeroepen bij de ontvangers, maar dat dit afhankelijk is van hun level van need
for closure (NFC), wat verwijst naar iemands wens voor zekerheid (Di Santo et al.,
2020). NFC zal daarom opgenomen worden als potentieel persoonskenmerk dat een
invloed kan hebben op de relatie. Hiernaast wordt er ook rekening gehouden met de
natuur van de feedback. Onderzoek heeft namelijk aangetoond dat taakgerelateerde
uitspraken meer betrekking hebben op feiten en daarom een meer neutrale emotionele
toon bevatten (Humphrey, 2002). Tot op heden is er geen studie die specifiek rekening
houdt met het verschillend effect van feedback geven op iemands relatiegeoriënteerde
leiderschapsdimensies in vergelijking met feedback op taakgeoriënteerde
leiderschapdimensies. In lijn met dit laatste wordt er daarom in deze thesis gekeken of
persoonsgerichte feedback de relatie tussen 360° feedback en affectieve reacties bij
leiders versterkt. Binnen het bedrijfsleven kan hier op basis van de bevindingen
rekening mee gehouden worden en zo kan er ook ingespeeld worden op eventuele
individuele verschillen bij mensen.
Dit alles zal gebeuren aan de hand van een experimenteel scenario onderzoek
waarbij er aan iedere participant een scenario voorgelegd wordt waarin er sprake is van
feedback in een 360° context. Afhankelijk van de conditie waar de participant toe
behoort zal er in verschillende mate sprake zijn van ambiguïteit en zal het ofwel gaan
om persoonsgerichte feedback ofwel om taakgerichte feedback. NFC wordt vervolgens
Page 9
3
als potentiële moderator gebruikt. Ondanks het feit dat het gebruiken van scenario’s
samenhangt met een gebrek aan realisme en mogelijke vraageffecten is het een goede
vervanging van de echte context. (Feys et al., 2013). Zo komt naar voren dat onderzoek
naar emoties via scenario’s gelijkaardige resultaten creëert als andere vormen van
onderzoek (e.g. De Cremer & van Knippenberg, 2004).
Page 10
4
Negatieve 360 Graden Feedback en Affectieve Reacties bij Leiders:
Een Scenariostudie van de Associaties tussen Feedback Ambiguïteit, Feedback
Dimensie en Need for Closure
Ambigue 360 Graden Feedback
360 Graden Feedback
Een mogelijke vorm van feedback die gebruikt kan worden is 360 graden (360°)
feedback. Dit is een proces waarbij een individu feedback ontvangt van collega’s,
ondergeschikten, leidinggevenden, klanten of andere mensen waar ze mee in aanraking
komen op het werk (Bracken, Timmreck, Fleenor, et al., 2001). Het gaat hier dus om
observaties van gedrag die gebeuren door beoordelaars die voornamelijk
werkgerelateerde interacties hebben met de persoon (Bracken et al., 2016). Dit kan
systematisch inzichten bieden in hoe iemands gedrag een invloed heeft op anderen
(Day, 2011). Het is geen persoonlijkheidsbeoordeling of een andere psychologische
inventaris, maar de idee is dat het zelfbewustzijn en de ontwikkeling van individuele
leiders gevoed worden (Day et al., 2014). Verder maakt het mogelijk om blijvende
individuele, groeps- en/of organisationele veranderingen in gedrag te maken die als
belangrijk worden beschouwd in het bedrijf (Bracken et al., 2016). Een belangrijk punt
is dat 360° feedback zo goed als alomtegenwoordig is in alle types van organisaties om
de ontwikkeling van leiders te bevorderen (Day et al., 2014). Het zit dan ook vaak
vervat in vele human resources processen op verschillende levels in het bedrijf (Bracken
et al., 2016). Dit 360° feedbackproces kan gebruikt worden met grote teams en
organisaties, maar het primaire gebruik is toch gefocust op individuele leiders (Day et
al., 2014).
Binnen de literatuur is er voornamelijk onderzoek gedaan naar de overeenkomst
tussen zelfevaluaties en de evaluaties van anderen in een 360° context (e.g. Markham et
al., 2015). In een meta-analyse van Lacerenza et al. (2017) wordt 360° feedback
vergeleken met feedback van een enkele bron. Hier kwam naar voren dat 360° feedback
gerelateerd is aan betere resultaten, maar minder met leren en transfer. Met resultaten
verwijst dit onderzoek naar zowel subjectieve als objectieve maten van organisationele-
en werknemersuitkomsten (Lacerenza et al., 2017). Transfer is een term die verwijst
naar het feit dat iemand nieuw verworven inzichten, in dit geval via 360° feedback, gaat
meenemen en toepassen bij het uitvoeren van zijn of haar job. Deze bevindingen waren
Page 11
5
echter niet statistisch significant (Lacerenza et al., 2017). Leren en uiteraard transfer
zijn van groot belang in de ontwikkeling van leiders, omdat enkel leren niet voldoende
is om te zorgen voor veranderingen in de organisatie. Leiders moeten de zaken die ze
geleerd hebben meenemen bij het uitvoeren van hun functie. Mogelijks spelen de
initiële affectieve reacties die ze ervaren op de 360° feedback een rol (Smither et al.,
2005). Ander onderzoek van Solansky (2010) zegt dat beoordelingen gebaseerd op een
360° methode een methodologisch voordeel hebben ten opzichte van zelfrapportage
omdat deze data verzameld worden bij meerdere bronnen en er hierdoor een
vergelijking gemaakt kan worden. Ook Bracken et al. (2016) zeggen dat het uitvoeren
van betekenisvolle vergelijkingen in de percepties van beoordelaars centraal staat bij
360° feedback, zowel binnen als tussen groepen van beoordelaars. Verder zijn er
significante verschillen gevonden tussen zelfbeoordelingen en beoordelingen van
andere observeerders, wat aantoont dat 360° feedback incrementele informatie verschaft
bovenop zelfevaluaties (Solansky, 2010). Hierop aansluitend stellen Bracken et al.
(2016) dat het vergelijken van zelfbeoordelingen en niet-zelfbeoordelingen niet echt
zinvol is wanneer het gaat om 360° feedback. Zo zien ze zelfbeoordelingen eerder als
zinvol reflectiemoment voor het individu dat de feedback ontvangt.
Ambigue Feedback
Veel voorgaand onderzoek heeft gefocust op de valentie van feedback en wat de
gevolgen hiervan zijn (e.g. De Muynck et al., 2017; Gong et al., 2019; Smither et al.,
2005). In het geval van meerdere beoordelaars kan het zijn dat de verschillende
feedbackbronnen zowel positieve als negatieve zaken aankaarten. Zo haalde Landy &
Farr (1980) al aan dat er slechts lage tot matige overeenkomst verwacht moet worden
tussen verschillende types beoordelaars. In dat geval is de valentie niet eenduidig, maar
is er sprake van ambiguïteit of inconsistentie. Mensen blijken een afkeer te hebben van
ambiguïteit (Rubaltelli et al., 2010). In een experiment werd dit bevestigd door aan te
tonen dat, onder bepaalde voorwaarden, cognitieve inconsistentie leidt tot negatieve
affectieve reacties (Di Santo et al., 2020). In dit laatste onderzoek werd de cognitieve
dissonantietheorie gebruikt als basis (Festinger, 1957). Deze stelt dat mensen
consistentie in zichzelf beogen en daarom inconsistentie met de eigen verwachtingen
proberen te vermijden (Festinger, 1957). De verwerking van ambigue feedback kan ook
gezien worden als een vorm van cognitieve inconsistentie voor de ontvanger. Volgens
Page 12
6
Lauriola et al. (2015) kan de tendens om ambiguïteit te vermijden beschouwd worden
als een universele waardedimensie.
In een studie rond de feedback sandwich komt naar voren dat de potentieel
gemixte berichten bij deze feedbackvorm moeilijker te interpreteren zijn voor de
ontvanger (Parkes et al., 2013). De feedback sandwich is een methode waarbij men
kritiek formuleert tussen positieve opmerkingen in (Bergen et al., 2014). Zo kan het ook
als ambigue feedback gezien worden omdat het zowel positieve als negatieve valenties
bevat. Volgens ander onderzoek veroorzaakt het gebruik van de feedback sandwich in
een bedrijfscontext verwarring bij werknemers (Bergen et al., 2014).
Buiten onderzoek naar de specifieke methode van de feedback sandwich, kan er
ook meer algemeen de literatuur in verband met inconsistente feedback in beschouwing
genomen worden. Een eerste belangrijke bevinding is dat effecten van verschillende
feedbacksignalen niet onafhankelijk zijn van elkaar of additief, wat een impact kan
hebben in een multi-beoordelaarscontext (Lucas et al., 2018). Zo kan de specifieke
combinatie van de valenties in de feedback, van meerdere beoordelaars, een invloed
hebben op de ontvanger omdat hun betekenissen niet op zichzelf staan. Verder komt in
lijn met voorgaand onderzoek naar voren, in een experiment bij studenten, dat
congruente feedback leidt tot statistisch verbeterde werkprestaties in vergelijking met
incongruente feedback (Choi et al., 2018).
Ambigue 360 Graden Feedback en Affectieve Reacties op Feedback
Affect is een term waar zowel stemmingen als emoties onder vallen (Ilies et al., 2007).
Stemmingen en emoties zijn beide affectieve toestanden, maar het verschil hiertussen
wordt beschreven door Weiss & Cropanzano (1996). Zo merken zij op dat in vele
definities emotie naar voren komt als een reactie op een specifieke gebeurtenis of
object. Het grootste verschil is dat de causale factor bij een stemming minder aanwezig
is (Weiss & Cropanzano, 1996).
De vraag in dit onderzoek is nu wat het effect is van feedback op de affectieve
reacties van leiders. Om te beginnen wordt er meer algemeen naar de effecten in de
valentie van feedback gekeken. Enerzijds is er evidentie voor het feit dat positieve
feedback samenhangt met betere prestaties en ontwikkelings-intenties in vergelijking
met negatieve feedback (De Muynck et al., 2017; Zhuang et al., 2017). Contrasterend
met voorgaande onderzoeken vinden onder andere Gong et al. (2019) juist dat positieve
Page 13
7
feedback op basis van succes ervaringen leidt tot herhaling en minder innovatie. Op
deze manier is er nog geen zekerheid rond de reacties die volgen op positieve of
negatieve feedback. Het is van belang om deze initiële reacties en meer specifiek
affectieve reacties te onderzoeken omdat ze de ontvanger van de feedback beïnvloeden
om de feedback te gebruiken voor het stellen van doelen en om prestaties te verbeteren
(Smither et al., 2005). Zo kan het affect dat de ontvanger van de feedback ervaart een
invloed hebben op de gedragingen die ze zullen stellen na de feedback.
Er wordt niet enkel gekeken naar het effect van feedback of zijn valentie, maar
meer specifiek naar inconsistentie of ambiguïteit dat hierin veroorzaakt wordt door
meerdere beoordelaars. Volgens Lauriola et al. (2015) is een attitude ten opzichte van
ambiguïteit een multidimensionaal construct dat bestaat uit cognitieve, epistemische en
affectieve componenten. Ten eerste, bestaat de cognitieve component uit moreel
absolutisme wat ook beschreven kan worden als zwart-wit denken. Ten tweede, kan de
epistemische component gedefinieerd worden als de nood aan complexiteit en nieuwe
zaken. De derde en affectieve component verwijst naar het zich oncomfortabel voelen
met ambiguïteit of inconsistentie (Lauriola et al., 2015). Er kan dus gesteld worden dat
ambigue feedback negatieve affectieve reacties kan oproepen bij leiders omdat ze zich
er oncomfortabel bij voelen. Gebaseerd op dit onderzoek en andere literatuur rond
ambigue feedback verwachten we eerder negatief affect (e.g. Di Santo et al., 2020).
In eerder onderzoek heeft men de relatie tussen feedback en affect onderzocht
(e.g., Ilies et al., 2007) gebaseerd op de affective events theory (AET) geformuleerd
door Weiss en Cropanzano (1996). De basis van de theorie stelt dat specifieke
gebeurtenissen op het werk een invloed hebben op de affectieve reacties van een
persoon (Weiss & Cropanzano, 1996). Verder beschrijven Weiss en Cropanzano (1996)
dat een bepaalde werkomgeving die gebeurtenissen meer of minder waarschijnlijk
maakt. Zo kan feedback gezien worden als een affectieve gebeurtenis die een invloed
heeft op het affect dat de ontvanger ervaart (Ilies et al., 2007). Er is ook aangetoond dat
feedback daadwerkelijk leidt tot affectieve reacties (Kluger et al., 1994). De idee dat
feedback onder bepaalde voorwaarden leidt tot cognitieve en affectieve uitkomsten
komt ook naar voren bij Nadler (1979). Specifiek verwijst deze reviewstudie met
cognitieve en affectieve uitkomsten naar het level van attractie tot de groep, trots in de
groep, motivatie, verdedigende gevoelens en acceptatie van groepsproblemen (Nadler,
Page 14
8
1979). Recente appraisal theorieën stellen dan weer dat cognitie een invloed heeft op de
emoties die ontstaan bij mensen (e.g. Van Hiel, 2016). Hiermee in lijn zeggen Ilgen et
al. (1979) dat een complexe feedbackstimulus in eerste instantie leidt tot een bepaalde
perceptie van de feedback, wat kan beschouwd worden als de cognitie waarover de
appraisal theorieën spreken (e.g. Smith & Lazarus, 1993). Deze voorgaande theorieën
onderbouwen de idee dat feedback kan leiden tot een affectieve reactie.
Dit kan verder uitgewerkt worden door te kijken naar de gevolgen van het affect
dat mensen ervaren. Het model van Ilgen et al. (1979) stelt dat een complexe
feedbackstimulus in eerste instantie leidt tot een bepaalde perceptie over de feedback
wat een invloed zou hebben op de mate van acceptatie van de feedback. Dit hangt op
zijn beurt samen met de wens om op een bepaalde manier te reageren, wat uiteindelijk
de intentie van gedrag en daadwerkelijke reacties bepaalt (Ilgen et al., 1979). Kortom,
dit model suggereert dat een complexe feedbackstimulus uiteindelijk leidt tot gedrag.
Dit is in lijn met de AET die beweert dat de affectieve reacties op een gebeurtenis niet
alleen leiden tot werkattitudes, maar ook tot gedrag (Weiss & Cropanzano, 1996). Een
potentiële manier om het model van Ilgen et al. (1979) te koppelen aan de AET is door
affectieve reacties als consequentie van de perceptie te beschouwen zoals de appraisal
theorieën stellen, die zo een invloed hebben op de acceptatie van de feedback. Zo heeft
feedback als affectieve gebeurtenis een effect op iemands attitudes en gedrag via de
invloed die het heeft op iemands affect (Ilies et al., 2007). Acceptatie kan beschouwd
worden als een positieve attitude ten opzichte van de feedback.
Affect heeft op deze manier een indirecte invloed op het uiteindelijke gedrag dat
iemand stelt. Affectieve reacties spelen daarom een rol bij het bepalen van iemands
uiteindelijke gedrag ten opzichte van de feedback. Verschillende affectieve reacties
leiden namelijk tot verschillende implicaties op het gedrag van een persoon (Weiss &
Cropanzano, 1996).
Hypothese 1: Er is een positieve relatie tussen het ontvangen van ambigue 360°
feedback en negatieve affectieve reacties bij leiders, zodanig dat een hogere
mate van ambiguïteit bij feedback van meerdere beoordelaars meer negatieve
reacties teweegbrengt bij leiders dan niet ambigue negatieve feedback.
Page 15
9
Ambigue 360 Graden Feedback, Affectieve Reacties en Need For Closure
Een meta-analyse vindt dat er niet altijd grote prestatieverbeteringen verwacht moeten
worden na het ontvangen van feedback van meerdere beoordelaars, maar dat sommige
mensen een grotere kans hebben om vooruit te gaan dan anderen (Smither et al., 2005).
Dit ondersteunt de idee dat persoonlijkheidskenmerken een invloed kunnen hebben op
de relatie tussen feedback en uitkomsten hiervan. Ook Ilgen et al. (1979) vinden dat een
persoons perceptie en reacties afhankelijk zijn van persoonlijke karakteristieken. Het is
dan ook een terugkomend thema in meerdere studies (Nadler, 1979). Deze bevindingen
zijn in lijn met de AET die beweert dat de relatie tussen gebeurtenissen op het werk en
affectieve reacties wordt beïnvloed door disposities (Weiss & Cropanzano, 1996). Met
dispositie wordt er verwezen naar de aanleg van een persoon.
Een dispositie die in deze thesis opgenomen wordt is Need For Closure (NFC).
NFC is de wens voor zekere, stabiele en niet-ambigue kennis (Di Santo et al., 2020).
Het is de motivationele tendens van mensen die bepaald wordt door de gepercipieerde
voordelen en kosten van afsluiting of closure in vergelijking met het afwezig zijn van
afsluiting (Roets et al., 2015). Individuen die hoog scoren op NFC prefereren
informatieprocessen die leiden tot lage cognitieve inspanningen, weinig concurrerende
alternatieven en die een gevoel geven van afsluiting, dus geen onzekerheid (Choi et al.,
2008). Mensen proberen inconsistentie in het algemeen te vermijden zoals onder andere
aangehaald door Rubaltelli et al. (2010), maar de mate waarin ze dit doen wordt mede
bepaald door hun score op NFC (Di Santo et al., 2020; Lauriola et al., 2015). Er bestaat
daarom de verwachting dat NFC een invloed kan hebben op de relatie tussen ambigue
360° feedback en de affectieve reacties van leiders.
Di Santo et al. (2020) tonen in hun experiment aan dat cognitieve inconsistentie
leidt tot negatieve affectieve reacties en dat er individuele verschillen in deze relatie
bestaan afhankelijk van hoe hoog iemand scoort op NFC. In ander onderzoek is
bevestigd dat NFC positief gerelateerd is aan consistentie in feedback, meer specifiek
gaat het hier om feedback die in lijn is met de persoons eigen opvattingen (Lauriola et
al., 2015). Nu zal niet bekeken worden of de feedback in lijn is met de persoons eigen
mening, maar wordt er gekeken naar de consistentie in de feedback gegeven door
verschillende beoordelaars.
Page 16
10
Choi et al. (2008) hebben onderzoek gedaan naar de relatie tussen Need For
Cognitive Closure (NFCC) en strategieën bij het zoeken naar informatie. Hier stellen ze
dat mensen die hoog op NFCC scoren minder tolerant zijn ten opzichte van onzekerheid
en ambiguïteit. Dit is in lijn met voorgaand onderzoek. Hieruit volgt dat ze minder op
zoek zullen gaan naar informatie en sneller verschillende perspectieven gaan negeren
(Choi et al., 2008). Dit heeft uiteraard een grote impact als het gaat om 360° feedback,
zeker wanneer er inconsistentie bestaat in de boodschap van de verschillende
beoordelaars. Zo zullen leiders die hoog scoren op dit kenmerk mogelijks minder
rekening houden met de inbreng van de verschillende beoordelaars, waardoor ze een
deel kunnen negeren. De verschillende feedbackbronnen hebben allemaal een relatief
uniek perspectief ten opzichte van het gedrag en ze hebben een andere relatie met de
leider (Bracken, Timmreck & Church, 2001). Door er enkele te negeren kan er zo
cruciale informatie verloren gaan. Verder prefereren ze informatieprocessen die weinig
cognitieve inspanning vergen (Choi et al., 2018). Uiteraard gaat ambigue feedback meer
verwerking vragen van de leider dan feedback van beoordelaars die het allemaal met
elkaar eens zijn.
In de literatuur wordt regelmatig het concept Need For Cognitive Closure
(NFCC) aangehaald. Webster & Kruglanski (1994) beschrijven het als iemands
motivatie met betrekking tot informatieverwerking en beoordelingen. Dit terwijl het bij
NFC ook gaat om de motivatie of nood tot afsluiting, maar deze is eerder nonspecifiek
(Webster & Kruglanski, 1994). Bij NFCC ligt de focus niet op affectieve, maar eerder
cognitieve aspecten van de intolerantie rond ambiguïteit (Lauriola et al., 2015). Daarom
wordt in deze thesis het bredere concept NFC bekeken. In lijn met voorgaand onderzoek
kan de volgende hypothese geformuleerd worden.
Hypothese 2: Need for closure is een moderator die de positieve relatie tussen
het ontvangen van ambigue 360° feedback en negatieve affectieve reacties
versterkt. Dus hoe hoger de leiders NFC als ontvanger, hoe meer het ontvangen
van ambigue 360° feedback leidt tot negatieve affectieve reacties.
Ambigue 360 Graden Feedback, Affectieve Reacties en Feedback Dimensie
De reactie op feedback hangt af van de natuur van de boodschap (Ilgen et al., 1979).
Met natuur wordt verwezen naar de informatiewaarde en de functies die de
feedbackboodschap heeft. In lijn met deze bevinding wordt het effect van feedback op
Page 17
11
verschillende leiderschapsdimensies in kaart gebracht. Het overkoepelend raamwerk dat
hier gebruikt wordt is van Lee & Carpenter (2018) die enerzijds spreken over de
taakgeoriënteerde leiderschapsdimensies en anderzijds de relatiegeoriënteerde
leiderschapsdimensies. De eerste groep dimensies definiëren ze als gedragingen die het
werk van anderen sturen of organiseren om taken te vervolledigen. De tweede groep
verwijst dan weer naar gedragingen die streven naar positieve interpersoonlijke
interacties tussen mensen. Voorgaand onderzoek heeft voornamelijk gekeken naar de
effecten van de leiderschapsstijl op volgers (e.g. Levy et al., 2002). Mogelijke
verschillende reacties, ten opzichte van het aspect waar leiders feedback op krijgen,
worden niet in beschouwing genomen.
Persoonsgerichte feedback verwijst naar feedback gegeven op iemands
relatiegeoriënteerde leiderschapsdimensies. Hiermee wordt verwezen naar
interpersoonlijke aspecten zoals bijvoorbeeld luisteren naar werknemers. Mathieu et al.
(2016) vinden dat luisteren naar de problemen van werknemers een hoge factorlading
heeft op persoonsgerichte leiderschapsvaardigheden. Taakgerichte feedback verwijst
naar feedback op iemands taakgeoriënteerde leiderschapsdimensies. Deze zijn, zoals het
woord al zegt, taakgerelateerd zoals bijvoorbeeld het geven van duidelijke instructies.
Dit laatste is daadwerkelijk een subdimensie of concept dat onder taakgeoriënteerde
leiderschapdsdimensies wordt geplaatst onder de naam initiëren van structuur (Lee &
Carpenter, 2018; Stodgill, 1950). Gebaseerd op deze definities komt er duidelijk een
ander soort informatie naar voren bij persoonsgerichte in vergelijking met taakgerichte
feedback. Taakgerelateerde uitspraken hebben meer betrekking op feiten en bevatten
daarom een meer neutrale emotionele toon (Humphrey, 2002). Dit sluit aan bij de idee
dat persoonsgerichte feedback een sterkere invloed zal hebben op de relatie tussen
ambigue 360° feedback en affectieve reacties, omdat taakgerichte feedback een
neutralere emotionele toon bevat.
In eerdere literatuur is feedback vaak bekeken in relatie met
leiderschapsdimensies (e.g., Lee & Carpenter, 2018; Zimmerman et al.,2008).
Consideratie en het initiëren van structuur zijn concrete concepten die hieronder
geplaatst kunnen worden (Lee & Carpenter, 2018). Consideratie verwijst naar de mate
waarin een leider bezorgd is om het welzijn van zijn of haar volgers en steun en respect
voor hen toont (Zimmerman et al., 2008). Daarom behoort deze tot de
Page 18
12
relatiegeoriënteerde leiderschapsdimensies. Hiernaast staat het initiëren van structuur
voor de mate waarin de leider de rollen van volgers definieert en organiseert
(Zimmerman et al., 2008). Het concept initiëren van structuur maakt daarom een deel
uit van taakgerelateerd leiderschap. Lee & Carpenter (2018) plaatsen onder de
taakgeoriënteerde leiderschapdimensies niet enkel initiatie van structuur, maar ook het
gebruiken van een voorwaardelijke beloning. Bij relatiegeoriënteerde
leiderschapdimensies spreken ze niet enkel over consideratie, maar ook over
transformationeel leiderschap. Dit toont aan dat de leiderschapsdimensies breder
strekken dan enkel consideratie en het initiëren van structuur.
In de meta-analyse van Judge et al. (2004) is aangetoond dat zowel consideratie,
wat valt onder relatiegeoriënteerd, als het initiëren van structuur, dat onder
taakgeoriënteerd valt, positief gerelateerd zijn aan subjectieve indicatoren van
performantie, maar dat hier verschillen in bestaan. Hieruit kan opgemaakt worden dat
het van belang is om de twee types van feedback te onderscheiden omdat zij
verschillende effecten hebben op de effectiviteit van een organisatie en de werknemers.
Nieuw is dat deze thesis niet naar de effecten bij volgers kijkt zoals in de meta-analyse,
maar juist naar de gevolgen van feedback hierop bij leiders. Niettemin tonen deze
resultaten aan dat de leiderschapsdimensies van elkaar verschillen en dat ze kunnen
leiden tot andere gevolgen.
Wat de affectieve reacties bij leiders mogelijks kan bepalen is de mate waarin
andere beoordelaars en de leiders zelf de verschillende leiderschapsdimensies
beoordelen. Dit wordt ook wel self-other agreement genoemd. Zo hebben Lee &
Carpenter (2018) gekeken naar de mate van overeenkomst tussen leiders en hun
ondergeschikten, collega’s en meerderen. Zij vinden in hun meta-analyse dat deze
overeenkomst positief is en een matige sterkte heeft. Toch bestaat er wel een verschil
afhankelijk van de leiderschapsdimensies waar het over gaat. Enerzijds onderscheiden
ze de taakgeoriënteerde dimensies met het initiëren van structuur en voorwaardelijke
beloning. Bij een voorwaardelijke belonings-leiderschapsstijl benadrukt de leider de
link tussen prestaties en beloningen die voorwaardelijk is (Robinson & Boies, 2016).
Dit betekent dat men maar een beloning krijgt, wanneer er een bepaald doel bereikt is.
Anderzijds bekijken Lee & Carpenter (2018) de relatiegeoriënteerde
leiderschapsdimensies met consideratie en transformationeel leiderschap. Dit laatste
Page 19
13
verwijst naar leiders die hun volgers proberen te motiveren om meer te doen dan
officieel van hen verwacht wordt (Yammarino et al., 1993). Bij relatiegeoriënteerde
dimensies beoordelen leiders zich gemiddeld hoger dan de beoordelaars, in tegenstelling
tot de taakgeoriënteerde waar ze zich eerder hetzelfde of lager scoren (Lee & Carpenter,
2018). Gezien het feit dat taakgeoriënteerde uitspraken meer neutraal in hun emotionele
toon zijn volgens Humphrey (2002) omdat dit meer gaat over feiten, kan verwacht
worden dat relatiegeoriënteerde uitspraken een sterkere invloed zullen hebben op de
relatie tussen de 360° feedback en affectieve reacties. Deze relatiegeoriënteerde
uitspraken verwijzen naar persoonsgerichte feedback op iemands relatiegeoriënteerde
leiderschapsdimensie. Op basis hiervan worden de laatste hypotheses geformuleerd. Een
overzicht is zichtbaar in figuur 1.
Hypothese 3: Er is een positieve relatie tussen het ontvangen van negatieve
persoonsgerichte feedback en negatieve affectieve reacties bij leiders, zodanig
dat het ontvangen van negatieve persoonsgerichte feedback van meerdere
beoordelaars meer negatieve reacties teweegbrengt bij leiders dan wanneer het
gaat om negatieve taakgerichte feedback.
Hypothese 4: Persoonsgerichte feedback is een moderator die de positieve
relatie tussen het ontvangen van ambigue 360° feedback en negatieve affectieve
reacties versterkt. Dus indien de feedback betrekking heeft op iemand als
persoon leidt dit bij het ontvangen van ambigue 360° feedback tot negatievere
affectieve reacties bij leiders.
Page 20
14
Figuur 1
Onderzoeksmodel
Methode
Participanten
De volledige vragenlijst kan gevonden worden in Appendix A. De data-inzameling
werd bekomen via een online vragenlijst. Iedere persoon mocht hieraan deelnemen
boven een leeftijd van 16 jaar. De doelgroep bestond uit mensen die in eender welke
setting, of het nu binnen een bedrijfscontext is of niet, een leidinggevende rol hebben
opgenomen. Aan een deelname werd geen beloning gekoppeld. De survey is onder
andere verspreid via een online oproep op sociale media, meer specifiek op de kanalen
Facebook en LinkedIn. Via een link onder aan het bericht kwamen ze terecht bij de
vragenlijst. Dit bericht werd vervolgens meerdere malen gedeeld door familieleden en
kennissen. Hiernaast waren er potentiële participanten benaderd in een persoonlijk
bericht. Ze mochten vrijwillig beslissen of ze al dan niet wilden deelnemen. Een exacte
indicatie geven van hoeveel personen er precies benaderd zijn, is bijgevolg moeilijk.
Page 21
15
Wel kan er inzicht verkregen worden in de response rate. Zo waren er in totaal 418
participanten, waarvan 288 personen de vragenlijst volledig hebben ingevuld. Dit maakt
dat de response rate 69% bedraagt.
Van de deelnemers waren er 190 vrouwen wat een aandeel van 65.97% inhoudt en 98
mannen die bijgevolg 34.03% bedragen. De meerderheid had een leeftijd tussen 19 en
25 jaar (49.65%), hierna volgt de leeftijdsgroep van 46 tot 50 jaar (9.72%) en de derde
grootste groep was die van 41 tot 45 jaar (6.25%). Qua opleidingsniveau hadden de
meesten een professionele bachelor (33.68%). Hierna volgt 26.39% met een
middelbareschooldiploma en 19.44% selecteerde een academische bachelor als hoogst
behaalde diploma. Als het aankomt op de beroepsstatus van de deelnemers, dan was iets
meer dan de helft werkende. Van deze 149 werkenden voerden 46 personen een
managementfunctie uit. 121 participanten waren studenten wat neerkomt op 42.01%.
Vijftien mensen gingen voor de optie overige (5.21%). Voor het precieze aandeel en
percentage van participanten voor alle mogelijke antwoorden op de demografische
variabelen, kan Tabel 1 geraadpleegd worden.
Tabel 1
Overzicht demografische variabelen
Demografische variabelen n %
Geslacht
Vrouw 190 65.97
Man 98 34.03
X .00 .00
Leeftijd
≤ 18 jaar 10 3.47
19 tot 25 jaar 143 49.65
26 tot 30 jaar 14 4.86
31 tot 35 jaar 17 5.90
36 tot 40 jaar 14 4.86
Page 22
16
41 tot 45 jaar 18 6.25
46 tot 50 jaar 28 9.72
51 tot 55 jaar 12 4.17
56 tot 60 jaar 12 4.17
61 tot 65 jaar 10 3.47
66 jaar 10 3.47
Opleidingsniveau
Lagere schooldiploma 2 .69
Middelbareschooldiploma 76 26.39
Professionele bachelor 97 33.68
Academische bachelor 56 19.44
Academische master 41 14.24
Andere opleiding 16 5.56
Management levela
Ja 46 30.87
Nee 103 69.13
Beroepsstatus
Werkend 149 51.74
Werkloos 2 .69
Werkzoekend 1 .35
Student 121 42.01
Overige 15 5.21
Note. N = 288; n = grootte van de specifieke groep; % = percentage ten opzichte van de
totale steekproefgrootte. a. Management level is een vraag die enkel gesteld werd aan de
participanten die werkend aangeduid hadden; Het percentage is daarom berekent ten
aanzien van de subgroep werkenden (n = 149).
Page 23
17
Opzet
De methode die in deze thesis gebruikt werd is een experimenteel scenario onderzoek.
Aan de participanten werd telkens een bepaald scenario voorgelegd waar er sprake is
van ambigue feedback veroorzaakt door verschillende beoordelaars. De gebruikte
scenario’s kunnen gelezen worden in Appendix B. Hierin ging het telkens om een
context waar de persoon zich moet voorstellen in een leidinggevende positie te zitten.
Deze scenario’s verschillen, naargelang de specifieke conditie, op basis van de mate van
ambiguïteit (i.e. laag of hoog) en feedback dimensie (i.e. persoons- of taakgericht) dat
gegeven werd. Lage ambiguïteit betekent dat alle beoordelaars in het scenario het met
elkaar eens zijn en een negatieve evaluatie geven. Ten tweede is er dan nog hoge
ambiguïteit, waar alle feedbackbronnen het oneens zijn met elkaar. Hier is er zowel
sprake van negatieve als positieve feedback. Binnen deze twee vormen van ambiguïteit
kan er nog een onderscheid gemaakt worden tussen het soort feedback dat gegeven
wordt. Enerzijds gaat het om persoonsgerelateerde feedback. Men krijgt hier feedback
over zijn of haar relatiegeoriënteerde leiderschapsdimensies. Anderzijds kan er ook
taakgerichte feedback gegeven worden die betrekking heeft op de taakgeoriënteerde
leiderschapsdimensies. Op deze manier ontstonden er vier condities. Het gaat dus om
een 2x2 between-subjects design. Vooraleer dit onderzoek werd uitgevoerd, gebeurde er
pilootstudies waar nagegaan werd of de ontworpen scenario’s beantwoordden aan de
correcte mate van ambiguïteit en het soort feedback. De resultaten van de pilootstudies
worden later besproken.
Procedure
In eerste instantie kregen de participanten een pagina te zien met algemene informatie
over de vragenlijst. Ze werden gevraagd zich in een leidinggevende positie in te beelden
bij het lezen van het komende scenario. Hierna moesten ze akkoord gaan met de
vooropgestelde voorwaarden alvorens ze konden beginnen. Wanneer een persoon niet
akkoord aanduidde, werd deze meteen doorgestuurd naar het einde. Vervolgens, werd er
gepeild naar de demografische kenmerken van de participant. Daarop aansluitend
volgde de kern van het onderzoek waarbij één van de vier scenario’s getoond werd
afhankelijk van de conditie waar de persoon zich in bevond. Een kandidaat kreeg ze niet
allemaal te zien om vraageffecten te voorkomen (Feys, et al., 2013). De verdeling van
de participanten in de condities werd random bepaald. In conditie 1 bevonden zich 73
Page 24
18
personen (niet ambigue negatieve feedback en persoonsgerelateerd), 72 personen in
conditie 2 (ambigue en persoonsgerelateerde feedback, 71 in conditie 3 (niet ambigue
negatieve feedback en taakgerelateerd) en 72 in conditie 4 (ambigue en taakgerichte
feedback). Een overzicht van de opstelling en het aantal participanten per conditie kan
teruggevonden worden in figuur 2. Na het lezen van het scenario werd er gepeild naar
wat de persoons affectieve gevoelens waren als reactie hierop. Het volgende deel
bestond uit de stellingen rondom NFC. Ten slotte werd er ter controle de vragen uit de
pilootstudie nogmaals bevraagd.
Figuur 2
Overzicht condities
Conditie 1
Negatieve en niet ambigue feedback
(NA)
Persoonsgerichte feedback (P)
n = 73
Conditie 2
Ambigue feedback (A)
Persoonsgerichte feedback (P)
n = 72
Conditie 3
Negatieve en niet ambigue feedback
(NA)
Taakgerichte feedback (T)
n = 71
Conditie 4
Ambigue feedback (A)
Taakgerichte feedback (T)
n = 72
Materiaal
Naast de zelf ontworpen scenario’s werd er ook gebruik gemaakt van schalen om te
peilen naar de affectieve reacties en de mate van NFC van een persoon. Zo bestond de
vragenlijst in totaal uit 45 items inclusief de geïnformeerde toestemming. De scenario’s
en schalen stonden allemaal in het Nederlands beschreven.
Affectieve Reacties
Het effect van de ambigue 360° feedback werd nagegaan op de affectieve reacties van
de participanten. De twee 10-item schalen voor positief en negatief affect werden
toegepast om dit te meten (Watson et al., 1998). Deze is een verkorte versie van de
Positief en Negatief Affect Schaal (PANAS), welke een goede betrouwbaarheid en
validiteit heeft en daarom een efficiënte manier is om affect te bepalen (Watson et al.,
1998). Hiervan werd de Vlaamse versie gebruikt die vertaald is door Engelen et al.
Page 25
19
(2006). Zo werden er 20 uiteenlopende gevoelens voorgeschoteld waarbij de
participanten konden antwoorden op een 5-punt likert schaal. Deze liep van heel
onwaarschijnlijk tot heel waarschijnlijk. De positief affect schaal had een Cronbach’s
alpha van .82. Hiernaast had de negatief affact schaal een Cronbach’s alpha van .91. De
betrouwbaarheid is bijgevolg zeker acceptabel.
Need for Closure
Om de mate van NFC te meten werd er gebruik gemaakt van de 15-item versie van de
Need for Closure Scale (Roets & Van Hiel, 2011). Omwille van het feit dat de
participanten reeds de scenario’s moesten bekijken en een vragenlijst rond affectieve
reacties moesten invullen, was de volledige Need for Closure schaal te lang. Verder is
aangetoond dat deze versie dezelfde psychometrische eigenschappen heeft als de
volledige, gereviseerde, schaal van 41 items (Roets & Van Hiel, 2011). Vandaar dat
deze verkorte versie om praktische redenen werd gekozen voor dit onderzoek. Bij het in
kaart brengen van de betrouwbaarheid van deze schaal bedroeg de Cronbach’s alpha
.80. Deze items dienden beantwoord te worden vanuit het dagelijkse leven van de
persoon en niet op basis van hetgene dat ze gelezen hadden in het scenario. Wederom
bestond het antwoordformat uit een 5-punt likert schaal, maar hier konden ze kiezen
voor de opties van helemaal oneens tot helemaal eens.
Demografische Variabelen
Er werd gepeild naar het geslacht, de leeftijd, de beroepsstatus, het opleidingsniveau en
eventuele managementpositie van de participanten. Geslacht was gecodeerd als volgt: 0
= man en 1 = vrouw. Leeftijd was gecodeerd als 0 = 18 jaar, 1 = 19-25 jaar, 2 = 26 –
30 jaar, 3 = 31 – 35 jaar, 4 = 36 – 40 jaar, 5 = 41 – 45 jaar, 6 = 46 – 50 jaar, 7 = 51 – 55
jaar, 8 = 56 – 60 jaar, 9 = 61 – 65 jaar, 10 = 66 jaar. Opleidingsniveau of het hoogst
behaalde diploma van een persoon bestaat uit volgende coderingen: 0 = lagere school, 1
= middelbare school, 2 = professionele bachelor (hogeschool), 3 = academische
bachelor (universiteit), 4 = academische master en 5 = andere. Beroepsstatus heeft de
volgende coderingen: 0 = werkzoekend, 1 = werkloos, 2 = werkend, 3 = student en 4 =
overige.
Controlevariabelen
In de literatuur is er aangetoond dat er een relatie bestaat tussen gender en affect, maar
ook tussen leeftijd en affect, waaronder door Thomsen et al. (2004). Zo rapporteren
Page 26
20
oudere mensen minder negatief affect dan jonge mensen, terwijl vrouwen hoger scoren
op negatief affect dan mannen (Thomsen et al., 2004). Ook Charles et al. (2001) vinden
dat negatief affect afneemt naarmate de leeftijd van mensen stijgt. Omwille hiervan
worden zowel geslacht als leeftijd opgenomen als controlevariabelen in het model.
Analyses
De analyses werden uitgevoerd in het programma RStudio. In eerste instantie werd er
aan de hand van manipulatiechecks bekeken of de verschillende scenario’s op de juiste
manier gemanipuleerd werden, zowel in de pilootstudie als in het echte onderzoek.
Vervolgens kon aan de hand van een drie-wegs ANOVA de hoofdeffecten van feedback
ambiguïteit enerzijds en feedback dimensie anderzijds nagegaan worden op negatief
affect. Hiernaast werden ook de moderaties van NFC en persoonsgerichte feedback
onderzocht aan de hand van deze ANOVA. Wanneer er sprake was van een significant
verschil in de gemiddeldes tussen de verschillende levels van de variabelen, dan werd
dit effect geïnterpreteerd aan de hand van een Tukey post hoc test.
Pilootstudies
Om na te gaan of de scenario’s voldeden aan de juiste mate van ambiguïteit enerzijds en
de correcte feedback dimensie gepercipieerd werd anderzijds, is er een
manipulatiecheck gebeurd. In de pilootstudie, opgezet om dit te bewerkstelligen,
werden wederom alle participanten maar geconfronteerd met één van de scenario’s.
Deze was afhankelijk van de conditie waar ze in zaten. Alle condities werden één voor
één met elkaar vergeleken op basis van drie verschillende aspecten die hieronder
worden toegelicht. Door onduidelijkheden in de bevraging bij de eerste pilootstudie is er
een tweede pilootstudie (N=26) uitgevoerd. Na een aanpassing aan de vorm van de
bevraging bevonden de resultaten zich in de juiste richting. Aan de scenario’s werd
niets veranderd. De demografische kenmerken van de participanten staan beschreven in
de tabel in Appendix C.
In eerste instantie werd de mate van negativiteit onder de loep genomen. De
bedoeling was dat conditie 1 (NA-P) en 3 (NA-T) als negatiever werden beschouwd,
omdat hier enkel negatieve feedback werd gegeven door alle beoordelaars. Hier konden
ze antwoorden op een 5-punt likert schaal gaande van “helemaal niet negatief” tot “heel
negatief”. In conditie 1 kwam er een gemiddelde score van M = 4 uit (SD = 1.10).
Conditie 3 leunde hierbij aan met een gemiddelde score van M = 3.43 (SD = .97). Beide
Page 27
21
waren niet significant verschillend van elkaar (t (11) = 1.00, p = .34). Conditie 2 (M =
2.5; SD = .55) en conditie 4 (M = 2.14; SD = .90) zijn ook niet significant verschillend (t
(11) = .84, p = .42) en hebben dus een lager gemiddelde dan de niet ambigue condities.
Hiernaast peilde het naar de correcte mate van ambiguïteit, dat aanleunt bij de
hoeveelheid negativiteit dat mensen percipieerden. Hier was de bedoeling dat conditie 2
(A-P) en 4 (A-T) hoger scoren omdat dit de scenario’s zijn waarbij de beoordelaars
zowel positieve als negatieve feedback voorzien. Conditie 1 had een gemiddelde score
van M = 2 (SD = 1.10) en conditie 3 had een gemiddelde van M = 2.29 (SD = 1.11). Het
verschil in gemiddelde was niet significant (t (11) = -.46, p = .65). Ze konden wederom
antwoorden op een 5 punten schaal waar nul de optie “helemaal niet ambigu”
representeerde en vijf de optie “heel ambigu”. Om misverstanden rond het concept te
voorkomen is er een definitie gegeven voor het woord ambiguïteit. Conditie 2 (M = 3.5;
SD = 1.22) en conditie 4 (M = 2.57; SD = .54) zijn ook niet significant verschillend van
elkaar (t (11) = 1.52, p = .16) en hebben een hoger gemiddelde dan de andere twee
condities.
Ten slotte zijn de condities met elkaar vergeleken op basis van het soort
feedback dat aangehaald werd in de scenario’s. Er waren twee opties die ze konden
aanduiden: “Hoe je als leider omgaat met mensen (relatiegewijs)” en “hoe je als leider
anderen gaat sturen of helpen om taken te vervolledigen (taakgewijs)”. Het eerste
verwijst naar persoonsgerichte feedback dus hoe dichter de gemiddelde score van de
conditie aanleunt bij nul, hoe toepasselijker ze deze vonden. Taakgerichte feedback
komt dan weer overeen met een score van één. Conditie 1 (M = .17; SD = .41) en 2 (M
= .33; SD = .52) liggen dicht bij elkaar en hellen eerder over richting de nul. Het
verschil in gemiddelden is niet significant (t (10) = -.62, p = .55). In tegenstelling tot
conditie 3 (M = .86; SD = .37) en conditie 4 (M = .57; SD = .54) die eerder aanleunen
bij één (t (12) = 1.15, p = .27). Dit is in overeenstemming met hoe de scenario’s
omschreven zijn.
Bij alle drie de aspecten kloppen de resultaten niet helemaal. Zo zijn niet alle
condities, die niet bij elkaar aansluiten op vlak van negativiteit, ambiguïteit of feedback
dimensie, significant verschillend van elkaar. De resultaten hiervan zijn opgelijst in
Tabel 2. Aangezien de gemiddeldes zich echter in de juiste richting bevonden, zijn de
scenario’s toch gebruikt in de uiteindelijke vragenlijst.
Page 28
22
Tabel 2
Manipulatiecheck aan de hand van onafhankelijke t-testen
Gemiddelden en standaard deviaties per conditie t Df p
Negativiteit
Conditie 1 : NA-Pa (M = 4, SD = 1.10) en Conditie 2 : A-Pb (M = 2.5, SD = .55) 3 10 .01*
Conditie 3 : NA-Tc (M = 3.43, SD = .97) en Conditie 4 : A-Td (M = 2.14, SD = .90) 2.56 12 .02*
Conditie 1 : NA-P (M = 4, SD = 1.10) en Conditie 4 : A-T (M = 2.14, SD = .90) 3.36 11 .01*
Conditie 3 : NA-T (M = 3.43, SD = .97) en Conditie 2 : A-P (M = 2.5, SD = .55) 2.06 11 .06
Feedback ambiguïteit
Conditie 1 : NA-P (M = 4, SD = 1.10) en Conditie 2 : A-P (M = 2.5, SD = .55) - 2.24 10 .05*
Conditie 3 : NA-T(M = 3.43, SD = .97) en Conditie 4 : A-T (M = 2.14, SD = .90) - .51 12 .62
Conditie 1 : NA-P (M = 4, SD = 1.10) en Conditie 4 : A-T (M = 2.14, SD = .90) - 1.00 11 .34
Conditie 3 : NA-T (M = 3.43, SD = .97) en Conditie 2 : A-P (M = 2.5, SD = .55) - 1.87 11 .09
Feedback dimensie
Conditie 1 : NA-P (M = 4, SD = 1.10) en Conditie 3 : NA-T (M = 3.43, SD = .97) - 3.17 11 .01*
Conditie 1 : NA-P(M = 4, SD = 1.10) en Conditie 4 : A-T (M = 2.14, SD = .90) - 1.51 11 .16
Conditie 2 : A-P (M = 2.5, SD = .55) en Conditie 3 : NA-T (M = 3.43, SD = .97) - 2.11 11 .06
Conditie 2 : A-P (M = 2.5, SD = .55) en Conditie 4 A-T (M = 2.14, SD = .90) - .81 11 .43
Noot. Alle condities die van elkaar moeten verschillen op vlak van negativiteit, feedback ambiguïteit en feedback dimensie. a. NA-P = Niet
ambigu en persoonsgericht; b. A-P = Ambigu en persoonsgericht; c. NA-T = Niet ambigu en taakgericht; d. A-T = Ambigu en taakgericht
N = 26; df = vrijheidsgraden.
Page 29
23
Manipulatiecheck
Naast de pilootstudies werd er extra gecontroleerd of de scenario’s op de juiste manier
gemanipuleerd waren zodat de participanten de juiste mate van ambiguïteit en de correcte
feedback dimensie percipieerden. Dezelfde vragen als uit de pilootstudie werden daarom in
de uiteindelijke vragenlijst herhaald. Hier werd er gebruik gemaakt van meerdere one-way
ANOVA’s. De eerste om de gemiddelden tussen de ambigu condities en de niet ambigue
condities met elkaar te vergelijken (F (1,286) = 81.68, p < .01). Aangezien er een significant
verschil bestond werd er verder gekeken naar de Tukey post hoc test. Hieruit bleek dat
mensen uit de niet ambigue condities gemiddeld een score van 1.06 lager rapporteerden op
gepercipieerde ambiguïteit dan mensen uit de ambigue condities. Dit was in lijn met de
verwachtingen. Anderzijds werd er gekeken naar feedback dimensie. Er blijkt een significant
verschil in gemiddelde te zijn tussen de condities die persoonsgerichte feedback bevatten en
taakgerichte feedback (F (1,286) = 229.40, p <.01). Wederom bevestigde de Tukey post hoc
test de verwachtingen. Zo rapporteren mensen uit de taakgerichte condities gemiddeld een
score van .66 hoger dan de mensen uit de persoonsgerichte condities. Deze resultaten blijven
behouden, zelfs na controle voor de demografische variabelen leeftijd en geslacht. De
resultaten van de Tukey post hoc testen en de betrouwbaarheidsintervallen kunnen
geraadpleegd worden in Appendix D.
Resultaten
In eerste instantie wordt er een overzicht gegeven van de beschrijvende statistieken.
Vervolgens wordt er dieper ingegaan op de resultaten van de verschillende hypotheses.
Beschrijvende Statistieken
Tabel 3 geeft een overzicht van de gemiddelden, standaard deviaties en correlaties weer
tussen de gemeten variabelen. Bij het onder de loep nemen van de gemiddelden en standaard
deviaties rapporteerden de participanten gemiddeld meer positieve affectieve reacties (M =
3.28; SD = .57) in vergelijking met negatieve affectieve reacties (M = 2.74; SD = .82). De
twee variabelen waren negatief aan elkaar gecorreleerd (r = - .59, p < .01). Dus een hoog
positief affect hangt samen met een lager negatief affect binnen eenzelfde persoon en vice
versa.
Eerst werd er een licht geworpen op de correlaties die van belang zijn voor de
beschreven hypotheses. Zo was feedback ambiguïteit negatief gerelateerd aan negatief affect
(r = -.43, p < .01). Dit houdt in dat bij het ontvangen van negatieve feedback die niet ambigu
is, er een hogere mate van negatief affect ervaren wordt. Dit is tegengesteld aan Hypothese 1
Page 30
24
die eerder beschreven werd. Hiernaast bestond er tevens een significant verband tussen
feedback dimensie en negatief affect. Negatieve en persoonsgerichte feedback hangt samen
met meer negatieve affectieve reacties (r = -.12, p < .05). Dit is in lijn met zowel Hypothese 3
als Hypothese 4. Ten slotte kijken we naar de relatie tussen NFC en negatief affect. Deze
heeft een positieve correlatie laten zien, waardoor een hogere mate van NFC samenhangt met
meer negatief affect (r = .34, p < .01). Dit ligt dan weer in lijn met Hypothese 2.
Verschillende demografische variabelen zijn aan affect gerelateerd. Zo bestaat er een
significante positieve relatie tussen geslacht en negatief affect (r = .25, p < .01). Dit houdt in
dat vrouwen meer negatieve affectieve reacties rapporteren dan mannen. Het omgekeerde
geldt voor positief affect (r = -.14, p < .05). Leeftijd hangt ook samen met negatief affect en
meer specifiek in de negatieve richting (r = -.30, p < .01). Wederom is deze relatie
omgekeerd voor positief affect (r = .17, p < .05). Zowel geslacht en leeftijd zijn opgenomen
als controlevariabelen in de analyse. Verder blijkt dat tevens de beroepsstatus van iemand
significant gerelateerd is aan affect. Zowel positief (r = -.20, p < .01) als negatief affect (r =
.30, p < .05).
Naast affect zien we dat NFC samenhangt met bepaalde demografische variabelen. Zo
bestaat er een negatieve correlatie met leeftijd (r = -.15, p < .05) zodat oudere mensen lager
scoren op NFC dan jongere mensen. Hiernaast vertoont het opleidingsniveau of diploma van
mensen een significant negatief verband met NFC (r = -.16, p < .05).
Page 31
25
Tabel 3
Gemiddelden, standaard deviaties, en correlaties tussen de variabelen opgenomen in de driewegs ANOVA
M SD 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
1. Negatief affect 2.74 .82 1
2. Positief affect 3.28 .57 -.59** 1
3. Feedback ambiguïteit 1.50 .50 -.43** .36* 1
4. Feedback dimensiea .50 .50 -.12* .02 .01 1
5. Need for closure 3.17 .50 .34** -.21** .02 .00 1
6. Geslachtb .66 .47 .25** -.14* .07 -.03 .10 1
7. Leeftijdc 3.15 2.86 -.30** .17* -.03 .01 -.15* -.11 1
Noot.. N = 288; M = gemiddelde; SD = standaard deviatie.
a. Feedback dimensie: 0 = persoonsgericht, 1 = taakgericht; b. Geslacht: 0 = man, 1 = vrouw; c. Leeftijd: 0 = 18 jaar; 1 = 19 tot 25 jaar; 2 = 26
tot 30 jaar; 3 = 31 tot 35 jaar; 4 = 36 tot 40 jaar; 5 = 41 tot 45 jaar; 6 = 46 tot 50 jaar; 7 = 51 tot 55 jaar; 8 = 56 tot 60 jaar; 9 = 61 tot 65 jaar;
10 = 66 jaar.
** p < .01, * p < .05.
Page 32
26
Resultaten Hypotheses
Een drie-wegs ANOVA werd uitgevoerd om de mate van negatief affect te vergelijken
tussen ambigue feedback en negatieve niet ambigue feedback (feedback ambiguïteit),
persoonsgerichte en taakgerichte feedback (feedback dimensie) en tot slot lage NFC en
hoge NFC (NFC). Zoals reeds aangegeven fungeerden leeftijd en geslacht als
controlevariabelen. Een overzicht van de resultaten kan teruggevonden worden in Tabel
4. Alvorens de ANOVA werd uitgevoerd is er nagegaan of er voldaan werd aan
verschillende assumpties. In eerste instantie werd er gekeken naar de normaliteit. De
residuen blijken normaal verdeeld te zijn en tevens de meting van Skewness & kurtosis
bevindt zich in de juiste richting. Verder is de Shapiro test niet significant (p = .31) wat
aantoont dat de distributie normaal verdeeld is. Wanneer we echter de
homoscedasticiteit onder de loep nemen aan de hand van Levene’s test, dan blijkt deze
assumptie geschonden te zijn (F (7,280) = 2.16, p = .04). Echter, is de steekproefgrootte
(N = 288) aan de hoge kant waardoor dit minder een rol speelt. Zo kan het voorkomen
dat er hierdoor een significant effect optreedt zelfs wanneer de varianties tussen groepen
niet verschillend zijn van elkaar (Field et al., 2012).
Na het uitvoeren van de ANOVA werd er een Tukey post hoc test uitgevoerd om
de levels die significant van elkaar verschillen te interpreteren. De significante
resultaten hiervan worden getoond in Tabel 5.
Hypothese 1
Deze hypothese stelde dat er een positieve relatie bestond tussen het ontvangen van
ambigue 360° feedback en negatieve affectieve reacties bij leiders. De verwachting was
daarom dat er sprake zou zijn van meer negatief affect in de ambigue feedback conditie
dan in de negatieve niet ambigue feedback conditie. In Tabel 4 is zichtbaar dat er een
significant verschil bestaat tussen de twee levels van feedback ambiguïteit (F (1,269) =
94.78, p = .00). Echter, is de richting van het verband omgekeerd aan de
verwachtingen. Als we kijken naar het verschil in het gemiddelde tussen de levels dan
ligt dit hoger voor de scenario’s waarbij men negatieve, niet ambigue feedback ontving.
Meer specifiek scoren mensen na het ontvangen hiervan .71 punten hoger op negatief
affect in vergelijking met mensen die ambigue feedback kregen. Deze eerste hypothese
werd bijgevolg niet ondersteund.
Page 33
27
Tabel 4
Drie-wegs ANOVA resultaten met negatief affect als criterium
Predictor SS df MS F p
Feedback ambiguïteit 35.98 1 35.98 94.78 .00
Feedback dimensie 2.57 1 2.57 6.78 .01
NFC 15.14 1 15.14 39.89 .00
Geslacht 13.54 1 13.54 35.66 .00
Leeftijd 20.39 10 2.04 5.37 .00
Feedback ambiguïteit x feedback
dimensie .65 1 .65 1.71 .19
Feedback ambiguïteit x NFC .00 1 .00 .01 .94
Feedback dimensie x NFC .04 1 .04 .10 .75
Feedback ambiguïteit x feedback
dimensie x NFC 1.12 1 1.12 2.94 .09
Residuen 102.13 269 .38
Noot. N = 288; SS = Sum of Squares; df = vrijheidsgraden; MS = Mean Square.
Hypothese 2
Hier werd NFC beschreven als een moderator in de relatie tussen ambigue 360°
feedback en negatieve affectieve reacties bij leiders. Hoe hoger een leiders NFC, hoe
meer negatief affect gerapporteerd zal worden na het ontvangen van feedback waar
ambiguïteit tussen bestaat. Vooraleer er aan de analyse werd begonnen is er een
mediaan split uitgevoerd op NFC. Dit houdt in dat iedereen die onder de mediaan
scoort, behoort tot de groep die een lage NFC bezitten, terwijl de mensen die hierboven
scoren behoren tot degene met hoge NFC. Het interactie-effect van feedback
ambiguïteit en NFC bleek niet significant te zijn (F (1,269) = .01, p = .94). Omwille van
de reden dat er geen significant verschil bestond tussen lage of hoge NFC in combinatie
met feedback ambiguïteit ten opzichte van negatief affect werden de resultaten van de
Tukey post hoc test niet verder geïnterpreteerd. Hypothese 2 werd dus niet bevestigd.
Page 34
28
Hypothese 3
Deze hypothese beschreef een hoofdeffect van feedback dimensie op negatief affect.
Meer specifiek verwachtte deze een positieve relatie tussen negatieve persoonsgerichte
feedback en negatief affect. Zo stelde Hypothese 3 dat het ontvangen van negatieve
persoonsgerichte feedback van meerdere bronnen leidt tot meer negatieve reacties bij
leiders, dan na het ontvangen van taakgerichte feedback. Om dit na te gaan, kan er
wederom gekeken worden naar de resultaten uit de ANOVA weergegeven in Tabel 4.
Er bleek een significant verschil te bestaan tussen de twee feedback dimensies (F (1,
269) = 6.78, p = .01). Om de richting van het effect na te gaan, werd er een blik
geworpen op de Tukey post hoc test in tabel 5. Uit deze blijkt dat de resultaten zich in
de juiste richting bevonden. In een situatie van negatieve of ambigue feedback zullen
mensen die taakgerichte feedback ontvangen gemiddeld .19 punten lager scoren op
negatief affect in vergelijking met personen die persoonsgerichte feedback kregen.
Hypothese 3 werd bijgevolg ondersteund.
Tabel 5
Tukey post hoc test
Vergelijking Verschil in
Gemiddelde 95% CI Level Level
Negatief, niet ambigu Ambigu .71 [.56, .85]
Taakgericht Persoonsgericht - .19 [-.33, -.05]
Lage NFC Hoge NFC - .46 [-.60, -.31]
Noot. Interpretatie van de significante resultaten uit de drie-wegsanova met controle
voor geslacht en leeftijd. N = 288; CI = betrouwbaarheidsinterval.
Hypothese 4
Ten slotte formuleerde de laatste hypothese het interactie-effect tussen feedback
ambiguïteit en feedback dimensie. Het zou de relatie tussen feedback ambiguïteit en
negatief affect versterken zodanig dat het ontvangen van persoonsgerichte en ambigue
feedback leidt tot meer negatieve affectieve reacties bij leiders. Aan de hand van de
uitgevoerde ANOVA werd deze moderatie nagegaan. De interactie was niet significant
(F (1,269) = 1.71, p = .19). Hypothese 4 werd bijgevolg niet bevestigd. Omwille van
Page 35
29
deze reden werd er niet verder gekeken naar de interpretaties van de Tukey post hoc
test.
Discussie
In onder andere een bedrijfscontext ontvangen leiders vaak feedback van verschillende
beoordelaars die het niet altijd eens zijn met elkaar. In de literatuur bestaat er nog
onduidelijkheid over het precieze effect van de valentie van feedback, zeker wanneer er
sprake is van ambiguïteit. Om hierop in te spelen is dit onderzoek aan de hand van een
scenariostudie nagegaan wat het effect is van 360° feedback op de affectieve reacties
van leiders. Meer specifiek werden de scenario’s met ambigue feedback vergeleken met
scenario’s die rechtlijnige en enkel negatieve feedback bevatten van verschillende
beoordelaars. Er is zo verder gebouwd op de Affective Events Theory (AET) van Weiss
en Cropanzano (1996) waaruit afgeleid kan worden dat feedback potentieel een
affectieve werkgebeurtenis is. Uniek is dat aan de ene kant een specifiek
persoonskenmerk, namelijk NFC en aan de andere kant het effect van feedback
dimensie opgenomen zijn in het onderzoek, aangezien deze een invloed zouden hebben
op de perceptie van de feedback (Ilgen et al., 1979). Om de onderzoeksvraag te kunnen
beantwoorden, zijn er vier hypotheses geformuleerd waaruit vertrokken wordt.
Hypothese 1 ging ervan uit dat een hogere mate van ambiguïteit in feedback, ontvangen
van meerdere beoordelaars, zou leiden tot meer negatief affect bij leiders in vergelijking
met niet ambigue negatieve feedback. Hypothese 2 beschreef vervolgens NFC als
moderator in de relatie tussen ambigue 360° feedback en negatieve affectieve reacties
bij leiders. Zo stelde deze dat hoe hoger een leiders NFC, hoe meer negatieve affectieve
reacties opgeroepen zullen worden na het ontvangen van ambigue 360° feedback.
Hypothese 3 poneerde dat het ontvangen van negatieve persoonsgerichte feedback van
meerdere beoordelaars leidt tot meer negatieve affectieve reacties bij leiders, dan
wanneer het gaat om negatieve taakgerichte feedback. Hypothese 4 beschreef ten slotte
de moderatie van persoonsgerichte feedback. Meer specifiek was de verwachting dat als
de ambigue 360° feedback die ontvangen wordt van meerdere beoordelaars
persoonsgeoriënteerd is, dat dit zou leiden tot meer negatieve affectieve reacties.
Theoretische Implicaties
Deze studie levert een bijdrage aan het onderzoeksdomein van feedback in het
algemeen. Meer specifiek biedt het enerzijds meer evidentie rond 360° feedback, maar
Page 36
30
anderzijds ook rond de effecten van de valentie of ambiguïteit van feedback.
Hieromtrent bestaat er in de literatuur nog steeds een zekere onduidelijkheid. Ondanks
dit is 360° feedback reeds breed vertegenwoordigd in verschillende soorten organisaties
met de insteek om de ontwikkeling van leiders te bevorderen (Day et al., 2014). Dit
maakt dat een voldoende beschikbaarheid van wetenschappelijk onderzoek
noodzakelijk is.
Bij het onder de loep nemen van de resultaten blijkt er een significant verschil te
bestaan tussen ambigue en niet ambigue negatieve feedback, echter leidde deze laatste
tot meer negatief affect bij leiders. Hypothese 1 werd op deze manier niet bevestigd
want de resultaten wijzen in tegengestelde richting. Dit gaat in tegen onderzoek van
onder andere Di Santo et al. (2020), Rubaltelli et al. (2010) en Lauriola et al. (2015). In
eerste instantie toonden Di Santo et al. (2020) aan dat, bij de een al meer dan de ander,
ambiguïteit leidt tot negatief affect. Ondanks dat er in de huidige studie een
persoonskernmerk is opgenomen in het model, blijkt het hoofdeffect tussen ambiguïteit
en negatief affect in de tegengestelde richting uit te komen. Ten tweede vonden
Rubaltelli et al. (2010) dat als mensen kunnen vergelijken tussen ambigue of duidelijke
stimuli, er meer positieve affectieve reacties ontstaan bij de laatste optie. Ten laatste
leveren Lauriola et al. (2015) evidentie voor de idee dat het vermijden van ambiguïteit
gezien kan worden als een universele waardedimensie. Echter komen de resultaten dan
weer wel overeen met de bevindingen van Choi et al. (2018). Zo vonden zij dat ambigue
feedback minder negatief affect teweeg bracht bij studenten dan enkel negatieve
feedback (Choi et al., 2018). Een mogelijke verklaring kan liggen in het feit dat het
eigenlijk om een vergelijking ging tussen enkel negatieve feedback versus negatieve en
positieve feedback. Als het op deze manier bekeken wordt, kan het logisch zijn dat de
negatieve affectieve reacties gecounterd worden door de gedeeltelijke positieve
feedback in de ambigue situatie. Deze potentiële verklaring werd reeds aangehaald door
Choi et al. (2018). Als er voor deze stelling verdere evidentie gevonden kan worden dan
kan het interessant zijn om de meerwaarde van onder andere de feedback sandwich
techniek, waarbij kritiek wordt geformuleerd tussen positieve feedback, opnieuw te
bekijken (Bergen et al., 2014). Ondanks dat er uit eerdere literatuur blijkt dat het enige
verwarring kan opleveren, zou het eventueel wel negatief affect bij de ontvanger kunnen
voorkomen (Bergen et al., 2014; Parkes et al., 2013). Een mogelijke andere insteek voor
Page 37
31
de weerlegging van Hypothese 1 kan liggen in het feit dat het gaat om een scenario dat
de participanten te lezen krijgen in plaats van een echte situatie in een bedrijfscontext.
Zo is eerder aangetoond dat een scenario studie gelijkaardige resultaten oplevert als
andere vormen van onderzoek, maar het zou eventueel een zeker gebrek aan realisme
kunnen bezitten (De Cremer & van Knippenberg, 2004; Feys, et al., 2013). In de
scenario’s wordt de feedback overzichtelijk weergegeven, terwijl er in het echte leven
mogelijks tussen de lijntjes door gelezen moet worden. Op dergelijke momenten zou
ambigue feedback potentieel wel meer negatief affect kunnen oproepen bij leiders. Dit
zou echter verder onderzocht moeten worden. Ondanks dat de resultaten in omgekeerde
richting zijn van wat er in eerste instantie verwacht werd, ligt het nog steeds in lijn met
de AET, waaruit de hypothese geformuleerd werd. Deze theorie beschouwt
gebeurtenissen op het werk namelijk als proximale oorzaken van affectieve reacties
(Weiss & Cropanzano, 1996). Uit deze studie komt naar voren dat (ambigue) feedback,
wat als gebeurtenis gepercipieerd kan worden, inderdaad samenhangt met affectieve
reacties bij leiders. Naast de AET, kan er ook gekeken worden naar de comparative
ignorance hypothese (Fox & Tversky, 1995). Zo vonden Rubaltelli et al. (2010)
evidentie voor het feit dat een cognitief proces zoals comparative ignorance invloed
heeft op de affectieve reacties die mensen ervaren. Deze hypothese stelt dat mensen
ambiguïteit proberen te vermijden wanneer ze de mogelijkheid krijgen om dit te
vergelijken met een niet ambigu alternatief (Rubaltelli et al., 2010). In dit onderzoek
ging het echter om een between-subjects design waarbij iedere participant maar één
scenario te lezen kreeg, waardoor vergelijken onmogelijk wordt gemaakt. De resultaten
zijn dus in lijn met de verwachtingen op basis van de comparative ignorance hypothese
en dit zou tevens kunnen verklaren waarom de vooropgestelde onderzoeksvraag niet
uitkwam.
Hypothese 2 beschreef vervolgens NFC als moderator in de relatie tussen
ambigue 360° feedback en negatieve affectieve reacties bij leiders. Deze interactie blijkt
niet op te gaan uit de resultaten. Dit sluit niet aan bij de bevindingen van Di Santo et al.
(2020) en Lauriola et al. (2015) die stellen dat mensen inconsistenties proberen te
vermijden afhankelijk van de mate van NFC die ze bezitten. Echter wordt dit idee uit de
literatuur niet helemaal weerlegd. Uit de resultaten blijkt namelijk dat het hoofdeffect
van NFC wel significant is ten opzichte van negatieve affectieve reacties. In een situatie
Page 38
32
van negatieve of ambigue feedback scoren mensen met een hogere NFC gemiddeld
hoger op negatief affect in vergelijking met personen die lager scoren op het
persoonskenmerk. Dit is ongeacht het feit of er sprake is van ambiguïteit in ontvangen
feedback of niet. De evidentie voor de rol van persoonskenmerken op affectieve reacties
is daarom niet volledig misplaatst, maar gaat in dit specifieke geval niet op als
moderator in de relatie tussen ambigue 360° feedback en negatieve affectieve reacties.
Een potentiële verklaring hiervoor kan zijn dat het hoofdeffect van feedback ambiguïteit
zich in tegengestelde richting bevindt van het hoofdeffect van NFC op negatief affect.
Op deze manier zouden ze elkaar kunnen neutraliseren. Dit zal echter in toekomstig
onderzoek nagegaan dienen te worden. Verder werd het moderatie-effect niet gevonden
zoals in het onderzoek van Di Santo et al. (2020), maar in dit onderzoek had ambiguïteit
een andere definitie. Zo had inconsistentie de betekenis van inconsistent zijn met de
kandidaats eigen perceptie of verwachtingen (Di Santo et al., 2020). Deze definitie is in
lijn met de cognitieve dissonantietheorie waarbij het gaat om het streven naar
consistentie met de eigen verwachtingen (Festinger, 1957). Dit is in de huidige studie
niet het geval aangezien het gaat om inconsistenties tussen de feedback van
verschillende beoordelaars, waardoor er mogelijks minder negatief affect ervaren werd.
Verder ging het om een fictief scenario waardoor de kandidaten potentieel geen
persoonlijke verwachtingen hadden.
Hypothese 3 is wel bevestigd. Er is namelijk evidentie gevonden voor het
hoofdeffect van feedback dimensie op negatief affect in de resultaten. Indien de leiders
negatieve persoonsgerichte feedback kregen, leidde dit tot hogere scores op negatief
affect in vergelijking met de leiders die taakgerichte feedback ontvingen. Dit sluit aan
bij wat Humphrey (2002) stelde, namelijk dat taakgerichte feedback een meer neutrale
connotatie bevat. Het idee dat de natuur van de feedback een invloed heeft op iemands
reactie is daarom tevens ondersteund in dit onderzoek (Ilgen et al., 1979). Een
mogelijke onderbouwing van dit hoofdeffect zou kunnen liggen in de self-other
agreement tussen de leider en de andere beoordelaars. Zo vonden Lee & Carpenter
(2018) dat personen zich op relatie- of persoonsgeoriënteerde dimensies vaak hoger
inschatten dan de andere beoordelaars. Het omgekeerde is waar voor de
taakgeoriënteerde dimensies waar de mensen zich vaak even hoog of lager op
beoordelen in vergelijking met anderen (Lee & Carpenter, 2018). Wanneer leiders hun
Page 39
33
eigen leiderschapsvaardigheden hoger inschatten dan anderen, zou dit potentieel kunnen
leiden tot meer negatief affect.
Hypothese 4 beschreef de moderatie van persoonsgerichte feedback. Deze
hypothese is niet bevestigd in de resultaten. De interactie tussen feedback dimensie en
feedback ambiguïteit blijkt geen significant effect te hebben op negatief affect en is
bijgevolg niet verder onder de loep genomen. Het druist in tegen de verwachtingen die
afgeleid werden uit de bestaande literatuur en het hoofdeffect van feedback dimensie
(Humphrey, 2002; Ilgen et al., 1979). Namelijk dat taakgerichte feedback een neutralere
toon bevat dan persoonsgerichte feedback, waardoor deze laatste een versterkend effect
zou hebben op de relatie tussen ambigue feedback en negatief affect (Humphrey, 2002).
Hiernaast stelde Ilgen et al. (1979) dat de natuur van de feedback een invloed heeft op
de perceptie en reactie op feedback. Wederom kan hier de bedenking gemaakt worden
dat het potentieel te maken kan hebben met de tegengestelde effecten op negatief affect
van feedback ambiguïteit enerzijds en feedback dimensie anderzijds, omdat in dit
onderzoek ambigue 360° feedback leidt tot minder negatieve affectieve reacties dan bij
niet ambigue feedback. Hier tegenover heeft persoonsgerichte feedback juist het
tegenovergestelde effect en leiders rapporteren in dit geval juist meer negatieve
affectieve reacties. Een mogelijke neutralisatie zal in een ander onderzoek onderzocht
kunnen worden.
De interactie-effecten die zijn opgenomen in Hypothese 2 en Hypothese 4
bleken uit de resultaten niet significant te zijn. Nochtans blijken de opgenomen
variabelen wel een hoofdeffect te hebben op de reacties bij leiders, waardoor deze
studie de idee van Ilgen et al. (1979) niet volledig weerlegt. Zij stelden namelijk dat
reacties op feedback afhankelijk zou zijn van iemands persoonlijke karakteristieken
(hier opgenomen als NFC) en de natuur van de boodschap (hier opgenomen als
feedback dimensie).
Praktische Implicaties
Daarnaast is deze studie ook waardevol naar praktijkimplicaties toe, omdat het op de
juiste manier verschaffen van feedback aan leiders van strategisch belang kan zijn voor
organisaties. Zo beschreven auteurs reeds dat de dimensies op welke feedback gegeven
wordt, samenhangen met verschillende subjectieve indicatoren van prestatie (Judge et
al., 2004). Een prestatieverbetering bij leiders is meer waarschijnlijk wanneer ze positief
Page 40
34
reageren op de feedback die ze ontvangen (Zimmerman et al., 2008). Hier rekening mee
houden is daarom van cruciaal belang aangezien Zimmerman et al. (2008) tevens stellen
dat leiders een invloed kunnen hebben op verschillende organisationele, groeps- en
individuele uitkomsten. Hierdoor oefenen ze een invloed uit op verschillende levels in
de organisatie. Aangezien in deze huidige studie blijkt dat negatieve persoonsgerichte
feedback leidt tot meer negatieve affectieve reacties dan taakgerichte feedback, kan het
bijvoorbeeld interessant zijn om dit laatste meer te gebruiken in de praktijk en de
formulering van de feedback hierop aan te passen. Verder kwam naar voren dat niet
ambigue negatieve feedback leidt tot relatief meer negatieve affectieve reacties bij
mensen dan ambigue feedback. Dit ondersteunt de idee dat het beter is om zowel
negatieve als positieve feedback te formuleren naar een leider toe, eerder dan alleen
maar negatieve terugkoppelingen naar voren te schuiven. Al deze zaken kunnen helpen
om te zorgen voor minder negatief affect als reactie op de ontvangen feedback. Alleen
kwam ook aan het licht dat mensen met een hoge NFC, ongeacht de situatie, meer
negatief affect ervaren. Het is mogelijk om de mate van NFC van iemand te
manipuleren. Dit werd onder andere toegepast in het onderzoek van Di Santo et al.
(2020). Bij belangrijke functioneringsgesprekken zou dit eventueel toegepast kunnen
worden om iemands NFC te verminderen en zo de hogere kans op meer negatieve
reacties te reduceren. Een andere optie zou zijn om een leiders NFC op voorhand in
kaart te brengen zodat een hogere mate van negatief affect ingecalculeerd kan worden.
Beperkingen en Toekomstig Onderzoek
Deze studie sluit aan bij een belangrijk topic binnen het bedrijfsleven, namelijk
feedback. Het feit dat het gaat om 360° feedback, rekening houdend met individuele
verschillen en verscheidene feedback dimensies, maakt dat het nog beter inspeelt op
toepassingen en noden in de praktijk. Zo krijgen leiders vaak feedback van meerdere
beoordelaars die niet altijd even rechtlijnig zullen zijn. Verder zullen de uiteindelijke
reacties van de leiders hierop afhangen van hun individuele kenmerken en hetgeen
waarop precies feedback gegeven wordt (Ilgen et al., 1979). Inzichten verkregen in deze
studie kunnen daarom van belang zijn voor toekomstig onderzoek rond feedback.
Verder zijn de onderzoeksvragen bekeken vanuit een experimenteel design (2*2), wat
maakt dat de resultaten oorzakelijk met elkaar in verband gebracht kunnen worden.
Page 41
35
In dit onderzoek is negatief affect gebruikt als uitkomstvariabele. Ook positief
affect is gemeten, maar werd uiteindelijk niet opgenomen in de analyses, aangezien
deze niet voorkwam binnen de hypotheses. Er bestaat nog veel onenigheid in de
literatuur over de relatie tussen positief en negatief affect (Engelen et al., 2006). Om
hier problemen rond te voorkomen of aannames te vermijden, is de keuze gemaakt om
enkel te focussen op negatief affect. Echter, kan het interessant zijn voor toekomstig
onderzoek om de verschillende theorieën en modellen rond de twee valenties van affect
meer onder de loep te nemen. Verder kan deze specifieke studie herhaald worden, maar
dan met positief affect als uitkomstvariabele. Naast deze zouden er uiteraard ook andere
interessante uitkomstvariabelen opgenomen kunnen worden, waaronder bijvoorbeeld de
intentie van leiders om zich verder te ontwikkelen na het ontvangen van de feedback. Of
in plaats van affectieve reacties na te gaan zou er gekeken kunnen worden naar
daadwerkelijke aanpassingen in gedragingen van leiders voor en na de gelezen
feedback.
Hiernaast zijn de niet ambigue scenario’s opgebouwd uit enkel negatieve
feedback en de ambigue scenario’s uit zowel positieve als negatieve feedback. Dit
maakt daarom dat enkel negatieve feedback vergeleken werd met een combinatie van
positieve en negatieve. Er zijn in deze studie geen scenario’s opgenomen waar er tevens
sprake is van niet ambigue feedback, maar dan met enkel positieve terugkoppelingen.
Dit zou wederom in een andere studie toegepast kunnen worden. Potentieel zou dit
andere resultaten kunnen opleveren. Ook zouden de drie opties: enkel negatieve, enkel
positieve en een combinatie van negatieve en positieve feedback met elkaar vergeleken
kunnen worden. Dit laatste is reeds gedaan door Choi et al. (2008) bij een groep
studenten. In deze huidige studie is er wel van tevoren, aan de hand van pilootstudies,
gecontroleerd of de scenario’s op de juiste manier gemanipuleerd waren. Deze
manipulatiecheck toonde aan dat de juiste mate van feedback ambiguïteit, maar ook de
correcte feedback dimensie gepercipieerd werden door de participanten.
Dat het om scenario’s gaat in plaats van daadwerkelijke situaties op de
werkvloer, kan ook als een zwakte gezien worden van deze studie. Toch vonden Feys et
al. (2013) dat het een goede vervanging vormt voor de echte context en blijkt er dat
onderzoek naar emoties, door het gebruik van scenario’s, gelijkaardige resultaten
oplevert als andere vormen van onderzoek (e.g. De Cremer & van Knippenberg, 2004).
Page 42
36
Dit onderzoek bevat bovendien ook een zekere externe validiteit. Zo kon iedereen
meedoen aan de vragenlijst, van zodra ze ooit een zekere leidinggevende rol hadden
opgenomen. Dit maakt dat er personen uit verschillende settingen en sectoren hebben
deelgenomen en een brede range uit de populatie vertegenwoordigen.
Het feit dat er een persoonskenmerk is opgenomen is een sterkte van deze studie,
maar aan de andere kant is het ook een beperking aangezien het enkel om NFC gaat.
Mogelijks zijn er nog andere persoonskenmerken die een moderatie effect kunnen
hebben in de relatie tussen 360° feedback en negatieve affectieve reacties. Zo zou
neuroticisme tevens interessant kunnen zijn om op te nemen. Een studie vond dat
mensen die hoger scoren op dit persoonlijkheidskenmerk onder bepaalde
omstandigheden ambiguïteit meer proberen te vermijden (Lommen et al., 2010). Iets dat
ook opgenomen kan worden is de leeroriëntatie van de leider. Zo vonden DeRue &
Wellman (2009) resultaten die in de richting lagen van de idee dat een hoge
leeroriëntatie bij leiders negatieve ontwikkelingseffecten tegengaat bij uitdagende
werkervaringen. Het ontvangen van ambigue feedback kan dan als een uitdagende
gebeurtenis beschouwd worden. Potentieel zou een hoge leeroriëntatie een buffer
kunnen vormen tegen de negatieve reacties die ambigue feedback kan oproepen. Deze
variabelen of andere opties zijn echter niet verder onderzocht. Hierbij aansluitend werd
de mate van NFC bij de participanten op één moment in de tijd gemeten. Om er een
accurater beeld van te krijgen is het potentieel beter om dit op verschillende momenten
te meten. Hetzelfde kan gezegd worden over de affectieve reacties ten opzichte van de
scenario’s. Deze kunnen ook beïnvloed worden door de stemming van de persoon op
het specifieke moment dat ze de vragenlijst invullen. Er zou daarom beter gecontroleerd
moeten worden voor de stemming van de persoon voordat ze het scenario te lezen
krijgen. Deze studie heeft tot nu toe enkel gecontroleerd voor de demografische
variabelen geslacht en leeftijd. In de literatuur is er namelijk aangetoond dat ze beiden
een relatie hebben met affect (Thomsen et al., 2004).
Een andere beperking is het feit dat het telkens om dezelfde personen ging die de
feedback verschaften, namelijk collega’s, ondergeschikten en leiders. Wie wat precies
zei, is niet gespecificeerd. Toekomstig onderzoek zou zich kunnen verdiepen in het
effect van de beoordelaar die de feedback verschaft. Hier is in het huidige onderzoek
niet dieper op ingegaan.
Page 43
37
Er was sprake van een between-subjects design, waarbij iedereen dus maar één
van de scenario’s te lezen kreeg om eventuele vraageffecten te voorkomen (Feys, et al.,
2013). De participanten zijn op random wijze verdeeld over de verschillende condities
om ervoor te zorgen dat de verdeling van kenmerken in de condities vergelijkbaar zijn.
Het kan echter ook interessant zijn om na te gaan wat de resultaten zijn indien er sprake
is van een within-subjects design. Misschien dat mensen anders reageren wanneer ze de
feedback dimensie en mate van ambiguïteit kunnen vergelijken. Ook in de praktijk kan
de ene keer de feedback tussen beoordelaars overeenkomen, terwijl het een andere keer
weer kan verschillen waardoor het interessant kan zijn om dit te controleren. Dit sluit
aan bij de comparative ignorance hypothese die stelt dat mensen ambiguïteit vermijden
wanneer ze deze kunnen vergelijken met een niet ambigue optie (Fox & Tversky, 1995).
Conclusie
Het doel van deze masterproef was om de relatie tussen ambigue 360° feedback en
negatieve affectieve reacties bij leiders na te gaan. De onderzoeksresultaten tonen aan
dat niet ambigue negatieve feedback, ontvangen van meerdere beoordelaars, leidt tot
meer negatief affect bij leiders in vergelijking met ambigue feedback. Deze relatie
wordt niet gemodereerd door de leiders NFC of de gebruikte feedback dimensie. Echter
hebben deze twee laatste wel een direct effect op iemands affect. Deze resultaten
suggereren dat de wijze waarop feedback geformuleerd wordt, rekening houdend met de
feedback dimensie en persoonskenmerken van de ontvanger, wel degelijk een invloed
heeft op een leiders affectieve reacties. Het blijft bijgevolg belangrijk dat er toekomstig
onderzoek wordt uitgevoerd naar de effecten van feedback en zijn valentie in het
algemeen, omdat het iedere dag toegepast wordt in de praktijk. Zeker wanneer het
betrekking heeft op mensen in de hogere levels van een organisatie, kan het verregaande
gevolgen hebben.
Page 44
38
Referenties
Ashford, S. J., & Cummings, L. L. (1985). Proactive feedback seeking: The
instrumental use of the information environment. Journal of Occupational
Psychology, 58(1), 67–79. https://doi.org/10.1111/j.2044-8325.1985.tb00181.x
Bergen, C. W. Von, Bressler, Martin, S., & Campbell, K. (2014). The sandwich
feedback method: Not very tasty. Journal of Behavioral Studies in Business, 7, 1–
13. http://www.www.aabri.com/manuscripts/141831.pdf
Bracken, D. W., Rose, D. S., & Church, A. H. (2016). The evolution and devolution of
360° feedback. Industrial and Organizational Psychology, 9(4), 761–794.
https://doi.org/10.1017/iop.2016.93
Bracken, D. W., Timmreck, C. W., & Church, A. H. (2001). The handbook of
multisource feedback. In Jossey-Bass Inc. Jossey-Bass.
https://doi.org/10.4324/9780080456058
Bracken, D. W., Timmreck, C. W., Fleenor, J. W., & Summers, L. (2001). 360
Feedback from another angle. Human Resource Management, 40(1), 3–20.
https://doi.org/10.1002/hrm.4012
Campion, M. C., Campion, E. D., & Campion, M. A. (2015). Improvements in
performance management through the use of 360 feedback. Industrial and
Organizational Psychology, 8(1), 85–93. https://doi.org/10.1017/iop.2015.3
Charles, S. T., Reynolds, C. A., & Gatz, M. (2001). Age-related differences and change
in positive and negative affect over 23 years. Journal of Personality and Social
Psychology, 80(1), 136–151. https://doi.org/10.1037/0022-3514.80.1.136
Choi, E., Johnson, D. A., Moon, K., & Oah, S. (2018). Effects of positive and negative
feedback sequence on work performance and emotional responses. Journal of
Organizational Behavior Management, 38(2–3), 97–115.
https://doi.org/10.1080/01608061.2017.1423151
Choi, Koo, M., Choi, I., & Auh, S. (2008). Need for cognitive closure and information
search strategy. Psychology & Marketing, 25(11), 1027–1042.
https://doi.org/10.1002/mar.20253
Day, D. V. (2011). Leadership Development: In The Sage Handbook of Leadership
(Vol. 13, Issue 2).
Page 45
39
Day, D. V., Fleenor, J. W., Atwater, L. E., Sturm, R. E., & McKee, R. A. (2014).
Advances in leader and leadership development: A review of 25 years of research
and theory. Leadership Quarterly, 25(1), 63–82.
https://doi.org/10.1016/j.leaqua.2013.11.004
De Cremer, D., & van Knippenberg, D. (2004). Leader self-sacrifice and leadership
effectiveness: The moderating role of leader self-confidence. Organizational
Behavior and Human Decision Processes, 95(2), 140–155.
https://doi.org/10.1016/j.obhdp.2004.04.002
De Muynck, G. J., Vansteenkiste, M., Delrue, J., Aelterman, N., Haerens, L., &
Soenens, B. (2017). The effects of feedback valence and style on need satisfaction,
self-talk, and perseverance among tennis players: An experimental study. Journal
of Sport and Exercise Psychology, 39(1), 67–80. https://doi.org/10.1123/jsep.2015-
0326
DeRue, D. S., & Wellman, N. (2009). Developing leaders via experience: The role of
developmental challenge, learning orientation, and feedback availability. Journal
of Applied Psychology, 94(4), 859–875. https://doi.org/10.1037/a0015317
Di Santo, D., Chernikova, M., Kruglanski, A. W., & Pierro, A. (2020). Does
inconsistency always lead to negative affect? The influence of need for closure on
affective reactions to cognitive inconsistency. International Journal of Psychology,
1–9. https://doi.org/10.1002/ijop.12652
Engelen, U., De Peuter, S., Victoir, A., Van Diest, I., & Van Den Bergh, O. (2006).
Verdere validering van de Positive and Negative Affect Schedule (PANAS) en
vergelijking van twee Nederlandstalige versies. Gedrag & Gezondheid, 34(2), 89–
102. https://doi.org/10.1007/BF03087979
Festinger, L.A. (1957). A theory of cognitive dissonance. Stanford university press.
Feys, M., Anseel, F., Wille, B. (2013). Responses to co-workers receiving recognition
at work. Journal of Managerial Psychology, 1–33.
https://doi.org/https://doi.org/10.1108/jmp-08-2011-0025
Field, A., Miles, J., & Fiels, Z. (2012). Discovering statistics using R. In SAGE
publications Ltd (Vol. 165, Issue 3). https://doi.org/10.7326/M16-0968
Fox, C., & Tversky, A. (1995). Ambiguity aversion and comparative ignorance. The
Quarterly Journal of Economics, 110(3), 585–603.
Page 46
40
https://doi.org/https://doi.org/10.1017/cbo9780511803475.031
Gong, Y., Zhang, Y., & Xia, J. (2019). Do firms learn more from small or big successes
and failures? A test of the outcome-based feedback learning perspective. Journal
of Management, 45(3), 1034–1056. https://doi.org/10.1177/0149206316687641
Humphrey, R. H. (2002). The many faces of emotional leadership. Leadership
Quarterly, 13(5), 493–504. https://doi.org/10.1016/S1048-9843(02)00140-6
Ilgen, D., Fisher, C., & Taylor, M. (1979). Consequences of feedback on behavior in
organizations. Journal of Applied Psychology, 64(4), 349–371.
https://doi.org/https://doi.org/10.1037/0021-9010.64.4.349
Ilies, R., De Pater, I. E., & Judge, T. (2007). Differential affective reactions to negative
and positive feedback, and the role of self-esteem. Journal of Managerial
Psychology, 22(6), 590–609. https://doi.org/10.1108/02683940710778459
Judge, T. A., Piccolo, R. F., & Ilies, R. (2004). The forgotten ones? The validity of
consideration and initiating structure in leadership research. Journal of Applied
Psychology, 89(1), 36–51. https://doi.org/10.1037/0021-9010.89.1.36
Kluger, A. N., Lewinsohn, S., & Aiello, J. R. (1994). The influence of feedback on
mood: Linear effects on pleasantness and curvilinear effects on arousal. In
Organizational Behavior and Human Decision Processes (Vol. 60, Issue 2, pp.
276–299). https://doi.org/10.1006/obhd.1994.1084
Lacerenza, C. N., Reyes, D. L., Marlow, S. L., Joseph, D. L., & Salas, E. (2017).
Leadership training design, delivery, and implementation: A meta-analysis.
Journal of Applied Psychology, 102(12), 1686–1718.
https://doi.org/10.1037/apl0000241
Landy, F. J., & Farr, J. L. (1980). Performance rating. Psychological Bulletin, 87(1),
72–107. https://doi.org/10.1037/0033-2909.87.1.72
Lauriola, M., Foschi, R., Mosca, O., & Weller, J. (2015). Attitude toward ambiguity:
Empirically robust factors in self-report personality scales. Assessment, 23(3),
353–373. https://doi.org/10.1177/1073191115577188
Lee, A., & Carpenter, N. C. (2018). Seeing eye to eye: A meta-analysis of self-other
agreement of leadership. Leadership Quarterly, 29(2), 253–275.
https://doi.org/10.1016/j.leaqua.2017.06.002
Levy, P. E., Cober, R. T., & Miller, T. (2002). The effect of transformational and
Page 47
41
transactional leadership perceptions on feedback-seeking intentions. Journal of
Applied Social Psychology, 32(8), 1703–1720. https://doi.org/10.1111/j.1559-
1816.2002.tb02771.x
Lommen, M. J. J., Engelhard, I. M., & van den Hout, M. A. (2010). Neuroticism and
avoidance of ambiguous stimuli: Better safe than sorry? Personality and Individual
Differences, 49(8), 1001–1006. https://doi.org/10.1016/j.paid.2010.08.012
Lucas, G. J. M., Knoben, J., & Meeus, M. T. H. (2018). Contradictory yet coherent?
Inconsistency in performance feedback and R&D investment change. Journal of
Management, 44(2), 658–681. https://doi.org/10.1177/0149206315584821
Markham, S. E., Markham, I. S., & Smith, J. W. (2015). At the crux of dyadic
leadership: Self-other agreement of leaders and direct reports - analyzing 360-
degree feedback. Leadership Quarterly, 26(6), 958–977.
https://doi.org/10.1016/j.leaqua.2015.10.001
Mathieu, C., Fabi, B., Lacoursière, R., & Raymond, L. (2016). The role of supervisory
behavior, job satisfaction and organizational commitment on employee turnover.
Journal of Management and Organization, 22(1), 113–129.
https://doi.org/10.1017/jmo.2015.25
Nadler, D. A. (1979). The effects of feedback on task group behavior: A review of the
experimental research. Organizational Behavior and Human Performance, 23(3),
309–338. https://doi.org/10.1016/0030-5073(79)90001-1
Parkes, J., Abercrombie, S., & McCarty, T. (2013). Feedback sandwiches affect
perceptions but not performance. Advances in Health Sciences Education, 18(3),
397–407. https://doi.org/10.1007/s10459-012-9377-9
Robinson, M. A., & Boies, K. (2016). Different ways to get the job done: Comparing
the effects of intellectual stimulation and contingent reward leadership on task-
related outcomes. Journal of Applied Social Psychology, 46(6), 336–353.
https://doi.org/10.1111/jasp.12367
Roets, A., Kruglanski, A. W., Kossowska, M., Pierro, A., & Hong, Y. yi. (2015). The
motivated gatekeeper of our minds: New directions in need for closure theory and
research. In Advances in Experimental Social Psychology (1st ed., Vol. 52).
Elsevier Inc. https://doi.org/10.1016/bs.aesp.2015.01.001
Roets, A., & Van Hiel, A. (2011). Item selection and validation of a brief, 15-item
Page 48
42
version of the need for closure scale. Personality and Individual Differences,
50(1), 90–94. https://doi.org/10.1016/j.paid.2010.09.004
Rubaltelli, E., Rumiati, R., & Slovic, P. (2010). Do ambiguity avoidance and the
comparative ignorance hypothesis depend on people’s affective reactions? Journal
of Risk and Uncertainty, 40(3), 243–254. https://doi.org/10.1007/s11166-010-
9091-z
Smith, C. A., & Lazarus, R. S. (1993). Appraisal components, core relational themes,
and the emotions. Cognition and Emotion, 7(3–4), 233–269.
https://doi.org/10.1080/02699939308409189
Smither, J. W., London, M., & Reilly, R. R. (2005). Does performance improve
following multisource feedback? A theoretical model, meta-analysis, and review of
empirical findings. Personnel Psychology, 58(1), 33–66.
https://doi.org/10.1111/j.1744-6570.2005.514_1.x
Solansky, S. T. (2010). The evaluation of two key leadership development program
components: Leadership skills assessment and leadership mentoring. The
Leadership Quarterly, 21(4), 675–681.
https://doi.org/10.1016/j.leaqua.2010.06.009
Stodgill, R. M. (1950). Leadership, membership, and organization. Psychological
Bulletin, 47(1), 1–14. https://doi.org/10.1037/h0053857
Thomsen, D. K., Mehlsen, M. Y., Viidik, A., Sommerlund, B., & Zachariae, R. (2004).
Age and gender differences in negative affect: Is there a role for emotion
regulation? Personality and Individual Differences, 38(8), 1935–1946.
https://doi.org/10.1016/j.paid.2004.12.001
Van Hiel, A. (2016). Sociale psychologie. Academia Press.
Watson, D., Clark, A., & Tellegen, A. (1998). Development and validation of brief
measures of positive and negative affect: The PANAS scales. Journal of
Personality and Social Psychology, 54(6), 1063–1070.
https://doi.org/10.1037/0022-3514.54.6.1063
Webster, D. M., & Kruglanski, A. W. (1994). Individual differences in need for
cognitive closure. Journal of Personality and Social Psychology, 67(6), 1049–
1062. https://doi.org/10.1037/0022-3514.67.6.1049
Weiss, H. M., & Cropanzano, R. (1996). Affective events theory: A theoretical
Page 49
43
discussion of the structure, causes and consequences of affective experiences at
work. In Research in Organizational Behavior (Vol. 18, pp. 1–74).
Yammarino, F. J., Spangler, W. D., & Bass, B. M. (1993). Transformational leadership
and performance: A longitudinal investigation. The Leadership Quarterly, 4(1),
81–102. https://doi.org/10.1016/1048-9843(93)90005-E
Zhuang, Y., Feng, W., & Liao, Y. (2017). Want more? Learn less: Motivation affects
adolescents learning from negative feedback. Frontiers in Psychology, 8, 1–10.
https://doi.org/10.3389/fpsyg.2017.00076
Zimmerman, R. D., Mount, M. K., & Goff, M. (2008). Multisource feedback and
leaders’ goal performance: Moderating effects of rating purpose, rater perspective,
and performance dimension. International Journal of Selection and Assessment,
16(2), 121–133. https://doi.org/10.1111/j.1468-2389.2008.00417.x
Page 50
44
Appendix A
Vragenlijst
Indien niet akkoord:
Page 51
45
Indien wel akkoord: verder vervolg van de vragenlijst.
Page 52
46
Indien werkend werd aangeduid:
Wanneer de participant in conditie 1 zit:
Wanneer de participant in conditie 2 zit:
Wanneer de participant in conditie 3 zit:
Page 53
47
Wanneer de participant in conditie 4 zit:
Vragen voor iedereen:
Page 56
50
Appendix B
Scenario’s
Scenario 1: Vanuit verschillende personen krijgt u (anonieme) feedback over hoe u uw
leidinggevende rol uitvoert. Deze personen zijn zowel collega’s als leidinggevenden en
ondergeschikten. Meer specifiek gaat het over hoe goed u luistert naar de problemen
van de mensen waarover u leidinggeeft.
Ten eerste krijgt u feedback van iemand die het volgende aanhaalt: “Ik merk dat u niet
veel aandacht schenkt aan de mening van uw ondergeschikten. Ik zou mezelf hier wat
beter in verdiepen.” Iemand anders brengt het volgende naar voren: “Het kan belangrijk
zijn dat de mensen waar u leiding over geeft bij u terecht kunnen met klachten. Ik denk
dat dit op dit moment nog te weinig gebeurt. ” Ten slotte zegt een laatste persoon: “Het
is zeer jammer dat u niet probeert te luisteren naar iedereen. Dit heeft een negatieve
invloed op de motivatie!”
Scenario 2: Vanuit verschillende personen krijgt u feedback over hoe u uw
leidinggevende rol uitvoert. Deze personen zijn zowel collega’s, leidinggevenden en
ondergeschikten. Meer specifiek gaat het over hoe goed u luistert naar de problemen
van de mensen waarover u leidinggeeft.
Ten eerste krijgt u feedback van iemand die het volgende aanhaalt: “Ik merk dat u zeer
veel aandacht schenkt aan de mening van uw ondergeschikten. Ik zou dit toch wat
minder doen om als een bovengeschikte beschouwd te worden. U bent niet zomaar een
van hen.” Verder heeft iemand anders wel een goed woordje over: “Het is fijn dat
iedereen kan vertellen wat er dwars zit. Uw deur staat altijd open.” Maar een andere
persoon is het hier niet mee eens: “Ik heb het gevoel dat de mensen waarover u
leidinggeeft hun problemen te weinig kwijt kunnen bij u.” Ten slotte zegt een laatste
persoon: “Het is zeer positief dat u luistert naar iedereen. Dit heeft een positieve invloed
op de motivatie!”
Scenario 3: Vanuit verschillende personen krijgt u feedback over hoe u uw
leidinggevende rol uitvoert. Deze personen zijn zowel collega’s, leidinggevenden en
ondergeschikten. Meer specifiek gaat het over hoe duidelijk u instructies geeft over een
taak of opdracht aan de mensen waarover u sturing geeft.
Page 57
51
Ten eerste krijgt u feedback van iemand die het volgende aanhaalt: “Ik merk dat er geen
duidelijke structuur zit in hoe u een taak toelicht. Ik zou dit zeker veranderen als ik u
was.” Iemand anders brengt het volgende naar voren: “Als er een opdracht toegelicht
wordt, is het moeilijk deze te begrijpen.” Ten slotte zegt een laatste persoon: “Het is
jammer dat u niet kort en krachtig duidelijk kan maken wat de taken zijn voor iedereen.
Uw uitleg is vaak langdradig en dit kan een negatieve invloed hebben op de prestaties
van mensen.”
Scenario 4: Vanuit verschillende personen krijgt u feedback over hoe u uw
leidinggevende rol uitvoert. Deze personen zijn zowel collega’s, leidinggevenden en
ondergeschikten. Meer specifiek gaat het over hoe goed u luistert naar de problemen
van de mensen waarover u sturing geeft.
Ten eerste krijgt u feedback van iemand die het volgende aanhaalt: “Ik merk dat er te
weinig structuur zit in hoe u een taak toelicht. Ik zou voortaan meer zoeken naar een
rode draad om uw uitleg vorm te geven.” Verder heeft iemand anders wel een goed
woordje over: “Als u een opdracht toelicht begrijp ik altijd meteen wat er van mij
verwacht wordt. Dit vind ik fijn.” Maar een andere persoon is het hier niet mee eens:
“Ik zou graag wat meer uitleg hebben bij taken of opdrachten. Er zijn altijd nog dingen
onduidelijk voor mijn gevoel.” Ten slotte zegt een laatste persoon: “Het is zeer positief
dat u kort maar krachtig kan duidelijk maken wat de taken zijn voor iedereen. Dit heeft
een positieve invloed op de prestaties van mensen!”
Page 58
52
Appendix C
Demografische variabelen van de pilootstudie
Tabel 1C
Overzicht demografische variabelen pilootstudie
Demografische variabelen n %
Geslacht
Vrouw 15 57.69
Man 11 42.31
X 0 .00
Leeftijd
≤ 18 jaar 2 7.69
19 tot 25 jaar 7 26.92
26 tot 30 jaar 2 7.69
31 tot 35 jaar 3 11.54
36 tot 40 jaar 1 3.85
41 tot 45 jaar 0 .00
46 tot 50 jaar 7 26.92
51 tot 55 jaar 1 3.85
56 tot 60 jaar 2 7.69
61 tot 65 jaar 1 3.85
66 jaar 0 .00
Opleidingsniveau
Lagere schooldiploma 1 3.85
Middelbareschooldiploma 11 42.31
Page 59
53
Professionele bachelor 10 38.46
Academische bachelor 2 7.69
Academische master 2 7.69
Andere opleiding 0 .00
Management levela
Ja 7 43.75
Nee 9 56.25
Beroepsstatus
Werkend 16 61.54
Werkloos 1 3.85
Werkzoekend 0 .00
Student 8 30.77
Overige 1 3.85
Note. N = 26; n = grootte van de specifieke groep; % = percentage ten opzichte van de
totale steekproefgrootte. a. Management level is een vraag die enkel gesteld werd aan de
participanten die werkend aangeduid hadden; Het percentage is daarom berekent ten
aanzien van de subgroep werkenden (n = 16 ).
Page 60
54
Appendix D
Tukey post hoc test van de manipulatiecheck
Tabel 1D
Tukey post hoc test
Vergelijking Verschil in
Gemiddelde 95% CI Level Level
Negatief, niet ambigu Ambigu -1.06 [-1.29, -.83]
Taakgericht Persoonsgericht .66 [.58, .75]
Noot. Interpretatie van de significante resultaten uit de manipulatiecheck.
N = 288; CI = betrouwbaarheidsinterval.