-
Lord Robertson
3 Brief van de secretaris-generaalElinor Sloan
4 Het DCI: de reactie op de Amerikaanse Revolutie in Militaire
ZakenFrançois Heisbourg
8 De Europese defensie maakt een sprong vooruitPeter Schmidt
12 EVDI: “Scheidbaar maar niet afgescheiden”?Diego Ruiz
Palmer
16 De Bewapeningsevaluatie: de nieuwe rol van de NAVO voor het
uitrustenvan de Bondgenootschappelijke strijdkrachtenDmitri
Trenin
19 De betrekkingen tussen Rusland en de NAVO:de draad moet weer
worden opgepaktVictor-Yves Ghebali
23 Het OVSE-Handvest over de Europese veiligheidIsabelle
François
27 Partnerschap: één van de fundamentele veiligheidstaken van de
NAVOGeneraal Gregory Martin
31 Nieuwe luchtcommando-structuur voor een nieuw
millenniumGen.-majoor Pierre Segers & lt.-kolonel Eric
Thiry
33 Reservetroepen zijn nodig om de Bondgenootschappelijke
vermogens te versterken
INHOUD Lente/Zomer 2000 – Volume 48
NAVO Nieuws25 Nieuwe permanente vertegenwoordiger
van Griekenland
34 Algerije treedt toe tot Mediterrane Dialoog
DocumentatiesupplementD1 Vergadering van de Noord-Atlantische
Raad in
zitting van ministers van buitenlandse zaken,15 december
1999
D6 Vergadering van de NAVO-Oekraïne Commissie ophet niveau van
ministers van buitenlandse zaken,15 december 1999
D7 Vergadering van de Euro-AtlantischePartnerschapsraad in
zitting van ministers van buitenlandse zaken, 16 december 1999
D8 Vergadering van de Noord-Atlantische Raad in zitting van
ministers van defensie,2 december 1999
D11 Ministeriele vergadering van hetDefensieplanningcomité en de
NucleairePlanninggroep, 2 december 1999
D12 Vergadering van de NAVO-Oekraïne Commissie inzitting van
ministers van defensie,3 december 1999
D13 Vergadering van de Euro-AtlantischePartnerschapsraad in
zitting van ministers vandefensie, 3 december 1999
D13 Defensie-uitgaven van de NAVO-landen 1975-1999
Noot van de Uitgever: Slechts drie uitgaven van de NAVO Kroniek
zullen dit jaar gepubliceerd worden : Lente/Zomer 2000, Herfst 2000
en Winter 2000/2001
Omslag: NATO Graphics Studio
NAVOkroniek
Verantwoordelijke uitgever: Peter Daniel - NAVO 1110 Brussel,
BelgiëPrinted in Belgium by Editions Européennes
Dienstdoende Hoofdredacteur: Vicki NielsenProductie Assistent:
Felicity BreezeLayout : NAVO Graphics Studio
Dit tijdschrift, uitgegeven onder verantwoordelijkheidvan de
Secretaris-Generaal, is bedoeld om een bijdra-ge te leveren tot een
constructieve discussie over deAtlantische vraagstukken. Daarom
weerspiegelt deinhoud niet noodzakelijk de officiële mening of
hetbeleid van de regeringen der lidstaten of van de NAVO.
De artikelen mogen na het verkrijgen van toestemmingvan de
hoofdredacteur gereproduceerd worden, mits deNAVO KRONIEK als bron
wordt vermeld en de naamvan de auteur indien de artikelen
ondertekend zijn.
Het tijdschrift NAVO Kroniek wordt vier maal per
jaargepubliceerd, evenals in het: Deens NATO Nyt; DuitsNATO Brief;
Engels NATO Review; Frans Revue del’OTAN; Grieks Deltio NATO;
Hongaars NATO Tükor;Italiaans Rivista della NATO; Noors NATO
Nytt;Pools Przeglad NATO; Portugees; Noticias da OTAN;Spaans
Revista de la OTAN; Tsjechisch NATO Review;Turks NATO Dergisi.
Eenmaal per jaar verschijnt een nummer in hetIJslands - NATO
Fréttir. Gebeurlijk verschijnen er ooknummers in het Oekraïens en
het Russisch.
NAVO Kroniek en andere NAVO publikaties zijn ookte vinden in het
Engels en het Frans op het World WideWeb onder HTTP:
//WWW.NATO.INT/
Voor alle vragen naar informatie of om NAVO Kroniekgratis te
verkrijgen of i.v.m. andere NAVO publicaties,gelieve men zich te
wenden naar:
NAVO Informatie- en Persbureau,1110 Brussel, BelgiëFax: (32-2)
707.45.79E-Mail: [email protected] 0255-3813
-
Brief van de secretaris-generaal
Een capabeler, evenwichtiger bondgenootschapHet Atlantisch
bondgenootschap is aan zijn
tweede halve eeuw begonnen. Dat alleen al is eenprestatie en een
bewijs van de energie en relevantievan deze organisatie. Maar wat
misschien nogindrukwekkender is, is de brede, belangrijke agendadie
de NAVO aan het begin van de 21ste eeuwnastreeft: van uitbreiding
tot Partnerschap ensamenwerking, van onze betrekkingen metRusland,
Oekraïne en de landen rond deMiddellandse Zee, tot onze operaties
op de Balkan.Deze onderwerpen vormen met elkaar eenuitdagende
agenda — maar ook een agenda dieduidelijk bewijst dat de NAVO een
cruciale rol speeltwanneer het erom gaat de Europese veiligheid
betervorm te geven.
Wij kunnen de effectiviteit van hetbondgenootschap echter alleen
in stand houden, alswij het fundament — ons militair vermogen
—blijven versterken. In de onvoorspelbareveiligheidsomgeving van
vandaag, is het nog steedsvan vitaal belang te zorgen dat onze
strijdkrachtenzo zijn uitgerust dat zij de taken die wij
henopdragen effectief kunnen uitvoeren.
Kosovo bewijst hoe belangrijk dit is. DeNAVO-strijdkrachten
hebben een breed scala vanmissies uitgevoerd — van het bieden
vanhumanitaire hulp aan vluchtelingen, tot allerleiverschillende
operaties in de lucht en de huidigeoperatie op de grond in Kosovo.
Dit illustreert voorwelk een verscheidenheid aan taken onze troepen
inde 21ste eeuw kunnen komen te staan. Zij moetengoed worden
getraind en uitgerust om die te kunnenuitvoeren. Wij moeten hard
werken en de juisteinvesteringen doen, om te zorgen dat de
bondgenoteneffectief kunnen opereren, en ook effectief samenkunnen
opereren.
Het Initiatief betreffende de Defensievermogens (DCI), dat wij
tijdens de Top van Washington hebben gelanceerd, iseen belangrijke
stap in de goede richting. Dit initiatief zal ertoe bijdragen dat
alle NAVO-bondgenoten de noodzakelijkeinvesteringen doen in de
kerntechnologieën en essentiële vermogens. Het zal ook de
interoperabiliteit tussen de geallieerdetroepen en tussen de
NAVO-Partners verbeteren. Wij moeten vandaag verbeteringen
aanbrengen, om gereed te zijn voor deonvoorspelbare dag van morgen.
Eén van mijn prioriteiten als secretaris-generaal is te zorgen dat
dit initiatief resultatenoplevert.
Het initiatief zal ook bijdragen aan een ander belangrijk
project in uitvoer: de Europese Veiligheids- en Defensie-identiteit
(EVDI). Europa heeft besloten haar vermogens te verbeteren, om de
vrede en de veiligheid beter te kunnenhandhaven, op een wijze die
in overeenstemming is met haar economisch belang. De NAVO staat
gereed om dit proces teondersteunen door haar middelen ter
beschikking te stellen voor operaties onder Europese leiding. Dit
zal resulteren in eenevenwichtiger bondgenootschap, met een
sterkere Europese inbreng.
Deze inspanningen zijn van cruciaal belang. Beide initiatieven
zullen ertoe bijdragen dat het bondgenootschap ook inmilitair
opzicht sterk blijft. Zij zullen leiden tot een beterevenwicht in
de taken en verantwoordelijkheden, en tot eenvolwassener
transatlantische relatie, die de nieuweveiligheidsomgeving
weerspiegelt. Tezamen zullen dezeinitiatieven de NAVO beter in
staat stellen effectief het hoofd tebieden aan de uitdagingen van
het nieuwe millennium en deveiligheid voor volgende generaties te
garanderen. Lord Robertson
3NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000
© N
AVO
-
e Revolutie in Militaire Zaken (RMA) kan wordenomschreven als
een enorme verandering in de aard
van de oorlogvoering, veroorzaakt door de innoverendetoepassing
van nieuwe technologieën die, in combinatiemet ingrijpende
veranderingen in de militaire doctrine ende operationele en
organisatorische concepten, de aard ende uitvoer van militaire
operaties totaal hebben veran-derd.(1) Nieuwe militaire
technologieën die onder de RMAvallen zijn bijvoorbeeld
precisiegeleide munitie voor pre-cisiebombardementen,
stealth-technologie voor meerpower projection, geavanceerde
systemen voor het verga-ren van inlichtingen, voor de waarneming en
voor de ver-kenning, plus geavanceerde systemen voor
commando,controle, communicatie en dataverwerking voor een gro-tere
controle in de gevechtszone.
De belangrijkste ontwikkelingen ten aanzien van de doc-trine
betreffen: de interoperabiliteit tussen diensten en
bijmultinationale operaties; oorlogvoering langs de kust;gevecht op
afstand via precisiebombardementen; en klei-nere, sneller mobiel en
flexibel inzetbare, maar tochdodelijke grondtroepen. De
organisatorische veranderin-gen betreffen met name een verschuiving
van massalelegers naar kleinere, hoger opgeleide en
kapitaalintensie-vere professionele strijdkrachten, bestaande uit
eenhedendie worden geleid door een meer
gedecentraliseerdebeslissingsstructuur en kunnen worden afgestemdop
een specifiek uit te voeren taak.
De RMA wordt door een aan-tal factoren veroor-zaakt.
Hiertoebehoren:
◆ Verbeterde militaire technologieën, met name in decomputers,
telecommunicatie, sensoren, en precisiege-leide munitie, die op hun
beurt het gevolg zijn van deinformatierevolutie in de civiele
maatschappij.
◆ Reducties op de defensiebudgetten, waardoor deomvang van de
strijdkrachten in Westerse landen dra-matisch is afgenomen sinds
het einde van de KoudeOorlog.
◆ De daaruit voortvloeiende behoefte kwalitatieve ver-beteringen
aan te brengen die de troepenverminderingcompenseren.
◆ Een strategische omgeving die, in tegenstelling tot dievan de
Koude Oorlog, wordt gekenmerkt door onvoor-spelbare bedreigingen en
gevaren die ons vermoede-lijk weinig, of geen tijd gunnen voor
mobilisatie.
◆ De daaruit voortvloeiende behoefte aan strijdkrachtendie snel
kunnen reageren op een grote verscheiden-heid aan regionale
conflictscenario’s.
◆ Een lagere tolerantie in Westerse landen voor
slacht-offers.
De steeds grotere technologischeen materiele kloofDe Operatie
Allied Force in en rond Kosovo in het
voorjaar van 1999 heeft aangetoond dat de EuropeseNAVO-leden
over beperkte vermogens beschikken op ver-schillende RMA-gebieden.
Meer dan 70 procent van deingezette vuurkracht was Amerikaans.
Slechts een handje-vol Europese bondgenoten beschikte over
lasergeleidebommen, en alleen Groot-Brittannië kon
kruisvluchtwa-pens leveren.(2) Nog geen 10 procent van de
Europesevliegtuigen is in staat precisiebombardementen(3) uit te
voe-
ren en van de Europese NAVO-leden konalleen Frankrijk
een significante bijdrage leveren aan de intensieve
nacht-bombardementen.(4) Alleen de Verenigde Staten
kondenstrategische bommenwerpers leveren en stealthvliegtuigenvoor
een grotere power projection. De Europese bondge-noten misten ook
de zo dringend noodzakelijke vliegtui-gen voor verkenning en
waarneming.
4NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000
Het DCI (Initiatief betreffende de defensievermogens) was
oorspronkelijk bedoeld als een maatregel tegen de groeiendekloof
die is ontstaan in de technologische ontwikkeling in de Verenigde
Staten en in de overige NAVO-landen. Maar sinds de
start in april 1999 is het initiatief uitgebreid zodat het nu
ook elementen omvat uit de doctrine voor, en organisatie van
toekomstigemilitaire operaties, bijvoorbeeld de behoefte aan
mobiele troepen voor langdurige inzet. Het DCI heeft dit breder
mandaat geaccepteerd engaat daardoor verder dan reeds lang
bestaande initiatieven, zoals het NAVO-Standaardisatieprogramma.
Het tracht hierdoor een antwoordte geven op de Amerikaanse
Revolutie in Militaire Zaken. Het succes van het DCI is van
levensbelang voor de versterking van de Europese
Pijler van de NAVO en voor het instandhouden van de militaire en
politieke levensvatbaarheid van het bondgenootschap
D
Het DCI: de reactie op de Amerikaanse Revolutiein Militaire
Zaken
Dr Elinor SloanDirectoraat strategische Analyse, Nationaal
Defensiehoofdkwartier, Canada
(1)Andrew Marshall,directeur van het USDOD’s Office of
NetAssessment, geciteerddoor Benjamin S. Lambeth,“The
TechnologyRevolution in AirWarfare”, Survival(voorjaar 1997).
(2)De luchtstrijdkrachtenvan België, Engeland,Canada, Frankrijk,
Italië,Nederland, Spanje, ende Verenigde Statengebruikten
lasergestuurdebommen tijdensde operatie in Kosovo.
(3)“Armies and Arms”Economist,24 april 1999.
(4)Joseph Fitchett “USSeeks More DefenseTechnology
Cooperationwith Europeans”.International HeraldTribune, 14 juni
1999.
Een F117-Stealthvliegtuigdropt
eenlasergeleide“baanbreker”-bomtijdens eenoefening© Reuters
▼
-
lég ende, légendeLégende, légende, lé gende, légen de, lé
gende,
lég ende, lége nde
De Europeseleden van de NAVOnemen maatregelen inreactie op de
RMA. Zijzijn van plan de volgendejaren hun precisiestrijdmachtte
vergroten, en hun vermogens teverbeteren die meer inzicht en
con-trole moeten bieden in het gevechts-gebied. Tevens hebben zij
mobiliteitvan de strijdkrachten en power projec-tion als de
leidende doctrines voor deveranderingen in hun legers. De NAVOzelf
heeft stappen ondernomen om haar mili-taire commandostructuur aan
te passen aan deveiligheidsomgeving van na de Koude Oorlog enhet
Combined Joint Task Forces-concept ontwikkeldom beter op de
hedendaagse gevaren en bedreigingen tekunnen reageren.
Afgezien van deze maatregelen, incorporeren deEuropese legers
niet snel genoeg geavanceerde technolo-gieën in hun militaire
systemen, om de groeiende tech-nologische kloof tussen het
Amerikaanse en de Europese
legers te ver-kleinen. Die
kloof is aan de daggetreden tijdens de Golf-
oorlog, maar bleek nog eens zodramatisch tijdens de
NAVO-operatie
in en rond Kosovo van 1999. Amerika’ssuperioriteit op het
terrein van de informatie-
systemen betekende dat het problemen onder-vond in de
communicatie met de bondgenoten.
De bondgenoten hadden problemen bij de gezamenlijkeinzet,
doel-identificatie en compatibiliteit van hunwapensystemen.(5)
Evenmin zijn de Europese bondgeno-ten snel genoeg met de
herstructurering van hun legers.Hoewel de legers van de Europese
Unie bijna twee mil-joen manschappen omvatten, vergeleken met 1,45
mil-joen in de Verenigde Staten, kon zij maar de helft vanhet
benodigde aantal goed-uitgeruste en getraindeberoepssoldaten op de
been brengen die nodig warenvoor Kosovo.
Een AmerikaanseF-16 nadert een
KC 135 tanker omin de lucht boven
Albanië bij tetanken, tijdens
de luchtaanvallenop Kosovo –
23 juli 1999.© Belga
De steeds bredere kloof wordt gedeeltelijk veroor-zaakt door de
aanzienlijk verlaagde defensiebudgetten inde West-Europese landen.
Sinds het einde van de KoudeOorlog heeft de NAVO 25% op hun
defensie-uitgavenbezuinigd in reële kosten. Daardoor nemen de
Europesebondgenoten slechts éénderde voor hun rekening van detotale
materieeluitgaven van de NAVO. Bovendien wor-den de resterende
fondsen op zodanige wijze benut dat dekloof alleen maar groter
wordt. De Verenigde Statengeven ruwweg tweeëneenhalf keer zo veel
uit aan onder-zoek en ontwikkeling als alle andere leden van de
NAVOtezamen, en hebben veel actiever gezocht naar revolutio-naire
innovaties in de software, communicatie, sensor- enlogistieke
technologie ter compensatie van bezuinigingenop menskracht en
materieel. Het resultaat is dat “terwijlde Europese landen ongeveer
tweederde uitgeven van watde Verenigde Staten aan defensie
besteden, [zij] op geenstukken na over tweederde van dezelfde
vermogensbeschikken.”(6)
Toekomstige levensvatbaarheidbondgenootschap in gevaarDe kloof
in de technologie en de vermogens tussen
de Verenigde Staten en hun Europese bondgenoten heefteen aantal
gevolgen. Het meest directe gevolg is dat deEuropese legers
binnenkort niet meer in staat zullen zijn
5NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000
(5)Colin Clark, “Campaign inKosovo Highlights
AlliedInteroperability Shortfalls”,Defense News,16 augustus
1999.
(6)Lord Robertson geciteerddoor Tom Buerkle, “NATOPicks Briton
as Its NextLeader”, InternationalHerald Tribune,5 augustus
1999.
-
6NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000
Een Poema-helicopter van hetFranse leger roltuit een
“Antonov”transporttoestelvan Russischemakelei, op hetvliegveld
Petrovacin Skopje dehoofdstad vande
voorheenJoegoslavischeRepubliekMacedonië* — 8 december 1998.©
Belga* Turkije erkent de
Republiek Macedonië
onder zijn constitutionele
naam
samen met de Amerikanen te opereren, vanwege hun“technologische
achterstand”. Problemen op het vlak vande compatibiliteit zijn in
het bondgenootschap al van afzijn ontstaan aan de orde. Het
verschil is op dit momentdat de Amerikaanse vooruitgang op het
gebied van decommunicatie, dataverwerking, en precisiegeleidewapens
zo langzamerhand die van hun bondgenotentotaal in de schaduw stelt
en twijfels oproept over demogelijkheden in de toekomst samen te
functioneren.(7)
De kloof zou ook kunnen leiden tot nieuwe spanningenbinnen het
bondgenootschap, waardoor de samenhorig-heid wordt ondermijnd.
Spanningen zouden kunnen ont-staan als de Europese legers zich bij
gebrek aan beter intoenemende mate voor gevaarlijke taken gesteld
zien, waarveel mankracht mee gemoeid is en die dus tot veel
slacht-offers zouden kunnen leiden, terwijl de Verenigde Statende
high-tech logistiek, het luchtvervoer, inlichtingenvoor-ziening en
de gevechtskracht in de lucht verzorgen. Dekloof kan ook leiden tot
problemen inzake de lastenverde-ling en tot wederzijdse irritatie
omdat de Europese veilig-heid steeds meer afhankelijk wordt van de
Verenigde Sta-ten, in een tijd dat van de Europeanen juist verwacht
wordtdat zij meer doen voor hun eigen veiligheid.
Het belangrijkste is echter, dat de kloof uiteindelijkhet
politiek-militair belang van het Noord-AtlantischBondgenootschap
zou kunnen marginaliseren. Hoewelde verschillen in de vermogens het
succes niet hebbenverhinderd van de operaties in Bosnië en
Herzegovina ofin Kosovo, betogen vele deskundigen dat de
Europeselegers weinig te bieden zouden hebben in een meer
veel-eisende omgeving. Ironisch genoeg is het zo, dat hoe
ern-stiger de bedreiging van de Amerikaanse en Europesegezamenlijke
belangen is, des te kleiner de kans is dateen werkelijk
Amerikaans-Europese coalitie zal reage-ren. De blijvende politieke
en militaire steun voor het
bondgenootschap van de Verenigde Staten zal uiteinde-lijk
afhangen van de vraag in hoeverre de Europesebondgenoten in staat
zullen zijn een waardevolle bijdra-ge te leveren aan
gemeenschappelijke operaties. Een ver-sterking van de Europese
legers betekent dus geenszinsdat de NAVO overbodig wordt. Die
versterking is daar-entegen van levensbelang voor het voortbestaan
van hetbondgenootschap.
De Europese leiders hebben dit beseft en daarom naafloop van de
crisis in Kosovo de ontwikkeling van eeneffectieve Europese
Veiligheids- en Defensie-identiteit(EVDI) nieuw leven ingeblazen.
In juni 1999 benoemdenzij de toenmalige NAVO-secretaris-generaal,
Javier Sola-na, om leiding te geven aan het werk aan de EVDI,
vanuitzijn nieuw gecreëerde functie als hoge vertegenwoordigervoor
het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheids-beleid van de
Europese Unie. Zij besloten ook de West-Europese-Unie (WEU) tegen
het einde van 2000 te doenopgaan in de Europese Unie (EU), en het
Eurocorps om tevormen tot een snelle reactiestrijdmacht. Tijdens de
Topvan Helsinki in december 1999 kwamen de EU-leidersovereen
uiterlijk in 2003 een snelle reactiestrijdmacht opte richten van
50.000 à 60.000 man, die onder de directecontrole van de EU zou
staan.
Ondanks deze stappen, zijn de meeste analytici enbeleidsmakers
het erover eens dat een sterkere EVDIminder snel het gevolg zal
zijn van institutionele veran-deringen dan van een zodanige
modernisering van destrijdkrachten, dat zij kunnen voldoen aan de
eisen vande nieuwe internationale veiligheidsomgeving. EVDI iseen
loos begrip tenzij het gepaard gaat met meer vermo-gens.
Gedeeltelijk betekent dit dat sommige EU-ledenmeer aan defensie
zullen moeten uitgeven. Maar bovenalzullen de meeste leden hun
defensiebudgetten aan ande-re dingen moeten besteden.
(7)Marc Rogers, “Driving theAlliance: NATO followsthe US Lead”,
IDRSpecial Report,1 december 1998.
-
De kloof dichten via DCIHier kan het Initiatief betreffende
de Defensievermogens (Defence Capa-bilities Initiative: DCI) —
één van debelangrijkste resultaten van de NAVO-top in Washington in
april 1999 —belangrijk werk doen. Het initiatiefheeft ten doel te
waarborgen dat hetbondgenootschap het gehele scala vanzijn huidige
en mogelijke toekomstigemissies effectief kan uitvoeren — vanhet
reageren op een humanitaire ramp,tot het uitvoeren van
vredesoperaties,en tot de uiterst intensieve oorlogvoe-ring ter
verdediging van het bondge-nootschappelijk grondgebied.
Het DCI is speciaal ontworpen omdie gebieden aan te pakken waar
hetbondgenootschap zijn militaire vermo-gens dient uit te bouwen
zodat heteffectief kan reageren op het soort uit-daging die het de
komende jaren endecennia tegen het lijf kan lopen.Het initiatief
richt zich vooral op eenverbetering van de interoperabiliteittussen
de lidstaten en tracht de militairevermogens van de NAVO te
vergrotenop het gebied van de inzetbaarheid,en de mobiliteit van de
bondgenoot-schappelijke troepen, hun voortzet-tingsvermogen en
logistiek, hunoverlevingsvermogen, hun effectievegevechtsvermogen,
en hun commando-,controle-, en informatiesystemen.
Deze aandachtsgebieden zijn deweergalm van de belangrijkste
technologische, doctrinai-re, en organisatorische elementen van de
Revolutie inMilitaire Zaken:◆ Inzetbaarheid wordt het best
versterkt door te investe-
ren in lucht- en zeevervoer en door de strijdkrachtente
reorganiseren in kleinere, sneller mobiele eenhedendie zijn
uitgerust met lichtere, uiterst dodelijke envaak precisiegeleide
wapens.
◆ Voortzettingsvermogen zal gedeeltelijk afhangen van
detoepassing van geavanceerde logistieke technologieën.
◆ Effectieve gevechtskracht vereist een brede variëteitaan
geavanceerde wapensystemen die met RMAgeassocieerd worden, van
precisiegeleide munitie enwaarneming onder alle weersomstandigheden
en ver-kenningssystemen om helikopters en stealthvliegtui-gen aan
te vallen. Het vereist tevens dat deze syste-men tussen de
verschillende delen van de krijgsmachten de verschillende legers
interoperabel zijn om geza-menlijke multiservice-operaties mogelijk
te makendie zo fundamenteel zijn voor de RMA.
◆ Overlevingsvermogen omvat inspanningen om detroepen te
beschermen tegen het mogelijk gebruik
vanmassavernietigingswapens.
◆ Ten slotte, zijn geavanceerde, interoperabele, eninzetbare
systemen voor commando, controle en
De weerspiegelingvan een
Amerikaanse marineman op eenradarscherm in hetcommunicatie-
en
controlecentrumaan boord van de
USS PhillippineSea, tijdens de
oorlog in Kosovo –27 maart 1999.
© Reuters
informatie van kernbelang voor de RMA, en essen-tieel om de
militaire vermogens te versterken.
Cruciaal belang voor het bondgenootschap
Inzetbaarheid, voortzettingsvermogen, effectievegevechtskracht,
overlevingsvermogen en commando encontrole zijn niet alleen de
kerngebieden van het DCImaar ook de belangrijkste elementen van de
RMA. Hetinitiatief kan zelfs gezien worden als de blauwdruk voorde
reactie op de RMA. Daarom is het niet alleen essen-tieel voor de
verbetering van de militaire vermogens vande Europese
strijdkrachten en de versterking van de“Europese pijler” van de
NAVO, maar ook voor de blij-vende militaire en politieke
levensvatbaarheid van hetNoord-Atlantisch Bondgenootschap.
Of het DCI zal slagen is nog een open vraag. Maareen ding is
zeker: als het niet uiteindelijk resulteert inconcrete verbetering
in de Europese component van deNAVO-strijdkrachten, komt de
transatlantische band opde tocht te staan. Het Amerikaans Congres
zal steedsmeer druk gaan uitoefenen en zich steeds
sceptischeropstellen tegenover de toezeggingen van Europa om
deRevolutie in de Militaire Zaken bij te houden. ■
7NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000
-
et onbesliste debat over de Europese defensie, datbijna 50 jaar
heeft stilgelegen, heeft sinds 1998
een enorme sprong voorwaarts gemaakt. Dit kan enormegevolgen
hebben voor de NAVO. De eerste ontwikke-ling was dat de Britse
regering medio 1998 besloot datde Europese Unie zou moeten worden
gebruikt alsraamwerk voor de versterking van de Europese
defen-sievermogens. Dit was een omwenteling van Coperni-caans
formaat: een van de redenen voor het mislukkenvan de pogingen om
een Europese defensiegemeen-
schap op te richten in het begin van de jaren’50 was ten-slotte
de weigering van Engeland om daar deel van uit temaken.
Vervolgens nam de Franse regering dit nieuwe Brit-se standpunt
serieus. Tijdens een belangrijke bilateraleontmoeting in St. Malo
(december 1998) schaarden zijzich achter het Britse verlangen naar
meer vermogens,terwijl zij de rol van het bondgenootschap daarin
onder-streepten.
8NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000
Recente stappen in de verwezenlijking van een gemeenschappelijk
Europees defensie- en veiligheidsbeleid en
Europesedefensievermogens die “scheidbaar maar niet afgescheiden”
zijn van de NAVO, hebben geleid tot intensief debat. Er
isbezorgdheid uitgesproken dat dit zou kunnen leiden tot het
loskoppelen (decoupling) van de Europese veiligheid vandie van de
niet-Europese NAVO-bondgenoten, tot een duplicatie van werk of
vermogens en tot onderscheid (discrimi-natie) tussen die
bondgenoten die wel en die geen lid zijn van de Europese Unie.
François Heisbourg betoogt dat wij
verder moeten gaan dan het stellen van retorische vragen over
deze drie D’s. Het zijn weliswaar lastige vraagstukken, maar er is
nietsin de respectieve benadering van de EU en de NAVO dat beslist
incompatibel is. Bovenal is het dringend noodzakelijk dat Europa
zijn
vermogens versterkt, tenminste als het in de toekomst meer wil
dan een nuttige, maar beperkte, reactieve defensie- en
veiligheidsrol.
H
De Europese defensie maakt een sprong vooruitFrançois
Heisbourg
Voorzitter van het Centrum voor Veiligheidsbeleid in Genève
De Fransepresident JacquesChirac (midden),premier LionelJospin
(rechts) enzijn Britse collega,Tony Blair,schudden elkaarde hand
aan heteinde van huntweedaagsevergadering inSt. Malo.In Frankrijk
–4 december 1998.© Belga
-
Ten derde maakten de flagrante tekortkomingen inde Europese
bijdrage aan de luchtaanvallen op Kosovohet politiek eenvoudiger
voor de initiatiefnemers vanhet St.Malo-proces steun voor hun
ideeën te verwerven.De 15 EU-leden namen in Keulen (juni 1999) en
Helsin-ki (december 1999) de gedachte over dat de
defensie-vermogens in hun algemeenheid verbeterd dienen teworden en
dat er in het bijzonder moet worden gewerktaan force projection.
Tevens besloten zij dat het inter-gouvernementele EU-apparaat zou
moeten worden aan-gepast zodat het ook defensievraagstukken zou
kunnenaanpakken. De traditionele neutraliteit van bepaaldeEU-leden
heeft dit opvallend snelle proces niet belem-merd. Tegelijkertijd
hechtten de bondgenootschappelij-ke leiders tijdens de NAVO-Top van
Washington (april1999) hun goedkeuring aan de verdere ontwikkeling
vaneen “scheidbare maar niet afgescheiden” Europese Vei-ligheids-
en Defensie-identiteit, en lanceerden zij ookhun eigen Initiatief
betreffende de Defensievermogens(DCI).
Europees probleem, Europese reactieOm de gevolgen van deze
veranderingen goed te kun-
nen beoordelen is het interessant nog eens na te gaan
watEuropa’s problemen nu eigenlijk zijn, als het gaat omeigen
defensievermogens en een eigen defensie-identiteit.Die problemen
zijn niet alleen dat er in het totaal te wei-nig aan defensie wordt
uitgegeven. De Europese ledenvan de NAVO besteden ongeveer 60
procent van watAmerika uitgeeft aan defensie. Met uitzondering van
deBritse en Franse verplichtingen in de Golf en Afrika,hebben de
Europese bondgenoten geen collectieve defen-sieverplichtingen
buiten het NAVO-gebied. Dit in tegen-stelling tot de VS die
werkelijk mondiale verantwoorde-lijkheden hebben. In deze tijd na
de Koude Oorlog, zou60 procent meer dan genoeg moeten zijn om de
proble-men in Europa of in haar periferie aan te pakken.
Zestigprocent is tenslotte éénvijfde van de mondiale
militaireuitgaven!
Helaas leveren hun defensie-uitgaven de Europeanenop geen
stukken na 60 procent van de Amerikaanse ver-mogens op. Dat heeft
de oorlog in Kosovo zonneklaarbewezen. De meeste Europese
bondgenoten hebbendefensiebudgetstructuren die niet zijn afgestemd
op devereisten van het post-Koudeoorlogse tijdperk. Tezamenbrengen
de Europese leden 2.4 miljoen permanente troe-pen op de been — ruim
een miljoen meer dan de Verenig-de Staten met hun wereldwijde
verantwoordelijkheden.Maar de uitgaven aan materieel en vuurkracht
bedragenin Europa 11.000 Amerikaanse dollar per soldaat tegen36.000
dollar per soldaat in Amerika.
Met andere woorden, de Europese defensie wordtgekenmerkt door
een strijdkrachtstructuur die te veel opgrondgebied is gericht en
te weinig op langdurige, paratevuurkracht. Slechts enkele landen,
met name Engeland enFrankrijk, geven een even groot deel van hun
defensie-budgetten uit aan aankoop en operaties en onderhoud alsde
Verenigde Staten (58 procent). Als de EU-landen in
een klap het beste Europese voorbeeld zouden volgen (opdit
moment dat van het Verenigd Koninkrijk), zou hetgeld dat voor
onderzoek en ontwikkeling en materieel terbeschikking kwam, van 34
miljard euro omhoogspringennaar 48 miljard euro, zonder dat de
defensie-uitgavenhoeven te stijgen.
Het gebrek aan vermogens leidt haast automatischook tot minder
verantwoordelijkheid, wanneer het gaatom de planning en uitvoering
van militaire operaties.Alleen zij die belangrijke vermogens
meebrengen, mogenhopen een beslissende invloed op de strategie te
kunnenuitoefenen, in plaats van zich tevreden te moeten stellenmet
een nuttige, maar beperkte, reactieve rol.
De Europeanen moeten op allerlei manieren hundefensie-uitgaven
efficiënter besteden: het definiëren vanstrijdkrachtdoelen (dit is
tijdens de EU-Top in Helsinkigedaan in termen van vermogens voor de
force projec-tion); het verbeteren van de budgetstructuren (de
zogehe-ten “input criteria”); en door kernvermogens te bundelen(wat
de Fransen “mutualisatie” noemen), bijvoorbeeld devermogens voor
luchttransport, om de overheadkosten ende kosten die voortvloeien
uit het feit dat men individuelenationale strijdkrachten heeft, te
drukken.
Dit is in wezen een Europees, en geen bondgenoot-schap-breed
probleem. Het Amerikaanse defensiebeleiden hun defensie-uitgaven,
zijn weliswaar niet ideaal,maar ze hebben niet te lijden van
dezelfde fouten als dievan de Europeanen. Er moet dus een Europees,
en bijvoorkeur invloedrijk, raamwerk worden gebruikt — lie-ver de
EU dan de beperkte, politiek minder significanteWest-Europese Unie
(WEU). De NAVO kan een bijdrageleveren via het Initiatief
betreffende de Defensievermo-gens (DCI), maar de kern van het
probleem ligt in Europaen niet in de NAVO.
Empirische bewijzen ondersteunen deze redenering:tien jaar na
het einde van de Koude Oorlog heeft hetNAVO-defensieplanning- en
herzieningsproces nietgeleid tot de noodzakelijke massale
herstructurering vande gezwollen Europese strijdkrachtstructuren
die eenoverblijfsel zijn van de Koude Oorlog. De hervorming diewel
heeft plaatsgevonden, is vooral verwezenlijkt doornationale
maatregelen. Maar voor het definiëren vanstrijdkrachtdoelen, het
vaststellen voor prestatiecriteria,en het bundelen van middelen is
een multilateraal raam-werk vereist. De enige mogelijkheid die
voldoende poli-tiek gewicht heeft om de structurele zwakten in de
Euro-pese defensie aan te pakken is de breed
gebaseerde,diepgewortelde Europese Unie.
Schadelijke retoriekHet zou een verschrikkelijke verspilling
zijn als dit
essentiële hervormingsproces zou leiden tot het tegenge-stelde
van wat het beoogt — als het de NAVO zou ver-zwakken in plaats van
versterken. Iedere verwijderingtussen de Europese en de
Noord-Amerikaanse bondgeno-ten als gevolg van het versterkte
Europese defensie- enveiligheidsbeleid moet worden vermeden.
Ondanks depositieve sfeer en taal van de Top van Washington,
bestaater nog steeds serieus gevaar dat er misverstanden voort-
9NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000
-
10NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000
(V.l.n.r.)De DuitsekanselierGerhardSchroeder.De Turkse
premierBülent Ecevit ende president vande EU-CommissieRomano Prodi
op de EU-Top inHelsinki, Finland,waar Turkijetoestemmingkreeg
zichkandidaat testellen voor hetEU-lidmaatschap –11 december1999.©
Reuters
vloeien uit het debat over de Europese defensie,
waarinherhaaldelijke verklaringen over de drie “D’s” —
dupli-cation, decoupling en discrimination — een belangrijkerol
speelden. Deze retoriek, die tot december 1999 veelwerd gebruikt,
is schadelijk geweest, omdat de gevarenen negatieve kanten worden
beklemtoond en niet de posi-tieve. Nog ernstiger is, dat de indruk
is gewekt dat alledrie “D’s” van nature, en alle even zeer,
negatief zijn. Eennader onderzoek bewijst dat dit niet het geval
is.
Duplicatie? Als duplicatie per definitie negatief is,zou men, ad
absurdum kunnen betogen dat Europa hele-maal geen eigen
defensievermogen behoeft te hebben,aangezien er eigenlijk niets is
dat Amerika niet in grotehoeveelheden bezit. Het is duidelijk dat
duplicatie vooreen deel noodzakelijk is! Het zou echter nuttig zijn
in deNAVO te bespreken welke criteria moeten bepalen
welkeduplicatie nuttig en welke schadelijk is. Bovendien moethet
debat over duplicatie niet worden gezien als een
Euro-pees-Amerikaans probleem. Duplicatie tussen de Europe-se
landen onderling komt veel meer voor dan tussen deEuropeanen en de
Amerikanen. Het gevolg daarvan is dater in Europa op dit moment
vermoedelijk te veel soldatenen bepaalde soorten materieel
(bijvoorbeeld grotegevechtstanks) zijn.
Duplicatie is beslist nuttig op gebieden waar alleNAVO-landen te
kort hebben. Luchttransport, SEAD(1) en
OEW(2), bijtanken in de lucht, GPS(3)-geleid geschut,CALCM’s
(4): dit zijn geen luxeartikelen en als Europa erveel meer van
krijgt, zal dat het hele bondgenootschap tengoede komen, ook de
Verenigde Staten die op deze terrei-nen misschien wel beter voor de
dag kunnen komen dan
de Europeanen, maar waar het ook geen over-vloed is. Natuurlijk
zijn er ook grijze gebie-
den waarover ernstige en legitiememeningsverschillen tussen de
NAVO-
leden kunnen ontstaan, met nameover de financiële kant van de
dupli-catie. Strategische verkenning ishier een voorbeeld van.
Het duplicatievraagstuk verdientbeter dan op dezelfde afvalhoop
teworden gegooid als loskoppeling(decoupling). Decoupling is in
hetkader van de bondgenootschappelij-ke belangen een negatief
begrip.
Maar gelukkig zijn de Europeanen erminstens net zo op gebrand
als deAmerikanen om loskoppeling te voor-
komen.
Ten slotte is er nog het onderscheids-vraagstuk (discriminatie).
Dit is een ernstig,
tweeledig probleem. De niet tot de EU beho-rende NAVO-leden zijn
begrijpelijkerwijze
sterk gericht op de gevolgen van hun mogelijkeuitsluiting uit de
EU-besluitvorming, en dan is erook nog het buitengewoon lastige
probleem van
de EU-leden die niet tot de NAVO behoren.
Het onderscheidsvraagstuk moet zeerzorgvuldig worden behandeld.
De Ver-
enigde Staten en de niet tot de EUbehorende leden van de NAVO
moeten echter goed besef-fen dat de EU meer is dan een simpel
handelsblok, of eenbijzonder hechte internationale organisatie. De
integratievan Europa is haast constitutioneel van aard. De
integra-tie zal beslist leiden tot een veiligheids- en
defensiedi-mensie en enig onderscheid tussen leden en niet-leden
isper definitie onvermijdelijk. Men zal dus moeten trachtende
negatieve gevolgen van dit onderscheid te minimalise-ren en niet
proberen te doen alsof het kan worden geëli-mineerd.
De gevolgen van discriminatie moeten als eerste wor-den
aangepakt. Naar mate de EU dieper betrokken raaktbij veiligheids-
en defensiezaken, zullen de “postneutra-le” EU-leden steeds meer
worden geconfronteerd met detegenstelling tussen hun
non-lidmaatschap van de NAVOen de ontwikkeling van een
gemeenschappelijk Europeesdefensie- en veiligheidsbeleid, een
proces waarbij hetAtlantisch bondgenootschap nauw is betrokken.
Frankrijk heeft te maken met een soortgelijk pro-bleem.
Frankrijk zal opnieuw moeten beslissen over haarvolledige deelname
aan de vernieuwde NAVO naar matehet Europese defensie-initiatief
vordert. Het is nauwe-lijks denkbaar dat de Europese
defensieplanning en dievan de NAVO kunnen worden geoptimaliseerd en
gehar-moniseerd zonder dat Frankrijk daar volledig bij betrok-ken
is. Het gemeenschappelijk Europees defensiebeleid
(1) SEAD: Sppression ofEnemy Air Defense
(2) OEW: Offensive ElectronicWarfare
(3) GPS: Global PositioningSystem
(4) CALCMs: Conventional Air Launched Cruise Missiles
-
zou er heel goed toe kunnen leiden dat Frankrijk haarpositie ten
opzichte van de NAVO opnieuw onder de loepneemt, dit ondanks het
diplomatieke fiasco van 1996-’97toen de meningsverschillen tussen
Frankrijk en Amerikaover het toekomstig Commando Zuid van de NAVO
devolledige deelname van Frankrijk aan de geïntegreerdemilitaire
structuur van de NAVO verhinderde.
Aan de andere, meer traditionele kant van het onder-scheiddebat,
zou het niet al te moeilijk moeten zijn voorde EU om gepaste
middelen te vinden om non-EU-ledenvan de NAVO te betrekken bij het
Europese defensiebe-leid. Vermoedelijk zullen de Tsjechische
Republiek,Hongarije en Polen tenslotte volwaardig EU-lid zijn
wan-neer het zover is dat het beleid kan worden geïmplemen-teerd.
De interventiestrijdmacht waartoe tijdens de EU-top in Helsinki is
besloten moet er in 2003 zijn.
De status van Turkije met betrekking tot de Europesedefensie is
van bijzonder belang gezien de strategischepositie en rol van dat
land. In dit geval zal het discrimina-tievraagstuk echter
aanzienlijk minder acuut zijn alsgevolg van het belangrijke
besluit, ook in Helsinki geno-men, om Turkije toe te staan het
EU-lidmaatschap aan tevragen. Dat doel zal zeer moeilijk te
bereiken zijn. Maarhet is nu duidelijk welke kant Turkije op zal
gaan en het
NAVO-secretaris-generaal Lord
Robertson (rechts)en de Amerikaanse
minister vandefensie William
Cohen maken eenpraatje voorafgaandaan de vergaderingvan de
NAVO-Raad,
in zitting vanministers van
defensie in Brusselop 2 december.
© Belga
zou verbazingwekkend zijn als de EU en Turkije niet
con-structief zouden kunnen samenwerken ten aanzien vanEuropese
defensievraagstukken.
Dan blijven wat dit probleem betreft Noorwegen enIJsland over.
Zowel de EU als de NAVO zullen vastmanieren kunnen vinden om hun
situatie met zorg enconsideratie te behandelen.
Verder dan de drie “D”’sHet is belangrijk dat de NAVO en de EU
verder gaan
dan de retoriek van de drie “D’s”. De positieve toonzet-ting van
de Amerikaanse officiële commentaren op de topvan Helsinki
betekenen hopelijk dat dit nu in brede kringbegrepen wordt. De
vragen die worden opgeroepen doorde snelle, onverwachte
wederopstanding van de Europesedefensie zijn vaak lastig. Maar zij
kunnen en moetenpragmatisch worden aangepakt, door de gepaste
institu-tionele connecties te leggen, vooral op werkniveau.
Deproblemen zijn misschien wel reëel maar zijn eerder prak-tisch
dan existentieel van aard. De relevante NAVO-besluiten en
belangrijkste Europese documenten bevattenop het eerste gezicht
geen onverzoenbare tegenstelling inhun politieke en strategische
principes. ■
11NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000
-
e besluiten die tijdens de Topconferentie van de EUin Helsinki
in december 1999 zijn genomen, marke-
ren een significante verandering in de ontwikkeling vande
Europese veiligheidsvoorzieningen. Het plan van deEU om in de
nabije toekomst de WEU te absorberen, eenEuropese snelle
reactiestrijdmacht op te zetten van50.000 à 60.000 man die in 2003
gereed zou moeten zijnvoor vredeshandhavingsoperaties en regionale
crisisbe-heersing, en de benodigde besluitvormingsstructuren opte
zetten (inclusief een Permanent Comité Politieke
enVeiligheidszaken, een Militair Comité en een militairestaf)
wijzen er op dat de EU vast besloten is uit te groeientot een
serieuze, zelfstandige veiligheidsorganisatie.
Met deze besluiten gaat de EU niet alleen verder daneerdere
verklaringen over de Europese veiligheid endefensie, zij gaat ook
aanzienlijk verder dan het modelvoor het transatlantisch
partnerschap dat tijdens de minis-teriële vergadering van de NAVO
in Berlijn van 1996 wasovereengekomen. Het doel van de in Berlijn
genomenbesluiten was te komen tot een “scheidbare, maar
nietafgescheiden” Europese Veiligheids- en Defensie-identi-teit
(EVDI) binnen de NAVO. De WEU zou moeten die-nen als brug tussen de
EU en de NAVO en tegelijkertijdzou zij de twee organisaties op
afstand van elkaar houden.Dit was belangrijk omdat vier van de 15
EU-leden (Oos-tenrijk, Finland, Ierland en Zweden) geen lid zijn
van deNAVO, terwijl alle WEU-leden ook NAVO-lid zijn.
Als de WEU inderdaad zou opgaan in de EU, dangeldt deze regeling
niet meer, aangezien de EU dan detaken van de WEU zou overnemen.
Veel waarnemers ver-welkomen deze ontwikkelingen wellicht als een
logischestap — een hoogst noodzakelijke “opruimactie” in het
zogecompliceerde Europese institutionele landschap. Diestap is
echter ook aanleiding tot vragen van institutionele,en fundamentele
aard.
De institutionele vragen die voortvloeien uit de even-tuele
fusie tussen de WEU en de EU liggen nogal voor dehand:
bijvoorbeeld, wat moet er gebeuren met de officië-le WEU-organen en
verdragswetgeving? In het bijzonder,zal de clausule over
wederzijdse hulp uit het WEU-Ver-drag worden opgenomen in het
EU-Verdrag? En, als datzo is, hoe moet dat dan gaan, met vier
landen in de EU dievan oudsher niet gebonden zijn?
Onder deze institutionele vragen ligt echter een serieveel
fundamentelere problemen op de loer, die nog moe-ten worden
opgelost. Een vraag betreft de uitbreidings-processen van de EU en
de NAVO: hoe kunnen dezeinstellingen verder gaan met de uitvoering
van hun nogniet afgeronde uitbreidingsagenda en tegelijkertijd
effec-tief blijven functioneren? De volgende vraag rijst op
metbetrekking tot het transatlantisch partnerschap: hoe moetdat
worden geherdefinieerd in het licht van de Helsinki-besluiten om
Europa in staat te stellen onafhankelijker opte treden?
Europa stabiliseren: integratie en samenwerkingZowel het
Atlantisch Bondgenootschap als de EU
hanteren een duale strategie om de stabiliteit in het brede-re
Europa te bevorderen: de integratie van nieuwe ledenin combinatie
met het aanbod van samenwerking op aller-lei terrein met staten
voor wie het lidmaatschap (nog) nietmogelijk is. Deze duale
strategie komt voort uit debehoefte aan verdere uitbreiding, zonder
dat daardoor hetintern functioneren van de instellingen in gevaar
wordtgebracht.
De NAVODe NAVO heeft met deze strategie geëxperimenteerd
in het Partnerschap voor de Vrede-programma, de Euro-Atlantische
Partnerschapsraad (EAPR) en de specialeregelingen voor overleg met
Rusland en Oekraïne.
In 1999 traden de Tsjechische Republiek, Hongarijeen Polen toe
tot het Bondgenootschap. Zelfs dezebescheiden uitbreiding deed de
vraag rijzen, of een sterkuitgebreid Bondgenootschap nog wel goed
zou kunnenfunctioneren. Bovendien werd het NAVO-uitbreidings-proces
van het begin af aan gekweld door tegenstrijdigebelangen: enerzijds
de integratie van midden en oostEuropa en anderzijds de wens een
constructieve relatie opte bouwen met Rusland.
Ondanks de Russische kritiek op de NAVO-uitbrei-ding, was het
mogelijk een relatie tussen de NAVO en
12NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000
De ontwikkeling van een Europese Veiligheids- en
Defensie-identiteit die “scheidbaar, maar niet afgescheiden” is van
de NAVOkreeg tijdens de Topconferentie van de Europese Unie in
Helsinki, in december 1999, een geheel nieuwe wending. Peter
Schmidt
betoogt echter dat de plannen van de EU om de WEU spoedig te
absorberen en uiterlijk 2003 een snelle reactiestrijdmachtop te
zetten, hebben geleid tot een hele reeks netelige
lidmaatschapsvraagstukken, en vragen van meer fundamentele
aard.
D
EVDI: “scheidbaar maar niet afgescheiden”?Dr Peter Schmidt
Hoofd Europese en Atlantische Veiligheid, Stiftung
Wissenschaftund Politik, Ebenhausen, Duitsland
-
Rusland te ontwikkelen, die tot uitdrukking kwam inde
Stichtingsakte van 1997, en de Permanente Geza-menlijke Raad (PGR).
Dit doet vermoeden dat hetmogelijk moet zijn een evenwicht tussen
deze tegen-strijdige belangen te vinden, zolang Rusland niet
kiestvoor een strategie van confrontatie met het Westen ende NAVO
een beleid van terughoudendheid blijft vol-gen.
EU/WEUDe WEU heeft een beleid gevoerd dat veel weg
had van de NAVO-outreachstrategie. Zij heeft gelei-delijk een
gedifferentieerd en verreikend systeem ont-wikkeld van participatie
in de besluitvormingsproces-sen van staten die geen volledig lid
zijn (zie diagramrechts). Als gevolg daarvan heeft zij zich
ontwikkeldtot een alomvattend forum voor dialoog.
Met de aanstaande fusie tussen de WEU en de EUzou dit netwerk
van betrekkingen wel eerder een pro-bleem, dan een aanwinst kunnen
betekenen. Aange-zien het voor het functioneren van de EU nodig is
dater een duidelijk onderscheid bewaard blijft tussenleden en
niet-leden, is het gedifferentieerde participa-tiesysteem van de
WEU misschien niet meer van toe-passing. Als gevolg daarvan zouden
de rechten vanniet-EU-leden om deel te nemen aan de
EU-besluit-vorming wel eens beperkt kunnen zijn. Dit is een
bij-zonder probleem voor die NAVO-leden die geen deeluitmaken van
de EU, omdat zij netto een verlies zul-len lijden in vergelijking
met de status-quo. Deze sta-ten dringen daarom aan op een
alomvattende partici-patieregeling. De beslissingen die de EU in
Helsinkiheeft genomen, dragen niet veel bij aan de verwezen-lijking
van deze wens.
De EU is zich bewust dat deze situatie voor debetrokken staten
teleurstellend is en tracht er kenne-lijk een mouw aan te passen.
De verzekering dat deEU al in 2002 nieuwe leden zal accepteren, en
hetbesluit het aantal kandidaten voor het EU-lidmaat-schap uit te
breiden tot 13, inclusief Turkije, zoubedoeld kunnen zijn om de
teleurstelling enigszins teverzachten. Dat lukt ook wel voor
kandidaten die hetvooruitzicht hebben zeer binnenkort te kunnen
toetre-den, maar Turkije bijvoorbeeld komt daarvoor niet
inaanmerking. Eén van de redenen is dat voor toetre-ding opnieuw de
“criteria van Kopenhagen”(1) gelden.Klaarblijkelijk moet de EU zeer
voorzichtig manoeu-vreren om het evenwicht te bewaren tussen de
wensEuropa te stabiliseren door de Unie te vergroten en denoodzaak
om zijn eigen vermogen om handelend opte treden in stand te houden
of te verbeteren.
Wat Rusland betreft is het beter dat de EU wordtuitgebreid dan
de NAVO. Tot op heden heeft Moskougeen grote bezwaren geuit tegen
de EU-uitbreiding.De kritiek van Moskou is — zoals blijkt uit de
nieuwemilitaire doctrine — vooral gericht tegen de geperci-pieerde
“dominante positie” van de Verenigde Statenin het internationale
systeem. Alleen de tijd zal leren
13NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000
CanadaHongarijeIJsland
NoorwegenPolen
Tsjechische RepubliekTurkije
Verenigde Staten
Denemarken
BelgiëDuitslandFrankrijk
GriekenlandItalië
LuxemburgNederlandPortugalSpanje
VerenigdKoninkrijk
FinlandIerland
OostenrijkZweden
NAVONAVO
EUEU
WEU*WEU*
Lidmaatschapsvraagstukken
WEU*Naast geassocieerdeleden, (de TsjechischeRepubliek,
Hongarije,IJsland, Noorwegen,Polen, en Turkije, diealle ook lid van
deNAVO zijn) zijn er ookgeassocieerde partners(Bulgarije,
Estland,Letland, Litouwen,Roemenië, Slowakije,en Slovenië)
enwaarnemers (Denemarken, dat ookNAVO-lid is, enOostenrijk,
Finland,Ierland en Zweden).
(1)De “Kopenhaagse criteria”: a) stabiliteitvan
democratischeinstellingen, rechtsorde,bescherming vanminderheden;
b) hetbestaan van eengoedfunctionerendemarkteconomie en hetvermogen
te concurrerenbinnen de interne Europese markt; c) hetvermogen te
voldoenaan de verplichtingenvan het lidmaatschap,inclusief
hetlidmaatschap van depolitieke, economischeen monetaire
unie.Daarnaast moetennieuwe leden eenadministratief apparaathebben
opgezet omte zorgen dat hetEuropees recht effectiefkan worden
omgezet inde nationale wetgeving.
-
14NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000
Op 14 december1999 bracht JavierSolana – hoge
vertegenwoordigervan de EU voor hetgemeenschappelijkbuitenlands en
veiligheidsbeleid ensecretaris-generaalvan de WEU —een bezoek
aanhet hoofdkwartiervan het Eurocorpsin Straatsburg. Bijdie
gelegenheid zeihij dat de Europeseinterventiemachtnog voor de in
decemberin Helsinki afgesproken datumvan 2003,operationeel
zoukunnen zijn. HetEurocorps zal dekern vormen vanhet volgende
KFOR-hoofdkwartier vanafapril 2000,vermeerderd metpersoneel
vantroepenbijdragendelanden.© Belga
of Rusland’s houding ten opzichte van de meest
recenteEU-besluiten zal veranderen. Het is echter waarschijnlijkdat
naarmate het potentieel van de EU groeit, ook deafkeuring van
Rusland zal toenemen.
Het transatlantisch partnerschapherdefiniërenHet vinden van een
evenwicht tussen de strategi-
sche noodzaak voor de uitbreiding en de noodzaak
deinstitutionele effectiviteit te bewaren, is niet het
enigeprobleem voor de NAVO en de EU na Helsinki. Eenandere
uitdaging is de impact van een groeiende EVDIop de transatlantische
relatie. Slechts weinigen betwis-ten dat een Europa dat een grotere
verantwoordelijk-heid draagt voor de veiligheid uiteindelijk beter
is vooreen evenwichtiger transatlantische relatie. De
officiëleredenering dat een krachtiger Europa uiteindelijk leidttot
een sterkere transatlantische relatie is echter al tesimplistisch.
Er moet een antwoord komen op een aan-tal fundamentele vragen:
Welke relevante taken zal het Bondgenootschap in detoekomst
vervullen, als de EU een significant sterkeremedespeler wordt in
het veiligheidsbeleid?
◆ De collectieve verdediging wordt, hoewel die in dehuidige
veiligheidssituatie niet van primair belang is,nog steeds
omschreven als een van de elementaireveiligheidstaken van het
Bondgenootschap. Daarstaat de regionale crisisbeheersing tegenover,
die,
zoals de in april 1999 gehouden Top in Washingtonduidelijk
maakte, slechts op case-by-case basis zalplaatsvinden. Voor de EU
daarentegen is de crisisbe-heersing in Europa een permanente taak.
Iedere werk-verdeling tussen de NAVO en de EU die het
Bondge-nootschap zou beperken tot de collectieveverdediging terwijl
de crisisbeheersing voor de EU isweggelegd, zou het Bondgenootschap
en zijn niet totde EU behorende leden marginaliseren.
◆ Wat het lidmaatschap aangaat, de EU heeft 13 landenin de groep
kandidaatlanden opgenomen. De NAVOheeft een Actieplan voor
Aspirant-leden gelanceerdom kandidaatlanden te helpen bij de
voorbereidingvan hun kandidatuur en zal zich in 2002 opnieuw
overhet uitbreidingsvraagstuk beraden. We mogen echterwel aannemen
dat het aantal EU-leden dat niet tot deNAVO behoort, zal blijven
stijgen, waardoor hetgebrek aan convergentie tussen de twee
organisatiesalleen maar groter wordt.
Hoe kan de transatlantische dialoog met succes wordengeregeld
als de WEU niet meer bestaat?
Tijdens de Top van Washington in april 1999 hebben
debondgenootschappelijke leiders de vraag opgeworpenhoe men zou
kunnen komen tot een formele relatie tussende NAVO en de EU. Zo’n
relatie werpt de nodige proble-men op. De bureaucratische problemen
zullen aanzienlijkzijn en evenmin zal het eenvoudig zijn een
EU-standpuntte wijzigen wanneer dit na een complex
onderhandelings-proces uiteindelijk tot stand is gekomen. Bovendien
zijnvier van de 15 EU-leden geen NAVO-lid. Er zijn dus ster-ke
argumenten om het aan de EU-staten die wel lid van de
-
NAVO zijn over te laten om de Europese belangen binnenhet
bondgenootschap te blijven vertegenwoordigen.
Tegelijkertijd moeten wij op de een of andere manier zor-gen dat
de noodzakelijke strategische dialoog over regio-nale
risicogebieden voorspoedig en snel verloopt. Op ditterrein is er
ruimte voor een directe dialoog tussen de EUen de NAVO: de hoge
EU-vertegenwoordiger voor hetgezamenlijk buitenlands en
veiligheidsbeleid, Javier Sol-ana (die ook secretaris-generaal van
de WEU is) en,indien mogelijk, de EU-commissaris voor externe
betrek-kingen, Chris Patten, zouden regelmatig met de
NAVO-secretaris-generaal, Lord Robertson, moeten overleggen.Er
moeten gezamenlijke zittingen worden georganiseerdvan de NAVO- en
de EU-Raad, die om de beurt door deNAVO en de EU worden
voorgezeten.
Hoe zal de verhouding tussen de NAVO en de onderdelenvan een
militaire structuur van de EU zich verderontwikkelen?
Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk hebben de EUreeds nationale
commandocentra aangeboden. Om poli-tieke en economische redenen
lijkt het raadzaam een zonauw mogelijke band te scheppen, of te
onderhouden tus-sen deze centra en de NAVO-structuren. Dit zal de
strate-gische banden tussen Europa en Noord-Amerika beklem-tonen en
een al te grote duplicatie van structurenvoorkomen. Het idee is dat
deze Europese structuren ookbeschikbaar blijven voor operaties
onder leiding van deNAVO.
Men moet niet proberen vooraf voorwaarden te for-muleren op
grond waarvan het bondgenootschap zijnmiddelen ter beschikking van
de EU zou stellen. Diebesluiten moeten op politiek niveau worden
genomen en
NAVO-secretaris-generaal LordRobertson in
gesprek met zijnvoorganger
Javier Solana –thans hoge
vertegenwoordigervan de EU
voor het gemeenschappelijk
buitenlands enveiligheidsbeleid
en secretaris-generaal van deWEU – voor de
Raadsvergaderingvan de NAVO-ministers van buitenlandse
zaken in Brusselop 16 december
1999, waar plannen werden
besproken om deEuropese defensie-
vermogenste versterken.
© Reuters
rekening houden met de omstandigheden van datmoment. Het is
belangrijker dat er een “strategisch kli-maat” ontstaat tussen de
EU en de Verenigde Staten waar-in dit vraagstuk een minimum aan
problemen opwerpt.
Hoe moet de EU zijn defensievermogens opbouwen,gezien de
aanhoudende bezuinigingen op de defensie-budgetten in de meeste
staten?
De EU-staten zijn van plan zo spoedig mogelijk col-lectieve
vermogens op te zetten in de kerngebieden, bij-voorbeeld op het
terrein van commando en controle overoperaties, verkenning en
strategisch transport. Maarondanks deze ambitieuze doelen die zij
zich hebbengesteld, vertonen de geplande budgetten van de
belang-rijkste EU-staten, voor de middellange termijn
verderebezuinigingen op defensie. Of de Helsinki-besluiten dusecht
zullen kunnen worden gerealiseerd, hangt af van devraag of er
verandering komt in die tendens. Een anderekritische factor is de
koppeling tussen de inspanningenvan Europa en de plannen van de
NAVO om haar kern-vermogens te versterken via het Initiatief
betreffende deDefensievermogens (DCI).
EVDI: een balanceeractVoor de NAVO en de EU worden de komende
jaren
een balanceeract. Beide instellingen moeten de twee
fun-damentele problemen aan gaan pakken die voor ons lig-gen: de
stabilisering van het Europese continent en deherdefiniëring van
het transatlantisch partnerschap. Dezetwee doelen zijn in wezen
strijdig met elkaar — tenzijbeide organisaties gericht blijven op
hun gemeenschappe-lijke strategische doelen en zich niet laten
verleiden totrivaliserend gedrag. ■
15NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000
-
e NAVO tracht al heel lang actief de bewapenings-samenwerking
tussen de Bondgenoten te bevorde-
ren. Op deze wijze wil zij waarborgen dat de
Bondge-nootschappelijke strijdkrachten zijn uitgerust meteffectieve
defensiemiddelen, de standaardisatie van hetmaterieel bevorderen en
bijdragen tot een efficiëntgebruik van de middelen voor onderzoek,
ontwikkelingen productie van materieel. Op gezette tijden heeft
hetBondgenootschap getracht de samenwerking een nieuweimpuls te
geven door de stand van zaken in de bewape-ning te analyseren en de
regelingen die eraan ten grond-slag liggen tegen het licht te
houden.
De NAVO-Bewapeningsevaluatie — in 1997 in ganggezet en voltooid
in het najaar van 1999 toen de ministersde aanbevelingen
goedkeurden — is het meest recente enambitieuze onderzoek naar de
onmiskenbare rol van deNAVO op bewapeningsgebied, sinds de
oprichting van deConferentie van Nationale
Bewapeningsdirecteuren(CNAD) in 1966.
Bewapeningssamenwerking ineen veranderende contextDe
Bewapeningsevaluatie is voortgevloeid uit de
behoefte om in de bewapeningsstructuren en –proceduresvan de
NAVO meer rekening te kunnen houden met deenorme geopolitieke
ontwikkelingen die zich sinds heteinde van de Koude Oorlog hebben
voltrokken en met degevolgen van het steeds snellere tempo van de
technolo-gische veranderingen in militaire vereisten en
defensie-aanschaffingen. Drie overwegingen in het bijzonder
lagenten grondslag aan de benadering van het onderzoek:
◆ Ten eerste, de trend om individuele systemen steedsmeer te
integreren in grotere families of constellatiesvan systemen met
meervoudige toepassingen te land,ter zee en in de lucht, in
combinatie met de groeiendeinvloed van de informatietechnologie op
alle terreinen.
◆ Ten tweede, de steeds nauwere interactie tussenwapens wanneer
zij eenmaal zijn aangeschaft en doorBondgenootschappelijke
strijdkrachten worden
gebruikt, en het hele scala aan vermogens waar hunoperationele
effectiviteit afhankelijk van is (strijd-krachtstructuren,
communicatie- en informatiesyste-men, logistiek, infrastructuur,
etc.)
◆ Ten slotte, de uit de twee voorafgaande punten voort-vloeiende
behoefte om het werk van de CNAD in tebedden in een groter geheel
van bewapeningsactivi-teiten die worden uitgevoerd onder auspiciën
vanandere NAVO-organen (1), met het doel te komen toteen
geharmoniseerde benadering van de wijze waaropkan worden voldaan
aan de vereisten van het Bondge-nootschap voor de essentiële
defensievermogens. (ziediagram rechts).
Wat dit laatste punt betreft, is de Bewapeningsevalu-atie
duidelijk zeer relevant en belangrijk voor het Initia-tief
betreffende de Defensievermogens (DCI), dat in april1999 tijdens de
Top van Washington van start ging, voor-al waar het de verbetering
van de algehele coördinatiebetreft van de Bondgenootschappelijke
defensieplanningin allerlei verschillende disciplines.
De regelingen binnen de NAVO op bewapeningsge-bied moeten
bovendien afgestemd blijven op de beperktemiddelen van de
lidstaten. Zij moeten de juiste plannings-en programmeringsmiddelen
bieden om mogelijkhedenvoor Bondgenootschappelijke samenwerking bij
onder-zoek, ontwikkeling en productie van defensiematerieel uitte
buiten. Zij moeten een dynamische uitwisseling vaninformatie tussen
de Bondgenoten — en in toenemendemate ook met de Partners —
stimuleren over bewape-ningskwesties en over de lessen die kunnen
wordengehaald uit de crisisresponsoperatie onder leiding van deNAVO
in Bosnië en Herzegovina en Kosovo.
De NAVO-bewapeningssamenwerking is een belang-rijke dimensie van
het transatlantisch partnerschap. DeBewapeningsevaluatie bood een
welkome gelegenheid deEuropese en Noord-Amerikaanse Bondgenoten te
betrek-ken bij een gemeenschappelijke herwaardering van
dedoelstellingen en vormen van die samenwerking in eenveranderende
omgeving, die wordt gekenmerkt door desteeds grotere
multinationaliteit van de Bondgenootschap-pelijke troepen en
operaties en de efficiencymaatregelen
16NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000
De Bewapeningsevaluatie werd goedgekeurd door de
Bondgenootschappelijke ministers in december 1999. Deze studie
heefteen dwingende blauwdruk opgeleverd voor de hervorming van het
beleid, de structuren, en procedures die ten grondslag
liggen aan de bewapeningsactiviteiten van de NAVO en de
effectievere en efficiëntere uitrusting van
deBondgenootschappelijke troepen. De belangrijkste aspecten zijn,
dat er sterk zal worden gelet op het verschaffen van essen-tiële
defensievermogens en het verbeteren van de interoperabiliteit; een
grotere nadruk in de bewapeningssamenwerking op
bewegelijkheid en reactievermogen; en een bredere benadering bij
het aansturen van bewapeningsactiviteiten om beterrekening te
kunnen houden met andere materiële vermogens, zoals communicatie-
en informatiesystemen of logistiek. De uitdaging waar wijnu voor
staan, is te zorgen dat de doorlichting een blijvend impact heeft
op de wijze waarop de NAVO haar werk op bewapeningsgebied doet.
D
De Bewapeningsevaluatie: de nieuwe rol van de NAVO voor
hetuitrusten van de Bondgenootschappelijke strijdkrachten
Diego A. Ruiz PalmerHoofd van de Afdeling Planning en Beleid van
de NAVO-Divisie Defensieondersteuning
(1)Afgezien van de CNADzijn er nog andere belangrijke
NAVO-comitésdie zich bezighouden metmaterieel, omdat zij doelen
formuleren,programma’s beheren, ofmiddelen leveren. Hiertoebehoren
het Defensiebe-oordelingscomité, hetNAVO-Comité Luchtverde-diging,
het NAVO-ComitéStandaardisatie, De NAVO-Raad Consultatie,Commando
en Controle,de NAVO-Conferentie vanHoge Logistieke Specialisten en
de HogeRaad Middelen. Hoewelde Bewapeningsevaluatieis uitgevoerd
onderverantwoordelijkheid vande CNAD, was dereikwijdte om die
redenbreder dan alleen bewapening. De studieomvatte alle
NAVO-activiteiten op bewapeningsgebied.
-
en afslanking in de defensie-industrie aan beide zijden vande
Atlantische Oceaan. Deze ontwikkelingen bewijzeneens te meer dat
het gewenst is, de interoperabiliteit tussende
Bondgenootschappelijke strijdkrachten te versterkenwaar het maar
kan en naar nieuwe mogelijkheden te zoe-ken voor transatlantische
industriële samenwerking.
De Bondgenootschappelijke vermogensen interoperabiliteit
verbeterenTegen deze achtergrond verzamelde de CNAD een
robuust onderzoeksteam van nationale vertegenwoordi-gers en
civiele en militaire deskundigen uit de NAVO. Het
onderzoek werd in drie fasen uitgevoerd, respectievelijkwerden
bekeken : het doel achter de NAVO-bewapenings-activiteiten; de
ondersteunende institutionele regelingen ;en een hervormingsplan.
Deze sequentiële aanpak werdgekozen om te zorgen dat later werk
gebaseerd zou zijn opduidelijke eerder overeengekomen
beginselen.
In de Bewapeningsevaluatie komt dus eerst aan deorde welke rol
voor de NAVO ten aanzien van de bewape-ning is weggelegd. Deze rol
wordt omschreven als: ertoebijdragen dat de lidstaten, door middel
van internationalesamenwerking, kunnen zorgen voor een adequate
uitrus-ting van hun troepen en voldoende interoperabiliteit ommet
succes alle Bondgenootschappelijke taken te kunnenuitvoeren, van de
collectieve verdediging tot vredesonder-
17NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000
Essentiële Bondgenootschappelijke defensievermogens opbouwendoor
de vereisten op elkaar af te stemmen
EssentiëleBondgenootschappelijke
defensievermogens 2010-2015
Standaardisatie
Strijdkrachtenen vermogens
Bewapening
Luchtverdediging Communicatie- eninformatiesystemen
Logistiek
Hulpbronnenen infrastructuur
NAVO
-Milit
aire A
utorite
iten
Naties Middelen
NAVO-Comités
Programma’sVere
isten
-
18NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000
steuning en crisisbeheersing. Hierin komt tot uiting datthans
meer prioriteit wordt gegeven aan het bundelen vanhet coöperatieve
werk van de Bondgenoten met het doelde NAVO de vermogens te bieden
die zij nodig heeft.
Vervolgens wordt in het onderzoek bekeken op welkewijze de
bewapeningsactiviteiten van de NAVO het best opelkaar kunnen worden
afgestemd om aan dat doel te vol-doen. Er worden een aantal
kernactiviteiten geïdentificeerddie de bewapeningsactiviteiten van
de NAVO zouden moe-ten aansturen. Deze gaan van het harmoniseren
van opera-tionele vereisten en het verbeteren van de
interoperabiliteittot het optimaliseren van de
defensieaanschaffingen.
Wat betreft de harmonisatie van de operationele ver-eisten der
Bondgenoten — een belangrijke voorwaardevoor een geslaagde
bewapeningssamenwerking — doetde Bewapeningsevaluatie de
aanbeveling dat het harmo-niseringswerk systematisch moet worden
uitgebreid enverder moet gaan dan het beperkte terrein van een
bepaal-de missie of bewapeningscategorie. Deze bredere benade-ring
van de bewapeningsprogramma’s zou tot doelhebben de
defensievermogens in te vullen, door verschil-lende combinaties van
elkaar aanvullende systemen, diezo worden samengesteld omdat zij
technisch, fiscaal ofoperationeel voordeel opleveren. Zo’n
benadering zouook meer in overeenstemming zijn met het groeiend
enalomtegenwoordig belang van de technologie. Het onder-zoek
beveelt daarom aan dat het streven naar meer har-monisatie gepaard
moet gaan met een reeks aanvullendeactiviteiten en dat niet alleen
de belangrijkste doelen voorde Bondgenootschappelijke vermogens en
de bewape-ningsvereisten (2) moeten worden vastgesteld maar dat
erook overeenstemming moet zijn over de eisen die aanspecifieke
systemen gesteld worden.
In 2000 zal een NAVO-Comité Bewapeningscoördi-natie (NCAC)
worden opgericht. Dit comité brengt perio-diek vertegenwoordigers
van de lidstaten en relevanteNAVO-organen bijeen en het zal de
samenhang van dezebredere benadering Bondgenootschapbreed
bewaken.Ook zal het, zoals de Bewapeningsevaluatie
vraagt,omstandigheden scheppen voor een grotere coördinatietussen
bewapening en andere NAVO-planningsdiscipli-nes en het zal waar
nodig de bewapeningsactiviteitencoördineren. Uiteindelijk zal het
werk van de CNAD enhet NCAC worden ondersteund door een
hypermodernBewapenings Informatie Beheerssysteem, dat nu in
ont-wikkeling is Interoperabiliteit, altijd al een belangrijkaspect
van de NAVO-defensieplanning, is sinds het eindevan de Koude Oorlog
nog relevanter geworden. Tegen-woordig wordt meer aandacht besteed
aan de samenwer-king tussen de geallieerde strijdkrachten —
dikwijls“gezamenlijkheid” (jointness) genoemd — en op
multi-nationaliteit. Zorgen dat het Bondgenootschap operatio-neel
effectief blijft en ruimte maken voor het groeiendaantal
multinationale formaties door een betere interope-rabiliteit is
tegenwoordig in de nieuwe strategische omge-ving één van de
kerntaken van de NAVO.
Met het oog daarop beveelt de Bewapeningsevaluatieaan de huidige
materieelstandaardisatie te versterkendoor die wapens te
identificeren die van cruciaal belang
zijn voor de land-, lucht-, of maritieme formaties
(zoalsbrigades, squadrons, of marine taakgroepen), van
iederwillekeurig NAVO-land om mee te kunnen oefenen ensamen te
kunnen werken met de strijdkrachten van iedereandere Bondgenoot en,
indien van toepassing, met dievan de Partnerlanden. Deze wapens
zullen worden aange-merkt als “interoperabiliteitsbevorderaars” om
tebeklemtonen dat zij een bijzondere bijdrage kunnen leve-ren aan
het verbeteren van de interoperabiliteit op opera-tioneel
niveau.
Meer flexibele defensie-aanschaffenDefensie-aanschaffen blijven
een nationale verant-
woordelijkheid binnen het Bondgenootschap. De Bond-genoten maken
echter uit het oogpunt van efficiency allang gebruik van
multilateraal gefinancierde en somsgezamenlijk gefinancierde
NAVO-bewapeningsprojec-ten.(3) Het onderzoek doet de aanbeveling
dat deze reedslang bestaande mogelijkheden om coöperatief aan
tekopen moeten worden aangevuld met een
gecoördineerdacquisitiemechanisme. Deze “sneltrein” procedure
zaltwee of meer Bondgenoten in staat stellen hun middelente
bundelen om relatief grote aantallen uitontwikkeldeartikelen
rechtstreeks kant en klaar te kopen. Bij toekom-stige besluiten
over de coöperatieve programma’s van deNAVO moet de hele
levenscyclus van het systeem wor-den betrokken, van de researchfase
tot en met zijn opera-tionele levensduur.
De CNAD kan alleen beter reageren op de zich con-stant
vernieuwende operationele vereisten van de NAVOen de
NAVO-bewapeningsprogramma’s kunnen alleenefficiënter worden gemaakt
als de NAVO-Organisatievoor Research en Technologie(4) in een
eerder stadium endirecter wordt betrokken bij het formuleren van
samen-werkingsmogelijkheden. Ook zal een sterkere inbrengnodig zijn
van de industrie via de Industriële Adviesgroepvan de NAVO. De
goedkeuring van de Noord-AtlantischeRaad in november 1999 voor de
eerste NAVO-Strategievoor Research en Technologie betekent een
significantebijdrage tot de verwezenlijking van dit doel.
Een mijlpaal in het BondgenootschappelijkbewapeningswerkEr
worden regelingen getroffen om te zorgen dat het
werk van de CNAD en aanverwante NAVO-organen goedop elkaar
aansluit. Zo zal het Bondgenootschap zijn rolten aanzien van de
bewapeningssamenwerking verderkunnen versterken.
De voltooiing van de Bewapeningsevaluatie is eenbelangrijke
mijlpaal in het bewapeningswerk van deNAVO en in de interne
aanpassing van het Bondgenoot-schap. Er is een duidelijke koers
uitgezet voor alle activi-teiten van de NAVO op dit terrein en dit
zal de Bondge-noten stimuleren om samen de defensievermogens
teontwikkelen en te komen tot de grotere interoperabiliteitdie
nodig zijn om in de veranderende veiligheidsomge-ving van vandaag
te kunnen samenwerken. . ■
(2)Deze hebben officieel denaam Consolidated Alliance Capability
Goalsen Alliance CoordinatedArmaments Requirements.
(3)Multilateraal engezamenlijk gefinancierdeprojecten houden
beide indat de middelen van tweeof meer Bondgenotenworden
gebundeld. In multilateraal gefinancierdeprojecten gaat dit via
deoprichting van een NAVO-Projectgroep, terwijl bijgezamenlijk
gefinancierdeprojecten een ingewikkelder institutioneleconstructie
nodig is, in devorm van een NAVO-managementbureau. In beide
gevallen wordt over de financieringsregelingendoor de deelnemende
landen beslist.
(4)De NAVO-Organisatie voorResearch en Technologieis
ondergeschikt aande CNAD en aan hetNAVO-Militair Comité.
-
19NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000
r zaten geen fundamentele fouten in de Stichtingsakteen hij was
ook niet van begin af aan gedoemd te mis-
lukken — voor het uiteindelijk succes van de Stichtingsak-te
waren zorgvuldig geplande strategieën nodig en eengezonde dosis
geluk. Maar vanaf het begin hebben de part-ners een benadering
gekozen die niet bepaald bevorderlijkwas voor het welslagen. Het
Westenwas in het begin uiterst voorzichtig.Het maakte zich bezorgd
dat HenryKissinger gelijk zou krijgen, die hadgewaarschuwd dat de
pas opgerichtePermanente Gezamenlijke NAVO-Rusland-Raad (PGR)
belangrijkerzou kunnen worden dan de Noord-Atlantische Raad. De
Russen warenvan hun kant van mening dat zij offi-ciële gezamenlijke
besluitvormings-bevoegdheden dienden te krijgen enzij waren niet in
staat, of niet bereid,hun invloed langzaam en geleidelijkop te
bouwen binnen de Bondgenoot-schappelijke structuren.
Beide partijen raakten al spoe-dig gefrustreerd met elkaar. In
Rus-land werd de Stichtingsakte steedsmeer gezien als een doekje
voor hetbloeden, dat Rusland onvoldoendecompensatie bood voor de
NAVO-uitbreiding. De Russische legertopwas meer geïnteresseerd in
debelofte van de bondgenoten geenkernwapens te plaatsen en geen
bui-tenlandse troepen te stationeren inMidden-Europa, dan in het
benuttenvan de mogelijkheden voor meersamenwerking met de NAVO.
De gevolgen van KosovoDe NAVO-aanvallen op de
Federale Republiek Joegoslaviëeind maart 1999 kwamen voor
veelRussen als een totale verrassing.
Het gebruik van geweld, zonder de expliciete sanctione-ring van
een resolutie van de VN-Veiligheidsraad, bete-kende een geweldige
devaluatie van het Russische veto-recht en een klap voor het
feitelijk gewicht dat dezevoormalige supermacht in de
internationale weegschaalkon leggen. Moskou bleek niet bij machte
een grote mili-
De kwetsbare relatie tussen Rusland en de NAVO heeft een zware
klap gekregen door de meningsverschillen over Kosovo.Wanneer wij
vanuit een pragmatisch standpunt bekijken hoe we de draad weer
kunnen oppakken, blijkt volgens Dmitiri
Trenin dat de verhoudingen al ernstig verstoord waren sinds de
ondertekening van de Stichtingsakte inzake deWederzijdse
Betrekkingen in 1997 in Parijs. Het Bondgenootschap heeft wellicht
onderschat hoe moeilijk het zou zijn
nieuwe leden uit Midden-Europa op te nemen en tegelijkertijd de
dialoog met Rusland in stand te houden en te institutionaliseren.De
Russische leiders werden verscheurd door tegenstrijdige gevoelens:
hevig verzet tegen de NAVO-uitbreiding en een algemene
bereidheid om met het Westen samen te werken.
E
De betrekkingen tussen Rusland en de NAVO:de draad moet weer
worden opgepakt
Dimitri TreninOnderdirecteur van het Carnegie Moskou Centrum
Russische KFOR-soldaten gedecoreerd voor het reddenvan een
gewonde Amerikaanse soldaat
Vijf Russische soldaten zijn een Amerikaanse militair te hulp
gekomendie ernstig gewond was geraakt door een ontploffende
landmijn op15 december 1999.
Zonder ook maar een moment aan hun eigen veiligheid te denken,
zijnzij een gebied binnen getrokken waar zij wisten dat mijnen
lagen, om eenAmerikaanse sergeant te redden, die met zijn voertuig
over eenantitankmijn was gereden. De Russische soldaten verleenden
de ernstiggewonde man eerste hulp en hebben hem vervolgens naar het
Amerikaanseveldhospitaal gebracht. Helaas is hij daar aan zijn
verwondingen bezweken.
Generaal Wesley Clark, SACEUR (Geallieerd opperbevelhebber
Europa),heeft op 24 december de decoraties uitgereikt aan de vijf
Russischesoldaten. Zij maakten deel uit van de Russische 13e
Tactische Groep, diedienst deed in KFOR-zone MNB-Oost en zij zijn
de eerste Russische KFOR-soldaten die ooit door SACEUR zijn
gedecoreerd.
© K
FOR
PIO
-
taire ingreep te voorkomen in een gebied dat het vanoudsher als
cruciaal voor zijn hele positie in Europa hadbeschouwd.
Toen een maand later tijdens de Top van Washingtonhet Nieuwe
Strategische Concept werd aangenomen en hetBondgenootschap zich
bereid verklaarde overal in Europate interveniëren om de
stabiliteit en de mensenrechten tebeschermen, ontstond het duistere
vermoeden dat deNAVO wellicht opnieuw tot de aanval zou kunnen
over-gaan, en dan heel wat dichter bij de Russische grenzen.
Dieachterdocht nam alleen maar toe, toen de leiders van Geor-gië,
Oekraïne, Oezbekistan, Azerbeidzjan en Moldaviëgebruik maakten van
de uitnodiging de Top in Washingtonbij te wonen en daar een
onderling overleg aan vast knoop-ten, terwijl Rusland de invitatie
had afgewezen.
De diplomatieke stijl van de voormalige Russische pre-mier
Viktor Tsjernomyrdin, waardoor er uiteindelijk eeneind kwam aan de
crisis, was bij de Russische elite nooit zopopulair. Omdat zij
absoluut een bijdrage wilden leverenaan de uiteindelijke oplossing
voor Kosovo, liet de Russi-sche legertop het leger met de 200
paratroepers die in Bos-
nië en Herzegovina gestationeerd warenals onderdeel van de
SFOR-troepen, totaalonverwacht oprukken naar de luchthavenvan
Pristina. Dit was bedoeld als machts-vertoon, maar verried
uiteindelijk slechtsde militaire zwakte van de Russen.
Aan het einde van 1999 hadden debetrekkingen tussen Rusland en
deNAVO zich nog niet geheel hersteld vande deuken die zij in Kosovo
haddenopgelopen. Het woord ‘partnerschap’werd niet langer gehoord.
Samenwer-king en dialoog bleven beperkt tot detwee vredesoperaties
die op dat momentop de Balkan plaatsvonden, SFOR enKFOR. In beide
operaties was de samen-werking tussen de Russische en
deNAVO-peacekeepers uitstekend, maardat was niet genoeg om de
relatie weerop het goede spoor te krijgen.
Pech kan ook helpenMaar zoals het Russische spreek-
woord zegt: ne bylo schastya, da nescha-tasye pomoglo: als je
geen geluk hebt, kanpech ook wel eens helpen. Aan het eindevan 1999
gingen de Russische relaties methet Westen die toch al niet zo best
warennog verder achteruit. Dit was het gevolgvan het
corruptieschandaal en van detweede oorlog in Tsjetsjenië. Vanuit
Rus-sisch perspectief werden de problemenmet de NAVO totaal
overschaduwd doordeze gebeurtenissen. De oorlog in Tsjets-jenië
hielp de Russische militaire leidersbovendien af te komen van het
stigma, datzij door Islamitische vrijheidsstrijderswaren verslagen
en herstelde althansgedeeltelijk hun zelfvertrouwen.
In het Westen daarentegen nam dekritiek op het Russische houding
tegenover de mensen-rechten in de noordelijke Kaukasus toe en
maakte menzich voor het eerst sinds het einde van de Koude
Oorlogweer ernstig bezorgd dat Moskou opnieuw in een
interna-tionaal isolement terecht zou kunnen komen. Dit moetdoor
Vladimir Poetin, de nieuwe president van Rusland,zeer serieus
genomen worden als hij echt wil werken aande voorspoed en verdere
integratie van Rusland.
Het bijleggenHet begin van een nieuwe eeuw vraagt om een
nieuwe
start. De Russische regering heeft misschien wat voldoe-ning
geoogst — en een aantal stemmen gewonnen — doorzich ongevoelig te
tonen voor de Westerse pleidooien omte stoppen met de gevechten in
Tsjetsjenië, maar nu is hetdringend noodzakelijk dat zij weer op
goede voet komtmet het Westen vanwege een menigte van financiële,
eco-nomische en politieke redenen. Zij mag echter vooraf
geenvoorwaarden stellen aan hernieuwing van de contacten.
20NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000
Gezamenlijke verklaring ter gelegenheid van het bezoek van NAVO
secretaris-generaal Lord Robertson,
in Moskou op 16 februari 2000 NAVO secretaris-generaal Lord
Robertson had een ontmoeting met
de Russische minister van buitenlandse zaken Igor S. Ivanov
endefensieminister Igor D. Sergeyev. Lord Robertson werd
ookontvangen door wnd. President Vladimir Poetin. Zij raakten een
ruimaantal thema’s aan en in bijzonder de relaties NAVO –
Rusland.
NAVO en Rusland willen op besliste wijze bijdragen tot een
stabielen onverdeeld Europa : geheel en vrij – ten gunste van al
haarvolkeren. In deze context bevestigen zij dat zij getrouw
hunverplichtingen zullen nakomen ingevolge internationale
wetgeving,inbegrepen het VN Charter, voorzieningen en principes
opgenomen inde Slotakte van Helsinki en het OVSE Charter voor
Europese Veiligheid.Zij zullen de versterking van de veiligheid
bevorderen in het Euro-Atlantisch gebied op basis van de
Stichtingsakte en doorsamenwerking in het kader van de Permanente
GezamenlijkeRaad (PJC).
NAVO en Rusland verwelkomen de Overeenkomst op deaanpassing van
het CFE Verdrag die, samen met de engagementenopgenomen in de CFE
Slotactie, de verdere bestaanszekerheid van hetCFE Verdrag
waarborgen.
Terwijl zij hun samenwerking in het kader van SFOR in
Bosnië-Herzegovina verderzetten, werken NAVO en Russische
strijdkrachtenin Kosovo samen in KFOR in functie van de integrale
implementatievan Resolutie 1244 van de VN Veiligheidsraad, waartoe
zowel NAVOals Rusland zich geëngageerd hebben.
NAVO en Rusland zullen eraan werken om hun dialoog
teintensifiëren in de Permanente Gezamenlijke Raad (PJC). Zij
kwamenovereen dat Rusland en NAVO met grote inzet het gesprek over
eenruim aantal veiligheidsthema’s zouden verzetten. Dat zal de NAVO
enRusland toelaten de uitdagingen die voor ons liggen te
beantwoordenen van de wederzijdse samenwerking de hoeksteen te
maken van deEuropese veiligheid.
-
21NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000
De op dat momentwaarnemende president van
Rusland, VladimirPoetin (rechts) en
NAVO-secretaris-generaal Lord
Robertson leggengezamenlijk een
verklaring af na afloop van hunontmoeting in het
Kremlin, in Moskou– 16 februari
2000.© Belga
Vreemd genoeg is het misschien gemakkelijker voorMoskou om de
uitgebreide contacten met de NAVO weerop te vatten, dan om een
bewijs van goed gedrag te ver-krijgen van oude Russische favorieten
als de Organisatievoor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE)
ofde Raad van Europa, die zich veel kritischer tegenover
deontwikkelingen in Tsjetsjenië hebben uitgelaten dan deNAVO. Het
was tegen deze achtergrond dat secretaris-generaal Lord Robertson
in februari 2000 een bezoek aanMoskou bracht, waar hij met de toen
waarnemend presi-dent, Vladimir Poetin, rond de tafel heeft gezeten
en metwie hij uiteindelijk een gezamenlijke verklaring
heeftafgelegd over het volledig herstel van de betrekkingentussen
het Bondgenootschap en Rusland. (zie kader)
Maar naar welk moment in hun relatie willen beidepartijen
terugkeren om daar de draad weer op te vatten?De afgelopen twee
jaar waarin de PGR heeft gefunctio-neerd, hebben geen bijzonder
gelukkige herinneringen, ofeen werkmodel voor een steeds nauwere
samenwerkingopgeleverd. Men moet zich bovendien realiseren dat
debetrekkingen met de NAVO op dit moment voor de Russi-sche leiders
geen erg hoge prioriteit hebben. Wat de mili-taire leiders betreft,
die zijn vastbesloten de nationale vei-ligheid te versterken, zowel
tegen de NAVO als met haar.
We mogen dus niet al te veel verwachten maar eenpassieve houding
is ook niet goed. Zowel de Russischeregering als de militaire
leiders komen er achter dat deernstigste veiligheidsproblemen van
het land aan haar
zuidgrens liggen. Dit is inderdaad ook een gebied waar
deRussische en de Westerse handelsbelangen — en velenzouden zeggen
ook hun geopolitieke belangen — metelkaar wedijveren. Maar er zijn
ontegenzeggelijk ook eenaantal punten van overeenkomst tussen de
twee partijenop terreinen als de strijd tegen het international
terrorismeen de georganiseerde misdaad, inclusief de drugs-
enwapenhandel, en het indammen van de verspreiding
vanmassavernietigingswapens. Deze problemen spelen eenprominente
rol in de onlangs goedgekeurde tekst van hetRussische nationale
veiligheidsconcept.
In Europa zelf moet veel worden gedaan om de geza-menlijke
inspanningen te versterken die ten doel hebbeneen eind te maken aan
de conflicten in Bosnië en metname in Kosovo, waar de
soevereiniteitskwestie en deprecaire situatie van de Servische
minderheid de knelpun-ten zijn. Ook zijn vertrouwenbevorderende
maatregelenop het gebied van de conventionele wapens nodig.
Demogelijkheden voor samenwerking tussen Westerse enRussische
wapenproducenten moeten nader wordenonderzocht, hoe moeilijk het
ook zal zijn ze te realiseren.
Een frisse kijk op de StichtingsaktePraktisch gesproken, zou het
niet onredelijk zijn als
Rusland de beperkingen op de contacten met het Bondge-nootschap
geleidelijk zou opheffen en het gehele complexvan zijn banden met
de NAVO eens opnieuw zou bekijken.Nu de relatie officieel is
hersteld, moeten vertegenwoordi-
-
De Russischeminister vandefensie, IgorSergejev (rechts)heeft een
onderonsje metNikolaiPatroetsjev, het hoofd van deRussische
binnen-landse veiligheidsdienst,tijdens de vergadering vande
Veiligheidsraadin Moskou waarRusland’s nieuwemilitaire doctrinewerd
goedgekeurd– 4 februari 2000.© Reuters
gers van beide partijen rond de tafel gaan zitten om de
toe-komstige implementatie van de Stichtingsakte te bespreken.
Een nauwkeurige gezamenlijke bestudering van debepalingen zou
beide zijden in de gelegenheid stellen tebepalen wat de werkelijke
behoeften zijn en prioriteiten testellen, die vervolgens op elkaar
kunnen worden afgestemden kunnen worden uitgebreid tot een haalbaar
werkplan.Sommige elementen uit de vorige periode kunnen niet
wor-den meegenomen naar de nieuwe relatie. Rusland heeft
bij-voorbeeld slechts weinig belangstelling voor bepaalde
PfP-activiteiten. Maar er bestond oprechte interesse in
anderevormen van samenwerking en dialoog die moeten
wordenuitgebreid en energiek worden nagestreefd.
Zo’n werkplan zou bijvoorbeeld een vergelijkendeanalyse kunnen
omvatten van de kerndocumenten (destrategische en nationale
veiligheidsconcepten, en demilitaire doctrine), die door het
Bondgenootschap en deRussische Federatie zijn aangenomen, nadat hun
relatieszo waren verslechterd. Een reeks vergaderingen van
des-kundigen, met daaraan gekoppeld een seminar op hoogniveau,
zouden tot meer wederzijds begrip kunnen leiden.Een ander geschikt
onderwerp voor de dialoog is wellichtde veiligheidssituatie in
Centraal-Azië en Afghanistan —op voorwaarde dat de NAVO bij Rusland
de vrees kanwegnemen dat zij Moskou’s plaats wil innemen als
debeschermheilige van de veiligheid in het gebied.
Er zijn ook onderwerpen die minder conceptueel maarmeer
praktisch van aard zijn zoals het verbeteren van denucleaire
veiligheid, de bescherming van het milieu, de civie-le
verdedigingsplanning, en de omscholing van militaire offi-cieren
die met pensioen zijn gestuurd. De samenwerking dieop deze
terreinen in het verleden heeft plaatsgevonden werdin Rusland zeer
gewaardeerd. Naast het Ministerie vanDefensie wilden ook andere
agentschappen graag samenwer-ken met hun Westerse
zusterorganisaties.
Aan de organisatorische kant zou het plan de reeds
languitgestelde NAVO-vertegenwoordiging in Moskou kunnen
omvatten, die zou zorgen voor permanente contacten tussende
defensie- en veiligheidsinstellingen. Hoge Russischemilitairen en
diplomaten zouden dan weer regelmatig deelkunnen nemen aan
vergaderingen met hun NAVO-collega’s.
Een serieuze uitbreiding van de militair-militaire con-tacten
van het middenkader zou ook helpen. Jammergenoeg zijn de
uitwisselingen op hoog niveau in het ver-leden maar al te vaak
afgegleden naar wat sommige cyni-ci betitelden als
“militair-militair toerisme”. Het Russi-sche leger heeft dringend
behoefte aan modern denkendeofficieren met een goede kennis van de
buitenwereld, diein staat zijn hun zaak intelligent te bepleiten
bij hun colle-ga’s uit de NAVO-landen. Russische mannen en
vrouwenin uniform moeten weer worden uitgezonden naar deWesterse
militaire academies en instellingen, inclusief
hetNAVO-Defensiecollege in Rome en het George C. Mars-hall Center
in Garmisch-Partenkirchen.
Rusland is werk in uitvoeringZelfs als het zou worden
uitgevoerd, schiet een derge-
lijk plan nog te kort. Het is niet voldoende om het doel vaneen
werkelijk partnerschap te kunnen verwezenlijken.Rusland en het
Bondgenootschap zouden met het plan nietmeer beogen dan het herstel
van een relatie die tevens destabiliteit en voorspelbaarheid van de
situatie in Europazou bevorderen. Maar zelfs dan zouden de
betrekkingenniet gemakkelijk zijn, gezien de voortdurende crisis
inTsjetsjenië, de onopgeloste kwesties op de Balkan, en devolgende
stappen in het uitbreidingsproces van de NAVO.
Maar we moeten niet al te pessimistisch zijn. Rusland iswerk in
uitvoering. De transformatie van Rusland zal eer-der decennia en
generaties duren, dan jaren. Het land staatvoor de ontzagwekkende
taak dat het zich zelf opnieuwmoet definiëren en uitvinden. Zijn
betrekkingen met hetWesten vormen een cruciale externe factor in
dit proces.Rusland is een onmetelijk groot land, gemaakt voor
lange-afstandsrenners. Opgeven behoort niet tot de opties. ■
22NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000
-
23NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000
OVSE-gebied.” Maar in dezelfde bepaling staat ook “ofkan enig
deel van het OVSE-gebied beschouwen als beho-rend tot zijn
invloedssfeer” — duidelijk een toespeling ophet Russische begrip
“het nabije buitenland”.
OVSE-structuren: Het Handvest heeft, in tegenstel-ling tot de
wens van Rusland, het mandaat van de Com-missie Veiligheidsmodel
niet verlengd. Deze Commissiewas speciaal opgericht om het
Veiligheidshandvest te ont-werpen. Belangrijker nog was, dat in het
Handvest geentotale herziening van de organisatie wordt
voorgesteld,aangezien de overgrote meerderheid van de regeringenvan
mening is dat de OVSE niet moet afstappen van zijngebruikelijke
pragmatische en flexibele aanpak. Consen-sus blijft nodig voor de
OVSE-besluitvorming. Menbesloot echter wel de
besluitvormingsprocessen van dePermanente Raad, die berucht slecht
functioneerde, teverbeteren. Krachtens deze regelingen werden
kleinerestaten, om tijd te sparen, pas op het allerlaatste
momentgeraadpleegd wanneer de besluiten van de PermanenteRaad op
het punt stonden officieel te worden goedge-keurd. Er is nu een
nieuwe informele, commissie vooronbeperkte duur, die voortaan
bijeen zal komen als het“Voorbereidend Comité” van de Permanente
Raad.
Humanitaire dimensie: Er is een normatieve ontwik-keling
betreffende de nationale minderheden die het ver-melden waard is.
In paragraaf 19 van het Handvest gevende OVSE-regeringen geheel
onverwacht aan, dat respectvoor de mensenrechten, inclusief de
rechten van individu-ele personen behorend tot nationale
minderheden, geenopzichzelfstaand doel is, maar een middel om de
territo-riale integriteit en soevereiniteit van staten te
versterken.Zij erkennen tevens dat men de etnische, culturele,
taal-kundige en religieuze identiteit van nationale minderhe-den
kan bewaren en vers