KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN FACULTEIT SOCIALE WETENSCHAPPEN OPLEIDING VERGELIJKENDE EN INTERNATIONALE POLITIEK Politieke ontwikkelingen in Centraal- en Oost- Europa Nationale identiteit in Kroatië: Een hinderpaal voor Europese integratie? Jens Meulemans Master vergelijkende en internationale politiek Academiejaar 2012-2013 Politieke ontwikkelingen in Centraal-en Oost-Europa Prof. T. Casier
13
Embed
Nationale identiteit in Kroatië: Een hinderpaal voor Europese integratie?
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN
FACULTEIT SOCIALE WETENSCHAPPEN
OPLEIDING VERGELIJKENDE EN INTERNATIONALE POLITIEK
Politieke ontwikkelingen in Centraal- en Oost-
Europa
Nationale identiteit in Kroatië: Een hinderpaal voor Europese
integratie?
Jens Meulemans
Master vergelijkende en internationale politiek
Academiejaar 2012-2013
Politieke ontwikkelingen in Centraal-en Oost-Europa
Prof. T. Casier
2
Inleiding:
De Republiek van Kroatië kan zich vanaf 1 juli 2013 meerekenen als 28ste
lid van de Europese
Unie (EU). Het wordt daarmee naast Slovenië het tweede voormalig Joegoslavische land dat
het lidmaatschap van de EU verwerft. Dit is het resultaat van acht jaar onderhandelen met de
EU, waarbij het land zich aan allerlei voorwaarden bindt volgens het principe van Europese
conditionaliteit. Hoewel het toetredingsverdrag van 9 december 2011 en een positieve
referendumuitslag van 66% het licht op groen zette, kende het land verschillende vlagen van
euroscepticisme.
De onafhankelijkheidsverklaring van Kroatië in 1991 was het direct gevolg van de
implosie van het communistisch systeem in de toenmalige Federale Volksrepubliek
Joegoslavië en de daaropvolgende Joegoslavische oorlogen die gekenmerkt werden door een
explosie van nationalistische sentimenten en interetnische spanningen. Kort na het einde van
de Kroatische onafhankelijkheidsoorlog in 1995 – die door de Kroaten veelal als een
“rechtvaardige verdedigingsoorlog” bestempeld wordt – stelde zich de vraag of de gecreëerde
natiestaat zijn nieuw gewonnen nationale soevereiniteit zou koesteren of een “terugkeer naar
Europa” moest ambiëren. Een integratie in het “kapitalistische” en multi-etnische Europa was
echter verre van evident. Bij de aanvang van de diplomatieke betrekkingen met de EU bevond
het Balkanland zich immers in een moeilijke politieke en economische transitie. Pas met het
einde van het Tudjman-bewind en het aantreden van de centrumrechtse president Stjepan
Mesic in 2000 kwam het democratiseringsproces en economische liberalisering in een
stroomversnelling terecht. Dit ging gepaard met een grotere openheid naar de internationale
gemeenschap en de Europese Unie. In 2003 werd Kroatië reeds als een potentiële kandidaat-
lidstaat erkend en in 2005 gingen de eigenlijke onderhandelingen van start die eindigden met
de ondertekening van het toetredingsverdrag in 2011 waarvan de uiteindelijke
inwerkingtreding gepland staat op 1 juli 2013.1
De onderhandelingen verliepen echter niet van een leien dakje en kreeg af te rekenen
met verschillende struikelblokken. Naast problemen met betrekking tot economische
hervormingen en het aannemen van Europese regelgeving leidde ook de eisen van het Dayton
vredesakkoord en een moeilijke coöperatie met het Joegoslavië-tribunaal (ICTY) tot
spanningen met de EU.2 De Europese democratiseringsstrategie door middel van politieke
conditionaliteit krijgt dus niet enkel af te rekenen met de politieke en economische kosten van
de democratische hervormingen, maar wordt ook enigszins beïnvloed door nationale
identiteit. In een context van een geschiedenis van etnisch conflict en de vervolging van
oorlogsmisdaden door het internationaal Joegoslavië-tribunaal spelen nationale gevoelens een
belangrijke factor in de nakoming van Europese regelgeving. In het licht daarvan is het
interessant om de Kroatische attitude ten aanzien van de Europese politieke eisen te
onderzoeken. Wat is de houding van de Kroatische bevolking ten opzichte van EU politieke
conditionaliteit? Hierbij zal de focus voornamelijk liggen bij de publieke opinie omtrent de
Kroatische samenwerking met het ICTY. Aan de hand van een kwalitatief onderzoek zal er
1 D., JOVIC, “Croatia and the European Union: a long delayed journey”, Journal of Southern Europe and the
Balkans, 8(2006), 85-88. 2 P., ROTER en A., BOJINOVIC, “Croatia and the European Union: A Troubled Relationship”, Mediterranean
Politics, 10(2005), 447-454.
3
een schets gemaakt worden van de Kroatische attitudes ten opzichte van de EU, voornamelijk
in verband met de politieke criteria van samenwerking met het ICTY. Hiervoor zal
voornamelijk beroep gedaan worden op opiniepols van de Eurobarometer alsook rapporten
van de Europese Commissie en literatuur omtrent Europese conditionaliteit.
Wanneer we kijken naar de invloed van de Europese Unie op de publieke perceptie
binnen staten dienen twee concepten zich aan, “europeanisering” en “euroscepticisme”. Het
concept “europeanisering” komt terug wanneer er gesproken wordt over de Europese
toetredingsvoorwaarden voor Kroatië en de weg die het land heeft afgelegd naar
lidmaatschap. Het mechanisme van europeanisering – als de manier waarop de EU
verschillende landen beïnvloedt – kan beschouwd worden als een combinatie van EU
conditionaliteit en de aanname van normen en waarden. Een van de strategieën van de EU om
dit te bereiken, en die in deze paper ook aan bod zal komen, is die van politieke of
democratische conditionaliteit.3 Volgens het “External incentives Model” van Frank
Schimmelfennig beoogt de EU aan de hand van “incentives” bepaalde hervormingen te
verkrijgen in het land die aansluiten bij het proces van europeanisering.4 Dit kosten-baten-
model heeft echter weinig oog voor de interne dynamiek van het land waar de EU-
conditionaliteit wordt toegepast. De focus op onderhandelingen tussen elites houdt immers
onvoldoende rekening met de publieke en sociale reacties op de veranderingen die door de
EU worden opgelegd. Om de impact van de EU-conditionaliteit op staten en haar
binnenlandse actoren volledig te begrijpen is er eveneens nood aan een constructivistisch
perspectief. Het concept van “euroscepticisme” kan in deze optiek verstaan worden als een
negatieve publieke attitude of oppositie ten aanzien van de EU en het Europese
integratieproject.5 Dit concept komt terug in het laatste onderdeel van de paper, wanneer de
samenwerking met het ICTY en de publieke opinie worden besproken.
I. Politieke EU-conditionaliteit in Kroatië
De toetredingsstrategie van de EU ten aanzien van de Westelijke-Balkan verschilt van die ten
aanzien van de andere landen van Centraal- en Oost-Europa (COE), waarvan de meeste in
2004 zijn toegetreden. De stabilisatie- en associatieovereenkomsten (SAO’s) liggen aan de
basis van de strategie ten aanzien van deze regio. Naast de criteria van Kopenhagen is Kroatië
ook gebonden aan een volledige samenwerking met het ICTY.
Het gebruik van SAO’s kadert in het stabiliteitspact van 1999 dat een belangrijke
preconditie vormt voor de landen van de Westelijke-Balkan om toe te kunnen treden tot de
EU. Het pact heeft tot doel om stabiliteit, democratie, en welvaart te promoten om de vrede op
het Europese continent en meer bepaald Zuidoost-Europa te vrijwaren. Het pact is dus in de
eerste plaats een strategie om de regio opnieuw op te bouwen na de vernietigende Balkan-
3 T., FREYBURG en S., RICHTER, “National identity matters: the limited impact of EU political conditionality
in the Western Balkans”, Journal of European Public Policy, 17(2010), 265. 4 F., SCHIMMELFENNIG, S., ENGERT en H., KNOBEL, International Socialization in Europe. European
Organization, Political Conditionality and Democratic Change, Basingstoke, 2006. 5 M., STOJIC, “Between Europhobia and Europhilia: Party and Popular attitudes Towards Membership of the
European Union in Serbia and Croatia”, Perspectives on European Politics and Society, 7(2006), 313-314; J.,
ASHBROOK, “Croatia, Euroskepticism, and the Identity Politics of EU Enlargement”, Problems of Post-
Communism, 57(2010), 25.
4
oorlogen in de jaren ’90 door middel van regionale- en internationale coöperatie. De SAO’s
trachten deze samenwerking en transitie te versterken door het individueel associatieland een
vooruitzicht op EU-lidmaatschap te geven. Om de onderhandelingen voor een dergelijk
akkoord te kunnen starten, moeten de betrokken landen evenwel grotendeels voldoen aan de
politieke en economische criteria van Kopenhagen.6
Op de Europese Raad van Kopenhagen van 1993 werden de voorwaarden vastgelegd
waarmee de landen uit Centraal- en Oost-Europa konden toetreden tot de EU. Deze
voorwaarden, algemeen gekend als de criteria van Kopenhagen, worden onderverdeeld in drie
categorieën. Vooraleerst zijn er de politieke criteria. Deze veronderstellen stabiele politieke
instellingen die democratie, de rechtstaat, mensenrechten en de bescherming voor
minderheden waarborgen. Ten tweede zijn er de economische criteria. Hier wordt verwacht
dat de kandidaat-lidstaat over een functionerende markteconomie beschikt die de concurrentie
met de andere lidstaten aankan. Ten derde wordt verondersteld dat de kandidaat-lidstaat het
acquis communautaire van de Europese Unie opneemt. Hiermee worden de politieke,
monetaire en economische doelstellingen van de EU bedoeld. Op de top van Madrid in 1995
werden deze criteria nog eens aangevuld met een vierde criteria. Een integratie vereist vanaf
dan ook de uitbouw van sterke en betrouwbare administratieve en juridische structuren. De
criteria van Kopenhagen vormen op die manier een stimulans in het doorvoeren van de nodige
hervormingen die onderhandelingen voor een SAO mogelijk maken, wat op zijn beurt de weg
vrijmaakt voor mogelijk EU-lidmaatschap.7
Tenslotte verplichten de SAO’s ook volledige samenwerking met het ICTY, vooral in
het geval van Kroatië en Servië. Dit internationaal ad hoc tribunaal werd door de
internationale gemeenschap op 25 mei 1993 in Den Haag opgericht als reactie op etnische
zuiveringen en massamoorden tijdens de Joegoslavische oorlogen. Het tribunaal richt zich op
de berechting van oorlogsmisdadigers in het voormalige Joegoslavië en eist hiervoor de
volledige samenwerking met de betrokken Balkanlanden. Dit wil zeggen dat de landen alle
mogelijke informatie moeten doorspelen over de opsporing van deze criminelen. Dat de EU
veel belang hecht aan deze voorwaarde mag blijken uit de zaak Gotovina die de
onderhandelingen met Kroatië tot 2005 blokkeerde.8 De samenwerking met ICTY kreeg
echter te maken met enorme politieke en publieke weerstand binnen Kroatië. Daarom zal deze
politieke voorwaarde als focus dienen om de houding van de Kroatische bevolking ten
opzichte van EU-conditionaliteit weer te geven. Vooraleerst zal er een schets gemaakt worden
van de weg die het land heeft afgelegd naar het naderende EU-lidmaatschap.
II. Kroatië naar EU-lidmaatschap:
Het onafhankelijke, Europese, Kroatië kent haar ontstaan uit een brutale en langdurige oorlog
met Servië en Kroatische Servische minderheden na het uiteenvallen van de Joegoslavische
Republiek vanaf 1991. Hoewel de EU het land haast meteen erkende als onafhankelijke staat
6 O., ANASTASAKIS, “The EU’s political conditionality in the Western Balkans: towards a more pragmatic
approach”, Southeast European and Black Sea Studies, 8(2008), 368-369. 7 X, Het proces van toetreding van een nieuwe lidstaat, 28/02/2007. (6/05/2013, Europese Unie:
http://europa.eu/legislation_summaries/enlargement/ongoing_enlargement/l14536_nl.htm). 8 ANASTASAKIS, “The EU’s political conditionality in the Western Balkans”, 2008, 368.
5
in 1992 en diplomatieke betrekkingen aanknoopte, verliep de weg naar EU-lidmaatschap niet
zonder slag of stoot. Het Kroatische pad naar Europese integratie was geen rechtlijnig traject,
maar lag eerder bezaaid met allerlei kronkels en hindernissen.
Het eerste decennium van de Kroatische onafhankelijkheid werd gekenmerkt door een
autoritair en nationalistisch beleid onder president Franjo Tudjman (1990-1999) en zijn partij
(HDZ). De vorm van nationalisme dat onder Tudjman werd ontwikkeld in de nasleep van het
Dayton vredesakkoord stond vijandig tegenover de EU en het idee van Europa. Kroatië werd
in die periode gekenmerkt door een isolationistisch nationalisme dat wantrouwig stond
tegenover elke supranationale organisatie. Als gevolg hiervan werden de relaties tussen de EU
en Kroatië bevroren.9 De EU-Kroatische betrekkingen bereikte haar dieptepunt in april 1997,
wanneer de EU het concept van de “Westerse Balkans” lanceerde. Dit werd door Tudjman
beschouwd als een ultieme bedreiging voor de Kroatische soevereiniteit, omdat het land
daarmee werd verbonden met zijn ex-Joegoslavische buurlanden. De electorale successen van
Tudjman’s partij toonde tevens aan dat de Kroatische bevolking deze nationalistische ideeën
niet ongenegen waren. Na een lange periode van conflicten tegen haar buurlanden – die in
Kroatië bekend staat als de “Homeland War” – en separatistische Servische minderheden in
de Krajina was de bescherming van een klein, onafhankelijk, en etnisch homogeen Kroatië
tegen elke bedreiging van haar soevereiniteit immers een populair discours geworden.10
Het was pas na de dood van Tudjman in 1999 en de verkiezing van president Stjepan
Mesic in 2000 dat Kroatië zich tot Europa zou richten. Samen met het nieuwe regime kwam
het besef dat de isolatie van het land niet wenselijk of leefbaar was op lange termijn.11
Het
nationalistisch beleid van Tudjman ten opzichte van de buurlanden en de internationale
gemeenschap maakte zo plaats voor een pro-Europees beleid. Deze ommekeer werd door de
EU en NAVO met enthousiasme onthaald. Op 25 mei 2000 werd Kroatië lid van het
“Partnerschap voor Vrede” initiatief van de NAVO en op 29 oktober 2001 werd het
“stabilisatie-en associatieovereenkomst” (SAO) met de EU ondertekend.12
Maar de nieuwe
coalitieregering werd algauw geconfronteerd met hevige oppositie en interne onenigheid,
vooral met betrekking tot de relaties met Slovenië en de samenwerking met het ICTY. De
aarzeling van de nieuwe Kroatische overheid bij de samenwerking met het internationaal
tribunaal omtrent de uilevering van de generaals Bobetko en Gotovina, mede omwille van
massaal publiek protest, had tot gevolg dat de relaties met de EU opnieuw onder druk
kwamen te staan.13
De tijdelijke patstelling in de relaties met de EU maakte na de verkiezingen van 2003
plaats voor een officiële aanvraag voor EU-lidmaatschap door de regering van Ivan Racan.
Hierbij werd de belofte gemaakt dat het land volledig zou samenwerken met het ICTY. De
“Opinion on Croatia’s Application for Membership of the EU” van de Europese Commissie
gaf reeds een positief signaal naar een mogelijk toetreding, maar de arrestatie en uitlevering
9 JOVIC, “Croatia and the European Union”, 2006, 85-86.
10 Idem, 88-90.
11 I, BICANIC, “Croatia”, 158-173, in T. VEREMIS en D. DAIANAU (reds.), Balkan reconstruction, Londen,
2001. 12
JOVIC, “Croatia and the European Union”, 2006, 94-95. 13
T. FREYBURG en S, RICHTER, “National identity matters: the limited impact of EU political conditionality
in the Western Balkans”, Journal of European Public Policy, 2(2010), 271-272.
6
van generaal Gotovina aan het ICTY bleef nog een heikel punt.14
Het was pas nadat de
hoofdprocureur van het ICTY, Carla Del Ponte, aangaf dat Kroatië volledig samenwerkte dat
de eigenlijke toetredingsonderhandelingen in 2005 van start gingen.
Ook tijdens het onderhandelingsproces werd de Kroatische applicatie meermaals
onderbroken of afgeremd. Tussen 2008 en 2009 werden de gesprekken belemmerd door een
territoriaal dispuut met Slovenië omtrent de maritieme grens in de baai van Piran. Vervolgens
leidde allerlei corruptieschandalen tot ontsteltenis bij de EU, vooral in de periode 2009-2010.
Deze culmineerde in de arrestatie van de voormalige premier Ivo Sanader in december 2010.
Zijn aanklacht stelde de EU gerust dat het land serieuze pogingen ondernam om corruptie aan
te pakken. Na acht jaar onderhandelen zijn alle 35 hoofdstukken uit het acquis
communautaire afgesloten en ondertekenden de 27 Europese staats- en regeringsleiders het
toetredingsverdrag op de Europese top van december 2011. Als alles verder goed verloopt zou
het ratificatieproces tegen 1 juli 2013 volbracht zijn.15
III. Het criterium van “volledige samenwerking met het ICTY” en de
impact op de publieke opinie
3.1. De samenwerking met het ICTY:
Het belangrijkste obstakel voor het Kroatische lidmaatschap tot de Europese Unie was de
onvolledige en onvoldoende samenwerking met het Internationaal Joegoslaviëtribunaal
(ICTY). Het was slechts na de radicale beleidsverandering tegenover het ICTY vanaf 2003
dat Kroatië kandidaat-lidstaat werd.
De prioriteit die de EU stelt voor de volledige samenwerking met het ICTY wordt
weerspiegeld in de belangrijkste akkoorden met de Balkanregio sinds het einde van het
conflict, waaronder het stabiliteitspact, het Dayton-vredesakkoord, en het stabilisatie- en
associatieproces met de EU (SAP). Bij de aanvang van de relaties met de ex-Joegoslavische
landen beschouwde de EU de volledige samenwerking het tribunaal als een cruciale
voorwaarde waarop de relatie gebouwd zou worden. Volgens de EU vormt de coöperatie een
essentieel element in de duurzame ontwikkeling van de regio. Het zorgt er niet enkel voor dat
internationale verplichtingen worden nagekomen, maar het vormt ook een belangrijke factor
in de normalisatie van de relaties tussen de voormalig strijdende partijen en het bekomen van
vrede en gerechtigheid.16
Kort na de dood van Franjo Tudjman en de verkiezing van Stjepan Mesic, klaagde het
ICTY drie Kroatische generaals (Rahim Ademi, Janko Bobetko, en Ante Gotovina) aan voor
oorlogsmisdaden in de jaren ’90. Dit leidde tot grote interne verdeeldheid in de regering van
Racan en massaal publiek protest. De aanklachten van het tribunaal tegen deze
“oorlogshelden” werden beschouwd als een aanval op de legitimiteit van de “Homeland War”
14
EUROPEAN COMMISSION, Commission opinion on the application for accession to the European Union by