Top Banner
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN FACULTEIT SOCIALE WETENSCHAPPEN OPLEIDING VERGELIJKENDE EN INTERNATIONALE POLITIEK Politieke ontwikkelingen in Centraal- en Oost- Europa Nationale identiteit in Kroatië: Een hinderpaal voor Europese integratie? Jens Meulemans Master vergelijkende en internationale politiek Academiejaar 2012-2013 Politieke ontwikkelingen in Centraal-en Oost-Europa Prof. T. Casier
13

Nationale identiteit in Kroatië: Een hinderpaal voor Europese integratie?

Mar 28, 2023

Download

Documents

Sophie Dufays
Welcome message from author
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Page 1: Nationale identiteit in Kroatië: Een hinderpaal voor Europese integratie?

KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN

FACULTEIT SOCIALE WETENSCHAPPEN

OPLEIDING VERGELIJKENDE EN INTERNATIONALE POLITIEK

Politieke ontwikkelingen in Centraal- en Oost-

Europa

Nationale identiteit in Kroatië: Een hinderpaal voor Europese

integratie?

Jens Meulemans

Master vergelijkende en internationale politiek

Academiejaar 2012-2013

Politieke ontwikkelingen in Centraal-en Oost-Europa

Prof. T. Casier

Page 2: Nationale identiteit in Kroatië: Een hinderpaal voor Europese integratie?

2

Inleiding:

De Republiek van Kroatië kan zich vanaf 1 juli 2013 meerekenen als 28ste

lid van de Europese

Unie (EU). Het wordt daarmee naast Slovenië het tweede voormalig Joegoslavische land dat

het lidmaatschap van de EU verwerft. Dit is het resultaat van acht jaar onderhandelen met de

EU, waarbij het land zich aan allerlei voorwaarden bindt volgens het principe van Europese

conditionaliteit. Hoewel het toetredingsverdrag van 9 december 2011 en een positieve

referendumuitslag van 66% het licht op groen zette, kende het land verschillende vlagen van

euroscepticisme.

De onafhankelijkheidsverklaring van Kroatië in 1991 was het direct gevolg van de

implosie van het communistisch systeem in de toenmalige Federale Volksrepubliek

Joegoslavië en de daaropvolgende Joegoslavische oorlogen die gekenmerkt werden door een

explosie van nationalistische sentimenten en interetnische spanningen. Kort na het einde van

de Kroatische onafhankelijkheidsoorlog in 1995 – die door de Kroaten veelal als een

“rechtvaardige verdedigingsoorlog” bestempeld wordt – stelde zich de vraag of de gecreëerde

natiestaat zijn nieuw gewonnen nationale soevereiniteit zou koesteren of een “terugkeer naar

Europa” moest ambiëren. Een integratie in het “kapitalistische” en multi-etnische Europa was

echter verre van evident. Bij de aanvang van de diplomatieke betrekkingen met de EU bevond

het Balkanland zich immers in een moeilijke politieke en economische transitie. Pas met het

einde van het Tudjman-bewind en het aantreden van de centrumrechtse president Stjepan

Mesic in 2000 kwam het democratiseringsproces en economische liberalisering in een

stroomversnelling terecht. Dit ging gepaard met een grotere openheid naar de internationale

gemeenschap en de Europese Unie. In 2003 werd Kroatië reeds als een potentiële kandidaat-

lidstaat erkend en in 2005 gingen de eigenlijke onderhandelingen van start die eindigden met

de ondertekening van het toetredingsverdrag in 2011 waarvan de uiteindelijke

inwerkingtreding gepland staat op 1 juli 2013.1

De onderhandelingen verliepen echter niet van een leien dakje en kreeg af te rekenen

met verschillende struikelblokken. Naast problemen met betrekking tot economische

hervormingen en het aannemen van Europese regelgeving leidde ook de eisen van het Dayton

vredesakkoord en een moeilijke coöperatie met het Joegoslavië-tribunaal (ICTY) tot

spanningen met de EU.2 De Europese democratiseringsstrategie door middel van politieke

conditionaliteit krijgt dus niet enkel af te rekenen met de politieke en economische kosten van

de democratische hervormingen, maar wordt ook enigszins beïnvloed door nationale

identiteit. In een context van een geschiedenis van etnisch conflict en de vervolging van

oorlogsmisdaden door het internationaal Joegoslavië-tribunaal spelen nationale gevoelens een

belangrijke factor in de nakoming van Europese regelgeving. In het licht daarvan is het

interessant om de Kroatische attitude ten aanzien van de Europese politieke eisen te

onderzoeken. Wat is de houding van de Kroatische bevolking ten opzichte van EU politieke

conditionaliteit? Hierbij zal de focus voornamelijk liggen bij de publieke opinie omtrent de

Kroatische samenwerking met het ICTY. Aan de hand van een kwalitatief onderzoek zal er

1 D., JOVIC, “Croatia and the European Union: a long delayed journey”, Journal of Southern Europe and the

Balkans, 8(2006), 85-88. 2 P., ROTER en A., BOJINOVIC, “Croatia and the European Union: A Troubled Relationship”, Mediterranean

Politics, 10(2005), 447-454.

Page 3: Nationale identiteit in Kroatië: Een hinderpaal voor Europese integratie?

3

een schets gemaakt worden van de Kroatische attitudes ten opzichte van de EU, voornamelijk

in verband met de politieke criteria van samenwerking met het ICTY. Hiervoor zal

voornamelijk beroep gedaan worden op opiniepols van de Eurobarometer alsook rapporten

van de Europese Commissie en literatuur omtrent Europese conditionaliteit.

Wanneer we kijken naar de invloed van de Europese Unie op de publieke perceptie

binnen staten dienen twee concepten zich aan, “europeanisering” en “euroscepticisme”. Het

concept “europeanisering” komt terug wanneer er gesproken wordt over de Europese

toetredingsvoorwaarden voor Kroatië en de weg die het land heeft afgelegd naar

lidmaatschap. Het mechanisme van europeanisering – als de manier waarop de EU

verschillende landen beïnvloedt – kan beschouwd worden als een combinatie van EU

conditionaliteit en de aanname van normen en waarden. Een van de strategieën van de EU om

dit te bereiken, en die in deze paper ook aan bod zal komen, is die van politieke of

democratische conditionaliteit.3 Volgens het “External incentives Model” van Frank

Schimmelfennig beoogt de EU aan de hand van “incentives” bepaalde hervormingen te

verkrijgen in het land die aansluiten bij het proces van europeanisering.4 Dit kosten-baten-

model heeft echter weinig oog voor de interne dynamiek van het land waar de EU-

conditionaliteit wordt toegepast. De focus op onderhandelingen tussen elites houdt immers

onvoldoende rekening met de publieke en sociale reacties op de veranderingen die door de

EU worden opgelegd. Om de impact van de EU-conditionaliteit op staten en haar

binnenlandse actoren volledig te begrijpen is er eveneens nood aan een constructivistisch

perspectief. Het concept van “euroscepticisme” kan in deze optiek verstaan worden als een

negatieve publieke attitude of oppositie ten aanzien van de EU en het Europese

integratieproject.5 Dit concept komt terug in het laatste onderdeel van de paper, wanneer de

samenwerking met het ICTY en de publieke opinie worden besproken.

I. Politieke EU-conditionaliteit in Kroatië

De toetredingsstrategie van de EU ten aanzien van de Westelijke-Balkan verschilt van die ten

aanzien van de andere landen van Centraal- en Oost-Europa (COE), waarvan de meeste in

2004 zijn toegetreden. De stabilisatie- en associatieovereenkomsten (SAO’s) liggen aan de

basis van de strategie ten aanzien van deze regio. Naast de criteria van Kopenhagen is Kroatië

ook gebonden aan een volledige samenwerking met het ICTY.

Het gebruik van SAO’s kadert in het stabiliteitspact van 1999 dat een belangrijke

preconditie vormt voor de landen van de Westelijke-Balkan om toe te kunnen treden tot de

EU. Het pact heeft tot doel om stabiliteit, democratie, en welvaart te promoten om de vrede op

het Europese continent en meer bepaald Zuidoost-Europa te vrijwaren. Het pact is dus in de

eerste plaats een strategie om de regio opnieuw op te bouwen na de vernietigende Balkan-

3 T., FREYBURG en S., RICHTER, “National identity matters: the limited impact of EU political conditionality

in the Western Balkans”, Journal of European Public Policy, 17(2010), 265. 4 F., SCHIMMELFENNIG, S., ENGERT en H., KNOBEL, International Socialization in Europe. European

Organization, Political Conditionality and Democratic Change, Basingstoke, 2006. 5 M., STOJIC, “Between Europhobia and Europhilia: Party and Popular attitudes Towards Membership of the

European Union in Serbia and Croatia”, Perspectives on European Politics and Society, 7(2006), 313-314; J.,

ASHBROOK, “Croatia, Euroskepticism, and the Identity Politics of EU Enlargement”, Problems of Post-

Communism, 57(2010), 25.

Page 4: Nationale identiteit in Kroatië: Een hinderpaal voor Europese integratie?

4

oorlogen in de jaren ’90 door middel van regionale- en internationale coöperatie. De SAO’s

trachten deze samenwerking en transitie te versterken door het individueel associatieland een

vooruitzicht op EU-lidmaatschap te geven. Om de onderhandelingen voor een dergelijk

akkoord te kunnen starten, moeten de betrokken landen evenwel grotendeels voldoen aan de

politieke en economische criteria van Kopenhagen.6

Op de Europese Raad van Kopenhagen van 1993 werden de voorwaarden vastgelegd

waarmee de landen uit Centraal- en Oost-Europa konden toetreden tot de EU. Deze

voorwaarden, algemeen gekend als de criteria van Kopenhagen, worden onderverdeeld in drie

categorieën. Vooraleerst zijn er de politieke criteria. Deze veronderstellen stabiele politieke

instellingen die democratie, de rechtstaat, mensenrechten en de bescherming voor

minderheden waarborgen. Ten tweede zijn er de economische criteria. Hier wordt verwacht

dat de kandidaat-lidstaat over een functionerende markteconomie beschikt die de concurrentie

met de andere lidstaten aankan. Ten derde wordt verondersteld dat de kandidaat-lidstaat het

acquis communautaire van de Europese Unie opneemt. Hiermee worden de politieke,

monetaire en economische doelstellingen van de EU bedoeld. Op de top van Madrid in 1995

werden deze criteria nog eens aangevuld met een vierde criteria. Een integratie vereist vanaf

dan ook de uitbouw van sterke en betrouwbare administratieve en juridische structuren. De

criteria van Kopenhagen vormen op die manier een stimulans in het doorvoeren van de nodige

hervormingen die onderhandelingen voor een SAO mogelijk maken, wat op zijn beurt de weg

vrijmaakt voor mogelijk EU-lidmaatschap.7

Tenslotte verplichten de SAO’s ook volledige samenwerking met het ICTY, vooral in

het geval van Kroatië en Servië. Dit internationaal ad hoc tribunaal werd door de

internationale gemeenschap op 25 mei 1993 in Den Haag opgericht als reactie op etnische

zuiveringen en massamoorden tijdens de Joegoslavische oorlogen. Het tribunaal richt zich op

de berechting van oorlogsmisdadigers in het voormalige Joegoslavië en eist hiervoor de

volledige samenwerking met de betrokken Balkanlanden. Dit wil zeggen dat de landen alle

mogelijke informatie moeten doorspelen over de opsporing van deze criminelen. Dat de EU

veel belang hecht aan deze voorwaarde mag blijken uit de zaak Gotovina die de

onderhandelingen met Kroatië tot 2005 blokkeerde.8 De samenwerking met ICTY kreeg

echter te maken met enorme politieke en publieke weerstand binnen Kroatië. Daarom zal deze

politieke voorwaarde als focus dienen om de houding van de Kroatische bevolking ten

opzichte van EU-conditionaliteit weer te geven. Vooraleerst zal er een schets gemaakt worden

van de weg die het land heeft afgelegd naar het naderende EU-lidmaatschap.

II. Kroatië naar EU-lidmaatschap:

Het onafhankelijke, Europese, Kroatië kent haar ontstaan uit een brutale en langdurige oorlog

met Servië en Kroatische Servische minderheden na het uiteenvallen van de Joegoslavische

Republiek vanaf 1991. Hoewel de EU het land haast meteen erkende als onafhankelijke staat

6 O., ANASTASAKIS, “The EU’s political conditionality in the Western Balkans: towards a more pragmatic

approach”, Southeast European and Black Sea Studies, 8(2008), 368-369. 7 X, Het proces van toetreding van een nieuwe lidstaat, 28/02/2007. (6/05/2013, Europese Unie:

http://europa.eu/legislation_summaries/enlargement/ongoing_enlargement/l14536_nl.htm). 8 ANASTASAKIS, “The EU’s political conditionality in the Western Balkans”, 2008, 368.

Page 5: Nationale identiteit in Kroatië: Een hinderpaal voor Europese integratie?

5

in 1992 en diplomatieke betrekkingen aanknoopte, verliep de weg naar EU-lidmaatschap niet

zonder slag of stoot. Het Kroatische pad naar Europese integratie was geen rechtlijnig traject,

maar lag eerder bezaaid met allerlei kronkels en hindernissen.

Het eerste decennium van de Kroatische onafhankelijkheid werd gekenmerkt door een

autoritair en nationalistisch beleid onder president Franjo Tudjman (1990-1999) en zijn partij

(HDZ). De vorm van nationalisme dat onder Tudjman werd ontwikkeld in de nasleep van het

Dayton vredesakkoord stond vijandig tegenover de EU en het idee van Europa. Kroatië werd

in die periode gekenmerkt door een isolationistisch nationalisme dat wantrouwig stond

tegenover elke supranationale organisatie. Als gevolg hiervan werden de relaties tussen de EU

en Kroatië bevroren.9 De EU-Kroatische betrekkingen bereikte haar dieptepunt in april 1997,

wanneer de EU het concept van de “Westerse Balkans” lanceerde. Dit werd door Tudjman

beschouwd als een ultieme bedreiging voor de Kroatische soevereiniteit, omdat het land

daarmee werd verbonden met zijn ex-Joegoslavische buurlanden. De electorale successen van

Tudjman’s partij toonde tevens aan dat de Kroatische bevolking deze nationalistische ideeën

niet ongenegen waren. Na een lange periode van conflicten tegen haar buurlanden – die in

Kroatië bekend staat als de “Homeland War” – en separatistische Servische minderheden in

de Krajina was de bescherming van een klein, onafhankelijk, en etnisch homogeen Kroatië

tegen elke bedreiging van haar soevereiniteit immers een populair discours geworden.10

Het was pas na de dood van Tudjman in 1999 en de verkiezing van president Stjepan

Mesic in 2000 dat Kroatië zich tot Europa zou richten. Samen met het nieuwe regime kwam

het besef dat de isolatie van het land niet wenselijk of leefbaar was op lange termijn.11

Het

nationalistisch beleid van Tudjman ten opzichte van de buurlanden en de internationale

gemeenschap maakte zo plaats voor een pro-Europees beleid. Deze ommekeer werd door de

EU en NAVO met enthousiasme onthaald. Op 25 mei 2000 werd Kroatië lid van het

“Partnerschap voor Vrede” initiatief van de NAVO en op 29 oktober 2001 werd het

“stabilisatie-en associatieovereenkomst” (SAO) met de EU ondertekend.12

Maar de nieuwe

coalitieregering werd algauw geconfronteerd met hevige oppositie en interne onenigheid,

vooral met betrekking tot de relaties met Slovenië en de samenwerking met het ICTY. De

aarzeling van de nieuwe Kroatische overheid bij de samenwerking met het internationaal

tribunaal omtrent de uilevering van de generaals Bobetko en Gotovina, mede omwille van

massaal publiek protest, had tot gevolg dat de relaties met de EU opnieuw onder druk

kwamen te staan.13

De tijdelijke patstelling in de relaties met de EU maakte na de verkiezingen van 2003

plaats voor een officiële aanvraag voor EU-lidmaatschap door de regering van Ivan Racan.

Hierbij werd de belofte gemaakt dat het land volledig zou samenwerken met het ICTY. De

“Opinion on Croatia’s Application for Membership of the EU” van de Europese Commissie

gaf reeds een positief signaal naar een mogelijk toetreding, maar de arrestatie en uitlevering

9 JOVIC, “Croatia and the European Union”, 2006, 85-86.

10 Idem, 88-90.

11 I, BICANIC, “Croatia”, 158-173, in T. VEREMIS en D. DAIANAU (reds.), Balkan reconstruction, Londen,

2001. 12

JOVIC, “Croatia and the European Union”, 2006, 94-95. 13

T. FREYBURG en S, RICHTER, “National identity matters: the limited impact of EU political conditionality

in the Western Balkans”, Journal of European Public Policy, 2(2010), 271-272.

Page 6: Nationale identiteit in Kroatië: Een hinderpaal voor Europese integratie?

6

van generaal Gotovina aan het ICTY bleef nog een heikel punt.14

Het was pas nadat de

hoofdprocureur van het ICTY, Carla Del Ponte, aangaf dat Kroatië volledig samenwerkte dat

de eigenlijke toetredingsonderhandelingen in 2005 van start gingen.

Ook tijdens het onderhandelingsproces werd de Kroatische applicatie meermaals

onderbroken of afgeremd. Tussen 2008 en 2009 werden de gesprekken belemmerd door een

territoriaal dispuut met Slovenië omtrent de maritieme grens in de baai van Piran. Vervolgens

leidde allerlei corruptieschandalen tot ontsteltenis bij de EU, vooral in de periode 2009-2010.

Deze culmineerde in de arrestatie van de voormalige premier Ivo Sanader in december 2010.

Zijn aanklacht stelde de EU gerust dat het land serieuze pogingen ondernam om corruptie aan

te pakken. Na acht jaar onderhandelen zijn alle 35 hoofdstukken uit het acquis

communautaire afgesloten en ondertekenden de 27 Europese staats- en regeringsleiders het

toetredingsverdrag op de Europese top van december 2011. Als alles verder goed verloopt zou

het ratificatieproces tegen 1 juli 2013 volbracht zijn.15

III. Het criterium van “volledige samenwerking met het ICTY” en de

impact op de publieke opinie

3.1. De samenwerking met het ICTY:

Het belangrijkste obstakel voor het Kroatische lidmaatschap tot de Europese Unie was de

onvolledige en onvoldoende samenwerking met het Internationaal Joegoslaviëtribunaal

(ICTY). Het was slechts na de radicale beleidsverandering tegenover het ICTY vanaf 2003

dat Kroatië kandidaat-lidstaat werd.

De prioriteit die de EU stelt voor de volledige samenwerking met het ICTY wordt

weerspiegeld in de belangrijkste akkoorden met de Balkanregio sinds het einde van het

conflict, waaronder het stabiliteitspact, het Dayton-vredesakkoord, en het stabilisatie- en

associatieproces met de EU (SAP). Bij de aanvang van de relaties met de ex-Joegoslavische

landen beschouwde de EU de volledige samenwerking het tribunaal als een cruciale

voorwaarde waarop de relatie gebouwd zou worden. Volgens de EU vormt de coöperatie een

essentieel element in de duurzame ontwikkeling van de regio. Het zorgt er niet enkel voor dat

internationale verplichtingen worden nagekomen, maar het vormt ook een belangrijke factor

in de normalisatie van de relaties tussen de voormalig strijdende partijen en het bekomen van

vrede en gerechtigheid.16

Kort na de dood van Franjo Tudjman en de verkiezing van Stjepan Mesic, klaagde het

ICTY drie Kroatische generaals (Rahim Ademi, Janko Bobetko, en Ante Gotovina) aan voor

oorlogsmisdaden in de jaren ’90. Dit leidde tot grote interne verdeeldheid in de regering van

Racan en massaal publiek protest. De aanklachten van het tribunaal tegen deze

“oorlogshelden” werden beschouwd als een aanval op de legitimiteit van de “Homeland War”

14

EUROPEAN COMMISSION, Commission opinion on the application for accession to the European Union by

the Republic of Croatia, Brussel, 2011,

(http://ec.europa.eu/enlargement/pdf/key_documents/2011/package/hr_opinion_2011_en.pdf). 15

E, IMBARALINA, “Croatian Accession to the EU: Political Battles and Legal Challenges”, Jurist, 16 mei

2012, (https://stuiterproxy.kuleuven.be/dateline/2012/05/,DanaInfo=jurist.org+dora-rotar-croatia-eu.php). 16

K., VOS, Kroatië op weg naar de EU. Wat kan Bosnië-Herzegovina hiervan leren?, KULeuven, 2006, 26-27;

53-55.

Page 7: Nationale identiteit in Kroatië: Een hinderpaal voor Europese integratie?

7

en op die manier de Kroatische onafhankelijkheid. Dit werd versterkt door nationalistische

retoriek tegen het internationaal tribunaal binnen de regeringspartijen. Als gevolg hiervan

werden een groot aantal verdachten niet uitgeleverd en zelfs beschermd tot in de hoogste

regeringskringen, zoals in het geval van generaal Bobetko tot 2003. In verschillende gevallen

werd samenwerking geweigerd, vooral met betrekking tot de militaire operatie “Storm” en de

uitlevering van de betrokken ex-generaals.17

De situatie veranderde radicaal met de verkiezingen van 2003, waarbij het beleid een

ware U-bocht maakte ten opzichte van het ICTY. Dit had te maken met een veranderende

politieke context in Kroatië en de verschuiving van de buitenlands agenda naar meer

regionale- en internationale (EU) samenwerking. De coöperatie met Den Haag verbeterde

beduidend. Zo kreeg het ICTY meer toegang en jurisdictie binnen het land en werden de

meeste verdachten gearresteerd met de hulp van nationale en buitenlandse politie- en

intelligentiediensten. De onopgeloste zaak Gotovina bleef echter verhinderen dat de

procureur-generaal van het tribunaal haar zegen gaf dat beslissend bleek te zijn voor de start

van de toetredingsonderhandelingen met de EU.18

Ante Gotovina was de generaal van het Kroatische leger die in 1995 het offensief,

“Operatie Storm”, dirigeerde waarmee de Krajina op de Kroatische Servische separatisten

heroverd werd. Bij deze aanval zouden 150 Servische burgers vermoord zijn en meer dan

150.000 mensen uit hun huizen verjaagd zijn. In juli 2001 werd de gewezen generaal op grond

hiervan door het ICTY aangeklaagd op verdenking van schending van mensenrechten en de

schending van oorlogsrecht. Vanaf de formele aanklacht verdween elk spoor van Gotovina en

werd de opsporing van de voortvluchtige generaal de belangrijkste factor in het bereiken van

het criterium “volledige samenwerking met het ICTY”. Het keerpunt in het buitenlands beleid

van 2003 zorgde ervoor dat de zoektocht een topprioriteit werd voor de regering van Ivo

Sanader. Dit werd positief onthaald door de hoofdprocureur van het tribunaal, Carla Del

Ponte, die via een rapportering de Europese Raad overtuigde om in 2004 het

onderhandelingskader voor maart 2005 op te stellen. Begin 2005 bleek echter, dat door het

gebrek aan inspanningen, de Kroatische samenwerking herzien moest worden. Na een

waarschuwing besliste de Europese Raad om de toetredingsonderhandelingen tijdelijk uit te

stellen. Na een korte onderbreking en grotere inspanningen door de regering werden de

onderhandelingen in oktober 2005 opnieuw hervat. Uiteindelijk werd Gotovina op 7 van

datzelfde jaar gearresteerd in het Spaanse Tenerife.19

Hoewel de Kroatische overheid nauw bleef samenwerken met het ICTY, was de

naleving van de internationale eisen met betrekking tot de vervolging van oorlogscriminelen

inconsistent. Dit bleek onder meer uit de juridische procedure tegen Branimir Glavas die in

2008 door de overheid uit hechtenis werd vrijgelaten. Dit vormde telkens een risico voor de

toetredingsonderhandelingen.20

In april 2011 werden de twee Kroatische generaals Ante

Gotovina en Mladen Markac veroordeeld door hun participatie in “Operatie Storm”. Het

verdict veroorzaakte opnieuw een storm van publiek protest doorheen Kroatië, maar in

17

D., JOVIC, “Croatia after Tudjman: The ICTY and issues of transnational justice”, in: J, BATT e.a. (reds.),

“War crimes, conditionality and EU integration in the Western Balkans”, Chaillot Paper, 116(2009), 14-17. 18

Idem, 17-24. 19

K., VOS, Kroatië op weg naar de EU, 2006, 59-63. 20

T., FREYBURG en S, RICHTER, “National identity matters”, 2010, 275.

Page 8: Nationale identiteit in Kroatië: Een hinderpaal voor Europese integratie?

8

november 2012 werden de veroordelingen – tot grote opluchting in het land – alweer

omgedraaid en werden de twee generaals uit hechtenis vrijgelaten.

3.2. De publieke opinie

De vervolging van oorlogsmisdaden bleek een zorgwekkende binnenlandse- en buitenlandse

politieke kwestie en zeer gevoelig voor de Kroatische publieke opinie. De militaire

overwinning tegen de Serviërs, de pacificatie van het Kroatische grondgebied, en de creatie

van de onafhankelijke Kroatische vormen nog steeds cruciale elementen van de nationale

identiteit. De militaire operatie “Storm” was voor velen een onderdeel van een “juiste en

legitieme” oorlog. Als gevolg hiervan verwerpt een groot deel van de populatie de

strafrechtelijke processen tegen hun “oorlogshelden”.

Een eerste belangrijke indicatie voor deze gevoeligheid blijkt uit de electorale

successen van de Kroatische Democratische Unie (HDZ). Deze partij was de belangrijkste

oppositiepartij na het Tudjman tijdperk en de verkiezingen van 2000. De HDZ verkreeg in de

periode 2000-2001 omwille van zijn hevige kritiek tegen de aanpak van oorlogsmisdaden

door binnenlandse rechtbanken en samenwerking met het ICTY grote electorale successen.21

Tijdens de verkiezingen van 2000 had de HDZ 27,03% van de stemmen, wat zich vertaalde in

46 van 151 zetels van het parlement. Deze steun daalde echter sterk door corruptieschandalen,

maar vanaf 2001 maakte de partij omwillen van zijn scherpe kritiek op het ICTY een

comeback met een publieke steun van 33,91% in 2003.22

Volgens publieke opiniepeilingen in

2002, was 84% van de Kroaten tegen de uitlevering van generaal Bobetko aan Den Haag.

Toch bleef de publieke steun voor een mogelijke toetreding tot de EU aanvankelijk rond de

75% schommelen.23

De meest desastreuze gevolgen voor de publieke perceptie van de EU en het ICTY

was de formele aanklacht van Gotovina in 2001, dewelke een gevoelige snaar raakte bij de

Kroatische bevolking. Uit de aanklacht bleek immers dat het ICTY twijfelde aan de

legitimiteit van “Operatie Storm”. Volgens Katleen Vos toonden opiniepeilingen uit 2004 aan

dat 80 procent van het Kroatische volk ontevreden was met onconditionele samenwerking met

ICTY. Hierdoor daalde de populariteit van de EU aanzienlijk. Uit de halfjaarlijkse

opiniepeilingen van het “Kroatische ministerie van Buitenlandse Zaken en Europese

integratie” zou bovendien blijken dat in december 2003 75,5% van de Kroatische bevolking

nog steeds een positieve houding ten aanzien van de EU had. In de zomer van 2004 was dit

reeds gedaald tot 55,6% en een jaar later amper 43,3%.24

Ook de politieke en publieke

reacties na Gotovina’s arrestatie spraken boekdelen. Meteen na de arrestatie braken

demonstraties uit in de hoofdstad Zagreb en zijn geboortestreek. Ook in de weken daarna

vonden nog een aantal betogingen plaats in verschillende steden, waarvan een betoging met

50.000 deelnemers in Split allicht de grootste was.25

21

D., JOVIC, “Croatia after Tudjman”, 2009, 14-16. 22

European Election Database, “Croatia: Parliamentary elections”, 2012,

(http://www.nsd.uib.no/european_election_database/country/croatia/). 23

D., JOVIC, “Croatia after Tudjman”, 2009, 14-16; 24

K., VOS, Kroatië op weg naar de EU, 2006, 64-65. 25

D., JOVIC, “Croatia after Tudjman”, 2009, 14-15.

Page 9: Nationale identiteit in Kroatië: Een hinderpaal voor Europese integratie?

9

Kroatië was in deze periode één van de meest Eurosceptische naties van Europa. De

scherpe daling van EU steun vanaf 2004 zette zich verder tijdens de opschorting van de

onderhandelingen in 2005. In juni 2005 was slechts 41,9% van de bevolking voor

lidmaatschap, terwijl 47,9% tegen was. De Eurobarometer van 2005 toonde tevens aan dat

slechts 37% van de populatie een positief beeld had van de EU, wat toegeschreven wordt aan

de inefficiëntie van de organisatie tijdens de oorlog in Kroatië en de perceptie van een te

strikte en oneerlijk toepassing van de toetredingscriteria. Deze attitudes werden voor een

groot deel beïnvloed door de relatie tussen het land en Den Haag, alsook bilaterale geschillen

met de buurlanden Slovenië (de Piran baai) en Italië (omtrent de ecologische- en

visbeschermingszone).26

Deze situatie bleef ook na de deblokkering van de onderhandelingen

onveranderd met een stabiel aandeel van de burgers tegen lidmaatschap tot in juli 2007.27

Vanaf 2007 kent de publieke opinie sterke schommelingen in het aandeel van voor- en

tegenstanders. Tussen 2008 en 2009 staat de publieke steun voor EU-lidmaatschap opnieuw

op een dieptepunt. Dit kan enerzijds verklaard worden door de angst voor de verspreiding van

de globale financiële crisis en anderzijds door de ontevredenheid over de blokkade van de

toetredingsonderhandelingen door Slovenië. Vanaf 2010 laat Kroatië zijn status als meest

eurosceptische natie achter zich en werd de toetreding door tweederde van het volk gesteund.

Maar het lange toetredingsproces had echter zijn sporen nagelaten. Onder het volk was

ondertussen een apathische houding ontstaan ten aanzien van de EU. Dit werd onder meer

gevoed door het gebrek aan publiek debat en informatie vanwege de overheid.28

Kort na de ondertekening van het toetredingsverdrag in 2011 vond zich op 22 januari

2012 een nationaal referendum over EU-lidmaatschap plaats. Van de magere 43,5 procent

Kroatische burgers die deelnamen, stemde 66% voor en 33% tegen toetreding.29

Ondanks het

resultaat en de algemene consensus onder de politieke elite voor de toetreding blijft een

significante proportie van de Kroatische een eurosceptische houding aannemen. Volgens

Darko Seperic wordt dit niet in geringe mate veroorzaakt door een gekwetste nationale trots

en frustraties als gevolg van de strikte Europese criteria. De vervolging van hun

“oorlogshelden” door het ICTY en het belang dat de EU daaraan hechte voedde het gevoel bij

een groot deel van de bevolking dat de EU hen oneerlijk behandelde.30

Conclusie

Uit het voorgaande mag blijken dat de Kroatische toetreding een langdurig en moeizaam

proces was, zeker in vergelijking met de COE landen die in 2004 en 2007 tot de unie

toetraden. Dit was vooral het gevolg van de Europese strategie ten aanzien van de Westelijke

26

M., STOJIC, “Between Europhobia and Europhilia”, 2006, 327-328; EUROPESE COMMISSIE,

Eurobarometer 63.4: Public opinion in the European Union, Brussel, 2005. 27

R., FRANC en V., MEDUGORAC, “Support for EU membership in Croatia has fallen dramatically since

accession negotiations began in 2003”, The London School of Economics and Political science (LSE),

(http://blogs.lse.ac.uk/europpblog/2013/04/02/croatia-euroscepticism/). 28

Ibid. 29

REPUBLIKE HRVATSKE, Referendum 2012, State election Committee,

(http://www.izbori.hr/2012Referendum/rezultati/rezultati.html). 30

D., SEPERIC, “To Europe and back: The Croatian EU accession process and its outcomes”, SEER Journal of

Labour and Social Affairs in Eastern Europe, 2011, 464-465; 476-477.

Page 10: Nationale identiteit in Kroatië: Een hinderpaal voor Europese integratie?

10

Balkan en de toepassing van striktere criteria. Vooral het belang dat de EU hechtte aan de

vervolging van oorlogscriminelen door het ICTY zette veel kwaad bloed onder een groot deel

van de Kroatische bevolking. Volgens mythe van de Homeland War was het Kroatische

aandeel in de Balkanoorlogen immers een legitieme onafhankelijkheidstrijd tegen de

Joegoslavische (Servische) onderdrukking. Dit vertaalde zich in een zeer volatiele publieke

attitude ten aanzien van de EU, met hoge pieken en enthousiasme bij de aanvang van het

nieuwe millennium en lage dieptepunten bij een bijzondere aandacht voor de volledige

samenwerking met het ICTY, vooral in de periode 2001-2005. Hieruit kan dan besloten

worden dat de Kroatische bevolking een ambivalente houding heeft ten aanzien van de

Europese politieke conditionaliteit. Verschillende auteurs karakteriseerden dit

euroscepticisme reeds als irrationeel of gevoelig voor de nationale identiteit door te verwijzen

naar termen als “gekwetste nationale trots”, “frustraties”, en “oneerlijke behandeling”.31

Toch

kan dit euroscepticisme niet geheel aan de strenge toetredingscriteria toegeschreven worden.

De sceptische houding van de Kroatische bevolking ten aanzien van de EU wordt ook vaak

verbonden aan de duur van de onderhandelingen en het gebrek aan informatie daarover én

contextgebonden kwesties zoals geschillen met buurlanden en de globale economische crisis.

Hoe dan ook, het publieke euroscepticisme kon omwille van de binnenlandse politieke

consensus over lidmaatschap niet verhinderen dat het land vanaf 1 juli 2013 toetreedt als 28ste

lid van de EU.

31

T., FREYBURG en S., RICHTER, “National identity matters: the limited impact of EU political conditionality

in the Western Balkans”, Journal of European Public Policy, 17(2010), 263-281; A., STULHOFER,

“Europscepticism in Croatia: on the far side of rationality?”, 141-160, in: O., KATARINA (red.), Croatian

accession to the European Union: The challenges of participation, Zagreb, 2006.

Page 11: Nationale identiteit in Kroatië: Een hinderpaal voor Europese integratie?

11

Referenties

ANASTASAKIS, O., “The EU’s political conditionality in the Western Balkans: towards a

more pragmatic approach”, Southeast European and Black Sea Studies, 8(2008), 365-377.

ASHBROOK, J., “Croatia, Euroskepticism, and the Identity Politics of EU Enlargement”,

Problems of Post-Communism, 57(2010), 23-39.

BATT, J., e.a. (reds.), “War crimes, conditionality and EU integration in the Western

Balkans”, Chaillot Paper, 116(2009).

DAIANAU, D. (reds.), Balkan reconstruction, Londen, 2001.

FRANC, R., en MEDUGORAC, V., “Support for EU membership in Croatia has fallen

dramatically since accession negotiations began in 2003”, The London School of Economics

and Political science (LSE), (http://blogs.lse.ac.uk/europpblog/2013/04/02/croatia-

euroscepticism/).

EUROPESE COMMISSIE, Eurobarometer 63.4: Public opinion in the European Union,

Brussel, 2005.

EUROPEAN COMMISSION, Commission opinion on the application for accession to the

European Union by the Republic of Croatia, Brussel, 2011,

(http://ec.europa.eu/enlargement/pdf/key_documents/2011/package/hr_opinion_2011_en.pdf).

European Election Database, “Croatia: Parliamentary elections”, 2012,

(http://www.nsd.uib.no/european_election_database/country/croatia/).

FREYBURG, T., en RICHTER S., “National identity matters: the limited impact of EU

political conditionality in the Western Balkans”, Journal of European Public Policy,

17(2010), 263-281.

IMBARALINA, E., “Croatian Accession to the EU: Political Battles and Legal Challenges”,

Jurist, 16 mei 2012,

(https://stuiterproxy.kuleuven.be/dateline/2012/05/,DanaInfo=jurist.org+dora-rotar-croatia-

eu.php).

JOVIC, D., “Croatia and the European Union: a long delayed journey”, Journal of Southern

Europe and the Balkans, 8(2006), 85-103.

KATARINA (red.), Croatian accession to the European Union: The challenges of

participation, Zagreb, 2006.

REPUBLIKE HRVATSKE, Referendum 2012, State election Committee,

(http://www.izbori.hr/2012Referendum/rezultati/rezultati.html).

ROTER, P. en BOJINOVIC, A., “Croatia and the European Union: A Troubled

Relationship”, Mediterranean Politics, 10(2005), 447-454.

Page 12: Nationale identiteit in Kroatië: Een hinderpaal voor Europese integratie?

12

SCHIMMELFENNIG, F., ENGERT S., en KNOBEL H., International Socialization in

Europe. European Organization, Political Conditionality and Democratic Change,

Basingstoke, 2006.

SEPERIC, D., “To Europe and back: The Croatian EU accession process and its outcomes”,

SEER Journal of Labour and Social Affairs in Eastern Europe, 2011, 464-465; 463-480.

STOJIC, M., “Between Europhobia and Europhilia: Party and Popular attitudes Towards

Membership of the European Union in Serbia and Croatia”, Perspectives on European

Politics and Society, 7(2006), 312-335.

VOS, K., Kroatië op weg naar de EU. Wat kan Bosnië-Herzegovina hiervan leren?,

KULeuven, 2006.

X, Het proces van toetreding van een nieuwe lidstaat, 28/02/2007. (6/05/2013, Europese

Unie:

http://europa.eu/legislation_summaries/enlargement/ongoing_enlargement/l14536_nl.htm).

Page 13: Nationale identiteit in Kroatië: Een hinderpaal voor Europese integratie?

13

Inhoud INLEIDING: .............................................................................................................................. 2

I. Politieke EU-conditionaliteit in Kroatië .......................................................................... 3

II. Kroatië naar EU-lidmaatschap: ....................................................................................... 4

III. Het criterium van “volledige samenwerking met het ICTY” en de impact op de

publieke opinie ....................................................................................................................... 6

3.1. De samenwerking met het ICTY: ............................................................................ 6

3.2. De publieke opinie ................................................................................................... 8

CONCLUSIE ............................................................................................................................. 9

REFERENTIES ........................................................................................................................ 11