Kapucijnenvoer 39 3000 Leuven +32(0)16 33 69 10 fax: +32(0)16 33 69 22 www.kuleuven.be Nele Spruytte Melanie Demaerschalk Anja Declercq Chantal Van Audenhove Leuven juni 2011 NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE
Kapucijnenvoer 39
3000 Leuven
+32(0)16 33 69 10
fax: +32(0)16 33 69 22
www.kuleuven.be
Nele Spruytte
Melanie Demaerschalk
Anja Declercq
Chantal Van Audenhove
Leuven
juni 2011
NARRATIEVE ZORG:
EEN PILOOTSTUDIE
Colofon
Opdrachtgever en financier
CGG Brussel
Onderzoeksleiding
Prof. dr. Anja Declercq
Prof. dr. Chantal Van Audenhove
Wetenschappelijk medewerkers
Melanie Demaerschalk
Dr. Nele Spruytte
Met dank aan
Chiara Bernagie
Cindy Dubois
Administratieve ondersteuning
Lut Van Hoof, Lieve van Cauwenberghe
Leuven, juni 2011
Inhoud
Inleiding 9
Hoofdstuk 1: Het project Narratieve Zorg 11
1 Reminiscentie en geestelijke gezondheid bij ouderen 11
1.1 Reminiscentie: definitie en soorten 11
1.2 De effecten van reminiscentie bij ouderen 13
1.3 Interventies gebaseerd op reminiscentie 14
1.3.1 „Op zoek naar zin‟ 16
1.3.2 „De verhalen die we leven‟ 17
1.3.3 „Dierbare herinneringen‟ 18
1.4 Reminiscentie en de preventie van depressie bij ouderen 18
2 De opzet van het project Narratieve Zorg 20
2.1 Korte voorstelling van het CGG Brussel en de aanleiding voor Narratieve Zorg 20
2.2 De doelstelling en algemene opzet van Narratieve Zorg 21
2.3 Situering van Narratieve Zorg als project binnen Protocol III 23
3 Wetenschappelijke vraagstelling 24
3.1 Vraagstelling zoals initieel afgesproken met de opdrachtgever 24
3.2 Studieverloop en tussentijdse bijsturing van de vraagstelling 27
Hoofdstuk 2 De methodiek Narratieve Zorg 29
1 De opzet van Narratieve Zorg 29
1.1 De opzet van de interventie „De verhalen die we leven‟ 29
1.2 De opzet van Narratieve Zorg 32
2 De ontwikkeling en de bijsturing van de methodiek 32
2.1 Het accent op dierbare herinneringen 33
2.2 Heldere afspraken en opbouw van de relatie 33
2.3 De verschillende motieven van ouderen 34
2.4 Het belang van „iets teruggeven‟ 36
2.4.1 Het levensboek 36
2.4.2 De brief van de levensverhaalschrijver 37
2.4.3 De waardencirkel 37
2.5 De nood aan verdere verduidelijking 38
3 Besluit 41
4 De methode Narratieve Zorg en de verhouding tot het werken met het BelRAI-
instrument 42
4.1 Ervaringen van de levensverhaalschrijvers 42
4.2 Evaluatie door de onderzoekers 44
Hoofdstuk 3 Opzet van de kwantitatieve effectmeting 47
1 De opzet van de kwantitatieve evaluatiestudie van Narratieve Zorg 47
1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48
1.1.1 Fase 1: De aanmelding en screening voor deelname voor het RIZIV 48
1.1.2 Fase twee: de nulmeting voor RIZIV en de screening voor Narratieve
Zorg 49
1.1.3 Fase 3: de nulmeting voor Narratieve Zorg 49
1.1.4 Fase 4: de interventie Narratieve Zorg 50
1.1.5 Fase 5: herevaluatie voor RIZIV zes maanden na inclusie 50
1.1.6 Fase 6: de eerste effectmeting Narratieve Zorg 51
1.1.7 Fase 7: de tweede effectmeting voor Narratieve Zorg twaalf maanden na
inclusie 51
1.2 Het overzicht van de gehanteerde meetinstrumenten 52
1.2.1 Beschrijving van de vereiste evaluatiemetingen voor het RIZIV 52
1.2.2 De vragenlijsten en meetinstrumenten specifiek voor „Narratieve Zorg‟ 52
1.3 De selectiecriteria van deelnemers 54
1.4 De benadering en de opvolging van de ouderen 56
1.4.1 De levensverhaalschrijvers als onderzoekers 56
1.4.2 Een respectvolle bejegening van de deelnemende ouderen 56
1.5 De maatregelen ter bescherming van de privacy 57
2 De resultaten van de kwantitatieve evaluatie 58
2.1 De instroom, de uitval en totale respons 59
2.2 De kenmerken van de deelnemende ouderen bij de screening en bij de
nulmeting 59
2.2.1 Enkele achtergrondkenmerken van de deelnemende ouderen 60
2.2.2 De kwetsbaarheid en de cognitieve problemen als screeningresultaten 62
2.2.3 De eerste resultaten op de zeven kernvariabelen 63
2.3 Evaluatie na de interventie 67
2.4 Besluit 68
Hoofdstuk 4 Het profiel van de levensverhaalschrijver 71
1 Een nieuwe functie 71
1.1 Aanwijzingen uit de literatuur 71
1.2 De vooropgestelde taken en competenties van de levensverhaalschrijvers 73
1.2.1 Het takenpakket van de levensverhaalschrijvers 73
1.2.2 De vereiste competenties van de levensverhaalschrijvers. 74
1.2.3 Het vereiste profiel of diploma van de levensverhaalschrijver en de
geselecteerde levensverhaalschrijvers 76
1.3 Het aangeboden vormingspakket 76
2 De ervaringen van de levensverhaalschrijvers 79
2.1 De taken en de rollen van de levensverhaalschrijver 79
2.2 De mate van samenwerking en ondersteuning 82
2.2 Het eigen groeiproces 83
3 Besluit: naar een competentieprofiel voor nieuwe levensverhaal-schrijvers 84
Besluit 87
1 Narratieve Zorg als project van alternatieve en ondersteunende zorg binnen
Protocol III 87
2 Narratieve Zorg als methodiek van ‘life review’ bij ouderen thuis 89
Bibliografie 93
Bijlages 97
1 Bijlage 1: Instrumentarium en instroomschema met betrekking tot Protocol III 97
2 Bijlage 2: Documentatie van de interventiemethodiek 97
3 Bijlage 3: Documenten voor de kwantitatieve evaluatiestudie 97
Lijst tabellen
Tabel 1 Schematisch overzicht van de opzet van de interventie Narratieve Zorg 22
Tabel 2 Geslacht, leeftijd, burgerlijke staat en opleiding van de deelnemers aan
Narratieve Zorg (situatie op 15/5/2011) 60
Tabel 3 Eigenaarschap van een woning, subjectieve algemene gezondheid, behandeling
voor depressie en inname van antidepressiva bij de deelnemers aan Narratieve
Zorg (situatie op 15/5/2011) 61
Tabel 4 Aard van de doorverwijzingen van de deelnemers aan Narratieve Zorg (situatie
op 15/5/2011) 62
Tabel 5 Frequentie van de totaalscore op de Edmonton Frail Scale bij deelnemers aan
Narratieve Zorg (toestand op 15/5/2011) (N=23) 62
Tabel 6 Frequentie van de totaalscore op de Mini Mental State Examination bij
deelnemers aan Narratieve Zorg (toestand op 15/5/2011) (N=26) 63
Tabel 7 Frequentie van de antwoorden op de Geriatric Depression Scale bij deelnemers
aan Narratieve Zorg (toestand op 15/5/2011) (N=25 of 26) en aan de Vlaamse
ouderenzorg Studie (N=433) 65
Tabel 8 Ernst van depressieve gevoelens met de GDS-15 bij deelnemers aan Narratieve
Zorg (toestand op 15/5/2011) (N=25 of 26) en aan de Vlaamse ouderenzorg
Studie (N=433) 66
Tabel 9 Samenvatting van de resultaten bij nulmeting van de deelnemers aan
Narratieve Zorg (toestand op 15/5/2011) 67
Tabel 10 De vereiste kennis, vaardigheden en attitudes voor levensverhaalschrijvers
zoals gerapporteerd door de twee levensverhaalschrijvers van Narratieve
Zorg 80
Lijst figuren
Figuur 1 Vier stelregels aan het begin van de interventie Narratieve Zorg 34
Figuur 2 Opzet van de interventie Narratieve Zorg zoals verduidelijkt voor de
deelnemers 40
9
Inleiding
“Ouder worden, dat betekent niet meer voor jezelf kunnen zorgen, lichamelijke hulp nodig
hebben. Ouder worden is achteruitgang. Ouder worden is verliezen.”
Dit zijn enkele van de stereotype beelden die volgens het CGG Brussel nog te vaak
gehanteerd worden wanneer we het hebben over ouder worden. In de diverse acties en
activiteiten die het ouderenteam van het CGG Brussel onderneemt, willen ze steevast deze
beelden van ouderdomsfatalisme tegengaan. Zo ook met het jongste project „Narratieve
Zorg‟ dat we in dit rapport voorstellen.
Het ouderenteam van het CGG Brussel raakte geïnspireerd door het fenomeen
„reminiscentie‟, of het ophalen van herinneringen. Ze kwamen een Nederlandse interventie
op het spoor die ouderen uitnodigt om via hun herinneringen opnieuw hun krachten aan te
boren (Bohlmeijer, Westerhof & Emmerik-de Jong, 2008). Als oudere persoon word je
wellicht geconfronteerd met lichamelijke achteruitgang. Dit hoeft nog niet te betekenen dat
je als volledige persoon achteruitgaat. En evenmin betekent het dat je niet meer kunt
groeien of geen greep meer kunt houden op je leven. Ouderen die in groep samen op
gestructureerde wijze herinneringen ophalen, bleken beter gewapend te zijn tegen
depressie dan ouderen die niet deelnamen aan die Nederlandse interventie.
Het CGG Brussel tekende daarop het project „Narratieve Zorg‟ uit, waarbij het werken met
het levensverhaal van ouderen centraal staat. Geïnspireerd op het werk van Ernst
Bohlmeijer en Gerben Westerhof werd een geïndividualiseerde variant van gestructureerde
reminiscentie ontworpen. Een levensverhaalschrijver komt gedurende een aantal weken bij
een kwetsbare oudere thuis langs en haalt herinneringen op verbonden aan de
levensthema‟s. Veertien bezoeken worden vooropgesteld waarin meerdere levensthema‟s
ter sprake komen. De interventie leidt tot de opmaak van een levensboek en een
waardencirkel. Door oog te hebben voor het eigen levensverhaal en de confrontatie met
lichamelijke of mentale achteruitgang te plaatsen in de eigen levenscontext, krijgt de
oudere weer perspectief en grip op het eigen leven. Het is de verwachting dat deze nieuwe
vorm van dienstverlening, Narratieve Zorg, bijdraagt tot een hoger welbevinden, minder
depressieve of angstgevoelens, minder eenzaamheid en een hoger gevoel van meesterschap
en zelfwaarde bij de oudere persoon.
Het project Narratieve Zorg werd geselecteerd in het kader van Protocol III „alternatieve en
ondersteunende zorg voor ouderen‟ en krijgt financiering vanuit het RIZIV. In augustus
2010 ging de eerste levensverhaalschrijver aan de slag. Een deel van de financiële
middelen wenste het CGG Brussel in te zetten op wetenschappelijke begeleiding en
evaluatie. Hiervoor deden ze een beroep op LUCAS, Centrum voor zorgonderzoek en
10
consultancy van de K.U.Leuven. Gedurende een jaar is het project opgevolgd en
geëvalueerd.
De volgende vragen stonden hierbij centraal:
1. Wat is het effect van de interventie met de levensverhaalschrijver bij de kwetsbare
oudere persoon?
2. Hoe kunnen de taak en de functie van de levensverhaalschrijver concreet worden
beschreven?
3. Hoe kan de interventie van de levensverhaalschrijver worden ingebed in het bestaande
zorg- en dienstverleningsaanbod?
Doorheen de pilootstudie is het accent ook komen te liggen op een verdieping van de
gehanteerde methodiek en explicitering van de interventie zelf. De derde vraag, de
inbedding in het zorgaanbod, is hierdoor wat naar de achtergrond verschoven. Dit rapport
biedt een neerslag van deze pilootstudie en formuleert aanbevelingen voor de verdere
ontwikkeling van Narratieve Zorg.
In hoofdstuk 1 schetsen we de wetenschappelijke achtergrond van het project „Narratieve
Zorg‟ en wordt de vraagstelling verduidelijkt. Hoofdstuk 2 bespreekt meer in detail de
gehanteerde methodiek, de opbouw van de interventie en de weg die daarin is afgelegd.
Hoofdstuk 3 belicht de opzet van de evaluatiestudie bij de ouderen die deelnemen aan de
interventie. Wat zijn de kenmerken van de deelnemende ouderen en wat zijn de eerste
effecten? Hoofdstuk 4 behandelt het profiel van de levensverhaalschrijver. We zetten de
eerste stappen op weg naar een competentieprofiel en onderzoeken welke kennis,
vaardigheden en attitudes de levensverhaalschrijvers moeten verwerven voor het realiseren
van Narratieve Zorg. In het besluit vatten we de leerpunten uit deze pilootstudie samen en
werpen we een blik op de toekomst van dit project.
Bij dit rapport hoort ook een uitgebreide documentatie. Bijlage 1 bundelt informatie met
betrekking tot het Protocol III-instrumentarium dat ook belangrijk is om de selectie van de
deelnemers aan de interventie beter te begrijpen. Het gaat hier om stroomdiagrammen en
specifieke meetinstrumenten. Bijlage 2 bevat de documentatie die verwijst naar de
interventiemethodiek zelf: brochures, een voorbeeld van levensboek, een voorbeeld van
brief van de levensverhaalschrijver, een voorbeeld van de waardencirkel. Bijlage 3 ten
slotte bundelt de verschillende documenten die zijn ontwikkeld voor de kwantitatieve
evaluatiestudie bij de deelnemers. Achteraan dit rapport staat een overzichtslijst van alle
documenten.
11
Hoofdstuk 1:
Het project Narratieve Zorg
Het project Narratieve Zorg is een initiatief van het CGG Brussel en baseert zich op
wetenschappelijke inzichten over reminiscentie en geestelijke gezondheid bij ouderen. In
dit hoofdstuk schetsen we eerst de wetenschappelijke achtergrond. Hierbij gaan we in op
de methode van reminiscentie en de inzichten over de preventie van depressie bij ouderen.
Vervolgens stellen we de opzet en de doelstelling van Narratieve Zorg voor. Het CGG
Brussel koos ervoor om een nieuwe interventie op te zetten met levensverhaalschrijvers
voor thuiswonende ouderen. Tegelijk stelde CGG Brussel ook aan LUCAS de vraag om
een eerste wetenschappelijke evaluatie uit te voeren van deze interventie. De vraagstelling
van dit onderzoek bespreken we in de derde paragraaf van dit hoofdstuk.
1 Reminiscentie en geestelijke gezondheid bij ouderen
1.1 Reminiscentie: definitie en soorten
Reminiscentie verwijst naar het ophalen van herinneringen. Het is een natuurlijk proces dat
zowel door jongeren als ouderen wordt uitgevoerd. „Life review‟ wordt door de
ontwikkelingspsycholoog Erikson (1959; in Westerhof, Bohlmeijer & Webster, 2010)
expliciet genoemd als opdracht voor de laatste levensfase. „Life review‟ verwijst dan naar
het integreren van positieve herinneringen en successen met negatieve herinneringen en
mislukkingen tot een verzoend geheel. Deze „life review‟ zou leiden tot wijsheid en
aanvaarding van de eigen eindigheid. Intussen erkent men dat reminiscentie dus doorheen
de gehele levensloop voorkomt en niet enkel functioneel is voor het verzoenen met de
eigen eindigheid (zie verder).
Butler (1963; in Westerhof e.a., 2010) wordt vaak aangehaald als auteur die voor het eerst
uitgebreider inging op „life review‟ als volwaardig proces. Hij stelt dat „life review‟ een
persoon helpt bij het in het reine komen met onopgeloste conflicten uit het verleden en met
het beschouwen van de eigen kwetsbaarheid en eindigheid. Butler stelt dus dat „life
review‟ voor ouderen een zinvolle functie heeft en beschermend is voor de geestelijke
gezondheid.
Ondanks de schijnbare eenvoud, duurde het een tijd vooraleer een wetenschappelijke
definitie van het fenomeen „herinneringen ophalen‟ is gegeven. De meeste auteurs
verwijzen naar de definitie van Bluck & Levine (1998, in Westerhof e.a., 2010).
Hoofdstuk 1
12
“Reminiscentie is de (on)willekeurige activiteit of proces van het ophalen van
persoonlijke herinneringen. Het kan gaan om herinneringen aan bijzondere of
algemene episoden die al dan niet vergeten waren, en die vergezeld gaan van
het gevoel dat de herinnerde episoden waarachtige waarnemingen zijn van de
oorspronkelijke ervaringen. Deze herinneringen uit het autobiografische
geheugen kunnen privé blijven of worden gedeeld met anderen”.
Het is duidelijk dat herinneringen ophalen meerdere functies en betekenissen kan hebben.
Het kan actief gebeuren, maar het is evengoed een onwillekeurige natuurlijke activiteit van
mensen doorheen hun hele levensloop.
In de literatuur worden verschillende indelingen gehanteerd van soorten reminiscentie.
Wong & Watt (1991) identificeerden op basis van een inhoudsanalyse van antwoorden bij
personen van alle leeftijden zes types of functies van reminiscentie: integratieve,
instrumentele, transmissieve, vluchtende, obsessieve en narratieve reminiscentie.
De meest gehanteerde taxonomie is die van Webster (1993; 1997), waarbij acht functies
van reminiscentie worden geïdentificeerd (Bohlmeijer, Steunenberg, & Westerhof, 2011):
1. Identiteit vormen: het existentieel gebruik van het verleden om het beeld van wie we
zijn te ontdekken of te verhelderen.
2. Problemen oplossen: het herinneren van succesvolle copingstrategieën om huidige
problemen op te lossen.
3. Voorbereiden op de dood: het gebruik van onze herinneringen om tot een kalme en
accepterende houding ten aanzien van onze sterfelijkheid te komen.
4. Verminderen van verveling: het ophalen van herinneringen als een vlucht uit een heden
dat als doelloos of weinig interessant wordt ervaren.
5. Herbeleven van bitterheid: het ophalen van herinneringen aan onrechtvaardige
gebeurtenissen om blijvende negatieve gedachten en gevoelens te rechtvaardigen.
6. Behouden van intimiteit: herinneren als een proces om cognitieve en emotionele
representaties aan overleden dierbaren te behouden.
7. Onderwijzen/informeren: het gebruik van herinneringen om anderen persoonlijke
ervaringen en lessen over te dragen.
8. Converseren: het vertellen van herinneringen om in contact te komen met anderen of
het contact te verdiepen.
In vergelijking met de eerste indeling van Wong & Watt voegde Webster dus vooral de
dimensie „behoud van intimiteit‟ toe als reminiscentiefunctie. Onderzoek leerde dat
mensen van alle leeftijden gebruik maken van al deze reminiscentiefuncties (Webster,
Het project Narratieve Zorg
13
1993; 1997). Dit onderzoek leidde tot de ontwikkeling van de Reminiscence Functions
Scale (43 items), een instrument om de soorten reminiscentie in kaart te brengen.
Er zijn pogingen ondernomen om die acht functies te vereenvoudigen tot een beperkter
aantal functies. Zo menen Cappeliez & O‟Rourke (2006) dat het gaat om drie clusters:
Zelf-positieve reminiscentie (identiteitsvorming, problemen oplossen, voorbereiden op
de dood als reminiscentiefuncties gericht op het behoud en de ontwikkeling van het
zelf).
Zelf-negatieve reminiscentie (verminderen van verveling, herleven van bitterheid,
behoud van intimiteit als reminiscentiefuncties gericht op het behoud en de
ontwikkeling van het zelf).
Sociale reminiscentie (onderwijzen/informeren en conversatie als reminiscentiefuncties
in relatie tot anderen).
Later ordende Webster (2003, in Westerhof e.a., 2010) de acht functies zelf in een model
met twee assen: „zelf-georiënteerd‟ versus „sociaal-georiënteerd‟ en „reactief of
verliesgericht‟ versus „proactief of groeigericht‟, maar deze conceptualisering werd verder
niet empirisch getoetst.
In de literatuur concentreert het debat zich op de vraag of „identiteitsvormende
reminiscentie‟ niet hetzelfde is als „probleemoplossende reminiscentie‟ enerzijds en op de
positie van de reminiscentiefuncties „behoud van intimiteit‟ en „voorbereiden op de dood‟
anderzijds (Westerhof e.a., 2010).
1.2 De effecten van reminiscentie bij ouderen
Van in het begin is gesteld dat het ophalen van herinneringen positieve effecten kan
hebben op het welbevinden en de geestelijke gezondheid bij ouderen. In hun review
belichten Westerhof, Bohlmeijer en Webster (2010) drie levenslooptheorieën die dit
verband tussen reminiscentie en geestelijke gezondheid kunnen onderbouwen, maar dit zou
ons hier te ver leiden.
Dankzij de differentiatie in verschillende reminiscentietypes (cfr. supra) is de kernvraag
momenteel vooral: „Welke reminiscentiefuncties zijn adaptief in de ouderdom en welke
minder?‟. Tot op heden zijn er geen consistente bevindingen vastgesteld. Het lijkt erop dat
de sociale reminiscentiefuncties (onderwijzen/informeren en converseren) enkel
gerelateerd zijn met geluk, maar verder geen verband houden met welbevinden of
geestelijke gezondheid bij ouderen. De review van Westerhof stelt dat vooral de
reminiscentietypes „het verminderen van verveling‟ en „het herbeleven van bitterheid‟
negatief samenhangen met geestelijke gezondheid. Hoe meer ouderen herinneringen
ophalen om te vluchten uit een weinig stimulerende omgeving en hoe meer ouderen bittere
herinneringen steeds opnieuw ophalen zonder te verwerken, hoe nefaster dit ook is voor
Hoofdstuk 1
14
hun mentale toestand. Meest gunstig lijken de functies „identiteit versterken‟ en „probleem
oplossen‟. Hier gaat het erom dat de herinneringen bijdragen tot het ontdekken of
uitkristalliseren van de eigen identiteit of dat de herinneringen verwijzen naar
constructieve, probleemoplossende copingstrategieën die de oudere in het verleden heeft
gehanteerd. Verder onderzoek is nodig omdat alle zes studies van de review cross-
sectioneel zijn en omdat geestelijke gezondheid niet uniform wordt geoperationaliseerd
(geluk, meaning in life, levenstevredenheid, afwezigheid van angst, enz).
Ondanks het gebrek aan eenduidige of sterke evidentie zijn er gedurende meerdere jaren
interventies ontwikkeld die zich baseren op reminiscentie bij ouderen (Bohlmeijer, Mies &
Westerhof, 2006). De veronderstelling is dat het actief ophalen van herinneringen positief
kan bijdragen tot de geestelijke gezondheid bij ouderen.
1.3 Interventies gebaseerd op reminiscentie
De auteurs Westerhof en Bohlmeijer menen dat er een onderscheid kan gemaakt worden in
drie soorten interventies die gebaseerd zijn op reminiscentie (Webster, Bohlmeijer &
Westerhof, 2010):
reminiscentie
„life review‟
„life review‟-therapie
In oorsprong gaat het vooral om het onderscheid tussen reminiscentie en „life review‟,
terwijl het verschil tussen „life review‟ en „life review‟-therapie eerder gradueel is
(Bohlmeijer e.a., 2011).
(Eenvoudige) reminiscentie verwijst naar het oproepen, vertellen en uitwisselen van vooral
positieve herinneringen. Vaak worden hiervoor „triggers‟ gehanteerd zoals voorwerpen,
mediamateriaal of muziek uit de periode waarin de ouderen nog jongvolwassenen waren.
Dit soort reminiscentie-interventie appelleert vooral aan de reminiscentiefuncties
„onderwijzen/informeren‟ en „converseren‟. Deze interventievorm gebeurt vooral in
groepsverband bij ouderen die het delen van autobiografische informatie een prettige
activiteit vinden.
De effectiviteit van dergelijke eenvoudige, ongestructureerde reminiscentie voor een goede
mentale gezondheid is eerder beperkt (Bohlmeijer, Smit & Cuijpers, 2003; Bohlmeijer e.a.
2007)
„Life review‟ onderscheidt zich van eenvoudige reminiscentie doordat het ophalen van
herinneringen er op gestructureerde wijze wordt toegepast. Bij „life review‟ staat het actief
ophalen van zowel positieve als negatieve herinneringen centraal, waarbij bovendien de
Het project Narratieve Zorg
15
gehele levensloop in ogenschouw wordt genomen. Herevaluatie, het verwerken van
conflicten of het beoordelen van copingstijlen staan vaker centraal. Het doel ligt niet
zozeer in de sociale of plezierige activiteit op zich, maar in het komen tot ego-integriteit,
het betekenis geven aan het eigen leven, het voorbereiden op de eigen dood (Burnside &
Haight, 1992). De toepassing gebeurt zowel individueel als in groepsverband.
De laatste vorm van reminiscentiegebaseerde interventie, „life review‟-therapie, is er
gekomen vanuit de vaststelling dat de mechanismen van herinneringen ophalen anders
functioneren bij mensen met een klinische depressie of angststoornis.
Hiervoor moeten we eerst ingaan op de werking van het autobiografische geheugen. Het
autobiografische of episodische geheugen verwijst naar het eigen levensverhaal of de
verzameling van herinneringen aan gebeurtenissen uit iemands leven (Birren & Schroots,
2006, in Bohlmeijer, Steunenberg, Leontjevas e.a., 2010). Er wordt aangenomen dat het
autobiografische geheugen hiërarchisch is opgebouwd (Conway & Pleydell-Pearce, 2000,
in Bohlmeijer, Steunenberg, Leontjevas e.a., 2010). Het eerste niveau verwijst naar
langdurige levensperiodes zoals de kindertijd, de studententijd, het gezinsleven, enz. Op
het tweede niveau bevinden zich algemene gebeurtenissen die zich regelmatig herhalen:
bijvoorbeeld de jaarlijkse vakantie in Frankrijk. Het gaat om gebeurtenissen van een dag
tot enkele weken of jaren. Het derde niveau bevat specifieke gebeurtenissen die heel
precies omschreven zijn en tot een dag duurden. Kenmerkend is dat herinneringen uit het
derde niveau veeleer visueel of zintuiglijk worden gecodeerd, tegenover meer verbale
encodering bij de twee eerste niveaus. Volgens deze visie moeten de eerste twee niveaus
eerst worden geactiveerd alvorens men specifiekere herinneringen kan ophalen
(Bohlmeijer e.a., 2010).
Overgeneralisatie is een fenomeen dat bij depressieve personen voorkomt, waarbij ze
minder vaak in staat zijn specifieke autobiografische herinneringen op te halen (Williams,
2007, in Bohlmeijer, Steunenberg, Leontjevas e.a., 2010).
Onderzoek bestudeert nu in hoeverre de werking van het autobiografische geheugen
trainbaar en veranderbaar is. Door specifieke interventies zouden personen met depressieve
klachten dus geleerd kunnen worden om zoveel mogelijk specifieke positieve
herinneringen op te halen (Westerhof, Lamers & de Vries, 2010). De interventie „Dierbare
herinneringen‟ (zie verder) bouwt verder op deze hypothese.
Belangrijk in het licht van „life review‟-therapie is dus vooral dat het herinneringen
ophalen anders functioneert bij personen met depressieve gevoelens of klinische depressie
dan bij niet-depressieve personen. Dit rechtvaardigt het door Westerhof en Bohlmeijer
verdedigde onderscheid van „gewone‟ „life review‟ tegenover „life review‟-therapie.
Een tweede vaststelling onderbouwt dit onderscheid ook. Bohlmeijer, Smit & Cuijpers
(2003) stelden immers vast dat het effect van „life review‟ significant sterker is bij
personen met een majeure depressie of met een relatief hoog niveau van depressieve
Hoofdstuk 1
16
symptomatologie (bijvoorbeeld CES-D groter of gelijk aan 16) dan bij personen met milde
tot matige depressieve symptomen.
„Life review‟-therapie verwijst dan naar het gebruik van „life review‟ voor personen met
depressieve klachten, subklinische of klinische depressie. De technieken van „life review‟
worden er geoperationaliseerd in combinatie met inzichten over het autobiografisch
geheugen bij depressieve personen enerzijds of met het gebruik van andere therapeutische
denkkaders zoals cognitieve therapie, narratieve therapie, creatieve expressie,
probleemoplossende therapie, enzovoort anderzijds.
De wetenschappelijke evidentie over de effectiviteit van deze reminiscentie-interventies is
groeiend (zie Westerhof e.a., 2010). Tegelijk is er niet één robuust effect, aangezien er
verschillende soorten reminiscentie zijn, verschillende doelgroepen en
interventiewerkwijzen. De minste evidentie is er voor het effect van eenvoudige
reminiscentie op mentaal welbevinden. „Life review‟-interventies blijken bij te dragen tot
het welbevinden en het betekenisvol leven („meaning in life‟) bij ouderen, terwijl alleen
„life review‟-therapie effectief is voor het verminderen van depressieve gevoelens. Toch is
verder effectonderzoek nodig met goede operationaliseringen, voldoende grote
steekproeven, een meer longitudinale opvolging, enzovoort.
In Nederland is het afgelopen decennium sterk geïnvesteerd in onderzoek naar de
effectiviteit van reminiscentie-gebaseerde interventies. We belichten hierna kort drie
interventies omdat ze inspirerend waren en zijn voor het project Narratieve Zorg.
1.3.1 „Op zoek naar zin‟
De cursus „Op zoek naar zin‟ combineert gestructureerde reminiscentie of „life review‟ met
creatieve opdrachten. De cursus heeft als bedoeling depressie te voorkomen door het
wijzigen van de reminiscentiestijl van de deelnemers.
De cursus is ontwikkeld door José Franssen en Ernst Bohlmeijer en bedoeld voor een
groep van acht ouderen met depressieve klachten. Deze groep wordt begeleid door twee
zorgverleners uit de geestelijke gezondheidszorg met een therapeutische achtergrond of
ervaring in sociaal-psychologisch werk.
Er zijn twaalf bijeenkomsten van twee uur waarbij gewerkt wordt met zintuiglijke
herinneringen, creatieve activiteiten en mondelinge uitwisseling. De negen eerste
bijeenkomsten zijn thematisch opgebouwd: de eigen naam, geuren uit het verleden, de
huizen waar je woonde, handen, foto‟s, vriendschappen, keerpunten, verlangen en de
toekomst, identiteit. Op basis van de feedback van de deelnemers uit de pilootstudie
(Bohlmeijer, Valenkamp e.a., 2005; Westerhof, Bohlmeijer & Valenkamp, 2004) zijn drie
sessies toegevoegd waarin toegespitst wordt op probleemoplossende technieken.
Het project Narratieve Zorg
17
In een gerandomiseerde gecontroleerde interventiestudie zijn 83 50-plussers met deze
interventie vergeleken met 88 50-plussers die enkel een film te zien kregen over „De kunst
van het ouder worden‟. Deelnemers aan de cursus bleken significant minder depressieve
klachten te hebben dan de controlegroep, meteen na de cursus en zes maanden later. De
cursus bleek het meest effectief te zijn bij ouderen die bij aanvang al klinisch relevante
depressieve klachten hadden. Opmerkelijk is ook dat beide groepen een significante daling
hadden van de mate van angst. Er zijn geen verschillen gevonden in de mate van mastery,
kwaliteit van leven of het gebruik van bepaalde reminiscentiestijlen. De cursus bleek ook
meer effectief te zijn voor vrouwelijke deelnemers dan voor mannen (Pot, Bohlmeijer e.a.,
2010).
1.3.2 „De verhalen die we leven‟
Deze interventie bestaat uit „life review‟ (met het accent op integratieve reminiscentie) en
elementen uit de narratieve therapie (Bohlmeijer, Westerhof & Emmerik-de Jong, 2008).
De cursus is bedoeld voor 55-plussers met depressieve klachten, gevoelens van somberheid
of spanning. Het is een groepsinterventie voor vier tot zes personen en omvat zeven tot
acht bijeenkomsten. In elke bijeenkomst wordt gewerkt rondom een thema: jonge jaren,
adolescentie, werk en zorg, vriendschappen en relaties, doelen in het leven, omgaan met
verlies als levenskunst, het leven als verhaal. Deelnemers krijgen vooraf een aantal vragen
mee waarover ze thuis kunnen nadenken en vervolgens tijdens de bijeenkomst met elkaar
delen. De verhalen die de deelnemers elkaar vertellen worden aangevuld, ontrafeld en
terug verbonden.
Het narratieve aspect van deze interventie komt tot uiting in de visie op verhalen als
reconstructies. Verhalen en herinneringen die verwijzen naar verbittering, problemen en
negatieve gevoelens worden niet uit de weg gegaan. Hier neemt de begeleider een
belangrijke rol op zich. Door het stellen van de juiste vragen wordt de oudere persoon
uitgenodigd om zijn levensverhaal te zien als een interpretatie of constructie en op zoek te
gaan naar alternatieve verhalen.
In het komen tot een coherent, constructief en perspectiefrijk verhaal over het eigen leven
staan een aantal kenmerken centraal:
De hoofdpersoon is actor en geen slachtoffer.
Het verhaal is realistisch in die zin dat het rekening houdt met grenzen en vermogens.
Het verhaal bevat zinvolle doelen.
Uit het verhaal put de oudere vertrouwen dat hem in staat stelt de doelen te
verwezenlijken.
Het verhaal is accepterend naar verleden en heden.
Hoofdstuk 1
18
De begeleider van de interventie onderneemt drie activiteiten: faciliteren en structureren,
actief en empathisch luisteren en doorvragen. Tijdens de cursus worden de deelnemers
uitgenodigd om weer een onderscheid te maken tussen de ervaringen en het verhaal dat ze
over die ervaringen vertellen. Zijn ze bereid om te onderzoeken of er nog andere verhalen
(visies) mogelijk zijn, nieuwe perspectieven? En willen ze nagaan of niet meer accent moet
worden gelegd op andere herinneringen?
Uit een quasi-experimenteel onderzoek blijkt dat deze interventie geen verschillend effect
heeft op betekenisvol leven („meaning in life‟) (Bohlmeijer, Westerhof & Emmerik-de
Jong, 2008). Er waren wel positieve effecten op het vlak van depressieve symptomen en
gevoelens van meesterschap (Bohlmeijer, Kramer e.a., 2009).
Bohlmeijer, Steunenberg & Westerhof (2011) merken op dat in de meest recente versie van
de cursus ook gewerkt wordt met welzijnsoefeningen gericht op ontspanning, meditatie of
mildheid. Ook wordt er extra ingegaan op positieve herinneringen, identiteitsherinneringen
en creatieve opdrachten. Op basis van het protocol van deze interventie is het zelfhulpboek
„Op verhaal komen‟ (Bohlmeijer & Westerhof, 2010) verschenen.
Een interventie die sterk aansluit bij deze methodiek is de cursus „De kracht van je leven‟
voor oudere Turken en Marokkanen (Smits, Boland, de Vries & van Erp, 2006).
1.3.3 „Dierbare herinneringen‟
Dit is de meest recent ontwikkelde interventie en nog volop in evaluatie door de
Universiteit Twente en de Vrije Universiteit Amsterdam (Bohlmeijer e.a., 2011). Ze is
gebaseerd op de vaststelling van overgeneralisatie (cfr. supra) bij mensen met depressieve
klachten.
In tegenstelling tot de twee vorige interventies, gaat het hier om een individuele training
voor 60-plussers. De opzet bestaat uit een oriëntatiegesprek gevolgd door vier individuele
gesprekken van een uur waarbij de deelnemer getraind wordt om specifieke herinneringen
aan eenmalige positieve gebeurtenissen op te halen. In elke bijeenkomst staat een thema
centraal: de jonge jaren, adolescentie, volwassenheid en het leven als geheel. Het protocol
van deze interventie is verkrijgbaar bij de auteurs (Bohlmeijer, Steunenberg e.a., 2010).
In een eerste evaluatie bij bewoners van woonzorgcentra bleek de interventie sterk bij te
dragen tot het verminderen van depressieve gevoelens (Steunenberg e.a., in druk).
1.4 Reminiscentie en de preventie van depressie bij ouderen
De vorige paragrafen maken duidelijk dat de positieve effecten van reminiscentie-
interventies zich vooral situeren op het terrein van de preventie van depressieve gevoelens
bij ouderen. Daarnaast wordt ook steevast onderzocht in hoeverre reminiscentie of „life
Het project Narratieve Zorg
19
review‟ bijdraagt tot betekenisvol leven, een hoger welbevinden, gevoelens van
meesterschap, afname van angst, enzovoort. In deze paragraaf staan we toch nog kort even
stil bij het thema van preventie van depressie bij ouderen.
Er zijn meerdere argumenten waarom het belangrijk is in te zetten op preventie van
depressie bij ouderen. Zonder volledig te zijn noemen we enkele:
omdat het aantal ouderen met depressieve klachten groot is;
omdat het nuttig kan zijn bij het bevorderen van hulpzoekend gedrag bij psychische
problemen;
omdat depressie wereldwijd behoort tot de aandoeningen met de grootste ziektelast
(Cuijpers & Willemse, 2005).
Wanneer het gaat om ziektepreventie, kunnen er drie vormen worden onderscheiden
(Mrazek & Haggerty, 1994, in Cuijpers & Willemse, 2005):
Universele preventie is gericht op de algemene bevolking of op een deelpopulatie die
niet geïdentificeerd is op basis van een individuele factor.
Selectieve preventie is gericht op individuen of een subgroep van de populatie waarbij
het risico op het ontwikkelen van een psychisch probleem aanzienlijk groter is dan
gemiddeld. Dit komt omdat die personen blootgesteld zijn geweest aan risicofactoren
waarvan men weet dat ze voorspellend kunnen zijn voor de aanvang van de ziekte.
Geïndiceerde preventie is gericht op personen die niet voldoen aan de diagnostische
criteria voor een psychische stoornis, maar die wel al de eerste tekenen of symptomen
vertonen, of die biologische kenmerken hebben die duiden op een predispositie voor
een psychiatrische aandoening.
Wellicht zijn selectieve en geïndiceerde preventieve interventies het meest haalbaar en
kosteneffectief voor depressie. Er is weinig evidentie dat universele preventie van
depressie effectief is (Schoevers, Smit, Deeg e.a., 2006). Het gaat dan om algemene
voorlichtingsprogramma‟s of brede cursussen. Ook Smit (2006) en Beekman, Smit e.a.
(2010) stellen dat zowel selectieve als geïndiceerde preventie zeer effectief zijn. Bij die
twee vormen van preventie-interventies komt het erop aan dus een bepaalde screening of
selectie uit te voeren zodat de acties doelgerichter zijn.
Selectieve preventie is bedoeld voor mensen met een verhoogd risico op psychische
problematiek. Voor depressie bij ouderen valt te denken aan de volgende – soms
overlappende – groepen:
weduwen en weduwnaars;
mantelzorgers van hulpbehoevende ouderen;
ouderen met een chronische ziekte;
ouderen in instellingen;
ouderen die kampen met eenzaamheid.
Hoofdstuk 1
20
Bij geïndiceerde preventie richt men zich op ouderen die al depressieve klachten hebben,
maar nog niet voldoen aan alle diagnostische criteria voor depressie. Cuijpers & Willemse
(2005) beschouwen de cursus „Het verhaal van je leven‟ als een vorm van selectieve
preventie (omdat deze groepsinterventie in oorsprong gericht was op 55-plussers die meer
greep willen krijgen op hun leven). We merken op dat uit de pilootstudies is gebleken dat
deze cursus meer effectief is als hij zich richt op ouderen met milde of matige depressieve
klachten. Intussen is de opzet op basis hiervan bijgestuurd (o.a. criteria voor instroom) en
zou deze interventie dus eerder als geïndiceerde preventie kunnen begrepen worden. De
cursus „op zoek naar zin‟ beschouwen de auteurs eveneens als geïndiceerde preventie
omdat deze interventie zich van in het begin meer expliciet zou richten op ouderen met
lichte of matige depressieve klachten, ouderen die lijden onder verlieservaringen, dreigen
in isolement te geraken of bezig zijn met zingevingvragen.
Reminiscentie-interventies blijken dus goed te zijn als selectieve en/of geïndiceerde
preventie van depressie bij ouderen. We onthouden dat het zorgvuldig ontwerpen van een
interventie ook impliceert na te denken over de specifieke doelgroep en specifieke
instroomcriteria.
2 De opzet van het project Narratieve Zorg
2.1 Korte voorstelling van het CGG Brussel en de aanleiding voor Narratieve Zorg
CGG Brussel vzw is een Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg en bestaat uit zes
deelwerkingen verspreid over het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Elke deelwerking
beschikt over een multidisciplinair team samengesteld uit psychiaters, psychologen en
maatschappelijk werkers. Het CGG Brussel-Oost heeft een volwassenen- en ouderenteam.
Het specialiseerde zich sterk in de werking met ouderen.
Het ouderenteam werkt vanuit een expliciete visie op ouderen en ouder worden:
Vanuit een levensloopmodel ziet men de oudere in verschillende dimensies, waarin er
naast aftakeling ook groei en mogelijkheden zijn.
Men werkt vanuit een emancipatorisch kader: de mogelijkheden van de oudere staan
centraal in de zorghandelingen van het team.
Men wil de veerkracht en het meesterschap van ouderen bevorderen.
Men wil de angst voor het ouder worden tegengaan, evenals de negatieve stereotype
beelden.
Het project Narratieve Zorg
21
Het CGG Brussel werkt met verschillende methoden en biedt een behandelaanbod van
verschillende formules: preventieve projecten, therapie op individuele basis of in groep,
met huisbezoeken, in samenwerking met eerstelijns of derdelijns hulpverleners, enz. (voor
meer details, zie www.cggz-brussel.be). Het ouderenteam van het CGG Brussel is een van
de eerste multidisciplinaire equipes in de CGG. In het laagdrempelig aanbieden van een
aanbod inzake geestelijke gezondheidszorg zijn ze al jaren creatief en vernieuwend aan het
werk. Hun outreachende hulpverlening vormt daarbij een sleutelelement.
De gerontoloog-psychotherapeute van het ouderenteam is de bedenker van het project
Narratieve Zorg. In een interview legt ze uit waarom ze gefascineerd raakte door
reminiscentie en „life review‟.
Vanuit haar vroegere professionele ervaring met palliatieve zorg merkte ze op hoe
belangrijk het is om bij de afronding van het leven tot een integratie te komen, een
terugblik op het eigen leven om te kunnen sterven. Naderhand is ze specifiek gaan
focussen op ouderen, met de vraag of hetzelfde proces bij terminale patiënten misschien
ook bij ouderen zinvol is. Ze besefte dat het ouderenteam en het CGG vooral therapeutisch
bezig is met ouderen. Dat wil zeggen: ouderen komen met een duidelijke hulpvraag of
hebben een bepaald probleem waarmee ze met behulp van psychotherapie geholpen
worden. De fascinatie voor „life review‟ is blijven spoken en zo kwam het plan om een
project uit te tekenen voor ouderen die geen therapie nodig hebben, maar die toch willen
stilstaan bij hun eigen leven om zo meer welbevinden te ervaren en de toekomst tegemoet
te gaan. Door verder te lezen over Robert Butler („life review‟) en Ernst Bohlmeijer (de
toepassing in interventies bij ouderen) is het idee verder gerijpt en het projectvoorstel
uitgetekend.
2.2 De doelstelling en algemene opzet van Narratieve Zorg
In het project Narratieve Zorg komt een levensverhaalschrijver aan huis bij een kwetsbare
oudere persoon. Gedurende een beperkt aantal sessies wordt stilgestaan bij het eigen leven
van de oudere persoon. De doelstelling van het project Narratieve Zorg is als volgt
omschreven in het aanvraagdossier voor het RIZIV (Protocol III project):
“De fysieke zorg voor zwaar zorgbehoevende ouderen is prioritair, maar gaat
hand in hand met de psychische zorg. Deze zorg loskoppelen houdt risico‟s in
voor de frêle ouderen. Ons project „Narratieve Zorg‟ focust op de psychisch-
existentiële zorg voor ouderen. Het houdt in dat we een nieuwe methodiek
hanteren die wetenschappelijk onderbouwd wordt: levensverhaaltherapie. De
Levensverhaalschrijver gaat samen met de oudere stilstaan bij zijn of haar
levensfasen. Het project richt zich op kwetsbare ouderen die lijden aan een
verlies van autonomie, aan relationeel verlies en aan cognitief verlies.
Depressieve en dementerende ouderen komen zeker in aanmerking want zij
Hoofdstuk 1
22
raken hun levensverhaal en zichzelf kwijt. De Levensverhaalschrijver gaat van
de levensfasen de mijlpalen, de dieptepunten en hoogtepunten, ordenen en
noteren. De oudere gaat op die manier ervaringen uit z‟n leven, meevallers,
tegenslagen ... een betekenis geven. Dit geeft samenhang, eenheid en richting
aan het leven van de oudere. Via deze opbouw van het levensverhaal wordt de
identiteit van de oudere versterkt: hij/zij krijgt een zicht op: wie ben ik, waar
sta ik voor? Als de ouderen kunnen vertellen over de tijd waarin ze meer kracht
en competenties hadden, vermindert hun beleving van afhankelijkheid en
onzekerheid en worden hun identiteit en eigenwaarde versterkt. Deze
identiteitsversterking, de verhoging van het psychische welbevinden en de
zelfwaarde van de oudere zal hem of haar motiveren langer in de thuissituatie
te blijven, dat is ons doel.”
Het project Narratieve Zorg is geïnspireerd op de methode „De verhalen die we leven‟
ontwikkeld door Ernst Bohlmeijer en Gerben Westerhof (zie hogerop paragraaf 1.3.2). De
interventie „De verhalen die we leven‟ is een combinatie van narratieve therapie en „life
review‟, waarbij het doel voorop staat om ouderen met matig depressieve klachten een
meer positieve betekenis te laten geven aan hun leven. Het gaat om een groepsinterventie
met een beperkt aantal ouderen die last hebben van somberheid of spanningsklachten.
Tabel 1 Schematisch overzicht van de opzet van de interventie Narratieve Zorg
Wekelijkse bijeenkomsten
Bezoek 1 Kennismaking en introductie
Bezoek 2 Jeugd
Bezoek 3 Werk en/of zorg
Bezoek 4 Moeilijke perioden
Bezoek 5 Sociale relaties
Bezoek 6 Synthese: hoogte- en dieptepunten
Bezoek 7 Metafoor
Bezoek 8 Betekenis en toekomst
Tweewekelijkse bijeenkomsten
Bezoek 9 Dierbare herinneringen
Bezoek 10 Dierbare herinneringen
Bezoek 11 Dierbare herinneringen
Bezoek 12 Dierbare herinneringen
Maandelijkse bijeenkomsten
Bezoek 13 Toekomstgericht: uitwerking van psychosociaal document
Bezoek 14 Toekomstgericht: uitwerking van psychosociaal document
Het project Narratieve Zorg
23
Ten opzichte van de opzet van de oorspronkelijke groepsinterventie „De verhalen die we
leven‟ zijn er in Narratieve Zorg drie fundamentele wijzigingen aangebracht.
Ten eerste gaat het nu om een individuele interventie bij de oudere persoon thuis. Het
belangrijkste argument hiervoor is dat de kwetsbare oudere personen van dit project zelf
een hogere leeftijd hebben en daardoor vaak zelf niet zo mobiel meer zijn als de doelgroep
die Bohlmeijer en Westerhof bestudeerden (55-plussers).
Ten tweede wordt het aantal sessies ook uitgebreid van acht naar veertien sessies van 1u
tot 1u30. De eerste acht sessies, die wekelijks plaatsvinden, zijn analoog aan de methodiek
„De verhalen die we leven‟. Daarna volgen er vier sessies die tweewekelijks plaatsvinden.
Zij gaan nog dieper in op dierbare herinneringen. Deze vier sessies zijn toekomstgericht en
meer georiënteerd op wat de oudere persoon graag wil dat andere mensen over hem of haar
zouden weten (professionele hulpverleners, vrijwilligers, mantelzorgers). De laatste twee
sessies vinden maandelijks plaats en gaan specifiek in op het ontwerp van een document
‘psychosociale aandachtspunten‟ dat kan gedeeld worden met de andere zorgverleners
die de oudere persoon nu of in de toekomst omringen.
Ten derde wordt de interventie ook ontwikkeld en getest voor oudere personen met
beginnende dementie. Het spreekt voor zich dat de inhoud en aanpak hiervan anders zal
zijn dan bij de ouderen met depressieve klachten of lichamelijke zorgbehoevendheid. Zo
zal er meer gewerkt worden met vrije associatie en ligt het accent zeker niet op het volledig
herinneren van voorbije levensgebeurtenissen. Tabel 1 vat schematisch de opbouw van de
interventie samen.
2.3 Situering van Narratieve Zorg als project binnen Protocol III
Het RIZIV formuleerde in het kader van het derde Protocolakkoord in 2009 een eerste
oproep om projecten te financieren die alternatieve en ondersteunende zorgvormen willen
ontwikkelen voor kwetsbare ouderen. De GDT Conectar uit Brussel diende een project in
over „Narratieve Zorg‟ en kreeg hiervoor de goedkeuring (Projectnummer 75930115-000).
Doelstelling van de projecten in het kader van Protocol III is alternatieven te zoeken voor
verblijf in een rusthuis of rust- en verzorgingstehuis. Vier mogelijke soorten projecten zijn
onderscheiden: (1) zorgactiviteiten vanuit instellingen voor kortverblijf of dagverzorging
(transmuraal), (2) nieuwe zorgactiviteiten in de thuiszorg, (3) geïntegreerde zorgverlening
als samenwerking tussen meerdere zorgverleners en (4) alternatieve woonvormen. Het
project „Narratieve Zorg‟ situeert zich (bij de aanvraag) in de tweede categorie en voorziet
een nieuwe vorm van dienstverlening voor thuiswonende ouderen, namelijk de begeleiding
en interventie van een levensverhaalschrijver.
Deelname als project van alternatieve en ondersteunende zorgvorm impliceert dat men zich
richt op kwetsbare ouderen. Hiervoor moet worden gescreend volgens bepaalde criteria,
Hoofdstuk 1
24
met onder meer het gebruik van de Edmonton Frail Schaal. Elk project wordt ook
voorgedragen door een samenwerkingsverband van diverse organisaties1.
Verder betekent deelname als project aan Protocol III ook dat men meewerkt aan een
grondige evaluatie van deze nieuwe zorgvorm. De evaluatie gebeurt in hoofdzaak op het
niveau van de kwetsbare oudere persoon. De gegevensverzameling dient te gebeuren met
behulp van vier instrumenten:
het Resident Assessment Instrument (RAI), een comprehensief geriatrisch instrument
dat toelaat een ruim beeld te verwerven in het functioneren van de oudere persoon;
de WHO-Quality of Life instrument, de kwaliteit van leven van de oudere persoon;
de Zarit Burden Schaal, de zorgbelasting van de mantelzorger van de kwetsbare oudere
persoon;
een economische schaal om de financiële kost en impact in te schatten.
Geselecteerde projecten krijgen gedurende maximum vier jaar financiering en worden
wetenschappelijk geëvalueerd door een interuniversitaire commissie. Details over de opzet
van deze Protocol III projecten zijn te vinden op
http://www.riziv.fgov.be/care/nl/residential-care/alternative_forms/.
Het CGG Brussel wil als initiatiefnemer van het project Narratieve Zorg bovenop de
vereiste evaluatie voor het RIZIV een wetenschappelijke effectmeting uitvoeren van de
interventie met de levensverhaalschrijvers. Hiervoor richt het zich naar LUCAS, Centrum
voor Zorgonderzoek en Consultancy. In de volgende paragraaf belichten we de doelstelling
van deze bijkomende evaluatie.
3 Wetenschappelijke vraagstelling
3.1 Vraagstelling zoals initieel afgesproken met de opdrachtgever
Het project Narratieve Zorg beoogt om kwetsbare ouderen die thuis wonen gedurende 14
sessies te begeleiden door een levensverhaalschrijver. De interventie met levensverhaal-
schrijvers is geïnspireerd op een reminiscentie-interventie die in Nederland is ontwikkeld
en geëvalueerd (door Ernst Bohlmeijer en Gerben Westerhof). Nieuw is dat het hier niet
gaat om een groepsinterventie, maar om individuele begeleiding bij de oudere aan huis.
Met de interventie beoogt men depressie te voorkomen en ouderen terug veerkrachtig te
maken.
1 Het RIZIV hanteert een vaste terminologie waarbij „partners‟ verwijzen naar de leden van het
Het project Narratieve Zorg
25
Gedurende een beperkt aantal sessies komt een levensverhaalschrijver bij de oudere aan
huis en gaat hij/zij op narratieve wijze in op het levensverhaal van de persoon („life
review‟). Door stil te staan bij positieve en negatieve herinneringen kan de oudere persoon
komen tot een coherent levensverhaal en versterkte identiteit. De centrale hypothese is
dat de autonomie en zelfstandigheid van deze ouderen na afloop van de interventie is
verhoogd, waardoor ook de ontwikkeling van depressie wordt voorkomen en een te
vroege opname in een woonzorgcentrum kan worden uitgesteld.
De doelgroep van het project Narratieve Zorg bestaat uit thuiswonende kwetsbare ouderen.
De doelgroepvereisten zijn welomschreven binnen het RIZIV-project: het moet gaan om
zwaar zorgbehoevende ouderen.
Concreet voor Narratieve Zorg gaat het om ouderen met een ogenschijnlijke lijdensdruk,
de ouderen die volgens de Edmonton Frail Scale meer dan 6 scoren, de ouderen met een
depressieve stemming (exclusie van ouderen met depressie volgens de DSM-IV), ouderen
met beginnende dementieproblematiek (exclusie: ouderen met dementie in de verborgen en
verzonken ik-fase) – kortom de zwaar zorgbehoevende ouderen die problemen hebben.
Ook de mantelzorgers van deze kwetsbare ouderen zijn doelgroep van het project
Narratieve Zorg, voor zover die hoger dan 6 scoren op de Edmonton Frail Schaal of zelf
niet ernstig depressief zijn (en evenmin ernstig dementerend uiteraard). Het gaat steeds om
ouderen (60 jaar of ouder) die thuis wonen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
LUCAS is gevraagd om deze nieuwe interventie wetenschappelijk te begeleiden en
evalueren. Het evaluatie onderzoek verloopt langs drie sporen met
1. Cross-sectioneel vragenlijstonderzoek met herhaalde metingen bij de deelnemende
kwetsbare ouderen thuis
2. Kwalitatief interview met de levensverhaalschrijvers
3. Focusgroep met de betrokken zorg- en hulpverleners
samenwerkingsverband die het project aanvragen en „deelnemers‟ verwijst naar de overige organisaties die
bij de uitvoering van het project zijn betrokken. Tot slot worden de kwetsbare ouderen die deelnemen aan
de interventie benoemd als „patiënten‟. In dit rapport verwijzen we naar de organisaties waarmee
Narratieve Zorg samenwerkt altijd als „partners‟. We omschrijven de ouderen die meewerken aan
Narratieve Zorg niet altijd als „patiënten‟, maar soms ook eenvoudig als „deelnemers‟ of „deelnemende
ouderen‟.
Hoofdstuk 1
26
In het onderzoek over Narratieve Zorg staan de volgende drie vragen centraal:
1. Wat is het effect van de interventie met de levensverhaalschrijver bij de kwetsbare
oudere persoon?
Deze vraag wordt beantwoord door middel van een pre- en postmeting bij alle
deelnemende kwetsbare ouderen. Op grond van de literatuur worden zeven hypothesen
naar voren geschoven:
Hypothese 1: Patiënten hebben minder depressieve klachten en dus een lagere mate van
depressie na de interventie dan vooraf.
Hypothese 2: Patiënten voelen zich na de interventie minder eenzaam dan vooraf.
Hypothese 3: Patiënten hebben na de interventie een uitgebreider sociaal netwerk en/of
voelen zich meer tevreden met hun sociale netwerk dan voorheen.
Hypothese 4: Patiënten hebben na de interventie een hoger gevoel van „meesterschap‟ (d.i.
controle of regie over het eigen leven) in vergelijking met voorafgaand.
Hypothese 5: Patiënten hebben na de interventie een hoger gevoel van eigenwaarde in
vergelijking met voorafgaand.
Hypothese 6: Patiënten hebben minder angstgevoelens na de interventie dan voorheen.
Hypothese 7: Patiënten hebben na de interventie meer veerkracht (resilience) dan
voorheen.
In Hoofdstuk 3 werken we de opzet van deze evaluatie meer in detail uit.
2. Hoe kan de taak en functie van levensverhaalschrijver concreet worden
beschreven?
Deze vraag wordt beantwoord door middel van beschrijvend onderzoek na kwalitatief
interview met de twee levensverhaalschrijvers. De aanpak en resultaten hiervan staan
weergegeven in het vierde hoofdstuk.
3. Hoe kan de interventie van de levensverhaalschrijver worden ingebed in het
bestaande zorg- en dienstverleningsaanbod?
Deze vraag zou worden beantwoord door middel van beschrijvend onderzoek na
focusgroep met betrokken zorg- en hulpverleners uit de thuiszorg en residentiële zorg. Dit
onderdeel is vervangen door nauwere analyse en ontwikkeling van de methodiek zelf (zie
Hoofdstuk 2).
Het project Narratieve Zorg
27
Op vraag van de opdrachtgever is de wetenschappelijke evaluatie in het begin vooral
toegespitst op een kwantitatieve evaluatie bij de deelnemende ouderen aan de interventie
(eerste onderzoeksvraag). De eerder procesmatige evaluatie met de levensverhaalschrijvers
en de inbedding van de interventie in het zorglandschap (onderzoeksvragen twee en drie)
verschoven dus op vraag van het CGG meer naar de achtergrond.
Deze studieopdracht is complex omdat ze vervat zit in een gestroomlijnd traject vanuit het
RIZIV. Er is financiering voorzien voor een eerste periode van 18 maanden. Binnen die
tijd moet aangetoond worden dat de opgezette interventie de RIZIV-doelstellingen bereikt.
In datzelfde tijdsbestek heeft LUCAS deze studieopdracht uitgevoerd.
3.2 Studieverloop en tussentijdse bijsturing van de vraagstelling
LUCAS werkte gedurende een jaar aan de wetenschappelijke evaluatie van het project
„Narratieve Zorg‟. Vanaf juni 2010 is vooral veel geïnvesteerd in het ontwerpen van een
grondige onderzoeksopzet zodat de effectmeting bij de deelnemende ouderen goed kon
verlopen. Een onderzoeksprotocol is opgemaakt en ingediend bij het UZ Leuven en het
UZ Brugmann. In Hoofdstuk 3 belichten we deze opzet van het onderzoeksluik meer in
detail. LUCAS trainde de levensverhaalschrijvers in het afnemen van de vragenlijsten
(17 september 2010), stelde het onderzoeksinstrumentarium samen en ontwierp mee de
nodige communicatie-instrumenten (i.e. het aanmeldingsformulier, de folder voor ouderen,
de folder voor verwijzers).
LUCAS nam deel aan het partneroverleg van en stelde er de wetenschappelijke studie voor
(19 oktober 2010).
Verder hield LUCAS geregeld werkbijeenkomsten met het ouderenteam en de
levensverhaalschrijvers (in 2010 acht vergaderingen: 3 mei, 7 juni, 5 juli, 16 augustus,
27 september, 4 oktober, 22 november, 13 december en in 2011 vier vergaderingen:
7 februari, 7 maart, 4 april en 16 mei).
In januari 2011 hielden LUCAS en de gerontoloog-psychotherapeut van het ouderenteam
een informele zelfevaluatie om het verloop van het project kritisch te belichten. Het bleek
niet zo eenvoudig om geschikte deelnemers te vinden voor de interventie (zie Hoofdstuk
3). De meeste deelnemers waren „interne doorverwijzingen‟ van ouderen die men al kende
vanuit het ouderenteam van het CGG. Bovendien is ook duidelijk geworden dat het
draaiboek en de methodiek zelf van de interventie nog niet ten volle op punt stonden (zie
Hoofdstuk 2). Beide elementen zetten een grote rem op de validiteit en betrouwbaarheid
van het kwantitatieve effectonderzoek.
Om die reden is besloten om in de resterende onderzoekstijd alsnog meer in te zetten op
een kwalitatievere procesevaluatie. De focus kwam te liggen op de tweede
onderzoeksvraag: „Hoe kan de taak en de functie van de levensverhaalschrijver worden
Hoofdstuk 1
28
omschreven?‟ en op verdere ontwikkeling van de methodiek. Hiervoor zijn interviews
gebeurd met zowel de gerontoloog-psychotherapeut als met de levensverhaalschrijvers2.
De werkbijeenkomsten zijn ook maximaal gebruikt om de inhoud van de interventie en de
gehanteerde methodieken scherp te krijgen. Zo werkte LUCAS een psychosociaal
document uit dat als resultaat kan gezien worden van de interventie (zie hiervoor
Hoofdstuk 2).
Net omdat de interventie nog in volle ontwikkeling is, was het niet opportuun om ook de
derde onderzoeksvraag „Hoe kan de interventie worden ingebed in het bestaande dienst- en
hulpverleningsaanbod?‟ grondig te beantwoorden. Wel beschrijven we in dit rapport de
verhouding van Narratieve Zorg tot het werken met het BelRAI-instrument binnen de zorg-
en hulpverlening.
Deze verschuiving van de aanpak van het onderzoek, betekent niet dat de
levensverhaalschrijvers stopten met de gegevensverzameling. De eerste resultaten kunnen
immers richting geven voor de opzet van eventueel vervolgonderzoek, wanneer de
methodiek wel meer uitgekristalliseerd is. In het besluit van dit rapport komen we terug op
de implicaties van het doorgelopen proces.
Het volgende hoofdstuk gaat meer in detail in op de methodiek Narratieve Zorg en hoe de
interventie is opgezet en zich verder heeft ontwikkeld.
2 Met dank aan Cindy Dubois
29
Hoofdstuk 2
De methodiek Narratieve Zorg
In dit hoofdstuk gaan we dieper in op de gehanteerde methodiek van Narratieve Zorg.
Hoewel de opzet in oorsprong gebaseerd is op een bestaande „life review‟-interventie,
wordt er een nieuwe invulling aan gegeven. Voor het eerst gaat het om een toepassing bij
thuiswonende kwetsbare ouderen, wordt het aantal sessies uitgebreid en wordt bestudeerd
of het herinneringen ophalen ook zinvol is bij ouderen met beginnende dementie.
In de eerste paragraaf vatten we kernachtig de opzet samen van Narratieve Zorg en van de
mate waarin deze verschilt van de oorspronkelijke „life review‟-interventie „De verhalen
die we leven‟.
Doorheen het proces van huisbezoeken en gesprekken met de ouderen thuis is gebleken dat
bijschavingen en wijzigingen nodig waren. In paragraaf twee bespreken we daarom dit
zoekproces en de ontwikkelingen die zijn doorgemaakt.
Narratieve Zorg is als project ingebed in een bredere projectstructuur van het actie-
onderzoek Protocol III. Hierdoor is onder meer ook de afname vereist van het Resident
Assessment Instrument bij de oudere. De derde paragraaf biedt een aantal beschouwingen
over de complementariteit van Narratieve Zorg en het BelRAI-instrument.
1 De opzet van Narratieve Zorg
1.1 De opzet van de interventie ‘De verhalen die we leven’
De interventie „De verhalen die we leven‟ vormt de rechtstreekse inspiratiebron voor
Narratieve Zorg. We stelden de groepscursus „De verhalen die we leven‟ in Hoofdstuk 1 al
voor. Het gaat om een groepsinterventie voor ouderen met somberheid of
spanningsklachten. De opzet bestaat uit acht bijeenkomsten van twee uur, waarin
thematisch wordt stilgestaan bij de herinneringen van de deelnemers. Doelstelling is de
identiteit van de ouderen te versterken en depressie te voorkomen. De bijeenkomsten
kunnen worden uitgebreid als de nood er is om een bepaald thema dieper te exploreren.
Hieronder vindt men bij wijze van toelichting de basisvragen die in elke bijeenkomst
centraal staan.
Hoofdstuk 2
30
1e Bijeenkomst Kennismaking en introductie
Tijdens deze bijeenkomst leren de deelnemers elkaar kennen en wordt uitleg gegeven over
het doel en de werkwijze van de interventie. Er wordt ook toegelicht welke metingen zullen
worden afgenomen.
2e Bijeenkomst Jeugd
Wat voor kind was jij?
Als je je kindertijd in drie woorden mag beschrijven, welke drie woorden zouden dat
dan zijn?
Kun je deze woorden toelichten?
Kun je een voorval of ervaring noemen waar je altijd als eerste aan denkt als het om
je jeugd gaat (omdat deze ervaring de meeste indruk heeft gemaakt)?
Waar ben je dankbaar voor ten aanzien van je jeugd?
Wie was het belangrijkste voor jou als kind? En waarom?
Wat zou deze persoon nu tegen jou kunnen zeggen?
3e Bijeenkomst Werk en zorg
Wat betekende je werk/zorgtaken voor je?
Waarom of hoe heb je voor dit werk/deze zorgtaken gekozen?
Wat inspireerde jou? Wat waren je drijfveren?
Wat was je grootste teleurstelling?
Waar ben je het meeste trots op?
Hoe kijk je nu terug op de periode dat je werkte/zorg droeg?
4e Bijeenkomst Moeilijke perioden
Wat is een moeilijke periode geweest in je leven?
Hoe kwam dat zo?
Hoe heb je deze periode doorstaan?
Hoe ben je eruit gekomen?
Heb je daarbij hulp ontvangen?
Wat heb je, achteraf gezien, geleerd van deze periode?
Hoe heeft deze periode je gevormd?
5e Bijeenkomst Sociale relaties
Wie is de belangrijkste persoon in jouw leven geweest?
Wat heeft zij of hij voor jou betekend?
Wat heb je voor haar of hem betekend?
Wat betekent het woord liefde voor jou?
Spelen er conflicten in je leven?
Zou je die kunnen of willen oplossen?
Zou jij de eerste stap kunnen zetten?
De methodiek Narratieve Zorg
31
In de bijeenkomsten 6 en 7 wordt getracht de verschillende verhaallijnen bij elkaar te
brengen.
6e Bijeenkomst Overzicht: de hoogte- en dieptepunten
Kun je een lijstje maken van hoogtepunten en dieptepunten in je leven?
Geef elk hoogte- en dieptepunt een naam.
Maak van de hoogte- en dieptepunten een levenslijn.
Hoe kijk je terug op je leven tot nu toe?
De hoogte- en dieptepunten kun je zien als hoofdstukken van het boek dat jij aan het
schrijven bent. Hoe zou de titel van dat boek luiden?
Stel je nu eens voor dat jouw leven geen toeval is maar echt zo bedoeld is, wat
betekent dat voor je? Wat voel je en denk je?
Welk hoofdstuk zou je nu het liefste willen gaan schrijven?
7e Bijeenkomst Metafoor
Probeer deze week eens een aantal keren te denken aan je leven en je levensloop:
belangrijke gebeurtenissen, ontwikkelingen en thema‟s in je leven. Probeer daar
rustig voor te gaan zitten en je te concentreren.
Kijk eens of er een beeld naar boven komt dat voor jou jouw leven symboliseert. Als
dit niet gebeurt, kun je dan misschien een beeld kiezen?
Kun je uitleggen waarom je dit beeld hebt gekozen of waarom dit beeld naar boven is
gekomen?
Probeer eens tien woorden te associëren met het beeld.
Voer een van de twee volgende opdrachten uit:
Maak een tekening of schilderij van het beeld, verwerk daarbij de associaties.
Maak een kort verhaal met het beeld als hoofdpersoon en probeer in het verhaal
de associaties te verwerken.
8e Bijeenkomst Betekenis en Toekomst
De laatste bijeenkomst is toekomstgericht. Elk einde is een begin.
Wat maakt voor jou het leven de moeite waard?
Je bent om een bepaalde reden aan dit Life-review begonnen. Hoe kijk je daar nu
tegenaan?
Heb je een antwoord gevonden waarmee je verder kunt?
In hoofdstuk 6 heb je iets geschreven over een nieuw hoofdstuk in je leven. Wat zijn
concrete acties die je gaat uitvoeren?
Wie kunnen je daarbij helpen?
Wat is je motto? Je lijflied?
Hoe houd je jezelf alert op het punt waar je naartoe wilt?
Hoofdstuk 2
32
1.2 De opzet van Narratieve Zorg
In Hoofdstuk 1 schetsten we uitvoerig de initiële opzet van de interventie Narratieve Zorg.
Van in het begin zijn drie fundamentele wijzigingen aangebracht aan de opzet van „De
verhalen die we leven‟:
1. Narratieve Zorg is een individuele interventie in plaats van groepsinterventie, vanuit de
insteek dat kwetsbare ouderen vaker een hogere leeftijd hebben en soms minder mobiel
zijn en niet altijd op een groepsbijeenkomst zullen geraken.
2. Het aantal sessies is uitgebreid met als doel te komen tot een product, een document of
werkinstrument dat andere professionele zorgverleners en andere betrokkenen kan
helpen. Van in het begin was de opzet van Narratieve Zorg te komen tot een
„psychosociaal document‟ dat het soms eenzijdig medisch-verpleegkundig perspectief
op ouderen verrijkt.
3. De doelgroep van deelnemers is verbreed met niet alleen ouderen met depressieve
klachten, maar ook ouderen met beginnende dementie of andere kwetsbare ouderen.
In de volgende paragraaf belichten we hoe de levensverhaalschrijvers met deze nieuwe
opzet aan de slag zijn gegaan.
2 De ontwikkeling en de bijsturing van de methodiek
In deze paragraaf bieden we een verduidelijking van hoe de interventie zelf het afgelopen
jaar is op punt gesteld. Doordat voor het eerst bij ouderen thuis individueel wordt gewerkt,
is de methodiek zelf nog niet altijd even duidelijk gebleken. De wijze van aanpak in „De
verhalen die we leven‟ kon niet zomaar worden toegepast. De opbouw van de sessies en de
inhoudelijke aanpak is tot nu toe niet het voorwerp geweest van een systematische
evaluatie en bijsturing.
De beschrijving in deze paragraaf is gebaseerd op twee bronnen van informatie.
Enerzijds hielden we een semigestructureerd interview met elk van de
levensverhaalschrijvers, waarbij we onder meer ingingen op hun visie op de aanpak en de
waarde van de methodiek. Richtgevende vragen waren: „Wat zijn positieve en negatieve
punten aan de methodiek Narratieve Zorg, zowel voor de oudere, als voor henzelf als
levensverhaalschrijver? Welke verbeterpunten zagen de levensverhaalschrijvers?‟ De
andere thema‟s uit het interview komen aan bod in Hoofdstuk 4.
Anderzijds hebben we de werkbijeenkomsten met het CGG Brussel sinds januari 2011 ook
gericht op de inhoudelijke ontwikkeling en verfijning van de methodiek. Tijdens een aantal
discussie- en denkoefeningen werden moeilijkheden en verbeterpunten verkend. Er zijn
De methodiek Narratieve Zorg
33
geen systematische beslissingen genomen of afgesproken bijsturingen. Wat in deze
paragraaf beschreven staat, is ook niet te beschouwen als een afgewerkt draaiboek of
handleiding.
We menen de evolutie in het werken met de methodiek Narratieve Zorg te kunnen vatten
in een vijftal aspecten: (1) het accent op dierbare herinneringen, (2) heldere afspraken en
opbouw van de relatie, (3) de verschillende motieven van ouderen, (4) het belang van „iets
teruggeven‟ en (5) de nood aan verdere verduidelijking.
2.1 Het accent op dierbare herinneringen
Kort voor de start van de eerste levensverhaalschrijver had de gerontoloog-
psychotherapeut van het ouderenteam contact met Gerben Westerhof en Ernst Bohlmeijer.
Bij het voorstellen van de opzet van Narratieve Zorg is door de auteurs aangeraden om in
de slotsessies voldoende aandacht te besteden aan „Dierbare herinneringen‟. Het protocol
van die specifieke interventie was ons toen nog niet bekend. Intussen is duidelijk dat dit
advies is gestoeld op het wetenschappelijk aangetoonde effect van „specifieke, positieve
herinneringen‟ ter preventie van depressie (zie Hoofdstuk 1, paragraaf 1.3.3).
Er is ook een toevoeging gebeurd van twee sessies getiteld „Sprankelende ervaringen‟,
maar de wijze waarop er in deze vier sessies moet worden gewerkt is nadien niet
systematisch verduidelijkt. Tijdens het interview geven de levensverhaalschrijvers aan dat
ze hier op hun honger blijven zitten en zoekend zijn (zie verder paragraaf 2.4).
2.2 Heldere afspraken en opbouw van de relatie
Onder invloed van de opleiding die is gevolgd bij José Franssen over het werken met
levensverhalen (zie ook Hoofdstuk 4), is aandacht geschonken aan het voldoende
verhelderen van de opzet bij aanvang van de interventie en aan het opbouwen van een
vertrouwensrelatie. Pas wanneer er duidelijke regels zijn, waarbij de oudere zelf de regie
blijft behouden, is het werken met levensverhalen geslaagd.
Het ouderenteam en LUCAS ontwierpen twee brochures waarin de opzet van Narratieve
Zorg worden verduidelijkt (zie bijlage 2). Vanaf de eerste ontmoeting met de oudere neemt
de levensverhaalschrijver de tijd om een goede relatie op te bouwen. Er is afgesproken dat
Narratieve Zorg vertrekt vanuit vier duidelijke stelregels. De levensverhaalschrijvers
verduidelijken die aan het begin van de interventie en gebruiken het als rode draad
doorheen hun bezoeken (zie figuur 1).
Hoofdstuk 2
34
1. Een verhaal is nooit af
Het is niet de bedoeling om het ganse verhaal te vertellen en neer te pennen. Hier is
niet de tijd voor en het verhaal is ook nog steeds bezig.
2. Dé waarheid bestaat niet
Een herinnering is steeds een reconstructie van feiten. Het draait niet om de feiten,
maar om de herinnering die een persoon nu heeft. Een herinnering is altijd juist.
3. U kiest zelf wat u wel of niet vertelt
De verteller is verantwoordelijk voor het geen hij vertelt. Hij beslist dus zelf wat hij
wel of niet wil vertellen.
4. Elk verhaal is een goed verhaal
Elk individu is uniek, zo ook zijn levensverhaal. Een verhaal hoeft niet te gaan over
spectaculaire gebeurtenissen. Elk verhaal is een interessant verhaal.
Figuur 1 Vier stelregels aan het begin van de interventie Narratieve Zorg
2.3 De verschillende motieven van ouderen
Doorheen het voorbije jaar is gebleken dat ouderen om diverse redenen meewerken aan of
zich aangesproken voelen door Narratieve Zorg. De levensverhaalschrijvers merken dat er
heel veel motieven meespelen, maar dat er niettemin een aantal rode draden in zijn terug te
vinden (zie verslag partneroverleg 19 januari 2011):
Iets willen nalaten aan volgende generaties.
Levensverhaal als bemiddelaar: het is een manier om contact te maken en elkaar beter
te leren kennen.
Levensbalans opmaken: terugblikken op het eigen leven. Wie ben ik? (zingeving)
Op zoek gaan naar een rode draad.
Leren over schrijven of taal of creativiteit: herontdekken van bronnen.
Therapeutisch, troostend effect: dieper liggend motief, meestal pas achteraf; een
pijnverhaal krijgt een plek in het grote verhaal.
Identiteitsbevestigend: Ik ben iemand.
Op de vraag welk effect de interventie heeft, antwoordt één van de levensverhaalschrijvers
als volgt:
“Enerzijds denk ik dat wat we doen, persoonlijk contact, dat dat al heel hard
deugd doet. Maar als je dan nog een stuk verder kan gaan door gestructureerd
De methodiek Narratieve Zorg
35
echt op zoek te gaan naar „Wat zijn de dingen die belangrijk geweest zijn voor
mij in mijn leven?‟, dat dat twee verschillende dingen zijn.”
Hiermee raakt deze levensverhaalschrijver aan de doelstelling van de interventie.
Positioneert men zich eerder als „prettige activiteit‟ (cfr. gewone reminiscentie), dan wel
als gestructureerde reminiscentie of „life review‟?
Deze levensverhaalschrijver merkt een duidelijke evolutie bij de ouderen die deelnemen.
Die evolutie hangt ten dele samen met het feit dat de eerste ouderen die meewerkten
„interne doorverwijzingen‟ waren vanuit het CGG Brussel.
“In het begin hebben we een aantal ouderen gehad die van de interne keuken
zo doorverwezen werden. Dan merkten wij wel dat die dat deden om de
persoon die ze kenden binnen het team een soort plezier te doen. Dat is een
andere insteek dan nu, bijvoorbeeld die mevrouw die belde na dat filmpje
(nvdr. Filmpje gemaakt door TVBrussel). Ik ben blij dat er nu zo wat meer
komen die effectief zeggen van: „Kijk, ik wil mijn eigen leven eens op papier
hebben. Ik wil dat doen om dat aan mijn kleinkinderen te kunnen geven. Ik wil
de volgende generaties iets bijleren.”
De motieven voor deelname blijken soms ook te evolueren.
“Ik zie een leuke verschuiving bij een aantal ouderen die vaak begonnen zijn
met het idee van „Als ik je daar een plezier mee kan doen …‟ of „Als jij op die
manier dingen leert over vroeger, dan zal ik doen‟. En die dan na verloop van
tijd, hoe vaker je daar langskwam, toch zeiden van „Ik heb dat nu gedaan om
plezier te doen, maar ik zie dat het voor mezelf ook wel goed is‟. Zo heeft
iemand dat letterlijk gezegd. En bij anderen merk je dat”.
We menen dat hier kansen liggen voor de verdere ontwikkeling van de methodiek, door
nog meer in te spelen op welbepaalde motieven en de interventiemethodiek ook beter te
laten aansluiten op die specifieke motieven van ouderen.
Hiermee stoten we ook wel op de grenzen van de methodiek.
“Wat doe je bijvoorbeeld als een bepaald thema niet aanslaat? Het is al vaker
voorgevallen dat we afkomen met een bepaalde vraag binnen de methodiek
waarop die oudere zegt: „Daar heb ik echt nog nooit over nagedacht‟ of „Wat
vraag jij nu?‟ (…) Ik vind het moeilijk. Als een oudere weinig vertelt, dan kan
je in dat uur de tien vragen afranselen bij wijze van spreken. Maar als één
vraag al tot een heel lang verhaal leidt, moet je dan onderbreken en zeggen
van „Ik wil overgaan tot de volgende vraag‟?”
Deze levensverhaalschrijver geeft aan dat het nog heel erg zoeken is naar de juiste balans,
inhoudelijk, maar ook methodisch tussen sturen en niet-sturen.
Hoofdstuk 2
36
2.4 Het belang van ‘iets teruggeven’
Beide levensverhaalschrijvers zijn erg opgetogen over de vierdaagse vorming over het
werken met levensverhalen bij José Franssen. In die vorming is sterk stilgestaan bij het
belang van gelijkwaardigheid en wisselwerking. Dat het ook van belang is om niet alleen
de oudere te laten vertellen en herinneringen ophalen, maar ook om dingen terug te spelen,
zodat de oudere kan corrigeren en aanvullen als die boodschappen anders zouden zijn
begrepen.
Deze gedachte heeft een sterke stempel gedrukt op de verdere ontwikkeling van Narratieve
Zorg. Het leidde ertoe dat de interventie op dit ogenblik ook uitmondt in drie producten of
resultaten die met de oudere worden gedeeld: een levensboek, een brief en de
waardencirkel. We belichten elk van deze drie hieronder.
2.4.1 Het levensboek
Oorspronkelijk was het niet de bedoeling om bij elke oudere een levensboek te maken. Dit
zou vooral worden toegepast bij de nieuwe doelgroep van ouderen met beginnende
dementie, omdat de visuele prikkels van foto‟s en een tastbaar boek voor hen extra
motiverend zouden zijn. Voor de ouderen zonder geheugenproblemen zou de focus vooral
liggen op het samen (verbaal) ophalen van herinneringen.
Mede onder invloed van de vorming van José Franssen, en door het feit dat één van beide
levensverhaalschrijvers in het verleden al gewerkt had met levensboeken, is deze opzet
gewijzigd. Na elke sessie geeft de levensverhaalschrijver een stuk tekst of document terug
aan de oudere, die het kan corrigeren, wijzigen of aanvullen. Keer op keer groeit zo het
document en blijft de oudere persoon volledig eigenaar van het geschrevene. Intussen
werken allebei de levensverhaalschrijvers met een levensboek voor elke deelnemende
oudere. De levensverhaalschrijvers maken dan wel het boek, toch zijn het de ouderen zelf
die de pen vasthouden en elke keer opnieuw verbeteren of nuanceren. Met deze werkwijze
willen de levensverhaalschrijvers de eigenwaarde en het „gevoel van meesterschap‟ van de
oudere persoon versterken. Het ophalen van de herinneringen doorheen de verschillende
thema‟s stoffeert dit levensboek. Hoewel dit ook op de markt is, werken de
levensverhaalschrijvers uitdrukkelijk niet met een gestandaardiseerd of vooraf
gestructureerd levensboek. Elk individu is uniek en dit leidt ook tot een uniek levensboek.
Aan het einde van de interventie wordt het levensboek overhandigd aan de oudere persoon.
Een voorbeeld van zo‟n levensboek is te vinden in bijlage 2.
De methodiek Narratieve Zorg
37
2.4.2 De brief van de levensverhaalschrijver
Om het aspect „iets teruggeven aan de oudere‟ nog te versterken, is het idee gerijpt om
Narratieve Zorg af te sluiten met een brief. De levensverhaalschrijver neemt persoonlijk
afscheid van de oudere en verwoordt wat het voor hem of haar heeft betekend om op weg
te gaan met die persoon. Een bijkomend pluspunt is dat het schrijven van deze brief ook de
levensverhaalschrijver helpt om op een positieve wijze af te ronden en afscheid te nemen.
Op de vraag wat er het moeilijkste is aan de methode, antwoordt een
levensverhaalschrijver:
“Het afsluiten. Daar ben ik nogal onzeker over. Ook omdat het bijvoorbeeld te
laat was uitgesprongen om die zes maanden te krijgen bijvoorbeeld. (…) En
dan heb ik iets van „Dat mag geen argument zijn om een sessie al dan niet te
laten doorgaan of inpassen”.
Bij dat laatste punt verwijst deze levensverhaalschrijver naar het feit dat de
wetenschappelijke evaluatiemetingen zesmaandelijks moeten gebeuren, terwijl het in de
praktijk niet realistisch is gebleken de interventie mooi op dit tijdschema te houden (zie
verder paragraaf 2.5).
In bijlage 2 laten we een voorbeeld zien van brief die de levensverhaalschrijver aan de
oudere terugbezorgt. Dit gebeurt samen met het levensboek tijdens de laatste sessie.
2.4.3 De waardencirkel
Van in het begin is gesteld dat Narratieve Zorg ook zou bijdragen tot een verrijking voor
hulpverleners en andere betrokkenen van de oudere persoon. Oorspronkelijk werd gedacht
aan een „psychosociaal document‟ waarin verduidelijkt zou staan welke levens-
gebeurtenissen en thema‟s belangrijk zijn voor deze oudere persoon. De onderliggende
bedoeling is altijd geweest om de oudere als volwaardig persoon in beeld te brengen, en
hem/haar niet te vereenzelvigen met de ziekte of beperkingen waaraan hij/zij lijdt. Het
psychosociale document zou dus een zeker tegenwicht moeten bieden voor de vaak nog
overwegend medisch-lichamelijke verslaggeving binnen de zorgsector over ouderen.
Mede geïnspireerd door het gedachtegoed over zorgleefplannen in de residentiële
ouderenzorg is door LUCAS een voorstel geformuleerd van waardencirkel. De
levensverhaalschrijvers gaan hiermee aan de slag tijdens een specifieke sessie. Bij de
instructies wordt vooral ingegaan op wat de oudere persoon mentaal goed doet voelen. In
de middencirkel komen de waarden die de oudere persoon belangrijk vindt en de eigen
kernkwaliteiten. Errond komen de contacten, de ruimte en omgeving, de zorg en omgang
en de activiteiten met telkens de focus op elementen die bijdragen tot het welbevinden van
de oudere persoon. Bij het afronden wordt verwezen naar het mogelijke gebruik van deze
waardencirkel in het contact met anderen. De waardencirkel kan de oudere persoon laten
Hoofdstuk 2
38
zien dat hij/zij een waardevol persoon is met belangrijke kwaliteiten. Het kan
aangrijpingspunten bieden voor verbetering of de boodschapper zijn van wat de oudere
persoon goed doet voelen op het ogenblik dat de oudere persoon het zelf niet meer zo goed
kan verwoorden. LUCAS bouwde de inhoud op en vanuit het CGG Brussel werkte men
deze waardencirkel grafisch verder uit. De waardencirkel kreeg het uitzicht van een soort
identiteitskaart met kernachtig samengevat wat voor die persoon echt van tel is in zijn/haar
leven en hem/haar mentaal goed doet voelen. Bijlage 2 toont een voorbeeld van een
ingevulde waardencirkel.
2.5 De nood aan verdere verduidelijking
De beschrijving hierboven maakt duidelijk dat er een grote weg is afgelegd in het verder
op punt stellen van de methodiek Narratieve Zorg. Tegelijk is duidelijk dat er nog geen
volledig uitgeklaarde methodiek is.
Elk van de levensverhaalschrijvers gaat op een eigen manier op zoek naar houvast en
verheldering.
Voor één levensverhaalschrijver bleek het heel moeilijk te vertrekken vanuit de
vooropgestelde structuur en methodiek van „De verhalen die we leven‟.
“Ik vind het wel moeilijk om zo vanuit een structuur te vertrekken waar je zelf
niet weet hoe dat tot stand is gekomen. Met welke argumenten, met welk e
bronnen, of gewoon het idee die daar achter staat. Bijvoorbeeld in het begin
was het zo met „ontstaansgeschiedenis, genese of prelude‟… (…) dus ik ben
wel blij dat we dat in vraag durven blijven stellen. (…) Ik vind het wel
belangrijk om een structuur te volgen, maar ik vind dat wij die structuur
blijvend in vraag mogen stellen”.
Waarop die levensverhaalschrijver verwijst naar de zevende bijeenkomst uit „De verhalen
die we leven‟, de sessie rondom de metafoor. Het bleek dat dit thema niet aansloeg bij de
deelnemende ouderen of soms te moeilijk was. En voor dat onderdeel is met het
ouderenteam beslist om die sessie te laten vallen en meer functioneel in te vullen. Nu
vraagt men enkel nog aan de oudere persoon naar de metafoor die zou mogen gehanteerd
worden om te dienen als voorpagina van het levensboek van de oudere persoon.
Beide levensverhaalschrijvers zijn dus sterk op zoek naar houvast in inhoud en
methodische aanpak van de interventie. De andere levensverhaalschrijver stelt zich
bijvoorbeeld vragen bij de introductie van de interventie:
“Wat vertel ik de eerste keer bij het eerste contact? Vertel je het doel en de
mogelijke motieven? Wat doen we daar juist mee?”
De methodiek Narratieve Zorg
39
Tijdens de laatste werkbijeenkomst in mei 2011 brengen de levensverhaalschrijvers aan dat
ze een document maakten om de communicatie met de oudere te stroomlijnen en te
verduidelijken wat de interventie precies betekent in aantal bijeenkomsten. Ze geven een
overzicht en hanteren dit als leidraad voor de oudere persoon. We voegen het hier toe als
figuur 2.
40
Eerste 3 HUISBEZOEKEN,
WEKELIJKS
Inleiding
Huisbezoek Inhoud Datum Commentaar
Huisbezoek 1 KENNISMAKING en UITLEG
Huisbezoek 2 VRAGENLIJSTEN
Huisbezoek 3 VRAGENLIJSTEN
Gedurende 2 MAANDEN,
WEKELIJKS
8 sessies over een THEMA
Huisbezoek 4 KINDERTIJD & JEUGDJAREN
Huisbezoek 5 VOLWASSENHEID
Zorg en/of werk
Huisbezoek 6 MOEILIJKE PERIODEN
Huisbezoek 7 SOCIALE RELATIES
familie, vriendschappen …
Huisbezoek 8 OVERZICHT
Hoogte- en dieptepunten
Huisbezoek 9 DIERBARE HERINNERINGEN
Huisbezoek 10 SPRANKELENDE ERVARINGEN
Huisbezoek 11 BETEKENIS EN TOEKOMST
Gedurende 2 MAANDEN,
2-WEKELIJKS
5 sessies ter afronding, met een blik op de toekomst
Huisbezoek 12 LEVENSBOEK
Overlopen, aanvullen en afwerken
Huisbezoek 13
Huisbezoek 14 WAARDENCIRKEL
Huisbezoek 15 CONCRETE ACTIES voor de
TOEKOMST
Huisbezoek 16 OVERHANDIGING LEVENSBOEK
+ MIDDENMETING
Figuur 2 Opzet van de interventie Narratieve Zorg zoals verduidelijkt voor de deelnemers
De methodiek Narratieve Zorg
41
Met de schematische voorstelling van figuur 2 is het stramien van Narratieve Zorg
verduidelijkt. Tegelijk blijven de levensverhaalschrijvers nog met vragen zitten over de
specifieke inhoudelijke invulling. Zo trekt een van de levensverhaalschrijvers in twijfel of
het wel nodig is om de sessie „Hoogte- en dieptepunten‟ (bijeenkomst acht uit de opzet van
„De verhalen die we leven‟) te blijven behouden. De ervaring is dat de verlieservaringen al
in eerdere sessies zijn aan bod gekomen en dat niet elke oudere bereid is om het daar nog
eens over te hebben. De vraag is ook of dit wel nodig en gunstig is. Dit is een voorbeeld
van inhoudelijke discussie en ontwikkeling binnen de methodiek Narratieve Zorg die nog
verdere uitklaring nodig heeft. Dezelfde vragen leven ten aanzien van de sessies over
„Dierbare herinneringen‟ en over „Sprankelende ervaringen‟.
De levensverhaalschrijvers merken op dat de vorming die ze kregen hen sterk inspireerde,
maar dat ze nog te weinig de integratie konden maken van de aangeleerde methodieken en
communicatievormen binnen de opzet van Narratieve Zorg.
3 Besluit
Kort samengevat is het accent van de methodiek Narratieve Zorg sterk verlegd van het
strakke schema van acht bijeenkomsten zoals in „De verhalen die we leven‟ naar het samen
werken aan een levensboek met de thuiswonende oudere. Er gaat veel aandacht uit naar het
respectvol en als volwaardig beschouwen van de oudere persoon. Elke interventie leidt nu
tot de opmaak van drie producten die elk willen bijdragen tot de identiteitsversterking van
de oudere persoon: het levensboek, de brief en de waardencirkel of identiteitskaart.
Het is waardevol en nodig dat de levensverhaalschrijvers gaandeweg aan de slag gingen
met de methodiek. Niettemin is de methodiek Narratieve Zorg nog niet volledig
uitgekristalliseerd. Zowel inhoudelijk als meer formeel of methodisch blijven de
levensverhaalschrijvers met vragen zitten. We zien zelf – naar aanleiding van de
verschillende motieven van de deelnemers – bijvoorbeeld niet altijd een duidelijke
profilering als „life review‟-interventie, met een duidelijke focus op het preventief werken
bij ouderen met depressieve klachten. We kunnen ons kritisch afvragen of het bij sommige
deelnemers niet louter gaat om het samen herinneringen ophalen, als prettige sociale
activiteit an sich. De systematische ontwikkeling, evaluatie en bijsturing van de methode is
nog niet volledig uitgevoerd en afgerond. Dit is volgens ons een meerwaarde en
voorwaarde voor de verdere uitbouw van Narratieve Zorg.
Hoofdstuk 2
42
4 De methode Narratieve Zorg en de verhouding tot het werken met
het BelRAI-instrument
Een typische eigenheid en complexiteit van het project Narratieve Zorg is de inbedding
binnen de structuur en doelstelling van Protocol III. De overheid wil onderzoeken of
alternatieve en ondersteunende zorgvormen tot een verbeterde levenskwaliteit en minder
snelle opname leiden van thuiswonende ouderen. Een wezenlijk instrument in dat
onderzoek is de aan de Belgische context aangepaste versie van het Resident Assessment
Instrument, een uitgebreid meetinstrument dat de zorgbehoefte van de oudere in kaart
brengt, kortweg BelRAI (zie www.belrai.org of https://wiki.belrai.org/nl/). In feite gaat het
om een set van meetinstrumenten die bruikbaar zijn doorheen diverse zorgsetting, de
interRAI-suite instrumenten voor de thuiszorg, voor de residentiële ouderenzorg, voor de
ziekenhuiszorg, enz. Aangezien Narratieve Zorg zich in de thuissituatie afspeelt, gaat het
om de BelRAI-Home Care of de thuiszorgvariant van het instrument.
In deze paragraaf bieden we een beschouwing over de wijze waarop Narratieve Zorg zich
verhoudt tot het werken met het BelRAI-instrument. We laten eerst de stem horen van de
levensverhaalschrijvers en bieden daarna zelf een korte kritische reflectie.
4.1 Ervaringen van de levensverhaalschrijvers
Eén van de levensverhaalschrijvers verwijst in het interview naar de grote taaklast die er op
hun schouders rust. In het gesprek verwijst de levensverhaalschrijver naar netwerking,
waarop gevraagd wordt of dat ook „netwerking binnen het zorglandschap betekent‟:
“Nee, dat doe ik tot nu toe nog niet, te weinig. Vanuit het RIZIV zouden ze
graag hebben dat we inderdaad een netwerk vormen, maar we komen er nog
niet toe (…) Het is het doel een beetje van het project: we willen psychische
aandacht, want we zien dat er al veel lichamelijke aandacht is. Eigenlijk willen
we daar de brug tussen zijn. Nu heb ik de indruk dat we daar op ons eiland
zitten van de psychische zorg, maar niet zo die brug kunnen maken”.
De andere levensverhaalschrijver ging zelf spontaan dieper in op de verhouding Narratieve
Zorg en werken met het BelRAI-instrument. Deze levensverhaalschrijver verwijst eerst
naar de grote takenlast die gepaard gaat met het organiseren van zorg en informatie
rondom het BelRAI-instrument. Daarnaast worstelt deze levensverhaalschrijver met de
verschillen in finaliteit van Narratieve Zorg en van het Resident Assessment Instrument.
“Het moeilijke, wat ik vooral nu wou gezegd hebben is: dat zijn allemaal
verschillende denkstructuren. Het gaat niet om die activiteit op zich of die taak,
maar om ...Wat ik nu ook beseft heb (dat ik daar zo moeilijk mee heb) is dat het
eigenlijk twee totaal verschillende mensbeelden zijn. Wat je met het
De methodiek Narratieve Zorg
43
levensverhaal wilt doen, is die persoon helemaal aan het woord laten, je wilt
die zoveel mogelijk laten openbreken, los van die zorg en dit en dat (tenzij er
iets uitkomt waar je de persoon zou kunnen beter maken). En de RAI wat doet
die weer, die zet mensen in kottekes en stelt weer ambetante vragen. Dat is
eigenlijk heel contradictorisch. Het gaat niet alleen over wat je in begin zei van
„het rode mapje en het blauwe mapje, onderzoeker of niet‟. Het gaat eigenlijk
om veel meer dan dat vind ik.”
Op de vraag of deze levensverhaalschrijver oplossingen hiervoor ziet, antwoordt de
levensverhaalschrijver:
“Misschien wat ik denk is dat we misschien meer moeten samenwerken (we zijn
nu al bezig) met zo‟n zorgregisseur bijvoorbeeld. Ik vind: de RAI kan een
interessant instrument zijn, maar vooral voor mensen die als doel hebben om
zorg te coördineren. Dan is dat een fantastisch instrument (daar gaat het ook
om), maar het past eigenlijk helemaal niet bij het opzet van ons project (....)
Wij zouden eigenlijk meer moeten aangesproken worden op ons
levensverhaalschrijverschap en verdedigen wat de persoon bezig houdt. Maar
wij mogen niet te veel moeten denken aan de zorg daarrond en de
administratie.”
Wat deze levensverhaalschrijver aanhaalt is een interessante denkoefening. Het raakt aan
het onderliggende beeld op ouderen en de beoogde doelgroep. Terwijl het Resident
Assessment Instrument van oorsprong ook enkel bedoeld is voor ouderen met vooral
lichamelijke zorgbehoevendheid, ligt de doelgroep van Narratieve Zorg breder. Bovendien
wil men met Narratieve Zorg net weg van het beeld dat de oudere persoon alleen maar
zorgafhankelijk is, en dus ook versterkend werkend. Hier is de tegenstelling met het
BelRAI-instrument volgens ons minder sterk, want ook daar heeft het BelRAI-instrument
de bedoeling om naar voren te halen wat goed loopt en te anticiperen hoe mogelijk
toekomstig verlies kan voorkomen worden. De werkwijze is echter van een geheel andere
orde.
Dezelfde levensverhaalschrijver komt nog op de tegenstelling terug en meent dat dit ook
voor de oudere persoon tot onduidelijkheid leidt:
“Ik spreek dan misschien te veel vanuit mijzelf. Maar dat is gewoon omdat ik
voel dat dat wringt met die oudere. Dat die zegt van „wat is nu eigenlijk je
motief om hier te zitten? Ben je iemand die ook weer mij ... allez echt
zorgverlener wil zijn (ook met systemen en dossiers) of ben jij iemand die
gewoon met mij mijn levensboek wil maken?‟. (...) Maar het gaat meer over
„wie zijt gij nu eigenlijk die voor mij zit en hoe kijk je naar mij? Het zouden
eigenlijk geen twee leefwerelden mogen zijn.”
Hoofdstuk 2
44
Deze levensverhaalschrijver meent dat de waarde van het werken met het Resident
Assessment Instrument vooral ligt op het terrein van de coördinatie van zorg.
“Nee, niet om hun stem te geven, wel om de zorg op mekaar af te stemmen of
om een multidisciplinaire dossier te hebben die voor iedereen toegankelijk is.
Daar zie ik de meerwaarde van in. Maar ik vind dat dat niets te maken heeft
met wat dat wij doen”.
Verderop in het interview eindigt de levensverhaalschrijver met de bedenking:
“Eigenlijk zou er een kotteke in de RAI moeten zijn waardat wij ongeremd in
kunnen schrijven”
In de volgende paragraaf bouwen we hierop verder, en geven we onze visie als
onderzoeker weer op de verhouding tussen Narratieve Zorg en het werken met het
Resident Assessment Instrument.
4.2 Evaluatie door de onderzoekers
De elementen die de levensverhaalschrijvers in de citaten hierboven aanhalen wijzen onzes
inziens op twee onderling samenhangende knelpunten én een positief punt.
Ten eerste is het zo dat het takenpakket van de levensverhaalschrijvers erg uitgebreid is
met zowel interventietaken, onderzoekstaken, wervingstaken als taken met betrekking tot
BelRAI. Door deze veelheid aan taken is het voor de levensverhaalschrijvers niet haalbaar
om een rol uit te bouwen als mogelijke casemanager of „bruggenbouwer die psychische
zorg mee binnenbrengt in het vooral lichamelijk georiënteerde zorglandschap‟. De
onduidelijkheid van de rol als levensverhaalschrijver in het zorglandschap is dus een
tweede knelpunt dat samenhangt met het uitgebreide takenpakket tot nu toe.
Tegelijk zien we ook duidelijk raakvlakken tussen Narratieve Zorg en het BelRAI-
instrument: het ogenschijnlijk tegengestelde mensbeeld hoeft niet zo tegengesteld te zijn.
Veel heeft te maken met het formeel afstemmen van denkstructuren. Wanneer de
levensverhaalschrijver suggereert dat er een extra onderdeel zou moeten komen binnen het
BelRAI-instrument met ruimte voor het levensverhaal van de oudere persoon, dan ligt
volgens ons daar precies de complementariteit tussen Narratieve Zorg en het werken met
het BelRAI-instrument. Het traject van de levensverhaalschrijver met de oudere persoon
resulteert in een levensboek, een persoonlijke afscheidsbrief en een waardencirkel (zie
hoger paragraaf 2.1). Het BelRAI-instrument zelf kan o.i. sterk gebaat zijn met een
aanvulling vanuit psychosociaal oogpunt, maar ook met een aanvulling waarbij de oudere
zelf een stem krijgt, en explicieter zelf het woord gegeven wordt (voor zover mogelijk).
Concreet zien we hier vooral mogelijkheden met het document van de waardencirkel dat
binnen Narratieve Zorg wordt opgemaakt, als een positief en complementair instrument
voor het Resident Assessment Instrument. Het zou een sterk signaal zijn mocht een oudere
De methodiek Narratieve Zorg
45
persoon bij toenemende zorgbehoevendheid niet alleen telkens een accuraat en aangepast
(fysisch georiënteerd) zorgplan krijgen, maar dat er ook telkens meteen gerefereerd zou
kunnen worden aan wat er voor die oudere van tel is en wat hem/haar mentaal ook goed
doet voelen. Het zou een meerwaarde zijn mocht deze complementariteit ook in de praktijk
verder kunnen uitgebouwd en onderzocht worden.
Hoewel er binnen Protocol III uitsluitend wordt gewerkt met de drie „basisversies‟ van het
Resident Assessment Instrument (voor de thuiszorg, de residentiële ouderenzorg en de
ziekenhuiszorg), zijn er ook raakvlakken te bedenken met de interRAI-Mental Health care-
versie (De Groof e.a., 2009), die net specifiek ingaat op psychische klachten en
symptomen. Dit valt dus buiten de opzet van Protocol III, maar is een interessant
denkspoor wanneer men de geestelijke gezondheidszorg verder wenst uit te bouwen of te
optimaliseren.
Een belangrijke premisse voor de verdere uitbouw van de complementariteit tussen
Narratieve Zorg en werken met het BelRAI-instrument blijft de haalbaarheid voor de
levensverhaalschrijvers. We verwijzen hiervoor naar Hoofdstuk 4 van dit rapport. Eerst
gaan we in Hoofdstuk 3 in op de effectmeting bij de deelnemende ouderen.
46
47
Hoofdstuk 3
Opzet van de kwantitatieve effectmeting
In dit hoofdstuk belichten we de opzet van de kwantitatieve effectmeting en de eerste
bevindingen hiervan. Centraal staat de vraag naar de kenmerken van de deelnemers en de
effecten van de interventie Narratieve Zorg. Paragraaf 1 van dit hoofdstuk belicht de opzet
van de studie. Paragraaf 2 gaat in op de bevindingen die tot nu toe beschikbaar zijn. Zoals
beschreven in Hoofdstuk 1, paragraaf 4 is de instroom van deelnemers trager en lager dan
verwacht op gang gekomen. Hierdoor zijn er tot nu toe slechts gegevens beschikbaar van
de nulmeting, voorafgaand aan de interventie. Er is ook één oudere dame geïnterviewd die
de volledige interventie met de levensverhaalschrijver had doorlopen. In de derde
paragraaf van dit hoofdstuk geven we hiervan de belangrijkste vaststellingen mee.
1 De opzet van de kwantitatieve evaluatiestudie van Narratieve Zorg
De kwantitatieve effectstudie heeft een gestructureerd verloop, waarbij de specifieke
metingen voor Narratieve Zorg aansluiten op de studieopzet van Protocol III met
zesmaandelijkse metingen.
Elk project dat geselecteerd is voor het Protocol III-akkoord moet de deelnemende oudere
patiënten minstens zesmaandelijks opvolgen via verschillende vragenlijsten. Uitstroom
voor het RIZIV is omschreven als het ogenblik dat een patiënt langer dan drie maanden
verblijft in een woonzorgcentrum. Tot zolang wordt verwacht de geïncludeerde patiënten
zesmaandelijks te blijven evalueren en opvolgen met de vier vastgestelde
meetinstrumenten. Het Resident Assessment Instrument is hiervan het meest uitgebreide en
ook het belangrijkste.
Voor het project Narratieve Zorg worden bijkomende specifieke evaluaties uitgevoerd. Dit
pilootonderzoek wil immers nauwkeurig in beeld brengen welke specifieke effecten er zijn
wanneer een oudere persoon thuis herinneringen ophaalt met een levensverhaalschrijver.
Er is een nulmeting gepland en vervolgens een meting na zes maanden (wanneer de
interventie is afgerond en wanneer ook voor het RIZIV een herevaluatie nodig is) en na
twaalf maanden.
We beschrijven hierna eerst het verloop van de gehele interventie en onderzoeksmetingen
voor één deelnemer doorheen de tijd. Daarna gaan we in op de specifieke selectie- en
instroomcriteria, de gehanteerde meetinstrumenten, de wijze van benadering en opvolging
van de deelnemers en de maatregelen ter bescherming van de privacy. Deze opzet is
Hoofdstuk 3
48
uitgebreid beschreven in het onderzoeksprotocol dat is goedgekeurd door het
UZ Brugmann.
1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie
1.1.1 Fase 1: De aanmelding en screening voor deelname voor het RIZIV
Het ouderenteam werkt voor dit project samen met meerdere partners die in belangrijke
mate instaan voor de doorverwijzing en aanlevering van potentiële kandidaten die wensen
deel te nemen aan de interventie. De levensverhaalschrijvers hebben de opzet en
doelstelling van de interventie bij diverse zorgpartners voorgesteld en de betrokken
hulpverleners erop geattendeerd hoe zij ouderen kunnen uitnodigen voor medewerking.
De uitnodiging voor deelname aan het onderzoek gebeurt dus niet enkel door de
levensverhaalschrijvers rechtstreeks, maar via het mobiliseren van de ouderen zelf en het
netwerk van ouderen, vrijwilligers en hulpverleners rondom hen. De volgende diensten
worden gecontacteerd en geïnformeerd hoe ze ouderen kunnen doorverwijzen voor
deelname: thuiszorgdiensten (thuisverpleging, poetshulp, maaltijdbedeling, gezinszorg,
kinesitherapie), mutualiteiten, dagverzorgingscentra, seniorenorganisaties, centra voor
kortverblijf, mantelzorgverenigingen, woonzorgcentra, lokale dienstencentra,
gemeentelijke sociale diensten, gemeenschapscentra, huisartsen, Alzheimerverenigingen,
geriatrische ziekenhuizen, geriatrische dagziekenhuizen.
Een brochure voor professionele hulpverleners, ter verduidelijking van het project is
ontwikkeld, net zoals een toegankelijke brochure voor de ouderen zelf3 (zie bijlage 2).
Verder is er ook een aanmeldingsformulier voor verwijzers opgemaakt waarmee
verwijzers individuele kandidaat-patiënten kunnen doorgeven aan het ouderenteam. Dit
aanmeldingsformulier is vooral bedoeld om de verwijzers te helpen bij de selectie van de
juiste ouderen. Geïnteresseerde ouderen kunnen altijd ook zelf contact opnemen via mail
of telefoon met het ouderenteam van het CGG Brussel.
De oudere wordt met andere woorden aangesproken door een medewerker van een van
bovenstaande organisaties, met de vraag of een bezoek door de levensverhaalschrijver niet
iets voor hem of haar is. De medewerker overhandigt de oudere de folder met bijkomende
informatie, waarna of de oudere zelf of de medewerker kan contact opnemen met het
ouderenteam.
3 We merken op dat de prijs van 1€ die wordt vermeld enkel van toepassing is voor de sessies met de
levensverhaalschrijver. Er zal geen bijdrage worden gevraagd voor de sessies waarin
onderzoeksinstrumenten worden ingevuld.
Opzet van de kwantitatieve effectmeting
49
1.1.2 Fase twee: de nulmeting voor RIZIV en de screening voor Narratieve Zorg
De levensverhaalschrijver komt de eerste keer aan huis bij de oudere persoon en stelt het
onderzoek voor. De levensverhaalschrijver legt de opzet van het onderzoek uit en vraagt de
oudere persoon om het document van geïnformeerde toestemming in te vullen en te
ondertekenen. Vanuit het RIZIV is een informatienota ontwikkeld en een formulier voor
geïnformeerde toestemming. Specifiek voor Narratieve Zorg is een apart document
ontwikkeld voor geïnformeerde toestemming. Hierin wordt verduidelijkt dat er bijkomende
metingen zullen worden afgenomen om een zicht te krijgen op de waarde van de
interventies van de levensverhaalschrijver. Er is ook een aparte informatienota opgemaakt
die bij de oudere persoon kan achterblijven als geheugensteun. Hierin staan de
belangrijkste vragen rondom medewerking en privacy kort toegelicht (zie bijlage 3).
De levensverhaalschrijver neemt de nodige schalen af voor de nulmeting voor het RIZIV
of spreekt hierover af met de oudere persoon en zijn hulpverleners. Die samenwerking is
vooral belangrijk voor het invullen van het Resident Assessment Instrument: daar wordt
gestreefd naar medewerking van de huisarts en van de andere hulpverleners die reeds bij de
oudere aan huis komen. De levensverhaalschrijver neemt vervolgens de drie andere
instrumenten af bij de oudere persoon: de WHO-Quality of Life Scale, de Zarit Burden
Scale indien er een centrale mantelzorger (bv. partner of kind) aanwezig is en de
economische schaal over de kosten in de zorg.
Tot slot neemt de levensverhaalschrijver tijdens dit eerste huisbezoek twee
screeninginstrumenten af die moeten toelaten om de oudere persoon toe te wijzen aan de
juiste interventiegroep voor Narratieve Zorg:
„Hoe u zich de afgelopen week voelde‟ of de Geriatric Depression Scale (GDS) – 15-
item-versie.
de Mini Mental State Examination (MMSE) – 30 items
De scores voor de GDS en MMSE geven een indicatie van respectievelijk de mate van
depressieve klachten en cognitieve problemen en zijn bepalend voor het toelaten van de
oudere persoon tot het project Narratieve Zorg (zie verder paragraaf 1.2).
1.1.3 Fase 3: de nulmeting voor Narratieve Zorg
Ouderen die schriftelijk toestemming verleenden, worden zo snel mogelijk na het eerste
huisbezoek opnieuw thuis bezocht door de levensverhaalschrijver. Het streefdoel is om
hier maximum tien dagen tussen het eerste en tweede huisbezoek te hebben zodat de
nulmetingen niet vertekend worden door bijkomende gebeurtenissen. Tijdens dit
huisbezoek legt de levensverhaalschrijver meer in detail de bedoeling en de aanpak uit van
Hoofdstuk 3
50
de veertien sessies. De levensverhaalschrijver stelt de oudere persoon op zijn gemak en
vraagt ook om enkele vragenlijsten te mogen invullen.
Als nulmeting worden de volgende meetinstrumenten afgenomen:
Enkele achtergrondvragen
Eenzaamheid (6 items)
Gevoelens van „meesterschap‟ („Mastery‟, 7 items)
Hoe ik me voel ten opzicht van mezelf (Eigenwaarde) (10 items)
Hoe u zich de afgelopen week heeft gevoeld (Angst) (7 items)
Veerkracht („Resilience‟, 2 items)
Dit gebeurt bij voorkeur tijdens een gesprek met de oudere persoon. Indien mogelijk en
gewenst kan de oudere persoon sommige schalen ook zelf invullen en de antwoorden
aankruisen.
1.1.4 Fase 4: de interventie Narratieve Zorg
Vanaf het derde huisbezoek start de levensverhaalschrijver met de interventie Narratieve
Zorg. Voor elke bijeenkomst neemt de levensverhaalschrijver kort telefonisch contact op
met de oudere persoon om de afspraak te verifiëren. In het contact met de oudere persoon
gaat de levensverhaalschrijver bijzonder respectvol tewerk. Het is belangrijk dat de oudere
persoon zich op zijn gemak kan voelen en gaandeweg vertrouwen krijgt in de
levensverhaalschrijver. De levensverhaalschrijver houdt ook een logboek bij met notities
over de duur of inhoud van de sessies.
1.1.5 Fase 5: herevaluatie voor RIZIV zes maanden na inclusie
Zes maanden na inclusie moet voor het RIZIV een herevaluatie gebeuren aan de hand van
het Resident Assessment Instrument. Hiervoor legt de levensverhaalschrijver opnieuw de
nodige contacten met de huisarts van de oudere persoon en de eventuele andere zorg- of
hulpverleners. Ook de andere instrumenten worden opnieuw afgenomen:
Functioneren van de oudere persoon (Resident Assessment Instrument)
Kwaliteit van leven (WHO- QOL, 10 items)
Belasting van de mantelzorger (Zarit Burden scale, 12 items)
Economische vragenlijst
Elke zes maanden worden deze metingen hernomen, tot zolang de oudere persoon is
opgenomen in een woonzorgcentrum. Ook bij ernstige wijzigingen in het functioneren of
bij ziekenhuisopname is een herevaluatie met de vier instrumenten nodig.
Opzet van de kwantitatieve effectmeting
51
1.1.6 Fase 6: de eerste effectmeting Narratieve Zorg
In de oorspronkelijke opzet was voorzien dat de sessies met gestructureerde reminiscentie
zouden afgerond zijn ongeveer zes maanden na instroom in het project. Na afloop van de
interventie worden de volgende meetinstrumenten van de oudere persoon afgenomen:
Depressie (GDS, 15 items)
Eenzaamheid (6 items)
Gevoelens van „meesterschap‟ („Mastery‟, 7 items)
Hoe ik me voel ten opzicht van mezelf (Eigenwaarde) („Self-esteem‟, 10 items)
Hoe u zich de afgelopen week heeft gevoeld (Angst) (HADS, 7 items)
Veerkracht („Resilience‟, 2 items)
Tevredenheid over de interventie (ad hoc instrument)
Na deze eerste effectmeting neemt de levensverhaalschrijver afscheid van de oudere
bewoner. Er wordt geen nieuwe afspraak gemaakt. De levensverhaalschrijver laat wel een
kaart na met contactgegevens en staat open voor eventuele verdere begeleiding of
ondersteuning, maar enkel op vraag van de oudere persoon zelf. De argumentatie is dat het
ouderenteam uit ethisch oogpunt zeker bereikbaar blijft voor ouderen die dat wensen, maar
dat er tegelijk ook een min of meer formeel eindpunt komt aan de interventie.
1.1.7 Fase 7: de tweede effectmeting voor Narratieve Zorg twaalf maanden na inclusie
Omdat we met de pilootstudie ook willen nagaan of het herinneringen ophalen met een
levensverhaalschrijver ook langdurige effecten heeft, is een tweede effectmeting
ingepland. Twaalf maanden na inclusie wordt de evaluatie herhaald en komt de
levensverhaalschrijver bij de oudere aan huis. De volgende meetinstrumenten worden van
de oudere persoon afgenomen:
Depressie (GDS, 15 items)
Cognitief functioneren (MMSE, 30 items)
Eenzaamheid (6 items)
Gevoelens van „meesterschap‟ („Mastery‟, 7 items)
Hoe ik me voel ten opzicht van mezelf (Eigenwaarde) („Self-esteem‟, 10 items)
Hoe u zich de afgelopen week heeft gevoeld (Angst) (HADS, 7 items)
Veerkracht („Resilience‟, 2 items)
Hoofdstuk 3
52
1.2 Het overzicht van de gehanteerde meetinstrumenten
1.2.1 Beschrijving van de vereiste evaluatiemetingen voor het RIZIV
De projecten die geselecteerd zijn door het RIZIV met het Protocol III akkoord hebben als
finale doelstelling een opname in een rusthuis of rust- en verzorgingstehuis uit te stellen.
Dit kan gebeuren door alternatieve en vernieuwende zorgvormen te ontwikkelen. De
geselecteerde projecten hebben een maximale looptijd van vier jaar. Na de eerste 18
maanden gebeurt een eerste evaluatie. Hiervoor verwacht het RIZIV dat de projecten de
juiste patiënten selecteren, dat de projecten regelmatig vragenlijsten (online) invullen over
het projectverloop en dat de projecten voor alle individuele patiënten die zijn opgenomen
in het project, regelmatig uitkomstmateriaal verzamelen (zie bijlage 1).
Wat betreft de doelgroep moet het gaan om kwetsbare oudere personen. Een
stroomdiagram is hiervoor door het RIZIV uitgewerkt. De Edmonton Frail Schaal wordt
hiervoor onder meer gebruikt. We gaan niet verder in detail in op de vereiste
selectiecriteria voor deelnemende kwetsbare ouderen. Ook de procesevaluatie die door het
RIZIV zal gebeuren wordt hier niet verder toegelicht. Van belang zijn wel de
uitkomstmetingen die op het niveau van de individuele patiënten moeten worden
afgenomen. Vier meetinstrumenten dienen elke zes maanden te worden ingevuld voor elke
deelnemende oudere persoon in het project.
Het Resident Assessment Instrument (RAI) is een comprehensief geriatrisch
assessment instrument waarmee een uitvoerig beeld wordt verkregen van de
zorgbehoefte van de kwetsbare oudere persoon.
De WHO-QOL schaal meet de kwaliteit van leven van de oudere persoon.
De Zarit-Burden schaal brengt de mate van zorgbelasting van de mantelzorger die de
kwetsbare oudere persoon omringt in kaart.
Een economische vragenlijst geeft een beeld van de kosten voor de deelnemende
patiënt.
Er zijn bijkomende specifieke vereisten opgelegd, namelijk dat bij elke ernstige
verandering in de zorgsituatie ook een RAI-instrument moet worden ingevuld. Ook de
criteria voor uitstroom zijn vastgelegd (zie http://wiki.belrai.org). Bijlage 1 bundelt de
documentatie over de instroom en metingen in het kader van Protocol III die relevant zijn
voor Narratieve Zorg.
1.2.2 De vragenlijsten en meetinstrumenten specifiek voor „Narratieve Zorg‟
De theoretische achtergrond van dit onderzoeksproject situeert zich op het vlak van
preventie van depressie bij ouderen (zie Hoofdstuk 1). Het onderzoek beoogt in de eerste
Opzet van de kwantitatieve effectmeting
53
plaats aan te tonen dat de interventie Narratieve Zorg de verergering van depressieve
klachten kan tegengaan. Bovendien gaat de interesse niet alleen uit naar het verminderen of
de afwezigheid van psychopathologie, maar ook naar het versterken van positieve
uitkomsten. Daarom worden ook een aantal bijkomende verklarende factoren in kaart
gebracht, waaronder het sociale netwerk van de oudere, de gevoelens van eenzaamheid,
gevoelens van „meesterschap‟ of het gevoel controle te hebben over het eigen leven
(„mastery‟), de mate van angst, gevoelens van eigenwaarde („self-esteem‟) en gevoelens
van veerkracht („resilience‟).
Specifiek in aansluiting op de opzet en doelstelling van de interventie Narratieve Zorg zijn
gevalideerde meetinstrumenten gekozen. Alle instrumenten worden afgenomen door de
levensverhaalschrijver bij de oudere persoon thuis. Een uitzondering hierop is het
MADRS-instrument voor de mate van depressie (Montgomery & Åsberg, 1979), dat bij
ouderen met een score hoger dan 10 op de GDS-15 wordt afgenomen door de
ouderenpsychiater van het CGG. Omdat het project zich richt op ouderen in Brussel zijn
alle instrumenten ook beschikbaar in het Nederlands en in het Frans.
Hieronder noteren we het overzicht van de meetinstrumenten:
1. Geriatric Depression Scale, versie 15 items (GDS-15, Sheikh & Yesavage, 1986):
Dit instrument screent en evalueert de mate van depressieve klachten en symptomen bij
de oudere persoon.
2. Montgomery Asberg Depression Rating Scale (MADRS, Montgomery & Åsberg,
1979):
Dit instrument meet de mate van depressieve symptomen. Het is bedoeld voor de
eventuele uitsluiting van ouderen die 10 of meer scoren op de GDS-15. Deze schaal
wordt afgenomen door een ouderenpsychiater.
3. Mini Mental State Examination (MMSE, 30 items, Folstein, Folstein & McHugh,
1975):
Dit instrument screent de aanwezigheid van cognitieve problemen bij de oudere
persoon.
4. Eenzaamheid (6 items, de Jong-Gierveld & van Tilburg, 2008):
Dit instrument meet de sociale eenzaamheid en de emotionele eenzaamheid
5. Mastery Scale (7 items, Pearlin & Schooler, 1978):
Dit instrument meet gevoelens van meesterschap, van controle over de situatie bij de
oudere persoon.
6. Self-esteem Scale (10 items, Rosenberg, 1979; Franck e.a., 2008):
Deze schaal meet gevoelens van zelfwaardering en eigenwaarde bij de oudere persoon.
Hoofdstuk 3
54
7. Hospital Anxiety and Depression scales, subschaal angst (HADS, 7 items, Zigmund &
Snaith, 1983):
We nemen enkel de subschaal angst die de mate van angstgevoelens in kaart brengt bij
de oudere persoon.
8. Connor-Davidson Resilience Scale 2 (CD-RISC2, 2 items, Connor & Davidson, 2003;
Vaishnavi, Connor & Davidson, 2007):
Dit verkorte instrument evalueert de mate van „resilience‟ of veerkracht bij de oudere
persoon
9. Enkele achtergrondvragen die de burgerlijke staat, opleiding, sociale contacten,
eventuele voorafgaande depressieve problemen meten.
10. Een ad-hoctevredenheidsmeting ter evaluatie van de tevredenheid met de interventie
door de oudere persoon. Het gaat om een beperkt aantal open vragen naar hoe de
oudere persoon de huisbezoeken van de levensverhaalschrijver ervaren heeft.
Bijlage 3 bundelt alle documentatie met betrekking tot deze kwantitatieve effectmeting.
Het onderzoeksprotocol kan eveneens worden opgevraagd bij de auteurs.
1.3 De selectiecriteria van deelnemers
We vatten in een stroomschema hieronder samen hoe ouderen worden geselecteerd en
uitgenodigd voor medewerking aan Narratieve Zorg en op welke wijze ze worden
geïnformeerd. De interventie richt zich op kwetsbare ouderen, maar sluit ouderen uit die
ernstig depressief of teveel cognitieve problemen hebben.
Vooraf:
verwijzers melden een kandidaat-deelnemer aan
⇩ De aanmeldingsfiche wordt ingevuld
Verwijzers gebruiken brochure verwijzers als achtergrond
Verwijzers overhandigen de oudere evt. al brochure voor ouderen zelf
⇩
Telefonische contactname en
levensverhaalschrijver maakt afspraak voor eerste bezoek thuis
⇩ Kennismaking en overlopen van opzet: de twee formulieren voor informed consent
worden overlopen en ingevuld (achtergrond informatienota wordt achtergelaten bij de
oudere persoon)
Screening: afname van Edmonton Frail Scale, GDS-15, MMSE
Opzet van de kwantitatieve effectmeting
55
⇩
Eerste filter: oudere voldoet aan de RIZIV-selectiecriteria?
d.w.z. Edmonton Frail Schaal score 6+
⇩ Score 0-5 op Edmonton Frail Schaal → oudere persoon is onvoldoende kwetsbaar,
bedanking voor medewerking en uitstroom uit het project.
Score 6+ op Edmonton Frail Schaal → instroom en volgende filter
⇩
Tweede filter: oudere persoon is niet te ernstig depressief?
d.w.z. GDS-15 0-9
⇩ Score 10 of meer op GDS-15 dus oudere persoon is mogelijk te ernstig depressief →
afspraak dat de psychiater van het ouderenteam de persoon ziet en bij hem/haar de
Montgomery Asberg Depression Rating Scale (MADRS) afneemt. Indien de oudere
een score van 30 of meer behaalt op de MADRS en aldus ernstig depressief is:
uitstroom. Indien de oudere een score haalt die lager is dan 30, instroom.
Score 0-9 op GDS-15 → instroom
Score 10 -15 op GDS15 → afname MADRS
Score 30 of meer op MADRS → uitstroom
Score 0-29 op MADRS → instroom
⇩
Derde filter: uitsluiting van ernstige cognitieve problemen of dementie
MMSE 11 of hoger
⇩ Score 0-10 op de MMSE → oudere persoon is te ernstig beperkt in cognitief
functioneren, bedanking voor medewerking en uitstroom project
Score 11-23 op de MMSE en persoon is in staat een gesprek te voeren van een halfuur
→ instroom en opstart van de interventie Narratieve Zorg met de focus op oudere met
beginnende dementie
Score 24-30 op de MMSE en persoon is in staat een gesprek te voeren van een halfuur
→ instroom en opstart van de interventie Narratieve Zorg met de focus op ouderen met
depressieve klachten
⇩
Opstart interventie Narratieve Zorg
⇩ Indien een oudere persoon twijfelt en vragen heeft: de levensverhaalschrijver heeft
altijd informatienota bij over de opzet van het onderzoeksgedeelte
Indien een oudere persoon beslist om te stoppen met de interventie, wordt dit
gerespecteerd
Indien een oudere persoon wordt opgenomen in een rust- en verzorgingstehuis
gedurende langer dan drie maanden: uitstroom voor het RIZIV-project. In alle andere
Hoofdstuk 3
56
gevallen (hospitalisatie, kortverblijf, enz) blijft de interventie doorlopen zodra de
oudere persoon aangeeft dit zelf terug te kunnen opstarten.
1.4 De benadering en de opvolging van de ouderen
1.4.1 De levensverhaalschrijvers als onderzoekers
Uit de paragrafen blijkt dat de kwantitatieve effectmeting bestaat uit een reeks gesloten
vragenlijsten die door de levensverhaalschrijver van de oudere persoon worden
afgenomen. De keuze om de instrumenten te laten afnemen door de
levensverhaalschrijvers, en niet door de onderzoekers gebeurde weloverwogen. Vanuit
puur methodologisch en wetenschappelijk oogpunt is het niet wenselijk dat dezelfde
persoon de interventie uitvoert en ook de metingen afneemt. Binnen de huidige opzet en
budget van het onderzoek is het niet mogelijk aparte onderzoekers de metingen bij de
oudere aan huis te laten uitvoeren. Bovendien is het vrij intrusief en kan een nieuwe
„vreemde persoon‟ ook drempelverhogend werken. Tot slot is het voor het BelRAI-
instrument precies noodzakelijk dat het wordt ingevuld door een hulpverlener of begeleider
die bij de oudere aan huis komt en ingeschakeld is in het professionele zorgnetwerk van de
oudere persoon. Een onderzoeker kan onvoldoende het functioneren van de oudere persoon
beoordelen om dit BelRAI-instrument in te vullen. De huidige opzet is gekozen als meest
realistische scenario op dit ogenblik voor deze pilootstudie.
Er zou kunnen worden onderzocht in welke mate de twee levensverhaalschrijvers elkaar
kunnen afwisselen zodat de metingen niet gebeuren door dezelfde persoon als de
interventie, maar dit was op dit moment praktisch ook niet haalbaar.
1.4.2 Een respectvolle bejegening van de deelnemende ouderen
We zijn ons ervan bewust dat het interviewen van oudere personen (mogelijk met
beginnende dementie) geen evidentie is. Uniek in dit onderzoek is dat de
levensverhaalschrijvers ook instaan voor de afname van de vragenlijsten. Dit is een
weloverwogen keuze geweest (cfr. supra). De levensverhaalschrijvers zijn zorgvuldig
opgeleid om vragenlijsten af te nemen bij ouderen. Ze leren er ook rekening te houden met
de cognitieve beperkingen van personen met dementie (bv. woordvindingsmoeilijkheden,
persevereren, enz.). Zo is non-verbale informatie bijvoorbeeld belangrijk en de
levensverhaalschrijvers zullen uitgenodigd worden om dit mee te observeren. De afname
van de vragenlijsten mag niet het karakter aannemen van een „ondervraging‟, maar veeleer
als een open babbel, waarbij zo goed mogelijk wordt gepeild naar de ervaring van de
persoon zelf. Tegelijk houden de levensverhaalschrijvers wel de vereiste standaardisatie
aan bv. door items van vragenlijsten steeds letterlijk voor te leggen. Het interview zelf is
Opzet van de kwantitatieve effectmeting
57
een uiting van respect en erkenning van de oudere persoon. De levensverhaalschrijvers
worden er ook op getraind om de ouderen in ieder geval achter te laten met een goed
gevoel. Ook indien er geen antwoord of onsamenhangende antwoorden komen, zal de
levensverhaalschrijver positief reageren.
Omdat de interventie Narratieve Zorg een nieuwe methodiek betreft, is het zinvol ook een
beeld te krijgen van de mogelijke negatieve effecten. In hun logboek houden de
levensverhaalschrijvers bij wanneer en waarom ouderen eventueel afhaken. De
levensverhaalschrijver zal op geen enkel ogenblik de oudere persoon dwingen tot
medewerking. Zoals geformuleerd in het document voor geïnformeerde toestemming kan
een deelnemer op elk ogenblik zijn medewerking opschorten of stopzetten zonder dat dit
gevolgen heeft voor zijn behandeling.
1.5 De maatregelen ter bescherming van de privacy
We bouwden verschillende maatregelen in ter bescherming van de privacy van de
respondenten, zowel voorafgaand aan het onderzoek, tijdens de gegevensverzameling als
tijdens de verwerking en rapportering.
De oudere wordt, voorafgaand aan de interventie, uitgebreid geïnformeerd over de
interventie, en de metingen die vooraf en achteraf zullen worden afgenomen. Dit gebeurt
aan de hand van een brochure. Ook voor de zorgverlener van de oudere is een aangepaste
brochure voorzien. Vóór de deelname worden ook twee toestemmingsformulieren
ondertekend door de oudere (één voor het RIZIV-luik, één voor de bijkomende
gegevensverzameling voor Narratieve Zorg). In deze formulieren wordt nogmaals
uitgebreid uitgelegd wat er gebeurt met de verzamelde gegevens, en wordt benadrukt dat
het al dan niet deelnemen aan het onderzoek geen enkele invloed heeft op de ontvangen
zorg.
De opvolging van de oudere door de levensverhaalschrijver tijdens de interventiesessies
gebeurt op uiterst respectvolle wijze. De oudere zal worden geconsulteerd in het maken
van afspraken voor de levensverhaalsessies, beslist zelf wat hij of zij tijdens de sessies
vertelt (cfr. vier uitgangspunten), en wordt op de hoogte gehouden indien een mantelzorger
en/of zorgverlener wordt aangesproken om (een deel van) een vragenlijst in te vullen, of
aan een focusgroep deel te nemen. De levensverhaalschrijver houdt dit zelf bij in het
logboek.
De interventie zou oorspronkelijk leiden tot een document met „psychosociale
aandachtspunten‟. Intussen leidt Narratieve Zorg ertoe dat elke oudere een levensboek, een
brief en een waardencirkel ontvangt. De oudere persoon beslist zelf wie deze documenten
mag inkijken.
Hoofdstuk 3
58
Wat betreft de gegevensverwerking, krijgt elke oudere persoon die instroomt in het
project een unieke code toegekend door het ouderenteam van CGG Brussel. Enkel de twee
levensverhaalschrijvers van het ouderenteam CGG Brussel hebben zicht op de naam, adres
en telefoonnummer van deze ouderen. De twee levensverhaalschrijvers houden in een
Excel-bestand bij welke persoon (naam, adres, telefoonnummer) overeenstemt met welk
rijksregisternummer enerzijds en welke code Narratieve Zorg (d.i. eenvoudige
cijfervolgorde). Op de vragenbundels staat enkel de unieke code Narratieve Zorg vermeld.
De gegevens voor het RIZIV (de vier instrumenten) worden elektronisch ingebracht via
e-health in het BelRAI-systeem. De gegevens die bijkomend verzameld worden voor de
wetenschappelijke evaluatie van de Narratieve Zorg zijn op papier bijgehouden door de
levensverhaalschrijvers. Die laatste gegevens zijn door een jobstudent van LUCAS
ingevoerd voor elektronische verwerking. De invoerbestanden zijn zo opgebouwd dat
enkel de code Narratieve Zorg zichtbaar is voor de onderzoekers.
Om een volledige gegevensverwerking mogelijk te maken, is het zinvol dat de
onderzoekers ook de RIZIV-data kunnen verwerken en koppelen aan de data vanuit
Narratieve Zorg. Zo kan bijvoorbeeld de fysieke zorgbehoevendheid mee in rekening
worden gebracht bij het evalueren van het effect van de interventie. Gezien de beperkte
instroom is tot nu toe nog geen procedure opgestart bij e-health om deze koppeling
mogelijk te maken. Bij een vervolgonderzoek en bij voldoende respondenten is dit een
mogelijke aanpak.
Tot slot gebeurt de gegevensrapportering enkel op geaggregeerd niveau. Op die manier
kunnen individuele antwoorden niet afgeleid worden. De gegevens zullen niet langer
bewaard worden dan nodig voor het onderzoek.
2 De resultaten van de kwantitatieve evaluatie
In deze tweede paragraaf van dit hoofdstuk gaan we in op de eerste bevindingen over de
kenmerken van de ouderen die deelnamen aan de interventie Narratieve Zorg. We bieden
een overzicht van de gerealiseerde instroom, de uitval en de samenvattende respons.
Vervolgens bespreken we kort de karakteristieken van de ouderen op het vlak van een
aantal cruciale variabelen zoals depressieve klachten of gevoelens van „meesterschap‟.
Deze eerste bevindingen hebben betrekking op de startsituatie, d.w.z. bij de screening of
nulmeting voorafgaand aan de interventie. In de derde paragraaf bespreken we de stand
van zaken van de evaluatie ná de interventie.
Opzet van de kwantitatieve effectmeting
59
2.1 De instroom, de uitval en totale respons
De eerste levensverhaalschrijver startte op 1 augustus 2010; de tweede
levensverhaalschrijver op 1 september 2010. Vanaf begin september 2010 zijn de eerste
oudere personen geïncludeerd. We rapporteren hier de stand van zaken tot en met 15 mei
2011. In totaal zijn 32 ouderen bereikt en gestart met de interventie, vier personen zijn
intussen uitgevallen. Voor de meest actuele stand van zaken inzake instroom van ouderen
verwijzen we naar het rapport dat het CGG Brussel maakt voor het RIZIV.
Op 15 mei had één levensverhaalschrijver 17 ouderen ontmoet en de andere
levensverhaalschrijver 15 ouderen. Van de 32 ouderen die tot half mei zijn bereikt, zijn er
twee ouderen die tijdens de nulmeting aangaven te willen stoppen met de interventie: één
wegens een te drukke agenda, een andere wegens verhuizing naar een woonzorgcentrum.
Twee andere ouderen stopten tijdens de interventie. Opnieuw ging het om een verhuizing
naar een woonzorgcentrum en bij één oudere ging het mee onder invloed van de familie
die de vragenlijsten te persoonlijk vonden (i.c. Zarit Burden interview voor mantelzorger).
Van deze laatste twee ouderen zijn enkel gegevens beschikbaar van de nulmeting.
In de rest van dit hoofdstuk beperken we ons niet tot de respondenten van wie álle
vragenlijsten zijn ingevuld. Net omdat het gaat om een verkenning van de kenmerken van
de deelnemers aan deze nieuwe interventie, bespreken we het maximaal beschikbare
onderzoeksmateriaal. Omdat sommige onderdelen van de vragenlijst te moeilijk bleken of
er ontbrekende waarden waren, varieert het totale aantal respondenten tussen 17 en 27.
2.2 De kenmerken van de deelnemende ouderen bij de screening en bij de
nulmeting
In deze paragraaf bespreken we de bevindingen over de ouderen die tot nu toe deelnamen
aan de interventie Narratieve Zorg. We gaan eerst in op enkele sociodemografische en
achtergrondkenmerken. Daarna richten we ons op kwetsbaarheid en cognitieve problemen
als screeningkenmerken, om vervolgens de zeven hoofdvariabelen in beeld te brengen:
depressieve klachten, eenzaamheid, sociale steun, meesterschap, gevoelens van
eigenwaarde, angst en veerkracht. Telkens bespreken we de informatie voor de groep
ouderen waarvan we de schaal volledig hebben, ongeacht of die oudere persoon mogelijk
later is gestopt met de interventie.
Hoewel de respondentengroep klein is, hebben we voor de hoofdvariabelen systematisch
getoetst naar geslachtsverschillen, leeftijdsverschillen en verschillen tussen ouderen die
intern zijn doorverwezen versus ouderen die zelf of door externe partners bij Narratieve
Zorg zijn terechtgekomen.
De respondentengroep is momenteel te beperkt om verdere analyses te realiseren naar
onderlinge verbanden of verklarende samenhangen. Gezien de kleine respondentengroep is
Hoofdstuk 3
60
het ook moeilijk om vergelijkingen te maken met ander onderzoeksmateriaal of
normgegevens.
2.2.1 Enkele achtergrondkenmerken van de deelnemende ouderen
Eerst gaan we in op de sociodemografische kenmerken van de ouderen (tabel 2). Tot nu toe
zijn het overwegend vrouwen die deelnemen aan de interventie, al zijn er ook ongeveer één
vierde mannelijke deelnemers. De minimumleeftijd voor deelname bedraagt zestig jaar. De
interventie spreekt een brede range van ouderen aan, gaande van een 63-jarige persoon tot
en met een deelnemer van 97 jaar oud. De meeste ouderen zijn ofwel verweduwd ofwel
ongehuwd (samen 73%), en overwegend lager opgeleid met hoogstens een opleiding tot
15 jaar (72%). Dat laatste is te verwachten gezien de hoge gemiddelde leeftijd van de
groep (81,8 jaar).
Tabel 2 Geslacht, leeftijd, burgerlijke staat en opleiding van de deelnemers aan Narratieve Zorg (situatie
op 15/5/2011)
Aantal
Geslacht van de deelnemers (N=26)
Man 6
Vrouw 20
Leeftijd (N=26)
60-69 jaar 2
70-79 jaar 9
80-89 jaar 9
90+ 6
Burgerlijke staat (N=22)
Ongehuwd 7
Gehuwd 4
Wettelijk of feitelijk gescheiden 2
Weduwe of weduwnaar 9
Hoogste opleiding (N=21)
Lager onderwijs 6
Lager middelbaar onderwijs 9
Hoger middelbaar onderwijs 4
Hoger onderwijs korte type (tot 21 jaar) 2
Vervolgens belichten we enkele achtergrondkenmerken die van belang kunnen zijn als
verklaring voor het aantal depressieve klachten dat de oudere heeft. Hoewel de relatie
tussen depressie en armoede complex is en nog niet volledig uitgeklaard, kan verwezen
worden naar socio-economische risicofactoren voor depressie. Onderzoek bij de Belgische
Opzet van de kwantitatieve effectmeting
61
bevolking leerde dat onder meer huurders significant meer risico lopen op ernstige
depressieve klachten in vergelijking met eigenaars (Levecque, 2006). Ook het reeds
doorgemaakt hebben van een depressieve episode of hiervoor medicamenteus behandeld
zijn in het verleden kunnen samenhangen met de mate waarin ouderen momenteel
depressieve klachten uiten.
Tabel 3 vat deze achtergrondkenmerken samen. De meeste ouderen huren een woning en
schatten de eigen gezondheid als redelijk goed in. Een niet onbelangrijk deel van de
ouderen is in het verleden in behandeling geweest voor depressie, wat te verklaren is door
het feit dat de eerste ouderen die deelnamen aan Narratieve Zorg intern zijn doorverwezen
vanuit het ouderenteam van CGG Brussel.
Tabel 3 Eigenaarschap van een woning, subjectieve algemene gezondheid, behandeling voor depressie en
inname van antidepressiva bij de deelnemers aan Narratieve Zorg (situatie op 15/5/2011)
Aantal
Eigenaarschap van een woning (N22)
Eigenaar, mede-eigenaar of vruchtgebruiker 8
Huurder 14
Subjectieve algemene gezondheid (N=20)
Zeer goed 0
Goed 5
Gaat wel (redelijk) 10
Slecht 5
Zeer slecht 0
Werd u in uw leven ooit behandeld voor depressie? (N=19)
Ja 6
Nee 12
Weet niet 1
Heeft u in uw leven ooit antidepressiva genomen? (N=17)
Ja 6
Nee 10
Weet niet 1
Die interne doorverwijzingen maken op dit moment nog meer dan een derde van de
deelnemersgroep uit. Bij de opstart zijn vooral ouderen aangesproken en uitgenodigd
vanuit het eigen netwerk van het CGG Brussel (interne doorverwijzing). Naarmate het
project beter bekend werd gemaakt, volgden ook meer doorverwijzingen van externe
partners. De meeste externe doorverwijzingen komen vanuit de geheugenkliniek van het
UZ Brugmann. Interessant is dat op een jaar tijd toch meerdere doorverwijzers zijn bereid
gevonden. Bovendien blijkt ook dat ouderen zelf contact opnemen met het CGG voor
Hoofdstuk 3
62
deelname aan het project. TVBrussel maakte een reportage waarin geschetst werd hoe de
levensverhaalschrijvers tewerk gaan (http://www.tvbrussel.be/video/1342/xl-narratieve-
zorg-brussel-uniek). Twee ouderen verwijzen naar die reportage die hun interesse voor het
project had gewekt (tabel 4).
Tabel 4 Aard van de doorverwijzingen van de deelnemers aan Narratieve Zorg (situatie op 15/5/2011)
Aantal
Interne doorverwijzing 11
Geheugenkliniek UZBrugmann 5
Familiehulp (dienst voor gezinszorg) 3
Woonzorgcentrum Nazareth 2
Oudere zelf 2
Protocol III Project Dionysos (zorgcoördinatie) 1
Lokaal dienstencentrum Chambéry 1
Huisarts 1
Antenne Andromède (project voor kleinschalig genormaliseerd
wonen) 1
Totaal 27
2.2.2 De kwetsbaarheid en de cognitieve problemen als screeningresultaten
Bij de screening van kandidaat-deelnemers wordt rekening gehouden met de mate van
kwetsbaarheid (door middel van de Edmonton Frail schaal), met de mate van depressieve
klachten en met de mate van cognitieve problemen.
De gemiddelde score op de Edmonton Frail Schaal bedraagt 8. Eén van de ouderen valt
eigenlijk buiten de opzet van Protocol III (score 5) (tabel 5).
Tabel 5 Frequentie van de totaalscore op de Edmonton Frail Scale bij deelnemers aan Narratieve Zorg
(toestand op 15/5/2011) (N=23)
Aantal
Totaalscore 5 1
Totaalscore 6 5
Totaalscore 7 6
Totaalscore 8 2
Totaalscore 9 2
Totaalscore 10 4
Totaalscore 11 2
Totaalscore 13 1
Noot: door afronding is de som van alle percentages niet altijd exact 100.
Opzet van de kwantitatieve effectmeting
63
De mate van cognitieve problemen is gescreend met de Mini Mental State Examination.
Meestal nam de levensverhaalschrijver deze schaal af, soms werd hij bezorgd vanuit de
geheugenkliniek. De gemiddelde score bedraagt 26 op 30 (tabel 6).
Tabel 6 Frequentie van de totaalscore op de Mini Mental State Examination bij deelnemers aan
Narratieve Zorg (toestand op 15/5/2011) (N=26)
Aantal
Totaalscore 17 1
Totaalscore 20 1
Totaalscore 21 2
Totaalscore 22 2
Totaalscore 23 1
Totaalscore 25 3
Totaalscore 26 2
Totaalscore 27 5
Totaalscore 28 2
Totaalscore 29 2
Totaalscore 30 4
Noot: door afronding is de som van alle percentages niet altijd exact 100.
Er is ook gescreend op de mate van depressieve klachten. Omdat dit een cruciale variabele
is en tot de kernhypothese behoort van het onderzoek, bespreken we dit in de volgende
paragraaf.
2.2.3 De eerste resultaten op de zeven kernvariabelen
Mede geïnspireerd op de bevindingen van gelijkaardige „life review‟-interventies
formuleerden we zeven hypothesen over de mogelijke impact van Narratieve Zorg. Het
samen op weg gaan met de levensverhaalschrijver zou kunnen bijdragen tot minder
depressieve klachten, minder gevoelens van eenzaamheid, een breder sociaal netwerk of
meer tevredenheid erover, meer gevoelens van „meesterschap‟ en eigenwaarde, minder
angstgevoelens en een hogere veerkracht.
De respondentengroep is klein en we beschikken enkel over de gegevens bij de nulmeting.
Hierdoor is het weinig zinvol te vergelijken met bevindingen uit literatuuronderzoek (waar
net vooral gerapporteerd wordt over de effecten ná een „life review‟-interventie). We
willen bestuderen of de interventie leidt tot een verschuiving in de gewenste richting en
daarvoor is eveneens verdere gegevensverzameling nodig. Daarom presenteren we hier
beknopt de gegevens van de nulmeting. Omdat dit een cruciale variabele is in opzet
(screening) en naar verwachte uitkomst, gaan we wel dieper in op de mate van depressieve
klachten.
Hoofdstuk 3
64
Depressieve klachten gemeten met de GDS-15
De mate van depressieve klachten worden bij de screening in beeld gebracht. Omdat „life
review‟-interventies het meest werkzaam zijn bij ouderen met subklinische depressie, is het
belangrijk om ouderen met een depressief syndroom uit te sluiten voor het verdere
onderzoek. We stelden strikte instroomcriteria op (zie hogerop paragraaf 1.4), maar hebben
onvoldoende zicht op de mate waarin er bij de 7 ouderen met een GDS-score hoger dan
tien ook effectief een MADRS-schaal is afgenomen. Vermoedelijk zijn de ouderen die
intern zijn doorverwezen ook diegenen met hogere depressieve klachten. Een fisher‟s
exacttest kon echter geen significant verschil aanduiden tussen de GDS-score bij interne
versus externe doorverwijzingen.
De Geriatric Depression Scale is een screeninginstrument en er is geen eenduidigheid in de
literatuur over een „afkappunt‟ vanaf wanneer er sprake zou zijn van een depressief
syndroom. De meeste studies hanteren een score 5 of 6 als vermoeden van depressie. Voor
dit rapport hanteren we de indeling die is gebruikt in de Vlaamse Ouderen Zorgstudie
(Vermeulen & Declercq, 2010; Vermeulen, Demaerschalk & Declercq, 2011). In het
VoZs-onderzoek zijn thuiswonende Vlaamse ouderen eerst gescreend op de aanwezigheid
van geheugenproblemen en/of depressieve klachten. Vervolgens is een uitgebreide
vragenlijst afgenomen van deze ouderen en hun mantelzorgers, waaronder ook de GDS-15.
Hoewel die studie niet als een normgroep kan beschouwd worden, is vergelijking wel
interessant omdat men zich in VoZs richt op ouderen met depressieve klachten. Het
grootste verschilpunt met Narratieve Zorg bestaat erin dat ouderen in de VoZs-studie altijd
gebruik maken van professionele thuiszorgdiensten.
De onderstaande twee tabellen bieden de mogelijkheid de antwoorden vanuit Narratieve
Zorg te vergelijken met de bevindingen uit de VoZs-studie. We benadrukken echter dat de
respondentengroep Narratieve Zorg te klein is om al conclusies te trekken over de
doelgroep en de opzet van de interventie. Verdere gegevensverzameling is nodig om een
betrouwbaarder beeld te krijgen.
Opzet van de kwantitatieve effectmeting
65
Tabel 7 Frequentie van de antwoorden op de Geriatric Depression Scale bij deelnemers aan Narratieve
Zorg (toestand op 15/5/2011) (N=25 of 26) en aan de Vlaamse ouderenzorg Studie (N=433)
Narratieve
Zorg
(N=25-26)
VoZs-studie
(N=433)
%Ja %Nee %Ja %Nee
Bent u innerlijk tevreden met uw leven? 54 46 84 16
Bent u met veel activiteiten en interesses
opgehouden? 54 46 60 40
Hebt u het gevoel dat uw leven leeg is? 50 50 28 72
Verveelt u zich vaak? 46 54 25 75
Hebt u meestal een goed humeur? 73 27 90 10
Bent u bang dat u iets naars zal overkomen? 46 54 42 58
Voelt u zich meestal wel gelukkig? 56 44 88 12
Voelt u zich vaak hopeloos? 48 52 19 81
Bent u liever thuis dan uit te gaan en nieuwe
dingen te doen? 36 64 69 31
Hebt u het gevoel dat u meer moeite heeft met
het geheugen dan anderen? 50 50 48 52
Vindt u het fijn om te leven? 54 46 93 7
Voelt u zich nogal waardeloos op het ogenblik? 31 69 23 77
Voelt u zich energiek? 56 44 58 42
Hebt u het gevoel dat uw situatie hopeloos is? 42 58 18 82
Denkt u dat de meeste mensen het beter hebben
dan u? 28 72 19 71
Noot: De percentages Narratieve Zorg zijn gebaseerd op alle antwoorden. Voor de bepaling van de
somscore is enkel gewerkt met respondenten die alle 15 items hadden beantwoord. Dit verklaart waarom de
somscore slechts gekend is van x respondenten.
Noot: De percentages VoZs zijn niet altijd 100% omwille van ontbrekende antwoorden.
De gemiddelde score op de GDS-15 bedraagt 6,5; de mediaan ligt op 6 (bij N=22).
Wanneer we de categoriële indeling hanteren zoals in de VoZs-studie, valt op dat er
relatief gezien veel meer ouderen deelnemen met ernstige depressieve klachten aan
Narratieve Zorg. Bovendien was bij aanvang afgesproken dat vanaf een GDS-score van
tien er bijkomend door de ouderenpsychiater zou worden getest in hoeverre er sprake is
van klinische depressie (MADRS-schaal). Door het wegvallen van de ouderenpsychiater in
het CGG Brussel is de opvolging hiervan mogelijk minder goed gebeurd. Voor het verdere
onderzoek blijft dit een aandachtspunt. Verder onderzoek zal ook moeten aantonen in
hoeverre de gekozen selectiecriteria – met de focus op ouderen met milde depressieve
klachten – nodig en waardevol zijn om het effect van de interventie te maximaliseren.
Hoofdstuk 3
66
Tabel 8 Ernst van depressieve gevoelens met de GDS-15 bij deelnemers aan Narratieve Zorg (toestand op
15/5/2011) (N=25 of 26) en aan de Vlaamse ouderenzorg Studie (N=433)
Narratieve Zorg
(N=22)
VoZs-studie
(N=433)
Aantal % Aantal %
Minimaal (GDS-score 0-4) 10 45% 279 63%
Mild (GDS-score 5-8) 4 18% 116 26%
Matig (GDS-score 9-11) 1 5% 32 7%
Ernstig (GDS-score 12-15) 7 32% 16 4%
De overige kernvariabelen
In deze paragraaf geven we de samenvattende resultaten weer van de overige
kernvariabelen: de mate van eenzaamheid, de grootte van het sociaal netwerk en de
tevredenheid met de sociale contacten, de gevoelens van „meesterschap‟, de gevoelens van
eigenwaarde, de mate van angst en de mate van veerkracht bij de deelnemende ouderen.
Deze gegevens zijn alle afkomstig van de nulmeting, voorafgaand aan de interventie.
Tabel 9 geeft de bevindingen in volgorde van de geformuleerde hypothesen. Naarmate de
respondentengroep uitgebreider is en we ook gegevens hebben ná de interventie, is het
zinvol vergelijkingsmateriaal uit de wetenschappelijke literatuur te presenteren.
Opzet van de kwantitatieve effectmeting
67
Tabel 9 Samenvatting van de resultaten bij nulmeting van de deelnemers aan Narratieve Zorg (toestand op
15/5/2011)
M Mediaan Min Max.
Depressieve klachten (GDS-15)
(N=22) 6,5 6,0 0 13
Eenzaamheid (N=17)
Emotionele eenzaamheid 1,12 1,0 0 3
Sociale eenzaamheid 1,47 2,0 0 3
Totaalscore eenzaamheid 2,59 2,0 0 6
Aantal %
Frequentie van sociaal contact
(met familie, vrienden, kennissen,
anderen) (N=16)
Minstens elke dag contact 5 31%
Hoogstens elke twee weken 9 56%
Hoogstens een paar keer per jaar 0 0%
Eénmaal per jaar of minder 2 13%
Hoe vindt u uw sociale contacten?
(N=18)
Zeer bevredigend 1 6%
Vrij bevredigend 13 72%
Vrij onbevredigend 2 11%
Zeer onbevredigend 2 11%
M Mediaan Min Max
Gevoelens van meesterschap (N=20) 21,05 20,5 9 29
Gevoelens van eigenwaarde (N=21) 13,24 14,0 7 23
Angst (N=22) 9,18 8,0 5 17
Veerkracht (N=19) 5,11 5,0 1 8
2.3 Evaluatie na de interventie
In de oorspronkelijke opzet zouden de ouderen na ongeveer zes maanden aan het einde
gekomen zijn van de interventie. Hierdoor kon op dat moment een hermeting plaatsvinden
van de instrumenten voor het RIZIV-onderzoek, alsook een eerste nameting voor
Narratieve Zorg.
In de praktijk is gebleken dat het opzet van wekelijkse, tweewekelijkse en maandelijkse
bijeenkomsten niet haalbaar is om aan te houden. Bovendien is het aantal huisbezoeken
ook uitgebreid, omdat de levensverhaalschrijvers meer tijd besteden aan het uitwerken van
Hoofdstuk 3
68
een levensboek (zie Hoofdstuk 2 voor details). Deze bijsturingen aan de methodiek,
gecombineerd met de trage instroom, hebben ertoe geleid dat er in mei 2011 slechts één
hermeting had plaatsgevonden. Het is natuurlijk zinloos op basis hiervan conclusies te
trekken over de effecten van de interventie.
Omdat we toch enig zicht wilden krijgen op hoe deze oudere persoon de huisbezoeken van
de levensverhaalschrijver had beleefd, is door een studente psychologie een interview
gehouden waarin kort is teruggeblikt op de deelname aan Narratieve Zorg. De dame in
kwestie apprecieerde vooral het gezellig samenzijn. Ze kan niet echt negatieve punten
opnoemen. Later in het gesprek zegt ze wel: „Soms was het goed, maar soms was het
pijnlijk. Vooral voor de herinneringen die al lang gepasseerd waren‟. Ook het afscheid
nemen vond ze moeilijk, omdat ze tegen die tijd wel gesteld was geraakt op het bezoek van
de levensverhaalschrijver. Het interview duurde vrij kort omdat de dame in kwestie niet
erg spraakzaam was. Ook hier zou het zinvol zijn om na afloop van de interventie bij
meerdere ouderen te polsen naar wat ze nu het meest en het minst geslaagd vonden aan
Narratieve Zorg.
2.4 Besluit
Het CGG Brussel had in het aanvraagdossier voor het RIZIV vooropgesteld om het eerste
werkjaar 25 ouderen per levensverhaalschrijver te bereiken, daarna 41 ouderen per
levensverhaalschrijver. Deze inschatting is te optimistisch gebleken. De methodiek is
nieuw, de interventie zelf is niet gekend en dus is er veel tijd nodig gebleken – en nog
steeds – in het bekendmaken van het initiatief. Hierdoor is de instroom van nieuwe
deelnemers later en ook trager op gang gekomen dan voorzien. Door de vertraging zijn er
te weinig ouderen die zowel een voor- als nameting hebben meegemaakt. Daarom is het
onmogelijk gebleken een evaluatie uit te voeren van de impact van de interventie op de
mate van depressieve klachten, de gevoelens van „meesterschap‟, angst enz.
Uit de gegevens van de nulmeting onthouden we dat er een aanzienlijke groep ouderen
deelneemt met ernstige depressieve klachten, wat een mogelijke rem kan zetten of de
effectiviteit van de interventie. Doordat tot nu toe enkel gegevens beschikbaar zijn op het
moment voorafgaand aan de interventie, is het nog te vroeg om conclusies te trekken over
de mate waarin Narratieve Zorg bijdraagt tot een beter leven voor kwetsbare ouderen die
thuis wonen. Het is ook nog niet duidelijk op welk terrein deze mogelijke effecten zich
vooral situeren: identiteitsversterkend, vermindering van depressieve klachten of angst,
verbetering van de gevoelens van meesterschap of zelfwaarde, of eerder op het gebied van
eenzaamheid of sociale contacten ...
Er is doorheen het voorbije jaar veel werk geïnvesteerd in het bekendmaken van het
project. Het feit dat de eerste deelnemers via diverse kanalen instromen is bemoedigend,
Opzet van de kwantitatieve effectmeting
69
evenals het feit dat er steeds minder interne verwijzingen gebeuren, maar dat ouderen soms
zelf de weg lijken te vinden naar het project.
In het volgende hoofdstuk belichten we de ervaringen van de levensverhaalschrijvers.
70
71
Hoofdstuk 4
Het profiel van de levensverhaalschrijver
In dit hoofdstuk belichten we de taak en de rol van de levensverhaalschrijver. We
vertrekken vanuit de vereisten die worden gesteld aan begeleiders van reminiscentie-
activiteiten en interventies zoals gekend uit de literatuur. Op basis van interviews met
zowel de inspirator van dit project als met de twee levensverhaalschrijvers trachten we te
destilleren welke competenties noodzakelijk zijn voor een goede levensverhaalschrijver.
Tegelijk vormden de gesprekken met de levensverhaalschrijvers ook een procesanalyse
van de interventie Narratieve Zorg: „Waar lopen de levensverhaalschrijvers tegenaan?‟
1 Een nieuwe functie
1.1 Aanwijzingen uit de literatuur
In Hoofdstuk 1 is belicht hoe het afgelopen decennium meerdere interventies zijn
ontwikkeld die gebaseerd zijn op reminiscentie en „life review‟ bij ouderen. De
wetenschappelijke literatuur biedt een beperkt zicht op de specifieke vereisten voor de
begeleiders van dergelijke reminiscentie-interventies. We belichten de vereisten van
begeleiders van de drie genoemde interventies.
Voor de cursus „Op zoek naar zin‟ (groepsinterventie van „life review‟ met creatieve
therapie) wordt gesteld dat de begeleiders professionele gezondheidswerkers moeten zijn
met een therapeutische opleiding of achtergrond in de gedrags- of sociale wetenschappen.
Deze begeleiders krijgen vooraf een tweedaags trainingsprogramma en tijdens de
interventie zelf een bijkomende opleidingsdag (Pot e.a., 2010). Uniek aan deze interventie
is dat de begeleiding gebeurt door twee professionals tegelijk. Wellicht stelt dit ook eisen
aan de samenwerking van de twee begeleiders.
De methode „De verhalen die we leven‟ vormt de meest directe inspiratiebron van
Narratieve Zorg. De unieke combinatie van „life review‟ met elementen uit de narratieve
therapie is volgens de auteurs een belangrijke sterkte van deze interventie (Korte,
Bohlmeijer & Smit, 2009). De methode van „life review‟ is aantrekkelijk omdat het
aansluit bij twee activiteiten die ouderen spontaan opnemen: herinneringen ophalen en
verhalen vertellen. Niettemin waarschuwen de auteurs dat „life review‟ geen methode is
vrij van risico‟s of negatieve effecten. Wanneer ouderen een negatief gekleurd verhaal
blijven herhalen en bediscussiëren kan dit ertoe leiden dat de oudere zich nog meer
Hoofdstuk 4
72
slachtoffer voelt, of dat de gevoelens van bitterheid en negativiteit worden versterkt in
plaats van gemilderd. “Therefore, it is a priority that the life-review process is guided by
experienced health care professionals” stellen de auteurs (Korte e.a., 2009, p.9). Ook voor
de interventie „De verhalen die we leven‟ moeten de begeleiders van de groep een
therapeutische achtergrond hebben of een opleiding in gedragswetenschappen (zoals
psychologie) of sociaal werk. Deze begeleiders krijgen bovendien een specifiek
trainingsprogramma en volgen ook tijdens de interventie twee trainingsbijeenkomsten van
twee uur en een boostersessie.
De interventie „Dierbare herinneringen‟ is bedoeld voor ouderen met een (lichte)
depressie. De methode van „life review‟ wordt – in tegenstelling tot de twee vorige
interventies – niet gekoppeld aan een vorm van psychotherapie (zoals creatieve of
narratieve therapie). De interventie steunt vooral op wetenschappelijke inzichten over de
werking van het autobiografische geheugen. Om die reden menen de auteurs dat er geen
specialistische psychotherapeutische gespreksvaardigheden vereist zijn voor de begeleiders
(Bohlmeijer, Steunenberg e.a., 2010). In het interventieprotocol stellen de auteurs de
volgende aandachtspunten voorop voor begeleiders:
Neem de tijd om door te vragen.
Stel je empathisch en begripvol op.
Wees je bewust van de betekenis van de gesprekken.
Wees genereus met complimenten maar wel gemeend.
Geef regelmatig gevoelsreflecties.
Wees voorzichtig met algemene evaluatieve opmerkingen als „U heeft toch wel een
mooi leven gehad‟.
Breng iemand vanuit begrip weer terug naar het onderwerp.
Houd de spanningsboog van de cliënt goed in de gaten.
Omgaan met emoties.
Hoewel dit lijstje geen uitgewerkt functieprofiel is, bevat ze wel aanwijzingen voor de
benodigde competenties van begeleiders van „life review‟ of gestructureerde reminiscentie.
Elders schrijven Bohlmeijer en Westerhof nog over Dierbare herinneringen “De
interventie vraagt geen uitgebreide psychotherapeutische vaardigheden van de begeleider.
Het goed kunnen structureren en doorvragen zijn wel belangrijke vaardigheden”
(Bohlmeijer, Steunenberg & Westerhof, 2011).
Samengevat biedt de literatuur geen kant-en-klaar functieprofiel van begeleiders van
reminiscentie-interventies met ouderen. Naast een reeks algemene gespreksvaardigheden
zoals „goed observeren, parafraseren, omgaan met emoties, enz‟, wordt geopperd dat
begeleiders van „life review‟-therapie (d.i. „life review‟ in combinatie met psychotherapie)
best over een psychotherapeutische achtergrond beschikken. Heeft de interventie vooral tot
Het profiel van de levensverhaalschrijver
73
doel om de oudere te trainen in het ophalen van specifieke positieve herinneringen, dan is
die gespecialiseerde kennis en vaardigheid mogelijk minder noodzakelijk.
1.2 De vooropgestelde taken en competenties van de levensverhaalschrijvers
De gerontoloog-psychotherapeute bij het CGG Brussel, lichtte tijdens een interview in
december 20104 toe hoe ze tot de opzet van Narratieve Zorg kwam en wat de doelstelling
is van Narratieve Zorg (zie hiervoor Hoofdstuk 1, paragraaf twee). Daarnaast is stilgestaan
bij de vooropgestelde taken van de levensverhaalschrijvers enerzijds en daarop aansluitend
de verwachtingen en vereiste competenties ten aanzien van de levensverhaalschrijvers.
1.2.1 Het takenpakket van de levensverhaalschrijvers
In het interview vermeldt de gerontoloog initieel drie grote taken voor de
levensverhaalschrijvers: het afnemen van onderzoeksschalen en assessmentinstrumenten,
het volgen van het proces, het bewaken van het product. Later in het interview vult ze dit
aan met een vierde taak: de promotie voeren en deelnemers werven voor het project.
De kern van het takenpakket situeert zich op het procesmatige vlak. “Ze gaan tien weken
op weg met de oudere rond bepaalde levensthema‟s”. In dat proces benadrukt de
gerontoloog het belang van de evenwaardigheid. Na elk huisbezoek komt de
levensverhaalschrijver ook terug met iets: een stuk tekst op papier, een voorwerp. Doordat
de levensverhaalschrijver iets teruggeeft, krijgt de oudere het gevoel zelf controle te
houden over zijn leven. “Want regelmatig hoor ik dat de ouderen zeggen: „Ah nee, dat
moet eruit, dat mag je niet zeggen dat mijn man daar gewerkt heeft. Dat moet geschrapt
worden‟. De oudere blijft dus expert over zijn eigen leven.”
Naast deze procestaak verwijst de gerontoloog ook naar de taak van de
levensverhaalschrijvers om te komen tot een product. De bedoeling is om bij ouderen met
beginnende dementie te komen tot een levensboek. Bij de ouderen zonder dementie is het
de bedoeling dat er een psychosociaal document ontwikkeld wordt waarin staat wat de
oudere persoon belangrijk vindt als mens. (We merken op dat deze opzet gaandeweg is
gewijzigd tot het opmaken van een levensboek en een waardencirkel bij álle deelnemers,
zie Hoofdstuk 2).
De taak van de levensverhaalschrijvers is dus dubbel: aandacht hebben voor het vertellen
zelf, maar ook voor het verhaal.
Daarnaast verwijst de gerontoloog naar de taak op het vlak van de onderzoeks- en
assessment schalen. Oorspronkelijk was dit niet vooropgesteld als taak voor de
4 Met dank aan Cindy Dubois
Hoofdstuk 4
74
levensverhaalschrijver. Doordat het project is opgenomen als Protocol III-project (zie
Hoofdstuk 1) is er bijgekomen dat de levensverhaalschrijvers voorafgaand aan de
interventie en op regelmatige tijdstippen een aantal metingen uitvoeren. Het gaat hier
zowel om onderzoeksmetingen voor de evaluatie van Narratieve Zorg zelf, als om
metingen in het kader van Protocol III. Met name de afname van het Resident Assessment
Instrument blijkt een hinderpaal te zijn. Hogerop bespraken we al de verhouding van
Narratieve Zorg tot het Resident Assessment Instrument (Hoofdstuk 2).
Tot slot vermeldt de gerontoloog een vierde taak voor de levensverhaalschrijvers: het
promotie voeren en werven van deelnemers voor het project. De
levensverhaalschrijvers zijn de doelstelling van Narratieve Zorg gaan voorstellen bij
talloze organisaties met als doel de instroom van deelnemers te garanderen. Gaandeweg is
gebleken dat deze taak eigenlijk beter uit het takenpakket zou gehaald moeten worden.
Sinds 2011 hebben de collega‟s van het ouderenteam dit aspect van werving en
bekendmaking meer en meer overgenomen van de twee levensverhaalschrijvers.
1.2.2 De vereiste competenties van de levensverhaalschrijvers.
Doorheen het interview vermeldt de gerontoloog van het ouderenteam meerdere
competenties (kennis, vaardigheden, attitudes) die belangrijk zijn voor de
levensverhaalschrijver. Omdat kennis, vaardigheden en attitude in de praktijk vaak nauw
verweven zijn, ontrafelen we ze hier niet, maar benoemen we de aangehaalde competenties
puntsgewijs. Dit impliceert dat sommige punten soms overlappen. De volgorde van de
punten zegt niets over hun relatieve belang.
1. Kennis over ouder worden en ouder zijn.
Weten wat depressie is, wat dementie inhoudt en hoe de beleving van deze personen is.
2. Kennis over levensverhalen en de functie ervan.
Weten dat het vertellen van verhalen over het eigen leven een functie heeft. Bij
voorkeur zelf eens ondervinden hoe het voelt wanneer je pijnpunten of mooie
momenten vertelt aan iemand.
3. Kennis van methodieken om levensverhalen te bevragen en meer specifiek over
diepgangsvragen.
Niet zomaar vragen aframmelen, maar kunnen inschatten welke methodiek bij welke
oudere bij dit thema kan dienen om meer diepgang te krijgen. Ook weten hoe men in
een gesprek meer diepgang kan brengen. De gerontoloog verwijst specifiek naar de
Socratische methode uit de opleiding (zie verder paragraaf 1.2).
4. Houden van ouderen.
Voeling hebben met de doelgroep van ouderen
Het profiel van de levensverhaalschrijver
75
5. Contactvaardig zijn.
Het juiste contact kunnen vinden met ouderen.
6. Empathie tonen voor de beleving van de ouderen.
Een verhaal is geen feitelijke gebeurtenis maar al gekoppeld aan een beleving, een
gevoel. Aandacht hebben voor de beleving van de oudere op het moment dat het
verteld wordt.
7. Actief kunnen luisteren en kunnen focussen.
Bij het op weg gaan met ouderen komen bepaalde verhalen vaak terug. Dezelfde
verhalen maar soms vanuit andere levensthema‟s. Het is belangrijk dat ze er dan niet
van uitgaan dat dat hetzelfde verhaal is, maar dat ze net op zoek gaan naar het verschil
in het verhaal. Heel sterk gefocust kunnen luisteren en zoeken naar „Wat is er
verschillend in datzelfde verhaal?‟ en daarop blijven doorvragen. Dat is niet zo evident
bij hulpverleners.
Focussen betekent ook dat ze zich ten volle kunnen richten op wat er hier-en-nu met de
oudere gebeurt en daarbij dus kunnen loskomen van de eigen innerlijke beleving. “Ze
moeten duidelijk beseffen dat op het moment dat ze gespannen of kwaad of verdrietig
zijn, dat ze heel vaak hun eigen innerlijke beleving ook doorgeven aan de ouderen,
waardoor het contact er niet komt”.
8. Flexibiliteit en respectvol zijn.
Het is belangrijk flexibel te kunnen omgaan met bepaalde thema‟s. Respect verwijst
naar het kunnen geven van privacy aan de oudere, maar ook respectvol omgaan met de
verhalen die de ouderen vertellen, ook als ze niet stroken met de eigen normen,
waarden, geloofsovertuiging of opvoeding.
9. Authentiek kunnen zijn.
Dat is in de ogen van de gerontologe van het ouderenteam nog sterker dan echtheid en
oprechtheid. Het is een stuk durven zichzelf blootgeven en aandacht schenken aan de
evenwaardige relatie.
10. Kunnen werken met ouderen.
Hier worden verschillende elementen genoemd: meegaan in het ritme van de oudere,
zich laten leiden door de oudere, traag spreken en een lage toon gebruiken. Stiltes
durven laten zijn. “Ouderen zeggen niet alles, maar zijn eigenlijk in hun hoofd soms
bezig met hun verhaal. Door de stilte ook stilte te laten zijn, is hij aan het vertellen aan
zichzelf en komt het eruit.”
Hoofdstuk 4
76
11. Oog hebben voor de sociale en maatschappelijke context en impact.
Beseffen dat het levensverhaal geen apart gegeven is, maar dat de sociaal-
maatschappelijke context dat persoonlijke verhaal mee bepaalt. De
levensverhaalschrijver kan door zijn inbreng de oudere inzicht geven in de beslissingen
die hij genomen heeft, dat die ook bepaald zijn door de sociale omstandigheden. Een
mooi voorbeeld aangehaald door de gerontologe is zwangerschap voor het huwelijk. In
de huidige maatschappij is dat geen probleem, vroeger niet. Het kan zijn dat een oudere
toen de beslissing nam te trouwen met iemand waarvan men niet hield. En die
beslissing bepaalde wel het hele verdere leven.
12. Kunnen omgaan met emoties.
De levensverhaalschrijvers moeten de gevoelens van de oudere mee kunnen dragen.
Dat ze dus de moeilijke ervaringen of verlieservaringen niet uit de weg gaan. Het zou
een misvatting zijn als we enkel maar bezig zijn met positieve levenservaringen.
1.2.3 Het vereiste profiel of diploma van de levensverhaalschrijver en de geselecteerde
levensverhaalschrijvers
De gerontoloog van het ouderenteam geeft aan dat ze initieel op zoek waren naar
levensverhaalschrijvers met een diploma maatschappelijk werk, omdat dit ook voor het
Protocol III-project een gunstig profiel inhield (onder meer voor het werken met het
BelRAI-instrument).
In de praktijk is het heel moeilijk gebleken om maatschappelijk werkers aan te werven.
Door de omstandigheden zijn de twee levensverhaalschrijvers aangenomen met andere
diploma‟s: pedagogie enerzijds en sociale readaptatiewetenschappen anderzijds. De
gerontoloog geeft aan dat ze de initiële visie zeker moet bijsturen en dat verschillende
diploma‟s in aanmerking komen voor de functie. Interessant is volgens haar vooral dat
hierdoor ook het meer creatieve en sociale aspect is binnengebracht.
1.3 Het aangeboden vormingspakket
Het CGG Brussel stelde een modulair vormingspakket samen, specifiek gericht op het
verwerven van voldoende basiscompetenties als levensverhaalschrijver voor de „life
review‟-interventie. Doordat het project meteen startte en het zoeken naar goede
levensverhaalschrijvers enige tijd in beslag nam, zijn de modules verspreid over meerdere
maanden aangeboden.
Inhoudelijk ging dit vormingspakket in op vier thematieken.
Het profiel van de levensverhaalschrijver
77
Een eerste thematiek betreft het narratieve denkkader. Deze vormingsdag werd gegeven
door Johan Van De Putte, psycholoog-psychotherapeut. Inhoudelijk gaat het om het leren
hoe men een oudere persoon kan helpen:
zich niet meer te voelen samenvallen met zijn problemen.
een heldere kijk te ontwikkelen tegenover zijn problemen.
zich bewuster te worden van wat hij/zij belangrijk of waardevol vindt.
een rijk verhaal te ontwikkelen rond hoop, dromen, intenties.
initiatieven te nemen die in harmonie zijn met deze hoop, dromen, waarden, intenties ...
onopgemerkte eigen initiatieven op te merken en met betekenis te bekleden.
de invloed van negatieve verhalen over zichzelf te verminderen.
bewuster te worden van de invloed van vroegere en actuele relaties en
machtsverhoudingen.
Een tweede thematiek bestond uit vorming over het werken met levensverhalen bij
ouderen. Vier vormingsdagen zijn gebracht door José Franssen, een Nederlandse
andragoge die veelvuldig werkte met en onderzoek deed naar levensverhalen bij ouderen.
Samen met Ernst Bohlmeijer stond ze ook aan de wieg van de interventie „Op zoek naar
zin‟ (zie hoofdstuk 1). Thema‟s die in deze vorming aan bod kwamen zijn:
Het verhaal als remedie
Motieven om op verhaal te komen
Betekenis van levensverhalen
Typische levensthema‟s
Beleving van de oudere bij het vertellen van zijn levensverhaal
Continuïteit in het verhaal (rode draad)
Communicatievaardigheden bij het beluisteren van het levensverhaal van de oudere
Rouw, verdriet, verlies
Kenmerken van het levensverhaal
Aspecten van het levensverhaal
Het narratieve perspectief in het levensverhaal
Levensverhaal en identiteit
Het interpreteren van het levensverhaal
Relatie tussen herinneringen, levensverhalen en gezondheid
Dynamieken tussen gesproken en geschreven levensverhaal
Rol van de luisteraar
Rol van de verteller
In december 2010 is een vormingsdag gebracht door J. Sermijn, psychologe, die verder
inging op het werken met levensverhalen.
Hoofdstuk 4
78
De Socratische methode vormde een derde thematiek binnen het vormingspakket. Een
socratisch gesprek is een vorm van filosofisch gesprek waarin men samen met anderen de
waarheid en waarde van de eigen opvattingen over dagelijkse gebeurtenissen onderzoekt.
In twee vormingsdagen is onder begeleiding van K. Van Rossem (Stichting Lodewijk de
Raet) geoefend op enkele aspecten van de dialoog zoals vragen stellen, effectief luisteren,
het oordeel opschorten en nauwkeurig formuleren en is ingegaan op de betekenis van deze
ervaringen.
Een vierde en laatste thematiek binnen het vormingspakket betreft de relationele zorg.
Mevrouw Marie-Claire Giard, maatschappelijk werker en Validation trainer bij het Centre
Rhapsodie, bracht drie vormingsdagen over de volgende thema‟s:
Kennis van veroudering en van dementie
Hoe een interventiedoel formuleren en implementeren
Hoe aandacht hebben voor verbale en non-verbale communicatie
Actief luisteren: afstemmen op de persoon, deze volgen in verbale en non-verbale
uitingen
De zin achter de onzin begrijpen
Hoe rekening houden met de levenscontext
Observatie en analyse van de soort communicatie aangewend door de hulpverlener
Door praktische omstandigheden kwam deze thematiek aan het einde, in opzet was het
bedoeld als generieke inleiding voor de levensverhaalschrijvers.
Naast deze vormingsmodules op maat, namen de levensverhaalschrijvers ook deel aan
twee studiedagen die openstonden voor een breed publiek. Op 19 november 2010 trok men
naar Twente voor het congres „Psychologie van de levenskunst‟ georganiseerd door de
universiteit van Twente, waar ook het narratieve kader en het werken met levensverhalen
een centrale plaats innamen. Op 10 februari 2011 namen de levensverhaalschrijvers deel
aan de studiedag „Levensvragen bij ouderen‟ georganiseerd door de Hogere Leergangen
voor Fiscale en Sociale Wetenschappen cvo, Afdeling Seniorenconsulentenvorming.
Aangezien de levensverhaalschrijvers naast hun begeleidende rol ook een aantal
meetinstrumenten moeten afnemen van de oudere persoon, is ook hiervoor vorming
gegeven. LUCAS organiseerde twee bijeenkomsten waar dieper is ingegaan op het
voorstellen van de meetinstrumenten en het afnemen van deze vragenlijsten van ouderen.
Een handleiding is hiervoor samengesteld zodat ook nadien de levensverhaalschrijvers een
houvast hadden.
Vanuit het RIZIV zijn meerdere opleidingsdagen georganiseerd om te leren werken met
het BelRAI-instrument en de overige schalen (i.c. 24 september 2010 en 1 oktober 2010).
In de volgende paragraaf belichten we onder meer hoe de levensverhaalschrijvers dit
vormingspakket evalueren.
Het profiel van de levensverhaalschrijver
79
2 De ervaringen van de levensverhaalschrijvers
Met elk van de twee levensverhaalschrijvers hielden we in april 2011 een semi-
gestructureerd interview5 waarin vier thema‟s zijn besproken:
De taken en de rollen van de levensverhaalschrijver
Bedenkingen over de methodiek zelf
De mate van samenwerking en ondersteuning
Het eigen groeiproces
In dit hoofdstuk gaan we vooral in op de taken en rollen, op de mate van samenwerking en
ondersteuning en op het eigen groeiproces. In Hoofdstuk 2 integreerden we reeds de
ervaringen van de levensverhaalschrijvers over de methodiek van „life review‟ en
Narratieve Zorg.
2.1 De taken en de rollen van de levensverhaalschrijver
Een van de levensverhaalschrijvers merkt op dat er in het takenpakket drie grote thema‟s
zitten.
De „core business‟ bestaat uit het voeren van de huisbezoeken en de gesprekken met de
oudere persoon. Ook de voorbereiding, de reistijd en verslaggeving vallen hieronder. Dit
neemt de meeste tijd in beslag. Beide levensverhaalschrijvers zeggen ongeveer 7 tot 9
huisbezoeken per week te realiseren. Een huisbezoek omvat in zijn geheel twee tot drie uur
werk met voorbereiding, transport en verslag inbegrepen.
Een tweede luik uit het takenpakket omvat „administratieve taken‟. Het invoeren van de
afgenomen meetinstrumenten, het bijhouden van het eigen logboek, het contacteren van de
arts in het kader van het BelRAI-instrument, enz.
Een derde luik bestaat uit het onderhouden van contacten met verwijzende organisaties,
bekendmaking en werving voor het project.
Beide levensverhaalschrijvers gingen uitvoerig in op wat volgens hen noodzakelijke
kennis, vaardigheden en attitudes zijn voor nieuwe levensverhaalschrijvers. Tabel 10 vat
hun antwoorden schematisch samen.
5 Met dank aan Cindy Dubois.
Hoofdstuk 4
80
Tabel 10 De vereiste kennis, vaardigheden en attitudes voor levensverhaalschrijvers zoals gerapporteerd
door de twee levensverhaalschrijvers van Narratieve Zorg
Vereiste kennis
Achtergrondkennis over de periode waarin
ouderen opgroeiden en leefden
Kennis van Brussel en voeling met de
stedelijke context
Kennis over reminiscentie versus „life
review‟
Vereiste vaardigheden
Een gesprek kunnen voeren Wetenschappelijke schalen en
vragenlijsten kunnen afnemen
Het werk zelfstandig goed kunnen plannen
en beheren (time management,
multitasking)
Communicatieve vaardigheden in het
algemeen
Communicatieve vaardigheden naar
ouderen toe met luisterbereidheid,
ondersteunend luisteren
Stressbestendig zijn
Flexibiliteit Kritisch en creatief kunnen zijn
Vereiste attitude
Professionele houding: niet te formeel,
niet te informeel Bescheidenheid
Echtheid Openheid en ruimdenkendheid
Leergierigheid naar het historische,
existentiële of zingevingsaspect Zelfbewustzijn
We bespreken niet alle aangehaalde competenties in detail, maar lichten er een aantal uit.
Kennis van Brussel
Een van beide levensverhaalschrijvers vindt het belangrijk “dat je voeling hebt met de
stedelijke context en gewoon met Brussel”. Hiermee bedoelt de levensverhaalschrijver
vooral dat er wel kennis moet zijn van de sociale kaart, maar liefst ook kennis van de
mogelijkheden buiten het hulpverlenerscircuit. In een voorbeeld verwijst de
levensverhaalschrijver naar de socioculturele mogelijkheden van de regio van de oudere
persoon (concreet voorbeeld: het huren van een luisterboek over het favoriete thema van
een oudere).
Een gesprek kunnen voeren
“Een gesprek kunnen voeren vind ik belangrijk. Dat is kunnen inleiden, tot de kern komen
en terug wat afronden en dan op die manier houden tot het uur. Dat is al iets wat redelijk
moeilijk is soms. Het evenwicht tussen sturen en niet sturen. Laat ik de persoon vertellen of
stuur ik bij? Of hoever kan ik die laten uitweiden of niet? Dus daar moet je een evenwicht
in vinden.”
Het profiel van de levensverhaalschrijver
81
Kennis over „life review‟ versus reminiscentie
Een van de levensverhaalschrijvers had ervaring met groepsreminiscentie en zegt: “Ik heb
me teveel op reminiscentie geconcentreerd en nu pas is het mij duidelijk wat het verschil is
tussen reminiscentie en „life review‟. Dat „life review‟ verder gaat dan reminisceren. (…)
Reminisceren gaat tot een aangename activiteit aanbieden, terwijl „life review‟ verder gaat
en de mensen laat nadenken over hun levensgeschiedenis. Ze eigenlijk helpen om hun
levensgeschiedenis te ordenen en daaruit de belangrijke dingen te halen en op die manier
hun identiteit te versterken”.
Een professionele houding
In het contact leggen met de oudere persoon meent een levensverhaalschrijver dat het
zoeken is naar de juiste toon en de juiste mate van betrokkenheid of afstand. “Ik weet nog
dat ik bij een persoon op bezoek ging, die zei: „Ik heb mijn ouders niet vaak gezien tijdens
mijn jeugd‟, waarop ik zei: „Mijn ouders zijn ook gescheiden‟. Achteraf kwam die daar
vaak op terug en voelde ik van „Oei, dat had ik beter niet gezegd‟. Het was te persoonlijk.
(…) Dus een zekere afstand is dan ook wel nodig.(…) In het begin is dat misschien wel
gemakkelijk om te bewaken omdat je elkaar toch niet goed kent, maar hoe vaker je daar
komt, dan komt er een zekere band.”
Flexibiliteit
“Het gaat erom om u flexibel te kunnen opstellen tegenover de persoon die tegenover u zit.
Een beetje te voelen in wat voor een leefwereld die persoon leeft. Wat zijn die persoons
interesses? En u daarop af te stemmen of in mee te gaan of de persoon uit te dagen” Als
voorbeeld geeft deze levensverhaalschrijver nog aan dat je op een andere manier praat met
een arbeider dan met iemand die bijvoorbeeld directeur is geweest. “Flexibiliteit om een
optimale verstandhouding te creëren”
Samengevat valt op dat de levensverhaalschrijvers zelf relatief weinig kenniscomponenten
vernoemen, maar de meeste nadruk leggen op drie aspecten:
een houding van interesse voor de leefwereld van ouderen,
vaardigheid in het plannen en uitvoeren van veel diverse taken en
contactvaardigheid met ouderen in de eerste plaats en met andere betrokkenen.
Naast deze vereiste competenties vroegen we de levensverhaalschrijvers naar hun visie op
het ideale profiel. Aan welke voorwaarden zou een nieuwe collega-levenverhaalschrijver
best voldoen?
Voor de ene levensverhaalschrijver moet het bij voorkeur gaan om iemand met een sociale
opleiding of achtergrond. Liefst iemand die ook wat kan inzoomen op de maatschappelijke
Hoofdstuk 4
82
achtergrond (bijvoorbeeld vanuit een opleiding geschiedenis). “Neem bijvoorbeeld als er
een persoon met een groot schuldgevoel zit. Er is bijvoorbeeld een mevrouw waarvan de
zoon homofiel is. Dat je als levensverhaalschrijver ook weet wat daar de maatschappelijke
druk soms kan van zijn”.
Deze levensverhaalschrijver vraagt zich af of het misschien ook beter niet iemand is die al
lang in de zorgsector heeft vertoefd. “Dan komt het laagdrempelige, het creatieve in het
gevaar. (…) Het teveel in dat zorg denken en het problematische. En weinig kunnen
loslaten. Dus ook naar de leuke dingen op zoek gaan en niet willen bestempelen, maar
naar mogelijkheden zoeken. Ik zeg niet dat iemand die al lang in de zorgsector werkt dat
niet kan, maar die moet op zijn minst er wel een kritisch oordeel over hebben”.
Voor de andere levensverhaalschrijver is het vrij duidelijk: sociaal assistenten
(maatschappelijk werkers) vormen het ideale profiel van de levensverhaalschrijvers. Een
essentiële basisvoorwaarde is het interesse hebben in de leefwereld van ouderen.
We vroegen de levensverhaalschrijvers ook naar de moeilijkheden die ze voor zichzelf
ervaarden tot nu toe. Deze knelpunten verwijzen vooral naar beperkingen of
onduidelijkheden van de methodiek zelf (zie hiervoor Hoofdstuk 2), maar tegelijk
verwijzen ze soms ook naar aspecten van het takenpakket die te evalueren zijn.
Enigszins samenvattend situeren de moeilijkheden zich op de volgende terreinen:
De combinatie van twee rollen: als onderzoeker en als levensverhaalschrijver.
De onduidelijkheid over de rol als casemanager of trajectbegeleider van de oudere
persoon binnen het zorgnetwerk.
Professionaliteit: juiste afstand vinden.
De werklast door de combinatie van zowel onderzoekstaken, interventietaken als
wervingstaken.
Het werken in het Frans soms.
De zoektocht naar het evenwicht tussen het zich houden aan het opgebouwde strakke
stramien van de interventie en het aanpassen aan die concrete oudere persoon.
De benodigde tijd voor het uitschrijven van de levensverhalen en verwerking tot een
levensboek.
De benodigde tijd voor verplaatsingen.
2.2 De mate van samenwerking en ondersteuning
In het interview werd stilgestaan bij de diverse aspecten van samenwerking en
ondersteuning.
Ten eerste blijkt dat er geen systematische of regelmatige samenwerking of uitwisseling
is tussen de beide levensverhaalschrijvers. Er worden wel ervaringen gedeeld, maar dit
gebeurt informeel en vrij sporadisch. Het is ook duidelijk dat beide levensverhaalschrijvers
Het profiel van de levensverhaalschrijver
83
een andere stijl en aanpak hebben in hun contact met de oudere persoon. Er worden hier
geen leermomenten aan gekoppeld.
Ten tweede zijn er meerdere momenten van ondersteuning en uitwisseling. De
levensverhaalschrijvers zijn aanwezig op de wekelijkse teamvergadering van het
ouderenteam. Het project Narratieve Zorg staat hier niet expliciet als apart agendapunt, iets
wat beide levensverhaalschrijvers wel als een gemis ervaren. Bovendien wordt een groot
gedeelte van het ouderenteam in beslag genomen door patiëntenbespreking. Beide
levensverhaalschrijvers suggereren een dubbele houding: “Eigenlijk hebben wij daar de
ruimte maar ik vind dat niet altijd gepast. En anderzijds heb ik ook zoiets van: als er
andere dingen aan bod komen, is dat niet altijd per se interessant”
Daarnaast zijn er coachingmomenten waar de twee levensverhaalschrijvers samen met de
gerontoloog en psycholoog kunnen ingaan op moeilijke situaties of opgedane ervaringen.
Wegens tijdsgebrek zijn die coachingmomenten sterk afgebouwd. Oorspronkelijk stonden
die tweewekelijks ingepland, maar dit was niet vol te houden. Later werd het maandelijks
en in de praktijk soms minder. Een levensverhaalschrijver verwoordt het als volgt: “Het is
dubbel. Aan de ene kant zie ik daar niet altijd continuïteit in, aan de andere kant heb je
meer tijd voor de huisbezoeken zelf. Dat is ook positief”. Verder blijkt dat de gerontoloog
ook regelmatig informele contactmomenten heeft met elk van de levensverhaalschrijvers.
“Het is soms handig om je te kunnen ventileren. En het is handig om wat raad te kunnen
vragen”.
Ten derde stonden we in het interview stil bij het doorlopen vormingsprogramma. We
vroegen de levensverhaalschrijvers naar feedback op de verschillende modules. Globaal
zijn de levensverhaalschrijvers bijzonder positief over de inhoud en de opbouw van de
vorming. Voor één levensverhaalschrijver was de vorming door José Franssen het
nuttigste. Het is door die vorming dat ze ook het vertrekpunt van de interventie hebben
vormgegeven. De praktijkdag over het werken met levensverhalen bleek achteraf gezien
het minst aan te slaan en was meer theorie dan echt oefening. Eén levensverhaalschrijver
mist vooral bijkomende input over rouw en rouwverwerking. De andere
levensverhaalschrijver merkt op dat een extra module over gespreksvaardigheden nuttig
zou zijn “Hoe inleiding, midden, slot… Hoe bewaak ik dat uur precies? Er is op voorhand
gezegd een uur per sessie, maar bij personen die geen babbelaars zijn lukt dat goed. Maar
als er mensen zijn die op een vraag een heel ander verhaal vertellen …”
2.2 Het eigen groeiproces
We peilden ter afronding van het interview naar het groeiproces of leertraject dat de
levensverhaalschrijvers zichzelf zagen doormaken. Uit de antwoorden blijkt dat elke
levensverhaalschrijver worstelt met eigen valkuilen en moeilijkheden. Voor de ene
levensverhaalschrijver gaat het vooral om nog meer vertrouwd te kunnen worden met de
Hoofdstuk 4
84
methodiek, het in de vingers krijgen van de goede vragen en handvaten om tot een dieper
gesprek te komen. Voor de andere levensverhaalschrijver is de combinatie van de vele
taken een uitdaging die soms de nodige stress bezorgt. Het is duidelijk dat beide
levensverhaalschrijvers sterk zoekend zijn, zich vol overgave op hun nieuwe functie
storten en hierin elk hun eigen weg uitstippelen.
3 Besluit: naar een competentieprofiel voor nieuwe levensverhaal-
schrijvers
In dit hoofdstuk inventariseerden we de taken die levensverhaalschrijvers in het project
Narratieve Zorg op zich nemen. We beluisterden de persoonlijke ervaringen van de twee
levensverhaalschrijvers en expliciteerden de competenties die zij belangrijk achten.
In dit besluit gaan we in op drie elementen: (1) de aandacht voor de verschillende rollen,
(2) de positionering en de grenzen van de functie en (3) de nood aan continue coaching.
De complexiteit van het project Narratieve Zorg maakt dat de levensverhaalschrijver
eigenlijk meerdere rollen te vervullen heeft:
een rol als onderzoeker (afname van vragenlijsten, zowel voor Narratieve Zorg als voor
het RIZIV).
een rol als hulpverlener, casemanager, wegwijzer voor de oudere binnen het
zorgverleningsnetwerk vooral met betrekking tot het gebruik van het BelRAI-
instrument. Deze mogelijke rol als verbinding tussen de oudere persoon enerzijds en de
professionele hulpverleners en organisaties is niet helemaal uitgeklaard.
Een rol als levensverhaalschrijver zelf: de sessies van „life review‟ of gestructureerde
reminiscentie.
Een rol als wervings- en promotieverantwoordelijke die moet zorgen voor
bekendmaking van het project bij ouderen en verwijzende organisaties.
Al vrij snel is gebleken dat deze veelheid aan rollen een hinderpaal is voor de
levensverhaalschrijvers. Het ouderenteam van het CGG heeft het werven en bekendmaken
grotendeels overgenomen van de levensverhaalschrijvers. Toch blijft de combinatie van de
overige rollen veeleisend.
Uit de gesprekken met de gerontoloog en de levensverhaalschrijvers komt een interessant
spanningsveld naar voren. Het lijkt erop dat de functie van levensverhaalschrijver vooral
gestoeld is op sterke generieke competenties in het werken met ouderen:
goede contactvaardigheden,
interesse voor de leefwereld van ouderen,
enige kennis van reminiscentie en „life review‟.
Het profiel van de levensverhaalschrijver
85
In de literatuur wordt benadrukt dat het voor „life review‟-therapie essentieel is dat de
begeleider voldoende geschoold is en liefst psychotherapeutische vaardigheid bezit. In dit
project geven de levensverhaalschrijvers net aan dat – omwille van de empowerende visie
– het misschien zelfs beter is dat de levensverhaalschrijver niet teveel in het zorgdenken
gevangen zit. Dit is natuurlijk geen werkelijke tegenstelling, want het project Narratieve
Zorg is niet bedoeld als psychotherapie, maar als preventieve, laagdrempelige interventie.
En omgekeerd sluit psychotherapeutisch werken niet uit dat er ook empowerend wordt
gewerkt met de oudere.
De analyse in dit rapport is slechts een eerste stap, zonder dat we verder konden ingaan op
specifieke onderzoeksliteratuur die hiermee verband houdt. Zo zijn er bijvoorbeeld
raakvlakken met de ontwikkelingen binnen de eerstelijns geestelijke gezondheidszorg en
de recente aanbevelingen over de „eerstelijns psychologische functie‟ (Van Audenhove &
Scheerder, 2010). Het studiewerk over de levensverhaalschrijver doet ons op dit moment
wel besluiten dat er nog geen helder zicht is op de positionering van en de grenzen van de
functie van levensverhaalschrijver. De doelstelling van het project Narratieve Zorg is dat
het om méér gaat dan gewone reminiscentie, het vrijblijvend herinneringen ophalen.
Bovendien zijn er ook kritische vragen te stellen. Zijn de levensverhaalschrijvers
voldoende gewapend om met ernstige psychische problematieken om te gaan die wel een
therapeutische benadering vereisen? Veel hangt ook samen met het verder verhelderen van
de beoogde doelgroep. Wat te doen bijvoorbeeld als herinneringen vooral pijnlijk blijken te
zijn en de oudere net aanzetten tot piekeren en mogelijk zo depressieve klachten
versterken? In deze pilootstudie konden we onvoldoende onderzoeken of er ook
tegenindicaties zijn of mogelijke negatieve effecten van Narratieve Zorg. De ouderen die
tot nu toe afhaakten deden dit wegens externe omstandigheden, maar het blijft belangrijk te
evalueren hoe de ouderen zelf aankijken tegen het werk van een levensverhaalschrijver die
ook moeilijke levensthema‟s ter sprake brengt. Het lijkt ons in elk geval een uitdaging om
het snijvlak tussen enerzijds een laagdrempelige GGZ-functie voor ouderen en anderzijds
het voldoende diepgaand werken met herinneringen van ouderen verder uit te klaren.
Een laatste aandachtspunt is de nood aan continue coaching bij de levensverhaalschrijvers.
Doordat het een nieuwe functie is, een nieuwe methodiek bij een doelgroep die tot nu toe
zelden wordt bereikt vanuit de GGZ, liggen er weinig handvaten klaar en is er vooral nog
veel ontwikkelingswerk te verrichten. Beide levensverhaalschrijvers zetten zich heel hard
in, maar blijven sterk zoekend naar ondersteuning en houvast. Door de drukte kan het
ouderenteam niet altijd de nodige tijd vrijmaken en gebeurt de coaching wel regelmatig
maar niet altijd op een gesystematiseerde manier die een continu leerproces
vergemakkelijkt. We zouden dan ook aanbevelen dat hier – voor zover mogelijk – meer
planmatig of doelgericht mee gewerkt wordt, zodat het groeitraject dat de
levensverhaalschrijvers doormaken ook meer gestuurd kan verlopen.
86
87
Besluit
Narratieve Zorg is een vernieuwende methodiek, een project gedragen door het
ouderenteam van het CGG Brussel. Een levensverhaalschrijver gaat gedurende een aantal
weken op bezoek bij een kwetsbare oudere persoon thuis. Op gestructureerde wijze worden
herinneringen opgehaald, met de bedoeling de identiteit van de oudere persoon te
versterken, depressieve klachten te verminderen of te voorkomen, en bij te dragen tot een
positief zelfbeeld bij de oudere.
Dit rapport bracht het verhaal van een jaar pilootstudie. Er is veel voorbereidingswerk
gegaan naar de opzet van een grondige kwantitatieve effectmeting. Door de lage instroom
laten de resultaten nog op zich wachten. Het is echter hoopgevend dat meer en meer
ouderen via diverse kanalen de weg vinden naar Narratieve Zorg. Daarnaast is
geïnvesteerd in de verdere ontwikkeling van de methodiek zelf en in een meer kwalitatieve
evaluatie van het werk van de levensverhaalschrijvers.
Een jaar tijd is kort om een gedegen en grondige evaluatie uit te voeren. Toch is het goed
en nodig om een sterkte-zwakte-analyse te maken van Narratieve Zorg. We halen dit uiteen
in twee perspectieven. We gaan eerst in op Narratieve Zorg als project van alternatieve en
ondersteunende zorg binnen Protocol III (RIZIV). Het belangrijkste blijft natuurlijk de
evaluatie van Narratieve Zorg als methodiek van „life review‟ bij ouderen thuis.
1 Narratieve Zorg als project van alternatieve en ondersteunende zorg
binnen Protocol III
Het CGG Brussel diende Narratieve Zorg in als project van alternatieve en ondersteunende
zorg binnen Protocol III. We zien zelf de volgende punten als sterkte van dit project: de
uitgangspunten en onderliggende visie van het project, de doelgroep en de potentiële
complementariteit met het BelRAI-instrument.
Narratieve Zorg drijft heel sterk op een positieve, constructieve visie op ouder worden. Het
project wil ouderen zelf een stem geven, hen de eigen regie laten behouden, kortom
benaderen als volwaardige personen, zelfs al zijn ze kwetsbaar. Omwille van dit
vernieuwende uitgangspunt menen we dat Narratieve Zorg een sterk project is. Het biedt
niet zomaar een aanvulling, het gaat om een radicale ommekeer in hoe er tot nu toe vanuit
de zorgsector vaak nog overwegend eenzijdig gekeken wordt naar ouderen, met een focus
op beperkingen, verlies van functioneren, enz. Narratieve Zorg biedt een noodzakelijke
aanvulling op die zorgvisie.
Besluit
88
Ook qua doelgroep is Narratieve Zorg een sterk project. Het richt zich op thuiswonende
ouderen, en liefst zelfs personen die nog geen georganiseerde professionele hulp
ontvangen. Dat is een groeiende groep ouderen die soms lang buiten beeld blijft. In dat
opzicht wil Narratieve Zorg heel vroeg en dus heel preventief tewerk gaan in zijn opzet.
Ook dat beschouwen we als een sterkte binnen de langetermijnzorg die vaak vooral
reactief en behandelend van opzet werkt.
Een laatste sterkte ligt volgens ons in het feit dat Narratieve Zorg een potentiële aanvulling
kan bieden op de inhoud van het BelRAI-instrument. Het gaat immers om méér dan alleen
een positieve visie op ouderen, Narratieve Zorg vraagt ook expliciet de aandacht voor de
psychische zorg, het mentale welbevinden en biedt zo een tegenwicht voor de nog vaak
sterk lichamelijk-medisch georiënteerde zorgbenadering. In dit rapport gingen we in op de
complementariteit met BelRAI, mogelijk kan dit nog verder worden onderzocht in relatie
tot de versie Mental Health care, zij het dan los van Protocol III.
Er zijn ook kanttekeningen te plaatsen bij Narratieve Zorg als Protocol III-project. Het
project vindt zijn wortels in een CGG, gelegen in de hoofdstad Brussel. Daardoor kampt
het wellicht met extra drempels (tweetaligheid, armoede, globalisering ...) en is het
opstarten niet vanzelfsprekend. We denken ook dat het ouderenteam van het CGG
onderschat heeft wat de implicaties zijn van het leren werken met het BelRAI-instrument.
De taakbelasting voor de levensverhaalschrijvers ligt hierdoor erg hoog, mogelijk te hoog.
Het ouderenteam is zelf vrij klein en daardoor kwetsbaar. De vooropgestelde instroom is
klein en wil men groeien tot een volwaardige dienstverlening, dan moet die zeker verder
omhoog gehaald worden. We kunnen geen verdere uitspraken doen over de kwaliteit van
de zorg en dienstverlening in het kader van BelRAI, dat valt ook buiten onze opdracht.
Een aanbeveling die aansluit op deze sterkte-zwakteanalyse bestaat erin dat het
ouderenteam van het CGG de samenwerking met partnerorganisaties en de interne
teamwerking kritisch evalueert en bijstuurt. Extra inspanningen zullen o.i. onontbeerlijk
zijn om de instroom verder te optimaliseren en de kansen van het BelRAI-instrument
werkelijk uit te spelen.
Op het gebied van samenwerking is al een weg afgelegd, getuige de positieve
samenwerking met enkele doorverwijzers. Kan het partneroverleg nog actiever worden
uitgebouwd? Kunnen krachten worden gebundeld met andere Brusselse Protocol III-
projecten? Kan zo de instroom en doorverwijzing nog verder worden aangezwengeld?
Intern zou het CGG ermee gebaat zijn mocht de coördinatie en opvolging van het Protocol
III-project nog meer kunnen worden opgenomen door één persoon die als coachend leider
het geheel kan overzien, en de direct betrokkenen ook meteen kan aansturen. We menen te
begrijpen dat vanuit de GDT Conectar middelen zijn vrijgesteld voor coördinatie, maar we
hebben onvoldoende zicht op de werkelijke inbreng hiervan. Naar ons aanvoelen staat die
coördinatie te ver af van de dagelijkse praktijk waarmee de levensverhaalschrijvers
Besluit
89
geconfronteerd worden. Door de complexiteit van het project is nauwgezette inhoudelijke
en tijdsopvolging onontbeerlijk, in geregelde face-to-facecontacten met de
levensverhaalschrijvers en het ouderenteam. Verder zou ook geëvalueerd moeten worden
of er werkbare oplossingen mogelijk zijn voor de invoer en opvolging van het BelRAI-
instrument. Het feit dat de beide levensverhaalschrijvers door hun diploma geen toegang
hebben tot het gehele instrument blijft een grote hinderpaal. Kan een verpleegkundige of
maatschappelijk werker vanuit het ouderenteam als derde speler volledig worden
vrijgesteld en worden toegevoegd en zo de BelRAI-taken mee ter harte nemen? Wat heeft
dit voor implicaties naar het contact met de oudere personen thuis? Het ouderenteam zocht
ongetwijfeld zelf al naar antwoorden. Verder zoeken lijkt ons essentieel, zoniet geraken de
twee levensverhaalschrijvers op lange termijn ofwel overbelast, ofwel blijft er
onvoldoende ruimte voor werkelijke samenwerking via het BelRAI-instrument. Beide
scenario‟s zouden de methodiek en het project niet ten goede komen. Narratieve Zorg als
Protocol III-project moet volgens ons dus verder groeien, wil het ook blijven standhouden.
2 Narratieve Zorg als methodiek van ‘life review’ bij ouderen thuis
Bij de evaluatie van Narratieve Zorg als methodiek of interventie zelf zijn we natuurlijk
meer betrokken. Deze pilootstudie heeft ertoe bijgedragen dat de interventie steeds beter
geëxpliciteerd werd, al is die ontwikkeling nog niet volledig afgewerkt. Qua sterktes zien
we vooral de wetenschappelijke onderbouw en visie als uitgangspunt en de continue
zoektocht en bijsturing van deze vernieuwde aanpak. Daarmee komen we meteen uit bij de
belangrijkste kanttekening: de zoektocht is nog niet afgewerkt en er is nood aan meer
diepgaande keuzes en verfijningen.
Wat we hierboven als sterkte aanhaalden, de onderliggende visie vertrekkend vanuit een
empowerende visie op ouder worden, geldt zeker ook voor de methodiek Narratieve Zorg
an sich. Bovendien menen we dat het sterk is dat deze nieuwe interventie geworteld is in
wetenschappelijk onderzoek, en dus niet louter een klinische oorsprong heeft, maar ook
een onderzoeksmatige basis. Positief is ook dat Narratieve Zorg niet zomaar een
gevalideerde interventie overneemt, maar dat het ouderenteam bereid is dit te wijzigen naar
de nieuwe doelgroep van thuiswonende ouderen. Dat het CGG Brussel meteen middelen
vrijmaakt voor wetenschappelijke evaluatie onderstreept het belang dat het hecht aan een
grondige aanpak. Het project Narratieve Zorg getuigt op die manier ook van de „spirit‟ die
er heerst binnen het ouderenteam van het CGG: altijd op zoek, kritisch nadenkend en
steeds vernieuwend en creatief.
Deze sterktes hebben ook een keerzijde. Innovatie betekent nieuwe wegen opzoeken,
goede innovaties leren continu bij, zijn gebaat met continue evaluatie en bijsturing. Deze
pilootstudie zal het project Narratieve Zorg verder vooruit helpen. In het eerste werkjaar is
Besluit
90
er veel ontwikkeld en veel bijgeleerd. Een kanttekening die we maken is dat dit leerproces
niet altijd even expliciet loopt. Er lijkt ook niet altijd een doelgerichte aanpak te zijn met
planning van evaluatie, bespreking, gezamenlijke besluitvorming en bijsturingen van de
methodiek. Zo worden er wel verslagen gemaakt van de coachingsmomenten met de
levensverhaalschrijvers, maar missen die soms continuïteit waardoor het leerproces wordt
belemmerd. Hierdoor blijven kansen onbenut om keuzes te maken, gefundeerde
beslissingen te nemen en om de methodiek nog sterker te maken.
De belangrijkste aanbeveling die we daarom willen formuleren ten aanzien van Narratieve
Zorg als methodiek is het verderzetten van de opgestarte effectmetingen, maar vooral het
verder blijven inzetten op de kwalitatieve ontwikkeling en consolidatie van de interventie.
Dit kan best zowel gebeuren bij de deelnemende ouderen, als bij de
levensverhaalschrijvers en in een laatste stap bij andere betrokkenen zoals familieleden of
zorg- en hulpverleners. Doorheen het voorbije jaar lijkt de inhoud van de interventie en de
thematische sessies van de levensverhaalschrijvers verderaf komen te staan van de initiële
Nederlandse interventie waarop men zich baseerde. Het is noodzakelijk om zich daar
bewust van te blijven en te bekijken wat dit impliceert voor de ouderen, maar ook voor de
functie van de levensverhaalschrijver.
Evolueert Narratieve Zorg naar een interventie die vooral sociaal geïsoleerde ouderen
aanspreekt omdat het bezoek van de levensverhaalschrijver een hefboom is voor nieuwe
contacten en doorbreking van eenzaamheid? Wil Narratieve Zorg vooral de identiteit
versterken van ouderen in brede zin en hen laten proeven van positieve contactmomenten?
Ligt in dit geval het accent niet vooral op het prettig samenwerken en het komen tot een
evenwichtig levensboek met misschien verdriet en pijnlijke herinneringen, maar vooral
positieve gebeurtenissen?
Of moeten we met Narratieve Zorg misschien terug nauwer aansluiten bij de preventie van
depressieve klachten? Wil Narratieve Zorg er dan vooral zijn voor ouderen met
depressieve klachten en preventief werken ten aanzien van een werkelijk depressief
syndroom? Moet in dat geval de techniek van „life review‟ niet veel meer centraal komen
te staan? Is in dat geval enige therapeutische opleiding niet noodzakelijk bij de
levensverhaalschrijvers?
De sleutel ligt volgens ons dus in het verder uitklaren van de doelstelling van de
interventie. Dit heeft implicaties naar de doelgroep van ouderen die men met Narratieve
Zorg wenst te bereiken en naar de vereiste competenties van nieuwe
levensverhaalschrijvers.
Het verder inzetten op de kwalitatieve ontwikkeling van Narratieve Zorg kan o.i. best
gebeuren in drie stappen.
In een eerste stap zouden best minstens tien-vijftien ouderen worden begeleid tot en met de
eerste effectmeting na de interventie. Deze ouderen kunnen dan best worden uitgenodigd
Besluit
91
voor een focusgroep waarin gepeild wordt naar hun ervaringen, indrukken en suggesties. In
een tweede stap zou op basis van die input, samen met de eerste inzichten over de
kwantitatieve effecten („Treden er verschuivingen op in de zeven kernvariabelen?‟), de
interventie als geheel systematisch en kritisch moeten worden bekeken. De sessies over
„dierbare herinneringen‟ of „sprankelende ervaringen‟ moeten bijvoorbeeld verder worden
uitgewerkt, maar de levensverhaalschrijvers moeten ook meer ruimte krijgen voor hun
leerproces. Dit kan door intensieve oefening, evaluatie en bijsturing, door onderling
overleg, door intervisie binnen het ouderenteam of door consultatie met experten in het
werken met levensverhalen. In een derde stap zou de resulterende methodiek moeten
worden neergeschreven in een draaiboek of handleiding zodat de aanpak voldoende
coherent en consequent is, ongeacht de levensverhaalschrijver in dienst. Het ouderenteam
van CGG Brussel zette al stappen in deze richting, wat zeer positief is.
We hopen natuurlijk dat de vele inspanningen die tot nu toe geleverd zijn om vragenlijsten
af te nemen bij de ouderen, volgehouden worden. Mits een voldoende aantal respondenten,
mits een groeiende instroom en mits volgehouden inspanningen om ook de inhoud van de
diverse sessies helder te krijgen, kan Narratieve Zorg verder uitkristalliseren tot een
volwaardige interventie of dienstverlening. Net zoals hierboven pleiten we voor een meer
systematische aanpak, waardoor een coachend leider onontbeerlijk is. Narratieve Zorg is
een inspirerend project dat ook ons als onderzoekers uitdaagt in het zoeken naar gepaste
evaluatiemethodes. We hopen dat het CGG Brussel de kans krijgt om de ingeslagen weg,
de eerste stappen van deze vernieuwende interventie, verder te voltooien en te
vervolmaken.
92
93
Bibliografie
Beekman A.T.F., Smit F., Stek M.L., Reynolds C.F. & Cuijpers P.D., (2010), Preventing
depression in high-risk groups, Current Opinion in Psychiatry, 23, 8-11.
Bohlmeijer E., Kramer J., Smit F., Onrust S. & van Marwijk H., (2009), The Effects of
Integrative Reminiscence on Depressive Symptomatology and Mastery of Older Adults,
Community Mental Health Journal., 45, 476-484.
Bohlmeijer, E., Mies, L. & Westerhof, G. (2006). De betekenis van levensverhalen.
Theoretische beschouwingen en toepassingen in onderzoek en praktijk. Houten: Bohn
Stafleu van Loghum.
Bohlmeijer, E.T., Roemer, M., Cuijpers, P. & Smit, F. (2007). The effects of life-review on
psychological well-being in older adults: a meta-analysis. Aging and Mental Health, 11(3),
291-300.
Bohlmeijer, E., Smit, F. & Cuijpers, P. (2003). Effects of reminiscence and life review on
late-life depression: a meta-analysis. International Journal of Geriatric Psychiatry, 18(12),
1088-1094.
Bohlmeijer, E.T., Steunenberg, B., Leontjevas, R., Mahler, M., Daniël, R., & Gerritsen, D.
(2010). Dierbare herinneringen. Protocol voor individuele life-review therapie gebaseerd
op autobiografische oefening. Enschede: Universiteit Twente.
Bohlmeijer, E.T., Steunenberg, B. & Westerhof, G.J. (2011). Reminiscentie en geestelijke
gezondheid: empirische onderbouwing van interventies. Tijdschrift voor gerontologie en
geriatrie, 42, 7-16.
Bohlmeijer, E., Valenkamp M., Westerhof G., Smit F. & Cuijpers P., (2005), Creative
reminiscence as an early intervention for depression: Results of a pilot project, Aging &
Mental Health, 9(4), 302–304.
Bohlmeijer, E. & Westerhof, G. (2010). Op verhaal komen. Je autobiografie als bron van
wijsheid. Boom: Amsterdam.
Bohlmeijer E.T., Westerhof G.J. & Emmerik-de Jong M., (2008), The effects of integrative
reminiscence on meaning in life: Results of a quasi- experimental study, Aging & Mental
Health, 12(5), 639–646.
Burnside I. & Haight B.K., (1992), Reminiscence and life review: analyzing each concept,
Journal of Advanced Nursing, 17, 855-862.
Cappeliez, P & O‟Rourke, N. 2006). Empirical validation of a model of reminiscence and
health in later life. Journal of Gerontology, Psychological Sciences, 61, 4, 237-244.
Bibliografie
94
Connor, K.M. & Davidson, J.R.T. (2003). Development of a new resilience scale: the
Connor-Davidson Resilience Scale (CD-RISC). Depression and Anxiety, 18, 76-82.
Cuijpers, P., & Willemse, G. (2005). Preventie van depressie bij ouderen. Een overzicht
van interventies. Utrecht: Trimbos-instituut.
De Groof, M., Declercq, A., Jacob, B. & Van Audenhove, Ch. (2009). RAI Mental Health.
Onderzoek naar de mogelijkheid tot implementatie van de instrumenten RAI Mental Health
en Community Mental Health/Estimation des possibilités d'implementation des outils RAI,
Mental Health et Community Mental Health. Leuven: LUCAS.
de Jong Gierveld, J., & van Tilburg, T.G. (2008). De ingekorte schaal voor algemene,
emotionele en sociale eenzaamheid [A shortened scale for overall, emotional and social
loneliness]. Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie, 39, 4-15.
Folstein M.F., Folstein S.E. & McHugh P.R. (1975). "Mini-mental state". A practical
method for grading the cognitive state of patients for the clinician. Journal of psychiatric
research 12 (3): 189–198.
Franck, E., De Raedt, R., Barbez, C. & Rosseel, Y. (2008). Psychometric properties of the
Dutch Rosenberg Self-esteem scale. Psychologica Belgica, 48(1), 25-35.
Korte, J., Bohlmeijer, E.T. & Smit, F. (2009). Prevention of depression and anxiety in later
life: design of a randomized controlled trial for the clinical and economic evaluation of a
life-review intervention. BMC Public Health, 9: 250.
Levecque, K. (2006). Generalized anxiety and depression in the general population: risk
factors according to the Belgian Health Interview Survey 2001. Depression and Anxiety,
23, 509-511.
Montgomery, S.A. & Åsberg, M. (1979) A new depression scale designed to be sensitive
to change. British Journal of Psychiatry, 134, 382-389.
Pearlin, L. I. & Schooler, C. (1978). The structure of coping. Journal of Health and Social
Behavior, 19, 2-21.
Pot, A.M.,.Bohlmeijer E.T., Onrust S., Melenhorst A., Veerbeek M. & De Vries, W.,
(2010), The impact of life review on depression in older adults: a randomized controlled
trial, International Psychogeriatrics, 22(4), 572–581.
Rosenberg, M. (1979). Conceiving the self. New York: Basic Books.
Schoevers R.A., Smit F., Deeg D.J.H., Cuijpers, P., Dekker J., van Tilburg W. & Beekman,
A.T.F., (2006), Prevention of Late-Life Depression in Primary Care: Do We Know Where
to Begin? American Journal of Psychiatry, 163, 1611-1621.
Sheikh, J.I. & Yesavage, J.A. (1986). Geriatric Depression Scale (GDS): Recent evidence
and development of a shorter version. Clinical Gerontology: A Guide to Assessment and
Intervention 165-173, NY: The Haworth Press.
Bibliografie
95
Smit F., (2006), Prevention of depression (Dissertation). Amsterdam: Faculty of Medicine,
Vrije Universiteit.
Smits, C., Boland, G., de Vries, W., & van Erp, R. (2006). De kracht van je leven. Een
cursus rond het levensverhaal voor Turkse en Marokkaanse ouderen met depressieve
klachten. Handleiding en draaiboek. Utrecht: Trimbos-instituut.
Vaishnavi, S., Connor, K., & Davidson, J.R.T. (2007). An abbreviated version of the
Connor-Davidson Resilience Scale (CD-RISC), the CD-RISC2: psychometric properties
and applications in psychopharmalogical trials. Psychiatry Research, 152, 293-297.
Van Audenhove, C. & Scheerder, G. (2010). De plaats van geestelijke gezondheidszorg
binnen de eerstelijnsgezondheidszorg. Eindrapport van werkgroep 6. Conferentie
eerstelijnsgezondheidszorg, 11 december 2010, Antwerpen.
Vermeulen, B., & Declercq, A. (2010). Depressieve klachten bij kwetsbare ouderen die
thuiszorg gebruiken. Factsheet Steunpunt Welzijn Volksgezondheid en Gezin.
www.swvg.be.
Vermeulen, B., Demaerschalk, M. & Declercq, A. (2011). De Vlaamse Ouderen Zorg
Studie. Methodologisch rapport. Leuven: Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.
Webster, J.D., Bohlmeijer, E.T. & Westerhof, G.J. (2010). Mapping the future of
reminiscence: A conceptual guide for research and practice. Research on Aging, 32(4),
527-564.
Westerhof G.J., Bohlmeijer E & Valenkamp M.W., (2004), In search of meaning: A
Reminiscence Program for older persons. Educational Gerontology, 30, 751–766.
Westerhof, G.J., Lamers, S.M.A., & de Vries, D.R.S.L. (2010). Effecten van het ophalen
van autobiografische herinneringen op emotioneel welbevinden bij ouderen. Tijdschrift
voor gerontologie en geriatrie, 41, 5-12.
Westerhof, G.J., Bohlmeijer, E. & Webster, J.D. (2010). Reminiscence and mental health:
a review of recent progress in theory, research and interventions. Ageing & Society, 30,
697-721.
Wong P.T.P, Watt L.M., (1991), What Types of Reminiscence Are Associated With
Successful Aging?, Psychology and Aging, 6(2), 272-279.
Zigmond, A.S. & Snaith, R.P. (1983), "The Hospital Anxiety and Depression Scale". Acta
Psychiatrica Scandinavica, vol. 67, pp. 361-370.
96
97
Bijlages
1 Bijlage 1: Instrumentarium en instroomschema met betrekking tot
Protocol III
Document 1: Schema van de inclusie voor Protocol III
Document 2: Het meetinstrumentarium voor het RIZIV in het kader van Protocol III
2 Bijlage 2: Documentatie van de interventiemethodiek
Document 3: Brochure Narratieve Zorg voor ouderen
Document 4: Brochure Narratieve Zorg voor verwijzers
Document 5: Voorbeeld van een levensboek
Document 6: Voorbeeld van een erkenningsbrief van de levensverhaalschrijver
Document 7: Voorbeeld van een waardencirkel
3 Bijlage 3: Documenten voor de kwantitatieve evaluatiestudie
Document 8: Aanmeldingsformulier
Document 9: Informatienota vanuit het RIZIV
Document 10: Informed consentformulier vanuit het RIZIV
Document 11: Informatienota Narratieve Zorg
Document 12: Informed consentformulier Narratieve Zorg
Document 13: Vragenbundel voor de screening Narratieve Zorg
Document 14: Vragenbundel voor de nulmeting Narratieve Zorg
Document 15: Vragenbundel voor de nameting Narratieve Zorg
Document 16: Logboek van de levensverhaalschrijver
interRAI HC (Thuiszorg)©[CODEER VOOR DE LAATSTE 3 DAGEN TENZIJ ANDERS AANGEGEVEN]
seCTie a. PeRsOONLiJKe GeGeVeNs
© interRAI 1994/1996/1997/1999/2002/2005 [06] NL130605 [UPDATE VAN MDS-HC 2.0] VERSIE 12/08/2009
c.Cliënt of familielid denkt dat de cliënt beter af zou zijn in ander woonverblijf
b.Vergeleken met 90 DaGeN GeLeDeN (of sinds laatste beoordeling), woont de cliënt nu met een ander persoon—bijv., trok bij iemand in, iemand trok bij de cliënt in
0. Nee 1. Ja
seCTie B. iNTaKe eN VOORGesCHieDeNis
0. Nee 1.Ja, andere woning 2.Ja, in een instelling
5. CLiËNTiDeNTiFiCaTie
2. GesLaCHT 1. Man 2. Vrouw
3. GeBOORTeDaTUM
c. inschrijvingsnummer ziekenfonds___________________
8. ReDeN VOOR BeOORDeLiNG 1. Eerste opname (of eerste invulling) 2. Routineherbeoordeling 3 Terugkeerbeoordeling [Vul tenminste Secties A, T en U in] 4. Wezenlijke toestandsverandering 5. Ontslag (Betreft laatste 3 dagen van zorgverlening) 6. Ontslag (Volgen van cliënt) [Vul secties A, S en U in] 7. Anders (bijv. wetenschappelijk onderzoek)
b. sis-kaartnummer ________________________________
c. Contactpersoon buiten de organisatie_____________
10. VeRwaCHTiNGeN VaN De CLiËNT eN/OF De FaMiLie
11. POSTCODE VAN DE GEBRUIKELIJKE WOONOMGeViNG
12. VeRBLiJFPLaaTs OP HeT TiJDsTiP VaN BeOORDeLiNG
a.woont 1. Alleenwonend 2. Samenwonend met echtgeno(o)t(e) of partner 3. Samenwonend met echtgeno(o)t(e) of partner en ander(en) 4. Samenwonend met kind(eren) 5. Samenwonend met ouder(s) of voogd(en) 6. Samenwonend met broer(s) of zus(sen) 7. Samenwonend met andere verwant(e)(n) 8. Samenwonend met niet-verwant(e)(n)
13. wOONaRRaNGeMeNT
1. DaTUM waaROP De CLiËNT iN DeZe (THUis)ZORGORGaNisaTie weRD OPGeNOMeN
4. sCORes OP HeT OGeNBLiK VaN De VeRwiJZiNG NaaR DeZe (THUis)ZORGORGaNisaTie (KaTZ-sCORe, BeL…) _________________________________________________
0. Nee 1. Ja
a. Bejaardentehuis, rust- en verzorgingstehuis, woon- en zorgcentrumb.Serviceflat,aanleunwoningenanderegelijkaardigewoonvorm c. Psychiatrische zorg d. Instelling of setting voor personen met een handicap
Codeer voor alle settings waar de cliënt heeft verbleven in de 5 jaar voorafgaand aan de datum waarop de cliënt voor de eerste keer naar deze (thuis)zorgorganisatie werd verwezen [B1]
4. BURGeRLiJKe sTaaT
__________________________________________________
a. Identificatienummer in de organisatie
b. afdelingsnummer ____________________
B- of ____________________
3. OPGeNOMeN GeweesT iN De aFGeLOPeN 5 JaaR
7. CONTaCTeN a. Huisarts ______________________________________b. Telefoonnummer van de huisarts
Dag JaarMaand
Dag JaarMaand
9. BeOORDeLiNGsReFeReNTieDaTUM
14. TiJD siNDs LaaTsTe ZieKeNHUisVeRBLiJF Codeer de laatste keer in de LAATSTE 90 DAGEN
0. Geen ziekenhuisopname in de laatste 90 dagen1. 31 tot 90 dagen geleden2. 15 tot 30 dagen geleden3. 8 tot 14 dagen geleden4. In de laatste 7 dagen5. Nu in het ziekenhuis
LET OP: Vul Sectie B alleen in bij de opnamebeoordeling
a. Familienaam c. Roepnaam (facultatief))b. Voornaam
1. NaaM
5. woon- en zorgcentrum (wZC), rust- en verzorgingstehuis (RVT) of bejaardentehuis (RVT-bed)
6. Serviceflat, aanleunwoning of kangoeroewoning7. Beschut of beschermd wonen 8. MPi, orthopedagogische instelling of instelling voor verstandelijk gehandicapten 9. Psychiatrisch ziekenhuis of psychiatrische instelling 10. Revalidatiecentrum, hersteloord of sP-dienst11. Ziekenhuis 12. Kortverblijf13. Palliatief centrum14. Penitentiaire instelling 15. Klooster16. Thuisloos of dakloos 17. andere (specificeer eventueel _______________________________)
1. woning, appartement of studio (eigen of gehuurd, alleen of met anderen) 2. woning van (de) kind(eren)3. woning van andere mantelzorger(s) (niet van kind(eren)) 4. Rusthuis of bejaardentehuis (ROB-bed)
6. COÖRDiNaTeN VaN De ORGaNisaTiea. Naam en adres _______________________________ ____________________________________________
2. sPReeKTaaL eN GeLOOFsOVeRTUiGiNG
1.Nederlands 2. Frans 3. Duits 4.Anderetaal,specificeer_______________
a. Land van herkomst ______________________________
b. spreektaal
15. OPMeRKiNGeN (Facultatief)
5. OPMeRKiNGeN (Facultatief)
__________________________________________________
_________________________________________
1. Ongehuwd 2. Gehuwd 3. Wettelijk gescheiden4. Weduwe/weduwnaar 5. Samenlevingscontract
2 0Dag JaarMaand
seCTie C. COGNiTie1. COGNiTieVe VaaRDiGHeDeN VOOR DaGeLiJKse
BesLUiTVORMiNGHet nemen van beslissingen over taken van het dagelijks leven - bijv.,wanneer opstaan of eten, welke kleren aantrekken, welke activiteiten uitvoeren
Codeer in welke mate de cliënt zich aangeleerde of gekende zaken herinnert 0. Geen geheugenprobleem 1. geheugenprobleem
a. Kortetermijn geheugen—Schijnt/blijkt zich na 5 minuten nog te herinneren
2. GeHeUGeN/HeRiNNeRiNGsVeRMOGeN
b. Procedureel geheugen—Kan (bijna) alle stappen van een reeks taken uitvoeren zonder aanwijzingen
c. situationeel geheugen—Herkent naam/gezicht van zorgteamleden waarmee hij/zij veel te maken heeft EN
kan vaak bezochte plaatsen lokaliseren
3. PeRiODieK VeRwaRD DeNKeN OF BewUsTZiJN [Let op: Accuraat beoordelen vereist praten met zorgverleners, familie of anderen met directe kennis van het gedrag van de cliënt in het genoemde tijdsbestek] 0. Gedrag niet aanwezig 1.Gedrag aanwezig, niet anders dan gewoonlijk 2.Gedrag aanwezig, lijkt anders dan gewoonlijk (bijv., plots begonnen of aan het verslechteren, anders dan enkele weken geleden) a. Gemakkelijk afgeleid—bijv., heeft soms moeite de aandacht erbij te houden; dwaalt af b. episoden van onsamenhangend praten—bijv., kraamt onzinnige irrelevante dingen uit, springt van de hak op de tak, verliest gedachtegang c. Geestelijk functioneren wisselt in loop van de dag—bijv.,
soms beter, soms slechter
0. Nee 1. Ja
0. Verbeterd 1. Niet veranderd 2.Verslechterd 8. Niet duidelijk
5. VeRaNDeRiNG iN BesLisBeKwaaMHeiD TeN OPZiCHTe VaN 90 DaGeN GeLeDeN (OF siNDs LaaTsTe BeOORDeLiNG)
4. aCUTe VeRaNDeRiNG iN GeesTeLiJK FUNCTiONeReN TeN OPZiCHTe VaN HeT GewONe FUNCTiONeReN—
Bijv., rusteloosheid, lethargie, moeilijk te wekken, gewijzigde omgevingswaarneming
1. UiTiNG - ZiCHZeLF DUiDeLiJK MaKeN
interRAI HC (Thuiszorg)©
0. Wordt begrepen—Uit ideeën zonder moeite 1. Wordt gewoonlijk begrepen—Moeite om woorden te vinden of gedachten af te maken MAAR weinig of geen hulp nodig als voldoende tijd wordt gegeven 2. Wordt vaak begrepen—Moeite om woorden te vinden of
gedachten af te maken EN gewoonlijk hulp nodig 3. Wordt soms begrepen—Vermogen beperkt tot het kenbaar
maken van concrete verzoeken 4. Wordt zelden of nooit begrepen
0. Begrijpt—Duidelijk begrip 1. Begrijpt gewoonlijk—Mist een deel of de bedoeling van
de boodschap, MAAR begrijpt het grootste gedeelte van het gesprek
2. Begrijpt vaak—Mist een deel of de bedoeling van de boodschap, MAAR kan het grootste gedeelte van het gesprek vaak begrijpen mits herhaling of uitleg
3. Begrijpt soms—Reageert alleen goed op eenvoudige, directe communicatie
4. Begrijpt zelden of nooit
2. BeGRiP - aNDeReN KUNNeN BeGRiJPeN
Inhoud van informatie uiten - verbaal en non-verbaal
De inhoud van verbale informatie begrijpen (op welke manier dan ook; met hoorapparaat, indien gebruikt)
3. GeHOOR Hoorvermogen (met hoorapparaat indien gebruikt)
4. ZiCHT
0. Voldoende—Geen moeite bij normaal gesprek, sociale interactie, TV-kijken
1. Minimale moeite—Moeite in sommige omstandigheden - bijv., wanneer iemand zacht spreekt of zich op een afstand van meer dan 2 meter bevindt
2. Matige moeite—Probleem om een normaal gesprek te kunnen volgen, een stille omgeving is een absolute vereiste 3. Ernstige moeite—Moeite in alle omstandigheden - bijv., de
spreker moet luid of heel traag spreken of de cliënt ervaart alles als gemompel
4. Doof
0. Voldoende—Ziet details, kan ook normale letters in kranten of boeken lezen
1. Minimale moeite—Kan in kranten of boeken alleen grote letters lezen (bijv., krantenkoppen)
2. Matige moeite—Beperkt gezichtsvermogen; kan geen krantenkoppen lezen, kan wel voorwerpen herkennen
3. Ernstige moeite—Niet zeker of voorwerpen worden herkend, ogen lijken voorwerpen wel te kunnen volgen, ziet alleen licht, kleuren of vormen
4. Blind
visueel hulpmiddel indien gebruikt) Gezichtsvermogen bij voldoende licht (met bril of ander
1. iNDiCaTOReN VaN MOGeLiJKe DePRessie, aNGsT, DROeFeNis
seCTie e. sTeMMiNG eN GeDRaG
0. Niet aanwezig 1. Aanwezig, maar in de laatste 3 dagen niet vertoond2. Op 1-2 van de laatste 3 dagen vertoond3. Dagelijks in de laatste 3 dagen vertoond
Let op: vraag het de cliënt zelf wanneer mogelijk. Codeer wat is waargenomen, ongeacht de veronderstelde oorzaak
2. ZeLFGeMeLDe sTeMMiNG 0. Niet in de laatste 3 dagen 1. Niet in de laatste 3 dagen, maar voelt zich vaak zo2. Op 1-2 van de laatste 3 dagen3. Dagelijks in de laatste 3 dagen8. Kon of wilde niet antwoorden
a. ... weinig belangstelling voor of plezier in dingen waar u gewoonlijk van geniet?
b. ... zich angstig, rusteloos of ongemakkelijk?c. ... zich bedroefd, depressief of hopeloos?
VRAAG: "Hoe vaak, in de laatste 3 dagen voelde u ... "
interRAI HC p.2 VERSIE 12/08/2009
0. Zelfstandig—Beslissingen zijn samenhangend, aanvaardbaar en veilig1. Gewijzigd zelfstandig—Slechts in nieuwe situaties enige
moeite2. Minimaal beperkt—Inspecifieke,terugkerendesituaties
worden slechte of onveilige beslissingen genomen, dan zijn aanwijzingen of toezicht nodig
3. Matig beperkt—Beslissingen zijn voortdurend slecht of onveilig; altijd aanwijzingen of toezicht nodig
4. Ernstig beperkt—Neemt zelden of nooit beslissingen 5. Geen waarneembaar bewustzijn, coma [Ga verder met Sectie G]
seCTie D. COMMUNiCaTie eN GeZiCHTsVeRMOGeN
a. Deed negatieve uitspraken—bijv., "Het doet er allemaal niet toe; Was ik maar dood; Wat voor zin heeft het; Ik heb er spijt van dat ik zo lang heb geleefd; Laat me doodgaan"b. Voortdurend boos op zichzelf of op anderen—bijv., gemakkelijk geërgerd, boos over de ontvangen zorgc. Uitingen, ook non-verbale, van wat onrealistische angsten lijken te zijn—bijv., angst om in de steek of alleen te worden gelaten, om met anderen samen te zijn;intenseangstvoorspecifiekevoorwerpenofsituatiesd. Herhaaldelijk klagen over de gezondheid—bijv.,vraagt voortdurend aandacht van de arts, onophoudelijk bezorgd over lichaamsfunctiese. Herhaaldelijk angstig klagen/bezorgd zijn (niet in verband
met de gezondheid)—bijv., zoekt voortdurend aandacht of geruststelling over dagindeling, maaltijden, de was, kleren, omgang met anderenf. Droevige, pijnlijke of bezorgde gelaatsuitdrukkingen —bijv.,
diepe voorhoofdsrimpels, constant wenkbrauwen fronseng. Huilen, gemakkelijk in tranen uitbarstenh. Herhaaldelijk zeggen dat er iets vreselijks zal gebeuren—
bijv., denk dat hij/zij stervend is of een hartaanval zal krijgeni. Zich terugtrekken uit belangrijke activiteiten—bijv., activiteiten waar de cliënt al lang aan deelnam, met familie of vrienden samen zijn j. Verminderde sociale omgangk. Uitingen, ook non-verbale, van een gebrek aan plezier in het leven (anhedonia)- bijv.,"Ik heb nergens meer plezier in"
seCTie F. PsYCHOsOCiaaL weLZiJN
3. GeDRaGssYMPTOMeN
0. Niet aanwezig 1. Aanwezig, maar in de laatste 3 dagen niet vertoond2. Op 1-2 van de laatste 3 dagen vertoond3. Dagelijks in de laatste 3 dagen vertoond
Codeer wat is waargenomen, ongeacht de veronderstelde oorzaak
1. sOCiaLe OMGaNG
[Let op:Vraag het de cliënt zelf, directe zorgverleners of familie wanneer mogelijk]
0. Nooit 1. Meer dan 30 dagen geleden2. 8 tot 30 dagen geleden3. 4 tot 7 dagen geleden4. In de laatste 3 dagen8. Niet te bepalen
0. Nee 1. Ja
5. BeLaNGRiJKe sTRess iN De LaaTsTe 90 DaGeN bijv., zelf ernstige ziekte; sterfte of ernstige ziekte van naast familielid
of vriend; verlies van huis; belangrijk verlies van inkomen of bezit; slachtoffer van beroving of overval; verlies van rijbewijs of auto
a. Deelname aan sociale activiteiten die de cliënt al lang interesserenb. Bezoek van familie of oude vrienden/kennissenc. Andere omgang, bijv., via telefoon of e-mail, met familie of vrienden/kennissend. Uit openlijk ruzie of woede met familie of vriendene. Is bang voor familielid of goede bekendef. Verwaarloosd, misbruikt of mishandeld
3. VeRaNDeRiNG iN sOCiaLe aCTiViTeiTeN iN De LaaTsTe 90 DaGeN (of sinds laatste beoordeling)
Afname in deelname aan sociale, religieuze, beroepsmatige of andere zelfgekozen activiteiten. INDIEN ACHTERUITGANG, heeft de cliënt er dan verdriet van?
0. Geen achteruitgang 1. Achteruitgang, niet verdrietig2. Achteruitgang, verdrietig
4. OVeRDaG aLLeeN ('s morgens en 's namiddags)0. Minder dan 1 uur 1. 1-2 uur 2. Meer dan 2 uur en minder dan 8 uur3. 8 uur of meer
2. eeNZaaM
0. Nee 1. JaZegt of geeft aan zich eenzaam te voelen
6. HOUDiNG TeN OPZiCHTe VaN ZORGVeRLeNeRs
a. Reageert positief op lichamelijk contact b. Werkt mee tijdens de dagelijkse omgang en zorgverlening
0. Altijd 1. Vaak 2. Soms 3. Zelden 4. Nooit
seCTie G. aLGeMeeN DaGeLiJKs FUNCTiONeReN
1. iaDL: UiTVOeRiNG eN MOGeLiJKHeDeN
UIT
VOER
ING
MO
GEL
IJKH
EDEN
Codeer de UITVOERING (A) van IADL in de LAATSTE 3 DAGEN Codeer de MOGELIJKHEDEN (B) gebaseerd op het veronderstelde vermogen van de cliënt om de activiteit zo zelfstandig mogelijk uit te voeren. Dit zal van de beoordelaar enige 'inschatting' vereisen
a. Maaltijdbereiding—Hoe maaltijden worden bereid (bijv., maaltijden plannen, ingrediënten bijeenbrengen, koken, bestek klaarleggen).
b. Huishoudelijk werk—Hoe alledaags huishoudelijk werk wordt uitgevoerd (bijv., afwassen, afstoffen,
het bed opmaken, opruimen, de was doen).c. Financieel beheer—Hoe rekeningen worden betaald, huishoudelijke uitgaven worden gebudgetteerd, de zichtrekening wordt beheerd.
d. Geneesmiddelenbeheer—Hoe geneesmiddelen worden beheerd (bijv., niet vergeten geneesmiddelen
intenemen,flesjesopenen,decorrectedosis innemen, injecties geven, zalf aanbrengen). e. Telefoongebruik—Hoe gesprekken worden ontvan-
gen en uitgevoerd (met hulpmiddelen zoals vergrootte nummers, versterkt geluid).
f. Trappen—Hoe een trap (12-14 treden) wordt op- en afgelopen
g. Boodschappen—Hoe boodschappen voor voedsel en huishoudelijke artikelen worden gedaan (bijv.,
aankopen kiezen, betalen). – NIET VERVOERh. Vervoer— Hoe de cliënt met het openbaar vervoer reist (traject uitzoeken, ticket betalen) OF zelf rijdt (ook uit het huis komen, in en uit het voertuig stappen).
0. Zelfstandig -- Geen hulp, klaarzetten of toezicht nodig1. Hulp beperkt tot klaarzetten 2. Toezicht -- Toezicht of aanwijzingen geven3. Beperkte hulp-- Bij sommige gelegenheden hulp nodig4. Uitgebreide hulp -- Hulp nodig bij de taak, maar voert zelf nog minstens 50% van de taak uit 5. Maximale hulp -- Hulp nodig bij de taak, maar voert zelf minder dan 50% van de taak uit 6. Totale afhankelijkheid--Activiteiteit wordt altijd volledig door anderen uitgevoerd8. Activiteit kwam niet voor (gebruik dit antwoord niet bij 'MOGELIJKHEDEN')
(A) (B)
2. aDL-functioneren
interRAI HC (Thuiszorg)©
interRAI HC p.3 VERSIE 12/08/2009
a. Zwerfgedrag—Liep doelloos rond, zich schijnbaar niet bewust van behoeften of veiligheidb. Verbaal lastigvallen—bijv., bedreigde anderen, schreeuwde of vloekte tegen henc. Lichamelijk lastigvallen—bijv., sloeg, duwde, krabde, viel seksueel lastigd. sociaal ongepast of storend gedrag—bijv., maakte
storende geluiden, lawaai, gilde, smeerde of gooide met eten of feces, hamsterde, snuffelde in andermans
spullene. Ongepast openlijk seksueel gedrag of zich in het openbaar uitkleden- bijv., in het openbaar of in een kamer
waar anderen bij zijn masturberen, obscene gebaren of opmerkingen maken
f. Verzet zich tegen zorg—bijv., geneesmiddelen of injecties, hulp bij ADL of eten
Codeer het ADL-functioneren rekening houdend met alle situaties waarin de activiteit zich in de LAATSTE 3 DAGEN heeft voorgedaan- Als de activiteit iedere keer op hetzelfde niveau wordt uitgevoerd, geef dan de ADL-score van dat niveau- Als de activiteit in 1 of meerdere situaties op niveau 6 maar andere keren minder afhankelijk (0-5) wordt uitgevoerd, geef dan een ADL-score van 5- Focus in de andere gevallen op de 3 meest afhankelijke situaties waarin de activiteit wordt uitgevoerd (of op alle situaties waarin de activiteit minder dan 3 keer wordt uitgevoerd). Als de meest afhankelijke situatie 1 is, geef dan een ADL-score van 1. Zo niet, geef de minst afhankelijke score uit de reeks van 2 t.e.m. 5
0.Zelfstandig–Bij geen enkele activiteit fysieke hulp, klaarzetten of toezicht nodig
1. Hulp beperkt tot klaarzettten - Voorwerp of apparaat bezorgd of binnen bereik geplaatst, bij geen enkele activiteit fysieke steun of toezicht nodig
2. Toezicht – Toezicht of aanwijzingen geven 3. Beperkte hulp - Ondersteuning bij het bewegen van ledematen,
fysieke ondersteuning zonder gewicht te dragen 4. Uitgebreide hulp – Gewichtsondersteunende hulp (inclusief
ledematen optillen) door 1 hulpverlener, waarbij de cliënt zelf nog minstens 50% van de subtaken uitvoert
5. Maximale hulp – Gewichtsondersteunende hulp (inclusief ledematen optillen) door minimum 2 hulpverleners OF gewichtsondersteunend hulp bij meer dan 50% van de subtaken 6. Totale afhankelijkheid – Activiteit wordt altijd volledig door
anderen uitgevoerd 8. Activiteit kwam niet voor
section f. physical functioning
interRAI HC p.4 VERSIE 12/08/2009
interRAI HC (Thuiszorg)©
7. BesTUReN
0. Nee 1. Ja
a. Bestuurde in de laatste 90 dagen een auto (een voertuig)
b. De beoordelaar is zich bewust dat iemand heeft gesuggereerd dat het besturen van een auto wordt
beperkt OF wordt gestopt
3. VOORTBeweGiNGa. Voornaamste manier van verplaatsen binnenshuis
4. aCTiViTeiTsNiVeaUa. Totaal aantal uur lichamelijke activiteit of oefening in de laatste 3 dagen—bijv., wandelen
0. Geen 1. Minder dan 1 uur 2. 1-2 uur 3. 3-4 uur 4. Meer dan 4 uur
5. POTeNTieeL VOOR LiCHaMeLiJKe VeRBeTeRiNG0. Nee 1. Ja
1. URiNeCONTiNeNTie (Codeer voor de LAATSTE 3 DAGEN)
seCTie H. CONTiNeNTie
0. Nee, of rijdt niet 1. Ja
2. URiNeOPVaNGsYsTeeMUitgezonderd incontinentiemateriaal (zie sectie N.4)
3. sTOeLGaNGCONTiNeNTie (Codeer voor de LAATSTE 3 DAGEN)
0. Nee 1. Ja
5. sTOMa 0. Nee 1. Ja
4. iNCONTiNeNTieMaTeRiaaL
a. Baden—Het nemen van een bad of douche inclusief het in- en uitstappen EN hoe elk lichaamsdeel wordt gewassen (uitgezonderd rug en haar) b. Persoonlijke hygiëne—Het zich wassen (bijv., aan een lavabo, waskom), inclusief haar kammen, tanden poetsen,
scheren, maquilleren, wassen en afdrogen van gezicht en handen - NIET baden en douchen
c. Kleden boven—Het aan- en uittrekken van alle kledingstukken (onder- en bovenkleren) boven het middel, ook prothesen,
steungordels, ritsen, knopen, truien,... d. Kleden onder—Het aan- en uittrekken van alle kledingstukken (onder- en bovenkleren) onder het middel, ook prothesen, steungordels, riemen, broeken, rokken, schoenen, ritsen, veters e. wandelen—Het stappen van de ene plaats naar de andere op dezelfde verdiepingf. Zich verplaatsen—Het zich voortbewegen (wandelen of met rolstoel) van de ene plaats naar de andere op dezelfde verdieping. Bij gebruik van een rolstoel: zichzelf kunnen voortbewegen eens men in de rolstoel zit g. Toilettransfer—Het op toilet(stoel) gaan en van een toilet(stoel) komen h. Toiletgebruik—Het gebruik van de toiletruimte (of toiletstoel, urinaal, bedpan) en het zichzelf reinigen; bij incontinentie het vervangen van incontinentiemateriaal, het omgaan met stoma of katheter; kleren in orde brengen - NIET op een toilet(stoel)
gaan en van een toilet(stoel) komen i. Beweeglijkheid in bed—Het in en uit lighouding komen, zich positioneren en draaien in bed j. eten—Het eten en drinken (ongeacht vaardigheid) inclusief de opname van voedsel op andere manieren (bijv., sondevoeding, totale parenterale voeding) ,
0. Stapt zonder materieel hulpmiddel 1. Stapt met materieel hulpmiddel - bijv., wandelstok, looprek, kruk, rollator, loopstoel 2. (Elektrische) rolstoel, elektronische scooter 3. Bedlegerig (of beperkt tot zetel, ...)
b. 4 meterwandeltestZet een recht parcours uit. Laat de persoon stilstaan, met de voeten tegen de startlijn aan. Zeg dan: "Begin, wanneer ik u dat zeg, op normale snelheid te stappen (met stok of ander hulpmiddel als u die gebruikt). Dit is geen test om te zien hoe snel u kunt stappen. stop als ik u dat zeg. is het duidelijk?" Doe het voor indien nodig. Zeg dan: "Begin nu met stappen." Start de chronometer (of tel de seconden) wanneer de eerste stap wordt gezet. Hou op met tellen als een voet over de 4 meterstreep wordt gezet. Zeg dan: "U kunt nu stoppen."
0. Door anderen geduwd1. Met elektrische rolstoel/scooter2. Minder dan 5 meter 3. 5-49 meter4. 50-99 meter5. 100+ meter8. Gebruikt geen rolstoel
0. Niet gewandeld1. Minder dan 5 meter2. 5-49 meter 3. 50-99 meter4. 100-999 meter5. 1+ km
c. wandelafstand—Grootste afstand die de cliënt te voet aan één stuk door (zonder te gaan zitten) in de laatste 3 dagen heeft afgelegd (met hulp indien nodig)
d. in rolstoel afgelegde afstand—Grootste afstand die de cliënt zelf in een rolstoel aan één stuk door in de laatste 3 dagen heeft afgelegd (inclusief het zelfstandig gebruik van een elek-trische rolstoel)
30. 30 of meer seconden om 4 meter af te leggen77. Stopte voor het einde van de test 88. Weigerde de test uit te voeren99. Niet getest - bijv. de cliënt kan niet alleen lopen
Noteer de tijd in seconden als deze minder is dan 30 seconden
b. aantal dagen waarop de cliënt naar buiten ging in de laatste 3 dagen, hoe kort ook0. Geen 1. Niet in de laatste 3 dagen, maar gewoonlijk wel in een
periode van 3 dagen2. 1-2 dagen3. 3 dagen
a. De cliënt denkt in staat te zijn tot een grotere zelfstan-digheid in lichamelijk functioneren
b. De zorgverlener denkt dat de cliënt in staat is tot een grotere zelfstandigheid in lichamelijk functioneren
6. aDL-TOesTaND TeN OPZiCHTe VaN 90 DaGeN GeLeDeN (of sinds de laatste beoordeling daarna)
0. Verbeterd 1. Niet veranderd 2. Verslechterd 8. Niet duidelijk
0. Continent—Volledige beheersing (ook door mictietraining, ...); GEBRUIKT GEEN catheter of een ander urineopvangsysteem
1. Volledige beheersing met om het even welke katheter of stoma/urineopvangsysteem (ook intermitterend gebruik of autosondage)
2. Accidenteel incontinent—Continent in de laatste 3 dagen, maar accidenteel incontinent 3. Minder vaak dan dagelijks incontinent—Incontinentie- voorvallen minder vaak dan dagelijks4. Dagelijks incontinent—Dagelijks incontinent, maar nog enige
beheersing5. Incontinent—Geen beheersing8. Kwam niet voor—Geen urineoutput in de laatste 3 dagen
0. Geen1. Condoomkatheter2. Verblijfkatheter3. Cystostoma, nefrostoma, urostoma, ...
0. Continent—Volledige beheersing; GEEN stoma aanwezig1. Beheersing met een stoma in de laatste 3 dagen2. Accidenteel incontinent—Continent in de laatste 3
dagen, maar accidenteel incontinent3. Minder vaak dan dagelijks incontinent—Incontinetie- voorvallen minder vaak dan dagelijks4. Dagelijks incontinent—Dagelijks incontinent, maar nog enige beheersing 5. Incontinent—Geen beheersing8. Kwam niet voor—Geen stoelgang in de laatste 3 dagen
interRAI HC p.5 VERSIE 12/08/2009
interRAI HC (Thuiszorg)©
1. seLeCTieLiJsT VaN ZieKTeBeeLDeN
seCTie i. ZieKTeBeeLDeN
[LET OP: Voeg, indien nodig, extra lijnen toe]
2. aNDeRe ZieKTeBeeLDeN
seCTie J. GeZONDHeiDsTOesTaND1. VaLiNCiDeNTeN
0. Geen valincident in de laatste 90 dagen 1. Geen valincident in de laatste 30 dagen, maar wel 31-90
dagen geleden2. Een valincident in de laatste 30 dagen3. Twee of meer valincidenten in de laatste 30 dagen
0. Afwezig 1. Aanwezig, maar in de laatste 3 dagen niet vertoond2. Op 1 van de laatste 3 dagen vertoond3. Op 2 van de laatste 3 dagen vertoond4. Dagelijks in de laatste 3 dagen vertoond
3. FReqUeNTie VaN GeZONDHeiDsPROBLeMeN [Codeer voor de laatste drie dagen]
0. Afwezig1. Primaire diagnose/diagnose voor huidige zorgperiode 2. Diagnose aanwezig, actieve behandeling3. Diagnose aanwezig, wordt opgevolgd, maar geen actieve behandeling
sPieReN eN sKeLeTa. Heupfractuur in de laatste 30 dagen (of sinds de
laatste beoordeling daarna)b. andere fractuur in de laatste 30 dagen (of sinds de
laatste beoordeling daarna)NeUROLOGisCHc. Ziekte van alzheimerd. Dementie anders dan de ziekte van alzheimere. Hemiplegief. Multiple sclerosis (Ms)g. Paraplegieh. Ziekte van Parkinsoni. quadriplegiej. Beroerte (CVa)HaRT eN LONGeNk. aandoening hartkransslagaderl. Chronische obstructie van de luchtwegen (COPD)m. Hartfalen (CHF)PsYCHiaTRisCHn. angsto. Bipolair syndroomp. Depressieq. schizofrenieiNFeCTiesr. Longontstekings. Urineweginfectie in de laatste 30 dagenaNDeRet. Kankeru. Diabetes mellitus
a. __________________________________
b. __________________________________
c. __________________________________
d. __________________________________
e. __________________________________
f. ___________________________________
ICD
•
•
•
•
•
•
ZiektecoderingZiektebeeld
Codeer alleen bij een herbeoordeling die minder dan30 dagen na de laatste beoordeling plaatsvindt 0. Nee 1. Ja
2. VaLiNCiDeNTeN iN De LaaTsTe 30 DaGeN
eVeNwiCHTa. Kan moeilijk of niet zonder hulp gaan staan b. Kan moeilijk of niet omdraaien en de andere kant opkijken vanuit staande positie c. Duizeligheid
d. Onzekere pas
HaRT/aDeMHaLiNGe. Pijn in de borststreekf. Problemen om de luchtwegen te ontdoen van slijm
PsYCHiaTRisCHg. abnormaal gedachteproces- bijv. associaties kwijtraken, blokkeren, stortvloed van ideeën, van de hak op de tak, zich in bijzaken verliezenh. wanen— gefixeerdfoutdenkeni. Hallucinaties- Verkeerde zintuiglijke waanemingen NeUROLOGisCHj. afasieGasTRO-iNTesTiNaaL k. Reflux- Hoeveelheid maagzuur in keell. Constipatie- Geen stoelgang in de laatste 3 dagen of moeite
ermee hebben m. Diarreen. OvergevensLaaPPROBLeMeNo. inslaap of doorslaapproblemen, rusteloze slaap , geen rust-
gevende slaap, te vroeg wakker worden p. Te veel slaap- Hetgeen normaal functioneren belemmertaNDeRe
q. aspiraties
r. Koorts
s. Bloeding in het gastro-intestinaal of genito-urinair kanaal
t. Hygiëne- Gewoonlijk slechte hygiëne, slecht verzorgd
u. Perifeer oedeem
0. Afwezig1. Afwezig bij rust, maar aanwezig bij het leveren van matige inspanningen2. Afwezig bij rust, maar aanwezig bij het uitvoeren van dagelijkse activiteiten3. Aanwezig bij rust
4. DYsPNeU
6. PiJNsYMPTOMeN
0. Geen pijn 1. Pijn aanwezig, maar in de laatste 3 dagen niet vertoond2. Pijn op 1-2 van de laatste 3 dagen vertoond3. Pijn dagelijks in de laatste 3 dagen vertoond
b. intensiteit van de ergste pijn0. Geen pijn 1. Mild 2. Matig3. Ernstig4. Momenten van vreselijk of ondraaglijke pijn
c. Pijnpatroon0. Geen pijn 1. Een pijnopstoot in de laatste 3 dagen2. Met tussenpozen3. Ononderbroken
d. DoorbraakpijnPlotse, acute pijnsscheuten in de laatste 3 dagen
0. Nee 1. Ja
5. VeRMOeiDHeiD 0. Niet vermoeid1. Minimaal2. Matig3. Ernstig4. Onvermogen om dagelijkse activiteiten te beginnen
[LET OP: Bevraag altijd de cliënt over de frequentie, de intensiteit en de bestrijding van de pijn. Observeer de cliënt en bevraag ook de anderen die met de cliënt contact hebben
a. Frequentie waarmee over pijn wordt geklaagd of pijn wordt getoond (Inclusief grimassen, tanden op elkaar klemmen, kreunen, zich terugtrekken bij aanraking of andere non-verbale tekenen die op pijn wijzen op pijn wijzen )
interRAI HC p.6 VERSIE 12/08/2009
interRAI HC (Thuiszorg)©
0. Nee 1. Jaa. Draagt een kunstgebit (uitneembare prothese)b. Heeft gebroken, gebarsten of niet intacte eigen
tandenc. Meldt droge mond te hebbend. Meldt moeite met kauwen te hebben
4. GeBiT eN MOND
1. LeNGTe eN GewiCHTNoteer lengte in cm en gewicht in kg. Baseer het gewicht op de meest recente meting in de LAATSTE 30 DAGEN
a. Lengte (in cm)
0. Geen 1. 1 2. 2-4 3. 5 of meer
9. TaBaK eN aLCOHOL
0. Nee 1. Niet in de laatste 3 dagen, maar is normaal gezien
dagelijks roker2. Ja
a. Rookt dagelijks tabak
7. iNsTaBiLiTeiT VaN GeZONDHeiDsPROBLeMeN0. Nee 1. Ja
a. Door problemen/ziekten zijn cognitie, aDL, stemming of gedrag onstabiel— Wisselvallig, onzeker erger wordend
b. Maakt een acuut optreden of opleving mee van een terugkerend of chronisch gezondheidsprobleemc. Terminaal stadium van ziekte, 6 maanden of minder te leven
8. ZeLF GeMeLDe GeZONDHeiD
0. Uitstekend 1. Goed2. Redelijk3. Slecht8. Kon of wilde niet antwoorden
VRAAG: "Hoe vindt u over het algemeen uw gezondheid?"
b. alcohol–Hoogste aantal consumpties (glazen) bij één gelegenheid in LAATSTE 14 DAGEN
b. Gewicht (in kg)
seCTie K. TOesTaND VaN MOND eN VOeDiNG
2. VOeDiNGsPROBLeMeN 0. Nee 1. Jaa. Gewichtsverlies van 5% of meer in de laatste 30
dagen of 10% of meer in de laatste 180 dagenb. Gedehydrateerd of verhoogde BUN waardec. Minder dan 1 liter vochtinname per dag d. Meer vochtverlies dan vochtinname
3. MaNieR VaN VOeDseLiNNaMe
e. Pijnbestrijding—Doeltreffendheid van de huidige therapeu-tische aanpak om pijn te bestrijden (vanuit het gezichtspunt van de cliënt)
0. Geen pijn 1. Pijnintensiteit aanvaardbaar; geen pijnbestrijding nodig 2. Goed met therapeutische aanpak bestreden 3. Bestreden wanneer therapeutische aanpak correct wordt gevolgd, maar dat is niet altijd het geval 4.Therapie gevolgd, maar pijn niet goed bestreden 5.Geen therapeutische aanpak voor pijn gevolgd; pijn niet goed bestreden
0. Normaal—Kan alle soorten voedsel doorslikken 1. Verminderd zelfstandig—Bijv., drinkt met kleine
teugjes, eet beperkte hoeveelheid vast voedsel, behoefte aan voedselbewerking is misschien niet gekend
2. Vraagt een aangepaste bewerking om vast voedsel te kunnen doorslikken -Bijv.,pureren,fijnhakken,ofkanalleenspecifiekevoedingsmiddelentotzichnemen
3. Aanpassingen nodig om vloeistoffen te kunnen doorslikken - Bijv., indikken
4. Kan alleen gepureerd vast voedsel en ingedikt vloeibaar voedsel doorslikken5. Combinatie van orale en parenterale toediening van
voedsel of sondevoeding6. Alleen voedseltoediening via nasogastrische
sonde 7. Voedseltoediening via buikwand—bijv., PEG8. Alleen parenterale voedseltoediening—Alle soorten
parenterale voeding (bijv.,TPN)9. activiteit kwam niet voor
5. eVOLUTie VaN De eeTLUsT (in de laaste 30 dagen)0. De eetlust is toegenomen 1. De eetlust is ongewijzigd 2. De eetlust is afgenomen 3. evolutie onbekend
0. Nee 1. Ja6. DieeTVOeDiNG
Indienja,specificeer____________________________
1. DOORLiGwOONDe MeT HOOGsTe eRNsTGRaaDLeg het hoogste stadium van een decubitus ulcus (doorligwonde) vast op gelijk welk deel van het lichaam in de laatste 3 dagen
seCTie L. TOesTaND VaN De HUiD
6. aNDeRe HUiDPROBLeMeN OF HUiDVeRaNDeRiN-GeN— bijv.,kneuzingen, ecchymosen, huiduitslag, jeuk, huidvlek-ken, herpes zoster (gordelroos), smetplekken, eczeem
0. Nee 1. Ja
4. BeLaNGRiJKe HUiDPROBLeMeN—bijv., tweede- of derdegraadsverbranding, helende operatiewonden 0. Nee 1. Ja
7. VOeTPROBLeMeN—bijv., hallux valgus, likdoorns, hamertenen, overlappende tenen, structuurproblemen,
infecties, zweren 0. Geen voetproblemen 1. Voetproblemen, beperken het lopen niet 2. Voetproblemen, beperken het lopen 3. Voetproblemen, verhinderen het lopen 4. Voetproblemen, cliënt loopt om andere redenen niet
5. sKiN TeaRs OF sNiJwONDeN— geen operatiewonden 0. Nee 1. Ja
3. ULCUs CRURis— bijv., veneuze, arteriële, gemengd veneus-arteriële of diabetische voetulcus 0. Nee 1. Ja
0. Nee 1. Ja2. eeRDeR eeN DOORLiGwONDe GeHaD
0. Geen doorligwonde 1. Niet wegdrukbare roodheid op om het even welke plaats 2. Oppervlakkige beschadiging van huidlagen of blaarvorming 3. Huiddefect (krater) met schade of necrose van huid en subcutis 4. Uitgebreide aantasting en necrose van onderliggende en/of ondersteunende weefsels en structuren 5. Ernst niet te bepalen door bijvoorbeeld grote hoeveelheid necrotische korst
1. GeNeesMiDDeLeNLiJsT
d. Toedieningsweg. Leg de toedieningsweg vast met de volgende codes:PO (Per os) R (Rectaal) TD (Transdermaal)SL (Sublingual) OH (Op de huid) OC (Oculair)IM (Intramusculair) IH (Inhalatie) AU (Auriculair)IV (Intraveneus) N (Nasaal) IVA (Intravaginaal)SC (Subcutaan) ES (Enterale sonde) A (Anders)e. Freq. Leg de frequentie vast met de volgende codes:
seCTie M. GeNeesMiDDeLeN
Noteer alle voorgeschreven en vrij verkrijgbare geneesmiddelen die werden gebruikt gedurende de LAATSTE 3 DAGEN
a. Naam. Naam van het geneesmiddel
b. Dosis. Leg de dosis vast die door de arts was voorgeschreven. Gebruik een getal zoals 0.5; 0,5; 5; 5.00; 5,00; 50; 500;...
c. eenheid. Leg de eenheid vast met de volgende codes: dr (Druppel(s)) mg (Milligram) g (Gram) ml (Milliliter) A (Anders) l (Liter) Pf (Pufje(s)) µg (Microgram) % (Percentage) mEq (Milli-equivalent) E (Eenheden)
0. Nee 1. Ja
1U (Elk uur) OD (Om de dag) 2U (Om de 2 uur) O3D (Om de 3 dagen) 3U (Om de 3 uur) 1W (Wekelijks) 4U (Om de 4 uur) 2W (Tweemaal per week) 6U (Om de 6 uur) 3W (Driemaal per week) 8U (Om de 8 uur) 4W (Viermaal week) 1D (Dagelijks) 5W (Vijmaal per week) BED (Bedtijd) 6W (Zesmaal per week) 2D (Tweemaal daags (inclusief om de 12 uur )) M (Maandelijks) 3D (Driemaal daags) 2M (Tweemaal per maand) 4D (Viermaal daags) A (Anders) 5D (Vijfmaal daags) f. ZN (zo nodig) g. aTC code
interRAI HC (Thuiszorg)©
3. DesKUNDiGe ZORGeN DOOR, OF ONDeR sUPeRVisie VaN, GeDiPLOMeeRDe ZORGVeRLeNeRs
a. Gezins- en bejaardenhulpb. Thuisverpleegkundigec. Poetshulpd. Maaltijdene. Kinesitherapief. ergotherapieg. Logopedie of audiologieh. Psychotherapiei. andere
Let op: bepaal de uitgebreidheid van zorg of behandeling in de laatste 7 dagen (of sinds de laatste beoordeling daarna)
(A) Aantal Dagen
(B)Totaal aantal
minuten
a. Naam b.Dosis c.eenh d.Route e.Freq f.ZN g.aTCcode 1. __________________________________________________________________
2. __________________________________________________________________
3. __________________________________________________________________
4. __________________________________________________________________ 5. __________________________________________________________________
6. __________________________________________________________________
7. __________________________________________________________________
8. __________________________________________________________________ 9. __________________________________________________________________
10. __________________________________________________________________
[Voeg zonodig extra lijnen toe bij meer geneesmiddelengebruik]
0. Geen bekend 1. Ja
2. aLLeRGie VOOR GeNeesMiDDeLeN
Indienja:specificeer______________________________ _____________________________________________
3. HOUDiNG VaN De CLiËNT TeN OPZiCHTe VaN
0. Nee 1. JaVOORGesCHReVeN GeNeesMiDDeLeN
seCTie N. BeHaNDeLiNGeN eN PROCeDURes 1. PReVeNTie
2. ONTVaNGeN OF GePLaNDe BeHaNDeLiNGeN eN PROGRaMMa's iN De LaaTsTe 3 DaGeN
0. Niet opgedragen EN kwam niet voor1. Opgedragen, niet uitgevoerd2. Op 1-2 van de laatste 3 dagen3. Dagelijks in de laatste 3 dagen
0. Nee 1. Jaa. Bloeddruk gemeten in het laatste jaarb. Colonscopie in de laatste 5 jaarc. Gebitscontrole in het laatste jaard. Oogcontrole in het laatste jaare. Gehoorcontrole in de laatste 2 jaarf. Griepprik in het laatste jaarg. Mammografie of borstonderzoek in laatste 2 jaar (voor vrouwen)h. Pneumokokkenvaccin in de laatste 5 jaar of na de leeftijd van 65 jaar
BeHaNDeLiNGeN (thuis of elders)a. Chemotherapieb. Dialysec. infectiecontrole—(Isolering/quarantaine)d. infuusmedicatie e. Zuurstoftherapief. Bestralingstherapieg. aspiratie van neus, keel of bovenste luchtwegen
a. Hield zich er altijd aanb. Hield zich er 80% van de tijd of meer aan c. Hield zich er minder dan 80% van de tijd aan, omvat ook het niet kopen van voorgeschreven geneesmiddelen d. Geen geneesmiddelen voorgeschreven
4. BePeRKeNDe MaaTReGeLeN eN NOODZaKeLiJKe HULPMiDDeLeN
0. Niet gebruikt1. Minder dan dagelijks gebruikt2. Dagelijks gebruikt, maar alleen 's nachts3. Dagelijks gebruikt, maar alleen overdag4. 's Nachts en overdag gebruikt, maar niet constant5. Constant 24 uur gebruikt (omvat ook periodiek losmaken)
a. Onrusthekken aan alle open kanten van het bedb. Bovenlichaamfixatiec. stoel waaruit cliënt niet kan opstaand. Anti-decubitusmateriaal. Specificeer _____________e. Ondersteuningskussensf. Driepoot, looprek, rollator, wandelstokg. Rolstoel h. elektrische rolstoel of elektronische scooteri. Ondersteuning door een persoon bij verplaatsingen en/of stappen (bijv. kan niet zelf opstaan uit bed)j. Mechanische tillift 1. actief 2. Passiefk. Compressietherapie 1. Rechts 2. Links l. incontinentiemateriaal 1. inlegluiers 2. stretchbroekjes en inlegluiers 3. Luiers (pleistersysteem) 4. Pants (luier en slip in één) 5. Bedbeschermers 6. stoel- en/of zetelbeschermersm. aangepaste zetel of stoel, (aangepaste) toiletstoel, aangepast bed n. Glijzeil, rolmatraso. andere (bijv., papegaai, aspirator, zuurstofapparaat, ...) Specificeer __________________________________
5. ZieKeNHUisVeRBLiJF, BeZOeK aaN sPOeDDieNsT, RaaDPLeGiNG aRTs
Leg het aantal keren vast in de LAATSTE 90 DAGEN (of sinds de laatste beoordeling als die minder dan 90 dagen geleden gebeurde). a. in ziekenhuis doorgebrachte nacht (en)
b. spoeddienst zonder overnachting bezochtc. Raadpleging arts of bevoegd assistent
seCTie O. VeRaNTwOORDeLiJKHeiD
interRAI HC p.7 VERSIE 12/08/2009
PROGRaMMa's (alleen thuis)n. Mictie- of blaastrainingo. Palliatief zorgprogrammap. wisselhoudingsprogrammaq. Andere. Specificeer ____________________
h. Tracheostomazorgi. Transfusiesj. Ventilator of beademingk. wondzorgl. Voorgeschreven verpleegkundige handelingen.
Specificeer________________________m. Andere. Specficeer____________________
a. Benoemd raadsman of voogdb. Gerechtelijk raadsmanc. Voorlopig bewindvoerderd. Voorafgaandelijk aangeduide vertegenwoordigere. Informele vertegenwoordigerf. Vertegenwoordiging door zorgverlener
0. Nee 1. Ja1. VeRaNTwOORDeLiJKHeiD
seCTie P. MaNTeLZORG eN sTeUN
2. GeBieDeN waaROP HULP weRD VeRLeND iN De LaaTsTe 3 DaGeN a. aDL zorg b. iaDL zorg c. advies of emotionele steun
1. MaNTeLZORGeRsa. aanwezigheid van mantelzorger(s)
0. Nee (Ga verder met de volgende sectie) 1. Ja
b. Relatie tot cliënt
c. woont samen met de cliënt
0. Nee1. Ja, 6 maanden of minder lang 2. Ja, langer dan 6 maanden
Mantelzorger 1 2
3. TOesTaND VaN MaNTeLZORGeR(s)0. Nee 1. Ja
c. Familie of naaste vrienden geven aan erg van streek te zijn door de ziekte van de cliënt
a. Mantelzorger(s) is (zijn) niet in staat om met de zorgactiviteiten verder te gaan
d. Primaire mantelzorger is ontevreden met de steun die hij/zij van de familie en vrienden krijgt
b. Primaire mantelzorger uit gevoelens van droefheid, woede of depressie
1. Echtgenoot/echtgenote/partner 2. Kind/aangetrouwd kind 3. Zus/broer 4. Moeder/vader5. Ander familielid 6. Vriend(in)7. Buur8.Anderepersoon.Specificeer_______________________
interRAI HC (Thuiszorg)©
Mantelzorger 1 2
Mantelzorger 1 2
Mantelzorger 1 2
4. iNDieN NODiG BeReiDHeiD (eN VeRMOGeN) OM "MeeR" HULP Te BieDeN a. aDL zorg b. iaDL zorg c. advies of emotionele steun
Mantelzorger 1 2
5. ReLaTie MeT FaMiLie is sTeRK eN ONDeRsTeUNeND
0. Nee 1. Ja
Mantelzorger 1 2
6. OPMeRKiNGeN
seCTie q. BeOORDeLiNG VaN De OMGeViNG1. wOONOMGeViNG Codeer al wat de woonomgeving gevaarlijk of onbewoonbaar maakt. (Indien tijdelijk opgenomen, baseer de
beoordeling dan op huisbezoek)
a. achterstallig onderhoud—Bijv., gevaarlijke rommel; onvoldoende of geen verlichting in woonkamer, slaap-kamer, keuken, toilet, gangen; gaten in de vloer; lekkende leidingen
b. smerige woon- en leefomstandigheden—bijv.,extreemvuil, aanwezigheid van ratten, insecten
c. Onvoldoende verwarming of afkoeling—bijv., te heet in zomer, te koud in winter
0. Nee 1. Ja 8. Niet vastgesteld, woning niet bezocht
4. FiNaNCiËN In de laatste 30 dagen maakte de cliënt wegens beperkte
financiële middelen afwegingen tussen: aangepaste voeding, onderdak, kledij, voorgeschreven geneesmiddelen, verwarming of afkoeling, noodzakelijke gezondheidszorg, thuiszorg
0. Nee 1. Ja
3. BUiTeNOMGeViNG
a.Toegang tot noodhulp—bijv., telefoon, alarmopvolgsysteem
b.Toegang tot winkel voor boodschappen zonder hulpc.Beschikbaarheid van thuisbezorging boodschappen
0. Nee 1. Ja
d. Gebrek aan persoonlijke veiligheid—Bijv., angst voor geweld, onveilig om post op te halen of buur te bezoeken, druk straatverkeer
e. Beperkte of gebrekkige toegang tot woning of de woonvertrekken—bijv., het is moeilijk de woning in te gaan of te verlaten, trappen op te lopen of in de kamers te bewegen; noodzakelijke handgrepen zijn niet aanwezig
2. wOONT iN eeN, VOOR eeN PeRsOON MeT eeN
0. Nee 1. Ja HaNDiCaP, aaNGePasTe wONiNG
2. aLGeMeNe ZeLFReDZaaMHeiD is weZeNLiJK VeRaNDeRD TeN OPZiCHTe VaN 90 DaGeN GeLeDeN (OF siNDs LaaTsTe BeOORDeLiNG)
0. Verbeterd1. Geen verandering2. Verslechterd
0. Nee 1. Ja
seCTie R. ONTsLaG MOGeLiJKHeiD eN aLGeMeNe TOesTaND
1. eeN OF MeeR BeHaNDeLDOeLeN iN De LaaTsTe 90 DaGeN (OF siNDs LaaTsTe BeOORDeLiNG) GeHaaLD
INDIEN “VERSLECHTERD” CODEER DAN OOK DE VOL-GENDE ITEMS R.3, R.4 EN R.5. SLA ZE ANDERS OVER
5. waNNeeR TRaD HeT PROBLeeM DaT De VeRsLeCHTeRiNG VeROORZaaKTe OP
0. In de laatste 7 dagen 1. 8 tot 14 dagen geleden2. 15 tot 30 dagen geleden3. 31 tot 60 dagen geleden4. Meer dan 60 dagen geleden8. Geen duidelijk veroorzakend probleem
3. aaNTaL VaN 10 aDL-GeBieDeN [iTeM G.2] waaRiN De CLiËNT eVOLUeeRDe VaN
ZeLFsTaNDiG NaaR NieT-ZeLFsTaNDiG PResTeReN
4. aaNTaL VaN 8 iaDL-GeBieDeN [iTeM G.1] waaRiN De CLiËNT eVOLUeeRDe VaN ZeLFsTaNDiG NaaR NieT-ZeLFsTaNDiG PResTeReN
seCTie s. ONTsLaGiNFORMaTie
1. LaaTsTe DaG VaN ZORGVeRLeNiNG[LET OP: Vul enkel in bij of na ontslag]
Dag JaarMaand
interRAI HC p.8 VERSIE 12/08/2009
2 0
seCTie U. BeOORDeLiNGsiNFORMaTie
interRAI HC p.9 VERSIE 12/08/2009
interRAI HC (Thuiszorg)©
1. NaaM VaN De BeOORDeLiNGsVeRaNTwOORDeLiJKe
___________________________________
2. DaTUM waaROP De BeOORDeLiNG VOLLeDiG was aFGeROND
1. DaG waaROP De CLiËNT OPNieUw iN ZORG is
seCTie T. iNFORMaTie Na OPNieUw iN ZORG NeMeN
[LET OP: Vul enkel in bij terugkeer na ontslag]
2. wOONVeRBLiJF OP TiJDsTiP VaN BeOORDeLiNG
is GeKOMeN
2 0Dag JaarMaand
2 0Dag JaarMaand
2. ONTsLaGeN NaaR
5. woon- en zorgcentrum (wZC), rust- en verzorgingstehuis (RVT) of bejaardentehuis (RVT-bed)
6. Serviceflat, aanleunwoning of kangoeroewoning7. Beschut of beschermd wonen 8. MPi, orthopedagogische instelling of instelling voor verstandelijk gehandicapten 9. Psychiatrisch ziekenhuis of psychiatrische instelling 10. Revalidatiecentrum, hersteloord of sP-dienst11. Ziekenhuis 12. Kortverblijf13. Palliatief centrum14. Penitentiaire instelling 15. Klooster16. Thuisloos of dakloos 17. Overleden18.andere (specificeer eventueel _______________________________)
1. woning, appartement of studio (eigen of gehuurd, alleen of met anderen) 2. woning van (de) kind(eren)3. woning van andere mantelzorger(s) (niet van kind(eren)) 4. Rusthuis of bejaardentehuis (ROB-bed)
5. woon- en zorgcentrum (wZC), rust- en verzorgingstehuis (RVT) of bejaardentehuis (RVT-bed)
6. Serviceflat, aanleunwoning of kangoeroewoning7. Beschut of beschermd wonen 8. MPi, orthopedagogische instelling of instelling voor verstandelijk gehandicapten 9. Psychiatrisch ziekenhuis of psychiatrische instelling 10. Revalidatiecentrum, hersteloord of sP-dienst11. Ziekenhuis 12. Kortverblijf13. Palliatief centrum14. Penitentiaire instelling 15. Klooster16. Thuisloos of dakloos 17. andere (specificeer eventueel _______________________________)
1. woning, appartement of studio (eigen of gehuurd, alleen of met anderen) 2. woning van (de) kind(eren)3. woning van andere mantelzorger(s) (niet van kind(eren)) 4. Rusthuis of bejaardentehuis (ROB-bed)
Patiëntenvragenlijst : levenskwaliteit
1
Quality of life WHOQoL-8 (version en néerlandais)
Deze versie volgt de vertaling van de WHOQoL-BREF (Trompenaars F. et al., 2005)
“Deze vragenlijst verwijst naar uw gevoelens met betrekking tot uw levenskwaliteit. Wij vragen u om
over uw leven in de laatste twee weken na te denken.
WHO-QoL-8 (version en néerlandais)
1. Heeft u genoeg energie voor het leven van
alledag?
1. Helemaal
2. Nogal
3. Gemiddeld
4. Bijna niet
5. Helemaal niet
2. Heeft u genoeg geld om in uw basisbehoeften te
voorzien?
1. Helemaal
2. Nogal
3. Gemiddeld
4. Bijna niet
5. Helemaal niet
We vernemen graag uw tevredenheid met betrekking tot de volgende items:
Hoe tevreden bent u met ...… Erg
tevreden
Tevreden Tevreden
noch
ontevreden
Ontevreden Erg
ontevreden
3. ... uw gezondheid ? 1 2 3 4 5
4. ... uzelf ? 1 2 3 4 5
5. ... met
uw vermogen om
alledaagse activiteiten
te verrichten?
1 2 3 4 5
6. ...met uw sociale contacten ? 1 2 3 4 5
7. ...woonomstandigheden ? 1 2 3 4 5
8. Alles in beschouwing genomen,
bent u globaal tevreden met uw
leven?
1 2 3 4 5
8a. Hoe vaak dacht u geen
controle te hebben over de
belangrijke dingen in uw leven ?
Lees de alternatieven
1. Nooit
2. Zelden
3. Soms
4. Vaak
5. Zeer vaak
Patiëntenvragenlijst : levenskwaliteit
2
8b. Hoe vaak hebt u het gevoel
dat u niet het hoofd kan bieden
aan gebeurtenissen in uw leven?
Lees de alternatieven
1. Nooit
2. Zelden
3. Soms
4. Vaak
5. Zeer vaak
9. Hoe zou u uw kwaliteit van leven inschatten?
Lees de alternatieven
1. Erg goed
2. Tamelijk goed
3. Goed noch slecht
4. Tamelijk slecht
5. Erg slecht
8. WEET HET NIET
10. Alles in beschouwing genomen, hoe voelt u zich de laatste
dagen ? Bent u …..
Lees de alternatieven
1. Erg gelukkig ?
2. Gelukkig ?
3. Gelukkig noch ongelukkig?
4. Ongelukkig ?
5. Erg ongelukkig ?
8. WEET HET NIET
Vragenlijst voor de voornaamste mantelzorger : burden
1
ZARIT-12 BURDENSCHAAL, NEDERLANDS Nederlandstalige versie, gevalideerd voor België (Mapi Research Institute, 2007).
Instructies : hieronder vindt u een lijst met uitspraken die weergeven hoe mensen zich soms voelen als ze voor iemand anders zorgen. Duid voor elke uitspraak aan hoe vaak u zich zo voelt: nooit, zelden, soms, redelijk vaak of bijna altijd. Er zijn geen juiste of verkeerde antwoorden.
Vraag Antwoord-mogelijkheden
1. Vindt u dat u niet genoeg tijd voor uzelf hebt omwille van de tijd die u doorbrengt met uw familielid?
0 Nooit 1 Zelden 2 Soms 3 Redelijk vaak 4 Bijna altijd
2. Vindt u dat u onder druk staat door de combinatie van de zorg voor uw familielid en andere verantwoordelijkheden die u probeert na te komen voor uw gezin of uw werk?
0 Nooit 1 Zelden 2 Soms 3 Redelijk vaak 4 Bijna altijd
3. Bent u boos op uw familielid als u met haar/hem samen bent?
0 Nooit 1 Zelden 2 Soms 3 Redelijk vaak 4 Bijna altijd
4. Vindt u dat uw familielid momenteel een negatieve invloed heeft op uw relatie met andere familieleden of vrienden?
0 Nooit 1 Zelden 2 Soms 3 Redelijk vaak 4 Bijna altijd
5. Voelt u zich gespannen als u samen met uw familielid bent?
0 Nooit 1 Zelden 2 Soms 3 Redelijk vaak 4 Bijna altijd
6. Vindt u dat uw gezondheid geleden heeft onder de zorg voor uw familielid?
0 Nooit 1 Zelden 2 Soms 3 Redelijk vaak 4 Bijna altijd
7. Vindt u dat u omwille van uw familielid minder privacy hebt dan u zou willen?
0 Nooit
Vragenlijst voor de voornaamste mantelzorger : burden
2
1 Zelden 2 Soms 3 Redelijk vaak 4 Bijna altijd
8. Vindt u dat uw sociaal leven geleden heeft onder de zorg voor uw familielid?
0 Nooit 1 Zelden 2 Soms 3 Redelijk vaak 4 Bijna altijd
9. Vindt u dat u de controle over uw eigen leven verloren hebt sinds u zorg draagt voor uw familielid?
0 Nooit 1 Zelden 2 Soms 3 Redelijk vaak 4 Bijna altijd
10. Voelt u zich onzeker over wat u met uw familielid moet doen?
0 Nooit 1 Zelden 2 Soms 3 Redelijk vaak 4 Bijna altijd
11. Vindt u dat u meer zou moeten doen voor uw familielid?
0 Nooit 1 Zelden 2 Soms 3 Redelijk vaak 4 Bijna altijd
12. Vindt u dat u beter voor uw familielid zou kunnen zorgen?
0 Nooit 1 Zelden 2 Soms 3 Redelijk vaak 4 Bijna altijd
Vragenlijst voor de bejaarde/mantelzorger : economische vragenlijst 1
Deel A : Vragenlijst voor de oudere
Deze vragenlijst wordt gedurende een interview door een zorg-of hulpverlener ingevuld, die de cliënt regelmatig opvolgt.
Dit heeft tot doel het inventariseren van alle professionele diensten die u vaak gebruikt en de eventuele uitgaven om uw woning aan te passen (het tweede deel is voor de mantelzorger bestemd). De laatste vraag gaat over uw wensen in verband met uw woonplaats.
Wij vragen u met aandrang goed te kijken welk type van antwoord op de vragen wordt verwacht: aantal bezoeken per maand, aantal dagen/nachten per maand, aantal uren per week…
Hartelijk dank voor uw deelname.
Lijst van gebruikte diensten
Zorgverleners Aantal bezoeken per maand
Geriater
Huisarts
Psychiater
Verpleegkundige
Zorgkundige
Kinesist
Ergotherapeut
Logopedist
Audioloog
Pedicure
Vragenlijst voor de bejaarde/mantelzorger : economische vragenlijst 2
Thuiszorgdiensten buiten de gezondheidszorgsector Aantal uren per week
Maatschappelijke werker
Poetshulp
Maaltijdbezorging
Aantal bezoeken per maand
Oppasdienst
Aantal bezoeken per maand
Abonnement ja/nee
Persoonlijk alarmsysteem
Indien ja, aantal oproepen per maand
Teleonthaal Abonnement ja/nee (duid aan wat van toepassing is )
Onthaalstructuren Aantal dagen/nachten per maand
Kortverblijf
Nachtopvang
Dagcentrum
Andere 1 (specificeer)
………………………………………………
Andere 2 (specificeer)
………………………………………………
Andere 3 (specificeer)
………………………………………………
Vragenlijst voor de bejaarde/mantelzorger : economische vragenlijst 3
Indien ja, aantal oproepen per maand
Andere 1: specificeer
Andere 2: specificeer
………………………………………………
Andere 3: specificeer
………………………………………………
Andere diensten buiten de gezondheidszorgsector, geleverd buiten de woning
Aantal bezoeken per maand
Vrijetijdsorganisatie
Sociaal restaurant
Maatschappelijk/sociaal werk
Andere 1: specificeer
………………………………………………
Andere 2: specificeer
………………………………………………
Andere 3: specificeer
………………………………………………
Vragenlijst voor de bejaarde/mantelzorger : economische vragenlijst 4
Heeft de bejaarde sommige diensten/zorg moeten
opgeven of weigeren ?
Ja/nee
Indien ja, geef de reden aan waarom de dienst/zorg niet geleverd kon worden
(geografische bereikbaarheid, te duur, wachtlijst, probleem thv de kwaliteit van de
geleverde dienst/zorg ...): ......
Beschrijving van de aanpassingen aan de woning
Was het noodzakelijk om aanpassingen aan de woning uit te voeren omwille van functionele beperkingen van de cliënt? Ja/Nee (duid aan wat van toepassing is )
Indien ja, geef een korte beschrijving van de uitgevoerde aanpassingen:
Werd er specifieke materiaal beschikbaar gesteld vo or de cliënt? Ja/Nee (duid aan wat van toepassing is )
a) Indien ja, welk soort materiaal wordt gebruikt?
Materiaal 1 (naam en doel van de uitrusting):
Vragenlijst voor de bejaarde/mantelzorger : economische vragenlijst 5
Materiaal 2 (naam en doel van de uitrusting):
Materiaal 3 (naam en doel van de uitrusting):
b) Werd dit materiaal geleend of gekocht? (duid aan wat van toepassing is ) Geleend
Gekocht
Werd gratis geleverd door de ziekenkas.
c) Hoeveel heeft de cliënt in totaal betaald om deze uitrusting te verkrijgen?
………………….. (bedrag in Euro)
Heeft de cliënt aan overlegmomenten met professione len deelgenomen? Ja/nee (duid aan wat van toepassing is )
Indien ja, hoeveel keer in de laatste 3 maanden?
Aantal keer:
Wenst de cliënt in zijn woning blijven wonen? (duid aan wat van toepassing is )
Ja
Nee, wenst naar een rusthuis/serviceflat te gaan
Nee, wenst ergens anders te wonen (bij kind, bij een vriend/in, in een alternatieve woonvorm)
Wil niet antwoorden
Vragenlijst voor de bejaarde/mantelzorger : economische vragenlijst 6
Deel B Vragenlijst voor de primaire mantelzorger
Deze vragenlijst wordt gedurende een interview door een zorg-of hulpverlener ingevuld, die de cliënt regelmatig opvolgt, samen met de voornaamste mantelzorger..
Deze vragenlijst heeft tot doel het beschrijven van het werk van de mantelzorger die het meest betrokken is bij de zorg voor de cliënt. Het is aangewezen dat die mantelzorger deze vragenlijst invult.
Hartelijk dank voor uw deelname.
1. Hoeveel mantelzorgers zorgen op regelmatige basis voor de cliënt (minstens één keer per week)?
Aantal
Uur/dag
Of uur/week
2. Hoeveel tijd besteedt mantelzorger 1 aan de zorg voor de cliënt? Het gaat erom de tijd te evalueren, die aan zorg voor de bejaarde werd besteed. In het bijzonder gaat het er voor een echtgenoot om de tijd in te schatten die aan directe zorg wordt besteed, ttz, taken die niet zouden worden verricht indien de zorgbehoevende persoon niet thuis zo wonen.
Of uur/maand
Uur/dag
Of uur/week
3. Hoeveel tijd besteedt mantelzorger 2 aan de zorg voor de cliënt? Het gaat erom de tijd te evalueren, die aan zorg voor de bejaarde werd besteed. In het bijzonder gaat het er voor een echtgenoot om de tijd in te schatten die aan directe zorg wordt besteed, ttz, taken die niet zouden worden verricht indien de zorgbehoevende persoon niet thuis zo wonen.
Of uur/maand
Vragenlijst voor de bejaarde/mantelzorger : economische vragenlijst 7
De volgende vragen zijn bestemd voor de primaire mantelzorger die het meest betrokken is bij de zorg voor de cliënt in vergelijking met de andere mantelzorgers.
4. Heeft de primaire mantelzorger aan overlegmomenten deelgenomen met de professionelen rond de cliënt?
Ja/nee
Indien ja, hoeveel keer in de laatste 3 maanden
5. Welk is het statuut van de primaire mantelzorger ?
� Zelfstandige
� Werknemer
� Werkloos
� Student
� Gepensioneerd
� Tijdkrediet
� Andere (specificeer)
…………………………………………………………………………………………
6. Werd de primaire mantelzorger genoodzaakt om zij n/haar professionele activiteit te verminderen of helemaal te stoppen om voor de cl iënt te zorgen?
� Nee
� Ja, specificeer het percentage waarmee de arbeidstijd werd verminderd: Bijvoorbeeld: een vermindering van 50% (voor een voltijdse werknemer, betekent dat halftijds). Opmerking: geef het percentage van vermindering van arbeidstijd en niet het percentage dat iemand nog wel werkt.
Vragenlijst voor de bejaarde/mantelzorger : economische vragenlijst 8
7. Wat is de leeftijd van de primaire mantelzorger?
8. Hoeveel personen worden verzorgd door de mantelzorger? (oudere(n) of inwonende kind (eren), gehandicapte persoon (onen) ?
Aantal
9. Heeft men al beslist tot een definitieve opname in een rusthuis? (duid aan wat van toepassing is )
Nee: er werd daar nog niet over nagedacht
Ja, er werd daar wel al aan gedacht, maar de cliënt blijft thuis omwille van volgende redenen:
� Verbetering van de functionele toestand
� en/of aanpassing van de woning
� en/of organisatie van hulp en/of ondersteuning thuis
� gebrek aan consensus in het gezin over dit onderwerp
� kosten van het rusthuisverblijf
� de cliënt wens thuis te blijven wonen
� andere redenen: .........................................................
...............................................................................................
.....................................................................................................
.....................................................................................................
Ja, er werd daar al wel aan gedacht en de definitieve opname werd besloten:
� Ja, maar de cliënt wacht op een plaats
� Geef eventueel andere redenen aan waarom de cliënt ondertussen tijdelijk thuis blijft wonen.
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………
Spreekt het je aan om je levensverhaal te vertellen? Om wat je meege-
maakt hebt eens op een rijtje te zetten? Om kracht te putten uit dierbare
herinneringen? Om bijzondere levenservaringen niet verloren te laten
gaan? Om eens stil te staan bij je leven en het in eigen handen te nemen?
Of denkt je huisarts, verzorgende, specialist…dat je er baat bij zou heb-
ben? Dan is Narratieve Zorg een kans voor jou. In Narratieve Zorg staat
jouw unieke levensverhaal centraal.
Wat is Narratieve zorg?Narratieve Zorg is een initiatief van het Ouderenteam van het Centrum
voor Geestelijke Gezondheidszorg Brussel. Het is een van de projecten die
gekozen werd door de Ziekteverzekering en ook door het RIZIV gesubsi-
dieerd is.
Het Ouderenteam heeft levensverhaalschrijvers opgeleid die je kunnen
helpen bij het ophalen van je herinneringen en het stilstaan bij je levens-
geschiedenis.
De levensverhaalschrijver komt telkens een uur bij je langs, luistert aan-
dachtig naar wat je wil vertellen en overloopt thema’s die je helpen om de
rode draden in je leven te zien. Samen met de levensverhaalschrijver werk
je aan je ‘levensmap’ waarin verzameld zit wat voor jou van belang is in je
levensloop.
Voor en na deze levensverhaalbezoeken zullen jullie samen vragenlijsten
overlopen om te laten onderzoeken welke resultaten de narratieve zorg
heeft.
Voor wie is Narratieve Zorg ?Je kunt meedoen aan Narratieve Zorg als je thuis woont, in Brussel woont,
minstens zestig jaar bent en niet zo goed uit de voeten kunt.
Ook als je geheugenklachten hebt of wat neerslachtig bent, heb je baat bij
de bezoeken van de levensverhaalschrijver.
Wat is de bedoeling?Het is de bedoeling dat je zicht krijgt op de zinvolheid en de waarde van je
leven. Dat je je beter voelt door te vertellen over belangrijke levensthema’s,
beter gewapend ook om de toekomst tegemoet te treden.
Wat moet je doen als je interesse hebt?Voel je er iets voor om je levensverhaal te vertellen?
Geef vrijblijvend je naam, adres en telefoonnummer op aan het
Ouderenteam van het Centrum Geestelijke Gezondheidszorg Brussel:
-via de telefoon: 02 771 92 03
-via mail: [email protected]
De levensverhaalschrijver neemt contact op met jou en zal je alle uitleg geven
over het project. Tijdens de eerste twee bezoeken gaat de aandacht vooral
naar de onderlinge kennismaking en een aantal korte vragenlijsten. Vanaf het
derde huisbezoek wordt grondig ingegaan op je levensverhaal en je herinne-
ringen.
Je bepaalt zelf wat je vertelt. Je levensmap laat je zien aan wie jij wilt. Alle
gegevens worden met de grootste vertrouwelijkheid behandeld. De ingevulde
vragenlijsten voor onderzoek worden anoniem verwerkt.
Afspraken in verband met huisbezoeken worden in onderling overleg vastge-
legd, er wordt rekening gehouden met jouw agenda en met de agenda van de
levensverhaalschrijver. In totaal zal de levensverhaalschrijver zo’n vijftiental
keer langskomen in een periode van zes maanden.
Het RIZIV betaalt het project. We vragen een kleine deelname in de onkosten
van 1€ per huisbezoek. Deze bijdrage mag geen belemmering zijn om mee te
doen aan Narratieve Zorg.
Je levensverhaal vertellen?
herinneringen ophalen
mijn kindertijd
de mooie momenten
wat me dierbaar is
verdrietige periodes
mijn werk vroeger
foto’s
mijn gezin
waar ik goed in was
wat ik wil doorgeven...
Francophone? Voyez au verso!
Cela vous dit de raconter votre histoire?Pour retracer le fil de votre vie? Pour puiser de la force dans vos précieux
souvenirs? Pour empêcher que ne se perdent des expériences particulières?
Pour prendre le temps de vous poser et reprendre votre vie en main?
Ou votre médecin traitant, aide-soignant, specialiste…pense que cela pour-
rait vous faire du bien?
Dans ce cas, Soin Narratif est fait pour vous!
Dans Soin Narratif, c’est votre histoire, unique, qui est au centre de l’atten-
tion.
Qu’est-ce que Soin Narratif?Soin Narratif est une initiative de l’ Ouderenteam, l’ équipe se consacrant
aux personnes âgées de l’asbl Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg
Brussel. C’est l’ un des projets retenus par l’ Assurance maladie et subven-
tionné par l’ INAMI.
L’ Ouderenteam a formé des écrivains du vécu pour vous aider à évoquer vos
souvenirs et à vous pencher sur votre histoire.
Cet écrivain du vécu se rend chez vous pendant une heure à chaque fois,
écoute attentivement ce que vous voulez raconter et passe en revue les
thèmes qui peuvent vous aider à discerner les fils rouges de votre vie. Avec
lui, vous développez votre ‘plan de vie’, qui réunit tous les éléments qui
comptent à vos yeux.
Avant et après ces visites, vous parcourrez ensemble un questionnaire des-
tiné à examiner les résultats que livre le soin narratif.
Pour qui est Soin Narratif ?Vous pouvez participer à Soin Narratif si vous habitez à Bruxelles, vivez à
domicile, avez au moins soixante ans et avez un peu de mal à vous en sortir.
De même, si vous souffrez de pertes de mémoires ou êtes un peu déprimé,
les visites de l’écrivain du vécu ne pourront que vous faire du bien.
Quel est le but?Le but est de vous permettre de discerner tout le sens et la valeur de votre vie.
De vous sentir mieux en vous exprimant sur les sujets importants de la vie, de
mieux vous armer aussi pour affronter l’avenir.
Si vous êtes intéressé, que devez-vous faire?Vous avez envie de raconter votre histoire?
Communiquez, sans engagement, votre nom, adresse et numéro de télé-
phone à l’ Ouderenteam de Centrum Geestelijke Gezondheidszorg Brussel:
-par téléphone: 02 771 92 03
-par e-mail: [email protected]
L’ écrivain du vécu prendra contact avec vous pour vous expliquer en détail le
projet. Au cours des deux premières visites, l’ accent sera mis sur la prise de
contact mutuelle et une série de petits questionnaires.
A partir de la troisième visite, vous vous plongerez dans votre histoire et dans
vos souvenirs.
Vous décidez vous-même de ce que vous voulez raconter. Votre plan de vie,
vous le montrez à qui vous voulez. Toutes les données sont traitées avec la
plus grande confidentialité. Les questionnaires destinés à l’ examen sont trai-
tés de manière anonyme.
Les rendez-vous pour les visites à domicile sont fixés de commun accord, en
tenant compte de votre emploi du temps et de celui de l’ écrivain du vécu. Au
total, l’ écrivain du vécu se déplacera une quinzaine de fois en
l’ espace de six mois.
L’ INAMI finance le projet. Nous ne demandons qu’une maigre participation
aux frais de 1€ par visite. Cette contribution ne peut cependant pas constituer
un frein à votre participation à Soin Narratif.
Nederlandstalig? Zie andere zijde!
évoquer des souvenirs
mon enfance
les bons moments
ce qui m’est cher
les périodes de tristesse
mon travail autrefois
photos
ma famille
ce qui faisait ma force
ce que je veux transmettre...
Raconter votre histoire?
Denkt u dan soms ...□ spijtig dat ik verder moet, ze wilde nog van alles zeggen
□ ik vraag me echt af of hij / zij het wel zal redden...
□ ik heb er zelf de tijd niet voor, maar deze oudere heeft méér aandacht nodig...
Dan is een aanmelding bij Narratieve Zorg aangewezenHet welbevinden van ouderen die zorgbehoevend zijn, gaat er vaak op ach-
teruit. Wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen dat dit welbevinden
kan verbeteren door het vertellen van het levensverhaal.
Als een oudere narratieve zorg krijgt, wil dat zeggen dat hij/ zij samen met
een medewerker van het CGGZ herinneringen ophaalt en stilstaat bij zijn of
haar persoonlijke levensgeschiedenis.
Wat is Narratieve Zorg?Narratieve Zorg is een door het RIZIV geselecteerd project waarbij ouderen
de kans krijgen om in de thuissituatie hun levensverhaal te vertellen. In
een traject van een half jaar wordt in een vijftiental sessies, samen met een
levensverhaalschrijver, stilgestaan bij verschillende thema’s: de kindertijd,
sociale relaties, werk, dierbare herinneringen...Het resultaat is een ‘levens-
map’ waarin verzameld zit wat van belang is in de levensloop van deze ou-
dere. Voor en na de levensverhaalsessies worden vragenlijsten afgenomen
om na te gaan welke effecten deze bijzondere zorg heeft.
Voor wie is Narratieve Zorg?Het project is er voor thuiswonende ouderen in het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest.
□ Narratieve Zorg richt zich op zorgbehoevende ouderen
□ Ouderen met een beginnende dementie komen ook in aanmerking
□ En ouderen met depressieve klachten eveneens.
Wanneer iemand zich aanmeldt voor het project maar om een of andere
reden niet kan instromen in het project, zal hij of zij opgevolgd worden door
het Ouderenteam CGGZ Brussel.
Wie geeft deze zorg?De zorgbehoevende oudere wordt bij het vertellen van zijn / haar levens-
verhaal begeleid door een levensverhaalschrijver die verbonden is met het
Centrum Geestelijke Gezondheidszorg Brussel. Het Ouderenteam van het
CGGZ heeft een jarenlange ervaring met psychische hulp bij verliessituaties,
depressie en dementie. De levensverhaalschrijvers hebben een gespeciali-
seerde opleiding genoten in narratieve zorg.
PraktischU kunt een oudere aanmelden voor Narratieve Zorg
□ door het aanmeldingsformulier in te vullen dat u bij ons opvraagt,
□ of terugvindt op www.cggz-brussel.be
□ door te mailen naar [email protected]
□ of te bellen naar een medewerker Narratieve Zorg op 02 771 92 03
Een medewerker van Narratieve Zorg gaat dan langs bij deze oudere.
Er wordt nagegaan of hij/zij voldoet aan de criteria voor deelname aan het
project (er is bijvoorbeeld een bepaalde graad van zorgbehoevendheid ver-
eist). Is dat het geval en beslist de oudere na kennismaking dat hij/ zij graag
z’n levensverhaal wil vertellen, dan wordt er samen afgesproken wanneer
de bezoeken van de levensverhaalschrijver aan huis bij deze oudere kunnen
plaatsvinden.
U kunt patiëntenfolders krijgen bij ons en een folder aan de oudere geven, u
kunt ook uitleggen aan de oudere dat iemand van Narratieve Zorg zal langsko-
men na telefonische afspraak.
Deelnameprijs aan het project voor de oudere: 1€ per sessie. Deze bijdrage
mag geen belemmering zijn voor deelname.
U geeft zorg aan ouderen?En u vindt het moeilijkom de deur achter u dicht te trekken?
Francophone? Voyez au verso!
car vous vous dites parfois□ dommage que je doive m ’ en aller, il / elle voulait encore parler
□ je me demande vraiment si il / elle s’ en sortira ...
□ je n’ ai moi-même pas le temps pour cela, mais il / elle a besoin de plus
d’attention ...
Dans ce cas, pensez à Soin NarratifLe bien-être des personnes âgées tributaires de soins se dégrade souvent. Des
études scientifiques ont révélé que le bien-être de ces personnes peut être
amélioré en les amenant à raconter leur histoire.
Lorsqu’une personne âgée reçoit des soins narratifs, cela veut dire qu’elle
évoque ses souvenirs avec un collaborateur du CGGZ et qu’elle prend le
temps de se pencher sur son histoire personnelle.
Qu’est-ce que Soin Narratif?Soin Narratif est un projet sélectionné par l’ INAMI qui permet aux per-
sonnes âgées de raconter leur histoire dans des conditions familières, chez
elles. Pendant six mois, une quinzaine de séances passées en compagnie
d’un écrivain du vécu permettent d’aborder divers thèmes: l’ enfance, les rela-
tions sociales, le travail, les souvenirs précieux...Il en résulte un ‘plan de vie’
qui réunit tout ce qui a compté dans la vie de ces personnes. Avant et après
les séances, des questionnaires sont complétés afin de déterminer les effets
de ces soins particuliers.
Pour qui est Soin Narratif?Le projet est destiné aux personnes âgées vivant à domicile au sein de la Ré-
gion de Bruxelles-Capitale.
□ Soin Narratif s’ adresse aux personnes âgées tributaires de soins
□ Les personnes âgées souffrant d’une démence naissante entrent aussi
en ligne de compte
□ Ainsi que les personnes âgées souffrant de troubles dépressifs.
Toute personne souhaitant participer au projet mais qui, pour l’une ou l’autre
raison, en serait écartée, sera suivie par l’ Ouderenteam CGGZ Brussel.
Qui donne ces soins?La personne âgée tributaire de soins est accompagnée dans le récit de sa
vie par un écrivain du vécu qui dépend du Centrum Geestelijke Gezond-
heidszorg Brussel. L’ Ouderenteam CGGZ possède une longue expérience de
l’aide psychologique en situation de perte, de dépression et de démence. Les
écrivains du vécu ont reçu une formation spécialisée en soin narratif.
En pratiqueVous pouvez inscrire une personne âgée à Soin Narratif:
□ en complétant le formulaire d’inscription que vous pouvez nous demander,
□ ou retrouver sur www.cggz-brussel.be
□ en envoyant un e-mail à [email protected]
□ ou en appelant un collaborateur de Soin Narratif au 02 771 92 03
Un collaborateur de Soin Narratif se rendra chez la personne âgée. Il examinera
si la personne satisfait aux critères de participation au projet (par exemple, un
certain degré de dépendance est requis).
Si c’est le cas, et si la personne âgée accepte, après une première prise de contact,
de raconter son histoire, l’ écrivain et la personne âgée conviennent ensemble
des dates de visite à domicile.
Vous pouvez nous contacter pour obtenir des brochures et les remettre aux
patients concernés, vous pouvez aussi leur expliquer qu’une personne de Soin
Narratif se rendra à leur domicile après un rendez-vous téléphonique.
Le coût de la participation au projet est de 1€ par séance pour la personne âgée.
Cette contribution ne peut cependant pas constituer un frein à sa participation.
Vous soignez des personnes âgées?Et vous avez du mal àrefermer la porte derrière vous?
Nederlandstalig? Zie keerzijde
Noëlla Van Daele
mijn levensverhaal
Dit is een foto van het ganse gezin genomen in 1933. Ik was toen tien jaar. Vader, moeder, Raymond, Sylvain, Maria, Andrea, Gabriël, Antoine, Antoi-nette en ikzelf, NOELLA (in het midden naast moeder).
“ ik ben geboren in een gezin met acht kinderen; nu heb ik zelf twee kinderen, vier klein-kinderen en vier achterkleinkin-deren ”
Ik ben geboren op 23 september in 1924, als jongste kind in een gezin met acht kinderen, waarvan drie jongens en vijf meisjes: Raymond, Sylvain, Maria, Andrea, Gabriël, Antoine, Antoinette en NOELLA.
Charles van Daele (07.03.1878 – 31.01.1956) is mijn vader en
Juliana Hautekiet (12.11.1879 – 24.11.1958) mijn moeder.
Ik ben gescheiden en heb twee kinderen: Augusta en Noëlle. Mijn ex-man is Jozef.
Ik heb vier kleinkinderen en vier achterkleinkinderen.
Augusta heeft twee zonen: Thierry en Filip. Filip heeft een dochter: Maelys.
Noëlle heeft twee dochters: Audrey en Laurence. Audrey heeft twee zonen: Collin en Basile. Laurence heeft een dochter: Ambre.
Dit is de eerste foto die er van mij gemaakt is (in 1926). Ik was toen bij-na twee jaar en half. Ik herinner me niet veel meer van die foto. Maar ik vraag me wel af, wat ik toen gedacht moest hebben: een vreemde man...die fotograaf. Waarom zet hij mij op die tafel? Een geluk dat mijn zus-sen Andrea en Maria er bij waren, anders zou ik hier niet willen blijven. En dan vraagt die man nog om vriendelijk te lachen. Neen hoor, want eigenlijk wil ik hier weg!
Ik was het jongste kind. Met mijn broer Raymond en
mijn zus Andrea - die zich als moederfiguur over me
ontfermde - kon ik heel goed opschieten. Zij hebben
ook het meeste voor mij gedaan.
Ik kon met iedereen goed opschieten. Mijn broers en
zussen hadden de leeftijd om iemand te leren kennen
en het huis te verlaten. Andrea en de drie broers Ray-
mond, Sylvain en Antoine gaven me aandacht.
Moeder en vader gaven haast zelden liefde en aandacht.
Materieel kwamen we als kinderen niets te kort.
“ ik was het jongste kind, mijn zus Andrea ontfermde zich over mij als een moeder ”
Vader was een beenhouwer. Dat had hij geleerd van zijn vader. Vader en
moeder hielden samen een beenhouwerij open. Moeder was een harde
werkster. Zij hielp mee om het vlees te verwerken en stond in de winkel
om de klanten te bedienen.
Mijn zus Andrea kon heel goed rekenen. Het gebruik van de weegschaal
was dan ook haar taak.
Vroeger belden de mensen naar de beenhouwerij voor een bestelling.
Moeder noteerde deze bestelling en maakte die klaar. Zo werden er dan
hele manden vlees naar het juiste adres gedragen. Mijn broer Raymond
was een verstrooide man en vergat wel eens om een bestelling op te
schrijven. Dan belden ze nog eens. Hij zei dan: ”Sorry, hoe kon ik u toch
vergeten.” Het was een geluk dat Raymond door iedereen graag gezien
was, hij kwam hier altijd mee weg.
Raymond is ooit verliefd geweest op een meisje dat altijd met haar tante
vlees kwam kopen. Mijn zus Maria wou niet dat Raymond iets met dat
meisje begon. Het meisje is een keer gevallen over de fietsen binnen.
Moeder wou helpen, maar de tante zei dit niet te doen, omdat het meisje
de vallende ziekte had. Raymond was hier heel verdrietig door en is
toen gaan wenen in een hoekje in de kelder, waar Maria hem vond.
“ vader en moeder hielden samen een beenhouwerij open ”
Mijn Mijn zus Andrea heeft een kostuumpje gebreid voor mij toen ik
drie jaar oud was.
Raymond heeft ooit snoep gekocht voor mij, terwijl dit eigenlijk niet
mocht.
Sylvain heeft het meest speciale cadeau gegeven uit mijn kindertijd:
voor mijn tiende verjaardag kreeeg ik van hem een danseresje met
onder haar rok een pralinedoos.
Gaby heeft me leren fietsen.
Maria verving moeder. Ze was zeer streng.
Elke avond voor het slapengaan vertelde Maria over de Roverskapi-tein, Jan de Schalk. In de Standaard stond er elke dag een vervolgver-haaltje, dat Maria dan navertelde.
Ikzelf heb veel gezorgd voor mijn oudere broer Sylvain.
Antoinette is altijd de jongste geweest tot ik geboren werd. Er is vijf jaar verschil tussen ons. Antoinette was jaloers op mij, ze behandelde me vaak als een stout meisje, terwijl ik altijd heel braaf was.
Antoine heeft me leren zwemmen.
“ elke avond voor het slapengaan vertelde Maria over de Roverskapitein ”
Ik heb een strenge, katholieke op-
voeding gehad. Moeder heeft An-
drea opgevoed en Andrea heeft op
haar beurt mij opgevoed, ook Ma-
ria hield zich bezig met de jongste
kinderen van het gezin. Moeder
was niet veel bezig met de jongste
kinderen.
Vader hield zich ook niet zo vaak
bezig met de kinderen. Hij was
vijf dagen per week dronken. Ik
ben nooit boos geweest op vader.
Wel ben ik altijd op zoek gegaan
naar een reden waarom hij zo veel
dronk en waarom hij zo afstan-
delijk was. Ik heb ook goede herin-
neringen aan haar vader. Zo heeft
hij me een nieuwe fiets gegeven,
terwijl moeder dit niet wou. Toen
ik de nieuwe fiets kreeg, was ik zo
blij dat ik vader wou omhelzen,
maar ik durfde dit niet.
“ dat mocht niet van vader en daarom plande mijn broer om weg te lopen van huis... ”
Toen mijn broer, Sylvain eenentwintig
jaar was, wou hij verder ‘charcuterie’
gaan studeren in Frankrijk. Dit mocht
hij niet van vader, daarom plande hij
om weg te lopen van huis. Hij vertelde
zijn plannen aan zijn zus, Andrea.
Andrea, op haar beurt, vertelde het
door aan Maria, en Maria aan moeder.
Vader was razend en vertrok naar
het café om te drinken. Toen vader
terug thuis kwam, was hij dronken en
tierde en riep hij. Enkele dagen later
kwam Sylvain terug thuis. Andrea,
die wist dat hij terugkwam, liet hem
binnen via de achterdeur. ’s Ochtends
ging Sylvain dag zeggen tegen vader
en moeder. Zij deden alsof er niks
gebeurd was.
“ Zij dierf niet naar huis, uit schrik voor haar vader, en toen ben ik mee naar haar thuis gegaan, om haar vader uit te leggen wat er gebeurd was...”
Ik ben naar school gegaan bij de Jozefienen in Brug-
ge, dat was een nonnenschool. De religieuzen waren
zeer streng en niet altijd rechtvaardig.
Ik had telkens maar net een voldoende op mijn rap-
port. Ik had een vaste plaats in de klas: vanachter op
de laatste bank. Op de speelplaats moest je Frans
spreken.
Ik heb ooit een jaar moeten overdoen op school. Dat
jaar zat ik in de klas naast een jonger meisje, Thérèse.
Ik werd vaak getreiterd door die Thérèse. Maar één
keer werd heel de klas gestraft, … met een slecht rap-
port. Het jonge meisje dat naast mij zat durfde niet
naar huis, uit schrik voor haar vader. Ik ben toen mee
naar haar thuis gegaan, om haar vader uit te leggen
wat er gebeurd was.
Dit is het schapulier dat de pater me altijd aandeed, ik heb het enkele jaren geleden teruggevonden.
Moeder ging alle dagen vroeg aan de poort van de Capucijnen wachten, om naar de eerste
mis te gaan van 5 uur. Daarna ging ze de kinderen wekken door op een bel te drukken, die
in elke kamer hing. De kinderen moesten elke ochtend naar de mis van 7 uur.
Moeder was heel Katholiek. Toen ik dertien was, moest ik elke zondag met haar naar ‘de
Vespers ‘en ‘het Lof’ bidden. Ik was verplicht net als mijn moeder om lid te worden van de
H. Franciskus Orde en te zweren de orde te volgen. De pater deed me een schapulier aan,
waarvan je hier een foto ziet. ik heb het enkele jaren geleden teruggevonden. Ik herinner
me dat ik het niet leuk vond om zo vaak te moeten bidden.
Voor mijn communie had ik een mooi wit kleedje -dat later in het rood is geverfd- gekre-
gen. Ik mocht dit aan doen wanneer het feest was op school, maar het mocht zeker niet
vuil worden van Maria. Ik was heel voorzichtig. Toen ik langs mijn vader liep, die in de
beenhouwerij een been aan het kappen was, vloog er een stukje op mijn kleedje. Maria is
toen heel boos geworden en gaf me slaag. Dit was zo onrechtvaardig! “In die tijd waren
oorvegen en slagen gratis.”
“ in die tijd waren oorvegen en slagen gratis...zo onrechtvaardig!”
Ik ging maar sporadisch naar school, omdat mijn
moeder periflebitis, een ziekte aan de aders, had. Ik
moest veel helpen in het huishouden. Uiteindelijk
ben ik met school gestopt toen ik dertien jaar was.
Eigenlijk had ik toen graag een opleiding gehad, maar
zeker niet bij de nonnen. Zowel ik als mijn broers en
zussen mochten niet verder studeren, omdat onze
ouders ons nodig hadden om te werken. Na mijn
schooltijd heb ik geholpen in het huishouden en veel
moeten zorgen voor mijn zieke moeder. Mijn broers
en zussen verlieten één voor één het ouderlijke
huis. Toen zij kinderen kregen, heb ik vaak op deze
kinderen gepast.
“ toen mijn broers en zussen het ouderlijk huis verlaten hadden, heb ik vaak vaak op hun kinderen gepast”
Hier ben ik dertien jaar en heb ik Gaby, de oudste dochter van mijn zus Maria op de arm. De foto is
genomen in Assebroek, waar Maria woonde.
Op mijn zeventiende wilde ik graag gaan werken. Ik heb
toen gereageerd op een annonce voor een job bij een
beenhouwer in de buurt. Ik mocht meteen beginnen
omdat ik zoveel ervaring had, maar mijn ouders wilden
niet dat ik dit deed.
Toen ik negentien was, ben ik getrouwd en in Brussel
gaan wonen met mijn man Jozef. Jozef was de zevende
zoon. Vroeger was de traditie dat de koning peter werd
van de zevende zoon en dat deze de naam kreeg van de
koning. Dus eigenlijk had Jozef ‘Albert’ moeten heten,
maar omdat de koning niet kwam opdagen, is dit niet
gebeurd.
Mijn man had ik ontmoet op een kermis in Brugge, waar
ik samen met mijn vriendinnen naar toe was gegaan.
Bij de botsautootjes hadden we elkaar gezien. Samen
hebben we toen een ritje gemaakt op de botsautootjes.
Nog geen drie maanden later waren we getrouwd.
“ eigenlijk had mijn man Jozef ‘Albert’ moeten heten, als zevende zoon, maar omdat de koning niet kwam opdagen, is dat niet doorgegaan”
Jozef had heel de familie ingepakt. Hij gedroeg zich als een echte prins.
Vanaf de dag dat we getrouwd zijn is hij veranderd van een prins in een
duivel.
Eigenlijk moesten we niet trouwen, maar Jozef heeft mijn ouders overtuigd
en veel geld gegeven. Ik ben eigenlijk meer verkocht dan getrouwd. Achteraf
gezien zijn we veel te snel getrouwd.
Eigenlijk ben ik altijd verliefd geweest op een andere man: op Robert, de
broer van de vrouw van Antoine. Ik leerde hem kennen toen ik zeventien
was. Ik was meteen verliefd op Robert. Ik heb altijd spijt gehad dat ik niet
getrouwd geweest ben met Robert. Van mijn ouders mocht ik dit niet,
omdat hij nog geen belangrijke job had. Jozef had wel veel geld. Zijn vader
bouwde bunkers in opdracht van de Duitsers en zo heeft hij veel geld
gemaakt. Volgens mij was vader wel akkoord gegaan dat ik wilde trouwen
met Robert, het was mijn moeder die het niet wilde, zogezegd omdat ik te
jong was.
Vóór we getrouwd waren, had ik het twee keer uitgemaakt met Jozef.
Telkens kwam hij dan met de duurste bloemen smeken om mijn liefde.
Jozef heeft gelogen en bedrogen. Hij vertelde dat hij bij de “Witte Brigade”
was. Hij liet zelfs zijn geheime lidkaart zien. Ondertussen werkte hij en
zijn vader voor de Duitsers, om veel geld te verdienen. Die geheime kaart
had hij waarschijnlijk gekocht voor heel wat geld.
“ voor we getrouwd waren, had ik het twee keer uitgemaakt met Jozef. Telkens kwam hij dan met de duurste bloemen om mijn liefde smeken...”
Samen met mijn man heb ik een commerce van import en export van automaten en motors
open gehouden. Ik heb enorm veel energie gestoken in deze zaak.
“In ’58 hadden we een stand op de Expo ’58. Daar heb ik iedere dag van 7 uur ’s ochtends tot 7 uur ’s avonds in gewerkt. Dat was een heel vermoeiende taak.”
Ik ben samen met mijn twee dochters, mijn zus Gaby gaan bezoeken in Congo. Op deze foto vertrekken we met het vliegtuig.
Ik was toen 34, Guzzie 14 en Noëlle 10.
Na de Expo heeft mijn man me samen met onze twee dochters, voor drie maanden laten
vertrekken naar Congo, waar mijn zus Gaby woonde. Hij betaalde de reis voor de twee dochters
en Gaby betaalde mijn reis.
Deze foto is genomen in Congo
Ik ben ongeveer twintig jaar getrouwd geweest met Jozef. Op mijn veertigste ben ik van hem
gescheiden. Dit was geen gemakkelijke beslissing. In die tijd was scheiden nog niet zomaar
toegelaten. De dag dat ik twintig jaar getrouwd was, ben ik naar een advocaat gegaan om de
scheiding aan te vragen. Om er niet te veel tijd in te steken, zijn we gescheiden in wederzijdse
toestemming. Na drie maand was alles geregeld.
Na mijn huwelijk heb ik twee jaar als gerant in een schoenwinkel gewerkt. Daarna heb ik
ongeveer zes jaar in een winkel in de “Rue Neuve” gewerkt. Op mijn vijftigste heb ik een
opleiding gevolgd voor diëtiste, waarna ik nog achttien jaar een voedingswinkel heb uitgebaat.
Ik heb zeer verschillende dingen gedaan.Ik kan me heel goed en gemakkelijk aanpassen. Ik heb
altijd van mijn werk gehouden. Als ik niet met mensen kan werken, verveel ik me.
Ik ben altijd een heel goede verkoopster geweest. En ik ben altijd heel eerlijk geweest tegen
mijn klanten. Zo heeft er eens een klant betaald met een nieuw briefje van 1000 oude Belgische
franken. Op het einde van die dag merkte ik op dat de klant twee briefjes in plaats van één
briefje van 1000 BEF had gegeven. Ik heb die klant drie à vier weken niet meer gezien. Toen
die uiteindelijk terugkwam heb ik onmiddellijk het briefje van 1000 BEF teruggeven. Die klant
werkte in de Europese School en heeft toen reclame gemaakt voor mijn gezondheidswinkel,
waardoor ik veel nieuwe klanten heb gekregen.
“Wie goed doet, goed ontmoet.”
“ ik heb altijd van mijn werk gehouden...”
“ ik ben altijd een heel goede verkoopster geweest, en ik was altijd heel eerlijk tegenover mijn klanten...”
De oorlog 1939 – 1944 was een
moeilijke periode. Mijn broer zat bij
het leger. Ik was veertien jaar en heb
alles dus heel bewust meegemaakt.
Het verhaal van de identiteitskaart
zal dat duidelijk maken.
Mijn zus woonde wat verder. Ik
ging altijd met de fiets tot bij mijn
zus, om daar te gaan helpen op de
boerderij. Op een keer werd ik tegen
gehouden door Duitse soldaten. Die
gaven me een brief, waarin stond
dat ik een boete moest betalen of
een celstraf moest uitzitten. Mijn
ouders hadden niet genoeg geld en
daarom wou ik de celstraf uitzitten.
Uiteindelijk ben ik naar een Duitse
kolonel gegaan om mijn verhaal te
doen. Deze kolonel gaf me een kaart
die me toelating gaf om door een
bepaald gebied te gaan, zodat ik naar
mijn zus kon. Heel fier ging ik met
deze toelating naar huis.
En ook het verhaal van de vier
Duitsers:
Tijdens de oorlog sliepen er vier
Duitsers bij ons thuis. Naar de
Engelse radio luisteren mocht toen
niet, maar mijn vader deed dit toch
in het geheim. De vier Duitsers
ontdekten dit en luisterden mee.
Ieder om beurt gingen we dan op de
uitkijk staan, om te zien dat er geen
controlewagen voorbij reed. Deze
controlewagen ging na of er iemand
naar de Engelse radio luisterde.
“ Toen de oorlog begon was ik
veertien jaar, ik heb alles bewust
meegemaakt ”
Ook mijn huwelijk was een
moeilijke periode in mijn leven.
Ik ben getrouwd geweest van
mijn negentiende tot mijn
negenendertigste jaar. Voor mij
was dit een zeer donkere periode.
Het heeft me heel veel moeite
gekost om te scheiden. Vanaf de
dag dat het wettelijk mogelijk was
om te scheiden, ben ik zelf naar
een advocaat gestapt om de nodige
stappen te ondernemen. Moeder
was altijd voorstander geweest van
Jozef. Achteraf heeft zij wel ingezien
wat voor een persoon hij was en
heeft ze haar spijt uitgedrukt, maar
het was te laat.
“ Het heeft me veel moeite gekost om te scheiden ”
“ Ik ben heel erg geïnteresseerd in geschiedenis, zeker in mijn
eigen geschiedenis en in die van mijn voorouders ”
Beste Marie-Thérèse,
We kennen elkaar nu al een beetje beter en ter afsluiting van onze bescheiden reis doorheen je leven had ik je graag nog enkele indrukken nagelaten:
Wat ik van jou onthoud is je rake woordkeuze en je bewuste omgang met taal. Dankzij jou ben ik weer enkele uitdrukkingen en woorden rijker. Je bent er zelf misschien niet van overtuigd, maar mij viel uw welbespraaktheid me meteen op.
Daarnaast is ook je creatieve geest en gevoel voor schoonheid inspirerend geweest. Je neemt de tijd om zaken nauwgezet te observeren en te analyseren om ze nadien in je interieur de perfecte plaats toe te wijzen of het zelf veel beter voor elkaar te krijgen!
Wat me ook in jou aanspreekt is het voorzichtige in jou. Je geeft jezelf niet zomaar prijs, wat maakt dat je steeds nog enkele aangename verrassingen over jezelf in petto hebt. Deze voorzichtigheid uit zich, mijn inziens, ook in het kritisch, respectvol en zorgzaam de tijd nemen voor de dingen en de mensen om je heen… ook dat heb ik van jou geleerd.
Deze voorzichtigheid neemt echter niet weg dat je tijdig een gevat weerwoord biedt, waardoor ook het dappere en weerbarstige in jou zich een weg naar buiten kan banen.
Ik vond het dan ook fijn om samen voorzichtig een fijne verstandhouding op te bouwen, in een respectvolle sfeer en met de nodige dosis humor.
Bedankt voor je openheid gedurende dit halve jaar.
Hopelijk rijg en stik je er zelf nog enkele hoofdstukken en pittige details aan vast.
Met hartelijke groeten, Caroline.
PS: Van een ding heb ik spijt: dat we nooit samen op de dansvloer hebben gestaan!
ruimte en om
geving
con
tac t
en
waarden d
i e ik
belan
grijk vind
mij
n k
ern
kw
a li t
e i t en
a c t i v i t e i t en
z o r g e
n om
gan
g
Ik kr
ijg d
ageli
jks e
en te
lefoo
ntje
van
mijn
buu
rvro
uw.
Ik h
eb ee
n ac
hter
nich
t die
in Lu
xem
burg
woo
nt d
ie ik
af en
toe n
og zi
e / h
oor.
Verde
r heb
ik n
og ou
de ke
nniss
en in
Itali
ë won
en.
Ik h
eb ee
n he
el na
uwe b
and
met
mijn
moe
der g
eken
d.
Ik h
oud
van
een
fijn
gesp
rek.
Ik n
eem
‘s oc
hten
ds gr
aag d
e tijd
voor
het
mak
en va
n m
ijn
toile
t.In
mijn
cont
acte
n ste
l ik h
offe
lijkh
eid
en vr
iend
elijk
heid
op
prijs
. Zo h
eb ik
in m
ijn ti
jd oo
k mijn
zorg
/ di
enstb
aarh
eid
aan
ande
ren
vorm
gege
ven.
Vanaf 17 u 30 gaat mijn tv-avond in, m
eer bepaald op Eén.
Vroeger kon ik naaien als de beste, nu doe ik soms nog
enkele kleine naaireparaties.
Ik blader graag eens in een tijdschrift.
Elke zondag ga ik naar de mis in de O
nze-Lieve-Vrouw van
Goede Bijstand om vervolgens een koffie te drinken bij Paul
en ergens iets te eten.
Ik verkies een rustige, groene woonomgeving en houd van
een ordelijk interieur met stijl. Ik ben dan ook gehecht aan
mijn m
eubels en spullen.
Ik ben een zeer gevoelig persoon, maar houd van voorzichtige humor. Dit weerspiegelt zich ook in mijn omgang met anderen.Ik ben gesteld op een fijn gesprek waarin de juiste woorden gevonden worden.
AANMELDINGSFICHE Dit is een kandidaat voor deelname aan project Narratieve Zorg:
naam:
.............................
adres: .............................
telefoonnummer: .............................
geboortedatum: .............................
man-vrouw? .........................
Doorverwijzer : ik ben familielid, kennis, vriend, buur...: .............................
naam: .............................
adres: ..............................
deze persoon lijkt me geschikt voor deelname aan het project narratieve zorg omdat
.............................
Doorverwijzer : ik ben zorgverlener
functie:
.............................
dienst :
............................ naam: .............................
telefoonnummer: .............................
e-mail: .............................. hoe vaak hebt u contact met hem of haar?
............................ neemt hij / zij deel aan een ander Protocol 3- project?
JA ? ....
NEEN ? ....
DAT WEET IK NIET? ....
deze persoon lijkt me geschikt voor doorverwijzing naar narratieve zorg omdat:
..............................
Mail dit formulier naar [email protected], bel het project op 02 771 92 03,
Of stuur het op naar Narratieve Zorg, CGGZ Oost, R. Vandendriesschelaan 11 1150 Bsl.
Veel dank voor de doorverwijzing!
1
Geïnformeerde toestemming van de patiënt
Informatienota voor de patiënt m.b.t. het gebruik van een aantal gegevens uit
de instrumenten “BelRAI” in het kader van de zorgvernieuwingsprojecten voor
kwetsbare ouderen
Mijnheer, Mevrouw,
U zal kunnen deelnemen aan een project dat wordt gefinancierd door het RIZIV (Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering) en dat moet leiden tot vernieuwing van het zorgaanbod voor kwetsbare ouderen die nog thuis wonen. In dit project wordt gebruik gemaakt van gegevens uit een aantal evaluatie-instrumenten die worden samengebracht onder de gezamenlijke noemer “Bel-RAI” (zie verder). Deze gegevens moeten de zorgenverstrekkers mogelijk maken om een zorgplan op te stellen dat het beste aansluit bij de noden en behoeften van de oudere. Dit initiatief maakt ook het voorwerp uit van een wetenschappelijk onderzoek door een universitaire equipe, waarvoor gegevens zullen worden ingezameld. In de tekst hieronder en ook tijdens een gesprek wordt u uitgelegd wat de bedoeling is van dit onderzoek en wat een eventuele deelname voor u betekent. Vooraleer te beslissen al dan niet deel te nemen aan dit onderzoek, vragen we u deze informatie aandachtig te lezen. U kunt steeds vragen stellen aan [vul naam en coördinaten van de cliëntbeheerder in] bij onduidelijkheden of wanneer u meer inlichtingen wenst. Indien u bereid bent om aan deze studie deel te nemen, vragen we u op de laatste bladzijde van deze brochure uw naam, de datum en uw handtekening te plaatsen.
Doel van dit onderzoek Hiermee wil het RIZIV, samen met de Federale Overheidsdiensten Volksgezondheid en Sociale Voorzorg en met de Gemeenschappen/Gewesten op zoek gaan naar alternatieve en ondersteunende zorgvormen voor kwetsbare ouderen, met als doel een definitieve opname in een rustoord te vermijden of uit te stellen. Dit onderzoek heeft geen enkele nadelige invloed op uw behandeling of de zorg die u krijgt, wel integendeel. Aan de hand van de ingezamelde gegevens kan voor u een zorgplan worden opgemaakt dat beter aansluit bij uw noden. De persoon die u zorg verleent (dit kan ondermeer uw huisarts zijn of een verpleegkundige of kinesitherapeut of een ergotherapeut), zal om de 6 maanden vier vragenlijsten invullen. De informatie die hieruit voortvloeit, wordt verzameld en geanalyseerd om een beter inzicht te krijgen in de zorg die kwetsbare ouderen nodig hebben. In deze vragenlijsten zal informatie worden opgenomen over: • de tijd dat de kwetsbare oudere nog langer thuis kan blijven
2
• het nog kunnen functioneren van de oudere thuis en de levenskwaliteit van de oudere
• aantal kenmerken van de oudere en van de mantelzorger • de geneeskundige verzorging en de sociale ondersteuning waarop de oudere
een beroep doet (gegevens via het ziekenfonds) • de kost van de diensten en van de zorg aan de kwetsbare oudere die wenst
thuis te blijven, alsook de kost voor de voornaamste mantelzorger. De officiële benamingen van deze vragenlijsten, zoals die ook in de literatuur worden beschreven, zijn: de “BelRAI”, de “Zarit-schaal”, de “WHOQoL” en een economische vragenlijst. Bijkomende informatie omtrent deze instrumenten kan u vinden op de website: http://wiki.belrai.org/nl/.
Verantwoordelijken voor de verwerking Dit project gaat uit van het RIZIV (Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering – Protocol 3 – Tervurenlaan 211 – 1150 Brussel – e-mail : [email protected]). De coördinatie van het wetenschappelijk onderzoek gebeurt onder de verantwoordelijkheid van Prof J. MACQ van de universiteit UCL. De andere betrokken universiteiten zijn: U.A., KUL, ULG, ULB, UGent en de VUB.
Waarom werd ik gekozen? U wordt gevraagd om deel te nemen omdat u 60 jaar of ouder bent en omdat u zorg krijgt in of van een organisatie die aan het project deelneemt.
Ben ik verplicht deel te nemen? U beslist vrijwillig of u zult deelnemen of niet. Wanneer u beslist deel te nemen, kan u op elk tijdstip uw toestemming intrekken en u hoeft hiervoor geen reden op te geven. Dit heeft geen enkele invloed op de behandeling die u krijgt, noch op uw relatie met de zorgverleners.
Wat zijn de mogelijke nadelen en risico’s van mijn deelname?
Er zijn geen nadelen aan verbonden. U hoeft niets speciaals of extra te doen. Er bestaat geen enkel verband tussen de kwaliteit van de zorgverlening en uw deelname aan dit project.
Wat zijn de mogelijke voordelen van mijn deelname? U zal geen direct voordeel hebben door uw deelname. Er is geen financiële vergoeding voorzien voor u. Het is wel mogelijk dat door deze diepgaande evaluatie, die normaal niet gebeurt, bepaalde medische en/of verpleegproblemen naar boven komen waarvoor dan oplossingen kunnen gezocht worden.
Zal mijn deelname aan deze studie vertrouwelijk blijven? Dit onderzoeksproject is ter goedkeuring voorgelegd aan de Commissie voor Medische Ethiek van de universitaire ziekenhuizen die deelnemen aan dit onderzoek. Het is de taak van deze commissie om na te gaan of aan alle voorwaarden betreffende de veiligheid en vrijwaring van de rechten worden voldaan. De Commissie heeft geen bezwaren kenbaar gemaakt tegen de uitvoering van dit
3
onderzoek. Deze studie is in overeenstemming met de bepaling van art. 29 van de Belgische wet van 7 mei 2004 betreffende experimenten op de menselijke persoon. De verwerking van persoonsgegevens in dit project is gemachtigd door de afdeling gezondheid van het sectoraal comité van de sociale zekerheid en van de gezondheid, meer bepaald in beraadslaging nr. 09/018 van 19 mei 2009, gewijzigd op 15 december 2009 en 20 april 2010, en beraadslaging nr. 10/028 van 20 april 2010. Alle persoonsgegevens die verzameld worden in het kader van de wetenschappelijke studie worden vertrouwelijk behandeld.. De personen die bij het project betrokken zijn, zijn allemaal gebonden aan een vertrouwelijkheidverplichting. Zij kunnen met andere woorden gestraft worden indien ze uw gegevens niet correct behandelen.
Recht tot toegang tot de persoonsgegevens Bij uw deelname aan het project heeft u recht van toegang tot uw persoonlijke gegevens en een recht tot verbetering. Het eerste betekent dat u te allen tijde het recht heeft om uw gegevens in te kijken. Het laatste houdt in dat u in voorkomend geval alle nog onjuiste of onvolledige persoonsgegevens die op uzelf betrekking hebben kosteloos kan laten verbeteren. Voor het uitoefenen van deze rechten, of voor enige andere vragen, neemt u best contact op met uw contactpersoon of met de persoon die uw dossier zal beheren. Het is deze persoon die een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg is (arts, verpleegkundige, kinesitherapeut, ergotherapeut, …) die zal bepalen wie toegang heeft tot uw gegevens. U kan de toegang aan uw gegevens voor bepaalde categorieën van personen weigeren.
Indien u nog verdere vragen heeft, kan u contact opnemen met [vermeld de contactpersoon van uw project]
of uw cliëntbeheerder [vul naam cliëntbeheerder in]. Bepaling betreffende ouderen die onbekwaam zijn hun toestemming voor de deelname aan experimenten te verlenen conform de wet aangaande experimenten op de menselijke persoon van 7 mei 2004, artikel 8. Een experiment met een kwetsbare oudere is slechts toegelaten indien volgende voorwaarden vervuld zijn:
- De geïnformeerde toestemming van de wettelijke vertegenwoordiger is verkregen. Deze toestemming moet de vermoedelijke wil van de deelnemer uitdrukken. De deelnemer wordt zoveel mogelijk en in verhouding tot zijn begripsvermogen betrokken bij het nemen van een beslissing.
- In het geval van wilsonbekwaamheid, gaat het beslissingrecht voor deelname aan het onderzoek naar de ouders of voogd.
- Zoniet, wordt het recht uitgeoefend door een vertegenwoordiger die voorafgaand door de betrokkene via een bijzondere schriftelijke volmacht gedateerd en ondertekend door beide partijen, is aangewezen.
- Zonder dergelijke volmacht wordt dit recht uitgeoefend door de samenwonende echtgenoot, de wettelijke samenwonende partner of de feitelijk samenwonende partner.
4
- Indien die er niet zijn, wordt het recht toe te stemmen in dalende volgorde uitgeoefend door een meerderjarig kind, een ouder, een meerderjarige broer of zus van de betrokkene. In het geval van onenigheid tussen meerderjarige broers of zussen, wordt ervan uitgegaan dat de toestemming niet gegeven is.
Indien de deelnemer opnieuw in staat is om zijn toestemming te verlenen, moet de onderzoeker onmiddellijk de verplichtingen aangaande ouderen ten aanzien van de deelnemer naleven, en de deelnemer een toestemmingsformulier voor het onderzoek geven.
1
FORMULIER
GEÏNFORMEERDE TOESTEMMING VAN DE PATIЁNT in het kader van de gegevensinzameling “BelRAI”
Ik, ondergetekende, ……………………………………………………………………………………………… verklaar de volgende informatie te hebben gelezen en aanvaard deel te nemen aan de gegevensinzameling in het kader van de BelRAI.
• Ik heb een kopie van dit ondertekende en gedateerde formulier “geïnformeerde toestemming” ontvangen, alsook de informatienota voor de patiënt. Ik heb uitleg gekregen over de aard, het doel, de duur en de doelstellingen van deze gegevensinzameling in het kader van het project BelRAI. Ik heb de tijd en de gelegenheid gekregen om vragen te stellen over de studie. Op al mijn vragen is bevredigend geantwoord.
• Ik weet dat het gebruik van de gegevens die via de diverse instrumenten van
“BelRAI” zullen verzameld en geanalyseerd worden, gebruikt worden om een beter inzicht te krijgen in de zorg die ik nodig heb en om de kwaliteit van mijn zorgverlening te verbeteren. Ik sta de beheerder van mijn gegevens toe om, op basis van mijn identificatienummer van de sociale zekerheid (INSZ), de formulieren in te vullen en mijn gegevens zo nodig te wijzigen.
De persoon die mijn gegevens zal beheren (cliëntbeheerder) is:
………………………………....................................................(naam en functie) • Ik ben akkoord dat mijn persoonsgegevens die via BelRAI worden verzameld,
kunnen worden meegedeeld voor wetenschappelijk onderzoek. Ik ga eveneens akkoord dat mijn persoonsgegevens die via BelRAI worden verzameld kunnen worden gekoppeld aan persoonsgegevens uit andere databanken in het kader van wetenschappelijk onderzoek. Zowel de mededeling van mijn persoonsgegevens als de eventuele koppeling met persoonsgegevens uit andere databanken kunnen evenwel slechts plaatsvinden in het kader voor wetenschappelijk onderzoek na goedkeuring door de Ethische Comités van de universiteiten of de instellingen die het wetenschappelijk onderzoek uitvoeren en overeenkomstig de modaliteiten vastgelegd in de voorafgaandelijke machtiging van de afdeling gezondheid van het sectoraal comité van de sociale zekerheid en van de gezondheid.
• Het staat mij vrij om mijn toestemming terug in te trekken, zonder mijn
beslissing te moeten verantwoorden en zonder dat dit een nadelige invloed heeft op de zorg die ik nodig heb.
2
• Ik begrijp dat de geneesheer, de verpleegkundige en de kinesitherapeut toegang hebben tot mijn dossier in BelRAI en dat ze gebonden zijn aan het beroepsgeheim. De zorgverleners vermeld in onderstaande lijst kunnen eveneens toegang hebben tot bepaalde delen van mijn dossier in BelRAI om de kwaliteit van de verzorging te kunnen verzekeren. Ook zij zijn gebonden aan het beroepsgeheim. Indien u niet wilt dat bepaalde van onderstaande disciplines toegang hebben tot uw persoonsgegevens, gelieve deze dan aan te kruisen:
Gezinshulp □ Maatschappelijk werker □
Zorgkundige □ Logopedist □
Diëtist □ Podoloog □
Ergotherapeut □ Psycholoog □
Orthopedagoog □ Gerontoloog □ Opvoedkundige □
Persoon met diploma readaptatiewetenschappen □
Persoon met diploma psychomotoriek □ Persoon met diploma psychomotrische therapie □
Persoon met diploma in gezinswetenschappen □
• Door dit document te ondertekenen, sta ik toe dat mijn gegevens worden geraadpleegd in overeenstemming met de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt.
Handtekening van de oudere of zijn vertegenwoordiger Datum (dag/maand/jaar) Ik bevestig dat ik de aard, het doel en de doelstellingen van de gegevensinzameling aan de oudere of zijn vertegenwoordiger heb uitgelegd. Handtekening van de persoon die de informatie verstrekt Datum (dag/maand/jaar) Naam in hoofdletters van de persoon die de informatie verstrekt
Toestemmingsformulier voor deelname aan het onderzoek van Lucas over Narratieve Zorg
Ik heb begrepen dat deelname aan dit onderzoek geen enkele verplichting inhoudt en op elk moment door mij kan beëindigd worden zonder nadelige gevolgen voor de hulp- en dienstverlening die ik ontvang. Ik heb begrepen dat het onderzoeksteam van Lucas met mijn toestemming gegevens verzamelt over mijn leefsituatie en hoe ik mij voel. Ik heb begrepen dat voor dit onderzoek op meerdere tijdstippen vragenlijsten zullen worden afgenomen die ik zelf of met behulp van de levensverhaalschrijver kan invullen. Ik heb begrepen dat al deze gegevens in strikte vertrouwelijkheid zullen behandeld worden in het kader van wetenschappelijk onderzoek door Lucas. Ik heb begrepen dat deze gegevens worden verzameld met het doel een zicht te krijgen op de effecten van de begeleiding door de levensverhaalschrijver aan huis. Deze gegevens moeten ook helpen om deze zorgvorm te verbeteren en op punt te stellen. Ik heb begrepen dat ik de onderzoekers steeds mag vragen stellen voor meer uitleg of verduidelijking. Ik, ondergetekende, verklaar me akkoord met mijn deelname aan het onderzoek van Lucas over Narratieve Zorg. Ik bevestig dat ik de voorwaarden gelezen en begrepen heb, en dat ik hiermee akkoord ga. Datum: …….. / ……. / …………….. Handtekening Gelieve in drukletters in te vullen:
Naam en voornaam: ……………………………………………………………………… Adres: ……………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………….. Postcode en gemeente: ……………………………………………………………………. Telefoonnummer: …………………………………………………………………………
Narratieve zorg
Vragenbundel screening
Code : _ _ _
Screening RIZIV & Narratieve zorg Datum
afname
Datum
invoer
1. Kwetsbaarheid (Edmonton)
2. Depressie (GDS)
3. Cognitief functioneren (MMSE)
Bij vragen en/of onduidelijkheden:
[email protected] 016/33 70 25
[email protected] 016/33 69 28
Eerst en vooral wil ik u hartelijk bedanken voor uw interesse in voor narratieve zorg.
Vooraleer we in kunnen gaan op uw levensverhaal, moeten we kijken of u in aanmerking
komt voor het project. Dit gebeurt aan de hand van drie korte vragenlijsten. Het project
Narratieve Zorg wordt door de ziekteverzekering (RIZIV) gefinancierd. Enkel kwetsbare
ouderen met een grote zorgbehoevendheid komen in aanmerking voor verdere deelname.
U mag in elk geval van ons verwachten dat we u zo gepast mogelijk zullen begeleiden en
eventueel doorverwijzen naar andere hulp-of dienstverlening.
Hierna zal ik drie vragenlijsten met u overlopen. Uw mening is belangrijk en daarom zijn er
ook geen juiste of foute antwoorden. De gegevens worden anoniem verwerkt. Voel u vrij om
vragen te stellen voor meer uitleg.
Code: _ _ _
Hoe u zich de afgelopen week voelde (GDS)
De volgende lijst bevat vragen waarop u met JA of NEE kunt antwoorden. Het is de
bedoeling dat u naar de vragen luistert en bedenkt welk antwoord u hierop zult geven. U
geeft het antwoord dat het beste weergeeft hoe u zich de afgelopen week, met vandaag erbij
heeft gevoeld. Het gekozen antwoord omcirkelen.Opgelet want de afname van deze schaal
kan soms emoties losmaken bij deelnemers. Wees erop bedacht en stel de ouderen op hun
gemak.
1. Bent u innerlijk tevreden met uw leven? JA NEE
2. Bent u met veel activiteiten en interesses
opgehouden?
JA NEE
3. Hebt u het gevoel dat uw leven leeg is? JA NEE
4. Verveelt u zich vaak? JA NEE
5. Hebt u meestal een goed humeur? JA NEE
6. Bent u bang dat u iets naars zal overkomen? JA NEE
7. Voelt u zich meestal wel gelukkig? JA NEE
8. Voelt u zich vaak hopeloos? JA NEE
9. Bent u liever thuis dan uit te gaan en nieuwe dingen
te doen?
JA NEE
10. Hebt u het gevoel dat u meer moeite heeft met het
geheugen dan anderen?
JA NEE
11. Vindt u het fijn om te leven? JA NEE
12. Voelt u zich nogal waardeloos op het ogenblik? JA NEE
13. Voelt u zich energiek? JA NEE
14. Hebt u het gevoel dat uw situatie hopeloos is? JA NEE
15. Denkt u dat de meeste mensen het beter hebben dan
u?
JA NEE
Mini-Mental State Examination (MMSE)
1. Oriëntatie in tijd en ruimte
Patiënt: Datum:
Onderzoeker: Score: /30
• Wat is de volledige datum van vandaag?1.1. Tijd: Ken 1 punt per correct antwoord toe (score: 0-5)
• In welk jaartal zijn we? Jaartal �
• In welk seizoen zijn we? Seizoen �
• In welke maand zijn we? Maand �
• Welke dag is het vandaag? Dag �
• De hoeveelste is het vandaag? Datum �
1.2. Ruimte: (score 0-5)• In welk land leven wij? Land �
• In welke provincie zijn we? Provincie �
• In welk(e) stad/dorp zijn we? Stad �
• In welk hospitaal/centrum bent u? of Hoe is mijn naam? Centrum �
• Op welke verdieping bent u? Verdieping �
• Ik noem drie woorden. Als ik ze gezegd heb, moet u ze alle drie herhalen.Lees de woorden voor aan 1 woord per seconde. Laat ze daarna herhalenen noteer elk correct woord. (1 punt voor elk correct antwoord – score 0-3)
• Sigaar Sigaar �
• Bloem Bloem �
• Deur Deur �
Als de patiënt ze niet correct herhaalt, zeg ze dan opnieuw voor en herhaal tot 6 maal.Tel hier echter géén punten voor. Aantal pogingen:Onthoud deze woorden goed, want ik ga ze u straks nog eens vragen.
A. Wilt u van het getal 100, 7 aftrekken?Van de uitkomst trekt u dan telkens weer 7 af en zo verder tot ik "stop" zeg.Elke juiste aftrekking levert 1 punt op (vb. 93, 87, 80, 72, 65 geeft een score van 3).Wanneer de eerste berekening foutief is, wordt dit als foutief aangerekend maar wel gecorrigeerd.Daarna vraagt u: "Hoeveel is 93 min 7?" Vanaf dan vraagt u: "En verder?"
(93) �
(86) of -7 �
(79) of -7 �
(72) of -7 �
(65) of -7 �
B. Wilt u het woord "dorst" van achteren naar voren spellen?(1 punt voor elke correcte letter op de juiste plaats) T �
S �
R �
O �
D �
Zowel test 3A als 3B worden afgenomen.Vergelijk de scores van test A en test B en weerhoud enkel de hoogste score.Schrap de andere en tel die niet mee in de eindscore. Hoogste score:
2. Inprentingsvermogen
3. Aandacht
4. Geheugen• Welk waren de drie woorden die u moest onthouden?
(score 0-3)Sigaar �
Bloem �
Deur �
5.1. Benoemen• Wat is dit? Wijs een horloge aan. Horloge �
• Wat is dit? Wijs een potlood aan. Potlood �
5.2. Herhalen• Wilt u de volgende zin herhalen: "Geen als, en of maar". Correct �
5.3. Begrip• Neem dit papier met uw rechterhand, vouw het in twee en leg het op de grond.
(1 punt voor elke goede handeling) Neemt papier �
Vouwt papier �
Legt op grond �
5.4. Lezen• Lees wat op dit papier staat en doe wat gevraagd wordt.
Hou het papier omhoog, waarop staat ‘SLUIT UW OGEN’ Sluit ogen �
5.5. Schrijven• Kan u voor mij een zin opschrijven?
De zin moet een onderwerp en werkwoord bevatten en betekenis hebben. Zin �
Fouten in de spelling en grammatica worden niet beoordeeld.
• Kan u deze figuur natekenen?Toon de twee vijfhoeken.Voor een correct antwoord moeten er tien hoeken zijn, waarvan er twee mekaar kruisen.
Figuur �
Tel alle goede antwoorden op (let op bij test 3A en 3B) en noteer het totaal in de rechterbovenhoek (maximumscore = 30)
5. Taal
6. Constructieve vaardigheid
Totaalscore
Sluit uw ogen
Narratieve zorg Vragenbundel nulmeting
Code : _ _ _
Nulmeting RIZIV Datum
afname Datum invoer
1. Resident Assessment Instrument (RAI)
2. Levenskwaliteit (WHO-QOL)
3. Zarit Burden schale
4. Econ schaal
Nulmeting Narratieve zorg
5. Enkele achtergrondvragen
6. Eenzaamheid
7. Meesterschap
8. Hoe ik me voel ten opzichte van mezelf (zelfwaarde)
9. Hoe u zich de afgelopen week voelde (HADS)
10. Veerkracht (Resilience)
Bij vragen en/of onduidelijkheden:
[email protected] 016/33 70 25
[email protected] 016/33 69 28
Inleiding Zoals ik u heb uitgelegd bestaat de Narratieve Zorg uit een aantal sessies waarin ik me u
inga op uw levensverhaal. Er is ook een onderzoeksgedeelte verbonden aan het project
Narratieve Zorg. Dat betekent dat we voor en na de 14 levensverhaalsessies ook een bundel
met vragenlijsten willen overlopen met u. Met deze vragenlijsten krijgen we een beter beeld
van de ouderen die deelnemen aan Narratieve Zorg en hoe we deze dienstverlening verder
kunnen verbeteren. Zo kan het ook andere thuiswonende ouderen ten goede komen.
Vandaag zullen we vooral bezig zijn met dit onderzoeksgedeelte. In wat volgt zal ik telkens
een aantal uitspraken aan u voorlezen en met behulp van deze antwoordkaarten kan u me
uw mening geven. Het gaat om uw mening, er zijn dus geen juiste of foute antwoorden.
Het is mogelijk dat we bij het invullen van de vragenlijsten thema‟s aanraken die belangrijk
zijn in uw leven en waarover u graag meer zou willen vertellen. Voor deze fase, het
onderzoeksgedeelte, is daar niet altijd tijd en ruimte voor. Ik zal u mogelijk onderbreken,
maar wel meteen noteren in mijn groen schrift dat u over dat thema verder wil praten. Zodra
de vragenlijsten zijn afgenomen, en we met de levensverhaalsessies zijn gestart, krijgt u
zeker de mogelijkheid om uw verhaal te vertellen, in uw eigen woorden en op uw eigen
tempo.
Heeft u nog vragen ? Kunnen we dan nu van start gaan?
Code: _ _ _
5. Enkele achtergrondvragen
We beginnen met wat persoonlijke vragen, over uw opleiding, hoe en met wie u woont en de mensen waar u mee omgaat.
1. Wat is uw burgerlijke staat? (Achtergrondvragen 1) 1. Ongehuwd
2. Gehuwd
3. Wettelijk gescheiden
4. Weduwe of weduwnaar
5. Andere: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
6. Weet niet
2. Woont u hier als eigenaar, huurder of als bewoner zonder huur? (Achtergrondvragen 2)
1. Als eigenaar, mede-eigenaar of vruchtgebruiker
2. Als huurder
3. Als bewoner zonder huur
4. Weet niet
3. Wat is de hoogste opleiding die u hebt afgerond? (Achtergrondvragen 3) 1. Geen afgeronde opleiding
2. Lager onderwijs (tot 12jaar)
3. Lager middelbaar onderwijs
(tot 15 jaar – dit kan ook technisch of beroepsonderwijs zijn)
4. Hoger middelbaar onderwijs
(tot 18 jaar – dit kan ook technisch of beroepsonderwijs zijn)
5. Hoger onderwijs korte type
(A2, A1 en hogeschool drie jaar opleiding tot 21 jaar)
6. Hoger onderwijs lange type of universitair onderwijs
(langer dan drie jaar opleiding)
7. Weet niet
4. Hoe is uw algemene gezondheidstoestand? (Achtergrondvragen 4) 1. Zeer goed
2. Goed
3. Gaat wel (redelijk)
4. Slecht
5. Zeer slecht
6. Weet niet
5. Werd u in uw leven ooit behandeld voor depressie?
1. Ja
2. Nee
3. Weet niet
6. Heeft u in uw leven ooit antidepressiva genomen?
1. Ja
2. Nee
3. Weet niet
7. Hoe vindt u uw sociale contacten? (Achtergrondvragen 5) 1. Zeer bevredigend
2. Vrij bevredigend
3. Vrij onbevredigend
4. Zeer onbevredigend
5. Weet niet
8. Met de volgende vraag proberen we een idee te krijgen van de mensen waarmee u omgaat. Het
maakt niet uit of u bezoek krijgt, of zelf op bezoek gaat. Ook telefonische contacten en contacten via
e-mail tellen mee. (achtergrondvragen 6)
Stel de vraag „Hoe vaak heeft u contact met…‟ opnieuw voor elke categorie (vb voor kinderen, voor kleinkinderen, …). Telkens gaat het om de persoon van de groep waar de oudere het VAAKST contact mee heeft (vb als 1 dochter elke dag komt, en de andere nooit, dan geldt het antwoord „elke dag‟. “Niet van toepassing” duidt u aan als de oudere geen kinderen etc. heeft.
Hoe vaak heeft u contact met minstens één van uw :
Elke dag
Minstens eenmaal per week
Om de 2
weken
Minstens eenmaal
per maand
Enkele keren
per jaar
Eenmaal per jaar
of minder
Nooit Niet van toe
passing
Kinderen 1 2 3 4 5 6 7 8
Schoonkinderen 1 2 3 4 5 6 7 8
Kleinkinderen of achterklein- kinderen
1 2 3 4 5 6 7 8
Zussen of broers (schoonzussen/ schoonbroers)
1 2 3 4 5 6 7 8
Andere familieleden: ……………..
1 2 3 4 5 6 7 8
Buren 1 2 3 4 5 6 7 8
Vrienden of kennissen
1 2 3 4 5 6 7 8
Andere personen: ……..………
1 2 3 4 5 6 7 8
Code: _ _ _
6. Eenzaamheid
Wilt u van elk van de volgende uitspraken aangeven in hoeverre die op u, zoals u de laatste tijd bent, van toepassing is? Geef op de kaart het antwoord aan dat voor u het meest van toepassing is. (eenzaamheid)
1. Ik ervaar een leegte om me heen 1 – 2 – 3 – 4 - 5
2. Er zijn genoeg mensen op wie ik in geval van narigheid kan terugvallen
1– 2 – 3 – 4 - 5
3. Ik heb veel mensen op wie ik volledig kan vertrouwen 1– 2 – 3 – 4 - 5
4. Er zijn voldoende mensen met wie ik me nauw verbonden voel
1– 2 – 3 – 4 - 5
5. Ik mis mensen om me heen 1– 2 – 3 – 4 - 5
6. Vaak voel ik me in de steek gelaten 1 – 2 – 3 – 4 - 5
7. Meesterschap
Ik ga u een aantal uitspraken voorlezen, waarvan u kan aangeven in welke mate u het er al
dan niet mee eens bent ? (Meesterschap)
1. Ik heb weinig greep op de dingen die mij overkomen.
1 – 2 – 3 – 4 - 5
2. Sommige van mijn problemen kan ik met geen mogelijkheid oplossen.
1 – 2 – 3 – 4 - 5
3. Er is weinig dat ik kan doen om belangrijke dingen in mijn leven te veranderen.
1 – 2 – 3 – 4 – 5
4. Soms voel ik dat ik een speelbal van het leven ben.
1 – 2 – 3 – 4 - 5
5. Ik voel me vaak hulpeloos bij het omgaan met de problemen van het leven.
1 – 2 – 3 – 4 - 5
6. Ik kan ongeveer alles als ik mijn zinnen erop gezet heb.
1 – 2 – 3 – 4 - 5
7. Wat er in de toekomst met me gebeurt, hangt voor het grootste deel van mezelf af.
1 – 2 – 3 – 4 - 5
Code: _ _ _
8. Hoe ik me voel ten opzichte van mezelf
Hierna volgen tien beweringen over uw algemene gevoelens ten opzichte van uzelf. Er zijn
vier antwoordmogelijkheden, die u op de kaart (zelfwaarde) kan zien.
Helemaal
akkoord
Akkoord Niet
akkoord
Helemaal
niet
akkoord
1. Over het algemeen ben ik tevreden met
mezelf 1 2 3 4
2. Bij momenten denk ik dat ik helemaal
niet deug 1 2 3 4
3. Ik heb het gevoel dat ik een aantal
goede kwaliteiten heb 1 2 3 4
4. Ik ben in staat dingen even goed te
doen als de meeste andere mensen 1 2 3 4
5. Ik heb het gevoel dat ik niet veel heb
om trots op te zijn 1 2 3 4
6. Het is ongetwijfeld zo dat ik me bij
momenten nutteloos voel 1 2 3 4
7. Ik heb het gevoel dat ik een waardevol
iemand ben, minstens evenwaardig
aan anderen
1 2 3 4
8. Ik wou dat ik meer respect voor mezelf
kon opbrengen 1 2 3 4
9. Al bij al ben ik geneigd mezelf een
mislukkeling te voelen 1 2 3 4
10. Ik neem een positieve houding aan ten
opzichte van mezelf 1 2 3 4
9. Hoe u zich de afgelopen week heeft gevoeld (HADS)
Luister aandachtig naar de volgende uitspraken. Geef dan met deze kaart het antwoord dat het beste weergeeft hoe u zich gedurende de afgelopen week heeft gevoeld. Denk niet te lang na. Uw eerste reactie is waarschijnlijk de meest nauwkeurige.
1. Ik voel me gespannen (HADS 1) 1 Bijna altijd
2 Vaak
3 Soms
4 Nooit
2. Ik heb een angstig gevoel alsof er iets vreselijks 1 Zeer zeker
gaat gebeuren (HADS 2) 2 Zeker
3 Een beetje
4 Helemaal niet
3. Ik maak me zorgen (HADS 3) 1 Heel vaak
2 Vaak
3 Niet zo vaak
4 Heel soms
4. Ik kan me ontspannen (HADS 4) 1 Altijd
2 Meestal
3 Af en toe
4 Nooit
5. Ik heb een angstig, gespannen gevoel in mijn buik 1 Nooit
(HADS 5) 2 Soms
3 Vrij vaak
4 Heel vaak
6. Ik voel me onrustig (HADS 6) 1 Inderdaad, zeer
vaak
2 Tamelijk vaak
3 Soms
4 Nooit
7. Ik raak plotseling in paniek (HADS 6) 1 Inderdaad, zeer
vaak
2 Tamelijk vaak
3 Soms
4 Nooit
Code: _ _ _
10. Veerkracht (resilience)
De volgende twee vragen … betreffen de afgelopen maand. Ik ga u twee uitspraken voorlezen,
en u kan dan aangeven in welke mate deze helemaal niet waar, zelden waar, soms waar,
dikwijls waar of bijna altijd waar zijn voor u. We beginnen met de volgende uitspraak:
1. Ik was in staat mij aan te passen aan verandering. (resilience)
1. Helemaal niet waar
2. Zelden waar
3. Soms waar
4. Dikwijls waar
5. Bijna altijd waar
2. Ik had de neiging terug recht te veren na ziekte of tegenslag. (resilience)
1. Helemaal niet waar
2. Zelden waar
3. Soms waar
4. Dikwijls waar
5. Bijna altijd waar
Hartelijk bedankt voor uw antwoorden, u heeft ons flink verder geholpen in het onderzoek dat
bij de Narratieve Zorg hoort. Het invullen van de vragenlijsten is voorlopig tot een eind
gekomen, zodat we vanaf nu tijd hebben voor uw levensverhaal.
Narratieve zorg Vragenbundel meting
meteen na de interventie
en een jaar na aanvang NZ
Code : _ _ _
Metingen RIZIV Datum
afname Datum invoer
1. Resident Assessment Instrument (RAI)
2. Levenskwaliteit (WHO-QOL)
3. Zarit Burden schale
4. Econ schaal
Metingen Narratieve zorg
5. Depressie (GDS-15)
6. Eenzaamheid
7. Meesterschap
8. Hoe ik me voel ten opzichte van mezelf (zelfwaarde)
9. Hoe u zich de afgelopen week voelde (HADS)
10. Veerkracht (Resilience)
11. Tevredenheid met de interventie Narratieve Zorg
Bij vragen en/of onduidelijkheden: [email protected] 016/33 70 25
[email protected] 016/33 69 28
2
Inleiding Zoals ik u heb uitgelegd bestaat de Narratieve Zorg uit een aantal sessies waarin ik me u
inga op uw levensverhaal. Er is ook een onderzoeksgedeelte verbonden aan het project
Narratieve Zorg. Dat betekent dat we voor en na de 14 levensverhaalsessies ook een bundel
met vragenlijsten willen overlopen met u. Met deze vragenlijsten krijgen we een beter beeld
van de ouderen die deelnemen aan Narratieve Zorg en hoe we deze dienstverlening verder
kunnen verbeteren. Zo kan het ook andere thuiswonende ouderen ten goede komen.
Vandaag zullen we vooral bezig zijn met dit onderzoeksgedeelte. In wat volgt zal ik telkens
een aantal uitspraken aan u voorlezen en met behulp van deze antwoordkaarten kan u me
uw mening geven. Het gaat om uw mening, er zijn dus geen juiste of foute antwoorden.
Heeft u nog vragen ? Kunnen we dan nu van start gaan?
Code: _ _ _
3
5. Hoe u zich de afgelopen week voelde (GDS)
De volgende lijst bevat vragen waarop u met JA of NEE kunt antwoorden. Het is de
bedoeling dat u naar de vragen luistert en bedenkt welk antwoord u hierop zult geven. U
geeft het antwoord dat het beste weergeeft hoe u zich de afgelopen week, met vandaag erbij
heeft gevoeld. Het gekozen antwoord omcirkelen.Opgelet want de afname van deze schaal
kan soms emoties losmaken bij deelnemers. Wees erop bedacht en stel de ouderen op hun
gemak.
1. Bent u innerlijk tevreden met uw leven? JA NEE
2. Bent u met veel activiteiten en interesses
opgehouden?
JA NEE
3. Hebt u het gevoel dat uw leven leeg is? JA NEE
4. Verveelt u zich vaak? JA NEE
5. Hebt u meestal een goed humeur? JA NEE
6. Bent u bang dat u iets naars zal overkomen? JA NEE
7. Voelt u zich meestal wel gelukkig? JA NEE
8. Voelt u zich vaak hopeloos? JA NEE
9. Bent u liever thuis dan uit te gaan en nieuwe dingen
te doen?
JA NEE
10. Hebt u het gevoel dat u meer moeite heeft met het
geheugen dan anderen?
JA NEE
11. Vindt u het fijn om te leven? JA NEE
12. Voelt u zich nogal waardeloos op het ogenblik? JA NEE
13. Voelt u zich energiek? JA NEE
14. Hebt u het gevoel dat uw situatie hopeloos is? JA NEE
15. Denkt u dat de meeste mensen het beter hebben dan
u?
JA NEE
4
6. Eenzaamheid
Wilt u van elk van de volgende uitspraken aangeven in hoeverre die op u, zoals u de laatste tijd bent, van toepassing is? Geef op de kaart het antwoord aan dat voor u het meest van toepassing is. (eenzaamheid)
1. Ik ervaar een leegte om me heen 1 – 2 – 3 – 4 - 5
2. Er zijn genoeg mensen op wie ik in geval van narigheid kan terugvallen
1– 2 – 3 – 4 - 5
3. Ik heb veel mensen op wie ik volledig kan vertrouwen 1– 2 – 3 – 4 - 5
4. Er zijn voldoende mensen met wie ik me nauw verbonden voel
1– 2 – 3 – 4 - 5
5. Ik mis mensen om me heen 1– 2 – 3 – 4 - 5
6. Vaak voel ik me in de steek gelaten 1 – 2 – 3 – 4 - 5
Code: _ _ _
5
7. Meesterschap
Ik ga u een aantal uitspraken voorlezen, waarvan u kan aangeven in welke mate u het er al
dan niet mee eens bent ? (Meesterschap)
1. Ik heb weinig greep op de dingen die mij overkomen.
1 – 2 – 3 – 4 - 5
2. Sommige van mijn problemen kan ik met geen mogelijkheid oplossen.
1 – 2 – 3 – 4 - 5
3. Er is weinig dat ik kan doen om belangrijke dingen in mijn leven te veranderen.
1 – 2 – 3 – 4 – 5
4. Soms voel ik dat ik een speelbal van het leven ben.
1 – 2 – 3 – 4 - 5
5. Ik voel me vaak hulpeloos bij het omgaan met de problemen van het leven.
1 – 2 – 3 – 4 - 5
6. Ik kan ongeveer alles als ik mijn zinnen erop gezet heb.
1 – 2 – 3 – 4 - 5
7. Wat er in de toekomst met me gebeurt, hangt voor het grootste deel van mezelf af.
1 – 2 – 3 – 4 - 5
6
8. Hoe ik me voel ten opzichte van mezelf
Hierna volgen tien beweringen over uw algemene gevoelens ten opzichte van uzelf. Er zijn
vier antwoordmogelijkheden, die u op de kaart (zelfwaarde) kan zien.
Helemaal
akkoord
Akkoord Niet
akkoord
Helemaal
niet
akkoord
1. Over het algemeen ben ik tevreden met
mezelf 1 2 3 4
2. Bij momenten denk ik dat ik helemaal
niet deug 1 2 3 4
3. Ik heb het gevoel dat ik een aantal
goede kwaliteiten heb 1 2 3 4
4. Ik ben in staat dingen even goed te
doen als de meeste andere mensen 1 2 3 4
5. Ik heb het gevoel dat ik niet veel heb
om trots op te zijn 1 2 3 4
6. Het is ongetwijfeld zo dat ik me bij
momenten nutteloos voel 1 2 3 4
7. Ik heb het gevoel dat ik een waardevol
iemand ben, minstens evenwaardig
aan anderen
1 2 3 4
8. Ik wou dat ik meer respect voor mezelf
kon opbrengen 1 2 3 4
9. Al bij al ben ik geneigd mezelf een
mislukkeling te voelen 1 2 3 4
10. Ik neem een positieve houding aan ten
opzichte van mezelf 1 2 3 4
Code: _ _ _
7
9. Hoe u zich de afgelopen week heeft gevoeld (HADS)
Luister aandachtig naar de volgende uitspraken. Geef dan met deze kaart het antwoord dat het beste weergeeft hoe u zich gedurende de afgelopen week heeft gevoeld. Denk niet te lang na. Uw eerste reactie is waarschijnlijk de meest nauwkeurige.
1. Ik voel me gespannen (HADS 1) 1 Bijna altijd
2 Vaak
3 Soms
4 Nooit
2. Ik heb een angstig gevoel alsof er iets vreselijks 1 Zeer zeker
gaat gebeuren (HADS 2) 2 Zeker
3 Een beetje
4 Helemaal niet
3. Ik maak me zorgen (HADS 3) 1 Heel vaak
2 Vaak
3 Niet zo vaak
4 Heel soms
4. Ik kan me ontspannen (HADS 4) 1 Altijd
2 Meestal
3 Af en toe
4 Nooit
5. Ik heb een angstig, gespannen gevoel in mijn buik 1 Nooit
(HADS 5) 2 Soms
3 Vrij vaak
4 Heel vaak
6. Ik voel me onrustig (HADS 6) 1 Inderdaad, zeer
vaak
2 Tamelijk vaak
3 Soms
4 Nooit
7. Ik raak plotseling in paniek (HADS 6) 1 Inderdaad, zeer
vaak
2 Tamelijk vaak
3 Soms
4 Nooit
8
10. Veerkracht (resilience)
De volgende twee vragen … betreffen de afgelopen maand. Ik ga u twee uitspraken voorlezen,
en u kan dan aangeven in welke mate deze helemaal niet waar, zelden waar, soms waar,
dikwijls waar of bijna altijd waar zijn voor u. We beginnen met de volgende uitspraak:
1. Ik was in staat mij aan te passen aan verandering. (resilience)
1. Helemaal niet waar
2. Zelden waar
3. Soms waar
4. Dikwijls waar
5. Bijna altijd waar
2. Ik had de neiging terug recht te veren na ziekte of tegenslag. (resilience)
1. Helemaal niet waar
2. Zelden waar
3. Soms waar
4. Dikwijls waar
5. Bijna altijd waar
Code: _ _ _
9
11. Tevredenheid met de interventie Narratieve Zorg
We zijn aan het einde gekomen van de vragenlijsten. In een laatste deel wil ik in zes vragen
peilen naar uw tevredenheid over de interventie Narratieve Zorg. Het gaat nu niet meer om
het beoordelen van korte uitspraken, maar om uw mening en ervaringen in uw eigen
bewoordingen. Probeer kort te antwoorden, dat ga ik zo goed mogelijk noteren, zodat we eruit
kunnen leren.
1. Over het algemeen, hoe blikt u terug op de afgelopen huisbezoeken en het geheel van
Narratieve Zorg? (Noteer het antwoord van de deelnemer zo letterlijk en volledig mogelijk,
belangrijk om te zien wat de deelnemer spontaan noemt)
……………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………
2. Wat is voor u het meest geslaagd aan Narratieve Zorg? (Noteer het antwoord zo
letterlijk en volledig mogelijk. Het kan gaan om inhoudelijke aspecten of de wijze van
aanpak).
……………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………
3. Wat is voor u het minst geslaagd aan Narratieve Zorg? (Noteer het antwoord zo
letterlijk en volledig mogelijk. Het kan gaan om inhoudelijke aspecten of de wijze van
aanpak).
……………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………
4. Op school wordt er al eens gewerkt met een rapportcijfer. Een 9 is supergoed en een 6
kan beter bijvoorbeeld. Welk rapportcijfer zou u geven voor Narratieve Zorg? Geef een
cijfer tussen 1 en 10 ..............................
5. Wat zou u aanraden om Narratieve Zorg nog te verbeteren? (Gebruik bij lange stilte de
volgende triggervragen: Zou u iets wijzigen aan de duur of het aantal huisbezoeken? Zou u
iets veranderen aan de inhoud van de thema’s? Zou u iets veranderen aan de werkwijze? )
……………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………
6. Tot slot, zou u Narratieve Zorg aanraden aan andere mensen?
� nee
� ja → Zo ja, voor wie zou u Narratieve Zorg aanraden?
…………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………
Hartelijk bedankt voor uw antwoorden, u heeft ons flink verder geholpen in het onderzoek dat
bij de Narratieve Zorg hoort.
Logboek
Naam : _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Adres : _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Rijksregisternummer : _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Code : _ _ _
Lijst van afgelopen sessies
Sessie Datum Begintijd
Eindtijd
Inhoud (kort)
1
….u ….min
….u ….min
2
….u ….min
….u ….min
3
….u ….min
….u ….min
4
….u ….min
….u ….min
5
….u ….min
….u ….min
6
….u ….min
….u ….min
7
….u ….min
….u ….min
8
….u ….min
….u ….min
9
….u ….min
….u ….min
10
….u ….min
….u ….min
Code: _ _ _
3
11
….u ….min
….u ….min
12
….u ….min
….u ….min
13
….u ….min
….u ….min
14
….u ….min
….u ….min
15
….u ….min
….u ….min
16
….u ….min
….u ….min
17
….u ….min
….u ….min
18
….u ….min
….u ….min
19
….u ….min
….u ….min
20
….u ….min
….u ….min
SCREENING EN NULMETING
Bezoek 1
Datum:
/ / Tijdstip:
uur min
O Aanwezig O Interview
O Uitstel interview
reden:
Herbezoek gepland op
/ / Tijdstip:
uur min
O Weigering interview
reden:
O Afwezig
Opmerkingen:
Herbezoek op later tijdstip
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Bezoek 2
Datum:
/ / Tijdstip:
uur min
O Aanwezig O Interview
O Uitstel interview,
reden:
Herbezoek
/ / Tijdstip:
uur min
O Weigering interview,
reden:
O Afwezig
Opmerkingen:
Herbezoek op later tijdstip
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Bezoek 3
Datum:
/ / Tijdstip:
uur min
O Aanwezig O Interview
O Uitstel interview,
reden:
Herbezoek
/ / Tijdstip:
uur min
O Weigering interview,
reden:
O Afwezig
Opmerkingen:
Herbezoek op later tijdstip
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Code: _ _ _
5
SCREENING EN NULMETING
Bezoek 4
Datum:
/ / Tijdstip:
uur min
O Aanwezig O Interview
O Uitstel interview,
reden:
Herbezoek
/ / Tijdstip:
uur min
O Weigering interview,
reden:
O Afwezig
Opmerkingen:
Herbezoek op later tijdstip
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Bezoek 5
Datum:
/ / Tijdstip:
uur min
O Aanwezig O Interview
O Uitstel interview,
reden:
Herbezoek
/ / Tijdstip:
uur min
O Weigering interview,
reden:
O Afwezig
Opmerkingen:
Herbezoek op later tijdstip
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Bezoek 6
Datum:
/ / Tijdstip:
uur min
O Aanwezig O Interview
O Uitstel interview,
reden:
Herbezoek
/ / Tijdstip:
uur min
O Weigering interview,
reden:
O Afwezig
Opmerkingen:
Herbezoek op later tijdstip
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
TUSSENTIJDSE EVALUATIE (na 6 maanden)
Bezoek 1
Datum:
/ / Tijdstip:
uur min
O Aanwezig O Interview
O Uitstel interview
reden:
Herbezoek gepland op
/ / Tijdstip:
uur min
O Weigering interview
reden:
O Afwezig
Opmerkingen:
Herbezoek op later tijdstip
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Bezoek 2
Datum:
/ / Tijdstip:
uur min
O Aanwezig O Interview
O Uitstel interview,
reden:
Herbezoek
/ / Tijdstip:
uur min
O Weigering interview,
reden:
O Afwezig
Opmerkingen:
Herbezoek op later tijdstip
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Bezoek 3
Datum:
/ / Tijdstip:
uur min
O Aanwezig O Interview
O Uitstel interview,
reden:
Herbezoek
/ / Tijdstip:
uur min
O Weigering interview,
reden:
O Afwezig
Opmerkingen:
Herbezoek op later tijdstip
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Code: _ _ _
7
TUSSENTIJDSE EVALUATIE (na 6 maanden)
Bezoek 4
Datum:
/ / Tijdstip:
uur min
O Aanwezig O Interview
O Uitstel interview,
reden:
Herbezoek
/ / Tijdstip:
uur min
O Weigering interview,
reden:
O Afwezig
Opmerkingen:
Herbezoek op later tijdstip
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Bezoek 5
Datum:
/ / Tijdstip:
uur min
O Aanwezig O Interview
O Uitstel interview,
reden:
Herbezoek
/ / Tijdstip:
uur min
O Weigering interview,
reden:
O Afwezig
Opmerkingen:
Herbezoek op later tijdstip
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Bezoek 6
Datum:
/ / Tijdstip:
uur min
O Aanwezig O Interview
O Uitstel interview,
reden:
Herbezoek
/ / Tijdstip:
uur min
O Weigering interview,
reden:
O Afwezig
Opmerkingen:
Herbezoek op later tijdstip
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
EINDEVALUATIE (na 12 maanden)
Bezoek 1
Datum:
/ / Tijdstip:
uur min
O Aanwezig O Interview
O Uitstel interview
reden:
Herbezoek gepland op
/ / Tijdstip:
uur min
O Weigering interview
reden:
O Afwezig
Opmerkingen:
Herbezoek op later tijdstip
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Bezoek 2
Datum:
/ / Tijdstip:
uur min
O Aanwezig O Interview
O Uitstel interview,
reden:
Herbezoek
/ / Tijdstip:
uur min
O Weigering interview,
reden:
O Afwezig
Opmerkingen:
Herbezoek op later tijdstip
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Bezoek 3
Datum:
/ / Tijdstip:
uur min
O Aanwezig O Interview
O Uitstel interview,
reden:
Herbezoek
/ / Tijdstip:
uur min
O Weigering interview,
reden:
O Afwezig
Opmerkingen:
Herbezoek op later tijdstip
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Code: _ _ _
9
EINDEVALUATIE (na 12 maanden)
Bezoek 4
Datum:
/ / Tijdstip:
uur min
O Aanwezig O Interview
O Uitstel interview,
reden:
Herbezoek
/ / Tijdstip:
uur min
O Weigering interview,
reden:
O Afwezig
Opmerkingen:
Herbezoek op later tijdstip
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Bezoek 5
Datum:
/ / Tijdstip:
uur min
O Aanwezig O Interview
O Uitstel interview,
reden:
Herbezoek
/ / Tijdstip:
uur min
O Weigering interview,
reden:
O Afwezig
Opmerkingen:
Herbezoek op later tijdstip
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Bezoek 6
Datum:
/ / Tijdstip:
uur min
O Aanwezig O Interview
O Uitstel interview,
reden:
Herbezoek
/ / Tijdstip:
uur min
O Weigering interview,
reden:
O Afwezig
Opmerkingen:
Herbezoek op later tijdstip
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _