UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 MEZZANINE FINANCIERING: Is deze financieringsbron meer geïntegreerd in de Verenigde Staten dan in Europa? Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Handelswetenschappen Sorana De Roy onder leiding van Prof. Rudy Aernoudt
59
Embed
Mezzanine financiering in de VS en de EU Sorana DeRoy€¦ · Ook al is er een stijgende vraag naar alternatieve financieringsinstrumenten zoals mezzaninefinanciering in Europa, toch
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE
ACADEMIEJAAR 2014 – 2015
MEZZANINE FINANCIERING: Is deze financieringsbron meer geïntegreerd
in de Verenigde Staten dan in Europa?
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van
Master of Science in de Handelswetenschappen
Sorana De Roy
onder leiding van
Prof. Rudy Aernoudt
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE
ACADEMIEJAAR 2014 – 2015
MEZZANINE FINANCIERING: Is deze financieringsbron meer geïntegreerd
in de Verenigde Staten dan in Europa?
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van
Master of Science in de Handelswetenschappen
Sorana De Roy
onder leiding van
Prof. Rudy Aernoudt
PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of
gereproduceerd worden, mits bronvermelding.
Sorana De Roy
I
VOORWOORD
Ter afsluiting van mijn opleiding tot Master in de handelswetenschappen aan de Universiteit
Gent behandel ik in deze scriptie mezzaninefinanciering en de geografische toepassing van deze
alternatieve financieringsvorm.
De uiteenzetting van dit onderwerp bleek een uitdagende opdracht. Niet alleen omdat deze
financieringsvorm vooral in Europa vrijwel onbekend is, maar ook vanwege het feit dat er
weinig publieke data verkrijgbaar zijn omtrent deze alternatieve financieringsvorm.
Mijn dankwoord gaat vooreerst uit naar mijn promotor Prof. Dr. Rudy Aernoudt voor zijn
uitstekende begeleiding en zijn raad bij het oplossen van de problemen en vraagstukken
waarmee ik kampte tijdens het schrijven van deze scriptie. Daarnaast zou ik ook graag de heer
Bernard Gabriëls, voormalige partner bij PWC, de heer Tim Lievens, senior investingsmanager
van PMV, de heer Erwin de Jong, managing director van het Delta Lloyd mezzanine fund en de
heer Pieterjan Behaeghe, financial analyst bij Capital@rent, willen bedanken voor hun hulp.
Ten slotte wil ik ook mijn ouders bedanken voor hun aanmoediging, wijze raad en positieve
ondersteuning in de afgelopen vier jaar.
Ik wens u veel leesplezier.
Sorana De Roy
Gent, 11 augustus 2015.
II
INHOUDSOPGAVE
VOORWOORD ......................................................................................................................................................... I
LIJST MET AFKORTINGEN ................................................................................................................................. V
LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN ............................................................................................................... VI
1.3.5. Obligaties met opties of warrants ..................................................................................................................... 7
2.3. De expansie van bestaande ondernemingen ................................................................................................ 10
2.4. Het herstructureren van een bedrijf ................................................................................................................ 10
HOOFDSTUK 3: VOOR-‐ EN NADELEN VAN MEZZANINEFINANCIERING ....................................................... 12
3.1. Voordelen voor de kredietnemer ...................................................................................................................... 12
3.1.7. Cost of capital .......................................................................................................................................................... 14
III
3.2. Nadelen voor de kredietnemer ........................................................................................................................... 16
3.2.1. De kostprijs ................................................................................................................................................................ 16
3.3. Voordelen voor de kredietgever ........................................................................................................................ 17
3.4. Nadelen voor de kredietgever ............................................................................................................................. 17
3.4.1. Vroegtijdige exit is moeilijk ................................................................................................................................ 17
3.4.2. Het risico .................................................................................................................................................................... 17
HOOFDSTUK 4: DE BANCAIRE MAATREGELEN ........................................................................................................ 19
4.1.3. De tekortkomingen van Bazel I ........................................................................................................................ 20
4.2. Bazel II .......................................................................................................................................................................... 21
4.2.1. De eerste pijler ......................................................................................................................................................... 21
4.2.2. De tweede pijler ....................................................................................................................................................... 21
4.2.3. De derde pijler .......................................................................................................................................................... 22
4.3. Bazel III ........................................................................................................................................................................ 22
HOOFDSTUK 5: HET VERSCHIL TUSSEN DE EUROPESE EN DE AMERIKAANSE FINANCIËLE
DEEL II: HET ONDERZOEK .............................................................................................................................. 26
2.2.1. Het Angelsaksisch en Rijnlands model .......................................................................................................... 27
BIBLIOGRAFIE ......................................................................................................................................................................... VII
1. RAPPORTEN ............................................................................................................................................................. VII
2. BOEKEN .................................................................................................................................................................... VIII
3. STUDIES ....................................................................................................................................................................... IX
4. PERSOONLIJKE COMMUNICATIE ..................................................................................................................... IX
5. WEBSITES ................................................................................................................................................................... IX
4. ACADEMISCHE LESSEN ...................................................................................................................................... XII
5. MASTERPROEVEN ................................................................................................................................................. XII
V
LIJST MET AFKORTINGEN
ABS Asset-‐Backed Security
AIRB Advanced Internal Rating-‐Based
BBP Bruto Binnenlands Product
BDC Business Development Company
BIB Bank voor Internationale Betalingen
CDO Collateralized Debt Obligation
DCF Discounted Cash Flow
ECB Europese Centrale Bank
FSB Financial Stability Board
G-‐SIFI Global Systemically Important Financial Institution
IBO Institutionele buy-‐out
IPO Initial Public Offering
IRB Internal Rating-‐Based
KMO Kleine of middelgrote ondernemingen
LBO Leveraged buy-‐out
LCR Liquidity Coverage Ratio
MBI Management buy-‐in
MBO Management buy-‐out
MLP Master Limited Partnership
NSFR Net Stable Funding Ratio
OESO Organisatie voor Economische Samenwerking
PIK Payment In Kind
VI
LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN
TABELLEN
Tabel 1: Mezzanine financiering bevat zowel elementen van vreemd vermogen als van eigen
Als een bedrijf failliet gaat zullen bevoorrechte schuldeisers, vaak obligatiehouders of banken, het meest
waarschijnlijk worden terugbetaald gevolgd door junior schuldeisers, preferente aandeelhouders en
gewone aandeelhouders. Een bevoorrechte schuld is beveiligd door een onderpand dat verkocht kan
worden om de bevoorrechte schuldeiser terug te betalen. Als zodanig wordt een bevoorrechte schuld
beschouwd als weinig risicovol waardoor deze schuld een relatief lage rente draagt (Investopedia, 2015).
1.2. Aandelenfinanciering
Financiering met eigen vermogen verwijst naar de verkoop van een eigendomsbelang, waardoor het
bestaande eigendom verwatert, om fondsen te verwerven voor zakelijke doeleinden.
Aandelenfinanciering bestrijkt een breed scala van activiteiten in omvang en reikwijdte, van een paar
duizend dollar die door vrienden en familie van de onderneming worden gefinancierd, tot grote Initial
Public Offerings (IPOs). Hoewel de term meestal wordt geassocieerd met publieke beursgenoteerde
ondernemingen, omvat het ook de financiering door private ondernemingen zoals venture-capitalfondsen
(Investopedia, 2015).
Meestal zijn de voorwaarden verbonden aan aandelenfinanciering flexibeler dan schuldfinanciering.
Daarnaast erkennen aandeelbeleggers hun kapitaal als nodig voor de groei van de onderneming waardoor
ze bijgevolg geen maandelijkse of driemaandelijkse rentebetalingen verwachten. Bovendien zullen
private-equity-investeerders proberen hun belangen af te stemmen op die van het managementteam en
zullen ze actief samenwerken om de uiteindelijke waarde van het bedrijf tijdens de investeringsperiode te
maximaliseren. Deze toegevoegde waarde is een van de redenen waarom aandelenfinanciering normaliter
duurder is dan mezzaninefinanciering.
De andere reden is dat mezzanineschuldeisers bevoorrechte schuldeisers zijn op aandeelbeleggers, en dus
honderd procent van het rendement van de aandeelbeleggers achtergesteld is wat resulteert in een
risicovollere investering. Om het juiste risico-gecorrigeerde rendement te garanderen aan beleggers
moeten aandelenfinancieringen dus duurder worden gewaardeerd dan schuldfinancieringen. Financiering
met eigen vermogen is een goede oplossing voor (DCA Partners, 2014)
! bedrijven op een buigpunt van toenemende groei;
! bedrijven die op zoek zijn naar extra managementondersteuning en begeleiding;
! bedrijven die willen verkopen binnen drie à zeven jaar;
! bedrijven met onzekere toekomstige kasstromen;
! bedrijven die hun balans willen versterken;
4
! bedrijven die geïnteresseerd zijn in een managementbuy-out.
1.3. Mezzaninefinanciering
De parameters van mezzaninefinanciering zijn zo divergent dat het moeilijk is om specifiek alle
elementen opgenomen in de definitie van mezzanineschuld te verklaren. Als gevolg hiervan definiëren de
meeste schrijvers mezzanineschuld als een financieringsvorm die zich in de kapitaalstructuur van een
bedrijf bevindt tussen het vreemd vermogen en het eigen vermogen (Anson, 2002).
Mezzaninefinanciering is een hybride financiering die verschillende vormen aanneemt. Het
gemeenschappelijk kenmerk van alle mezzanine-instrumenten en -producten is dat het risico en
rendement tussen klassieke schuldfinanciering en klassieke aandelenfinanciering ligt. Deze
financieringsvorm wordt gebruikt wanneer de kredietnemer onvoldoende eigen vermogen bezit om
klassieke geldschieters zoals banken en verzekeraars aan te trekken. Meestal neemt mezzaninekapitaal de
vorm aan van een achtergestelde en ongedekte schuld omdat het kapitaal geen invloed mag hebben op het
risico van de klassieke schuld en dus achtergesteld is aan die klassieke schuld. Omdat mezzanine-
investeringen vaak niet zo liquide zijn als de meer traditionele vormen van schuldfinanciering en ze
meestal geen onderpand bevatten, zullen de mezzanine-investeerders een hoger rendement ontvangen dan
aanbieders van bijvoorbeeld bankleningen (Robinson, Fert & Brod, 2011). Tabel 1 toont de belangrijkste
verschillen aan tussen bevoorrechte schulden, mezzanineschulden en risicokapitaal.
Bevoorrechte schulden Mezzanine Risicokapitaal
Balansmatig Vreemd vermogen Beide Eigen vermogen
Terugbetalings-‐plan Ja, periodiek Ja maar eventueel ook exit Neen, exit
Rendement/
kostprijs
Intrestmarge Intrestmarge,
mogelijkheid tot deelname
in de winst
Dividend, maar vooral
meerwaarde
Gewenste return 5% -‐ 13% 13% -‐ 25% > 25%
Waarborgen Bijna altijd Bijna nooit, wel mogelijk
convenanten
Bijna nooit
Waarderings-‐
probleem
Nee Bij instap: nee
Bij conversie of exit: ja
Ja, er zijn verschillende
waarderingsmethodes
Management-‐
ondersteuning
Nee Beperkt Meestal wel
Externe controle Nee Beperkt Meestal wel
5
Toekennings-‐
procedure
Risicoanalyse Risicoanalyse en
terugbetalingscapaciteit
en schatten potentieel
Due diligence 2gericht
op potentieel
Tabel 1: Mezzaninefinanciering bevat zowel elementen van vreemd vermogen als van eigen vermogen
Bron: Aernoudt, 2014
Nijs (2014) stelt dat de aanbieders van mezzaninefinanciering in twee groepen verdeeld kunnen worden.
Enerzijds zijn er de banken, financiële instellingen, institutionele beleggers en gespecialiseerde
mezzaninefondsen die eerder individuele verstrekkers zijn en anderzijds zijn er de private-equityfondsen3
die mezzaninefinanciering verstrekken aan hun portfoliobedrijven.
Verzekeringsmaatschappijen zijn een belangrijke bron van mezzaninefinanciering omdat de looptijd van
hun passiva (levensverzekeringen en lijfrenten) het best samengaat met lange termijn schuldinstrumenten.
Verder participeren ook banken en andere aanbieders van bevoorrechte schulden in
mezzaninefinanciering. Hierbij zal de bank meer uitlenen dan zij verstandig acht gezien de bestaande
activa of de onstabiele kasstromen. Ten slotte zochten private-equityfondsen door het huidig economisch
klimaat naar manieren om hun stellaire rendement te behouden. Daarnaast hebben de grote instromen van
kapitaal in durfkapitaalfondsen de behoefte gecreëerd om de investeringshorizon uit te breiden. Als
gevolg hiervan is er een grotere belangstelling voor mezzaninefinanciering (Anson, 2002).
Mezzanine-aanbieders verwachten een jaarlijks totaal rendement tussen de 13 en de
25 procent afhankelijk van de marktomstandigheden. Het jaarlijks totaal rendement kan bereikt worden
via één van de volgende structuren:
! Een rentebetaling is een contante periodieke betaling op basis van een percentage van de
uitstaande mezzanineschuld waarbij de rentevoet zowel vast als gevarieerd kan zijn.
! De payment in kind intrest (PIK) is een periodieke betaling waarbij de rente niet contant wordt
uitbetaald maar wordt gekapitaliseerd. Elke rente gedurende de looptijd van de lening wordt
toegevoegd aan de hoofdsom en wordt terugbetaald op het einde van de looptijd.
! Een warrant of conversieoptie is een vergoedingsvorm die de mezzanine-aanbieder de
mogelijkheid biedt om deel te nemen in het kapitaal. Deze vergoedingsvorm wordt bijna altijd
gecombineerd met een contante rentebetaling of een PIK-interest (Silbernagel & Vaitkunas,
2010).
2 Due diligence heeft als doel de aantrekkelijkheid en risico’s van een project in te schatten. Het moet investeerders ondersteunen in de besluitvorming en in het affirmatieve geval de voorwaarden bepalen en ook de perspectieven voor een exit in kaart brengen. De bedoeling is het groeipotentieel in kaart te brengen, kijken hoe duurzaam deze groei is en welke risico’s eraan verbonden zijn. De due diligence bepaalt de instapwaarde van de investeerder. 3 Private-equityfondsen zijn investeerders die buiten de aandelenbeurs financieel in bedrijven participeren.
6
Deze aanbieders bieden diverse vormen van mezzanineschuld aan. De meest voorkomende vormen van
mezzaninefinanciering zijn achtergestelde leningen, participatieleningen, stille participatieleningen,
preferente aandelen en aandelen-gerelateerde mezzanine-instrumenten zoals converteerbare obligaties en
obligaties met warrant. Mezzaninefinanciering wordt vaak gebruikt als aanvulling op andere
financieringsvormen (Thompson, 2013).
1.3.1. Achtergestelde schulden
De achtergestelde schuld is de meest voorkomende vorm van mezzaninefinanciering. Een achtergestelde
lening is een ongedekte lening waarbij de vordering voor terugbetaling van de schuldeiser in geval van
faillissement ondergeschikt is aan de terugbetaling van bevoorrechte schuldeisers. Als tegenprestatie voor
het risico van niet-uitbetaling zal men voor een achtergestelde schuld een hoger rendement krijgen dan
voor een bevoorrechte schuld. Dit rendement is meestal een vaste interestrente die onafhankelijk is van de
financiële toestand van het bedrijf (Thompson, 2013).
1.3.2. Participatieleningen
Participatieleningen zijn op het rendement na gelijk aan klassieke leningen. Bij een participatielening is
het rendement afhankelijk van het bedrijfsresultaat en is er dus geen sprake van een vaste vergoeding.
Ondanks het feit dat het rendement afhankelijk is van de winst is er aan een participatielening geen
Rusland, Saudi-Arabië, Singapore, Zuid-Afrika, Spanje, Zweden, Zwitserland, Turkije, het Verenigd
Koninkrijk en de Verenigde Staten.
Het secretariaat van de commissie ligt bij de Bank voor Internationale Betalingen (BIB) in Bazel
(Zwitserland). Echter, de BIB en het Bazels Comité blijven twee aparte entiteiten (Bank for international
settlements, 2014).
4.1.2. Bazel I-akkoord
De fundamentele doelstellingen van het Bazel-kapitaalakkoord, nu bekend als Bazel I, waren het
bevorderen van de financiële stabiliteit en het verstrekken van een billijke basis voor concurrentie tussen
internationale banken.
Het Bazel I-kader is gericht op het kredietrisico van financiële instellingen. De activa van de banken
werden geclassificeerd en gegroepeerd in vijf categorieën op basis van het kredietrisico met als
risicogewichten 0%, 10%, 20%, 50% en 100%. Toen het Bazel I-akkoord nog van kracht was werd een
bank beschouwd als adequaat gekapitaliseerd als de verhouding tussen het totale kapitaal en de totale
risico-gewogen activa ten minste 8 procent bedroeg en de verhouding van Tier 1-kapitaal11 en de totale
risico-gewogen middelen ten minste 4 procent was (Nijs, 2014).
11 Het Tier 1-kapitaal of kernkapitaal bevat het volgestorte aandelenkapitaal, de reserves uitgezonderd de herwaarderingsreserve, ingehouden winsten, minderheidsbelangen en hybride kapitaal.
20
Activa Hoeveelheid Risico gewicht Risico gewogen
activa
Totaal vereist
kapitaal
Contant $ 1 000 0% $ 0 $ 0
VS schatkistpapier $ 3 000 0% $ 0 $ 0
Hypotheek gedekte
waardepapier
$ 5 000 20% $ 1 000 $ 80
Hypotheekleningen $ 4 000 50% $ 2 000 $ 160
Bedrijfskredieten $ 10 000 100% $ 10 000 $ 800
Totaal $ 23 000 $ 13 000 $ 1 040
Tabel 2: Hoe risicogewichten de kapitaalratio van een bank bepalen
Bron: Michel & Ligon, 2014
Tabel 2 is een vereenvoudigd voorbeeld van hoe deze risicogewichten worden gebruikt om de totale
kapitaalratio van een bank te berekenen. Het risicogewicht wordt gebruikt om zowel het nodige kapitaal
te berekenen als het totale aantal risico-gewogen activa binnen de bank. Er wordt gebruikgemaakt van het
totale aantal risico-gewogen activa om de solvabiliteit van een bank te berekenen. Hoe risicovoller de
activa wordt waargenomen, hoe meer kapitaal de bank moet aanhouden. Zoals weergegeven in de tabel,
moet de bank 1.040 dollar eigen middelen reserveren om te voldoen aan een totale kapitaalratio van
8 procent12 (Michel & Ligon, 2014).
4.1.3. De tekortkomingen van Bazel I
Het Bazel I-akkoord moest door een aantal tekortkomingen worden aangepast. De belangrijkste
tekortkoming was dat de risicoweging van de activa geen rekening hield met de verschillende
kredietkwaliteiten binnen eenzelfde activaklasse. Zo moesten banken hetzelfde percentage eigen
middelen reserveren voor de toekenning van een krediet aan een zwakke insolvabele onderneming, als
aan een onderneming met een AA-rating waar de kans op insolvabiliteit beduidend kleiner was (Caruana
& Narain, 2008). Doordat risico en rendement normaal gesproken samengaan, en dus het verwachte
rendement van risicovollere activa hoger ligt, gaven banken de voorkeur aan risicovolle activa boven
activa met een lager risico. Dit fenomeen bracht een verhoogde kwetsbaarheid van bankbalansen met zich
mee (Smolders, 2010). Om deze tekortkomingen op te vangen werd vanaf 1996 door het Bazel Comité
gewerkt aan een Bazel II-norm. Deze trad op 1 januari 2007 in werking. De doelstelling van dit akkoord
is de stabiliteit van de financiële sector te waarborgen (Vervisch, 2007).
12 1040 dollar/13.000 dollar
21
4.2. Bazel II
Het Bazel II-akkoord ontwikkelde nieuwe kapitaalratio’s waaraan banken moeten voldoen om te
garanderen dat de gereserveerde eigen middelen van de banken voldoende zijn om zich in te dekken tegen
financiële en operationele risico’s. Dus hoe hoger de blootstelling aan risico, hoe meer eigen middelen de
banken moeten reserveren om hun solvabiliteit en algemene economische stabiliteit te waarborgen.
Het verbeterde akkoord berust op de drie pijlers (Smolders, 2010):
(1) het aanpakken van risico door minimum kapitaalvereisten;
(2) beoordeling van de toezichthouder;
(3) marktdiscipline.
4.2.1. De eerste pijler
Als verbetering op Bazel I zijn de kapitaaleisen in de eerste pijler risicogevoeliger waardoor het
gereserveerde kapitaal beter aansluit bij drie belangrijke componenten van risico waar een bank mee
geconfronteerd wordt: kredietrisico, operationeel risico en marktrisico (Smolders, 2010).
Het kredietrisico kan op drie verschillende manieren berekend worden: met de gestandaardiseerde
aanpak, de foundation internal ratings-based approach (IRB) en de geavanceerde IRB (AIRB). Doordat
de gestandaardiseerde aanpak vertrouwt op externe ratingbureaus, gebruiken veel banken de IRB waar die
interne risicomodellen zijn toegestaan (Nijs, 2014).
Het operationeel risico word gedefinieerd als het risico op verliezen als gevolg van inadequate of falende
interne processen, mensen en systemen of van externe gebeurtenissen. Het operationeel risico omvat
juridische risico’s, maar omvat niet het reputatierisico (European Banking Authority, 2015).
Het marktrisico kan worden gedefinieerd als het risico op verliezen van de binnen- en buitenbalansactiva
als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktprijzen (European Banking Authority, 2015).
4.2.2. De tweede pijler
De tweede pijler omvat de regelgeving omtrent de beoordeling door de toezichthouders op de interne
risicobeheerprocessen van financiële instellingen. Ook wordt er toezicht gehouden op de interne
risicobeheerprocessen van de risico’s die niet expliciet in de eerste pijler voorkomen zoals systematisch
risico, concentratierisico, strategisch risico, reputatierisico, liquiditeitsrisico en renterisico. De
toezichthouder kan na beoordeling van de risico’s een hogere kapitaaleis eisen dan vastgelegd in de eerste
pijler (Nijs, 2014).
22
4.2.3. De derde pijler
Deze pijler vult de eerste en tweede pijler aan door openbaarmakingseisen te ontwikkelen die banken
verplicht om relevante informatie over hun risicoprofiel en kapitaalspositie openbaar te maken zodat de
solvabiliteit van financiële instellingen kan worden gemeten (Nijs, 2014).
4.3. Bazel III
In het Bazel III-akkoord zijn de belangrijkste hervormingen van de regelgeving, die ingevoerd is na de
financiële crisis van 2007, opgenomen. De normen van het akkoord zijn vooral gericht op het versterken
van de capaciteit van de bankensector om zowel micro- als macro-economische schokken op te vangen
(Allen, Beck & Carletti, 2013).
Voor het uitwerken van het Bazel III-akkoord werden door het Bazel Comité voorstellen gedaan om het
kapitaalraamwerk te verbeteren (Smolders, 2010):
! hogere kapitaaleisen voor complexe securitisaties;13
! verhoging van de kwaliteit van het kapitaal;
! extra kapitaalreserves opbouwen als buffer voor recessie (vanaf 2019);
! de introductie van een Liquidity Coverage Ratio (LCR): voldoende liquide middelen voor een
maand stressscenario (vanaf 2015);
! het introduceren van de leverage ratio;
! aanpakken van systeemrisico (vanaf 2019);
! het introduceren van een Net Stable Funding Ratio (NSFR): langlopende leningen moeten meer
gedekt worden met langlopende financiering (vanaf 2018).
De belangrijkste veranderingen binnen de eerste pijler van het akkoord zijn de verhoging van de common
equity tier ratio naar 4,5 procent14, de invoering van een capital conservation buffer, waarbij voor elke 2,5
procent van de risico-gewogen activa extra eigen vermogen moet worden aangehouden, evenals de
invoering van een countercyclical buffer, waarbij de banken in goede tijden extra kapitaalreserves moeten
opbouwen als buffer voor recessies. Daarnaast zijn er nog andere belangrijke wijzigingen binnen de
eerste pijler met betrekking tot de kapitaaleisen voor complexe securitisaties en de eis dat banken
strengere kredietanalyses moeten uitvoeren van externe securitisatieposities. Ten slotte wordt ook de
leverage ratio geïntroduceerd. Deze leverage ratio moet niet alleen rekening houden met de risico-
gewogen activa, maar ook met alle niet risico-gecorrigeerde activa (Autoriteit Consument & Markt ,
2013).
13 Securitisatie is het doorverkopen van leningen aan een buiten de balans geplaatste ‘special purpose vehicle’ (SPV). De SPV haalt het geld hiervoor op door schuldpapieren uit te geven op de kapitaalmarkt. 14 De verhouding tussen common equity tier 1 en de risico-gewogen activa.
23
Sommige banken worden vanwege hun omvang, complexiteit, onderlinge verbondenheid en kritische
functies die zo belangrijk zijn voor het financiële systeem, aanschouwd als ‘too big to fail’. Moesten deze
banken onverwachts failliet gaan, dan zou het financiële systeem en de gehele economie met ernstige
negatieve gevolgen geconfronteerd worden. Omdat tijdens de financiële crisis veel banken werden
beschouwd als ‘too big to fail’, besteedt het Bazel III-akkoord meer aandacht aan systeemrisico en
onderzoekt het Bazel Comité de mogelijkheden voor een extra kapitaaleis voor deze grootbanken
(Smolders, 2010).
Andere wijzigingen met betrekking tot het risicobeheer, toezicht en de marktdiscipline zijn opgenomen in
de tweede en derde pijler. Naast veranderingen in kapitaaleisen introduceert het Bazel III-akkoord ook
een LCR en een NSFR. De introductie van de LCR is het gevolg van een tekort aan liquide middelen van
de banken in tijden van crisis. Banken zijn verplicht om een bedrag van zeer liquide activa aan te houden
die gelijk zijn aan of groter zijn dan de netto kasuitstroom over een periode van dertig dagen (Autoriteit
Consument & Markt, 2013).
LCR = Hoeveelheid hoge kwaliteit liquide kapitaal
Netto cash uitstroom in 30 dagen stress periode
Ten slotte moedigt de introductie van de NSFR banken aan om hun langlopende activa te financieren met
langetermijnleningen met als doel een liquiditeitscrisis te vermijden en de bankfinanciering stabieler te
maken. Vanaf 2017 moet de beschikbare hoeveelheid stabiele financiering groter zijn dan de benodigde
HOOFDSTUK 5: HET VERSCHIL TUSSEN DE EUROPESE EN DE
AMERIKAANSE FINANCIËLE SECTOR Het onderscheid tussen de Europese financiële sector en die van de Verenigde Staten is dat de Europese
financiële sector gebaseerd is op een bankensysteem en de financiële sector van de Verenigde Staten
gebaseerd is op een marktensysteem (Fiore & Uhlig, 2005).
In een bankensysteem zijn banken de cruciale intermediairs tussen kredietverstrekkers en kredietleners. In
een marktensysteem is het voor bedrijven gemakkelijker om financiering te vinden omdat kredietleners
grotendeels hun kapitaal verkrijgen via de financiële markten (Bijlsma & Zwart, 2013).
Voor het eurogebied en de Verenigde Staten is het onderscheid tussen banksysteem en marktsysteem van
toepassing. In de Verenigde Staten spelen banken niet zo’n grote rol omdat de Verenigde Staten sterke
concurrerende financiële instellingen en financiële markten hebben ontwikkeld. Vooral de robuuste groei
van de Amerikaanse financiële markten heeft bijgedragen tot de verschuiving in de financiële
dienstverlening van de traditionele banken naar andere financiële tussenpersonen zoals financiële markten
(Federal Reserve Bank of San Francisco, 2002).
In 2011 bedroegen de bankleningen aan de private sector 136 procent van het Europese Bruto
Binnenlands Product (BBP)15 terwijl de bankenleningen aan de private sector in de Verenigde Staten
maar 55 procent van het BBP bedroegen. Het aantal bankleningen aan de private sector biedt een manier
om de rol van de banken als kredietbemiddelaar vast te leggen. Echter, we kunnen ook kijken naar de
markt als bemiddelaar van kredietverleningen (Bijlsma & Zwart, 2013).
De omvang van de bedrijfsobligatiemarkt in 2011 bedroeg 35 procent van het Amerikaanse BBP en 15
procent van het Europese BBP, wat nogmaals bevestigt dat de Verenigde Staten markt-gebaseerd zijn
(Bijlsma & Zwart, 2013).
Als tweede perspectief op het belang van de markt-gebaseerde financiering kunnen we kijken naar het
belang van de markt-gebaseerde financiering met eigen vermogen. Het is duidelijk dat de omvang van de
Amerikaanse markt (met een beurskapitalisatie van 104 procent van het BBP in 2011) hoger is dan die
van Europa (met een beurskapitalisatie van 43 procent van het BBP in 2011) (Bijlsma & Zwart, 2013).
Sommige studies beweren dat de Europese landen op weg zijn naar een meer marktconform financieel
system. Sterker nog, sinds de jaren negentig van de vorige eeuw hebben inmiddels veel bank-gebaseerde
Europese landen sterke financiële markten voor aandelen en bedrijfsobligaties ontwikkeld. Deze
verschijning was vooral te merken na de invoering van de euro (Hartmann, Maddaloni & Manganelli,
2003) en werd nog eens versterkt na het uitbreken van de financiële crisis. Volgens Bijlsma & Zwart 15 Bruto Binnenlands Product of de totale geldwaarde van alle in een land geproduceerde finale goederen en diensten gedurende een bepaalde periode, meestal een jaar.
25
(2013) blijft er, hoewel er een convergentie is geweest, echter een uitgesproken verschil tussen het
Europese financiële systeem en dat van de Verenigde Staten.
26
DEEL II: HET ONDERZOEK
HOOFDSTUK 1: KERNHYPOTHESES Uit hoofdstuk 5 in deel 1 van deze scriptie blijkt dat de Amerikaanse financiële sector een markten-
gebaseerd systeem is. Doordat de Verenigde Staten meer gebruikmaken van financiële markten en dus
minder van banken en hun traditionele leningen, is de Amerikaanse financiële sector beter bekend met de
term alternatieve financiering (waar mezzaninefinanciering onder valt).
De financiële crisis van 2008 heeft ervoor gezorgd dat ondernemingen minder beroep kunnen doen op
klassieke schuldfinanciering waardoor er ook in Europa een stijgende vraag is naar alternatieve
financieringsvormen. Deze scriptie zal onderzoeken of mezzaninefinanciering een meer gebruikelijke
alternatieve financieringsvorm is in de Verenigde Staten dan in Europa en wat de mogelijke oorzaken
hiervoor zijn.
De hoofdonderzoeksvraag is:
Is mezzaninefinanciering een financieringsbron die meer geïntegreerd is in de Verenigde Staten dan in
Europa?
Om een antwoord te kunnen bieden op deze vraag werden de volgende hypotheses opgesteld:
(1) Het Angelsaksische model van Amerika bevordert het gebruik van mezzaninefinanciering.
(2) In Europa wordt minder gefinancierd met mezzaninefinanciering omdat de risicoaversie van de
investeerders groter is in Europa dan in de Verenigde Staten.
(3) De strengere stresstesten en de vroegere herkapitalisatie van de Amerikaanse banken hebben het
gebruik van mezzaninefinanciering bevorderd.
(4) Hogere tax incentives voor de verstrekkers van mezzaninefinanciering in de Verenigde Staten
begunstigen het gebruik van mezzaninefinanciering.
(5) De kwantitatieve versoepeling heeft een positieve invloed op het gebruik van mezzaninefinanciering.
(6) Door de financiële crisis en de post-crisis maatregelen is er in Europa nood aan alternatieve
financiering.
27
HOOFDSTUK 2: HET ONDERZOEKSDESIGN VOOR DE
INTEGRATIE VAN MEZZANINEFINANCIERING In dit hoofdstuk wordt de methodologie uitvoerig beschreven alsook de gebruikte variabelen waarmee ik
aantoon dat mezzaninefinanciering een financieringsvorm is die meer geïntegreerd is in de Verenigde
Staten dan in Europa.
2.1. Methodologie
Voor het testen van de onderzoeksvragen heb ik gekozen voor een kwalitatief onderzoek waarbij ik
vooral heb gefocust op bestaande literatuur. De keuze om een kwalitatief onderzoek uit te voeren was, na
enig opzoekwerk, snel gemaakt. Data omtrent private debt, waaronder mezzaninefinanciering valt,
worden niet vaak gepubliceerd en weinig banken en mezzaninefondsen waren bereid om deze informatie
vrij te geven. Aangezien mijn hoofdvraag een vergelijking tussen Europa en de Verenigde Staten bevat en
er dus veel data nodig zijn om een solide kwantitatief onderzoek uit te voeren, was het onmogelijk om
gebruik te maken van de weinig verkregen data.
2.2. Variabelen
2.2.1. Het Angelsaksisch en Rijnlands model
Een Angelsaksisch model is een kapitalistisch systeem waar de liberale waarden zoals zelfredzaamheid,
particuliere initiatieven, vrije marktwerking en een beperkte sociale zekerheid centraal staan. Vakbonden,
werkgeversorganisaties of andere maatschappelijke actoren hebben weinig wettelijke
onderhandelingsrechten binnen de economie of het bestuur van ondernemingen. Angelsaksisch
kapitalisme wordt geassocieerd met algemene gedereguleerde arbeidsmarkten en een
financieringssysteem dat voornamelijk afhankelijk is van kapitaalmarkten in plaats van lange termijn
bankschulden (Metze, 2003).
In het Rijnlands model zijn de banken de belangrijkste kredietgevers en hebben zij de rol als
bedrijfsfinanciers, terwijl binnen het Angelsaksisch model de aandelenmarkten deze rol op zich hebben
genomen. Hoewel nauw verbonden met de liberale politieke theorie werd de term Angelsaksisch
kapitalisme gepopulariseerd door Michel Albert in zijn boek Capitalisme contre Capitalisme (1991) en
staat deze term centraal in het onderzoek ‘Variëteiten van het kapitalisme’. Het Angelsaksisch
kapitalisme wordt niet alleen geassocieerd met het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, maar
ook Canada, Australië, Nieuw-Zeeland en Ierland vallen onder het Angelsaksisch model.
Politiek onderzoek naar Angelsaksisch kapitalisme is gebaseerd op liberale politieke theorieën en het
neoklassieke economisch denken. Binnen economische beleidsdebatten wijzen de voorstanders van het
Angelsaksisch model de sterke economische prestaties van het Verenigd Koninkrijk en in het bijzonder
de Verenigde Staten tijdens de jaren negentig van de vorige eeuw aan als argument dat het Angelsaksisch
model superieur is aan het Rijnlands of continentaal model. Het continentaal Europees model is te vinden
28
in Duitsland en andere West-Europese landen. Albert beschreef het model als een sterk gereguleerde
markteconomie met een uitgebreid systeem van arbeidsrechten en sociale zekerheid, waarin de overheid,
de werkgeversorganisaties en de vakbonden sociaaleconomische beleidsvormen bespreken en bepalen.
De onderliggende veronderstelling is dat mensen zich bewust zijn van hun collectieve
verantwoordelijkheid voor de samenleving (Metze, 2003).
Marxistische geleerden ontwikkelden de oudste en misschien wel het meest systematisch kritiek op het
Angelsaksisch kapitalisme. Deze kritiek berust vooral op de hoge mate van ongelijkheid binnen het
model. Critici stelden dat de invoering van een stakeholdersysteem binnen Angelsaksische economieën
soortgelijke effecten kunnen hebben als de sociaaldemocratische patronen binnen het Rijnlands model.
Anderen hebben erop gewezen dat het korte termijn karakter van investeringen binnen de Angelsaksische
economieën in verband met de daling van de industriële productie op de lange termijn leiden tot een
verschuiving van beter betaalde banen tot slechter betaalde banen in de dienstensector (Oxford Index,
2014).
Het bankensysteem van Europa is een gevolg van de overheersing van het Rijnlands model terwijl het
markten-gebaseerd systeem in de Verenigde Staten een gevolg is van de overheersing van het
Angelsaksisch model. Het verschil tussen het markt-gebaseerd en bank-gebaseerd systeem werd eerder in
hoofdstuk 5 van deel 1 in deze scriptie beschreven.
2.2.2. Risicoaversie
Risicoaversie is een begrip binnen de economie dat is gebaseerd op het gedrag van consumenten en
beleggers die zijn blootgesteld aan onzekerheid. Het is de terughoudendheid van een persoon om een
overeenkomst met een onzekere uitbetaling te accepteren in plaats van een andere overeenkomst met een
zekerdere, maar mogelijk lagere, verwachte uitbetaling (Benchimol, 2012).
Er is een algemene perceptie binnen de publieke opinie dat Europa preventiever, meer gereglementeerd
en meer risicoavers is dan de Verenigde Staten. Amerikanen zijn naar verluidt individualistisch, durven
risico te nemen en vertrouwen erop dat de technologie en de marktkrachten elk probleem zullen oplossen.
Europa zou eerder proactief risico’s proberen te reguleren terwijl de Verenigde Staten eerder zouden
wachten tot er effectief schade is om reguleringen toe te passen (Fabry, 2014).
Interessant is dat tussen de jaren zestig en het midden van de jaren tachtig van de vorige eeuw een aantal
Amerikaanse regelgevingen strenger, innovatiever en uitgebreider waren dan die van Europese landen.
Dit patroon is echter in het midden van de jaren tachtig veranderd. Nu zijn de EU-regelgevingen in de
meeste gebieden strenger, innovatiever en uitgebreider dan de regelgevingen die in de Verenigde Staten
zijn aangenomen. Sinds het midden van de jaren tachtig heeft de politieke invloed van de kiesdistricten,
die meer risicoaversie bevoorrechten, het regulerende beleid versterkt in Europa terwijl het regulerende
beleid sinds de vroege jaren negentig is afgenomen in de Verenigde Staten (Fabry, 2014).
29
Terwijl Europese beleidsmakers meer bereid zijn om ex ante regelgevingen te voorzien om de kans op
risico te verminderen, zijn de Amerikaanse beleidsmakers meer terughoudend om dit te doen vanwege
hun ervaring met falende regelgevingen als gevolg van valse positieven (waarbij een aanvankelijke
bevinding van een risico met acceptabele schade nadien onjuist blijkt te zijn) (Vogel, 2002).
2.2.3. De financiële crisis en post-crisis reglementering
De financiële crisis van 2007-2008 was de grootste en meest ernstige financiële gebeurtenis sinds de
Grote Depressie (1873-1896) en hervormde de financiële wereld. De effecten van de financiële crisis zijn
tot op heden voelbaar. Hieronder volgt een korte samenvatting van de oorzaken en gebeurtenissen die de
financiële industrie opnieuw gedefinieerd hebben in 2007 en 2008 (Wallstreet Oasis, 2013).
In 2001 kende de Amerikaanse economie een milde, kortstondige recessie. Hoewel de economie de
terreuraanslagen goed doorstond waren de ineenstorting van de internetmarkt en boekhoudschandalen als
aanvulling op deze terreuraanslagen de aanleiding voor deze recessie (Singh, 2015).
Om deze recessie weg te houden verlaagde de Federal Reserve de federal fund rate van
6,5 procent in mei 2000 naar 1,75 procent in december 2001 en naar 1 procent in juni 2003 (de laagste
rente in de laatste 45 jaar) om zo een vloed aan liquiditeit in de economie te creëren. Door het
gemakkelijk verkrijgen van kredieten en de opwaartse spiraal van huizenprijzen werd investeren in
De hypothecaire leningen werden echter niet zelf door hypotheekbanken gefinancierd, maar werden snel
door de hypotheekbanken aan derden doorverkocht. Deze leningen werden doorverkocht aan de hand van
collateralized debt obligations (CDOs), waarbij een pakket obligaties is opgedeeld in veilige, enigszins
veilige en risicovolle onderdelen. Elk onderdeel heeft een rentepercentage dat wordt uitbetaald
afhankelijk van het risico van het betreffende onderdeel. Mede doordat deze producten samengesteld
werden met derivaten werd het moeilijk om de waarde hiervan te schatten (Monteiro, 2012).
De problemen begonnen toen de rente begon te stijgen en de woningmarkt een verzadigingspunt bereikte.
Vanaf 30 juni 2004 begon de Federal Reserve interestvoeten zodanig te verhogen dat in juni 2006 de
federal fund rate tot 5,25 procent gestegen was. Deze rente bleef onveranderlijk tot augustus 2007. Door
deze stijgende rente en de dalende huizenprijzen konden veel kredietleners hun hypotheekaflossing niet
langer afbetalen. Zoals eerder vermeld hadden heel wat Amerikanen door de lage instaprente een
subprime hypotheek afgesloten waarmee ze een huis kochten dat ze zich eigenlijk niet konden
veroorloven. Doordat deze kredietleners hun hypotheekaflossing, na de stijgende rente, niet meer konden
afbetalen waren ze verplicht hun huis te verkopen (Singh, 2015). Dit fenomeen deed de vastgoedprijzen
in de Verenigde Staten voor het eerst in zestien jaar dalen waardoor het onderpand van woonkredieten
onvoldoende werd. Dit had als gevolg dat hypotheekbanken in de problemen kwamen en er meer dan 25
subprime kredietverstrekkers in februari en maart 2007 failliet werden verklaard (Tanghe, 2008).
30
In augustus 2007 werd duidelijk dat de financiële markt de subprime-crisis niet zelf kon oplossen
waardoor de problemen zich buiten de Verenigde Staten verspreidden.
De interbancaire markt bevroor volledig; dat was grotendeels te wijten aan de heersende angst voor het
onbekende binnen de banken. Northern Rock, een Britse bank, moest de Bank of England benaderen voor
noodzakelijke financiering wegens een liquiditeitsprobleem. In die tijd kwamen de centrale banken en
regeringen over de hele wereld samen om een verdere financiële catastrofe te voorkomen. Door de
subprime-crisis was er nood aan een gecoördineerde actie van centrale banken over de hele wereld om
liquiditeitssteun te bieden aan financiële instellingen. Het doel was om de interbancaire markt weer op
been te zetten. Echter, deze acties waren tevergeefs. Op 15 september 2008 vroeg de Amerikaanse
investeringsbank Lehman Brothers het faillissement aan. Dit had ernstige gevolgen voor de financiële
wereld: banken wilden elkaar geen geld meer lenen waardoor de volledige markt opdroogde en er een
wereldwijde kredietcrisis ontstond (Singh, 2015).
In oktober 2008 verlaagde de Federal Reserve de fund rate en de discontovoet tot respectievelijk 1
procent en 1,75 procent. Ook de centrale banken in Engeland, China, Canada, Zweden, Zwitserland en de
Europese Centrale Bank (ECB) verlaagden hun rentes om de wereldeconomie te helpen. Deze
renteverlagingen en liquiditeitssteun waren echter niet voldoende om zo'n wijdverspreide financiële
ineenstorting te stoppen (Singh, 2015).
Beleidsmakers hebben geprobeerd om de schade aan de financiële systemen en de economie te herstellen
door een groot aantal financiële hervormingen toe te passen op zowel nationaal als internationaal niveau.
De informele groep van toezichthouders en centrale banken die voorafgaand aan de crisis bijeenkwam in
Bazel werd formeler in april 2009 door de oprichting van de Financial Stability Board (FSB). De FSB
coördineert nu het werk van nationale financiële autoriteiten en normstellinginstanties op internationaal
niveau en brengt de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de financiële stabiliteit bijeen.
Zoals vermeld in hoofdstuk 4 in deel 1 van deze scriptie, kunnen een aantal van de belangrijkste
hervormingen die onder leiding van de FSB zijn afgerond en worden uitgevoerd als volgt worden
samengevat (Claessens, 2014):
! De toepassing van de Bazel III-kapitaaleisen, waaronder een anticyclische kapitaalbuffer en een
toeslag voor mondiaal systeemrelevante financiële instellingen (G-SIFI’s). Beide vormen een
eerste internationale poging om een macro-prudentieel hulpmiddel op te richten.
! De bereikte overeenkomst over een van de twee beoogde liquiditeitstandaarden - de LCR.
! Er is enige vooruitgang op het verminderen van too-big-to-fail, hogere kapitaalvereisten,
intensiever toezicht en een aantal hervormingen van de national resolution schemes zodat falende
instellingen kunnen worden hersteld zonder grote impact.
! Het vaststellen van de principes voor beheerst beloningsbeleid om stimulansen voor het nemen
31
van risico's te vermijden.
Daarnaast heeft de financiële schuldencrisis ook aangetoond hoe belangrijk het is voor banken
kapitaalbuffers te voorzien die hen in staat stellen om extreme en onverwachte schokken op te vangen.
Teneinde de veerkracht van de bankensector tijdens (negatieve) macro-economische en financiële
ontwikkelingen te beoordelen, wordt vaak een macro stresstest gebruikt (Henry & Kok, 2013).
Een stresstest is een analyse die wordt uitgevoerd onder ongunstige economische scenario’s en die
ontworpen is met als doel het bepalen of een bank over genoeg kapitaal beschikt om de impact van deze
ongunstige ontwikkelingen te weerstaan zonder financiële steun van de nationale overheden. Stresstesten
kunnen zowel intern door de banken worden uitgevoerd als door de toezichthoudende autoriteiten. Deze
testen zijn bedoeld om zwaktes in een vroeg stadium in het bankwezen op te sporen, zodat er preventieve
maatregelen kunnen worden genomen door de banken en toezichthouders (Investopedia , 2015).
2.2.4. Taks incentives voor de verstrekkers van mezzaninefinanciering
Wat betreft de verstrekkers van mezzaninefinanciering, zijn er verschillende taks incentives die gericht
zijn op structuren of soorten van vennootschapsvormen, zoals Business Development Companies
(BDC’s), Master Limited Partnerships (MLPs) en vastgoedbevaks die uitermate geschikt zijn voor
mezzaninefinanciering.
2.2.4.1. Business Development Companies (BDC’s)
BDC’s zijn beursgenoteerde bedrijven die investeren in de groei van KMO’s. Een belangrijk verschil
tussen BDC’s en venture capital fondsen is dat BDC’s ook kleinere, niet-geaccrediteerde beleggers
toelaten te investeren in startende bedrijven. Eén van de redenen waarom BDC’s populair zijn geworden
is dat ze het gebruik van mezzaninefinanciering mogelijk maken (Investopedia , 2015).
De meeste BDC’s betalen weinig of geen vennootschapsbelastingen, indien zij aan een aantal
voorwaarden voldoen. Een paar voorbeelden van deze voorwaarden zijn :
(1) er mag maximum 5 procent in één enkele onderneming geïnvesteerd worden
(2) intercompany financiering16 is verboden
(3) 90 procent van de winsten moeten als dividend uitgekeerd worden
(4) de maximum “schulden over eigen vermogen” ratio mag niet meer dan één bedragen (Gabriëls, 2015).
16 Intercompany financiering zijn leningen van de ene business unit van een bedrijf naar het andere.
32
2.2.4.2. Master Limited Partnerships (MLP’s)
MLP’s zijn beursverhandelde Noord-Amerikaanse vennootschappen met een speciale belastingstatus.
Binnen deze vennootschap zijn er twee soorten vennoten: (1) De stille vennoot (limited partner) is de
persoon of groep die het kapitaal verstrekt aan de MLP en periodieke inkomsten ontvangt afkomstig van
de MLP’s kasstroom, terwijl (2) de beherende vennoot (general partner) verantwoordelijk is voor het
beheer van de MLP’s en een vergoeding ontvangt gekoppeld aan de prestaties van de onderneming.
(Investopedia , 2015).
Het voordeel van een MLP is dat het de fiscale voordelen van een limited partnership combineert met de
liquiditeit van een beursgenoteerd bedrijf. De fiscale voordelen verbonden aan een limited partnership
houden in dat de vennootschap geen belastingen betaalt op haar winsten, met als voorwaarde dat er geen
dividenden worden uitgekeerd (Investopedia , 2015). Uiteraard kent deze vennootschapsvorm ook
beperkingen. De voornaamste beperking van MLP’s is dat hun activiteiten voornamelijk moeten bestaan
uit het financieren van grondstoffen, hoofdzakelijk olie en gas (Gabriëls, 2015).
2.2.4.3. Vastgoedbevak
Vastgoedbevaks zijn beursgenoteerde beleggingsvennootschappen die uitsluitend mogen investeren in
commercieel vastgoed, zoals kantoorvastgoed, residentiële gebouwen, handelszaken en rusthuizen
(MoneyTalk, 2013). Ook deze beleggingsvennootschappen worden vrijgesteld van
vennootschapsbelastingen op voorwaarde dat ze 90 procent van de winsten uitkeren als dividenden
(Gabriëls, 2015). Zoals eerder vermeld in het tweede hoofdstuk van deze scriptie, wordt
mezzaninefinanciering vaak gebruikt voor het financieren van commercieel vastgoed.
2.2.5. Kwantitatieve versoepeling
Voor de financiële crisis van 2008 – 2009 slaagden de centrale banken erin om de inflatie stabiel te
houden door de rentevoet van de interbankenmarkt aan te passen. Als bedrijven onzeker werden over de
toekomst en hun investeringen terugschroefden, verminderde de centrale bank de rentevoet van de
interbankenmarkt. Hierdoor daalden de financieringskosten van de banken en werden zij aangemoedigd
meer leningen te verstrekken. De centrale banken vermeden zo dat de economie in een recessie zou
vallen. Daarentegen verhoogden de centrale banken de rentevoet van de interbankenmarkt als er te veel
kredieten werden uitgegeven en de inflatie dramatisch steeg. Toen de financiële crisis toesloeg,
verlaagden grote centrale banken, zoals de Fed en de Bank of England, de rentevoet van hun
interbankenmarkt drastisch met als doel de economie te stimuleren. De centrale banken gingen zelf
zodanig ver dat ze hun rentetarief bijna tot nul verminderden, maar dit echter zonder resultaat. Daardoor
begonnen centrale banken te experimenteren met andere instrumenten om banken te stimuleren met als
doel geld in de economie te pompen. Eén van deze instrumenten was kwantitatieve versoepeling (R.A.,
2015).
33
Kwantitatieve versoepeling is een onconventioneel monetair beleid, waarin een centrale bank
overheidseffecten of andere effecten van de markt koopt om de rente te verlagen en de geldhoeveelheid in
de economie te verhogen (Investopedia, 2015).
Net zoals het verlagen van rentetarieven, wordt kwantitatieve versoepeling verondersteld de economie te
stimuleren door banken aan te moedigen meer kredieten te verstrekken. Met het nieuwe geld dat in de
economie in omloop is, wordt verwacht dat de banken nieuwe activa kopen om degene die ze aan de
centrale bank hebben verkocht, te vervangen. Hierdoor gaan aandelenkoersen stijgen en rentes verlagen,
wat een positieve invloed zal hebben op de investeringen. Als men door kwantitatieve versoepeling de
markten kan overtuigen dat de centrale bank ernstig is over het bestrijden van deflatie of van hoge
werkloosheid, dan kan ook, door het verhoogde vertrouwen, de economische activiteit gestimuleerd
worden (R.A., 2015).
2.2.5.1. Kwantitatieve versoepeling in de Verenigde Staten
De Federal Reserve begon in november 2008, onder leiding van de toenmalige Fed voorzitter Ben
Bernanke, aan kwantitatieve versoepeling in de hoop de economie te herstellen na de financiële crisis. Na
meer dan vijf jaar heeft de Fed, nu onder leiding van Janet Yellen, haar kwantitatief
versoepelingsprogramma in oktober vorig jaar stopgezet. Ondanks de verwachte geleidelijk stijging van
de rente als gevolg van de stopzetting van de kwantitatieve versoepeling, zal het aangepaste monetair
beleid de Amerikaanse economie blijven steunen (Allen K. , 2015).
De kwantitatieve versoepeling in combinatie met een lage rente, vrijgemaakt kapitaal in de Verenigde
Staten en een aangemoedigde stijging van de risicobereidheid, heeft ervoor gezorgd dat de Amerikaanse
aandelenprijzen sterk zijn gestegen sinds 2009. Daarnaast is ook de Amerikaanse werkloosheid fors
gedaald en blijkt de Amerikaanse economie weer stabiel (Allen K. , 2015).
2.2.5.2. Europese kwantitatieve versoepeling
Op 4 september 2014, kondigde de ECB een reeks onconventionele monetaire beleidsmaatregelen aan
(zes jaar nadat de Verenigde Staten begon aan kwantitatieve versoepeling). De Europese kwantitatieve
versoepeling omvat onder andere de aankoop van "eenvoudige en transparante" Asset Backed Securities,
alsook van "kwaliteitsvolle, mezzanine gegarandeerde" ABS (Astrid , 2014 ).
"De gecombineerde maandelijkse aankopen van effecten van de publieke en private sector bedraagt 60
miljard euro," zei de heer Draghi op een persconferentie naar aanleiding van een vergadering van de Raad
van Bestuur van de ECB (Waterfield & Spence, 2015).
Het programma van kwantitatieve versoepeling wordt normaliter tot eind september 2016 uitgevoerd en
zal in ieder geval voortgezet worden tot er een aanhoudende verandering is in inflatie. Dit betekent dat er
voor minstens 1.1 triljoen euro aan ABS zal worden gekocht (Waterfield & Spence, 2015).
34
ABS zijn obligaties of andere schuldeffecten die een portefeuille van activa als onderpand hebben en
uitgegeven worden door een juridische entiteit, genaamd buitenbalansvehikel, in het kader van
securitisatietransacties. Financiële instellingen zoals banken verkopen bepaalde activaklassen aan het
buitenbalansvehikel om van hun kredieten verhandelbare effecten te maken met als doel hun balans te
verbeteren (Astrid , 2014 ).
35
HOOFDSTUK 3: RESULTATEN Dit hoofdstuk analyseert de hypotheses aan de hand van de variabelen die reeds verklaard zijn en de
uitgebreide literatuurstudie.
(1) Het Angelsaksisch model van Amerika bevordert het gebruik van mezzaninefinanciering.
Bedrijfssystemen in verschillende landen van de wereld kunnen grofweg worden verdeeld in twee
categorieën: (1) markt-gebaseerde systemen en (2) bank-gebaseerde systemen. Markt-gebaseerde
systemen worden gekenmerkt door goede ontwikkelde financiële markten, een grote aanwezigheid van
een open bedrijfscultuur en actieve markten voor bedrijfscontrole. Bank-gebaseerde systemen worden
gekenmerkt door gesloten bedrijven met een inhoudelijke betrokkenheid van universele banken in de
financiering en de controle van deze gesloten bedrijven. Landen gekenmerkt met het markt-gebaseerde
systeem zijn de Angelsaksische landen zoals de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Canada en
Australië. Het bank-gebaseerde systeem is wijd verspreid in veel landen van continentaal Europa
(Moerland, 1993).
De Angelsaksische landen staan meer open voor financiële innovatie dan Europa omdat tradities zelden
gemakkelijk te veranderen zijn. Dat is waarschijnlijk een van de belangrijkste redenen waarom
alternatieve financieringsvormen nog niet zo geïntegreerd zijn in Europa als in de Verenigde Staten. De
hoge bankintensiteit en de hoge loyaliteit tussen bankier en klant maakt het moeilijker voor
onafhankelijke spelers om andere financieringsvormen aan te bieden (Thygesen, 2014).
Deze hoge loyaliteit tussen bankier en klant is na de financiële crisis echter verminderd. Doordat de
banken minder bereid zijn om kredieten uit te geven en de bevolking haar vertrouwen in de banken is
verloren, is er in Europa ook nood aan alternatieve financieringsvormen. Hoewel er na de financiële crisis
een convergentie is geweest tussen de Angelsaksische en Rijnlandse landen, blijft er echter een duidelijk
verschil tussen het Europese financiële systeem en dat van de Verenigde Staten. Doordat de Verenigde
Staten gekenmerkt worden door een Angelsaksisch model zijn alternatieve financieringsvormen zoals
mezzaninefinanciering al veel eerder geïntegreerd in het financieel systeem dan in continentaal Europa.
De conclusie is dan ook dat er meer mezzaninefinanciering wordt uitgegeven in de Verenigde Staten dan
in Europa ook al is er de laatste jaren een duidelijke verschuiving merkbaar binnen het Europese
financiële systeem.
(2) In Europa wordt minder gefinancierd met mezzaninefinanciering omdat de risicoaversie van de
investeerders groter is in Europa dan in de Verenigde Staten.
Studies tonen de invloed van culturele verschillen op het investeringsgedrag aan en hoe de culturele
achtergrond van een individu het rendement op de financiële markten kan beïnvloeden. Thorsten Hens en
Nilufer Caliskan hebben aanwijzingen gevonden dat de waardepremie, het verschil tussen het verwachte
36
rendement van waardeaandelen en groeiaandelen, hoger is in landen waar de risicoaversie hoger is zoals
landen die gekenmerkt worden door het Rijnlands model. Investeerders uit een dergelijk gebied eisen een
hogere waardepremie voor waardeaandelen. Een soortgelijke opmerking werd gemaakt voor de
risicopremie voor aandelen. De risicopremie is het extra rendement dat een belegger verwacht bovenop
de risicovrije rente. De risicopremie geeft dus weer welke vergoeding wordt geëist voor de risico’s
gekoppeld aan een belegging. De risicopremie is het laagste in de Angelsaksische landen, zoals de
Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk en het hoogste in Rijnlandse landen zoals Europese landen.
Met andere woorden, beleggers in Angelsaksische landen zijn minder risicoavers dan beleggers in
Rijnlandse landen (Enskog, 2015).
Doordat een mezzanineschuld meer risico bevat dan een bevoorrechte lening zullen risicoaverse
traditionele investeerders, zoals banken, hogere eisen stellen bij het uitlenen van een mezzanineschuld.
Door de culturele verschillen tussen Europa en de Verenigde Staten kunnen we stellen dat de Europese
investeerders risicoaverser zijn dan Amerikaanse investeerders en dat de Europese banken minder
gewillig zullen zijn om mezzaninekredieten te verstrekken dan Amerikaanse banken. Zoals eerder
onderzocht wordt de Europese financiële sector gekenmerkt door een banken-gerelateerd systeem.
Doordat banken in Europa de primaire kredietverstrekkers zijn zal deze hogere risicoaversie een grote
impact hebben op de totale uitgegeven mezzanineleningen.
Hieruit mag de conclusie getrokken worden dat mezzaninefinanciering een minder gebruikte
financieringsbron is in Europa dan in de Verenigde Staten omdat Europa meer risicoavers is.
(3) De strengere stresstesten en de vroegere herkapitalisatie van de Amerikaanse banken hebben het
gebruik van mezzaninefinanciering bevorderd.
Zoals al eerder vermeld, zijn de Bazel akkoorden normen uitgegeven door het Bazelse Comité van
Bankentoezichthouders, opgericht onder leiding van de BIB, gevestigd in Bazel, Zwitserland. De Bazel
akkoorden, die solvabiliteitsnormen van het bankwezen beheersen, gericht op de waarborg van financiële
stabiliteit, zijn echter maar een algemeen kader (Mohane & Shenoy, 2014). De centrale banken in Europa
en de Verenigde Staten hebben de gedetailleerde supervisie op een andere manier uitgevoerd. In 2011 zijn
er zowel in Europa als in de Verenigde Staten stresstesten uitgevoerd op de banken, met als doel zwaktes
binnen de bancaire sector vroegtijdig te detecteren. Ook al hadden deze testen officieel hetzelfde doel,
toch is aangenomen dat de stresstest van 2011 in de Verenigde Staten veel strenger was dan deze van
Europa. Het resultaat van de minder strenge Europese stresstesten was dat de banken in Europa bleven
aanmodderen. Nog in 2014 bleken zowel Espirito Santo17 als Montei dei Pashi di Siena18 zo goed als
failliet te zijn, terwijl dit in de stresstest van 2011 niet werd opgemerkt (Gabriëls, 2015). Daarnaast
17 Een grote Portugese bank 18 Een Italiaanse bank
37
hadden zowel de Deutsche Bank als Santander19 problemen bij de Amerikaanse stresstest van maart 2015.
De Amerikaanse afdeling van de Deutsche bank, die voor het eerst de Amerikaanse stresstest nam, werd
voor talrijke en belangrijke tekortkomingen in de wijze waarop potentiële verliezen worden berekend,
afgewezen. Santander Holdings, de Amerikaanse afdeling van de Spaanse bank faalde voor de tweede
keer voor de Amerikaanse stresstest. Ook Santander werd afgewezen omwille van grote tekortkomingen
wat betreft kapitaalplannen en risico management (McGrane & Tracy, 2015).
Door de strengere Amerikaanse stresstesten, hebben Amerikaanse banken vroeger orde op zaken moeten
stellen dan Europese banken. Om maatregelen zoals kapitaalverhoging mogelijk te maken, is de Federal
Reserve een uitermate soepel monetair beleid (kwantitatieve versoepeling) moeten gaan uitvoeren. Dit
had als gevolg dat er onmiddellijk geld bij alternatieve kredietverstrekkers is terechtgekomen en dat na de
vroegere herstructurering en de verhoogde geldhoeveelheid, de Amerikaanse banken ook vlugger
overgegaan zijn tot betere kredietverlening (ook naar mezzanine kanalen) (Gabriëls, 2015).
In Europa daarentegen is in dezelfde periode ( 2009 - 2011) de indruk gewekt dat de crisis in Europa nog
meeviel, waardoor de Europese centrale bank onder leiding van Jean-Claude Trichet een veel strenger
monetair beleid heeft gevoerd dan de FED. Omdat tezelfdertijd de supervisie op de banken in Europa
minder streng was dan in de Verenigde Staten, zijn de Europese banken onder gekapitaliseerd gebleven,
met als resultaat een grotere risico aversie. Deze risico aversie heeft, zoals al vermeld bij de tweede
hypothese, een negatieve invloed op het gebruik van mezzaninefinanciering. Pas na het aantreden van
Mario Draghi in november 2011 is het beleid langzaam versoepeld en in 2014 heeft Mario Draghi
besloten ook over te gaan tot kwantitatieve versoepeling (Gabriëls, 2015).
(4) Hogere tax incentives voor de verstrekkers van mezzaninefinanciering in de Verenigde Staten
begunstigen het gebruik van mezzaninefinanciering.
In Europa wordt er ook gewerkt aan belastingvoordelen voor mezzaninefinanciering, maar deze zijn veel
beperkter dan in de Verenigde Staten en verschillend van land tot land. Door de verschillende
belastingsystemen in Europa is het mogelijk gebruik te maken van de taksvoordelen van verschillende
landen via het opzetten van bijvoorbeeld holdings20, waardoor de hele financieringsstructuur tot weinig of
geen belastingen leidt. Deze structuren worden vooral opgezet voor grote LBO’s, omdat ze te complex
zijn voor KMO’s (Gabriëls, 2015).
Vanuit het standpunt van de verstrekker van mezzaninefinanciering is er dus qua taks incentives voor
grote deals weinig verschil, want zowel in de Verenigde Staten als in Europa kunnen deze zeer tax
efficiënt gestructureerd worden. Voor het verstrekken van mezzaninefinanciering naar KMO’s toe is er
19 Grootste Spaanse bank 20 Een holding is een vennootschap waarvan het voornaamste doel het beheren van deelnemingen is in andere vennootschappen.
38
wel een verschil in taks incentives tussen de Verenigde Staten en Europa (Gabriëls, 2015).
In de Verenigde Staten zijn er namelijk vennootschapsvormen, zoals BDC’s, MLP’s en vastgoedbevaks
die voor mezzaninefinanciering taksvoordelen met zich meebrengen. Deze vennootschapsvormen zijn
echter vrijwel onbekend in Europa, doordat het Europees systeem meer op banken is gebaseerd.
Sedert een aantal jaar is er echter een verandering te merken op de beursgenoteerde vastgoedmarkt.
Vastgoedbevaks worden sinds kort ook steeds meer in Europese landen geïntroduceerd, doordat Europese
investeerders meer investeren in hoog rendabele activa naar aanleiding van de Europese kwantitatieve
versoepeling. Nederland, België en Frankrijk beschikken reeds over een vastgoedbevak structuur en door
de fiscale voordelen is de kans groot dat vele andere Europese landen binnenkort zullen volgen (Pirolo &
Whelan, 2014).
Ook al worden vastgoedbevaks steeds populairder bij de Europese investeerder, toch moet ik vaststellen
dat er meer vennootschapsstructuren bestaan in de Verenigde Staten die taksvoordelen bieden voor
mezzaninefinanciering. Dit zal ongetwijfeld een positieve invloed hebben op het gebruik van
mezzaninefinanciering in de Verenigde Staten.
(5) De kwantitatieve versoepeling heeft een positieve invloed op het gebruik van mezzaninefinanciering.
In de Verenigde Staten was de voormalige voorzitter van de Fed, Ben Bernanke, door zijn historische
kennis van de jaren dertig, ervan overtuigd dat de bankencrisis van 2008 gevolgd zou worden door een
grote deflatoire schok met rampzalige gevolgen. Dit in combinatie met de vroege herkapitalisatie van de
Amerikaanse banken, heeft ervoor gezorgd dat de Fed bijna onmiddellijk is overgegaan tot kwantitatieve
versoepeling (Gabriëls, 2015).
Doordat kwantitatieve versoepeling, indien die te laat wordt stopgezet, een hoge inflatie kan veroorzaken,
hebben de Duitsers en dus Europa lang volgehouden dat kwantitatieve versoepeling niet nodig was. In
2014 was het echter ook in Europa duidelijk dat deflatie een groot gevaar was, waardoor Mario Draghi
toch heeft besloten over te gaan tot kwantitatieve versoepeling (Gabriëls, 2015).
In eerste instantie ging de Europese centrale bank enkel overheidsobligaties opkopen om de
interestvoeten te verlagen en zo het verstrekken van leningen te stimuleren. Door het opkopen van
overheidsobligaties komt er echter geen extra geld in het systeem terecht. Hierdoor bleek kwantitatieve
versoepeling in Europa een slag in het water te zijn. Doordat de Duitse centrale bank zich uitermate
verzette tegen het voorstel om ook, zoals in de Verenigde Staten, bedrijfsobligaties op te kopen, bracht
Mario Draghi een creatief idee aan. Door de ECB ABS op te laten komen, komt er wel onmiddellijk meer
geld in omloop, wat ook een positieve impact zal hebben op het gebruik van mezzaninefinanciering.
(Gabriëls, 2015).
39
Versoepelingsmaatregelen verlagen dus de rentes van overheids- en bedrijfsobligaties, waardoor
beleggers worden aangespoord te beleggen in speculatieve hoogrentende obligaties, zoals mezzanine-
instrumenten (Masset, 2015). Hierdoor kan men concluderen dat mezzaninefinanciering een
financieringsbron is die meer geïntegreerd is in de Verenigde Staten dan in Europa, omdat de Fed na de
financiële crisis sneller is overgegaan tot een soepeler monetair beleid.
(6) Door de financiële crisis en de post-crisis maatregelen is er in Europa nood aan alternatieve
financiering.
Ondernemingen zijn sinds een lange tijd sterk afhankelijk van traditionele bankfinanciering. De financiële
crisis heeft echter aangetoond dat het noodzakelijk is om het aanbod van alternatieve
financieringsinstrumenten uit te breiden om zo de financiering van KMO’s en ondernemers te verbeteren
(Wehinger, 2013).
Het bankkrediet is tot op vandaag voor de gemiddelde Europese onderneming nog steeds de meest
gebruikte vorm van externe financiering, maar de financiële crisis en de post-crisis maatregelen zoals de
Bazel akkoorden hebben ervoor gezorgd dat een traditionele bankfinanciering bekomen niet meer zo
vanzelfsprekend is (Brokamp, Hollasch, Lehmann, & Meyer, 2004). Banken zijn veel kritischer
geworden bij het verstrekken van kredieten en hebben veel meer eisen waar weinig ondernemingen nog
aan kunnen voldoen. Daarom worden alternatieve financieringsvormen, zoals mezzanineschulden, in
Europa steeds meer gebruikt als aanvulling op traditionele schuldfinancieringen (Glen, 2006).
Figuur 2: De verschuiving van bankleningen naar alternatieve financiering Bron: Allen & Overy, 2014
28%
24%
47%
42%
62%
40%
31%
14%
13%
0% 25% 50% 75% 100%
Bankleningen
Kapitaal markten
Alternatieve hinanciering
Stijging Constant Daling
40
Dit wordt nogmaals bewezen in het rapport van Allen & Overy (2014). De bovenstaande figuur toont aan
dat bijna de helft (47 procent) van de 218 ondervraagde financiële directeurs van West-Europese
bedrijven verwachten dat het gebruik van alternatieve financieringsvormen de komende vijf jaar zal
verhogen, terwijl er slechts 13 procent denkt dat het gebruik zal afnemen. Een groot deel van de stijging
van alternatieve financiering zal ten koste gaan van de bancaire kredietverlening waarvan de
ondervraagden denken dat het gebruik van deze financieringsvorm het meest zal afnemen. De
meerderheid van de ondervraagden denkt dat de financiering a.d.h.v. kapitaalmarkten gelijk zal blijven.
41
DEEL III: CONCLUSIE EN BEPERKINGEN
HOOFDSTUK 1: CONCLUSIE Mezzaninefinanciering als financieringsinstrument, dat elementen combineert van vreemd vermogen en
eigen vermogen, is geen nieuw fenomeen. Mezzanine-instrumenten werden veel gebruikt voor met
vreemd vermogen gefinancierde transacties in de Verenigde Staten tijdens de jaren tachtig van de vorige
eeuw. Dat decennium werd gekenmerkt door een hoge mate van productinnovatie op de financiële
markten (Sturgess & Leen, 1991). Deze financiële innovatie creëerde tal van financiële producten die
vandaag de dag worden beschouwd als ingeburgerde financieringsinstrumenten.
In tegenstelling tot de ontwikkelingen in de Verenigde Staten waren mezzanine-instrumenten veel minder
populair in Europa (Sturgess & Leen, 1991) omdat de Verenigde Staten Angelsaksisch zijn en het
financieel systeem dus meer markt-gebaseerd is en Europa een Rijnlands model kent dat meer banken-
gebaseerd is. In landen met een banken-gebaseerd systeem zijn traditionele banken de primaire
intermediair voor financiering. Hierdoor staan deze landen minder open voor alternatieve
financieringsvormen dan landen gekenmerkt door een markt-gebaseerd systeem. Naast het cultureel
verschil en de beter ontwikkelde kapitaalmarkten, hebben ook de taks incentives verbonden aan
specifieke Amerikaanse vennootschapsvormen, de snellere herkapitalisatie van de Amerikaanse banken
en het soepeler Amerikaans monetair beleid het gebruik van mezzaninefinanciering gestimuleerd in de
Verenigde Staten.
Tegenwoordig is mezzaninefinanciering echter dramatisch gegroeid in Europa als gevolg van een steeds
strenger wordende toegang tot financiering. De groei van alternatieve financieringsvormen is mogelijk
door de verlaagde bestaande kredietlijnen en het moeilijker verkrijgen van nieuwe leningen van
traditionele kredietverstrekkers. Ook de toegang tot de publieke kapitaalmarkten is vrijwel onbestaand.
Bovendien worden ondernemingen door de nieuwe omstandigheden die door de internationale financiële
crisis zijn ontstaan, geconfronteerd met een moeilijke economische toestand en een toenemende behoefte
aan grote investeringen. Ook de aanhoudende onrust op de financiële markten maakte traditionele
geldschieters meer risicoavers en bijgevolg werden de beschikbare kredieten nog meer beperkt (Giurca,
2009). Tot op heden zijn de belangrijkste verstrekkers van mezzanineleningen in Europa de
kredietinstellingen. Maar door de stijgende risicoaversie, de implementatie van het
Bazel III-akkoord en de onrust op financiële markten zijn ook mezzanineschulden uitgegeven door
traditionele kredietgevers na de financiële crisis en de post-crisis maatregelen niet meer zo
vanzelfsprekend. Dit betekent echter niet dat de totale financiering met mezzanineschulden in Europa zal
dalen, integendeel.
Doordat banken minder bereid zijn om kredieten uit te geven zullen Europese bedrijven een beroep
42
moeten doen op andere financiële intermediairs en hun alternatieve financieringsvormen. De
mezzanineschuldenmarkt is door deze steeds strenger wordende toegang tot traditionele financiering
uitgegroeid tot een geloofwaardige alternatieve bron van schuldfinanciering die steeds meer als
aanvulling op de klassieke schuldfinanciering wordt gebruikt door Europese KMO’s. Mezzanineschuld
wordt in Europa gebruikt voor het financieren van:
(1) 65 procent van de KMO buy-outs;
(2) 80 procent van de autonome groei voor KMO’s;
(3) 35 procent van de buy-outs van grote gekapitaliseerde bedrijven;
(4) 20 procent van de autonome groei van grote gekapitaliseerde bedrijven (Idinvest Partners, 2014).
Men kan dus concluderen dat mezzaninefinanciering een financieringsinstrument is dat al langer
ingeburgerd is in de Verenigde Staten, waardoor deze alternatieve financieringsvorm nog steeds meer
gebruikt wordt in de Verenigde Staten dan in Europa. Dit zal echter in de toekomst veranderen aangezien
alternatieve financieringsvormen en dus mezzanine-instrumenten in Europa aanzienlijk groeien als gevolg
van de financiële crisis en de post-crisis maatregelen. Deze alternatieve financieringsvormen zullen echter
door de financiële crisis en de post-crisis maatregelen worden bekomen door andere intermediairs dan
traditionele banken.
43
HOOFDSTUK 2: BEPERKINGEN In deze scriptie heb ik onderzocht of mezzaninefinanciering een meer gebruikte financieringsvorm is in
de Verenigde Staten dan in Europa en wat de mogelijke oorzaken hiervan zijn.
De voornaamste beperking van deze studie uit zich in het gebrek aan voldoende data die deze stelling
ondersteunen. Het was aanvankelijk de bedoeling om gedeeltelijk gebruik te maken van een kwantitatief
onderzoek met als data het aantal uitgegeven mezzanineleningen door de jaren heen van de vijf grootste
Europese en Amerikaanse banken en mezzaninefondsen. Echter, door het gebrek aan medewerking heb ik
ervoor moeten kiezen om een volledig kwalitatief onderzoek uit te voeren.
Tot slot was ik ook niet in staat om genoeg informatie te verzamelen over de impact van
mezzaninefinanciering op de kredietrating. Aangezien de kredietrating afhankelijk is van de soort
mezzaninefinanciering en verschillend is van land tot land was het moeilijk om een duidelijk beeld te
scheppen over deze impact in zowel de Verenigde Staten als in Europa.
VII
Bibliografie 1. Rapporten Allen & Overy (2014). Funding European business: What’s the alternative?. Allen & Overy LLP. Astrid (2014). Quantitative easing, structured finance and support to the real economy: Proposal on ABS. Astrid. Autoriteit Consument & Markt (2013). De invloed van Basel III op de hypotheekmarges. Autoriteit Consument & Markt . Bank for International Settlements (2010). Basel III: A global regulatory framework for more resilient banks and banking systems. Bank for International Settlements. Brokamp, J., Hollasch, K., Lehmann, G., & Meyer, L. (2004). Mezzanine-Financing, Bridging the Gap. Deloitte. Claessens, S. (2014). The Regulatory Responses to the global financial crisis. International Monetary Fund. DCA Partners. (2014). Understanding a Firm’s Different Financing Options. California: DCA. European Commission. (2007). Mezzanine finance. Brussels: European Commission. Hartmann, P., Maddaloni, A., & Manganelli, S. (2003). The Euro-Area Financial System: Structure, Integration and Policy Initiatives. Oxford Review of Economic Policy. Henry, J., & Kok, C. (2013). A macro stress testing framework for assessing systemic risks in the banking sector. Frankfurt am Main: European Central Bank. Idinvest Partners . (2014). Mezzanine debt market in Europe . Parijs: Idinvest Partners. Masset, T. (2015). Monthly Market Review: Private banking. Brussel: ING Belgium. Robinson, Fert, Brod, & Thacher. (2011). Mezzanine finance: Overview. New York: Practical Law Company. Silbernagel, C., & Vaitkunas, D. (2010). Mezzanine Finance. Bond Capital Mezzanine Inc. Smolders, N. (2010). Impact van de nieuwe kapitaalvoorstellen uit Bazel. Rabobank. Thompson, J. (2013). Alternative Financing Instruments for SMEs and Entrepreneurs: the Case of Mezzanine Finance . Organisation for Economic Co-operation and Development.
VIII
Thompson, J. (2013). Alternative Financing Instruments for SMEs and Entrepreneurs: the case of Mezzanine Finance (25). Organisation for Economic Cooperation and Development. Thompson, J. (2013). Alternative Financing Instruments for SMEs and Entrepreneurs: the Case of Mezzanine Finance. Organisation for Economic Co-operation and Development. Vervisch, B. (2007). Basel I en II en de impact op het kredietbeleid van banken t.o.v. ondernemingen. Bruno Vervisch bvba. Wehinger, G. (2013). SMEs and the credit crunch: Current financing difficulties, policy measures and a review of literature. OECD. Yang, M., & Blyth, W. (2007). Modeling Investment Risks and Uncertainties with Real Options Approach. Parijs: IEA/OECD. 2. Boeken Allen, F., Beck, T., & Carletti, E. (2013). Investment and Investment Finance in Europe (p. 243). European Investment Bank. Anson, M. J. (2002). Handbook of alternative assets (p. 308). Canada: John Wiley & Sons. Anson, M. J. (2002). The Handbook of alternative assets (pp. 305-306). Canada : John Wiley & Sons. Anson, M. J. (2002). The handbook of alternative assets (pp. 314-316). Canada: John Wiley & Sons. Glen, A. (2006). Essentials of Corporate Financial Management. Prentice Hall. Nijs, L. (2014). Mezzanine financing: tools, application and total performance (p. 18). UK: John Wiley & Sons. Nijs, L. (2014). Mezzanine financing: tools, applications and total performance (p. 248). UK: John Wiley & Sons. Nijs, L. (2014). Mezzanine financing: Tools, Applications and Total performance (p. 163). UK: John WIley & Sons. Nijs, L. (2014). Mezzanine financing: tools, applications and total performance (pp. 140-144). UK: John Wiley & Sons. Nijs, L. (2014). Mezzanine financing: tools, applications and total performance (p. 11). UK: John Wiley & Sons. Sahlman, W. (1990). The structure and governance of venture capital organizations (pp. 473-521). Sturgess, B., & Leen, C. (1991). Mezzanine Finance (p. 1). IFR.
IX
3. Studies Benchimol, J. (2012). Risk aversion in the Euro area. Frankrijk : ESSEC Business school. Bijlsma, M. J., & Zwart, G. T. (2013). The Changing landscape of financial markets in Europe, the United States and Japan. Fiore, D. F., & Uhlig, H. (2005). Bank finance versus bond finance: what explains the differences between US and Europe? Giurca, L. V. (2009). Mezzanine debt: Benefits or Drawbacks for firm's financing? Romania: University of Craiova. Giurcă, L. V. (2009). Mezzanine finance: closing the gap between debt and equity. University of Craiova. Kaplan, S., & Strömberg, P. (2003). Financial contracting theory meets the real world: An emirical Analysis of Venture Capital Contracts, Review of Economic Studies. Metze, M. (2003). Anglo-Saxon vs. European capitalism. Moerland, P. W. (1993). Alternative disciplinary mechanisms in different corporate systems. Nederland : Tilburg University. Mohane, Y., & Shenoy, A. (2014). Basel Banking norms: Their efficacy, analysis in the gloval context & future direction. Suni, J. (2003). Mezzanine Finance in Leveraged Buyouts, working paper Helsinki University of Technology. Tetřevová, L. (2006). Mezzanine finance and corporate restructuring. University of Pardubice. Vogel, D. (2002). The Politics of Risk Regulation in Europe and the United States. Berkeley : Haas school of Business. 4. Persoonlijke communicatie Gabriëls, B. (2015). Voormalige partner bij PWC 5. Websites Allen, K. (2015). Quantitative easing around the world: lessons from Japan, UK and US. Geraadpleegd via http://www.theguardian.com/business/2015/jan/22/quantitative-easing-around-the-world-lessons-from-japan-uk-and-us
X
Bank for international settlements (2014). Basel Committee on Banking Supervision. Geraadpleegd via http://www.bis.org/bcbs/ Caruana, J., & Narain, A. (2008). Banking on more capital . Geraadpleegd via http://www.imf.org/external/pubs/ft/fandd/2008/06/caruana.htm Council on Foreign Relations (2015). The credit rating controversy. Geraadpleegd via http://www.cfr.org/financial-crises/credit-rating-controversy/p22328 Enskog, D. (2015). How culture impacts investment behavior. Geraadpleegd via https://www.credit-suisse.com/ch/en/news-and expertise/news/investing.article.html/article/pwp/news-and-expertise/2015/02/en/how-culture-impacts-investment-behavior.html European Banking Authority (2015). Market risk. Geraadpleegd via http://www.eba.europa.eu/regulation-and-policy/market-risk European Banking Authority (2015). Operational risk. Geraadpleegd via http://www.eba.europa.eu/regulation-and-policy/operational-risk Fabry, E. (2014, November 12). Is the European Union more precautionary than the US? . Geraadpleegd via http://www.atlantic-community.org/-/is-the-european-union-more-precautionary-than-the-us- Federal Reserve Bank of San Francisco (2002). How does the U.S. banking system compare with foreign banking systems? Geraadpleegd via http://www.frbsf.org/education/publications/doctor-econ/2002/april/us-banking-system-foreign Ghaffari, D. (2015). What are Mezzanine Loans? Geraadpleegd via http://www.streetdirectory.com/travel_guide/142732/debts_loans/what_are_mezzanine_loans.html Halasnik, S. (2015). What Are Other Options for a Business that Needs Quick Mezzanine Finance. Geraadpleegd via http://financingsolutionsnow.com/2015/03/30/options-business-needs-quick-mezzanine-finance/ Investopedia (2015 ). Senior debt. Geraadpleegd via http://www.investopedia.com/terms/s/seniordebt.asp Investopedia (2015). Bank Stress Test. Geraadpleegd via http://www.investopedia.com/terms/b/bank-stress-test.asp Investopedia (2015). Basel Committee On Bank Supervision. Geraadpleegd via http://www.investopedia.com/terms/b/baselcommittee.asp Investopedia (2015). Business Development Company - BDC. Geraadpleegd via Investopedia : http://www.investopedia.com/terms/b/bdc.asp Investopedia (2015). Cumulative Preferred Stock. Geraadpleegd via http://www.investopedia.com/terms/c/cumulative_preferred_stock.asp
XI
Investopedia (2015). Equity financing. Geraadpleegd via http://www.investopedia.com/terms/e/equityfinancing.asp Investopedia (2015). Master Limited Partnership - MLP. Geraadpleegd via http://www.investopedia.com/terms/m/mlp.asp Investopedia (2015). Quantitative Easing . Geraadpleegd via http://www.investopedia.com/terms/q/quantitative-easing.asp Investopedia (2015). What are the primary advantages of using mezzanine financing? Geraadpleegd via http://www.investopedia.com/ask/answers/032515/what-are-primary-advantages-using-mezzanine-financing.asp Investopedia (2015). What do people mean when they say debt is a relatively cheaper form of finance than equity? Geraadpleegd via http://www.investopedia.com/ask/answers/05/debtcheaperthanequity.asp Lechter, M. (2008). A Primer on Equity Dilution. Geraadpleegd via http://www.inc.com/resources/startup/articles/20080101/mlechter.html McGrane, V., & Tracy, R. (2015). Big Banks struggle to pass Fed's 'Stress Tests'. Geraadpleegd via http://www.wsj.com/articles/federal-reserve-rejects-2-banks-capital-plans-in-annual-stress-tests-1426105804 Michel, N., & Ligon, J. (2014). Basel III Capital Standards do not reduce the too-big-to-fail problem. Geraadpleegd via http://www.heritage.org/research/reports/2014/04/basel-iii-capital-standards-do-not-reduce-the-too-big-to-fail-problem MoneyTalk. (2013). Wat is een vastgoedbevak. Geraadpleegd via http://moneytalk.knack.be/geld-en-beurs/wat-is-een-vastgoedbevak/article-normal-337885.html Monteiro, R. G. (2012). Alle financiële producten op een rij. Geraadpleegd via http://tegenlicht.vpro.nl/nieuws/2012/februari/Goldman-Sach-en-de-Griekse-deal.html Oxford Index (2014). Anglo-Saxon capitalism. Geraadpleegd via http://oxfordindex.oup.com/view/10.1093/oi/authority.20110803095413570 Pirolo, A., & Whelan, R. (2014). European REITs are on a tear. Geraadpleegd via http://www.wsj.com/articles/european-reits-are-on-a-tear-1410288158 R.A. (2015). What is quantitative easing? Geraadpleegd via http://www.economist.com/blogs/economist-explains/2015/03/economist-explains-5 Siedler, N. L. (2014). Mezzanine financing makes a comeback. Geraadpleegd via http://www.businesslaw-magazine.com/2015/04/09/here-we-go-again/ Singh, M. (2015). The 2007-08 financial crisis in review. Geraadpleegd via http://www.investopedia.com/articles/economics/09/financial-crisis-review.asp
XII
Tanghe, N. (2008). De kredietcrisis in vijftien vragen. Geraadpleegd via http://www.standaard.be/cnt/dmf10102008_114 Thygesen, N. (2014). Quietness in Scandinavia within alternative finance evolution - reasons and possibilities. Geraadpleegd via http://www.altfi.com/article/0344_quietness_in_scandinavia_within_alternative_finance_evolution_reasons_and_possibilities Wallstreet Oasis. (2013). Financial crisis 2007/2008 overview. Geraadpleegd via http://www.wallstreetoasis.com/financial-crisis-overview Waterfield, B., & Spence, P. (2015). Mario Draghi announces €1.1 trillion quantitative easing prorgramme. Geraadpleegd via http://www.telegraph.co.uk/finance/economics/11362087/ECBs-quantitative-easing-programme-launched-by-Mario-Draghi.html 6. Academische lessen Aernoudt, R. (2014). Corporate finance. Gent. 7. Masterproeven Maes, W. (2004). De financiering van management buyouts: een empirische analyse. (Masterproef, Universiteit Gent, Gent, België).