NIEUWSBLAD VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VOOR HEPATOLOGIE NVH-najaarssymposium 2012 in Slot Zeist JAARGANG 36 NR. 2 MEI 2012 Henkjan Verkade in de Schijnwerpers 4 Hoe gaat het eigenlijk met Hein Verspaget 8 Geschiedenis van de levertransplantatie in Nederland 10 Casus: Raynaud t.g.v. Inf-α 13 Alert: Het geheim van triple therapy voor HCV 14 Pilotstudie machine preservatie donorlevers 18 IL28B genotypering voor HCV 21 Manoe Janssen en Roeland Zoutendijk – Young Hepatologist Award winners 2012 25
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
NIEUWSBLAD VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VOOR HEPATOLOGIE
NVH-najaarssymposium 2012 in Slot Zeist
JAARGANG 36 NR. 2 MEI 2012
Henkjan Verkade in de Schijnwerpers 4 Hoe gaat het eigenlijk met Hein Verspaget 8 Geschiedenis
van de levertransplantatie in Nederland 10 Casus: Raynaud t.g.v. Inf-α 13 Alert: Het geheim van
voor HCV 21 Manoe Janssen en Roeland Zoutendijk – Young Hepatologist Award winners 2012 25
2 LEVER NR 2 mEi 2012 3
congresagenda 2 0 1 2
Omslagfoto: Slot Zeist, locatie Najaarsmeeting NVH 4 en 5 oktober a.s.. Overname van gegevens uit deze nieuwsbrief is toegestaan met bronvermelding. Correspondentie kan worden gestuurd naar het redactieadres. Vormgeving: M.art, Haarlem. ISSN nr.: 15747867. Deze uitgave is mede mogelijk gemaakt door BristolMyers Squibb, Gilead, Roche en JanssenCilag B.V.Organisatoren van congressen/symposia worden verzocht data tijdig door te geven en zoveel mogelijk rekening te houden met reeds geplande activiteiten.
Bestuur: Prof. dr. H.L.A. Janssen, voorzitterProf. dr. K.N. Faber, secretarisDr. J.T. Brouwer, penningmeesterMw. dr. M.J. CoenraadDr. L.C. BaakProf. dr. J.P.H. Drenth
Dr. G.H. KoekMw. dr. S.W.C. van MilDr. S.W.M. Olde DaminkDr. C.C. Paulusma
Lidmaatschap:aanmeldingen bij de secretaris:Prof. dr. K.N. FaberPostbus 6572003 RR Haarlemfax: 0235513087
COLOfON
ORGANISATOREN VAN CONGRESSEN/SyMPOSIA WORDEN VERZOCHT DATA TIJDIG DOOR TE GEVEN EN ZOVEEL MOGELIJK REKENING TE
HOUDEN MET REEDS GEPLANDE ACTIVITEITEN.
LEVE
R
NIE
UW
S
De week begint, inmiddels traditie
getrouw, met een 1daagse echo
cursus. Samen met de Medizinische
Hochschule Hannover zullen de begin
selen van de abdominale echografie
worden bijgebracht. Het programma
bestaat uit een theoretische introduc
tie en oefening op gezonde vrijwil
ligers; daarna kan het geleerde in de
praktijk worden gebracht op compu
tersimulatoren.
Na de echocursus volgen drie dagen
Klinische Hepatologie. Dit jaar zul
len meerdere Vlaamse sprekers en
voorzitters een bijdrage leveren aan
de cursus. Wij hopen met hen ook
Vlaamse collega’s te mogen verwelko
men als deelnemers aan de cursus.
De DLW zal een goed overzicht geven
over de belangrijkste leveronderwer
pen, op maat gepresenteerd voor mdl
artsen, internisten, kinderartsen, radio
logen etc., al dan niet in opleiding.
De cursus dient door AIOS MDL
eenmaal verplicht te worden gevolgd
in het vervolgdeel van de opleiding.
Er is nog ruimte voor deelname, pro
gramma en inschrijvingskaart kunnen
worden aangevraagd bij het secretari
aat: 0235513016.
Rob de Knegt en Minneke Coenraad
Uitnodiging
DinsDag 12 tot en met vrijDag 15 juni
Zalencentrum engels, Groot HandelsGebouw, rotterdam
w w w . h e p a t o l o g i e . o r gdLW 2012
D U t C h L I V E R w e e K
De Dutch Liver Week 2012 zal plaatsvinden van 12 tot 15 juni te Rotterdam.
DLW 2012NVH-najaarscongres 2012
4 en 5 oktober a.s. in Slot Zeist, reserveert u deze dagen vast in uw agenda!
In verband met de UEGW in Amsterdam zal onze vereniging dit najaar een aparte
najaarsmeeting organiseren. Op donderdag 4 oktober zal in de middag een
symposium rond NAFLD / NASH worden georganiseerd en daarnaast zullen beide
dagen vrije voordrachten worden gepresenteerd. Het volledige programma en
een inschrijvingsformulier kunt u eind juni tegemoet zien.
Op dit moment kunnen voor de bijeenkomst abstracts worden ingezonden via
de website van de NVGE: www.nvge.nl (> najaarsactiviteiten). Zoals gebruikelijk
kunnen in het najaar alleen klinisch hepatologische abstracts worden ingezonden.
Sluitingsdatum voor inzending: maandag 18 juni a.s. 17.00 uur.
Rob de Knegt en Minneke Coenraad
The Goals:1. Networking; meet your fellow Liver
scientists working at Dutch Institutes
2. Discussions; discover common re
search interests.
3. Faster/better/nicer together; initiate
novel collaborations.
The Means:1. PhDs and postdocs present their
research ideas and latest (unpublished)
data
2. PIs uncover their main researchlines
3. Scientific speeddating (with awards
for the best spontaneous collaborative
project!)
4. An informal meeting in a nice setting.
Accordingly, we invite all basic liver scien
tists for the DLR2012, so block/mark your
agenda’s/planners for:
NVH – Dutch Liver Retreat 2012Date 11 & 12 October 2012Location kasteel Schortinghuis, Spier (Castle Schortinghouse in Spier)
All liver scientists will receive this mailing
and it may be passed to any other resear
chers with hepatological interest. We aim to
design a program that is interesting for all
basic scientist with an interest in the liver
and will be given a comprehensive over
view of the scientific Liver landscape in the
Netherlands.
We look forward to meet you again at an
exciting DLR.
Section Experimental Hepatology NVH
Saskia van Mil, Coen Paulusma, Joost
Drenth, Klaas Nico Faber
Reaching for the Top: Basic Liver Research in The NetherlandsThe NVH – Dutch Liver Retreat 2012
Following the many enthusiastic responses
of the attendees of the first two Dutch
Liver (Science) Retreat in 2010 and 2011,
we (the section experimental Hepatology
of the Dutch Society for HepatologyNVH)
will again organize this 2day meeting for
all basic scientist with a special interest in
the liver.
4 LEVER NR 2 mEi 2012 5
LEVE
R
in
dE
sch
ijn
wER
pER
s
“Daar, rechts, zit de kin
dergeneeskunde en daar,
links zit het laboratori
um Kindergeneeskunde”, wijst Verkade
omhoog, beide afdelingen verbonden
door een brug. Een brug slaan tussen
lab en kliniek is hier in Groningen wel
heel letterlijk vorm gegeven.
Waar komt jouw enthousiasme voor onderzoek vandaan?Verkade is het voorbeeld van een klini
cus met een buitengewone interesse in
biochemisch onderzoek. Hij studeerde
Geneeskunde aan de Erasmus Univer
siteit Rotterdam alwaar hij in 1987 cum
laude afstudeerde. “Het curriculum to
endertijd bevatte veel biochemie en mijn
eerste biochemische onderzoekservaring
deed ik op bij de afdeling Endocrino
logie. Ik draaide mee in het onderzoek
naar de effecten van corticosteron op
de regulatie van mannelijke geslachts
hormonen. Hier raakte ik geënthou
siasmeerd voor onderzoek maar ik wilde
kinderarts worden. In Groningen kreeg
ik de mogelijkheid om promotieon
derzoek te doen op de afdeling Kinder
geneeskunde bij Prof. dr. Roel Vonk,
met de garantie op een opleidingsplek.
Er was een uitstekende kruisbestuiving
tussen lab en de kliniek. Ik was de eerste
AIO van Folkert Kuipers en deed basaal
onderzoek naar de mechanismen van
hepatische vetuitscheiding naar gal en
klinisch onderzoek naar intestinale
vetabsorptie in pasgeborenen”. In 1993
promoveerde Verkade, wederom cum
laude. “Daarna ben ik een postdoc
gaan doen in Canada (Edmonton) in
We staan in de hal van het UMCG voor de ingang van het Beatrix Kinderziekenhuis. Schuin voor de ingang staat een ovale, roze theatertent met een dak dat doet denken aan een grote roze darm die statig de hoogte in rijst. “Hier worden voorstellingen gegeven voor kinderen en ieder jaar trekt hier de avondvierdaagse voorbij; de patiëntjes staan dan op de balkons, een fantastisch evenement. Allemaal activiteiten om de kinderen zoveel mogelijk contact te laten houden met de maatschappij”. We zijn op bezoek bij Prof. dr. Henkjan Verkade, hoofd van de afdeling Kindergeneeskunde, geboren westerling maar Groninger dan Gronings: “Beter worden en beter maken”, dat is zijn motto, en dat kan niet zonder een goede kruisbestuiving tussen lab en kliniek.
Interview met Prof. dr. Henkjan Verkade
LEVE
R
IN
DE
SCH
IJN
WER
PER
S Beter worden en beter maken
Lees verder op pagina 7.
het lab van Dennis Vance alwaar ik de
mechanismen van lipoproteine sercretie
door de lever heb bestudeerd. Ik had
voor deze periode 2 grants aangevraagd
die beide gehonoreerd werden. Helaas
moest ik er eentje weer inleveren. Die
postdoc periode was een eyeopener,
een verrijking. Het heeft mijn blik ver
ruimd qua onderzoek (de wereld is gro
ter dan galvorming alleen), de onder
zoekscultuur en de culturele verschillen
tussen mensen. Bovendien heb ik daar
veel celbiologische kennis opgedaan. In
mijn AIO en postdoc periode heb ik 6,5
jaar geen patiënt gezien”.
Verkade kwam terug op het oude nest
en werd, na de opleidingen respectie
velijk tot kinderarts en tot kinderarts
MDL, staflid bij de Kindergastroentero
logie. ”Ik begon mijn opleiding en ging
onderzoek doen naar de regulatie van
vetabsorptie in de darm met als doel een
therapeutische strategie te ontwikkelen
om toxische verbindingen sneller uit te
scheiden. Hier liep ik tegen een klassiek
geval van serendipiteit aan” (en goede
onderzoekers onderscheiden zich door
het onderkennen van een serendiepe
waarneming, red.). “Ik bestudeerde
vetabsorptie bij pasgeborenen, deed
als voorwerk mijn eerste ‘wholediper
extraction’....en die luier was van mijn
dochter. Pasgeborenen die borstvoeding
krijgen zien vaak geler, stapelen meer bi
lirubine, dan zuigelingen die flesvoeding
krijgen....en moedermelkvet wordt com
pleter opgenomen in de darm. Er blijft
in de ontlasting dan ook minder (niet
opgenomen) vet over bij borstgevoede
pasgeborenen. Tijdens de organische
extractie van de faeces bevond de biliru
bine zich in de organische, vetoplosbare
fase. Vanuit mijn ervaringen in de gal
vorming, was ik gewend dat bilirubine
zich in de waterige fase bevond. Door
deze onverwachte waarneming werd het
idee geboren dat borstvoeding, via een
completere vetabsorptie, leidt tot een
verhoogde heropname van bilirubine uit
de darm en dat het interfereren met de
vetopname in de darm kan resulteren in
een verlaagde stapeling van vetoplosbare
toxische stoffen zoals bilirubine. Dit
leidde tot een nieuwe onderzoekslijn
die gehonoreerd werd met een KNAW
fellowship. Zo hebben we in ratten (en
daarna in patiënten) laten zien dat het
remmen van vetopname in de darm
een potentiele therapie kan zijn voor
CriglerNajjar patiënten, patiënten met
een ongeconjugeerde hyperbilirubine
mie”.
Hoe is bij jou patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek verdeeld?“Sinds 2008 ben ik hoofd van de afde
ling Kindergeneeskunde in het Beatrix
Kinderziekenhuis, een functie die ik
uitoefen in nauwe samenwerking met
goede vriend en collega kinderarts
MDL, Prof.dr. Edmond Rings. Ongeveer
25% van mijn tijd besteed ik aan pati
entenzorg waaronder poli, met name de
hepatologie, en de kinder intensivecare.
Tot vorig jaar heb gescopieerd maar
ik vind, samen met al mijn kinderarts
MDL collega’s hier, dat dat geconcen
treerd moet zijn dus dat doe ik maar
niet meer. 45% besteed ik aan onderwijs
en onderzoek; ik ben geen opleider, wel
plaatsvervangend opleider. We doen
veel basaal onderzoek naar bilirubine
klaring en galzout en vet kinetiek en
hebben een aantal goede complentaire
samenwerkingensverbanden binnen
Europa. Ook de prognose en behande
lingsresultaten van galgangatresie is een
onderzoekstopic, waarvoor een landelijk
samenwerkingsverband is opgericht, De
resterende 30% van mijn tijd is weg
gelegd voor management.”
Groningen-levertransplantatiecentrum.Op onze vraag waar in Nederland de
eerste levertransplantatie is uitgevoerd
antwoord Verkade zonder twijfel:
”Hier”, en na onze riposte ‘fout, Arn
hem’, “ zeker, maar die patient is gelijk
na transplantatie overleden. Van de
~120 levertransplantaties die er jaar
lijks in Nederland worden uitgevoerd
worden er ~60 in Groningen verricht,
waarvan vervolgens ongeveer éénderde
in kinderen. Deze transplantaties in
kinderen worden alleen in Groningen
gedaan (net als darm, darmlever, en
longlevertransplantaties bij kinderen).
In Nederland kunnen we trots zijn op
het transplantatieprogramma voor
volwassenen en kinderen, echter het
orgaantekort blijft een probleem. Het is
blijkbaar nog niet duidelijk genoeg voor
de samenleving waarom het belangrijk
is om je organen ter beschikking te stel
len. Feit is dat het werven van donoren
het meeste succes heeft bij mensen
met een transplantatie ervaring in hun
omgeving. Zij zien de positieve effecten
van orgaandonatie. Er moet dus meer
benadrukt worden dat een nieuw orgaan
voor een kind een nieuw leven is.
Het nut van orgaandonatie moet dus
duidelijker op het netvlies komen.”
Privé“We zijn met z’n vieren thuis, 2 kinde
ren, jongen en meisje. En iedereen is
gezond. Mijn vrouw is kinderneurologe
en ook werkzaam op het UMCG (“nee,
wij praten ook wel over andere zaken
dan medische’). Vroeger heb ik geturnd
maar nu doe ik een stormbaantje in
het weekend. En klussen in ons nieuwe
huis. Verder hebben we een ‘culturele
verplichting’, we kopen ieder jaar een
10rittenkaart voor de schouwburg.
Kom je nog eens ergens.”
Boodschappen en ambities“We (de dokters en de politiek) moeten
ons bewust blijven van het feit dat we
dokters opleiden die zowel basaal als
klinisch geschoold zijn zodat de brug
tussen lab en kliniek gehandhaafd blijft.
Translationeel onderzoek wordt vaak
verengd tot medische trials echter in
de huidige en toekomstige medische
wetenschap is het vereist dat dokters
“We moeten ons bewust blijven van het feit dat we dokters opleiden die zowel basaal als klinisch geschoold zijn.”
7Gilead Sciences Netherlands B.V.www.gilead.comVoor productinformatie zie elders in dit blad
Viread™ bij chronische hepatitis B
Eén lever. Eén leven.
Eénmaal daags één tablet VIREAD.
Snelle en aanhoudende suppressie1-4
Toenemende HBsAg seroconversie1,3,5
Geen resistentie1-3
right from the start
110104/003
Beknopt Curriculum Vitae
1962 Geboren te Pijnacker
19801987 Studie Geneeskunde, Erasmus Universiteit Rotterdam
(Cum laude)
19871991 PhD in het lab van Prof. Dr. R.J. Vonk, UMC Groningen
19911992 Postdoc, Universiteit van Alberta, Edmonton, Canada
1993 PhD, Thesis: “Lipid absorption and Metabolism”
9. Poordad F, McCone J, Jr., Bacon BR, Bruno S, Manns MP, Sul
kowski MS, Jacobson IM, et al. Boceprevir for untreated chronic
HCV genotype 1 infection. N Engl J Med 2011;364:11951206.
10. Lok AS, Gardiner DF, Lawitz E, Martorell C, Everson GT, Ghalib
R, Reindollar R, et al. Preliminary study of two antiviral agents for
hepatitis C genotype 1. N Engl J Med 2012;366:216224.
Vervolg van pagina 15.
tot een enorme toename in kans op SVR. De verklaring voor
de enorme toename van eradicatie van het hepatitis C virus is
de combinatie van direct antivirale activiteit bij immunomo
dulatoire werking van peginterferon en ribavirine.
D.M. Hotho, R.J. de Knegt
Afdeling Maag, Darm en Leverziekten, Erasmus MC,
Rotterdam
Figuur 2: Replicatie van het hepatitis C virus. Murray etal. Hepatitis C:
An unsuspected drug target. Nature 465, 42–44 (06 May 2010).
18 LEVER NR 2 mEi 2012 19
LEVE
R
IN
GEZ
ON
DEN
Pilotstudie machinepreservatie humane donorlevers van start in de Groningse regio
SANNA OP DEN DRIES
ONDERZOEKER HPB CHIRURGIE UMCG
ERNST BUITER
TRANSPLANTATIE COöRDINATOR UMCG
UMCG april 2012 Levertransplantatie is een succesvolle behandeling voor patiënten met eindstadium leverfalen. Echter, de groeiende discrepantie tussen vraag en aanbod van geschikte donorlevers is een belangrijke oorzaak van sterfte op de wachtlijst en daarbuiten. Acceptatie dan wel afwijzing van een potentiële donorlever wordt naast de voorgeschiedenis gebaseerd op parameters van schade en functie in de laatste levensfase van de donor, alsmede het kritische oog van de uitnemende chirurg. De levers die buiten de selectiecriteria vallen, worden afgekeurd en niet gebruikt voor transplantatie. Tot voor kort ontbrak het ons aan mogelijkheden om de levers tijdens of na uitname objectief te kunnen beoordelen. Nieuwe technieken maken het naar verwachting binnenkort mogelijk om een donorlever exvivo optimaal te kunnen beoordelen en misschien zelfs in functie te verbeteren.
Gezien de schaarste aan leverdonoren is men genood
Ernst Buiter, transplantatiecoördinator UMCG (e.buiter@
umcg.nl)
Het begeleidende team bestaat uit:
Prof. dr. Robert Porte, Prof. dr. Ton Lisman, Prof. dr. Gerhard
Rakhorst, Dr. ir. Arjan van der Plaats, Dr. Henri Leuvenink,
Drs. Marieke de Boer, Sanna op den Dries, Negin Karimian,
Martin Kuizinga en Ernst Buiter.
Vervolg van pagina 19.
Recent hebben vier onafhankelijke genoombrede associatie studies diverse single nucleotide polymorphisms (SNPs) geïdentificeerd nabij het IL28B gen op chromosoom 19, welke sterk zijn geassocieerd met zowel interferon geïnduceerde als spontane klaring van hepatitis C virus (HCV) infecties (14). Deze studies gaven het startsein voor een stormloop aan wetenschappelijk onderzoek naar de rol van genetische variaties rondom het IL28B gen in chronische virale hepatitis.
De IL28B SNPs rs12979860 en rs809917 lijken het
sterkst geassocieerd met het behalen van een
blijvende virologische respons, ofwel een sustained
virological response (SVR), op peginterferon en ribavirine
therapie. In de eerste en grootste studie met 1137 Ameri
die werden behandeld met peginterferon en ribavirine, bleek
genotype C/C van IL28B SNP rs12979860 een ongeveer twee
keer zo hoge kans op SVR te geven dan genotype C/T of T/T
(1). Het IL28B genotype was zelfs de belangrijkste voorspeller
van SVR voorafgaand aan de behandeling zoals bleek uit een
opvolgende publicatie vanuit ditzelfde cohort, waarin tevens
de associatie met de virale kinetiek gedurende de therapie
werd aangetoond (5). Drie vergelijkbare studies met patiën
ten van Europese, Aziatische en Australische afkomst toon
den gelijke resultaten voor IL28B SNP rs809917; genotype
T/T gaf een duidelijk verhoogde kans op SVR in vergelijking
met genotype T/G of G/G (24).
Ondanks dat er een hoge mate van correlatie bestaat tussen
IL28B SNPs, laat een recente studie zien dat kennis van zowel
rs12979860 en rs809917 additionele waarde kan hebben bij
de voorspelling van SVR (6). Het IL28B genotype blijft een
belangrijke voorspeller van respons in moeilijker te genezen
chronisch HCV geïnfecteerde patiënten, zoals patiënten met
gevorderde leverschade, patiënten die ook geïnfecteerd zijn
met het humaan immunodeficiëntie virus of patiënten na
levertransplantatie (79). Overigens lijkt de associatie tussen
de virologische respons en het IL28B gen zich niet tot HCV
genotype 1 of HCV überhaupt te beperken. Diverse studies
rapporteren over een relatie van IL28B SNPs met de virolo
gische response op peginterferon en ribavirine in chronische
HCV genotype 2, 3 en 4 geïnfecteerde patiënten alsook met
peginterferon geïnduceerde HBeAg seroconversie in chroni
sche hepatitis B virus geïnfecteerde patiënten (1013).
Met de recente vergoeding van telaprevir en boceprevir is een
belangrijke verbetering van de behandeling van HCV genotype
1 geïnfecteerde patiënten gerealiseerd, gezien de aanzienlijk
IL28B genotypering nu mogelijk voor alle Nederlandse patiënten met chronische virale hepatitis
With them all the wayFrom viral suppression1 to reversal of disease progression2
Baraclude® supports your NA-naïve patients with chronic hepatitis B from the start, and all the way towards the long-term bene� t of reversal of disease progression.*3 Rapid and potent viral suppression4,5 brings early success that lasts long-term,**1,2 while minimal resistance†6 and favourable tolerability††1,2 provide con� dence for the years ahead. With Baraclude®, you can make the journey easier for you and your patients.
*96% of patients experienced histological improvement (de� ned as 2-point decrease in Knodell necroin� ammatory score from baseline with no worsening of Knodell � brosis score). 88% of patients experienced improvements in their Ishak Fibrosis Score (de� ned as >1-point decrease from baseline). Histology samples were obtained from 57 NA- naïve HBeAg-positive and –negative patients originally treated in Trials 022 and 027, who enrolled in the open-label rollover Trial 901 for long-term treatment (median 280 weeks). **94% of HBeAg-positive patients and 95% of HBeAg-negative patients achieved <300 copies/mL through Year 5 of Baraclude® treatment and Year 3 of Baraclude® re-treatment, respectively. The NA-naïve HBeAg-positive Baraclude® open-label rollover long-term treatment cohort consists of 146 Baraclude®-treated patients from Trial 022 who had a ≤35-day off-treatment gap between the last Baraclude® dose in study Trial 022 and the � rst Baraclude® dose in Trial 901, and includes all patients who satis� ed this de� nition regardless of treatment response achieved in Trial 022. The NA-naïve HBeAg-negative Baraclude® open-label rollover long-term re-treatment cohort consists of 99 Baraclude®-treated patients from Trial 027 who had a treatment gap 60 days between the last Baraclude® dose in study Trial 027 and the � rst Baraclude® dose in Trial 901, and includes all patients who satis� ed this de� nition regardless of treatment response achieved in Trial 027. Patients from Trials 022 and 027 received Baraclude® 0.5 mg daily. Patients enrolling in the open-label rollover cohort Trial 901 for long-term ef� cacy analysis initially received a combination of Baraclude® 1 mg and lamivudine 100 mg daily. Subsequently the protocol was amended for
Referenties: 1. F. Poordad et al. Boceprevir for Untreated Chronic HCV Genotype 1 Infection. NEJM 2011, 364, 13: 1195-1206. 2. B.R. Bacon et al. Boceprevir for Previously Treated Chronic HCV Genotype 1 Infection. NEJM 2011, 364, 13: 1207-17. 3. SPC VICTRELIS
M
0113
VIC12
NL201
0J01
12
NU BESCHIKBAAR, VOLLEDIG VERGOED
WINST MET VICTRELIS*
Raadpleeg de volledige productinformatie (SPC) alvorens VICTRELIS voor te schrijven.Zie elders in dit blad voor de verkorte SPC.
Toevoeging van VICTRELIS aan SOC biedt:• Aanzienlijke verhoging van de SVR3
• Manageable bijwerkingenprofi el1,2
• Flexibiliteit1,2
*VICTRELIS is geïndiceerd voor de behandeling van chronische infectie met het hepatitis C-virus (CHC) genotype 1, in combinatie met peginterferon alfa en ribavirine, bij volwassen patiënten met gecompenseerde leverziekte die niet eerder behandeld zijn of bij wie eerdere behandeling heeft gefaald.
Samenstelling: Baraclude® filmomhulde tabletten bevatten 0,5 mg of 1,0 entecavir (als monohydraat). Farmacotherapeutische categorie: Antivirale middelen voor systemisch gebruik, nucleoside en nucleotide reverse transcriptaseremmers ATC-code: J05AF10. Indicaties: Baraclude is geïndiceerd voor de behandeling van chronische hepatitis B virusinfectie (HBV) bij volwassen patiënten met:• gecompenseerde leverziekte en tekenen van actieve virale replicatie, aanhoudend verhoogde
serum-alanineaminotransferase (ALAT)-spiegels en histologische tekenen van actieve ontsteking en/of fibrose
• gedecompenseerde leverziekte. Dosering: Oraal. Gecompenseerde leverziekte Nucleoside-naïeve patiënten: 0,5 mg eenmaal daags met of zonder voedsel. Lamivudine-refractaire patiënten: 1 mg eenmaal daags op een lege maag (≥ 2 uur vóór of ≥ 2 uur na een maaltijd). Gedecompenseerde leverziekte: 1 mg eenmaal daags ingenomen op een lege maag. Kinderen: Niet aanbevolen voor kinderen jonger dan 18 jaar. Ouderen: Aanpassing van de dosis gebaseerd op nierfunctie. Nierfunctiestoonissen: Aanpassing van de dosis bij creatinineklaring < 50 ml/min, inclusief patiënten die hemodialyse of continue ambulante peritoneaaldialyse (CAPD) ondergaan.
Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de hulpstoffen.Waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen: • Aanpassing van de dosering wordt aanbevolen voor patiënten met nierfunctiestoornissen. • Tijdens en na het staken van de behandeling dient men bedacht te zijn op mogelijk ernstige exacerbaties
van hepatitis. Het verdient aanbeveling om de leverfunctie tijdens de behandeling zorgvuldig te controleren. • Bij patiënten met gedecompenseerde leverziekte, met name bij diegenen met Child-Turcotte-Pugh
(CTP) klasse C ziekte, zijn vaker ernstige leverbijwerkingen waargenomen (ongeacht causaliteit) dan bij patiënten met een gecompenseerde leverfunctie. Ook patiënten met gedecompenseerde leverziekte hebben mogelijk een hoger risico op lactaatacidose en op specifieke nierbijwerkingen zoals hepatorenaal syndroom. Daarom dienen de klinische en laboratoriumparameters nauwkeurig gecontroleerd te worden bij deze patiëntenpopulatie.
• Voorvallen van lactaatacidose (in afwezigheid van hypoxemie), soms fataal, gewoonlijk samengaand met ernstige hepatomegalie en hepatische steatose, zijn gemeld bij het gebruik van nucleosideanalogen.
• Met name bij lamivudine-refractaire patiënten dient de virologische response in verband met resistentie gecontroleerd te worden. Reeds bestaande lamivudineresistente HBV wordt in verband gebracht met een verhoogd risico voor opvolgende entecavirresistentie ongeacht de graad van leverziekte. Bij patiënten met zowel gedecompenseerde leverziekte als lamivudineresistente HBV dient het gebruik van entecavir in combinatie met een tweede antiviraal middel overwogen te worden.
• Entecavir dient niet gebruikt te worden bij patiënten met hiv/HBV co-infectie die geen HAART krijgen. Entecavir is niet onderzocht als behandeling tegen hiv en wordt daarvoor afgeraden.
• De nierfunctie van patiënten die na een levertransplantatie cyclosporine of tacrolimus gebruiken, moet voor en tijdens de behandeling met entecavir zorgvuldig worden geëvalueerd.
• Dit geneesmiddel bevat lactose. Patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen zoals galactose-intolerantie, Lapp-lactasedeficiëntie of glucose-galactosemalabsorptie mogen dit geneesmiddel niet gebruiken.
Bijwerkingen: vaak: slapeloosheid, hoofdpijn, duizeligheid, slaperigheid, braken, diarree, misselijkheid, dyspepsie, verhoogde transaminasen en vermoeidheid. Soms: uitslag, en alopecia. Zelden: anafylactoïde reactie. Er zijn gevallen van lactaatacidose gemeld, vaak samengaand met hepatische decompensatie, andere ernstige medische aandoeningen of blootstelling aan geneesmiddelen. Afleverstatus: UR Vergoeding en prijzen: Volledige vergoeding; voor prijzen zie Z-index. Voor volledige productinformatie, zie Samenvatting van de Productkenmerken. Bristol-Myers Squibb B.V., Woerden, augustus 2011.
Date of preparation: September 2011 686HQ11PM001 NLBC-A0038
INCIVO® (telaprevir) - Verkorte ProductinformatieSamenstelling: INCIVO® filmomhulde tabletten. Elke tablet bevat 375 mg telaprevir.Farmaceutische vorm: Gele, capsulevormige tablet van ongeveer 20 mm lang, waarop aan één kant ‘T375’ staat. Indicaties: INCIVO, in combinatie met peginterferon alfa en ribavirine, is geïndiceerd voor de behandeling van genotype 1 chronische hepatitis C bij volwassen patiënten met gecompenseerde leverziekte (waaronder cirrose) (1) die nooit eerder behandeld werden (therapienaïef ), of (2) die eerder behandeld werden met interferon alfa (gepegyleerd of niet gepegyleerd) als monotherapie of in combinatie met ribavirine, waaronder patiënten met een recidief, partiële responders en patiënten zonder respons (null responders). Dosering en wijze van toediening: Behandeling met INCIVO dient te worden gestart en gevolgd door een arts met ervaring in de behandeling van chronische hepatitis C. INCIVO, 750 mg (twee filmomhulde tabletten van 375 mg) dient iedere 8 uur oraal met voedsel te worden ingenomen (de totale dagelijkse dosis is 6 tabletten (2.250 mg)). INCIVO moet worden toegediend in combinatie met ribavirine en ofwel peginterferon alfa-2a ofwel -2b. Aanbevolen wordt dat patiënten met ribonucleïnezuur van het hepatitis C virus (HCV-RNA) > 1.000 IE/ml in week 4 of week 12 met de behandeling stoppen. Behandelduur: De behandeling met INCIVO moet worden gestart in combinatie met peginterferon alfa en ribavirine en gedurende 12 weken worden aangehouden. Patiënten zonder cirrose die therapienaïef zijn of een recidief hadden op een eerdere behandeling, en bij wie HCV-RNA ondetecteerbaar is in week 4 en 12, moeten additioneel nog 12 weken behandeld worden met alleen peginterferon alfa en ribavirine, voor een totale behandelingsduur van 24 weken. Voor alle andere patiënten wordt een additionele behandelingsperiode van 36 weken met alleen peginterferon alfa en ribavirine aanbevolen, voor een totale behandelingsduur van 48 weken. Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de hulpstoffen. Gelijktijdige toediening met werkzame stoffen die voor hun klaring sterk afhankelijk zijn van CYP3A en waarvan verhoogde plasmaconcentraties geassocieerd zijn met ernstige en/of levensbedreigende gebeurtenissen. Dit zijn onder andere de werkzame stoffen alfuzosine, amiodaron, bepridil, kinidine, astemizol, terfenadine, cisapride, pimozide, moederkoornalkaloïden (dihydro-ergotamine, ergonovine, ergotamine, methylergonovine), lovastatine, simvastatine, atorvastatine, sildenafil of tadalafil (alleen indien gebruikt voor de behandeling van pulmonale arteriële hypertensie) en oraal toegediend midazolam of triazolam. Gelijktijdige toediening met klasse-Ia- of -III-antiaritmica, behalve intraveneus lidocaïne. Gelijktijdige toediening van INCIVO met werkzame stoffen die CYP3A sterk induceren, bijvoorbeeld rifampicine, sint-janskruid (Hypericum perforatum), carbamazepine, fenytoïne en fenobarbital en dus kunnen leiden tot lagere blootstelling en verlies van werkzaamheid van INCIVO. Raadpleeg de SPC van peginterferon alfa en van ribavirine voor een lijst met de contra-indicaties van deze producten, aangezien INCIVO in combinatie met peginterferon alfa en ribavirine gebruikt moet worden. Belangrijkste waarschuwingen en voorzorgen: Ernstige rash: In placebogecontroleerde fase-2- en fase-3-studies werd ernstige rash (voornamelijk eczemateus, met jeuk en die meer dan 50% van het lichaamsoppervlak beslaat) gemeld bij 4,8% van de patiënten die behandeld werden met de INCIVO-combinatiebehandeling tegenover 0,4% van degenen die behandeld werden met peginterferon alfa en ribavirine. In placebogecontroleerde fase-2- en fase-3-studies had 0,4% van de patiënten vermoedelijk Drug Rash with Eosinophilia and Systemic Symptoms (DRESS). In de klinische praktijk met INCIVO had minder dan 0,1% van de patiënten stevens-johnsonsyndroom. Al deze reacties verdwenen bij stopzetting van de behandeling. Voorschrijvers dienen ervoor te zorgen dat de patiënten volledig geïnformeerd zijn over het risico op ernstige rash en dat ze hun voorschrijvend arts onmiddellijk moeten raadplegen zodra ze een nieuwe rash krijgen of als een bestaande rash verergert. Alle gevallen van rash moeten regelmatig gecontroleerd worden op progressie tot de rash is verdwenen. Anemie: In placebogecontroleerde fase-2- en fase-3-studies namen de totale incidentie en de ernst van anemie toe bij de INCIVO-combinatiebehandeling in vergelijking met een behandeling met alleen peginterferon alfa en ribavirine. Voor de behandeling van anemie dient men de SPC van ribavirine te raadplegen voor de richtlijnen over de dosisverlaging. Als de behandeling met ribavirine wordt stopgezet voor de behandeling van anemie, moet ook de behandeling met INCIVO definitief worden stopgezet. Als de behandeling met INCIVO wordt stopgezet voor anemie, kunnen patiënten verdergaan met de behandeling met peginterferon alfa en ribavirine. Hemoglobine dient voor en tijdens de INCIVO-combinatiebehandeling op regelmatige tijdstippen gecontroleerd te worden. De dosis van INCIVO mag niet worden verlaagd en de behandeling met INCIVO mag niet worden hervat indien stopgezet. Zwangerschap en anticonceptie bij mannen en vrouwen: INCIVO wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap en bij vrouwen die zwanger kunnen worden en geen anticonceptie toepassen. Zowel vrouwelijke patiënten die zwanger kunnen worden en hun mannelijke partners, als mannelijke patiënten en hun vrouwelijke partners moeten tijdens en na de behandeling met INCIVO twee effectieve anticonceptiemethoden gebruiken, zoals wordt aanbevolen in de SPC van ribavirine. Hormonale anticonceptiva kunnen worden voortgezet, maar zijn wellicht niet betrouwbaar tijdens gebruik van INCIVO en gedurende maximaal twee maanden na het stoppen met INCIVO. Cardiovasculair: Gebruik van INCIVO moet worden vermeden bij patiënten met congenitale QT-verlenging, of met een familiale voorgeschiedenis van congenitale QT-verlenging of plotse dood. Algemeen: INCIVO mag niet als monotherapie worden toegediend en mag alleen worden voorgeschreven in combinatie met zowel peginterferon alfa als ribavirine. De SPC van peginterferon alfa en van ribavirine moeten daarom worden geraadpleegd voordat de behandeling met INCIVO wordt gestart. Interacties: Gelijktijdige toediening van INCIVO en geneesmiddelen die CYP3A en/of P-gp induceren, kan de plasmaconcentraties van telaprevir verlagen. Gelijktijdige toediening van INCIVO en geneesmiddelen die CYP3A en/of P-gp remmen, kan de plasmaconcentraties van telaprevir verhogen. Toediening van INCIVO kan de systemische blootstelling aan geneesmiddelen die substraat zijn van CYP3A of P-gp, verhogen. Dit kan het therapeutisch effect en de bijwerkingen van die middelen versterken of verlengen. Op basis van de resultaten van klinische geneesmiddelinteractiestudies, kan inductie van metabole enzymen door telaprevir niet worden uitgesloten. Voor een overzicht van interacties en doseringsaanbevelingen met andere geneesmiddelen, zie SPC. Bijwerkingen: op INCIVO (ingenomen in combinatie met peginterferon alfa en ribavirine): ZEER VAAK (≥1/10): anemie, pruritus, rash, nausea, diarree, braken, hemorroïden, proctalgie. VAAK (≥1/100 tot <1/10): trombocytopenie, lymfopenie, hyperurikemie, dysgeusie, syncope, anale pruritus, rectale hemorragie, anale fissuur, eczeem, gezwollen gezicht, exfoliatieve uitslag, orale candidiasis, hypothyreoïdie, hypokaliëmie, hyperbilirubinemie, perifeer oedeem, productsmaak abnormaal. SOMS (≥1/1000 tot <1/100): jicht, retinopathie, proctitis, geneesmiddelrash met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS), urticaria, creatinine in bloed verhoogd. ZELDEN (≤1/1000): stevens-johnsonsyndroom. Farmacotherapeutische categorie: Direct werkende antivirale middelen. Afleverstatus: UR. Registratiehouder: Janssen Cilag International NV, Turnhoutseweg 30, B-2340 Beerse, België. Uitgebreide productinformatie: zie voor volledige SPC www.janssennederland.nl. Datum: 19/03/2012
Janssen-Cilag B.V.
Productinformatie behorende bij advertentie elders in dit blad
JAN 0499 bijsluiter NED_A6_DEF.indd 1 16/04/12 11:48
INCIVO® (telaprevir) - Verkorte ProductinformatieSamenstelling: INCIVO® filmomhulde tabletten. Elke tablet bevat 375 mg telaprevir.Farmaceutische vorm: Gele, capsulevormige tablet van ongeveer 20 mm lang, waarop aan één kant ‘T375’ staat. Indicaties: INCIVO, in combinatie met peginterferon alfa en ribavirine, is geïndiceerd voor de behandeling van genotype 1 chronische hepatitis C bij volwassen patiënten met gecompenseerde leverziekte (waaronder cirrose) (1) die nooit eerder behandeld werden (therapienaïef ), of (2) die eerder behandeld werden met interferon alfa (gepegyleerd of niet gepegyleerd) als monotherapie of in combinatie met ribavirine, waaronder patiënten met een recidief, partiële responders en patiënten zonder respons (null responders). Dosering en wijze van toediening: Behandeling met INCIVO dient te worden gestart en gevolgd door een arts met ervaring in de behandeling van chronische hepatitis C. INCIVO, 750 mg (twee filmomhulde tabletten van 375 mg) dient iedere 8 uur oraal met voedsel te worden ingenomen (de totale dagelijkse dosis is 6 tabletten (2.250 mg)). INCIVO moet worden toegediend in combinatie met ribavirine en ofwel peginterferon alfa-2a ofwel -2b. Aanbevolen wordt dat patiënten met ribonucleïnezuur van het hepatitis C virus (HCV-RNA) > 1.000 IE/ml in week 4 of week 12 met de behandeling stoppen. Behandelduur: De behandeling met INCIVO moet worden gestart in combinatie met peginterferon alfa en ribavirine en gedurende 12 weken worden aangehouden. Patiënten zonder cirrose die therapienaïef zijn of een recidief hadden op een eerdere behandeling, en bij wie HCV-RNA ondetecteerbaar is in week 4 en 12, moeten additioneel nog 12 weken behandeld worden met alleen peginterferon alfa en ribavirine, voor een totale behandelingsduur van 24 weken. Voor alle andere patiënten wordt een additionele behandelingsperiode van 36 weken met alleen peginterferon alfa en ribavirine aanbevolen, voor een totale behandelingsduur van 48 weken. Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de hulpstoffen. Gelijktijdige toediening met werkzame stoffen die voor hun klaring sterk afhankelijk zijn van CYP3A en waarvan verhoogde plasmaconcentraties geassocieerd zijn met ernstige en/of levensbedreigende gebeurtenissen. Dit zijn onder andere de werkzame stoffen alfuzosine, amiodaron, bepridil, kinidine, astemizol, terfenadine, cisapride, pimozide, moederkoornalkaloïden (dihydro-ergotamine, ergonovine, ergotamine, methylergonovine), lovastatine, simvastatine, atorvastatine, sildenafil of tadalafil (alleen indien gebruikt voor de behandeling van pulmonale arteriële hypertensie) en oraal toegediend midazolam of triazolam. Gelijktijdige toediening met klasse-Ia- of -III-antiaritmica, behalve intraveneus lidocaïne. Gelijktijdige toediening van INCIVO met werkzame stoffen die CYP3A sterk induceren, bijvoorbeeld rifampicine, sint-janskruid (Hypericum perforatum), carbamazepine, fenytoïne en fenobarbital en dus kunnen leiden tot lagere blootstelling en verlies van werkzaamheid van INCIVO. Raadpleeg de SPC van peginterferon alfa en van ribavirine voor een lijst met de contra-indicaties van deze producten, aangezien INCIVO in combinatie met peginterferon alfa en ribavirine gebruikt moet worden. Belangrijkste waarschuwingen en voorzorgen: Ernstige rash: In placebogecontroleerde fase-2- en fase-3-studies werd ernstige rash (voornamelijk eczemateus, met jeuk en die meer dan 50% van het lichaamsoppervlak beslaat) gemeld bij 4,8% van de patiënten die behandeld werden met de INCIVO-combinatiebehandeling tegenover 0,4% van degenen die behandeld werden met peginterferon alfa en ribavirine. In placebogecontroleerde fase-2- en fase-3-studies had 0,4% van de patiënten vermoedelijk Drug Rash with Eosinophilia and Systemic Symptoms (DRESS). In de klinische praktijk met INCIVO had minder dan 0,1% van de patiënten stevens-johnsonsyndroom. Al deze reacties verdwenen bij stopzetting van de behandeling. Voorschrijvers dienen ervoor te zorgen dat de patiënten volledig geïnformeerd zijn over het risico op ernstige rash en dat ze hun voorschrijvend arts onmiddellijk moeten raadplegen zodra ze een nieuwe rash krijgen of als een bestaande rash verergert. Alle gevallen van rash moeten regelmatig gecontroleerd worden op progressie tot de rash is verdwenen. Anemie: In placebogecontroleerde fase-2- en fase-3-studies namen de totale incidentie en de ernst van anemie toe bij de INCIVO-combinatiebehandeling in vergelijking met een behandeling met alleen peginterferon alfa en ribavirine. Voor de behandeling van anemie dient men de SPC van ribavirine te raadplegen voor de richtlijnen over de dosisverlaging. Als de behandeling met ribavirine wordt stopgezet voor de behandeling van anemie, moet ook de behandeling met INCIVO definitief worden stopgezet. Als de behandeling met INCIVO wordt stopgezet voor anemie, kunnen patiënten verdergaan met de behandeling met peginterferon alfa en ribavirine. Hemoglobine dient voor en tijdens de INCIVO-combinatiebehandeling op regelmatige tijdstippen gecontroleerd te worden. De dosis van INCIVO mag niet worden verlaagd en de behandeling met INCIVO mag niet worden hervat indien stopgezet. Zwangerschap en anticonceptie bij mannen en vrouwen: INCIVO wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap en bij vrouwen die zwanger kunnen worden en geen anticonceptie toepassen. Zowel vrouwelijke patiënten die zwanger kunnen worden en hun mannelijke partners, als mannelijke patiënten en hun vrouwelijke partners moeten tijdens en na de behandeling met INCIVO twee effectieve anticonceptiemethoden gebruiken, zoals wordt aanbevolen in de SPC van ribavirine. Hormonale anticonceptiva kunnen worden voortgezet, maar zijn wellicht niet betrouwbaar tijdens gebruik van INCIVO en gedurende maximaal twee maanden na het stoppen met INCIVO. Cardiovasculair: Gebruik van INCIVO moet worden vermeden bij patiënten met congenitale QT-verlenging, of met een familiale voorgeschiedenis van congenitale QT-verlenging of plotse dood. Algemeen: INCIVO mag niet als monotherapie worden toegediend en mag alleen worden voorgeschreven in combinatie met zowel peginterferon alfa als ribavirine. De SPC van peginterferon alfa en van ribavirine moeten daarom worden geraadpleegd voordat de behandeling met INCIVO wordt gestart. Interacties: Gelijktijdige toediening van INCIVO en geneesmiddelen die CYP3A en/of P-gp induceren, kan de plasmaconcentraties van telaprevir verlagen. Gelijktijdige toediening van INCIVO en geneesmiddelen die CYP3A en/of P-gp remmen, kan de plasmaconcentraties van telaprevir verhogen. Toediening van INCIVO kan de systemische blootstelling aan geneesmiddelen die substraat zijn van CYP3A of P-gp, verhogen. Dit kan het therapeutisch effect en de bijwerkingen van die middelen versterken of verlengen. Op basis van de resultaten van klinische geneesmiddelinteractiestudies, kan inductie van metabole enzymen door telaprevir niet worden uitgesloten. Voor een overzicht van interacties en doseringsaanbevelingen met andere geneesmiddelen, zie SPC. Bijwerkingen: op INCIVO (ingenomen in combinatie met peginterferon alfa en ribavirine): ZEER VAAK (≥1/10): anemie, pruritus, rash, nausea, diarree, braken, hemorroïden, proctalgie. VAAK (≥1/100 tot <1/10): trombocytopenie, lymfopenie, hyperurikemie, dysgeusie, syncope, anale pruritus, rectale hemorragie, anale fissuur, eczeem, gezwollen gezicht, exfoliatieve uitslag, orale candidiasis, hypothyreoïdie, hypokaliëmie, hyperbilirubinemie, perifeer oedeem, productsmaak abnormaal. SOMS (≥1/1000 tot <1/100): jicht, retinopathie, proctitis, geneesmiddelrash met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS), urticaria, creatinine in bloed verhoogd. ZELDEN (≤1/1000): stevens-johnsonsyndroom. Farmacotherapeutische categorie: Direct werkende antivirale middelen. Afleverstatus: UR. Registratiehouder: Janssen Cilag International NV, Turnhoutseweg 30, B-2340 Beerse, België. Uitgebreide productinformatie: zie voor volledige SPC www.janssennederland.nl. Datum: 19/03/2012
Janssen-Cilag B.V.
Productinformatie behorende bij advertentie elders in dit blad
JAN 0499 bijsluiter NED_A6_DEF.indd 1 16/04/12 11:48Verkorte samenvatting van de productkenmerken van Pegasys®Samenstelling: Pegasys® bevat peginterferon alfa-2a, gevormd door conjugatie van PEG-reagens (mo-lecuulmassa 40 KD) aan interferon alfa-2a. Pegasys is beschikbaar in voorgevulde wegwerpspuit en voor-gevulde pen met gebruiksklare oplossing voor injectie met 180 of 135 μg peginterferon alfa-2a per 0,5 ml. Indicatie: 1. chronische hepatitis C (CHC) bij volwassen patiënten die positief zijn voor HCV-RNA in het serum, inclusief patiënten met gecompenseerde cirrose en/of co-infectie met klinisch stabiele HIV. De op-timale behandeling is in combinatie met ribavirine. Deze combinatie is geïndiceerd bij naïeve patiënten en patiënten bij wie eerdere behandeling met interferon alfa (gepegyleerd of niet-gepegyleerd) ontoereikend was. 2. HBeAg-positieve of -negatieve chronische hepatitis B (CHB) bij volwassen patiënten met gecom-penseerde leverziekte en bewijs van virale replicatie, verhoogd ALT en histologisch bevestigde leverontste-king en/of fibrose. Contra-indicaties: overgevoeligheid voor alfa interferonen of een van de hulpstoffen, auto-immuun hepatitis, ernstige leverdisfunctie of gedecompenseerde levercirrose, neonaten en kinderen tot 3 jaar oud vanwege de hulpstof benzylalcohol, ernstige al bestaande hartaandoening in de anamnese en HIV-CHC patiënten met cirrose en een Child-Pugh score ≥6 behalve als deze volledig toegeschreven kan worden aan indirecte hyperbilirubinemie veroorzaakt door geneesmiddelen zoals atazanavir en indinavir, combinatie van Pegasys met telbivudine. Dosering en wijze van toediening: de aanbevolen dosering Pegasys bedraagt 180 μg eenmaal per week subcutaan toegediend in buik of dij. De therapieduur is o.a. afhankelijk van het genotype, basale ‘viral load’ en de respons. Belangrijkste waarschuwingen: ernstige effecten op het centrale zenuwstelsel, voornamelijk depressie, suïcidale gedachten en pogingen tot suï-cide, zijn waargenomen bij enkele patiënten tijdens en soms nog tot 6 maanden na Pegasys-behandeling. Pegasys-behandeling werd in verband gebracht met anemie (in combinatie met ribavirine), trombocyt-openie, leukopenie, neutropenie en lymfopenie. Pancytopenie en beenmergsuppressie werden in verband gebracht met Pegasys in combinatie met ribavirine en azathioprine. Bij gebruik van alfa interferonen zijn schildklierfunctie-afwijkingen of verergering van schildklieraandoeningen gemeld. Hypertensie, supraven-triculaire aritmieën, decompensatio cordis, pijn op de borst en myocardinfarct zijn in verband gebracht met alfa-interferontherapie. Indien tijdens behandeling aanwijzingen voor leverdecompensatie ontstaan dient de behandeling met Pegasys onmiddellijk gestaakt te worden. Ernstige, acute overgevoeligheidsreacties zijn zelden waargenomen tijdens behandeling met alfa interferonen. Auto-immuunziekte en gevallen van het Vogt-Koyanagi-Harada syndroom zijn gemeld. Ernstige infecties zijn gemeld tijdens behandeling met alfa interferonen. Bij Pegasys zijn hypoglykemie, hyperglykemie, diabetes mellitus, retinopathie, pulmo-nale symptomen en cardiomyopathie waargenomen. Tevens zijn exacerbatie en provocatie van psoriasis en sarcoïdose waargenomen. Lever- en niertransplantaatafstotingen zijn gemeld met Pegasys, alleen of in combinatie met ribavirine. In combinatie met ribavirine zijn er dentale en periodontale aandoeningen gemeld. Voorzichtigheid is geboden als Pegasys en ribavarine toegevoegd worden aan een HAART thera-pie. Pegasys mag alleen tijdens de zwangerschap gebruikt worden wanneer het mogelijke voordeel het mogelijke risico voor de foetus rechtvaardigt. Borstvoeding moet voorafgaand aan de behandeling worden gestopt. Bijwerkingen: in studies bleek het veiligheidsprofiel van Pegasys bij CHB gelijk aan dat bij CHC. Met uitzondering van pyrexie was de frequentie van de meerderheid van de bijwerkingen opmerkelijk lager bij patiënten met CHB dan bij patiënten met CHC. Bij patiënten met HIV-CHC co-infectie waren de klinische bijwerkingprofielen gemeld voor Pegasys, alleen of in combinatie met ribavirine, gelijk aan die bij patiën-ten met CHC mono-infectie. Zeer vaak (≥1/10) voorkomende bijwerkingen tijdens Pegasys monotherapie of in combinatie met ribavirine i.h.g. van CHC zijn anorexie, hoofdpijn, angst, verminderde concentratie, dyspnoe, hoesten, alopecia, pruritus, dermatitis, droge huid, myalgie, artralgie, vermoeidheid, pyrexie, en asthenie. Bijwerkingen zeer vaak, tijdens behandeling met Pegasys in combinatie met ribavirine bij CHC, of vaak (>1/100 tot <1/10) bij Pegasys monotherapie bij CHB, voorkomend zijn depressie, slapeloosheid, duizeligheid, diarree, misselijkheid, buikpijn, rillingen, pijn, reacties op de injectieplaats en prikkelbaarheid. Afleverstatus: U.R. Pegasys wordt volledig vergoed. Volledige productinformatie is beschikbaar bij Roche Nederland B.V, Postbus 44, 3440 AA WOERDEN. Telefoon: 0348-438171, www.roche.nl (06/2011)
Samenstelling: Elke filmomhulde tablet bevat 245 mg tenofovirdisoproxil (als fumaraat), overeenkomend met 300 mg tenofovirdisoproxilfumaraat of 136 mg tenofovir. Farmacotherapeutisch groep: Nucleoside en nucleotide reverse transcriptase-remmers, ATC-code: J05AF07. Indicaties: HIV-1-infectie: Viread is geïndiceerd in combinatie met andere antiretrovirale geneesmiddelen voor de behandeling van met HIV-1 geïnfecteerde volwassenen van meer dan 18 jaar oud. Hepatitis B-infectie: Viread is geïndiceerd voor de behandeling van chronische hepatitis B bij volwassenen met: 1) gecompenseerde leverziekte, met aangetoonde actieve virale replicatie, aanhoudend verhoogde serum-alanineaminotransferase (ALAT)-spiegels en histologisch aangetoonde actieve ontsteking en/of fibrose. 2) gedecompenseerde leverziekte. Contra-indicaties: Bekende overgevoeligheid voor tenofovir, tenofovirdisoproxilfumaraat of voor één van de hulpstoffen. Waarschuwingen en voorzorgen: Het wordt aanbevolen de nierfunctie (creatinineklaring en serumfosfaat) te berekenen voordat wordt begonnen met de behandeling met Viread. Het eerste jaar behandeling moet de nierfunctie iedere vier weken gecontroleerd en daarna elke drie maanden. Bij patiënten met het risico op nierfunctiestoornis, dient overwogen te worden om de nierfunctie vaker te controleren.Indien bij patiënten, het serumfosfaat gehalte < 1,5 mg/dl (0,48 mmol/l) is of de creatinineklaring < 50 ml/min afgenomen is, moet de nierfunctie binnen één week opnieuw beoordeeld worden, inclusief metingen van glucose- en kaliumgehalted in het bloed an van het glucosegehalte in de urine. Bij patiënten met een afname van het serum fosfaatgehalte naar < 1,0 mg/dl (0,32 mmol/l) of een afname van het creatinineklaring naar <50 ml/min ,dient het onderbreken van de behandeling met Viread overwogen te worden. Bij patiënten met milde tot matige nierinsufficiëntie, moeten de mogelijke voordelen van behandeling worden afgenomen tegen de mogelijke risico’s. Indien gelijktijdig gebruik van Viread en nefrotoxische middelen, of van Viread en geneesmiddelen met hetzelfde renale transportsysteem (hOAT1 en 3 of MRP4 ) onvermijdelijk is, dient de renale functie wekelijks gecontroleerd te worden. Om het risico van lactaatacidose te minimaliseren bij toediening van nucleoside-analogen in combinatie met Viread moeten de patiënten nauwgezet worden gevolgd. Bij gelijktijdig gebruik van Viread en didanosine moet nauwgezet gecontroleerd worden op bijwerkingen van didanosine. Bij patiënten die voor chronish hepatisB behandeld worden, moet voorzichtigheid en controle geboden worden, voor tekenen van exacerbaties van hepatitis, in het bijzonderlijk na het stoppen van de behandeling. Indien geschikt, kan hervatting van de behandeling gerechtvaardigd zijn. Viread bevat lactose. Daarom moet Viread niet gebruikt worden bij patiënten met galactose intolerantie, Lapp lactase-deficiëntie of glucose-galactose malabsortie. Zwangerschap: De veiligheid van Viread bij zwangerschap werd nog niet vastgesteld. Het mogelijke voordeel moet worden afgewogen tegen het mogelijke risico voor de foetus. Bijwerkingen: De meest gerapporteerde, zeer vaak (≥ 1/10) bijwerkingen zijn: hypofosfatemie, duizeligheid, diarree, braken, misselijkheid, uitslag, asthenie. Vaak (≥ 1/100, < 1/10) werden de volgende bijwerkingen waargenomen: hoofdpijn, abdominale pijn, opgezette buik, flatulentie, verhoogde transaminasen, vermoeidheid; Soms (≥ 1/1.000, < 1/100): hypokaliëmie, pancreatitis, rabdomyolyse, spierzwakte, verhoogd creatinine; Zelden(≥ 1/10.000, < 1/1.000): lactaatacidose, hepatische steatose, hepatitis, angio-oedeem, osteomalacie (die zich manifesteert als botpijn en zelden bijdraagt aan het ontstaan van fracturen), myopathie, acuut nierfalen, nierfalen, acute tubulaire necrose, proximale niertubulopathie (waaronder syndroom van Fanconi), nefritis (waaronder acute interstitiële nefritis), nefrogene diabetes insipidus. Deze bijwerking kan optreden als gevolg van proximale niertubulopathie. Er wordt vanuit gegaan dat dit bij afwezigheid van deze aandoening niet in een oorzakelijk verband staat met tenofovirdisoproxilfumaraat. Verpakking: Doos met 1 of 3 flacons met 30 filmomhuldetabletten. Afleverstatus: UR. Vergoeding: volledige vergoeding. Prijs: zie Z-index. Registratiehouder: Gilead Sciences International Limited, Cambridge CB21 6GT, Verenigd Koninkrijk. Bestudeer de samenvatting van productkenmerken alvorens Viread voor te schrijven in het bijzonder vanwege dosering, bijwerkingen, waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik, en interacties. Neem voor meer inlichtingen contact op met de lokale vertegenwoordiger: Gilead Sciences Netherlands BV, WTC, Toren D, 7e Verdieping, Strawinskylaan 779, 1077 XX Amsterdam.
De volledige informatie kunt u aanvragen bij Gilead Sciences.
Referenties 1. VIREAD, Summary of Product Characteristics. July 2010. 2. Marcellin et al. AASLD 2010, Poster 476. 3. Heathcote et al. AASLD 2010, Poster 477. 4. Heathcote et al. Three- Year Efficacy and Safety of Tenofovir Disoproxil Fumarate Treatment for Chronic Hepatitis B. Gastroenterology 2010 (in press). 5. Marcellin et al. New England Journal of Medicine 2008; 359(23): 2442–2455.
Promotiedatum: 7 december 2011
Erasmus Universiteit Rotterdam
Promotor: Prof. dr. H.L.A. Janssen
Co-promotor: Dr. P.A. Boonstra
Hepatitis C infecties: een wereldwijd probleemBesmetting met het hepatitis C virus
leidt bij 80% van de mensen tot een
chronische infectie van de lever. Slechts
een minderheid kan zonder medicijnen
van hepatitis C genezen doordat het vi
rus meestal succesvol het afweersysteem
ontwijkt. Hierdoor zijn ongeveer 170
miljoen patiënten wereldwijd chronisch
geïnfecteerd met hepatitis C. In Neder
komt, ondanks fototherapie, ook nog
altijd bilirubinegeïnduceerde hersen
schade voor. Om deze reden ontwik
kelden wij, in een diermodel, verschil
lende nieuwe behandelstrategieën voor
ongeconjugeerde hyperbilirubinemie.
Deze behandelingen bonden bilirubine
in de darm, waardoor de uitscheiding
ervan werd bevorderd. Behandeling met
het galzout ursodeoxycholaat of met het
laxans polyethyleen glycol was net zo
effectief als standaard fototherapie. De
combinatie van polyethyleen glycol en
fototherapie duidelijk effectiever dan
alleen fototherapie, en zorgde voor een
bilirubinedaling van 70% in het bloed.
Ten slotte toonden wij aan, wederom
in ons diermodel, dat behandeling met
albumine tijdens fototherapie de neer
slag van bilirubine in de hersenen kan
voorkomen. Dit betekent dat albumine
een waardevolle aanvullende therapie
kan zijn tijdens ernstige ongeconju
geerde hyperbilirubinemie. De door ons
ontwikkelde strategieën kunnen wellicht
de belasting van de huidige behan
delmethoden (e.g. fototherapie) voor
patiënten verminderen. Bovendien
zouden deze nieuwe behandelingen,
alleen of in combinatie met fotothera
pie, de incidentie van bilirubinegeïn
duceerde hersenschade verder kunnen
terugdringen. De verkregen resultaten
kunnen uiteraard dienen als raamwerk
voor toekomstig fundamenteel onder
zoek, maar rechtvaardigen ook zeker kli
nische vervolgstudies in CriglerNajjar
patiënten en neonaten.
SAMENVATTING PROEfSCHRIfT MARk. A.A. CLAASSEN
‘The impact of negative regulation on T cell immunity during chronic hepatitis C virus infections’
land komt de ziekte minder vaak voor,
maar er zijn toch nog maximaal 67.000
mensen op dit moment chronisch
geïnfecteerd. Alpha interferon is de
hoeksteen van de huidige behandeling
van hepatitis C virus infecties, waarmee
ruim de helft van de patiënten genezen
kan worden. De rest van de patiënten
blijft echter chronisch geïnfecteerd.
Voor de moeilijk te behandelen groep
komen binnenkort nieuwe virusrem
mende medicijnen op de markt die
samen met alpha interferon gegeven
zullen worden en in studieverband
veelbelovende resultaten hebben laten
zien. Na jaren infectie met hepatitis C
ontstaat bij de meeste patiënten litte
kenvorming in lever. Uiteindelijk kan
dit leiden tot cirrose en uitval van de
functie van de lever, of leverkanker.
De enige optie is dan nog een lever
transplantatie. Er zijn alleen veel te
weinig donor levers om alle patiënten
te helpen.
De rol van het afweersysteem bij hepatitis C virus infectiesHepatitis C doodt de levercellen die
het infecteert niet. De afweerreactie
van de patiënt tegen het virus leidt tot
de chronische ontsteking van de lever.
De onderzoekers laten zien dat het
afweersysteem gericht tegen hepatitis
C kan worden geremd door verschil
lende factoren. Twee signaalmoleculen
IL10 en TGFβ en belangrijke regu
lerende cellen van het afweersysteem,
zogenaamde Treg bleken hierbij van
belang. De littekenvorming in de lever
bleek te worden geremd door Treg en
waarschijnlijk ook TGFβ. De keerzijde
is dat deze factoren ook de afweerreactie
remmen die nodig is om van hepatitis
C te genezen. De onderzoekers stellen
daarom dat remming van het afweersys
teem waarschijnlijk leidt tot uitblijven
van genezing van hepatitis C met als
winst een milde ontsteking met relatief
trage littekenvorming van de lever. De
onderzoekers suggereren dat het blok
keren van de remmende effecten van
Treg, IL10 of TGFβ bij deze patiënten
een strategie is die mogelijk de afweer
reactie tegen hepatitis C kan herstellen,
waardoor de moeilijk te behandelen
patiënten alsnog kunnen genezen.
Vervolg van pagina 27.
Lees verder op pagina 30.
30 LEVER NR 2 mEi 2012 31
LEVE
R
OP
LOC
ATIE
De adherentie van het Rijnstate
ziekenhuis voor leverziekten,
waar ooit de eerste Neder
landse levertransplantatie plaats vond,
ligt boven de 400.000 personen. Van
de 37 klinische MDL en 17 klinische
Infectiologie bedden wordt naar
schatting circa 30% ingenomen door
patiënten met een leverziekte. Het team
van hepatitis behandelaars bestaat uit
2 MDLartsen met als aandachtsgebied
hepatologie en 2 internistinfectiologen
met aandachtsgebied virale hepatitis
met en zonder coinfectie HIV. De
hepatitis zorg wordt dus geleverd vanuit
de maatschappen Interne Geneeskunde
en Maag, Darm en Leverziekten. Er
bestaat nauwe samenwerking met de
GGD (project korte keten), en via regio
nale bijeenkomsten met verloskundigen
en gynaecologen is de doorverwijzing
van alle zwangeren met hepatitis B
infectie tijdens zwangerschap goed gere
geld. De vakgroep infectieziekten heeft
nauwe banden met de verslavingszorg
inclusief de naast het ziekenhuis gelegen
heroïne unit en de 3 regionale detentie
instellingen betreffende voorlichting,
patiëntenselectie en behandeling voor
hepatitis C. Patiënten met decompen
satie of nietvirale leverziekten wor
den voornamelijk behandeld door de
MDLartsen. Een keer per 2 weken is er
gemeenschappelijk “hepatitis” overleg.
Hierbij worden o.a. alle patiënten met
een behandel indicatie besproken en
is er de mogelijkheid elkaar klinische
problemen voor te leggen. Participatie
in multicenter onderzoek vindt steeds
plaats als team na kritische en gemeen
schappelijke toetsing van interesse,
haalbaarheid en uitvoerbaarheid. Eigen
geïnitieerd onderzoek betreft case
finding onder specifieke risico groepen
zoals iv drugsgebruikers, gedetineerden
en eerste generatie immigranten uit
HBV/HCV endemische landen wat al
geresulteerd heeft in 2 grote projecten
onder de Turkse inwoners en onder
immigranten uit Afghanistan, Iran, Irak,
Vietnam en de landen van de vroegere
Sovjetrepublieken. Ook het opsporen
van patiënten die lost to followup
waren heeft onze aandacht. Verder is
er het zeer omvangrijke hemochroma
tose cohort en de recent in het NtvG
EVEN VOORSTELLEN:
Hepatitis Centrum Rijnstate Arnhem
beschreven HDV gecoinfecteerden.
Hiernaast zijn wij samen met het Eras
mus MC en het AMC gestart met een
groot pilot project hepatitis monitoring.
Een gemeenschappelijke huur van de
fibroscan en het weer starten met TIPSS
wordt op dit moment overwogen.
De behandeling is alleen maar mogelijk
dankzij een team van zeer toegewijde
verpleegkundigen die elkaar ondanks de
verschillende “bloedgroepen” eenvoudig
weten te vinden en elkaar ondersteunen
met kennis van virale leverziekten, lever
decompensatie, leverchemotherapie
en eigen contacten in de ziekenhuis
infrastructuur. Zo blijkt geregeld dat
met de juiste contacten patiënten met
specifieke problemen zeer snel door an
dere specialisten gezien kunnen worden.
In het kader van de behandeling met
protease remmers kunnen we steunen
op de expertise van de dermatologen en
psychiaters. Op dit moment wordt over
wogen de specifieke kennis aanwezig bij
en voor verpleegkundigen op een meer
geformaliseerde wijze te gaan delen met
verpleegkundig consulenten buiten ons
ziekenhuis. Wij ondersteunen de plan
nen dat er sinds kort een beperkt aantal
(maar nog altijd 40!) toegewijde hepa
titiscentra zullen worden aangewezen,
waarbij de specifieke kunde en kennis
van verschillende soorten behandelaars
gebundeld zullen zijn.
Teamwerk in Hepatitis Centrum Rijnstate Arnhem
Patiënten met een leverziekte worden in het Rijnstate behandeld door een team bestaande uit MDLartsen met als aandachtsgebied hepatologie (Marcel Spanier, Jan Maarten Vrolijk), infectiologen (Jet Gisolf, Clemens Richter), gespecialiseerde verpleegkundigen, een klinisch viroloog (Caroline Swanink) en een patholoog met speciale interesse en aandacht voor leveraandoeningen (Jos Meijer).
Recente proefschriften
9 mei 2012, P. de Sousa Montene
gro Miranda: ‘Gene Therapy with
AdenoAssociated Viral Vectors
for Inherited Hyperbilirubinemia:
Towards a Clinical Trial for Crigler
Najjar Syndrome’
7 mei 2012, G. Karimian: ‘Signal
transduction pathways in hepatocyte
cell death: New targets for therapy’
23 februari 2012, R.A. Falix: ‘DLK1
en de notch signaalroute in de lever’
22 februari 2012, Q. Pan: ‘Novel
Antiviral Strategies for Hepatitis C’
ProefschriftenserviceHet is voor leden van de vereniging
mogelijk om via het secretariaat
recente proefschriften aan te vragen.
Aan toekomstige promovendi wordt
verzocht om een exemplaar van hun
proefschrift toe te zenden aan het
secretariaat onder vermelding van
correspondentieadres, zodat aanvra
gen doorgestuurd kunnen worden
naar de promovendus.
SAMENVATTING PROEfSCHRIfT DIRk R. DE WAART
‘Basolateral and apical ABC transporters in liver and intestine’
Promotiedatum: 22 december 2011
Universiteit van Amsterdam
Promotor: Prof. Dr. R.P.J. Oude Elferink
Co-promotor: Dr. C.C. Paulusma
ABCtransporters are essential transport
systems in many organ barriers i.e liver
Vervolg van pagina 29.
and intestine. These transporters are
able to transport substrates against steep
concentration gradients and have a very
broad substrate specificity. Many ABC
transporters have been associated with
inherited human diseases. The focus
of this thesis is on ABCtransporters
expressed in the human intestine and
liver. The intestine is a highly important
gatekeeper controlling the uptake of
substances into the human body. It does
so by uptake of substances from the in
testinal lumen or by excreting substance
back into the intestinal lumen. As such,
it is an organ, which is highly relevant
both in the disposition of drugs as well
as of toxins. The liver is the second bar
rier for substances to pass to get access
to the systemic circulation. It fulfills this
function by eliminating toxic substances
into bile and/or by extensive metabo
lism of endo and xenobiotics.
The thesis describes research on the
importance of ABC transporters in
the barrier function of the liver and
intestine towards the heterocyclic amine
PhIP (a foodderived toxin) and the
hepatotoxicant acetaminophen (better
known as paracetamol). In addition, we
have studied the enterohepatic circu
lation of the cholesterol lowering drug
ezetimibe and the oral availability of
the antibiotic cefadroxil. Furthermore,
the thesis presents data to support the
use of CholylLLysylFluorescein as a
diagnostic marker in a liver function
test. Finally, the influence of plasma
membrane cholesterol on the activity of
ABC transporters is investigated.
The data presented in this thesis
underscore the importance of hepatic
and intestinal ABC transporters in the
elimination and oral availability of toxic
waste products and clinically relevant
drugs.
VERKORTE PRODUCTINFORMATIE VICTRELIS®. Voor de volledige en meest recente productinformatie verwijzen wij naar de goedgekeurde SPC op www.ema.europa.eu. Voor informatie over ribavirine en peginterferon alfa verwijzen wij naar de desbetreffende SPCs. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL: VICTRELIS® KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING: 200 mg boceprevir per harde capsule. FARMACEUTISCHE VORM: harde capsule. FARMACOTHERAPEUTISCHE GROEP EN WERKINGSMECHANISME: Proteaseremmers. Boceprevir remt het HCV NS3-protease. THERAPEUTISCHE INDICATIES: Chronische hepatitis C-infectie (HCV) genotype 1 in combinatie met peginterferon alfa (PEG-IFNα) en ribavirine (RBV) bij niet eerder behandelde volwassenen met gecompenseerde leverziekte of bij wie eerdere behandeling heeft gefaald. CONTRA-INDICATIES Overgevoeligheid voor boceprevir of de hulpstoffen, zwangerschap, auto-immuunhepatitis, gelijktijdige toediening van primair door CYP3A4/5 gemetaboliseerde stoffen waarvan verhoogde plasmaconcentraties ernstig of levensbedreigend kunnen zijn, zoals oraal midazolam, triazolam, bepridil, pimozide, lumefantrine, halofantrine, tyrosinekinaseremmers, ergotaminederivaten. BIJZONDERE WAARSCHUWINGEN EN VOORZORGEN BIJ GEBRUIK: Anemie: Beginnende anemie is gemeld in behandelingsweek 4 met PEG-IFNα+RBV. Toevoegen van Victrelis aan PEG-IFNα+RBV gaat gepaard met extra hemoglobineafname van ±1g/dl in wk 8 vs. standaardzorg. Vóór behandeling, in wk 4 en 8, en daarna waar klinisch aangewezen moet een volledig bloedbeeld worden verkregen. Hemoglobine <6,2 mmol/l (<10 g/dl) kan motivatie zijn voor anemiebehandeling. Raadpleeg SPC ribavirine voor dosisverlaging en/of onderbreking of stopzetting van RBV. Neutropenie: Toevoegen van Victrelis aan PEG-IFNα-2b+RBV gaf een hogere incidentie van neutropenie en neutropenie graad 3-4 vs. alleen PEG-IFNα-2b+RBV. De frequentie van ernstige/levensbedreigende infecties lijkt hoger in de Victrelis-armen dan de controlearm. Het aantal neutrofi elen moet daarom vóór en na behandeling regelmatig worden beoordeeld. Aanbevolen wordt infecties direct te beoordelen en te behandelen. Vergeleken met combinatie van Victrelis met PEG-IFNα-2b+RBV ging combinatie van Victrelis met PEG-IFNα-2a+RBV gepaard met een hoger % neutropenie (incl. graad 4) en een hoger % infecties. Raadpleeg SPC van peginterferon alfa. Drospirenon: Voorzichtigheid is geboden bij drospirenongebruikers met predisponering voor hyperkaliëmie of bij gebruik van kaliumsparende diuretica. Overweeg alternatieve anticonceptiva. Gebruik bij eerdere nulresponders: Retrospectieve analyse waarbij herkwalifi catie plaatsvond op basis van virologische respons in behandelingsweek 4 (m.b.v. de lead in-periode met PEG-IFNα+RBV) vs. baseline, geeft aan dat nulresponders baat kunnen hebben bij toevoeging van Victrelis aan de duotherapie. Dit is echter niet betrouwbaar te kwantifi ceren uit deze analyse. Daarnaast moet optimale behandeling van nulresponders nog worden vastgesteld. In de toekomst kan combinatie van antivirale middelen nodig zijn. HCV-protease monotherapie: Op grond van klinisch onderzoek mag Victrelis niet als monotherapie worden gebruikt, vanwege hoge waarschijnlijkheid van toegenomen resistentie zonder gecombineerde anti-HCV-therapieën. Het is niet bekend welk effect Victrelis heeft op de werkzaamheid van opvolgende HCV-proteaseremmers, incl. herbehandeling met Victrelis. HIV co-infectie: Veiligheid en werkzaamheid van Victrelis alleen of in combinatie met PEG-IFNα+RBV voor behandeling van chronische HCV genotype 1 zijn niet vastgesteld bij HIV co-infectie en HCV. Gelijktijdige toediening van boceprevir en HIV-proteaseremmers kan leiden tot aanzienlijk verlaagde blootstelling aan de proteaseremmers en/of boceprevir. Raadpleeg de SPC voor meer informatie. HBV co-infectie: Veiligheid en werkzaamheid van Victrelis alleen of in combinatie met PEG-IFNα+RBV voor behandeling van chronische HCV genotype 1 bij patiënten met hepatitis B co-infectie en HCV zijn niet onderzocht. Ondergane orgaantransplantatie: Veiligheid en werkzaamheid van Victrelis alleen of in combinatie met PEG-IFNα+RBV voor behandeling van chronische HCV genotype 1 zijn niet onderzocht na ondergane transplantatie van lever of ander orgaan. HCV-genotypen anders dan genotype 1: Veiligheid en werkzaamheid van Victrelis alleen of in combinatie met PEG-IFNα+RBV voor behandeling van chronische HCV-genotypen anders dan genotype 1 zijn niet vastgesteld. Gefaalde eerdere HCV-proteaseremmer behandeling: Veiligheid en werkzaamheid van Victrelis alleen of in combinatie met PEG-IFNα+RBV voor behandeling van chronische HCV genotype 1 zijn niet onderzocht bij patiënten bij wie eerdere behandeling met Victrelis of andere HCV-proteaseremmers heeft gefaald. Krachtige CYP3A4-inductoren: Gelijktijdig gebruik van Victrelis met krachtige CYP3A4-inductoren (rifampicine, carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne) wordt niet aanbevolen. Proaritmische effecten: Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met risico op QT-verlenging (congenitale lange QT, hypokaliëmie, gebruik van QT-interval verlengende middelen). BIJWERKINGEN: Zeer vaak (≥ 1/10): anemie, neutropenie, verminderde eetlust, angst, depressie, slapeloosheid, prikkelbaarheid, duizeligheid, hoofdpijn, hoest, dyspneu, diarree, misselijkheid, braken, droge mond, dysgeusie, alopecia, droge huid, pruritus, uitslag, artralgie, myalgie, asthenie, rillingen, vermoeidheid, koorts, griepachtige ziekte, gewichtsverlies. Vaak (≥ 1/100, < 1/10): Bronchitis, cellulitis, herpes simplex, griep, orale schimmelinfectie, sinusitis, leukopenie, trombocytopenie, krop, hypothyreoïdie, dehydratie, hyperglykemie, hypertriglyceridemie, hyperurikemie, affectlabiliteit, agitatie, libidostoornis, veranderde stemming, slaapstoornis, hypo-esthesie, paresthesie, syncope, amnesie, aandachtsstoornis, geheugenstoornis, migraine, parosmie, tremoren, vertigo, droge ogen, retinale exsudaten, wazig zien, visusstoornis, tinnitus, palpitaties, hypo/hypertensie, epistaxis, neusverstopping, orofaryngeale pijn, luchtwegcongestie, sinuscongestie, piepende ademhaling, buik/bovenbuikpijn, constipatie, gastro-oesofageale refl uxziekte, aambeien, opgezette buik, anorectale pijn, afteuze stomatitis, cheilitis, dyspepsie, fl atulentie, glossodynie, mondzweertjes, pijn in de mond, stomatitis, gebitsaandoening, dermatitis, eczeem, erytheem, hyperhidrose, nachtelijk zweten, perifeer oedeem, psoriasis, erythemateuze/maculaire/papulaire/maculo-papulaire of pruritische rash, huidlesie, rug/nekpijn, pijn in de extremiteiten, spierspasmen of -zwakte, pollakisurie, erectiestoornis, pijn op de borst, malaise, lichaamstemperatuurveranderingsensatie, droge slijmvliezen, pijn. Soms (≥ 1/1000, < 1/100): Gastro-enteritis, pneumonie, stafylokokkeninfectie, candidiasis, oorinfectie, (fungale) huidinfectie, nasofaryngitis, onychomycose, faryngitis, luchtweginfectie, rhinitis, urineweginfectie, hemorragische diathese, lymfadenopathie, lymfopenie, hyperthyreoïdie, hypokaliëmie, eetluststoornis, diabetes mellitus, jicht, hypercalciëmie, agressie, homicide/suïcidale ideatie, paniekaanval, paranoia, middelenmisbruik, abnormaal gedrag, woede, apathie, verwarring, veranderde geestestoestand, rusteloosheid, perifere neuropathie, cognitieve stoornis, hyperesthesie, lethargie, bewustzijnsverlies, geestesstoornis, neuralgie, presyncope, retinale ischemie, retinopathie, abnormaal gevoel in oog, conjunctivale bloeding, conjunctivitis, oogpijn/-zwelling/-pruritus, ooglidoedeem, verhoogde traanvorming, oculaire hyperemie, fotofobie, doofheid, oorpijn, slecht horen, tachycardie, aritmie, cardiovasculaire aandoening, diepveneuze trombose, overmatig blozen, bleek zien, perifere koudheid, pleurapijn, pulmonale embolie, droge keel, dysfonie, verhoogde afscheiding in bovenste luchtwegen, orofaryngeale blaarvorming, pijn in de onderbuik, gastritis, pancreatitis, anale pruritus, colitis, dysfagie, verkleurde feces, frequente ontlasting, gingivale bloeding/pijn, gingivitis, glossitis, droge lippen, odynofagie, proctalgie, rectale bloeding, overmatige speekselvorming, gevoelige tanden, tongverkleuring, tongzweertjes, hyperbilirubinemie, fotosensitiviteitsreactie, huidzweer, urticaria, musculoskeletale pijn op de borst, artritis, botpijn, gewrichtszwelling, musculoskeletale pijn, dysurie, nycturie, amenorroe, menorragie, metrorragie, zich abnormaal voelen, verstoorde genezing, niet-cardiale pijn op de borst, hartruis, verhoogde hartslag. Zelden (≥ 1/10.000, < 1/1000): Epiglottitis, otitis media, sepsis, schildklierneoplasma (nodulen), hemolyse, sarcoïdose, niet-acute porfyrie, bipolaire stoornis, poging tot/geslaagde suïcide, auditieve/visuele hallucinaties, psychische decompensatie, cerebrale ischemie, encefalopathie, papiloedeem, acuut myocardinfarct, atriumfi brilleren, coronairlijden, pericarditis, pericardiale effusie, veneuze trombose, pleurale fi brose, orthopneu, respiratoir falen, pancreasinsuffi ciëntie, cholecystitis, aspermie. REGISTRATIEHOUDER: MSD Ltd, Hertford Road, Hoddesdon, Verenigd Koninkrijk LOKALE VERTEGENWOORDIGER: MSD B.V., Haarlem. Tel. 0800 9999 000, [email protected]. REGISTRATIENUMMER: EU/1/11/704/001 AFLEVERSTATUS: UR. VERGOEDING: Volledig vergoed. DATUM SPC: April 2012.
VIC SPC 84x118 April'12.indd 1 13-04-12 12:18
LEVER NR 2 mEi 2012
LEVE
R
in
dE
sch
ijn
wER
pER
s
A TRAIL-BLAZING ROUTE TO CURING MORE1
IN THE TREATMENT OF GENOTYPE 1 CHRONIC HEPATITIS C.
1 : INCIVO SPC * see INCIVO SPC for important information on safety, possible interactions and pharmacodynamic characteristics.
A NEW INCIVO-BASED REGIMEN HAS THE POWER TO SIGNIFICANTLY IMPROVE SVR VERSUS A REGIMEN OF ONLY PEG-IFN ALFA AND RIBAVIRIN 1*